De Mölle, het hart van Dijkerhoek

96

description

Uitgave ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de korenmolen De Hegeman

Transcript of De Mölle, het hart van Dijkerhoek

Page 1: De Mölle, het hart van Dijkerhoek
Page 2: De Mölle, het hart van Dijkerhoek
Page 3: De Mölle, het hart van Dijkerhoek
Page 4: De Mölle, het hart van Dijkerhoek
Page 5: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

möllede

Page 6: De Mölle, het hart van Dijkerhoek
Page 7: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

möllede

het hart van Dijkerhoek

Stichting Korenmolen De Hegeman

Page 8: De Mölle, het hart van Dijkerhoek
Page 9: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

InhoudWoord voorafTen geleide

Het verhaal van een minstens 125 jaar oude molenWilco Vlogtman

De geschiedenis van het Dijkerhoekse landschapBetsie Pinkert

Molens als economische motor van Salland Peter van der Molen

BronnenColofon

7

8

10

52

66

87

88

Page 10: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e6

Page 11: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

7

Dijkerhoek zonder molen? Even ondenkbaar als Scheveningen zonder pier. Al 125 jaar bepaalt de korenmolen De Hegeman de

skyline van Dijkerhoek. De molen vormt (letterlijk) het draaiend middelpunt van deze hechte gemeen-schap. De molen is in 1890 in Dijkerhoek geplaatst in opdracht van de weduwe Klein Baltink-Willemsen van erve Hegeman. De molen had toen al een leven achter de rug als (waarschijnlijk) een Friese industriemolen, oorspronkelijk gebouwd in 1730. Een dame op respectabele leeftijd, maar ze zwiert nog altijd vief in het rond en is geheel op haar taak berekend!!!In 1978 heeft de toenmalige gemeente Holten de molen aangekocht om verder verval tegen te gaan. In 1982/1983 wordt de molen grondig gerestau-reerd en krijgt dan de naam Diekerhookse Mölle

De Hegeman. De originele dieselmotor uit 1930, een Deutz, wordt in 1987 nieuw leven in geblazen en draait vanaf dat moment weer als vanouds.Dijkerhoek is aan de molen gehecht. Dat blijkt met name uit de vrijwillige inzet vanuit de gemeenschap voor de molen. In 1990 werd het 100-jarig bestaan van de molen groots gevierd. Daarbij werd het Guinness boek of records gehaald met de grootste pannenkoek van Nederland: 10 meter doorsnee. De molen wordt sinds 2006 geëxploiteerd door Stichting Korenmolen De Hegeman. Deze stichting kan de molen “naar de wind zetten” omdat er veel vrijwilligers de schouders on-der steken. Zo zorgt de stichting voor nieuw elan. De molen ligt aan een fietsroute en daar wordt op ingespeeld. Ook is een winkeltje ingericht wat zorgt voor eigen inkomsten.In 2011-2012 is er groot onderhoud gepleegd, waarbij met name het draaiende gedeelte van de kap is vervangen. Op 12 mei 2012 is de molen tijdens de Nationale Molendag, weer feestelijk in gebruik genomen.Dijkerhoek en De Hegeman, een onafscheidelijk duo. Een duo dat al 125 jaar bij elkaar hoort en al veel heeft meegemaakt. Dat De Hegeman nog maar lang de wind in de wieken mag hebben!!!

Arco Hofland,Burgemeester van Rijssen-Holten

Voorwoord

Page 12: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e8

Ten geleide

Als u op een mooie dag langs de molen De Hegeman komt, ziet u een vrolijk tafereel. Buiten staan banken met parasols en in de deuropening een kleurrijke ijscokar. Binnen een winkeltje met allerhande meelproducten. Aan de balie van de

stelling heeft de molenaar de vlag van Dijkerhoek uitgestoken. Om meer wind te vangen heeft hij mogelijk zelfs de zeilen voorgehangen, zodat hij echt kan malen en niet “voor de Prins” hoeft te draaien.

Mocht u besluiten om de molen te bezoeken, dan wordt u ontvangen door een vrijwilliger die u van een kopje koffie voorziet. Misschien gaat u mee “naar boven” met de molenaar, voor een rondleiding. Bijvoorbeeld met Jan van de Mölle, de man die op een unieke en onnavolgbare wijze over de geschiedenis en de werking van de prachtige molen kan vertellen. Net als alle Dijkerhoekers is hij trots op deze al zo lang midden in de buurtschap staande molen.

Hoe anders was dit beeld in de jaren zeventig van de vorige eeuw toen de molen zwaar in verval was geraakt. Of nog verder terug, aan het begin van die eeuw, toen de molen nog volop in gebruik was. Boeren kwamen met paard en wagen het gedorste graan brengen. De molenaar kon dan misschien leven van de wind, maar het was wel zwaar werk. De zak-ken met het te malen graan moesten van de boerenwagen naar binnen worden gesjouwd, van waar ze door middel van het luiwerk naar de maalzolder werden getakeld.Wat tijdens het schrijven van dit boek duidelijk is geworden, is dat de molen gedurende z’n levensloop, alleen al in die 125 jaar in Dijkerhoek, meerdere functies heeft gehad. Was het in 1890 nog echt een werktuig dat economisch moest renderen, ruim 60 jaar later was het vooral een opslag- en distributiepunt geworden. Na de periode van verval en restauratie is de molen gegroeid naar de functie die het nu heeft: een historische, toeristische attractie die door een ieder te bezoeken is.

Al ruim dertig jaar is de gemeente Holten, vanaf 2001 Rijssen-Holten, eigenaar van dit rijksmonument. In deze periode is er volop aan gewerkt om de molen weer in originele en maalvaardige staat te krijgen en om hem toegankelijk te maken voor het grote publiek. De goede samenwerking tussen de gemeente en de beheerstichting, gecombineerd met de belangeloze inzet van vele vrijwilligers, maken het mogelijk om de molen bijna dagelijks open te houden.Ruim een jaar geleden heeft De Hegeman er nog een functie bij gekregen. De molen is instructiemolen geworden. Sindsdien mogen er door instructeur Henk Ruiterkamp, onder de hoede van het Gilde van Vrijwillige Molenaars molenaars worden opgeleid. Een drin-gende noodzaak, want alleen met voldoende gediplomeerde molenaars kunnen molens ook in de toekomst blijven draaien en bezoekers een interessant uitje bezorgen.

In dit boek kijken we vooral terug op wat is geweest. De geschiedenis is belangrijk om te begrijpen waar de molen vandaan komt en hoe het komt dat hij er nog steeds staat. Toch

Page 13: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

9t e n g e l e i d e

is het minstens zo belangrijk ook alvast een blik vooruit te werpen; naar wat de toekomst ons te brengen heeft. Kunnen wij de molen in stand houden? Is het ook over twintig jaar nog mogelijk de molen in het zomerseizoen elke dag open te hebben en te laten draaien? Tegen die tijd is het vinden van voldoende financiën, voldoende vrijwilligers en voldoende molenaars vast nog steeds een punt van zorg. En waar deze zorg tot 8 jaar geleden exclu-sief bij de gemeente Rijssen-Holten lag, is die nu voor een groot deel bij ons, de inwoners van Dijkerhoek komen te liggen.

Met de oprichting van de beheerstichting hebben wij een belangrijke invloed gekregen op de gang van zaken rondom de molen. Dit brengt ook verantwoordelijkheden met zich mee. Samen zullen wij er over moeten nadenken welke functie(s) de molen heeft en nog kan krijgen. Gaan we energie opwekken met de molen? Is het mogelijk om dat rendabel te doen? En zijn we nog steeds een toeristische, historische attractie op een aantrekkelijke plek? In molenland wordt veel gesproken over nevenactiviteiten rondom molens. Er zijn molens waar een restaurant in gevestigd is. Is dat iets wat we willen? Kan het überhaupt? Ook zal het van groot belang zijn om voldoende interesse te kweken bij de jongere gene-raties. Zij zijn het immers die na ons de molen in stand moeten houden. Hoe gaan we dit aanpakken?

Bij deze overpeinzingen mogen we natuurlijk de gemeente Rijssen-Holten als eigenaar van De Hegeman niet vergeten. Haar interesse, medewerking en goede ondersteuning maken het voor de beheerstichting mogelijk om De Hegeman technisch in goede staat te houden en hem dagelijks te laten draaien. Laten we er allen op vertrouwen dat het gemeentebe-stuur in de toekomst geen dramatische keuzes hoeft te maken.

Hoe het ook zij, net als in de afgelopen 125 jaar zullen er ook in de toekomst verande-ringen komen. Waarschijnlijk zullen we het beeld dat we hebben van de molen moeten herzien. Het is aan ons, inwoners van Dijkerhoek, schatbewaarders van deze mooie buurt-schap, de vinger aan de pols te houden en de toekomstige ontwikkelingen in goede banen te leiden. Opdat we bij het 150- of 200-jarig bestaan van de molen De Hegeman nog steeds kunnen zeggen:

De mölle, het hart van Dijkerhoek

Wilco Vlogtmanvoorzitter van Stichting Korenmolen De Hegeman

Page 14: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e10

Het verhaal van een minstens 125 jaar oude molen

I

Wilco Vlogtman

Page 15: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

11H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n 11

Als een molen al zo lang op één plek staat – niets eens zijn eerste –, gaat hij deel uitmaken van de vertrouwde omgeving waarin generaties buurt-bewoners opgroeien. Gedurende al die jaren komen de Dijkerhoekers dagelijks langs het imposante bouwwerk. Ze zien dat de wieken draaien en zij horen de geluiden van de stampende dieselmotor. De met zakken graan en meel gevulde boerenwagens rijden af en aan. Jaren later wordt het stiller om de molen, verandert de omgeving en slaat het verval toe. Ook daar kun je niet omheen.

Maar de vertrouwdheid wordt vanzelfsprekendheid. De historie van de molen verdwijnt naar de achtergrond. De steeds overgedragen verhalen over de mensen op de molen en over de bijbehorende gebeurtenissen worden sleets. Zelfs zó dat ze langzaam maar zeker uit het bewustzijn dreigen te verdwijnen. In dit hoofdstuk wordt dat verdwijnen een halt toegeroepen. Vanaf het moment dat de familie Klein Baltink het aan-durfde de molen op te richten, tot aan de huidige tijd waarin de molen vooral nog een cultuur-historische betekenis heeft, wordt het verhaal opnieuw verteld. En dat gebeurt op een niet eerder gedane wijze, in geu-ren en kleuren. Om nooit meer te vergeten

De eerste generaties Klein Baltink

Rond het midden van de 19de eeuw is het platteland leeg. Onvoorstelbaar leeg voor onze 21ste eeuwse ogen. Buiten de steden en dorpen wonen weinig mensen. Hier en daar staat een boerderij. Langs de wegen zijn een enkele herberg en tolgaarders huis te vinden. In de provincie Overijssel wonen in die tijd gemiddeld slechts 54 mensen per vierkante kilome-ter. Voor de gemeente Holten, met ca. 2.800 inwoners, is dit zelfs maar 43 (ter vergelijking: in 2014 waren dit er 135). Dijkerhoek telt rond deze tijd ongeveer 320 inwoners, verdeeld over 53 boerderijtjes. En uitzonderlijk voor een buurtschap van deze grootte: er is ook een

< Op deze uit 1832 stammende kadasterkaart is de boerderij erve Hegeman al te zien. Hendrik Jan Klein Baltink

is vanaf 1838 eigenaar van erf en omliggende gronden.

Page 16: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e12

school! De boerderijtjes zijn over het algemeen klein (minder dan 10 hectare land). Naast weiland hebben de meeste een stukje bouwland en heide (woeste grond). De boerenbedrijfjes hebben een gemengd karakter. Naast een stukje akkerbouw wordt er op de bedrijven ook vee gehouden. Enkele koeien, varkens en soms wat schapen. In de boedelinventaris van Gerrit Jan Kolkman op het Kleine Lokin uit 1854, worden drie zwart-bonte koeien, drie kalveren en een varken genoemd.Om de akkers te bemesten wordt het vee zo lang mogelijk op stal gehouden, zodat de mest kan worden verzameld. Van de heide worden plaggen gestoken, die vervolgens met de mest worden vermengd. Met dit mengsel worden de akkers bemest. De boeren op de Sal-landse zandgronden verbouwen onder andere vlas, spurrie, spelt en rogge.Een ondertussen nagenoeg vergeten instelling is de marke. Deze organisatie, in de mid-deleeuwen ontstaan, beheerde van oudsher de woeste gronden. Het gebied van een marke kon zich over meerdere gemeenten uitstrekken. Ook kwam het voor dat er meerdere mar-ken in één gemeente waren. In Holten bestond de uitzonderlijke situatie dat het grondge-bied van de gemeente Holten nagenoeg gelijk was aan dat van de Hoolter Marke. Binnen de marke maakten de erfgenamen of gewaarden de dienst uit. Alle overige boeren (de keuters) mochten gebruik maken van de gemene of markegronden, maar ze hadden geen inspraak over de mate van gebruik. Vanaf 1840 werden de marken langzaam maar zeker opgeheven. Gronden en eigendommen werden verkocht of verdeeld.

In dit 19de eeuwse Dijkerhoek koopt Hendrik Jan Klein Baltink, in de tweede helft van de jaren dertig, een boerderij.Klein Baltink is in 1807 geboren op het erve Klein Baltink in Zuidloo (Bathmen). Als dienstplichtig militair moet hij in 1826 onder de wapenen en wordt hij ingedeeld bij de 7e afdeling Infanterie. Als hij in 1830 in Bathmen trouwt met Willemken Wijers, is hij nog steeds in dienst. Er wordt hem door zijn commandant dan ook speciaal toestemming ge-

Het perceel genummerd 512 is de toekomstige plek van de molen. De (oude) school stond er al in 1832.

Page 17: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

13

geven om te trouwen. Niet geheel onterecht: enkele maanden later wordt zijn oudste zoon Hendrik Jan geboren.In 1838 koopt Klein Baltink het erve Hegeman. Dit boerderijtje, gelegen aan de huidige Oude Deventerweg 59, met ruim 10 hectare grond, is dan een gewaard erf. Hij koopt dus ook meteen “erfgenaam”-rechten in de Hooltermarke. De 10 hectare bestaan uit ruim 4 hectare weiland, 4,5 hectare bouwland, 1,5 hectare heide en 0,5 hectare bos. Om de koop te financieren neemt Klein Baltink een hypotheek van fl. 2.800,-. Het onderpand is het erve Hegeman met een gebruiksrecht in de Hooltermarke. Nadat het gezin Klein Baltink zich in Dijkerhoek gevestigd heeft, komt er nog gezinsuitbreiding met een dochter, Jo-hanna, en een zoon, Albert.

Ook in Holten begint rond 1845 de discussie over de opheffing van de marke. Dit mondt uit, in 1851, in een verdeling van de markegronden onder de gewaarden, huizenbezitters en grondeigenaren in de Hooltermarke. Klein Baltink, als gewaarde, deelt hier natuurlijk ook in mee. Hij krijgt in totaal ruim 14 hectare toebedeeld, bestaande uit heide en groen-land.Als zijn oudste zoon, Hendrik Jan, in 1855 trouwt met Willemina Elizabeth Willemsen, trekken zij bij Hendrik Jan senior en z’n vrouw in. Vader en zoon zetten het bedrijf samen voort. Bij het overlijden van Klein Baltink senior is het bedrijf gegroeid tot ruim 31 hec-tare. Op de boerderij zijn dan negen melkkoeien, twee paarden en vier varkens te vinden. Op dat moment zijn nagenoeg alle heidegronden ontgonnen.Ook na het overlijden van z’n vader blijft Hendrik Jan het bedrijf uitbreiden. Veel tijd is hem echter niet gegeven. Hij overlijdt in 1884 op 53-jarige leeftijd.Hendrik Jan en Willemina krijgen samen zeven kinderen. Twee zoons, Hendrik Willem en Gerrit, en vijf dochters, waarvan er één kort na de geboorte overlijdt.

