DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU...

132
1 Willem Wostyn Tweede licentie geschiedenis Academiejaar 2007-2008 Universiteit Gent DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU (1931-1932). Een vergelijkende analyse met de Pende opstand (1931). Promotor: Prof. Dr. Luc François Co-promotor: Prof. Dr. D. Vangroenweghe Verhandeling, voorgelegd ter verkrijging van de graad van licentiaat in de geschiedenis door Willem Wostyn.

Transcript of DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU...

Page 1: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

1

Willem Wostyn Tweede licentie geschiedenis Academiejaar 2007-2008 Universiteit Gent

DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN

SANKURU (1931-1932).

Een vergelijkende analyse met de Pende opstand (1931).

Promotor: Prof. Dr. Luc François Co-promotor: Prof. Dr. D. Vangroenweghe

Verhandeling, voorgelegd ter verkrijging van de graad van licentiaat in de geschiedenis door Willem Wostyn.

Page 2: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

2

Inhoudstabel

Voorwoord.......................................................................................................3

I. Inleiding.......................................................................................................4

1.1. Probleemstelling......................................................................................5 1.2. Bronnen.....................................................................................................7 1.3. Structuur van de verhandeling...............................................................8

II. Deel 1: Opstand in de districten Lac Léopold II en Sankuru.........12

2.1. Bevolking en gebied...............................................................................13

2.1.1. Inleiding........................................................................................................13 2.1.2. Mongo etnie..................................................................................................14 2.1.2.1. Dengese-territorium 2.1.2.2. Kole-territorium 2.1.3. Territoriale organisatie...............................................................................20 2.1.4. Korte voorgeschiedenis..............................................................................25

2.2. Oorzaken.................................................................................................28

2.2.1. Inleiding........................................................................................................28 2.2.2. Territorium overschrijdende oorzaken....................................................29 2.2.2.1. Economische crisis van de jaren „30 2.2.2.2. Nkisi 2.2.2.3. Simba Bomosongo 2.2.3. Dengese-territorium....................................................................................38 2.2.3.1. Politiek 2.2.3.2. Economisch 2.2.4. Kole-territorium...........................................................................................45 2.2.4.1. Politiek 2.2.4.2. Economisch 2.2.5. Belgische visie..............................................................................................50 2.2.6. Besluit............................................................................................................53

2.3. Verloop.....................................................................................................56

2.3.1. Evenaarsprovincie.......................................................................................56 2.3.1.1. District Lac Léopold II 2.3.1.2. Equateur-district 2.3.2. Kasaï-provincie............................................................................................65

2.3.2.1. Sankuru-district 2.3.2.2. Kasaï-district 2.3.3. Gemeenschappelijke militaire operatie…………......………………….74

2.3.3.1. Militaire operatie onder Majoor Mauroy 2.3.3.2. Verloop

Page 3: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

3

2.4. Algemene situatie begin 1932...............................................................86

2.4.1. Inleiding........................................................................................................86 2.4.2. Evenaarsprovincie.......................................................................................87

2.4.2.1. District Lac Léopold II 2.4.2.2. Equateur- district 2.4.3. Kasaï-provincie............................................................................................94 2.4.3.1. Sankuru-district 2.4.3.2. Kasaï-district

2.5. Besluit......................................................................................................98

III. Deel 2: Vergelijking met de opstand van de Pende

in het Kwango district...............................................................................101

3.1. Pende-opstand......................................................................................102

3.1.1. Inleiding......................................................................................................102 3.1.2. Oorzaken.....................................................................................................103

3.1.2.1. Politiek 3.1.2.2. Economisch

3.1.3. De repressie van de opstand....................................................................107 3.1.4. Besluit..........................................................................................................112

3.2. Vergelijking met de opstand van de Dengese...................................114

3.2.1. Oorzaken.....................................................................................................114 3.2.2. Verloop........................................................................................................116 3.2.3. Maatregelen................................................................................................118

IV. Algemeen Besluit.................................................................................121

Bibliografie.................................................................................................126

Kaarten.........................................................................................................128

Page 4: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

4

Voorwoord

Deze verhandeling kwam tot stand dankzij de hulp van een aantal mensen. Eerst

en vooral wil ik mijn promotor Professor Dr. Luc François oprecht bedanken voor

de tijd die hij vrijmaakte om mijn onderzoek bij te sturen. Ook mijn co-promotor

Prof. Dr. Vangroenweghe ben ik erg dankbaar voor zijn opmerkingen en

suggesties.

Deze verhandeling vormt het eindpunt van vier boeiende jaren de ik aan de

universiteit van Gent heb mogen beleven. Ik wil dan ook nog mijn ouders

bedanken voor de kans die ze me gegeven hebben. Tenslotte gaat mijn dank uit

naar de mensen die hielpen met de opmaak en het corrigeren van deze

verhandeling.

Page 5: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

5

I. INLEIDING

Page 6: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

6

1.1. Probleemstelling

Deze licentiaatsverhandeling stelt zich tot doel een vergelijkende analyse te maken

van twee grote opstanden in het interbellum: de opstand van de Pende in het

Kwango-district (1931) en de opstand in de districten Lac Léopold II en Sankuru

(1931-32).

De Pende-opstand situeerde zich in het Kwango-district (Kasaï-provincie) en dan

vooral in de Kikwit en Kandale territoria. Enkele gewelddadige incidenten in mei

1931 worden algemeen gezien als het beginpunt van de opstand, begin september

1931 normaliseerde de situatie opnieuw.

De opstand in de districten Lac Léopold II (Evenaarsprovincie) en Sankuru (Kasaï-

provincie) begon met een hinderlaag in het Dengese-territorium op een territoriaal

administrateur op 21 augustus 1931. Het duurde tot het begin van 1932 voor de

situatie in alle gebieden weer onder controle was. De twee bevolkingsgroepen, die

hoofdzakelijk betrokken waren in de opstand, waren de Dengese en de Basongo-

meno. De Dengese bevolkten het Dengese-territorium in het district Lac Léopold

II, de Basongo-meno het Kole-territorium in het Sankuru-district. De etnische

scheidingslijnen kwamen echter niet overeen met de administratieve grenzen.

Zoals we zullen zien waren de Basongo-meno nauw verwant met de Dengese en

leefde er een belangrijke minderheid Dengese in het Kole-territorium. Om die

reden prefereren we dan ook om van de Dengese-opstand te spreken. Beide

revoltes kenden een lichte uitbreiding naar andere territoria, maar voornoemde

gebieden vormden de kern van de opstand.

Dit onderzoek biedt in eerste instantie een gedetailleerde studie van de Dengese-

opstand. Hierna maken we aan de hand van de bestaande literatuur een synthese

van de Pende-revolte. Ik probeer via een vergelijking van beide opstanden tot een

aanzet van typologie van opstanden te komen. Een antwoord wordt gezocht op

o.a. volgende onderzoeksvragen: Waren er gemeenschappelijke oorzaken die aan

de basis lagen van het verzet? Onder welke vorm manifesteerde dit verzet zich?

Page 7: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

7

Verschilde de aanpak van de koloniale autoriteiten? Was deze aanpak effectief?

Wat was de balans? Welke maatregelen werden er in de verschillende gebieden

genomen om dergelijke problemen in de toekomst te voorkomen? Wat waren de

gevolgen voor de autochtone bevolking? Heeft de Pende-opstand de Dengese-

opstand beïnvloed - rekening houdend met de chronologische en geografische

nabijheid van de feiten?

De effecten van de globale economische crisis in het begin van de jaren dertig

vallen in deze casussen moeilijk te onderschatten. De vraag is hoe en in welke

mate de effecten van de crisis door de autochtone bevolking gevoeld werden.

Onderzoek heeft reeds aangetoond dat de crisis in de kolonie tot een verhoogd

passief verzet en zelfs tot een aantal gewelddadige opstanden heeft geleid. De

opstanden van de Pende en de Dengese dienen dan ook in deze context gesitueerd

te worden.

Er werd lange tijd verkondigd dat bij de overgang van de Congo Vrijstaat naar

Belgisch Congo de situatie vreedzaam was en er van politiek verzet geen sprake

was. Het Belgische paternalistische beleid leidde, volgens de autoriteiten, tot een

praktisch onmiddellijke en volledige installatie van de “Pax Belgica”.1 Nollet

poneert in haar licentieverhandeling dat de “Pax Belgica” veeleer als ideologie dan

als werkelijkheid binnen het koloniale systeem fungeerde. Onderzoeken naar

actief en passief verzet tijdens het interbellum tonen aan dat subversieve

handelingen door de gekoloniseerde Congolezen binnen het historisch kader van

het interbellum effectief aanwezig waren en de koloniale machten voor een groter

probleem stelden dan ze de buitenwereld wilden doen geloven. Ook deze

verhandeling tracht hiertoe een bijdrage te zijn.

1 NOLLET, V., Informele sociaal-politieke oppositie door een gemarginaliseerde bevolking. Een verzetsanalyse van Belgisch Kongo tijdens het interbellum, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 2003, p. 5.

Page 8: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

8

1.2. Bronnen

Het bronnenmateriaal dat voor deze licentiaatsverhandeling aangewend werd,

bestaat uit literatuur en archiefmateriaal. In een eerste fase hebben we enkele

algemene werken over Congo geraadpleegd zoals het lijvige boek van Isidore

Ndaywel.2

Vervolgens moesten we op zoek naar specifieke literatuur over de Dengese-

revolte, die in het eerste deel van deze verhandeling aan bod komt. Hiervoor

waren we - gezien het beperkte aantal literaire bronnen die specifiek over deze

revolte handelen - genoodzaakt hoofdzakelijk archiefdocumenten te gebruiken.

Het vergde dan ook heel wat archiefwerk om een accuraat beeld te vormen van

deze revolte. Het gebruikte archiefmateriaal bestaat hoofdzakelijk uit

jaarrapporten van de Force Publique en de correspondentie en rapporten van

koloniale functionarissen. We maakten vooral gebruik van één interessante bundel

waarin alle briefwisseling, kaarten, rapporten, enz. die te maken hadden met de

revolte in de districten Lac Léopold II en Sankuru netjes verzameld waren.3 Deze

genummerde documenten uit het Afrika-archief vormen de basis van mijn

onderzoek.

We dienen hierbij op te merken dat de bronnen dus uitsluitend van de Belgische

administratie afkomstig zijn. De omstandigheden beperkten ons tot deze

eenzijdige beschouwing van de gebeurtenissen. Men houdt de afkomst van de

bronnen dus best in gedachten tijdens het lezen van dit werk.

De opstand van de Pende in het Kwango-district werd reeds uitvoerig bestudeerd,

hier was het bijgevolg niet noodzakelijk nog informatie uit de Belgische archieven

toe te voegen. We baseren ons voor deze opstand voornamelijk op het werk van

Vanderstraeten, die een gestructureerde synthese over deze opstand heeft

2 NDAYWEL è NZIEM, I., Histoire générale du Congo. De l‟héritage ancien à la République Démocratique, Paris & Bruxelles, 1998. 3 Afrikaanse archieven ministerie van Buitenlandse zaken in Brussel, AI4741, II.Q.5

Page 9: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

9

gepubliceerd.4 Dit werd nog aangevuld met informatie uit verschillende artikels

en met de licentiaatsverhandeling van Nollet, die gebruik maakte van een ander

belangrijk werk over de Pende-revolte, namelijk de doctoraatsthesis van Sikitele.5

Nollet leverde een nuttige bijdrage aan het onderwerp door haar archiefwerk over

het verzet in Belgisch Congo tijdens het interbellum.6

In de archieven van het koninklijk Museum voor Midden Afrika in Tervuren zijn

nog enkele andere bronnen terug te vinden met betrekking tot mijn onderwerp.

Vooral de doctoraatsthesis van Thomas Turner over politieke conflicten in het

Sankuru-district bleek erg bruikbaar.7

Ten slotte leverden mijn zoektochten in bibliotheek van de vakgroep Afrikaanse

talen en culturen en de centrale bibliotheek ook nog enkele bruikbare

monografieën en artikels op.

1.3. Structuur van de verhandeling

In het eerste deel van mijn onderzoek bestudeer ik volgens volgende methode de

opstand in de districten Lac Léopold II en Sankuru: we gaan dieper in op de

bevolking en het gebied, de oorzaken van het verzet, het verloop ervan en de

reactie van de autoriteiten.

Het eerste hoofdstuk wordt gewijd aan de bevolking en het gebied in de districten

Lac Léopold II en Sankuru. De belangrijkste bevolkingsgroepen die deelnamen

aan de opstand worden hier binnen een ruimer kader gesitueerd.

We bespreken in een volgend punt het gebied en de belangrijkste kwesties met

betrekking tot de territoriale organisatie. Administratieve reorganisaties waren

4 VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931, Brussel, 2001. 5 SIKITELE, G., „Les racines de la révolte Pende de 1931‟. In : Etudes d‟histoire Africaine, vol. 5, 1973. 6 NOLLET, V., Informele sociaal-politieke oppositie door een gemarginaliseerde bevolking. Een verzetsanalyse van Belgisch Kongo tijdens het interbellum, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 2003. 7 TURNER, T., A century of political conflict in Sankuru, Wisconsin, 1972.

Page 10: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

10

immers belangrijke factoren voor de stabiliteit of instabiliteit van een bepaalde

regio.

Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen in de twee decennia voor

het uitbreken van de feiten in 1931-1932, om de opstand wat in de tijd te situeren.

De oorzaken worden bestudeerd in een tweede hoofdstuk. We proberen deze op

een gestructureerde manier voor te stellen door een onderscheid te maken tussen

territorium overschrijdende oorzaken en oorzaken per territorium. In deze eerste

categorie wordt niet alleen het fenomeen van de „nkisi‟ en de belangrijkste leider

van de revolte besproken, maar ook – en vooral - de economische crisis van de

jaren dertig en haar effecten op de kolonie. In een laatste punt komen enkele visies

op de opstand en haar oorzaken aan bod, vanuit het standpunt van enkele

koloniale functionarissen.

Het derde hoofdstuk probeert een beeld te schetsen van het verloop van de

revolte. Het biedt ondermeer een chronologisch overzicht van de gewelddadige

incidenten, de slachtoffers, de troepenbewegingen, de capitulaties,… Dit

hoofdstuk is belangrijk om de evolutie in de aanpak van de koloniale autoriteiten

en de strijdlust van de inlanders te constateren. Om de gebeurtenissen op een

overzichtelijke manier voor te stellen opteren we hier voor een onderverdeling per

provincie, district en territorium. Vanaf november 1931, het tijdstip waarop de

gemeenschappelijke militaire operatie van de grond kwam, bespreken we de

feiten in één onderdeel.

In een vierde hoofdstuk bespreken we de algemene situatie in de opstandige

gebieden begin 1932. Hiermee bedoelen we de eerste twee maanden van het jaar,

omdat dit de nadagen zijn van de opstand. Dit geeft ons de mogelijkheid om een

overzicht te bieden van de capitulaties en de maatregelen die getroffen werden

door de autoriteiten direct na de revolte.

Na deze vier hoofdstukken wordt het geheel in een besluit gegoten.

Page 11: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

11

In het tweede deel kom ik tot een vergelijking tussen de Dengese-opstand en de

opstand van de Pende. Het eerste hoofdstuk is een samenvatting van de Pende-

opstand in het Kwango-district, waarbij ik me toespits op de oorzaken en de

repressie van de opstand.

Het tweede hoofdstuk vormt een vergelijkende analyse van de twee besproken

opstanden. Bij de oorzaken van beide revoltes worden structurele gelijkenissen en

verschillen gezocht. Een volgend aandachtspunt is het verloop, waarmee we

vooral doelen op de repressie van de opstand door de autoriteiten. Ten slotte staan

we nog stil bij de maatregelen die door de lokale en hogere autoriteiten genomen

werden naar aanleiding van de onlusten in de twee gebieden.

Vanaf pagina 128 zijn een viertal kaarten van de bestudeerde gebieden terug te

vinden.

Tot slot enkele praktische opmerkingen. Voor sommige termen hebben we

geopteerd om deze niet uit het Frans te vertalen. We doen dit als de term op die

manier duidelijker is of als er niet direct een accurate Nederlandse term

voorhanden is. Omgekeerd verduidelijken we ik soms de vertaling in het

Nederlands met de Franse term uit de documenten. De termen “féticheur” en

“sorcier” kunnen we bijvoorbeeld vertalen als medicijnman, tovenaar. Ik gebruik

de term „tovenaar‟ tussen aanhalingstekens, omdat het woord niet meer geheel

dezelfde lading dekt. Deze term sluit het dichtst aan bij het perspectief van de

inlanders. Wat betreft de Congolese termen zijn er veel termen die op

verschillende manieren geschreven werden. “Dengese” bijvoorbeeld werd ook

vaak als Ndengese geschreven. De term „nkisi‟ kent ook verschillende benamingen

in de bronnen, we hebben geopteerd om het fenomeen consequent dezelfde

benaming „nkisi‟ te geven. Wat de keuze van de woordenschat betreft gebruiken

we ook consequent het woord “opstandeling”, omdat dit een term zonder

negatieve connotatie is.

Page 12: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

12

Illustratie 1: De administratieve organisatie van Belgisch Congo.8

8 Bron: http://www.cobelco.org/Cartes/carte_1929.htm

Page 13: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

13

II. DEEL 1:

Opstand in de districten Lac Léopold II en Sankuru

Page 14: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

14

2.1. Bevolking en gebied

2.1.1. Inleiding

De twee bevolkingsgroepen die hoofdzakelijk betrokken waren bij de revolte,

waren de Dengese en de Basongo-meno. De kern van deze opstand situeerde zich

in het noordoosten van het Dengese-territorium en het westen van het Kole-

territorium, tussen de rivieren de Luilaka en de Lukenie. De Dengese en de

Basongo-meno maakten deel uit van de Mongo etnie. De Mongo bevolkten een

uitgestrekt gebied in het Congobekken en bevonden zich volledig binnen de

grenzen van het evenaarswoud, uitgezonderd een deel van de Mongo in het

zuidoosten, in het district Sankuru dat een grens vormde tussen woud en savanne.

Het Kole-territorium in dit district lag nog net binnen de grenzen van het

evenaarswoud. In 1941 was de Mongo etnie, in ruime zin, verdeeld over 28

territoriums, 8 districten en 6 provincies.9 Op pagina 129 is er een kaart van het

gebied van de Mongo terug te vinden.

Er zijn drie belangrijke auteurs die zich over de Mongo etnie hebben gebogen. Van

der Kerken, die zelf koloniaal functionaris in het gebied was geweest, schreef in

1944 een tweedelig standaardwerk over de Mongo. Hulstaert formuleerde enkele

belangrijke kritieken op dit werk, maar erkende tegelijk het belang en de waarde

van de studie.10 Een derde belangrijke auteur was Vansina, die over de volledige

etnografie in Congo interessant werk heeft geleverd.11

Aan de hand van deze studies geef ik een korte introductie tot de Mongo etnie. Ik

sta hierbij vooral stil bij de classificatie van de Mongo etnie van Van der Kerken en

9 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, p.60. 10 HULSTAERT, G., Une lecture critique de l‟ethnie Mongo de G. Van Der Kerken. in: Etudes d'Histoire africaine, vol. 3, 1972. 11 VANSINA, J., Introduction à l‟ethnographie du Congo, Brussel, 1966.

Page 15: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

15

Vansina. De Dengese en de Basongo-meno worden hierbij binnen dit ruimer kader

gesitueerd.

Volgend op de bespreking van de Mongo etnie komt het gebied en de territoriale

organisatie van de opstandige regio aan bod. Zoals we verder zullen zien in deze

verhandeling had de manier waarop de gebieden administratief ingedeeld waren,

belangrijke implicaties op het terrein.

Om de opstand wat beter in de tijd te situeren sta ik ook nog kort stil bij de

voorgeschiedenis van de bevolking en het gebied. Hiervoor maak ik hoofdzakelijk

gebruik van een historisch overzicht in het rapport Duchesne.12

2.1.2. Mongo etnie

Om van een etnie te kunnen spreken moet er aan enkele criteria voldaan worden:

Het bezitten van een oorspronkelijke taal en gebied, traditionele en specifieke

socio-culturele gebruiken, het bestaan van een gemeenschappelijke

ontstaansmythe en een soort bewustzijn van de leden dat ze tot eenzelfde

gemeenschap behoren.13

Er bestonden binnen de Mongo verschillende legendes over hun oorsprong. Het is

verder ook niet duidelijk of het woord Mongo afkomstig was van een verre

voorouder, van een oude god die Mongo genoemd werd, of nog een andere

oorsprong had. Hoewel bepaalde auteurs enkele hypotheses vooropstellen, zijn er

geen bewijzen die uitsluitsel kunnen bieden.14 Het etnisch bewustzijn van de

Mongo verspreidde zich volgens Van der Kerken sterk in de koloniale periode. Dit

bewustzijn was vooral aanwezig bij de hogere klassen.15 Dit betekende niet

noodzakelijk dat men zich identificeerde met alle volkeren van de culturele regio

van het centrale bassin zoals Vansina of Van der Kerken ze classificeerden.

12 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport gouverneur Evenaarsprovincie Duchesne. 13 MANYA, K., Evolution du pouvoir local au Sankuru, Berlijn, 1996, p. 23. 14 HULSTAERT, G., „Une lecture critique de l‟ethnie Mongo de G. Van Der Kerken‟, in: Etudes d'Histoire africaine, vol. 3, 1972, p. 40. 15 TURNER, T., A century of political conflict in Sankuru, Wisconsin, 1972, p. 46.

Page 16: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

16

De migraties van Mongo-groepen hadden hoofdzakelijk plaats van de 15e tot 17e

eeuw. Vóór deze migraties waren in het gebied vooral pygmeeën en Bantou

bevolking aanwezig.16 De verschillende fracties van de Mongo kwamen niet op

dezelfde tijd en via dezelfde route aan, wat van de migraties een gecompliceerd

verhaal maakt. De meeste Mongo waren afkomstig uit het noordoosten, vanuit

een gebied boven de rivier Aruwmini, tussen wat later Bumba en Stanleyville

werd. Het overgrote deel van de stammen maakte de migratiebeweging van

noord naar zuid, of van het noordoosten naar het zuidwesten. De meerderheid

was afkomstig van binnen het Congobekken. Slechts enkele uitzonderingen

kwamen uit een gebied ten noorden van de Congorivier. Rond 1600 waren de

zuidwestelijke Mongo, waaronder de Dengese, in hun definitieve gebied

gevestigd.17

Van der Kerken classificeerde de volkeren van de Mongo etnie in drie etnische

hoofdgroepen:

1) les Mongo au sens restreint

2) les Mongo au sens étendu

3) les Mongo du groupe Batetela.18

Tot de Mongo in de beperkte zin behoorden de groepen waartussen een sterke

verwantschap bestond en zich ook onderling als verwant beschouwden. Van der

Kerken deelde deze groep verder onder in de Mongo van het noorden, Mongo van

het centrum en Mongo van het zuiden. De Dengese behoorden tot deze laatste

groep. Van der Kerken voegde hier aan toe dat ten oosten van het Dengese

territorium in de regio Kole zich veel groepen bevonden die afkomstig waren van

bij de Dengese. De Basongo-meno in het Kole-territorium waren nauw verwant

met de Dengese. Er waren enkele aanwijzingen dat de Basongo-meno bij de

Dengese hoorden, maar Van der Kerken vond dat verder onderzoek nodig was

om dit te staven. 19

16 VANSINA, J., Introduction à l‟ethnographie du Congo, Brussel, 1966, p. 80. 17 VANSINA, J., Introduction à l‟ethnographie du Congo, Brussel, 1966, p. 80. 18 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, pp.56-58. 19 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, pp.54-56.

Page 17: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

17

De Mongo in de brede zin waren de populaties waarvan de verwantschap met de

Mongo in de beperkte zin niet bewezen was. De historische tradities, cultuur en

taal vertoonden evenwel grote gelijkenissen met deze van de Mongo. Ondermeer

de Batwa, een pygmeeënvolk, behoorden tot deze groep.

De Mongo van de Batetela groep waren de bevolkingsgroepen die een duidelijke

verwantschap hadden met de Mongo, maar in mindere mate dan de vorige groep.

Hiertoe behoorden vooral volkeren uit het Sankuru district, waaronder de

Basongo-Meno. De Mongo van de Batetela groep vormen een aparte categorie bij

Van der Kerken om hun bijzondere positie te beklemtonen. Hulstaert, een andere

Mongo kenner, bevestigd dat deze groep ontegensprekelijk tot de Mongo

behoorde wat de tradities en algemene cultuur betreft. Qua taal vormden ze een

afwijkende categorie.20 De Tetela noemden zichzelf alvast “Anamongo”, kinderen

van Mongo.21

Van der Kerken‟s classificatie is onderhevig aan enkele belangrijke kritieken.

Hulstaert maakte over het werk de volgende opmerking: “En lisant l‟ouvrage, on se

trouve trop souvent devant de simples affirmations.”22

De criteria die gebruikt werden om de Mongo in drie categorieën onder te

verdelen kunnen niet echt objectief genoemd worden. Het is moeilijk om een lijn

te trekken op basis van zelfverklaarde verwantschap, of verwantschap die nog

niet duidelijk aangetoond is. Wanneer het etnisch bewustzijn onder de Mongo

tijdens de koloniale periode sterker werd, konden volkeren van de ene categorie in

de andere terecht komen. De criteria die Van Der Kerken gebruikt lenen zich

moeilijk tot een duurzame classificatie, daarom hebben we ook oog voor Vansina

die meer objectieve criteria hanteert. Vansina noemde het gebied in het

Congobekken bewoond door de Mongo etnie “de culturele regio van het centrale

20 HULSTAERT, G., „Une lecture critique de l‟ethnie Mongo de G. Van Der Kerken‟, in: Etudes d'Histoire africaine, vol. 3, 1972, p. 60. 21 HULSTAERT, G., „Une lecture critique de l‟ethnie Mongo de G. Van Der Kerken‟, in: Etudes d'Histoire Africaine, vol. 3, 1972, p.49. 22 HULSTAERT, G., „Une lecture critique de l‟ethnie Mongo de G. Van Der Kerken‟, in: Etudes d'Histoire Africaine, vol. 3, 1972, p. 38.

Page 18: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

18

bassin”.23 Hij classificeerde de bevolking op basis van verschillen in de politieke

structuur: « Les Mongo du sud-ouest ont une structure politique plus développée, basée

sur la chefferie ou le royaume dirigé par un nkumu-ekopo; ceux de sud-est ont basé leur

structure politique sur une organisation de lignages segmentaires plus poussée et

n‟utilisent le titre de nkumu que comme élément de prestige ; ceux de nord-est ont des

cérémonies d‟initiation lilwa qui les rapprochent des peuples du Maniema et des Balese-

Komo; ceux du nord-ouest n‟ont ni nkumu, ni structure segmentaire poussée, ni

inittiations de type lilwa. »24

Op die manier kwam Vansina tot de volgende vier categorieën:

- De noordwestelijke Mongo

- De zuidwestelijke Mongo

- De noordoostelijke Mongo

- De zuidoostelijke Mongo

De Dengese vielen onder de zuidwestelijke Mongo, de Basongo-meno onder de

zuidoostelijke Mongo. Een classificatie op basis van verschillen in politieke

structuur is meer aangewezen dan de moeilijk in te vullen categorieën die Van der

Kerken gebruikt. Ik zal dan ook in deze studie Vansina‟s begrippenkader verder

hanteren.

2.1.2.1. Dengese-territorium

De Dengese waren oorspronkelijk afkomstig uit het bassin van de Lopori ten

noorden van de Tshuapa. Ze staken eerst de rivier Tshuapa over en vestigden zich

na verloop van tijd nabij de bronnen van de Luilaka en de Salonga en de oevers

van de Sankuru. Hierna trokken ze meer naar het oosten in de richting van de

Basongo-meno, maar onder druk van de Batetela volkeren trokken ze zich terug

westwaarts. In enkele generaties vestigden ze zich in wat het Dengese-territorium

zou worden, omstreeks 1600 waren de grootste migraties achter de rug.25 Onder

23 TURNER, T., A century of political conflict in Sankuru, Wisconsin, 1972, p. 46. 24 VANSINA, J., Introduction à l‟ethnographie du Congo, Brussel, 1966, p. 83. 25 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, pp.341-342.

Page 19: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

19

druk van andere volkeren zoals de Mbole26 en de Tetela raakten de Dengese en de

Basongo-meno versnipperd over deze regio.27

Het gebied van de Dengese situeerde zich hoofdzakelijk in de Evenaarsprovincie,

in het Lac Leopold II district. Er waren ook nog belangrijke concentraties

gevestigd in het grensgebied met het district Sankuru in de Kasaï-provincie.

Vooral in het Kole-territorium vormden de Dengese een belangrijke minderheid.

De Dengese bewoonden er de chefferies Impete, Ishenga, Ntono, Djoka en Ntola.28

Dit waren niet toevallig vijf chefferies die actief deelnamen aan de revolte van

1931-32.

In 1937 telde het Dengese-territorium 28 885 geregistreerde inwoners (8287

mannen, 9095 vrouwen, 11 503 kinderen). De regio met een Dengese populatie in

het Kole-territorium (de vijf voornoemde chefferies) telden 3793 geregistreerde

inwoners. Van der Kerken schatte het totale aantal Dengese in het Kole-

territorium tussen de 4000 en 5000.29 De Dengese en de Basongo-meno spraken

ongeveer dezelfde taal en kenden identieke gebruiken. Vanderkerken vroeg zich

dan ook af of de Basongo-meno niet tot dezelfde groep als de Dengese hoorden.

Het woord Dengese was afkomstig van “denge” en “eshwe”. Denge is het

meervoud van “ilenge” wat jongen betekend. Eshwe is het meervoud van oshwe

wat vlakte betekend. Dengese zou dus “mensen van de vlakte” betekenen (gens des

plaines). De volkeren van de Lukenie noemden de Dengese “Ganga” wat “wilden”

betekend. De Mbole noemden de Dengese en de Bankutshu “Nkole” wat de

onderworpene betekend.30

De Dengese waren erg versnipperd over de regio tussen de Lukenie, de Luilaka en

de Sankuru. De bevolking was onderverdeeld in stammen, clans, families.

Ondermeer door de fragmentatie, de migraties en de verschillende machtsniveaus

binnen de families, clans, vereniging van clans en stammen, had de chef

26 De Dengese en de Basongo-meno gaven de Mbole de bijnaam Wodji. 27 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, pp.342-343. 28 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, pp.658-660. 29 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, pp.657-658. 30 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, p.660.

Page 20: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

20

Ikongosamo geen gezag meer over alle Dengese. In de jaren dertig wou een zekere

Bafumba de Dengese terug verenigen onder zijn persoon. De aanhangers van

Bafuma werden de Etotshi (Etoti) genoemd.31 Volgens Turner verbleef het hoofd

van de Dengese, Ekutu-Losango in Bosenge (Sankuru-district). Ikongosamo hoofd

van de Dengese voor het gebied van Dekese (in het zuiden) was volgens hem

slechts een vertegenwoordiger.32

2.1.2.2. Kole-territorium

Het Kole-territorium maakte deel uit van van het Sankuru district. Dit district lag

op de grens van de “culturele regio van het centrale bassin”. Sankuru was niet

enkel een grensgebied tussen woud en savanne, maar ook op gebied van taal en

cultuur.33 De volkeren die in het Sankuru district leefden waren ondermeer de

Tetela, Nkutshu, Langa, Mbole en de Jonga. De Tetela vormden de grootste

bevolkingsgroep. Vansinsa classificeerde een deel van deze bevolking in het

district Sankuru onder de zuidoostelijke Mongo. Twee andere culturele regio‟s in

het district waren de culturele regio van Kasaï-Katanga en de culturele regio van

beneden Kasaï.

