De Nulde Lijn FINAAL 1

78
1 Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, Studiegebied Gezondheidszorg Departement HIVV Doorniksesteenweg 145 8500 KORTRIJK Tel: (056)26 41 10 Fax : (056)20 46 89 E-mail : [email protected] De Nulde Lijn. ( Onderzoek naar de noodzaak aan zelfhulpgroepen binnen het samenwerkingsverband “ De Bolster “ Kortrijk.) 3 de jaar Bachelor in de Verpleegkunde specialisatie Psychiatrie Steven Gerard Tanghe

Transcript of De Nulde Lijn FINAAL 1

Page 1: De Nulde Lijn FINAAL 1

1

Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, Studiegebied GezondheidszorgDepartement HIVVDoorniksesteenweg 1458500 KORTRIJK

Tel: (056)26 41 10Fax : (056)20 46 89E-mail : [email protected]

De Nulde Lijn.( Onderzoek naar de noodzaak aan zelfhulpgroepen binnen het samenwerkingsverband “ De Bolster “ Kortrijk.)

3de jaar Bachelor in de Verpleegkunde specialisatie Psychiatrie

Steven Gerard Tanghe

Academiejaar: 2010-2011

Eindwerk begeleiding: Philine Deryke

Page 2: De Nulde Lijn FINAAL 1

2

Probleemstelling!

De v.z.w “ De bolster “ is een samenwerkingsverband van allerlei hulpverleningsorganisaties, die hun populatie begeleidt op o.a. het gebied van zinvolle dag invulling, psychiatrische & verpleegkundige interventies en re-integratie. En omdat men graag had geweten of een zelfhulpgroep oprichten of zich erbij aansluiten een verrijking zou zijn voor hun populatie. Moet men eerst een beeld krijgen op het huidige aanbod en de kennis omtrent dit onderwerp. Daarom heeft men mij gevraagd om mijn thesis daarrond op te bouwen. Om zo nadien aan de slag te kunnen gaan en de wensen van hun medewerkers, patiënten en/of cliënten verder in te vullen.

Het theoretische deel bevat de voordelen en valkuilen van zelfhulpgroepen. En mijn gids daarin was o.a. een recente studie, geleid door socioloog Godemont J. verbonden aan CeSO te Leuven. In opdracht van de vzw Trefpunt Zelfhulp ( partner van de KULeuven ).

Daaruit bleek dat er in Vlaanderen een brede waaier aan zelfhulporganisaties bestaan. Waarvan hun werking, doelen en doelgroepen dermate verscheiden zijn dat ik mij beperk tot één specifieke problematiek, namelijk de psychosociale.

Waarom enkel psychosociale problematiek?

1. Omdat dit de doelgroep is die De bolster wenst te bereiken en bereikt.

2. Omdat het aanbod in Kortrijk zeer miniem en moeilijk te vinden is.

3. Omdat deze zelfhulpgroepen vaak een specifieke omkadering vereisen.

4. Omdat zelfhulp / empowerment veel verantwoordelijkheid bij de hulpvrager legt.

5. Omdat dit onderwerp mij uitermate boeit.

Mijn centrale onderzoeksvraag stel ik als volgt:

Is er onder de hulpvragers van “De bolster” Kortrijk nood aan zelfhulpgroep(en), die werken rond psychosociale problematiek?

In het praktisch gedeelte heb ik de noodzaak aan zelfhulpgroepen onderzocht dit aan de hand van focusgroepen wat betreft het activiteitencentrum, Domino en in mindere mate ook De Hond in het kegelspel. In het geval van ( Vesta ) de psychiatrische thuiszorg wens ik dit te doen door middel van een vragenlijst.

Als blijkt dat er een verlangen bestaat aan zelfhulpgroepen wil ik ook nagaan of er mensen zijn die daarin het voortouw willen trekken.

Als blijkt dat er een werkelijke noodzaak is aan zelfhulpgroepen wens ik met dit werk bruikbare aanbevelingen mee te geven aan de persoon die deze groepen zal helpen vormgeven en opstarten.

Page 3: De Nulde Lijn FINAAL 1

3

Inhoudstabel

1.Wat zijn psychosociale problemen?

1.1. De verschillende niveaus van psychosociale problemen.

1.2. Hoe werken de niveaus?

1.3. Niveaus zijn ondeelbaar!

1.4. De cirkel is rond.

1.5. De hiërarchie.

1.6. Een Complex gegeven.

1.7. Psychosociale werken.

1.8. De omvang.

1.9. Voornaamste Probleemdragers.

1.9.1. Vrouwen.

1.9.2. Alleenstaanden en eenoudergezinnen.

1.10. De vijf procent.

1.11. Individualisering.

1.12. Digibeten

1.13. De laatste in de rij.

1.14. De winter van het ongenoegen.

1.15. Vadertje staat.

2.Het waarom van zelfhulpgroepen.

2.1 De cijfers.

2.1.1. Organisatorisch.

2.1.2. Contactnemers

2.1.3. Te bereiken doelgroep.

2.1.4. Doorverwijzing.

2.2. De algemene Cijfers

2.2.1. Starthulp.

2.2.2. Belangrijkste doelgroepen voor lidmaatschap.

2.2.3. Te bereiken doelgroep.

2.2.4. Lidmaatschap.

2.2.5. Website.

2.3. De definitie van een zelfhulpgroep.

2.3.1. Helpen verzwakt.

2.3.3. Voor wat hoort wat.

2.4. Zie de mens de egoïst!

3. De Werking van een zelfhulpgroep.

3.1. Gespreks- of praatbijeenkomsten.

Page 4: De Nulde Lijn FINAAL 1

4

3.2. Discussieforum of gespreksgroep op de website.

3.2.1. Anonimiteit.

3.2.2. Praktisch.

3.2.3. Inhoudelijk.

3.2.4. Schrijven heelt.

3.2.5. Kennis is macht.

3.2.6. De keerzijde.

3.2.6.1. Zij die niet meedoen kunnen niet winnen!

3.3. Het andere contact.

3.4. Lotgenotencontact & Gezondheidswinst.

3.4.1. Lichamelijk welzijn.

3.4.2. Geestelijk welzijn.

3.4.3. Sociaal welzijn.

3.4.4. Artsenrelatie.

3.4.5. Maatschappij.

3.4.6. Economie.

3.4.7. Always look on the bright side of life!

3.5. Samenwerken met professionals.

3.5.1. Professionele betrokkenheid.

3.5.2. Professionalisering is een samenzwering tegen de leken.

3.5.4. Geen dag zonder nacht.

3.5.5. Het Contact.

3.5.6. Het ondersteunen.

3.5.7. Promotie.

3.6. Beïnvloeding van het beleid.

3.6.1. De goedkope expert.

3.6.2. Struikelblokken.

3.6.3.Samenwerking.

3.7.Beleid.

4. Werkingsmiddelen.

5. Onderzoekspopulatie.

5.1. De Bolster “Beschut Wonen”.

5.1.1. Historiek.

5.1.2. Opdrachtverklaring.

5.1.3. Doelgroep.

5.1.4. Aanmelding

5.1.5. Woningen.

Page 5: De Nulde Lijn FINAAL 1

5

5.1.5.1. Studio’s.

5.1.5.2. Kamers.

5.1.6. Prijzen.

5.1.7. Vrijwilligers.

5.2. Activiteiten centrum.

5.2.1. Historiek.

5.2.2. Werking.

5.2.2.1. Overdracht

5.2.2.2. Werkoverleg.

5.2.2.3. Teamvergadering.

5.2.2.4. Intervisie.

5.2.2.5. Visiemoment.

5.2.2.6. Medewerkervergadering.

5.2.3. Doelgroep.

5.2.4. Toelatingscriteria.

5.2.4.1. Aanmelding.

5.2.4.2.Intakeprocedure. 

5.2.4.3. Start en begeleiding.

5.3. Domino.

5.3.1. Historiek.

  5.3.3. Soorten arbeid.

5.3.4. Doelstelling.

5.3.4.1. Werking.

5.3.5. Partners en verwijzers.

5.4. Vesta.

5.4.1. Historiek.

5.4.2. Doelgroep.

  5.4.3. Doelstelling.

  5.4.4. Aanmelding.

5.5. De hond in ’t kegelspel.

5.5.1. Doelstelling.

5.5.2. Doelgroep.

6. Focusgroepen.

6.1. Focusgroepen en de vorm.

Page 6: De Nulde Lijn FINAAL 1

6

6.2. Focusgroepen en hun voordelen.

6.3. Focusgroepen en hun nadelen.

7. Focusgroepen.

7.1. Activiteitencentrum focusgroep I.

7.1.1.Verslag.

7.2. Activiteitencentrum focusgroep II.

7.2.1.Verslag.

7.3. Activiteitencentrum focusgroep III.

7.3.1.Verslag.

7.3.2.Persoonlijk gesprek.

7.3.2.Persoonlijk gesprek.

8. Resultaten Domino.

8.1. Domino focusgroep IV.

8.2. Domino focusgroep V.

9. Resultaten Beschut wonen.

9.1.1.Inleiding.

9.2.1.Intervieuw in Bolster 1.

9.2.2.Intervieuw in Bolster 2.

9.2.4.Intervieuw in Bolster 4.

9.2.5.Intervieuw in Bolster 5.

9.2.6.Intervieuw in Bolster 6.

9.2.7.Intervieuw in Bolster 7.

9.2.8.Intervieuw in Bolster 8.

9.2.9.Intervieuw in Bolster 9.

9.2.10.Intervieuw in Bolster 10.

10. Resultaten Vesta.

11. Voorstellen.

Page 7: De Nulde Lijn FINAAL 1

7

1.Wat zijn psychosociale problemen?

Bij literatuuronderzoek naar de definitie van psychosociale problemen was al gauw merkbaar dat die uitermate diverse vormen kunnen aannemen. De auteur Sjef de Vries ( 2008 ) wou evenzo een opsomming geven en ik geef je een greep daaruit: depressiviteit, werkloosheid, relatieproblemen, traumaverwerking na een ongeluk, rouw, eenzaamheid, werkconflicten, echtscheiding, omgangsbemiddeling, gebrek aan een huis, financiële problemen, drank – en drugsproblemen, problemen i.v.m. seksualiteit, conflict ouder kind, kinderverwaarlozing, pesterijen enz. Kortom een zeer divers gegeven en daarom zal ik ze voor u indelen in verschillende niveaus.

1.1. De verschillende niveaus van psychosociale problemen.

Lichamelijk vlak ( somatisch niveau ). Conflicten met afwijkend denk en belevingsgebied ( psychisch niveau ). Relationeel gebied, conflicten op het werk, school, gezondheid ( sociaal niveau ). Financieel, woon – en werkterrein, voedsel ( materieel niveau ). De context waarin men buitenshuis functioneert cultureel, politiek, religie

( maatschappelijk niveau).

1.2. Hoe werken de niveaus?

Al de hierboven vernoemde niveaus functioneren op zich autonoom. De manier waarop je lichaam werkt is gebaseerd op een biologische logica die geen invloed heeft op het psychisch niveau.

Het materiële niveau werkt in onze westerse en kapitalistische maatschappij volgens de logica van de markt, of anders gezegd ze zijn onderworpen aan vraag en aanbod, maar die hebben op zich geen invloed op de biologische logica.

Wanneer men slechts een klein beetje verder kijkt merkt men dat de invloed van het ene niveau op het ander onlosmakelijk verbonden is.

Bijvoorbeeld ik groei op in een gezin waar de muren vochtig zijn, mijn kinderen die daar opgroeien worden door de vochtigheid veel vaker ziek dan zij die in betere woonomstandigheden leven. Dit kind is vaker ziek, mist meer lessen, slaagt er niet in om die achterstand in te halen en wordt na een tijdje gepest omdat hij slechte punten heeft waardoor er ook in het gezin spanningen beginnen te ontstaan. Dit kan dan weer zijn effect hebben op mijn gemoedstoestand en als ik onmachtig blijk om er iets aan te doen deemstert ook mijn levensvreugde weg en kom ik in een depressie terecht.

Materieel niveau benadeelt het somatisch niveau dit gaat op zijn beurt zijn negatieve invloed hebben op het materiële, maatschappelijke, sociale & psychische niveau.

Voor Zelfhulpgroepen die werken met slachtoffers van pestgedrag kan het belangrijk zijn om naast het leren omgaan met pestkoppen ook oog te hebben voor het materieel niveau en zodus onrechtstreeks via het maatschappelijke niveau het psychische niveau te verbeteren.

Page 8: De Nulde Lijn FINAAL 1

8

1.3. Niveaus zijn ondeelbaar!

Nauw verwant met het hierboven vermelde proces bestaat er ook iets als de ondeelbaarheid van de verschillende niveaus. De meeste mensen die om hulp vragen hebben ook verschillende problemen ( Furer & Tax, 1987 ). Ze stralen op elkaar af, en zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden

Dit principe onderlijnt de nood aan een zo breed mogelijke vorm van hulpverlening. En een zelfhulpgroep kan daarin een zeer dankbare medespeler zijn in het optimaliseren van iemands levenskwaliteit.

De kennis van dit proces leert ons dat bijvoorbeeld relationele problemen hun weerbots kunnen hebben op het somatisch niveau.

Totman R. beweerde in zijn boek “Social causes of illness” ( 1979 )

Het is heel aannemelijk dat psychische of lichamelijke ziekten een reactie zijn op het zelfde probleem. Meer nog dat lichamelijke ziekten wel eens een beschermende functie hebben om

ergere psychische decompensatie te voorkomen.

Zelfhulpgroepen die werken met personen die hun echtscheiding slecht verwerken kunnen door dit proces te kennen heel wat waardevoller zijn. Een langdurige afwezigheid van een lid verklaard door een aanslepende lichamelijke ziekte kan wijzen op een eventueel dieper liggende oorzaak!

1.4. De cirkel is rond.

Slechte woning, ziek kind, slechte cijfers, pesterijen, depressie van een ouder. De fout die men in zo een situatie zou kunnen maken is dat men het probleem lineair gaat gaan benaderen. Uiteindelijk zit het complexer dan dit in elkaar. De ene situatie, gebeurtenis ( niveau ) genereert niet automatisch een bepaalde reactie.

Het ene niveau geeft anders gezegd geen instructies aan het ander. Wat is de oorzaak en wat is het gevolg van een probleem is geen lineair gegeven. Problemen zijn circulair: er ontstaat / bestaat een zodanige relatie tussen de twee dat ze elkaar wederzijds beïnvloeden.

Bijvoorbeeld een neurotische psyche veroorzaakt slechte werkresultaten, een slechte organisatie van het werk kan mensen neurotischer maken. Dit weten kan belangrijk zijn voor de hulpverlening en dus ook voor de werking van zelfhulpgroepen.

Zelfhulpgroepen: die zich hoofdzakelijk bezig houden met het organiseren van uitstapjes en sociale activiteiten voor mensen die kampen met werkloosheid en armoede, hoeven zich niet verplicht te voelen als hoofddoelen te stellen “hulp bieden bij het vinden van werk of budgetcontrole”

Ze kunnen ook kiezen om hoofdzakelijk rond sociaal isolement te werken en daardoor kan men op één gebied een positieve invloed uitoefenen om zo verder andere niveaus te verbeteren.

Page 9: De Nulde Lijn FINAAL 1

9

1.5. De hiërarchie.

Een economische crisis ( maatschappelijk niveau ) omvat veel meer beïnvloedende factoren dan een verkoudheid ( somatisch niveau ). Zo bleek dat gezinnen meer invloed hebben op het individu dan omgekeerd ( Straker & Jacobsen, 1979; Wright & Stoffelmayer, 1980 ). Evenzo vond Nijhof (1979 ) geen oorzakelijk verband tussen lagere status en psychische stoornis.

Dat er een vorm van hiërarchie is bij problemen bewijst ook een recent Deens onderzoek. De anti-abortusliga probeert ons al sinds hun ontstaan te overtuigen van het feit dat een abortus laten uitvoeren psychiatrische problemen veroorzaakt. Anders gezegd dat die beslissing ( somatisch niveau ) problemen veroorzaakt op het psychisch niveau.

Maar de cijfers spraken die redenering tegen. Het bleek eerder omgekeerd te werken namelijk dat meisjes of vrouwen die zich minder goed voelden voorafgaand aan de abortus eerder voor een abortus kozen.

In de benadering van problemen kan het zoeken naar de hiërarchie zeer belangrijk zijn.

Zelfhulpgroepen: die werken rond een bepaald probleem mogen dit gegeven van hiërarchie niet uit het oog verliezen omdat het belangrijke informatie kan bevatten.

1.6. Een Complex gegeven.

Psychosociale problemen zijn dus een enorm complex gegeven. De verschillende processen en levensgebieden bemoeilijken het begrijpen en de hulpverlening.

De verschillende processen en levensgebieden beïnvloeden en worden beïnvloed, versterken of verzwakken het ene probleem of situatie (Hoe werken de niveaus 1 ).

De oorzaak van een problematiek kan op het eerste zicht overduidelijk zijn, terwijl men na een grondige bevraging of observatie tot heel andere bevindingen komt ( De cirkel is rond & De hiërarchie2 ).

