De overwinnende Christus - studiebijbel.nl · gekregen. Het aspect van de overwinning op de kwade...
Transcript of De overwinnende Christus - studiebijbel.nl · gekregen. Het aspect van de overwinning op de kwade...
-
PB 1
JAARGANG 12 | juni 20194Voor wie meer uit de Bijbel wil halen!
verder:• De actuele boodschap van het boek Job
• Wat voor zendingsreizen maakte Paulus?
• Paulus’ gebruik van het plengoffer
StudieBijbelMAGAZINE
De overwinnende
Christus
-
2 3Redactioneel
Telkens weer, ook na 47 jaar Bijbel lezen, leer ik iets waar ik daarvoor nog niet van op de hoogte was of me nog niet zo bewust van was. De laatste maanden ben ik bezig met de revisie van het commentaar bij het evangelie naar Matteüs. Dagelijks ontdek ik dan iets wat nieuw voor me is. Wat is Gods Woord ongelofelijk rijk! Je blijft lezen en je blijft studeren. Maar het is niet zo dat ik nu minder vragen heb dan jaren geleden. Integendeel, ik heb veel meer vragen dan vroeger en ik denk dat ik vandaag met minder zekerheden leef dan veertig jaar geleden. Toch blijf ik Bijbel lezen en word ik keer op keer gezegend. Hoe kan dat, hoor ik iemand denken, je krijgt meer vragen, maar je wordt toch gezegend? Dat zal ik uitleggen. Ik heb ontdekt dat de zegen van God niet afhangt van de hoeveel-heid cognitieve kennis en waarheid die ik bezit, maar van het vertrouwen dat ik heb in Jezus Christus. En zegen van God hangt ook niet daarvan af of ik iets goed begrijp of niet, maar of Hij door Zijn Woord tot mijn hart kan spreken. Telkens wanneer ik verrast wordt door iets wat ik lees, word ik gezegend, omdat ik dan de nabijheid van de levende Heer, de opgestane Christus ervaar. En wel voornamelijk daarin dat Hij vele male groter en heerlijker is dan ik in mijn hele leven aan kennis kan verzamelen en onthouden of begrijpen!! Veel groter dan kennis is een vertrouwensrelatie. Het Evangelie van Jezus Christus is dan ook voor iedereen! Niet alleen voor intellectue-len, maar voor iedereen. En het zijn vooral
de eenvoudigen die het met beide handen dankbaar aannemen, zoals Jezus zelf al zei (Mat.11:25). Waarom schrijf ik dit als intro in een magazine dat juist het kader van de kerk en nadenkende reflecterende christenen wil helpen om antwoorden te krijgen op hun vragen? Om te relativeren. Relativeren is enorm belangrijk. Het is een teken van gees-telijke groei dat je kritisch durft kijken naar je eigen overtuigingen. En ook dat je bij het ontdekken van iets nieuws dit niet meteen tot het een en al verheft. Laat ik het prachtige artikel van Raymond Hausoul over de overwinnende Christus als voorbeeld nemen. De verlossing van Christus wordt er uitgelegd in de taal van het slagveld, waarin de machten van het kwaad overwonnen worden door de macht van Christus. Dit is slechts een van de metaforen waarmee het verlossingswerk in het NT beschreven wordt. Elders zegt Hausoul: Er is daarnaast ook de taal van de marktplaats, waar Christus ons loskoopt en bevrijdt uit slavernij en uitbuiting. Er is de taal van de tempel, over het offer van Christus dat ons reinigt en aanvaardbaar maakt voor een heilige God. Er is de taal van de rechtbank waar Christus voor de rechter staat en onze straf draagt, zodat Hij onze schuld kan verwijderen en onze vrijspraak kan bewerken.God is altijd groter dan wij kunnen beden-ken, want Hij is Schepper en wij zijn schepselen, door Hem gemaakt!
Veel leesplezier!Gijs van den Brink
Gijs van den Brink
Colofon
Redactie:
Drs. Gijs van den Brink (hoofdredacteur) • Drs. Peter G.I. van den Berg • Ds. Hans Bette • Jonathan Pater, MA • Dr. Mart-Jan Paul
Studiebijbel-magazine Kwartaalblad voor de geïnteresseerde bijbellezer • Jaargang 12 | nr 04 | juni 2019 • ISSN 1876-4096
Centrum voor Bijbelonderzoek is een kenniscentrum en heeft als doel het bevorderen van wetenschappelijk verantwoorde bijbelse
theologie. • Het theologisch uitgangspunt is dat de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is. Studiebijbel-magazine is een
studie-uitgave van Centrum voor Bijbelonderzoek met als doel het bieden van verdieping in de achtergronden, uitleg en boodschap
van de Bijbel. Adres redactie en abonnementenadministratie: Centrum voor Bijbelonderzoek, Postbus 139, 3940 AC Doorn,
tel. 0343-745080 • e-mail: [email protected] Abonnementsprijs: Een jaarabonnement op Studiebijbel-magazine kost
€ 22,50; losse nummers € 6,89 Basisontwerp: IDD • concept|communicatie|creatie • Opmaak: deHoop&Koning | Grafisch meer
Druk: Wilco B.V., Amersfoort • Advertenties: Opgave bij [email protected] • Adverteerders zijn verantwoordelijk voor de vorm
en inhoud van de advertenties. www.studiebijbel.nl
-
2 3Inhoud
verder:
Christus als Triomfator (deel 2)
In de westerse kruistheologie hebben de aspecten
van verzoening en vergeving veel aandacht
gekregen. Het aspect van de overwinning op de
kwade machten is een van de elementen die erg
op de achtergrond raakte en bijna geheel
verdween. In drie bijdragen gaat Raymond Hausoul
in op het thema van de overwinnende Christus.
04
4 • Hermeneutische verantwoording
15 • Woordstudie: paschōi
21 • Boekbespreking: “Raymond R. Hausoul,
De nieuwe hemel en nieuwe aarde.
27 • Actualiteiten
De actuele boodschap van het boek Job Job is een man uit het land Uz in het gebied van
Edom, die alles verliest. Hij verliest zijn rijkdom,
zijn familie en zijn gezondheid. En hij worstelt
met de vraag: Waarom? Waarom luistert God
niet naar mij? Waarom doet Hij niets? Gijs van
den Brink probeert het antwoord te vinden.
Paulus’ gebruik van het plengofferOp twee plaatsen in zijn brieven schrijft Paulus
over het zogenaamde ‘plengoffer’. Wat is dit,
een plengoffer? Wat betekent het en waar komt
het vandaan? En waarom gebruikt Paulus dit in
Fil.2:17 en 2Tim.4:6? Marco Wittenberg zoekt
een antwoord.
14
Wat voor zendingsreizen maakte Paulus? In inleidingen op het boek Handelingen lezen we
doorgaans over de drie zendingsreizen van Paulus.
Maar is de term ‘zendingsreizen’ wel terecht?
Hoe ging Paulus te werk en hoeveel reisde hij
eigenlijk? Pieter Lalleman gaat hier op in.
22
08
-
4
RaymondHausoul
Thema artikel
Christus als Triomfator (deel 2)
De verlossing als bevrijding uit het vijandelijke domeinDe verlossing wordt in het NT beschreven als een bevrijding uit de machten van de duivel. Er is sprake van een ‘bekering uit de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God’ (Hand.26:18). Hoewel deze tekst over de joodse christenen gaat, vinden we ditzelfde getuigenis ook over de christenen uit de volken. Zij waren vroeger ‘de ongelovigen, van wie de gedachten door de god van deze wereld zijn verblind, waar-door ze het licht van het evangelie niet kunnen zien, de luister van Christus, die het beeld van God is’ (2Kor.4:4). Zij waren bevrijd ‘uit deze door het kwaad beheerste wereld’ (Gal.1:4) en mochten ‘ontsnappen uit de valstrik van de duivel, die hen levend gevangen heeft genomen en hen dwingt zijn wil te doen’ (2Tim.2:26). Dat verlossing de vergeving van zonden bevat, wordt daarom dikwijls gezien als een gevolg van de bevrijding uit het machtsgebied van het kwaad: God de Vader ‘heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, die ons de verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden’ (Kol.1:13-14). De mens die geestelijk dood was in het domein van de wereldgeesten is met Christus nu levend gemaakt (Ef.2:1-5).
In de doop getuigt de christen van deze ge-beurtenis. Daarbij erkent hij dat hij vroeger evenals vele anderen de machten van het kwaad heeft gediend (Kol.1:15-20). In de doop belijdt de christen echter dat hij gestorven is voor de wereldgeesten en nu groeit in de volheid van Christus, die ‘het hoofd van alle machten en krachten’ is (Kol.2:10,20). De christen kiest er daarom voor om te leven in overeenstemming met de wil van Jezus Christus (Ef.5:1-2). De centrale opdracht van een discipel is om Jezus te volgen, om Hem lief te hebben en om zijn koninkrijk zichtbaar te maken in de kracht van Gods Geest. De christen verlangt er naar om het liefdevolle karakter en de heerschappij van God zichtbaar te maken.
Christus’ triomf over de machtenAlle macht die de satan over ons leven had en alle zonden waartoe hij ons dagelijks misleidde, zijn door de Messias teniet gedaan: ‘Hij heeft het document met voorschriften waarin wij werden aangeklaagd, uitgewist en het vernietigd door het aan het kruis te nagelen. Hij heeft de overheden en de machten ontwapend en open-lijk tentoongesteld en getriomfeerd over hen door het [kruis]’ (Kol.2:14-15).
Vorige keer dachten we na over de waarde die de dood van Christus voor een christen heeft. We stelden vast dat er meer dan één antwoord hierop kon worden gegeven vanuit het Nieuwe Testament. Doordat in de kerkgeschiedenis niet elk perspectief altijd even krachtig aanwezig was, concentreren we ons in drie artikelen op het thema Christus als triomfator. Deze bijdrage is een voorzetting van de eerste in StudieBijbel Magazine 12.3 en zal nog worden gevolgd door een derde in SBM 13.1.