Een molen in Dijkerhoek

Kansen door groeiNa het overlijden van haar echtgenoot zet Willemina Elizabeth Willemsen het boerenbe-drijf samen met haar twee zoons voort. En dit in een periode dat het crisis was in de land-bouw. Sinds 1875 daalden de prijzen van graan en vee.Rond 1870 deed de stoommachine zijn intrede in het transport. Stoomschepen maakten het mogelijk om grote hoeveelheden graan vanuit Amerika naar Europa te brengen. Da-lende graanprijzen waren het gevolg. Op veel oorspronkelijke akkerbouwbedrijven werd meer en meer omgeschakeld naar de veehouderij. De zuivelproducten werden tegen “goe-de” prijzen geëxporteerd, voornamelijk naar Engeland. Door de toename van het aanbod uit de rest van Nederland en meer concurrentie op de exportmarkten daalden vervolgens ook hier de opbrengsten. Een belangrijke ontwikkeling in deze periode was de opkomst van kunstmest. Door de mogelijkheid om op industriële schaal kunstmest te produceren, konden nu ook de klei-nere boeren de kunstmest toepassen. Het gevolg was betere opbrengsten per hectare en dus hogere verdiensten. De grotere import van granen en de hogere opbrengsten van eigen land zorgden ervoor dat prijzen voor graan laag bleven. Hierdoor kon voor het eerst op grote schaal graan ge-bruikt gaan worden als krachtvoer op de boerenbedrijven.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 18: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e14

Een bedrijfstak die zich op de zandgronden wél staande wist te houden in deze crisisperio-de was de varkenshouderij. Deze bedrijfstak groeide zelfs aan het eind van de 19de eeuw. In het dorp Holten groeide het aantal varkens van bijna 900 in 1885 naar ruim 2000 in 1894.De familie Klein Baltink ziet deze ontwikkelingen ook in eigen buurt. Er worden meer en meer varkens gehouden. De opbrengsten aan graan zijn elk jaar weer hoger. De grote hoe-veelheden varkens zorgen voor een steeds grotere vraag naar gemalen voer, vooral gema-len rogge. Om aan deze vraag te voldoen verschijnen in de regio nieuwe molens. De Klein Baltinks zien kansen en besluiten om een molen te bouwen. Dit zal dan de vierde molen in Holten worden (na Bouwhuus mölle, Looker mölle en Molen op de Belt). De molen wordt gebouwd op een stuk land dat de Nieuwenkamp wordt genoemd. De Nieuwenkamp omvat grofweg het gebied tussen de huidige Maatmansweg, de Boeren-danssteeg en de Dijkerhoekseweg. Als in 1890 besloten wordt om de molen te bouwen, is Hendrik Willem Klein Baltink, de oudste zoon van Hendrik Jan, ondertussen getrouwd met Teuntje Jansen. Zij zullen gedu-rende hun huwelijk twee kinderen krijgen, een dochter en een zoon. De Klein Baltinks geven de firma F. Ten Zijthoff & Zn uit Deventer de opdracht om de molen te bouwen. Dit bedrijf is een al lang bestaande en gerenommeerde onderneming op het gebied van de molenbouw. Er zal in Dijkerhoek geen nieuwe molen gebouwd worden. In die periode zijn er in het hele land voor niet te veel geld molens te koop. Door de intro-ductie van de stoommachine hebben veel van deze molens hun functie verloren en wor-den ze afgebroken. Een groot aantal wordt verkocht en “hergebruikt”. Ten Zijthoff koopt één van deze molens, breekt hem ter plekke af, brengt hem in onderdelen naar Dijkerhoek en bouwt hem daar weer op.

Dit is waarschijnlijk één van de oudste foto’s van de molen en het naastgelegen door de familie Klein Baltink

gebouwde bakkershuis. De later door de coöperatie toegevoegde ombouw is er nog niet, maar de grote schuur

naast de molen staat er wel. Die schuur is afgebroken in 1953.

Page 19: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

Dini Eikelboom-Jansen Manenschijn

“Ik kan me niets van de molen herinneren” zegt Dini als haar gevraagd wordt om mee te werken aan een interview over haar vader Ap Jansen

Manenschijn in de tijd dat hij werkte op de molen. “Wij waren nog kinderen en in die tijd werd er in huiselijke kring niet gesproken over de molen.”

Dini: “In die jaren woonden wij in de molenaarswoning achter de molen. Samen met mijn ouders en juffrouw Muys. Zij huurde bij mijn ouders een kamer. Als ik denk aan mijn vader in de tijd dat hij op de molen werkte, staan me vooral twee dingen voor ogen.

Het eerste is het sjouwen met de zware zakken gedorst graan.” Boeren brachten in die tijd met paard en wa-gen de zakken graan naar de molen. Als de wagen voor het bordes stond moest Ap de zakken van de wagen halen en naar boven in de molen sjouwen. “En als het niet snel genoeg ging kon er bij de brengende boer ook nog geen vriendelijk woord af”

“Het andere dat ik mij nog goed herinner is dat mijn vader altijd een potlood en een stukje papier bij zich had. Voor heel Dijkerhoek schreef hij gedichten en liedjes als er iets te vieren was. Je vertelde hem maar een paar leuke feitjes en hij wist er een gedichtje van te maken.”

Uiteindelijke heeft het zware werk er voor gezorgd dat Ap z’n rug het begaf en hij ander werk heeft gezocht. Na ruim 14 jaar zwaar werk op de molen ging Ap bij Ter Horst in de weverij werken, in Rijssen. Het veranderen van baan betekende ook dat er verhuisd moest worden. De molenaarswoning werd verruild voor een nieuw huis aan de Boeren-danssteeg. Ook hier woonde juffrouw Muys in bij het gezin.

15

Page 20: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e16

De winkel en de bakkerijNaast de molen wordt er ook een woonhuis met bakkerij en winkel gebouwd. Eind 19de eeuw was het bakken van broden nog steeds grotendeels een ambachtelijke aangelegenheid. Er waren al wel enkele broodfabrieken, maar het overgrote deel van de bakkersbedrijven had maar één of enkele medewerkers. Om een bakkerij te kunnen beginnen was niet veel nodig. Een ruimte waar een oven gebouwd kon worden en een plek om het deeg te kunnen bereiden waren voldoende. De veelal gebruikte ovens, zogenaamde Wulfovens, waren ge-metselde, gewelfde ruimtes. In deze ruimte werd met een takkenbos het vuur gestookt. Hoewel het beginnen van een bakkerij eenvoudig was, was er natuurlijk wel enige ervaring nodig om een goede bakker te kunnen zijn. Wie in de eerste jaren van het bestaan van de bakkerij de bakker was bij de Klein Baltinks, is niet bekend.Met de bouw van de molen, het woonhuis annex winkel en bakkerij, wordt er door de familie Klein Baltink flink geïnvesteerd. In een taxatierapport van de boedel van Hendrik Jan Klein Baltink en Willemina Willemsen worden in 1893 het nieuwe woonhuis en de molen samen getaxeerd op fl. 6.740,-. Om in 2015 een vergelijkbare investering te doen moet ruim € 87.000,- op tafel gelegd worden. Het is Gerrit Klein Baltink, de tweede zoon van Hendrik Jan, die molenaar wordt op de “nieuwe” molen in Dijkerhoek.De taxatie van de boedel van zijn ouders is opgemaakt met het oog op het aanstaande hu-welijk van Gerrit Klein Baltink. Naast het onroerend goed, het nieuwe huis, de molen, het erve Hegeman en 30 hectare grond, wordt in de taxatie ook een grote hoeveelheid roerend goed genoemd. In de keuken wordt het volgende getaxeerd:

Een klok, eene tafel, vier stoelen, twee stoven fl 16,00

Een kastje met eenig koffijgoed en opstaand stelsel fl. 11,50

Schilderij en borden om schoorsteenmantel, schoorsteenkleedjes en strijkijzer fl. 3,00

Bedlakens, kussenslopen en een tafellaken fl. 12,00

Eenig vleesch, spek en worst fl. 45,00

De totale waarde van het roerend en onroerend goed wordt getaxeerd op fl. 18.996,27.

Op 3 juni 1893 trouwt Gerrit Klein Bal-tink met de tien jaar jongere Gerritdina Hendrika Kolkman. Zij is net als Gerrit geboren en getogen in Dijkerhoek. Ruim negen maanden later wordt hun dochter Willemina Elizabeth geboren. In deze periode wordt ook de nalatenschap van Hendrik Jan Klein Baltink afgewerkt. Het boerenbedrijf rondom erve De Hegeman wordt voortgezet door zoon Hendrik Willem. Gerrit Klein Baltink gaat verder met de molen en de bakkerij.

De familie Klein Baltink-Kolkman, v.l.n.r. Dina

(Dinemeuje) Klein Baltink-Kolkman, Gerrit

(Gaitoom) Klein Baltink en Mina Klein Baltink,

hun dochter en enig kind. Deze foto zal omstreeks

1910 zijn gemaakt.

Page 21: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

17

De boterfabriekAan het eind van de 19de eeuw ontstonden ook de eerste zuivelfabriekjes. In deze fabrieken werd melk verwerkt tot boter. In eerste instantie werkten deze fabriekjes op handkracht. Niet veel later kwamen ook stoomzuivelfabrieken van de grond. Vooral in het laatste de-cennium van de 19de eeuw kan de groei van het aantal fabriekjes explosief genoemd wor-den. In 1903 waren er ruim 650 boterfabrieken in Nederland.Ook in de gemeente Holten is de zuivelindustrie van start gegaan. Het Landbouwverslag van de gemeente Holten uit 1899 vermeldt dat er in Holten twee zuivelstoomfabrieken zijn. De fabriek van de gebroeders Wansink “De Eendracht” in Holten. En in Dijkerhoek is een fabriek opgericht door de weduwe De Haas. Zij komt uit een koopmansfamilie uit Vriezenveen. In deze periode werden in Salland door handelaren in veevoer en kunstmest verscheidene boterfabrieken opgericht. Doel was binding te krijgen met de boeren in de regio om han-delswaar te kunnen slijten. Mogelijk is dit ook de reden dat De Haas een fabriek in Dijker-hoek begon. In 1902 wordt de boterfabriek verkocht aan de heer Modderman, een zuivelondernemer uit het zuiden van het land. Of dit voor hem zo’n profijtelijke onderneming was, is de vraag. Al twee jaar later verkoopt hij op zijn beurt de boterfabriek aan Gerrit Klein Bal-tink. De Dijkerhoekse boterfabriek heeft, volgens de kadastrale gegevens, gestaan aan de Dijkerhoekse weg, op het stuk land tussen Jan Wegstapel (Dijkerhoekseweg 12) en de Boe-rendanssteeg.

Klein Baltink in de nieuwe eeuwAan het begin van de 20ste eeuw lijkt het Gerrit Klein Baltink zakelijk voor de wind te gaan. In 1907 wordt er op het terrein naast de molen een tweede huis met bakkerij gebouwd. De oude bakkerij wordt gesloten. Het is in deze periode dat bakker Wim Geltink zijn opwach-ting maakt in Dijkerhoek. Geltink is geboren in Bathmen en trouwt in 1902 met Gerritjen Stegeman uit Holten. Hij woont in Deventer en werkt daar al als bakker.

In deze eerste jaren van de nieuwe eeuw begon de mechanisatie van de landbouw steeds grotere vormen aan te nemen. Ook op het land werd de stoommachine meer en meer ge-bruikt. Vanaf ongeveer 1910 werden ook langzaam maar zeker meer verbrandingsmotoren gebruikt. Aanvankelijk waren dit voornamelijk petroleummotoren.

De bakkerij met woning van Wim Geltink, gebouwd in 1907,

“links” van de molen. Nu woont hier de familie Holmer.

Bakker Geltink op weg naar zijn klanten.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 22: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e18

In zijn eigen boterfabriek heeft Klein Baltink al kennis gemaakt met de stoommechanisa-tie en hij ziet ook mogelijkheden voor de mechanisatie van de molen. Immers, bij windstil weer is de molenaar werkloos. Het grote probleem bij het gebruik van een stoommachine in de molen is echter het brandgevaar. Als de veiliger petroleummotor zijn intrede doet, zijn de werkloze dagen voor Klein Baltink voorbij. In 1912 koopt hij een petroleummo-tor die de tweede maalstoel – voor dat doel verplaatst van de steenzolder naar de begane grond – gaat aandrijven.Was er tot 1914 sprake van een oplevende economie, vanaf dat jaar ging alles stroever lopen. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had belangrijke gevolgen. Ook op het platteland was dat goed te merken. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd en vele mannen werden onder de wapenen geroepen. Dit zorgde ervoor, zeker op de kleinere boe-renbedrijfjes, dat de bedrijfsvoering steeds lastiger werd. Hoewel Nederland in deze oorlog neutraal was, had het oorlogsgeweld veel invloed op het boerenleven. De landbouw was, net als in de huidige tijd, in belangrijke mate afhankelijk van de export van zuivel en vlees. Hoe langer de oorlog duurde, hoe moeilijker het werd om producten te exporteren. Ook de import van onder andere kunstmest en krachtvoer kwam bijna geheel stil te liggen. Het gevolg was een groeiend gebrek aan veevoer, waar-door de veestapel gedurende de oorlogsjaren flink afnam. Ook een gevolg van het voortduren van de oorlog was dat het moeilijker werd om de bin-nenlandse voedselvoorziening op pijl te houden. Dat werd zelfs zo erg, dat in 1917 de boe-ren werden verplicht om de complete graanoogst aan de staat te leveren. Het einde van de Eerste Wereldoorlog betekende het herstel van de vooroorlogse situatie met goede prijzen voor landbouwproducten. Helaas duurde deze situatie niet erg lang. Al

Op deze bijzondere foto uit het begin van de 20ste eeuw zijn veel mensen te zien, die kennelijk allemaal mee op

de foto wilden, staande voor de oude molenaarswoning annex bakkerij. In het midden, met zijn handen in de

zij en met witte broek, molenaar Gerrit Klein Baltink.

Page 23: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

19

aan het begin van de jaren twintig ontstond er wereldwijd overproductie, met alle gevol-gen van dien. Door de hoge mate van exportafhankelijkheid waren de gevolgen voor de landbouw enorm. In 1927 was het jaarloon voor een landarbeider hoger dan de opbrengst van een boerenbedrijf.In deze periode besluit Gerrit Klein Baltink dan ook zijn bedrijf te verkopen. Hij is on-dertussen 67 jaar oud. De bakkerij wordt verkocht aan bakker Geltink. Het boterfabriekje wordt afgebroken en van het terrein wordt weiland gemaakt. De molen met de winkel wordt uiteindelijk verkocht aan de Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging Holten.Zelf verhuist Gerrit met het gezin naar Deventer. Hier zal Gerrit Klein Baltink op 22 sep-tember 1927 overlijden, 68 jaar oud.

Molen en winkel tussen twee oorlogen

Algemene situatie eind jaren twintig, begin jaren dertigHet jaar 1929 staat bekend als het begin van de grote crisis in de jaren dertig. In oktober van dat jaar stortte de aandelenbeurs van New York in. Ondertussen was er in Duitsland sprake van hyperinflatie, waardoor ook in dat land de koopkracht flink afnam.In Nederland werden de gevolgen van de crisis pas duidelijk vanaf 1931. De economie in Nederland was destijds zeer georiënteerd op export en het ontbreken van koopkracht in veel exportlanden zorgde ervoor dat de export ook bij ons in elkaar klapte.Veel landen hadden de koppeling tussen de koers van hun munt aan de goudvoorraad, de zogenaamde Gouden Standaard, losgelaten. In Nederland gebeurde dat pas in 1936. Hier-door was de Nederlandse gulden jarenlang erg duur, met als gevolg dat de exportproduc-ten voor veel klanten onbetaalbaar werden.Ook op het platteland waren de gevolgen voelbaar. De export van landbouwproducten kwam stil te liggen. Om nog iets te kunnen verkopen daalde het prijsniveau over de jaren, met alle gevolgen van dien. Was het boerderij-inkomen aan het eind van de jaren twin-tig al onder het jaarsalaris van een boerenarbeider gekomen, in de eerste jaren van het daaropvolgende decennium daalde dit inkomen nog verder. Was de (netto-)opbrengst in Salland per hectare in 1927 nog ongeveer fl 22,-, vijf jaar later was dit veranderd in een negatief resultaat van ruim fl. 82,- per hectare.Hoewel er van overheidswege vele maatregelen waren om de economie te stimuleren, was het uiteindelijk het loslaten van de Gouden Standaard in 1936, dat weer enig leven in de brouwerij bracht. In 1937 was de opbrengst per hectare al gestegen naar fl. 60,-. Het loslaten van de Gouden Standaard had een positief effect op de export, maar voor de boeren was het minder gunstig. Doordat de gulden minder waard was geworden, werden alle geïmporteerde goederen flink duurder. Voor veevoeder werd er een prijsstijging van rond de 25% verwacht!In deze jaren is Dijkerhoek nog steeds een voornamelijk agrarische gemeenschap. Stonden er rond 1890 nog 54 huizen, rond 1930 zijn dit er 102. Dijkerhoek heeft dan ruim 500 inwoners.

De koop van de molen door de Coöperatie Rond 1925 begint de Coöperatieve Landbouw Handelsvereniging Holten een depot in Dijkerhoek. Het was de bedoeling om vanuit dit depot veevoer te leveren aan leden en niet-leden. Het depot was gevestigd in het bedrijfje van H.J. Rensen, gelegen aan de Maneschijn-weg in de Waterhoek (nu de firma Bieleman). Rensen was de beheerder van het depot.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 24: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e20

Rensen moet er voor zorgen dat leden en vooral ook niet-leden voer afnemen van de Co-operatie. Hiervoor heeft hij een opslagmogelijkheid van goederen van de Coöperatie. Als tegenprestatie krijgt hij een vergoeding voor het leveren en ophalen van veevoer en betaalt de Coöperatie hem een kleine vergoeding voor de opslag in zijn loods.Eind 1926 beginnen de geruchten sterker te worden dat Gerrit Klein Baltink zijn bedrijf wil verkopen. Begin februari bereikt deze informatie ook het bestuur van de Coöperatie. Ondanks dat er al een depot is in Dijkerhoek, wordt besloten om bij Klein Baltink te in-formeren naar de stand van zaken. Als Klein Baltink rechtstreeks gevraagd wordt naar de mogelijke verkoop van zijn molen, geeft hij aan dat hij nog geen besluit heeft genomen. Enkele maanden later is er echter meer duidelijkheid. Klein Baltink gaat verkopen en heeft als vraagprijs het bedrag van fl. 25.000 voor het hele bedrijf in zijn hoofd. Voor dit bedrag kan de molen, het woonhuis en de schuur worden gekocht. Het aangeboden erf is in het totaal ongeveer een halve hectare groot. Als het bestuur van de Coöperatie dit aanbod ter ore komt, biedt de voorzitter van de Coöperatie vrijblijvend alvast fl. 18.000,-. Tijdens een bestuursvergadering wordt besloten om het bod gestand te doen en om te proberen er ook nog een stuk weiland bij te kopen. Het bestuur is zonder mandaat van de leden van de Coöperatie niet gemachtigd om een dergelijke beslissing te nemen. Om toch snel te kunnen handelen besluiten de bestuursleden om de molen op persoonlijke titel te kopen. Mochten de leden achteraf besluiten dat ze deze koop niet accepteren, dan houden bestuursleden en commissarissen de molen voor eigen rekening. Twee van hen doen niet mee. De ene geeft als reden, dat hij te ver, ongeveer 2 uur reizen, van Dijkerhoek woont. De ander geeft aan dat hij vanwege zijn leeftijd niet meedoet.De tien overblijvende bestuursleden kopen uiteindelijk op 31 mei 1927 de molen voor een bedrag van fl. 18.500,-

Het gebouw van de Coöperatieve Handels Vereniging Holten aan de Stationsstraat in het dorp in de jaren ’30.