Het Kole-territorium vormde een transitiezone tussen de zuidoostelijke en

zuidwestelijke categorieën van de Mongo. De zuidoostelijke Mongo in het woud

(Kole-gebied) kenden sterke gelijkenissen met de andere Mongo van het woud.

Het Kole-territorium lag nog net in het evenaarwoud en kende een heterogene

etnische samenstelling. Er werd Ndengese en Nkutshu gesproken.34

De Nkutshu of Bankutshu waren in de meerderheid, verder waren er nog

minderheden Dengese en Kuba. De vijf chefferies Impete, Ishenga, Ntono, Djoka

en Ntola bestonden voornamelijk uit Dengese bevolking. Ook de chefferie van de

31 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, pp. 661-662. 32 TURNER, T., A century of political conflict in Sankuru, Wisconsin, 1972, p. 115. 33 TURNER, T., A century of political conflict in Sankuru, Wisconsin, 1972, pp. 44-45. 34 TURNER, T., A century of political conflict in Sankuru, Wisconsin, 1972, p.44.

Page 21: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

21

Atsuru had een sterke affiniteit met de Dengese. De andere chefferies in het

territorium waren meer verwant met de Nkutshu.

Voor de administratie bestond de bevolking in het Kole-territorium uit twee

groepen. De Basongo-meno was de bevolking verwant met de Dengese, de

anderen werden de Nkutshu of Bankutshu genoemd.35

2.1.3. Territoriale organisatie

Over de aard van het gebied kunnen we vrij kort zijn. Het Congobekken is een

uitgestrekt tropisch regenwoud in centraal Afrika. Het regenwoud onderscheidt

zich essentieel door de regenval, het landschap, de fauna en flora en de lage

bevolkingsdichtheid. Het gebied was oorspronkelijk een binnenzee, getuige

restmeren zoals het Mai-Ndombe meer (het vroegere Leopold II-meer), de

moerassen en de zogenaamde pools.

De bestudeerde regio kende een equatoriaal klimaat; warm en vochtig. De grond

is over het algemeen erg vruchtbaar. Belangrijke producten in dit gebied waren

oliepalm, raffiapalm en kopal. De oliepalmen produceerden grote hoeveelheden

palmolie en palmvruchten, terwijl de raffia palm zorgde voor vezels die konden

dienen als draad en tot stoffen werden geweven. Het was ook de grondstof van

palmwijn (malafu). Kopal was een hars die men haalde uit de kopalboom die

groeide op moerassige gronden. De boom kwam overvloedig voor in dit gebied,

behalve in het zuidoosten. In het westen was het woud moerassig en tijdens het

seizoen van hoogwater raakten soms grote oppervlaktes overstroomd. Op die

manier werden soms volledige dorpen gescheiden door moerassen die zich over

meerdere kilometers konden uitstrekken. Andere producten die men in de regio

verbouwde waren bananen, maniok, yamswortel, aardappelen, koffie, cacao,

hevea (rubber) en, in het zuidoosten, katoen, ...36

35 TURNER, T., A century of political conflict in Sankuru, Wisconsin, 1972, p. 65. 36 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, pp. 62-63.

Page 22: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

22

De bijna continue verandering van de administratieve grenzen was een essentieel

kenmerk van Belgisch Congo. Gedurende de gehele koloniale periode vormden

administratieve reorganisaties, vooral op het laagste niveau een belangrijke factor

voor de instabiliteit van de regio. De grenzen van de provincies, districten en

territoria waren zuiver technische demarcatielijnen. De gebeurtenissen in het ene

gebied eindigden echter niet aan de grens, maar hadden zowel een invloed op de

directe als de meer afgelegen omgeving.

De opgelegde grenzen leidden in sommige gevallen tot een sterk ongenoegen bij

de inlanders. Als de nieuwe grenzen indruisten tegen de vroegere politieke

structuren en het moeilijk of onmogelijk werd om de chefferies volgens vroegere

gewoonten te organiseren, gaf dit soms een aanleiding tot conflicten.

« Les Européens divisèrent le pays des Mongo en districts, zones secteurs et postes, sans

tenir aucun compte des groupes ethniques, des peuplades, des tribus, des sous-tribus ou des

groupes de clans, y organisèrent souvent des chefferies de fantaisie et mirent souvent à la

tête des « chefferies caoutchoutières », constituées par des groupes de prestataires,

arbitrairement réunis, « de bons producteurs de caoutchouc » demeurant pour ainsi dire

indifférents à tous les autres problèmes, qui touchaient les indigènes.»37

Nadat de Belgische staat de kolonie in zijn beheer kreeg was er een verhoogde

gevoeligheid voor culturele criteria bij de territoriale organisatie. De grenzen van

de provincies, districten en territoria werden verschillende keren aangepast. Deze

administratieve hervormingen werden gekenmerkt door een wisselwerking tussen

verschillende en soms botsende belangen. Er waren ambtenaren die de gebieden

meer wilden organiseren volgens de verwante bevolkingsgroepen, andere

bestuurders wilden een low-cost en efficiënte verdeling. In sommige casussen

werd tegemoet gekomen aan druk van de Afrikaanse bevolking.

De inheemse bevolking kon de facto op weinig manieren invloed uitoefenen op de

territoriale organisatie. Agitaties en incidenten konden leidden tot de hereniging

van en voordien gescheiden groep. Opstanden konden anderzijds ook leidden tot

ingrepen van de administratie op de betrokken groepen, men kon het gebied

37 TURNER, T., A century of political conflict in Sankuru, Wisconsin, 1972, pp. 109-110.

Page 23: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

23

splitsen of een nieuw territorium creëren om zo de groep onder nauwer toezicht te

plaatsen. Dit gebeurde bijvoorbeeld met de Pende, na de revolte in 1931 werd hun

gebied gescheiden door de grenzen van de provincies Leopoldstad en Kasaï.

De belangrijkste factoren die de provinciale indeling beïnvloedden waren het

administratieve comfort en economische motieven. Op het niveau van de

districten was de etnische component iets meer van belang, dit was nog sterker het

geval op territoriaal vlak. Toch bleef ook op dit laatste niveau het administratieve

comfort vrij belangrijk. De indeling werd gekenmerkt door een soort inertie. Eens

een gebied gecreëerd en afgebakend was, vonden er in de meeste gevallen slechts

kleine wijzigingen plaats. Als men bij grote reorganisaties toch tot grote

veranderingen overging, werd dit meestal weer ongedaan gemaakt bij een

volgende hervorming.

De grenzen tussen het district Lac Léopold II en het Sankuru-district kwamen in

1931 niet overeen met de etnische scheidingslijnen. Er bevonden zich belangrijke

concentraties Dengese in het Kole-territorium en in het grensgebied leefden ook

Basongo-meno. Tijdens de koloniale periode waren de Dengese op verschillende

momenten verenigd met sommige of alle Mongo van Sankuru, maar meestal

waren ze hiervan gescheiden. « De nombreuses propositions furent faites afin de mieux

grouper les populations suivant leurs affinités ethniques et de supprimer les frontières

marquées sur la carte par des méridiens et des parallèles dont personne n‟a jamais relevé la

position sur le terrain. Ces limites fictives furent une source de grandes difficultés pour les

administrateurs et finalement les populations qui vivaient à leurs confins restèrent sans

contrôle effectif. Elles ont été heureusement modifiées en 1924 et 1927. Mais d‟autres

points relevant de cet ordre d‟idée, notamment les questions du groupement des Wodji et

du rattachement de Kole, Loto, Lomela à la province de l‟ Equateur étaient toujours à

suspens. »38

Er was ook de kwestie van de Wodji bevolking. Het leefgebied van de Wodji viel

deels onder het district Equateur en deels onder het Sankuru-district. Dit gebied

38 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, 20 februari 1932, Rapport substituut procureur Maffei, p. 4.

Page 24: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

24

werd dus bijgevolg niet enkel door twee districten, maar ook door twee provincies

bestuurd. In de praktijk kwam het er echter op neer dat dit gebied helemaal geen

bestuur kende. Een herziening van de grenzen tussen het territorium Mbole de la

Luilaka (district Equateur) en het Loto-territorium (Sankuru-district) stond al lang

op de agenda. Plaatselijke verantwoordelijken adviseerden dat het gebied best tot

het district Equateur zou behoren, zodat de Wodji zich bijgevolg volledig in

territorium Mbole de la Luilaka zouden situeren.39 Deze voorstellen hadden in

principe het akkoord van de autoriteiten van de Kasaï-provincie, maar tot een

officiële aanpassing was het tot op dat moment nog niet gekomen.

Overzicht van de territoriale reorganisaties

De eerste belangrijke territoriale reorganisatie vond plaats in 1910. Het decreet van

2 mei 1910 over de samenstelling van de Congolese districten was fundamenteel

voor de geschiedenis van de koloniale staat. Het decreet beoogde de ontwikkeling

van een administratief organisatienet over het hele land. De basiseenheid werd de

chefferie en er werd naar een homogeen organisatieprincipe van de staat, volgens

een model en een administratieve eenheid die op het hele territorium toepasbaar

zou zijn, gezocht. Congo werd verdeeld in politieke territoria, economische zones

en culturele zones. Hierbij werd al meer rekening gehouden met etnische,

linguïstische en politieke factoren.40 De zuidoostelijke Mongo werden toen voor

het eerst verenigd in één district, het Kasaï-district.

Een volgende grote reorganisatie vond plaats in 1912. Het belangrijkste motief

hiervoor was efficiëntie. Het aantal districten steeg tot 22, om deze kleinere

gebieden zo beter te kunnen beheren. Het voormalige district Kasai werd ruwweg

langs een etnische lijn in twee gedeeld. Het noordelijke deel, met hoofdzakelijk

Mongo bevolking, werd Sankuru genoemd. Sindsdien heeft dit district altijd

bestaan (uitgezonderd 1932-1933), hoewel zijn grenzen soms wijzigden.

39 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.17-18, auteur: Duchesne. 40 NOLLET, V., Informele sociaal-politieke oppositie door een gemarginaliseerde bevolking. Een verzetsanalyse van Belgisch Kongo tijdens het interbellum, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 2003, p. 13.

Page 25: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

25

Tegen 1926 was Belgisch Congo georganiseerd in 21 districten binnen vier

provincies: Kasaï, Equateur, Orientale en Katanga. De doelstelling van deze

reorganisatie was het toezicht beter te coördineren met een vice-gouverneur

generaal, zoals dit al in Katanga het geval was.

In 1932 werden de grenzen van de vier provincies aangepast. Deze hervorming

vond plaats tijdens de economische depressie wanneer men genoopt was het

gedaalde koloniale personeel efficiënter in te zetten. Het Equateur-district werd

hierbij hernoemd tot het Tshuapa-district. Sankuru werd voor één jaar van de

kaart geschrapt. De Kole en Lodje territoria gingen op in het « territoire de la haute

Lukenie » dat aan het Lac Leopold II district gehecht werd (Evenaarsprovincie). De

Mongo van de Lodje, Kole en Lomela territoria werden nu verenigd met de

Mongo van de Evenaarsprovincie, maar waren nu gescheiden van de andere

Mongo van het zuidoosten die vanaf nu bij de provincie Orientale behoorden.41

De annexatie van het Lodja-gebied door het district Lac Léopold II had voor de

verantwoordelijken een economische drijfveer. Het Kole-territorium werd bij het

district gevoegd uit economische en etnische motieven.42 De verschillende

territoriums in het zuiden gingen op in het district Kasai. De Loto en Lomela

territoria werden aan het Tshuapa-district gehecht.

In een nieuwe hervorming in 1933 werden de aanpassingen van 1932 deels

herzien. Dit was de laatste grote hervorming van de provinciale grenzen. Het

aantal districten daalde van 21 naar 16. Deze 16 districten werden gehergroepeerd

in zes provincies: Léopoldville, Equateur, Kasaï, Katanga, Kivu en Orientale. Het

was de bedoeling een beter toezicht te kunnen uitoefenen op de activiteiten op het

niveau van het district en territorium. Er werd ook gestreefd naar een groepering

van kleine chefferies in een groter geheel. Hiervoor werd ondermeer een nieuwe

administratieve formule geïntroduceerd; de sectoren. Dit moest een groter aantal

inlanders nauwer onder toezicht van de centrale administratie plaatsen. De Kole

en Lodja territoria behoorden nu opnieuw tot het district Sankuru, dat onder de

41 TURNER, T., A century of political conflict in Sankuru, Wisconsin, 1972, p.112. 42 MANYA, K., Evolution du pouvoir local au Sankuru, Berlijn, 1996, p. 181.

Page 26: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

26

Kasaï-provincie viel. Het Dengese-territorium bleef tot het district Lac Léopold II

behoren.

2.1.4. Korte voorgeschiedenis

Het gebied van de Dengese werd omstreeks 1905 bezet door de koloniale

administratie. In 1911 vermeldt een trimestrieel rapport een politieoperatie in de

oostelijke regio van Bumbuli en het zuiden van Dekese waar bewoners van

meerdere dorpen bloedige twisten uitvochten. Het tekort aan koloniaal personeel

maakte het volgens vice-gouverneur generaal Henry onmogelijk een degelijk

bestuur op te zetten.

« Toujours par suite de pénurie de personnel, un grand nombre d‟indigènes ont été laissé à

eux-mêmes. Ils sont redevenus sauvage avec en plus cette impression que nous n‟avons

plus la force voulue pour les maintenir dans l‟obéissance. La situation actuelle peut être

grave et menaçante pour l‟avenir… »43

In 1911 werd de dood van een luitenant Moretti gesignaleerd. Luitenant Durbecq

leidde hierop volgend een politieoperatie ten zuiden van Dekese.

In 1912-1913 werden de fabrieken van de NAHV en de Forminière aangevallen

door de inlanders. Deze konden in extremis nog verjaagd worden door een

territoriaal agent op doortocht. In april 1914 werd voor het eerst melding gemaakt

van de Etoti sekte. In een brief aan de districtscommissaris schreef de gouverneur -

generaal het volgende: « La population Dekese, encore plus difficile à mener à cause de la

secte religieuse Atotchi oppose à tous nos efforts une inertie absolue et une fuite

perpétuelle. Chaque fois que nous parvenons à atteindre un village, celui-ci est

naturellement désert.»44

In 1914 brak WOI uit in Europa. Als gevolg hiervan is er weinig informatie tot

1918. Het valt aan te nemen dat door het gebrek aan middelen de Dengese aan

43 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, p. 9. 44 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, p.11.

Page 27: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

27

hun lot overgelaten werden tijdens deze kritieke periode. Dit machtsvacuüm

leidde ertoe dat de inlanders hun oude gewoonten weer konden opnemen en de

antikoloniale sentimenten zich konden versterken. De rapporten van de jaren die

op de oorlog volgen gaven inderdaad de indruk dat de bevolking opstandiger uit

deze periode kwam. « Les Indigènes du territoire des Dengese sont très farouches, très

indépendants et difficiles à manier. L‟autorité des chefs est contrariée par l‟action occulte

de certains notables. Les agglomérations sont souvent vides à l‟approche des agents de

l‟autorité. En 1918 les rapports signalent la nécessité d‟une occupation prolongée et d‟une

opération combinée dans les chefferies voisines du fait que dans la sous-chefferie de Yaki

beaucoup d‟habitants sont en fuite. »45

Deze indruk krijgen we ook uit een rapport van 1919 : «Les indigènes Dengese

opposent aux efforts de l‟administration une apathie, une inertie et une indifférence telle

que tout essai d‟évolution est absolument nul. La situation laisse beaucoup à désirer.

Aucun missionnaire ne parcourt le territoire. Les populations Dengese devraient être mises

sous la direction d‟un administrateur énergique.»46

In 1920 ontstonden er problemen in het Kole-territorium. Eind 1920 werd er een

boodschapper van territoriaal agent Bequet gedood. Bequet fusilleerde als

vergelding zes onschuldigen op het graf van de boodschapper. In 1922 werden de

verantwoordelijken hiervoor juridisch vervolgd. 1920 was ook het jaar van de Ikaï-

revolte in de districten Sankuru en Equateur. De revolte in het Kole-Loto-Monkoto

gebied werd geleid door een zekere Boamboakay (Bwambo Ikaya) uit Ikanda. Ikaï

was de naam die de bevolking aan de fetisjist gaf. De uitgestrektheid van de

gebieden, het gebrek aan Europees personeel en het beperkte aantal soldaten in

het gebied, gaven de inlanders het idee dat de autoriteiten niet in staat zouden zijn

om de revolte op een efficiënte manier te onderdrukken.47

De inlanders vestigden zich in schuilplaatsen in het woud en vermeden contact

met de Europeanen. Op 8 februari 1921 werd Boamboakay gearresteerd in Ikanda.

45 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, pp.11-12. 46 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, pp.12-13. 47 NOLLET, V., Informele sociaal-politieke oppositie door een gemarginaliseerde bevolking. Een verzetsanalyse van Belgisch Kongo tijdens het interbellum, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 2003, p. 101.

Page 28: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

28

De situatie bij de Dengese was in die periode ook onzeker en er werd een

politieoperatie georganiseerd op 18 maart 1921. Doel van deze operatie was het

verhinderen dat de opstandelingen infiltreerden in het Dengese gebied en om

enkele schuldigen op te sporen. Aan deze operatie namen een vijftigtal soldaten

deel, op het einde van de operatie, 11 september 1921 waren er dat nog 36.

De orde was echter nog niet hersteld in deze gebieden in de districten Lac Léopold

II, Sankuru en Equateur. In 1924 constateerde men dat een groot deel van de

bevolking nog altijd in hun schuilplaatsen verbleef. Op 11 maart 1924 besliste

districtscommissaris Foucqet dan ook dat het voor de inlanders in bepaalde

gebieden verboden was zich te installeren of te verblijven. Op dezelfde datum

decreteerde hij een bezetting voor het gebied tussen de Luilaka en de Lukenie.

Er vond een nieuwe politionele operatie plaats in het gebied vanaf 8 januari 1927

om een aantal voortvluchtigen te vatten die gezocht werden door justitie. Op

dezelfde datum werd een bezettingsregime van kracht. De Compagnie de Marche du

Lac Léopold II werd hiervoor ingeschakeld. « Cette situation menaçant l‟ordre et la

tranquillité publics et étant telle que des mesures préventives s‟imposent. Les moyens

ordinaires ne suffisant plus pour prévenir les troubles graves à craindre. En autre la région

des Dengese a été soumise au régime de l‟occupation à cause de l‟état d‟insoumission

collective de la population caractérisée par la dispersion systématique à l‟approche des

agents européens. Certains indigènes Dengese en défaut ayant menacé les soldats en

opération de police, la circulation en armes sans autorisation spéciale a été défendue. »48

Het resultaat van deze bezetting en politionele operatie was de arrestatie van acht

verdachten van moord. De resultaten bleven echter ver van de beoogde. Een groot

aantal inlanders bleven zich verschuilen in de in het woud en vluchtten weg van

de blanken. De politieoperatie werd opgeheven in het tweede semester van 1928.

Het bezettingsregime bleef van kracht tot 10 mei 1930.

48 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, pp.15-16.

Page 29: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

29

Op twee september 1930 werden twee territoriale agenten aangevallen nabij

Inketete. Hierbij stierf één soldaat en werden er vier anderen gewond. Op 14

september 1930 werd het occupatieregime terug van kracht voor de dorpen aan de

oevers van de Luilaka. Op 18 juni 1931 werd het occupatieregime weer ingevoerd

voor de regio van de Dengese ten noorden van de Lukenie.49

Op 21 augustus barstte opnieuw een algemene revolte los met de hinderlaag op

territoriaal administrateur Aerts. Het vervolg van de feiten wordt verder in deze

verhandeling uitgebreid besproken.

2.2. Oorzaken van de revolte

2.2.1. Inleiding

In dit hoofdstuk worden de oorzaken besproken die tot de opstand van 1931-32

geleid hebben. In een eerste punt komen de oorzaken die het niveau van de

territoria overstijgen aan bod. Hierna behandel ik de oorzaken nog eens

afzonderlijk voor de belangrijkste territoria die participeerden in de opstand: het

Dengese-territorium in het district Lac Léopold II (Evenaarsprovincie) en het Kole-

territorium in het district Sankuru (Kasaï-provincie). Er wordt hierbij grosso modo

een onderscheid gemaakt tussen politieke en economische oorzaken. Vervolgens

wordt de Belgische visie op de oorzaken nog eens afzonderlijk behandeld. Aan de

hand van enkele exemplarische extracten uit de bronnen geef ik een beeld van de

eerder negatieve visie van de verantwoordelijken op de opstand en de bevolking.

De algemene context waarin de opstand van de Dengese zich situeerde, was de

economische crisis van de jaren dertig. Een globale daling van de grondstofprijzen

49 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, pp.16-17.

Page 30: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

30

zorgde voor een verhoogde druk op de autochtone bevolking. Er werden van hen

meer inspanningen en goederen geëist en de belastingen begonnen zwaarder te

wegen. Periodes van economische crises of verhoogde productiedruk waren

gunstige periodes voor opstanden. Tijdens periodes van maatschappelijk

ongenoegen kenden sektarische, traditionele bewegingen een grote weerklank.

Deze bewegingen hadden meestal het verdrijven van de blanken en een terugkeer

naar de vroegere samenlevingsvorm als doel. Deze bewegingen bezaten rituele en

religieuze aspecten, maar wat primeerde waren de politieke betrachtingen, hoe

vaag deze ook geformuleerd waren.

2.2.2. Territorium overschrijdende oorzaken

Een eerste reeks oorzaken zijn deze die niet binnen het nauwe territoriale kader te

plaatsen zijn maar binnen een ruimere context passen.

In een eerste punt komt de economische situatie aan bod, meerbepaald de

economische crisis in de vroege de jaren dertig. Deze crisis van mondiale omvang

had een grote invloed op de koloniale economie. De sterke daling van de

belangrijkste grondstofprijzen leidde de westerse landen ertoe een economische

koerswijziging door te voeren in de kolonies.

In een tweede punt behandel ik het fenomeen van de „nkisi‟. De term „nkisi‟ was

slechts één benaming van een fenomeen dat sterk in de Afrikaanse cultuur

verankerd was.50 Een „nkisi‟ was een traditioneel onderdeel van het volksgeloof,

het was een object waaraan een magische werking toegekend werd. Het geloof in

dit tovermiddel vormt een belangrijk element voor de opstand, meerdere bronnen

illustreren het ongeveinsde geloof in de werking van de „nkisi‟.

De maker van de bewuste „nkisi‟ van de Dengese-opstand was een zekere Simba

Bomosongo, die in een derde punt aan bod komt. Simba was een zogenaamde

50 Andere benamingen in de bronnen zijn: „bwanga‟, „talisman‟, „médicament‟.

Page 31: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

31

„tovenaar‟51 die de „nkisi‟ actief verdeelde onder de bevolking. Zijn beweging had

hoogstwaarschijnlijk zijn wortels in de “Etoti” sekte.

Wat de invloed van de Pende-opstand in het Kwango-district betreft, valt aan te

nemen dat deze er wel degelijk geweest is. We constateren dat de gebieden relatief

dicht bij elkaar lagen. Het district Lac Léopold II grensde in het zuiden aan het

Kwango-district. De kern van beide opstanden lag ongeveer 400 kilometer van

elkaar. Naast de geografische nabijheid is ook de chronologie van belang. De

Pende-opstand begon in mei 1931 en er hadden tot 1932 militaire operaties plaats.

In augustus 1931 brak de opstand uit in het Dengese-territorium. Er was dus een

overlapping in de tijd. Er zijn geen berichten van infiltraties van Pende

opstandelingen in het gebied van de Dengese en de Basongo-meno.

Er is dus niet echt sprake van een rechtstreekse invloed van de Pende-opstand.

Anderzijds kunnen we moeilijk naast de chronologische overlapping en

geografische nabijheid van de twee opstanden kijken. De echo‟s van de revolte in

het Kwango-district droegen bij tot een verdere agitatie in de regio.

2.2.2.1. Economische crisis van de jaren „30

De grote depressie was in 1929 in de Verenigde Staten ontstaan, grotendeels

omdat de vraag naar goederen het aanbod niet kon volgen. De crisis dijde

vervolgens snel uit naar Europa en de kolonies. Als antwoord op de crisis zochten

veel landen in eerste instantie hun toevlucht tot protectionistische maatregelen. De

wereldhandel daalde tussen januari 1929 en januari 1933 tot een derde van haar

vroegere volume. Het klassieke liberale economische model postuleerde dat in

vrije concurrentie het prijsmechanisme zou zorgen voor een evenwicht tussen

vraag en aanbod. De economische crisis en het onevenwichtige herstel deden

twijfelen aan de zelfregulerende mechanismen van de economie. Het stimuleerde

politici en economen tot het grondig herdenken van het economische model. In

verschillende landen tekenden zich geleidelijk de contouren af van een nieuwe

51 De term is “Féticheur” in de bronnen.

Page 32: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

32

economische politiek waarvan het gemeenschappelijke kenmerk toegenomen

staatsinterventie was.

In Belgisch Congo wordt deze periode gekenmerkt door een sterk verhoogde

staatsinterventie, centralisatie van de administratie, een stijging van de

gedwongen arbeid en een verhoging van het aantal monopolies. De koloniale staat

kreeg tijdens de crisis te kampen met enorme begrotingsproblemen. De oorzaak

hiervan was de scherpe mondiale daling van de prijzen voor grondstoffen. De

koloniale economie, die essentieel een exporteconomie was, zag door die

prijsdalingen haar belangrijkste inkomstenbron de douanebelastingen, scherp

dalen. De sector van de delfstoffen werd het eerst getroffen, als gevolg van de

prijsdalingen daalde de productie, de export en de winst. De koperexport, die een

groot aandeel had in de inkomsten van de kolonie, daalde van 1930 tot 1932 met

bijna 60 procent.

Ook de agrarische sector kende een sterke terugval. De prijs van enkele

belangrijke exportproducten uit de kolonie kenden een grote daling op de

wereldmarkt. In volgende tabel zien we de evolutie van de prijzen op de

wereldmarkt voor palmolie, palmpitten, kopal en rubber.52

52 Bron: NELSON, S.H., Colonialism in the Congo Basin 1880-1940, Ohio, 1994, p.155.

Page 33: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

33

De daling van de grondstofprijzen raakte de fundamenten van de koloniale

economie. Veel bedrijven raakten in moeilijkheden en de banken beperkten hun

leningen aan koloniale ondernemingen. Door het gebrek aan middelen en een

afzetmarkt gingen veel ondernemingen in de kolonie failliet. In de

Evenaarsprovincie daalde het aantal vergunde firma‟s van 339 in 1928 naar 261 in

1932. In dezelfde periode daalden commerciële posten in de provincie van 1664

naar 1016.53 Eén van de besparingsmogelijkheden voor deze bedrijven was het

verlagen van de aankoopprijzen aan de autochtone boeren. Doordat een daling

van de prijzen niet samenviel met een evenredige daling van de belastingen

daalde de muntcirculatie sterk. De boeren dienden noodgedwongen de productie

te verhogen, opdat ze aan de belastingeisen zouden kunnen voldoen.54

Een commissie van de Belgische senaat, belast met de analyse van de koloniale

economie, kwam in 1931 tot de volgende conclusies: Ten eerste was de kolonie

teveel inkomensafhankelijk van de opbrengsten van koper en andere delfstoffen.

De economie was hierdoor te gevoelig voor fluctuaties op de wereldmarkt. Ten

tweede was de agricultuur nog onderontwikkeld en nog teveel ingesteld op

basisbehoeften. Als derde bleef nog teveel arbeiderspotentieel onbenut. Veel

Congolezen werden weinig of niet betrokken bij de economie.55

In 1933 werd een beleid geïntroduceerd om de kolonie opnieuw meer

winstgevend te maken. De dalende inkomsten werden op twee manieren

gecompenseerd. Ten eerste ging de koloniale staat voor het eerst massale leningen

aan bij het moederland. Hiermee doorbrak men de regel dat de begroting van de

kolonies diende in evenwicht te zijn. Deze eerste leningen vormen het beginpunt

van de vicieuze cirkel van schulden en leningen waarin vele Derde Wereldlanden

zich nog altijd in bevinden.

53 NELSON, S.H., Colonialism in the Congo Basin 1880-1940, Ohio, 1994, p.155. 54 DRIESMANS, I., De crisis van de jaren dertig in Belgisch Kongo en Frans Equatoriaal Afrika. Een vergelijkende analyse van de evolutie van de levensstandaard van de autochtone boeren in Lisala en Haut-Ogooué in de periode 1927-1936, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 2000, p. 88. 55 NELSON, S.H., Colonialism in the Congo Basin 1880-1940, Ohio, 1994, p.155-156

Page 34: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

34

Ten tweede werden de dalende inkomsten gecompenseerd door een verhoogde

inspanning van de autochtone boeren. Er kwam meer druk op de autochtone

bevolking, die meer moesten presteren voor minder verloning. Inlanders die

voorheen weinig geïntegreerd waren in de economie werden nu ook

gemobiliseerd. Door de verstoring van de drie factoren: belastingen,

aankoopprijzen aan de boeren en de productie, daalde de levensstandaard. De

compensatie in de begroting door directe belastingen was het grootst juist op het

moment dat de aankoopprijzen voor de boeren het laagst waren. De druk werd

hierdoor verhoogd. Het was een politiek van de hoogste autoriteiten om de

autochtone boeren, door middel van de belastingen, een stuk van de crisis te doen

betalen.56

Belastingen waren eveneens een middel om de inlanders te integreren in het

economische systeem. Vanaf 1910 waren de belastingen exclusivement payable en

argent, wat de Congolezen verplichtte voor de Europeanen te werken. Doordat de

belastingen stegen en de lonen daalden, werden de inlanders verplicht zich

langere periodes bezig te houden met koloniaal-gerelateerde arbeid. Tijdens de

economische crisis en zelfs daarvoor werd de belasting verhoogd met het oog op

een hogere productie.

« L‟impôt doit être un stimulant à l‟activité de l‟indigène; il faut donc éviter de lui donner

l‟apparence d‟une taxe prélevée sur le travail. Aussi, les collecteurs ne doivent jamais

exiger ni même solliciter le paiement de l‟impôt au moment où s‟effectue le paiement des

salaires ou des produits. Sinon, privés, en tout ou en partie, du fruit de leurs efforts,

précisément au moment où ils recueillent, les indigènes se découragent et ce

découragement peut nuire au recrutement des travailleurs, au développement des marchés,

en un mot à l‟amélioration des conditions économiques de la Colonie. » 57

Aan belastingen werd door de koloniale administratie en koloniale theoretici een

enorm belang gehecht. Ten eerste werden de belastingen uiteraard aangewend als

inkomstenbron voor de koloniale staat. Maar daarnaast werd de belasting ook

56 DRIESMANS, I., De crisis van de jaren dertig in Belgisch Kongo en Frans Equatoriaal Afrika. Een vergelijkende analyse van de evolutie van de levensstandaard van de autochtone boeren in Lisala en Haut-Ogooué in de periode 1927-1936, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 2000, pp.79-82. 57 MANYA, K., Evolution du pouvoir local au Sankuru, Berlijn, 1996, p.177 (cit. 1re direction générale 1925).