-
5
Jezus Christus heeft in de kracht van God
de vijand tenietgedaan, uitgeschakeld, overwonnen,
ontkracht, ontwapend en onttroond.
Toen Jezus op aarde was, keerden de vijandelij-ke machten zich tegen Hem. Religieuze leiders kruisigden Hem in naam van God, politieke leiders kruisigden Hem in naam van ‘waarheid’ en ‘recht’. Aan het kruis ontwapende God al deze overheden en machten, zoals de afgezet-te monarch ontdaan wordt van zijn ambtelijke gewaad en eer. Hij stelde ze openlijk ten toon door in Christus over hen te triomferen. Dit is het beeld van de triomferende generaal, die zijn troepen door de straten leidt. In zijn kielzog voert de generaal daarbij een ellendige troep overwonnen koningen, officieren en soldaten mee, die aan de spot van de stedelingen wor-den blootgesteld. In de parallelbrief aan Efeze gebruikt Paulus dezelfde beschrijving als Hij over de hemelvaart van Christus spreekt: ‘Toen
-
Thema artikel6
Hij opsteeg naar omhoog, voerde Hij gevange-nen mee en schonk Hij gaven aan de mensen’ (Ef.4:8). Het kruis is niet alleen het werktuig van dood en nederlaag. Het is ook het teken van overwinning. Jezus Christus heeft in de kracht van God de vijand tenietgedaan, uitgeschakeld, overwonnen, ontkracht, ontwapend en ont-troond. Hij is het hoofd boven alle dingen. Hij alleen.
God stelde door Christus het kwaad publiekelijk ten toon. Gods tegenstander werd verdreven (Joh.12:31), ontwapend (Kol.2:15) en zijn werken werden vernietigd (1Joh.3:8). Paulus kan er van getuigen dat God hierbij de christenen ‘in zijn triomftocht meevoert’ (2Kor.2:14). Zij zijn Gods trofeeën en verkondigen de grote wijsheid van God met betrekking tot de overwinning over de machten van het kwaad (Ef.3:9-11).
Geen macht of autoriteit is sindsdien nog in staat om de christenen weg te rukken bij God (Rom.8:35-39). In Christus was het mogelijk de boze en de macht van de zonde te overwinnen
(1Joh.2:13-14; 5:18). De christen participeerde daarmee in Christus’ kosmische overwinning. Het heilsdrama wordt zodoende in een kos-mische omvang gezien en blijft niet beperkt tot individualistische termen. Jezus stierf niet alleen om de zonden van individuele mensen te vergeven; Hij verbrak de collectieve macht van het kwaad over deze schepping. Doordat de schepping zelf gevangen is en gebukt gaat onder de kwade machten, is de essentiële be-tekenis van het woord ‘verlossing’ dat de aarde zelf wordt bevrijd, vernieuwd of vrij gezet. Verlossing is een kosmische gebeurtenis die de hele schepping omvat. Het is niet slechts het overwinnen van mijn rebellie en de vergeving van mijn schuld. Het is de bevrijding van het hele wereldproces waarvan ik slechts een klein onderdeel ben.
Beeldspraak: De visser en de vishaakHet kruis is niet alleen de plaats waar Christus ons bevrijdt van de zonden, het is ook een strijdtoneel waar Jezus de strijd aanbindt tegen de boze machten van de duisternis. Hoewel
Geen macht of autoriteit is sindsdien nog in staat om de christenen weg te
rukken bij God
-
7
Jezus in zwakheid werd gekruisigd, triomfeerde Hij in deze zwakheid over de vijand. Hij sneed de zenuw van de satan, Gods geduchte tegenstan-der, door midden. In het kruiswerk gaat het zo-doende niet alleen om vergeving, maar ook om bevrijding uit de greep van de kwade machten.
Aan het kruis triomfeerde Jezus in volle kracht over deze machten van het kwaad. Dat gebeurde op een bewonderenswaardige manier. God gaf zijn eniggeboren Zoon aan het kruis. Hij offerde de Zoon aan de dood, maar won zijn Zoon door de opstanding terug. Gregorius van Nyssa (335–394) vergelijkt God daarom met een visser die de Zoon als een vishaak in het rijk van de satan liet neerdalen. De satan zette als een gretige vis in die vishaak zijn tanden. Op de derde dag wekte God zijn Zoon op uit de dood. De Zoon verliet het machtsgebied van de satan en bevrijdde op dat ogenblik de menselijke gevangenen. Deze gevangenen verloste Hij en nam Hij als het ware mee als oorlogsbuit.
Op deze verborgen manier wist de Zoon het rijk van de satan te overmeesteren. Een bevestiging voor deze gedachte zag men in teksten als Efeze 4:8: ‘Toen Hij opsteeg naar omhoog, voerde Hij gevangenen mee en schonk Hij gaven aan de mensen’. Daarnaast kon er worden gedacht aan de demonen die tijdens Jezus’ dienst op aarde niet wisten waarom de Zoon in hun domein kwam (Mar.1:23-24; 3:11; 5:7; Luc.8:28). Het enige dat de machten begrepen, was dat de Heer – om welke reden dan ook – hun domein betrad. De machten arrangeerden Jezus’ kruisiging, om later te moeten ontdekken dat ze hierdoor een rol speelde in Gods geheime plan. Het verwon-dert ons dus niet dat Paulus zegt dat Christus de machten ontwapende; Hij reduceerde hen tot een lachspel.
Pas na Pasen kwam deze verborgenheid aan het licht (Rom.16:25; 1Kor.2:7; 2Kor.2:14; Ef.3:9-10; Kol.1:26). Satan en zijn dienaren hoopten Jezus te kunnen kruisigen. De satan voer daarvoor in Judas om dat te bewerkstelligen (Joh.13:27). Als de mensen in die tijd die achtergrond hadden
gekend, zouden ze Jezus niet hebben gekruisigd: ‘Waar wij over spreken is Gods verborgen en ge-heime wijsheid, een wijsheid waarover God vóór alle tijden besloten heeft dat wij door haar zou-den delen in zijn luister. Geen van de machtheb-bers van deze wereld heeft die wijsheid gekend; zouden ze haar wel hebben gekend, dan zouden ze de Heer die deelt in Gods luister niet hebben gekruisigd’ (1Kor.2:7-8). Door bij de ‘machtheb-bers van deze wereld’ in deze tekst ook te den-ken aan de bovennatuurlijke machten van het kwaad, ondersteunt deze tekst de gedachte dat Christus de duivel op het kruis overrompelde. Terwijl de machten Jezus aan het kruis brengen en denken dat Hij hierdoor in zwakheid sterft, dringt Hij binnen in het domein van de dood om dit van binnenuit teniet te doen.
In het verleden kwam er felle kritiek op de voorstelling van God als visser en de Zoon als vishaak die werd neergelaten in de poel van de hel. Deze voorstelling van zaken vond men te gedetailleerd spreken en ertoe neigen om elementen eigenhandig in te vullen. De tekst in Efeze en ook andere Bijbelteksten zorgden er echter voor dat het beeld van de strijd, waar het in dit perspectief hoofdzakelijk om ging, bewaard bleef.
Verder moet ook de gedachte dat de machten onwetend waren over de kruisiging en opstan- ding kritisch worden doordacht. Jezus maakte namelijk meerdere keren publiekelijk kenbaar dat hij zou lijden, sterven en opstaan (Mat.16:21; 17:22-23; 20:18-20). Dit kon ook voor de mach-ten van het kwaad niet helemaal verborgen blijven. Zij konden hieruit afleiden wat Gods plan met het kruis was. Wel dienen we vanuit 1Korinthe 2:8 te beseffen dat Christus de machten overrompelde. Daarover denken we in een volgende editie verder na. Het is namelijk een te belangrijk facet om met grote sprongen doorheen te gaan.
-
8 Thema artikel
Gijs van den Brink
Het boek Job is mogelijk het oudste boek in de Bijbel. Het speelt in de tijd van de aartsvaders en het gaat over een man met de naam Job uit het land Uz in het gebied van Edom, die alles verliest. Hij verliest zijn rijkdom, zijn familie en zijn gezondheid. En hij worstelt met de vraag: Waarom? Waarom luistert God niet naar mij? Waarom doet Hij niets?
Job is een rechtvaardige en onberispelijke man, die God dient zonder eigenbelang (1:8). Het lijden dat hem overkomt, aanvaardt hij lijdzaam en in tegenstelling tot zijn vrouw legt hij zijn situatie gelovig in de hand van God (2:10).
Het boek begint met een discussie in de hemel tussen God en satan. Daarna volgen er drie series van discussie tussen Job en zijn vrienden. Zijn vrienden beweren dat het lijden van Job veroorzaakt moet zijn door een zonde. In de loop van deze gesprekken verandert de gelovige gelaten houding van Job. Eerst beschuldigt hij zijn vrienden dat ze hem oordelen en daarna beschuldigt hij ook God. Hij heeft drie funda-mentele klachten. 1. God hoort mij niet (13:3,24; 19:7; 23:3-5; 30:20). 2. God straft mij (6:4; 7:20; 9:17). 3. God staat toe dat de goddelozen voor-spoed hebben (21:7). Ook vandaag hoor je vaak dezelfde vragen. Waarom luistert God niet naar mij? Waarom doet God niets? Hoe liep het af met Job? En wat is het antwoord dat hij van God krijgt?