In het midden directeur Marinus Bouwhuis, opvolger van directeur Nakke die in 1933 is overleden.

Page 25: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

21

Voor dit bedrag wordt de molen gekocht, compleet met de petroleummotor, het woon-huis met de kruidenierswinkel en de stenen schuur. Het bijbehorende weiland wordt niet gekocht. Bij de molen hoort ook het maalbedrijf en de handel in veevoer. Het bedrijf heeft bij verkoop 85 klanten. De hooiberg die op het terrein staat wordt later in het jaar door-verkocht aan de smid in Dijkerhoek, Kolkman.Op de buitengewone ledenvergadering van 20 juni 1927 wordt de aankoop van de molen besproken met de leden. De kopers (de bestuursleden) bieden de molen aan aan de Co-operatie. Tijdens de vergadering wordt door de leden besloten om de molen te kopen en enkele dagen later dragen de bestuursleden het eigendom van de molen over aan de Coö-peratie.Nog maar enkele jaren eerder had de Coöperatie een depot geopend in Dijkerhoek. Nu de molen in Dijkerhoek eigendom is van de Coöperatie, vraagt Rensen zich af of hiermee de situatie voor hem verandert. In juli 1927 zit hij al met het bestuur van de Coöperatie aan tafel om dit te bespreken. Hijzelf geeft aan dat hij verwacht had dat het depot meer had kunnen groeien dan het geval was. Zelf verdenkt Rensen de firma Wansink ervan, dat die de buren een vergoeding geeft om bij Wansink in Holten te kopen. Voor zichzelf zag Ren-sen wel mogelijkheden als Klein Baltink met zijn zaak zou stoppen. Hij hoopte dat er dan een aantal klanten naar hem zouden overstappen. Nu dit niet is gebeurd en de Coöperatie

Het fragment uit

de coöperatie-

notulen van de

bestuursvergadering

van 31 mei 1927,

waarin de koop

van de molen en

de bijbehorende

winkel en woonhuis

beklonken wordt.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 26: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e22

een eigen vestiging in Dijkerhoek heeft, vraagt hij zich af of hij die vestiging als concurrent moet beschouwen.Uiteindelijk wordt begin 1928 door de Coöperatie besloten om het depot bij Rensen op te heffen. Als Rensen wil, mag hij wel het veevoer voor eigen rekening bij de Coöperatie kopen en verhandelen.

De molenaarsAls de Coöperatie het molenbedrijf koopt, werken er bij Klein Baltink drie molenaars-knechten, de heren Marsman, Noteboom en Beltman. Om het bedrijf in Dijkerhoek ver-der te kunnen voortzetten, komen zij in dienst van de Coöperatie. Uiteraard moet de Coöperatie ook de loonbetaling overnemen. Kort na de overname licht het bestuur van de Coöperatie de medewerkers in over de hoogte van hun loon. Het aan-geboden loon ligt ongeveer 30% lager dan gevraagd. De medewerkers laten het bestuur daarop weten dat ze hier niet op wensen in te gaan. Er wordt een tweede bod gedaan en dat wordt geaccepteerd. De lonen liggen op fl. 17,- tot fl. 20,- per week.

Nadat met het personeel met het bestuur tot overeenstemming is gekomen, kan het be-drijf in Dijkerhoek weer volledig in bedrijf worden genomen. Niet altijd gaat dit naar wens. De motor die door Klein Baltink ruim 15 jaar eerder was aangeschaft, blijkt niet meer bedrijfszeker. Als er begin 1928 langere tijd windstilte is, kan er niet gemalen wor-den. Het meel voor de klanten moet uit Holten worden aangevoerd. Ook moet er in deze periode een nieuwe molenroede worden geplaatst als blijkt dat er eentje is gebroken. De Coöperatie laat deze reparatie onmiddellijk uitvoeren. De oude petroleummotor wordt weer opgeknapt en zal nog ruim twee jaar werkzaam zijn.

De winkelBij de koop van het molenbedrijf is ook de winkel van Klein Baltink overgegaan naar de Coöperatie. Met het vertrek van de Klein Baltinks naar Deventer, is er niemand meer die de winkel open kan houden. De Coöperatie gaat dan ook met spoed op zoek naar een nieuwe winkelhouder.Als eerste wordt door de directeur van de Coöperatie Teunis Huzen benaderd. Hem wordt gevraagd of hij winkelhouder wil worden. Als Huzen hier van afziet, wordt er door het bestuur een advertentie geplaatst in het Twentsch Zondagsblad. Uit de binnengekomen sollicitaties komt die van Johan Ezeman uit Randwijk als beste naar voren. Na een bezoek aan de winkel waar Ezeman werkt, wordt hem de baan in Dij-kerhoek aangeboden. Hij accepteert de baan, waarbij hij een salaris van fl, 25,- per week ontvangt, maar ook vrij wonen, vuur en licht heeft. Daarnaast mag hij voor eigen gebruik vrij gebruik maken van de artikelen in de winkel. Ezeman begint per 1 augustus 1927 in de winkel.

Al snel blijkt dat Ezeman toch niet de juiste man op de juist plek is. Hoewel hij de winkel goed verzorgt, is het voor wat betreft de administratie een geheel ander verhaal. In de eer-ste maanden van het dienstverband van Ezeman wordt de administratie nog op het kan-toor van de Coöperatie in Holten bijgehouden. Maar wanneer deze in de winkel zelf moet worden bijgehouden, zegt Ezeman dat hij zich daar niet mee wil bemoeien. Uiteindelijk wordt begin oktober door het bestuur besloten om het dienstverband met Ezedam per 1 november 1927 al te beëindigen.

Page 27: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

Jan Ulfman

Al bijna 25 jaar zwaait Jan Ulfman als molenaar de scepter over De Hegeman. Op 15 april 1991 trad hij in dienst. Via Soweco werd Jan aan het werk

gezet om de nog niet zo lang geleden gerestaureerde molen met regelmaat te laten draaien: voor Jan, afkom-stig uit de bouw, een geheel nieuwe ervaring.Jan: “Wat wist ik van de molen: helemaal niks!”

Maar als geboren en getogen Dijkerhoeker kende Jan de molen al op een andere manier. “Wij kwamen don-derjagen in de ongebruikte molen. Met de kameraden speelden we vossenjacht. Dan kon je je daar goed ver-stoppen, boven in de kap. Totdat Freek (Sluiter) ons er uit joeg ‘D’ruut donderse jongens. Wat moi hier?’ In die tijd was molen van Feberwee, die eigenlijk geen tijd had om op de molen te zijn. Maar dat was niet goed: dan krijg je gespuis in de mölle...”

Jan moest nog veel leren in het begin. “Bets Haverslag deed het me voor, maar eigenlijk lieten ze me zo maar

draaien. Je snapt er niks van. Ik leerde van Bets hoe je de zeilen ervoor deed en een keer in de week ging ik naar Tonnie Moes van De Leeuw om mee te helpen en ervaring op te doen.” “Ik vond het hartstikke mooi, maar eerst ben je wel voorzichtig. Dat moet ook wel. Je zult maar buien van de achterkant krijgen en je hebt de zeilen er nog voor...”

Het molenaarsdiploma heeft Jan nooit gehaald, maar dat hoefde ook niet. De gemeente had er alle vertrouwen in. “Wethouder Willem Ter Schure zei tegen mij: ‘Je hebt nu zoveel uren en dagen gedraaid: dat is net zo veel waard als een diploma. Wie loat oe vedan droaien’. “

Als gastheer-molenaar heeft Jan in de afgelopen jaren vele toeristen uit binnen- en bui-tenland, schoolkinderen en molenliefhebbers ontvangen. Op bloemrijke en deskundige manier vertelt hij alles over de werking van de molen: over het malen, over de wind (“Die blus wa”), over de geschiedenis... Daarom klinkt het nu: “Normaal van disse mölle weet ik nog wel wat af” En zo is het.

23

Page 28: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e24

Ondertussen is er weer contact gezocht met Teunis Huzen. Als hij opnieuw benadert wordt, blijkt dat Huzen van gedachten veranderd is en toch wel als winkelchef aan de slag wil. Met hem worden meerdere opties besproken en uiteindelijk wordt overeengekomen dat hij een vast salaris krijgt van fl. 40,- per week. Daarnaast krijg hij een provisie op de omzet in de winkel en van de door zijn bemiddeling verkochte kunstmest. Hij krijgt de opdracht om de klanten gratis koffie te geven en zelf mag hij ook gebruik van maken van die regeling.

NieuwbouwNu de molenaar en de winkelhouder niet meer dezelfde persoon zijn, ontstaat de behoefte om een molenaarswoning te gaan bouwen. Begin 1929 wordt er bij de Coöperatie een Commissie Woningbouw ingesteld. Zij moet uitzoeken waar de molenaarswoning moet worden gebouwd.In april doet zij verslag aan het bestuur en geeft aan dat de beste plek is in de noord-west-hoek van het terrein, tegenover Bethanië. Ook heeft zij gekeken naar de mogelijke nieuw- of verbouw van de winkel. Uit de verschillende kostenbegrotingen volgt dat verbouw on-geveer fl. 7.500,- gaat kosten, terwijl nieuwbouw op ongeveer fl. 9.000,- uitkomt.Architect De Brake maakt voor zowel de molenaarswoning als de winkel met woonhuis een ontwerp. Daarnaast doet hij het voorstel om van de stenen van het oude woonhuis an-nex winkel een ombouw om de molen te maken, die als pakhuis gebruikt kan worden. De voorgestelde plannen worden door het bestuur goedgekeurd. Als eerste wordt in juli 1929 de winkel annex woning aanbesteed. Het is het bouwbedrijf Pijpenbroek uit Deventer dat de opdracht krijgt voor de bouw. De woning wordt aanbesteed voor een totaalbedrag van fl. 10.150,-. De molenaarswoning en het pakhuis worden eind augustus aanbesteed. De bouw van

De nieuw gebouwde winkel annex woning. De eerste bewoner is Teunis Huzen en zijn familie. Nu wonen hier de

families Ten Wolthuis en Stevens.

Page 29: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

25

beide gebouwen wordt aangenomen door firma Bieleman uit Bathmen. De totale kosten voor de woning en het pakhuis zijn fl. 9.148,-. De bestrating van het terrein wordt opge-dragen aan de firma Klein Horstman, stratenmaker op de Bekkenkamp in Holten.

Nieuwe molenaarTerwijl de bouw van de molenaarswoning gaande is, zegt één van de molenaars midden september op. Marsman wil per 1 november 1929 stoppen als molenaar bij de Coöperatie. Om een nieuwe molenaar te vinden wordt er een advertentie geplaatst in het vakblad “De Molenaar”. Hier komen meerdere reacties op binnen. Eén sollicitant valt het bestuur met-een op. Dit is G. Kamphuis uit Lunteren. Hij is molenaar bij de Coöperatie in Lunteren. Wat vooral in de smaak valt, is het feit dat hij vroeger bij Klein Baltink op de molen in Dijkerhoek heeft gewerkt. Hij wordt dan ook als eerste door het bestuur benaderd om de opengevallen plek in te nemen.Hoewel het bestuur op bezoek gaat in Lunteren, accepteert Kamphuis de aanbieding niet. Uit de andere ingekomen sollicitaties worden er vijf uitgezocht. Deze molenaars worden allemaal door het bestuur bezocht. Uiteindelijk wordt de baan aangeboden aan een mo-lenaar uit Gramsbergen, Gerrit Jan Kamphuis. Hij accepteert en zal vanaf november 1929 molenaar zijn in Dijkerhoek, voor een salaris van fl. 24,- per week plus vrije woning, vuur en licht en gratis voer voor 15 kippen. De aanstelling van Kamphuis heeft nog wel gevolgen voor de pas gebouwde molenaars-woning. Het gezin van Kamphuis bestaat uit zes personen. Om voldoende slaapplek te hebben, wordt er een extra slaapkamer op de zolder van de woning getimmerd door Hendrik Koopman, timmerman te Dijkerhoek.Als Kamphuis nog maar enkele maanden in dienst is, begeeft de oude petroleummotor het definitief. Om met windstil weer toch te kunnen malen, wordt eerst een motor gehuurd. De Coöperatie gaat intussen op zoek naar een nieuwe motor. Na aanbiedingen van ver-schillende fabrikanten te hebben gekregen, wordt gekozen voor een Deutz ruw-oliemotor van 30 pk. De motor wordt in het najaar van 1930 in de molen geplaatst en staat er nog steeds.

Oproep voor een molenaar in

het vakblad “De Molenaar”.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 30: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e26

Bezuinigingen bij de CoöperatieOndertussen begint de crisis van eind jaren twintig ook bij de Coöperatie langzaam maar zeker door te dringen. Door afnemers te betalen rekeningen blijven steeds langer open-staan. De activiteiten van de Coöperatie zijn verliesgevend. Eind 1931 is het bestuur van mening dat er ingegrepen moet worden. Als eerste wordt besloten om de salarissen van de medewerkers op de molen met 5% te verlagen.Dit besluit wordt door de molenaars en molenaarsknechten niet gewaardeerd en zij vra-gen het bestuur om hier nog eens over na te denken. Binnen het bestuur wordt gestemd over deze kwestie. Met 7 tegen 3 stemmen vóór loonsverlaging blijft het besluit van kracht.In de loop van 1932 blijkt dat de problemen van de Coöperatie groter zijn dan eerst voor-zien. Naast het verlies van de laatste twee jaar, kampt de Coöperatie ook met een liquidi-teitsprobleem. Dit wordt niet alleen veroorzaakt door de eerdere verliezen en niet-betalen-de klanten, maar het heeft een diepere oorzaak, namelijk de kosten die gemaakt zijn voor de bouwwerkzaamheden rondom de molen in Dijkerhoek.Als eerste worden de eindejaargiften en -betalingen afgeschaft. Elk jaar werden er betalin-gen gedaan aan personeels- en bestuursleden. Ook kregen de stationschefs in Holten en Dijkerhoek elk jaar 100 sigaren van de Coöperatie. Dat is nu voorbij.In november 1932 is de winkel in Dijkerhoek aan de beurt voor reorganisatie. Huzen

De in 1929 aangestelde

nieuwe molenaar Gerrit Jan

Kamphuis en zijn vrouw

Marchien voor de nieuw

gebouwde molenaarswoning,

achter de molen.

Page 31: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

27

wordt verzocht om naar het kantoor in Holten te komen. Hier treft hij het bestuur, samen met accountant Beijer. Van deze laatste krijgt Huzen te horen dat de Coöperatie niet op dezelfde weg kan voortgaan en flink moet bezuinigen. Beijer zegt dat hij als salaris voor Huzen fl. 20,- tot fl. 25,- in gedachten heeft. De adminis-tratie van de winkel zou dan in het vervolg op kantoor in Holten moeten worden gedaan. Teunis Huzen is, begrijpelijk, niet enthousiast over dit voorstel. Op dit moment verdient hij fl. 47,- per week. Hij gaat dan ook niet akkoord met de salarisvermindering en de ver-plaatsing van de administratie. Vervolgens wordt aan Huzen voorgesteld, dat hij de winkel gaat huren, maar ook dat is geen optie.Uiteindelijk wordt besloten dat het salaris van Huzen per 1 januari 1933 wordt verlaagd tot fl. 33,- per week, waarbij er nog wel een kleine vergoeding (fl. 5,-) voor het bijhouden van de administratie wordt gegeven.Een jaar later al, vraagt Huzen aan het bestuur om de loonsverlaging weer ongedaan te maken. Volgens het bestuur is hier geen enkele reden toe, vooral ook omdat de winkel nog steeds een flink verlies lijdt. Hierop zegt Huzen dat het maar beter is dat hij vertrekt en dat de Coöperatie een nieuwe winkelhouder zoekt. Dit wordt door het bestuur geaccepteerd. Huzen vertrekt en het bestuur gaat op zoek naar een nieuwe winkelchef. Om deze chef te vinden wordt er een advertentie geplaatst:

De Coöperatieve Landbouwhandelsvereniging Holten te Holten vraagt tegen half maart een gehuwde winkelchef voor haar filiaal in Dijkerhoek. Van goede getuigen voorzien. Administratief onderlegd. Sollicitatie onder opgaaf van verlangd salaris in te zenden voor 5 februari a.s. aan bovenstaand adres.

