De soepbus van het Leger Des heiLs - Z!Leger des Heils. De chauffeur zet ’m ge routineerd...

1
24 18 NOV 2011 · Z! 25 Z! · 18 NOV 2011 N ovember. Een zware mist leidt de eerste echte herfstdag in. ’s Avonds hangen op het Hekelveld als vanouds een paar vage figuren voor de deur van het bekende daklozenpension. Een zo mogelijk nóg vager groepje toeristen verlaat de commerciële soepkantine op de hoek van de Korte Nieuwendijk. Het groepje drentelt richting Dam, vlak langs het monument voor de moedige koerierster, een verpleegster die hier pal voor de bevrijding in 1945 nog even gauw door de Duitse bezetter werd neergeknald. Vanuit een verlichte tram werpen een paar late forensen op weg naar het Cen- traal Station weemoedige blikken op de kleurrijke winkels en cafés van de Mar- telaarsgracht. Daar verschijnt een grote witte bus met het vertrouwde rode logo: Leger des Heils. De chauffeur zet ’m ge- routineerd halverwege het fietspad op de stoep, vlak voor een bordje ‘Uitgang vrijlaten’. Niet veel later sjouwen mede- werkers van pension De Haven grote pannen met soep en hete koffie de ach- terkant van de bus in. De chauffeur, Gert, klapt een professionele houten toonbank in het midden omhoog en laat snel en handig ketels in de metalen houders zakken. Een krat appels boven- in. Vier grote pallets met gesmeerde bo- terhammen gaan mee op de achterbank. Uggs ‘Vroeger hadden we een Volkswagenbus- je met een klep, dit is een echte bedrijfs- wagen met professionele inrichting’, zegt Gert. De chauffeur, een blakende dertiger, staat een paar keer per maand ingeroosterd als vrijwilliger, ook tussen- door springt hij nog bij. Hij doet dit duidelijk met plezier. ‘Het verschil is zo groot, ik wilde iets bijdragen’, zegt Gert. ‘Zelf heb ik een autoschadebedrijf, ge- specialiseerd in antieke Citroëns. Ik heb geen hoge eisen en verdien in een paar dagen genoeg om van te leven. Daarom heb ik tijd om dit te doen.’ Een jonge vrouw in Uggs stuurt haar fiets met een wijde boog tot vlak voor de deur van het pension. Ze springt eraf en stelt zich opgewekt voor, ‘Angela’, terwijl ze een witte gebreide muts met twee charmant loshangende bolletjes uit haar tas haalt en over haar lange blonde krullen trekt. ‘Je zult soms schrikken, omdat het zo triest is’, zegt ze vlak voor het vertrek. ‘En toch zijn de mensen die op straat bivakkeren vaak aardig en vrolijk, het gaat soms niet eens om de soep, we maken het ge- woon een beetje gezellig met elkaar.’ Voor de deur duikt ineens nog een vrijwilliger op. Of is het een medewer- ker van De Haven? Het blijkt een pen- sionbewoner die af en toe meehelpt. Maar vanavond speelt Ajax tegen Dyna- mo Zagreb. Rob aarzelt. De mannen in de recreatieruimte van het pension vra- gen al sinds half zeven of de tv aan mag. ‘Nee, vanaf half acht, regel is regel’, herhaalt de dienstdoende medewerker van het Leger des Heils. ‘Ik ga met jullie mee’, besluit Rob. ‘Gelukkig’, zegt An- gela, ‘met z’n tweeën is toch wat krap.’ Mazzel Vlak voor de bus vertrekt komen twee mannen onhandig aanrennen met een paar enorme meelzakken boordevol grote knapperige broden. De warme bakker om de hoek geeft zijn overgeble- ven handel mee. Om acht uur zet Gert zijn voet op het gaspedaal. De bus scheurt de Spuistraat in. Twee keer de hoek om, achterin valt iets. ‘Het zal de kleine koffiekan wel zijn’, zegt de chauffeur onaangedaan. Ze hebben er zin in. ‘Zie ik mijn oude collega-daklo- zen weer’, zegt Rob. ‘Ik ben er zelf vorig jaar tijdens de winteropvang uitgevist. Ze schrokken van mijn situatie en toen kon ik blijven.’ Hij verwacht binnen een jaar weer een eigen plek. ‘Ik heb mazzel gehad.’ De bus mindert vaart en Gert rijdt de stoep op, vlak bij het viaduct van het donkere Westerdok. Van de brugleunin- gen boven het pikzwarte water maakt zich een zwijgende groep mannen los, de bus is in no time omringd. Magere hongerige gezichten en uitgestrekte handen. ‘Het is niet eng hoor’, zegt An- gela. Ze opent de achterdeur en wurmt zich behendig door de menigte naar achteren, waar Gert de deur al losheeft. Rob deelt vanaf de achterbank de eerste sandwiches uit: wit of bruin, kaas of vlees? De chauffeur schept achter elkaar door romige witte champignonsoep in plastic kommen. Stukken brood van de warme bakker erbij en dampende gemengde koffie met melk en suiker. Langzaam ontspant de atmosfeer, de mannen staan in groepjes te eten en te praten, sommi- gen komen voor een tweede kop soep. Angela deelt appels uit en maakt hier en daar een praatje. ‘Op deze plek ko- men veel buitenlanders’, zegt ze. ‘De groep wisselt ook heel snel.’ Ze wijst op een jonge vrouw die met twee mannen smakelijk staat te eten. ‘Kijk, een Pools gezin, vader en dochter, die komen hier werk zoeken.’ Oude bekenden ‘Het loopt niet altijd zo soepel’, vertelt Gert. ‘Soms is het duwen en trekken en dat is voor ons het sein: inpakken en wegwezen.’ Hij stuurt de bus de Wester- doksdijk op, naar de tweede stop van vanavond: het Gelderlandplein. De chauffeur klimt langs de rand van het viaduct door de bosjes naar boven en gluurt een donker verborgen hol binnen waar in de winter vaak mensen slapen. Er is niemand. ‘En toch gaan we hier langs, want ze rekenen op ons.’ Via de Coentunnel rijdt de soepbus naar Noord. Rob vertelt over een ex-tandarts in pension De Haven: ‘Het kan ineens heel hard gaan, die is ook ridder te voet geworden.’ Het gesprek komt op een ex-tropen- arts die onder daklozen leeft. ‘Een bui- tengewoon lieve vrouw’, zegt Angela. ‘En heel intelligent, ze onthoudt je naam. Ha, daar staat ze!’ Voor een loods op het NDSM-terrein wachten twee vrouwen de bus op. ‘Ik kom vooral om te kijken of ik nog wat oude bekenden zie’, zegt Saskia, de tropenarts die jaren bij de stadsnomaden op het terrein bi- vakkeerde en hielp waar ze kon. ‘Dok- ter Melle behandelde hier Turkse dak- lozen’, vertelt ze. ‘Er woonden ook mensen in die grote hijskraan daar. Maar ik ben nu 63, dus ik vind het wel mooi geweest. Ik zit nu binnen in een pension in Zuid.’ Voordat ze zelf weg- fietsen zwaaien de twee dames de bus na op weg naar het Kadijksplein, de laatste stop. Wit, bruin, kaas of vlees? DE SOEPBUS VAN HET LEGER DES HEILS De soepbus van het Leger des Heils voorziet de Amsterdamse straatbevolking drie keer per week van soep en een boter- ham met gezelligheid. ‘Die tandarts is ook ridder te voet geworden.’ TEKST PETRA HUNSCHE · FOTOGRAFIE SANDER HEEZEN

Transcript of De soepbus van het Leger Des heiLs - Z!Leger des Heils. De chauffeur zet ’m ge routineerd...