Er is een strijd tussen God en satanIn de eerste twee hoofdstukken die alleen de lezer kent is satan actief: hij brengt allerlei rampen in
De actuele boodschap van
Het boek Jobhet leven van Job. In de volgende hoofdstukken in de discussies tussen Job en zijn vrienden wordt het lijden van Job aan God toegeschreven. Er wordt ons als lezers dus iets geopenbaard, wat Job en zijn vrienden nog niet weten. En dat is dat God wel toestemming gegeven heeft, maar dat satan de veroorzaker is van het leed. Het boek Job maakt duidelijk dat er meer aan de hand is dan wij mensen weten. Achter de schermen, in de hemelse gewesten, is een strijd gaande en wij weten daar nauwelijks iets van. De vrienden van Job menen de verklaring bij de hand te hebben, maar Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Het boek Job geeft inzicht in de macht van het kwaad. God in de hemel is echter in staat met dit kwaad af te rekenen. Hier schemert als iets door van wat later in het boek Openbaring duidelijk naar voren komt: de grote draak, de oude slang, die genaamd wordt duivel en satan, wordt op aarde geworpen en nog weer later in de poel van vuur en zwavel (Op.12:9; 20:10). God rekent af met het kwaad, ook het kwaad dat Job overko-men is.
Wie of wat wordt eigenlijk getest? In de meeste preken en literatuur over het boek Job wordt gesteld dat het lijden van Job gezien moet worden als een beproeving, als een test. Maar wat is eigenlijk het grote thema van het boek Job? Wie of wat wordt hier getest? Is dat 1. Job die onschuldig lijdt? Of is dat 2. het vergeldingsprincipe, dat God zonde straft
en rechtvaardigheid beloont? Of is het 3. De vraag of God eerlijk en rechtvaardig is in
zijn oordeel en besturing van het leven van Job? Is God rechtvaardig in de manier waarop Hij met mensen omgaat?
-
9
Het thema in het boek Job kun je voorstellen als een driehoek met drie onderwerpen, die voortdurend meespelen1: 1. Het rechtvaardige bestuur van God, 2. De rechtvaardigheid en goedheid van Job en 3. Het vergeldingsprincipe. Wie rechtvaardig is wordt beloond, wie zonde doet wordt gestraft.
Het vergeldingsprincipeDe vrienden van Job verdedigen het vergeldings-principe. Dat wil zeggen een bepaalde vorm ervan. De Bijbel leert zeker goddelijke vergelding. De rechtvaardige wordt gezegend, de zondaar ontvangt ongeluk en leed (bv. in Psalm 1). Maar de vrienden van Job trekken hier de verkeerde conclusie uit. Ze draaien het Bijbelse principe om en zeggen: hij die voorspoed onder-vindt is een rechtvaardige en hij die op een bijzondere manier lijdt of ziek is, heeft gezondigd. De vrienden Elifaz, Bildad en Sofar verdedigen alle drie het vergeldingsprincipe, maar de redenen die zij aanvoeren verschillen. Elifaz is een mysticus en spiritualist en spreekt
vanuit zijn eigen geestelijke ervaringen (4:8, 12-16; 5:3). Bildad is een traditionalist (8:8), die zich voornamelijk baseert op wat hem is overgeleverd, wat hem is verteld. Sofar is een rationalist, die vanuit verstand en logica argu-menteert. Maar belangrijker is dat zij alle drie handlangers zijn van de aanklager, van satan! Als Job op hun ideeën zou ingaan, dan zou de satan in zijn aanklacht gelijk krijgen. Dan zou blijken dat Gods wijze van omgang met de mens verkeerd zou zijn, zoals de satan beweert. Satan stelde dat Job alleen maar rechtvaardig leeft omdat hij materieel gezegend wordt (1:9-10).
De rechtvaardigheid van Job Het tweede thema over de rechtvaardigheid van Job, wordt door hem zelf aangehangen en verdedigd. Hij houdt vol dat hij geen bewuste zonden heeft gedaan. Job kan het vergeldings-principe niet ontkennen. Zo wordt hij er tijdens de discussie met zijn vrienden toe gebracht om met aanklachten tegen God zelf te komen. Hij zegt dat God hem leed aandoet [ (19:6; 24:12). En hij wil God ook niet verdedigen, maar vraagt
-
10 Thema artikel
een antwoord. En dat is precies waarin Job later door God wordt gecorrigeerd (40:8).
Elihu verdedigt een rechtvaardig bestuur van God Elihu is de vierde en jongste vriend en hij onderscheidt zich van de eerste drie vrienden. Hij verdedigt een rechtvaardig en eerlijk bestuur van God. Hij past het vergeldingsprincipe iets aan, of beter gezegd hij maakt het wat breder. Zijn betoog komt erop neer dat een mens niet alleen lijdt door zonden die hij heeft gedaan, maar ook om tot besef te komen van zonden die hij misschien in de toekomst gaat doen of kan doen. Dat is namelijk bij Job het geval. Job is door de gesprekken met de eerste drie vrienden steeds meer zijn eigen gerechtigheid gaan benadrukken. Hij is rechtvaardig en God niet. Hier legt Elihu terecht de vinger op. Dit is de zonde waarin Job is gevallen (34:35-37). Elihu verdedigt dus Gods eerlijke en rechtvaardige leiding in het leven van Job. Maar ook hij blijft Jobs lijden verbinden met zonde. Als de lezer bij dit gedeelte in het boek is aan-gekomen is de conclusie: De driehoek met drie punten is te eenvoudig en te beperkt. God wijst de driehoek af als niet geschikt. Tot slot worden in de toespraken van God zelf de echte en goede antwoorden gegeven. Daar horen we een heel andere benadering. Wij mensen moeten niet focussen op Gods rechtvaardig bestuur, maar op zijn wijsheid. En die boodschap vinden we het meest duidelijk uiteengezet in hoofdstuk 28.
Gods wijsheid als antwoord op alle vragen (Job 28)Hier is de schrijver van het boek zelf aan het woord, wat ook het geval is in hoofdstuk 1-2 en het slot 42:7-172. Hoofdstuk 28 is een scharnier-punt in het boek. De wijsheid van de vrienden bestaat hierin dat zij denken dat wat er in een mensenleven gebeurt een uitwerking is van Gods rechtvaardige vergelding. In hoofdstuk 28 verandert dit. Er komt hier een ander perspec-tief. Van een zoektocht naar Gods rechtvaardige
vergelding gaat het vanaf nu over een zoektocht naar Gods wijsheid. Niet het nadenken en zoeken naar Gods rechtvaardige leiding, maar het nadenken over Gods wijsheid, die alle menselijk verstand overtreft, is het antwoord. Om Gods oordeel en Zijn bestuur te kunnen beoordelen, moet je alles weten, moet je beschikken over alle feiten. En dat doen wij mensen niet! Helemaal niet!! Hoe krijg je Goddelijke wijsheid? Terwijl de vrienden hoofdzakelijk over God spraken, zoekt Job het gesprek met God. Hij spreekt Hem direct aan. Dat is het grote verschil tussen Job en alle anderen.
Met menselijke wijsheid kun je niet doorgronden wat de oorzaak van allerlei gebeurtenissen in ons leven is. Onze kennis is hiervoor te gering. Goddelijke wijsheid is nodig. En van die Godde-lijke wijsheid kunnen wij iets proeven wanneer we een relatie met God hebben. Daarom is de ontmoeting met God voor Job van grote beteke-nis. Die ontmoeting brengt hem tot inzicht (Job 42:1-6). Job krijgt geen antwoord op de oorzaak van zijn lijden. Ook wordt zijn onschuld niet bevestigd. En ook beantwoordt God niet de vraag naar de relatie tussen zonde en ziekte. Alle vragen stoppen als Job onder de indruk komt van Gods wijsheid. Wanneer wij ons overgeven aan Gods wijsheid en zijn leiding, dan komt ook ons leven tot rust.
Wat is de kern van Gods wijsheid? ‘Hij zegt tegen de mens: “Wijsheid? Wijsheid is: de Heer vrezen, het kwaad vermijden.” ’ (28:28). We zien dat de wijsheid van God twee aspecten omvat. Ten eerste is de wijsheid een instelling, een gezindheid, een drijfveer, namelijk eerbied voor God hebben.3 De Heer vrezen, ontzag voor God hebben. Waar leef je voor? Wat is het grote doel in je leven? God vrezen in plaats van bang zijn of je zelf wel genoeg aan je trekken komt. Wordt de Here God door mijn leven geëerd zoals Hij graag wil? Wijsheid in de ogen van God is dus: Hem de eerste plaats geven, Hem liefhebben boven alles.
-
11
Met menselijke wijsheid kun je niet doorgronden wat de
oorzaak van allerlei gebeurtenissen in ons leven is.
Onze kennis is hiervoor te gering.
-
12 Thema artikel
1. John H. Walton, Job. The NIV Application Commentary (Zondervan: Grand Rapids, 2012) 43-44.2. Ik volg hier Walton, a.w., 29-31.3. In de wijsheidsliteratuur komt steeds weer terug
hoe belangrijk het is om God te dienen. In het boek Spreuken klinkt steeds weer de typische uitdrukking ‘de vreze des HEREN’ (Spr.1:7,29; 2:5, enz.). Hetzelfde thema vinden we in Job: Job1:1,8; 2:3; 4:6; 28:28; 37:24.
4. G. von Rad, Weisheit in Israel (Neukirchen-Vluyn, 1970) 192-193.
5. M.J. Paul, G. van den Brink, J.C. Bette, red., Bijbelcommentaar Ezra – Job (SBOT 6, Veenendaal 2009) 635.
Wijsheid is primair een gezindheid, niet meer en niet minder. Ten tweede is de wijsheid ook een leefwijze: ‘het kwaad vermijden’. Het kwade mijden in plaats van voortdurend compromissen bedenken. Compromissen tussen wat je zelf wilt en wat God wil. Dat loopt nooit goed af. Het gaat in het geloof niet in de eerste plaats om wat je gelooft, om je geloofsbelijdenis of je bijbelkennis. Het gaat Hem erom hoe je leeft vanuit je geloof, om de geloofspraktijk. ‘Wie mijn woorden hoort en ze doet …’ zegt Jezus (Mat.7:24). Het gaat erom dat wij in onze leefwijze op Jezus Christus lijken. Wijsheid wordt niet zichtbaar in je ken-nis, maar in je levenswijze.
