De pil en de teloorgang van de Nederlandse Balint-beweging · 2018-03-09 · tempo waarin Balint...

5
De pil en de teloorgang van de Nederlandse Balint-beweging Inleiding Tabel Aantallen opgerichte en opgeheven stu- diegroepen Medische Psychologie, 1957-1965. De opbloei van de Nederlandse huisartsge- neeskunde viel samen met de opkomende belangstelling voor het werk van Michael Balint. In een van de eerste nummers van Huisarts en Wetenschap wees Van Lidth de Jeude op het grote belang van Balints een jaar tevoren verschenen 'The doctor, his patient and the illness'. 1 Te zelfder tijd (omstreeks 1958)begonnen de 'studiegroe- pen Medische Psychologie' die her en der in het land werden opgericht, aandacht aan het werk van Balint te besteden. In de meeste van deze groepen werkte men op een aan Balint ontleende wijze: onder lei- ding van een 'psychiater-adviseur' en een 'huisarts-discussieleider' probeerde men zicht te krijgen op de rol die men als arts vervulde. Veldhuyzen van Zanten, die de stand van zaken in 1965 op verzoek van het NHG-bestuur inventariseerde ," consta- teerde dat 30 van de 49 studiegroepen Medische Psychologie 'pure' Balint-groe- pen waren. De meeste andere (ongeveer 10) waren van het 'gemengde type' , het- geen meestal inhield dat men startte met het bespreken van Balints boek, waarna men als Balint-groep verder ging. In 1965 hadden 425 huisartsen zich door hun deelname aan een studiegroep inten- sief met het werk van Balint bezig gehou- den. Vele honderden hadden er, via na- en bijscholing, op een wat minder diepgaande wijze kennis van genomen. Zo trok de eerste Boerhaave-cursus die in samenwer- king met het NHG georganiseerd werd - de 'historische' conferentie over medische psychologie in 1960- het ongehoorde aan- Bron Veldhuyzen van Zanten.t Ontbrekende institutionalisering tal van 320 deelnemers. Balint was er de centrale figuur en maakte veel indruk . Het sprak tot de verbeelding dat hij, anders dan de andere sprekers, niet aileen ideeen maar ook een scholingsmethode kon presente- reno Juist daaraan was veel behoefte . Rond 1960 was Balint duidelijk 'in' . De hausse duurde slechts kort en was, wat de huisartsen betreft, in feite al voorbij in 1965, het jaar waarin de Nederlandse vertaling van Balints boek verscheen. In dat jaar werd slechts een nieuwe stu- diegroep opgericht (tabel). Het jaar ervoor was het saldo voor het eerst negatief ge- weest: tegen 8 opgerichte stonden 9 opge- heven groepen .i Over de jaren na 1965zijn geen cijfers beschikbaar, maar de meeste betrokkenen zijn het erover eens dat het aantal deelnemers aan Balint-groepen in 1963 een piek bereikte , vervolgens een aantal jaren min of meer stabiel bleef, om in de tweede helft van de zestiger jaren sterk af te nemen . Deze plotselinge terug- loop in de belangstelling voor het werk van Balint is, ook internationaal gezien, een merkwaardig fenomeen . Wie op zoek gaat naar een verklaring voor dit verschijnsel, en dat is wat ik in dit artikel beoog te doen , moet bedenken dat het tempo waarin Balint bij de Nederlandse huisartsen uit de gratie raakte, niet uitzon- derlijker was dan het tempo waarin hij, zeven a acht jaar eerder, bij hen in de gunst gekomen was. In geen van de ons omrin- gende landen waren huisartsen zo snel, op zo'n schaal en in zo'n mate, gegrepen door het werk van Balint als hier," 4 De Neder- landse huisartsen die in 1959 de Londense Tavistock Clinic (Balints uitvalsbasis) be- zochten, kregen daar tot hun verbazing te horen dat het NHG de eerste officiele instantie was die het werk van Balint erken- de. 5 In Engeland zelf vond het Balintisme aanzienlijk minder weerklank, terwijl te- genstanders, in Nederland muisstil, zich er heel wat duchtiger roerden . Ook in Frank- rijk, Belgie en Duitsland was de belangstel- ling van later datum en - zeker relatief - kleiner van omvang. Het hoogtepunt van de Balint-beweging lijkt overal elders zo'n 3 1 2 9 1 Opgeheven 3 2 6 7 7 7 8 8 1 Opgericht Jaar 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 E. RUNIA Volgens Balint ziet de dokter datgene wat hij op grond van zijn specifieke mentale eonstellatie geneigd is te zien, en hij laat zijn handelen niet zelden bepalen door de opvattingen die hij er a1s partieulier persoon op na houdt, Balint-groepen ontstonden bij de gratie van het feit dat op ideologiseh niveau onduidelijk was of je nu als huisarts van je eigen normen en waarden uit moest gaan, of open moest staan voor patienten. De verwikkelingen rond de introductie van de pit laten zien hoe het antwoord op deze vraag luidde: je moest als huisarts eerst en vooral open staan voor wat je patienten van je wilden. Daar- mee kwam een belangrijk deel van de funetie van Ballnt-groepen te vervallen. Het ging er niet langer om in het reine te komen met het eigen normerende gedrag - waar men zieh in Balint- groepen op toelegde - maar om het af te leren. Rotterdams Universitair Huisartsen Insti- tuut, Mathenesserlaan 264a, 3021 HR Rot- terdam; telefoon 010-408.7631/408.7613 . Eelco Runia, psycholoog , historicus . Runia E. De pit en de teloorgang van de Neder- landse Balint-beweging. Huisarts Wet 1991; 34(3): 136-40. 136 HUISARTS EN WETENSCHAP 1991; 34(3)