Page 35: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

35

gezien als een instrument de civilisation. De belasting zou de inlanders dwingen

geld te verdienen en hiervoor regelmatig te werken. De autochtone boer zou op

die manier een goût de travail te pakken krijgen waaraan het hem voordien

ontbrak. Doordat de autochtone bevolking in het bezit kwam van geld zou de

economie bovendien gemonetariseerd worden. Deze monetarisering was het

symbool van modernisering.58

Door de productie voor de export te verhogen en de arbeidskosten laag te houden,

hoopten de autoriteiten de crisis door te komen. Begin 1935 zorgde een algemene

stijging van de prijzen op de wereldmarkt, samen met de hogere productie, voor

dit economisch herstel. In een volgende tabel zien we hoe de

landbouwopbrengsten, na een korte daling in 1931, terug sterk begonnen te

stijgen. Deze stijging ving de gedaald prijzen voor een deel op.

De verhoogde belastingsdruk en de daling van de prijzen werd door de inlanders

meestal niet als een puur technische kwestie aanvaard. De Europeanen konden de

boeren moeilijk uitleggen wat de oorzaken waren van de daling. De inlanders

zagen het als een verdere uitbuiting en hun reacties varieerden van

verontwaardiging, ontmoediging tot woede. Op de belastingen en hun rol bij het

58 DRIESMANS, I., De crisis van de jaren dertig in Belgisch Kongo en Frans Equatoriaal Afrika. Een vergelijkende analyse van de evolutie van de levensstandaard van de autochtone boeren in Lisala en Haut-Ogooué in de periode 1927-1936, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 2000, p.100

Page 36: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

36

ontstaan van de revolte ga ik verder in de punten die over de afzonderlijke

territoria handelen.

2.2.2.2. Nkisi

Fetisjen of ‟nkisi‟ waren traditioneel een bescherming tegen „tovenarij‟ (ndoki),

maar konden bij uitbreiding ook tegen blanken bescherming bieden.59 We zien het

fenomeen terugkomen bij verschillende revoltes, sektes en „tovenaars‟. Er worden

in de documenten van de Belgische administratie verschillende benamingen

gebruikt: “talisman, médicament, bwanga…” Ook in de inheemse taal bestaan er

tal van benamingen. Door het grote aantal variaties in zijn soort, dekten deze

benamingen niet altijd dezelfde lading.

„Kindoki‟ (of ndoki) en „nkisi‟ laten zich ongeveer laten vertalen in “tovenarij” en

“fetisjen”. In het Frans wordt dat “sorcellerie” en “fétiches”. De „kindoki‟ kunnen

we omschrijven als een bron van kwaad, een bedreiging voor het leven en de

bezittingen van een persoon binnen een gemeenschap. De rol van de „nkisi‟ was

om het individu te beschermen tegen elke bedreiging en in het bijzonder tegen

acties van de „kindoki‟. De „nkisi‟ van Simba bezat de kracht om de kogels van de

koloniale troepen onschadelijk te maken.

Sommige „nkisi‟ werden ter plaatse vervaardigd, maar het merendeel kwam uit

andere regio‟s van Congo.60 Elke „nkisi‟ had zijn eigen naam en samenstelling en

werd gemaakt voor een specifiek doeleinde. De werking was dan karakteristiek

voor deze „nkisi‟ alleen. Het object was voorzien van een bepaalde kracht en

intelligentie. De kracht was bovenmenselijk en de werking kon zowel positief als

negatief zijn.61

59 DOOM, R., Emancipatieprocessen tussen de twee wereldoorlogen bij de rurale bevolking van Belgisch-Kongo, in: A.V.R.U.G.-Bulletin, 1980, jaargang 7, ¾: pp. 14-22. 60 HULSTAERT, G., Les Mongo, Tervuren, 1961, p.51. 61 BUAKASA, T.K.M., L‟impensé du discours. „Kindoki‟ et „nkisi‟ en pays Kongo du Zaïre, Kinshasa, 1973, p.234-235.

Page 37: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

37

Een „nkisi‟ haalde zijn kracht van de geesten van de voorouders, de Simbi. De

doden “leefden” maar niet op dezelfde plaats en in dezelfde omstandigheden. Ze

bevonden zich buiten de tijd en bezaten een macht die ze konden gebruiken op de

mensen. « Les nkisi sont un lieu de fixation, de captation des simbi (ancêtres). Une fois

attrapés, leur puissance est maîtrisée et utilisée au service des hommes, notamment des

nganga. Cette situation évite la menace que représentent les simbi libres ; en outre, elle crée

des conditions privilégiées pour enrayer un autre menace, celle que représentent les ndoki,

et permet de guérir les mbevo (malades).»62

De „nkisi‟ bestond uit drie onderdelen: afgewerkte producten, materialen uit de

natuur en een immateriële component, de rituelen. Het was een samengesteld

object dat een bepaald ontstaansproces onderging.

De materialen werden geselecteerd al naargelang de motieven. Bepaalde

onderdelen verwezen naar de eigenschappen of kwaliteiten van hun herkomst en

gaf de „nkisi‟ dezelfde krachten. Bijvoorbeeld klauwen van een luipaard, pluimen,

haren, ... Een kogel en scherpe bladeren werden ook gekozen voor hun

eigenschappen, ze konden verwonden of doden. Andere materialen schreef men

een intrinsieke therapeutische kracht toe. Er kon gewerkt worden met

geneeskrachtige of dodelijke planten. Bepaalde elementen konden verwijzen naar

een groter geheel: klei uit de rivier, water uit de bron, aarde van plaatsen waar een

veldslag gewoed had enz. Sommige elementen werden ook voor louter praktische

redenen toegevoegd, denken we hierbij aan suiker die een drankje meer drinkbaar

maakte.

2.2.2.3. Simba Bomosongo

« Simba Bomosongo : lobe supérieur de l‟oreille droite enlevé, ces signes distinctifs m‟ont

été donnés par des indigènes. »63

62 BUAKASA, T.K.M., L‟impensé du discours. „Kindoki‟ et „nkisi‟ en pays Kongo du Zaïre, Kinshasa, 1973, p.300. 63 Afrika Archief, AI 4741, II.Q.5, farde 1, p. 7, 24 augustus 1931, auteur: territoriaal administrateur Aerts.

Page 38: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

38

Dat was het signalement dat territoriaal administrateur van het Dengese-

territorium Aerts op 24 augustus 1931verspreidde. Simba was een „tovenaar‟ of

„Edvumbu‟ uit het Dengese gebied. In september beloofde de commissaris van het

district Lac Léopold II, Van Hoeck, een premie van 1000 frank aan diegene die

Simba gevangen nam of gevangen liet nemen.64

Simba Bomosongo was afkomstig uit het dorpje Kanda in het Dengese-territorium.

Het gerucht deed de ronde dat hij ooit dood was geweest en dat Tshikopo, een

leider van de revolte in 1920-1921, hem terug tot leven gewekt had en hem het

recept had gegeven voor een nieuwe „nkisi‟ om de blanken te overwinnen.65 Hij

was veroordeeld geweest door het tribunaal van het district van Inongo tot 15

maanden gevangenis voor poging tot moord. Hij schreef zijn ontsnapping toe aan

de krachten van zijn „nkisi‟.66 De sterke autoriteit die Simba bezat, werd versterkt

door de mythe van zijn verrijzenis en zijn ontsnapping uit de gevangenis.

Simba wordt gezien als de belangrijkste leider van de revolte. Hij vervaardigde en

verdeelde onder de inlanders een „nkisi‟ die de opstandelingen onaantastbaar voor

kogels moesten maken. Zijn beweging maakte op die manier meer en meer

volgelingen en de meeste dorpen die hij aandeed sloten zich aan bij de revolte. Er

waren ook gezanten die hem opzochten om de „nkisi‟ zelf naar hun dorp te

brengen.

Volgens procureur Maffei was Simba in conflict met een chef van de Dengese:

Ikongasamo. Simba, die vastgezeten had in de gevangenis van Ikongo,

beschuldigde Ikongasamo ervan zijn broers te hebben gedood. Zijn broers

(Witshangele, Djombo en Bongondjale) zouden een maand voordat de revolte

uitbrak gestorven zijn door zweepslagen. Volgens procureur Maffei klopte deze

verklaring echter niet. Witshanguele bleek nog in leven te zijn en werd op 19

64 Afrika Archief, AI 4741, II.Q.5, farde 2, Verslag territoriaal administrateur Aerts over de militaire operatie bij de Dengese, 30 september 1931. 65 Afrika Archief, AI 4741, II.Q.5, farde 1, p. 8, 7 oktober 1931, auteur: Districtscommissaris van Sankuru: Wenner. 66 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 3, p. 5, 18 mei 1932, Rapport d‟ensemble sur l‟opération militaire chez les Dengese, auteur : Districtscommissaris Lac Léopold II, Van Hoeck.

Page 39: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

39

maart 1932 opgepakt. Bongondjale was niet gekend bij de dorpelingen en ook niet

door Witshangele. Djombo, in feite een neef van Shimba, zou een natuurlijke dood

gestorven zijn in 1929 of 1930. In een tweede verklaring na zijn arrestatie verklaart

Simba dat Ikongasamo in juli 1931 150 zweepslagen bevolen had voor zijn broers

Djumba, Bosongondgere-Bambsembe en Ilinga-Imbongo. Deze zouden hierna

binnen de 24 uren gestorven zijn. Volgens de informatie van Maffei verbleven de

twee laatste tijdens de revolte in het woud, waar Ilinga-Imbongo gestorven was

aan een ziekte.67

Het is onmogelijk te achterhalen wat wel en niet waar is van deze aantijgingen.

Simba wou af van de blanke overheersing en de samenwerking van Ikongasamo

met de Europeanen maakte ook hem tot een tegenstander. Feit is dat Ikongasamo

om die reden door een groot deel van zijn bevolking geminacht werd en tijdens de

revolte met de dood bedreigd werd.

2.2.3. Dengese-territorium

In dit punt wordt dieper ingegaan op de oorzaken, specifiek voor het Dengese-

territorium. Het was in dit gebied dat de opstand losbarstte met de aanval op de

colonne van territoriaal administrateur Aerts nabij de rivier Lyla. Deze zou

uitgevoerd zijn door enkele honderden opstandelingen, wat betekend dat er op 21

augustus 1931 al sprake was van een serieuze mobilisatie in het gebied.

Gouverneur Duchesne van de Evenaarsprovincie wees als oorzaak vooral naar de

mentaliteit van de Dengese. Het benadrukken van de slechte wil van de Dengese

biedt echter weinig bevredigende verklaringen over het waarom van de opstand.

De geschiedenis van de Dengese wordt gekenmerkt door een opeenvolging van

bezettingen en militaire en politionele operaties. Spanningen waren altijd latent

67 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, 20 februari 1932, Rapport substituut procureur Maffei, pp.1-2.

Page 40: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

40

aanwezig en de situatie escaleerde soms naargelang de omstandigheden en de

„tovenaar‟, die veel autoriteit bezat in deze gemeenschap.

De beweging rond Simba speelde in op de bestaande afkeer en de vijandige

houding tegenover de blanken en de bezetting en het kwam tot een uitbarsting

van geweld in een periode van economische laagconjunctuur. De relatieve

overwinning die de inlanders behaalden nabij de Lyla rivier versterkte het geloof

in de „nkisi‟ van Simba.

Een belangrijke oorzaak van de opstand was vooreerst de politieke verwaarlozing

van het territorium. De koloniale administratie was ontoereikend en dit gaf ruimte

aan antikoloniale sentimenten. Tijdens en na de crisis probeerden de autoriteiten

de controle te versterken om de kolonie winstgevender te maken. Een tweede

belangrijk element was dat het gebied economisch onderontwikkeld was.

Gecombineerd met de economische crisis waren dit zowat de hoofdoorzaken van

de revolte. De aard van het gebied was trouwens niet bevorderlijk voor een

verregaande economische en politieke occupatie.

2.2.3.1. Politiek

In het dichte woud leefde een vrij primitieve bevolking die nog niet in een

koloniaal keurslijf gegoten was. De koloniale administratie in het Dengese-

territorium oefende voor de opstand weinig effectieve controle uit op de

bevolking. Een van de aangekondigde maatregelen in het gebied na de opstand

was dan ook een versterking van het territoriale personeel: « Tant que l‟occupation

missionnaire et commerciale, du territoire des Dengese, ne sera pas efficiente, l‟occupation

territoriale y sera renforcée. C‟est dans ce but, qu‟est prévu le nouveau poste de Djia, au

centre de la région révoltée. »68

Bepaalde chefs in het gebied zagen de blanke overheersing als een bedreiging van

hun eigen traditionele machtspositie. Sommige groepen wilden de oude

68 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.32, 6 april 1932, auteur: Vice-gouverneur generaal Postiaux.

Page 41: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

41

machtsstructuren en tradities terug herstellen. De macht was bij de Dengese sterk

versnipperd. De autoriteit van de chef van de Dengese, Ikongasamo, werd in

bepaalde gebieden en door bepaalde groepen gecontesteerd. Hij werd door een

deel van de bevolking verafschuwd omdat hij teveel meewerkte met de blanken.

Feit is dat Ikongasamo in 1931 zijn gezag niet meer over alle Dengese kon

opleggen. De machtsverbrokkeling was ondermeer een gevolg van de

geografische verbrokkeling. De Dengese waren vrij verspreid geraakt in de loop

van de geschiedenis. Migraties, onderlinge oorlogen en twisten, hongersnoden en

de druk van andere bevolkingsgroepen, zorgden voor een versnipperde politieke

structuur. Enkel om te kunnen weerstaan aan de dreiging van vooral de Mbole

(Wodji), de Bakala en de Batetela, was er sprake van hergroeperingen. Volgens

Van der Kerken bestonden de groepen Dengese ondermeer uit de Itende, Weku,

Dumbungu, Gei-Djali en de Ikongolo. Voorheen gehoorzaamden alle chefs van de

verwante dorpen één enkele chef, de chef van een groep van clans; deze stond op

zijn beurt onder een chef van de sous-tribu, een chef van de stam en een chef van

de hele Dengese populatie. Per dorp was het de gewoonte dat de familie die het

dorp had opgericht, en anderen op hun gronden had toegelaten, zowel de grond

als de politieke macht bezaten.69 Verwante dorpen verenigden zich, en deze

groepen organiseerden zich in clans.

Op religieus gebied waren de traditionele magisch-religieuze denkbeelden nog

sterk in de samenleving verankerd. De sekte Etoti70 was een hoeder van de

traditionele gewoonten en het magische geloof. Het bestuur op het niveau van de

provincie, district en territorium, waren ervan overtuigd dat deze sekte een

bepalende factor was voor de revolte. De beweging werd door Duchesne

omschreven als een traditionele en xenofobe sekte die de bevolking aanzette tot

verzet tegen ideeën van vooruitgang en beschaving.71 Districtscommissaris Van

Hoeck schreef in een rapport van 1929. « On peut dire que la résistance passive chez

69 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, pp. 662-664. 70 Andere schrijfwijzen zijn: Etotshi, atotchi. 71 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport gouverneur Evenaarsprovincie Duchesne, p. 11.

Page 42: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

42

les Dengese est due en ordre principal à cette secte à base superstitieuse, dont les adeptes

résistent par leurs conseils et attestations à la population à toute idée de progrès et de

civilisation. »72

De Etoti vormden in de Dengese-samenleving een geprivilegieerde kaste, een

soort van noblesse d‟argent, die hun magische en religieuze macht gebruikten om

een politieke invloed over de bevolking te verwerven. Er werd vooral getracht om

chefs lid te maken van de beweging.

« L‟influence des Etotshi put se développer librement dans une société désagrégée dont les

cadres avaient été brisés et dont les individus dispersés avaient dû se regrouper en

« bandes », sous les ordres de « chefs de bandes ». Les Etoti ou Etotshi n‟ont pas réussi à

détruire totalement l‟ancienne organisation indigène mais se sont superposés à elle. » 73

Men kon tot de sekte toetreden na het betalen van een bijdrage en het ondergaan

van een initiatie, het lidmaatschap werd geërfd van vader op zoon. De leden

konden aanspraak maken op enkele voordelen en privileges. Daartegenover

waren ze verplicht enkele taboes of geboden te respecteren. De beweging streefde

religieuze en politieke doelen na en probeerde zoveel mogelijk het bestuur van de

samenleving te beïnvloeden om hun eigen belangen te behartigen.

Binnen de sekte waren er drie soorten hoogwaardigheidsbekleders die elk

bepaalde functies hadden. Er waren de Edumbu, de Nkanga en de Elombe.74 De

eersten waren belast met geheime opdrachten en volgens alvast één bron zou

Simba een Edumbu geweest zijn. Er bestonden gelijkaardige bewegingen in de

omliggende gebieden; bij de Mbole (Wodji) waren er de Ekopo; de Bankutshu

kenden de Longomo; de Lokwa de Elombe en bij de Basongo-meno bestond de

Isendjei, binnen de Pende-opstand speelde de “Satana” beweging75 een

gelijkaardige rol.

Het traditionele volksgeloof, met zijn magische denkbeelden, stond nog steeds in

een machtige positie. De bevolking was nog weinig of helemaal niet in contact

72 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, 20 februari 1932, Rapport substituut procureur Maffei, p.7. 73 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, pp. 664-665. 74 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, deel 1, p. 669. 75 Ook wel de Tupelepele sekte in bepaalde bronnen.

Page 43: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

43

gekomen met religieuze missies. De religieuze component van de koloniale

politiek was bijgevolg nog niet nadrukkelijk aanwezig bij de Dengese.

“Tovenaars” hadden hierdoor een grote rol in de samenleving, Simba Bomosongo

was zo een sorcier. De invloed van Simba en zijn beweging op de bevolking was

essentieel voor het ontstaan en het verloop van de opstand. Er was een sterk

geloof in zijn „nkisi‟ en het fenomeen in het algemeen. Veel inlanders geloofden

dat het slechts wachten was op een goede „nkisi‟ om de blanken te verdrijven.

Simba toerde met zijn „nkisi‟ door de districten Lac Léopold II en Sankuru om de

bevolking te mobiliseren. Er wordt dan ook soms gerefereerd naar de “Simba

revolte”.

2.2.3.2. Economisch

Het Dengese-territorium was economisch weinig ontwikkeld, handel en industrie

waren beperkt aanwezig in dit gebied. Enkel in Yekeyeke in het noorden en in

Dekese in het zuiden was er enige economische activiteit. Bij het uitbreken van de

revolte waren er nog slechts drie factorijen in het Dengese gebied; één bevond zich

in Yekeyeke bij de Luilaka en nog twee andere in Dekese. Verder waren er in 1929

zeven bedrijven in Dekese actief en drie in Yekeyeke.76 Een belangrijke oorzaak

hiervan was het feit dat de regio met zijn dichte wouden moeilijk bereikbaar was,

hierdoor verliepen de communicatie en transport vrij moeilijk en traag. De lage

commerciële activiteit in het gebied had dus ook te maken met praktische

problemen. Als gevolg van de crisis werden bepaalde commerciële posten

verlaten. Er was een algemene daling van de Europese activiteiten in het gebied.

Dit werd door de inlanders geïnterpreteerd als een teken van zwakte. Deze

gelegenheid werd door bepaalde malcontente groepen aangegrepen om de

opstand te propageren.

De economische crisis begin jaren dertig maakte het de inlanders moeilijker om de

nodige middelen te verwerven om de gestegen belastingen te betalen. De Dengese

76 Afrika Archief, AI 4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, pp. 24-25.

Page 44: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

44

hadden het moeilijk met het aanvaarden van een lagere prijs voor hun producten.

In de tweede helft van het jaar 1930 zakten de prijzen van de exportproducten

naar een zeer laag peil. Kopal was de voorgaande jaren belangrijk geworden in het

Dengese-territorium. In Dekese kon men in 1931 kopal kwijt aan de prijs van 60 à

70 centiem per kilogram bij de Antwerp Gum Company. In het noordoosten van

Dengese daarentegen werd maar 25 centiemen per kilogram betaald. Er was dus

een groot prijsverschil tussen het bassin van de Luilaka (in het noorden) en deze

van de Lukenie (in het zuiden).

Dit had zijn repercussies op het vlak van de belasting. Commissaris-generaal

Jorissen stelde zich de vraag of een uniform belastingstarief voor het Dengese-

territorium wel aangewezen was. « Etant donné l‟écart existant entre les prix d‟achat

du copal dans le bassin de la Luilaka et dans celui de la Lukenie il n‟est pas équitable

d‟établir un taux d‟impôt uniforme pour tout le territoire.»77

Het belastingstarief (impôt principal) van de Dengese lag traditioneel lager in

vergelijking met andere gebieden. Bij het berekenen hiervan werd rekening

gehouden met de economische mogelijkheden van het gebied. De volgende tabel

biedt een overzicht van de belastingtarieven per territorium in het district Lac

Léopold II vanaf 1927.78

77 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, Voyage d‟inspection du commissaire général Jorissen dans le Sud du district de l‟Equateur et l‟Est du district du Lac Léopold II, p. 3, april 1932, auteur : Commissaris-generaal Jorissen. 78 Afrika Archief, AI 4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, p. 23.

Page 45: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

45

De cijfers tonen inderdaad aan dat de Dengese een belasting betaalden die

doorgaans lager was dan die in de andere territoria in het district Lac Léopold II.

In 1932 was een belasting van 32 frank per hoofd het laagste tarief in het district

Lac Léopold II en ook in de Evenaarsprovincie behoorde dit bedrag tot de laagste

tarieven. De belasting was wel sterk gestegen van 18.75 in 1929 naar 26 frank in

1930. In 1931 en 1932 bedroeg de belasting 32 frank. Dit lage tarief toont echter ook

aan dat de inlanders over weinig economische mogelijkheden beschikten.

De inlanders vermeldden als belangrijkste motieven om te revolteren de hoge

belasting en de gestegen werkdruk. Gouverneur Duchesne was van mening dat de

belasting de mogelijkheden van de bevolking niet oversteeg. Volgens hem waren

de middelen wel aanwezig maar was de slechte wil van de Dengese de oorzaak

Page 46: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

46

Bovendien wou hij geen precedent scheppen waaruit kon blijken dat verzet tot een

belastingsverlaging kon leiden.79

Een rechtvaardige taxatie in de ogen van de autoriteiten betekende nog niet dat dit

door de inlanders zo gepercipieerd werd. Feit is dat de belasting in 1931 en 1932

vrij sterk steeg, terwijl de inkomsten daalden.

2.2.4. Kole-territorium

In de loop van oktober begon het actief verzet zich sterk te verspreiden in het

Kole-territorium. Ik heb er al eerder op gewezen dat de Dengese een belangrijke

minderheid vormden in dit gebied, en de Basongo-meno nauw verwant waren

met de Dengese. Dit manifesteert zich ook in het feit dat Simba ook het Kole-

territorium zijn „nkisi‟ verspreidde. In de jaren 1919-1920 vond een gelijkaardige

revolte plaats in deze regio. Ook hier was een “tovenaar” afkomstig uit het

Dengese-gebied een belangrijke leider van de opstand.

Wat de oorzaken betreft zijn er sterke gelijkenissen met het Dengese-territorium.

De verplichte katoenculturen en de misbruiken die hiermee gepaard gingen

vormden in dit gebied een extra aanleiding.

2.2.4.1. Politiek

De eerste aanval in het Dengese-territorium vond plaats op 21 augustus, terwijl de

eerste aanval in het Kole-territorium zich pas op 6 oktober voordeed. Er heerste

aanvankelijk nog wat besluiteloosheid in het gebied. In deze periode werden

enkele inschattingsfouten gemaakt door de territoriale autoriteiten zodat de vonk

alsnog oversloeg naar het Kole-territorium.

De territoriale administrateur van het Kole-territorium, Ghyselinck, werd op 24

augustus door Aerts op de hoogte gebracht van de explosieve situatie bij de

Dengese en het bestaan van Simba. Hij waarschuwde dat verschillende dorpen in

79 Afrika Archief, AI 4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, pp. 23-24.

Page 47: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

47

het Kole-territorium ook van plan waren de „nkisi‟ te accepteren. De territoriale

administrateur begaf zich echter niet tot het grensgebied om de situatie nader te

bestuderen.80 Het territoriale personeel had nagelaten de besluiteloosheid van de

inlanders te benutten om maatregelen te nemen die de rust in de regio verder

zouden waarborgen. Maron was van mening dat territoriaal administrateur

Ghyselinck zich deze kwestie persoonlijk had moeten aantrekken. Hij maakte

tevens de fout om het territorium te verlaten op het moment dat de situatie

escaleerde.81

Analoog met de Etoti bij de Dengese, was in het Kole-territorium de Isendjei sekte

actief. Deze beweging was zowat gelijkaardig aan deze van de Dengese. Het was

een sektarische beweging die in de blanken een bedreiging van hun macht zag. De

leden vormden in de samenleving een noblesse d‟argent met eigen privileges en

plichten.82

2.2.4.2. Economisch

In januari 1932 stelde Maron een rapport op over de revolte van 1931-32. Tijdens

zijn onderzoek ter plaatse noteerde hij de volgende antwoorden uit de mond van

enkele inlanders.

« A mon arrivé à Kole, j'interrogeai immédiatement sur les causes de la révolte, les chefs

investis des Ishenga et des Ntono. Sans aucune hésitation ils m‟ont répondu qu‟ils

attribuaient la révolte aux causes suivantes :

1) Au travail trop dur exigé par Libert, dans les plantations cotonnières : hommes et

femmes devaient travailler de 6 à 16 heures, sans repos à midi, sans oser s‟arrêter

pour boire ou manger, sous peine de coups immédiats.

80 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 11 januari 1932, Rapport sur la révolte dite de « shimba » en territoire de Kole, auteur : Commissaris-generaal Maron, p. 6. 81 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 3, 26 maart 1932, Notes sur Maron, 2me direction générale, p.5. 82 VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944, Deel 1, pp. 670-671.

Page 48: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

48

2) Aux agissements des moniteurs de Libert, qui, séparant les femmes des hommes

pendant le travail, forçaient les premières à se dépouiller de leurs vêtements, les

faisent travailler et les regardant absolument nues.

3) Aux coups de chicotte infligés sur ordre de Libert à de très nombreux indigènes,

surtout aux notables de l‟Isandjes, sous prétexte de paresse au travail, mais, en

réalité, prétendent-ils, parce qu‟ils refusaient d‟obtempérer aux diverses fantaisies

des moniteurs.

4) Aux relations intimes forcées avec les femmes et les filles Basongo-Meno

qu‟obtenaient les mêmes moniteurs. »83

De wantoestanden bij de katoenplantages waren blijkbaar een belangrijke

aanleiding voor het verzet. Libert was van juni 1930 tot maart 1931 hoofdopzichter

van de katoenplantages in het Kole-territorium. Onder zijn toezicht werden de

inlanders een buitensporig arbeidsregime opgelegd en waren de dorpelingen

slachtoffer van bepaalde misbruiken. In theorie waren de belangrijkste taken van

de monitors het onderwijzen van de inlanders en toezicht houden op hun

landbouw. De administratie gaf hen een bepaalde opdracht waarbij ze de nadruk

legde op exportgerichte teelten en het diversifiëren van de productie. De rol van

de monitors was echter in veel gevallen niet strikt onderwijzend. Hun toezicht

ging meestal samen met dwangteelten. De monitors probeerden op gewelddadige

manier de inlanders tot een verhoging van de output te dwingen. Verschillende

bronnen spreken van machtsmisbruik en brutaliteiten van de opzichters tegenover

de inlanders.84

Onder Libert werden de inlanders gedwongen een tiental uur per dag te werken,

zonder voedsel, drank of rust en er werd veelvuldig gebruik gemaakt van

zweepslagen. Libert trad niet op tegen misbruiken waar de andere opzichters zich

schuldig aan maakten. Sommige opzichters hadden ook seksuele relaties met

vrouwen van de Basongo-meno en er zijn getuigenissen van opzichters die de

83 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 11 januari 1932, Rapport sur la révolte dite de « shimba » en territoire de Kole, auteur : Commissaris generaal Maron, p. 11. 84 DRIESMANS, I., De crisis van de jaren dertig in Belgisch Kongo en Frans Equatoriaal Afrika. Een vergelijkende analyse van de evolutie van de levensstandaard van de autochtone boeren in Lisala en Haut-Ogooué in de periode 1927-1936, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 2000, p. 125.

Page 49: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

49

vrouwen verplichtten om naakt op de velden te werken. Een beschuldigde

opzichter, Michel Kambulu, erkende deze feiten tijdens een verhoor. Kambulu gaf

toe enkele seksuele relaties met vrouwen uit het gebied te hebben gehad. Deze

feiten gaven later aanleiding tot onderzoek en de resultaten werden ter

beschikking gesteld van het parket van Lusambo. De deuxième direction générale

eiste een strenge sanctie tegen Libert.85

De opbrengst van katoen lag niettemin vrij laag in dit gebied. Maron berekende

een gemiddelde opbrengst van 75 kg per hectare (de normale opbrengst in Congo

lag om en bij de 300 kg per hectare).86 De mogelijkheid bestaat dat deze lage

opbrengst een gevolg was van een soort passief verzet van de inlanders die soms

bewust katoen op minder vruchtbare gronden verbouwden.

Een tweede belangrijke klacht van de inlanders was dat de belasting te hoog was.

De belastingdruk was ook hier gestegen doordat de prijzen voor de

exportproducten sterk gedaald waren. De voornaamste inkomensbronnen en

exportproducten in deze regio waren: palmpitten, kopal, katoen en rijst. In 1929

kregen de inlanders nog 1 frank voor 1 kg palmpitten. In 1931 was deze prijs per

kilogram gezakt tot 0,35 frank. Eenzelfde evolutie zien we bij de kopal in 1929 was

de prijs per kilogram1,10 frank, in 1931 kreeg men voor dezelfde hoeveelheid

slechts 0,50 frank. De totale oogst van deze vier producten was in 1931 met 30

procent gedaald in vergelijking met 1928. De prijsdaling had nog een grotere

negatieve impact op de inkomsten in relatie met deze daling van de productie.87

Om de belasting evenredig te houden met de productie, had deze moeten dalen in

1929 en 1931.

De impôt principal was exclusief in geld betaalbaar door elke gezonde volwassene

van het mannelijke geslacht. Deze belasting was in dit gebied in 1931 ongeveer

85 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 3, 26 maart 1932, Notes sur maron, 2me direction générale, p.4. 86 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 11 januari 1932, Rapport sur la révolte dite de « shimba » en territoire de Kole, auteur : Commissaris generaal Maron, p.7-8. 87 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 11 januari 1932, Rapport sur la révolte dite de « shimba » en territoire de Kole, auteur : Commissaris generaal Maron, pp. 9-11.

Page 50: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

50

verdubbeld ten opzichte van 1928. Hieronder volgt een overzicht van het

belastingstarief per hoofd in het Kole-territorium, tussen haakjes staan de tarieven

voor het Dengese-territorium:

1927: 13,60 Belgische frank (12,45)

1928: 16,10 (15,60)

1929: 20,75 (18,75)

1930: 33,00 (26)

1931: 33,00 (32)

1932: 35,00 (32)

Commissaris-generaal Maron was er echter niet van overtuigd dat de belasting de

directe aanleiding was van de revolte. Hij wees hiervoor ondermeer op de

positieve cijfers over de reeds geïnde belasting. Tegen september hadden 70 van

de 180 mannen in Djoka hun belastingen al betaald. De belastingplichtigen van

Tola en Songoaki hadden het geld om te voldoen. Inganga had 90 procent betaald,

de chefferie Isaka had reeds 100 procent van 1930 betaald en 94,7 procent van de

belasting van 1931. Maron zocht de oorzaak eerder bij het feit dat de Basongo-

meno in essentie negatief tegenover alle arbeid stonden.