Jezus Christus in het boek JobWijsheid wordt in Job 28 beschreven als een zelfstandige grootheid. De wijsheid is niet gelijk aan God en ook niet gelijk aan alle andere scheppingswerken.4
We lezen in Job 28 drie belangrijke kenmerken van de wijsheid. 1. De verborgenheid van de wijsheid (vs. 13,21). Niemand kan haar vinden. 2. De wijsheid wordt alleen door God gevonden of gekend. (vs.23) 3. De wijsheid is betrokken bij de schepping van de wereld. (vs.25-27) Het in details moeilijk te begrijpen laatste vers 27 zegt in ieder geval dat God de wijsheid bij de schepping van de wereld gebruikte5. Het Nieuwe Testament leert ons dat de wijsheid van God een persoon is: Jezus Christus. Hij was volledig verborgen voor de mensen. Hij werd alleen door God gekend. Hij was het door wie God de wereld heeft geschapen. De wijsheid van God is een persoon. Paulus zegt: ‘Maar wij verkondigen een gekruisigde Chris-tus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, Gods kracht en Gods wijsheid’ (1Kor.1:23-24).
Job als type van Jezus ChristusNiet alleen in de wijsheid van het boek Job ontmoeten we Jezus Christus, maar ook in de persoon van Job zelf. We zien in de persoon van
Job een schaduw of type van Christus. Bij deze typologie moeten we wel direct opmerken dat er ook een belangrijk verschil is. Jobs lijden was wel onschuldig, maar had geen verzoenende betekenis. Het leven van Job wijst evenals bij-voorbeeld het leven van Jozef vooruit naar Jezus.
• Job spreekt meerdere keren over zijn door God verlaten zijn.
• Evenals Jezus lijdt Job als een onschuldige. • Evenals Jezus bidt Job voor zijn vijandige
vrienden (42:8).• Na zijn vernedering wordt Job evenals Jezus
door God verhoogd.
Zowel de persoon van Job als de centrale rol van de wijsheid van God wijzen vooruit naar de komst van de Messias Jezus naar de aarde.Job werd in het einde weer helemaal gezond en hij kreeg al zijn bezittingen tweevoudig terug (42:10). Zo zal het ook gebeuren met een ieder van ons die het geloofsvertrouwen van Job heeft. Wat je ook verliest in je leven, hoe rampzalig je leven ook verloopt, wie zijn vertrouwen vestigt op Jezus Christus zal alles terug ontvangen en niet tweevoudig, maar honderdvoudig!
Want Jezus heeft gezegd: ‘Ik verzeker jullie: iedereen die broers of zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van mij en het evangelie, zal het honderdvoudige ontvangen: in deze tijd broers en zusters, moeders en kinderen, huizen en akkers, al zal dat gepaard gaan met vervolging, en in de tijd die komt het eeuwige leven.” (Mar.10:29-30)
-
13
In deze bijdragen “De actuele boodschap van het boek …” bespreken we welke boodschap oudtestamentische Bijbelboeken
hebben voor christenen vandaag.
In de StudieBijbel hebben we de Bijbeltekst uitgelegd met alle nadruk op de betekenis voor de oorspronkelijke hoorder of lezer. We hebben
daarnaast ook gelet op de relatie met het NT en de canonieke boodschap van het tekstgedeelte en summier een actuele boodschap verwoord
bij verschillende gedeelten.
In deze bijdragen in het magazine wordt die laatste lijn verder doorgetrokken, namelijk de boodschap of toepassing voor christenen
vandaag. We noemen dit de missionaire of actualiserende lezing.
-
Thema artikel
Marco Wittenberg
14
Paulus’ gebruik van het plengoffer
Op twee plaatsen in zijn brieven schrijft Paulus over het zogenaamde ‘plengoffer’, in Fil.2:17 en in 2Tim.4:6. In de NBV is dit beide keren vertaald met ‘mijn bloed wordt als offer uitgegoten’. In de HSV vinden we ‘word ik als plengoffer uitgegoten’ en in de NBG’51 staat ‘ik word geplengd als offerande’ en ‘word ik als plengoffer geofferd’. Wat is dat nu, dit plengoffer? Wat betekent het en waar komt het vandaan? En waarom gebruikt Paulus dit in zijn brief aan de gemeente in Filippi en in zijn persoonlijke, tweede, brief aan Timotheüs? Dit zijn vragen waar ik in dit artikel bij stil sta. Ik begin bij de achtergrond en het gebruik van het plengoffer en zal vervolgens dieper ingaan op de toepassing hiervan in beide brieven van Paulus.
Het plengoffer: de Oudtestamentische achtergrond Eerst maar eens dat woord, plengoffer. Offer is helder: er wordt in de Bijbel gesproken over diverse offers die in onze verschillende Bijbelvertalingen vaak anders benoemd worden.1 De offers die we tegenkomen in het Oude Testa-ment zijn te verdelen in offers als een geschenk aan God (dieroffers en plantaardige offers) en offers als middel tot boetedoening en verzoening (reinigingsoffers en schuldoffers).2 Het woord ‘pleng’ komt van het werkwoord plengen wat zoveel betekent als (uit)storten, (uit)gieten en in de context van verdriet het vergieten van tranen: huilen. Wanneer het gaat om de offercultus
dan betekent het plengoffer een offer waarbij een vloeistof (wijn, olie, honing) als een ritueel wordt uitgegoten om God te eren. De vertaling uit de NBV zoals hierboven in de inleiding genoemd, omschrijft het plengoffer dus correct als er gesproken wordt over ‘uitgegoten’. De eerste keer dat we in het Oude Testament lezen over het plengoffer is in Gen.35:14, waar Jakob opnieuw in Betel is (over zijn eerste bezoek in Betel lezen we in Gen.28) en daar een altaar voor God bouwt en inwijdt door er wijn en olie over uit te gieten: hij brengt een plengoffer. In Ex.29:41-42 lezen we al iets over het doel van het plengoffer: daar wordt het samen met een brandoffer gebracht als ‘een geurige gave die de HEER behaagt’ (NBV). Vervolgens lezen we in Lev. 23:13, 18 en 37 over het plengoffer en verderop wordt er in Numeri 6, 15, 28 en 29 veelvuldig over het plengoffer gesproken. Met name in de hoofdstukken 28 en 29 uit Numeri komt het plengoffer regelmatig voor. Deze beide hoofdstukken uit Numeri gaan over de dagelijkse offers en de offers die op feestda-gen gebracht werden, waarbij Numeri 29 gaat over het offeren tijdens het Loofhuttenfeest.3 Er wordt uitvoerig gesproken over brandoffers, spijsoffers en plengoffers (NBG’51), waarbij het opvalt dat het brandoffer als eerste wordt genoemd en de spijsoffers en plengoffers bijbehorend zijn. Brandoffers en de daarbij behorende spijs- en plengoffers werden gebracht als geschenk aan God. Om Hem te eren. De reuk van het verbrande offer en de daarbij behorende spijs- en plengoffers steeg als een aangename geur op naar God. In dit verband kunnen we ook Lev.1:9 en 17 lezen waar staat ‘(…) als geurige gave die de HEER
-
15
behaagt’ (NBV). Naast de letterlijke betekenis van plengoffer in de werkelijke zin van offeren, komen we in het Oude Testament ook een voorbeeld tegen waarbij het figuurlijk wordt bedoeld. In 2Sam.23:15-17 en 1Kron.11:17-19 lezen we het verhaal dat David dorst heeft en drie van zijn mannen met gevaar voor eigen leven water gaan halen voor hem. Vervolgens giet David dit water uit als een offer voor God met de opmerking dat hij dit water niet wil drinken omdat het gelijk zou staan aan het bloed van de mannen die dit met gevaar voor hun eigen leven hebben gehaald. Een vergelijk-baar verhaal komt voor in het deuterocanonieke boek 4 Makkabeeën 3:14-16 en laat zien dat er een voorzichtige vergelijking mogelijk is met iemands dood. Dat wil zeggen: dat het beeld van het plengoffer als metafoor wordt gebruikt voor iemands dood.4
Kortom, het plengoffer in het Oude Testament werd in de regel als een bijbehorend offer gebracht, waarbij vloeistof (wijn, olie, honing) werd uitgegoten als een voor God aangename geur. Het plengoffer diende als een geschenk, een eerbetoon aan God. In overdrachtelijke zin
wordt het plengoffer in het Oude Testament ook wel gebruikt om iemands dood aan te geven. Zoals altijd zal de context moeten uitwijzen om welke betekenis het gaat.
Paulus’ gebruik van het plengoffer in zijn brievenHet Griekse woord dat Paulus beide keren ge-bruikt, in Fil.2:17 en 2Tim.4:6, is spendomai. Dit betekent zoveel als uitgieten en wordt gebruikt in de context van het brengen van een offer, een plengoffer.5 In 2Tim.4:6 gebruikt Paulus enkel dit woord, in Fil.2:17 staat er nog expliciet ‘offer’ (thusia) bij en gebruikt Paulus het woord dienst, liturgie (leiturgia). Voor het normale, letterlijke, uitgieten van een vloeistof wordt in het Nieuwe Testament een ander woord gebruikt (ekcheō) en ook bij de instelling van het avondmaal als de Here Jezus spreekt over het vergieten van zijn bloed (Mk.14:24, Mt.26:28, Luc.22:20) wordt een ander woord gebruikt (ekchunnō). In dit laatste geval wordt specifiek ‘vergieten als opoffe-ren bedoeld’.6 Deze gegevens wijzen erop dat Paulus’ gebruik van spendomai figuurlijk moet worden gelezen, niet als een zichzelf opofferen voor anderen (zoals bij Jezus), maar als een offer
-
16
Paulus lijkt serieus rekening te houden met het feit dat hij zal sterven. Vers 17 uit hoofdstuk 2 waar hij het plengoffer gebruikt
moeten we dan ook in deze context lezen.