Transcript of De pil en de teloorgang van de Nederlandse Balint-beweging · 2018-03-09 · tempo waarin Balint...

Page 1: De pil en de teloorgang van de Nederlandse Balint-beweging · 2018-03-09 · tempo waarin Balint bij de Nederlandse huisartsen uit de gratie raakte, niet uitzon derlijker was dan

De pil en de teloorgang van de NederlandseBalint-beweging

Inleiding

Tabel Aantallen opgerichte en opgeheven stu­diegroepen Medische Psychologie, 1957-1965.

De opbloei van de Nederlandse huisartsge­neeskunde viel samen met de opkomendebelangstelling voor het werk van MichaelBalint. In een van de eerste nummers vanHuisarts en Wetenschap wees Van Lidth deJeude op het grote belang van Balints eenjaar tevoren verschenen 'The doctor, hispatient and the illness' .1 Te zelfder tijd(omstreeks 1958)begonnen de 'studiegroe­pen Medische Psychologie' die her en der inhet land werden opgericht , aandacht aanhet werk van Balint te besteden. In demeeste van deze groepen werkte men opeen aan Balint ontleende wijze: onder lei­ding van een 'psychiater-adviseur' en een'huisarts-discussieleider' probeerde menzicht te krijgen op de rol die men als artsvervulde. Veldhuyzen van Zanten, die destand van zaken in 1965 op verzoek van hetNHG-bestuur inventariseerde ," consta­teerde dat 30 van de 49 studiegroepenMedische Psychologie 'pure' Balint-groe­pen waren. De meeste andere (ongeveer10) waren van het 'gemengde type' , het­geen meestal inhield dat men startte methet bespreken van Balints boek, waarnamen als Balint-groep verder ging.

In 1965 hadden 425 huisartsen zich doorhun deelname aan een studiegroep inten­sief met het werk van Balint bezig gehou­den. Velehonderden hadden er, via na- enbijscholing, op een wat minder diepgaandewijze kennis van genomen. Zo trok deeerste Boerhaave-cursus die in samenwer­king met het NHG georganiseerd werd - de'historische' conferentie over medischepsychologie in 1960- het ongehoorde aan-

Bron Veldhuyzen van Zanten.t

Ontbrekendeinstitutionalisering

tal van 320 deelnemers. Balint was er decentrale figuur en maakte veel indruk . Hetsprak tot de verbeelding dat hij, anders dande andere sprekers, niet aileen ideeen maarook een scholingsmethode kon presente­reno Juist daaraan was veel behoefte . Rond1960was Balint duidelijk 'in' .

De hausse duurde slechts kort en was,wat de huisartsen betreft, in feite al voorbijin 1965, het jaar waarin de Nederlandsevertaling van Balints boek verscheen. Indat jaar werd slechts een nieuwe stu­diegroep opgericht (tabel). Het jaar ervoorwas het saldo voor het eerst negatief ge­weest: tegen 8 opgerichte stonden 9 opge­heven groepen .i Over de jaren na 1965zijngeen cijfers beschikbaar, maar de meestebetrokkenen zijn het erover eens dat hetaantal deelnemers aan Balint-groepen in1963 een piek bereikte , vervolgens eenaantal jaren min of meer stabiel bleef, omin de tweede helft van de zestiger jarensterk af te nemen . Deze plotselinge terug­loop in de belangstelling voor het werk vanBalint is, ook internationaal gezien, eenmerkwaardig fenomeen .