Ons leven werkt een beetje als een puzzel, ieder niveau is een puzzelstukje. Zolang er kleine stukjes af zijn of hier en daar wat kleurverschil is, zal men de puzzel redelijk goed terug kunnen in elkaar steken. Naargelang er meer stukken ontbreken of beschadigd zijn zal het in elkaar steken gecompliceerder worden.

Daarnaast bleek uit de onderzoeken van De Vries ( 2007, 1992 ) en Reimers (2001) dat een efficiëntie hulpverlener naast het vergaren van academische kennis ook zaken als: erkenning, veiligheid, persoonlijke relatie, hoop bieden, begrijpelijkheid van informatie, zeggenschap in doelen, inhoud en werkwijze, structurele inzichten van de hulpverlening, en concrete steun in zijn of haar arsenaal moet hebben staan.

Samengevat: Accepteer mij, luister naar mij, praat met me en help me in die volgorde, waarbij de kwaliteit van het voorafgaande een voorwaarde is om dit adequaat te kunnen

1 Hoofdstuk 1.2.

2 Hoofdstuk 1.5 & 1.4

Page 10: De Nulde Lijn FINAAL 1

10

doen. Wie iemand niet accepteert kan niet goed naar hem luisteren, wie niet goed geluisterd heeft, kan moeilijk efficiënt zaken bespreken en adviezen geven ( De vries, 2008 ).

Breng dat samen: een complex probleem en het feit dat efficiënte hulp zich vooral op het gebied van begrijpen, aanvaarding en zeggenschap situeert. En je kunt er zo het belang van lotgenotencontact uit destilleren.

1.7. Psychosociale werken.

Of het nu om professionele hulp of niet gaat, het onderscheid in soorten verstoringen die een mens kan ervaren is cruciaal voor een efficiënte hulpverlening.

De oplossing voor (levens)moeilijkheden kan men terugbrengen tot een verhoging van het probleemoplossend vermogen van de hulpvrager. Een zelfhulpgroep als aanvulling bij de professionele werken kan daarop inspelen door het aanbieden van informatie of advies.

Een symptoom is het resultaat van een langdurig gebrek aan probleemoplossend vermogen, het niveau ( sociaal, materieel )waar dit symptoom zich manifesteert is de achillespees van die persoon.

1.8. De omvang.

Tegenwoordig hoort men wel eens zeggen dat er steeds vaker een beroep wordt gedaan op hulpverlening voor meer uiteenlopende psychosociale problemen. Dit zou volgens Hutschemakers ( 2000 ) samenhangen met de benoeming van de problemen.

Velen van de moeilijkheden beschouwde men vroeger als een aanvaardbaar onderdeel van het leven terwijl men deze nu wenst te behandelen en/of genezen. Dit zou te wijten zijn aan bredere informatieverschaffing over ziekten door professionals ( De vries 2008 ).

Ook is er een groeiende intolerantie voor eigen (psychisch) lijden of het kwijnend schaamtegevoel. Op maatschappelijk niveau is men steeds minder bereid om elkaars problemen te verduren. Ook wat in een bepaalde situatie als slecht karakter wordt ervaren binnen een bepaalde context ( gezin ), ziet men in een andere context als een te genezen eigenschap.

Kortom of een gebeurtenis / situatie als probleem wordt ervaren is ook erg beïnvloed door o.a. de context, cultuur, religie, tijdsgeest, persoonlijke draagkracht. Er is meer gevoeligheid voor het onderwerp maar cijfers van onze noorderburen geven nauwelijks een stijging weer.

Men vond wel verschillen tussen platteland en stad. Steden worden meer geconfronteerd met materiële problemen en op het platte land bemerkt men meer immateriële problemen. Dit om vrij logische redenen.

Steden herbergen namelijk meer cliënten die een uitkering trekken wat resulteert in hulpverlening die meer daarop aansluit. Vervolgens tellen ze ook alsmaar meer allochtonen. In enkele grote steden vormen zij zelfs het leeuwendeel van hun aantal inwoners. En ook dit zorgt voor andere psychosociale problemen.

Page 11: De Nulde Lijn FINAAL 1

11

1.9. Voornaamste Probleemdragers.

1.9.1. Vrouwen.

Dat vrouwen meer psychosociale problemen hebben en/of ervaren dan mannen bewijst de literatuur met de regelmaat van de klok. Dit komt omdat zij vaak veel gevoeliger zijn en zich eerder verantwoordelijk voelen voor problemen op het gebied van relaties en opvoeding. Hun gevoel van eigenwaarde raakt in hun socialisatie verbonden met het bevredigende van begrip en zorgzaamheid voor elkaar en met het gevoel van wederzijds begaan zijn met elkaars lot ( Baker Miller, Jordan e.a.,1988 ). Vrouwen blijken zich, in tegenstelling tot mannen, onplezierige voorvallen en symptomen goed te herinneren en zijn meer geneigd problemen persoonlijk en psychologisch te verklaren ( Goldenberg & Goldyer, 2005 ).

Ze zijn gevoeliger voor de behoefte van de ander maar die goede kwaliteit maakt hen ook afhankelijker van relaties en sociale steun. En laat nu net het ontbreken van sociale ruggensteun vaak een reden zijn tot het zoeken van hulp.

Vrouwen hebben “dankzij” de emancipatie nu wel het recht om te gaan werken en een carrière op te bouwen. Maar hun bijdrage tot het huishouden en de opvoeding is in vele gezinnen nog steeds veel meer dan die van manlief.

In de meeste eenoudergezinnen staat ook een vrouw aan het ‘hoofd’.

Over het algemeen neemt men aan dat mannen oververtegenwoordigd zijn in bestuurlijk-administratieve functies van zelfhulpgroepen. Maar bij de bevraagde zelfhulpgroepen is echter 56% van de bestuursleden een vrouw (Godemont J., 2010 ).

1.9.2. Alleenstaanden en eenoudergezinnen.

Een onderzoek van Ten Have uit 2004 kwam tot de vaststelling dat het niet zozeer de psychische problemen zijn die een mens doen besluiten om hulp te zoeken.

Mensen met een hoge sociaal economische status hadden eerder last van het niet meer kunnen functioneren op emotionele en persoonlijke gebied. Zij die een lagere positie innemen, ervaren vooral het niet meer sociaal kunnen functioneren.

Waardoor het probleem ook voor de buitenwereld duidelijk wordt en een reden tot het zoeken van hulp.

Maar in beide gevallen kwam het er uiteindelijk op neer dat sociale steun enorm belangrijk is. Zij die een tekort hebben op dit gebied zijn minder in staat om aan hun problemen het hoofd te bieden.

Naar zelfhulpgroepen toe lijkt vooral het belang van een goede sociale omgeving cruciaal in ons goed functioneren en aankunnen van problemen.

1.10. De vijf procent.

Hoeveel mensen er kampen met psychosociale problemen weten we niet, maar dat hun aantal relevant is en aandacht verdient is wel zeker. Onze moderne westerse maatschappij biedt enerzijds veel mogelijkheden en beschermingen, maar het gekende Matteüseffect of “

Page 12: De Nulde Lijn FINAAL 1

12

zij die al veel hebben zullen meer krijgen, en zij die niets hebben wordt ontnomen wat ze verdienen” blijkt onuitwisbaar.

Om te krijgen wat je verdient heb je in onze geïnstitutionaliseerde samenleving niet enkel mensen en diensten nodig die tegen betaling voor je werken, info verschaffen en zorg verlenen, maar ook mantelzorgers, families, vrijwilligers of anders genoemd de nulde lijn. Ook zelfhulpgroepen kan men rekenen tot deze belangeloze vorm van hulpverlening.

Maar laat nu net die nulde lijn voor hen met psychosociale problemen het meest ontbreken. Slechts 5% van de zelfhulpgroepen in Vlaanderen werkt rond deze problematiek.

Een percentage dat niet in verhouding lijkt met het aantal geestelijke problemen in Vlaanderen , als je weet dat uit de cijfers van de European Study on Epidemiology blijkt dat 1 op 4 mensen in europa psychische problemen kent en dit aantal nog jaarlijks stijgt (J. Vandeurzen, 2010 )3. B. Onsea secretariaatsmedewerkster van vzw UilenSpiegel4 mailde mij hun ervaringen “ Een van de obstakels bij zelfhulpgroepen is in onze ervaring het feit dat de vrijwilligers, gezien hun psychische problemen en pathologie, niet steeds in staat zijn om op regelmatige basis in te staan voor het organiseren of leiden van een zelfhulpgroep”.

1.11. Individualisering.

Verstedelijking en het wegvallen van sociale controle heeft ons bevrijd van een juk waardoor we individualistischer kunnen beslissen op o.a. gebieden als vrije meningsuiting, geaardheid en politieke of religieuze overtuigingen. We hoeven niet langer verantwoordelijkheid af te leggen voor wie we zijn of wat we doen.

Anderzijds zorgt juist die vrijheid voor een benadeling van hen die minder sterk zijn. Wanneer je in armoede leeft zijn familie en vrienden vaak de enige die je kunnen helpen en juist armen kampen met het wegvallen van die steunpunten.

Sociale en culturele activiteiten of sportmanifestaties zorgen voor een veerkracht en weerstand wanneer het eens tegenvalt. Uitgerekend dit is wat bij vele minder bedeelden en psychisch belaste personen te duur is, teveel angst inboezemt of schaamte opwekt. Autonomie boven verbondenheid, assertiviteit boven samenwerking. En voor hen die sterk zijn biedt dit kansen, een bepaald deel van onze samenleving kan die ratrace niet aan.

Door de individualisering worden sociale netwerken dunner en er komen meer buitenstaanders ( de Vries, Jef 2008 ).

1.12. Digibeten.

Hoe ontmoet je tegenwoordig nieuwe kennissen en weet je waar de leukste feestjes zijn of de uitnodiging van die verjaardagsdronk. Hoe vind je de goedkoopste nutsvoorzieningen?

3 bron: 31

4 vzw Uilenspiegel werkt met en voor patiënten, gebruikers, cliënten en ervaringsdeskundigen die te maken hebben { gehad } met geestelijke gezondheidszorg – ook voor mensen met psychische moeilijkheden, levensmoeilijkheden en mensen met bijzondere psychische ervaringen en voor hen die zich solidair verklaren met de belangen van deze groep.

Page 13: De Nulde Lijn FINAAL 1

13

Via de site van het vreg5 kortom de digitale media is haast onmisbaar geworden. Ook dit tekort isoleert de zwakken in onze samenleving en zodus hun psychisch en sociaal functioneren.

1.13. De laatste in de rij.

Een bijkomende reden is de verdere flexibilisering die men vereist van mensen. Wanneer je minder geschoold of minder mobiel bent mis je de mooie kansen in het leven. En wanneer de economie in het slop zit ben je de eerste die zijn biezen mag pakken en de laatste die kan terugkeren als het ons weer voor de wind gaat6.

1.14. De winter van het ongenoegen.

De rijke blanke autochtoon die zich met minachting uitlaat over de kritiek die minderbegoeden hebben op allochtonen, en allochtonen tegenover autochtonen gaat voorbij aan de soms terechte ontevredenheid. De spanning van verschillende culturen, andere omgangsvormen, rigide overtuigingen, waarden en normen verhogen wederzijds discriminatie, uitsluiting en marginalisering. En die is zelden te vinden in de residentiële woonwijken, maar in de sociale wooncomplexen en vergeten buurten.

1.15. Vadertje staat.

De staat weet wat goed voor je is! De staat inventariseert en becijfert de zorgverlening en destilleert vanuit die wetenschap de efficiëntie ervan.

Zorg wordt een product van vraag en aanbod voor zij die de weg kennen. Dit staat soms haaks op de mening van vele zorgverleners, waarbij men streeft naar processen als outreachment7 en empowerment8.

Zorg bestaat nu eenmaal niet in heldere, afgebakende producten, maar is een open, onvoorspelbaar, relatie gebonden proces. Vaak wordt tijdens de behandeling duidelijk wat het probleem is en wat het product dus moet worden. Een proces omtoveren in een product is een enorm bureaucratische, leugenrijke klus. Er moet vroegtijdig een diagnose worden gesteld en het proces moet worden opgedeeld in aparte deeltjes met elk een eigen naam, een begin- en eindpunt en een prijskaartje ( de Vlies, S. 2008 ).

Het is daarom belangrijk dat een professional en het beleid zich niet bedreigd mogen voelen of minachting betonen voor initiatieven vanuit het vrijwillig milieu. Deze vrijwillige ervaringsdeskundigheid en expertise moet worden omhelsd en ondersteund om tot een nog bredere zorg te komen. Wat betreft zelfhulpgroepen kan het professioneel niveau inzake logistieke9 ondersteuning ( infrastructuur, affiches, folders ) bekendmaking, opstart of het doorgeven van informatie een zeer belangrijke schakel vormen.

5 Vlaamse regulator van de Elektriciteit- en Gasmarkt.

6 Crisis slaat wild om zich heen bij laaggeschoolden (Peter Heirman, 2010 ).

7 Bijlage 1

8 Bijlage 2

9 Zie Hoofdstuk : Financieel.

Page 14: De Nulde Lijn FINAAL 1

14

2.Het waarom van zelfhulpgroepen.

Waarom zelfhulpgroepen en wat is hun bijdrage tot de samenleving? Tijdens het lezen van dit rapport zult u de verschillende voordelen en nadelen van deze informele vorm van hulpverlening ontdekken.

Wanneer men denkt aan zelfhulpgroepen gaat men eerder denken aan een informele vorm van hulpverlening. De leek aan de macht of de nulde lijn. De meeste groepen beginnen uit nood aan begrip en het kunnen delen van ervaringen.

2.1. De cijfers.

Onderstaande cijfers zijn gebaseerd op een rapport10 waarvan de respons niet representatief is voor de populatie zelfhulpgroepen. Maar waarvan de rangorde van meest naar minst voorkomende problematieken wel evenredig is met het zelfhulplandschap. U leest eerst de cijfers die van toepassing zijn voor groepen die werken rond psychosociale problemen en daarna enkele algemene gegevens.

Wanneer u de procenten van sommige onderwerpen samentelt, zult u merken dat deze boven de 100% uitkomen. Dit komt omdat men in hun bevraging verschillende mogelijkheden gaf.

Bijvoorbeeld als men de te bereiken doelgroep ondervraagt ( zie 2.1.3. ) geeft men de verschillende groepen de kans om als het ware een pop poll te geven van onderwerpen die zij belangrijk vinden.

Zo blijkt 57% van de groepen het aanbieden van voordrachten op één te zetten, 40% zet belangenverdediging op de tweede plaats en 18% zet professionele zorg- en hulpverleners als hun voornaamste doelgroep op de derde plaats. Men mag zodus deze cijfers niet optellen ze geven de mate van belangrijkheid aan.

Zelfhulpgroepen die werken rond psychosociale problemen maken slechts 5% uit van alle groepen in Vlaanderen ( op één na het kleinste aandeel ).

100% van hen biedt de mogelijkheid om lid te worden. 50% Vraagt lidgeld. Zij duiden wel het vaakst aan dat ze een voorkeur geven aan een

andere manier van financiering. Persoonlijk aanspreken en spontane aanmeldingen zijn de voornaamste

rekruteringsbronnen. 29% registreert contactgegevens ( voornaam, naam, adres, telefoongegevens, e-

mailadressen, geboortedatum, rekeningnummer, eventueel vrijwillig engagement, en of hij / zij werkzaam is in de medische sector )

10% gebruikt een tijdschrift als communicatie-instrument. 75% tot 100% vraagt daarvoor abonnementsgeld. 81% ziet familieleden of partners als hun belangrijkste doelgroep voor lidmaatschap. 25% beschouwt professionele zorg- en hulpverlener als hun belangrijkste doelgroep.

2.1.1. Organisatorisch.

Raad van bestuur ( vzw ) bestaat gemiddeld uit vijf leden.

10 Godemont, J. (2010), Morfologie 2009 Zelfhulpgroepen in Vlaanderen, Trefpunt Zelfhulp VZW

Page 15: De Nulde Lijn FINAAL 1

15

Bij de feitelijke verenigingen zijn dat er slechts twee.

2.1.2. Contactnemers

33% wijst naar de professionele zorg- en hulpverlener als meest aangeduide contactnemers.

2.1.3. Te bereiken doelgroep.

57% Het geven van de voordrachten door geneesheer & specialisten. 40% primeert belangenverdediging 18% beschouwt professionele zorg- en hulpverleners als hun voornaamste

doelgroep.

2.1.4. Doorverwijzing.

71 % Van de professionele doorverwijzingen gebeurt door psychologen. 29% Van de professionele doorverwijzingen gebeurt door verpleegkundigen.

2.2. De algemene Cijfers

2.2.1. Starthulp.

47% krijgt professionele starthulp. 30% werd door een professionele organisatie gesteund. 23 % van Trefpunt Zelfhulp.

2.2.2. Belangrijkste doelgroepen voor lidmaatschap.

86% Zeer stabiele probleemervaarders. 68% Familieleden partners. 52% Professionele hulpverleners.

2.2.3. Te bereiken doelgroep.

84% de probleemervaarders.

51% de omgeving.

45% de professionele zorg- en hulpverleners.

26% leerkrachten, docenten of studenten.

30% het brede publiek.

22% andere professionals.

47% andere personen.

2.2.4. Lidmaatschap.

44% is lid na het betalen van lidgeld.

16 % na registratie.

15 % na een persoonlijk gesprek.

