De pensioenwereld in 2016 · 2020-06-22 · Pensioenuitvoering en btw Grensoverschrijdende...

105
De Pensioenwereld in 2016 1 © 2016 KPMG Advisory N.V. De Pensioen- wereld in 2016

Transcript of De pensioenwereld in 2016 · 2020-06-22 · Pensioenuitvoering en btw Grensoverschrijdende...

  • De Pensioenwereld in 2016 1

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    De Pensioen-wereld in 2016

  • De Pensioenwereld in 2016 1 2 De Pensioenwereld in 2016

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    De Pensioen-wereld in 2016

  • De Pensioenwereld in 2016 3 2 De Pensioenwereld in 2016

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Voorwoord Nederland van boven. Dit is het visuele thema dat we hebben uitgekozen voor de uitgave De Pensioenwereld in 2016, geïnspireerd op de gelijknamige VPRO-documentaireserie.

    Het idee van deze serie was krachtig en simpel: opnames van bovenaf leveren intrigerende beelden en spectaculaire perspectieven op omdat we vanuit een andere invalshoek kijken dan we gewend zijn. We zien dan het Nederlandse landschap dat vrijwel geheel door mensen is gevormd. Meestal oogt het heel logisch, keurig en aangeharkt. In andere gevallen roept het wat verwondering op of is het opmerkelijk. De veelheid aan rechte lijnen suggereert een strakke organisatie. Tegelijkertijd maken de beelden ook duidelijk dat het best complex is om op een klein oppervlak met relatief veel mensen te wonen en dat dat af en toe wat congestie oplevert.

    Eigenlijk is het niet anders als je van afstand – ‘van bovenaf’ – kijkt naar het Nederlandse pensioenlandschap. Ook daar is sprake van hoge complexiteit en invloeden van buitenaf, zoals de internationale context. Ook daar is sprake van een aantal knelpunten en leveren de invloeden van buitenaf soms lastige dilemma’s op. Ook daar geldt dat we het behoorlijk netjes hebben ‘dichtgeregeld’. En ook daar geldt dat er wel wat vreemde elementen in het pensioenlandschap zitten die verwondering oproepen.

    Er is sprake van nog een duidelijke analogie: ons huidige landschap is nooit door beleidsmakers of staatshoofden als een blauwdruk getekend, maar is het resultaat van talloze kleine stappen door de eeuwen heen. In feite is dat ook het geval bij het pensioenlandschap. Dat landschap wordt elk jaar weer een beetje verbouwd en dat is ook precies waarom ook de veertiende uitgave van deze publicatie nog steeds in een behoefte voorziet. We bieden de lezer ook dit jaar een tour d’horizon van ontwikkelingen en geven handvatten om op die ontwikkelingen te anticiperen en waar mogelijk al voorbij de volgende bocht te kijken naar wat er in de nabije toekomst aan verbouwingen op stapel staat.

    Als een toonaangevende speler in de pensioensector vinden we het ook niet meer dan logisch dat we dat doen. En we doen het met veel plezier, want het houdt ons ook scherp.

    Terug naar dat pensioenlandschap. Net zoals het geval is met het echte landschap is er geen grote blauwdruk over waar het heen gaat. Natuurlijk zijn er wel enkele grote lijnen die vaststaan. Zo is er sprake van verdere consolidatie in het aantal pensioenfondsen, komen er meer risico’s bij de deelnemer dan in het recente verleden, wordt de wet- en regelgeving – en de bijbehorende toezicht regimes – strenger en lijkt het onvermijdelijk dat we opschuiven naar verdere individualisering. Desondanks is er geen scherp afgekaderd beeld van hoe het pensioenlandschap er precies uit moet gaan zien. Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met maatschappelijk en politiek debat daarover. De toekomstige inrichting van het pensioenstelsel is niet eenvoudig en de meningen lopen nogal uiteen.

    Het gevolg is dus dat we met kleine stappen veranderen. Stappen die soms – net als in het echte landschap – wat onlogisch overkomen in het grote geheel. Misschien zou het efficiënter zijn om met een paar pennenstreken een optimale blauwdruk uit te tekenen. Het zou aardig wat complexiteit wegnemen. Maar zo werkt het nu eenmaal niet in onze democratie. Zeker niet voor een onderwerp waarin ook nog eens sprake is van grote complexiteit en de veelheid aan partijen die het pensioenlandschap beïnvloeden. Er zit dus niks anders op dan met kleine stapjes naar een bewegend einddoel te bewegen. Evolutie, geen revolutie.

    De vraag is of dat erg is. Immers, ook het Nederlandse landschap met zijn steden en dorpen, snelwegen en waterwerken, ov-verbindingen en andere voorzieningen is door de eeuwen heen ontstaan door evolutie. Ook dat ging af en toe gepaard met mislukkingen, onvoorziene knelpunten en onlogische zaken. Maar uiteindelijk kunnen we – als we er van bovenaf van een afstand naar kijken – vaststellen dat we beschikken over een mooi land met over het algemeen goede verbindingen.

  • De Pensioenwereld in 2016 5 4 De Pensioenwereld in 2016

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Ook de weg naar het pensioenlandschap van de toekomst gaat stap voor stap en soms met omwegen. Een mooi voorbeeld daarvan is de introductie van het Algemeen Pensioenfonds (APF), een nieuwe optie die kan rekenen op een enthousiaste ontvangst in de markt. In deze uitgave hebben we er – naast een brede waaier aan andere onderwerpen – ruimschoots aandacht voor, vanuit diverse invalshoeken. Tegelijkertijd is het – voor wie van bovenaf kijkt – misschien ook niet meer dan een tussenstap op weg naar verdere integratie van het pensioenlandschap.

    Hoe het ook zij, wij bouwen met plezier mee aan dat pensioenlandschap en het spreekt vanzelf dat we dat ook graag samen met u doen. Samen kunnen we de knelpunten scherp krijgen en er oplossingen voor formuleren. We wensen u veel leesplezier en gaan graag met u het gesprek aan.

    Amstelveen, december 2015

    Roel Menken, Jan Stigter en Wim Teeuwissen Branchegroep Pensions

  • De Pensioenwereld in 2016 7 6 De Pensioenwereld in 2016

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Inhoud

    Uitbesteding & assurance 01 Beheersing van uitbesteding: niet ‘meer’ maar ‘beter’

    02 Auditverplichting SUAG: meer dan een ‘moetje’

    03 De nieuwe taal van de accountant

    11

    19

    27

    Fiscaliteiten & grensoverschrijding 04

    05

    06

    07

    Pensioenuitvoering en btw

    Grensoverschrijdende pensioenuitvoering door pensioenfondsen: de stand van zaken

    Biedt een Belgisch OFP mogelijkheden voor Nederlandse pensioenregelingen?

    Het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland en de verdragsverklaring

    35

    43

    51

    63

    Verslaggeving & communicatie 08

    09

    10

    Wat is de toekomst van de haalbaarheidstoets?

    Beleggen in vastgoed: voldoende inzicht in en begrip van de waardering van de stenen?

    Voorbij de volgende bocht kijken … de gedegen strategie van een pensioenfonds

    73

    79

    87

    Het Algemeen Pensioenfonds 11 Het Algemeen Pensioenfonds in vogelvlucht 95

    12 Anticiperen op de strategische kansen van het Algemeen Pensioenfonds

    99

    13 Algemeen Pensioenfonds vraagt om tijdige bezinning op fiscale vraagstukken

    105

    Maatschappij 14 Verantwoording moet het echte verhaal vertellen over 115

    maatschappelijk verantwoord beleggen

    15 Samenstelling divers bestuur vraagt lef 123

    16 Optimaal pensioen vraagt meer dan ooit om deelnemers die zich 129 verdiepen in de materie

    17 Direct verzekerde regelingen: de prijs van zekerheid is hoog 137

    Toekomst 18 Nieuw alternatief voor pensioenknip leidt tot onnodige complexiteit 145

    19 Samenwerking tussenpensioenfondsen: meer dan een binaire keuze 151

    20 FinTech verdient aandacht van pensioensector 161

    Bijlage KPMG-onderzoek 2015 170 Colofon 202

  • De Pensioenwereld in 2016 9

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Uitbesteding

    & assurance

    Beheersing van uitbesteding: 01 niet ‘meer’ maar ‘beter’

    Auditverplichting SUAG: 02 meer dan een ‘moetje’

    03 De nieuwe taal van de accountant

  • Uitbesteding & assurance 11

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    01 Beheersing van uitbesteding: niet ‘meer’ maar ‘beter’ Auteur: Jacco van Kleef

    Pensioenfondsen zijn verantwoordelijk voor uitbestede processen. Om die verantwoordelijkheid in te vullen is meer nodig dan het sluiten van een overeenkomst, het lezen van service level agreement (SLA)-rapportages en het opvragen van een International Standard on Assurance Engagements (ISAE)-rapport. Het gaat erom dat het pensioenfonds, samen met de uitbestedingsorganisatie, komt tot een adequate afstemming van risico’s en daarmee samenhangende rapportages definieert die hierop aansluiten en daardoor winnen aan relevantie.

    “Wanneer ben ik als pensioenfondsbestuurder ‘in control’?” Het is een belangrijke vraag, zeker in het licht van de guidance die De Nederlandsche Bank (DNB)1 in juni 2014 gaf, waarvan de strekking is dat pensioenfondsen niet alleen verantwoordelijk zijn voor het resultaat van de uitbesteding, maar ook voor het uitbestedingsproces.

    De processtappen van uitbesteding laten zien dat het gaat om een con-

    Uit-bestedings

    Evaluatie

    beleid (1)

    Keuze Monitoring van de uit-voerder (2) (4)

    uitbesteding

    Governance uitbesteding

    (3)

    uitbesteding (5)

    Figuur 1: Proces van uitbesteding (DNB 2014) tinu proces van plan, do, check, act. De eigen visie van het pensioenfondsbestuur is bij dit alles maatgevend.

    1 (DNB 2014) DNB Guidance uitbesteding door pensioenfondsen, 1 juni 2014 - http://www.toezicht.dnb.nl/binaries/50-230881.pdf

    http://www.toezicht.dnb.nl/binaries/50-230881.pdf

  • 12 De Pensioenwereld in 2016 Uitbesteding & assurance 13

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Dit veronderstelt een duidelijk beeld van de risico’s en vaststelling van de risicobereidheid. Risicobereidheid valt daarbij uiteen in een risico-evaluatie via een kosten-batenanalyse en inschatting en acceptatie van het restrisico. Een hogere mate van afdekking van risico’s brengt nu eenmaal meer kosten met zich mee en een afdekking van minder dan 100% betekent een restrisico.

    “Wanneer ben ik als pensioenfondsbestuurder ‘in control’?”

    Ook de risicobereidheid is aan veranderingen onderhevig. Specifieke detailbevindingen uit onderzoeken naar datakwaliteit van deelnemersadministraties (bijvoorbeeld de Quinto-P onderzoeken van DNB) leiden bijvoorbeeld tot een lagere risicobereidheid (en dus behoefte aan hogere mate van controle) vanuit pensioenfondsbesturen.