Wie op zoek gaat naar een verklaring voordit verschijnsel, en dat is wat ik in dit artikelbeoog te doen , moet bedenken dat hettempo waarin Balint bij de Nederlandsehuisartsen uit de gratie raakte, niet uitzon­derlijker was dan het tempo waarin hij,zeven aacht jaar eerder, bij hen in de gunstgekomen was. In geen van de ons omrin­gende landen waren huisartsen zo snel, opzo'n schaal en in zo'n mate, gegrepen doorhet werk van Balint als hier," 4 De Neder­landse huisartsen die in 1959de LondenseTavistock Clinic (Balints uitvalsbasis) be­zochten, kregen daar tot hun verbazing tehoren dat het NHG de eerste officieleinstantie was die het werk van Balint erken­de.5 In Engeland zelf vond het Balintismeaanzienlijk minder weerklank, terwijl te­genstanders, in Nederland muisstil, zich erheel wat duchtiger roerden . Ook in Frank­rijk, Belgie en Duitsland was de belangstel­ling van later datum en - zeker relatief ­kleiner van omvang. Het hoogtepunt vande Balint-beweging lijkt overal elders zo'n

31291

Opgeheven

326777881

OpgerichtJaar

195719581959196019611962196319641965

E. RUNIA

Volgens Balint ziet de dokter datgene wat hij opgrond van zijn specifieke mentale eonstellatiegeneigd is te zien, en hij laat zijn handelen nietzelden bepalen door de opvattingen die hij er a1spartieulier persoon op na houdt, Balint-groepenontstonden bij de gratie van het feit dat opideologiseh niveau onduidelijk was of je nu alshuisarts van je eigen normen en waarden uitmoest gaan, of open moest staan voor patienten.De verwikkelingen rond de introductie van de pitlaten zien hoe het antwoord op deze vraagluidde: je moest als huisarts eerst en vooral openstaan voor wat je patienten van je wilden. Daar­mee kwam een belangrijk deel van de funetie vanBallnt-groepen te vervallen. Het ging er nietlanger om in het reine te komen met het eigennormerende gedrag - waar men zieh in Balint­groepen op toelegde - maar om het af te leren.

Rotterdams Universitair Huisartsen Insti­tuut, Mathenesserlaan 264a, 3021 HR Rot­terdam; telefoon 010-408.7631/408.7613.

Eelco Runia, psycholoog , historicus.

Runia E. De pit en de teloorgang van de Neder­landse Balint-beweging. Huisarts Wet 1991;34(3): 136-40.

136 HUISARTS EN WETENSCHAP 1991; 34(3)

Page 2: De pil en de teloorgang van de Nederlandse Balint-beweging · 2018-03-09 · tempo waarin Balint bij de Nederlandse huisartsen uit de gratie raakte, niet uitzon derlijker was dan

tien jaar later te liggen dan in Nederland,en gevolgd te worden door een aanzienlijkminder spectaculaire neergang .?

Het feit dat de belangstelling voor deinzichten van Balint elders minder snelterugliep dan hier, is ten dele een gevolgvan de mate waarin de Balint-beweging inEngeland, Frankrijk, Belgie en Duitslandin instituties verankerd kwam te liggen. InNederland werd - met name binnen hetNHG - wei over de wenselijkheid vanBalint-verenigingen, Balint-instituten enBalint-opleidingen nagedacht, maar tot da­den kwam het niet. De conclusie van dedebatten die in de boezem van de Commis­sie Medische Psychologie van het NHGwerd gevoerd , luidde steevast dat het 'nietnodig' was de Commissie om te vormen toteen Nederlandse Balint-vereniging. Menwilde slechts 'coordineren en stimuleren'en voelde weinig voor het stellen van eisenen normen." Het gevolg was dat het Balin­tisme in Nederland vooral een zaak vanlokaal en particulier initiatief bleef .

Zonder het vliegwiel van een landelijkinstituut was continuiteit afhankelijk vanhet uithoudingsvermogen van enkelingen.Instellingen als het Rotterdams Universi­tair Huisartsen Instituut, door de bemoeie­nissen van Heert Dokter waarschijnlijk hetuniversitaire brandpunt van de Nederland­se Balint-beweging, konden dit gemis weivoor een deel , maar zeker niet geheel com­penseren.

Dat het in Nederland niet tot institutio­nalisering kwam, kan heel goed te makenhebben gehad met het feit dat Balints boekverscheen juist op het moment dat de Ne­derlandse huisarts zich een eigen identiteitaan het vormen was. Het reveil van deNederlandse huisartsgeneeskunde, inge­luid met Burna's 'De huisarts en zijn pa­tient ' (1950), was gebaseerd op drie nauwsamenhangende wensen : men wilde dehuisartsgeneeskunde een deugdelijk, res­pectabel , maar niet puur biomedisch, we­tenschappelijk fundament geven; men wil­de bij- en nascholing waar men in de dage­lijkse praktijk mee uit de voeten kon, enmen voelde een grote behoefte om metcollegae te praten over 'probleempa­tienten' , psychosociale aangelegenheden,vragen rond identiteit en taakopvatting engevoelens van onbehagen rond conflicte-

HUISARTS EN WETENSCHAP 1991; 34(3)

rende normen en waarden. De oprichtingvan het Nederlands Huisartsen Genoot­schap in 1956had tot doel in deze wensen tevoorzien. Balint gaf er, zo vonden velen,een zeer bijzondere praktische invullingaan. Balints benadering hield de belofte invan wetenschappelijkheid, bood gelegen­heid tot nascholing op juist die terreinenwaar de huisarts zich tekort voelde schietenen bracht huisartsen met elkaar in contactop een manier die qua diepgang uniek was.

