De tien tijdvakken

21
DE TIEN TIJDVAKKEN Kenmerkende aspecten, unieke- en generieke begrippen, leerdoelen en meta-concepten

description

De tien tijdvakken. Kenmerkende aspecten, unieke- en generieke begrippen, leerdoelen en meta-concepten. 1. Tijd van jagers en boeren ? – 3000 v. Chr. Prehistorie. Kenmerkende aspecten De levenswijze van jagers-verzamelaars. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of De tien tijdvakken

Page 1: De tien tijdvakken

DE TIEN TIJDVAKKENKenmerkende aspecten, unieke- en generieke begrippen, leerdoelen en meta-concepten

Page 2: De tien tijdvakken

1. Tijd van jagers en boeren? – 3000 v. Chr.Prehistorie

Kenmerkende aspecten1. De levenswijze van jagers-verzamelaars.

2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.

3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.

Unieke begrippenJagersvoedselverzamelaarsagrarische (neolitische) revolutie

Generieke begrippenlevensonderhoudbeschavingboerenpriesterambtenarensamenlevingmaatschappijstaatgodsdienst/religie

Generieke begrippentempelmachtstatusoorloglandbouwlegerritueelriteceremonie

Generieke begrippencultuskunst en cultuurwetnomadensedentairambacht

Page 3: De tien tijdvakken

1. Tijd van jagers en boeren

Kenmerkende aspecten1. De levenswijze van jagers-verzamelaars.

2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.

3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.

LeerdoelenDe leerlingen:• kunnen een relatie leggen tussen

jagen/verzamelen, wonen en godsdienst

• kunnen een relatie leggen tussen landbouw, wonen en godsdienst

• kennen mogelijke verklaringen voor het ontstaan van de landbouw

• weten waar de eerste landbouw is ontstaan en waarom juist daar

• kennen de belangrijkste veranderingen die het gevolg waren van de komst van landbouw en veeteelt

• kennen de belangrijkste veranderingen die optraden met de komst van de eerste stedelijke gemeenschappen

Meta-concepten

Continuïteit/verandering • welke veranderingen traden op door de komst van de landbouw en de

eerste stedelijke gemeenschappen? Oorzaak/gevolg • Wat was of wat waren de oorzaken van het ontstaan van landbouw en

veeteelt?Bewijs (bronnen) • Hoe komen we aan gegevens over de prehistorie

• tot ongeveer 3000 v. Chr. geen geschreven bronnen• wel materiële vondsten

• kunnen (aan de hand van gegeven bronnenmateriaal) beredeneren waarom de mens aan landbouw en veeteelt ging doen

Interpretatie• kunnen beredeneren of er met de komst van landbouw en veeteelt sprake

was van een revolutieTijd en plaats 

Page 4: De tien tijdvakken

2. Tijd van Grieken en Romeinen3000 v. Chr. – 500 na Chr.Oudheid

Kenmerkende aspecten4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken

over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.

5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.

6. De groei van het Romeinse Imperium, waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.

7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.

8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstisch godsdiensten.

Unieke begrippen

OlympusOlympische SpelenStadstaat/polisSpartaAthenePeloponnesische OorlogParthenon DelphiRomeRomeinse RijkromaniseringCaesarAugustusGenerieke begrippen

beschavingboerenpriestersamenlevingmaatschappijstaatgodsdienst/religietempel

Generieke begrippenmacht aristocratiedemocratiestatusoorloglegerritueelpolitiek

Generieke begrippenriteceremoniecultuskunst en cultuur 

Page 5: De tien tijdvakken

2. Tijd van Grieken en Romeinen

Kenmerkende aspecten4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over

burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.

5. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.

6. De groei van het Romeinse Imperium, waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.

7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.

8. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstisch godsdiensten.

Leerdoelen

De leerlingen:

• kennen de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen de godsdienst van de Grieken en Romeinen enerzijds en die van de Joden en Christenen anderzijds.

• kennen de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen de godsdienst van de Joden en Christenen.

• kunnen uitleggen dat er bij de Grieken naast een mythische verklaring een meer rationele verklaring voor allerlei verschijnselen kwam

• kennen de belangrijkste verschillen tussen een aristocratie en een democratie.