5 % na abonneren op tijdschrift.

Page 16: De Nulde Lijn FINAAL 1

16

Andere mogelijkheden waren via telefoon, website of Facebook.

Daarbij worden in een derde van de gevallen ziekte gebonden gegevens geregistreerd.

2.2.5. Website.

76% beschikte over een website.

2.3. De definitie van een zelfhulpgroep.

Het Vandale onlinewoordenboek beschrijft zelfhulpgroepen als volgt. Zelf·hulp·groep (de)1.praatgroep van mensen met een vergelijkbaar probleem, die dat probleem samen willen oplossen.

Een beschrijving die maar deels de lading dekt want deze samenkomsten doen vaak veel meer dan praten en problemen oplossen.

De beschrijving van moreel consulent Ines Jottier geeft volgens mij een veel completer beeld.

“ Een zelfhulpgroep bestaat uit mensen die een persoonlijke ervaring hebben van hetzelfde probleem of levenssituatie, ofwel rechtstreeks, ofwel via familie of vrienden. Ervaringen uitwisselen en delen geeft hen de gelegenheid elkaar onderling steun te geven alsook praktische informatie te verzamelen, tevens verkrijgt men ook informatie hoe met de problemen om te gaan. De groep wordt geleid door en voor leden. Sommige zelfhulpgroepen breiden hun activiteiten nog meer uit. Zij zorgen bijvoorbeeld voor dienstverlening of ze voeren campagnes voor mentaliteitsveranderingen. Soms nemen professionelen deel aan de groep op diverse wijzen wanneer dit door de groep gevraagd wordt.” ( Jottier, 2003 ).

Zoals u kunt lezen zijn de doelstellingen en de manieren om die te bereiken zeer uitgebreid. Uit een onderzoek van Trefpunt Zelfhulp (2009 ) bleek echter dat voor 73 % van de zelfhulpgroepen in Vlaanderen het bieden van lotgenotencontact hun voornaamste doelstelling is. Maar de manier waarop dat gebeurt kan erg variëren gaande van gespreks- of praatbijeenkomsten, (zieken)huisbezoeken, individuele gesprekken, telefonische opvang/permanentie, therapeutische sessies in een gesloten groep, informele contacten, jaarlijkse contactdag, ontspanningsactiviteiten, discussieforum of gespreksgroep op de

website.

2.3.1. Helpen helpt.

Wij het mensdom spreken graag over onszelf als een hoger rationeel wezen, dat alles keurig op een rijtje heeft en in staat is een sociaal netwerk uit te bouwen, zoals gebeurt bij

Page 17: De Nulde Lijn FINAAL 1

17

lotgenotencontact en dit dankzij onze psychosociale inzichten. Maar waarom we het wel of niet doen daar is nog altijd geen eenstemmigheid over.

2.3.2. Helpen verzwakt.

Het sterke individu moet blijven leven of ten minste zijn genen moeten blijvend worden doorgegeven ‘het egoïstisch gen’. Dus haalt de mens er zijn voordeel uit om hulpvaardig te zijn en om zo zijn kans op reproductie te verhogen en dat van zijn soort.

Het vervelende is echter dat helpen tijd kost en je je eigen leven in gevaar kan brengen. Daarom introduceerde de natuur de ‘verwantschapsselectie’ of hoe groter de genetische gelijkheid hoe meer men de neiging heeft om te helpen.

Maar naast het belang van verwantschap dat zich beperkt tot een kleine kring, hechten de meeste mensen ook belang aan ‘groepsselectie’ of de sterke wens van het individu om niet enkel een persoonlijke maar ook een sociale identiteit te hebben. Dit kan men verkrijgen door te gaan samenwerken en mensen te helpen uit dezelfde samenleving.

Ten derde heeft men nog het ‘wederzijds altruïsme’. Of anders gezegd als jij mij helpt, help ik jou. Een manier van omgaan die ook in de dierenwereld voorkomt, zoals het vlooien bij apen, de gevlooide aap die de ander beloont met voedsel.

Ook bij de mens bemerkt men dat een beloonde weldoener meer geneigd is om nogmaals te helpen. En dat zou ook de reden zijn waarom men eerder geneigd is om jonge knappe mensen te helpen dan ouderen of om gezonde vitale mensen boven zieken te verkiezen. We willen beloond worden!

2.3.3. Voor wat hoort wat.

In 1965 beschreef Frank Reissmann het ‘helperprincipe’ hij ging ervan uit dat helpen vooral ook de helper helpt. Er wordt een kosten-baten analyse gemaakt en uiteindelijk moet hetgeen men ervoor terugkrijgt in verhouding zijn met wat er is geïnvesteerd.

Daarbij mag men niet uitsluitend materieel denken. Beloningen in de vorm van respect, waardering, trots en aanzien zijn eveneens waardevol, zelfs het gevoel dat men zichzelf positiever gaat bekijken.

Helpen reduceert het schuldgevoel en zelfs op somatisch vlak wijzen studies op een sterke correlatie tussen vreugde ervaren door hulp te bieden en een verbeterende gezondheid.

Uit een onderzoek bij Multiple Sclerose patiënten bleek dat zij die hun lotgenoten hielpen meer zelfvertrouwen, zelfbewuster en minder depressieve klachten vertoonden.

2.4. Zie de mens de egoïst!

De bewering dat onze hulp een puur egoïstische, genetisch ingegeven daad is zoals sommige beweren wordt o.a. door de Amerikaanse socioloog Daniel Bastoon ontkend. Hij gaat uit van ‘de impact van empathie. Sommige personen hebben volgens hem wel degelijk een eerder altruïstische houding dan anderen. Het verschil ligt hem in de capaciteit tot het kunnen

Page 18: De Nulde Lijn FINAAL 1

18

inleven in de ander, het zich in de plaats van de ander kunnen stellen. Wanneer je die capaciteiten bezit ben je eerder in staat om te helpen dan anderen en krijg je ‘puur altruïsme‘.

De bioloog Michael Ghiseline verzet zich dan weer tegen deze stelling en dit met de geïllustreerde uitspraak ’Scratch an altruïst, and watch a hypocrite bleed’

Wat ook de moeilijk te doorgronden beweegredenen mogen zijn van de hulp die wij aan elkaar geven of van elkaar krijgen

3. De Werking van een zelfhulpgroep.

Er zijn tal van mogelijke manieren om lotgenotencontact te organiseren, maar afgaand op de beschikbare gegevens werkt men nog het meest via gespreks- of praatbijeenkomsten, discussieforum of gespreksgroep op de website,

3.1. Gespreks- of praatbijeenkomsten.

93% van de zelfhulpgroepen in Vlaanderen organiseert lotgenotencontact. Bij 65% van die contacten gebeurt dit via gespreks- of praatbijeenkomsten, in 27% via individuele gesprekken en telefonische opvang.

Bij groepen die werken rond psychosociale problemen is dat in 87% van de contacten het geval. Waaruit men alvast kan vermoeden dat er een nood is aan die praat- of gespreks bijeenkomsten. Maar wat zijn de voordelen en wat zijn de nadelen?Wat bespreekt men in zo een geval of wat bespreekt men het best niet?

Het feit dat men mensen ontmoet die vergelijkbare problemen ervaren kan al zorgen voor het gevoel dat men begrepen wordt en er dus niet alleen voor staat. Het niveau ligt vaak ter hoogte van datgene wat de patiënt begrijpt. Omdat ze allemaal op één of andere wijze probleemervaarders zijn. Ook de verscheidenheid aan tips en mogelijkheden om een problematiek aan te pakken, te bekijken, te verwerken en eventueel op te lossen behoort tot de voordelen van Gespreks- of praatbijeenkomsten.

Give sorrow words; the grief that does not speak whispers the o’erfraught heart and bids it break.

[Shakespeare, Macbeth]

In 1986 zocht de onderzoeker Pennebaker en collega’s naar een verklaring voor de ogenschijnlijk positieve effecten van het uiten van gevoelens en gedachten. Hierbij had men het hoofdzakelijk over het neerschrijven maar men vond geen significant verschil in uitkomst tussen het schrijven en uitspreken.

Minder arts bezoek. Verhoogde immuniteit. Betere schoolresultaten.

Page 19: De Nulde Lijn FINAAL 1

19

Verbeterde gemoedstoestand. Groter welbevinden.

En die positieve effecten beperken zich niet enkel tot zware traumatiserende situaties. Nee, ook het verlies van uw werk, gevangenschap of andere traumatische gebeurtenissen en zelfs minder dramatische situaties zoals de stress, die samenhangt met het studentenleven zou door uitspreken en/of schrijven positief worden beïnvloed.

3.2. Discussieforum of gespreksgroep op de website.

Behalve de klassieke face to face zelfhulpgroepen heeft ook het internet zijn intrede gedaan in deze vorm van hulpverlening. En ook hier vind je auteurs die het medium genegen zijn en anderen die er geen heil in zien. Ik heb geprobeerd om beide standpunten wat belichten ,maar of het nu werkt of niet zal uiteindelijk afhangen van de wensen en verwachtingen die lotgenoten hebben tegenover elkaar.

3.2.1. Anonimiteit.

Uit een Limburgs initiatief bleek dat hun cyberdienstverlening bij 2000 ethylmisbruikers meer had bereikt dan de klassieke methoden. De hulpvragers gaven aan dat ze de stap naar een face to face begeleiding nooit gingen zetten. Het gaat hier dan wel om een online therapie groep11, maar het duidt op het potentieel van een uiterst anonieme vorm van dienstverlening.

Cyberspace kan echte anonieme hulp bieden tegenover professionals, maar ook ten opzichte van lotgenoten.

Geen gefrons, schuddende hoofden, gezucht, verveelde houdingen of andere tekenen van afkeuring en desinteresse die mensen bewust of onbewust vertonen.

” Online support groups can carry that anonymity to a new level. When people have the opportunity to protect their real world identities from the occurrences within the group, they feel less vulnerable about participating and opening up” (Baraka A, 2008).

3.2.2. Praktisch.

Anders dan bij de klassieke zelfhulpgroepen ontbreekt bij de virtuele variant de noodzaak aan een vergaderplaats waardoor men niet hoeft te investeren in verplaatsing, huur, vervoer of opvang. Maar ook bepaalde beperkingen op zowel somatisch en psychisch gebied worden hierdoor gereduceerd zoals bij personen met sociale beperkingen of doven.

“Many individuals use their participation in an online support group to reduce feelings of loneliness and social isolation. This can especially be relevant for people who suffer from a stigmatized physical or mental condition or who feel inferior because society does not accept their special identity (Baraka A, 2008).

3.2.3. Inhoudelijk.

Ook inhoudelijk heeft een virtuele contactgroep zijn voordelen. Men reageert in slow motion, waarmee ik wil zeggen dat de communicatie doordachter, concreter ( to the point ), en zorgvuldiger is geformuleerd. En niet onbelangrijk: minder formeel, je hoeft niet mooi 11 Een door professionals geleide groep met een duidelijke doelstelling en tijdslimiet.

Page 20: De Nulde Lijn FINAAL 1

20

opgekleed te zijn het kan als het ware lekker thuis in uw kamerjas met een kopje thee en een aangenaam muziekje.

“It is well known that people say and do things in cyberspace that they ordinarily would not say or do in the face to face world. They loosen up, feel more uninhibited, and express themselves more openly. researchers call it the disinhibition effect “ (Baraka A, 2008 ).

Er hoeft ook niet meteen te worden geantwoord: asynchrone communicatie12, afhankelijk van het platform waarmee men werkt ( e-mail, discussion-board, … ) het kan dus een tijdje duren alvorens men antwoordt of een antwoord krijgt. Men kan het even laten bezinken. Het samen komen is theoretisch gezien 24u.op 24u. en 7dagen op 7 mogelijk. En men kan eens even weg gaan en terug inpikken nadien.

3.2.4. Schrijven heelt.

Wanneer iemand begint te schrijven over zichzelf gaat men anders dan in praatgroepen zijn gevoelens en gedachten beter ordenen. Deze vorm van helder verwoorden zorgt voor een

positievere vorm van zelfontplooiing. De onderzoekers Hoybye, Johansen and Tjornhoj– Thompson uit Scandinavië (2005) hebben aangetoond dat het portretteren van persoonlijke verhalen en identiteit bij een online steungroep bestaande uit vrouwen met kanker hun empowerment in de hand werkte. Ook kiest men elk persoonlijk zijn manier van schrijven. De een gebruikt humor of cynisme de ander eerder frustratie om verlossing te bekomen. Opmerkelijk ook dat het gebruik van humor veel druk wegnam en een beter gevoel van zelfcontrole bewerkstelligd.

Uiteindelijk schept het feit dat je de geschreven teksten nog eens kunt overlezen ook de mogelijkheid om

alles wat beter te begrijpen. En wanneer men de ander beter begrijpt is de ander ook beter geplaatst om aan te voelen wat je voelt of denkt. En net die wetenschap dat hij/zij je begrijpt, zorgt eveneens voor een beter gevoel en verhoogd zelfvertrouwen.

3.2.5. Kennis is macht.

Het delen van kennis is eveneens een sterkte van een virtuele steungroep. Niet alleen diegene die de informatie krijgt vaart daar wel bij maar hij/zij die de informatie uitdeelt doet er zijn voordeel mee.

12 Communicatie waarbij er geen synchronisatie is tussen het zendende en het ontvangende apparaat.

Page 21: De Nulde Lijn FINAAL 1

21

De ontvanger krijgt hoop, een zicht op hoe die zijn nieuwe realiteit kan aanpassen en dit van iemand die weet hoe het voelt, en niet van een autoriteit die alles in eerste plaats vanuit een eerder academisch dan gevoelsmatig standpunt benaderd.

En uit verschillende onderzoeken13 bleek dat de gever meer kracht en sterkte vertoonde,

3.2.6. De keerzijde.

Tegenstanders beweren wel eens dat deze manieren van communiceren kouder en afstandelijker is.

Online groepen kunnen ook een probleem zo verkeerd benaderen dat het de deelnemers eerder negatief beïnvloedt dan versterkt. Een studente die aan zelfmutilatie deed en zocht naar een hulpgroep daarvoor kwam terecht bij een groep die juist die vorm van verminken verheerlijkte. Als een soort van mode statement, niet anders dan een andere vorm van het hebben van piercings of tattoos.

Wat wijst op de noodzaak om deze groepen kritisch te blijven evalueren want sommige creëren blinde vlekken en leveren verkeerde informatie.

Anderen vermelden dan weer dat online reacties genuanceerder zijn, minder rijk door gebrek aan spontaniteit “ gebrek aan buikgevoel “.

In andere gevallen bemerkt men dan juist een afwezigheid van regels en procedures. Ongepaste openheid of verwachtingen gebaseerd op elkaars geschreven berichten.

Soms laat deze communicatie ook weinig ruimte voor nuance in tegenstelling tot face to face contact, aangezien er geen non-verbale correctie is.

Men zou ook makkelijker overgaan tot het gebruik van brutaal taalgebruik, harde kritiek, haat en zelfs bedreigingen. Waardoor onbegrip en misverstanden om de hoek kunnen komen kijken of de keerzijde van het hierboven beschreven disinhibition effect.

3.2.6.1. Zij die niet meedoen kunnen niet winnen!

Het schrijven of inloggen volstaat niet, als je positieve gevolgen verwacht moet je ook werkelijk participeren. Uit het onderzoek van Barak en Dolev-Cohen ( 2006 ) bij suïcidale volwassenen bleek dat de leden die zich enkel beperkten tot het schrijven zich na drie maanden nog niet beter voelden. Men bemerkte echter wel een verbetering van de gemoedstoestand bij de actieve deelnemers “zij die antwoordden en antwoorden”.

Participerende lotgenoten kunnen dus evenzeer langs deze weg warmte vinden, ervaringen delen, samen naar oplossingen zoeken, advies geven, bezorgd zijn, telefoonnummers en adressen uitwisselen en zelfs waardevolle vriendschappen of relaties ontwikkelen.

Georgina Griffith, zelf doof en blind en enthousiast lid van een online groep zegt daarover“ De enige zware gehandicapten onder ons zijn zij die niet kunnen typen”.

13 Borst kanker (Hoybye et al, 2005 en Radin, 2006), fysieke beperkingen (Braithwaite et al, 1999), voedsel allergie (Coulson & Knibb, 2007), hysterectomie (Bunde, Suls, Martin, & Barnett, 2007), Personen die een therapie volgen (Zuckerman, 2003), multiple sclerosis (Weis et al, 2003), kinderverzorging (Worotynec, 2000).

Page 22: De Nulde Lijn FINAAL 1

22

Sommige bovenstaande nadelen worden bij al bestaande zelfhulpgroepen opgelost door de aanstelling van een gespreksleider ( webmaster, operator of moderator ). Zij zien dan toe op de naleving van de duidelijk geafficheerde regels en procedures.

Men wordt dan enkel toegelaten nadat men lid is of zich heeft laten registreren. Met de mogelijkheid om uitgesloten te worden indien men zich niet aan de afspraken houdt. De keerzijde: het blijkt dat de taak van gespreksleiders vooral door jongere mensen wordt uitgevoerd en men kan zich dan wel afvragen in hoeverre zij over de nodige expertise beschikken. Ook blijken deze moderators nood te hebben aan ondersteuning en dit het liefst van collega’s, een zelfhulpgroep voor zelfhulpgroep leiders dus! Dit zou hun doorgaans vrij korte engagement kunnen verlengen.