Het feit dat de doelstellingen van NHGen Balint elkaar grotendeels overlapten,vormt een verklaring van het feit dat erweinig animo was om een aparte Balint­organisatie op te richten . In zekere zinvoarkwam de institutionalisering van hetreveil van de Nederlandse huisartsgenees­kunde (in de vorm van het NHG) de institu­tionalisering van de Nederlandse Balint­beweging. Men kan zelfs een stap verdergaan en stellen dat het succes van de ver­nieuwers verhinderde dat de Balint-bewe­ging hier wortel schoot. Terwijl de Balint­beweging zich overal elders in institutiesmoest verschansen, werd in Nederland hetgedachtengoed van Balint (althans dat watmen ervan kon gebruiken) zo probleem­loos opgenomen in de hoofdstroom van dehuisartsgeneeskunde, dat hier geen aparteorganisatie nodig was.

De pi! als indicator

De doelstellingenoverlap tussen NHG enBalint-beweging mag dan verklaren waar­om de Balint-beweging hier aanvankelijkzo aansloeg, zij geeft geen antwoord op devraag waarom de Nederlandse huisarts erna ongeveer 1964 opeens aanzienlijk min­der voor voelde om in een Balint-groep tegaan zitten. Aan de doelstellingen kan hetniet gelegen hebben: het NHG bleef, an­ders dan de Balint-beweging en zonder vandoelstellingen te veranderen, ook na 1964gedijen. Dokter & Verhage, die de kente­ring pas in 1970zien intreden, noemen tweemogelijke oorzaken voor het verminderdeanimo .:' In de eerste plaats was dat debehoefte aan maatschappelijk engagementdie uit het Parijs van mei 1968 was komenoverwaaien: de huisarts zou zoveel energiezijn gaan steken in discussies over de maat­schappelijke bepaaldheid van ziekte en ge-

zondheid, dat hij aan Balint-werk niet meertoekwam. Daarnaast kreeg de Nederlandsehuisarts in de jaren zeventig meer belang­stelling voor vormen van psychotherapie'die de psychologische inzichten zoveeleenvoudiger en bereikbaarder leken te ma­ken dan de moeilijke en voor het gevoel hetzelfgevoel soms krenkende Balint-metho­de' . Als voorbeelden noemen Dokter &Verhage: Gestalt , nondirectieve psycho­therapie, gezinstherapie, relatie- en part­ner therapie , haptonomie en groepsthe­rapie .

Deze verklaringen verwijzen vooral naarverschuivingen in de belangstellingssfeervan de huisartsen. Het lijkt echter niet ergwaarschijnlijk dat dergelijke verschuivin­gen op zichzelf staande processen zijn ge­weest . Het kan bijna niet anders of zedragen de sporen van veranderingen in demaatschappelijke context.

Wat de huisarts merkt van dergelijkeveranderingen, hangt in principe af vantwee dingen : de mate waarin hij 'meegaat'met de veranderingen die zich in de maat­schappij voltrekken, en de mate waarin zijnpatienten hem confronteren met wat er inde samenleving gaande is. Als beide gelijkop gaan - als de huisarts kan blijven vol­doen aan het gewijzigde verwachtingspa­troon van zijn patienten - is er geen pro­bleem . Ontstaat er daarentegen een discre­pantie en sluiten de verwachtingen vanpatienten en artsen niet langer op elkaaraan, dan komt de arts-pati ent relatie onderdruk te staan. Dat laatste was in het middenvan de jaren zestig het geval. De verwach­tingspatronen van artsen en patienten be­gonnen uiteen te lopen , met als gevolg datde artsen en patienten gedwongen warenhun houding ten opzichte van elkaar op­nieuw te definieren ,

Indicatief voor de veranderingen die zichin deze jaren in de arts-patient relatie voor­deden, was de houding van artsen en pa­tienten ten opzichte van anticonceptie. Wieop zoek gaat naar wat er halverwege dejaren zestig in Nederland voorviel tussenartsen en patienten, wordt getroffen doorhet feit dat Balint uit de gratie raakte juistop het moment dat de Nederlandse huisartsbegon met het voorschrijven van de korttevoren geintroduceerde orale anticoncep­tiva. Gezien het feit dat men zich in de

137

Page 3: De pil en de teloorgang van de Nederlandse Balint-beweging · 2018-03-09 · tempo waarin Balint bij de Nederlandse huisartsen uit de gratie raakte, niet uitzon derlijker was dan

40

20

1970 1975 1978

terege1ing en aan verdergaande kennis om­trent de problematiek van dit gehele ter­rein, ook ontbreekt hem veelal uit gebrekaan ervaring een juiste benadering van dezevraagstukken' .13