• kunnen uitleggen wat de belangrijkste factoren waren voor de groei van het Romeinse Rijk

• kunnen een vergelijking maken tussen het feitelijke verhaal van het ontstaan van Rome en het mythische verhaal

Meta-concepten

Continuïteit/verandering • welke veranderingen traden op in het wereldbeeld van de

Grieken? Oorzaak/gevolg • wat was of wat waren de oorzaken van de Perzische en

Peloponnesische oorlogen?Bewijs (bronnen) • wat zijn de belangrijkste materiële bronnen voor de geschiedenis

van Grieken en Romeinen? • hoe betrouwbaar is 'De Bello Gallico' voor een goed beeld van

Caesars oorlogen?Tijd en plaats 

Page 6: De tien tijdvakken

3. Tijd van ridders en monniken 500 - 1000Vroege Middeleeuwen

Kenmerkende aspecten9. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.

10. Het ontstaan en de verspreiding van de Islam.

11. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.

12. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.

Unieke begrippen

horigenherendiensten domein autarkieleenstelsel/feodale stelsel leenheer leenman vazal gouw hofstelsel ridder Clovis Karel de Grote Bonifatius Willibrord Volksverhuizing

Generieke begrippenlevensonderhoudbeschavingboerenpriesterambtenarensamenlevingmaatschappijstaatgodsdienst/religiekerkmacht statusoorloglandbouw

Generieke begrippenlegerritueelceremoniecultuscultuurwetIslamMohammedKoranKaabaMekkaMedina Arabieren

Generieke begrippenkersteningsamenlevingadelvorstkoning/keizerpausmachtgezaggeestelijkheid kloosterabt/abdismonniknonkasteel/burcht

Page 7: De tien tijdvakken

3. Tijd van ridders en monniken

Kenmerkende aspecten9. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.

10. Het ontstaan en de verspreiding van de Islam.

11. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.

12. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.

LeerdoelenDe leerlingen:• kunnen begrippen als autarkie, en

horigheid uitleggen in relatie tot het begrip hofstelsel

• kunnen met argumenten aangeven of de boeren in de vroege middeleeuwen een zwaar leven hadden

• kunnen uitleggen wat een feodaal georganiseerde samenleving is

• weten (op hoofdlijnen) waar de islam is ontstaan en hoe de islam zich in de eeuwen daarna verspreidde over grote delen van de wereld

• kennen de belangrijkste pijlers van de islam

Meta- concepten

Continuïteit/verandering • welke veranderingen traden er in de Westeuropese samenleving op

als gevolg van het verdwijnen van het Romeinse Rijk?

• wat bleef hetzelfde?

• in hoeverre was er bij de kerstening van West-Europa sprake van verandering en continuïteit?

Tijd en plaats 

Page 8: De tien tijdvakken

4. Tijd van steden en staten 1000 - 1500Hoge en late Middeleeuwen

Kenmerkende aspecten13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor

het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.

14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

15. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.

16. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten.

17. Het begin van staatsvorming en centralisatie

Unieke begrippen

gildeRomaanse bouwstijlGotische bouwstijlkruistochten

Generieke begrippenbeschaving levensonderhoudboerenlandbouwpriesterambtenarensamenleving

Generieke begrippenmaatschappijhandelstadstaatburgergodsdienst/religiekathedraal

Generieke begrippenkunstmacht statusoorloglegercultuurprivileges

Page 9: De tien tijdvakken

4. Tijd van steden en staten

Kenmerkende aspecten13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor

het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.

14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

15. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.

16. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten.

17. Het begin van staatsvorming en centralisatie

Leerdoelen

De leerlingen:

• kunnen een relatie leggen tussen de opkomst van handel en nijverheid en het ontstaan van nieuwe steden

• kunnen duidelijk maken waarom de zelfstandigheid van steden en de opkomst van geld de centralisatie bevorderde

• kunnen duidelijk maken wat de inzet was van de investituurstrijd 

• kennen motieven van de paus, edelen en gewone mensen voor het voeren van kruistochten

Meta-conceptenContinuïteit/verandering • kunnen aangeven in hoeverre er in de loop van de (vroege en late)

middeleeuwen sprake was van continuïteit en verandering

Oorzaak/gevolg • een relatie kunnen leggen tussen de kruistochten en de investituurstrijd 

• een relatie leggen tussen de opkomst van steden (handel en geld) en de centralisatiepolitiek van vorsten

Tijd en plaats 

Page 10: De tien tijdvakken

5. Tijd van ontdekkers en hervormers1500 - 1600Renaissance

Kenmerkende aspecten18. Het begin van de Europese expansie.