    Bij de ontwikkeling van zowel risicogebieden als de risicobereidheid is de natuurlijke neiging een roep om méér controles en/of rapportages. Doordat in de praktijk een expliciete aansluiting tussen risicomanagementraamwerk en afspraken met uitbestedingspartijen veelal ontbreekt, ontstaan verschillen in verwachtingen. Daarbij speelt een aantal factoren een rol:

    Het uitgangspunt van artikel 143 van de Pensioenwet is dat het pensioenfondsbestuur de eindverantwoordelijkheid heeft over de beheerste en integere – Veel pensioenfondsen werken bedrijfsvoering van uitbestede activiteiten. We spreken dan over het uitbeste momenteel aan een (integraal) dingsrisico. Bij die uitbesteding worden echter verschillende activiteiten risicoraamwerk waardoor – en daarmee ook verschillende risico’s – overgedragen. Bovendien creëert (nog) geen totaalbeeld van uitbesteding op zichzelf ook (nieuwe) risico’s, zoals een afhankelijkheidsrisico. de risico’s en risicobereidheid Uitbestedingsrisico is dus een verzamelnaam. Verder is van belang dat risico’s bestaat. De ervaring leert en risicobereidheid voortdurend veranderen, bijvoorbeeld als gevolg van dat het concretiseren van de economische marktontwikkelingen. risico’s, beheersdoelstellingen

    en het evalueren van de risico-Een continue afstemming met de uitbestedingspartijen is dan ook van belang, bereidheid geen sinecure is, zeker nu in de praktijk een tendens is waar te nemen naar meer bonus maar wel essentieel is voor malusregelingen in uitbestedingscontracten. een goede afstemming en

    invulling van afspraken met Afstemming van risico’s en risicobereidheid: geen sinecure uitbestedingspartijen. In een SLA worden afspraken tussen pensioenfonds en uitbestedingspartij vastgelegd, waaronder afspraken over de overdracht van risico’s en risicobereid – Uitbestedingspartijen hechten uit heid. Idealiter sluit de SLA aan op het (integraal) risicomanagementraamwerk efficiencyoverwegingen aan een van het pensioenfonds. Ook hierbij geldt dat het risicomanagementraamwerk hoge mate van standaardisatie geen statisch geheel is, maar onder meer evolueert naar aanleiding van in de SLA. Hoewel risico’s voor ontwikkelingen in de informatietechnologie en maatschappij. Belangrijke verschillende klanten vergelijkbaar factoren zijn bijvoorbeeld de opslag van data in the cloud en toenemende zijn, is de risicobereidheid aandacht voor privacy aspecten bij deelnemersgegevens. juist klantspecifiek. Dit leidt

    bij pensioenfondsen tot een

    Sectoronderwerpen verdieping uitbestedings relaties:

    – Cultuuraspecten

    – Compliance en Risk

    – Monitoring subserviceorganisaties

    – Fraude en integriteitsrisico

    – Verplichte pensioencommunicatie

    – Bescherming persoonsgegevens

    – Kwaliteit data en interpretatie data

    – Programma en projectbeheersing

    – Cybersecurity

  • © 2016 KPMG Advisory N.V.

    ’-

    14 De Pensioenwereld in 2016

    veronderstelling dat risico’s zijn afgedekt binnen de uitbestedingsrelatie terwijl ze dit feitelijk niet zijn. Klantspecifieke processen, onderuitbesteding, (tijdelijke) work arounds en business continuity vallen daarbij nogal eens buiten de scope van de verantwoording door de uitbestedingspartij. Soms zijn dit reguliere processen, maar vaker betreft dit bijzondere (eenmalige) omstandigheden. Denk aan de wijziging van een pensioenregeling of de transitie naar een nieuwe IT-omgeving/-uitvoerder.

    – Uitbestedingspartijen maken in toenemende mate gebruik van onderuitbesteding. Hiermee worden de risico’s van het pensioenfonds verder in de uitbestedingsketen overgedragen en kan de daarmee samenhangende risicobeheersing uit het zicht van het pensioenfonds verdwijnen.

    Pensioenfondsen en uitbestedingspartijen zoeken momenteel actief de afstemming op een aantal specifieke onderwerpen (zie kader op de vorige pagina).

    De uitdaging: niet ‘méér’ maar ‘beter’ Pensioenfondsbesturen ontvangen van uitbestedingspartijen reeds een grote hoeveelheid rapportages. Het gaat om SLA-rapportages, performancerapportages, compliance- en incidentrapportages, ISAE 3402-rapporten en (externe) rapporten bij specifieke onderwerpen. Elk van deze rapportages dient een specifiek doel en kent een eigen vorm, inhoud en frequentie. Een verbreding met nieuwe onderwerpen en verdieping op de inhoud van deze rapportages maakt het monitoren van de uitbestedingsrelatie niet eenvoudiger. Om in plaats van ‘méér’ te gaan naar ‘beter’ is het van belang om aandacht te besteden aan:

    – Doorvertalen van de afstemming van risico’s en risicobereidheid tussen pensioenfonds en uitbestedingsorganisatie naar rapportages. Deze kunnen met de concretisering van risico’s meer to the point worden en daardoor aan relevantie winnen. Mogelijk dat (delen van) rapportages overbodig worden.

    – Inzicht geven in verbanden, gevolgen en onderlinge afhankelijkheden door de uitbestedingsorganisatie. Zo ligt het voor de hand te veronderstellen dat een incidentmelding over de deelnemersadministratie als bevinding terug te vinden is in een ISAE 3402-rapport. Echter, wanneer de incidentmelding het resultaat is van een controlemaatregel, dan levert dit geen bevinding op. Een verduidelijking hiervan in bijvoorbeeld het ISAE 3402-rapport draagt bij aan het wederzijds begrip van partijen.

    Uitbesteding & assurance 15

    – Versterken van het interne controleraamwerk van de uitbestedingsorganisatie met moderne technieken. Met process mining-technieken wordt de controleinspanning gericht op meer risicovolle transacties/mutaties. De inzet van slimme data-analyses en verbandscontroles kan ervoor zorgen dat met een grotere mate van diepgang (potentiële) onjuistheden worden gesignaleerd.

    Vaststellen risico s (scope) en risicobereid

    heid (materialiteit)

    Verbeterpotentie benutten

    (leervermogen)

    Bouwen aan onderling

    vertrouwen

    Afstemming met uitvoerings

    organisatie

    Continue monitoring

    Verantwoordingsstructuur en rapportages

    Figuur 2: Bouwen aan onderling vertrouwen

    We moeten ook realistisch blijven: incidenten zullen er altijd zijn. Transparantie over een incident is daarbij een belangrijke randvoorwaarde. De echte winst kan worden bereikt door in de relatie tussen pensioenfonds en uitbestedingsorganisatie expliciet aandacht te besteden aan het (wederzijds) gerealiseerde leereffect. Door deze zaken open te bespreken, ontstaat winst voor de relatie maar ook voor de sector.

    Vertrouwen is goed, controle is beter Is hierbij een onafhankelijke en externe controle nodig? Het antwoord op deze vraag wordt allereerst bepaald door de aanwezigheid van tegengestelde belangen tussen pensioenfonds en uitbestedingsorganisatie en informatieachterstand bij het pensioenfonds2. Er kan daarbij snel een neiging bestaan

    2 (Compact 2013) Van Toledo, Stoof en Van Kleef - Beheersing uitbesteding in de pensioensector, Naar balans tussen regels en vertrouwen, Compact 2013/2 - http://www.compact.nl/artikelen/C-2013-2-Toledo.html

    http://www.compact.nl/artikelen/C-2013-2-Toledo.html

  • 16 De Pensioenwereld in 2016 Uitbesteding & assurance 17

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    om nieuwe onderwerpen en rapportages onder externe toetsing te brengen. Wederzijdse afstemming van risico’s en risicobereidheid, het geven van inzicht in de informatiebronnen en onderlinge samenhang in de relatie tussen pensioenuitvoerder en pensioenfonds dragen bij aan het gericht inzetten van externe toetsing en daarmee ook aan beheersing van de daarmee gemoeide interne en externe kosten.

    In de sector is het momenteel gebruikelijk om over de beheersing van processen van de uitbestedingsorganisatie in een ISAE 3402-rapport te rapporteren. Deze rapportage richt zich vooral op de context van financiële verslaggeving. Doordat de verbreding van onderwerpen logischerwijs breder gaat dan deze context is onze verwachting dat ook het uitbrengen van een ISAE 3000-rapport meer in zwang zal komen. Deze rapportagevorm kan qua look-and-feel gelijk zijn aan een ISAE 3402-rapport. Naast een bredere range van onderwerpen kan in een ISAE 3000-onderzoek bovendien een specifiekere onderzoeksnauwkeurigheid (materialiteit) worden afgesproken waardoor de risicobereidheid van de pensioenfondsen een duidelijker plaats krijgt.

    Conclusie Uitbesteding anno 2016 is meer dan het sluiten van een overeenkomst, het lezen van SLA-rapportages en het opvragen van een ISAE-rapport. Essentieel is een goede formulering en afstemming met de uitbestedingsorganisatie van de risico’s en de risicobereidheid.

    In de sector is vanuit ontwikkelingen in de omgeving een verbreding van onderwerpen en diepgang waar te nemen.

    Er is verbetering nodig en mogelijk in dit domein. Door het risicoraamwerk af te stemmen met de uitbestedingsorganisatie is het mogelijk om tijdig witte vlekken en verschillen in verwachting in kaart te brengen.

    Vervolgens kan het pensioenfonds samen met de uitbestedingsorganisatie vaststellen in hoeverre en via welke rapportages en wanneer over de beheersing van risico’s verantwoording wordt afgelegd. Door de rapportages aan te laten sluiten op de risico’s en relaties te verduidelijken kunnen de rapportages aan relevantie winnen.

    Door inzet van moderne controletechnieken kan een controleraamwerk worden versterkt en hoeven de verbreding van onderwerpen en een hogere mate van diepgang niet noodzakelijkerwijs te resulteren in meer rapportages en hogere interne en externe controlekosten. Kortom, niet ‘méér’ maar ‘beter’.

  • Uitbesteding & assurance 19

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    02 Auditverplichting SUAG:

    meer dan een ‘moetje’ Auteurs: Martijn Vrins en Suzanne Stoof

    In 2015 stelde het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een service level agreement (SLA) op vergezeld van een auditverplichting voor pensioenfondsen en pensioenuitvoerders die gebruikmaken van gegevens over de Status Uitkering Arbeid Geschiktheid (SUAG). Wanneer niet aan de auditverplichting voldaan wordt, behoudt het UWV zich het recht voor om de gegevensaanlevering te stoppen. Sommige pensioenfondsen en -uitvoerders grijpen het moment aan om thema’s rondom dataprivacy en datakwaliteit in de organisatie goed op de kaart te zetten en laten daarmee zien dat het meer dan een ‘moetje’ is. Een overzicht van de belangrijkste aspecten.

    Achtergrond Veel pensioenfondsen en pensioenuitvoerders maken bij hun pensioenuitvoering gebruik van het SUAG-product van het UWV. Het voordeel hiervan is dat het UWV vanuit zijn centrale registratie gegevens kan aanleveren voor een volledig deelnemersbestand, dus ook voor bijvoorbeeld slapers. Met de gegevens van dit product kunnen vervolgens aanvullende uitkeringen op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen worden berekend of kan de pensioenopbouw worden bepaald.

    Over deze gegevens is de laatste paar jaar wel wat te doen geweest. Met betrekking tot de gegevensaanlevering vanuit het UWV zijn er het afgelopen jaar maatregelen getroffen om de kwaliteit ervan te verbeteren. Inzake de verwerking van de arbeidsongeschiktheidsgegevens is uit verschillende Quinto-P onderzoeken bij pensioenuitvoerders gebleken dat de complexiteit van verwerking tot fouten leidde. Bovendien kwam er de afgelopen jaren steeds meer aandacht voor het waarborgen van de privacy van toezichthouders en maatschappij.