Men kan besluiten dat de kwaliteit van deze online dienstverlening zeer afhankelijk is van het soort mensen die er aan deelnemen en ze coördineren, ook het gebruikte platform kan een groot verschil maken. Maar dat het opportuniteiten bezit daar valt niet aan te twijfelen.

3.3. Het andere contact.

Naast de hierboven beschreven manier van lotgenotencontact heeft men ook nog andere mogelijkheden. Zoals de, individuele gesprekken, (zieken)huisbezoeken, telefonische opvang/permanentie, therapeutische sessies in een gesloten groep, informele contacten, jaarlijkse contactdag, ontspanningsactiviteiten en informatie verspreiding, creëren van begrip tegenover de buitenwereld, opleiding voor professionals. maar ze ontwikkelen zich vaak pas nadat de zelfhulpgroep al een tijdje bestaat.

3.4. Lotgenotencontact & Gezondheidswinst.

Dat lotgenotencontact een genezing uitlokt zullen velen niet kunnen en willen geloven. En het is waar. Genezing in de zin van ziektevrij zijn is bij sommige diagnosen gewoonweg onbereikbaar. Maar dat er positieve effecten uit voortkomen hebben reeds meerdere buitenlandse onderzoeken uitgewezen. En een toename in lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn is evenzo een nobele verwezenlijking.

3.4.1. Lichamelijk welzijn.

Positieve, fysiologische effecten van lotgenotencontacten werden onder meer vastgesteld bij deelnemers aan zelfhulpgroepen rond kanker, diabetes, overgewicht en verslaving ( Spiegel, 1989 ). Doordat zij elkaar heel praktische en herkenbare informatie verschaffen gaat men ook preventie in de hand werken.

3.4.2. Geestelijk welzijn.

Lotgenotencontact verhoogt zelfzekerheid, vermindert verlies aan controle en negatieve gevoelens. Weduwen met beperkte vaardigheden op het vlak van inter-persoonlijke relatie en coping die deelnamen aan een rouwgroep ervaarden minder depressieve gevoelens in tegenstelling tot zij die dat niet deden.

Page 23: De Nulde Lijn FINAAL 1

23

3.4.3. Sociaal welzijn.

Oudenampsen e.a. onderzochten in 2007 mannen die deelnamen aan een contactgroep waarvan iedereen te kampen had met een verslavingproblematiek. Daaruit kon men concluderen dat het vergelijken van elkaars situatie niet enkel zorgt voor een kwalitatief vriendschapsnetwerk die beter en groter is, maar dat het op zijn beurt weer frequenter sociaal contact oplevert.

3.4.4. Artsenrelatie.

Maar niet enkel het leken contact en welzijn wordt er positief door beïnvloed. Een onderzoek uit de jaren negentig toonde aan dat het zelfs zijn gunstige invloed heeft op de communicatie tussen patiënt en arts.

3.4.5. Maatschappij.

Ook het maatschappelijk functioneren bleek gunstiger te evolueren bij hen die deelnamen aan lotgenotencontact. Er werd een verhoogde participatie aan betaald en/of vrijwilligerswerk vastgesteld.

3.4.6. Economie.

En voor zij die van harde cijfers houden en denken in functie van wat het ons kan besparen is er ook positief nieuws. De deelnemers aan een zelfhulpgroep rond chronische psychiatrische problemen moesten in een periode van 32 maanden significant minder opgenomen worden dan een vergelijkbare controlegroep die geen lotgenotencontact had. ( Kennedy, 1990 )

3.4.7. Always look on the bright side of life!

Optimisme: zowel in de cijfers uit 2009 van Trefpunt Zelfhulp als in andere studies was dit één thema dat opvallend afwezig bleek te zijn, wanneer men het had over de besproken thema’s bij praatgroepen.

Zelden blijkt men tijd te nemen om positief te spreken over hoe men wil verder gaan, en niet in de zin van het aanvaarden van de problemen, maar actief uiten van positieve verwachting. Anders gezegd het verwoorden van een geloof dat goede dingen zullen gebeuren en dat belangrijke doelen zullen bereikt worden.

Ik begrijp enigszins de ‘academische’ terughoudendheid daaromtrent. Nochtans is het actief exploreren van deze omgangsvorm geen overbodigheid.

Men heeft namelijk al een sterk en onafhankelijk verband gevonden tussen dit zogenaamd dispositioneel optimisme en overlevingskansen. De sterftecijfers voor optimistische mannen en vrouwen met een cardiovasculaire aandoening zou ruim 50% lager liggen.

Page 24: De Nulde Lijn FINAAL 1

24

Evenzo zou dispositioneel optimisme een sterke voorspeller zijn van minder eenzaamheid bij oudere mannen, niettegenstaande het feit dat zij, met de aan ouderdom eigen negatieve levensgebeurtenissen worden geconfronteerd: het verlies van dierbaren, ziekenhuisopnames, kleiner sociaal netwerk. Een aspect dat dus bij het oprichten van praatgroepen niet mag worden gemeden. Niet als vervanging van de hierboven beschreven thema’s maar als aanvulling.

3.5. Samenwerken met professionals .

3.5.1. Professionele betrokkenheid.

36% van de verenigingen rond bijzondere sociale situaties werkt samen met professionals.

35% van de bekendmaking en promotie van zelfhulpgroepen is voor rekening van verpleegkundigen, 26% psychologen, 28% sociaal werkers, huisartsen en stafleden van Trefpunt Zelfhulp, doen dat in respectievelijk 25% en 13%. In 57% van de gevallen worden de voordrachten in groepen die werken rond psychosociale problemen gegeven door Geneesheer-specialisten.

Verpleegkundigen maken 29% uit van de professionele doorverwijzingen naar groepen die werken rond psychosociale problemen. Psychologen nemen de overige 71% van de doorverwijzing voor hun rekening.

3.5.2. Professionalisering is een samenzwering tegen de leken.

Ingegeven door het revolutionaire karakter van de jaren 60 ontstonden allerlei lekenorganisaties die zich geheel eigenzinnig afzetten tegen de gang van zaken in de gezondheidszorg. De goegemeente bekeek hen als een stelletje devianten, dat zich terugtrok in obscure praatgroepjes en dergelijke. Kortom men beschouwde hen als waardeloos en amateuristisch.

Halverwege de jaren zeventig begon de mening te keren en sloeg men juist over naar de andere kant. De subculturen kregen het voor het zeggen. De professionals waren onpersoonlijk, vroegen veel teveel geld en waren conservatief. De praatgroepen werden zelfhulpgroepen hadden oog voor elkaar en ervaring werd belangrijker dan academische kennis. Het was de periode van wantrouwen tegenover ideologieën en men streed voor autonomie en individualisme.

Daarna kwam er een voorzichtige kentering die noch het één noch het ander perspectief promootte. Schoorvoetend begon men het idee van zelfhulpgroepen te onderzoeken. Literatuur begon deze vorm van hulp te zien als een democratisch alternatief voor de stilaan deficiënte, hoogtechnologische gezondheidszorg. En een antwoord op de tsunami van uitgaven.

Vandaag erkent men dat zelfhulpgroepen een complementair karakter hebben.

3.5.3. Drie houdingen.

De eerste houding die een zelfhulpgroep kan aannemen tegenover professionals is de pragmatisch ingestelde zelfhulpgroep. Deze laat de “specialist “ in slechts enkele gevallen

Page 25: De Nulde Lijn FINAAL 1

25

deelnemen aan het groepsgebeuren. Wanneer het gaat over samenkomsten waar vooral ervaringen, emoties en wederzijdse hulp centraal staan zal men geen inmenging wensen. Op ander momenten waar men vooral theoretische kennis wil geven over een bepaald onderwerp is hij/zij dan wel weer welkom. Vervolgens heeft men dan nog de co-professionele houding. Daar wordt de professional op alle niveaus toegelaten.

Men verwacht dat voortdurend “academische“ feedback komt op wat door de leden wordt gebracht. En als laatste van de drie heeft men de anti-professionele houding waar geen enkele inmenging op om het even welk niveau wordt toegelaten, zij zijn zeer zeldzaam.

Belangrijk om te vermelden is dat er een cruciaal verschil bestaat tussen een zelfhulpgroep en een professioneel geleide groep. Bij een professioneel geleide groep heeft de beroepskracht de leiding in handen. Onder een zelfhulpgroep verstaan we een samenkomst van leken waarvan ook de leiding in hun handen ligt.

3.5.4. Geen dag zonder nacht.

Een zelfhulpgroep of een professioneel geleide groep kan dan wel soms eenzelfde doel hebben zoals emotionele ondersteuning, lotgenotencontact en ervaringsuitwisseling. Toch is de uitwerking ervan vaak helemaal verschillend.

Zelfhulpgroepen ProfessionalsStructuur Informeel Formeel

Besluitvorming Democratisch Hiërarchisch

HoofddoelEmotionele ondersteuning en informatieverschaffing

Dienstverlening

Kennis Ervaringskennis Opleiding/studie

Levensduur Onzeker Lange termijn

BeloningVerwerking en voldoening, behulpzaam zijn.

Loon en status, voldoening

MiddelenVrijwilligerswerk vanaf de keukentafel

Betaalde kracht vanuit kantoor

Taalgebruik Alledaags Jargon

Deelname aan formele structuur.

Laag Hoog

Uiteraard is het niet zo rigide zoals men in dit kader hiernaast kan lezen maar het wijst wel op enkel terechte voor- en nadelen van een bepaalde keuze. Op het gebied van middelen is een zelfhulpgroep heel wat minder bemiddeld dan de profesioneel geleide variant. En ook de opstart gaat bij de professioneel geleide groep een stuk sneller omdat zij vanuit een bepaalde basis en bezoldigd hun taak kunnen doen. Ondanks de visie dat de één complementair is met de ander merkt men nog steeds te weinig samenwerking.

3.5.5. Het Contact.

Page 26: De Nulde Lijn FINAAL 1

Laag egagement Affiches ophangen(Adres) gegevens van de groep doorgeven Praktisch detail over groepswerking en - verloop verschaffen.Pro's en Contra's van deelname samen met de cliënt te bekijken.Groep uitnodigen zich aan de mogelijke deelnemers te komen voorstellen.

Hoog Engagement Drempel verlagen door de groep te vragen de cliënt te contacteren.

26

De manier waarop mensen in contact moeten komen met zelfhulpgroepen durft wel nog eens te verschillen. De zelfhulpgroepen verwachten een systematische contactname. Een professional heeft anderzijds meer de neiging om zelf eerst de keuze te maken.

Dit niet onmiddellijk omdat ze de groepen niet vertrouwen, maar omdat ze hun zorgvrager op een zo goed mogelijke manier willen leiden en misschien zelfs beschermen tegen negatieve ervaringen. Een nobel gegeven maar met deze houding neemt men ongewild initiatief uit handen van de probleemdrager. Hij/zij kan immers in het gros van de gevallen zelf wel beslissen of de groep in kwestie wel geschikt is. Doorverwijzen is in deze context een niet zo gelukkige term. Doorverwijzen betekent eveneens informatie overdragen aan de instantie waar de cliënt terecht zal komen. Daardoor kan hij/zij niet binnentreden als een onbeschreven blad. Waardoor men een negatief of een te positief beeld kan hebben van het nieuwe lid.

Professionals moeten vertrouwen hebben in de mogelijkheden van de patiënt en hen in eerste instantie in contact brengen zonder voorafgaande selectie.

De mate van engagement van de professional kan een groot verschil maken betreffende de effectieve contactname van de patiënt. Hoe hoger het engagement hoe groter de kans dat het contact effectief plaatsvindt

3.5.6. Het ondersteunen.

Niet enkel in het kader van de contactname met de groep, kan de gezondheidswerker zich nog zeer nuttig maken. En dan denk ik niet alleen aan het verlenen van starthulp alhoewel dit in bijna de helft van de gevallen inderdaad door hen wordt gedaan.

Men kan de groepen helpen zich verder uit te bouwen bij veranderingen en voortzetting, begeleiden toegang voorzien of verschaffen van praktische middelen ( vergaderruimte,telefoon- en kopieermachines, internet, enz… ).

Sommigen menen dat het ontstaan van een zelfgroep iets is dat van onderuit moet gebeuren. Maar wanneer een professional zich als opbouwleider of katalysator opstelt en op tijd ruimte maakt voor het lekeninitiatief kan onze aanwezigheid een initiatief als het ware een vliegende start geven.

Er zijn situaties waarbij de aanwezigheid zelfs aangewezen is. Als lid van een adviesorgaan of medische of andere commisie. Dit verhoogt het imago van de zelfhulpgroep en de werking wordt minder vrijblijvend wat dan weer voor continuiteit kan zorgen.

3.5.7. Promotie.

Page 27: De Nulde Lijn FINAAL 1

27

Alvorens men kan beginnen met de promotie van een groep moet men eerst ook overtuigd zijn van de aanvullende waarde die zo een groep kan betekenen. Daarbij mogen bestaande zelfhulpgroepen niet nalaten om de hand in eigen boezem te steken. Vaak scheppen zij een heel éénzijdig beeld over hun bestaan ( Gielen,P. 2008 ). Die soms negatieve of misleidende beeldvorming kan een hulpverlener ontkrachten. Ten eerste door hun bestaan in de kijker te plaatsen op een zo realistich mogelijke manier waarmee ik bedoel dat men zowel de sterktes als de beperkingen moet vermelden.

Dit niet enkel tegenover de hulpvrager maar ook tegenover de collega’s of het beleid die sceptisch zouden staan tegenover het gegeven.

Verder zijn er nog de klassieke manieren als daar zijn uitnodiging van de zelfhulpgroepen of een afgevaardiging, affiches, folders enz.

3.6. Beïnvloeding van het beleid.

Naast informatieverschaffing en lotgenotencontact ( de hoofdbezigheid van de meeste zelfhulpgroepen ) zijn er nog twee belangrijke peilers namelijk die van belangenbehartiging en beïnvloeding van dienstverlening. Belangenbehartiging draait meestal om kwantitatieve zaken, zoals financiële tussenkomsten en regelgeving. Ik denk aan bijvoorbeeld de ziekteverzekeringen, en wettelijke bepalingen.

Beïnvloeding van dienstverlening gaat eerder over de kwalitatieve aspecten van zorg of dienstverlening zoals de manier waarop men met de individuele patiënten of cliënten omgaat. Een professional kan ook hier een rol in spelen door:

1. Ervaringskennis naar waarde te schatten.2. Tijd te nemen om te luisteren.3. Samen acties op te zetten.4. De acties binnen de mogelijkheden en de grootte van de zelfhulpgroep te houden.5. Vertrouwen te geven en bevestigen in het gevoel dat ze waardevol zijn.

Zo zullen zij een waardevolle medespeler worden.

3.6.1. De goedkope expert.

De keerzijde van de brede acceptatie van zelfhulpgroepen houdt uiteraard ook gevaar in. Wanneer zij constant betrokken worden in het beleid, in besprekingen of acties ter verandering kan het hen afbrengen van hun initiële opzet. Namelijk informatieverschaffing en het samenbrengen van lotgenoten.

Wanneer het lobbywerk of beleidswerk dusdanige proporties aanneemt zodat gespecialiseerde dossierkennis de ervaringskennis overstijgt loopt men gevaar om uiteindelijk slechts een goedkope werkkracht te zijn. Een gewillige prooi voor allerhande drukkingsgroepen.

3.6.2. Struikelblokken.

Door de jaren heen zijn de leken en beroepshelpers steeds nauwer gaan samenwerken. Ziekenhuizen, gezondheidscentra, scholen en andere organisaties hebben elkaar in meer of mindere mate gevonden en hun werking daardoor aangepast of daaruit opgebouwd. Maar

Page 28: De Nulde Lijn FINAAL 1

28

het verloopt niet altijd even vlot, en dat kan te wijten zijn aan allerlei belemmerende factoren zoals:

1. Het geen onderscheid kunnen maken tussen de toch wel essentiële verschillen die er zijn tussen zelfhulpgroepen en professionals.

2. Een machtsonevenwicht tussen beide partijen.3. Professionals die patiënten bekijken vanuit een specialistisch, paternalistisch,

beoordelend oogpunt.4. Professionals die ervaringskennis minachten.5. Onwetendheid over elkaars domein, principes en werkwijzen.

Dat zelfhulpgroepen een maatschappelijk belang innemen valt niet langer te ontkennen. Maar omdat het in de eerste plaats hoofdzakelijk een lekeninitiatief is, wordt elke nieuwe groep opnieuw geconfronteerd met steeds terugkomende struikelblokken.

Ten eerste hebben de initiatiefnemers geen ervaring of voorkennis. Die ze hoofdzakelijk met vallen en opstaan moeten opbouwen.

Ten tweede kunnen ze geconfronteerd worden ‘net zoals alle andere organisaties’ met dominante figuren, kliekjesvorming, gebrek aan discretie en andere zeer menselijk trekjes.

Ten derde als men er dan in slaagt om een goede interne werking te verwezenlijken, kan het nog mank lopen wanneer ze in contact willen komen met professionals. Door een gebrek aan de juiste invalshoek, contacten, assertiviteit.