-
17
wat als dank wordt aangeboden. Beide keren dat Paulus het woord plengoffer gebruikt in zijn brieven onderschrijven deze interpretatie.
Filippenzen 2:17Paulus schrijft zijn brief aan de gemeente in Filippi vanuit de gevangenis (zie 1:7, :12-14). Waar Paulus precies gevangen zit is niet bekend. Traditioneel wordt aangenomen dat dit in Rome is, maar ook Ceasarea, Efeze of zelfs Korinthe behoren tot de mogelijkheden.7 Aangezien er geen afdoende argumenten zijn tegen een Ro-meinse gevangenschap kunnen we hier het bes-te vanuit gaan. Dat deze gevangenschap ernstig is blijkt uit de verzen 20-24 en 30 uit hoofdstuk 1 – Paulus lijkt serieus rekening te houden met het feit dat hij zal sterven. Vers 17 uit hoofdstuk 2 waar hij het plengoffer gebruikt moeten we dan ook in deze context lezen.Paulus begint het tweede hoofdstuk met de oproep om éénsgezind te zijn en hij illustreert dit met het voorbeeld van Christus zelf: ‘Hij deed afstand… Hij heeft zich vernederd… Hij werd gehoorzaam tot in de dood…’ (2:6-8). In deze passage van ontlediging (ook wel kenosis passage genoemd) laat Paulus niet alleen de gezindheid van Christus zien, maar juist ook de verregaande gevolgen van deze gezindheid. Anders gezegd: éénheid kost wat. De ander belangrijker achten dan jezelf kost wat. Het prijskaartje is hoog en misschien ook wel daarom is het dat Paulus de gemeente in Filippi aanspoort om zich te blijven inspannen. Dit woord inspannen is een sleutel in de afsluitende verzen van het eerste gedeelte van hoofdstuk 2. In 2:12-18, direct na het voorbeeld van Christus, lezen we in vers 12 dat de gemeente zich moet blijven inspannen, om vervolgens tegen het einde in vers 16 te lezen dat Paulus zich niet voor niets zo voor hen heeft inge-spannen. Laat het helder zijn dat dit inspannen niets te maken heeft met ‘behoud door goede werken’. Verlossing is verzekerd door Jezus’ kruisdood en opstanding, maar het inspannen gaat om de uitwerking van deze verlossing in het leven van de Filippenzen. God brengt het willen en handelen hiervoor teweeg, Hij is de
initiatiefnemer. En net zoals Paulus zich voor de gemeente in Filippi heeft ingespannen, zo is het ook de bedoeling dat de christenen zich voor elkaar en anderen zullen inspannen. Het lijkt erop dat Paulus op deze manier de druk opvoert om uiteindelijk als een climax uit te komen bij het beeld van een offer. Laat het toch niet zo zijn dat hij zich voor niets voor de Filippenzen heeft ingespannen. Maar laat het zo zijn dat als Paulus’ bloed als offer wordt uitgegoten, met andere woorden: als Paulus komt te sterven in de gevangenis, dat dan zijn sterven als een offer mag zijn. Een plengoffer dat bij het offer van de gemeente te Filippi gevoegd wordt. Paulus’ offer is dan een bijbehorend offer bij dat van de Filip-penzen: een plengoffer. En dat gegeven maakt dat Paulus vol vreugde kan zijn. Hij richt zich niet op zijn omstandigheden, maar anticipeert op het offer dat zijn leven en werk zal zijn en dat stemt hem vreugdevol.
2Timotheüs 4:6Over het auteurschap van de tweede Timotheüs brief zijn verschillende meningen. De grote vraag hierbij is of deze brief een zogenaamde pseudepigrafie is: een brief geschreven door iemand anders, maar onder de naam van een bekend persoon met als doel gezaghebbend te zijn. Wat we wel met zekerheid kunnen vast-stellen is dat de brief persoonlijk is. Paulus, we houden vast aan zijn auteurschap, schrijft een persoonlijke brief aan zijn leerling Timotheüs. Een brief die we ook wel als Paulus’ geestelijke testament voor Timotheüs mogen bestempelen. Want ook tijdens het schrijven van deze brief zit Paulus gevangen, nu is met zekerheid te zeggen dat dit in Rome is (1:16-17). Paulus is eenzaam in zijn gevangenschap: in de steek gelaten door heel wat van zijn medewerkers (1:15, 4:9, 14, 16). In deze laatste brief spoort Paulus zijn pupil Timotheüs aan om te blijven volhouden en zet hij nog even scherp de zaken op een rijtje die er toe doen. De Heilige Geest is de drijvende kracht om te blijven getuigen van het evangelie en zich daar niet voor te schamen (1:6-14); lijden hoort daarbij (2:1-13); Timotheüs moet ervoor zorgen dat, in tegenstelling tot dwaalleraren, zijn eigen
-
18 Thema artikel
werk betrouwbaar is en recht (2:14-26); de tijd in de laatste dagen zal zwaar zijn (3:1-9). En dan, vanaf 3:10, lijkt de toon nog persoonlijker te worden. Je hoort de bewogenheid en betrok-kenheid van Paulus doorklinken om Timotheüs nog een laatste hart onder de riem te steken. Hij spreekt direct tot Timotheüs door een flink aan-tal keren jij of je te gebruiken (vers 10, 11, 14) om vervolgens in hoofdstuk 4 een bijna emotioneel slotpleidooi te houden: ‘Ik roep je dringend op… ik bezweer je… Jij echter moet in alles nuchter zijn…’ (4:1, 5). Alles gericht op de verkondiging van het evangelie. En dan sluit Paulus kort af met zijn eigen situatie: ‘Mijn bloed wordt als een offer uitgegoten… ik heb de goede strijd gestreden’. Paulus neemt al een voorschot op het onvermijdelijk afscheid wat gaat komen. Hij spoort Timotheüs nog aan om zelf te komen (vers 9), dan zal er een face-to-face afscheid zijn. Maar hier in de brief geeft Paulus aan dat zijn einde nabij is. De context laat helder zien dat het gaat om Paulus’ sterven, hij weet dat het zover is. En hij gebruikt daar het beeld van het plengoffer voor. Zijn einde nadert, zijn bloed wordt vergoten, maar het zal zijn als een offer voor God. Zoals zijn hele leven een offer voor God geweest is. Paulus sterft in de zekerheid van het geloof. Hij heeft de goede strijd gestreden, het geloof behouden en ziet uit naar de ontmoe-ting met zijn Heer. Zelfs in deze laatste woorden over zijn eigen naderende einde weet Paulus nog te bemoedigen, aan Timotheüs, maar ook aan de huidige lezers van deze brief.
Conclusie: ons leven als geurig offer aanbieden aan God Paulus laat in deze beide brieven zien dat hij zijn eigen leven beschouwde als een offer voor God. Niet voor vergeving van zonde of om rechtvaar-dig verklaard te worden. Niet om de relatie te herstellen. Maar als een dankoffer. Een teken van waardering, van eer, van aanbidding. En Paulus gaat hierin tot het uiterste. Op het mo-ment dat er een kans bestaat dat hij zal sterven, spreekt hij erover. Als het moment zeker nadert dat hij gaat sterven spreekt hij er opnieuw over.
Het is één ding om een volgeling van Jezus te zijn of willen zijn, om in je leven grote dingen te doen voor God. Maar het is een totaal andere zaak om, zoals Paulus, je leven als een plengof-fer, een dankoffer, ter beschikking te stellen aan God. Met alles wie je bent en wat je hebt en wat je misschien bereikt hebt, te willen zeggen ‘het is goed als ik uitgegoten wordt’. Het vraagt wer-kelijk geloof, vertrouwen, om in die overtuiging ons leven hier en nu los te laten. Ons leven aan te bieden als een geurig offer aan God.
Dr. Marco Wittenberg is voorganger van de CAMA Gemeente in Amstelveen, interim-voorganger van BapNoord in Alphen aan den Rijn en gastdocent aan het baptistenseminarie in Amsterdam en aan de ETF in Leuven, België.
1. Zie excurs 1 ‘De verscheidenheid aan offers en hun betekenis’ in: M.J. Paul, G. van den Brink, J.C. Bette, Bijbelcommentaar Leviticus - Deuteronomium (SBOT 2; Veenendaal: CvB, 2005), 1165-1180.
2. SBOT 2, 1165.3. Zie bijvoorbeeld W.J. Ouweneel, Hoogtijden voor Hem.
De Bijbelse feesten en hun betekenis voor Joden en Christenen (Vaassen: Telos, 2001), 182-184.
4. Korinna Zamfir, ‘The Departing Paul. Some Reflections on the Meaning of Spendomai and its Early Christian Reception’ in: Ephemerides Theologicae Lovanienses 93/1 (2017), 75-77.
5. BDAG, 937.6. R.T. France, ‘ἐκχέω’ in: Colin Brown, NIDNTT
volume 2 (Grand Rapids, MI: Paternoster, 1986), 853-855.
7. Peter T. O’Brien, The Epistle to the Philippians (NIGTC; Grand Rapids, MI: Eerdmans, 1991), 19-26; Moisés Silva, Philippians (BECNT; Grand Rapids, MI: Baker Academic, 11992,22005), 5-7.
-
19
-
20 Thema artikel Boekbespreking20
Het boek dat voor me ligt is de handelseditie van het proefschrift waarmee Raymond Hausoul, u wel bekend als auteur van artikelen in ons magazine, de graad van doctor in de theologie verkreeg. Het is dus een wetenschappelijke studie van hoog niveau, maar toch voor een ieder die in het thema geïnteresseerd is, goed te lezen.