  • 20 De Pensioenwereld in 2016 Uitbesteding & assurance 21

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    In 2015 heeft het UWV, in samenspraak met de Pensioenfederatie, een (bindende) SLA-overeenkomst met betrekking tot het SUAG-product opgesteld om meer duidelijkheid te bieden over het product en wat daarbij van elkaar verwacht mag worden. Daarnaast werd een auditverplichting ingevoerd waarmee het UWV zekerheid verkrijgt dat de door hem verstrekte, vaak gevoelige, persoonlijke gegevens op een juiste wijze zijn gebruikt en verwerkt. Hoewel deze audit als een ‘moetje’ kan worden ervaren, kan deze ook worden aangegrepen om onderwerpen als datakwaliteit en -privacy concreet handen en voeten te geven binnen de eigen organisatie. De audit wordt dan het sluitstuk van de implementatie van dataprivacybeleid en versterkte interne controle rondom de verwerking van arbeidsongeschiktheidsgegevens en mogelijk andere gevoelige persoonsgegevens.

    Het door het UWV aangereikte referentiekader biedt hiertoe een aantal goede aanknopingspunten, die echter nog wel specifiek zullen moeten worden gemaakt door het betreffende fonds en/of de betreffende uitvoerder.

    Normenkader (opzet) Het UWV heeft aangegeven dat het referentiekader principle based is, waarmee ruimte bestaat om er een eigen invulling aan te geven. Dat is logisch, gezien de grote verscheidenheid aan fondsen en uitvoeringsorganisaties (in omvang en complexiteit), maar dit kan ook vragen oproepen: wanneer is het nu voldoende? Bij het vertalen van het referentiekader naar de ‘eigen normen’ is dan ook belangrijk om contact te leggen met de onafhankelijke auditor die het normenkader uiteindelijk zal toetsen.

    Het referentiekader kent drie onderdelen:

    – Onderdeel I beschrijft de kaders die binnen het pensioenfonds en/of de uitvoeringsorganisatie aanwezig moeten zijn. Deze zogenaamde Algemene beleidscontext bevat onderwerpen die raken aan privacy en informatiebeveiligingsbeleid.

    – Onderdeel II gaat in op de zaken die op operationeel niveau moeten zijn ingeregeld met betrekking tot de afname en het gebruik van het SUAG-product. Hierbij kan worden gedacht aan onderwerpen als logische toegangsbeveiliging en monitoringcontroles.

    – Onderdeel III beschrijft de randvoorwaardelijke normen voor IT-applicaties: het wijzigingsbeheer.

    In het kader hieronder zijn de verschillende deelonderwerpen in meer detail weergegeven:

    Referentiekader

    I Algemene beleidscontext Doelbinding Gegevenslimitatie Informatiebeveiligingsbeleid Gegevensverstrekking Bewerker Geheimhouding

    II A Specifieke beleidscontext Beveiliging van de UWV-gegevens

    II B Uitvoering Logische toegangsbeveiliging: identificatie en authenticatie Logische toegangsbeveiliging: autorisatie Koppelingen tussen applicaties Gegevensverwerking

    II C Controles ten aanzien van applicaties Handelingen van functionarissen Historie (logging)

    III Beheerprocessen Wijzigingenbeheer

    Veel pensioenfondsen en -uitvoerders kennen de genoemde onderwerpen, maar beschikken niet over een kant-en-klaar normenkader binnen de organisatie.

    Wat moet er nu gebeuren (implementatie)? De vertaling van het referentiekader naar een specifiek normenkader kent een aantal onderdelen die we hierna weergeven. Dit overzicht is niet limitatief, kan per situatie verschillen en is bedoeld om richtinggevend te zijn:

  • 22 De Pensioenwereld in 2016 Uitbesteding & assurance 23

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    1. In kaart brengen van het proces rond verwerking van het SUAG-product: is dit volledig bij een partij belegd of zijn er meerdere partijen bij betrokken?

    2. Doornemen van het referentiekader van het UWV en onderzoeken welke onderwerpen reeds door beschikbare normenkaders worden afgedekt. Dit kunnen bijvoorbeeld normenkaders zijn uit ISAE 3402-rapportages. Daarvan moet dan wel specifiek worden vastgesteld dat de SUAG-verwerking ook in scope van de ISAE 3402-rapportage is.

    3. Nagaan welk deel van het referentiekader van het UWV nog niet wordt afgedekt door een bestaande set van controls.

    4. Opstellen van een aanvullend normenkader, in het geval het referentiekader van het UWV niet volledig wordt gedekt door de bestaande set van controls.

    5. Overleg met het UWV over het normenkader (met name het eerste jaar).

    6. Overleg met (interne en/of externe) auditor inzake afspraken over een efficiënte audit.

    7. Verzamelen van evidence waaruit blijkt dat de beheersingsmaatregelen, zoals opgenomen in het normenkader, gedurende het afgelopen jaar hebben bestaan en gewerkt.

    8. In het geval het bestaan en/of de effectieve werking van beheersingsmaatregelen niet aantoonbaar zijn/is, moet worden nagegaan in hoeverre er compenserende maatregelen aanwezig zijn die wel aantoonbaar zijn. Een andere mogelijkheid is wellicht om door middel van totaalcontroles of data-analyses achteraf voor de volledige populatie vast te stellen in hoeverre het afgelopen jaar geen fouten of bevindingen hebben plaatsgevonden.

    9. Regelmatig overleg tussen pensioenfonds, uitvoeringsorganisatie, auditor en/of het UWV om (de uitkomsten en voortgang van) het onderzoek te blijven monitoren.

    Zeker de normen die raken aan de Algemene beleidscontext kunnen uitdagend zijn in de vertaling naar concrete normen. Dat geldt ook voor de wijze waarop het voldoen aan deze normen kan worden aangetoond. Daarbij is het bijvoorbeeld nodig om aan te tonen dat de verstrekte gegevens met betrekking tot arbeidsongeschiktheid alleen zijn gebruikt voor het berekenen van uitkeringen of pensioenopbouw en niet voor andere doelen. Het gaat om een complex vraagstuk waarbij moet worden vastgesteld waar de aangeleverde gegevens worden opgeslagen, en of dat wel terecht is. Worden de gegevens bijvoorbeeld ook nog opgeslagen in een datawarehouse om aanvullende analyses op te plegen? Of kan worden aangetoond dat dat niet het geval is?

    Bij het maken van de vertaalslag naar het eigen normenkader kan het ‘Raamwerk Privacy audits’ van het Centraal Planbureau (CPB) als handreiking worden gebruikt. Hoewel dit referentiekader is opgesteld ten behoeve van het SUAG-product van het UWV, hebben de normen veelal een bredere werking en zijn deze toepasbaar voor meerdere gegevensverwerkingen. Voor pensioenuitvoering worden ook gegevens aangeleverd door de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA), door werkgevers en door salarisadministraties. Dit betreft gegevens waarvoor dezelfde eisen worden gesteld rond dataprivacy en integriteit van verwerking. Het verdient dan ook aanbeveling om deze ook meteen in het proces mee te nemen.

    Daarnaast is het van belang de hele keten van de verwerking in beeld te houden. Zeker als er sprake is van uitbesteding aan bijvoorbeeld een pensioenuitvoerder en/of een IT-serviceorganisatie is overleg nodig over welke normen waar worden afgedekt. Dit vraagt mogelijk om herziening van contractuele afspraken tussen het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie.

    De audit De audit zelf dient te worden uitgevoerd onder leiding van een (interne of externe) auditor die geregistreerd staat als certificerend AA-accountant bij NOvAA, RA-accountant bij NIVRA of RE-Register EDP-auditor bij NOREA. In de praktijk is het, vanwege overlap met jaarrekeningcontrole of ISAE 3402verklaringen, efficiënt om deze onderzoeken door dezelfde auditor uit te laten voeren.

  • 24 De Pensioenwereld in 2016 Uitbesteding & assurance 25

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Het onderzoek zal in de praktijk aan het einde van het kalenderjaar worden uitgevoerd. Het is in theorie ook mogelijk om het onderzoek in het eerste kwartaal van het nieuwe jaar uit te laten voeren. Het is in dat geval wel lastiger om bepaalde geconstateerde tekortkomingen te herstellen, omdat de periode in scope van het onderzoek dan reeds is verstreken.

    De tijdigheid van de audit is van belang omdat het UWV contractueel heeft vastgelegd dat wanneer na rappellering de rapportage niet ter beschikking komt, de levering van het SUAG-product kan worden geschorst.

    Conclusie Dataprivacy en datakwaliteit staan al lange tijd op de agenda van pensioenuitvoerders, pensioenfondsen en toezichthoudende instanties. De identificatie en implementatie van adequate maatregelen is daarbij een grote uitdaging. De auditverplichting is een uitgelezen kans om deze onderwerpen voor een beperkt gegevensgebied (de arbeidsongeschiktheidsgegevens) aantoonbaar op orde te krijgen. Wanneer dat is aangetoond, kan het normenkader worden uitgebreid naar andere gegevensgebieden.

  • Uitbesteding & assurance 27

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    03 De nieuwe taal van de accountant Auteurs: Arthur van Bemmel en Frans Glorie

    De rol van de accountant evolueert in de loop van de tijd, mede onder invloed van de financiële crisis. Het maatschappelijk verkeer heeft behoefte aan betere communicatie over (de uitkomsten van) de controle door de accountant. Eén van de uitingsvormen daarvan is een uitgebreidere controleverklaring, waarin nadrukkelijk wordt gecommuniceerd over de grenzen die de accountant hanteert en zijn specifieke observaties daarbij. Ook voor pensioenfondsen – en hun stakeholders – is het goed om te weten wat deze veranderingen betekenen.

    Accountants hebben vanaf 2015 de mogelijkheid om uitgebreider te rapporteren over hun controlewerkzaamheden en hun observaties. Dit valt niet los te zien van de financiële crisis van enige jaren terug. Toen bleek nadrukkelijk dat het maatschappelijk verkeer moeite had om te doorgronden hoe bepaalde ontwikkelingen bij organisaties (zoals faillissementen) zich verhouden tot de standaard (vaak goedkeurende) bewoordingen van de accountant. Er ontstond een roep om meer transparantie over de controlewerkzaamheden van de accountant en ook de beroepsgroep zelf liet zich niet onbetuigd met de publicatie van het NBA-rapport ‘In het publiek belang’. Een van de onderdelen daarin gaat over het afgeven van een uitgebreide controleverklaring. Deze werd over boekjaar 2014 verplicht gesteld bij organisaties van openbaar belang (OOB’s), oftewel beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeraars. Het ministerie van Financiën kan echter de lijst van OOB’s uitbreiden. In de zomer van 2015 is door het ministerie aangegeven dat pensioenfondsen van een zekere omvang ook als OOB zullen worden aangemerkt. Hiervoor is echter nog geen invoeringsdatum bekendgemaakt. Overigens is KPMG voorstander van de toepassing van de uitgebreide controleverklaring voor de gehele pensioensector, gezien de grote maatschappelijke betekenis van deze sector.

  • 28 De Pensioenwereld in 2016 Uitbesteding & assurance 29

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Wat zijn de belangrijkste wijzigingen? Er is grofweg sprake van twee wijzigingen. Enerzijds zijn de opmaak en de volgorde van onderwerpen in de controleverklaring aangepast. Anderzijds is een aantal nieuwe elementen toegevoegd, vandaar ook de term ‘uitgebreide controleverklaring’. Hierna gaan we nader in op beide aspecten.

    Indeling De tekst van de nieuwe controleverklaring start met het oordeel, dat voorheen pas aan het einde van de verklaring werd geplaatst.

    Belangrijke nieuwe elementen zijn de paragrafen inzake continuïteit (indien van toepassing bij onzekerheden van materieel belang), materialiteit, reikwijdte van de groepscontrole (indien van toepassing), kernpunten van de controle en de benoeming van de accountant (door wie en wanneer). Dit laatste punt is vooral relevant in verband met de roulatie-eisen bij OOB’s. Hierna gaan wij nader in op de materialiteit en de kernpunten van de controle.

