De schade van de verschoolsing

3
De schade van de ‘verschoolsing’ Economisch denken in het onderwijs Met de Wet op het Basisonderwijs verdween in 1985 na dertig jaar de kleuterschool. Een historische vergissing die moet worden teruggedraaid, zeggen pedagoog Wilna Meijer en hoogleraar Sieneke Goorhuis. De verschoolsing van het kleuteronderwijs is schadelijk voor het kind. “Wat doen wij onze kinderen aan?!” Een aanklacht tegen het economisch denken in het onderwijs. mankeren de kinderen niks. “Ze zijn het slachtoffer van de verschoolsing van het kinderleven. Ze raken hun zelfvertrouwen kwijt, zijn faalangstig, krijgen een etiket opgeplakt. Ze lopen vast. Bestuurders en beleidsmakers beseffen niet wat ze met dit beleid de kinderen aandoen.” Hoe ging het vroeger in de kleuterklas? Goorhuis: “In 1985 is de kleuterschool opgegaan in de lagere school. Wat vroeger in groep 3 gebeurde, wordt nu al in groep 2 gedaan en ook al in groep 1. In de afgelopen twintig jaar heb- ben we geleidelijk aan een verschoolsing zien optreden van het curriculum in groep 1 en 2. Er wordt sterk de nadruk gelegd op cognitieve vaardigheden, aanvankelijk lezen en beginnende geletterdheid en gecijferdheid, en dat gaat voorbij aan het belang van de rol die het spel heeft bij het leren van het jonge kind.” Meijer: “Het begint al bij de peuters in de voorschool, daar zijn programma’s voor lezen en taalontwikkeling. Dat wordt sys- tematisch benaderd en niet meer aan het eigen vrije spel van de kinderen overgelaten. Kinderen gaan steeds langer naar school, worden meer onderworpen aan instructies, toetsen, program- magestuurd leren. Voorheen konden kleuters in vrijheid kiezen welke activiteiten ze wilden doen. Nederland had vroeger echt een heel mooie kleuterschool, die draaide voortreffelijk.” Ouders die voor het eerst een kleuterlokaal binnenstappen, zullen het gevoel hebben dat ze teruggaan naar hun jeugd. Een lokaal met tal van spelmaterialen, een huishoek, een water- hoek, een bouwhoek, kasten met prentenboeken. Een heus spelparadijs waar kinderen zich naar hartenlust kunnen uit- leven, zo lijkt het. Maar schijn bedriegt, zeggen dr. Wilna Meijer, als pedagoog werkzaam aan de Rijksuniversiteit Groningen, en dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer, hoogleraar spraak- en taalstoor- nissen bij kinderen aan het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Want de kleuterklas in de herinnering van de ouders, waarin het vrije spel centraal stond, bestaat niet meer. In groep 1 begint voor de kleuters het basisonderwijs; ze zijn er vooral om te leren. En dat is Meijer en Goorhuis een doorn in het oog, omdat het schadelijk is voor het kind. Goorhuis ziet het in haar praktijk in het UMCG, waar ze wekelijks enkele tientallen kinderen onder- zoekt omdat er ernstige problemen zouden zijn. Maar doorgaans 18 Tekst Emmanuel Naaijkens | Fotografie Henx Fotografie De schade van de ‘verschoolsing’ dr. Wilna Meijer

Transcript of De schade van de verschoolsing

Page 1: De schade van de verschoolsing

De schade van de ‘verschoolsing’

Economisch denken in het onderwijs

Met de Wet op het Basisonderwijs verdween in 1985 na dertig jaar de kleuterschool. Een historische vergissing die moet worden teruggedraaid, zeggen pedagoog Wilna Meijer en hoogleraar Sieneke Goorhuis. De verschoolsing van het kleuteronderwijs is schadelijk voor het kind. “Wat doen wij onze kinderen aan?!” Een aanklacht tegen het economisch denken in het onderwijs.

mankeren de kinderen niks. “Ze zijn het slachtoffer van de

verschoolsing van het kinderleven. Ze raken hun zelfvertrouwen

kwijt, zijn faalangstig, krijgen een etiket opgeplakt. Ze lopen

vast. Bestuurders en beleidsmakers beseffen niet wat ze met dit

beleid de kinderen aandoen.”

Hoe ging het vroeger in de kleuterklas?