Het was dan ook helemaal niet zo van­zelfsprekend dat de huisarts de anticoncep­tie c1aimde als zijn terrein - al was hetalleen maar omdat het Wetboek van Straf­recht hem tot 1969verbood 'enig middel totverstoring van zwangerschap aan te bieden ,blijvend of tijde1ijk af te staan, in handen tegeven of te vertonen'. De argumentenwaarmee men aannemelijk trachtte te rna­ken dat de huisarts op dit gebied een taak te

60

80

Bron Sips!

vragen om anticonceptie en tot in de Twee­de Kamer toe werd geklaagd dat de oplei­ding op dit punt ernstig te kort schoot, dathet de huisarts aan kennis ontbrak en datook aan zijn attitude het nodige schortte.FNog in 1966 kon men in Medisch Contactlezen dat het zeer de vraag was of dehuisarts de taken van de NVSH-consulta­tiebureaus ('voor huwelijks-en geslachtsle­Yen') zou kunnen overnemen. 'In vele ge­vallen blijkt het ontbreken van een adequa­te opleiding een handicap te zijn. Hierdoorontbreekt het de huisarts niet alleen aaninzicht in de mogelijkheden van toepassingvan uiteenlopende midde1en voor geboor-

160

180

200

100

220

Figuur AantalledenNVSH. 1946-1978.

Aantallen x 1000

140

120

De dokter, de patient, de pil

Balint-groepen vooral bezig hield met 'deapostolische functie' van de huisarts , en inaanmerking nemend dat de opkomst van deorale anticonceptie hierop een niet te ver­waarlozen invloed uitoefende, lijkt het zin­vol om na te gaan of de opkomst van de pilons iets kan leren over het waarom van deteloorgang van de Balint-beweging.

Exacte cijfers over de penetratie van de pilin de eerste jaren na de introductie zijnhelaas nlet voorhanden, laat staan dat dui­delijk is welk deel van de pilrecepten doorhuisartsen werd uitgeschreven. Vast staatechter dat de belangstelling voor orale anti­conceptie enorm was en al bestond voordatde pil hier in 1962 - als medicijn tegencyc1usstoringen - op de markt kwam. Hetliep bijvoorbeeld storm toen in 1961 inVerstandig Ouderschap , het tijdschrift vande NVSH, proefpersonen werden gevraagdvoor een vergelijkend onderzoek tusseneen Amerikaanse en een Nederlandse pi!.8

De beste indicatie voor de be1angstellingvoor anticonceptie is misschien het ledentalvan de NVSH, de vereniging die via haarconsultatiebureaus een voortrekkersrolvervulde.? Het NVSH-ledental bereiktezijn top in 1965, het jaar waarin ook hetaantal deelnemers aan Balint-groepen eentop bereikte (figuur).

Betrouwbare cijfers over het pilgebruikzijn er pas vanaf 1968. Uit het onderzoek'Sex in Nederland' uit dat jaar bleek dat 37procent van de vrouwen tussen 25 en 34jaarervaring had met het gebruik van de pi!.10

Vanaf 1973 kende Nederland de hoogsterelatieve frequentie pilgebruiksters ter we­reid.11

De Nederlandse huisarts heeft bij deintroductie van de orale anticonceptie eenmerkwaardige rol gespeeld. Algemeenwordt aangenomen dat de massale accepta­tie van de pi! door de Nederlandse vrouw tedanken is geweest aan 'het feit dat in Ne­derland de huisartsen zo'n belangrijke rolgingen spelen op het gebied van geboorte­regeling'.!' Toch bestond er aanvankelijkgrote scepsis over de vraag of de huisarts instaat zou zijn op dit terrein iiberhaupt eenrol te spelen - laat staan een belangrijke.Vele huisartsen wisten zich geen raad met

138 HUISARTS EN WETENSCHAP 1991; 34(3)

Page 4: De pil en de teloorgang van de Nederlandse Balint-beweging · 2018-03-09 · tempo waarin Balint bij de Nederlandse huisartsen uit de gratie raakte, niet uitzon derlijker was dan

vervullen had, lijken achteraf nogal ge­zocht , Muntendam, destijds een van deopinion leaders, stelde dat geboortenrege ­ling 'nu eenmaal een medische aangelegen­heid is' en rechtvaardigde de centrale roldie de huisarts zijns inziens moest spelen alsvoigt: 'het is thans algemeen bekend datniet alleen steriliteit, maar evenzeer fertili­teit en met name de kunstmatige regelinghiervan, oorzaak kunnen zijn van psycho­traumata. Voor de huisarts is het een be­langrijke taak te trachten zulks te voorko­men;" In een redactioneel commentaar inHuisarts en Wetenschap uit 1966 heet hetdat de huisarts als adviseur op het gebiedvan geboorteregeling de meest aangewezenpersoon is om de pil voor te schrijven(waarbij er met nadruk op gewezen werddat advisering op het gebied van de geboor­tenregeling 'beslist wat anders inhoudt danhet alleen maar schrijven van een receptvoor een oraal contraceptivum 'j .P Bangmatenslotte noemde geboortenregeling in zijnin 1970 verschenen dissertatie 'een medischpreventieve taak van de eerste orde' , enderhalve een taak voor de huisarts .P