Voor de winkel, omstreeks 1940. V.l.n.r. Hanna Kolkman, Dika Klein Hegeman, Marchien Kamphuis-Raterink,

Dina Klein Hegeman, mevrouw en de heer Kampen.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 32: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e28

In deze crisistijd zijn er veel werklozen. De Coöperatie ontvangt ruim 50 sollicitaties voor de vacature. Hieruit worden er drie geselecteerd en uitgenodigd voor een gesprek in Holten. Uiteindelijk wordt G. Kampen aangesteld als de nieuwe filiaalhouder. Kampen is op dat moment werkzaam bij de Coöperatieve Winkelvereniging in Hardenberg. Hij wordt aangesteld voor een salaris van fl. 22,- per week. Hiervan moet hij ook het hulpje op zaterdag betalen.

In de loop van de jaren dertig werden op veel plaatsen in Nederland waterleiding en elek-triciteit aangelegd. Ook in Holten en van daaruit naar Dijkerhoek worden de leidingen aangelegd. Als eerste is in 1934 de waterleiding aan de beurt. De aansluiting op het elektri-citeitsnet laat voor de molen en de winkel echter nog op zich wachten. De kosten hiervan worden te hoog bevonden.In december 1935 geeft Kampen aan dat hij graag elektrisch licht wil hebben. Hij is be-reidt hier jaarlijks fl. 15,- aan bij te dragen. Dit aanbod overtuigt het bestuur van de Co-operatie om de aansluiting te regelen. Te meer daar zij dit aanbod ook voor de bewoners van de andere huizen van de Coöperatie, waaronder dat van molenaar Kamphuis, willen laten gelden.

Ondertussen worden er vanuit de molen steeds meer gemengde veevoeders verkocht. De granen die in de molen gemalen worden, moeten eerst worden gemengd, voordat ze aan de klanten kunnen worden verkocht. In de molen in Dijkerhoek is echter geen mengma-chine. Molenaar Kamphuis moet er dan ook voor zorgen dat het meel eerst naar Holten gaat. Bij de Coöperatie kan wel worden gemengd. Deze werkwijze brengt met zich mee dat er hoge transportkosten zijn. Binnen het bestuur gaan dan ook stemmen op om een mengmachine te kopen en deze in Dijkerhoek te installeren. Hiervoor wordt het bedrag van fl. 500,- beschikbaar gesteld en krijgt Klein Bussink uit Apeldoorn de opdracht om de mengmachine te bouwen en te plaatsen.

Als aan het eind van 1937 bedrijfscontrole wordt uitgevoerd in Dijkerhoek, is er enige pa-niek. Hoewel Kampen de winkel op een juiste en zorgvuldige manier lijkt te drijven, is er een tekort van fl. 700,-. Grondig onderzoek leidt echter niet direct tot acties. Wel wordt er nog uitgezocht of de winkelhouder in dergelijke gevallen voor zulke tekorten verantwoor-delijk kan worden gesteld. Kampen hoeft niet te betalen…

In de loop van 1938 zorgden de oplopende internationale spanningen voor steeds meer onzekerheid. In maart van dat jaar vond de Anschluß van Oostenrijk bij Duitsland plaats, het begin van een reeks gebeurtenissen die uitmonden in de Tweede Wereldoorlog. Ook in Nederland wordt ten gevolge van die oplopende spanning, eind september een begin gemaakt met de mobilisatie. Dat heeft meteen z’n uitwerking op de maatschappij. Overal moeten mannen op stel en sprong vertrekken naar hun eenheden. Ook binnen de Holtense coöperatie zijn er enkelen die opgeroepen worden. Bets Voordes, molenaars-knecht, is de eerste die moet gaan. Op de lijst met weerbare mannen staat ook Kampen, winkelhouder in Dijkerhoek. Maar als uiteindelijk het verdrag van München wordt gete-kend, kunnen alle militairen weer naar huis. Kampen heeft geluk gehad, hij was nog niet opgeroepen.In het laatste deel van de jaren dertig loopt het aantal maaluren op de molen langzaam maar zeker terug. Veel wordt in Holten gedaan of wordt al gemalen aangevoerd, zodat het

Page 33: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

29

alleen nog gemengd hoeft te worden. Na het uitbreken van de oorlog beginnen de draaiu-ren langzaam maar zeker weer toe te nemen. Zeker in de laatste jaren, als brandstof steeds schaarser wordt en het starten van de Deutz-motor geen vanzelfsprekendheid meer is.

Het einde van de Coöperatie en nieuwe eigenaren

Na-oorlogse jarenOp 5 mei 1945 kwam er een einde aan de Tweede Wereldoorlog, een moeilijke periode in Nederland waarin veel vernietigd werd. Ruim 10% van alle woningen ging verloren en een kwart was beschadigd. Ook verdwenen er in de oorlog veel productiemiddelen, zoals auto’s, vrachtwagens en machines, naar Duitsland. Levensmiddelen waren nog lange tijd moeilijk verkrijgbaar.Om het land weer op te bouwen was geld nodig wat er niet was. De wederopbouw kwam echter toch op gang doordat er door iedereen hard werd gewerkt, lange dagen werden gemaakt en weinig werd verdiend. De Nederlandse regering zorgde er nadrukkelijk voor dat de lonen en de prijzen in de eerste jaren na de oorlog in de hand werden gehouden. En om de Europese landen er weer boven op te helpen werd er door de Verenigde Staten een noodhulpplan opgezet. Dit plan zorgde ervoor dat er voldoende geld beschikbaar kwam voor de nodige investeringen in de economie. Deze zogenaamde Marshall-hulp maakte het mogelijk om de wederopbouw in korte tijd te volbrengen.Naast grote investeringen in de bouw, bedoeld om de vernielde woningen weer op te bouwen en om aan de vraag voor nieuwe woningen te voldoen, werd er groot ingezet op industrialisatie van de Nederlandse economie. Hierdoor veranderde ook de samenstelling van de beroepsbevolking in Nederland. Werkten in 1947 nog ruim 19% van de beroepsbe-volking in de landbouw, in 1960 was dit teruggelopen tot nog maar 10%.Gedurende de oorlog was de veestapel in Nederland flink afgenomen. Vanaf het begin was de invoer van krachtvoer minimaal. Ook was veel grasland omgezet naar akkerbouw-grond, om in de voedselvoorziening van de bevolking te kunnen voorzien. Veel bedrijven waren overgegaan op het voeren van kuilvoer of van in grasdrogerijen gedroogd gras.

De molen en de

bakkerij van Geltink

gezien vanaf de

Molendijk, de huidige

Boerendanssteeg.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 34: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e30

Na de oorlog werd weer langzaam begonnen met de uitbreiding van de veestapel. Het zou echter nog tot in de jaren vijftig duren voordat het aantal dieren in Nederland weer op vooroorlogs niveau kwam. Belangrijke oorzaak hiervan was het ontbreken van geïmpor-teerd krachtvoer. De weinige deviezen die beschikbaar waren, werden maar mondjesmaat gebruikt voor de invoer daarvan. De van hogerhand beperkte distributie van veevoer zou nog tot 1953 duren.Op de Overijsselse zandgronden waren nog steeds hoofdzakelijk gemengde bedrijfjes te vinden. Het overgrote deel van deze bedrijven had minder dan 10 melkkoeien en gemid-deld 10 varkens. De inkomsten op dergelijke bedrijven kwamen voor ongeveer de helft uit de melkveehouderij. De overige inkomsten waren gelijkelijk verdeeld tussen de opbreng-sten uit het houden van kippen en varkens.

In de jaren vijftig kwam men steeds meer tot het inzicht dat er op de boerenbedrijven moest worden gespecialiseerd. Alleen dan kon er voldoende verdiend worden. Het vergro-ten van inkomsten was noodzakelijk geworden toen midden jaren vijftig de lonen lang-zaam begonnen te stijgen, vooral buiten de landbouw.De gestegen lonen zorgden voor steeds hogere kosten op het boerenbedrijf. Doordat de opbrengsten van melk en vlees niet in gelijke mate meegroeiden, ging het rendement van het boerenbedrijf verder achteruit. Dit werd in eerste instantie opgevangen door meer te gaan mechaniseren. Om de kosten te drukken daalde het aantal medewerkers op de boe-renbedrijven. Het stijgen van de lonen ging in de jaren zestig in een hoger tempo voort. Dit terwijl de stijging van de opbrengsten veel minder hard ging. De lonen stegen tussen 1950 en 1985 met een factor 24. De melk werd in deze periode slechts 3,5 keer duurder. Om economisch gezien toch te kunnen overleven, kwam met de steeds verdergaande mechanisatie (de komst van de melkmachine), de schaalvergroting van de bedrijven op gang.

De molen na de oorlogDe molen heeft de oorlog zonder schade doorstaan en kan de werkzaamheden blijven voortzetten. Toch wordt het echte malen op de molen steeds minder. Het graan dat door de boeren uit Dijkerhoek naar de molen wordt gebracht, wordt nog wel gemalen, maar grotere partijen worden in Holten verwerkt. De molen wordt meer en meer een plek voor opslag en voor distributie.In deze periode is Kamphuis nog steeds de molenaar die de molen voor de Coöperatie beheert en onderhoudt. Hij blijft dit doen tot zijn overlijden in 1948. Hij overlijdt op 14 juni in de leeftijd van 61 jaar.Met het overlijden van Kamphuis krijgt de Coöperatie te maken met een probleem. Kamphuis woonde samen met zijn vrouw in de molenaarswoning. Die zal nu moeten zien rond te komen van een weduwenpensioen van fl. 4,- per week. Dit wordt door de Coöpe-ratie toch als zeer karig gezien en het bestuur besluit dan ook om dat pensioen aan te vul-len met een toeslag van fl. 5,- per week, vrij wonen en 5 kg kippenvoer per week.Na het overlijden van Kamphuis gaat de Coöperatie niet meer op zoek naar een nieuwe molenaar. Het maalwerk in de molen loopt steeds verder terug en men is van mening dat er geen nieuwe molenaar meer nodig is. In deze periode werkt Ap Jansen Manenschijn als losse kracht op de molen. De Coöperatie besluit om hem vanaf half oktober 1948 een vaste aanstelling te geven in Dijkerhoek.In mei 1953 gaan twee medewerkers van de Coöperatie met pensioen. Om hier alvast

Page 35: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

31

op in te spelen neemt het bestuur van de Coöperatie in september 1952 Freek Sluiter in dienst als pakhuisknecht in in Holten. Later, omstreeks 1963, komen hij en zijn vrouw Dine naar Dijkerhoek.Intussen worden er steeds minder maalwerkzaamheden op de molen uitgevoerd. De oor-zaak hiervan is niet alleen de lagere aanvoer. Ook de technische staat van de molen laat te wensen over. Steeds vaker moet onderhoud worden gepleegd en grote onderhoudsklussen dienen zich aan.In 1951 is er sprake van dat er een nieuwe windpeluw aan de molen moet komen (dit is een zware balk in de kap, die de bovenas ondersteunt): een reparatie van fl. 1.200,-. Er is nog een tweede optie die bekeken wordt. De kosten hiervan zijn echter fl. 2.000,-. Om een dergelijke reparatie te kunnen financieren gaat de Coöperatie op zoek naar mogelijke bijdragen van het gemeentebestuur van Holten of van de Hollandsche Molen (voluit: De Hollandsche Molen, vereniging tot behoud van molens in Nederland. Deze vereniging probeert de eigenaren van molens met raad en daad te ondersteunen bij het behoud en herstel van hun molen).

De contacten met de gemeente leiden er toe dat de Commissaris van de Koningin in Over-ijssel tijdens zijn bezoek aan Holten, begin december 1951, naar Dijkerhoek komt. Tijdens dit bezoek wordt hem de molen, die inmiddels dringend aan restauratie toe is, getoond. Volgens het Holtens Nieuwsblad is er zelfs sprake van, dat de molen een gevaar voor haar omgeving begint te vormen.In Dijkerhoek wordt de commissaris ontvangen door de Dijkerhoekse schoolkinderen, die een lied zingen om aan te geven dat Dijkerhoek ontzettend “wies” is met zijn molen. Gedurende de jaren vijftig is het vooral burgemeester Enklaar die zich inzet voor het be-houd van de molen in Dijkerhoek. Helaas laat het resultaat lang op zich wachten.

De eerste restauratieIn 1961 wordt de Monumentenwet van kracht. Deze wet heeft ten doel om karakteristieke gebouwen en andere zaken, die wegens hun schoonheid of hun cultuurhistorische bete-kenis van algemeen belang zijn, te beschermen. De wet geeft nieuwe mogelijkheden om de molen van Dijkerhoek te restaureren. Een restauratie die door het voortgaande verval steeds dringender wordt.Intussen is de Hollandsche Molen in actie gekomen om de restauratie van de molen mo-

Vlak na de oorlog stond de molen er nog keurig bij. Freek Sluiter en de vrachtauto van de Coöperatie in

1954.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 36: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e32

gelijk te maken. Omdat in juni 1961 de molen van Muller (Lookermölle) is afgebrand, is de Dijkerhoekse molen de laatste in de gemeente Holten. De Hollandsche Molen wil zich ervoor inzetten in elk geval deze molen nog te behouden.

Als in het najaar van 1962 wordt geïnventariseerd wat er zoal moet worden gerepareerd en vervangen, blijkt de restauratie behoorlijk omvangrijk te worden. De kosten zijn fors gestegen vergeleken met de geschatte kosten 10 jaar eerder.De restauratie zal onder andere de volgende zaken omvatten: het volledige wiekenkruis wordt hersteld en deels vernieuwd, de windpeluw wordt vervangen, de spruitbalken (dwars uit de kap van de molen stekende balken), het staartwerk (waarmee de kap wordt ”gekruid”, gedraaid), nieuw rietwerk en het nodige verf- en teerwerk. De geschatte kosten zijn fl. 22.120,- (ter vergelijking: in 2015 zou dat op ongeveer € 60.000,- uitkomen).Om een en ander te financieren worden verschillende instanties benaderd. Naast uiteraard de eigenaar, zijn dat de gemeente, de provincie en het Rijk. De Coöperatie wordt gevraagd om 25% van de kosten voor haar rekening te nemen. Het Rijk zal 40% bijdragen en de provincie, net als de Coöperatie, 25%. Het restant, 10%, zal door de gemeente Holten worden betaald.De Coöperatie gaat hiermee akkoord en het lijkt erop dat met de restauratie kan worden begonnen. Het Rijk echter is van mening dat haar bijdrage slechts 20% hoeft te zijn. De overige 20% kan uit een ander potje van de gemeente komen, waardoor diens bijdrage zal groeien tot 30%.Na lang touwtrekken komt het Rijk terug op haar beslissing en wordt in april 1964 de 40% subsidie toegezegd. De restauratie kan beginnen. Aan de rijkssubsidie zijn wel voorwaar-den verbonden. Onder andere dat de eigenaar verplicht is de molen niet te verwaarlozen en geen handelingen te verrichten waardoor de maalvaardigheid van de molen afneemt. De gestelde voorwaarden gelden niet alleen voor de huidige eigenaar, maar ook voor al zijn opvolgers.Het is de firma Bisschop uit Zwollerkerspel die de opdracht krijgt om de werkzaamheden uit te voeren. Bisschop zal hier in het najaar van 1964 mee beginnen. Uiteindelijk wordt de complete restauratie pas eind 1966 afgerond. En hoewel de subsidies zijn toegezegd, duurt het tot juni 1969 voordat alle betalingen bij de Coöperatie binnen zijn.

Het nieuwe monumentenbeleid van de over-heid heeft tot gevolg dat ook de molen in Dijkerhoek wordt aangemerkt als rijksmo-nument. De molen wordt op 26 maart 1970 ingeschreven in het monumentenregister en geniet vanaf dat moment wettelijke bescher-ming, met als doel de instandhouding van het karakteristieke gebouw.

Midden jaren ‘60 is de molen bepaald

niet meer maalvaardig. De eerste

hoogstnoodzakelijk restauratie wordt in

gang gezet. Op deze foto is te zien dat

de zgn. heklatten aan de wieken worden

vernieuwd.

Page 37: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

Jan Veneklaas

Als we met Jan Veneklaas een gesprek aanknopen over de molen, dan weet hij zich niet zo heel veel te herinneren van de dagelijkse gang van zaken

rondom de Hegeman. “Wie war’n vrogger bie Dikkers en neet bie de coöperatie.” Dus voor graan brengen en halen kwam hij er praktisch niet.

Wel weet hij nog goed dat de Dijkerhoekse brandweer de spuit in de schuur naast de molen had gestatio-neerd. Het was altijd een koddig gezicht als de mannen waren opgeroepen en van alle kanten kwamen aanflad-deren, te voet of op de fiets. Gert van de Pöste (Broek-huis) en Koopmans Hendrik waren van de technische dienst en moesten vele uren maken om de spuit aan de praat te houden. De toestand van de spuit was eind jaren ‘40 niet al te best. De vader van Jan moest als dat nodig was met zijn paard de brandweerspuit naar de brand brengen. Zo weet Jan nog dat zijn vader de spuit naar de familie Podt heeft gebracht, toen daar brand was ontstaan.

Het molenaarsgezin Kamphuis kan Jan zich nog wel herinneren. De zoon, Harm geheten, was een bijzonder figuur met een rode haardos en een grote opvallende snor. Hij genoot ervan om de jongens (Jan en zijn vrienden) de stuipen op het lijf te jagen. Volgens de geruchten was hij in de oorlog bij de ondergrondse (het verzet) en zou hij op het eind van de oorlog in de molen ondergedoken hebben gezeten. Jan Veneklaas wist ook nog te vertellen dat op het einde van de oorlog een overste van de Grüne Polizei bij de familie Kamphuis heeft gebivakkeerd. Een groep soldaten en chauffeurs sliep in de school. Er werd toen geen les meer gegeven. Een chauffeur sliep in huize Vossebelt in de gang van het woonhuis.