En tenslotte komen vele leden slechts voor een kleine periode, en eenmaal hun probleem is opgelost of aanvaard laat men zich niet meer zien en krijgt men na een tijdje een oude kern aan leden. Voor zelfhulpgroepen die werken rond psychosociale problemen kan men ook niet omheen de het feit dat uitgerekend die psychische problemen en pathologie, hen niet steeds in staat zijn om op regelmatige basis in te staan voor het organiseren of leiden van een zelfhulpgroep14

3.6.3.Samenwerking.

Om een kwalitatieve samenwerking te bekomen van groepen en beroepsbeoefenaars verreist dit een aantal zeer belangrijke richtlijnen.

Zelfhulpgroepen gaan deze samenwerking over het algemeen niet negatief bekijken. Ze hebben meestal wel ontzag voor de kennis en deskundigheid die de hulpverlener kan inbrengen. Ze herkennen en erkennen ook vaker de grenzen van hun kunnen en wagen zich veel minder buiten dit domein, namelijk dit van ervaringsdeskundigheid. Het gevaar zit hem meer in het feit dat ze hun eigen capaciteiten en waarde binnen de hulpverlening gaan minimaliseren. Dit ongeloof kan de professional ongewild in een hiërarchische sterkere positie geven waardoor de samenwerking minder vrij en formeler wordt.

Voor professionals loert dan weer het gevaar dat ze juist te weinig ontzag hebben voor zelfhulpgroepen. Zoals ook eerder beschreven is de door de hulpvrager geopperde oplossing vanuit een academische invalshoek soms niet het meest aangewezen maar daarom niet per definitie verkeerd. De kracht van zelfhulpgroepen en hun werking ligt hem

14 Zie: Bijlage 7

Page 29: De Nulde Lijn FINAAL 1

29

vaak in hun vaardigheden die ze hebben verkregen door ervaringen. Of om het met de bewoording van Antoine de Saint Exupérie te zeggen. “ Wanneer je een schip wilt bouwen, breng dan geen mensen bij elkaar om hout aan te slepen, werktekeningen te maken, de coördinatie te regelen, maar leer de mensen het verlangen naar de eindeloze zee. Ondersteun hen in hun drang naar beterschap en wens om hulpvaardig te zijn. Tenslotte zijn zij de eigenaar van hun probleem!

Professionals moeten soms loskomen van hun “arrogantie van het weten”. Zij moeten die grenzen vaker opnieuw opstellen en ook de zelfhulpgroep om feedback durven vragen, over het hoe en tot hoever zij kunnen gaan. Daarin zal men een houding moeten aannemen die bij momenten direct en formeel is en op andere momenten eerder informeel of zelfs vriendschappelijk. Hij of zij dient daarvoor eerst en vooral een zo duidelijk mogelijk beeld te hebben over zichzelf, zijn of haar functioneren, overkomen, enz. De ene professional zal daarin verder kunnen, willen en mogen gaan dan de ander.

Dit kan men het best bereiken door een grote duidelijkheid te scheppen over elkaars verwachtingen en grenzen. Klare en duidelijke afspraken die men opstelt en via een geschreven document opstelt. Zelfhulpgroepen kunnen pas goed werken met professionals en de andere buitenstaanders wanneer enkele punten heel duidelijk uiteengezet worden.

Doelstellingen, Rol en structuren tegenover de buitenwereld ( public relations naar de professional

maar ook om een nieuwe leden te werven ) Lidmaatschap Werkwijze Activiteiten Voordelen en algemene aanpak.

3.7.Beleid.

Het gezondheidsbeleid werd tot voor kort nog steeds uitgestippeld door de klassieke actoren de zogenaamde producenten van de gezondheidszorg zoals artsen, paramedici, overheid, verzorgingsinstellingen, mutualiteiten, farmaceutische nijverheid enz.

De hulpvrager was als het ware een consument zonder stem. Maar het tij lijkt te keren. Meer dan 1/3 van hen die contact namen met zelfhulpgroepen waren in 2009 beleidsmakers. En sommige zelfhulpgroepen houden zich tegenwoordig zelfs hoofdzakelijk bezig met het streven naar een kwalitatief hoogstaande en toegankelijke gezondheidszorg.

Maar in vergelijking met sommige andere landen is dit nog altijd veel minder. Dit is deels te verklaren door het gezondheidsmodel dat België kent sinds de naoorlogse periode. Daarin treden de mutualiteiten op als vertegenwoordigers van hun leden. Bijkomend mag men niet ontkennen dat zelfhulpgroepen eveneens enkele zwaktes in zich hebben. Het hele veld zou veel te heterogeen zijn en dit zowel op het vlak van doelstellingen, als qua professionaliteit en hun achterban is soms sterk ideologisch geïnspireerd en niet transparant.

Verder zijn die verenigingen soms te emotioneel betrokken en te nauw gefocust op hun eigen pathologiegroep. En tenslotte verklaren zij zichzelf als representatief terwijl daar niet

Page 30: De Nulde Lijn FINAAL 1

30

altijd indicaties voor zijn, zeker niet wanneer zij voor de financiering afhangen van een farmaceutisch bedrijf. Maar ondanks deze nadelen hebben zij ook enkele troeven, zoals de ervaringsdeskundigheid en een helder zicht op de noden en wensen van de leden.

Een zelfhulpgroep die na enkele jaren ook zijn stempel wil drukken op het beleid mag uiteraard niet vergeten dat men juist daardoor het contact met zijn leden kan verliezen.

4. Werkingsmiddelen.

De helft van de ondervraagde groepen die werken rond psychosociale problemen vraagt lidgeld alhoewel de meeste aangeven dat ze dat liever anders zouden zien. Niet verwonderlijk als je weet dat bijvoorbeeld onder het cliënteel van Vesta bijna 80 % het moet stellen met een vervangingsinkomen zoals ziekte-uitkering, invaliditeit, integratietegemoetkoming, werkloosheid, pensioen of leefloon. Anderzijds schept het vragen van lidgeld een vorm van autonomie.

Een rechtstreekse financiering vanuit de overheid dreigt de zelfstandigheid en dynamiek van een zelfhulpgroep te fnuiken. En de autonomie komt al helemaal in het gedrang, wanneer deze gelden ter beschikking worden gesteld door farmaceutische industrie.

De manier van financieren van zelfhulpgroepen durft nog al eens te verschillen als men deze bekijkt op europees niveau.

Duitsland is op zowel het gebied van zelfhulpgroepen als de ondersteuning een Europees kampioen. Zij hebben al sinds eind de jaren tachtig lokale centra opgericht ( in 2008 waren dat er al 311 ) en die ondersteunen dan op hun beurt de lokale zelfhulpgroepen ( in 2008 waren dat er gemiddeld 151 lokale zelfhulpgroepen per lokaal ondersteuningscentrum )

Zwitserse overheden geven eveneens geld aan ondersteuningscentra en niet aan de groepen zelf. Dit vooral in de Duitse kantons. De Franstalige zijde is iets minder geneigd om dit te doen omdat men niet overtuigd is van de efficiëntie van deze complementaire vorm van hulpverlening.

In Noord-Europa zijn ondersteuningscentra quasi onbestaand alhoewel men er wel geld uittrekt voor zelfhulpgroepen, maar niet onmiddellijk op de manier zoals Duitsland of delen van Zwitserland dat doen. De zelfhulpgroepen in Denemarken & Finland zijn weinig zichtbaar, er is geen groei merkbaar en hun effecten blijven beperkt tot individuele deelnemers.

In Vlaanderen ontbreekt het aan een systeem waar er systematisch steun wordt geboden aan zelfhulpgroepen. Het grootste deel van hun beschikbare gelden komt van leden ( door middel van lidgeld, activiteiten en giften van privé personen.

5. Onderzoekspopulatie.

Het samenwerkingsverband begeleidt een diverse groep aan mensen daarom heb ik in mijn onderzoek gestreefd naar een zo breed mogelijk beeld van hen ten opzichte

Page 31: De Nulde Lijn FINAAL 1

31

van zelfhulpgroepen. Ik heb mijn focusgroepen in verschillende huizen van beschut wonen gehouden en verder heb ik ook enkele focusgroepen georganiseerd in het activiteitencentrum en het arbeidszorgcentrum “ Domino “.

Bij hen die psychiatrische thuiszorg krijgen van VESTA heb ik gekozen voor een korte vragenlijst15. Tenslotte maakt “de hond in het kegelspel” een onderdeel uit van het samenwerkingsverband, maar zij zijn wel enigszins een vreemde eend in de bijt. Men vangt er mensen op met soms psychiatrische ballast maar waar de mentale achterstand primeert en zodus komt deze groep minder aan bod met uitzondering van de enkelen die ook in het activiteitencentrum zijn te vinden.

Eerst een korte beschrijving van ieder onderdeel.

5.1. De Bolster “Beschut Wonen”.

5.1.1. Historiek.

In 1988 richt de psychiatrische kliniek de Heilige Familie te Kortrijk de Bolster op en begeleidt een team dat bestaat uit vrijwilligers, met als doel mensen “ personen met een (stabiele) psychiatrische problematiek te ondersteunen om tot een zelfstandige vorm van wonen te komen”.

Het KB van 1990 gaf de instelling de mogelijkheid om daarvoor personeel aan te werven. Samen met de tweedelijnsdienst16 CGGZ17 en Az. Groeninghe campus St. maarten leidde dit vervolgens tot de “VZW Samenwerkingsverband De Bolster”.

5.1.2. Opdrachtverklaring.

Dit initiatief begeleidt (ex-) psychiatrische patiënten naar zelfstandig wonen om uiteindelijk tot resocialisatie te komen. Die resocialisatie wil men bereiken door een interdisciplinaire aanpak. Wat zoveel wil zeggen als dat men streeft naar een breed netwerk aan participanten. Die deelnemers zijn zowel professionelen als vrijwilligers.

Van de vaste medewerkers verwacht men een multidisciplinaire opstelling,, veel verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Ook het betrekken van de bestaande context ( ouders, broers, zussen, enz.) en omgeving, samen met het opbouwen van nieuwe contacten wordt als een belangrijk aspect van de verleende hulp beschouwd.

Het individu moet uiteindelijk een autonomie kunnen bereiken en dit op zijn eigen tempo, volgens eigen mogelijkheden en wensen. Hij wordt daarin geholpen door een persoonlijke begeleider die een geïndividualiseerde professionele vertrouwensrelatie opbouwt binnen een christelijk geïnspireerde18 structuur.

15 Zie bijlage 5

16 Zie bijlage 3

17 Centra Geestelijke Gezondheidszorg.

Page 32: De Nulde Lijn FINAAL 1

32

5.1.3. Doelgroep.

Mannen en vrouwen vanaf 18 jaar met een gestabiliseerde psychische problematiek.

5.1.4. Aanmelding

1. Een motivatiebrief naar VZW De Bolster Deze brief licht kort de vraag tot beschut wonen toe.

2. Daarna stuurt De Bolster een psycho - sociale en medische vragenlijst op.  Deze laatste wordt ingevuld door de behandelende arts.  De psycho - sociale vragenlijst wordt indien mogelijk door iemand van de sociale dienst ingevuld.

3. Nadat deze ingevulde lijsten aangekomen zijn volgt er een psychosociaal en een medisch intakegesprek. 

4. Binnen de twee weken is er een bespreking op de teamvergadering. De kandidaat wordt nadien op de hoogte gebracht van de beslissing. Indien er een positief advies is, kan men starten of komt men op de wachtlijst terecht.

5.1.5. Woningen.

Er zijn tien woningen met elk hun termijn en visie.

5.1.5.1. Studio’s.

Deze studio’s bevatten een eigen kitchenette, leef- en slaapruimte. Bepaalde studio’s hebben een eigen badkamer. In andere studio’s is deze gemeenschappelijk.  

5.1.5.2. Kamers.

Mensen die nood hebben aan sociaal contact en sociale vaardigheidstraining, kunnen in een groepswoning terechtkomen. De bewoner heeft een persoonlijke kamer. Woonkamer, keuken en badkamer zijn gemeenschappelijke ruimten.

5.1.5.3. Appartement.

Zijn woningen waar ouders met kinderen, alleenstaanden of koppels terecht kunnen.

5.1.6. Prijzen.

De prijzen zijn afhankelijk van de woonst maar ze variëren tussen € 220 en € 370. 

Behalve bij appartementen waar er nog verbruikerskosten bijkomen, zijn deze prijzen steeds inclusief brandverzekering en een forfait voor gas- en elektriciteitsverbruik.

5.1.7. Vrijwilligers.

De Bolster is steeds op zoek naar vrijwilligers!

18 Respect voor de geloofsovertuigingen, eigenheid en diversiteit van anderen.

Page 33: De Nulde Lijn FINAAL 1

33

1. Zij kunnen activiteiten geven in het activiteitencentrum zoals bloemschikken, begeleiding bij semi-industrieel werk, knutselen,…

2. Zij kunnen fungeren als ‘buddy’ van de bewoners (om boodschappen te doen, een film te gaan bekijken, te sporten, een uitstapje maken…)

3. Vorming geven over een bepaald onderwerp4. Helpen om klusjes te doen. 

5.2. Activiteiten centrum.

5.2 .1. Historiek.

 Ontstond vanuit beschut wonen. Men bemerkte dat er nood was aan zinvolle invulling van vrije tijd en inzichten in huishoudelijke taken. Uiteindelijk kreeg het centrum in 1997 een vaste locatie waar men dagpatiënten ondersteuning kon bieden.

5.2 .2. Werking.

Iedere dag heeft enkele belangrijke infomomenten.

5.2.2.1. Overdracht

‘s Morgens en ’s middags staat de aanwezige begeleiding beknopt stil bij de medewerkers die de komende uren aanwezig zullen zijn. Belangrijke informatie betreffende medewerkers wordt doorgegeven.

5.2.2.2. Werkoverleg.

Gaat door op maandag van 15.00 u. tot 16.00 u. Hierbij is enkel de vaste begeleiding aanwezig en wordt er stilgestaan bij de effectieve werking en organisatie van het centrum. Medewerkers komen niet aan bod.

5.2.2.3. Teamvergadering .

Gaat door op maandag van 16.00 u. tot 17.00 u. Naast de vaste begeleiding zijn de partners ook aanwezig. Hier kunnen medewerkers worden besproken, kennismakingsgesprekken worden voorgelegd, eventuele mogelijkheden tot doorstroom worden voorgesteld.

5.2.2.4. Intervisie.

Gaat maandelijks door en op de teamvergadering staat men stil bij één van de medewerkers. En trajecten worden doorlopen, geëvalueerd en de toekomstmogelijkheden worden bekeken.

5.2.2.5. Visiemoment.

Tweejaarlijks waar de visie van de organisatie, de knelpunten binnen onze werking, toekomstplannen, en dergelijke worden besproken.

5.2.2.6. Medewerkervergadering.

Page 34: De Nulde Lijn FINAAL 1

34

Gaat maandelijks door en dat is een overlegmoment waarop alle medewerkers aanwezig kunnen zijn. Dan worden alle punten zowel vanuit begeleiding als vanuit medewerkers besproken.

5.2.3. Doelgroep.

Ambulant centrum waar volwassenen met een psychosociale problematiek terecht kunnen om deel te nemen aan een ganse waaier aan activiteiten.

Men omschrijft hen als medewerkers en hun problematiek is min of meer gestabiliseerd maar hebben vaak nog verschillende moeilijkheden.

Vatbaar voor stress Eenzaamheidsproblematiek en/of de moeilijkheid om betekenisvolle relaties aan te

gaan Negatief zelfbeeld Weinig dagstructuur Beperkende levensomstandigheden Sociale uitsluiting o.a. de vooroordelen i.v.m. werkmogelijkheden.

5.2.4. Toelatingscriteria.

 Er wordt gestreefd naar laagdrempeligheid. Men houdt in eerste instantie een kort intakegesprek met de kandidaten en vraagt een minimale financiële bijdrage.

De bepaalde doelgroep wordt zo goed mogelijk opgevolgd daarom stelt men nog volgende eisen.

De kandidaat-medewerker is doorverwezen. De kandidaat-medewerker is meerderjarig. De kandidaat-medewerker heeft een psychosociaal probleem. De kandidaat-medewerker komt minstens 3 dagdelen naar het activiteitencentrum (dit

is telkens een voor- of namiddag) De kandidaat-medewerker wordt uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek voor

hij eventueel kan starten.

5.2.4.1. Aanmelding.

Geïnteresseerden komen na aanvraag via een eenvoudig telefoontje langs en krijgen op het afgesproken tijdstip een rondleiding. De werking en het activiteitenschema worden uitgelegd. Zodat men een duidelijk beeld krijgt van de basisactiviteiten van het centrum.

5.2.4.2.Intakeprocedure.

Daarin wordt eerst en vooral gepolst naar het verhaal van de kandidaat-medewerker. met als doel zoveel mogelijk informatie te verkrijgen. Dit omvat zowel praktische als feitelijke informatie. Dit doet men om een beeld te krijgen op de verwachtingen van de toekomstige medewerker en of die binnen de mogelijkheden van de instelling liggen. Vervolgens legt men ook de dagen vast waarop hij/zij zal komen met een minimum van 3 voor- of namiddagen.