Terugkijkend valt op dat de huisarts de pitniet ging voorschrijven, omdat dat paste inzijn taakopvatting, maar omdat zijn pa­tienten hem ernaar vroegen. Moors merktehierover op: ~rtsen zijn ook kinderen vanhun tijd. Ais een groot deel van hun pa­tienten dezelfde vraag stelt, kunnen enwillen maar weinigenzich daaraan onttrek­ken' .16 De drijvende kracht achter de medi­calisering van de anticonceptie was, andersdan weleens gedacht wordt, niet de arts ,maar de patient. De arts speelde in op devragen van zijn patienten: hij paste zijntaakopvatting aan het voorschrijven vanorale contraceptiva aan , niet andersom.Bewonderende uitspraken over 'de snelleacceptatie van de pit door de Nederlandsevrouw' zijn dan ook misleidend. Men zouveeleer bewondering moeten hebben voorde snelle acceptatie van de pil door deNederlandse huisarts . De dissertaties vanBekkering.i' Bangma'? en Moors,18 deBoerhaave-cursus 'Huisarts en geboortere­geling' (1967) en de talloze publikaties inHuisarts en Wetenschap droegen daar inniet onaanzienlijke mate aan bij.

Belangeloos waren deze inspanningen

HUISARTS EN WETENSCHAP 1991; 34(3)

niet, integendeel: men kan zelfs stellen datde medicalisering van de anticonceptie inNederland zo'n succes werd, doordat hier,anders dan in de meeste andere landen, eengroep artsen was in wier belang het was opde vraag naar de pil in te gaan: de huisart­sen. Anticonceptie op voorschrift van dehuisarts paste in het straatje van zowelhuisarts als patient. Voor patienten boodhet bij de huisarts betrekken van anticon­ceptiva het voordeel dat hierdoor schaam­teverwekkende bezoekjes aan drogisten ofNVSH-consultatiebureaus overbodig wer­den . De huisarts van zijn kant kon zich viahet voorschrijven van de pil profileren alsgezinsarts, adviseur voor levens- en gezins­moei!ijkheden en vertrouwenspersoon.Van een van de manieren waarop hij tradi­tioneel invulling aan die rol had gegeven,het doen van bevallingen, kwam immersmet het verlopen van de naoorlogse ge­boortegolf hoe langer hoe minder terecht.Het is dan ook niet verbazend dat in publi­katies voortdurend wordt benadrukt dat dehuisarts niet 'zomaar' orale anticonceptivamoet voorschrijven, maar een recept, eeneventueel recept, moet inbedden in wat hij,als deskundig adviseur inzake geboortenre­geling, met patiente bespreekt.F 14 15 17 18

De symbiose tussen de belangen vanartsen en patienten blijkt uit de volgendecijfers: halverwege de jaren zeventig gaf 80procent van de vrouwen te kennen de huis­arts de meest aangewezen persoon voorhulpverlening op het gebied van de anti­conceptie te vinden, 4 procent gaf de voor­keur aan een consultatiebureau, de rest wasonder behandeling bij een gynaecoloog. Indezelfde periode bleek dat de pil op devierde plaats stond op de ranglijst vanredenen waarom mensen hun huisarts be­zochten; 10 procent van alle huisartscon­tacten van vrouwen tussen 16 en 50 jaarbleek verband te houden met pilgebruik .'"De huisarts had de pil niet minder nodigdan de pi! de huisarts.

Open leren staan

Het feit dat de huisartsen ingingen op hetverzoek de pil voor te schrijven, paste ineen verandering die zich in de jaren zestigvoordeed in de arts-patient relatie : de ver­schuivingvan het zwaartepunt van arts naar

patient . Deze verandering maakt deel uitvan een gecompliceerd proces - waarinlang niet altijd duidelijk is wat oorzaak is enwat gevolg- maar het feit dat artsen op hetgebied van de orale anticonceptie zwicht­ten voor een massale vraag uit de bevol­king, heeft er ongetwijfeld een belangrijkaandeel in gehad.