Page 1: De soepbus van het Leger Des heiLs - Z!Leger des Heils. De chauffeur zet ’m ge routineerd halverwege het fietspad op de stoep, vlak voor een bordje ‘Uitgang vrijlaten’. Niet

24 18 nov 2011 · Z! 25Z! · 18 nov 2011

N ovember. Een zware mist leidt de eerste echte herfstdag in. ’s Avonds

hangen op het Hekelveld als vanouds een paar vage figuren voor de deur van het bekende daklozenpension. Een zo mogelijk nóg vager groepje toeristen verlaat de commerciële soepkantine op de hoek van de Korte Nieuwendijk. Het groepje drentelt richting Dam, vlak langs het monument voor de moedige koerierster, een verpleegster die hier pal voor de bevrijding in 1945 nog even gauw door de Duitse bezetter werd neergeknald.

Vanuit een verlichte tram werpen een paar late forensen op weg naar het Cen­traal Station weemoedige blikken op de kleurrijke winkels en cafés van de Mar­telaarsgracht. Daar verschijnt een grote witte bus met het vertrouwde rode logo: Leger des Heils. De chauffeur zet ’m ge­routineerd halverwege het fietspad op de stoep, vlak voor een bordje ‘Uitgang vrijlaten’. Niet veel later sjouwen mede­werkers van pension De Haven grote pannen met soep en hete koffie de ach­terkant van de bus in. De chauffeur, Gert, klapt een professionele houten toonbank in het midden omhoog en laat snel en handig ketels in de metalen houders zakken. Een krat appels boven­in. Vier grote pallets met gesmeerde bo­terhammen gaan mee op de achterbank.

Uggs‘Vroeger hadden we een Volkswagenbus­je met een klep, dit is een echte bedrijfs­wagen met professionele inrichting’, zegt Gert. De chauffeur, een blakende dertiger, staat een paar keer per maand ingeroosterd als vrijwilliger, ook tussen­door springt hij nog bij. Hij doet dit duidelijk met plezier. ‘Het verschil is zo groot, ik wilde iets bijdragen’, zegt Gert. ‘Zelf heb ik een autoschadebedrijf, ge­specialiseerd in antieke Citroëns. Ik heb geen hoge eisen en verdien in een paar dagen genoeg om van te leven. Daarom heb ik tijd om dit te doen.’

Een jonge vrouw in Uggs stuurt haar fiets met een wijde boog tot vlak voor de deur van het pension. Ze springt eraf en stelt zich opgewekt voor, ‘Angela’, terwijl ze een witte gebreide muts met twee charmant loshangende bolletjes

uit haar tas haalt en over haar lange blonde krullen trekt. ‘Je zult soms schrikken, omdat het zo triest is’, zegt ze vlak voor het vertrek. ‘En toch zijn de mensen die op straat bivakkeren vaak aardig en vrolijk, het gaat soms niet eens om de soep, we maken het ge­woon een beetje gezellig met elkaar.’

Voor de deur duikt ineens nog een vrijwilliger op. Of is het een medewer­ker van De Haven? Het blijkt een pen­sionbewoner die af en toe meehelpt. Maar vanavond speelt Ajax tegen Dyna­mo Zagreb. Rob aarzelt. De mannen in de recreatieruimte van het pension vra­gen al sinds half zeven of de tv aan mag. ‘Nee, vanaf half acht, regel is regel’, herhaalt de dienstdoende medewerker van het Leger des Heils. ‘Ik ga met jullie mee’, besluit Rob. ‘Gelukkig’, zegt An­gela, ‘met z’n tweeën is toch wat krap.’