Page 35: De Nulde Lijn FINAAL 1

35

Vervolgens moet de medische adviseur of RVA (bij ziekte-, invaliditeits- of werkloosheidsuitkering) hun fiat geven. En na de voorstelling op de teamvergadering kan de persoon ongeveer 2 weken na het kennismakingsgesprek starten. Indien er geen wachtlijst bestaat voor bepaalde dagindelingen. 

5.2.4.3. Start en begeleiding.

Iedere medewerker krijgt een individuele begeleider toegewezen, vaak dezelfde die het kennismakingsgesprek voerde. Vervolgens kan het begeleidingsproces beginnen bestaand uit luisteren, adviseren, zoeken naar vrijwilligerswerk en dergelijke.

De medewerker doorloopt gedurende de eerste maand alle activiteiten. Na een maand is er een overleg tussen medewerker en begeleider. En kijkt men welke activiteiten hem of haar het meest liggen.

5.3. Domino.

5.3.1. Historiek.

Domino ontstond in 1983 en werd in oorsprong een centrum voor ergotherapie genoemd voor mensen met psycho-sociale moeilijkheden. Sinds 1999 maakt het deel uit van VZW De Bolster.  Men biedt niet-categoriale arbeidszorg19 aan.

5.3.2. Doelgroep.

Personen die omwille van persoons- en/of maatschappijgebonden redenen voorlopig niet meer kunnen worden tewerkgesteld in het reguliere of beschermde tewerkstellingscircuit.

Ze beschikken over een vervangingsinkomen: ziekte-uitkering, werkloosheidsuitkering,een leefloon via OCMW,… (onbezoldigd werk). En hebben verschillende statuten: Arbeidszorg, Artikel 6020 en vrijwilligerswerk…

Er zijn 35 verschillende medewerkers op weekbasis; gemiddeld 25 deelnemers per moment

5.3.3. Soorten arbeid.

Semi-industrieel producerend werk.                 

Etiketteren Maken van assortimenten Verpakken Mailings verzorgen Afwegen van allerlei soorten producten

Dienstverlenend

Matten en biezen van stoelen Afbeitsen en herstellen van oude meubelen

19 Bijlage 4

20 Bijlage 5

Page 36: De Nulde Lijn FINAAL 1

36

Schrijnwerk op maat Opsmukken van de locatie. Kook- en poetswerk.

5.3.4. Doelstelling.

Het herwinnen en /of in stand houden van dagstructuur. Het herwinnen en /of in stand houden van arbeidsattitudes. Organiseren van werkvoorbereiding naar BW of regulier werk. Vaardigheden bijbrengen in functie van werkvoorbereiding. Het bevorderen van integratie van de medewerker in de samenleving. Het mogelijk maken dat medewerkers opnieuw hun zelfredzaamheid en welbevinden

kunnen vergroten in de samenleving via het aanleren van praktische en sociale vaardigheden.

Het leren formuleren van eigen doelstellingen en opnemen van verantwoordelijkheid. Mogelijkheden aanreiken om uit de vicieuze cirkel te geraken en binnen een veilig

kader door te stromen naar een maatschappelijk beter aanvaard leven. Versterken en methodisch opvolgen van het individueel begeleidingsproces.

5.3.4.1. Werking.

Recht op arbeid aanbieden van arbeidsmatige door middel van activiteiten binnen een productieve en- of dienstverlenende setting (binnen het centrum).

Samenwerken met cliënten uit verschillende doelgroepen. Zinvolle en duidelijke daginvulling op maat rekening houdend met ieders

mogelijkheden in functie van het werk.  Attitudetraining. Duidelijke afspraken en voldoende inspraak zijn peilers van de

arbeidszorgmethodiek.

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen mensen en hun problemen. De opvolging gebeurt via evaluaties met verwijzers en met de medewerker zelf, en een regelmatig functioneringsgesprek streeft men naar een intensieve begeleiding.

5.3.5. Partners en verwijzers.

Partners.

Constructief vzw. WAAK SW vzw.

 Verwijzers.

OCMW + werkwinkel. VDAB Kortrijk-Waregem. ATB Kortrijk Waregem Menen. Regionale Beschutte Werkplaatsen.

Page 37: De Nulde Lijn FINAAL 1

37

Diensten Geestelijk Gezondheidszorg(GGZ). Ziekenhuizen. Justitie.

5.4. Vesta.

5.4.1. Historiek.

Het project Vesta is vanaf 1 mei 2005 in West-Vlaanderen erkend door de federale overheid als pilootproject en wordt per jaar verlengd.

5.4.2. Doelgroep.

Volwassenen en bejaarden met een ernstige en langdurige psychiatrische problematiek die in hun thuissituatie nood hebben aan begeleiding, zorgcoördinatie of/en ondersteuning.

Professionele hulpverleners en mantelzorgers die nood hebben aan een vorm van psychiatrische expertise.

Aanvullend, ondersteunend en complementaire zorg bij het reeds bestaande thuisverpleegkundig aanbod.

 5.4.3. Doelstelling.

Voor de cliënt wil men een brugfunctie vormen tussen de cliënt, de mantelzorgers, de gezinszorgdiensten, de huisartsen, de thuisverpleegkundigen, andere eerstelijnsactoren en de gespecialiseerde GGZ. te creëren. Na de inventarisering van de noden en doelen probeert men een geschikt zorgaanbod te vinden.

Een samenwerking met de verschillende actoren21speelt daarbij een cruciale rol en ook een duidelijke beschrijving van wie, wat en wanneer doet en hoe dit zou moeten georganiseerd worden.

Daarbij handhaaft men drie principes:

1. Het centraal stellen van de cliënt2. Zorg op maat3. Continuïteit van de zorg.

21 Mantelzorgers, gezinszorgdiensten, huisartsen, thuisverpleegkundigen, andere eerstelijnsactoren en de gespecialiseerde GGZ.

Page 38: De Nulde Lijn FINAAL 1

38

Het nauw samenwerken met de reeds betrokken hulpverleners of mantelzorgers heeft als doel om ook de zorgwekkende zorgmijders22 de nodige hulp te kunnen bieden. Daarom zal men eenmaal dat de zorgcoördinatie is opgesteld die steeds terugkoppelen naar hen.

Slechts in laatste instantie neemt Vesta de begeleiding en ondersteuning van cliënten in de thuissituatie voor zijn rekening.

De professionele hulpverlener en mantelzorger: Studies uitgevoerd door de gezinszorgdiensten tonen aan dat een groot deel van de mensen met psychische problemen of nog niet gedetecteerde psychiatrische stoornissen meestal worden opgevangen en verzorgd in de thuissituatie door mantelzorgers en thuiszorgwerkers. Vaak zijn ze nog nooit in aanraking gekomen met de GGZ. De eerstelijnsactoren kunnen vanuit hun eigen expertise heel wat ondervangen. Soms lijkt bijkomende psychiatrische expertise aangewezen. ( Lernout,  I. Vanhollebeke, J. Wietendaele, R. , 2011 )

Om dit te verwezenlijken kan men verschillende methoden gebruiken.

Door het verstrekken van advies.

1. Via telefonisch contact.2. Deelname aan de teamvergadering van de betrokken dienst.3. Op uitnodiging van de betrokken hulpverlener wordt op het werkoverleg waarbij de

casus wordt besproken.4. Eenmalig huisbezoek met de betrokken hulpverlener om een aantal zaken in een

ruimere context te plaatsen.

 Door middel van coaching.

1. Het ondersteunen van de eerstelijnsactor of mantelzorger via overlegmomenten principe

2. Het vergemakkelijken van een denkproces waardoor hij/zij kan komen tot het bedenken van oplossingen en het maken van keuzes.

3. verontvankelijking / aanbieden van vorming met het oog op deskundigheidsbevordering.(dit kan in beide richtingen: van de thuiszorg naar GGZ toe en omgekeerd)

 5.4.4. Aanmelding

Telefonisch of via email. Soms met door probleemverkenning te doen alvorens een passend antwoord te

kunnen formuleren. Via de betrokken hulpverleners Mantelzorgers,

22 Mensen met een psychosociale of psychiatrische stoornis die niet of nauwelijks te motiveren zijn voor behandeling.

Page 39: De Nulde Lijn FINAAL 1

39

Huisbezoek al dan niet samen met de doorverwijzer bij de cliënt of teamvergadering waar de cliënt besproken word

Aanwezigheid van de betrokken hulpverlener op ons werkoverleg, Invullen van de intakebundel. Adviesvragen worden onmiddellijk teruggekoppeld.

Wanneer er vervolgens een aanvraag binnenkomt gaat men deze wekelijks bekijken en bespreken. Dit heeft als voordeel dat een antwoord niet lang op zich laat wachten. Een belangrijke principe dat men bij het beslissen altijd in het achterhoofd heeft is het subsidiariteitsprincipe23.

Bij een positieve beslissing neemt een zorgcoördinator contact met de patiënt en gaat men individuele doelen opstellen.

Nadien brengt men de doorverwijzer of aanmelder op de hoogte en indien nodig coacht men de betrokkenen doorheen het advies.

Alle betrokken hulpverleners en mantelzorgers worden ook schriftelijk op de hoogte gebracht.

De betrokken arts zal een DSM IV diagnose in vullen. En er wordt een zorgoverleg gepland om zo het zorgplan op te maken.

5.5. De hond in ’t kegelspel.

5.5.1. Doelstelling.

Deze cafetaria heeft een unieke verzameling volks- en gezelschapsspelen en biedt medewerkers de kans om te werken als volwaardige werknemers. En zo de kans te geven op een volledige integratie in het maatschappelijk leven.

5.5.2. Doelgroep.

Personen met verstandelijke beperkingen of met psychosociale problemen.

6. Focusgroepen.

Het samenstellen van een focusgroep heeft als doel om een representatief beeld te krijgen op wat de wensen, verwachtingen, visies en dergelijke zijn binnen een bepaalde groep betreffende een duidelijk onderwerp. In mijn geval zal dat dus zijn rondom de noodzaak aan psychosociale zelfgroepen. De meest efficiënte manier om te werken met een focusgroep is door het werken met twee onderzoekers. De één kan dan de discussie leiden terwijl de ander probeert een neerslag te maken van datgene wat men heeft gezegd. Ik ben er echter niet in geslaagd om een tweede notulist te vinden maar aangezien de focusgroepen telkens tegen het minimum aantal personen lag was het leiden en noteren geen onoverkomelijke opdracht.

23 Dit principe dicteert dat men de voorkeur dient te geven aan de minst ingrijpende maatregel te starten op de nulde of eerste lijn. Men kiest enkel voor specialisten wanneer het probleem te ingewikkeld of te ernstig blijkt te zijn.

Page 40: De Nulde Lijn FINAAL 1

40

6.1. Focusgroepen en de vorm.

1. Groepen van rond de 6 – 10 personen2. Interview 1 tot max 2 uur3. Vele gebruikers maken hun keuze in groep.4. Het is een interview (geen beslissing makende of probleem oplossende actie.)5. Het is niet de bedoeling dat iedereen met iedereen akkoord is. Iedereen heeft zijn

eigen mening.6. Het moet goed gepland zijn. 7. Bij voorkeur met een interviewer en een ander die notities neemt.8. De interviewer moet ervaring hebben met groepsbegeleiding. Iedereen promoten om

iets te zeggen.9. Stel geen persoonlijke of controversiële vragen.

6.2. Focusgroepen en hun voordelen.

1. De vragen kunnen in de diepte worden uitgewerkt.2. Mits een goede begeleiding kan iedereen aan het woord komen.3. Men kan op een relatief korte periode veel informatie verzamelen.4. Doordat de één voortbouwt op reactie van de ander kan men tot creatieve voorstellen

komen.5. Flexibel en makkelijk inzetbaar.6. Hoog kwalitatief gehalte van de data in een sociale context. Waarbij de deelnemers

hun visie kunnen vergelijken met elkaar.7. De meningsverschillen zijn snel duidelijk.8. Veilige omgeving creëert openheid.9. Geschikt voor moeilijk bereikbare groepen zoals kansarmen, allochtonen.10. Het is niet duur. 11. Mensen zijn sociale wezens, ze kunnen plezier hebben in de groep.

6.3. Focusgroepen en hun nadelen.

1. Risico op groepsdenken.2. Moeilijk om gemotiveerde deelnemers te vinden.3. Mensen zijn sociale wezens, ze kunnen plezier hebben in de groep.4. Sommigen zullen zich geremd voelen door andermans aanwezigheid.5. Analyse is niet eenvoudig en neemt veel tijd in beslag.6. De hoeveelheid vragen kan sterk beperkt zijn door de groep .7. De mogelijke antwoorden zijn beperkt voor elke deelnemer, ze moeten naar elkaar

luisteren. Met acht mensen en een uur voor het interview. 8. De deelnemer heeft kans op een negatieve reactie van een ander.9. Focusgroepen werken goed bij mensen met dezelfde achtergrond.10. Vertrouwelijkheid is niet verzekerd in een focusgroep.11. Geschikt als identificatie van grote thema’s maar niet voor micro analyse.

7. Focusgroepen.

7.1. Activiteitencentrum focusgroep I.

Page 41: De Nulde Lijn FINAAL 1

41

7.1.1.Verslag.

Bij eerste focusgroep in het A.C. waren er 6 aanwezige waarvan 5 vrouwen en 1 man. De gebruikte namen zijn verzonnen. En om het gesprek op gang te brengen startte ik met de vraag kent u zelfhulpgroepen? De antwoorden waren Similis, AA en ups & downs.

Maar als ik de deelnemers vroeg wat die groepen deden of waar hun werking om draaide bemerkte ik weinig kennis.

Similis: Dat is iets voor familieleden van psychiatrische patiënten.

AA: Een praatgroep waar alcohol verslaafden samenkomen.

Ups & downs: Voor mensen met een depressie.

Daarnaast was er behalve bij de AA niemand die echt wist hoe je in contact zou moeten komen met de ander twee. Wat betreft de ervaring met zelfhulpgroepen kwam enkel de AA naar boven. Anderen hadden ervaring met geleide praatgroepen in psychiatrische afdelingen, maar verder dan dit ging het niet.

Wel opmerkelijk is dat de visie op de werking van zelfhulpgroepen vrij beperkt is. Vooral het beeld van “ een soort praatgroepen waar mensen samen zitten, en hun problemen met elkaar delen” komt telkens weer naar boven. Precies zoals deze vaak in de media worden geschetst. Na deze inleidende vraag heb ik nog wat uitleg gegeven over de uitgebreide mogelijkheden die zelfhulpgroepen te bieden hebben afgaande op de kennis die ik vergaard had uit literatuur.

Uitgaande van het clichébeeld van een praatgroep merk ik dat men er in Focusgroep I, weinig lijkt voor te voelen om te zitten en te praten over elkaars problemen.

Evelien gaf aan dat zij het meer dan voldoende vond om met haar psycholoog te praten. Het delen van haar problemen met een professional, geeft haar een veilig gevoel. Ook al luistert hij tegen betaling.

Georgette zei daarop dat zij bang is om de ander te vervelen als ze haar moeilijkheden deelt.

Anderzijds blijkt er wel interesse te zijn in het verkrijgen van kennis over psychische problemen of andere moeilijkheden die men kan ervaren zoals:

Depressie

Angsten

Zelfdoding

Loslaten van kinderen

Opvoeding

Sociale omgang ( citaat : “Hoe raak ik uit mijn cocoon?” )

Medicijnen

Page 42: De Nulde Lijn FINAAL 1

42

Euthanasie

Betrouwbare kennis betreffende allerlei onderwerpen gegeven door professionals. En lotgenotencontact waar men ervaringen deelt, maar dan eerder in een ontspannen omgeving.

Tips over hoe men na een lange opname terug allerlei praktische zaken aanpakt.

Samen koken

Wat het uitbreiden van dit contact betreft naar anderen was de reactie lauw, maar niet per definitie afwijzend. Personen jonger dan 25 jaar hoorden er ook niet thuis.

Georgette wou dan weer samenkomen met anderen om te praten over muziek, dans, Chopin & theater m.a.w. over cultuur.

Het viel mij vooral op dat er veel verschil in dynamiek zit in deze groep.

De een is heel prominent aanwezig en gooit zijn verhaal met alle pijnlijke en genante details in de groep. Marianne vond het “ met de beste bedoelingen” nodig om een ander van commentaar te bedienen, ook al was het niet altijd gepast.

Georgette zit dan stilletjes te luisteren maar onthoudt zich van commentaar en trekt een misprijzend gezicht wanneer Marianne praat.

Francis is eerder stil, maar lijkt een agenda op zijn eigen te hebben. Hij spreekt over zijn dingen zonder daarbij rekening te houden met wat de vorige spreker had gezegd. Hij debiteert zijn ding en dat is het dan.

7.2. Activiteitencentrum focusgroep II.

7.2.1.Verslag.

Focusgroep II bestond uit 3 mannen en 5 vrouwen Ook hier heb ik de deelnemers laten antwoorden op de eerste vraag, maar kwam er maar één zelfhulpgroep naar boven namelijk de AA.

Opvallend aan deze groep was dat deze een stuk homogener leek. In mening over en wensen aangaande zelfhulpgroepen. Ook de klassieke praatgroep werden als positief gepercipieerd. Met die bemerking dat er toch ergens iemand het voortouw moet nemen vergelijkbaar met de chairman in de AA.