33

Page 38: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e34

De winkelNa de oorlog gaat de Coöperatie ook door met de winkel. Hoewel de resultaten van de winkel jaar op jaar tegenvallen, is er geen voornemen om de winkel te sluiten. De tegen-vallende resultaten geven steeds weer aanleiding om nadrukkelijk door het bestuur van de Coöperatie te worden besproken. In aansluiting daarop wordt winkelchef Kampen bij herhaling op het resultaat aangesproken.Eind jaren veertig vraagt Kampen meerdere keren om loonsverhoging. Hoewel het be-stuur weet dat zijn loon aan de lage kant is, is het gezien de resultaten van de winkel niet te verantwoorden om een loonsverhoging toe te staan.Als Kampen in 1954 persoonlijk wordt aangesproken op de tekorten in de winkel, is voor hem de maat vol en gaat hij op zoek naar een andere baan. Het bestuur van de Coöperatie doet zijn best om hem te behouden voor de winkel in Dijkerhoek. Dat mag niet baten en eind juli zal Kampen de Coöperatie dan ook verlaten.

Om een nieuwe winkelchef te vinden, plaatst de Coöperatie een personeelsadvertentie. Uit de kandidaten is het uiteindelijk Lonink die gekozen wordt als nieuwe winkelchef. Hij kan eind augustus 1954 beginnen. Wel moet hij eerst nog even bij wijze van borgstelling een bedrag van fl. 1.000,- storten. Alternatief is dat hij twee mensen kan vinden die voor hem borg willen staan. In de loop van de jaren ’50 krijgt Lonink de beschikking over een bestelbus om bestelde boodschappen rond te brengen en nieuwe bestellingen op te halen.

Als Lonink in het najaar van 1965 plotseling overlijdt, moet de Coöperatie opnieuw op zoek naar een winkelchef. Hiervoor worden meerdere personeelsadvertenties geplaatst. Hoewel verschillende sollicitanten reageren en één de baan zelfs krijgt aangeboden, blijkt de winkel in Dijkerhoek niet echt aantrekkelijk en komt er geen nieuwe winkelchef. Het bestuur van de Coöperatie besluit om de vacature intern op te vullen. Freek Sluiter wordt

gevraagd om op de winkelauto te gaan rijden. Ook wordt Sluiter gevraagd om te verhuizen van de molenaarswoning naar de winkel. Het gezin verhuist en keert pas later, in 1973, weer terug naar de oude molenaars-woning. Om de winkel open te kunnen houden, zal een tweede winkelmeisje worden aangesteld.

De CoöperatieDe schaalvergroting in de landbouw heeft niet alleen gevolgen voor de boeren. Ook toeleverende bedrijven als de Coöperatie krijgen ermee te maken. De Holtense coö-peratie begint eind jaren zestig na te denken

Het molenaarshuis achter de molen, waarin de

families Kamphuis respectievelijk Jansen Manenschijn

hebben gewoond. Later kwamen hier Freek en Dine

Sluiter. Dine woont er nog steeds.

Page 39: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

35

over hoe het verder moet. Met verschillende coöperaties in de regio worden gespreken ge-voerd om te kijken hoe een eventuele samenwerking er uit zou kunnen zien. Uiteindelijk valt de keus op het samengaan met de coöperaties uit Rijssen en Wierden. Beiden waren in 1963 al gefuseerd tot Wierijco. In 1967 treedt de Holtense coöperatie toe tot deze combi-natie, die daarna haar naam wijzigt in “Coöperatieve Aan- en Verkoopverenigng Trio”. De “oude” Holtense coöperatie wordt per 1 januari 1969 opgeheven. Begin jaren zeventig komt men bij de nieuwgevormde coöperatie Trio tot de conclusie dat de activiteiten in Dijkerhoek economisch niet meer verantwoord zijn. De winkel haalt te weinig omzet en moderne transportmiddelen maken een apart voorraaddepot in Dijker-hoek overbodig. In het najaar van 1971 wordt de Dijkerhoekse bevolking tijdens de praat-avonden van de Coöperatie ingelicht over de situatie en worden de geesten langzaam rijp gemaakt voor de sluiting van de winkel. Een sluiting die zeker niet meer te voorkomen is als het winkelbedrijf Coop duidelijk maakt geen belangstelling voor de winkel te hebben. De winkel sluit daadwerkelijk haar deuren in het voorjaar van 1972.Ondertussen wordt er ook hard gewerkt aan de verkoop van het onroerend goed. Make-laar Vincent taxeert de panden in Dijkerhoek op een waarde van fl. 125.000,-. Door de monumentale status van de molen, is verkoop niet eenvoudig. Er wordt gekeken naar mo-gelijkheden om de molen en de rest van de gebouwen apart van elkaar te verkopen.Opnieuw meldt de Hollandsche Molen zich bij de Coöperatie. De vereniging vermoedt dat de gemeente Holten wel interesse heeft om de molen aan te kopen. Hoewel het coö-peratiebestuur hierover ernstige twijfels heeft, gaat het toch met de gemeente praten. Het blijkt dat het bestuur de situatie goed heeft ingeschat, want de gemeente is op dat moment niet bereid om de molen aan te kopen.

De heer FeberweeHet duurt nog tot het midden van 1973, voordat er een serieus bod wordt ontvangen voor de molen en het winkelpand. De heer Feberwee uit Deventer heeft een bouwkundig be-drijf dat gespecialiseerd is in het opknappen en restaureren van oude gebouwen en monu-menten. Hij wil de molen gebruiken als opslagplaats en werkplaats. De winkel met woon-huis moet gaan fungeren als kantoor. Eventueel wil hij hier een dubbel woonhuis van maken. Hij is van plan op z’n vrije dagen de molen te onderhouden en te laten draaien. De dan 37-jarige Feberwee wil het geheel kopen voor fl. 80.000,- met als voorbehoud dat hij de werkzaamheden voor zijn bedrijf vanaf deze locatie kan voortzetten en Monu-

mentenzorg hier aan mee wil werken. Als blijkt dat die medewerking toch wat lastiger is dan gedacht, verlaagt hij zijn bod. Uiteindelijk zal Feberwee het geheel kopen voor fl. 70.000,-. De Coöperatie stelt wel als voorwaarde dat er van-uit de molen geen kunstmest of veevoer meer wordt verhandeld.Hoewel Feberwee de molen af en toe laat draai-en (meestal op zondag), komt er van het on-

Ook de trouwe Deutz heeft een opknapbeurt nodig. Omdat

de molen in 1970 een rijksmonument is geworden, ontstaan

ruimere mogelijkheden voor restauratie.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 40: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e36

derhoud van de molen niet veel terecht. In 1974 verkoopt hij z’n bedrijf en heeft hij vanaf dan geen professionele binding meer met monumenten.

Bij de gemeente Holten wordt er in 1976 intern melding van gemaakt dat de staat van onderhoud van de molen slecht is. De gemeente is geen eigenaar, maar vanwege de mo-numentale status van de molen heeft zij de taak om achterstanden in het onderhoud te signaleren.Ook bij Feberwee is het enthousiasme over de molen na een aantal jaren minder gewor-den. In 1977 vraagt hij het gemeentebestuur of het geïnteresseerd is om de molen van hem te kopen. Als verkoopprijs heeft hij fl. 15.000,- in gedachten. Daar dit de enige molen in de gemeente Holten is, toont het gemeentebestuur zich bereid om de molen over te nemen. Wel moet er eerst een goed inzicht zijn in de technische staat van de molen. Bovendien verwacht de gemeente het recht van eerste koop te hebben.De gemeente laat de Hollandsche Molen een schatting maken van de kosten die gemoeid zijn met het restaureren, repareren en weer maalvaardig maken van de molen. Die schat-ting komt uit op een bedrag van fl. 141.000,-. De gemeente onderzoekt meteen welke mogelijkheden er zijn om een (groot) deel van deze kosten te laten subsidiëren door het Rijk. In april 1978 wordt door de commissie financiën een positief advies over de aankoop gegeven. Als Feberwee weer wordt benaderd, blijkt het recht op eerste koop toch niet bij de ge-meente te liggen. De firma Böckers uit Olst heeft een optie op de molen en wil er zijn

Het Holtense

gemeentebestuur deelt aan

de heer Feberwee bij brief

mede, dat zij besloten heeft

de molen aan te kopen.

Page 41: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

37

bedrijf gaan uitoefenen. Feberwee wil graag dat de gemeente meewerkt om een extra be-drijfswoning op het terrein te bouwen. Daar er met de bestaande molenaarswoning al een bedrijfswoning is en dit huis apart van de molen is verkocht, zal er geen toestemming voor een nieuwe bedrijfswoning komen.Böckers haakt in juni 1978 af, waardoor de gemeente Holten weer in beeld komt. In de gemeenteraadvergadering van 8 augustus 1978 wordt besloten om de Dijkerhoekse molen aan te kopen. Als in september ook Gedeputeerde Staten van Overijssel met de koop ak-koord gaan, is de koop rond en de gemeente Holten eigenaar van de molen.De feitelijke overdracht van de molen laat nog even op zich wachten als blijkt dat er ket-tingbedingen in de aankoopakte staan. De gemeenteraad is daarover niet ingelicht. De bedingen met betrekking tot de destijds door het Rijk verleende restauratiesubsidie van begin jaren zestig en het beding van de coöperatie Trio (geen kunstmest- of veevoerhandel in de molen), moeten worden overgenomen in de aankoopakte. Hoewel het gemeentebe-stuur er graag vanaf wil, blijken beide partijen niet genegen om hier aan toe te geven. De coöperatie Trio doet nog wel wat water bij de wijn. Zij staat de nieuwe eigenaren toe om graan en graanproducten te verkopen zolang de molen een ideële doelstelling heeft en er sprake is van ambachtelijk gebruik.Op 19 februari 1979 neemt de gemeenteraad voor de tweede maal het besluit om de mo-len aan te kopen en per 29 mei wordt het eigendomsrecht notarieel overgedragen.

De restauratie van 1981-1983

Al voordat de gemeenteraad van Holten een besluit heeft genomen over het al of niet aankopen van de molen, heeft de gemeente een inventarisatie gemaakt van de kosten voor de restauratie. Die kosten worden aanvankelijk geschat op fl. 141.000,-. Hier moeten de kosten voor de sloop van de ombouw, geschat op nog eens fl. 25.000,-. nog wel bij worden meegenomen. Direct nadat de gemeente de Dijkerhoekse molen gekocht heeft, gaat ze op zoek naar mogelijke subsidies om de restauratie te financieren. Een lastige opdracht in deze ongunstige economische tijden.Nadat het gehele restauratieplan nog eens goed tegen het licht is gehouden en besloten is om een deel van de werkzaamheden door de Soweco te laten uitvoeren, wordt de totale kostenpost voor de restauratie op ruim fl. 95.000,- geschat. Eind december 1978 gaat een aanvraag voor de subsidiering hiervan naar zowel de Gedeputeerde Staten van Overijssel als de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Vanuit de provincie is er snel antwoord. Al in april 1979 komt de toezegging dat de pro-vincie 25% van de subsidiabele kosten voor haar rekening neemt. Er is echter wel een aantal voorwaarden. De belangrijkste hiervan is dat ook de Rijksdienst voor Monumen-tenzorg subsidie toekent.Hoewel de restauratie van de molen een dringende zaak is laat de rijksoverheid op zich wachten. Als er eind 1979 nog geen antwoord is van de Rijksdienst, wordt geprobeerd een deel van de restauratie uit een ander potje te financieren. De zogenaamde Regeling Lande-lijk Bouwkunst biedt uitkomst. Het voor 1979 voor die regeling beschikbare potje is nog niet geheel verdeeld en zal gedeeltelijk kunnen worden aangewend voor de restauratie van molens. De gemeente kan via deze regeling een bedrag van rond de fl. 12.000,- tegemoet zien.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 42: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e38

Tegelijkertijd, in februari 1980, krijgt de gemeente bericht van de Rijksdienst dat de aan-vraag van december 1978 is afgewezen. Het bedrag waarover het Rijk in principe bereid is 40% subsidie te verlenen, is gesteld op fl. 94.000,-. Toch wordt de aanvraag afgewezen om-dat er simpelweg geen geld meer is. Het Rijk verwacht na 1981 weer ruimte te hebben om daadwerkelijk subsidie te kunnen verlenen. Uiteraard kan de gemeente tegen die tijd een nieuwe aanvraag indienen. Een extra probleem is dat met deze afwijzing ook de toezeg-ging van de provincie komt te vervallen.

Toch is de restauratie dringend noodzakelijk. In overleg met de Hollandsche Molen komt de mogelijkheid van voorfinanciering ter sprake. Hierbij betaalt de gemeente de restaura-tie uit eigen middelen en wordt de subsidie achteraf aangevraagd. De toekenning van sub-sidie in dergelijke gevallen gaat aanmerkelijk sneller. Restauraties van andere molens zijn op een dergelijke manier gefinancierd. Om de gang er in te houden besluit de gemeente om ook op deze manier te werk te gaan.

De grote restauratie is in gang gezet. Te zien is dat de ombouw al verwijderd is.

Page 43: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

39

Op basis van het restauratieplan, dat al in 1978 is gemaakt, wordt een aantal bedrijven uitgenodigd om een offerte te maken. Uiteindelijk is het het molenbouwbedrijf Groot Wesseldijk uit Laren, dat de opdracht krijgt. Voor fl. 41.693,- mag dit bedrijf de restauratie van de molen uitvoeren. De opdracht wordt in september 1981 gegeven, met het drin-gende verzoek de werkzaamheden eind december af te ronden. Dit in verband met het verstrijken van eventuele subsidietermijnen. Want hoewel er nog geen subsidie is verleend, moeten eventuele werkzaamheden wel tijdig klaar zijn; anders werkt de door de Holland-sche Molen geadviseerde “achteraf-subsidie” niet.Kort na aanvang van de werkzaamheden komen er verborgen gebreken aan het licht. De kosten om deze tegenvallers te restaureren, bedragen nog eens fl. 11.000,-. Hoewel de gemeente niet blij is met deze extra post, vindt zij wel dat de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Het wordt de firma Groot Wesseldijk dat ook niet aangerekend dat dit als meerwerk wordt opgevoerd. De geconstateerde gebreken waren immers niet te zien ten tijde van de offerteaanvraag.Om het gat in de begroting zo veel mogelijk te dichten wordt een aantal besparingsmaat-regelen genomen. Ten eerste worden er geen zeilen aangeschaft. Volgens de molenmaker zijn de wieken sowieso niet sterk genoeg om zeilen te kunnen dragen. Ook wordt het aan-scherpen (het billen) van beide sets molenstenen doorgeschoven. Doordat er geen zeilen gebruikt worden, is de consequentie dat er zelden voldoende kracht zal zijn om te malen. Ook een voorlopige bezuiniging is, dat de tweede, door de motor aangedreven maalstoel later wordt aangepakt. De bestratingswerkzaamheden rondom de molen worden uitgevoerd door de firma Kre-kel. De opdracht hiertoe wordt door de gemeente midden april gegeven. Krekel moet vóór 7 mei 1983, de dag van de officiële opening, het werk gereed hebben. Hoewel de restauratie voortvarend is aangepakt, blijft de financiering via overheids-subsidies een zaak van de lange adem. Uiteindelijk lukt het de gemeente Holten om de benodigde subsidie te verkrijgen, achteraf… In 1985 zal het geld worden uitgekeerd. In totaal gaat het om ca. fl. 58.500,- in het kader van de Monumentenzorg. In totaal heeft de gemeente ongeveer fl. 70.000,- vergoed gekregen voor de restauratie.Nu de molen zo fraai - maar niet compleet - gerestaureerd is, vindt de gemeente dat er een officiële en feestelijke “opening” moet komen. Bovendien acht ze het belangrijk dat de molen ook regelmatig drááit. In enkele krantenartikelen over de restauratie en de toe-komst van de molen wordt opgemerkt dat er nog geen molenaars gevonden zijn voor het dagelijks beheer. Naar aanleiding hiervan krijgt de gemeente een paar sollicitaties binnen: enkele molenaars die zich aanbieden maar ook enkele ondernemers die de molen wel wil-len exploiteren.Deze sollicitanten worden bedankt voor hun belangstelling, maar van hun diensten wordt geen gebruik gemaakt. Ook de mogelijke exploitanten krijgen geen akkoord van de ge-meente. Zij willen immers wel exploiteren, maar welke huurprijs zij daar voor over heb-ben, maken ze niet duidelijk. Er wordt besloten om het draaien en het onderhoud van de molen uit te besteden aan de Soweco.Als de restauratie eind 1982 nagenoeg gereed is, wordt gezocht naar een goede mogelijk-heid om de molen officieel te openen. Besloten wordt dat te doen op 7 mei 1983, Natio-nale Molendag. Voor Dijkerhoek sowieso al een feestelijke dag. Op die dag wordt namelijk ook het onderwijs in Dijkerhoek in het zonnetje gezet: 190 jaar onderwijs in Dijkerhoek, 100 jaar schoolgebouw en 12½ jaar renovatie schoolgebouw.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 44: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e40

Voordat de molen officieel in gebruik kan worden genomen, moet de gemeente, als eige-naar, veel zaken regelen. Eén van de belangrijkste punten is de naam van de molen. Men is van mening dat de molen een officiële naam moet krijgen. De meeste molens in Nederland hebben een naam: “Windlust”, “De Hoop”, “De Volhar-ding”, “De Korenschoof”. In een artikel in het Holtens Nieuwsblad vraagt de gemeente suggesties van de bevolking. Ook bij de Buurtvereniging in Dijkerhoek wordt tijdens de ledenvergadering een stemming over mogelijke namen gehouden. Bij de gemeente belan-den verschillende suggesties als “Diekerhookse mölle”, “Mulders mölle”, “Klein Baltinks mölle” en “Hegemansmölle”. Uiteindelijk wordt gekozen voor “Diekerhookse mölle De Hegeman”.Op 7 mei 1983 fietst het gemeentebestuur vanuit Holten naar Dijkerhoek. In hun gezel-schap is ook de heer Olland, directeur van de ANWB; de molen ligt immers aan een offici-ele ANWB-fietsroute. De ingebruikname wordt in twee stappen voltrokken. Als eerste mag Jan Willem Huzen, met 94 jaar de oudste Dijkerhoeker, de naamkast aan de molen onthullen. Daarna is het de beurt aan Olland om de vang te lichten en daarmee de molen officieel in werking te zetten.Vanaf dat moment zal de “Diekerhookse mölle De Hegeman” geregeld draaien. Soweco zorgt voor de bezetting van de molen. In eerste instantie zijn dit Bets Haverslag en Johan Oosterveld. Daarnaast wordt Jan van de Belt uit Balkbrug als vrijwillig molenaar aange-steld.In de jaren na de opening wordt gekeken naar mogelijkheden hoe de zaken die tijdens de restauratie zijn blijven liggen, kunnen wordt opgepakt. In 1985 worden er alsnog zeilen aangekocht. Ook wordt in deze jaren de machinekamer met de Deutzmotor uitgebreid. De motor zelf wordt door Tonnie Moes uit Lettele op deskundige wijze opgeknapt. Nu kan ook de maalstoel op de begane grond weer worden gebruikt.