De auteur vergelijkt de opvattingen over de nieuwe
schepping van drie bekende theologen: de lutheraan
Jürgen Moltmann, de rooms-katholieke Karl Rahner
en de presbyteriaan Gregory K. Beale.
Hausoul bespreekt de vraag: Kan het spreken over
de nieuwe hemel en de nieuwe aarde worden verrijkt
door een dialoog tussen de vakgebieden ‘systema-
tische theologie’ (ST) en ‘bijbelse theologie’
(BT). Maar ook worden in dit onderzoek de meest
diepgaande visies in drie verschillende kerkelijke
tradities met elkaar vergeleken en besproken. Na
een inleiding over de methodiek (p.5-33) volgt een
hoofdstuk over de dialoog tussen de ST en de BT
(p.37-62). Hierna drie hoofdstukken over de visie
op de nieuwe hemel en aarde van elk van de drie
theologen afzonderlijk (p.63-205).
Daarna volgt het meest interessante deel van het
boek, waarin Hausoul de drie visies met elkaar in
gesprek brengt, vergelijkt en een conclusie trekt
(p.207-349). Hier komen alle grote thema’s die een
rol spelen aan de orde. Eerst maakt de auteur een
hermeneutische vergelijking (par.6.2). Het gaat over
de relatie tussen protologie en eschatologie, over de
oorsprong van het kwaad en de impact van de zonde.
Daarin gaat het ook over het vergelijken van referen-
tiekaders, de betekenis en het gebruik van beeldtaal
en over wat men bedoelt met Christus als Eersteling
van de nieuwe schepping. Daarna volgt een inhoude-
lijke vergelijking (par.6.3).
Hausoul gaat uitvoerig in op de
relatie tussen opstanding en materie, op het belang
van het fysieke en de continuïteit en discontinuïteit
tussen de huidige schepping en de toekomende. Het
boek staat vol met rijk makende gedachten. Ik kan
er hier slechts een enkele noemen. Bijvoorbeeld met
betrekking tot de sabbat. “Niet de mens is de kroon
van de schepping, maar de sabbat”. De schepping is
niet antropocentrisch ingericht, maar theocentrisch
(kiest hier voor Moltmann, tegen Rahner en Beale).
“Het doel van de schepping is de eschatologische
sabbat waar God in zijn schepping volledig kan
wonen en daarmee alles in allen kan zijn” (p.320).
En over het paradijs: “De hof die God in Eden
aanlegt is de eerste tempel.” “Als Adam en zijn
nakomelingen hieraan gehoorzaam waren, zou de
hele schepping één heilige ruimte worden waarin
God kon wonen” (p.255). En prachtig hoe de auteur
dit vervolgens uitwerkt met ecologische en kosmische
componenten (p.256-257).Het boek heeft mij enorm
geboeid en is de meest grondige en uitvoerige studie
die ik over dit onderwerp tot nu toe van evangelische
zijde onder ogen kreeg. Het is beslist een aanrader
voor een ieder die zich grondig wil verdiepen in het
vraagstuk van de eschatologie.
Raymond R. Hausoul, De nieuwe hemel en nieuwe aarde. Een interdisciplinaire vergelijking tussen Karl Rahner, Jürgen Moltmann en Gregory Beale, KokBoekencentrum Academic, Utrecht, 2018. 416 pagina’s. ISBN 978-90-239-5559-7. Prijs €29,99.
Gijs van den Brink
Een nieuwe hemel en nieuwe aarde
-
Woordstudie 21 21
Het werkwoord paschō betekent (1) ‘ervaren, ondervinden’, en (2) ‘lijden, (iets) ondergaan’. Het gaat bij dit woord om indrukken en gebeurtenissen die van buitenaf op iemand afkomen, hetzij goed, hetzij kwaad.
Om preciezer aan te geven of het om iets positiefs of iets negatiefs gaat, kan het woord worden voorzien van een nadere bepaling, bij-voorbeeld kakōs paschein, lett. ‘iets ondervinden op een slechte manier (in een slechte situatie)’, d.w.z. ‘er slecht aan toe zijn’ (zie Mat.17:15 ‘hij is er slecht aan toe’), of eu paschein, lett. ‘iets ondervinden op een goede manier (in een goede situatie)’, d.w.z. ‘er goed aan toe zijn’ (niet in het NT). In de loop van de tijd heeft het woord echter een overwegend negatieve klank ge-kregen. Dit houdt in dat in de praktijk paschō zonder meer neerkomt op kakōs paschō ‘er slecht aan toe zijn, lijden’.
De eerste (neutrale) betekenis, ‘ervaren, onder- vinden, meemaken’, is in het NT uitzonderlijk. We treffen het mogelijk aan in Gal.3:4, waar Paulus zijn lezers de vraag stelt: ‘Hebben jullie tevergeefs zoveel meegemaakt?’, daarmee doelend op het werk van de Geest in hun midden (vgl. WV). In verreweg de meeste gevallen in het NT hebben we te maken met de tweede betekenis, ‘lijden, (iets) ondergaan’.
Wanneer er, bij de tweede betekenis, sprake is van ‘lijden’ zonder meer (zonder dat wordt aangegeven wat men lijdt of ondergaat), kan het betrekking hebben op ‘lijden’ in de strikte zin van het woord, bijvoorbeeld in een uitspraak als ‘als één lid lijdt, lijden alle leden mede’ (1Kor.12:26), of ‘het is beter te lijden, indien de
πάσχω paschōwil van God dit eist, goed doende dan kwaad doende’ (1Pet.3:17). Deze strikte betekenis van het woord treffen we ook aan in zinsneden als ‘lijden en verworpen worden ... en gedood worden’ (Mar.8:31 par.; vgl. Luc.17:25) en ‘lijden en veracht worden’ (Mar.9:12). Bij het lijden van Christus in deze zin van het woord kunnen we concreet denken aan bijvoorbeeld de verwerping door de joodse leiders, het verraad door Judas en de verloochening door Petrus, de bespotting door de Romeinse soldaten, en de kruisiging, of ook aan alles wat Jezus tijdens Zijn aardse leven aan lijden heeft moeten doorstaan.
Het woord kan echter ook ruimer gebruikt wor-den in de zin van ‘lijden en sterven’ (of eventu-eel alleen ‘sterven’). In formuleringen als ‘lijden en in zijn heerlijkheid ingaan’ (Luc.24:26) en ‘lijden en ... opstaan uit de doden’ (Luc.24:46; vgl. Hand.17:3) is lijden het best in de ruime zin van het woord op te vatten, d.w.z. inclusief het sterven. Wanneer Jezus tegen de discipelen zegt: ‘Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd’ (Luc.22:15), komt dit laatste neer op ‘voordat Ik sterf’ (vgl. NEB). Zie ook Hand.1:3 (Jezus verscheen ‘na Zijn lijden’, d.w.z. na Zijn lijden en sterven, gedurende veertig dagen aan de discipelen).
In veel gevallen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat men lijdt of ondergaat, bijvoorbeeld ‘lijden (pathēmata) ondergaan’ (2Kor.1:6), ‘vele dingen lijden of ondergaan’ (Mat.27:19; Mar.8:31), of ‘niets kwaads lijden’ (Hand.28:5 NBG ‘zonder enig letsel te ondervinden’).
-
Thema artikel22
Pieter J. Lalleman
22
Wat voor zendingsreizen maakte Paulus?
Als je een zondagsschool hebt bezocht of catechisatie gevolgd, heb je daar waarschijn-lijk de term ‘de zendingsreizen van Paulus’ gehoord. Zo ging het mij ook – maar ik vind de term nu behoorlijk misleidend. Je kunt de uitdrukking ‘de zendingsreizen van Paulus’ niet uit de vertaling van 1951 hebben geleerd, want daarin komt hij niet voor, maar de NBV gebruikt de term ‘zendingsreis’ wel in de opschriften boven Handelingen 15:36 en 18:23, en ‘reis’ boven 13:11.
hem tot tweemaal toe om de stad te verlaten (16:36, 39) en dat doet hij dan ook. Paulus vertrekt dus niet vrijwillig uit Filippi.Hetzelfde patroon zie je meteen hierna weer: Paulus reist een paar kleine plaatsen voorbij (Amfipolis en Apollonia) om in de grote stad Tessalonica te komen, en daar lijkt hij zich te gaan vestigen. Zijn verblijf duurt echter minder dan een maand (17:2), want ‘de Joden’ stoken onrust en als gevolg hiervan is hij gedwongen om ook deze stad te verlaten. (Zie de Studiebijbel op 17:9). Tot tweemaal toe probeert Paulus dus een grote, centraal gelegen stad tot middelpunt van zijn werk te maken, en hij vindt er veel ge-hoor, maar beide keren moet hij na vrij korte tijd alweer vertrekken. We zullen in de verhalen over Korinte en Efeze zien, dat Paulus in die steden doet wat hij waarschijnlijk eerder in Filippi en Tessalonica van plan was. In Athene verloopt Paulus’ verblijf anders, want hier stuit het evangelie vrijwel alleen op onge-loof. Dat zal de reden zijn dat de apostel al vrij snel weer doorreist. Er is daar waarschijnlijk geen gezonde gemeente ontstaan, want we ho-ren nooit meer iets over Athene in de Bijbel.Heel anders gaat het in Korinte, Paulus’ volgen-de bestemming. Weliswaar moeten de meeste Joden in de stad niet veel hebben van het evan-
Niet steeds op reisIn dit artikel wil ik Handelingen 13-20 door een andere bril lezen om zo nieuw licht te krijgen op deze hoofdstukken. In de eerste plaats kijken we naar de bewegingen en de ‘rusten’ van Paulus tijdens de zogenoemde tweede en derde reis. In 15:36 vertrekt hij uit zijn thuisgemeente, Antiochië, om de gemeenten in Klein-Azië te bezoeken die hij al eerder had gesticht en hen verder te helpen. Volgens 15:41 lukt hem dat ook en hij versterkt de bestaande gemeenten. De korte aanduidingen in 16:1, 4 en 5 zeggen het-zelfde. (Zie je hoe verkeerd de hoofdstukindeling is? In 16:1 begint helemaal geen nieuw verhaal.) Paulus ontgint hier geen nieuw terrein, maar hij bouwt bestaande gemeenten op. Vervolgens tast hij een poos in het duister over zijn volgende bestemming, maar de Heilige Geest leidt hem naar Europa. Daar komt hij voorbij een paar kleine plaatsen, Samotrake en Neapolis (16:11), maar hij reist door naar de eerste grote stad die hij er aantreft, Filippi. Daar komt Lydia tot ge-loof en stelt vervolgens haar huis voor hem open (16:14-15). Alles wijst erop dat Paulus langere tijd in deze invloedrijke stad wil blijven werken, maar hij wordt gevangengenomen en onwettig gemarteld. Na de aardbeving die hem de kans geeft om te ontsnappen vraagt het stadsbestuur