19. Het veranderde mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.

20. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid.

21. De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.

22. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.

Unieke begrippenOntdekkingsreizigersrenaissanceKlassieke Oudheidreformatie/kerkhervormingLutherCalvijnTachtigjarige Oorlog/OpstandGeuzenWillem van OranjeKarel VFilips II  Generieke begrippen

beschavinglevensonderhoudambtenarensamenlevingmaatschappijhandelstaatburger

Generieke begrippengodsdienst/religiekerkmacht statusoorlogopstandlegercultuur

Generieke begrippenkunstprotestantenkatholiekenklooster

Page 11: De tien tijdvakken

5. Tijd van ontdekkers en hervormers

Kenmerkende aspecten18. Het begin van de Europese expansie.

19. Het veranderde mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.

20. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid.

21. De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.

22. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.

LeerdoelenDe leerlingen:

• kunnen duidelijk maken dat de wereld veranderde door de ontdekkingsreizen

• kunnen inhoud geven aan de begrippen Renaissance en Humanisme

• kunnen een verklaring geven voor het ontstaan van de hervorming (reformatie)

• kennen de belangrijkste oorzaken (politiek,godsdienstig en economisch) van de opstand tegen Spanje

Meta-conceptenContinuïteit/verandering • kunnen aangeven welke veranderingen traden op als gevolg van de reformatie

• kunnen aangeven welke veranderingen er optraden in het leven van mensen in en buiten Europa  

Oorzaak/gevolg • kunnen aangeven wat oorzaken (motieven) en gevolgen waren van de ontdekkingsreizen

• kunnen aangeven wat oorzaken waren van het conflict tussen de Nederlanden en Spanje

Bewijs (bronnen) • Wat zeggen bronnen over de verschillende opvattingen over de moord op Willem van

Oranje?

• Wat kun je zeggen over de representativiteit van de bronnen over de moord op Willem van Oranje?

Tijd en plaats 

Page 12: De tien tijdvakken

6. Tijd van regenten en vorsten1600 - 1700Gouden Eeuw

Kenmerkende aspecten23. Het streven van vorsten naar absolute macht.

24. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.

25. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.

26. De wetenschappelijke revolutie.

Unieke begrippen

absolutisme

Lodewijk XIV (of Peter de Grote)

Gouden Eeuw

regenten

stadhouder

calvinisme

VOCGenerieke begrippenbeschaving levensonderhoudambtenarensamenlevingmaatschappijhandelburger

Generieke begrippenkunstmachtstatusoorloglegercultuurwetenschap

Page 13: De tien tijdvakken

6. Tijd van regenten en vorsten

Kenmerkende aspecten23. Het streven van vorsten naar absolute macht.

24. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.

25. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.

26. De wetenschappelijke revolutie.

Leerdoelen

De leerlingen:

• kunnen het politieke systeem in bijvoorbeeld Frankrijk vergelijken met het systeem in de Republiek

• kunnen een relatie leggen tussen de economische en culturele bloei van de Republiek

• kunnen duidelijk maken welke vooruitgang er (op hoofdlijnen) wordt geboekt in de natuurwetenschappen

Meta-conceptenBewijs (bronnen) • kenmerken van een absolute staat kunnen herkennen in

bronnemateriaal

en/of

• kenmerken van een absolute staat afleiden/formuleren uit/op basis van bronnenmateriaal

Tijd en plaats 

Page 14: De tien tijdvakken

7. Tijd van pruiken en revoluties1700 - 1800eeuw van Verlichting

Kenmerkende aspecten27. Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’dat werd toegepast op alle terreinen

van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.

28. Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven. (verlicht absolutisme)

29. Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekolonies en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel en de opkomst van het abolutionisme.