Op 7 mei 1983 onthult Jan Willem Huzen de informatiekast aan de molen. Daarmee wordt ook de nieuwe naam

van de molen bekend: De Hegeman. De deze foto staan ook Jan Veneklaas en de toenmalige burgermeester van

Holten, de heer Van Rappard.

Page 45: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

Dine Sluiter-Welbergen

Dine Sluiter woont al meer dan vijftig jaar met plezier in de voormalige molenaarswoning ach-ter de molen (Dijkerhoekseweg 24).

Dine: “Hondenkopers zeiden wel eens: Wat woon je hier mooi. Doe maar eens een bod, zeiden mijn man en ik dan. Maar tot verkoop is het nooit gekomen”.

“Ondanks dat ik achter de molen woon, valt het wel op als er vóór wat te doen is en met festiviteiten hoor ik erbij. Ik kan mooi langs de molen heen kijken. Het is lekker rustig wonen achter de molen”.

Wij zijn op bezoek bij Dine Sluiter-Welbergen en vragen haar wat “de Coöperatie” en de molen voor haar bete-kent hebben?

Dine: “Wel, mijn echtgenoot Freek heeft zijn leven lang bij de Coöperatie gewerkt. Meteen na zijn militaire dienst is Freek in 1952 bij de Coöperatie in Holten gaan werken en hij moest toen meel rondbrengen. Na het

overlijden van de heer Lonink is hem gevraagd om te komen wonen in het winkelpand hier in Dijkerhoek en hij werd toen verkoper op de winkel. Hij ging met een VW-bestel-busje ‘de boer op’ met kruidenierswaren en huishoudelijke artikelen.”

“Elke werkdag ging hij in de buurt rond: Dijkerhoek, Espelo, Lichtenberg, de Borkeld, Beuseberg en Loo-Bathmen. En in het dorp Holten had hij ook nog een paar klanten. Zondags ging Freek wel eens met mij toeren om uit te leggen waar hij door de week zat.”

Nadat in het voorjaar van 1972 de winkel in Dijkerhoek werd gesloten ging Freek, na een bijscholing, weer in Holten in de winkel aldaar werken om agrarische artikelen en bestrij-dingsmiddelen te verkopen. Toen hij in de vijftig was, kreeg hij last van gezondheidspro-blemen en moest hij noodgedwongen stoppen met werken.

41

Page 46: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e42

Deze fraaie oorkonde benadrukt het bijzondere moment van het weer in gebruik nemen van de molen, die zo

lang heeft stilgestaan. Een nieuwe fase is aangebroken.

Page 47: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

43

Het molenfeest van 1990

Nadat de restauraties zijn afgerond en ook de dieselmotor weer bedrijfsklaar is, fungeert de molen als het trotse middelpunt van Dijkerhoek. Het jaar 1990 komt steeds dichterbij en daarmee het moment waarop de molen 100 jaar in Dijkerhoek staat. Verschillende mensen beginnen zich af te vragen of het buurtschap nog iets gaat doen rondom dit zo belangrijke jubileum.Al deze vragen komen terecht bij de buurtvereniging Schoolkring Dijkerhoek, de verte-genwoordiger van alle inwoners in Dijkerhoek. Het bestuur wordt door de leden benaderd met de aansporing dat het 100-jarig jubileum toch echt niet ongemerkt voorbij mag gaan. In de loop van 1988 wordt er door het bestuur dan ook besloten dat er een heus feest zal worden gehouden.

Hoewel het nog bijna twee jaar duurt voordat het echt zover is, moeten het eerste denk-werk al in 1988 gedaan worden. Er is weliswaar nog geen exacte invulling van het pro-gramma, maar er moet in ieder geval graan zijn. Immers een molen moet malen en hier-voor is graan nodig. De buurtvereniging besluit om zelf rogge te zaaien. Hiervoor stelt Gerrit Markvoort een perceel geschikt land beschikbaar. Ondanks de natte omstandigheden, wordt het stuk land toch ingezaaid. Dat gebeurt met “paard en wagen”: een zaaimachine voortgetrokken door een tweespan. Misschien wel net als 100 jaar geleden, toen Klein Baltink zijn molen in Dijkerhoek bouwde.

Nadat het roggezaad in de grond zit, worden verdere plannen voor het feest gemaakt. Welke activiteiten zullen er gehouden worden en waar moet het allemaal plaatsvinden? Al snel valt het besluit om een grote tent in het weiland tegenover de molen te plaatsen. Dit zorgt er wel voor dat er meer activiteiten uitgedacht moeten worden. Als er toch een tent staat, kan die ook maar beter “vol” zijn tijdens het weekend.

Gerrit Markvoort en Diederik Podt achter de zaaimachine, bezig met het inzaaien van rogge, om te oogsten

tijdens het molenfeest in 1990.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 48: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e44

Om alles georganiseerd te krijgen wordt eerst contact gezocht met de feestcommissie. Dan komt er tenminste vaart in. Om écht iets bijzonders te doen, wordt het plan opgevat om een wereldrecord te gaan breken: in Dijkerhoek zal de grootste pannenkoek ooit worden gebakken.Langzaam maar zeker worden alle Dijkerhoekse verenigingen, en daarmee de gehele be-volking, bij het feest betrokken.

Op de zaterdagavond zal een échte boerenbruiloft plaatsvinden! Deze heugelijke gebeurte-nis zal groots gevierd moeten worden, maar uiteraard pas ná de “officiële” huwelijksvol-trekking. Aan het begin van de avond zullen Gerrit Jan Klein Baltink en Fenneken Hege-man op ouderwetse wijze ”in den echt worden verenigd”.“Bruulft’nneudigers” worden er op uit gestuurd om de gasten voor de bruiloft uit te nodigen. Begin mei 1990 gaan 28 mannen, twee aan twee, op pad om de Dijkerhoekse bevolking op de hoogte te stellen en uit te nodigen. De oudere heren in dit gezelschap van “Bruulft’nneudigers” weten nog hoe dit vroeger in z’n werk ging en proberen ervoor te zorgen dat ook de laatst bezochte gasten nog een duidelijke uitnodiging krijgen. De jon-geren onder hen wordt duidelijk gemaakt wat de gebruiken zijn. Ondanks de wijze lessen heeft zowel jong als oud een aantal zware dagen…Als de 12de mei aanbreekt, blijken de weergoden Dijkerhoek niet goedgezind. Een regen-achtige dag staat op het programma. Ondanks dat is het hele buurtschap uitgelopen, gehuld in gepaste kledij. Veel mannen hebben de klepbroek opgezocht en vrouwen dragen weer een knipmuts. Rond half elf opent burgemeester Van Rappard het molenfeest en kan er na de lange voorbereiding eindelijk genoten worden van de georganiseerde activiteiten. Zaterdag, in de loop van de middag, wordt het zelf verbouwde graan gedorst en ’s avond, in de tent, is er het bruiloftsfeest...

Voor de zondag staat hèt grote evenement op het programma: het bakken van een pan-nenkoek met een doorsnee van 10 meter.

Een aantal Dijkerhoekers is maandenlang bezig geweest met het maken van een pan waarin een dergelijke pannenkoek gebakken kan worden. De pan, met een oppervlak van bijna 79 m2, heeft een gewicht van 3.200 kg en er zijn 16 gasbranders nodig om hem te verwarmen. Als de pan warm is, gaat het beslag voor de pan-nenkoek er in. Om dit beslag te kunnen maken zijn 300 kg meel, 1.500 eieren, 80 kg boter en 250 liter melk nodig. Het beslag wordt met een trech-ter, waarmee normaal gesproken beton wordt gestort, in de pan gegoten.

Bruulft’nneudigers Jan Rensen en Gerrit Jan Klaasses op

weg om Dijkerhoekers uit te nodigen voor het nagespeelde

huwelijk van Gerrit Jan Klein Baltink en Fenneken Hegeman.

Page 49: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

Toos en Ab Meijerman-Marsman

De families Marsman en Meijerman waren vroeger “bi-j Dikkers”. Dus ze hebben niet zo veel herinneringen aan de molen en de winkel. Alleen de geproduceerde eieren werden via de winkel van de Coöperatie verkocht.

Schut’n Beernd kwam ook een keer met eieren. Maar deze waren niet al te schoon. De inspecteur, die op dat moment in de winkel was, maakte er een opmerking over tegen Beernd. Deze bekeek de inspecteur van boven naar beneden en antwoordde: “Ie bint zelf neet schoone!”De familie Kamphuis stond als “neet bange” bekend.Tijdens de oorlog is op een mooie avond de landwacht op zoek naar een onderduiker bij timmerman Koopman. Deze wordt niet gevonden. Maar verder gezocht komen ze bij de familie Marsman aan (wat nu heet) de Maatmansweg waar een huwelijksfeestje plaats-vindt. Geen van de feestgangers, familie en buren, waaronder de vader van Toos, heeft een “Ausweis” op zak. De mannen wordt gesommeerd de handen in de lucht te doen en ze worden tegen de muur opgesteld. Dan neemt Kamphuis het woord en vraagt of dit nu nodig is. Hij zal zich de volgende morgen melden met alle papieren bij zich. Dan moet het volgens hem toch goed zijn. Na enig overleg nemen de Duitsers hier genoegen mee en vertrekken. Toos: “Mie va knep um wal en was bli-j det Kamphuus ut vuurtouw nöm.”Van de familie Klein Baltink weet Toos nog te vertellen dat de ouders erg beschermend waren ten aanzien van hun dochter. “Als ze ergens naar toe wandelden, hadden ze dochter Mina stevig tussen zich in. Ver van de jongens.”Toos en Ab weten nog héél veel te vertellen, en doen dat ook. Alleen niet over de molen...

45

Page 50: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e46

Als om half drie zondagmiddag de branders worden aangestoken, wordt ook het mecha-nisme in gang gezet om de pan te laten draaien, zodat hij gelijkmatig opgewarmd wordt. Na korte tijd slaat het noodlot toe: de pan stopt met draaien. Het blijkt dat de aandrijfas gebroken is. Improvisatie is geboden en er wordt snel bij de smid een aantal beugels ge-maakt. Onder toeziend oog van enkele duizenden toeschouwers, wordt de pan met deze beugels op handkracht gedraaid. Uiteindelijk lukt het om de pannenkoek gaar te krijgen. Na meting blijkt de pannenkoek iets meer dan 10 meter in doorsnee te zijn en is de re-cordpoging geslaagd.’s Avonds wordt het behaalde resultaat met een optreden van de Havenzangers gevierd.

Stichting Korenmolen De Hegeman en de tweede restauratie

Bij het samengaan van de gemeenten Holten en Rijssen in 2001, gaat de eigendom van de molen over naar de nieuwgevormde gemeente. Door de fusie is De Hegeman niet meer de énige molen in de gemeente. In de oude gemeente Rijssen bevindt zich immers ook nog de Pelmolen.In het voorjaar van 2002 worden de Dijkerhoekse buurtvereniging en de GLTO (Geweste-lijke Land- en Tuinbouw Organisatie) namens de gemeente benaderd door wethouder Ter Schure, om te praten over de toekomst van de molen. Het blijkt dat de gemeente van oor-deel is dat het in stand houden en beheren van een molen geen gemeentelijke taak (meer) is. De gemeente wil dan ook graag van de eigendom van de molen af.

Een pannenkoek met een diameter van iets meer dan 10 meter was voldoende om opgenomen te worden in het

Guinness Book of Records. Het door Bakker Nijkamp aangemaakte beslag werd gestort uit een betontrechter.

Page 51: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

47

Door het benaderen van de buurtvereniging in Dijkerhoek, de vertegenwoordiger van de Dijkerhoekse gemeenschap, en de GLTO, de vertegenwoordiger van de landbouwgemeen-schap, hoopt de gemeente op een zo groot mogelijk draagvlak onder de bevolking. Na het eerste gesprek haakt de GLTO echter af. De organisatie ziet het beheer van een molen niet als haar taak. Het is meer iets voor de buurtvereniging. Binnen de buurtvereniging is er een “voorzichtig enthousiasme”. Het is een uitdaging die men wel aan zou willen gaan. Maar eigenlijk is er geen idee over wat het precies inhoudt en uit de discussies binnen de buurtvereniging komt dan ook naar voren dat het zèlf in eigendom hebben van de molen niet geambieerd wordt. Er zitten te veel haken en ogen aan. Financieel gezien lijkt het een nogal onzeker avontuur. Als eigenaar van een rijksmo-nument ben je er immers verantwoordelijk voor dat het monument in goede staat van onderhoud gehouden wordt. En wat kost dat wel niet?Om als buurtschap toch bij de molen betrokken te blijven, wordt gezocht naar andere mogelijkheden. De buurtvereniging neemt contact op met de SOM (Stichting Overijs-selse Molen). De SOM heeft als behartiger van de Overijsselse Molen meermaals met een dergelijk bijltje gehakt. Binnen de provincie Overijssel blijken er verschillende vormen van eigendom en beheer van molens voor te komen. Een belangrijke conclusie uit de gesprek-ken met de SOM is dat de eigendom en het beheer van een molen niet in dezelfde hand hoeven te liggen.Tijdens de gesprekken met de gemeente die in de loop van 2004 worden gevoerd, komt langzaam maar zeker een oplossing voor het probleem naar voren. Hoewel de gemeente de eigendom nog steeds graag wil overdragen, weet de buurtvereniging voldoende duidelijk

Deze koekenpan, opgesteld vóór de molen, vormt het “eeuwig” aandenken aan een geslaagde recordpoging,

die met veel inzet en geduld werd ondernomen.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 52: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e48

te maken dat voor die optie in de buurtschap geen draagvlak te vinden is.Sinds jaren is de molen in Dijkerhoek tijdens het molenseizoen vijf dagen in de week ge-opend. Al vanaf midden jaren tachtig verzorgen medewerkers van Soweco de dagelijkse werkzaamheden en het klein onderhoud. Dit wil iedereen graag voortgezet zien..Voor een vorm van beheer van de molen, zeker met de inzet van de Sowecomedewerkers, is binnen Dijkerhoek wel draagvlak te vinden. Dat blijkt als zich tijdens de verschillende ledenvergaderingen van de buurtvereniging waarop dit onderwerp ter sprake komt, spon-taan mensen aanmelden om als vrijwilliger op de molen te komen.Uiteindelijk is iedereen het er over eens dat de beste oplossing is: het oprichten van een beheerstichting. Die stichting is verantwoordelijk voor het dagelijks reilen en zeilen van de molen. Het eigendomsrecht blijft bij de gemeente en de stichting krijgt de molen in bruik-leen. In de overeenkomst tussen de gemeente en de stichting wordt een aantal voorwaarden opgenomen voor wat betreft het aantal draaiuren van de molen, het maalvaardig houden, het inhuren van een Soweco-molenaar, het verkopen van producten en het ontvangen van voorbijgangers die een kijkje in de molen willen nemen. En natuurlijk over de financiering van dit alles.Nadat besloten is om op deze manier aan de slag te gaan, kan de buurtvereniging op zoek naar bestuursleden voor de stichting. Er wordt gezocht binnen de Dijkerhoekse gemeen-schap. De potentiële bestuurders hebben ieder hun specialistische kennis of ervaring die ze inbrengen in het bestuur.Op 17 januari 2006 is het eindelijk zo ver: Stichting Korenmolen De Hegeman wordt op-gericht. Een paar dagen later draagt de gemeente het beheer over aan de nieuwe stichting. Hiermee heeft de Dijkerhoekse bevolking de zorg voor de molen in eigen hand gekregen, zonder de lasten van de eigendom.

De formele oprichting van de beheerstichting vindt plaats op 17 januari 2006, in aanwezigheid van de notaris.