Goorhuis: “In 1985 is de kleuterschool opgegaan in de lagere

school. Wat vroeger in groep 3 gebeurde, wordt nu al in groep 2

gedaan en ook al in groep 1. In de afgelopen twintig jaar heb-

ben we geleidelijk aan een verschoolsing zien optreden van het

curriculum in groep 1 en 2. Er wordt sterk de nadruk gelegd

op cognitieve vaardigheden, aanvankelijk lezen en beginnende

geletterdheid en gecijferdheid, en dat gaat voorbij aan het

belang van de rol die het spel heeft bij het leren van het jonge

kind.”

Meijer: “Het begint al bij de peuters in de voorschool, daar zijn

programma’s voor lezen en taalontwikkeling. Dat wordt sys-

tematisch benaderd en niet meer aan het eigen vrije spel van de

kinderen overgelaten. Kinderen gaan steeds langer naar school,

worden meer onderworpen aan instructies, toetsen, program-

magestuurd leren. Voorheen konden kleuters in vrijheid kiezen

welke activiteiten ze wilden doen. Nederland had vroeger echt

een heel mooie kleuterschool, die draaide voortreffelijk.”

Ouders die voor het eerst een kleuterlokaal binnenstappen,

zullen het gevoel hebben dat ze teruggaan naar hun jeugd.

Een lokaal met tal van spelmaterialen, een huishoek, een water-

hoek, een bouwhoek, kasten met prentenboeken. Een heus

spelparadijs waar kinderen zich naar hartenlust kunnen uit-

leven, zo lijkt het. Maar schijn bedriegt, zeggen dr. Wilna Meijer,

als pedagoog werkzaam aan de Rijksuniversiteit Groningen, en

dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer, hoogleraar spraak- en taalstoor-

nissen bij kinderen aan het Universitair Medisch Centrum

Groningen (UMCG).

Want de kleuterklas in de herinnering van de ouders, waarin het

vrije spel centraal stond, bestaat niet meer. In groep 1 begint

voor de kleuters het basisonderwijs; ze zijn er vooral om te leren.

En dat is Meijer en Goorhuis een doorn in het oog, omdat het

schadelijk is voor het kind. Goorhuis ziet het in haar praktijk in

het UMCG, waar ze wekelijks enkele tientallen kinderen onder-

zoekt omdat er ernstige problemen zouden zijn. Maar doorgaans

18 Tekst Emmanuel Naaijkens | Fotografie Henx FotografieDe schade van de ‘verschoolsing’

dr. Wilna Meijer

Page 2: De schade van de verschoolsing

Maar kleuterklassen zien er toch nog steeds uit

als vroeger?

Meijer: “Ja, maar de inhoud van de aanpak is heel anders.

Nu is het een programma. Kinderen worden stap voor stap door

leerlijnen geleid, en met toetsen wordt vastgesteld of inderdaad

het beoogde leereffect is bereikt is. Die kleuterleidster van

vroeger is een docent geworden die een methode uitvoert.

Maar de eigen inbreng is minimaal, dat is ook de klacht van

veel leerkrachten.” Een doel van een kleuteronderwijs is toch

ook dat kinderen leren?

Goorhuis: “Waar geen rekening mee wordt gehouden, is dat

hersenen bij de geboorte niet af zijn. Van nul tot zes worden de

primaire sensorische gebieden opgebouwd. Dan wordt als het

ware de hele ‘hardware’ voor een groot gedeelte al gelegd.

Dan ontwikkelen vanaf zes jaar tot twaalf jaar de associatie-

gebieden zich. Alle ‘softwarepakketten’ kunnen geïnstalleerd

worden: rekenen, taal, schrijven. En dan tussen twaalf en acht-

tien de ontwikkeling van de prefrontale cortex. En dat krijgt

tegenwoordig alle aandacht, want het puberende brein is een

hot item. Maar we houden er geen rekening mee dat breinont-

wikkeling tussen zes en twaalf een heel andere didactiek vraagt

dan die tussen nul en zes jaar. Daar moeten kinderen zelf ont-

dekkend hun competenties ontwikkelen waarmee ze later het

schoolsucces kunnen bereiken.”