30. De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.

Unieke begrippen

RousseauMontesquieuVoltaireTrias PoliticavolkssoevereiniteitrationalismeredeFranse RevolutieLodewijk XVIabolitionismeverlicht absolutismeGenerieke begrippen

beschaving

levensonderhoud

samenleving

maatschappij

burger

Generieke begrippen

godsdienst/religie

macht

status

cultuur 

wetenschap

Page 15: De tien tijdvakken

7. Tijd van pruiken en revoluties

Kenmerkende aspecten27. Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’dat werd toegepast op alle terreinen

van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.

28. Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven. (verlicht absolutisme)

29. Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekolonies en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel en de opkomst van het abolutionisme.

30. De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.

Leerdoelen

De leerlingen:

• kunnen een relatie leggen tussen de plantageslavernij in Amerika en de slavenhandel

• kunnen het begrip abolitionisme uitleggen

• kunnen het verschil uitleggen tussen absolutisme en verlicht absolutisme

• kunnen uitleggen welke invloed de Verlichting/het rationalisme had op het denken over de samenleving (godsdienst, politiek en wetenschap)

• kennen op hoofdlijnen het verloop van de Franse Revolutie

Meta-concepten

Continuïteit/verandering • welke veranderingen traden er op politiek, godsdienstig en

wetenschappelijk gebied op als gevolg van het rationele denken?

Oorzaak/gevolg• wat waren oorzaken van de Franse Revolutie?

Tijd en plaats 

Page 16: De tien tijdvakken

8. Tijd van burgers en stoommachines1800 - 1900Industrialisatietijd

Kenmerkende aspecten31. De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een

industriële samenleving.

32. Discussies over de ‘sociale kwestie’.

33. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.

34. De opkomst van emancipatiebewegingen.

35. Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politiek proces.

36. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.

Unieke begrippen

beschaving levensonderhoudsamenlevingmaatschappijburgerindustriële revolutiesociale kwestiemodern imperialismeministeriële verantwoordelijkheidKarl MarxThorbeckeGenerieke begrippen

levensonderhoudbeschavinglandbouwindustriesamenlevingmaatschappijstaatgodsdienst/religie

Generieke begrippen

macht kiesrechtvrouwenkiesrechtgrondwetrevolutieimperiumliberalismeconfessionalisme

Generieke begrippen

Socialismecommunismefeminismeemancipatie 

Page 17: De tien tijdvakken

8. Tijd van burgers en stoommachines

Kenmerkende aspecten31. De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een

industriële samenleving.

32. Discussies over de ‘sociale kwestie’.

33. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.

34. De opkomst van emancipatiebewegingen.

35. Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politiek proces.

36. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.

Leerdoelen

De leerlingen:

• kennen de belangrijkste kenmerken van een industriële productiewijze

• kunnen een relatie leggen tussen de industrialisering van de samenleving en de sociale kwestie

• kunnen aangeven welke visie liberalen, socialisten en confessionelen hadden op de sociale kwestie

• kunnen een relatie leggen tussen de sociale kwestie en de strijd voor het algemeen kiesrecht

• kunnen en relatie leggen tussen de industrialisering van de samenleving en de (vrouwen) emancipatie

• kunnen een relatie leggen tussen de industrialisering van de samenleving en het modern imperialisme

• kunnen aangeven wat de opkomst van het nationalisme betekende voor staatkundinge en politieke ontwikkelingen in Europa

Meta-concepten

Continuïteit/verandering • welke veranderingen traden er op als gevolg van de industrialisering

van de samenleving 

Oorzaak/gevolg • wat waren oorzaken van de slechte situatie van de arbeiders

Bewijs (bronnen) • Analyseren van spotprenten

Tijd en plaats 

Page 18: De tien tijdvakken

9. Tijd van wereldoorlogen1900 - 1950Eerste helft 20ste eeuw

Kenmerkende aspecten37. De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen

van massaorganisatie.

38. Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaal-socialisme.

39. De crisis van het wereldkapitalisme.

40. Het voeren van twee wereldoorlogen.

41. Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden.

42. De Duitse bezetting van Nederland.

43. Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.

44. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.