V.l.n.r.: Erik Rensen, Ewoud van Arkel, Ben Hollegien, Jan Meijerman, Bertus Dekkers (namens de gemeente),

Dirk Luggenhorst, notaris Gerrit IJzerman, Herman Bosman, Jan Kleinjan, Wilco Stevens, Bert Paalman en Jan

Ulfman.

Page 53: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

49

Niet alleen de bestuursleden van de stichting zetten zich in voor de molen. Ook een groei-ende groep van uiteindelijk ruim dertig vrijwilligers is beschikbaar om de verschillende klussen en werkzaamheden rondom de molen voor haar rekening te nemen. Dit grote aantal is geen overbodige luxe. Vanwege de aangepaste ARBO-regelgeving, moeten er, als er gedraaid wordt, minimaal twee mensen op de molen aanwezig zijn. De vrijwilligers zorgen er voor dat de molenaar van dienst gedurende het molenseizoen nooit alleen is.Het beheer van de molen door de eigen gemeenschap maakt dat de molen steeds meer het middelpunt en de trots van het buurtschap wordt.In 2010 wordt de samenwerking voor het eerst op proef gesteld. De technische staat van de molen wordt tweejaarlijks door de Monumentenwacht Overijssel gecontroleerd. In het rapport van dat jaar wordt aangegeven dat er een aantal zaken spoedig gerepareerd moet worden.Daarbij gaat het voornamelijk om het zogenaamde boventafelement en om de binnen-roede. Het boventafelement is het samenstel van balken dat de acht achtkantstijlen van de molenromp aan de bovenzijde met elkaar verbindt. Over het boventafelement loopt de rollenbank, die het mogelijk maakt dat de kap met de wieken zo licht mogelijk op de wind kunnen worden gekruid (gedraaid).De vier wieken van een molen worden in feite gevormd door twee elkaar kruisende ijzeren roeden: de binnen- en de buitenroede. De roede het dichtst bij de kap is de binnenroede: een zogenaamde Pot-roede die in 1880 is geproduceerd door scheepswerf en molenroede-fabrikanten Gebr. B. Pot uit Elshout aan de Kinderdijk. Op advies (en op last) van de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed (vroeger Monumentenzorg), wordt deze in slechte

Een grote groep vrijwilligers en bestuurders trots op hun nieuwe poloshirt. Staand v.l.n.r.: Ap Wechstapel,

Ewoud van Arkel, Henk Luggenhorst, Sjoerd Veldhuis, Henk Reilink, Erik Rensen, Wim Stevens, Henk Pinkert,

Harry Sluiter, Dirk Luggenhorst, Wouter Sluiter, Jan ten Wolthuis, Henk Klaasses, Ben Hollegien, Gerrit

Markvoort, Bets Veneklaas. Zittend v.l.n.r.: Bertha Boode, Bertus Rensen en Wilco Vlogtman.

H e t v e r h a a l va n e e n m i n s t e n s 1 2 5 j a a r o u d e m o l e n

Page 54: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e50

staat verkerende roede niet vervangen door een nieuwe, maar gerestaureerd. Een ingrij-pende klus.Nadat de beheerstichting het voorbereidende werk heeft gedaan, komt het aan op de ge-meente. Omdat het gaat om “groot onderhoud” moet zij als eigenaar het leeuwendeel van de kosten, circa €100.000,-, zelf financieren. Gelukkig kent ook de gemeenteraad haar ver-antwoordelijkheid en stelt zij de financiën om de reparatie en de restauratie uit te voeren beschikbaar.Midden 2011 geven de gemeente en de beheerstichting gezamenlijk aan molenmaker Vaags uit Aalten de opdracht om het werk uit te voeren. Toezichthouder is molendeskun-

dige Gijs van Reeuwijk uit Arum. Vooral het verwijderen en het te-rugplaatsen van de binnenroede en van de molenkap zijn spectaculair om te zien. Tijdens de Nationale Molendag van 2012 wordt de molen officieel in gebruikt gesteld en kan ieder-een weer genieten van de geheel herstelde molen De Hegeman in Dijkerhoek.

De molen wordt meer en meer een sprankelend

middelpunt van allerlei feestelijkheden. Hier de

opening van het molenseizoen 2012.

Na een uitgebreide restauratie van het

boventafelement, wordt de kap op 2 mei 2012 weer

teruggeplaatst op de molenromp.

Drie tevreden molenaars: v.l.n.r.: Bert

Paalman, Jan Kleinjan en Jan Ulfman.

Page 55: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

Willem ter Schure

“Ik heb jullie opgezadeld met het beheer van de Diekerhookse Mölle de Hegeman”.Deze stelling poneert Willem ter Schure als we

met hem aan de keukentafel in gesprek raken over de overgang van het gemeentelijke beheer van de mo-len naar de stichting korenmolen de Hegeman. Het komt misschien wat negatief over, maar zo is het zeker niet bedoeld door oud-wethouder van de gemeente Rijssen-Holten. Vrijwel direct na de gemeentelijke her-indeling en de start van de nieuwe gemeente Rijssen-Holten werd binnen het college uitvoerig gediscus-sieerd over wat doen we nog wel en wat doen we niet meer als gemeente. Zo vroeg men zich af of het beheer van de molen in Dijkerhoek, zoals bij de Pelmolen in Rijssen, ondergebracht kon worden in een stichting. Daarvoor werd door de wethouder contact gezocht met de Dijkerhoekers.

Vanuit het ambtenarenapparaat probeerde men zo snel mogelijk een en ander geregeld te hebben. De wet-

houder moest flink op de rem trappen en heeft daar tot op heden geen spijt van. Over en weer moest het vertrouwen groeien om te komen tot een goed eindresultaat. Ruim drie jaar na de eerste contacten was er overeenstemming tussen de gemeente en het beoog-de stichtingsbestuur. Dit alles is vastgelegd in een beheersovereenkomst.

Tevreden kijkt Willem ter Schure terug op dit mooie proces. Elke keer weer een stapje verder en groeiend wederzijds vertrouwen en enthousiasme. Blij ook dat “het baken voor de Dijkerhoekse gemeenschap” inmiddels zoveel vrijwilligers aan zich heeft weten te ver-binden. Allemaal mensen die bijdragen aan het dagelijkse beheer van de molen. “Mooier dan het nu functioneert, had ik het mij destijds niet kunnen voorstellen.“

51

Page 56: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e52

De geschiedenis van het Dijkerhoekse landschap

II

Betsie Pinkert

Page 57: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

53D e g e s c h i e d e n i s va n h e t D i j k e r h o e k s e l a n d s c h a p

Vanuit het gletsjerdal dat we nu de IJsselvallei noemen, zijn de stuwwallen van de Veluwe en de Sallandse Heuvelrug ontstaan. De IJsselvallei was op sommige plaatsen wel meer dan honderd meter diep en is gaandeweg opgevuld met klei, keileem en zand tot het huidige maaiveld.

Toen de familie Klein Baltink 125 jaar geleden een molen in Dijkerhoek liet bouwen, zag het landschap van de buurtschap er heel anders uit dan tegenwoordig. Een vijftigtal boerderijen lag verspreid tussen de akkertjes en de weilanden. Van een echte kern was nog geen sprake. Veel percelen waren omgeven door heggen en houtwallen waardoor het landschap een besloten, kleinschalig karakter had. Na 125 jaar is de molen niet meer weg te denken uit het landschappelijke beeld van Dijkerhoek. Een inkijk in de ontstaans- en ontginningsgeschiedenis van het Dijkerhoekse landschap mag daarom niet ontbreken in dit jubileumboek.

Het ontstaan van het Sallandse dekzandlandschap

Dijkerhoek ligt in het Sallandse dekzandlandschap; een uitgestrekt, laaggelegen gebied met natte en droge zandgronden tussen het rivierenlandschap van de IJssel en het stuwwal-landschap van de Sallandse Heuvelrug met de Holterberg.Voor de ontwikkeling van het natuurlijke landschap van Dijkerhoek zijn de geologische processen in de twee laatste geologische perioden - het Pleistoceen en het Holoceen - be-palend geweest.Het Pleistoceen is het tijdvak van de ijstijden het Saalien en het Weichselien.In het Saalien, ongeveer 200.000 tot 130.000 jaar geleden, was Noord-Nederland bedekt door een pakket landijs van honderden meters dik. Aan de randen van deze ijskap gleden ijstongen of gletsjers naar het zuiden die als enorme bulldozers de ondergrond van zand en grind opstuwden tot hoge ruggen: de stuwwallen. Vanuit het gletsjerdal dat we nu de IJsselvallei noemen, zijn de stuwwallen van de Veluwe en de Sallandse Heuvelrug ontstaan.

Page 58: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e54

De IJsselvallei was op sommige plaatsen wel meer dan honderd meter diep en is gaande-weg opgevuld met klei, keileem en zand tot het huidige maaiveld.

In de laatste ijstijd, het Weichselien, 115.000 tot 10.000 jaar geleden, bereikte het Scan-dinavische landijs Nederland niet. Wel heerste hier een poolklimaat met een gemiddelde jaartemperatuur van ongeveer zes graden onder nul. De bodem was constant bevroren (permafrost) en het landschap zag eruit als een kale poolwoestijn. In wat minder koude tijden groeiden er hooguit dennen- en berkenbossen of een toendravegetatie van mossen en dwergstruiken. Poolwinden hadden vrij spel en verplaatsten enorme hoeveelheden zand. Een groot deel van Salland raakte bedekt onder een deken van matig fijn zand: het dekzand. Zo is het karakteristieke kleinschalige reliëf van dekzandruggen en -laagten gevormd.

In het Holoceen, de periode vanaf 10.000 jaar geleden tot heden, ontwikkelde het klimaat zich tot ons huidige zeeklimaat. De temperatuur steeg en het landschap raakte meer en meer begroeid. De begroeiing van de hoger gelegen, droge delen van het dekzandland-schap bestond uit bossen van berken en dennen en uiteindelijk een gevarieerd loofbos met eiken, lindes, iepen en elzen. In de lagere delen met een slechte afwatering – zoals het Hol-ter- en het Espelose Broek – bleef het moerassig en ontstonden broekbossen met veel berk.

De komst van de mens

Het gebruik van het landschap werd vóór de komst van de kunstmest en de moderne ontwatering, sterk bepaald door wat de natuur te bieden had. Waar de mens zich vestigde en welke gronden als eerste werden ontgonnen, was afhankelijk van de structuur van het natuurlijke landschap.

In het Holoceen bleef het In het Holterbroek en in het Espelose Broek moerassig en ontstonden broekbossen met veel berk. Mogelijk heeft het er zo uitgezien.

Page 59: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

55

Voor Dijkerhoek - in het Sallandse dekzandlandschap - was het kleinschalige reliëf van dekzandruggen en dekzandlaagten hierin bepalend.Circa 15.000 jaar geleden verbleven, voor zover bekend, voor het eerst mensen op Hol-tens grondgebied. Het waren rendierjagers die aan het einde van de laatste ijstijd door het toendralandschap trokken. Zij hadden geen vaste woonplaats. Bij Twenhaarsveld zijn werktuigen uit deze periode gevonden. In Dijkerhoek zijn geen sporen van hen aangetrof-fen. Vanaf 10.000 jaar geleden - het begin van het Holoceen - wordt het klimaat warmer. Het landschap raakt geleidelijk aan bebost en in de natte lage gebieden ontstaat broekbos of veen. De rijkdom aan flora en fauna groeit en de bestaansmogelijkheden voor de mens nemen toe. In de Midden Steentijd (9.000 - 5.000 voor Chr.) leefden de mensen van de jacht, de vis-vangst en het verzamelen van hazelnoten. Net als hun vroege voorouders trokken ook zij door het landschap achter hun dagelijks voedsel aan. Voor hun gereedschap, zoals klingen en pijlpunten, bewerkten zij vuursteen. Rondom Holten, vooral in de omgeving van het Vletgoor, zijn op verschillende plaatsen restjes van jachtkampen gevonden uit deze tijd.Vanaf ongeveer 6.000 jaar geleden - in de Jonge Steentijd (5.000 - 2.000 voor Chr.) - doet de landbouw geleidelijk aan zijn intrede op de Oost-Nederlandse zandgronden. De oudste sporen van deze ‘primitieve boeren’ in onze omgeving zijn van omstreeks 3.000 voor Chr. Het ging om potscherven en werktuigen van vuursteen van de zogeheten Trechterbeker-cultuur, vroeger Hunebedbouwers genoemd, die zijn gevonden bij Twenhaarsveld. Hoewel Dijkerhoek in de prehistorie niet bewoond is geweest, zijn hier wel vondsten gedaan. De heer E. Wechstapel vond in 1937 tijdens het ploegen van een weiland vlakbij waar nu de familie Bronsvoort (Voorsboer) woont, een stenen strijdbijl van vermoedelijk ongeveer 4000 jaar oud. Het zijn de eerste boeren die het landschap meer naar hun hand zetten. Er worden ge-wassen verbouwd - vooral graan - en voor de aanleg van de akkers worden stukjes bos platgebrand. Wanneer de grond uitgeput raakte, werd de nederzetting verplaatst en legden de boeren nieuwe akkers aan. Vanaf de Late IJzertijd (250 - 12 v.Chr.) worden de boeren plaatsvaster.Vooral de hogere delen van de zandgebieden waren al vroeg bewoond. De hoge dekzand-ruggen in de omgeving van Raalte bijvoorbeeld moeten al sinds de Late Bronstijd continu bewoond zijn geweest. In Holten zijn ter hoogte van de kruising Rijssenseweg-Markelose-

In 1937 werd in Dijkerhoek door de heer E. Wechstapel een stenen strijdbijl gevonden van vermoedelijk ongeveer 4000 jaar oud.

D e g e s c h i e d e n i s va n h e t D i j k e r h o e k s e l a n d s c h a p

Page 60: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e56

weg afvalkuilen gevonden van de mensen uit de Bronstijd (2.000 - 800 voor Chr.) en IJzer-tijd (800 - 12 voor Chr.) die hier mogelijk een tijd lang hebben gewoond. Salland is genoemd naar de Saliërs, een Germaanse stam die zich hier aan het eind van de Romeinse tijd rond 400 na Chr. vestigt. Aan het eind van de achtste eeuw gaat deze Saksische stam, onder leiding van Karel de Grote, op in een Frankische. De Saliërs hebben heel waarschijnlijk ook aan de zuidkant van de Holterenk gewoond, in een relatief grote nederzetting. Vanaf de achtste, negende eeuw krijgt Holten meer het karakter van een vaste woonplaats, bestaande uit een groepje van drie tot zes verspreid liggende boerderijen, op de overgang van de hooggelegen akkerlanden (enken, kampen) naar de laaggelegen gras- en hooilan-den (broeken, maten). Een echt dorp werd Holten vermoedelijk pas in de veertiende eeuw.

Vroege ontginningen

Door de toenemende bevolking werd in de Middeleeuwen de behoefte aan landbouw-grond groter. Hierop begonnen de boeren op de Oost-Nederlandse zandgronden het zo-geheten potstalsysteem toe te passen. Binnen dit systeem werd gebruik gemaakt van drie soorten gronden: akkerlanden, wei- en hooilanden en heidevelden.De akkers lagen op de meest gunstige plaatsen, meestal op de hogere, drogere delen van de dekzandruggen en op de flanken van de stuwwallen. Op deze enken en de kampen werd graan verbouwd, veelal rogge. De laaggelegen, nattere dekzandvlakten en - laagten werden gebruikt als weide en hooiland: de maten en de broek- en marsgebieden. De meest

De omgeving van Dijkerhoek was eeuwenlang ongeschikt voor bewoning. Op deze kaart van rond 1650 zijn de onbewoonbare moerasgebieden nog goed te zien.

Page 61: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

57

voedselarme zandgronden veranderden in heidevelden: de zogenoemde veldgronden. De boerderijen werden gebouwd op de overgang van hoog naar laag, tussen de akkers en het grasland. De kleinere dekzandkopjes werden meestal bezet door één of twee hoeven. De namen van deze boerderijen eindigen veelal op ink.De veeteelt stond indertijd in dienst van de akkerbouw. Op de heidevelden liet men de schapen grazen en werden plaggen gestoken die met de mest in de potstal werden ver-mengd. Ook deze gronden waren noodzakelijk voor de bedrijfsvoering. In het voorjaar werd de mest op de akkers gebracht om de productie van - vooral - rogge te vergroten.Hoe de boeren het landschap inrichtten, hing sterk samen met de terreinomstandigheden, zoals de waterhuishouding en bodemvruchtbaarheid. Zo leidde het kleinschalige reliëf in Dijkerhoek tot het ontstaan van een kampenlandschap met plaatselijk kleine kampen of eenmansessen, omgeven door voormalige heidevelden op de hogere en voormalige wei- en hooilanden in de lagere terreinen.

De laaggelegen dekzandvlakten van Dijkerhoek met hier en daar een kleine dekzandrug waren eeuwenlang ongeschikt voor bewoning. Wanneer hier voor het eerst mensen kwa-men wonen is niet precies bekend. Grote ontginningen deden zich hier voor de tweede helft van de twaalfde eeuw niet voor. Volgens naamkundigen bestonden dorpen en buurt-schappen met namen die eindigen op -lo, zoals Espelo en Loo, al wel voor het jaar 1000.Vermoedelijk zijn de lagere dekzandruggen pas in de Late-Middeleeuwen (1350 - 1500) en Nieuwe Tijd (1500 - 1850) ontgonnen. Toen werd de ontwatering verbeterd door het graven van weteringen en waterleidingen en zijn geleidelijk alle “zandeilanden” in gebruik genomen. Een kenmerkende naam voor dekzandruggen en kleinere dekzandkopjes in een laaggelegen gebied is horst.In de Dijkermaten, het Holterbroek, het Espelose Broek en de Pieriksmars is het dekzand zeer vlak. Deze gebieden liggen in de laaggelegen dekzandvlakten. Door kwelwater uit de Holterberg was het hier zo nat dat deze broekgebieden pas konden worden ontgonnen toen de waterhuishouding in de negentiende eeuw drastisch was verbeterd.