    Materialiteit Het begrip materialiteit speelt een centrale rol bij de accountantscontrole, maar is voor buitenstaanders niet altijd duidelijk. De essentie is dat een accountant bij het uitvoeren van zijn controlewerkzaamheden een aantal grenzen in acht neemt. Het doel is om vast te stellen dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de resultaten en de vermogenspositie van het pensioenfonds. Dit houdt in dat de jaarrekening vrij moet zijn van fouten die voor gebruikers van de jaarrekening zouden kunnen leiden tot het nemen van andere beslissingen. Bij gebruikers valt te denken aan De Nederlandsche Bank (DNB) die de jaarrekening hanteert voor haar toezicht, maar ook aan de aangesloten werkgevers of deelnemers die de jaarrekening raadplegen om vast te stellen hoe het pensioenfonds ervoor staat.

    Van belang is dan om de juiste grenzen te definiëren. De kernvraag is: wanneer leidt een fout in de jaarrekening mogelijk tot andere beslissingen van gebruikers? De accountant bepaalt dit op basis van ervaring, professionele oordeelsvorming en mogelijk specifieke feiten of omstandigheden bij het pensioenfonds. Deze grens wordt uitgedrukt in een bedrag: de materialiteit. De materialiteit wordt vooraf bepaald en vastgelegd in het controleplan, dat voor de start van de accountantscontrole wordt besproken met het bestuur.

    De materialiteit wordt afgeleid van een relevante financiële grootheid in de jaarrekening. Dit wordt ook wel de benchmark genoemd. Gangbare grootheden zijn nettowinst (of resultaat), omzet, eigen vermogen, balanstotaal, verplichtingen of solvabiliteitsmarge.

    Bij een pensioenfonds is een belangrijk kengetal de dekkingsgraad, waarmee inzicht wordt gegeven in de vermogenspositie van het pensioenfonds. De dekkingsgraad wordt bepaald door het pensioenvermogen te delen op de voorziening voor pensioenverplichtingen. Het pensioenvermogen wordt dan ook veelal als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de materialiteit en de materialiteit wordt vaak ook uitgedrukt als percentage van dit pensioenvermogen.

    Een materialiteit tussen de 0,5% en 1% van het pensioenvermogen is zeer gebruikelijk. Met andere woorden: fouten in die orde van grootte worden niet geacht van invloed te zijn op de beslissingen die gebruikers nemen op basis van de informatie in de jaarrekening.

    Voor fouten en afwijkingen die groter zijn dan 5% van het materialiteitsbedrag is het gebruikelijk om deze te rapporteren en te laten corrigeren. Deze grens kan in overleg tussen bestuur en accountant worden verlaagd. Fouten onder deze grens worden verzameld en later in totaal beoordeeld. Dit kan dan ook nog leiden tot aanpassing van de cijfers.

    In de nieuwe controleverklaring vermeldt de accountant de materialiteit en de ondergrens voor correcties. Ook wordt de basis vermeld waarop deze materialiteit is bepaald. Voor alle gebruikers wordt hiermee zichtbaar welke grenzen de accountant heeft gehanteerd. Naast deze harde, kwantitatieve grenzen, gelden echter ook kwalitatieve grenzen. De accountant kan andere redenen hebben om bevindingen mee te nemen in zijn oordeelsvorming dan alleen het overschrijden van de vastgestelde grenzen.

    Kernpunten van de controle In de kernpunten van de controle beschrijft de accountant de onderwerpen die het meest belangrijk waren tijdens de controle en relevant zijn voor de gebruikers van de jaarrekening. De accountant geeft hierbij aan wat de belangrijkste risico’s bij het pensioenfonds zijn voor zijn controle en licht tevens toe waarom hij deze risico’s in aanmerking neemt. De accountant beschrijft verder welke werkzaamheden hij heeft uitgevoerd en, indien relevant,

  • 30 De Pensioenwereld in 2016 Uitbesteding & assurance 31

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    welke bevindingen hij hierbij heeft. De informatiewaarde van de kernpunten voor de gebruikers is hoog, deze punten gaan immers specifiek in op het pensioenfonds.

    Een onderzoek van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) in september 2015 over de toepassing van de nieuwe controleverklaring laat zien dat er gemiddeld vier kernpunten worden behandeld. Veel kernpunten hebben betrekking op de waardering van posten in de jaarrekening. Dat is op zichzelf begrijpelijk, want waardering maakt vaak subjectieve inschattingen noodzakelijk, bijvoorbeeld als er geen sprake is van een actieve markt waaruit de waarde kan worden afgeleid.

    Pensioenfondsen komen in het NBA-onderzoek (nog) niet voor. Het moge duidelijk zijn dat waarderingen met subjectieve inschattingen ook in de pensioenwereld een belangrijke rol spelen. Het gaat bijvoorbeeld om de waardering van illiquide beleggingen (afwezigheid van transparante prijsvorming op een actieve markt) en de pensioenverplichtingen (keuze van actuariële grondslagen inzake de levensverwachting en de schatting van toekomstige kosten voor de uitvoering van de regeling).

    Andere onderwerpen die mogelijk in aanmerking komen als kernpunt zijn de beheersing van het uitbestedingsrisico (waaronder het gebruik van ISAE 3402-rapportages), kostentransparantie, specifieke onderzoeken van DNB of IT-conversies.

    De effectiviteit van de controleverklaring neemt toe door per kernpunt een specifieke beschrijving te geven van het risico voor de jaarrekening, de uitgevoerde werkzaamheden en – zeer relevant – de observaties met betrekking tot het kernpunt.

    De voordelen van de nieuwe verklaring De nieuwe controleverklaring heeft tot doel een grotere intensiteit en kwaliteit van de communicatie tussen bestuur, intern toezicht, externe accountant en gebruikers te creëren.

    De door de accountant gerapporteerde kernpunten zijn relevant voor de stakeholders. Minstens zo belangrijk is de reactie van het pensioenfonds op deze punten. Zo zijn in Groot-Brittannië sinds 2012 auditcommissies verplicht om verslag te doen van de aandachtspunten die gerelateerd zijn aan de

    jaarrekening en van die van de accountant. De accountant is op zijn beurt in zijn controleverklaring weer complementair aan de punten uit het verslag van de auditcommissie. De accountant wordt onder meer gevraagd te rapporteren over de kwaliteit van de rapportage van de auditcommissie en de wijze waarop met de accountant is gecommuniceerd.

    Uit onderzoek van KPMG onder pensioenfondsbestuurders1 blijkt dat tot nu toe 58% van de bestuurders bekend is met de nieuwe, uitgebreide controleverklaring. Verder blijkt dat 19% van de ondervraagden denkt dat de nieuwe controleverklaring toegevoegde waarde heeft voor de communicatie met de stakeholders van het pensioenfonds. Een kwart heeft nog geen idee of de controleverklaring wel of niet leidt tot toegevoegde waarde.

    Wat betekent dit voor de Nederlandse situatie? Wij achten het logisch dat pensioenfondsen er goed aan zouden doen om in het begin van het jaar het controleplan grondig met de accountant te bespreken. Daarbij dienen de items te worden bepaald die met grote waarschijnlijkheid relevant zijn voor de controle.

    Bij de uiteindelijke afgifte van de controleverklaring moet vooral voldoende aandacht worden besteed aan communicatie. Zowel de pensioenfondsbestuurder als de accountant moet er scherp op zijn dat de controleverklaring voor alle gebruikers duidelijk is. Het pensioenfondsbestuur kan daaraan bijdragen door de belangrijkste risico’s en de genomen maatregelen te vermelden in het bestuursverslag. Maar het is ook van belang dat het pensioenfondsbestuur in gesprek gaat met de accountant om ervoor te zorgen dat alle informatie duidelijk is, zodat het pensioenfondsbestuur ook is voorbereid op vragen van de toezichthouder, de aangesloten ondernemingen of deelnemers.

    Conclusie Heldere communicatie is van groot belang om de informatiewaarde en de eventuele onzekerheden in een jaarrekening goed op waarde te kunnen schatten. Het is een goede zaak dat de accountant uitgebreider dan vroeger inzicht geeft in hoe afwegingen worden gemaakt en welke kernpunten er zijn.

    Deze ‘nieuwe taal’ van de accountant draagt bij aan een verdere verhoging van transparantie, interne beheersing en vermindert het risico van onplezierige verrassingen.

    1 KPMG heeft in november 2015 een onderzoek uitgevoerd onder 64 pensioenfondsen; de uitkomsten hiervan zijn in de bijlage van deze Pensioenwereld opgenomen (KPMG-onderzoek 2015).

  • De Pensioenwereld in 2016 33

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Fiscaliteiten & grensover-schrijding

    Pensioenuitvoering en btw 04

    Grensoverschrijdende pensioenuitvoering door 05 pensioenfondsen: de stand van zaken

    Biedt een Belgisch OFP mogelijkheden voor 06 Nederlandse pensioenregelingen?

    Het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland 07 en Duitsland en de verdragsverklaring

  • De Pensioenwereld in 2016

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    34

    04

    Fiscaliteiten & grensoverschrijding 35

    Pensioenuitvoering en btw Auteurs: Gert-Jan van Norden en Marilou de Kok

    Pensioenfondsen willen graag de kosten voor uitvoering en beheer van de pensioenregelingen zo veel mogelijk beperken. Aangezien pensioenfondsen geheel of grotendeels van btw vrijgestelde activiteiten verrichten en niet of beperkt de mogelijkheid hebben om btw op kosten in aftrek te brengen, vormt de btw op inkomende facturen al snel een kostenpost. Om de btw-druk zo laag mogelijk te houden, is het voor pensioenfondsen de moeite waard om te onderzoeken of de ingekochte diensten in aanmerking komen voor een btw-vrijstelling.

    Tot 1 januari 2015 konden pensioenfondsen van bepaalde pensioenuitvoerders pensioenadministratiediensten afnemen zonder btw. Deze pensioenuitvoerders pasten de zogenoemde btw-koepelvrijstelling toe. Vanuit de gedachte om verstoring van concurrentie te voorkomen, heeft het ministerie van Financiën besloten om pensioenadministratie per 1 januari 2015 uit te zonderen van de btw-koepelvrijstelling. Deze maatregel heeft een kostenverhogend effect gehad voor pensioenfondsen. KPMG’s onderzoek1 laat zien dat een derde van de ondervraagde pensioenfondsen hierin directe aanleiding heeft gezien om te onderzoeken of er andere manieren zijn om hun btw-kosten te verlagen. Zij verwachten hiervoor zelfs voor 1 januari 2017 maatregelen te nemen. Het is voor alle pensioenfondsen raadzaam om na te gaan of btw op pensioenuitvoeringskosten kan worden verminderd. In deze bijdrage gaan we de verschillende opties langs.

    ATParrest: pensioenfonds als gemeenschappelijk beleggingsfonds Allereerst speelt het Europese arrest ATP PensionService (‘ATP-arrest’) van 12 december 2013, zaak C 464/12, een belangrijke rol. Het ging in dit arrest

    1 KPMG heeft in november 2015 een onderzoek uitgevoerd onder 64 pensioenfondsen; de uitkomsten hiervan zijn in de bijlage van deze Pensioenwereld opgenomen (KPMG-onderzoek 2015).