« Je soutiens, quant à moi, que tous les indigènes de Kole peuvent payer l‟impôt actuel de

captation, s‟ils veulent réellement, sans trop d‟efforts, ni sans devoir vendre leur petit

bétail. Les ressources sont loin de manquer : ils ont les palmistes et le copal. » 88

Naast de impôt principal was er ook nog de impôt supplementaire. Dit was een

belasting per extra vrouw van de belastingplichtige. Volgens Maron lag deze wel

te hoog. Ondermeer omdat de bruidschat in dit gebied niet erg kostbaar was.

Meerdere vrouwen hebben, betekende dus niet echt een rijkdom in dit gebied.

Deze belasting was in 1929 10 frank, in 1930 20 frank en in 1930 30 frank. Maron

stelde voor om de aanvullende belasting terug te verlagen van 30 naar 20 frank.89

88 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 11 januari 1932, Rapport sur la révolte dite de « shimba » en territoire de Kole, auteur : Commissaris-generaal Maron, p.12. 89 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 11 januari 1932, Rapport sur la révolte dite de « shimba » en territoire de Kole, auteur : Commissaris-generaal Maron, pp. 12-14.

Page 51: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

51

In de ogen van Maron leken de belastingtarieven rechtvaardig, maar daarom was

de perceptie ervan nog niet rechtvaardig bij de inlanders. De rechtlijnige taxatie

van de autoriteiten hield ook weinig rekening met de man/vrouw

arbeidsverdeling. De cijfers tonen alvast aan dat ook hier de belastingdruk sterk

gestegen was. Tussen 1928 en 1932 waren de tarieven iets meer dan verdubbeld.

2.2.5. Belgische visie

Als laatste staan we nog eens stil bij de perceptie van de revolte door de

administratie. Er vallen uiteraard enkele bedenkingen te maken bij onderstaande

passages. Ik zal me hier echter van weerhouden omdat de passages eenmaal voor

zich spreken en ik in dit hoofdstuk de oorzaken reeds objectief heb proberen weer

te geven. In het verlengde hiervan achtte ik het interessant om de visie van de

autoriteiten te vermelden. De lokale autoriteiten lieten in hun verslagen aan de

hogere instanties vaak hun eigen mening over de situatie doorschemeren. De

inlandse bevolking werd in het algemeen vrij negatief voorgesteld.

Gouverneur van de Evenaarsprovincie Duchesne verwees bij het zoeken naar

oorzaken van de opstand vooral naar de aard van de Dengese. De Dengese

worden in meerdere Belgische bronnen voorgesteld als lui en weerspannig. De

overmatige consumptie van palmwijn (mapeke) was er volgens bepaalde

Belgische bronnen problematisch. Anderzijds wordt er ook gewezen op het feit

dat de regio economisch weinig ontwikkeld was.

« Les Dengese ont toujours été une population turbulente, réfractaire et excessivement

difficile à mener. L‟abus du vin de palme dans toute la région et la mentalité arriérée et

fétichiste de ces indigènes ont encore compliqué notre tâche. Aucune mission catholique ou

protestante n‟étendit jamais son action efficace à ces populations disgraciées.

Page 52: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

52

Dans un domaine différent un point vulnérable est le manque d‟occupation commerciale et

industrielle dans la région des Dengese. Très peu de firmes ou cellules actives existent dans

la région susdite bien que la main d‟œuvre disponible soit très nombreuse. »90

De commissaris van het district Lac Léopold II (Van Hoeck) wees op dezelfde

opstandige aard van de bevolking. De hoofdoorzaak was volgens hem de haat die

de inlanders hadden tegenover de Europeanen.

« Les Dengese ont été de tous temps une population très farouche, avide de liberté, ennemie

de toute autorité. Leur état d‟esprit n‟a guère changé depuis la pénétration de l‟européen et

la situation dans le territoire des Dengese a toujours été troublée. La résistance passive de

ces populations provient en ordre principal de l‟action occulte des vieux qui exercent une

influence néfaste sur les jeunes. Ces notables dominent toute la société Dengese, dans

laquelle les superstitions et la magie sont à la base. La secte Etoti pousse également ses

nombreux membres à la résistance. A mon avis la cause principale de la révolte est la

haine que portent les populations Dengese aux blancs et à ceux qui les entourent. Cette

haine a toujours existé et déjà avant la révolte elle se manifestait par la mauvaise volonté et

de la mauvaise foi dans toutes les relations avec les blancs. Les Dengese se sont toujours

montrés solidaires quand il s‟agissait d‟aller à l‟encontre de l‟action gouvernementale. »91

De Dengese wachtten volgens Van Hoeck al een lange tijd op een geschikt

moment om te revolteren en het juk van de bezetting van zich af te werpen. Het

was enkel wachten op een goede „nkisi‟. Het succes van de hinderlaag bij Lyla

droeg volgens Van Hoeck bij tot de snelle uitbreiding van de revolte. Het

versterkte het geloof van de opstandelingen in de „nkisi‟ van Simba en in de

slaagkans van de opstand in het algemeen. De terugtrekking van enkele

Europeanen tijdens dit incident vond hij dan ook onvergeeflijk.

Districtscommisaris van Sankuru, Wenner, achtte de Dengese bevolking niet in

staat een dergelijke revolte op poten te zetten, hij was er daarom van overtuigd

dat er een grotere organisatie achter de revolte zat.

90 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, pp. 18-19. 91 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, 18 mei 1932, Rapport sur l‟ensemble de l‟opération chez les Dengese, auteur: Districtscommissaris Lac Léopold II, Van Hoeck. p. 1, 7.

Page 53: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

53

« D‟après mon avis, Shimba, le meneur de la révolte sert un organisme étranger. Que soit

le communisme ou un autre parti, nous l‟ignorons, mais il est certain qu‟on emploie la

croyance, des natifs pour cacher un autre but. Tout le plan de cette révolte est trop bien

conçu pour sortir de la tête d‟un indigène de Dengese.»92

Na de opstand werd substituut-procureur Maffei belast met de taak om de

opstand nader te onderzoeken. Hij kwam tot de volgende bevindingen.

«La révolte n‟a d‟autre cause profonde que leur désir de se débarrasser de l‟occupation

Européenne. Les Dengese, en général, ne sortant d‟une demie hébétude consécutive à

l‟ivresse que pour se remettre à boire du vin de « Mapeke » n‟aime d‟autre travail que la

chasse. Ils nous détestent parce que nous représentons pour lui le travail.»93

De klacht van de inlanders dat de belasting te hoog was, werd door Maffei

verworpen. Het weinige werk dat ze volgens hem moesten verrichten, bleek nog

teveel te zijn. De Dengese kwamen volgens hem in opstand om in het geheel niet

meer te moeten werken. De Basongo-meno bezaten naar zijn mening dezelfde

afkeer voor werken. Hij erkende dat er misbruiken konden geweest zijn onder

Libert en zijn opzichters, maar vond het opgelegde werk niet overdreven. Hij

wees hierbij naar de lage opbrengst van de katoenproductie in het gebied. Volgens

Maffei lagen vier oorzaken aan de basis van de opstand in beide territoria. De

invloed van de sektes, de invloed van malcontente “chefs de famille” die in de

bezetting een bedreiging zagen voor hun traditionele autoriteit, de economische

crisis en de mentaliteit van de Dengese in combinatie met de overmatige

consumptie van palmwijn.

92 Afrika Archief, AI 4741, II.Q.5, farde 2, p. 28, 19 november 1931, auteur: Wenner. 93 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, 20 februari 1932, Rapport substituut procureur Maffei, p.7.

Page 54: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

54

2.2.6. Besluit

De revolte moeten we situeren binnen de woelige voorgeschiedenis die dit gebied

kenmerkte. Sinds de eerste koloniale bezetting kende de grensregio van de

districten Lac Léopold II en Sankuru een lange voorgeschiedenis van actief en

passief verzet. Vanuit die optiek was de opstand, die ontstond in augustus 1931,

een uitbarsting van wat al lange tijd smeulde. Latent vijandschap, openlijke of

heimelijke weigering om samen te werken, wegvluchten in het woud, weigering

belasting te betalen, ... de vijandige relatie tussen het koloniale apparaat en de

gekoloniseerden was gebaseerd op wederzijds gebruik van geweld.

De revolte ontstond bij de Dengese in het gelijknamige territorium en sloeg over

naar het Kole-territorium, waar een belangrijke Dengese populatie en verwante

volkeren gevestigd waren. Het ging om twee perifere territoria die administratief

opgedeeld waren in twee provincies. Deze pays perdu waren zowel economisch als

politiek onderontwikkeld en waren ver van de effectieve controle van de

administratie en justitie verwijderd. De koloniale administratie was ontoereikend

en kwam weinig effectief in contact met de bevolking. Dit kleine vacuüm liet toe

dat in kritieke periodes de antikoloniale elementen sterker werden en zich konden

organiseren tot een volwaardige beweging.

De verslechtering van de economische situatie was de versneller van de bestaande

ontevredenheid.

De economische crisis was voelbaar tot in de verste uithoek van het

evenaarswoud. De periode van de grote depressie betekende voor de inlanders:

stijging van de werkdruk, daling van de inkomsten en verhoging van de

belastingen. Door de globale daling van de grondstofprijzen waren de

hoeveelheden kopal, katoen, palmolie,… die de inlanders vergaarden plots veel

minder waard. De crisis zorgde ook voor een algemene daling van de Europese

activiteiten in het gebied.

Page 55: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

55

De algemene Belgische politiek om de crisis door te komen bestond erin de

productie voor de export te verhogen en de arbeidskosten laag te houden. De

koloniale overheid schuwde de harde middelen niet om deze politiek door te

voeren, het systeem van dwangteelten met al zijn mogelijke misbruiken werd heel

frequent toegepast. In het Kole-territorium zijn deze misbruiken duidelijk

gedocumenteerd. Een ander - meer gesofisticeerd - middel om de productie te

verhogen, was een stijging van de belastingen om op die manier meer inlanders in

de koloniale economie te integreren. De gevolgen van de crisis werden zo voor

een groot deel op de schouders van de Congolezen afgeschoven. De weigering om

die belastingen te betalen was meestal de eerste vorm waarin het verzet zich

manifesteerde. De administratie probeerde door de crisis zijn directe controle op

de inlanders te verstevigen.

De inlanders werden tijdens de crisis gedwongen zich te integreren in de open

economie en het monetaire circuit, juist op het moment dat de voorwaarden

hiervoor het minst gunstig waren.

In de periode, waarin de levensomstandigheden van de inlanders verslechterden,

werden door traditionele groeperingen binnen de samenleving de haatgevoelens

tegenover blanken nog versterkt. De bevolking was slechts oppervlakkig in

contact gekomen met religieuze missies en traditionele geloofsbewegingen

bekleedden nog steeds een machtige positie. Er leefde een sterk verlangen naar de

periode voor de komst van de blanken. Bepaalde sektes wilden de blanken

verdrijven om het rijk van de voorvaders terug in ere te herstellen en de greep op

de eigen samenleving te herwinnen. Bij de Dengese droeg een magisch-religieuze

sekte, de Etoti, bij aan de leiding van de revolte. In het Kole-territorium melden de

bronnen het bestaan van de Isendjei sekte. Ouderen en notabelen waren meestal

drijvende krachten achter deze bewegingen en vormden een soort van noblesse

d‟argent met eigen privileges en plichten binnen de samenleving.

Religieuze profeten, zoals Simba, hadden een unificerende rol in de opstand. Het

waren politieke figuren die de bevolking mobiliseerden. Belangrijk hierbij was het

geloof in hun mogelijkheden om een „nkisi‟ te vervaardigen. Uit het geloof in de

Page 56: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

56

werking van deze „nkisi‟ putten de inlanders een soort mentale kracht om de

confrontatie aan te gaan met de blanken. De invloed van Simba en zijn beweging

was bijgevolg essentieel voor het ontstaan en verloop van de opstand.

De politieke verwaarlozing van de territoria gaf ruimte aan deze traditionele

bewegingen en antikoloniale sentimenten. Samen met de economische

onderontwikkeling en crisis zijn dit fundamentele oorzaken van de revolte. De

hogere belastingen en de dwangteelten, al dan niet gecombineerd met bepaalde

misbruiken, waren voor de inlanders directe aanleidingen om openlijk te

revolteren.

Page 57: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

57

2.3. Verloop94

2.3.1. Evenaarsprovincie

2.3.1.1. District Lac Léopold II

A) Dengese-territorium

Op 21 augustus 1931 werd territoriaal administrateur van het Dengese-territorium

Aerts aangevallen door een grote groep opstandelingen nabij de rivier Lyla. Er

was sprake van een duizend à tweeduizend belagers, afkomstig uit verschillende

dorpen uit het Dengese-territorium.

De hinderlaag zorgde voor chaos en paniek, veel dragers vluchtten het woud in en

ook enkele Europeanen namen het hazenpad. In deze verwarring viel 1 dode bij

de soldaten, aan de kant van de opstandelingen werden ongeveer 15 inlanders

gedood.95 In de chaos raakte een deel van de bagages, archieven, en geld

verdwenen. Het ging om een redelijke som geld en er waren enkele belangrijke

documenten verloren gegaan. Op 8 oktober vond de patrouille van Aerts bij de

Lyla resten terug van de buit gemaakte bagage bij de hinderlaag van 21 augustus.

Aan de rivier lagen conservenblikken vol gaten, gebroken flessen, koffers, een

chirurgisch voorwerp, enz. Ook het merendeel van de archieven werd er

aangetroffen: dossiers, registers, woordenboeken, … allemaal gescheurd en

verspreid over enkele honderden meter. De documenten waren enorm beschadigd

en aangetast door de vochtigheid van het woud, de regen en de witte mieren.

94

Om de gebeurtenissen overzichtelijk te volgen is het gebruik van de kaart op pagina 130 aangewezen. 95 Afrika Archief, AI 4741, II.Q.5, farde 1, p.8, 3 september 1931, auteur: Vice-gouverneur-generaal Beernaert.

Page 58: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

58

De paniek tijdens het incident zou verergerd zijn door het gedrag van Dokter

Maccabeo, territoriaal agent Feron en Adjudant-chef Pavet. Deze gezagsdragers

hadden zich teruggetrokken met een deel van de troepen, zodat territoriaal

administrateur Aerts volkomen geïsoleerd raakte. Feron, Pavet en Maccabeo

moesten zich later verantwoorden voor hun daden in het hoofdkwartier en er

volgden een disciplinaire acties. De balans van de terugtrekking was een

gezichtsverlies van de Europeanen tegenover de inlanders. De relatieve

overwinning die de opstandelingen behaalden heeft een gunstige invloed gehad

op het uitbreiden van de revolte.

Naar aanleiding van deze aanval ordonneerde 1931 de districtscommissaris van

Lac Léopold II (Van Hoeck) op 29 augustus de militaire operatie territorium van

de Dengese.96 De hinderlaag van 21 augustus markeerde het begin van een

periode van actief en passief verzet in een regio die sinds het begin van de

kolonisatie moeilijk te beheersen was. Een belangrijke oorzaak hiervan was de

moeilijke toegankelijkheid van het gebied dat gekenmerkt werd door moerassen

en immense wouden. De aard van het gebied had naast deze politieke implicaties

ook gevolgen op economisch vlak.

Een belangrijk euvel waarmee de betrokken instanties te maken kregen was de

gebrekkige communicatie. Door de aard van het gebied verliep de communicatie

tussen Dengese en Inongo (hoofdkwartier van het district Lac Léopold II) enorm

moeizaam. Vanuit Inongo liepen geen aardewegen naar het gebied van de

Dengese en tussenin lagen er immense moerassen (ten oosten van het Leopold II

meer).97 De koeriers maakten meestal gebruik van de wegen naar Dekese dat zich

dan nog op een honderdtal kilometer van het gebied bevond. Bijkomend probleem

was dat de TSF (Télégraphie sans fils) aanvankelijk niet werkte. Een nieuwe

installatie arriveerde pas eind oktober in Dekese.98 Het telegram met het bericht

96 Afrika archief, FP2450, N°172, p.1, 30 augustus 1931, auteur Vice-gouverneur generaal Beernaert. 97 De actuele benaming is het Mai-Ndombe meer. 98 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 13 oktober 1931, auteur: Gouverneur van de Evenaarsprovincie Duchesne, p.17.

Page 59: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

59

dat het Dengese territorium onder een militaire operatie geplaatst werd, ontving

administrateur van het territorium Aerts slechts op 3 september. De beslissing

werd al op 29 augustus genomen in Inongo.

Gouverneur Duchesne van de Evenaarsprovincie bevond zich op 5 september in

Kutu met een mitrailleurssectie van het VIe bataljon en twee pelotons, nadat hij op

30 augustus Coquilhatville verlaten had. Duchesne beschreef in een brief van 7

september aan de districtscommissaris van Lac Léopold II (Van Hoeck) de

beoogde aanpak.99

«Mon but :

1) Par ma présence sauver de la contamination les villages par Simba et localiser dans

l‟aire la plus étroite possible le mouvement de révolte.

2) M‟établir sur une base (Loome ou Lumba) donnant toute garantie pour le ravitaillement

de mes gens, me laissant libre une route de retraite éventuelle (les isolu Anga-Dekese ou les

isolu Yamba-Luapa), et me permettant de réduire progressivement les villages insoumis.

3) À la première tentative hostile contre moi, faire quelques victimes indigènes. L‟exécution

de ce dernier point était impérieux: la démonstration fait dans deux villages que les fusils

partaient encore et que les nkisi de Simba placés sur des objets ne préservaient pas des

objets des balles avaient été sans objet sur les indigènes autres que les témoins et malgré les

avis envoyés.

Il fallait des victimes humaines. Les rapports des émissaires sur l‟état d‟esprit des insurgés

ne laissant aucun doute à ce sujet. Il fallait peu mais vite pour ne pas devoir en faire

beaucoup en temporisant.

4) Ne pas me retirer sans résultats destructifs de la révolte. Une retraite non couverte par

un succès mettrait en hostilité agissante tous les villages qui avaient pris le nkisi et

provoquait l‟extension du mouvement aux territoires voisins du foyer Dengese. Quand à

ce dernier point la suite des évènements a montré que j‟avais vu juste : non seulement les

Benge avaient pris le nkisi, mais il se trouvaient dans l‟affaire du 21 avec des Bankutshu et

des Wodji. »

99 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 13 oktober 1931, auteur: Gouverneur van de Evenaarsprovincie Duchesne, p. 4.

Page 60: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

60

MOYENS MIS EN ŒUVRE

1) Envoi des nombreux parlementaires inciter les rebelles au calme et à la soumission.

2) Avancer avec toutes les précautions utiles. L‟exécution stricte de cette mesure a déjoué

les tentatives d‟embuscades et l‟embuscade elle-même.

RESULTATS

1) Bambaku,Djongo, Embe, Elongaba qui avaient pris le nkisi se sont dissociés des révoltés,

les 3 premiers m‟ont ravitaillé et aidé, le 4ème aurait fait de même, les deux premiers ont

parfaitement travaillé à leurs plantations. Ce premier résultat atteint sans acte de force.

2) La révolte est durement touchée. A la nouvelle des 2 morts à Sanga, Simba aurait

dit : « C‟est parce que je n‟étais pas la ». Etait-il à l‟affaire du 21 ? Les reseignements sont

contradictoires. Maji Nkusu (edomvu d‟ingodi), son alter ego, conduisait le combat. Les

soldats qui étaient avec moi affirment presque tous avec témoinage de camerades, avoir vu

tomber, le 21, 24 indigènes tués ou blessés. Il y a certainement eu d‟autres victimes.

3) Elongaba qui m‟avait fait dire ne pas vouloir se battre restait suspect : l‟annonce des 2

décès le 20 à Sanga les à définitivement fait refuser de se joindre à Sanga, Dumba et

consorts qui, tard dans la soirée du 20, les appelait avec eux. La force est donc restée à

l‟autorité. »

In een eerste fase namen de dorpen van de Dengese, in het oosten begrensd door

de rivieren Furu en Luila, in het noorden begrenst door de Luilaka en in het

zuiden door de Lukenie, deel aan de revolte. Dit opstandige gebied had

aanvankelijk een oppervlakte van ongeveer 210 km².100

Om het verzet op een effectieve manier te bestrijden werden de locaties van de

troepen in de regio herzien. In eerste instantie voorzag de commissaris van het

district Lac Léopold II 150 manschappen en 2 mitrailleurs extra. Eind augustus

raakten al 90 manschappen, onder het bevel van commandant-kapitein Dewolf, ter

plaatse. Deze wachtten aanvankelijk op de versterkingen om hun operatie aan te

vatten.101

100 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 13 oktober 1931, auteur: Gouverneur van de Evenaarsprovincie Duchesne, p.3. 101 Afrika Archief, farde 1, p.1, 3 september 1931, auteur: Vice-gouverneur generaal Beernaert.

Page 61: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

61

Op 8 september arriveerden districtscommissaris Van Hoeck, met adjudant

Cordemans en kapitein-commandant Dewolf in het gebied. Samen hadden ze 53

soldaten en 2 mitrailleurs onder hun bevel wat de getalsterkte in het gebied op 138

man bracht.102

Tijdens de eerste dagen na de aanval bij Lyla werd de post in het Dengese-

territorium, waar Aerts zich bevond, bedreigd. Het gros van de opstandelingen

had zich verzameld in Inkoko. Aerts ging in september op patrouille naar de

opstandige dorpen. Na geruchten dat Simba zich in Djia zou bevinden, begaf hij

zich in deze richting. De polikliniek van Djia was in brand gestoken. De

opstandelingen waren erg talrijk op alle routes nabij Dumba, Sanga, Elongaba,

Ingodi, Baliko, Embe, Bambaku Boinangue en Djia. Op 28 september trof men in

Djongo het vernielde graf aan van de soldaat die gesneuveld was bij de hinderlaag

nabij de Lyla rivier.103

Gedurende de maand september waren weinig nieuwe incidenten te melden. De

troepenbewegingen in de regio hadden blijkbaar indruk gemaakt op de

plaatselijke bevolking. Volgens gouverneur Duchesne was de hinderlaag van 21

augustus slechts een geïsoleerd geval. Een telegram van 11 oktober werd

gekenmerkt door optimisme, de vijandelijkheden in het district Lac Léopold II

waren blijkbaar een halt toegeroepen. « Missionnaires et commerçantes descendant

Dekese annoncent région complètement calmée. Embuscade sur Lyla semble avoir été

manifestation isolée état esprit indigènes Dengese suite manque occupation commerciale et

difficulté consécutive payer impôt. Les indigènes ayant été très vivement impressionnés

par notre déploiement très rapide de grandes forces militaires et des exercices à la

mitrailleuse. »104

102 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.2, 15 september 1931, auteur: Vice-gouverneur generaal Beernaert. 103 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, Opération militaire chez les Dengese, auteur : Territoriaal administrateur Aerts, p.8. 104 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 13 oktober 1931, auteur: Gouverneur van de Evenaarsprovincie Duchesne, p.9.

Page 62: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

62

Duchesne wou de incidenten niet overroepen. Hij relativeerde de kwestie omdat

er in het verleden wel meer gewapende incidenten waren in deze gebieden.105 Hij

haalde het voorbeeld aan voor het district Equateur, waar vanaf oktober 1908 tot

maart 1910 ten minste 20 gewapende incidenten gesignaleerd werden. Hij hekelde

de rol van de pers die volgens hem de revolutionaire geest aanwakkerde. Samen

met het voorbeeld van de opstand van de Pende zorgde dat volgens hem voor

explosieve situaties.

« Evidemment notre occupation a sérieusement progressé depuis et les agressions des

indigènes contre les représentants de l‟autorité tendent à se faire de plus en plus rares.

Néanmoins nous devons encore nous attendre à rencontrer parfois une réaction locale

contre notre domination sans que pour cela il faille chaque fois clamer à la révolte. Il est

vrai que tout le monde semble devenu très impressionnable depuis les malheureux

événements du Kwango, mais il est certain que la presse joue en tout ça un rôle réellement

néfaste. Tel journaliste qui depuis six ans annonce chaque jour l‟imminence d‟une révolte

s‟empare avec délices du premier incident, le choie et l‟amplifie en ne dissimulant pas la

satisfaction et l‟orgueil qu‟il éprouve d‟avoir été si perspicace. Il lui importe peu que

l‟opinion publique s‟affole et l‟autorité supérieure s‟inquiète. »106

Dit optimisme moest later echter wat bijgesteld worden. Er waren wel degelijk

incidenten geweest, maar door de trage berichtgeving hadden enkele incidenten

de verantwoordelijken nog niet bereikt. Adjunct districtscommissaris Cordemans

maakte op 27 september melding van enkele belangrijke incidenten.107 Deze

berichten bereikten hun bestemming slechts een maand later. Cordemans bevond

zich eind september in het gebied nabij Anga en Ikanga. Op 27 september werd

een patrouille, die in de richting van Boniangue gestuurd werd, aangevallen door

rebellen uit dit dorp. Er werd één rebel gedood, namelijk de drager van de „nkisi‟

(een tovermiddel dat bescherming moest bieden tegen de kogels). Cordemans

105 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 13 oktober 1931, auteur: Gouverneur van de Evenaarsprovincie Duchesne, p.19. 106 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 13 oktober 1931, auteur: Gouverneur van de Evenaarsprovincie Duchesne,p.16. 107 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.10, 25 september 1931, auteur adjunct districtscommissaris: Cordemans.

Page 63: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

63

beschreef deze gebeurtenis als volgt en besteedde hierbij speciale aandacht aan het

fenomeen van de „nkisi‟.

« Le mort était porteur des médicaments qui devaient préserver des balles : une espèce de

couronne « bonkiki » portée au front , un petit balai « botuku » tenu sous le bras, un petit

sachet en peau « eyunge » et une ceinture dont on n‟a pas su me donner le nom.

La couronne « bonkiki » est faite avec la fougère « tosasangu » (qui est aussi employée lors

de la naissance d‟enfants jumeaux), enroulées autour de fibres d‟écorce de bananier et de

lianes « isimenkadi » le tout retenu à l‟aide de raphia. Elle doit préserver le porteur de

coups de fusils à la tête, et a probablement été fabriquée après la mort d‟un indigène de

Sanga, auquel une balle avait enlevé la boîte cranionne lors de l‟affaire du 20 août. Le

porteur de la couronne dont question ci-dessous a été touché par une cartouche « Gras » à

la mâchoire qui a été arrachée. Le petit balai « botuku » qui est fait de « nsosombe » (plante

de la plaine, qui produit un fruit rouge a goût acidulé) de « bolembelembe » (feuille de

palmier), de tiges de « Bokaku » (dont la tige est mâchée parce que tendre et acide), de

plantes « ntentete » (dont la tige sert souvent de fourreau de pipe), de racines de

« bakonkongi » (plante dont on fait des cordes de mauvaises qualité) et de branches de

« befakanfuka » (arbuste croissant près des champs) le tout lié de fibres de raphia.Le petit

sachet « eyunge » doit rendre le porteur invisible.

Je n‟ai pas pu avoir le nom de la ceinture, qui, tout comme le petit balai, doit protéger le

corps contre les balles. En outre il est probable que Simba aura fabriqué tout un arsenal de

médicaments, d‟après « les conseils que ses ancêtres lui donnent pendant la nuit. » Il

change de « nkisi » au fur et à mesure qu‟il est prouvé que le précédent ne vaut rien. »108

Op 25 september berichtte Cordemans over problemen met dragers uit de regio

Zuid-Lukenie. Deze kwamen grotendeels niet opdagen als gevolg van het

algemene verzet in de regio. Hij vroeg dan ook 200 nieuwe dragers aan de

territoriale administrateur van het gebied van de Bankutshu, die bij voorkeur geen

banden hadden met de Dengese.109

108 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.11, 25 september 1931, auteur adjunct districtscommissaris: Cordemans. 109 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.11, 25 september 1931, auteur adjunct districtscommissaris: Cordemans.

Page 64: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

64

Op 24 oktober werd tussen Bosenge Osanga en Bosenge Eyango een soldaat

levensgevaarlijk verwond door een ijzeren pijl in de rechterzij. Het ijzer, dat licht

vastgemaakt was aan het hout was blijven zitten in het vlees omdat men de pijl er

wou uithalen. De soldaat stierf een uur later.110

« Grands engagements avec rebelles ne paraissent pas devoir se produire. Rebelles

paraissent groupés suivant villages et font petites attaques dans toute situation favorable.

Femmes et enfants sont mis à l‟arrière par rebelles. Insiste sur nécessité action combinée

par commandant dans son télégramme afin harceler de partout rebelles pour éviter

formation éventuelle fortes bandes et afin réprimer rapidement insurrection pour éviter

fortes pertes vies humaines suite long séjour en forêt pendant saison pluies et famine dans

l‟avenir proche. »111

Samengevat hadden in de loop van september een twaalftal dorpen in het

noordoosten van het Dengese-territorium zich aangesloten bij de opstand door het

aannemen van de „nkisi‟ van Simba. De revolte won ook verder aan terrein in de

regio van de Wodji in de districten Equateur en Sankuru. Midden oktober breidde

de revolte zich verder uit naar het zuiden van het gebied van de Dengese. Enkele

dorpen die nog niet toegetreden waren tot de revolte deden dit in oktober wel,

ondermeer Boinague, Dija, Bosenge Eyango, Bosenge Osanga, Bolingo Sud,

Ikongo, Gele, Imambu en Gombe.

Het militaire bestuur organiseerde tijdens de maand oktober de aanvoer van

levensmiddelen voor de troepen en de uitvalsbasissen in Djia, Kondji Oshwe en

Gele. In Djia, Kondi, Oshwe, Banga, Sud, Bolingo en Gele waren permanent

troepen aanwezig. Paliko, Sanga, Elongaba, Konji Okonda, Bosenge Eyango,

Bosenge Osanga, Bola, Gombe, Imambu werden reeds verkend door een militaire

patrouille.

Tegen 9 oktober 1931 waren in het Dengese-territorium één compagnie112 met

mitrailleursectie en twee gevechtseenheden van het 4e bataljon aanwezig.113

110 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, Opération militaire chez les Dengese, auteur : Territoriaal administrateur Aerts, p.3. 111 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p12, 12 oktober 1931, auteur: Districtscommissaris Van Hoeck 112 Een Compagnie bestond uit ongeveer 200 manschappen, een peloton uit 50.

Page 65: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

65

Aan de kant van de opstandelingen vielen in de loop van oktober zeker 19 doden

en een onbekend aantal gewonden. De vijandelijkheden namen hier echter niet

mee af. Simba bleef ondertussen actief de „nkisi‟ ronddragen in de regio, en het

geloof erin bleef bestaan. Volgens Aerts was dit te wijten aan de middelmatige

trefzekerheid van de soldaten. De talrijke opstandelingen die ongedeerd uit de

salvo‟s konden komen, voelden zich beschermd. Niettemin steeg het aantal

slachtoffers naarmate de aanvallen toenamen. Het geloof in de onaantastbaarheid

werd op die manier aangetast.

De komst van een hogere officier, die de operatie zou coördineren over de

verschillende territoria, was nu op handen. Majoor Mauroy moest de operatie

door een beslissende fase leiden. Luitenant Staes en Administrateur Aerts

vertrokken vanuit Kondji-Oshwe met een peloton om Majoor Mauroy tegemoet te

komen. Op 20 oktober kwamen ze aan in Ikanda-Nord, ongeveer gelijktijdig met

de majoor.