Meijer: “Al voor het hersenonderzoek was er de wijsheid van

de klassieke kleuterschool dat men oog had voor wat schoolrijp-

heid werd genoemd. Kinderen zijn pas schoolrijp als ze ook zelf

bewust een leertaak op zich kunnen nemen. Dat is iets wat je

bij peuters en kleuters niet mag veronderstellen. Vandaar die

vrijheid om in de rijke omgeving van een kleuterklas hun eigen

activiteiten te kiezen en te wisselen van activiteit. Dankzij die

deskundige leidster, die ook uitstekend kon observeren, leerden

de kinderen van alles, werden ze gestimuleerd, maar wel op

een manier die past bij kleuters.”

De minister zegt dat kinderen in de voor- en vroeg-

schoolse periode spelenderwijs leren. Waar wringt de

schoen dan?

Goorhuis: “Bedoeld wordt spelend leren. Dat is de didactiek

in de vorm van een spelletje verkopen.”

Meijer: “Het materiaal ziet er heel aantrekkelijk uit, maar de

kinderen zijn niet bezig met een zelfgekozen activiteit. De leer-

kracht bepaalt dat. Spelenderwijs leren is een verkooppraatje.”

Goorhuis: “De hele vroegkinderlijke ontwikkeling is een ondeel-

baar geheel van denken, van taal, van motorische ontwikkeling,

van sociaal-emotioneel welbevinden, en dat moet allemaal aan

bod komen. Het is die veelzijdigheid die door de verschoolsing

ingeperkt wordt. Ook nu komen er zoveel onzekere kinderen

groep 3 in omdat ze al niet aan de eisen van groep 2 hebben

kunnen voldoen. Daar worden ze al faalangstig.”

Meijer: “Ik heb dat wel eens ‘De kleuter en de ratrace’

genoemd. Het is presteren, presteren, presteren. En de ouders

gaan ook zo naar hun kind kijken. Het is een algemene

gedeelde cultuur van opschroeven, van zo vroeg mogelijk begin-

nen, want dan kom je zo hoog mogelijk uit.”

Waar komt de verschoolsing van het peuter- en kleuter-

onderwijs vandaan?

Goorhuis: “Uit economisch denken: het onderwijs kost zoveel,

en dat moet rendement opleveren. Er wordt geen rekening

gehouden met de eigenheid en de manier waarop jonge kinde-

ren leren. De creativiteit van peuters en kleuters wordt hun

afgenomen. Ze moeten met letters en cijfers bezig zijn. En dat

heeft geen zin, weten we uit onderzoek. Het oefenen van lees-

gerelateerde vaardigheden in groep 1 en 2 heeft geen effect op

het leren lezen in groep 3. Als je kinderen goed wil leren lezen,

Experiment

Startgroepen

Dertig scholen doen mee aan het experiment ‘start-

groepen’. Dat moet uitwijzen of de ontwikkeling van

peuters met een leerachterstand in een schoolomge-

ving spelenderwijs kan worden verbeterd. Minister

Van Bijsterveldt (Onderwijs) hoopt dat deze kinderen

dankzij deze aanpak “een vliegende start in het basis-

onderwijs maken”. OCW trekt voor een periode van

4 jaar bijna 6 miljoen euro voor deze pilot uit.

19 De schade van de ‘verschoolsing’

dr. Sieneke Goorhuis-Brouwer

Page 3: De schade van de verschoolsing

dan moet je in groep 3 onmiddellijk een goede start maken met

het leesproces, een goede methode kiezen en leeskilometers

maken. Dat is de conclusie van al het onderzoek.”

Meijer: “De verschoolsing komt vanuit de onderwijskundigen,

sterk gepromoot ook door de Onderwijsraad. Beïnvloed door de

wens, op zich heel prachtig, om de sociaaleconomische

on gelijkheid te verkleinen. Men wil kinderen die niet van huis

uit Nederlands spreken, ook een goede start geven. Het is

misschien geen leuke boodschap, maar het onderwijs kan die

verschillen niet opheffen. Wie sociaal-economische rechtvaardig-

heid wil, moet op z’n minst ook andere politiek-economische

mid delen inzetten.”

De focus op voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is

bedoeld om te voorkomen dat met name allochtone

kinderen een taalachterstand oplopen. Hoe pak je dat

dan aan?

Meijer: “Daarvoor geldt ook dat de natuurlijke taalontwikkeling

in die rijke omgeving een beter startpunt is dan het beperkte

technisch gerichte taal-leesprogramma. Als kinderen in hun

fantasie of creativiteit worden aangesproken, gebruiken ze vrij

complexe taal, blijkt uit empirisch onderzoek. Juist in een

instructiesituatie wordt dat gereduceerd.”