  • 36 De Pensioenwereld in 2016 Fiscaliteiten & grensoverschrijding 37

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    over de vraag of een pensioenfonds kwalificeert als gemeenschappelijke beleggingsinstelling en daarmee kan profiteren van de btw-vrijstelling voor het beheer. Het Hof van Justitie oordeelde in het ATP-arrest dat pensioenfondsen deze vrijstelling kunnen toepassen, wanneer deze pensioenfondsen worden gefinancierd door de pensioenontvangers, de ingelegde gelden worden belegd volgens het beginsel van risicospreiding en het beleggingsrisico wordt gedragen door de leden van het pensioenfonds. Belangrijk is dus dat de deelnemers van een pensioenregeling het uiteindelijke beleggingsrisico lopen. In deze zaak was beleggingsrisico bijvoorbeeld aan de orde doordat de hoogte van de pensioenuitkering niet vooraf was vastgesteld, maar afhankelijk werd gesteld van de ingelegde premies, de kosten en de rendementen. Eventueel tegenvallend beleggingsrendement zou ten koste gaan van de pensioenuitkering van de deelnemers. Het is echter wel heel denkbaar dat deelnemers ook bij andere soorten pensioenregelingen beleggingsrisico lopen.

    Veel pensioenfondsen hebben de Belastingdienst daarom verzocht zekerheid te geven over de btw-kwalificatie van hun pensioenregeling. Btw-specialisten van de Belastingdienst hebben samen met de landelijke pensioengroep van de Belastingdienst nagedacht over een consistente uitwerking van het ATP-arrest op verschillende soorten pensioenregelingen. De ervaring leert dat daarbij (onterecht) lastige hindernissen worden opgeworpen. Er staat veel op het spel – een vrijstelling van btw levert aanzienlijke besparingen op – en het lijkt dan ook zinnig om bezwaar te maken en om eventueel in beroep te gaan bij de rechter. Het Europese Hof van Justitie eist immers niet dat het volledige en onbeperkte beleggingsrisico bij de pensioendeelnemers moet liggen en stelt ook dat het begrip ‘beheer’ ruim dient te worden uitgelegd. Dit betekent dat, naast diensten van vermogensbeheerders, ook pensioenadministratie en eventuele andere pensioenuitvoeringsactiviteiten van rechtswege van btw zijn vrijgesteld.

    Naast het opkomen tegen een negatief besluit van de Belastingdienst ten aanzien van deze vrijstelling, zijn er ook andere belangrijke domeinen ten aanzien van btw en pensioenuitvoering die zich ontwikkelen en mogelijkheden bieden om btw te besparen. Hierna gaan we daar verder op in.

    Pensioenadministratie uitgezonderd van de btwkoepelvrijstelling Tot 1 januari 2015 konden pensioenfondsen pensioenadministratie zonder btw afnemen van bepaalde pensioenuitvoerders via de btw-koepelvrijstelling. Voor toepassing van de koepelvrijstelling dienden pensioenfondsen een

    samenwerkingsverband te vormen (een ‘koepel’). De pensioenuitvoerder zette dan samen met de pensioenfondsen een dergelijke koepel op. Deze koepel kon zijn diensten zonder btw verlenen aan de pensioenfondsen, mits aan de volgende voorwaarden werd voldaan:

    1. De pensioenfondsen verrichten van btw vrijgestelde activiteiten en zijn lid van de koepel.

    2. De diensten zijn rechtstreeks nodig voor de activiteiten van de pensioenfondsen.

    3. De gezamenlijke kosten van de koepel worden zonder winstmarge doorberekend aan de pensioenfondsen conform ieders aandeel.

    4. Het toepassen van de btw-koepelvrijstelling veroorzaakt geen concurrentieverstoring.

    De laatste voorwaarde was voor het ministerie van Financiën reden om ‘werkzaamheden met betrekking tot pensioenadministratie’ vanaf 1 januari 2015 uit te sluiten van de btw-koepelvrijstelling. Het vrijstellen van deze pensioenadministratie zou namelijk een concurrentieverstorende werking hebben. Er bestaat twijfel of er daadwerkelijk sprake is van concurrentieverstoring. Interessant is dat een Poolse rechter het Europese Hof van Justitie recentelijk heeft gevraagd om een nadere uitleg op dit punt. De Poolse rechter vraagt zich onder andere af of het gaat om potentiële concurrentieverstoring of om reële concurrentieverstoring en hoe dit wordt getoetst als er geen commerciële aanbieder kan worden aangewezen die dezelfde diensten aanbiedt.

    Dergelijke vragen hebben mogelijk ook impact op de toepassing van de btw-koepelvrijstelling in Nederland. Daarnaast rijst de vraag wat de exacte reikwijdte is van ‘werkzaamheden met betrekking tot de pensioenadministratie’. De genoemde inperking van de koepelvrijstelling per 1 januari 2015 sluit niet uit dat de koepelvrijstelling nog wel van toepassing kan zijn op andere diensten van pensioenuitvoerders, zoals bestuursondersteuning, communicatie en vermogensbeheer. Deze diensten dienen dan wel afzonderlijk van de pensioenadministratie te worden aangeboden. Bovendien moet aan de andere voorwaarden voor toepassing van de koepelvrijstelling worden voldaan, wat niet onder alle omstandigheden mogelijk zal zijn.

  • 38 De Pensioenwereld in 2016 Fiscaliteiten & grensoverschrijding 39

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Het laatste woord is nog niet gezegd over toepassing van de btw-koepelvrijstelling in de pensioensector. Mogelijk bieden de vragen die aan het Europese Hof van Justitie zijn gesteld over de concurrentieverstoringseis aanleiding om ook in Nederland gerechtelijke procedures te starten.

    Btwdruk verlagen door pensioenuitvoeringskosten via de werkgever te laten lopen In het voorgaande ging het om situaties waarin het pensioenfonds zelf rechtstreeks pensioenuitvoeringskosten met btw maakt. Economisch gezien komen deze kosten voor rekening van de aangesloten werkgever(s). Ook een kostenverhoging als gevolg van niet-aftrekbare btw bij het pensioenfonds komt per saldo bij de werkgever(s) terecht. Deze heeft in de regel wel recht op btw-aftrek. Wat nu als de kosten rechtstreeks worden gemaakt door de werkgever(s)?

    In de zaak met betrekking tot PPG Holdings B.V. (‘PPG’) staat deze vraag centraal. De werkgever (PPG) heeft het pensioenvermogen voor zijn werknemers afgezonderd in een apart pensioenfonds en koopt als werkgever zelf de pensioenadministratie, het vermogensbeheer, de controle van de jaarrekening en advisering ten behoeve van het pensioenfonds van de diverse dienstverleners in. PPG meent dat alle kosten die zij voor het personeel maakt (ook de diverse kosten die ten behoeve van het pensioenfonds zijn gemaakt) deel uitmaken van de kostprijs van de door PPG geleverde goederen en diensten. De kosten houden daarom direct verband met de gehele bedrijfsuitoefening. Aangezien PPG alleen belaste prestaties verricht, neemt zij de btw op de diverse kosten ten behoeve van het pensioenfonds in zijn geheel in aftrek. De inspecteur stelt echter dat de kosten bij het pensioenfonds thuishoren en dat er als gevolg daarvan geen btw-aftrek mogelijk is. Het Hof van Justitie volgt echter het standpunt van de belanghebbende en meent dat de btw op de kosten terecht in aftrek is genomen (Hof van Justitie van 18 juli 2013, zaak C-26/12). De Europese rechter onderkent namelijk een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de kosten en de belaste prestaties van PPG als werkgever. Dit moest nog wel door de Nederlandse rechter worden bevestigd. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft dat in zijn uitspraak van 1 april 2014 gedaan. De staatssecretaris van Financiën heeft zich hier niet bij willen neerleggen en heeft beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Hoewel de Hoge Raad nog geen oordeel heeft uitgesproken, heeft de advocaat-generaal al wel geadviseerd dat de btw-aftrek terecht is geweest. In vergelijkbare

    situaties kan de btw op kosten ten behoeve van het pensioenfonds (waaronder pensioenuitvoeringskosten) dan ook door de werkgever in aftrek worden gebracht.

    Het is voor pensioenfondsen daarom de moeite waard om de mogelijkheden van de PPG-route nader te onderzoeken. Vanuit btw-perspectief is het relevant dat er duidelijk inzicht is in het rechtstreekse verband tussen de gemaakte kosten en de met btw belaste prestaties van de werkgever(s). Belangrijke niet-fiscale aandachtspunten liggen op het vlak van het DNBtoezicht en governance en control. Welke verantwoordelijkheden en risico’s kunnen en mogen waar liggen? Het samenspel tussen pensioenfonds en werkgever(s) vereist nauwkeurig onderzoek. Duidelijk is in ieder geval dat de uitvoeringsovereenkomst tussen pensioenfonds en werkgever aanpassing behoeft, omdat de premie omlaag kan als de werkgever bepaalde pensioenuitvoeringskosten rechtstreeks voor zijn rekening neemt.

    Btwdruk verlagen door pensioenuitvoeringskosten door te belasten naar de werkgever Er is nog een ander alternatief dan de PPG-route. Deze route stoelt op de gedachte dat het pensioenfonds de met btw belaste kosten op zijn beurt ook met btw doorberekent aan de aangesloten werkgever(s). Het pensioenfonds verricht voor de btw dan belaste prestaties aan de werkgever(s) en kan daardoor btw op de pensioenuitvoeringskosten in aftrek brengen. In recente rechtspraak is steun te vinden voor deze alternatieve route.

    Op 27 juli 2015 heeft Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in hoger beroep namelijk uitspraak gedaan over een soortgelijke situatie. In de betreffende zaak maakt een ondernemingspensioenfonds transitiekosten in verband met een collectieve waardeoverdracht. Het ondernemingspensioenfonds heeft met de onderneming afgesproken dat de onderneming zou delen in deze transitiekosten. In dat kader belast het ondernemingspensioenfonds de gemaakte transitiekosten grotendeels door aan de onderneming met berekening van btw. In tegenstelling tot Rechtbank Gelderland oordeelt het Gerechtshof in hoger beroep dat het doorbelasten van de kosten een prestatie voor de btw is. Vervolgens concludeert het Gerechtshof dat de btw op de door het pensioenfonds gemaakte kosten in aftrek kan worden gebracht, voor zover deze kosten worden doorbelast aan de onderneming.

  • 40 De Pensioenwereld in 2016 Fiscaliteiten & grensoverschrijding 41

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Hoewel de Hoge Raad zich nog over dit vraagstuk moet buigen, biedt dit nadrukkelijk steun voor dit alternatief voor de PPG-route. Temeer daar ook eerdere Europese en Nederlandse rechtspraak op btw-gebied aan het doorbelasten van kosten met btw het gevolg verbindt dat de btw aftrekbaar is op de kosten die zelf worden gemaakt. Het is dan ook zinvol voor pensioenfondsen om dit alternatief te onderzoeken, ook omdat deze route voordelen biedt ten opzichte van de PPG-route op het gebied van toezicht, governance en control. Het pensioenfonds houdt de touwtjes en contractuele relaties met de pensioenuitvoerder immers in eigen hand. Ook hier geldt overigens dat de uitvoeringsovereenkomst tussen pensioenfonds en werkgever aanpassing behoeft, omdat de premie omlaag kan als de werkgever bepaalde pensioenuitvoeringskosten separaat krijgt doorbelast. Met name bij bedrijfstakpensioenfondsen zal op verschillende niveaus overleg nodig zijn, aangezien de doorbelasting van kosten aan verschillende werkgevers zal plaatsvinden.