2.3.1.2. Equateur-district

A) De Wodji

Het leefgebied van de Wodji viel deels onder het district Equateur en deels onder

het Sankuru-district. Dit gebied werd dus bijgevolg niet enkel door twee

districten, maar ook door twee provincies bestuurd. In de praktijk kwam het er

echter op neer dat dit gebied helemaal geen bestuur kende.

Het probleem werd opnieuw pijnlijk duidelijk tijdens de revolte. Het was namelijk

moeilijk om een eenduidig beleid te voeren tegen opstandelingen die zich daar

verschuilden, aangezien de bevoegdheden zo versnipperd waren.114

Het op de lange baan schuiven van het probleem begon tijdens de revolte zuur op

te breken. Opstandelingen van de Dengese konden militaire acties ontlopen door

de provinciegrens over te steken, gezagsdragers van de andere provincie hadden

113 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.7, 9 oktober 1931, auteur: Gouverneur-generaal Tilkens. 114 Afrika Archief, AI 4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, p.18.

Page 66: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

66

daar immers geen bevoegdheden meer. Het valt dan ook niet te verwonderen de

Dengese in grote getale aanwezig waren in het gebied van de Wodji.115

Op 24 november werd de militaire operatie uitgebreid tot de regio van de Wodji

langs de Luilaka in het Equateur-district. Op 5 december 1931 werd de militaire

operatie verder uitgebreid tot het gebied van de Wodji in het zuidwesten van het

Loto-territorium in het Sankuru-district. De militaire operatie gold vanaf dat

ogenblik voor het volledige leefgebied van de Wodji.

2.3.2. Kasaï-provincie

2.3.2.1. Sankuru-district

A) Kole territorium

Op 15 oktober 1931 werd een militaire operatie uitgeroepen voor vijf chefferies in

het westen van het Kole-territorium: Tola, Djoka, Ntono, Impete en Ishenga. Deze

waren gesitueerd in het gebied ten noorden van de Lukenie, aan de grens van het

Dengese-territorium.

Het gebied was al een tijdje onrustig door de toestand bij hun buren in het

Dengese-territorium. Om die reden werden ook al voor deze datums maatregelen

getroffen in de onrustige regio‟s. Op 7 oktober beschreef de districtscommissaris

van Sankuru Wenner de gemoedsgesteldheid van de bevolking in het district

Sankuru als volgt:

« Chez toutes les populations du Sankuru, frontières des territoires de Denkese et de

Monkoto, on constate un certain malaise, et une inquiétude très vive. Elles sont dans

115 Afrika Archief, AI 4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, p.19.

Page 67: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

67

l‟attente des choses qui vont venir, et il est certain qu‟en cas de défaite de nos détachements

elles se rallieraient à la révolte générale. »116

Hij kondigde dan ook snel enkele maatregelen af om de sluimerende revolte te

bedwingen. Om infiltraties uit het gebied van de Dengese te vermijden stuurde

Wenner op 1 september 25 manschappen met 1 Europeaan per boot vanuit

Lusambo naar het grensgebied in Kole. Zelf begaf hij zich ook zo snel mogelijk

naar het gebied. Ook de commandant van de compagnie die zich nabij Katako-

kombe bevond, werd bevolen zo snel mogelijk naar de regio Kole-Loto te gaan. 117

Er werden verder ook enkele troepen naar de naburige regio‟s gestuurd.

Ondermeer naar het grensgebied Kole-Loto en het zuidwesten van Monkoto, d.i.

het gebied van de Mbole van de Luilaka. In de regio Monkoto, waar nog altijd een

politionele operatie van kracht was, werd er een peloton gestationeerd.118

Een duidelijk overzicht van de getroffen maatregelen vinden we terug in een

telegram dat de districtscommissaris van Sankuru op 7 oktober stuurde naar de

gouverneur van de Kasaï-provincie:

« Voici les dispositions que j‟ai prise en vue de refouler les fuyards Dengese et Wodji et

aussi pour réprimer toute révolte au Sankuru même.

1) Les détachements des territoires de Loto et de Kole, ont été portés à 20 hommes, ceci

pour pouvoir fournir au personnel itinérant, une escorte suffisante.

2) Le personnel territorial a reçu comme ordre de se déplacer continuellement, de façon à

exercer une surveillance efficace sur les populations.

3) Deux détachements mobiles, l‟un sous le commandement Colmant, et l‟autre sous celui

de l‟Adjudant-chef Stockaert, se trouvent aux frontières de façon à refouler les fuyards.

Le premier détachement se trouve en teritoire de Kole, le second dans celui de Loto. Chacun

est accompagné par l‟administrateur territorial en personne. Les deux détachements se

tiennent en contact continuel, pour pouvoir se recourir éventuellement.

116 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1,p. 13, 7 oktober 1931, auteur: Districtscommissaris Sankuru Wenner. 117 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1,p. 13, 7 oktober 1931, auteur: Districtscommissaris Sankuru Wenner. 118 Afrika archief, farde 2, 7 december 1931, Rapport aan ministerie van koloniën, p. 1.

Page 68: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

68

4) La route carrossable de Kole-Bena Dibele, est gardée par deux agents territorial, l‟un en

territoire de Kole, l‟autre en celui de Bena Dibele. Ceci pour assurer les communications

avec le chef lieu du district.

5) Un camion Miesse, se trouve à Kole, pour assurer tout transport de troupes.

6) J‟attends pour le 12 octobre, 19 mitrailleurs venant de Léopoldville. Ils descendront le

13 octobre sur Bena Dibele, avec les 2 mitrailleuses, et un renfort de 19 hommes, gradés

compris, ce sont les dernières réserves.

Avec les garnisons de Loto et de Kole, nous avons actuellement sur la frontière, 90 troupes,

1 officier et 1 sous-officier. Avec la renfort (alinea 6) nous aurions 109 troupes et 19

mitrailleuses. Nous ne savons pas ce qui se passe dans le territoire de Dekese. La révolte de

1920-21 a eu la même origine et elle s‟était étendue jusque sur les territoires Lodja et de

Lomela.»119

Na het uitroepen van de militaire operatie voor de vijf chefferies in het westen van

Kole, werden de operaties uitgebreid tot aangrenzende chefferies. Namelijk de

chefferie van de Nimidanga (16/11/1931), de Awango (08/12/1932) en het gebied

van de Wodji in het Loto-territorium (zuidwesten op 24/11/1931 en op 5/12/1931

voor een ander deel van het Loto-territorium dat voorheen verlaten was door de

Wodji en nu een schuiloord vormde). De militaire operaties in deze laatste

chefferies waren vooral een voorzorgsmaatregel om de invloed en infiltraties

vanuit de opstandige gebieden te voorkomen. Enkel het dorp Kodji in de chefferie

Nimidanga had effectief de „nkisi‟ van Simba aangenomen.120

Het doel van de militaire operaties bestond hoofdzakelijk uit:

1) Het lokaliseren van de verzetsbeweging in deze vijf chefferies.

2) Het pacificeren van de dorpen die zich overgegeven hebben.

3) Het beschermen van de trouw gebleven dorpen.

119 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1,p. 14, 7 oktober 1931, auteur: Districtscommissaris Sankuru Wenner. 120 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 3, 26 maart 1932, Notes sur Maron, 2me direction générale, p. 1.

Page 69: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

69

In oktober werd de situatie in het Kole-territorium explosiever. De territoriale

administrateur van het gebied van de Kole, Smeekens, werd op 4 oktober driemaal

aangevallen nabij de grens met Dengese. Smeekens schat dat er bij deze incidenten

zeven doden vielen bij de opstandelingen.

« 4/10/193, départ à 8 heures de Tola pour Djoka.

10u15 Une volée de flèches s‟abat autour de nous et le premier sergent Utungula est

blessée d‟une flèche au bras. Jusqu‟ici aucun coup de fusil n‟a été tiré, mais je fais

immédiatement ouvrir le feu. La forêt est tellement dense que l‟on voit difficilement à 20 m

et nous sommes entourés de toutes parts. Vu notre petit nombre et n‟ayant aucune raison

spéciale pour continuer sur Djoka, nous décidons de retourner à Tola.

A 10u50 deuxième attaque. Celle-ci est repoussée sans perte pour nous. Peu après nous

entendons vers le sud ouest de formidables clameurs. Des centaines d‟indigènes semblent

venir en renfort. Notre colonne marche rapidement afin de se rapprocher de la plaine, mais

à 11u 30 a lieu une attaque générale. Le tir des soldats est mieux réglé grâce au hurlement

et aux cris des assaillants qui attaquent avec furie, surtout à l‟avant ou les renforts sont

arrivés. « Vos fusils n‟ont plus d‟effet, sont inutiles, vos balles…c‟est de l‟eau » crient ils.

Chez l‟adversaire plusieurs blessés tombent, puis le féticheur de Songoaki est mortellement

atteint. Un de ses camarades l‟enlève en le tirant par les pieds. Dans ce moment l‟attaque

se disloque. Je fais sonner « en avant » et toute la colonne s‟élance vers l‟adversaire qui

maintenant fuit. A 13u45 nous rentrons à Tola. Le Premier sergeant seul a été blessé, ce

qui fait 2 blessures en deux jours.121

Enkele dagen later werd territoriaal agent Baeckerout aangevallen in noord

Boende, hierbij werden zeven of acht inlanders gedood. De districtscommissaris

van Sankuru vroeg 2 pelotons versterking om een verdere uitbreiding van de

revolte te vermijden. Op 1 november kwamen de 2 pelotons versterking aan in

Kole. Samen met een lading laarzen om zich te beschermen tegen de spietsen in de

grond.122

121 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.15-16, 10 oktober 1931, auteur: Colmant 122 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.19, 3 november 1931, auteur: Colmant

Page 70: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

70

Colmant begaf zich op 18 oktober met 55 man naar Bongosenge. Op 21 oktober

vervoegde territoriaal administrateur Smeekens de troepen met 17 soldaten en 2

mitrailleurs. Op 27 en 28 oktober raakten enkele soldaten gewond door vergiftigde

piketten die overvloedig aanwezig waren op en naast de paden. Vanuit het woud

werden ook continu pijlen afgeschoten, waardoor één soldaat gewond raakte

onder het oog. Op 30 oktober werden rebellen betrapt die spietsen aan het

plaatsen waren; één werd gedood, de andere kon gewond wegvluchten. In Tola

werden de gîte d‟étapes afgebrand aangetroffen. In het dorp waren overal

valstrikken opgezet; opgespannen bogen, valkuilen,… Bij een hinderlaag stierf een

soldaat door een ijzeren pijl, een verkenner werd in de keel getroffen.

Begin november was de situatie volgens Wenner redelijk onder controle, behalve

in de regio van de Wodji in het Loto-territorium, dat een soort niemandsland was

en waar de Dengese opstandelingen een uitstekende schuilplaats vonden.123 In het

Kole-territorium bleef de revolte beperkt tot de vijf chefferies aan de grens met het

Dengese-territorium. In het gebied van de Bena-dibele was er een dreigende

revolte in de chefferie Isaka.

B) Bena-dibele territorium

Ongeveer midden november brak in de chefferie Isaka in het territorium Bena-

Dibele een opstand los. De houtposten van Unatra en gîtes d‟étape werden in

brand gestoken en de scheepvaart op de Sankuru werd bedreigd. Op 16 november

1931 werd de militaire operatie uitgebreid met deze chefferie.124 Sinds 17

november bevond zich een detachement van 20 man in deze regio. De chefferie

Isaka bestond uit de volgende dorpen: Isaka Sao, Isaka Lumba, Isaka Danga en

Isaka Boko. De opstandelingen van vijf aangrenzende dorpen in het Dengese-

territorium sloten zich aan bij deze van Isaka; Djumbu, Etula, Lulu, Badinga en

Tshungu.125

123 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p. 19, 8 november 1931, auteur: Wenner. 124 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.42, 27 januari 1932, auteur Beernaert. 125 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1,p. 43, 25 november 1931, auteur: Blondeau

Page 71: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

71

Op 7 november vond er een samenkomst plaats in Isaka Boko, waar de vier

dorpen van de chefferie beslisten zich aan te sluiten bij de revolte. Het

belangrijkste motief was de belasting, die volgens de dorpelingen veel te hoog

was. Het doel was het verdrijven van alle blanken.

Op 8 november vestigde Kusu zich in Isaka Lumba, en werd er de feitelijke leider.

Kusu was afkomstig uit een dorp in het gebied van de Dengese, ten noorden van

de Lukenie. Hij deelde aan elke man van de dorpen zijn „nkisi‟ uit, die bestond uit

een schouderband waar enkele haren en een stukje huid van een dier aan

bevestigd waren. Enkel Lokwa, chef de terre van Isaka Lumba, weigerde de deze

te accepteren. Kusu beval dat alles van Europese oorsprong moest verdwijnen en

liet de gîtes d‟étape in brand steken samen met de huizen van de arbeiders van

Unatra aan de oever van de Sankuru. Het hoofd van deze houtpost was de nacht

voordien gevlucht samen met een boodschapper en een houtkapper. De Europese

bezittingen in de huizen werden gestolen of vernietigd, identiteitspapieren

werden verbrand.

Tijdens de revolte hield telkens iemand de wacht aan de houtpost, wanneer een

schip wou aanmeren werd dit door het hele dorp Isaka Danga verhinderd. Op die

manier vond de confrontatie plaats met de boot Dixmude op 19 november. De

soldaten op het schip doodden drie inlanders. Zeker vijf anderen raakten gewond.

De avond na dit treffen verliet Kusu Isaka Lumba en installeerde zich in Isaka

Buku, waar hij naar eigen zeggen een sterkere „nkisi‟ voorbereidde. Hij raadde aan

om aanvallen tegen boten te vermijden.

Op 2 december, kwamen enkele inlanders van Isaka Lumba hun overgave

aanbieden.

« Ils racontent qu‟ils ont faim et froid dans la forêt, qu‟ils voudraient faire la paix, que la

révolte a été montée par quelques meneurs.»126 Langzaamaan verspreidde zich de wil

126 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.34, 5 december 1931, Auteur: Territoriaal administrateur Bena-dibele Ruelle.

Page 72: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

72

tot overgave en stilaan deed er zich geen enkele vijandige daad meer voor. De

opstandelingen haalden hun vrouwen en kinderen uit hun schuilplaatsen in het

woud. Er werden ongeveer 2000 vergiftigde pijlen in beslag genomen.

In Isaka Sao verliep de terugkeer het traagst. Op 6 december kwam een delegatie

van dit laatste dorp hun overgave en terugkeer naar het dorp melden. Verder

kwam er een peloton van 48 soldaten aan in het gebied onder het bevel van

aspirant Biesman, met de boot “S/w, Archiduchesse Stephanie”.

De militaire operatie was nu virtueel beëindigd in de chefferie. De schuilplaatsen

in het woud werden vernield door enkele patrouilles. Commandant Colmant

besliste om alle troepen, met uitzondering van 20 man, naar het gebied van de

Kole te sturen. De dragers werden geleverd door de vier dorpen van de chefferie.

De militaire operatie werd op 16 december omgezet in een bezettingsregime.

Men nam hierbij volgende maatregelen:

1) Interdit l‟usage des gongs, tambours et autres moyens de communication par

signaux

2) Ordonna que tous les indigènes qui ne font pas partie de l‟ensemble des villages

Isaka ne peuvent pas y avoir accès

3) Fait défense aux habitants de s‟écarter sans autorisation de l‟ensemble des villages.

4) Prescrit l‟exécution par les adultes valides des travaux suivants : Reconstruction

des gîtes d‟étapes et des cases brûlées par les indigènes en révolte, aménagement des

cases en ruines, débroussement complet des villages ; nettoiement des sentiers en

route donnant accès aux villages.127

2.3.2.2. Kasaï-district

A) Bakuba-territorium

In dit district ten zuiden van de Sankuru waren er op de grens met het Dengese-

territorium, voornamelijk problemen bij de Batwa, die in het noordoosten van het

127 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.34, 5 december 1931, Auteur: Territoriaal administrateur Bena-dibele Ruelle.

Page 73: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

73

Bakuba-territorium leefden. Op 18 december riep de districtscommissaris van het

district Kasaï hier een bezettingsregime uit voor drie dorpen: Bushebe, Kombi en

Lukombi. « Vu leur attitude menaçante envers les personnes ayant quelque rapport avec

les agents européens. » 128

De leider van de opstandige Batwa was een zekere Kasombo die naar verluidt de

„nkisi‟ van Simba gekregen had in Isaka.129 Tussen 20 december en 12 januari

deden zich een aantal incidenten voor. Patrouilles werden aangevallen door

opstandelingen die zich verschansten in schuilplaatsen in het woud. Enkele

bronnen maken ook gewag van de moord op een boodschapper, een zekere

Pumba.

Een patrouille van 20 soldaten, onder het bevel van Dhr. F. Hardy, werd op 20

december aangevallen door opstandelingen nabij Lukombe. Er werden vier

schoten gelost, één opstandeling werd hierbij dodelijk getroffen. Een andere werd

gevangen genomen, beide opstandelingen waren dragers van een „nkisi‟ rond hun

riem.

Delcroix, chef van de post in Misumba, werd op 26 december aangevallen in

Bushebe, de belagers vluchtten snel terug het woud in. Vanuit het bladerdek

herhaalden ze hun weigering belasting te betalen en zich te herinstalleren in hun

dorpen.130 Hij omschreef de gemoedstoestand van de bevolking op 26 december

als très hostile en verwachtte dan ook niet dat de dorpelingen snel zouden

terugkeren naar hun dorpen. Het bezettingsregime liet een autonoom militair

optreden niet toe.

Verdere patrouilles in december behaalden geen resultaten. Daarom vroeg

territoriaal agent Delcroix de toestemming om de plantages en de schuilplaatsen te

vernietigen om de opstandelingen zo af te snijden van een belangrijke

voedselbron. Op die manier hoopte hij de re-integratie in de dorpen te versnellen.

128 Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, 6 april 1932, Insoumission des Batwa (doss 36/A.O), p.3. 129 Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, 6 april 1932, Insoumission des Batwa (doss 36/A.O), p.1. 130 Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, 6 april 1932, Insoumission des Batwa (doss 36/A.O), p.1.

Page 74: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

74

« J‟ai le conviction que l‟occupation territoriale ne donnera aucun résultat ici chez les

Batwa. Nous sommes tenus à occuper les trois villages Batwa et à effectuer des patrouilles

dans les environs. Il faudrait que nous puissons nous déplacer à tous les villages voisins de

Batwa. Il faut absolument que nous puissons nous déplacer dans un rayon de 40 à 50 km.

La situation est bizarre. Nous occupons un village abandonné. »131

Op 7 januari werd de basis van de operaties, Bushebe, opnieuw aangevallen door

een honderdtal opstandelingen. Ook enkele vrouwen die voedsel aanvoerden

voor de troepen vanuit Matumba, werden aangevallen, één vrouw kreeg een pijl

in de rug. Hardy liep met enkele soldaten de belaagde vrouwen tegemoet om ze te

beschermen. De gewonde vrouw werd door vijf soldaten terug naar Matumba

vergezeld. Op 12 januari werd het dorp waar de troepen verbleven opnieuw

omsingeld, één opstandeling liet hierbij het leven, een andere werd

gevangengenomen.

Op 18 januari begon de terugkeer in de drie dorpen. Lukombe was het eerste dorp

dat bereid was zich over te geven.

Tijdens verschillende incidenten waren twee doden gevallen aan de kant van de

opstandelingen. Twee soldaten waren lichtgewond door spietsen die langs de

paden aangebracht waren door opstandelingen. De gebeurtenissen hingen nauw

samen met deze bij hun buren in het gebied van de Dengese, maar bij de Batwa

was de opstand sterk gelokaliseerd en vrij snel onder controle. Tegen 4 maart

waren alle Batwa teruggekeerd en weer aan het werk om hun fiscale

verplichtingen na te kunnen komen. Alleen Kasombo en enkele van zijn

medeplichtigen, de vermoedelijke moordenaars van de boodschapper Pumba,

keerden niet terug.132

Op 5 maart 1932 werd de bezetting van de dorpen officieel beëindigd. Agitator

Kasombo werd enkele dagen later gearresteerd.

131 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p. 28, 5 januari 1932, auteur: Delcroix. 132 Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, 6 april 1932, Insoumission des Batwa (doss 36/A.O), p.1.

Page 75: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

75

2.3.3. Gemeenschappelijke militaire operatie

2.3.3.1. Militaire operatie onder Majoor Mauroy

Waar de aanpak van de revolte voorheen in handen was van de lokale autoriteiten

werd hier in november van afgestapt. Men werd er zich van bewust dat de

operaties door deze weinig uniforme aanpak vertraging opliepen en aan

effectiviteit inboetten. De eerste acties van de autoriteiten hadden enkel als doel de

revolte niet verder te laten uitbreiden. Deze interventies vertrokken vanuit de

basissen in Djia, Kondji Oshwe en Gele.

Er was nood aan een duidelijk militair plan dat gecoördineerd werd over de

district- en provinciegrenzen heen. Deze opdracht werd toegewezen aan Majoor

B.E.M. Mauroy. Het was zijn taak om de militaire operaties in het gebied van de

Dengese in het district Lac Léopold II af te stemmen op deze in de Loto, Mbole de

Luilaka, Kole, Bena-Dibele en Bakuba territoria. Mauroy werd op 20 oktober 1931

als commandant van de militaire operatie aangesteld en kwam op 2 november in

Dekese aan. Samen met versterkingen die rond deze periode in het gebied

aankwamen, kon het militaire offensief nu echt aanvangen.

De operaties tegen de opstandelingen verliepen, door de aard van het gebied,

echter moeizaam. Directe confrontaties werden vermeden, de opstandelingen

prefereerden het verrassingseffect van hinderlagen. Veel inlanders verbleven in

geconstrueerde schuilplaatsen in afgelegen en bijna ontoegankelijke gebieden van

het woud. De paden waren omgeven met spietsen en obstakels. Doordat soldaten

van de Force Publique meestal blootsvoets liepen, kwetste menig soldaat zich. De

meeste aanvallen gebeurden op de invalswegen naar de dorpen. Bijna elke

patrouille of karavaan met levensmiddelen kreeg in meer of mindere mate met

deze aanvallen te maken. De hinderlagen troffen zelden doel en konden de

militairen nooit echt bedreigen. Bij de opstandelingen vielen er wel geregeld

doden en gewonden.

Page 76: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

76

De colonne van Majoor Mauroy werd eind november tussen Dumba en Inkoko

meermaals aangevallen vanuit het woud. Hij schatte het aantal rebellen in dit

gebied alleen al op een duizendtal.133

Om de (guerrilla) tactiek te bestrijden en de bevolking uit het woud te verdrijven

voorzag Mauroy een omsingeling van het gebied, in combinatie met kleine

patrouilles die het woud uitkamden.

Mauroy wou tegen eind november de rebellen in het noordoosten van het

Dengese-territorium omsingelen volgens de route: Dumba, Inkoko, Impete,

Ikongo en Mokanda. De compagnie van kapitein Soeur marcheerde vanuit het

zuiden van het district Equateur bij de Luilaka om daar de route naar het noorden

te blokkeren voor de opstandelingen en gevaarlijke infiltraties te verhinderen.

Volgens de berichten op 1 december scheen dit manoeuvre te lukken en was de

verbinding tussen Kapitein Soeur uit het noorden tot stand gebracht met de

troepen van Dewolf die uit het westen kwamen. De troepen onder het bevel van

commandant Colmant namen het oosten van het opstandige gebied voor hun

rekening. Ze waren vertrokken vanuit Kembi naar Kole en Isaka en trokken

daarna in de richting van de Luilaka in het grensgebied van het Loto-territorium.

De troepen onder het bevel van commandant Poppe waren, na hun doorgang in

Kembi in het westen van Kole, op weg in de richting van het zuiden van de

Lukenie. Daar gingen ze het peloton tegemoet dat aanwezig was tussen Bolombo

en Djombo om de dreiging van een uitbreiding van de revolte in het zuiden van

Lukenie te verhinderen. Hierna gingen deze troepen terug noordwaarts om deel

uit te maken van de omsingeling.

« Les opérations contre les insoumis se déroulent suivant le programme établi par le

commandant de l‟opération militaire, qui dispose des forces nécessaires pour exercer en

tous points une pression suffisante sur les insoumis et amener rapidement la fin du

mouvement. Le mouvement d‟encerclement ayant ainsi réussi, il semble bien que les

rebelles seront maintenant réduits assez rapidement et obligés de faire leur soumission bien

133 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, 18 mei 1932, Rapport d‟ensemble sur l‟opération militaire chez les Dengese, auteur : Van Hoeck, p.4

Page 77: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

77

que les conditions du terrain soient particulièrement favorables à la résistance et rendent

les manoeuvres offensives fort difficiles.» 134

Om de omsingeling tot stand te brengen was een uitbreiding van de operationele

troepen in het district Sankuru noodzakelijk.135 Dit was vooral nodig tussen de

rivieren de Luilaka en Loto en om een blokkade op te werpen tegen de opstand in

het oosten tussen de Sankuru en de Lukenie. De militaire operatie op 24 november

1931 geordonneerd voor de Wodji in het Loto-territorium. Op 5 december werd de

operatie verder uitgebreid naar een tweede regio in het westen en zuidwesten van

het Loto-territorium.136 Op 30 november kwamen een peloton en een

mitrailleurssectie van Luluabourg aan in Loto.

Op 24 november 1931 werd een boot ter beschikking gesteld door de

hydrografische dienst van de Kasaï-provincie met als opdracht de scheepvaart en

de houtposten op de Sankuru te beschermen, en om te verhinderen dat de

opstandelingen de rivier oversteken naar de zuidelijke oever. Deze boot werd

geleid door één Europeaan en was bewapend met een Hotchkiss mitrailleur en

kwam op 30 november aan in Bena-dibele. In de gevaarlijke zones werden de

boten vanaf dan geëscorteerd.137

Op 1 december was de verdeling van de troepen als volgt:

«1) Poste commandement fixé à Ikomo où se trouve également le poste de T.S.F. à la

disposition du commandant de l‟opération militaire.

2) Dumba 1 peloton et 1 section de mitrailleuses.

3) Inkoko 1 peloton et 1 section de mitrailleuses.

4) Tumbe 1 peloton et 1 section de mitrailleuses.

5) Ikomo : 4 groupes de combat et 1 section de mitrailleuses.

6) Impete : 5 groupes de combat et 1 section de mitrailleuses.

134 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.21-22, 26 november 1931, auteur: Beernaert. 135 Afrika Archief, FP2459, p. 3, 22 november 1931, auteur: Beernaert. 136 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.42, 27 januari 1932, auteur Beernaert. 137 Afrika Archief, FP2459, p. 3, 22 november 1931, auteur: Beernaert.

Page 78: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

78

7) Dans la région d‟Isaka : 1 peloton et 1 section de mitrailleuses.»138

2.3.3.2. Verloop

Op 4 november werd de boot Forminière II aangevallen op de Lukenie, bij de

grens van Kole, in Basenga. Vijf leden van de bemanning waren verdwenen, één

van hen werd vermoord teruggevonden, het lot van de andere vier was niet

bekend.

Bij een confrontatie op 8 november in Basenga vielen twee doden aan de kant van

de opstandelingen. Op 15 november waren de dorpen in het zuiden, Djombo,

Madinga, Benga en Edumba nu ook toegetreden tot de revolte. Aspirant Chauvet

werd naar deze regio gestuurd en viel bij Edumba in een hinderlaag; één

opstandeling werd gedood er vielen veel gewonden. Een soldaat werd licht

verwond door een vergiftigde pijl. Een andere soldaat, Omvadza, stierf op 18

november in Gele aan de gevolgen van een longziekte.

Rond 19 november waren er hevige gevechten in het zuiden bij de dorpen

Edumba, Benga, Madinga en Djombe, bij aspirant Chauvet. Bij de opstandelingen

vielen drie doden en tal van gewonden. Een soldaat raakte lichtgewond door een

speer, een drager werd ernstig verwond door een pijl in het gezicht en een andere

door een vergiftigde pijl.

Mauroy bevond zich op 25 november in Dumba in functie van de omcirkeling. Hij

had Dekese verlaten met 2 pelotons en maakte zo de verbinding met een

detachement dat van Monkoto kwam. Er werden twee groepen naar Ila gestuurd

als gevolg van een nieuwe dreiging in die regio. De militaire operatie werd

uitgebreid naar de dorpen Ila en Luapa. De commandant van de operaties

voorzag een uitbreiding in de richting van het bassin van de Luilaka om de

opstandelingen die daar verbleven te verdrijven.

138 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.21-22, 26 november 1931, auteur: Beernaert.

Page 79: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

79

Naar aanleiding van de oproer in de regio Misumba, in het gebied van de Bakuba,

werd compagnie cycliste van Charlesville daarheen gestuurd in het kader van het

bezettingsregime.139

Op 22 november botste een avant-garde peloton, onder het bevel van Luitenant

Staes, op een groep opstandelingen nabij Ingodi; er vielen 5 doden.

Hoofdadministrateur Parmentier bevond zich op die datum in Gombe waar de

gîtes d‟étape verbrand waren. « Dans un case nous trouvons un cadavre complètement

en décomposition la tête et les jambes sont détachées du tronc. De « Nkisi » en grand

nombre jonchent le sol autour du corps. Il s‟agit probablement d‟un révolté blessé qui est

allé mourir dans sa case alors que toute la population était en fuite. Des porteurs me

rapportent que ce corps a servi a y tremper des flèches pour les empoisonner.»140

De troepen van Dewolf en Parmentier vertrokken op 27 november vanuit Kondji-

Oshwe naar Ikomo waar majoor Mauroy verbleef. Op hun tocht troffen ze Kondji-

Okonda helemaal verlaten aan. De gîtes d‟étape waren afgebrand en verschillende

„nkisi‟ van allerlei vormen en kleuren lagen op de grond verspreid over het hele

dorp. Op 2 km van het dorp Mokanda stond een bord met het opschrift: “Personne

ne passe.” Mokanda was compleet verlaten, maar alles wees erop dat dit pas recent

het geval was. De route naar het dorp was omgeven door vergiftigde spietsen, en

in de hutten werden veel giftige pijlen gevonden. Op 29 november werden 2

opstandelingen gedood nabij Mokanda door de troepen van commandant Dewolf.

„s Avonds werd geroepen vanuit het woud: “Nous ne voulons pas de guerre!”

Parmentier liet afroepen dat de opstandelingen zich de volgende ochtend om zes

uur ongewapend moesten aanbieden in het dorp, zonder resultaat.

Nabij Kondji-Okanda was men getuige van meer vechtlust, hier werd vanuit het

woud geroepen: « Dites blancs qu‟on verra qui sera le plus vite fatigué de la guerre et

qui sera le plus fort. »141

139 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.21-22, 26 november 1931, auteur: Beernaert. 140 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, Rapport sur les événements, auteur : administrateur principal Parmentier, p.2. 141 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, Rapport sur les événements, auteur : administrateur principal Parmentier, p.5-6.

Page 80: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

80

Op 28 november arriveerde de compagnie van commandant Colmant in het dorp

Isaka Sao. De dorpelingen waren verrast want ze hadden een hinderlaag gelegd

langs een andere invalsweg. De opstandelingen vluchtten en in de verwarring

werden een soldaat en een drager gewond door pijlen.