Erik had al enkele ervaringen met de AA. De eerste werd georganiseerd in een ziekenhuis, waar het thema alcoholverslaving dermate werd uitgediept en herkauwt dat hij naar eigen zeggen eerder zin kreeg om te drinken dan te stoppen.

Na zijn verhuis kwam hij in contact met een groep dichter bij zijn huis, en daar spreekt men vaak over andere dingen “ De rookpauze is zelfs heel gezellig “. Wat hem enorm veel deugd doet ik.

In focusgroep II bemerkte ik ook een grotere homogeniteit zijn wat betreft de werking van een zelfhulpgroep.

Page 43: De Nulde Lijn FINAAL 1

43

Naast Gespreks en praatbijeenkomsten stond men ook wel positief tegenover informatie momenten gegeven door professionals omtrent psychische problemen, contact via digitale mediums24 en bleek ook een duidelijke vraag te zijn naar het organiseren van ontspanningsactiviteiten.

Logisch maar toch belangrijk om te vermelden dat focusgroep II de geheimhouding & vertrouwelijkheid van de gespreks en praatbijeenkomsten heel belangrijk vond.

Verder had men nog enkel belangrijke opmerking betreffende de werking.

De leider moet ervaringsdeskundig zijn.

Informatie verstrekken en begrip bewerkstelligen aan de buitenwereld over depressie ( familie, vrienden, media e.a. ).

Wat thematiek betreft was men ook vrij unaniem fobieën & depressie.

7.3. Activiteitencentrum focusgroep III.

7.3.1.Verslag.

Focusgroep III werd eveneens afgenomen in het AC, bestond uit 3 mannen en 4 vrouwen het bleek al gauw dat de vrouwen in deze groep vooral nood hadden aan contact met lotgenoten.

Het draaide dan vooral rond alcoholisme, vrouwenmishandeling & depressie. Angeline verwoorde een negatieve ervaring met SOS nuchterheid en noemde het geen steunpunt maar een Koffiebal.

Naast de kritiek die eerder werd gegeven op SOS nuchterheid, stond deze groep toch positief tegenover gespreks en praatbijeenkomsten enkel wanneer deze met enige professionaliteit worden geleid25. Daarnaast kunnen informatie momenten gegeven door professionals over allerlei onderwerpen in tegenstelling tot de digitale mediums op de steun van deze groep rekenen.

7.3.2.Persoonlijk gesprek.

Karel nam mij na de focusgroep apart en zei dat hij behalve gebrek aan sociale contacten ook verlangt naar seksuele genegenheid. Om dit te stillen gaat hij naar een prostitué, maar voelt zich daar ontzettend schuldig over. Hij beschouwt zichzelf als erg gelovig en gaat ook wekelijks naar een rooms katholieke kerk.

7.3.2.Persoonlijk gesprek.

Gertrude vertelde mij dat ze zich vaak enorm eenzaam voelde en dat men haar in de jeugd tot een abortus heeft gedwongen. Een nog onverwerkt en onuitgesproken onderwerp. Ook had ze graag eens mensen ontmoet om op reis mee te gaan.

8. Resultaten Domino.

24 e-mail, telefoon, chat, discussion-board e.a.

25 Zoals in focusgroep II waar men de link legde met de chairman in de AA-club.

Page 44: De Nulde Lijn FINAAL 1

44

In het arbeidszorgcentrum heb ik twee focusgroepen georganiseerd beiden op dezelfde dag, de eerste op een maandagvoormiddag en de tweede in de namiddag. De opzet was net hetzelfde als in het activiteitencentrum.

8.1. Domino focusgroep IV.

De eerste groep in Domino bestond uit 3 vrouwen en 1 man. Wat de kennis van zelfhulpgroepen betreft kwamen we op SOS nuchterheid, KOPP en de Anonieme Alcoholisten. Twee vrouwen hadden al ervaring met zelfhulpgroepen.

Rita had al in de AA gezeten en was daar niet zo positief over, omdat het enkel en alleen over de problematiek ging. Net zoals Eric in het AC kreeg ze meer zin om te drinken dan om het te laten. Ze verwoordt daarbij ook dat ze meer nood heeft aan een sociaal netwerk en aangenaam contact met lotgenoten. Ze kon de alcohol laten maar de AA-groep bezocht ze na een tijdje niet meer en dit ook deels door haar beperkte mobiliteit.

Martha heeft als borderline patiënt nog in een praatgroep gezeten met een grote diversiteit inzake problematiek. Na een tijdje is deze uit elkaar gevallen en volgens haar was precies die diversiteit de hoofdreden. Verder had ze weet van een ander praatgroep die enkel de problematiek borderline besprak, maar die vond telkens plaats in het Gentse. Wanneer er een praatgroep zou zijn in het kortrijkse met enkel borderline patiënten zou ze zich zeker aansluiten.

Jaack die tijdens zijn studie aan de universiteit in een psychose is terecht gekomen zegt geen nood te hebben aan een praatgroep, omdat hij enorm veel steun vindt in zijn geloof.

Verder wou men wel graag wat meer informatie van een professional krijgen betreffende automutilatie en psychose.

En Carolien zou het kunnen opbellen van een lotgenoot op momenten van zwakte (mutileren of suïcidegedachten ) een enorme steun kunnen zijn.

8.2. Domino focusgroep V.

De tweede focusgroep kon op iets meer succes rekenen 7 aanwezigen waarvan 6 mannen en 1 vrouw.

Ook hier kende men de AA & SOS Nuchterheid deze keer was men heel positief betreffende SOS Nuchterheid. Jan stoorde zich aan het religieuze karakter van de AA maar vond heel veel steun bij SOS Nuchterheid.

Verder kende Jan ook ups & downs “ voor mensen met een bipolaire stoornis “ en had hij zich daar graag bij aangesloten, maar ik moest hem helaas teleurstellen met de boodschap dat de dichtste groep zich in Ieper bevindt.

Sommigen vonden het idee om iemand te kunnen opbellen wanneer je het moeilijk hebt zeer aantrekkelijk, anderen waren dan weer van mening dat men elkaar eerder naar beneden zou trekken dan helpen.

Quote: begeleiders zijn er om de negatieve verhalen aan te horen het zijn vooral leuke sociale positieve contacten die ons helpen.

Page 45: De Nulde Lijn FINAAL 1

45

Deze groep is geen vragende partij wat betreft praat en gespreksbijeenkomsten maar wel erg geïnteresseerd wat betreft informatie momenten wat betreft psychische problemen, ontspanningsactiviteiten en groepsgesprekken met begeleiders waar men eveneens over psychische problemen en medicijn.

9. Resultaten Beschut wonen.

9.1.1.Inleiding.

De focusgroepen in de verschillende huizen van Beschut wonen verliepen een stuk stroever dan gehoopt. Ze voldeden niet aan de minimum deelnemers en maar in de huizen waar ik er toch in slaagde om wat mensen samen te krijgen heb ik mijn exploratie in de vorm van een vrij interview uitgevoerd. Wat naar mijn mening toch bruikbare informatie gaf.

9.2.1.Intervieuw in Bolster 1.

Deze woning kenmerkt zich vooral door de jeugdige leeftijd van de bewoners, die zich situeert tussen de 20 en 30 jaar. De groep bestond uit 3 jonge mannen en 4 vrouwen. Toen ik mijn uiteenzetting deed was de interesse op zijn zachts gezegd nogal lauw.

Jurgen die een tijdje geleden zijn eerste ( en hopelijk zijn laatste ) psychotische opstoot heeft meegemaakt. Wenst vooral niet in contact te komen met andere personen die psychiatrische of psycho-sociale moeilijkheden hebben, contact met lotgenoten deprimeert hem.

Daarmee gaf hij ook een beetje de teneur van de hele groep aan of dit nu de druk van de groep is of niet weet ik niet maar iedereen ging daarmee akkoord. Men ervoer ook geen nood aan andere of nieuwe sociale contacten.

Wanneer ze het moeilijk hebben kunnen ze voldoende terecht bij vrienden, familie, begeleider of anderen.

Belangrijk om op te merken is dat deze bewoners ondanks de als ongeïnteresseerde overkomende houding toch interesse tonen voor sociale / ontspanning activiteiten die tijdens mijn stage werden georganiseerd. Ik denk dat ze vooral niet met hun problemen willen worden geconfronteerd en ze proberen vooral te blijven functioneren in hun oude vrienden, eerder dan lotgenoten. Maar anderzijds zitten ze vaak samen en gaan ze regelmatig eens samen weg.

9.2.2.Intervieuw in Bolster 2.

Ook hier waren enkel bewoners met de noorderzon verdwenen. Uiteindelijk bleven er maar 2 vrouwen over.

De gesprekken draaide vooral rond het feit dat zij enorm veel steun hebben aan elkaar. Wat zelfhulpgroepen betreft komt bij hen vooral het ontspannen met lotgenoten en informatief aspect naar boven.

9.2.3.Intervieuw in Bolster 3.

Page 46: De Nulde Lijn FINAAL 1

46

Twee mannen en 5 vrouwen, Jules die sociaal contact bij voorkeur mijdt is absoluut niet te vinden voor zoiets als een praatgroepen of andere sociale activiteiten, het was al een hele prestatie voor hem om aanwezig te zijn.

Jozef, Felistine & Evy stonden positief tegenover lotgenoten contact, dit zowel in de vorm van informatie verspreiding als op een eerder ontspannen manier om de sociale contacten uit te breiden.

9.2.4.Intervieuw in Bolster 4.

Bewoners van deze woning konden aansluiten bij eerdere Focusgroepen enkele hebben dit ook gedaan.

9.2.5.Intervieuw in Bolster 5.

Dit huis heeft slechts drie bewoners een daarvan was in crisisopvang op het moment dat ik hen wilde polsen naar hun mening en verlangens betreffende mijn onderwerp. De tweede had al deelgenomen aan een focusgroep in Domino.

Erik had wel tijd en toonde ook veel interesse. Een jonge kerel erg perfectionistisch van aard en een verleden van psychotische aanvallen en sociale terugtrekking. Werkt als orgelist in verschillende kerken.

Hij gaf blijk inzicht wat betreft zijn psychische belasting en had tijdens zijn opname in het verleden nog in een praatgroep gezeten ( geleide praatgroep ). Vandaag zat hij in geen enkele praatgroep en weet van zichzelf dat hij naar buiten moet komen i.p.v. zich op te sluiten. Hij vertelt mij dat hij een weliswaar beperkte maar toch belangrijke vriendenkring heeft.

Maar een praatgroep of meer contact met lotgenoten zou hem wel erg interesseren. Verder zoekt hij ook musici om samen met hem een band op te richten.

9.2.6.Intervieuw in Bolster 6.

9.2.7.Intervieuw in Bolster 7.

Slechts één bewoner en hij heeft geen interesse.

9.2.8.Intervieuw in Bolster 8.

Geen interesse.

9.2.9.Intervieuw in Bolster 9.

Ook in deze woning waren er uiteindelijk twee bewoners die best wilden geïnterviewd worden. Een van hen was al eens naar een zelfhulpgroep geweest maar mocht toen niet meer gaan omdat haar man dreigde met geweld tegenover haar en de leden. Maar dat het deugd kan doen om jouw problemen te delen daar was ze wel van overtuigd. Maar ze had geen zin om zich aan te sluiten aan een of andere groep.

Een ander jonger iemand zei daarentegen wel deugd te hebben van een praatgroep omdat het haar wel deugd doet om eens naar buiten te komen. Wel kwam weer de opmerking dat

Page 47: De Nulde Lijn FINAAL 1

47

het niet altijd over de problematiek zelf hoeft te gaan. Maar naarmate het gesprek vorderde merkte ik dat het meer en meer juist wel evolueerde naar het delen van gevoelens en bedenkingen over hun problemen. De thematiek was dan vooral rond problemen met een relatie, gebrek aan assertiviteit in liefdes relatie.

10. Vragenlijst Vesta.

Zoals eerder geschreven heb ik om de hulpvragers van VESTA te bereiken gekozen om via een vragenlijst te werken. Een korte lijst van 15 vragen.

Een korte lijst vergezeld met een brief26 die wat uitleg geeft over wie ik ben en wat de bedoeling was van de vragenlijst.

Deze vragenlijst werd afgegeven aan de hulpvragers wanneer de hulpverleners van VESTA op bezoek kwamen. Uiteindelijk kreeg ik van de 75 patiënten 19 ingevulde vragenlijsten terug. Wat neerkomt op 25%.

1 ) Kent u zelfhulpgroepen?

58% Ja 42 % Nee

Van de ja stemmers kent

75% de AA ( Anonieme alcoholisten ) 12%Similis 12% Zelfhulpgroep i.v.m. diabetes ( naam werd niet opgegeven ) 12% SOS Nuchterheid ( De vrijzinnige versie van de AA ) 12% De reikende Hand ( zelfhulpgroep die werkt rond rouwverwerking ).

2 ) Wilt u contact met zelfhulpgroepen?

47 % Ja 47 % Nee 6 % Zegt het niet te weten

Waarom wel?

Omdat het nuttig en behulpzaam is. Om onder mensen te zijn. Contact met mensen met hetzelfde probleem begrijpen mij beter. Omdat ik veel steun ervaar aan het contact met mensen in dezelfde situatie. Omdat het samen zijn met anderen beter is dan alleen te zijn. Om contact te hebben met mensen die gelijkaardige problemen hebben. Om de kans te krijgen mijn psychische problemen te delen met anderen. Omdat ik contact wil met anderen, eenzaamheid is lastig.

Waarom niet? Omdat ik de anonimiteit verkies. Je wordt er zieker van, moeite om met problemen van anderen om te gaan.

26 Zie bijlage 8

Page 48: De Nulde Lijn FINAAL 1

48

Te grote drukt Moeite om contacten aan te gaan.

3 ) Hebt u ervaring met zelfhulpgroepen?

78 % Nee 22% Ja

Welke?

AA SOS nuchterheid Zelfhulpgroep i.v.m. eetstoornis.

4 ) Ervaart u nood aan Zelfhulpgroepen?

52% Ja 48% Nee

Waarom wel?

Nood aan contact met lotgenoten Contact met mensen kan verrijkend zijn, gevoel van niet alleen te staan &

verhaal kwijt te kunnen. Nood aan gesprek met lotgenoten. Omdat ik denk dat die mensen mij goed zullen begrijpen, om mijn ervaringen

te delen. Soms wel. Contact met mensen met dezelfde problemen. Als ik mij minder voel nog veel meer.

Waarom niet?

Voorlopige veel vrienden – vrijwilligers. Geen interesse.

5 ) Moet een zelfhulpgroep gespreks of praatbijeenkomsten organiseren?

83% Ja. 17% Nee.

Quote in de kantlijn van een nee stemmer: geen vriendenpolitiek

6 ) Moet een zelfhulpgroep informatie verzamelen omtrent psychische gegevens?

83% Ja. 17% Nee.

7 ) Moet een zelfhulpgroep de mogelijkheid bieden om via internet met anderen van de groep te communiceren?

83% Ja.

Page 49: De Nulde Lijn FINAAL 1

49

17% Nee.

Quote in de kantlijn van een nee stemmer: onpersoonlijk

8 ) Moet een zelfhulpgroep de mogelijkheid bieden om via telefoon iemand van de groep te contacteren?

58% Ja. 42% Nee.

9 ) Moet een zelfhulpgroep ontspanningsactiviteiten organiseren?

88 % Ja. 12 % Nee.

10 ) Moet een zelfhulpgroep groepsgesprekken geven onder deskundige leiding?

83% Ja. 17% Nee.

Een respondent gaf aan dat hij / zij dit heel belangrijk vond

11 ) Moet een zelfhulpgroep themasamenkomsten organiseren omtrent bepaalde onderwerpen?

88 % Ja. 12 % Nee.

Waarover? Pijnstillers, medicatie, haatgevoelens, woede, agressie, angst, moedeloosheid, psychische problemen.

12 ) Rond welke problematiek moet een zelfhulpgroep werken?

In mate van belang:

1. Depressie2. Algemeen3. Angst4. Blanco5. Afhankelijk van de groep6. Verslaving7. Weet het niet.

13 ) Waar zou die groep moeten samenkomen?

62% Verkiest een gemeenschappelijke ruimte. 17% Verkiest een privé huis.

Page 50: De Nulde Lijn FINAAL 1

50

17% Weet het niet. 4% Verkiest neutraal terrein.

14 ) Hoe vaak zou die groep moeten samenkomen?

In mate van belang:

1. 2 maal per maand2. 1 maal per maand3. Wekelijks

15 ) Bent u bereid om lidgeld te betalen?

82 % Ja. 18 % Nee.

11. Voorstellen.

Bijlagen.

Bijlage 1.

Outreachment. Het actief contact leggen met hulpvragers om pro-actief mogelijke problemen te voorkomen of te minimaliseren.

De term is zo breed dat een summiere geschiedenis over de hulpverlening niet geheel overbodig is.

In 1920 lanceert Jane Adams de slogan ‘ not a gift but a giver’. Het kwam erop neer dat zij op bezoek ging bij de armen eerder dan dat de armen bij haar moesten komen. De hulpbehoevende moesten niet naar de plaatsen gaan waar de voedselbedeling plaats vond , de plaatsen kwamen naar hen. Sindsdien is de gedacht van outreachment in meer of mindere mate aanwezig geweest, sterk afhankelijk van de heersende maatschappelijke opinie betreffende zorgverlening.