    Conclusie Het voorgaande laat zien dat er op diverse fronten discussie rondom pensioenuitvoering en btw is en dat er meerdere mogelijkheden zijn om de kosten die voortvloeien uit btw te beperken. Het genoemde ATP-arrest biedt perspectief. Afhankelijk van de uitkomst van de lopende Europese zaken over de koepelvrijstelling biedt dit wellicht ook een oplossingsrichting. Ook is het mogelijk om btw op pensioenuitvoeringskosten in aftrek te nemen, wanneer de werkgever de pensioenuitvoering rechtstreeks van de pensioenuitvoerder afneemt, of wanneer het pensioenfonds deze kosten in eerste instantie zelf neemt en ze daarna met btw als separate dienstverlening aan de werkgever doorbelast. Het is raadzaam om de verschillende mogelijkheden goed te onderzoeken en de mogelijkheden op waarde in te schatten. Betrokken werkgevers, opbouwers en uitkeringsgerechtigden mogen dat van hun pensioenfonds verwachten.

  • De Pensioenwereld in 2016

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    42

    05

    Fiscaliteiten & grensoverschrijding 43

    Grensoverschrijdende pensioenuitvoering door pensioenfondsen: de stand van zaken Auteurs: Touria El Ouardi en Marlies Kastelein

    Grensoverschrijdende pensioenuitvoering door pensioenfondsen staat al jaren sterk in de belangstelling. Onderzoek van KPMG1 laat zien dat bestuurders van pensioenfondsen voor een toekomstig pan-Europees pensioenfonds het meeste potentieel zien in België. Nederland toonde afgelopen jaren onvoldoende daadkracht en lijkt zichzelf uit de markt te prijzen met hoge eisen en rigide voorwaarden.

    Historie Sinds 21 september 2005 is het mogelijk dat pensioenfondsen pensioenregelingen van een andere lidstaat uitvoeren, als gevolg van het implementeren van de Europese Pensioenrichtlijn.2 Het moet dan wel gaan om kapitaalgedekte pensioenen (dekkingsgraad 100% of meer). Met name Ierland, België en Luxemburg hebben gekozen voor een snelle nationale implementatie van de Richtlijn en hebben op maat gesneden juridische vehikels ontwikkeld. In Ierland gaat het om het Common Contractual Fund (CCF), in Luxemburg om de Société d’Epargne-Pension à Capital Variable (SEPCAV) en de Association d’Epargne-Pension (ASSEP) en in België om het Organisme voor de Financiering van Pensioenen (OFP). Het Nederlandse antwoord daarop zou de Algemene

    1 KPMG heeft in november 2015 een onderzoek uitgevoerd onder 64 pensioenfondsen; de uitkomsten hiervan zijn in de bijlage van deze Pensioenwereld opgenomen (KPMG-onderzoek 2015).

    2 Richtlijn 2003/41/EG.

  • 44 De Pensioenwereld in 2016 Fiscaliteiten & grensoverschrijding 45

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Pensioeninstelling (API) zijn, maar die is nooit van de grond gekomen. We hebben weliswaar sinds 1 januari 2011 een Premie Pensioen Instelling (PPI), de ‘API-light’, maar de mogelijkheden daarvan zijn beperkt. Een PPI kan nu eenmaal uitsluitend beschikbare-premieregelingen uitvoeren in de opbouwfase; zij mag geen risico’s lopen zoals rendements- of biometrische risico’s (bijvoorbeeld overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico).

    Voordelen van een EIORP De voordelen van een pan-Europees pensioenfonds (EIORP) zijn talrijk en evident:

    – Centrale organisatie (met name van belang voor een multinationale onderneming om een einde te maken aan versnipperde aansturing).

    – Beter inzicht in de complexiteit die het voeren van verschillende pensioenregelingen meebrengt en meer grip daarop.

    – Betere governance en compliance.

    – Een professionele organisatie met specialistische kennis op het gebied van onder meer beleggingen, lokale en Europese wetgeving en pensioenbeleid.

    – Meer mogelijkheden tot harmonisatie van de pensioenregelingen, wat de pensioencommunicatie vereenvoudigt en internationale arbeidsmobiliteit kan bevorderen.

    – Dure internationale waardeoverdrachten worden overbodig.

    – Asset pooling, liability pooling en de gezamenlijke inkoop van diensten kunnen schaalvoordelen, risicospreiding en kostenbesparingen opleveren.

    – Als gevolg van een en ander kan een rendementsverbetering worden bereikt: in de praktijk 20 tot 30% kostenbesparing.3

    3 Aldus volgens een interview van begin januari 2015 met een asset manager van een Luxemburgs fonds. 4 KPMG heeft in november 2015 een onderzoek uitgevoerd onder 64 pensioenfondsen; de uitkomsten hiervan zijn in de bijlage van deze

    Pensioenwereld opgenomen (KPMG-onderzoek 2015).

    Onderzoek Een van de vragen van het KPMG-onderzoek4 onder pensioenfondsbestuurders luidde: als de pensioenregeling zou worden ondergebracht in een pan-Europees pensioenfonds, welk land zou dan volgens u het meest in aanmerking komen (geredeneerd vanuit de gedachte dat de pensioenuitkomst voor de werknemer zo hoog mogelijk moet zijn)?

    31% stemde voor België, 17% voor Nederland, 5% voor Luxemburg, 1,5% voor het Verenigd Koninkrijk, 1,5% voor Ierland. 8% stemde anders, waarbij onder meer Frankrijk, Noorwegen en Denemarken als opties werden genoemd. 23% wist het niet en 13% had geen mening. België heeft dus met afstand de voorkeur.

    Het aantal actieve grensoverschrijdend werkende EIORP’s Wat zijn de recente ontwikkelingen in Europa?5 De Europese toezichthouder maakt sinds 2007 jaarlijks cijfers bekend over het aantal (actieve) EIORP’s die grensoverschrijdend werken. In 2007 waren er 48 EIORP’s; 39 daarvan waren al actief voordat de Pensioenrichtlijn in werking trad. EIOPA heeft in juli 2015 een nieuw rapport6 gepubliceerd over de ontwikkelingen bij EIORP’s en constateerde daarin dat er per 1 juni 2015 slechts 76 grensoverschrijdende pensioenfondsen zijn binnen de Europese Economische Ruimte (EER).7 Dat is een toename van iets meer dan 50% in 8 jaar (gemiddeld 3,5 nieuwe EIORP’s per jaar) en er is exact één EIORP meer dan naar de toestand per 1 juni 2014, zo blijkt uit het corresponderende rapport uit 2014.8

    5 Zie voor een meer uitgebreide historie ons artikel ‘Grensoverschrijdende pensioenuitvoering door pensioenfondsen’ in KPMG De Pensioenwereld in 2015, p. 59-67.

    6 2015 Market development report on occupational pensions and cross border IORPs, EIOPA-BoS-15/144, 9 July 2015. 7 2015 Market development report on occupational pensions and cross-border IORPs, 9 juli 2015, annex 2, p. 19. 8 2014 Report on Cross Border IORP Market Developments, Annex 2, p. 11.

  • 46 De Pensioenwereld in 2016 Fiscaliteiten & grensoverschrijding 47

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    De verdeling van het aantal cross-border fondsen over de landen is als volgt:

    2015 2014

    België 12 11

    Denemarken 4 3

    Ierland 26 25

    Litouwen 4 4

    Luxemburg 3 2

    Oostenrijk 1 1

    Malta 1

    Verenigd Koninkrijk 25 29

    Totaal 76 75

    Een belangrijke opmerking bij deze cijfers is dat de grensoverschrijdende pensioenfondsen nog relatief klein zijn en goed zijn voor minder dan 1,5% van het totale Europese pensioenvermogen. Ondanks de voordelen van de EIORP’s en ondanks het feit dat de EU al ten minste vanaf 1991 bezig is om een bloeiende interne markt voor pensioenen tot stand te brengen, wil het dus nog steeds niet echt vlotten met de opmars. EIOPA concludeert dan ook dat het gewenst is om grensoverschrijdende pensioenuitvoering meer te propageren teneinde te komen tot een daadwerkelijke interne Europese markt.

    Nederland Nederland huisvest geen enkele EIORP en de belangstelling om er een in Nederland te vestigen lijkt nihil. Intussen neemt het aantal pensioenfondsen in Nederland snel af. In 2007 hield De Nederlandsche Bank (DNB) toezicht over 713 pensioenfondsen. Eind 2011 waren dat er nog 461, eind 2013 nog 382.9 De verwachting van DNB was en is dat het aantal fondsen zal dalen tot beneden de driehonderd. In april 2014 waren ruim zestig fondsen bezig om hun activiteiten elders onder te brengen. De helft is inmiddels opgeheven, vier fondsen hebben een andere oplossing gezocht en gevonden en DNB heeft nog eens dertig pensioenfondsen geïdentificeerd als ‘mogelijk kwetsbaar’.10

    9 Persbericht van 16 april 2014, 11:36 - Bron: ANP. 10 Informatie afkomstig van Liesbeth Goverse, afdelingshoofd Toezicht Kleine Pensioeninstellingen.

    Eén op de zes pensioenfondsen moet zich naar het oordeel van DNB beraden op de toekomst. DNB verwacht overigens dat het huidige tempo van dertig à veertig liquiderende fondsen per jaar zal aanhouden.11

    Hoe zien pensioenfondsbestuurders de toekomst van hun fonds? Bij het KPMG-onderzoek gevraagd naar hun visie op de toekomst van hun eigen pensioenfonds, antwoordde 33% van de pensioenfondsbestuurders dat het fonds zelfstandig zal blijven bestaan en dat niet naar samenwerking met andere fondsen wordt gezocht. 12% verwacht dat het fonds zal worden geliquideerd en dat de pensioenen zullen worden ondergebracht bij een verzekeringsmaatschappij. 11% verwacht vrijwillige aansluiting te zoeken bij een bedrijfstakpensioenfonds, 19% bij een APF, 0% gaat naar een PPI. Wat hierbij boekdelen spreekt: niemand verwacht dat de pensioenregeling zal worden ondergebracht in een EIORP, hoewel één bestuurder antwoordde zelf geen enkele andere mogelijkheid te zien.

    Hoe doet Nederland het in vergelijking met het buitenland? Op dit moment zijn er zeven EIORP’s die uitsluitend een Nederlandse pensioenregeling uitvoeren (in België vier; in Luxemburg, Malta en het Verenigd Koninkrijk elk één). Het gaat overwegend om DC-regelingen, alhoewel drie van de vier Belgische EIORP’s een DB-regeling uitvoeren. In Ierland is een EIORP gevestigd die zowel een Britse als een Nederlandse DC-regeling uitvoert; hetzelfde geldt voor Liechtenstein en Luxemburg. Luxemburg heeft daarnaast een EIORP waarin een Deense, Liechtensteinse en Nederlandse pensioenregeling zijn ondergebracht; het Verenigd Koninkrijk een met een Deense, Ierse en Nederlandse pensioenregeling en een andere met een Franse, Luxemburgse, Nederlandse en Tsjechische DC-regeling. Nederland fungeert dus net als in 2014 als gastland voor 13 buitenlandse EIORP’s. Minder dan 2% van het totaalaantal pensioenfondsen in Nederland is overigens de grens overgegaan, en de pensioenen van slechts tweeduizend ‘Nederlandse’ verzekerden zijn ondergebracht in een OFP.12 De conclusie is duidelijk: Nederlandse pensioenregelingen worden (mondjesmaat) uitgevoerd in het buitenland. Het omgekeerde komt niet voor. Nederland is kennelijk geen aantrekkelijk vestigingsland als het gaat om pensioenuitvoering. Nederland is geen Pensioen Kampioen; Nederland blijft achter!

    11 Maarten van Wijk, Bijna zesde van pensioenfondsen kwetsbaar, Het Financieele Dagblad 20 maart 2015, http://fd.nl/economiepolitiek/1097435/strong-dnb-twijfelt-aan-bestaansrecht-van-nog-eens-dertig-pensioenfondsen-strong.