MazzelVlak voor de bus vertrekt komen twee mannen onhandig aanrennen met een paar enorme meelzakken boordevol grote knapperige broden. De warme bakker om de hoek geeft zijn overgeble­ven handel mee. Om acht uur zet Gert zijn voet op het gaspedaal. De bus scheurt de Spuistraat in. Twee keer de hoek om, achterin valt iets. ‘Het zal de kleine koffiekan wel zijn’, zegt de chauffeur onaangedaan. Ze hebben er zin in. ‘Zie ik mijn oude collega­daklo­zen weer’, zegt Rob. ‘Ik ben er zelf vorig jaar tijdens de winteropvang uitgevist. Ze schrokken van mijn situatie en toen kon ik blijven.’ Hij verwacht binnen een jaar weer een eigen plek. ‘Ik heb mazzel gehad.’

De bus mindert vaart en Gert rijdt de stoep op, vlak bij het viaduct van het donkere Westerdok. Van de brugleunin­gen boven het pikzwarte water maakt zich een zwijgende groep mannen los, de bus is in no time omringd. Magere hongerige gezichten en uitgestrekte handen. ‘Het is niet eng hoor’, zegt An­gela. Ze opent de achterdeur en wurmt zich behendig door de menigte naar achteren, waar Gert de deur al losheeft. Rob deelt vanaf de achterbank de eerste sandwiches uit: wit of bruin, kaas of vlees?

De chauffeur schept achter elkaar door romige witte champignonsoep in plastic kommen. Stukken brood van de warme bakker erbij en dampende gemengde koffie met melk en suiker. Langzaam ontspant de atmosfeer, de mannen staan in groepjes te eten en te praten, sommi­gen komen voor een tweede kop soep. Angela deelt appels uit en maakt hier en daar een praatje. ‘Op deze plek ko­men veel buitenlanders’, zegt ze. ‘De groep wisselt ook heel snel.’ Ze wijst op een jonge vrouw die met twee mannen smakelijk staat te eten. ‘Kijk, een Pools gezin, vader en dochter, die komen hier werk zoeken.’

Oude bekenden‘Het loopt niet altijd zo soepel’, vertelt Gert. ‘Soms is het duwen en trekken en dat is voor ons het sein: inpakken en wegwezen.’ Hij stuurt de bus de Wester­doksdijk op, naar de tweede stop van vanavond: het Gelderlandplein. De chauffeur klimt langs de rand van het viaduct door de bosjes naar boven en gluurt een donker verborgen hol binnen waar in de winter vaak mensen slapen. Er is niemand. ‘En toch gaan we hier langs, want ze rekenen op ons.’ Via de Coentunnel rijdt de soepbus naar Noord. Rob vertelt over een ex­tandarts in pension De Haven: ‘Het kan ineens heel hard gaan, die is ook ridder te voet geworden.’

Het gesprek komt op een ex­tropen­arts die onder daklozen leeft. ‘Een bui­tengewoon lieve vrouw’, zegt Angela. ‘En heel intelligent, ze onthoudt je naam. Ha, daar staat ze!’ Voor een loods op het NDSM­terrein wachten twee vrouwen de bus op. ‘Ik kom vooral om te kijken of ik nog wat oude bekenden zie’, zegt Saskia, de tropenarts die jaren bij de stadsnomaden op het terrein bi­vakkeerde en hielp waar ze kon. ‘Dok­ter Melle behandelde hier Turkse dak­lozen’, vertelt ze. ‘Er woonden ook mensen in die grote hijskraan daar. Maar ik ben nu 63, dus ik vind het wel mooi geweest. Ik zit nu binnen in een pension in Zuid.’ Voordat ze zelf weg­fietsen zwaaien de twee dames de bus na op weg naar het Kadijksplein, de laatste stop.

Wit, bruin, kaas of vlees?

De soepbus van het Leger Des heiLs

De soepbus van het Leger des Heils voorziet de Amsterdamse straatbevolking drie keer per week van soep en een boter-ham met gezelligheid. ‘Die tandarts is ook ridder te voet geworden.’ TeksT PeTra HunscHe ·

FoTograFie sander Heezen