Op 29 november zetten de troepen hun tocht verder en troffen Isaka Lumba en

Isaka Danga compleet verlaten aan. Kusu was gevlucht naar Djombo. De

opstandelingen volgden de troepen van op een afstand en lanceerden enkele pijlen

in hun richting maar troffen niet raak. Bij een hinderlaag nabij Isaka Lumba vielen

drie doden, waaronder Shimbuyu en Rumalisha werd hierbij verwond. Kusu

bevond zich eind november in de omgeving van Isaka Buku samen met zes leden

van zijn gevolg van de Dengese. Op 7 december vier inlanders gedood door een

mitrailleur van de troepen van Commandant Colmant.

Ikomo werd vanaf 29 november de uitvalsbasis van de militaire operatie. Men

ging over tot de constructie van een versterkt fort. Majoor Mauroy, commandant

Dewolf, aspirant Chauvet, Liefsoons en Parmentier waren in Ikomo om hieraan

mee te werken. Kapitein Poppe kwam enkele dagen later de rangen vervoegen

vanuit Impete.

Er bevond zich een grote schuilplaats tussen Mokanda, Ikongolo, Boloway en

Djingo, bij de bronnen van de rivier Lileko in het gebied van de Dengese. Volgens

bepaalde bronnen hield Simba zich daar ook schuil. Majoor Mauroy maakte

plannen om begin december daar een expeditie naartoe te sturen, in

samenwerking met Kapitein Poppe, die vanuit het gebied van de Kole zou komen.

Bij een hinderlaag op de troepen van kapitein Poppe nabij Tschungu in het Kole-

territorium werden meerdere inlanders gedood. Op 30 november werden twee

troepen op weg naar Ikomo met de Majoor aangevallen door 2 hinderlagen. Bij

een eerste nabij Tumbe liet één opstandeling het leven, de andere aanval, op de

weg naar Ekondoko, kostte het leven aan vijf opstandelingen. Een soldaat werd

gewond aan de arm door een pijl. De colonne van kapitein Soeur, eind november

Page 81: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

81

actief in het gebied van de Mbole de luilaka, maakte tijdens gevechten nabij

Dumba, vijf slachtoffers bij de opstandelingen en tal van gewonden.

Kapitein Soeur signaleerde vanuit Dumba op 5 december een ontdekking van een

schuilplaats op 1 km ten oosten van Loome. Er werden acht mannen en twee

vrouwen - door verdwaalde kogels - gedood.

De toepen van adjudant Dechamps, in het gebied van de Wodji, hadden begin

december enkele confrontaties met Dengese opstandelingen in het gebied. Zijn

patrouille doodde op 6 december twee opstandelingen vijf kilometer ten noorden

van Boteki. De groep van sergeant Maluani vond op 8 december een klein

schuiloord met vier hutten, een opstandeling werd hierbij gedood, anderen

konden vluchten zonder hun „nkisi‟ en pijl en boog. De opstandelingen hielden

zich nu schuil in de meest ondoordringbare gebieden van het woud.

Op 6 december begonnen de dorpen in de Isaka chefferie zich over te geven.

Op dezelfde dag werden de eerste overgaven gemeld door territoriaal agent

Linden vanuit Gele. Twee mannen uit de dorpen Badinga en Senga kwamen er

hun overgave aanbieden. Ze verklaarden dat alle dorpelingen teruggekeerd waren

en de gîtes d‟étape terug opgebouwd werden. Linden stuurde de dorpshoofden

door naar Dekese om daar hun overgave te regelen met de territoriale

administrateur.

Op 11 december was er opnieuw enige opschudding in het Kole-territorium. Een

dringende boodschap per koerier van Poppe meldde dat de revolte uitbreidde in

vele dorpen in het noorden van het Kole-territorium. Poppe vroeg hierom een

peloton versterking aan de majoor.

Bij kapitein Soeur uit Dumba raakte een soldaat geblesseerd aan de voet bij een

treffen. Dit had gangreen tot gevolg wat een amputatie noodzakelijk maakte. De

soldaat stierf eind december. Op dezelfde dag viel één dode aan de kant van de

opstandelingen ten oosten van Bokita Adjudant-chef Servais meldde dat op 12

december een groep onder leiding van sergeant Gandongogo op een schuilplaats

Page 82: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

82

in de bossen ten noorden van Djale botste hierbij schoten enkele opstandelingen

pijlen af en vielen vier doden. Geen enkele soldaat raakte gewond.

Op 14 december werd een opstandeling gedood op de linkeroever van de rivier

Loonge. Een andere opstandeling werd gedood bij Ekondooko. De volgende dag

vielen twee doden in Inkoto waar Luitenant Staes zich bevond.

Bij een operatie met territoriaal agent Blondeau bij de Wodji in het Loto-

territorium vond een patrouille, o.l.v. aspirant Detez, op 17 december enkele

schuilplaatsen gelegen tussen Isjendu en Utshumbe. Drie Dengese die pijlen

wilden afschieten werden gedood. Op de linkeroever van de Loonge werden twee

schuilplaatsen ontdekt met in totaal 13 hutten. Enkele geweerschoten joegen de

Dengese daar aanwezig op de vlucht.142

Op 18 december kwam één van de hoofden van het dorp Enga melden dat

opstandelingen van de Dengese de voorgaande nacht een groot deel van de

maniok van de plantages geroofd hadden.

De sporen leidden naar de bronnen van de Lokela. Op 21 december werd tussen

Loonge, Luilaka en Utshumbe een schuilplaats van Dengese gevonden; de

bewoners waren bewapend met pijl en boog. Er werden twee opstandelingen

gedood. De volgende dag eenzelfde situatie waarbij twee Dengese gedood

werden. Hierbij raakten ook twee soldaten gewond door kogels, de ene werd

geraakt in de arm, de andere werd verwond aan het hoofd. De kogels werden

afgevuurd door jonge soldaten die zich achter hen bevonden.

Adjudant Bourlard rapporteerde vanuit Bolombo dat Simba en zijn gevolg de

linkeroever van Sankuru gepasseerd waren en de rivier overgestoken had; de

bewapende kano had hem net gemist.

Ondanks de verliezen bleef het geloof in de beschermende werking van de “nkisi”

in sommige gebieden bestaan.

142 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, p.22.

Page 83: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

83

In de zuidelijke dorpen van het Dengese-territorium waren er medio december

wel al capitulaties. Op 15 december boden notabelen van enkele zuidelijke dorpen

van Dengese hun overgave aan De majoor stuurde hen door naar de territoriale

administrateur in Dekese. In de chefferie Isaka werd de militaire operatie

opgeheven op 16 december 1931 als gevolg van hun overgave. De dorpen vielen

van dan af onder een gewoon bezettingsregime.143

Op 17 december vertrok Mauroy naar het gebied van de Kole waar hij de

districtscommissaris Wenner zou ontmoeten in Sala. Hierna leidde hij de expeditie

tussen de Dyle en de Luilaka waar zich nog tal van opstandelingen bevonden.

Op 19 december kwam aspirant Chavet terug van zijn expeditie in de omgeving

van Djingo. Zijn peloton had meerdere gevechten geleverd tegen talrijke rebellen

van de Dengese en de Basongo-meno, naar eigen schatting een vijfhonderdtal.

Twee soldaten waren gestorven door vergiftigde pijlen, zeven anderen raakten

gewond, waarvan de meesten slechts lichtgewond.

Majoor Mauroy verliet de expeditie tussen de Dyle en de Luilaka op 20 december,

als gevolg van de gebeurtenissen rond Ikomo en Djingo bij Chavet. Commandant

Dewolf en aspirant Chavet gingen deze expeditie versterken met 3 groepen en 1

mitrailleur. Het peloton Staes bevond zich nog steeds in dit gebied en een

patrouille vond een grote schuilplaats tussen de Dyle en de Luilaka op 26

december. Balans: 4 doden aan de kant van de opstandelingen.144

De dorpen Djia, Konjali, Ingodi en Boinanguo wensten zich op 20 december over

te geven. Linden signaleerde verder dat de wil tot overgave zich sterk uitbreidde

ten zuiden van de Lukenie en dat ondermeer Bolingo wou capituleren. Ook in het

gebied van de Kole duurde de onderwerping voort meldde Poppe in een telegram

van 26 december.145

143 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.36, 19 december 1931, auteur: Ruelle. 144 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, Rapport sur les événements, auteur : administrateur principal Parmentier, p.8. 145 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, Rapport sur les événements, auteur : administrateur principal Parmentier, p.10.

Page 84: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

84

Op 25 december stierven twee dragers van Imbomolongo aan een longontsteking.

Het waren al de 5e en 6e drager van Imbomolongo die stierven. Imbomolongo was

de geboorteplaats van Simba.

« Au début de l‟opération militaire lorsque les hommes d‟Imbolongo furent convoqués par

l‟administrateur territorial pour le portage, ils s‟adressèrent à Simba pour qu‟il leur fasse

un “nkisi” les préservant de la mort. Le portage pendant l‟opération étant dangereux.

Simba leur aurait envoyé un médicament préparé avec de la chair d‟epervier et des « Ndua

» (servant à couvrir les maisons). Les porteurs du village disent que Simba leur à fabriqué

un mauvais Nkisi. »146 Parmentier besloot dan ook alle dragers uit dit dorp terug te

sturen, aangezien dat dit dorp al vrij zwaar getroffen was.

Commandant Dewolf en luitenant Staes kwamen op 29 december terug aan in

Ikomo vanuit het gebied rond de Luilaka. Daar verbleven nog veel Dengese rond

de maniokplantages, maar er waren nog weinig opstandelingen. Degenen die er

waren geweest hadden de regio verlaten in de richting van het gebied van de

Mbole de Luilaka en van de Loto. Daar betaalden ze om op hun gronden te mogen

verblijven.

Luitenant Van Ceilebroeck meldde op 21 december dat bij een treffen zeven

Dengese opstandelingen gedood werden, die gevlucht waren naar het gebied van

de Loto, er vielen ook meerdere gewonden. Sergeant Sidani vond op 24 december

de schuilplaats van de dorpelingen uit Mokanda, ten zuiden van dit dorp. Voorbij

het schuiloord vielen ze in een hinderlaag waarbij enkele doden en gewonden

vielen.

Commandant Dewolf signaleerde vanuit Kondji Oshwe dat het hoofd van Igondi,

Elongaba en Isjanda de overgave aanvroeg op 5 januari. En ook Ila en Luapa

onderworpen zich op 9 januari; het peloton Brangers, aanwezig in dit gebied, zag

hun aanwezigheid niet meer als vereist en reisden door naar Bumbuli waar de

bevolking opstandig werd. Op 7 januari werd in Sanga een deel van het gestolen

geld van de hinderlaag van 21 augustus teruggevonden.

146 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, Rapport sur les événements, auteur : administrateur principal Parmentier, p.3.

Page 85: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

85

Er restte nog het probleem van de schuilplaatsen in het woud. Aspirant Bertheloot

was begin januari met 3 groepen naar Impete vertrokken, op zoek naar een

schuilplaats “Iwala”. Volgens de chef van Impete was dit schuiloord bevolkt door

inlanders die nog nooit in contact gekomen waren met Europeanen. Bij een

schuilplaats kwam het tot gevechten waarbij drie rebellen werden gedood en twee

soldaten gewond raakten. Commandant Colmant vernielde vier schuilplaatsen

nabij Djoka. Andere patrouilles vonden er eveneens vier nabij Djinga en 2

schuilplaatsen nabij Bola.

In december en januari waren de troepen vooral nog actief in het noordoosten van

het gebied van de Dengese, bij de grens met Kole, waar het laatste centrum van

verzet zich situeerde. Om in te spelen op deze laatste ontwikkelingen werden de

troepen als volgt verdeeld op 15 januari 1932 :

« 1 Européen, 4 groupes de combat et 1 mitrailleuse à Bolaway.

1 Européen, 2 groupes de combat à Bosenge-Osanga.

1 Européen, 1 peloton, 2 mitrailleuses à Djoka.

1 Européen, 1 peloton à Osenge.

1 Européen, 4 groupes à Djingo.

1 Européen, 2 groupes à Mokanda. »147

Op het moment dat de wil tot overgave zich snel begon te verspreiden, gaf de

commandant van de operaties orders aan zijn ondergeschikten om alles in het

werk te stellen om de capitulaties en de terugkeer naar de dorpen te bevorderen.

De strategie van de troepen werd aangepast met als hoofddoel het in goede banen

leiden van de overgave en het zetten van een soort “pacifistische druk” op de

inlanders. Woudpatrouilles werden verminderd om de inlanders de kans te geven

vrijelijk terug te keren naar hun dorpen. Inlanders die zich hadden overgegeven,

werden het woud ingestuurd om anderen te overtuigen hetzelfde te doen.

Recalcitrante opstandelingen werden gewaarschuwd dat de vijandelijkheden

zouden hernemen tegen diegenen die niet terugkeerden naar hun dorp.

147 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.23, 13 januari 1932, auteur: Tilkens.

Page 86: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

86

Op 2 januari hadden de troepen vanuit Ikomo de regio‟s Noord-Luilaka, Enga,

Zuid-Inkoko en Kole bezet, om meer druk te zetten op de inlanders. Ook in het

dorp Bosenge, gesitueerd op de grens van het gebied van de Kole, waren de

troepen nadrukkelijk aanwezig voor een machtsdemonstratie. In de zuidelijke

regio van het gebied van de Dengese liep de onderwerping toen bijna op zijn

einde. Om de capitulatie niet te vertragen, stelde Majoor Mauroy de transformatie

van de militaire operatie tot een bezettingsregime nog een tijd uit. De bezetting

zou uitgevoerd worden door nieuwe troepen.

De troepen verhoogden de druk in de wouden op de grens tussen de gebieden

van de Dengese en de Kole, halverwege tussen de Lukenie en de Luilaka, waar tal

van opstandelingen zich verschuilden. 148 Nabij de dorpen Bola, Djingo en

Mokanda, die lang weigerden te capituleren, vielen in de loop van januari nog

slachtoffers. Ook bij een schuilplaats genaamd “Ilawa” (in het grensgebied nabij

Impete) dat een permanent toevluchtsoord vormde voor opstandelingen, vielen

nog doden en gewonden.149

148 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p. 23, 13 januari 1932, auteur: Tilkens. 149 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.40, 18 februari 1932, auteur: Gouverneur-generaal Tilkens.

Page 87: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

87

2.4. Algemene situatie begin 1932

2.4.1. Inleiding

Gedurende de eerste twee maanden van 1932 situeert zich het einde van de

revolte. De bedoeling van dit hoofdstuk is overzicht te bieden van de capitulaties

en de maatregelen die getroffen werden door de autoriteiten direct na de revolte.

De capitulaties verliepen niet gelijktijdig. In het ene gebied bleek het verzet

hardnekkiger dan in het andere. Ik bespreek de evolutie van de capitulaties per

provincie, district en territorium. Ook de begin- en einddatums van de

bezettingsregimes en politionele en militaire operaties worden nog eens vermeld.

De autoriteiten gingen in de nadagen van de revolte over tot het plannen of

uitvoeren van maatregelen van politieke en economische aard. De belangrijkste

maatregelen die getroffen werden zet ik op een rij voor de territoria in de

districten Lac Léopold II en Sankuru.

Op 6 januari was de opstand praktisch beëindigd in het district Sankuru. In het

district Lac Léopold II werd de kalme situatie ten zuiden van de Lukenie

bevestigd en ook meerdere dorpen ten noorden van de Lukenie hadden hun

overgave aangeboden. De bevolking van 14 dorpen ten noorden van de Lukenie

was toen al teruggekeerd.

De constante militaire druk begon zijn vruchten af te werpen. De opstandelingen

hadden immers al vrij veel verliezen geleden en ook de schuilplaatsen in het woud

stonden onder bedreiging van de patrouilles. De meeste dorpen in het Kole-

territorium capituleerden vanaf begin december. Impete was de eerste chefferie

waar de inlanders mondjesmaat terugkeerden naar hun dorpen. De troepen die er

aanwezig waren zijn daar gebleven tot 5 december wanneer hun aanwezigheid

niet meer noodzakelijk werd geacht. Hierna werden ze naar Inganga gestuurd,

Page 88: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

88

toen nog een belangrijk centrum van verzet.150 In hetzelfde district, in het Bena-

dibele territorium, hadden dorpelingen van de chefferie Isaka al rond 6 december

hun overgave aangeboden.151

Wat het district Lac Léopold II betreft was de kern van verzet het meest

hardnekkig in het noordoosten van het Dengese-territorium. Veel opstandelingen

bleven hier actief in het moeilijk doordringbare gebied op de grens tussen het

Kole-territorium en het Dengese-territorium. In het Dengese-territorium begon de

capitulatie als eerste bij de zuidelijke dorpen. Rond eind december en begin

januari verspreidden de capitulaties zich ook over de dorpen in het noorden. Het

grensgebied bleef wel nog een lange tijd een schuiloord voor opstandelingen.

Tegen het begin van januari waren de infiltraties van Dengese opstandelingen bij

de Wodji fel verminderd.

2.4.2. Evenaarsprovincie

2.4.2.1. District Lac Léopold II

* Op 29 augustus 1931 werd een militaire operatie uitgeroepen in het Dengese-

territorium.

* Deze militaire operatie werd vervangen door een bezettingsregime op 7 maart

1932. Deze werd in december 1932 beëindigd.152

De dorpen ten zuiden van de Lukenie (het zuiden van het Dengese-territorium)

waren de eersten die overgingen tot capitulatie. De militaire operatie kon in dit

deel van het territorium in feite al begin februari opgeheven worden. In de dorpen

Banga, Edumbe, Bonga, Djombo, Basenga, Tsungu-Langu was de totale bevolking

tegen 28 januari al teruggekeerd. De militaire leiding vond het echter aangewezen

150 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p.22 auteur: Beernaert 151 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, p 4 152 Afrika Archief, FP2450, Rapport Annuel 1932, pp. 52-55.

Page 89: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

89

de militaire operatie nog een tijdje te handhaven, om te verhinderen dat de

opstandelingen uit het noorden, die het langst weigerden te capituleren, zouden

kunnen vluchten via dit gebied.153

In het noorden van het Dengese-territorium lag de situatie gedurende januari en

februari nog iets gecompliceerder. Door het militair plan van majoor Mauroy

stond vanaf december de route vanaf Gele (bij de rivier Lukenie) tot aan Dumba

(bij de rivier Luilaka), constant onder toezicht van officieren, onderofficieren en

hun troepen. Dit was ook het geval in de grensgebieden van het Dengese-

territorium, in het gebied van de Mbole van de Luilaka, Loto-territorium en het

Kole-territorium. Op die manier waren de opstandelingen in het noorden volledig

omsingeld. Deze militaire druk en de verliezen die geleden werden door de

opstandelingen, begon stilaan tot de capitulatie van meer en meer dorpen te

leiden. Toch bleef een omvangrijk deel van de bevolking zich lange tijd in het

woud verschuilen, waaronder veel notabelen en leiders van de opstand. Gegevens

over de teruggekeerde mannelijke bevolking van de dorpen ten noorden van de

Lukenie op 28 januari tonen duidelijk dat bepaalde dorpen nog veel afwezigen

hadden. Bij de tellingen sloegen sommige dorpen zelfs opnieuw op de vlucht.

Vooral in de dorpen Elongaba, Sanga, Dumba, Ingodi en Djale verliep de

terugkeer traag.

Nieuwe volkstellingen in het gebied rond midden februari signaleerden een

terugkeer van ongeveer 90 procent van alle mannen. Behalve in de regio van

Dumba, op 1 maart waren er in Dumba en Esange nog ongeveer 250 volwassen

mannen tekort. Een deel van de bevolking hield zich nog steeds op in een gebied

ten noorden van de Luilaka, in de jachtgebieden, of bij de Bakele. De commandant

van de militaire operatie begaf zich ter plaatse en maakte met de lokale

autoriteiten een plan op om de vluchtelingen terug naar hun dorpen te doen

keren. Het peloton belast met de bezetting van het gebied van de Wodji in

153 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, Situation à la date de 28-1-1932, pp.1-2.

Page 90: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

90

Sankuru, kreeg de opdracht de Dengese in dit gebied naar hun dorpen te

verjagen.154

In brief van Tilkens van 18 februari aan het ministerie van koloniën omschreef hij

de behaalde resultaten in de districten Lac Léopold II en Sankuru tegen als

bevredigend. Sinds eind december werd geen geweerschot meer afgevuurd in de

regio Ingodi, Dumba en Ikomo.155 De laatste gewapende confrontaties vonden

plaats in de loop van januari bij de dorpen Bola, Djingo en Mokanda, die zich als

laatste verzetten tegen een overgave. Simba, de belangrijkste leider van de revolte,

werd op 18 februari samen met Nkusu opgepakt nabij Ikongo. Simba had een

honderdtal bamboepijlen met een giftige punt in zijn bezit. Een andere leider van

de revolte, Daka, werd op 13 februari gevangen genomen in Dumba.156

De provinciegouverneurs werden op 18 februari aangeraden om de militaire

operaties, indien mogelijk, door een bezetting te vervangen. De commandant van

de militaire operatie ontving de order om elke offensieve beweging te staken.157

Op 7 maart 1932 werd de militaire operatie in het district Lac Léopold II

opgeheven door de districtscommissaris. Een bezettingsregime werd van kracht in

het Dengese-territorium. De volgende troepen werden ter beschikking gesteld

voor de bezetting:

1 peloton met 3 Europeanen bij de TSF post in Kondji-Oshwe.

1 peloton met 1 Europeaan in Dumba.

1 peloton met 1 Europeaan in Dekese.158

De opgelegde bevelen bij de capitulatie werden niet zonder aarzelen uitgevoerd

door de teruggekeerde bevolking. Sommige dorpen leken het passieve verzet van

voor de opstand terug te willen opnemen. Vooral de uitlevering van de

154 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p. 40, 1 maart 1932, auteur: Beernaert. 155 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p. 39, 18 februari 1932; auteur: Tilkens. 156 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p. 41, 1 maart 1932, auteur: Beernaert 157 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p. 39, 18 februari 1932; auteur: Tilkens 158 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, pp. 40-41, 1 maart 1932; auteur: Beernaert

Page 91: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

91

“schuldigen” verliep moeizaam.159 Tegen maart boekte de heropbouw al enige

vooruitgang. De dorpelingen werkten aan de heropbouw van de dorpen, de bouw

van nieuwe gîtes d‟étape, het aanleggen van plantages, het herstellen van de

aanmeerplaatsen van de rivieren, het herstel van de wegen, … De aanleg van

nieuwe maniokvelden, het belangrijkste voedsel van de Dengese, werd

gestimuleerd. Er werd ook getracht andere levensmiddelen te introduceren zoals

bananen, aardappelen, noten,…

Jorissen omschreef de gezondheid van de inlanders van de dorpen in het

noordoosten in de omgeving van Dumba en Inkoko als “pitoyable”. De bewoners

van deze dorpen hadden het langst in het woud verbleven en hadden het zwaar te

verduren gehad. Meer naar het oosten toe, in de omgeving Ikomo en Djia, was de

algemene gezondheidstoestand beter, maar de materiële leefomstandigheden

waren hier slechter.

« Il semble que les populations Dengese, de la Luilaka jusqu‟à la Lukenie, n‟ont pas évolué

d‟un pas depuis notre arrivée dans le pays.»160

Een citaat dat natuurlijk moeilijk te interpreteren is, maar het geeft toch de

indicatie (die meerdere malen wordt bevestigd) dat het gebied minder ontwikkeld

was dan andere gebieden in Congo. Gouverneur Duchesne ijverde voor een

doorgedreven medische campagne in het gebied tegen slaapziekte161 en syfilis die

ware ravages aanrichtten in het gebied.162

Politieke en economische maatregelen

Een belangrijke oorzaak voor de revolte was de economische en politieke

verwaarlozing van het gebied. De autoriteiten planden om in de toekomst

nadrukkelijker aanwezig te zijn in het gebied. Het was dus aangewezen dat de

districtscommissaris en zijn adjunct dit gebied, aan de uiterste grens, meer zouden

159 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p. 25, 6 februari 1932, auteur: Tilkens. 160 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, Voyage d‟inspection du commissaire général Jorissen dans le Sud du district de l‟Equateur et l‟Est du district du Lac Léopold II. Jorissen, p. 4, april 1932, auteur: commissaris-generaal Jorissen. 161 Dodelijke tropische ziekte, veroorzaakt door parasieten in het bloed, overgebracht door de tseetseevlieg. 162 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 7 december 1931, Rapport Duchesne, p.20.

Page 92: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

92

bezoeken. Het territoriale personeel werd versterkt met een nieuwe territoriale

agent die zich in de noordoostelijke regio installeerde, in de nieuwe post in Djia.

Djia lag in het centrum van het opstandige gebied, 100 km ten noorden van

Dekese.163

Ook de paters Picpussen waren bereid gevonden een vaste post op te richten met

drie paters in Djia. Geen enkele katholieke of protestantse missie was eerder

langdurig aanwezig bij de Dengese.164

Men wou het gebied economisch verder ontwikkelen, en er werden maatregelen

genomen om de economische activiteiten te stimuleren. De regio van de Dengese

was vooral rijk aan kopal en palmpitten. De Antwerp gum company zou nu ook

een filiaal oprichten in Djia. Het bedrijf was al aanwezig in Dekese waar het 60 à

70 centiemen per kilogram kopal gaf. In het noordoosten van Dengese werd door

de grote afstand naar het bedrijf slechts 25 centiemen per kilogram betaald. Er was

dus een groot prijsverschil tussen het bassin van de Luilaka en deze van de

Lukenie.165 Voor de dorpen in de nabijheid van Dekese had de prijs die de

Antwerp gum company voor een kilogram kopal bood een positieve invloed op

de productie, men hoopte hetzelfde effect in het noorden te bereiken.

In het noorden van het Dengese-territorium was er voorheen, naast Dekese,

slechts één commercieel centrum, Yeke-Yeke. Er werden pogingen gedaan om

nieuwe factorijen in het gebied te krijgen. Het was de taak van het nieuwe

territoriaal personeel om ervoor te zorgen dat de bevolking deze etablissementen

van grondstoffen voorzag. Een ander probleem was het transport van de

producten. De aanleg van een berijdbare weg tussen de Opper-Lukenie en de

163 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p. 32, 6 april 1932, auteur: vice-gouverneur generaal Postiaux. 164 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, Rapport Duchesne, 7 december 1932, p. 18. 165 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, Voyage d‟inspection du commissaire général Jorissen dans le Sud du district de l‟Equateur et l‟Est du district du Lac Léopold II, p. 3, april 1932, auteur: commissaris-generaal Jorissen.

Page 93: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

93

Luilaka, dat het gebied van de Dengese doorkruist, moest hiervoor deels een

oplossing bieden.166

Om de handel te bevorderen was het volgens Jorissen noodzakelijk om langs de

Lukenie op vaste tijden en onder toezicht van de lokale autoriteiten, officiële

markten te organiseren. Op die manier hoopte hij de productie te bevorderen. De

enige interregionale handel van enige betekenis op dat moment, vond plaats

tussen de inlanders in het zuiden van de Lukenie en de Bakuba van Mushenge.

Wat de eventuele belastingverlaging betrof waren de meningen verdeeld. Men

wou de Dengese in geen geval het idee geven dat hun verzet tot een verlaging

geleid had. Veel verantwoordelijken waren overigens van mening dat de belasting

niet te hoog lag.

Samengevat ging men over tot de volgende maatregelen:

- Stimuleren economische activiteit.

- Installatie van een missiepost.

- Versterking van het territoriale personeel. Aangezien de commerciële en

religieuze bezetting ontoereikend bleek, kwam hierop de nadruk te liggen.

Implementatie van een nieuwe post in Djia met twee Europeanen en een

sterk garnizoen.

- Infrastructuurwerken met de aanleg van een berijdbare weg tussen de

Opper-Lukenie en de Luilaka (tussen Dekese en Loto), die het gebied van

de Dengese doorkruiste.

De Bankutshu stonden op bepaalde momenten ook op het punt om deel te nemen

aan de revolte. In november ging een gerucht de ronde dat alle soldaten gedood

waren door de Dengese. In het dorp Mayaya werd de gîte d‟étape in brand

gestoken, maar deze kon tijdig geblust worden door de landbouwopziener en

politieagenten. In het algemeen bleef de situatie in dit gebied onder controle. Het

166 Afrika archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, Rapport Duchesne, 7 december 1932, p. 24-25.

Page 94: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

94

is duidelijk dat de gebeurtenissen in de aangrenzende gebieden en vooral deze

van de Dengese, voor een zekere agitatie zorgde langs de oevers van de Sankuru

bij de Bankutshu. Maar het einde van de operaties in de opstandige regio‟s bracht

ook hier de normale geestesgesteldheid terug.167

Een verdere uitbouw van de economische activiteit was ook in dit gebied

noodzakelijk. In de regio van Bumbuli stond geen enkel economische vestiging.

Ook hier adviseerde Jorissen over te gaan naar periodieke markten onder toezicht

van de lokale autoriteiten.168

2.4.2.2. Equateur- district

* Op 24 november werd de militaire operatie uitgebreid tot de regio van de Wodji

langs de Luilaka in het Equateur-district. Op 19 februari 1932 werd de militaire

operatie opgeheven en werd een bezettingsregime van kracht.

* Op 5 december 1931 werd de militaire operatie uitgebreid tot het gebied van de

Wodji in het zuidwesten van het Loto-territorium in het Sankuru-district. Op 1

januari 1932 werd de militaire operatie opgeheven in het westen en zuidwesten

van het Loto-territorium en werd er een bezettingsregime van kracht.

Zowel bij de Wodji in het Equateur-district (territoire Mbole de Luilaka) als bij de

Wodji in het Sankuru-district (territoire de Loto) was de situatie terug normaal in de

maand februari. De belasting van 1932 werd zonder veel moeilijkheden geïnd.169

Eind februari doorkruiste Majoor Mauroy dit gebied en hij bevestigde de gunstige

situatie. Als gevolg van de stabiele situatie werd één peloton en één

mitrailleurssectie vanuit dit gebied naar het Kole-territorium gestuurd om mee te

werken aan de bezetting. Enig probleem dat zich nog stelde in dit gebied was de

167 Bruits alarmistes en territoire des Bankutshu, 21 maart 1932 168 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, Voyage d‟inspection du commissaire général Jorissen dans le Sud du district de l‟Equateur et l‟Est du district du Lac Léopold II. Jorissen, p. 5, april 1932, auteur : Commissaris-generaal Jorissen. 169 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p. 25, 6 februari 1932; auteur: Tilkens.

Page 95: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

95

aanwezigheid van enkele Dengese die de Luilaka overgestoken hadden. Hierdoor

bleef het bezettingsregime wat langer van kracht.170

De kwestie van de Wodji werd in vorig hoofdstuk besproken. De plannen om de

Wodji in het Loto-territorium administratief samen te voegen met de Wodji in het

gebied van de Mbole de Luilaka werden opnieuw concreter. Dit laatste gebied was

op dat moment trouwens zo uitgestrekt dat het de taak van de administrateur in

Monkoto zou verlichten.171

2.4.3. Kasaï-provincie

2.4.3.1. Sankuru-district

* Op 15 oktober 1931 werd de militaire operatie uitgeroepen in het Kole-

territorium in de vijf chefferies Tola, Djoke, Ntono, Impete en Ishenga.

De districtscommissaris van Sankuru verving de militaire operatie door een

bezettingsregime in deze chefferies op 19 februari 1932.