    12 Mr. F.A.M. Reumkens, De thermometer in de pensioenvlucht naar België, Pensioen Magazine 2015/96.

    http://fd.nl/economiehttp:aanhouden.11http:kwetsbaar�.10

  • 48 De Pensioenwereld in 2016 Fiscaliteiten & grensoverschrijding 49

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    Oorzaken waardoor Nederland terrein verliest In de eerste plaats komt dit doordat België tijdig heeft ingespeeld op de invoering van de Pensioenrichtlijn, net als Ierland en Luxemburg. Nederland heeft dat niet gedaan. De API is er nooit gekomen, de mogelijkheden van de PPI zijn te beperkt, het multi-OPF wordt weer afgeschaft en het APF is er nog niet. In de tweede plaats is het OFP geschikter om een internationale pensioenregeling uit te voeren dan de vehikels die kunnen worden gebruikt op de Nederlandse markt. In de derde plaats is relevant dat in Nederland sprake is van een aanzienlijke aanscherping van de eisen waaraan pensioenfondsen moeten voldoen ten opzichte van de eisen die de Pensioenrichtlijn stelt. In dit verband kan bijvoorbeeld worden gewezen op de huidige domeinafbakeningen, productafbakening, het verbod op ringfencing tussen pensioenregelingen en de paritaire bestuursstructuur. Voor pensioenfondsen waaraan verplicht moet worden deelgenomen kan worden gewezen op de doorsneepremie,13 en de markt- en overheidsbepalingen14 die beperkingen opleggen aan het gebruik van data over deelnemers, naam en beeldmerk van het pensioenfonds en aan het verschaffen van informatie over andere producten dan die welke het fonds zelf voert. Ook is het toezicht in Nederland op andere leest geschoeid dan het toezicht in België. Het Belgische toezicht is veel flexibeler, waardoor met een lagere premie en lagere voorzieningen toch aan alle verplichtingen kan worden voldaan. In België worden minder strenge solvabiliteitseisen gesteld. Last but not least heeft de pensioensector te maken met voortdurend wijzigende, telkens aangescherpte regels. Deze combinatie van feiten en omstandigheden maakt dat uitvoering van pensioen in andere landen tegen aanzienlijk lagere kosten kan plaatsvinden dan in Nederland.

    Vooruitziende blik We schreven in KPMG De Pensioenwereld in 2008:15 “Nederland loopt op dit moment het gerede risico dat het niet het land van eerste voorkeur zal zijn voor vestiging van een EIORP. In de eerste plaats omdat de API, het Nederlandse vehikel, er nog niet is. In de tweede plaats omdat nog niet bekend is hoe in de praktijk zal worden omgegaan met het toezicht. Het is waar dat de sociale partners uiteindelijk de pensioenvoorwaarden bepalen en niet DNB. Maar als DNB zwaardere eisen stelt dan de Belgische toezichthouder, wordt Nederland als pensioenland duurder. Dat het pensioen in België onder omstandigheden ook duurder kan uitpakken, betekent nog niet dat het in België onder alle

    13 Hier zal pas vanaf 2020 iets aan worden gedaan. 14 Artikel 5, 6 en 7 Wet Bpf 2000. 15 EIORP’s, API’s en andere internationale ontwikkelingen: what’s next?, KPMG De Pensioenwereld in 2008, blz. 41.

    omstandigheden ook duurder zal uitpakken. In Nederland is zekerheid over meerkosten, in België kan het meevallen. Niet alleen de werkgever kijkt naar de kostenkant. Ook de werknemer kan naar de kostenkant kijken, en zal dat vooral doen als er een hoge eigen bijdrage is. Bij een beschikbare-premieregeling is alleen de input zeker. Als een werknemer kan kiezen tussen een beschikbarepremiepensioen dat voor 30% aan de strijkstok blijft hangen, is dat minder aantrekkelijk dan een beschikbare-premiepensioen dat voor 10% aan de strijkstok blijft hangen. Dan is het nog niet zo zeker of de werknemers en ondernemingsraad verplaatsing van een pensioenfonds naar het buitenland wel zouden willen tegenhouden.”

    Tot slot Nederland verliest de slag als het gaat om de EIORP. In afwijking van het advies van de Werkgroep Europese Pensioenen heeft Nederland ervoor gekozen om passief/defensief te reageren op de Pensioenrichtlijn. Pensioenkapitaal uit het buitenland heeft het niet of nauwelijks kunnen aantrekken. Nederland heeft zichzelf uit de markt geprijsd. Typerend is de formulering op Wikipedia16: “Nederland kan bogen op een uitstekende financiële infrastructuur, maar het Nederlandse toezicht en regelgeving steken ongunstig af bij die van Luxemburg, Ierland en België.” Misschien toch een reden voor pensioenfondsbestuurders om een buitenlandse EIORP serieus te gaan (her)overwegen?

    16 https://nl.wikipedia.org/wiki/Pan-Europees_pensioenfonds.

    https://nl.wikipedia.org/wiki/Pan-Europees_pensioenfonds

  • De Pensioenwereld in 2016

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    50

    06

    Fiscaliteiten & grensoverschrijding 51

    Biedt een Belgisch OFP mogelijkheden voor Nederlandse pensioenregelingen? Auteurs: Ivar Sintemaartensdijk en Marlies Kastelein

    Ook in 2015 heeft KPMG weer een onderzoek laten verrichten naar de opinie van pensioenfondsbestuurders.1 64 pensioenfondsen hebben deelgenomen. Een (hypothetische) vraag luidde: “Als de pensioenregeling zou worden ondergebracht in een pan-Europees pensioenfonds, welk land zou dan volgens u het meest in aanmerking komen (geredeneerd vanuit de gedachte dat de pensioenuitkomst voor de werknemer zo hoog mogelijk moet zijn)?” België had met 31% van de stemmen verreweg de eerste voorkeur. Een goede tweede was Nederland met 17%. Wat zijn de overeenkomsten tussen een EIORP (European Institution for Occupational Retirement Provision) in België en een Nederlands pensioenfonds? Waarin onderscheidt België zich van Nederland? Wat maakt België populair? En waarom wagen niet meer pensioenfondsen de overstap?

    De organisatiestructuur van een pan-Europees pensioenfonds in België dat een Nederlandse regeling uitvoert hoeft niet wezenlijk verschillend te zijn van die van een Nederlands pensioenfonds. Dezelfde Europeesrechtelijke regels zijn van toepassing met betrekking tot het toezicht. Ook in België berust het prudentiële toezicht in andere handen dan het gedragstoezicht (Twin Peaks-model). Het Belgische rechtssysteem lijkt overigens tamelijk sterk op het Nederlandse. In België moet een ‘instelling voor bedrijfspensioenvoorziening’ (IBP) afgescheiden zijn van de bijdragende onderneming(en), net als in Nederland. Ook in België zijn pensioenfondsen in principe niet onderworpen aan

    1 KPMG heeft in november 2015 een onderzoek uitgevoerd onder 64 pensioenfondsen; de uitkomsten hiervan zijn in de bijlage van deze Pensioenwereld opgenomen (KPMG-onderzoek 2015).

  • 52 De Pensioenwereld in 2016 Fiscaliteiten & grensoverschrijding 53

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    vennootschapsbelasting. Uitholling van de Nederlandse rechtsbescherming kan zich niet voordoen. De pensioenregeling blijft namelijk onder het sociaal en arbeidsrecht van Nederland vallen.2 De inhoud van de pensioentoezegging behoeft zelfs in geen enkel opzicht te worden gewijzigd, als de pensioenregeling in België wordt ondergebracht. Dat alles lijkt een overstap naar België relatief eenvoudig te maken.

    Kenmerken van een OFP Een pensioenfonds moet in België de rechtsvorm aannemen van een ‘organisme voor de financiering van pensioenen’ (OFP). Dat is wettelijk verplicht.3 Het maatschappelijke doel van een OFP is beperkt tot het doen van pensioenuitkeringen en activiteiten die daaruit voortvloeien. Een OFP heeft rechtspersoonlijkheid. De zetel en het hoofdbestuur van het OFP moeten in België zijn gevestigd. Op alle stukken die uitgaan4, moet de naam van het OFP prijken en bovendien moet expliciet blijken dat het gaat om een OFP. Een paritair bestuur hoeft er niet te zijn.

    Een verbod op ringfencing is er niet; evenmin geldt een verplichte domeinafbakening. De eis van een eigen solidariteitskring wordt niet gesteld. Bundeling van een willekeurig/groot aantal, desnoods totaal verschillende pensioenregelingen binnen één fonds is dus mogelijk, wat beslist een pre is.

    Operationele taken van een OFP Elke operationele taak dient te worden toegekend aan een daarvoor evident verantwoordelijk operationeel orgaan. Het OFP moet ten minste de volgende operationele taken uitvoeren:

    1. innen van pensioenpremies; 2. uitbetalen van pensioentermijnen; 3. voeren van beleggingsbeleid; 4. actief/passief vermogensbeheer; 5. informatie verstrekken aan toezichthouders, sponsors (bijdragende

    ondernemingen), deelnemers (aangeslotenen) en pensioengerechtigden (begunstigden);

    6. AO/IC (uitwerken en opvolgen van interne controlemaatregelen);

    2 Art. 20 Pensioenrichtlijn (Richtlijn 2003/41/EG). 3 Wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. 4 Zoals akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen en andere stukken.

    7. beslissingen van de Algemene Vergadering uitvoeren; 8. jaarrekeningen en jaarverslag voorbereiden; 9. bij uitbesteding controleren van de ingeschakelde adviseurs; 10. uitwerken van de huishoudelijke reglementen; 11. uitwerken van een reglement voor belangenconflicten en een procedure

    voor klachtenbehandeling.

    Verplichte en optionele organen Een OFP is verplicht om ten minste een Algemene Vergadering en een Raad van Bestuur in te stellen. Andere organen zijn optioneel. De bevoegdheden van die andere organen kunnen worden neergelegd in de statuten of worden bepaald door de Raad van Bestuur. Werkzaamheden kunnen uiteraard ook worden uitbesteed, al doet dat niets af aan de verantwoordelijkheden. Controlerende en adviserende taken zijn weggelegd voor (erkende) commissarissen, accountants (‘revisoren of revisoraatvennootschappen’) en actuariële deskundigen. De organisatievorm van een OFP is dus uitermate flexibel.

    Algemene Vergadering De Algemene Vergadering is samengesteld uit de leden van het OFP. Sponsors, deelnemers en pensioengerechtigden (dan wel hun vertegenwoordigers) moeten ten minste twee derde van het aantal stemmen hebben. De leden van de Algemene Vergadering kunnen bestaan uit natuurlijke personen en rechtspersonen: bijdragende ondernemingen en daaraan gelieerde vennootschappen en/of (vertegenwoordigers van) deelnemers en/of pensioengerechtigden. Een lid-rechtspersoon is verplicht om ten minste één vaste vertegenwoordiger aan te stellen. Deze mag niet worden ontslagen zonder dat tegelijk een opvolger wordt benoemd. De Algemene Vergadering is het toezichthoudend orgaan en heeft de meest uitgebreide bevoegdheid om de handelingen die het OFP aangaat te verrichten of te bekrachtigen. Beslissingen van de Algemene Vergadering moeten worden neergelegd in notulen.

    Een besluit van de Algemene Vergadering is vereist voor:

    – statutenwijziging; – benoeming, afzetting en ambtsbeëindiging van bestuurders; – benoeming, afzetting en bezoldiging van erkende commissarissen en

    revisoraat-vennootschappen;

  • 54 De Pensioenwereld in 2016 Fiscaliteiten & grensoverschrijding 55

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    – uitsluiting van leden; – goedkeuring van jaarrekeningen/jaarverslag; – wijziging van bestuurders, erkende commissarissen en revisoraat

    vennootschappen; – bekrachtiging van financieringsplan en wijzigingen daarop; – bekrachtiging van verklaring inzake beleggingsbeginselen; – bekrachtiging van beheersovereenkomsten met bijdragende ondernemingen; – bekrachtiging van collectieve waardeoverdrachten; – ontbinding en vereffening.