Goorhuis: “Het is geen taalachterstand, maar een blootstellings-

achterstand. Die kinderen hebben op dat moment nog te weinig

Nederlands geleerd, en als ze hun eigen taal goed spreken, dan

mag je dat geen taalachterstand noemen. Zet die kinderen vanaf

dag één in een Nederlands sprekende omgeving en zorg ervoor

dat ze via het spel praten met andere kinderen. Dan hebben ze

aan het einde van het jaar hun achterstand ingehaald.”

Er komen nu bij wijze van experiment zelfs startgroepen

voor peuters als voorbereiding op de basisschool.

Wordt jullie geluid wel gehoord?

Meijer: “De Onderwijsraad begint nu toch ook vraagtekens te

plaatsen bij de doorwerking van de Cito Eindtoets op het hele

basisonderwijs, bij het gevaar van toetstraining. Er is de

Vereniging Jonge Kind, een florerende vereniging met mensen

uit de praktijk, want het zijn vooral die mensen die hun stem

moeten laten horen. In zowel het hbo als aan de universiteiten

zijn onderzoekers aan de slag die de verschoolsing ook zien en

zij proberen samen een vuist te maken voor een verandering in

aanpak en cultuur van het onderwijs.”

Goorhuis: “Aan Stenden Hogeschool is een lectoraat Early

Childhood opgezet om te kijken in hoeverre je de kleuterperiode

ook in de opleiding aan de pabo weer een eigen profiel kunt

geven.”

Meijer: “Maar er is haast geboden, want als nu niet snel iets

gebeurt dan is de deskundigheid verdwenen. De kleuterleidsters

van vroeger die hun kennis en ervaring zouden kunnen over-

dragen, zijn dan weg.”

Het ontstaan van de

basisschool

Al in de jaren zeventig kwam het debat op gang over samen-

voeging van de kleuter- en lagere school. Aanleiding was onder

meer dat de overgang voor veel kinderen te groot was. Bij de

start van de basisschool in 1985 waren er echter al kritische

geluiden te horen. Zou het specifieke karakter van het kleuter-

onderwijs niet worden aangetast? Die vrees leefde er ook in de

Tweede Kamer, zo bleek bij tussentijdse evaluaties van de

nieuwe basisschool.

Het CDA-Kamerlid Frissen zei in een debat in 1991 onder

meer: “De CDA-fractie maakt zich ernstig zorgen over de

positie van het jonge kind in het basisonderwijs. Is het basis-

onderwijs er wel in geslaagd te bieden wat de kleuter nodig

heeft? Het ontwikkelingsniveau van ieder kind in iedere fase

is in het geding. Is het onderwijs voor vele jonge kinderen niet

te vakgericht geworden, terwijl door activiteiten als spelen,

werken en leren een onderlinge samenhang bevorderd zou

moeten worden?”

Ook SGP’er Van der Vlies constateerde bezorgd dat “het

kleuteronderwijs onder druk is te komen staan”.

Kamerlid De Cloe (PvdA) wees in dat Kamerdebat op een

onderzoek onder schooldirecteuren. “Tachtig procent van de

directeuren heeft liever een leerkracht die een kleuteropleiding

min of meer oude stijl heeft dan iemand van de pabo. Er staat

bovendien […] in dat de meerderheid vindt dat de kleuter er

eerder op achteruit is gegaan dan vooruit.”

Toen ook werden er vraagtekens geplaatst bij de opleiding.

De befaamde KLOS (opleiding voor kleuterleidsters) was in

1985 opgeheven. De pabo was de plek waar voortaan leer-

krachten werden klaargestoomd, zonder specialisatie voor het

jonge kind. Die tekortkoming wordt de komende jaren overi-

gens opgeheven door invoering van gedifferentieerde afstudeer-

richtingen op de pabo.

Ruim een kwart eeuw na de start van de basisschool blijkt één

probleem hardnekkig. Uit een steekproef van de Onderwijs-

inspectie in 2009/2010 blijkt dat 22% van de scholen er niet

voldoende in slaagt om een doorgaande leerlijn tussen groep

1/2 en groep 3 te waarborgen.

De kleuter zit in een

ratrace: het is presteren,

presteren, presteren

20De schade van de ‘verschoolsing’