In 1960 werd outreachment verder uitgebouwd omdat men geloofde in de maakbaarheid van de mens, de kracht van het volk, eenheid en het groeipotentieel van een alternatieve zorgsector los van de macht van instituten en geloofsgemeenschappen en dergelijke.

Jaren zeventig het individualisme viert hoogtij en iedereen trekt zich terug in zijn huis. Men wou elkaar niet meer storen in hun leventje en enkel diegene die de weg kenden kregen hulp. Outreachment wordt meer als een vorm van bemoeizucht gezien. De term vraaggestuurd werken kent zijn opgang. De heersende omgangsvormen, normen en waarden werden toen door de middenklasse bepaald. Wie daar niet toe behoorde bleef in de kou staan.

Page 51: De Nulde Lijn FINAAL 1

51

In de jaren negentig ontdekt de sociale politiek het concept ‘de actieve welvaartsstaat’, de hulpverleners worden vanuit het beleid overstelpt met termen als outputverwachtingen, resultaatsverbintenissen, case-load, kwaliteitshandboeken, produktiviteitsdenken. En het vele papierwerk verplicht hen om plaats te nemen achter de computer waardoor hij zichzelf gereduceerd ziet als technische professionelen. Een vermoedelijke oorzaak van het toen opkomende burn-out-syndroom bij hulpverleners.

Bij de start van het nieuwe millennium wordt men geconfronteerd met het onveiligheids gevoel, war on terror, culpabilisatie en het rechten discours verdwijnt op de achtergrond. Dwang vindt zijn ingang in de gezondheidszorg. Outreachment dreigt gereduceerd te worden tot termen als bemoeizorg een niet oninteressant gegeven maar te eng om het enkel als dit te zien.

Maar wat is outreachment vandaag? Enkele noodzakelijke eigenschappen!

Outreachment brengt de werking van de organisatie naar de doelgroep. De cliënten die de organisatie niet bereikt probeert men naar de plaats te krijgen. De organisatie beperkt zijn informatie niet tot literatuur, maar probeert daadwerkelijk

ingang te vinden in de belevingswereld van de zorgvrager. De werking opstellen aan de hand van de verkregen informatie. Niet iets organiseren

en zich beperken tot een evaluatie ervan. Doelstellingen opstellen nadat je het terrein hebt verkend en niet omgekeerd. Dit

gebeurt door bevraging van zowel individuele personen als groepen.

Bijlage 2.

Empowerment.

Staat voor een verschuiving in de gezondheidszorg, het woord en idee ontstond in de jaren zestig en kwam van daaruit overgewaaid naar het Europese vastenland. De kerngedachte achter empowerment. Is dat de hulpbehoevende geen passief ontvanger is van hulp maar een cliënt die ondanks zijn tekortkomingen ook heel wat capaciteiten heeft.

Een hulpverlener of die nu verpleegkundige, psychiater, huisarts, psycholoog of dergelijke is. Zij dienen de probleemdragers ruimer te bekijken dan een probleemdrager. Men wordt eigenlijk een soort advocaat die pleit voor het welzijn van zijn patiënt. Kortom een verschuiving van de aanbodgerichte hulpverlening naar een cliëntgericht zorgsysteem. Het ondersteunen van zelfhulpgroepen kan die empowerment ook versterken

Bijlage 3.

De verschillende niveau’s in de hulpverlening.

Nulde lijn.

Deze bestaat uit personen die zonder enige bezoldiging bijdragen tot de instandhouding van de gezondheid of hulp bieden bij het genezingsproces op zoals mantelzorgers, vrijwilligers en familie.

Eerstelijns hulpverlening.

Page 52: De Nulde Lijn FINAAL 1

52

Deze zijn beroepsbeoefenaars die breed opgeleid zijn ( generalisten), verpleegkundigen, huisartsen, paramedici, verzorgende, tandarts enz.

Tweedelijns hulpverlening.

Zij hebben een bepaalde specialisatie zoals psychiaters, orthodontisten, hartspecialisten en dergelijke. Werken pas met mensen na een doorverwijzing van het eerste niveau.

Derdelijns hulpverlening.

Daar vinden we de topklinische zorg verleend in academische centra.

Bijlage 4

Niet-categoriale arbeidszorg.

Behalve het uitgangspunt van arbeidszorg dat arbeid ook voor unieke groepen een recht is zijn er nog vier basisprincipes die men moet terugvinden in werkplaatsen van niet-categorische arbeidszorg.

Eerste basisprincipe. Een medewerker zal pas echt voldoening krijgen uit zijn werk wanneer hij of zij een product aflevert die kwalitatief en relevant is. De aangeboden diensten of producten moeten voor de maatschappij zowel zichtbaar als zinvol zijn verhandeld worden in het reguliere circuit.Het moet de medewerker voldoende uitdaging & leermogelijkheden bieden. Die Naast het product en ontwikkelingsmogelijkheden van de arbeid, zal arbeidszorg ook streven naar inspraak, participatie en autonomie van de werknemer.

Tweede basisprincipe.

Een individuele vraaggestuurde werking en begeleiding afgestemd op de medewerker ( werknemer ) is het tweede basisprincipe. De individualiteit zit hem erin dat iedere medewerker vanuit zijn uniek positie wordt benaderd. Men komt in het arbeidszorgcircuit terecht met een nood, maar zoals eerder beschreven hebben mensen zelden tot nooit slechts één probleem. De hele leef- & (denk-) wereld moet zo breed mogelijk betrokken worden en daarbij is de stem van de andere betrokken hulpverlenende instantie onmisbaar.

Derde basisprincipe.

Page 53: De Nulde Lijn FINAAL 1

53

Ten derde hebben we het principe van de niet-categoriale aanpak. Dit wil zeggen dat de tewerkstelling niet buiten maar binnen de maatschappij moet plaats hebben. Men dient te streven naar een gezonde mix van medewerkers.

Een combinatie van personen met een fysieke of mentale beperking, kansarmen en (ex-)psychiatrische patiënten. Uiteraard mag dit laatste principe de vorige niet in het gedrang brengen, dus kan men het laatste principe het best samenvatten met het moto “ zo breed als het kan, enkel specialistisch als het moet ”. Die heterogeniteit mag namelijk geen dogma worden. Hoe homogeen of heterogeen de samenstelling van de medewerkers is, is sterk afhankelijk van de beschikbaarheid aan kennis over diverse doelgroepen heen. Niet-categoriale arbeidszorg verreist, interactie, capaciteit, en inzicht op de problemen die kunnen voorkomen in verschillende levensdomeinen

Vierde basisprincipe.

Ten laatste hebben we het principe van “trajectbegeleiding”. Werknemers ( medewerkers ) worden begeleid naar plaatsen waar ze het meest haalbare of gewenste niveau kunnen begrijpen. Dit kan verticaal verlopen zoals doorstromen naar een “hogere” vorm van tewerkstelling (sociale, beschutte werkplaatsen of zelfs de reguliere arbeidsmarkt). Maar ook horizontale verschuivingen wanneer een andere vorm van arbeidszorg meer aansluit bij de persoonlijke interesses. De bewaking van dit traject gebeurt bij voorkeur door een externe organisatie.

Voordelen van vrijwillige arbeid.

In tegenstelling tot vrijwilligerswerk ligt de nadruk bij vrijwillige arbeid bij de medewerker en niet bij de arbeid. De medewerker ervaart de positieve latente functies van arbeid, zoals zingeving, sociale contacten en tijdstructuur en dit versterkt op zijn beurt weer het welzijn van de werkkracht.

En ook al is dit niet de eerste ontstaans- of bestaansreden van de arbeidszorgprojecten Maar ook de economie doet er zijn profijt mee doordat men de doorgaans passieve uitkeringen zoals werkloosheids - en invaliditeits - vergoedingen, leefloon en tegemoetkoming voor gehandicapten als gaat activeren.

Bijlage 5.

Page 54: De Nulde Lijn FINAAL 1

54

Page 55: De Nulde Lijn FINAAL 1

55

Page 56: De Nulde Lijn FINAAL 1

56

Bijlage 7.

Geachte,

Vooreerst onze oprechte verontschuldigingen voor deze laattijdige reactie opuw mail.

Onze organisatie heeft geen contactpersoon in de streek van Kortrijk.

U kan eventueel contact opnemen metTrefpunt Zelfhulp vzw E. Van Evenstraat 2c (bezoekadres) Parkstraat 45 bus 3608 (postadres) 3000 LEUVEN

Tel. 016/23.65.07 Fax: 016/32.30.52 E-mail: [email protected]

Een van de obstakels bij zelfhulpgroepen is in onze ervaring het feit dat devrijwilligers, gezien hun psychische problemen en pathologie, niet steeds instaat zijn om op regelmatige basis in te staan voor het organiseren ofleiden van een zelfhulpgroep.

Met vriendelijke groeten,B. Onseasecretariaatsmedewerkstervzw UilenSpiegel02/410 19 99

Bijlage 8.

Kortrijk 18/03/11

Hallo,

Mijn naam is Steven Tanghe, en ik zit in mijn laatste jaar psychiatrische verpleegkunde, te Kortrijk (Katho ). Om te kunnen afstuderen moet ik nog enkel een eindwerk maken.

Daarin wil ik nagaan of er bij u een verlangen is naar een zelfhulpgroep, soms ook praatgroep genoemd. In deze groepen komen mensen samen met dezelfde of gelijkaardige problemen.

Page 57: De Nulde Lijn FINAAL 1

57

Die leden bespreken en zoeken samen naar oplossingen, ondersteunen elkaar op moeilijke momenten of prijzen elkaar als het goed gaat. Sommige groepen leggen dan weer de nadruk op informatie verspreiden en andere op informatie krijgen. Kortom de invulling of werking van zo een zelfhulpgroep wordt bepaald door zijn leden.

Om een zicht te krijgen op uw wensen of verlangens over dit onderwerp, vindt u bij deze brief een korte vragenlijst.

De vragen beantwoordt u door het omcirkelen van ja of nee en bij sommige vragen kunt u ook wat meer uitleg geven. Indien u dit wenst mag dit ook anoniem gebeuren.

Wanneer u nog opmerkingen of aanvullingen wenst te maken, aarzel dan niet om mij te contacteren.

E-mail: [email protected] Facebook groep : Zelfhulpgroepen Kortrijk

Indien u dit wenst schrijf dan uw gegevens hieronder.

Uw adres:…………………………………………………………………………………………………………………………... Uw telefoon: ……………………………………………………………………………………………………………………… Uw e-mail:…………………………………………………………………………………………………………………………..

Alvast bedankt voor uw medewerking.

Vriendelijke groeten, Steven Gerard Tanghe.

Bronnen

Boeken.

1. Projectgroep Sociale Pedagogiek K.U.Leuven & SoCiuS, ( 2005 – 2006 ), Vrijwilliger, Begeleidingstekst voor educatieve medewerkers, p. 14, KULeuven & Socius, Leuven, België.

2. Barak, A. (2008 ), ‘Fostering empowerment in online support groups ‘, Computers in Human Behavior, Volume 24, nr. 5, p.1867-1883, Meyran Boniel-Nissim, John Suler, Universiteit van Haifa, Mount Carmel, Israel.

3. Gielen, P. ( 1996 )Samenwerking tussen zelfhulpgroepen en professionals, Welzijnsgids, Welzijnszorg, Zelfhulp, afl. 22, Kluwer, Deurne, België.

4. De Vries, S. ( 2008 ), Basismethodiek psychosociale hulpverlening, Bohn Stafleu can Loghum, Houten, Nederland.

5. Wilson, J. (1995),Two worlds: self help groups and professionals, Britisch Association of Social Workers, Birmingham, England.

6. Royers, T. De Ree, L. Verbeecke, G, ( 2000), Empowerment eigenhandig worden in hulpverlening, p. 52 & 53, Nederlands instituut voor Zorg en Welzijn, NIZW Uitgeverij, Utrecht, Nederland.

7. Vandermeulen, A. ( november 2008 ), “ Zelfhulpgroepen in Vlaanderen”, Welzijnszorg, Zelfhulp, Afl. 69.

Page 58: De Nulde Lijn FINAAL 1

58

8. Bakker, E. Van Buuren, H. ( 2009 ), “Onderzoek in de gezondheidszorg”, Noordhoff Uitgevers,Groningen / Houten, Nederland.

9. Quinn Patton, M. (2002 ), “Qualitative research & evaluation methods”, 3 edition, Sage publications / London, United Kingdom.

Tijdschriften.

10. Gielen, P. ( 2010, jaargang 26 nr. 1 ), Zelfhulpgroepen anno 2010, Ontwikkeling en uitdaging, p. 1 – 5, Leuven, Trefpunt Zelfhulp.

11. Gielen, P. ( 2008, jaargang 24 nr. 2, 4 ), Perceptie van zelfhulpgroepen, p 1 – 4, Leuven, Trefpunt Zelfhulp.

12. Vandermeulen, A. ( 2009, jaargang 25, nr.2 ), Praten i.p.v. lezen, Helpende gesprekken tussen lotgenoten, p 1 – 4, Leuven, Trefpunt Zelfhulp.

13. Trefpunt Zelfhulp, (2010, jaargang 26, nr3 ), Anderen helpen 1, p 1- 4, Leuven.14. N. Rius Ottenheim, D. Kromhout, R.C. Van Der Mast, F.G. Zitman, J.M. Geleijnse,

E.J. Giltay, ( 2010, jaargang 52, nr. 1), “Dispositioneel optimisme voorspelt voor minder eenzaamheid bij ouderen “, Tijdschrift voor Psychiatrie.

15. Frans, M. ( 2006 tijdschrift “Sociaal” , nr. 04,), “Van A tot Z, Een visie op, Arbeidszorg”, p. 5-6.

16. Basismethodiek psychosociale hulpverlening, Ervaringsgericht, oplossingsgericht,

systeemgericht, S. de Vries, 2e druk, 01-04-2010, 9789031379415

Kranten.

17. CAD. ( 02/12/2010 ), 2000 drinkers online in therapie, p. 14, Belang van Limburg18. “ Echte' Belgen nu al minderheid in Brussel en straks ook in Antwerpen” ,Allochtonen

nemen steden in , vrijdag 14 mei 2010, Auteur: Socioloog Jan Hertogen,. http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=GA82Q77E5

19. “ Abortus vergroot de kans op psychiatrische problemen niet, blijkt uit een studie bij 280.000 Deense vrouwen”. De Standaard, 1 februari 2011, p.31. Auteur hvde.

Internet.

20. Weyns,L, p.40,http://www.sbo.be/PSYCHOLOGIE/DOWNLOADS/Thesis_Laura%20Weyns.pdf http://www.dmidi.net/Interpersonal+Reactivity+Index

21. Godemont, J. (2010), Morfologie 2009 Zelfhulpgroepen in Vlaanderen, Trefpunt Zelfhulp VZW ( Partner van K.U. Leuven ), http://www.zelfhulp.be/pdf/Morfologie%202009.pdf

22. Giltay, E.J.(2007) Succesvolle veroudering: genetische determinanten van dispositioneel optimisme, De hersenstichting, Nederland.

http://www.narcis.nl/research/RecordID/OND1329644/Language/nl23. Harrist, S., Carlozzi, B. McGovern , A. Harrist, A. ( oktober 2006 ) “Benefits of

expressive writing and expressive talking about life goals”, a School of Applied Health and Educational Psychology, Oklahoma State University, USA.

24. http://www.psychomirror.com/hulpverleners/cgg.htm 25. http://www.beschutwonendebolster.be 26. http://pbd.gemeenschapsonderwijs.net/adress/werkgroepen/llbg/vierlijnenmodel.htm 27. http://www.thesauruszorgenwelzijn.nl/zorgmijders.htm

Page 59: De Nulde Lijn FINAAL 1

59

28. http://soc.kuleuven.be/io/participatie/ned/focusg.htm 29. http://www.computerwoorden.nl/direct--7550--Asynchrone%20communicatie.htm 30. http://www.ocmw-info-cpas.be/index.php/fiche_FT_nl/

les_emplois_subventionnes_via_le_cpas_generalites_ft#m631. http://soc.kuleuven.be/io/participatie/ned/focusg.htm 32. http://www.ministerjovandeurzen.be/nlapps/data/docattachments/Nota%20GGZ

%20_2_.pdf, J. Vandeurzen, Beleidsplan Geestelijke Gezondheidszorg Vlaanderen, 2010, Brussel.

33. http://www.google.be/search?q=outreachment&ie=utf-8&oe=utf- 8&aq=t&rls=org.mozilla:nl:official&client=firefox-a, D. Brants, 2006, Gent.

34. Herman, P. ( 2010 ), Crisis slaat wild om zich heen bij laaggeschoolden, http://www.acw.be/index.php?option=com_content&view=article&id=2864:crisis-slaat-wild-om-zich-heen-bij-laaggeschoolden&catid=161:visie&Itemid=390.

Eindwerken.

35. Santy, M.( 2005-2006 ), Wat na de cursus ‘ omgaan met depressiviteit ‘?, exploratie van behoeften aan een zelfhulpgroep binnen het CGG te Roeselare, p. 70 , Katho Ipsoc.

Illustraties.

http://www.gripvzw.be/

http://www.andrew.cmu.edu/user/ppapasai/blog/2008/08/dont-be-sucker-be-altrouist.html