Sedertdien kon de huisarts niet goedmeer volhouden dat hij het was die - opethisch terrein - bepaalde wat goed enslecht was voor zijn patienten. Publikatiesals die van Bax en Van den Dool zoudenvijf, zes jaar later ondenkbaar zijn geweest.Bax stelde in 'Het doktershuis als opvoed­kundig centrum' dat 'het mijn innige over­tuiging (is), dat er tussen de predikantswo­ning en het doktershuis een overeenkomstbestaat . Daarom wil ik als arts tot U ­artsen en vooral ook artsenvrouwen - thanszeggen: "Er wordt op ons gelet!".'20 Vanden Dool beschreef in 'Sexuele voorlichtingdoor de huisarts ' de avonden die hij voor dedorpsjeugd organiseerde: 'Men heeft danmeteen de gelegenheid het typisch mense­lijke van de sexualiteit (... ) te bespreken.Na verliefdheid en vriendschap wordt ge­tracht het begrip 'liefde' te ontwikkelen,waarbij men waarschuwt niet te snel tedenken dat men deze heeft gevonden. Ge­adviseerd wordt ook niet tot geslachtsge­meenschap over te gaan, zonder dat mengeheel zeker is van deze liefde, terwijl ookcohabitatie voor het huwelijk in het alge­meen wordt afgeraden, waarbij dit wordtgemotiveerd. Ook over enkele ontsporin­gen der sexualiteit, zoals prostitutie enmasturbatie , wordt even gesproken, waar­bij wordt getracht ten aanzien van mastur­batie zoveel mogelijk angst weg tenemen .v!

De verschuiving van het zwaartepuntnaar de patient betekende niet dat de huis­arts opeens ophield te normeren, wei dathij dit geen nastrevenswaardig ideaal meeryond; hij stond zichzelf niet langer toe zicher bewust op toe te leggen. Deze verande­ring voltrok zich meer op ideologisch danop praktisch niveau. De huisarts bleef bij­voorbeeld bepalen wie voor de pi! in aan­merking kwam. Gehuwde vrouwen kregende pil het vlotst voorgeschreven; jonge enongehuwde vrouwen - die er het meestbehoefte aan hadden - moesten er de mees-

139

Page 5: De pil en de teloorgang van de Nederlandse Balint-beweging · 2018-03-09 · tempo waarin Balint bij de Nederlandse huisartsen uit de gratie raakte, niet uitzon derlijker was dan

te moeite voor doen . Bangma constateerdein 1969 dat 51 procent van de door hemondervraagde huisartsen bezwaar had te­gen het voorschrijven van de pil aan onge­huwden jonger dan 20 jaar.12

De Amsterdamse huisarts Wibaut waseen van de eerste vertolkers van het nieuwepatientgerichte geluid. Wibaut draaide hetverband tussen het geven van adviezeninzake geboortenregeling en het voor­schrijven van de pil om. Advisering volgdezijns inziens op het voorschrijven van depil, niet omgekeerd. In een voordrachttijdens de Boerhaave-cursus 'Huisarts engeboorteregeling' stelde hij onomwonden:'De ethische opvatt ingen van de arts zelfbehoren in het gesprek over anticonceptieeen ondergeschikte rol te spelen. In hetgesprek over anticonceptie kan het vanbelang zijn de motieven van de patiente tekennen. De arts dient zich echter te ont­houden van een waardeoordeel daarover.(.. .) Een arts is geen zieleherder.>22 Wibautyond dan ook dat elke vrouw die daaromvroeg, de pil moest kunnen krijgen: 'Hetonthouden van anticonceptiva aan onge­huwde vrouwen is (.. .) discriminerend zo­wei tegenover de gehuwde vrouw, als te­genover de man. De man kan zich immers,zonder tussenkomst van de arts, condoomsverschaffen, de vrouw wordt dan afhanke­lijk van het verantwoordelijkheidsgevoelvan de man.,22

Wibauts uitspraken illustreren de stellingdat de huisarts in de loop van de zestigerjaren meer patient centered werd. Mol &Van Lieshout constateerden dat deze ver­schuiving tot uiting komt in de betekenisdie de dokter hecht aan de dingen die zijnpatient zegt: van middel om (anamnes­tisch) kennis aan te ontlenen , veranderenze in middel waarlangs de patient zijn wilkenbaar maakt. 23 In de veertiger en vijfti­ger jaren had, aldus Mol & Van Lieshout,'wat de mensen tegen de dokter zeggen,(...) vooral waarde als wegwijzer voor demedische blik'. Yoor de arts was 'niet (... )de manier waarop de medische blik richtingkrijgt, maar (...) wat hij ziet' van belang.

Het vernieuwende van Balint was ge­weest dat hij zich wei had afgevraagd hoede medische blik richting kreeg. De dokter

140

ziet volgensBalint datgene wat hij op grondvan zijn specifieke mentale constellatie ge­neigd is te zien, en laat zijn handelen nietzelden bepalen door de opvattingen die hijer als particulier persoon op na houdt :'ondanks ons treurig gebrek aan kennisomtrent de uitwerking en de mogelijkegevolgen van "geruststellen" en "raadge­ven", zijn deze beide misschien wei demeest gebruikte vormen van medische be­handeling' v" Yoor vele huisartsen was diteen eye-opener.