    De Algemene Vergadering moet ten minste eenmaal per jaar bijeenkomen.

    Raad van Bestuur De Raad van Bestuur vertegenwoordigt het OFP in en buiten rechte en is bevoegd alle handelingen te verrichten die nodig of nuttig zijn voor de verwezenlijking van het maatschappelijk doel van het OFP, met uitzondering van de handelingen die de wet of de statuten voorbehouden aan de Algemene Vergadering. De Raad van Bestuur bepaalt het algemene beleid, oefent het toezicht uit op eventuele andere organen en roept de Algemene Vergadering bijeen in de gevallen bepaald bij de wet of de statuten of wanneer ten minste een vijfde van de leden dit vraagt. Verder moet de Raad van Bestuur een register bijhouden van de leden van de Algemene Vergadering en alle beslissingen betreffende de toetreding, uittreding of uitsluiting van leden binnen acht dagen inschrijven nadat die informatie ter kennis is gekomen (op straffe van aansprakelijkheid). In België is veelal sprake van professionele pensioenfondsbestuurders die een (hernieuwbaar) mandaat hebben voor maximaal zes jaar.

    Andere organen De bevoegdheden van de Raad van Bestuur mogen ook worden toegekend aan andere organen, dan wel aan een of meer personen, al dan niet bestuurders, al dan niet leden van de Algemene Vergadering, die alleen, gezamenlijk of collegiaal optreden. Alle operationele organen van het OFP moeten bestaan uit ten minste twee natuurlijke of rechtspersonen die een college vormen. De leden van de operationele organen van het OFP moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken. Belangenverstrengeling moet te allen tijde worden vermeden.

    Sociale comités De vorm krijgen van een sociaal comité is zeer geschikt voor bijvoorbeeld een verantwoordingsorgaan/belanghebbendenorgaan. Sociale comités kunnen namelijk worden ingesteld ten behoeve van de uitvoering van de relevante bepalingen van de sociale en arbeidswetgeving. Hun samenstelling, bevoegdheden en werking kunnen worden geregeld in de statuten, in een overeenkomst tussen het OFP en de sponsor of in een ander document. De oprichting en werking van de sociale comités mogen de uitoefening van een passend prudentieel toezicht niet belemmeren. Overigens worden sociale comités niet gerekend tot de organen van een OFP.

    Verantwoordelijkheden Een OFP moet een degelijk financieringsplan opstellen en naleven. De toezichthouder kan in zo’n plan om het even welke wijzigingen aanbrengen in het belang van de deelnemers, slapers en gepensioneerden en deze verzekeren van een passende en regelmatige financiering. Een OFP dat resultaatverbintenissen aangaat, is verplicht tot het aanhouden van een solvabiliteitsmarge. Ten minste eenmaal per jaar moet een technische voorziening worden berekend voor de lopende en vervallen verbintenissen die nog niet volledig vereffend zijn. Ten minste elke drie jaar stelt het OFP een schriftelijke verklaring op met de beginselen van het beleggingsbeleid, die het binnen een maand na opstelling of wijziging aan de toezichthouder verstrekt. De activa moeten prudent worden belegd, met het oog op de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit, het rendement van de portefeuille en de belangen van de deelnemers, slapers en gepensioneerden. Verder mag een OFP zich niet borg stellen voor derden, zelf geen leningen aangaan (behalve tijdelijk, voor liquiditeitsdoelen) en geen leningen verstrekken aan leden van zijn organen of personeel (behalve onder voorwaarden die de toezichthouder moet goedkeuren). De volgens de voorschriften opgestelde jaarrekening en het jaarverslag van het voorafgaande jaar moeten uiterlijk op 30 juni bij de toezichthouder worden ingediend.

    Aansprakelijkheden De bij wet geregelde aansprakelijkheden zijn niet gering. In het algemeen zijn vertegenwoordigers van een lid-rechtspersoon van het OFP burgerrechtelijk aansprakelijk en strafrechtelijk verantwoordelijk alsof zij zelf de betrokken opdracht in eigen naam en voor eigen rekening zouden hebben volbracht, onverminderd de hoofdelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon die zij vertegenwoordigen. Handelen in strijd met de wet, uitvoeringsbesluiten

  • 56 De Pensioenwereld in 2016 Fiscaliteiten & grensoverschrijding 57

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    en -reglementen en/of expliciete voorschriften die de toezichthouder heeft uitgevaardigd, en opzettelijk onjuiste verklaringen afgeven aan de toezichthouder of weigering om deze de gevraagde inlichtingen te verstrekken, kunnen met een hechtenis van maximaal drie jaar of een geldboete worden bestraft. Dit geldt voor bestuurders en commissarissen en ook voor effectieve leiders of lasthebbers van ondernemingen en instellingen die niet aan de voorwaarden hebben voldaan.

    Toezicht (en kosten) Qua toezicht voldoet een OFP uiteraard volledig aan de relevante Europese wet- en regelgeving. Tot 31 maart 2011 hield één toezichthouder toezicht op de Belgische financiële sector: de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA). Mede naar aanleiding van de kredietcrisis is daarin verandering gekomen. Het prudentiële toezicht op de financiële soliditeit is nu een taak voor de Nationale Bank van België (NBB), terwijl het gedragstoezicht valt onder de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA), de opvolger van de CBFA.5

    Net als in Nederland worden de kosten van het toezicht gedragen door de sector zelf. Het toezicht mag slechts ten doel hebben de financiële toestand, de beheersstructuur en de administratieve en boekhoudkundige organisatie te controleren en na te gaan of het OFP in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen. De NBB vult het prudentiële toezicht op een andere wijze in dan De Nederlandsche Bank (DNB): eerder principle based dan rule based. Er is geen Financieel Toetsingskader en er worden minder rigide eisen gesteld aan de solvabiliteit van een OFP. Onder omstandigheden geldt een wettelijke bijstortingsverplichting voor de aangesloten werkgever(s). Voor buitenlandse pensioenregelingen kan dat overigens in feite alleen aan de orde komen bij DB-regelingen. In het algemeen bestaat in België meer ruimte voor maatwerk6, omdat de discretionaire bevoegdheid van de Belgische toezichthouder ruimer is dan die van DNB.

    Het omzettingstraject Grensoverschrijdende omzetting houdt in dat de rechtsvorm en de nationaliteit (het toepasselijke recht) van een rechtspersoon wijzigen, maar dat deze wel blijft bestaan en rechtspersoonlijkheid behoudt. Op Europees niveau ontbreekt een

    5 Wet tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, en houdende diverse bepalingen.

    6 Mr. F.A.M. Reumkens, ‘De thermometer in de pensioenvlucht naar België’, Pensioen Magazine 2015/96.

    wettelijke regeling voor de grensoverschrijdende omzetting van rechtspersonen; in Boek 2 BW eveneens. Het rechtspersonenrecht maakt onderscheid tussen landen die de incorporatieleer hanteren en landen die de leer van de werkelijke zetel (siège réel) hanteren. In het eerste geval wordt de rechtspersoon blijvend beheerst door recht van het land van oprichting, ongeacht de locatie van de werkelijke leiding. Dat ligt anders in de ‘siège réel’-leer: verplaatsing van de feitelijke leiding leidt in de regel van rechtswege tot liquidatie van de rechtspersoon.

    Nederland hanteert de incorporatieleer.7 De statutaire zetel is bepalend voor het recht dat op een rechtspersoon van toepassing is.8 Een Stichting Pensioenfonds die is opgericht naar Nederlands recht is verplicht om haar statutaire zetel in Nederland te hebben.9 Verplaatsing van de statutaire zetel naar het buitenland kan niet rechtsgeldig plaatsvinden als daarvoor geen wettelijke grondslag is. Het besluit tot zetelverplaatsing is dan nietig wegens strijd met de wet. In de praktijk betekent dit dat alleen werkgevers die deelnemen aan een niet verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds, die een eigen ondernemingspensioenfonds hebben of die een rechtstreeks verzekerde regeling hebben, hun pensioenregeling bij een pensioeninstelling in een andere lidstaat onder kunnen brengen.10

    Een Nederlands pensioenfonds dat zijn zetel wil verplaatsen en rechtsgeldig onder buitenlands recht wil komen te vallen zal namelijk in liquidatie moeten treden. Een eventuele verplichtstelling komt daarbij te vervallen.

    Gaat het OFP een hoge vlucht nemen? Een grensoverschrijdende EIORP die verschillende pensioenregelingen uitvoert, kan belangrijke voordelen met zich brengen.11 Op de Belgische markt zijn OFP’s actief die openstaan voor verschillende individuele werkgevers. België presenteert zich al sinds 1 januari 2007 nadrukkelijk als een aantrekkelijk pensioenvestigingsland.12 (Werknemers van) ondernemingen die hun pensioenregelingen hebben ondergebracht in België lijken in het algemeen best tevreden.13 Waarom zetten dan niet meer pensioenfondsen en/of hun sponsoren deze stap?

    7 Art. 2 Wet conflictenrecht corporaties. 8 Art. 1:10 lid 2 BW. 9 Art. 2:286 lid 4, onderdeel d BW. 10 Aldus de brief van 15 augustus 2007 met kenmerk AV/PB/07/26549 van minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de

    Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over toezichtregimes op pensioenfondsen in de EU. 11 Zie het artikel ’Grensoverschrijdende pensioenuitvoering door pensioenfondsen: de stand van zaken’ op pagina 41. 12 Belgium, Prime Location of Pan-European Pension Funds’. 13 Drs. J.A.J. den Haag AAG, ‘Pensioen in België kan wel degelijk een beter alternatief zijn’, Pensioen Magazine 2014/114.

    http:tevreden.13http:pensioenvestigingsland.12http:brengen.11http:brengen.10

  • 58 De Pensioenwereld in 2016 Fiscaliteiten & grensoverschrijding 59

    © 2016 KPMG Advisory N.V.

    In de eerste plaats is het een bewerkelijk traject vanwege het feit dat het Nederlandse pensioenfonds moet worden geliquideerd. In de tweede plaats moeten sociale partners tot overeenstemming komen. Er is namelijk een gezamenlijke beslissing nodig van werkgever(s) en werknemers, waarvoor uiteraard voldoende draagvlak moet bestaan. De Ondernemingsraad moet instemmen,14 evenals een verantwoordingsorgaan, dat een adviesrecht heeft,15

    dan wel een belanghebbendenorgaan, dat zowel een goedkeuringsrecht als een adviesrecht heeft.16 Last but not least kunnen bedrijfstakpensioenfondsen en beroepspensioenregelingen er niet voor kiezen om hun pensioenregeling bij een pensioeninstelling in een andere lidstaat onder te brengen, althans niet zonder de verplichtstelling te verliezen.17

    Uitkomsten van het KPMGonderzoek Gevraagd naar specifieke redenen voor een pensioenfonds om eventueel in de toekomst te willen switchen naar een buitenlandse EIORP werden de volgende antwoorden gegeven (meerdere antwoorden geven was mogelijk). 41% van de pensioenfondsbestuurders noemde een of meer van de volgende redenen: centrale plaats van vestiging; internationale mogelijkheden/pensioenregeling medewerkers buiten Nederland; schaalvergroting; beleggingsvoordelen; voorkomen van witte vlekken; kostenreductie; efficiency/samenwerking; eenduidige internationale/Europese regeling; kostenbesparing op vermogensbeheer; governance; compliance; poolen van actuariële ri