1. Verwijzingen naar Handelingen tenzij anders aangegeven.
-
23
gelie (18:6), maar onder de heidense bevolking vindt de boodschap van Jezus wel gehoor. Lucas vertelt eerst bijna tussen neus en lippen door dat Paulus maar liefst anderhalf jaar in de stad woont en werkt (18:11), en daarna nog ‘geruime tijd’ (18:18). Lucas is, zoals zo vaak, niet erg exact met zijn tijdsaanduidingen, maar Paulus’ bediening in Korinte duurde waarschijnlijk zeker zo lang als zijn reis erheen vanaf Antiochië via Filippi, Tessalonica en Athene. Over deze ‘tweede zendingsreis’ kun je dus zeggen dat Paulus helemaal niet altijd op pad is: hij verblijft langer in grote steden dan dat hij reist. De gemeente in Korinte is duidelijk heel belangrijk voor zijn werk.
EfezeOpvallend is dat aan het einde van deze tweede reis, die ten dele zo ongepland verliep, het plan voor de derde reis al wordt vastgesteld. De Joden van Efeze tonen namelijk grote interesse in het evangelie en vragen Paulus om een poos in hun stad te blijven (18:20). Hij doet dat op
dat moment niet, maar hij belooft wel om later terug te komen. En hij houdt woord, want Lucas vertelt hoe Paulus meer dan twee jaar met veel vrucht in Efeze woont en werkt (19:8, 10). Ook de zogenoemde ‘derde zendingsreis’ is dus geen trektocht van plaats naar plaats, maar heeft als kern een langdurig verblijf in een grote, centraal gelegen stad. (Efeze was een van de grootste steden ter wereld en de belangrijkste stad van Klein-Azië.)Kijk je nu terug naar de ‘eerste zendingsreis’, dan valt je nu op dat daar hetzelfde al gebeurde: Lucas vertelt hoe Paulus en Barnabas ‘geruime tijd’ in Ikonium doorbrachten en alleen uit deze stad vertrokken toen het niet anders kon (14:3). Dit alles betekent dat Paulus niet maar overal even aanwaaide. In moderne termen gezegd, Paulus deed meer dan haastig traktaatjes in brievenbussen stoppen en verder reizen. Hij knoopte werkelijke contacten aan met de inwo-ners van een aantal grote steden en nadat zij tot geloof kwamen, besteedde hij veel tijd aan hun opvoeding tot volwassen volgelingen van Jezus.
-
24 Thema artikel
In onze tijd zien we gelukkig ontwikkelingen in dezelfde richting. Wij begrijpen dat evange-lisatie meer is dan het uitspreken van een korte evangeliserende boodschap, om daarna zo snel mogelijk door te reizen naar het volgende dorp. Effectieve evangelisatie vraagt dat wij ons huis openzetten en ons leven delen met de mensen die rondom ons wonen. Als we beter naar het voorbeeld van Paulus hadden gekeken, zouden we ook in de vorige eeuw nooit gedacht hebben dat het uitdelen van traktaatjes de naam ‘geloofsverkondiging’ verdiende.
Joden en heidenenLucas vertelt dat tijdens Paulus’ verblijf in Efeze ‘alle inwoners van Asia kennismaakten met de boodschap van de Heer’ (19:10). Zoals altijd begon Paulus zijn eigenlijke werk in Efeze met verkondiging in de synagoge (19:8), maar zoals steeds levert dat niet veel op. Daarom richt Paulus zich na verloop van tijd meer – of alleen – op de heidense bevolking. In het verslag van de ‘eerste reis’ vermeldt Lucas met nadruk de synagogen op Cyprus (13:5) en Paulus’ toespraak in de synagoge van Antiochië in Pisidië (13:14-42); maar op Cyprus lijkt geen enkele Jood tot geloof in Jezus gekomen te zijn en in Antiochië maken de joodse leiders vooral ruzie met Paulus en Barnabas, waarna de apostelen onder de heidenen meer vrucht op hun werk zien (13:44-52). In Filippi zoekt Paulus tevergeefs naar een synagoge om zijn werk te beginnen (16:13), maar ook in Tessalonica (17:1), Berea (17:10), Athene (17:17) en Korinte (18:4) is de plaatselijke synagoge weer de eerste plaats waar hij spreekt. Als wij ons met het evangelie op onze joodse landgenoten zouden richten, zouden we waar-schijnlijk dezelfde soort tegenstand ondervinden als Paulus, maar moeten we het daarom nala-ten?
AlleHet is natuurlijk geweldig dat ‘alle inwoners van (de provincie) Asia’ dankzij Paulus over Jezus hoorden. Maar het woord ‘alle’ (Grieks pas) moeten we wel lezen in de wetenschap dat Lucas
regelmatig een beetje overdrijft in zijn gebruik van dit woord. In 1:1 staat bijvoorbeeld dat Lucas in zijn eerste boek (het Evangelie) ‘alle dingen’ heeft beschreven die Jezus op aarde deed (ook al vertaalt de NBV dit niet); in 17:21 karakteri-seert hij ‘alle’ inwoners van Athene als lui en in 19:17 zegt hij dat ‘alle’ mensen in Efeze over een bepaald voorval hoorden. In deze en andere gevallen moeten we ‘alle’ opvatten als ‘veel’ zonder aan honderd procent te denken.Maar ook met deze relativering is het geweldig dat zoveel inwoners van Asia dankzij Paulus het evangelie hoorden. Dat brengt me bij mijn volgende en laatste punt: Paulus deed zijn werk niet alleen en ook daarom is de uitdrukking ‘de
-
25
zendingsreizen van Paulus’ misleidend. Het gaat om het gezamenlijke werk van ‘Team Paulus’.
Team PaulusBij zijn eerste uitzending wordt Paulus nog Saulus genoemd, maar wat belangrijker is, hij wordt als tweede genoemd na Barnabas, die we als temleider zouden kunnen aanduiden (13:1, 4, 7). In 13:9 begint Lucas hem Paulus te noemen en vanaf 13:13 wordt hij als eerste teamlid genoemd. Maar waar het om gaat is: steeds reist Paulus in het gezelschap van minstens één andere evangelist (plus waarschijnlijk een aantal persoonlijke bedienden). Ga maar na: eerst is hij samen met Barnabas en Marcus, voor de ‘tweede
reis’ kiest hij Silas (15:40) en al snel wordt Ti-moteüs het derde teamlid. De wij-passages in de hoofdstukken 16 en 20 suggereren dat ook Lucas zelf soms lid van het team was. Voor de ‘derde reis’ noemt Lucas eerst alleen Paulus, maar in 19:22 blijkt ineens dat Paulus wordt vergezeld door Timoteüs en Erastus, terwijl hij volgens 19:29 ook Gajus en Aristarchus als reisgenoten heeft. Dit wijst erop dat Lucas ons niet het hele team had voorgesteld. In 20:4-6 worden nog meer namen genoemd van reisgenoten die teamleden zijn.Als je dus vraagt hoe het kon dat ‘alle inwoners van Asia’ het evangelie hoorden, dan is het antwoord dat Paulus het werk niet alleen deed.
-
26
Zijn teamleden reisden naar de steden en dorpen rondom Efeze, en velen bleven daar waarschijn-lijk ook langere tijd wonen.
De brievenDeze informatie uit Handelingen wordt beves-tigd en aangevuld door wat Paulus zelf schrijft in zijn brieven. Om te beginnen zijn de meeste brieven niet door hem alleen geschreven, maar door meerdere teamleden. In 1 Korintiërs is Sos-tenes zijn medeschrijver, in 2 Korintiërs Timo-teüs, en ga de brieven maar na. Paulus zou deze teamleden niet noemen als hij hiervoor geen goede redenen had. Deze vermeldingen laten enerzijds zien dat de betreffende medeschrij-vers bij Paulus ‘op het zendingsveld’ waren, want voor zover we weten is geen enkele brief in Antiochië of Jeruzalem geschreven. Anderzijds bevestigen ze dat niet alleen Lucas, maar ook Paulus zelf beseft dat hij lid is van een team. De afsluitende verzen van de meeste brieven zijn minstens zo belangrijk voor ons onderwerp, want daarin geven de schrijvers zicht wie er bij hen zijn en welke reizen er worden gemaakt. Ik neem weer 1 Korintiërs als voorbeeld, de brief die Paulus tijdens zijn lange verblijf in Efeze schreef (1Kor 16:8): zowel Timoteüs (16:10) als Apollos (16:12) zijn bij Paulus en werken met hem mee, terwijl Aquila en Priscilla een ge-meente ‘bij hen in huis’ hebben (16:19). Niet alle brieven bevatten zoveel gegevens, maar lees maar eens wie er in Filippenzen allemaal worden genoemd.