Balint-groepen bestonden , zo zou men te­rugblikkend kunnen zeggen, bij de gratievan het feit dat op ideologisch niveau on­duidelijk was of je nu als huisarts van jeeigen normen en waarden uit moest gaan,of open moest staan voor patienten. Deverwikkelingen rond de introductie van depil laten zien hoe het antwoord op dezevraag luidde: je moest als huisarts eerst envooral open staan voor wat je patienten vanje wilden.

Daarmee kwam een belangrijk deel vande functie van Balint-groepen te vervallen.Het ging er niet langer om in het reine tekomen met het eigen normerende gedrag ­waar men zich in Balint-groepen op toeleg­de - maar om het af te leren.

Literatuur1 Van Lidth de Jeude AH . The doctor, his

patient and the illness. Huisarts Wet 1958; 1:155.

2 Veldhuyzen van Zanten RC. Historisch chro­nologisch rapport over de stud iegroepen me­dische psychologie van 1957tot 1965. Utrecht:NHG,1965.

3 Dokter HJ, Verhage F. Balint herzien . In :Medisch jaar 1984. Utrecht: Bohn, Scheltema& Holkema, 1984.

4 Gelly R. La psychologie medicale en Hollan­de. Revue de Medecine Psychosomatique etde Psychologie Medicale 1966; 4: 31-6.

5 Dokter HJ . Werken aan de arts-patient rela­tie . In : In het perspectiefvan toen . DertigjaarNederlands Huisartsen Genootschap. Lely­stad: Meditekst , 1988.

6 Dokter HJ , Lamberts H . Balin t is er nietmeer , leve het 'Balintisme'? Huisarts Wet1978; 21: 422-4.

7 Veldhuyzen van Zanten RC. De Balintgroe­pen anno 1988. Utrecht: Intern verslag Com-

missie Medische Psychologie , z.j.8 Haspels AA. Vijfentwintig jaar orale anticon­

ceptie. In : Treffers PE , Schutte MF, BiekerOP, et al. Voortgang en visie, 25 jaar verlos­kunde en gynaecologie . Utrecht: Bohn ,Scheltema & Holkema, 1983.

9 Sips AlBI. Veranderingen in geboorterege­ling. Waarnemingen in een huisartspraktijkvan 1973-1980 [Dissertatie]. Nijmegen: Ka­tholieke Universiteit Nijmegen, 1980.

10 Zeldenrust-Noordanus M. Geboorteregeling.In: Sex in Nederland. Utrecht: Het Spectrum,1969.

11 Ketting E . Vijfentwintig jaar geboortenrege­ling in Nederland. In : Treffers PE , SchutteMF, Bieker OP, et al. Voortgang en visie, 25jaar verloskunde en gynaecologie. Utrecht:Bohn , Scheltema & Holkema, 1983.

12 Bangma P. Huisarts en anticonceptie. Am­sterdam, Ha arlem : Scheltema & Holkema,1971.

13 Anoniem, Medisch Contact 1966; 21: 13-6.14 Muntendam P. Huisart s en geboorteregeling.

Huisarts Wet 1967; 10: 441-3.15 H[ofmans A] . Orale conceptiva. Huisarts Wet

1966; 9: 197-8.16 Moors JPC. Van gezinsregeling naar helpen

bij sexuele moeilijkheden: de mens achter demethode. In: Hollend naar de horizon .Utrecht: NHI, 1979.

17 Bekkering PG . De patient, de 'pi!' en dehuisarts. Nijmegen: Dekker & Van de Vegt,1969.

18 Moors JPC. Gezinsregeling. Een onderzoekin een huisartsenpraktijk naar gedrag en hou­ding ten opzichte van de gezinsregeling [Dis­sertatie]. Utrecht : Rijksuniversiteit Utrecht,1970.

19 Meijman F. Anticonceptiebegeleiding doorhuisatsen . Succes van geintegreerde preven­tie . Huisarts Wet 1986; 29(suppl 10): 10-4.

20 Bax HR. Het dokterhuis als opvoedkundigcentrum. Ned Tijdschr Geneeskd 1959;103(ii): 2118-25.

21 Van den Dool CWA. Sexuele voorlichtingdoor de huisarts. Huisarts Wet 1961; 4: 323-5.

22 Wibaut FP. Is de huisarts de eerst aangewezenadviseur inzake geboorteregeling? HuisartsWet 1968; 11: 81-2.

23 Mol A, Van Lieshout P. Ziek is het woordniet : medicalisering, normalisering en de ver­anderende taal van huisartsgeneeskunde engeestelijke gezondheidszorg 1945-1985. Nij­megen : SUN, 1989.

24 Balint M. De dokter, de patient, de ziekte .Utrecht: Het Spectrum, 1965.

HUISARTS EN WETENSCHAP 1991; 34(3)