* De militaire operatie werd uitgebreid in het Kole-territorium tot de chefferie

Nimindanga, op 16 november 1931, en met de chefferie van de Awango des

Atshuru, op 8 december 1931. De opheffing van de militaire operatie in beide

chefferies gebeurde op 26 december 1931.

* In het territorium van de Bena-Dibele werd de militaire operatie uitgeroepen in

de chefferie Isaka op 16 november 1931. Deze militaire operatie werd omgezet in

een bezettingsregime op 16 december 1931.

* Op 5 december 1931 werd de militaire operatie uitgebreid tot het gebied van de

Wodji in het zuidwesten van het Loto-territorium, in het Sankuru-district. Op 1

januari 1932 werd de militaire operatie opgeheven in het westen en zuidwesten

van het Loto-territorium en werd een bezettingsregime van kracht.

170 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, p. 40, 1 maart 1932; auteur:vice-gouverneur generaal Beernaert 171 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, Voyage d‟inspection du commissaire général Jorissen dans le Sud du district de l‟Equateur et l‟Est du district du Lac Léopold II. Jorissen, p. 1-2, april 1932, auteur : Commissaris-generaal Jorissen.

Page 96: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

96

In zijn brief van 4 februari 1931 adviseerde de districtscommissaris van Sankuru

de militaire operatie in het Kole-territorium om te zetten in een bezettingsregime.

Districtscommissaris Wenner had weinig vertrouwen in de opstandige bevolking

en wou graag nog enkele maanden over troepen beschikken.

« Nos troupes doivent tenir garnison dans la région des révoltés, car l‟expérience a prouvé

que nous ne pouvons pas nous fier sur les promesses des Basongo-Meno.

Les Basongo-meno sont des indigènes traîtres et fourbes remplis de haine contre le blanc.

Si nous voulons lever l‟opération militaire, il faut que les trois pelotons et la section de

mitrailleuses de Poppe restent au Sankuru pour surveiller les frontières et exiger des

Basongo-meno l‟exécution intégrale des conditions de soumission leur imposées.»172

Wenner wachtte het positieve advies van Mauroy af, zolang de rust en kalmte in

het gebied van de Dengese niet helemaal hersteld was, was het immers niet

aangewezen de operatie op te heffen. Deze transformatie gebeurde uiteindelijk op

19 februari 1932, de militaire operatie in de chefferies Tola, Djoke, Ntono, Impete

en Ishenga werd op deze datum een bezettingsregime.173

Voor dit bezettingsregime werden drie pelotons ter beschikking gesteld van de

lokale autoriteiten. Een peloton in de regio Inganga-Impete, een tweede peloton

voor de regio Djoka-Ntola-Songoaka en een derde peloton stond als reserve ter

beschikking. Indien nodig kon deze ingrijpen in het gebied van de Bena-Dibele, de

Loto, of elk ander risicogebied.174 Deze bezettingstroepen moesten de resultaten

van de militaire operatie voltooien en de inlanders terug aan het werk krijgen.

Politieke en economische maatregelen

Er kwam een onderzoek naar het brutale beleid en wantoestanden bij de

katoenteelt onder Libert. Een veelgehoorde klacht in dit gebied betrof de

172 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1,p.34, 4 februari 1932; auteur: Wenner 173 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, Dossier 32/A.O., p. 1. 174 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, P.40, 1 maart 1932; auteur: Beernaert.

Page 97: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

97

misbruiken en slavenarbeid onder de katoenmonitor Libert en zijn opzichters.

Libert was 10 maanden aanwezig in Kole, van juni 1930 tot maart 1931. De

deuxième direction générale wou een onderzoek naar de misbruiken en eisten

sancties voor de schuldigen.175

Maron stelde enkele maatregelen voor om de productiviteit te verhogen en de

economische activiteiten in het Kole-territorium te bevorderen. Ondermeer het

organiseren van periodieke markten op verschillende plaatsen in het territorium,

onder toezicht van de territoriale administrateur. En de toestemming verlenen aan

handelaars om zich gratis te vestigen op vrije gronden in het gebied.176

Er werd er door de verantwoordelijken vanuit gegaan dat het belastingspeil niet te

hoog was en de inlanders de mogelijkheden en de middelen bezaten om hieraan te

voldoen.

Samengevat ging nam men volgende maatregelen:

- Allerhande maatregelen ter stimulering van de economische activiteit.

- Versterking van het territoriale personeel.

- Onderzoek naar misbruiken onder Libert.

2.4.3.2. Kasaï-district

* Op 18 december riep de districtscommissaris van het district Kasaï een

bezettingsregime uit voor drie dorpen: Bushebe, Kombi en Lukombi. Op 5 maart

1932 werd de bezetting van de dorpen officieel beëindigd.

Deze dorpen behoorden toe aan de Batwa, die in het noordoosten van het gebied

van de Bakuba leefden. Op 13 februari werden de dorpen opnieuw grotendeels

175 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 3, 26 maart 1932, Notes sur Maron, 2me direction générale, p.4. 176 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 2, 11 januari 1932, Rapport sur la révolte dite de « shimba » en territoire de Kole, auteur : Commissaris-generaal Maron, pp. 13-14.

Page 98: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

98

bewoond door de dorpelingen. Tegen 4 maart waren alle Batwa teruggekeerd en

opnieuw aan het werk zodat ze hun fiscale verplichtingen konden nakomen.

De districtscommissaris van Kasaï bemerkte dat de aard van de wegen niet

bevorderlijk was voor snelle verplaatsingen. Het gebied van de Bakuba was

achtergesteld op het vlak van berijdbare wegen. Dit bevorderde het isolement en

liet de bewoners toe hun oude gewoonten in stand te houden.

Er werden plannen opgemaakt voor een wegenprogramma in dit gebied.177 In

Misumba werd een nieuwe post geïmplementeerd.

« La soumission de Batwa me parait sincère, ayant séjourné quelque temps au milieu d‟eux

j‟ai pu me rendre compte que ces gens sont très sympathiques, intelligents, mais peureux.

L‟installation du poste de Misumba aura une heureuse repercusion sur la politique de cette

région qui fut toujours été négligée. »178

177 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, Rapport de fin de voyage, 5 maart 1932, auteur: Districtcommissaris Kasaï, p. 2. 178 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, 14 maart 1932, p.30, auteur: Districtscommissaris Kasaï.

Page 99: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

99

2.5. Besluit

De opstand in de districten Lac Léopold II en Sankuru is in feite een ruime

omschrijving van een opstand die zich in essentie in het “Dengese gebied”

afspeelde. Het gebied bewoond door de Dengese was immers ruimer dan enkel

het Dengese-territorium in het Lac Léopold II district. Het gebied strekte zich nog

verder uit tot een groot stuk in het Kole-territorium in het Sankuru-district. Het

was in de Belgische kolonie immers in veel gevallen zo dat de administratieve

grenzen niet overeen kwamen met de etnische scheidingslijnen. In het Kole-

territorium leefde een belangrijke minderheid Dengese, deze en andere verwante

volkeren werden de Basongo-meno genoemd.

Het verzet beperkte zich niet tot deze twee territoria, de incidenten zorgden voor

een zekere agitatie in de ruimere regio. Het Dengese-territorium en het Kole-

territorium vormden wel de kern van de opstand. Het meest persistente verzet

situeerde zich in het noordoosten van het Dengese-territorium en het westen van

het Kole-territorium, tussen de rivieren Lukenie en Luilaka. Het feit dat deze

gebieden vrij afgelegen lagen, was één reden waarom het verzet hier het langst

voortduurde. Het ging hier om perifere gebieden die ver van de effectieve controle

van de autoriteiten verwijderd waren. Economisch gezien waren deze gebieden

ook minder ontwikkeld. De belangrijkste economische activiteit in deze territoria

was het verzamelen van kopal en palmpitten, het verbouwen van rijst en in het

Kole-territorium waren ook enkele katoenplantages aanwezig.

21 augustus wordt met de hinderlaag op de colonne van territoriaal

administrateur Aerts gezien als het begin van de opstand. De repressie die hierop

volgde wordt gekenmerkt door de moeilijke coördinatie van de operaties. De

opstandige regio viel onder de bevoegdheid van verschillende autoriteiten en de

communicatie verliep vrij traag. Er waren ook weinig fatsoenlijke wegen die dit

gebied in het evenaarswoud ontsloten. Tijdens de opstand vormde dit woud de

Page 100: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

100

beste bescherming voor de inlanders. Het systematisch wegvluchten van de

autochtone bevolking naar schuilplaatsen in het woud bespoedigde het einde van

de opstand niet.

Begin november startte een gemeenschappelijke militaire operatie onder leiding

van majoor B.E.M. Mauroy. Het was zijn taak om de militaire operaties in het

gebied van de Dengese in het district Lac Léopold II af te stemmen op deze in de

gebieden van de Mbole de Luilaka, Loto, Kole, Bena-Dibele en Bakuba. De kern

van de opstand werd door de troepen omsingeld.

De strijdvaardigheid van de opstandelingen kreeg na verloop van tijd een deuk.

De opstandelingen kenden een groot aantal slachtoffers en raakten hierdoor

ontmoedigd. Ze konden met hun primitievere wapens en hun „nkisi‟ de Force

Publique weinig schade toebrengen. De opstandelingen leden grote verliezen in

vergelijking met de troepen van de Force Publique. Cijfers van de A.I.M.O.

vermelden 250 dodelijke slachtoffers door kogels.179 Er stierven echter ook veel

slachtoffers door de indirecte gevolgen van de opstand: er wordt geregeld

melding gemaakt van inlanders die stierven van honger en ontbering in het woud.

Het totale aantal autochtone slachtoffers wordt op minstens 400 geschat.

Vanaf december zien we de eerste aarzelende capitulaties. Eerst in het Sankuru-

district in het Kole-territorium en de chefferie Isaka in het Bena-dibele territorium.

Wat later capituleerden de dorpen in het Dengese-territorium waar de situatie in

het zuiden het snelst onder controle was. In het grensgebied in het noordoosten

van het vonden er tot in januari nog enkele gewelddadige incidenten plaats.

De economische crisis van het begin van de jaren dertig zorgde voor een

verhoogde spanning in de Belgische kolonie. De hogere lasten, die een gevolg

waren van de crisis, leidden in enkele gevallen tot actief verzet. De economische

crisis werd in de bestudeerde territoria vooral gevoeld door de lagere prijzen die

A.I.M.O. : Affaires indigènes et main d‟oeuvre 179Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, Rapport d‟ensemble sur l‟opération militaire chez les Dengese, 18/05/1932, auteur Van Hoeck, p.7.

Page 101: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

101

men kreeg voor exportproducten zoals kopal, oliepalm, rijst en katoen. De

Dengese zagen hierdoor een daling van hun belangrijkste inkomensbronnen. De

daling van de inkomsten ging gepaard met een significante stijging van de

belastingen tussen 1927 en 1932. Ook in het Kole-territorium zagen we dergelijke

stijging van de belastingdruk. Doordat deze gebieden economisch weinig

ontwikkeld waren, had de bevolking echter weinig mogelijkheden om geld te

verwerven. De impôt principal was immers exclusief in geld betaalbaar.

Deze, in de ogen van de inlanders, onrechtvaardige situatie was een belangrijke

aanleiding voor de revolte.

Naast deze oorzaken van economische aard waren de koloniale autoriteiten ook

weinig manifest aanwezig in de opstandige gebieden. De territoriale administratie

was ontoereikend. De beperkte aanwezigheid van koloniale functionarissen of

andere Europeanen zorgde ervoor dat de oude machtsstructuren onderhuids nog

sterk voortleefden. De traditionele chefs zagen in de blanken en de nieuwe

aangestelde chefs een bedreiging van hun positie. Antikoloniale sentimenten

waren in de territoria dus sterk aanwezig.

De sektarische bewegingen, die veel notabelen in hun rangen telden, waren hier

een exponent van. Tijdens periodes van maatschappelijk ongenoegen kenden deze

traditionele bewegingen een grote weerklank. In het Dengese-territorium was de

“Etoti” sekte actief, in het Kole-territorium de Isendjei. Vooral de invloed van

Simba en zijn beweging op de bevolking was essentieel voor het ontstaan en het

verloop van de opstand.

Na de opstand werden in de Dengese en Kole territoria en hun omgeving enkele

maatregelen genomen. Een eerste reeks maatregelen had als doel de economische

ontwikkeling van de regio te bevorderen. Een tweede maatregel was de

versterking van het territoriale personeel. Als derde ging men over tot bepaalde

infrastructuurwerken om de gebieden beter te ontsluiten en op die manier uit hun

isolement te halen.

Page 102: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

102

III. DEEL 2:

Vergelijking met de opstand van de Pende in het Kwango-district

Page 103: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

103

3.1. Opstand van de Pende

3.1.1. Inleiding

Mijn onderzoek van de Pende-opstand is hoofdzakelijk gebaseerd op het werk van

Louis-François Vanderstraeten.180 Onrechtstreeks doe ik ook een beroep op het

werk van Sikitele, dat de grondslag vormt voor het werk van Nollet.181 De opstand

van de Pende in het Kwango-district is reeds uitvoerig en gedetailleerd

onderzocht, zowel door de koloniale administratie (rapport Jungers) als door

wetenschappers als Louis-François Vanderstraeten en Sikitele. Alhoewel de

inschatting van het gebeuren soms verschilt, zijn over een aantal punten is er wel

overeenstemming.

De Pende-revolte was een van de grootste opstanden in Belgisch Congo na 1908.

De repressie van de opstand had ongeveer 500 doden aan de kant van de

opstandelingen tot gevolg. Sikitele spreekt zelfs van ongeveer 5000 dodelijke

slachtoffers. De opstand barstte in mei 1931 los in het Kwango-district, de kern

van de opstand situeerde zich binnen de Kandale en Kikwit territoria, ten zuiden

van de Kwilu rivier. In het Kandale-territorium was Kilamba in het noordwesten

de belangrijkste broeihaard. Kisenzele, in het Kikwit-territorium, was een tweede

belangrijk centrum van verzet. Economisch gezien was dit vooral een regio van

oliepalm, belangrijkste bedrijven waren de Huileries du Congo Belge (H.C.B.) en de

Compagnie du Kasaï (C.K.).182

De opstand ging een decisieve fase in met de dood van territoriaal agent Balot op

8 juni. Na deze gebeurtenis kende de revolte een zware repressie. In de loop van

september moesten de strijders het hoofd bieden aan de koloniale troepen en

vervolgens de weerstand staken. De troepen gingen driest te werk, ook na de

180 VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931, Brussel, 2001 181 SIKITELE, G., „Les racines de la révolte Pende de 1931‟. In : Etudes d‟histoire Africaine, vol. 5, 1973. 182

Zie kaart pagina 131.

Page 104: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

104

gevechten volgden nog zware represailles waarbij nog een groot aantal

slachtoffers vielen.

3.1.2. Oorzaken

3.1.2.1. Politiek

Een aantal factoren met betrekking tot de Belgische koloniale autoriteiten hebben

de uitbarsting van de revolte van 1931 mee bewerkstelligd. De streek die tot de

rebellie overging werd slechts oppervlakkig gecontroleerd door de administratie.

Dit gebrek aan toezicht zette de deur wat verder open voor misbruiken op

territoriaal niveau. In het decennium voor de revolte kende het Kandale-

territorium opeenvolgend de territoriale administrateurs Petit, Dewilliamort en

Verbist. Hun beleid werd gekenmerkt door brutaal geweld en misbruiken

tegenover de inlanders. Dewilliamort en zijn adjunct Gaspard hadden een

honderdtal manschappen ter beschikking die naar de dorpen gestuurd werden om

werkkrachten in te lijven voor de H.C.B. en de C.K. en er soldaten te rekruteren

voor de Force Publique. Deze milities gingen soms erg gewelddadig te werk. Bij

het minste incident werden de milities opgedragen om razzia‟s uit te voeren.183

Het machtsapparaat van de koloniale overheid stond volledig ten dienste van de

compagnies in het gebied. Nadat de H.C.B. met een tekort aan werkkrachten

geconfronteerd werd, voerde de koloniale overheid een systeem van gedwongen

rekrutering in. Pende-plukkers werden tot de volledige uitputting geëxploiteerd.

Het dodental onder de gerekruteerden was immens, op de twintig personen die

naar Lusanga vertrokken, keerden er nauwelijks tien terug.184 Naast plukkers

waren er ook dragers nodig. Ook hier paste men de tactiek van gedwongen

werving met behulp van gewapende milities toe.

183 VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931,Brussel, 2001, pp.13-14 184 NOLLET, V., Informele sociaal-politieke oppositie door een gemarginaliseerde bevolking. Een verzetsanalyse van Belgisch Kongo tijdens het interbellum, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 2003, p. 81.

Page 105: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

105

Het systeem van de gedwongen werving en de brutaliteiten die hiermee gepaard

gingen waren belangrijke oorzaken van de revolte.

Een andere oorzaak was de politieke spanning in de Yongo-chefferie en de

Gombambulu-chefferie als gevolg van de organisatiepolitiek van de Belgische

koloniale administratie. De rivaliteit tussen de clans escaleerde door bepaalde

beslissingen van de autoriteiten. Deze twee chefferies grensden aan elkaar, maar

de Yongo-chefferie ressorteerde onder het Kandale-territorium en de

Gombambulu-chefferie onder het Kikwit-territorium.

In de Gombambulu-chefferie weigerden enkele clans de autoriteit van de

gemedailleerde chef, Gombana, te erkennen. Gombana en zijn assistent Koie

werden gezien als hommes du Blanc, collaborateurs, en werden om die reden door

een groot deel van de inlanders gehaat. De bevolking in Pukusu en Kisenzele

tolereerde hun aanwezigheid niet meer, begonnen zich te verzetten tegen de

opgelegde arbeid en weigerden nog verder belastingen te betalen.

De Yongo-chefferie kende een gelijkaardige problematiek. De chef die door de

administratie aangesteld was, werd door een deel van de inlanders niet erkend.

De territoriale autoriteiten eisten echter dat de raad van notabelen Mbundu aan

zou duiden als hun nieuwe chef. Mbundu werd door twee clans (Kihansji en

Ngiemba) erkend, twee andere clans (Katshinga en Kasandji) weigerden

Mbundu‟s te gezag te erkennen. Ze stelden elk hun eigen chef aan en weigerden

eveneens nog verder belastingen te betalen. De felle oppositie tegen Mbundu

begon in 1929 en resulteerde in gewelddadig verzet vanuit Kilamba vanaf mei

1931.185

De “Satana” beweging (Sikitele heeft het over de Tupelepele-sekte) speelde

eveneens een belangrijke rol in de revolte. Rond de jaren dertig was de

geloofstoestand in het gebied van de Pende nog praktisch niet door het

christendom beïnvloed. De Satana beweging was tegen de blanke bezetter gericht

185

VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931, Brussel, 2001, p.

15.

Page 106: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

106

en riep de inlanders op alle blanken te verjagen en zich van alle voorwerpen van

Europese origine te ontdoen. Men verkondigde een terugkeer naar de

samenleving voor de komst van de blanken. De Satana beweging was gebaseerd

op voorouderverering en was waarschijnlijk vanaf 1930 actief in het gebied van de

Pende. De leider was Muluba alias Sangu, uit het dorp Mapungu. Zijn geloof was

gebaseerd op een visioen waarin de geesten van voorouders hem meedeelden dat

Satan hen alles zou brengen wat ze nodig hadden en al het lijden zou uitwissen.186

Tijdens de crisis kende de beweging een grote weerklank. De magisch-religieuze

sekte vormde in essentie een politieke bevrijdingsbeweging. Ze verschafte de

opstandelingen een zekere cohesie en leverde ook de leiders voor de opstand. De

beweging zorgde voor een snelle uitbreiding van de revolte. Matemo (Mundele-

Fundji), een lid van de sekte, was de belangrijkste leider tijdens een eerste fase van

de revolte.

Het opleggen van onvrijwillige arbeid, de gedwongen werving van soldaten voor

de Force Publique, de hergroepering van de dorpen, de reorganisatie van

chefferies en het systeem van de tussenpersonen en gemedailleerde chefs waren

elementen die het gevoel van ontevredenheid versterkten. De revolte van 1931

was gericht tegen de verschillende symbolen van de koloniale macht. De

Europeanen, gemedailleerde chefs en andere personen in dienst van de koloiale

administratie. Verschillende van hen werden dan ook tijdens de opstand

omgebracht.187

3.1.2.2. Economisch

De economische crisis was ook in deze regio sterk voelbaar en zorgde voor een

algemene daling van de levensstandaard van de inlanders.

186

VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931, Brussel, 2001,

pp.15-16 187

NOLLET, V., Informele sociaal-politieke oppositie door een gemarginaliseerde bevolking. Een

verzetsanalyse van Belgisch Kongo tijdens het interbellum, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling,

Universiteit Gent, 2003, p.80.

Page 107: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

107

Op economisch vlak kende het Pende-gebied vóór de crisis twee grote bronnen

van inkomsten: de productie, verkoop en transport van rubber (vooral in het

centrum, zuiden en zuidwesten van het Kandale-territorium) en de producten

geleverd door de oliepalmen (essentiële bronnen van inkomsten in het Kikwit-

territorium en het noorden van het Kandale-territorium).188 Zoals eerder

aangehaald waren in het Kwango-district twee palmoliemaatschappijen actief: de

Compagnie du Kasaï (C.K.) en de Huileries du Congo Belge (H.C.B.). De H.C.B. had

zich in 1911 in de regio gevestigd en had er belangrijke concessies verworven.

Hun gronden en natuurlijke palmkwekerijen bevonden zich in een straal van 60

km rond Lusanga in het Kikwit-territorium. Ronselaars en dwangteelten waren er

de regel. Tijdens de jaren die aan de crisis voorafgingen waren de prijzen die aan

de plukkers voor de producten betaald werden relatief hoog. Als gevolg van de

crisis werden de grondstofprijzen gedrukt. De Pende ontvingen nog maar 40 à 50

procent van de vroegere prijs voor hun palmpitten.

De rubberproductie viel in 1931 in de Kasaï-provincie bijna helemaal stil. Ondanks

de prijzenval steeg de palmproductie in 1929 en daalde slechts een weinig in 1930.

De politiek van de autoriteiten was er dan ook op gericht om de prijsdaling te

compenseren door een hogere productie, wat de druk op de schouders van de

inlanders aanzienlijk verhoogde. De crisis werd op die manier zoveel mogelijk op

de Congolese bevolking afgewenteld.

Een beproefde strategie was de belasting verhogen om op die manier de productie

onder druk te zetten. De impôt principal was exclusief in geld betaalbaar door elke

gezonde volwassene van het mannelijke geslacht. Om dit geld te verwerven waren

de inlanders dus verplicht om voor de Europeanen te werken. De taak van de

gemedailleerde chefs bestond erin de inlanders voor te bereiden op de fiscale

ontvangsten. De impôt supplementaire steeg zelfs nog sterker, dit was een belasting

per extra vrouw van de belastingplichtige. Dit trof vooral de clanchefs, notabelen

en alle andere polygame mannen.

188

NOLLET, V., Informele sociaal-politieke oppositie door een gemarginaliseerde bevolking. Een

verzetsanalyse van Belgisch Kongo tijdens het interbellum, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling,

Universiteit Gent, 2003, p.81.

Page 108: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

108

De Pende van het gebied tussen de rivieren Lutshima en Kwilu gingen over tot

een collectieve oppositie tegen de ontvangst van de belastingen van 1931. Het

verhogen van de belastingen, tijdens een periode waarin de inlanders minder

inkomsten vergaarden, vormde een directe aanleiding voor de opstand.

3.1.3. De repressie van de opstand189

In een eerste fase van het actieve verzet waren er een drietal evenementen die de

feiten in een stroomversnelling brachten. Op 29 mei vond er een vuurgevecht

plaats in Kisenzele in het Kikwit-territorium. Territoriaal agent Weekx liet, nadat

er pijlen in hun richting afgeschoten waren, het vuur openen op een groep van

ongeveer 200 gewapende inlanders. Hierbij viel één dode en vijf gewonden.

Van 13 tot 16 mei waren er incidenten in Kilamba in het Kandale-territorium

(Yongo-chefferie). Territoriaal agent Burnotte en een afgevaardigde van de H.C.B.

Van Hombeek waren toen in dit dorp aanwezig tijdens een

rekruteringscampagne. Collignon, agent van de C.K. vervoegde op 13 mei het

gezelschap. Bij hun aankomst vluchtten de lokale mannen het bos in, waarop het

tweetal prompt de aanwezige vrouwen gevangen zette. Burnotte gaf het bevel het

dorp te plunderen en alle overgebleven levensmiddelen in beslag te nemen.

Tijdens de nacht van 14 op 15 mei bedronk het gezelschap zich en lieten ze enkele

vrouwen bij hen komen om er de nacht mee door te brengen. Ondanks de

gewoonte, betaalde Collignon achteraf geen vergoeding voor deze seks met de

vrouwen. Een van die vrouwen was Kafutshi, een vrouw van Matemo, de

toekomstige leider van de opstand. De frustraties die hieruit voortkwamen

leidden ertoe dat Matemo op 2 juni tevergeefs zijn verhaal ging halen bij

Collignon. Matemo werd afgeranseld maar wist te ontkomen. Collignon diende

hierop een klacht in bij de administrateur van Kandale die territoriaal agent Balot

naar het dorp stuurde om de feiten te onderzoeken. Balot begaf zich naar Kilamba

om voornoemde klacht te onderzoeken en om de belastingheffing te starten.

189

VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931,Brussel, 2001.

Page 109: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

109

Op 8 juni trof Balot Matemo met een omvangrijk gevolg in Kilamba aan, tijdens

het conflict dat ontstond werd Balot vermoord. De volgende dag werd zijn lijk in

stukken gesneden en verdeeld onder de notabelen van ongeveer 8 dorpen.

Volgens de Pende traditie gaf het in stukken snijden en bewaren van een

lichaamsdeel van een vijand de overwinnaars een bepaalde kracht en

verbondenheid. De lichaamsdelen werden hoofdzakelijk verdeeld over de dorpen

van de Yongo-chefferie.

Het duurde een tijdje voor het nieuws de hogere autoriteiten bereikte, de

provinciegouverneur werd op 18 juni op de hoogte gesteld van de feiten. De

districtscommissaris van Kwango werd pas op 23 juni geïnformeerd bij zijn

aankomst in Pukusu. De strubbelingen kregen een nieuwe dimensie met de dood

van een Europeaan. Balot was een vertegenwoordiger van de autoriteit die tijdens

het uitoefenen van zijn functie vermoord werd. Er werden verregaande

maatregelen genomen om het versneden lijk van Balot terug te verzamelen en de

daders te vatten.

De beslissing om tot een bezettingsregime over te gaan werd al op 3 juni genomen

naar aanleiding van de incidenten in het Kikwit-territorium. Aanvankelijk gold dit

regime voor vier chefferies. In een volgend stadium beval districtscommissaris

van Kwango, Vanderhallen, de politionele operatie voor de Kikwit en Kandale

territoria op 8 juni 1931.

Op 25 juni ging men vervolgens over tot een militaire operatie in deze gebieden.

Vanaf 27 juni tot 4 juli 1931 stond deze militaire operatie onder het bevel van

commandant Vissers. Op 5 juli kwam majoor Lebrun aan in het gebied en nam het

bevel over. Op 2 juli waren volgende troepen aanwezig in het gebied:

- Vier gevechtstroepen van de Compagnie uit Kwango

- Een peloton van de compagnie uit de Kasaï-provincie

- Een compagnie per fiets uit Charlesville

- Een compagnie uit Charlesville

Page 110: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

110

- 700 dragers190

In totaal kwam dit neer op 260 manschappen vergezeld van 6 Europeanen en met

5 mitrailleurs. Het totale troepenaantal werd naar Kilamba, in het Kandale-

territorium, gestuurd.

Op 3 juli kwam het daar tot zware gevechten tussen de troepen en een

tweeduizendtal Pende. Na afloop werden 66 doden en 3 gewonden aan de kant

van de Pende geteld. De uiteindelijke balans was nog zwaarder. Ook Matemu liet

hoogstwaarschijnlijk het leven tijdens deze gevechten. De chef Mafuta van

Kilamba verklaarde later aan Jungers dat er 89 personen begraven werden

waarvan 20 vrouwen en 10 kinderen.191 Bij de Force Publique raakten 28 soldaten

lichtgewond en vielen twee zwaargewonden. De balans was vrij licht omdat de

pijlen niet vergiftigd waren en vanuit een slechte positie afgeschoten werden.

De Pende boekten toch een kleine morele overwinning in deze chaotische

veldslag. De troepen van de Force Publique raakten snel gedesorganiseerd bij

gebrek aan voldoende instructies. De opstandelingen waren erin geslaagd een

belangrijke militaire colonne te doen zwichten en hadden zich zelfs tijdelijk

meester kunnen maken van de 5 mitrailleurs. Ze waren echter niet in staat deze te

bedienen en de troepen konden ze terug intact bemachtigen.

Om het gebrek aan coördinatie op te vangen kwam majoor Lebrun op 5 juli aan in

Pukusu. Lebrun was al op 24 juni door generaal De Koninck aangeduid om de

militaire operatie verder te leiden. Hij installeerde de basis van de operaties in

Pukusu, van hieruit werden dan raids naar de centra van de opstandelingen

uitgevoerd. Doel van de operatie was de pacificatie van de tumultueuze gebieden

en het ontwapenen van de inlanders. Hiervoor had de militaire leiding ongeveer

800 manschappen onder zijn bevel.

Eind juli was de situatie in het Kikwit-territorium als volgt: enkel de chefferies

Kisungu en Kafungu konden als onderworpen beschouwd worden. De chefferie

190

VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931, Brussel, 2001,

p.45. 191

VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931, Brussel, 2001,

p.47.

Page 111: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

111

Gombambulu kende enkele regio‟s die hun overgave reeds aangeboden hadden,

maar het zuidelijke deel bleef opstandig. Gombambulu en de chefferies Bangi,

Indele en Bondo krioelden van bendes opstandelingen die zich ophielden in het

woud in de nabijheid van de dorpen. Ook in het Kandale-territorium was het

verzet eind juli nog sterk aanwezig. In het noorden, rond Kilamba, bleef het tot

confrontaties komen tussen de troepen en groepen opstandelingen in het woud. In

het zuiden en in de regio van Kandale was de situatie kalmer. Ook hier was de

bevolking weggevlucht uit de dorpen maar het kwam het niet vaak tot

gewelddadige confrontaties. De operaties hadden toen al naar schatting al 116

inlanders het leven gekost.192 Eind juli werd de militaire basis, op verzoek van de

instanties in Léopoldville, van Pukusu naar Kakabolo verplaatst. Kakabolo lag iets

zuidelijker in het Kandale-territorium.

De militaire operatie werd door de provincie-gouverneur van Congo-Kasaï op 13

augustus uitgebreid tot het territorium Haut-kwilu en enkele chefferies in het

Moyen Kwenge-territorium.

In de loop van augustus vielen er nog geregeld slachtoffers tijdens het uitkammen

van de territoria door de troepen. Op 27 augustus vond er een laatste groot

gevecht plaats tussen het peloton van adjudant Sarboer en 400 opstandelingen. Er

vielen 56 doden aan de kant van de opstandelingen en twee gewonden bij de

soldaten.