KolosseEen mooi beeld van het teamwerk krijg je als je ziet hoe de gemeente in Kolosse is ontstaan. Waarschijnlijk is Paulus zelf nooit in deze stad geweest, die ergens in het achterland van Efeze lag; Epafras, die in Kolossenzen 1:7 en 4:12 wordt genoemd, was waarschijnlijk de gemeen-testichter. Als je dit ziet, begrijp je nog beter hoe Team Paulus werkte. Paulus en zijn mensen woonden op een centrale plaats (met name Korinte, Efeze en ten slotte Rome) en van daaruit reisden teamleden naar de omliggende steden en dorpen, vestigden zich er voor langere tijd en bouwden een gezonde gemeente.
Toen de emancipatie van de vrouw op gang kwam, zei men wel dat achter elke grote man een helpende vrouw staat. Iets dergelijks geldt voor Paulus. Het gaat mij er niet om, iets van zijn grootheid af te doen. Maar een belangrijk element van deze grootheid was juist dat Paulus zich omringde met een goed team van mede-werkers en hen inschakelde bij het uitvoeren van de opdracht die hij van Jezus had gekregen (zie Hand.22:15, waar we ook een overdrijving van Lucas tegenkomen, en 26:16-18).Voor ons betekent dit dat mensen die effectief willen zijn voor Jezus zich moeten afvragen wat er in teamverband gedaan kan en moet worden. Het betekent ook dat niemand zo goed of zo speciaal is dat hij of zij geen team om zich heen zou moeten vormen om effectiever te werken.
Dr. Pieter J. Lalleman doceert bijbelse vakken aan
Spurgeon’s College in Londen.
-
27Actualiteiten Bijbel en Archeologie
ZegelsteenOpgravingen bij de Givati parkeerplaats vlak bij
de Stad van David in Jeruzalem hebben recent twee
interessante vondsten opgeleverd. Archeologen
van de Israëlische Oudheidkundige Dienst en de
Universiteit van Tel Aviv vonden hier een zegelsteen
en zegelafdruk met daarop tekst in Oud-Hebreeuws
schrift. De twee voorwerpen werden gevonden in
de restanten van een groot gebouw dat in de zesde
eeuw v. Chr. door brand werd verwoest, waarschijn-
lijk tijdens de verovering en verwoesting van de
stad door de Babyloniërs. De omvang en bouwmate-
rialen laten zien dat het om een belangrijk publiek
gebouw ging. In het puin werden behalve de zegels,
grote hoeveelheden zwartgeblakerde potscherven
gevonden. Op basis van het schrift worden de zegels
door geleerden in het midden van de zevende eeuw
v. Chr. gedateerd.
Een van de voorwerpen is een zegelsteen van on-
geveer een centimeter in omtrek vervaardigd van
blauw agaat met daarop het opschrift ‘behorend
aan ’Ichar zoon van Mathanjahu’. Een dergelijke
zegelsteen was vaak bevestigd op een ring en werd
gebruikt om belangrijke documenten te verzegelen
door een afdruk te maken in verse klei. Een voor-
beeld is een koopcontract zoals beschreven in Jere-
mia 32:6-12 waarbij van een open en een verzegeld
contract sprake is. Het woord ’ichar betekent ‘boer’,
maar moet hier als eigennaam worden gelezen.
Hoewel het patroniem (vadernaam) Mathanjahu,
‘geschenk van JHWH’, bekend is uit andere bronnen,
is het de eerste keer dat de naam ’Ichar is gevonden.
Het andere voorwerp is een zegelafdruk in klei
(bulla) van eveneens ongeveer een centimeter in
Afbeelding: Zegelsteen ‘behorend aan ’Ichar zoon van Mathanjahu’
omtrek met daarop het opschrift ‘behorend aan
Nathan-Melech, dienaar van de koning’. De titel past
bij een hoge beambte van de Judese koning. Inte-
ressant is dat de naam Nathan-Melech, ‘de Koning
(God) heeft gegeven’, voorkomt in een bijbelse tekst
over dezelfde periode, namelijk 2 Koningen 23:11
waar echter een andere titel wordt vermeld. Bo-
vendien is een kleizegel met dezelfde naam bekend
uit de collectie oudheden van verzamelaar Shlomo
Moussaieff. Belangrijk is echter dat het nu gevon-
den exemplaar afkomstig is uit wetenschappelijke
opgravingen en daardoor nauwkeurig gedateerd kan
worden. Het is zeker niet onwaarschijnlijk dat het
in de bijbeltekst en de zegelafdrukken om dezelfde
persoon gaat, hoewel dat niet definitief kan worden
vastgesteld. In ieder geval vergroten de vondsten de
kennis over Jeruzalem en het Judese koninkrijk in de
periode voor de Babylonische ballingschap.
Bronnen: Israel Antiquities Authority (mfa.gov.il); Weblog Christopher Rollston (www.rollstonepigraphy.com) en Weblog J.P. van de Giessen (www.bijbelaantekeningen.nl).
Mesa stèleIn een recente wetenschappelijke publicatie van
bijbelwetenschappers van de Universiteit van
Tel Aviv is een nieuwe lezing voorgesteld van de
bekende stèle van Mesa. In deze lange inscriptie
op zwarte basaltstenen plaat (stèle) worden de
militaire overwinningen en bouwactiviteiten van
de Moabitische koning Mesa uit de negende eeuw
v. Chr. beschreven. Deze koning wordt ook in de
bijbel genoemd (zie 2Kon.3:4). De tekst bevat onder
meer een vermelding van Omri en zijn zoon, als
koningen van het noordelijke rijk Israël. Hoewel de
tekst beschadigd is, hebben geleerden voorgesteld
dat in de eenendertigste regel het ‘huis van David’
wordt genoemd, waarmee naar zijn dynastie in het
zuidelijke rijk Juda wordt verwezen. De tekst met een
korte uitleg is na te lezen in de Studiebijbel (SBOT
2, Excurs 8 ‘De stèle van Mesa’). De recente studie
is gebaseerd op nieuwe hoge resolutie afbeeldingen
van de originele tekst. Volgens de geleerden is op de
plaats waar de tekst is beschadigd een klein streepje
te zien waarmee het begin van een nieuwe zin wordt
aangegeven. Daarvoor zou een naam hebben gestaan
van drie letters beginnend met een b. Hoewel er
Afbeelding: Zegelafdruk ‘behorend aan Nathan-Melech, dienaar van de koning’
-
Actualiteiten Bijbel en Archeologie
verschillende namen mogelijk zijn, stellen de onder-
zoekers voor dat de Moabitische koning Balak wordt
genoemd, die volgens de Bijbel (Num.22-24) enkele
eeuwen eerder leefde. De tekst zou dan verwijzen
naar de historische plaats van diens zetel.
Ondanks de aandacht voor de publicatie, is het niet
heel waarschijnlijk dat de handboeken op korte
termijn worden aangepast. Verschillende geleerden
betwijfelen de voorgestelde lezing. Het belangrijke
streepje is volgens hen niet te zien. In plaats daarvan
zou op de nieuwe afbeeldingen een punt te zien zijn
aan het einde van de regel die uitsluit dat vlak daar-
voor een nieuwe zin begonnen is. De lezing ‘huis van
David’ past niet alleen op de beschadigde plek, maar
ook in het geheel van de tekst waarin vijandigheden
met Israël worden beschreven. Hoewel verwijzingen
naar het ‘huis van David’ ook in andere inscripties
voorkomen, moet onthouden worden dat het hier
nog altijd om een reconstructie gaat.
Ondanks dat nieuwsberichten naar
aanleiding van het onderzoek
spreken over baanbrekende inzich-
ten in de bijbelse geschiedenis,
is een enkele verwijzing in een
buitenbijbelse tekst meer of
minder niet voldoende om
verregaande conclusies over
historiciteit aan te verbinden.
Afbeelding: De stèle van Mesa in het Louvre museum.
Bronnen: The Times of Israel (www.timesofisrael.com) en I. Finkelstein, N. Na’aman, T. Römer, ‘Restoring Line 31 in the Mesha Stele: The ‘House of David’ or Biblical Balak’, Tel Aviv Journal of the Institute of Archaeology 46 (2019) 3-11.
Samaritaanse wijnpersTijdens de bouw van een nieuwbouwwijk bij de Isra-
ëlische plaats Tzur Nathan in de Sjaron regio werd
Afbeelding links onder: Mozaïek met tekst over Meester AdiosAfbeelding boven: Wijnpers met linksboven de Griekse mozaïektekst
afgelopen maand een indrukwekkende wijnpersin-
stallatie gevonden. De wijnpers uit de Byzantijnse
tijd was in gebruik gedurende de vijfde eeuw n. Chr.
Het gebied was destijds een belangrijke vestigings-
plaats van Samaritanen. In deze periode kwamen de
Samaritanen verschillende keren in opstand tegen
het Byzantijnse rijk. De vondst laat de verspreiding
en welvaart van de Samaritanen zien, die na de
opstanden sterk afnam. De installatie werd gevonden
in de buurt van restanten van een gebouw voor de
voedselverwerking en een Samaritaanse synagoge,
die in de zesde eeuw tijdens de nasleep van de
opstanden werd omgevormd tot een kerk.
Naar alle waarschijnlijkheid was de eigenaar van
de wijnpers een Samaritaan. Vlak naast de wijnpers
werd een vloermozaïek aangetroffen met daarin een
Griekse tekst die leest ‘Enige God sta het prachtige
bezit van Meester Adios bij, amen’. De omvang van
de wijnpers en de titel ‘meester’ laten zien dat Adios
een belangrijk en welvarend persoon was. Wie meer
wil lezen over de Samaritanen en hun geschiedenis
kan terecht in de Studiebijbel (SBOT 6, Excurs 3 ‘De
Samaritanen’).
Bronnen: Israel Antiquities Authority (mfa.gov.il); The Times of Israel (www.timesofisrael.com) en Haaretz (www.haaretz.com).
Verzameld en samengevat door Jonathan Pater, MA