Unieke begrippen

totale oorlogloopgravenVerdrag van VersaillesVolkenbondRussische RevolutieLeninStalinTrotzkyRodenWittenAnti-semitismeArischcollaborateurconcentratiekampenDerde RijkDeportatieEndlösung

Generieke begrippenbeschaving levensonderhoudsamenlevingmaatschappijtotalitairburgermacht

Unieke begrippen

FascismeFührergeallieerdengettohakenkruis (swastika)HolocaustLebensraumNaziUntermenschenWeimar-RepubliekwerkloosheidwerkverschaffingjodenvervolgingD-dayatoombomHiroshima Nagasaki

Generieke begrippenoorlogmassavernietigingswapensracismediscriminatiegenocidelegercultuur

Page 19: De tien tijdvakken

9. Tijd van wereldoorlogenKenmerkende aspecten37. De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen

van massaorganisatie.

38. Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaal-socialisme.

39. De crisis van het wereldkapitalisme.

40. Het voeren van twee wereldoorlogen.

41. Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden.

42. De Duitse bezetting van Nederland.

43. Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.

44. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.

Leerdoelen

De leerlingen:

• kunnen het kapitalistische en het communistische economische systeem met elkaar vergelijken

• kunnen het totalitaire Duitsland (1933-1945) en de totalitaire Sovjet-Unie met elkaar vergelijken

• kennen oorzaken en gevolgen van de economische crisis

• hebben kennis van aspecten van de bezetting van Nederland door de Duitsers

• kennen motieven voor het verzet tegen het imperialisme

• kunnen duidelijk maken waarom W.O.I en II totale oorlogen waren

Meta-concepten

Continuïteit/verandering • welke veranderingen ontstonden er na W.O.I op de kaart van Europa?

• wat veranderde er in de relaties tussen staten na W.O.I en de Russische Revolutie? 

Oorzaak/gevolg • Wat waren (de) oorzaken van de Eerste Wereldoorlog?

• Wat waren oorzaken van de economische crisis in de jaren dertig?

• Wat waren gevolgen van de economische crisis in de jaren dertig?

• Wat waren (de) oorzaken van de Tweede Wereldoorlog?

Bewijs (bronnen) • kenmerken van totalitaire staten kunnen herkennen in of ontlenen aan bronnenmateriaal

Tijd en plaats 

Page 20: De tien tijdvakken

10. Tijd van televisie en computer1950 - nuTweede helft 20ste eeuw

Kenmerkende aspecten45. De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van

een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.

46. De dekolonisatie die een eind maakte aan de westers hegemonie in de wereld.

47. De eenwording van Europa.

48. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.

49. De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.

Unieke begrippen

Koude Oorlog

Containment politiek

Truman doctrine

Marshall plan

Domino-theorie

Korea oorlog

Vietnam oorlog

Cuba crisis

Europese Unie

Berlijn

Sovjet Unie

Generieke begrippen

beschaving levensonderhoudsamenlevingmaatschappijgodsdienst/religie

Generieke begrippen

machtoorlogleger/wapenscultuur

Page 21: De tien tijdvakken

10. Tijd van televisie en computer

Kenmerkende aspecten45. De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van

een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.

46. De dekolonisatie die een eind maakte aan de westers hegemonie in de wereld.

47. De eenwording van Europa.

48. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.

49. De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.

Leerdoelen

De leerlingen:

• kunnen een relatie leggen tussen het begrip dekolonisatie en de Tweede Wereldoorlog

• kunnen een relatie leggen tussen het begrip dekolonisatie en het verminderen van de wereldwijde macht van West-Europese landen

• kunnen begrippen als indammingspolitiek (containment), Truman-doctrine, Marshall-hulp, de Muur en domino-theorie in verband brengen met de Koude Oorlog

• kunnen inhoud geven aan de begrippen pluriforme en multiculturele samenleving

• kunnen een relatie leggen tussen de sociaal-culturele veranderingsprocessen en de toenemende welvaart

Meta-concepten

Continuïteit/verandering

• de veranderingen kunnen noemen die er in de internationale machtsverhoudingen optraden

Oorzaak/gevolg • oorzaken kennen van de dekolonisatie

• oorzaken kennen van het ontstaan van de Koude Oorlog

• oorzaken (her)kennen van het ontstaan van een pluriforme en multiculturele samenlebing in Nederland?

Historisch belang• het historisch belang kunnen beargumenteren van een gebeurtenis, ontwikkeling of bouwwerk (bijvoorbeeld de

bouw van de muur in Berlijn of het gooien van de eerste atoombom)

Bewijs (bronnen)

• historisch kunnen redeneren over aspecten van de Koude Oorlog aan de hand van bronnen

Tijd en plaats