Op 30 augustus boden de dorpen Kitandolo, Kasandji en Kilamba hun overgave

aan. De eerste dagen van september breidden de capitulaties zich snel uit. De

chefferies Bangi, Indele en Bongo in het Kikwit-territorium en de Yongo chefferie

in het Kandale-territorium bleken de hardnekkigste verzetshaarden. Deze

gebieden waren de laatste waar nog offensieve acties ondernomen werden door

de opstandelingen. Op 4 september hadden alle dorpen van de Yongo-chefferie

zich overgegeven. De dorpen van deze chefferie waren hoofdzakelijk betrokken bij

de moord op Balot en de versnijding van het lijk. Het kostte veel moeite om de

192

VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931, Brussel, 2001,

p.56.

Page 112: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

112

verschillende lichaamsdelen terug te vinden. In de loop van september werden

nog verschillende delen gevonden, maar het lichaam werd nooit helemaal

gerecupereerd.

Op 15 september werd de militaire operatie vervangen door een bezettingsregime

voor het Kikwit-territorium, op 23 en 25 september gebeurde hetzelfde voor de

Haut-Kwilu en Kandale territoria. Op 8 september was de militaire operatie ook al

opgeheven voor het territorium Moyen-Kwenge, hier kwam geen

bezettingsregime in de plaats.193 Voor de uitvoering van de bezetting in het

Kwango-district bleef vanaf 27 september één peloton en één compagnie ter

plaatse. In het Kasaï-district werden alle militaire operaties en de politionele

operaties vervangen door een bezettingsregime, bestaande uit twee pelotons.

Districtscommissaris van Kwango Vanderhallen en majoor Lebrun schatten de

slachtoffers bij de autochtone bevolking op 344 doden, waarvan 85 in het Kikwit-

territorium en 238 in het Kandale-territorium. Jungers schat de slachtoffers op 500

doden, waarvan 33 vrouwen en 10 kinderen. Sikitele baseerde zich op

getuigenissen ter plaatse tussen 1970 en 1975 heeft het over 5000 doden. Hij geeft

echter niet goed aan hoe hij tot dit resultaat komt. Vanderstraeten houdt het op

minstens 500.

Er werden tijdens en na de operaties honderden dorpelingen, chefs en

vermoedelijke leiders gearresteerd, in totaal werden ongeveer 1428 arrestaties

verricht. In afwachting van de processen werden de meesten opgesloten in

kampen te Kikwit en te Kandale. De gevangenen werden meedogenloos

behandeld en naar aanleiding van deze slechte behandeling stierven sommigen in

gevangenschap.

De onderzoeken na afloop van de revolte leidden tot enkele voorstellen om de

Force Publique te reorganiseren. Het aantal soldaten ter plaatse bleek

193

VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931, Brussel, 2001,

p.77.

Page 113: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

113

ontoereikend en Jungers wou de soldaten per territorium opvoeren van 5 of 6 naar

een dertigtal. Dit idee werd opgepikt en in 1931 reorganiseerde men het Kwango-

district. Voortaan werden 40 manschappen onder het bevel van de territoriale

autoriteiten geplaatst, en een reserve eenheid van 70 man werd per district

voorzien. In 1932 werd deze regeling uitgebreid tot de volledige kolonie.194

3.1.4. Besluit

Er zijn verschillende factoren ter situering van de opstand. Uit de verslagen blijkt

dat de hoofden en de ouderen de drijvende kracht waren. Veel traditionele chefs

hadden nog altijd bezwaren tegen de kolonisatie en wensten een terugkeer naar de

vroegere samenlevingsvorm. Er was de escalatie van sluimerende conflicten in

bepaalde chefferies tegen de door de koloniale overheid aangestelde chefs (chefs

médaillés) die door de bevolking vaak als collaborateurs werden gezien.

Het verzet was ook een algemene reactie tegen de economische exploitatie door de

H.C.B. en de C.K. In dit kader speelde het brutale optreden van de lokale overheid

die veelal instond voor de werving van de werkkrachten, een belangrijke rol. De

commerciële relaties waren gebaseerd op misbruik en dwang. Door de sterke

economische crisis van 1929-1931 kwamen de inlanders nog meer onder druk te

staan. De onmiddellijke oorzaak was dan ook de verslechtering van de

levensomstandigheden als gevolg van deze economische moeilijkheden.

Tijdens deze moeilijke jaren kende de “Satana” sekte een sterke uitbreiding in het

gebied. Deze traditionele sekte vervulde een voortrekkersrol in de

opstandelingenbeweging, wat de uitbreiding ervan versnelde.

De moord op Balot op 8 juni gaf de revolte en de repressie zijn eigen karakter. Er

werden verregaande maatregelen genomen om de daders te vatten en de

lichaamsdelen te recupereren. De revolte werd gewelddadiger met als hoogtepunt

194

VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931, Brussel, 2001,

p.91.

Page 114: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

114

de confrontatie in Kilamba op 3 juli, waar duizenden Pende zich verzameld

hadden en minstens 66 opstandelingen om het leven kwamen.

Bijna alle grote confrontaties vonden plaats in de chefferies Yongo en

Gombambulu en de naburige chefferies Bangi en Indele. In de andere gebieden

was het verzet minder actief. De dorpelingen vluchtten weg in het woud en

verschuilden zich in moeilijk bereikbare delen.

Factoren die de repressie verder beïnvloed hebben, waren ten eerste het feit dat de

opstandige regio onder de bevoegdheid van verschillende autoriteiten vielen. Ten

tweede was er het probleem van slechte communicatie die de uitvoering van de

orders sterk vertraagden en een snelle coördinatie van de troepen verhinderden.195

Opvallend is de enorme discrepantie tussen de slachtoffers van de Pende en deze

van de Force Publique: meer dan 500 doden aan de kant van de Pende en geen

enkele bij de troepen. Dit valt uit te leggen door het verschil van wapenuitrusting:

moderne wapens versus pijl en boog en enkele pistolen.

Als men het begin van de revolte op 29 mei 1931 situeert, de dag dat territoriaal

agent Weekx aangevallen werd in Kisenzele, werd de beslissing om tot een

bezettingsregime over te gaan op 3 juni genomen. Weekx was hier op 10 juni van

op de hoogte en op 11 juni arriveerden de troepen om de bezetting uit te voeren.

De districtscommissaris van Kwango, Vanderhallen, ordonneerde de politionele

operatie op 8 juni, territoriaal agent Weekx ontving het bericht op 21 juni.

Op 25 juni ordonneerde Vanderhallen de militaire operatie. Op 5 juli ging deze

echt van start met de aankomst van majoor Lebrun in het gebied. Tegen het einde

van september 1931 waren de militaire operaties in het gebied opgeheven.

Na de revolte werden serieuze onderzoeken gevoerd. De leiders van de opstand

werden juridisch vervolgd, er werden maatregelen genomen om in de toekomst

195

VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931, Brussel, 2001,

p.13.

Page 115: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

115

beter voorbereid te zijn en er kwamen ook disciplinaire acties tegen een aantal

(Belgische) verantwoordelijken.

3.2. Vergelijking met de opstand van de Dengese

3.2.1. Oorzaken

Als we beide opstanden naast elkaar leggen, zijn er fundamentele gelijkenissen

terug te vinden voor de oorzaken en het verloop. Chronologisch en geografisch

speelden de gebeurtenissen zich erg dicht bij elkaar af. Beide opstanden situeren

zich hoofdzakelijk in de tweede helft van 1931 en de centra van beide opstanden

lagen op ongeveer een vierhonderdtal kilometer van elkaar.

De crisis van de jaren dertig leidde tot een verhoging van de spanning. Er heerste

een algemeen revolutionair klimaat in Belgisch Congo, vooral in de

Evenaarsprovincie. De crisis leidde tot een verhoogd passief verzet en zelfs tot een

aantal gewelddadige opstanden. De opstanden in de districten Lac Léopold II,

Sankuru en Kwango zijn in deze context te situeren. Deze opstanden waren

allereerst een reactie op de verhoging van de lasten die de crisis met zich

meebracht.

De globale daling van de grondstofprijzen had een daling van de inkomsten voor

de autochtone boeren tot gevolg. De belasting bleef echter stabiel of steeg zelfs

nog, wat de belastingdruk sterk deed toenemen en een daling van de

levensstandaard tot gevolg had. De état d‟esprit van de inlanders was op die

manier enorm verslechterd. Het bestaande ongenoegen leverde bovendien een

ideale voedingsbodem voor sektarische bewegingen.

Het was een beproefde politiek van de hogere autoriteiten om door middel van

hogere belastingen de inlanders beter te integreren in de koloniale economie. De

belastingen dienden in geld betaald te worden, wat de inlanders verplichtte (meer)

Page 116: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

116

voor de Europeanen te werken. De autoriteiten trachtten via fiscale dwang de

greep op de bevolking te verhogen. De Belgische politiek die erop gericht was de

crisis door te komen, bestond erin de productie voor de export te verhogen en de

arbeidskosten laag te houden. Gedwongen werving en dwangteelten waren een

onderdeel van deze politiek, wat ook tot ettelijke misbruiken en excessen leidde.

De palmnijverheid bij de Pende en de katoenteelt in het Kole-territorium waren

hier twee voorbeelden van. Deze uitbuiting was in beide gebieden een belangrijke

aanleiding om te revolteren.

De daling van de economische activiteiten betekende in sommige gebieden een

daling van de Europese aanwezigheid. Dit werd door de inlanders geïnterpreteerd

als een teken van zwakte van de Europese macht en voedde de geruchten dat de

blanken zouden vertrekken. Dat deze geruchten van 1931 tot 1933 elk jaar werden

vermeld in de summiere rapporten die aan de Belgische kamer van

Volksvertegenwoordigers werd overgemaakt, bewijst de hardnekkigheid van dit

nieuws. Ook de stroom geruchten was een uitvloeisel van de crisis: de autochtone

boer die geen uitweg meer had onder de drukkende fiscale dwang zocht een

toevlucht in fantasie en “wishful thinking”.196

De gebieden van de Pende, de Dengese en de Basongo-meno werden gekenmerkt

door een slechts oppervlakkige administratieve occupatie en een kleinere

economische bedrijvigheid. Het ging om perifere territoria die niet zoveel

aangedaan werden, noch door de autoriteiten, noch door religieuze missies. Vellut

spreekt in casu over pays perdu. Na de opstand in het Dengese-territorium plantte

de administratie in het centrum van het gebied een nieuwe koloniale post en een

commercieel centrum neer. Er werden ook in de Kole, Kikwit en Kandale territoria

maatregelen genomen ter versterking van de koloniale aanwezigheid.

Het machtsvacuüm dat er soms heerste versterkte de antikoloniale sentimenten en

gaf sektarische bewegingen de kans zich verder te ontwikkelen. Het

196

DRIESMANS, I., De crisis van de jaren dertig in Belgisch Kongo en Frans Equatoriaal Afrika. Een

vergelijkende analyse van de evolutie van de levensstandaard van de autochtone boeren in Lisala en Haut-

Ogooué in de periode 1927-1936, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 2000, p.177.

Page 117: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

117

maatschappelijke ongenoegen en sektarische bewegingen gingen hand in hand.

Deze bewegingen vormden in de samenleving een bovenlaag, een soort noblesse

d‟argent. De Pende kenden de Santana beweging (Tupelepele sekte), in het

Dengese-territorium was de Etoti sekte actief en in het Kole territorium de Isendjei

sekte. De recepten van dergelijke bewegingen zijn gekend voor Belgisch Congo, ze

hadden een terugkeer naar de vroegere samenlevingsvorm als doel, werkten met

„nkisi‟ en voorspelden nieuwe tijden van overvloed. Ze kenden ongetwijfeld

rituele en religieuze aspecten, maar wat primeerde waren de politieke

betrachtingen.

In beide revoltes leverden deze sektes het kader van de opstand. De leiders

hadden een unificerende rol, het waren politieke figuren die de bevolking

mobiliseerden.

3.2.2. Verloop

Het verloop van de opstanden wordt gekenmerkt door het grote aantal

slachtoffers bij de autochtone bevolking en daartegenover het lage aantal doden

bij de Force Publique. Voor de Pende opstand neem ik de cijfers van

Vanderstraeten over die het op een minimum aantal slachtoffers van 500 houdt.

Hiertegenover staat dat geen enkele militair van de Force Publique dodelijk

getroffen werd. Er waren wel een veertigtal gewonden. We mogen natuurlijk de

dood van Balot niet vergeten te vermelden.

Cijfers voor de Dengese opstand vinden we enkel terug in de bronnen van de

koloniale overheid. Een lijst van de A.I.M.O.197 vermeldt 250 slachtoffers die

dodelijk getroffen waren door kogels.198 Naast de opstandelingen die stierven bij

confrontaties hadden veel dorpen een serieus aantal doden te betreuren als gevolg

van honger en ontbering in het woud. De dorpelingen waren er in bepaalde

opstandige regio‟s slecht aan toe na het lange verblijf in het woud. Het totale

197

Affaires indigènes et main d‟oeuvre 198 Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 1, Rapport d‟ensemble sur l‟opération militaire chez les Dengese, 18 mei 1932, auteur Van Hoeck, p.7.

Page 118: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

118

aantal slachtoffers zal hier dan ook zeker de 400 benaderen. Aan de kant van de

Force Publique vielen zeven doden. Deze slachtoffers werden dodelijk geraakt

door een ijzeren pijl of vergiftigd exemplaar en stierven aan hun verwondingen.

Een soldaat stierf aan de gevolgen van gangreen, een andere aan een dodelijke

longziekte. Er raakten verder nog 34 soldaten gewond vooral door pijlen, spietsen

en “friendly fire”.

Bij deze cijfers valt de disproportie op tussen het aantal slachtoffers bij de

autochtone bevolking en deze in de rangen van de Force Publique. De

opstandelingen leden grote verliezen in vergelijking met de troepen van de Force

Publique. De opstandeling, bewapend met simpele wapens zoals een pijl en boog

of een speer, was dan ook geen partij voor de modern bewapende koloniale

troepen. De Pende bezaten wel enkele pistolen, maar maakten er geen efficiënt

gebruik van.

Het is opmerkelijk dat er bij de Dengese opstand zeven soldaten omkwamen en bij

de Pende opstand geen enkele. Dit valt vooral te verklaren door het feit dat de

Dengese gebruik maakten van vergiftigde pijlen, in tegenstelling tot de Pende.

Hadden de Pende van dergelijke pijlen gebruik gemaakt, waren naar alle

waarschijnlijkheid ook enkele gewonde soldaten achteraf overleden aan hun

verwondingen. De onervarenheid van de opstandelingen zorgde ervoor dat ze

weinig voordeel haalden uit hun numerieke meerderheid en uit hun wapens.

Voor de repressie van de opstand konden de autoriteiten beroep doen op drie

interventiemogelijkheden waarbij men successievelijk overging van bezetting,

over een politionele operatie tot een militaire operatie. In de praktijk kwamen de

ordonnanties met veel vertraging toe bij de autoriteiten op het terrein. De

gebrekkige communicatie kenmerkte beide revoltes en bemoeilijkte de coördinatie

van de repressie. Ook de slechte verbindingen en het gebrek aan deftige wegen

bemoeilijkten de operaties.

Een ander gegeven dat de coördinatie bemoeilijkte was dat de opstandige

gebieden zich over verschillende territoria, districten en provincies uitstrekten. De

Page 119: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

119

opstand stopte niet aan de administratieve grenzen, maar de bevoegdheid van de

verantwoordelijken op het terrein soms wel. In beide opstanden werden de lagere

autoriteiten met dit probleem geconfronteerd. De opstand van de Dengese vond

plaats op de grens tussen de Evenaarsprovincie en de Kasaï-provincie en op de

grens van het Lac Léopold II district en het Sankuru district. De Pende opstand

situeerde zich op de grens van het Kwango-district en het Kasaï-district. In beide

gevallen ondervond men dat er nood was aan een duidelijk militair plan dat

gecoördineerd werd over de district- en provinciegrenzen heen. Deze opdracht

werd toegewezen aan majoor B.E.M. Mauroy voor de Dengese opstand en aan

majoor Lebrun voor de opstand van de Pende.

Toch zorgde ook dit niet voor een vlekkeloze organisatie van de troepen op het

terrein. Het duurde een hele tijd voor de situatie terug onder controle was. Het

valt te betwijfelen of de troepen wel efficiënt ingezet werden. Het is een kwestie

van opvatting of de enige manier om een revolte met lichtbewapende

opstandelingen te bedwingen eruit bestaat een groot aantal soldaten tegenover te

zetten, bewapend met geweren en mitrailleurs. Men gebruikte de strategie om met

groot machtsvertoon opstanden snel de kop in te drukken en een voorbeeld te

stellen. De opvattingen veranderden hierover vanaf de jaren vijftig. Het gebruik

van wapens en dan vooral van mitrailleurs tijdens operaties werd als minder

wenselijk beschouwd en strikter gelimiteerd.

Door de aard van het gebied verliepen de militaire operaties moeizaam. Directe

confrontaties werden vermeden. De meeste aanvallen gebeurden op de

invalswegen naar de dorpen. Veel opstandelingen verschuilden zich in

geconstrueerde schuilplaatsen in afgelegen en bijna ontoegankelijke gebieden van

het woud.

3.2.3. Maatregelen

Een belangrijke oorzaak voor de revolte was de economische en politieke

verwaarlozing van het gebied. Algemeen nam men in de gebieden maatregelen ter

Page 120: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

120

versterking van de koloniale aanwezigheid. Naar het Dengese-territorium werd

nieuw territoriaal personeel gestuurd. Een nieuwe territoriale agent installeerde

zich in de noordoostelijke regio, in de nieuwe post in Djia, in het centrum van het

opstandige gebied. Er kwam ook een vaste missiepost met drie paters in Djia.

Naar aanleiding van de Pende revolte en de trage ontplooiing van de troepen

werd de territoriale bezetting opgevoerd van circa 5 naar 40 manschappen per

territorium. Deze maatregel werd drie jaar later terug gecorrigeerd omdat het in

de praktijk niet werkte. De troepen in de territoria bleven zonder echte

omkadering. Ook in het Dengese-territorium werden vaste troepen geïnstalleerd

in Djia.

Economisch wou men de gebieden verder ontwikkelen. Voor de Dengese en Kole

territoria kwamen er maatregelen om de commerciële activiteit en de

infrastructuur te verbeteren. Er werden plannen opgemaakt voor de aanleg van

een berijdbare weg tussen Dekese en Loto. Men ging over tot het organiseren van

periodieke markten op verschillende plaatsen in het territorium, onder nauw

toezicht van de administrateur van het gebied. In bepaalde gevallen mochten

handelaars zich gratis vestigen in deze gebieden.

Er werden verder ook onderzoeken gevoerd naar misbruiken en wantoestanden in

het verleden. In het Kole-territorium kwam er een onderzoek naar de handelingen

van katoenmonitor Libert en zijn opzichters.

Vooral naar aanleiding van de Pende opstand werden verregaande onderzoeken

gevoerd. Het onderzoek van Jungers stelde enkele disciplinaire sancties en

ontslagen voor. In de praktijk kwamen de meesten er zonder zware sancties vanaf.

Jungers eiste de verwijdering van 6 commerciële agenten. Verder eiste hij het

ontslag van territoriaal agent Burnotte en adjunct-districtcommissaris

Dewilliamort. Daarnaast ijverde hij ook voor disciplinaire sancties tegen

districtscommissaris Vanderhallen en majoor Lebrun. Vanderhallen werd ten laste

gelegd dat hij de militaire operatie voor bepaalde gebieden te snel ordonneerde en

Page 121: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

121

overmatig gebruik maakte van zweepslagen. De militaire leiding (majoor Lebrun)

werd berispt omdat het kleine detachementen zonder leidinggevend Europees

personeel het woud liet uitkammen. Volgens Jungers had dit tot veel extra

slachtoffers geleid.199 Ook na afloop van de Dengese opstand werd dit aan de kaak

gesteld en kwamen er sancties tegen een zwarte sergeant van de Force Publique

waarvan de soldaten teveel slachtoffers gemaakt hadden.

199

VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931, Brussel, 2001,

p.86.

Page 122: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

122

IV. ALGEMEEN BESLUIT

Page 123: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

123

Om tot een volwaardige vergelijking te komen vonden we een gedetailleerde

studie van de Dengese-opstand aangewezen. Er is immers, in tegenstelling tot de

Pende-opstand, nog weinig onderzoek verricht naar de Dengese-opstand. Na de

studie van beide revoltes konden we ze naast elkaar beschouwen om

overeenstemming of verschil vast te stellen. De conclusies, die uit het aangereikte

materiaal kunnen getrokken worden, stellen ons in staat een aantal antwoorden

op de onderzoeksvragen te formuleren.

Beide opstanden kunnen als antikoloniaal gecategoriseerd worden en vonden

plaats in een bijna identieke context. Het belangrijkste verband was de

economische toestand. De opstanden vonden ongeveer in dezelfde periode plaats

tijdens de economische crisis in het begin van de jaren dertig. Periodes van

economische crises of verhoogde productiedruk waren gunstige periodes voor

opstanden. De verzetshaarden bevonden zich op ongeveer 400 kilometer van

elkaar. Toch zijn er geen overtuigende gegevens die wijzen op een sterke

rechtstreekse invloed van de Pende-opstand (die enkele maanden eerder

ontstond) op de opstand in de districten Lac Léopold II en Sankuru. Beide

opstanden zorgden voor een zekere agitatie en gewelddadige incidenten in hun

ruimere omgeving. Van enige invloed zal dus wel sprake geweest zijn, geruchten

hadden immers een belangrijke invloed op het gedrag en de geestesgesteldheid

van de autochtone bevolking.

Een gemeenschappelijk kenmerk van de kernen van verzet binnen de opstandige

territoria is dat het om perifere gebieden ging. Het gaat hier dan vooral om het

noordoosten van het Dengese-territorium en in het verlengde hiervan het westen

van het Kole-territorium. Voor de Pende-opstand zijn het grensgebied tussen de

Kandale en Kikwit-territoria de grootste verzetshaard. Deze gebieden waren

moeilijk toegankelijk door het dichte evenaarswoud en het feit dat ze weinig

ontsloten waren door berijdbare wegen. De koloniale administratie was er slechts

beperkt aanwezig en er waren bijna geen grote economische centra. De bevolking

leefde hier ver weg van de effectieve controle van de administratie. Deze

Page 124: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

124

kenmerken kunnen dan ook als belangrijke oorzaken van het verzet en zijn

ontwikkeling gezien worden.

Traditionele machtsgroepen waren in beide gevallen de drijvende kracht achter de

revolte. De koloniale autoriteiten hadden met de kolonisatie de traditionele sociale

structuren binnen de samenleving ondermijnd. In twee chefferies in het Pende-

gebied vormde een machtsstrijd tussen traditionele chefs en gemedailleerde chefs

de directe aanleiding van het verzet. Tijdens periodes van maatschappelijk

ongenoegen keerde het geweld zich meerdere malen in eerste instantie tegen

inlanders in dienst van de Belgische autoriteiten.

Traditionele bewegingen kenden in die periodes grote weerklank. Bij de Pende en

de Dengese waren sektarische bewegingen actief, die een machtige groep binnen

de samenleving vormden. Deze sektes zorgden voor een zekere cohesie en

leverden de leiding van de revolte. Op die manier bewerkstelligden ze een snelle

uitbreiding van de opstand. De bewegingen bezaten rituele en religieuze aspecten,

maar vooral de politieke betrachtingen primeerden, hoe vaag deze ook

geformuleerd waren.

De antikoloniale sentimenten werden echter hoofdzakelijk gevoed door de

verslechtering van de levensomstandigheden als gevolg van de globale

economische crisis. Vooral in de eerste drie jaren van de jaren dertig legde dit een

zware last op de schouders van de inheemse bevolking. De crisis werd in de

bestudeerde territoria sterk gevoeld door de lagere prijzen die de inlanders voor

hun grondstoffen verkregen. De prijzen vielen op twee jaar tijd terug tot de helft à

een derde van de waarde voor de crisis. Ondermeer de palm- en kopalsector

werden hierdoor sterk getroffen. Op het terrein resulteerde dit in een sterke daling

van de inkomsten van de inlanders.

In 1930 en 1931 was de belasting daarbovenop nog eens significant gestegen. De

autoriteiten trachtten via fiscale dwang de greep op de bevolking te verhogen. De

koloniale overheid paste een politiek toe die de Congolezen deed betalen voor de

Page 125: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

125

crisis. Deze politiek bestond erin de productie voor de export te verhogen en de

arbeidskosten laag te houden.

De belastingen vormden in eerste instantie een bron van inkomsten, maar in

tweede instantie was het ook een middel om de productiviteit te verhogen. Tussen

1927 en 1932 waren de belastingen in de Dengese en Kole territoria iets meer dan

verdubbeld. Gezien het feit dat deze gebieden economisch minder ontwikkeld

waren, had de bevolking weinig mogelijkheden om dit geld te verwerven.

In het Pende-gebied werd de druk vooral gevoeld door de gedwongen werving en

dwangteelten. De bevolking kwam hier dus in opstand tegen de verregaande

economische exploitatie.

De economische maatregelen, die genomen werden naar aanleiding van de crisis,

zorgden vanaf 1935 wel voor een herstel. Dit was het gevolg van een serieuze

productiestijging en een stijging van de grondstofprijzen op de wereldmarkt.

De opstanden kenden een gelijkaardig verloop. De coördinatie van de repressie

werd door verschillende factoren bemoeilijkt. De opstandige gebieden strekten

zich uit over verschillende territoria, districten en provincies. De repressie vaan

beide opstanden werd om die reden onder de leiding van een militair bevelhebber

geplaatst die de operaties beter kon coördineren. Een andere moeilijkheid was de

aard van de gebieden. De opstandelingen en de rest van de bevolking vonden een

schuilplaats in het dichte woud. De opstandelingen vermeden directe

confrontaties ondermeer omdat na verloop van tijd duidelijk werd dat ze weinig

konden uitrichten tegen de superieur bewapende troepen van de Force Publique.

De disproportie tussen het aantal slachtoffers bij de autochtone bevolking en de

koloniale troepen is dan ook groot. Bij de Pende-opstand vielen er geen

slachtoffers bij de Force Publique. Tijdens de Dengese-opstand vielen er zeven

doden bij de koloniale troepen. Dit verschil valt vooral te verklaren door het feit

dat de Dengese gebruik maakten van vergiftigde pijlen in tegenstelling tot de

Pende.

Het aantal dodelijke slachtoffers bij de Pende-bevolking loopt op tot minimum 500

bij de Dengese-opstand wordt dit aantal op minimum 400 geschat.

Page 126: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

126

De problemen die Belgisch Congo tijdens de eerste jaren van de jaren dertig

kende, verplichtte de Belgische autoriteiten tot enkele belangrijke maatregelen,

vooral op economisch vlak. De koloniale staat kreeg tijdens de crisis immers te

kampen met enorme begrotingsproblemen. De economische crisis lokte een

groeiende staatsinterventie uit, ondermeer op het gebied van prijsvorming. De

lokale administratie, bezorgd om de fiscale verplichtingen, poogden de boeren

van een minimum aan geld te voorzien door minimumprijzen vast te stellen. Hier

botsten de belangen van de koloniale maatschappijen en de koloniale overheid.

De opstanden leidden tot ingrepen van de administratie op de betrokken groepen.

Om beter toezicht te kunnen uitoefenen werd het gebied van de Pende in 1931

gescheiden door de provinciale grenzen van Leopoldstad en Kasaï.

Ook de gebieden in de districten Lac-léopold II, Sankuru en Equateur kenden een

reorganisatie na de opstand. Veel van de maatregelen werden echter in 1933 al

terug herzien bij een nieuwe grote hervorming. Dit was de laatste grote

hervorming van de provinciale grenzen.

Er werden ook specifieke maatregelen genomen in de opstandige regio‟s ter

versterking van de politieke en economische bezetting.

De inheemse bevolking kon de facto op weinig manieren invloed uitoefenen op de

gevoerde politiek.

Page 127: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

127

Bibliografie

Monografieën

BUAKASA, T.K.M., L‟impensé du discours. „Kindoki‟ et „nkisi‟ en pays Kongo du Zaïre,

Kinshasa, 1973.

CORNEVIN, R., Histoire du Congo (Léopoldville), Parijs, 1963.

DE MEULDER, B., De kampen van Kongo. Arbeid, kapitaal en rasverdeling in de

koloniale planning, Antwerpen, 1996.

DRIESMANS, I., De crisis van de jaren dertig in Belgisch Kongo en Frans Equatoriaal

Afrika. Een vergelijkende analyse van de evolutie van de levensstandaard van de

autochtone boeren in Lisala en Haut-Ogooué in de periode 1927-1936, Onuitgegeven

licentiaatsverhandeling, Gent, 2000.

HULSTAERT, G., Les Mongo, Tervuren, 1961.

JEWSIEWICKI, B., ‘Belgian Africa’, in: Roberts (A.D.), ed., The Cambridge History of

Africa. Vol. 7: 1905-1940, Cambridge, 1982.

MANYA, K., Evolution du pouvoir local au Sankuru, Berlijn, 1996.

NDAYWEL E Nziem, I., Histoire du Zaïre, de l‟héritage ancien à l‟âge contemporain,

Louvain-la-neuve, 1997.

NELSON, S.H., Colonialism in the Congo Basin 1880-1940, Ohio, 1994.

Page 128: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

128

NOLLET, V., Informele sociaal-politieke oppositie door een gemarginaliseerde bevolking.

Een verzetsanalyse van Belgisch Kongo tijdens het interbellum, Onuitgegeven

licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, 2003.

TURNER, T., A century of political conflict in Sankuru, Wisconsin, 1972.

VAN DER KERKEN, G., L‟ethnie Mongo, Brussel, 1944

VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en 1931,

Brussel, 2001

VANSINA, J., Introduction à l‟ethnographie du Congo, Brussel, 1966.

Tijdschriftartikels

DOOM, R., Emancipatieprocessen tussen de twee wereldoorlogen bij de rurale

bevolking van Belgisch-Kongo, in: A.V.R.U.G.-Bulletin, 1980, jaargang 7, ¾.

HULSTAERT, G., Une lecture critique de l‟ethnie Mongo de G. Van Der Kerken.

in: Etudes d'Histoire africaine, vol. 3, 1972.

SIKITELE, G., „Les racines de la révolte Pende de 1931‟. In : Etudes d‟histoire

Africaine, vol. 5, 1973.

Page 129: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

129

Kaarten

1. Administratieve grenzen van Belgisch Congo in 1926 en 1933.

Bron: JEWSIEWICKI, B., ‘Belgian Africa’, in: Roberts (A.D.), ed., The Cambridge

History of Africa. Vol. 7: 1905-1940, Cambridge, 1982, p. 468.

Page 130: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

130

2. Gebied van de Mongo etnie.

Bron: NDAYWEL E Nziem, I., Histoire du Zaïre, de l‟héritage ancien à l‟âge

contemporain, Louvain-la-neuve, 1997, p. 177.

3. Op de volgende pagina is een kaart van de opstandige regio terug te vinden. De

kaart is een close-up van de grensregio tussen de districten Lac Léopold II en

Sankuru. Bron: Afrika Archief, AI4741, II.Q.5, farde 3.

Page 131: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

131

Page 132: DE OPSTAND IN DE DISTRICTEN LAC LÉOPOLD II EN SANKURU ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/333/959/RUG01-001333959_2010_000… · Als laatste overlopen we de belangrijkste gebeurtenissen

132

4. Kaart van de Pende-opstand.

Bron: VANDERSTRAETEN, L.F., La répression de la révolte des Pende du Kwango en

1931, Brussel, 2001, p.100.