De pas in de late 19de eeuw ontgonnen Dijkermaten met de Koordes Waterleiding, zoals het er nu uitziet.

D e g e s c h i e d e n i s va n h e t D i j k e r h o e k s e l a n d s c h a p

Page 62: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e58

De marke

De “woeste” heidevelden en graslanden waren gemeenschappelijk in gebruik. Het was dan ook noodzakelijk om maatregelen te nemen om ze in stand te houden. Dat gebeurde bin-nen de marke - een bepaald dorpsgebied - waarin afspraken werden gemaakt over de ge-bruiks- en eigendomsrechten, zoals het steken van heideplaggen of het aantal stuks vee dat geweid mocht worden. Aanvankelijk had iedere markegenoot een aandeel in woeste grond, ook wel waardeel of waar genoemd. Aan het hoofd van de marke stond de markerichter.De marke van Holten is waarschijnlijk in de twaalfde eeuw ontstaan. Tot de marke be-hoorden in die tijd de buurschappen Holten, Holterdijk, Neerdorp, Dijkerhoek, Beuse-berg, Helhuizen, Borkeld, Langstraat, Look en Espelo. In de marke stonden in 1429 nog maar 37 huizen of boerderijen.Als gevolg van de toenemende bevolking werd de druk op de markegronden steeds groter. Veel rechten en plichten van de gebruikers werden nu schriftelijk vastgelegd in zogeheten markeboeken. De eerste “marckedule” van de Hoolter marke dateert uit 1474.Na verloop van tijd werd de invloed van de gewaarde boeren kleiner en ging de ontgin-

De dekzandwelving waarop Dijkerhoek is ontstaan, loopt grofweg vanuit het zuiden, ter hoogte van de Hessenweg, tot aan de Tromopsweg en de Beumersteeg in het noorden. In het oosten begint hij ongeveer op de kruising Tromopsweg-Oude Deventerweg. Ten westen van de Dijkerhoekseweg loopt de welving ter hoogte van de Boerendanssteeg en Beumersteeg. Goed is te zien hoe de boerderijen hun plaats hebben gevonden aan de uiterste randen van de dekzandruggen.

Page 63: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

59

ning vanwege de bevolkingsgroei almaar verder. Zo kwamen er steeds meer kleine boerde-rijen van keuters - katersteden - zonder aandeel in de marke. Zij waren voor hun bedrijfs-voering afhankelijk van de “tolerantie” van de aandeelhouders in de marke.Ontginningen aan de rand van de marke door individuele boeren, worden kampontgin-ningen genoemd. Deze nederzettingen, die veelal in een hoek van de marke ver van andere dorpen lagen, kregen vaak een naam die eindigde op -hoek. Dit kan voor een deel de naam van de buurtschap Dijkerhoek verklaren. De Dijkerhoekse kampontginningen komen vooral voor op de lage dekzandruggen op de zogeheten dekzandwelvingen. Tegenwoordig nog goed herkenbaar ten oosten van de Dij-kerhoekse weg. Daar waar “Zwart’nkamp” de boerderij heeft. Ook de oudste wegen volgen het patroon van de dekzandwelvingen, zoals de Oude Deventerweg, Hessenweg, Tromops-weg, Boerendanssteeg en Beumersteeg.De dekzandwelving waarop Dijkerhoek is ontstaan, loopt ‘grofweg’ vanuit het zuiden ter hoogte van de Hessenweg door tot de Tromopsweg en de Beumersteeg in het noorden. In het oosten begint hij ongeveer top de kruising Tromopsweg-Oude Deventerweg. Ten wes-ten van de Dijkerhoekseweg loopt de welving ter hoogte van de Boerendanssteeg en Beu-mersteeg. Aan de Beumersteeg lag ook de versterkte plaats Weggestapel met bijbehorende boerenerven.Enkele voorbeelden van boerderijen en huizen die nu nog op hogere ruggen en welvingen liggen zijn die van de families Stegeman en Heetkamp aan de Tromopsweg, het huis “De Rinkelaar” aan de Deventerweg, het huis “De Pinkert” van de familie Bosma op de hoek Beumersteeg-Stevenssteeg, Reijlink en Blumink aan de Beumersteeg en op de grens van Holten en Bathmen de boerderijen van de families Hulsman, Van Rijn en Smale.

Sallandse Weteringen

In Salland waren geen beken, maar zocht het water via de natuurlijke laagtes van het zand-landschap zijn weg naar de IJssel. In die laagtes lagen veelal uitgestrekte moerassen met natte broekbossen en open moerasvegetaties.Als vanaf 1308 de dijken ten oosten van de IJssel worden aangelegd, verslechtert de afwa-tering van de laaggelegen delen van Salland. Ook de overgang van bebost natuurlandschap in de Vroege Middeleeuwen naar open cultuurlandschap in de Late Middeleeuwen, had belangrijke gevolgen voor de waterhuishouding: door het verdwijnen van de bossen die grote hoeveelheden water verbruikten, nam de hoeveelheid grondwater toe. Als vanaf de veertiende eeuw de natuurlijke laagtes in het landschap door de mens met elkaar verbonden worden, ontstaat er in Salland een systeem van lange, rechte weteringen, die globaal vanuit Zuid-Salland naar Zwolle lopen. De vier belangrijkste zijn de Zandwe-tering, de Soestwetering, de Oude Wetering en de Nieuwe Wetering. Vlak onder Zwolle komen de weteringen samen en wateren uiteindelijk af op het Zwarte Water.Van de Zandwetering wordt verondersteld dat hij in de tweede helft van de dertiende eeuw is aangelegd. De Soestwetering dateert van omstreeks 1400. Bij aanleg kon een aantal ki-lometer onder Zwolle gebruik worden gemaakt van delen van een al bestaande waterloop, de Soes, waaraan deze wetering zijn naam dankt. De Nieuwe Wetering is al vóór 1300 ge-graven.In de omgeving van Dijkerhoek zijn vooral de Soestwetering, de Koeweide- en Koordes-waterleiding van belang. Door de aanleg ervan werden de gronden in onder andere het

D e g e s c h i e d e n i s va n h e t D i j k e r h o e k s e l a n d s c h a p

Page 64: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e60

Fragment van de Hottingerkaart uit eind 18de eeuw. In deze periode werd Dijkerhoek ook wel Holterdijk genoemd.

Holterbroek en de Dijkermaten voor een langere periode per jaar geschikt voor beweiding.Na de Tweede Wereldoorlog zijn veel weteringen cultuurtechnisch aangepast voor een nog betere waterafvoer.

De Holterdijk

Vanuit Deventer liep de eeuwenoude handelsroute over Holten richting Duitsland. Vóór Holten passeerde deze weg een groot moerasachtig gebied, het Holterbroek. Daar maakte de weg een ruime bocht naar het noorden om deze laagte via de minst natte route te kun-nen passeren: de Holterdijk. In Oost-Nederland betekent het woord dijk vaak weg, maar de 4,6 kilometer lange Holterdijk was ook voor de waterkering van belang. De kruin van de dijk lag op sommige plaatsen iets meer dan een meter boven het maaiveld. Het water dat door de dijk gekeerd moest worden, kwam van de Berkel om vervolgens via de Schip-beek de dalvormige laagtes in het Holterbroek Salland binnen te stromen. Het toezicht op de dijk lag bij de stad Deventer en de drost van Salland. De Holterdijk was verhoefslaagd over de erven van nagenoeg alle gewaarde erven in de marken Raalte, Heeten, Boetele, Olst en Heino. Verhoefslaging duidt op een in de veer-tiende eeuw ontstaan begrip. Het betekende voor deze gewaarde Sallanders dat zij onder-houdsplichtig waren voor de dijk. Van hen komt ook de naam Holterdijk - “die dijk in de marke Holten’”- en niet van de Holtenaren. De huidige namen zijn Hessenweg en Oude Deventerweg, ook wel Oal’n diek genoemd. Op Bathmens grondgebied wordt de naam Oude Holterdijk nog wel gebruikt.

Page 65: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

61

De oudste berichten over de Holterdijk stammen uit 1446 en 1447; uit maandrekenin-gen van Zwolle die gaan over reizen naar de Holterdijk. Markerichters, gedeputeerden en gezworenen (gewaarden) gingen namelijk geregeld op inspectie door de marken. Bij een bezoek aan de Holterdijk werd meestal gepleisterd bij de herberg van Henrick Peters, aan de tegenwoordige Hessenweg waar nu de familie Aaftink woont. Voor onderweg ging dan “het noodige” mee in de koets. Zo werd in 1642 - na afloop van het ontbijt bij Peters - “4 kannen wijn van sijn huys mede nae Holten genomen”.Vermoedelijk dankt Dijkerhoek zijn naam aan de ligging in de buurt van de Holterdijk. Dijkerhoek werd in de periode 1705-1750 zelfs ook wel Holterdijk genoemd.

De markeverdelingen

Om de ontginningen van de woeste gronden te bevorderen werd rond 1800 de opheffing van de marken en verdeling van de markegronden sterk gestimuleerd. In 1810 kwam er een wet die de markeverdelingen moest regelen. Maar weinig marken gaven hieraan ge-hoor. De belangrijkste reden voor instandhouding van de marken was het feit dat de boe-ren de heidegronden nog dringend nodig hadden binnen het toenmalige potstalsysteem. Het besluit tot opheffing van de marke Holten en verdeling van de markegronden viel op 19 juni 1843. In deze periode werden veel gronden en eigendommen verkocht. De toekomstige molenaarsfamilie Klein Baltink is dan al in het bezit van het gewaarde erf Hegeman. Hendrik Jan Klein Baltink kocht het in 1838 van Hendrik Rudolph Willem baron van Goltstein van Oud Vanenburg, een nazaat van de heer van Schoonheten, baron Rudoph Floris Karel Bentinck. In 1865 werd de marke Holten officieel opgeheven. De gemeente nam in 1883 de onver-deelde eigendommen van de marke over. De grenzen van de voormalige gemeente Holten waren ongeveer gelijk met de buitengrenzen van de marke Holten.In 1868 waren alle gemeenschappelijke gronden in Salland onder de rechthebbenden ver-deeld.Pas toen het gebruik van kunstmest in zwang kwam - aan het eind van de negentiende eeuw - zijn veel heidevelden omgezet in bouwland, grasland of bos. De heide verloor haar

D e g e s c h i e d e n i s va n h e t D i j k e r h o e k s e l a n d s c h a p

Baron Rudolph Floris Karel Bentinck, heer van Schoonheten stond in het Kadaster van 1832 vermeld als eigenaar van de boerderij de Hegeman met bijbehorende gronden. Het gaat om de geelgekleurde kavels.

Page 66: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e62

functie als weidegebied voor schapen en leverancier van plaggen; door de kunstmest was het boerenbedrijf drastisch van karakter veranderd en werd het mogelijk de heidevelden in bijvoorbeeld het Holterbroek en de Pieriksmars op grote schaal te ontginnen. In die tijd besloten de Klein Baltinks een molen op te richten op een stuk land dat zij de Nieuwenkamp noemden - grofweg het gebied tussen de huidige Maatmansweg, Boeren-danssteeg en de Dijkerhoekseweg. Ook dit perceel stond in 1832 op naam van baron Ben-tinck.

Ontsluiting van het platteland

De overheid had zich naast het op gang brengen van de ontginning van de woeste gron-den, ook ten doel gesteld het Nederlandse platteland - Oost-Nederland - te verbinden met het westen van het land. Zo werd in 1823 de weg Amsterdam-Berlijn als eerste Rijksweg in Nederland – de “oude E8” ofwel de Deventerweg – aangelegd. De weg werd verhard met klinkers, een bijzonder iets in die tijd.Daarnaast kwamen in de tweede helft van de negentiende eeuw de spoorverbindingen in het oosten van het land tot stand. In 1885 begon de Koninklijke Nederlandse Lokaal Spoorwegmaatschappij Koning Willem III (KNLS) met de aanleg van de lokaalspoorlijn Apeldoorn-Almelo. Op 1 september 1888 werd de spoorlijn Deventer-Almelo geopend. Hiermee was ook Twente op het landelijke spoornet aan gesloten. De lijn werd geëxploi-teerd door de Hollandse Spoorwegmaatschappij (HSM). Dijkerhoek was één van de tus-senstations. De halte kreeg een stationsgebouw dat volgens één van de verschillende stan-daardtypes van de KNLS werd gebouwd. Er ging een wereld open voor de Dijkerhoekers. Kilometers lange wandelingen naar bij-voorbeeld Deventer begonnen tot het verleden te behoren. Door de opkomst van het bus-vervoer kwam het passagiersvervoer echter onder druk te staan en vanaf 1933 stopten er geen treinen meer in Dijkerhoek

Op 1 september 1888 werd de spoorlijn Deventer-Almelo geopend. Dijkerhoek was één van de tussenstations tot 1933.

Page 67: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

63

Overstromingen Schipbeek

De boeren in de laaggelegen broeklanden ten zuiden van Dijkerhoek, kampten tot het einde van de negentiende eeuw herhaaldelijk met wateroverlast van de Schipbeek. De lan-derijen liepen ’s winters vaak onder en stonden tot diep in het voorjaar blank.In 1897 werd de Schipbeek gekanaliseerd en gedeeltelijk verlegd. Ondanks die ingrepen stroomde de Schipbeek in januari 1926 toch over en moest de Holterdijk als vanouds het water keren. Volgens ooggetuigen liep de Holterdijk op het laagste punt over, ongeveer 250 meter ten noordoosten van De Rinkelaar.In het najaar van 1932 stond het water opnieuw tot aan de kruin van de Holterdijk. Dit gebeurde tijdens de bouw van de Wippertstuw. Een tijdelijke dam sloot de Schipbeek af en het water werd omgeleid via de Oude Schipbeek. De werkzaamheden liepen echter uit en de herfstregens waren vroeg en hevig dat jaar. Hierdoor raakte het systeem overbelast en trad de Schipbeek tussen Laren en Holten buiten haar oevers. Onder de getroffen boeren waren onder andere Baltes, Arfman, Brinks, Dijkerman en Leemkuil.Al snel bereikte het water de Dorperdijk en een paar dagen later vloeide het water er al over. Het Holterbroek stond nu tot aan de spoordijk onder water. De familie Ebrecht ver-laat dan de boerderij en trekt in bij de familie Podt in de Waterhoek. De boerderijen waren alleen nog met roeibootjes te bereiken. Met het water tot aan de spoordijk, dreigde er ook overstromingsgevaar voor Dijkerhoek. De verzoeken van een aantal Dijkerhoekse boeren aan burgemeester Van de Borch voor de aanleg van een dam langs de Oude Deventerweg en het doorsteken van de Zegendijk, wer-den afgewezen. Hierdoor zouden de boeren in het broek juist meer last krijgen. Wel werd de doorstroming in de Oude Schipbeek verbeterd en werd in drie ploegen dag en nacht gewerkt om de Wippertstuw klaar te krijgen.Na bijna twee weken was de stuw klaar. De tijdelijke dam werd geopend, de nieuwe stuw hield stand en het waterpeil zakte. Wegen en weiden kwamen langzaam tevoorschijn en het herstellen van de schade kon beginnen. Sindsdien wordt het water op een gewenst peil gehouden en is het lage broekland met dijken beschermd tegen wateroverlast.

De aanleg van de Wippertsstuw in de Schipbeek. De foto is gemaakt in 1932.

Page 68: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

64

Ruilverkaveling

Na de Tweede Wereldoorlog was het overheidsbeleid erop gericht de productieomstan-digheden voor de landbouw te verbeteren. De boeren moesten veel en goedkoop voed-sel kunnen produceren en er zelf ook een goede boterham aan overhouden. Die wensen gingen gepaard met grootschalige zogenaamde structuurverbeteringen van de landbouw, die ook mechanisatie mogelijk maakten. Dit gebeurde via ruilverkavelingen, zoals de Ruil-verkaveling Markelo-Holten waarvan de eerste voorbereiding plaatsvond in 1956. Binnen deze ruilverkaveling werden gronden geëgaliseerd en versnipperde percelen gegroepeerd in grote aaneengesloten blokken. Alle kavels werden zo gevormd dat ze een uitweg kregen op een openbare land- of waterweg, belangrijk voor de aan- en afvoer van onder meer mest, oogst en vee. Ook de ontsluiting van agrarische bedrijven door middel van verharde wegen speelde een belangrijke rol, voor de melkwagen bijvoorbeeld. Veel zandwegen wer-den verhard en de al verharde wegen werden versterkt en verbreed. In sommige gevallen werden boerderijen op vrijwillige basis verplaatst. De waterbeheersing verbeterde en veel landschapselementen als houtwallen en -singels verdwenen.Na jaren van voorbereiding kwam de Ruilverkaveling Markelo-Holten van 1981 tot 1984 tot uitvoering en ging ook Dijkerhoek op de schop. Vooral in de Dijkermaten is ten be-hoeve van de landbouw een veel rationeler landschap ontstaan. Het streven naar productieverhoging leidde ook tot intensivering en specialisatie, waar-door het gemengde boerenbedrijf langzamerhand verdween. De Dijkerhoekse boeren hadden zich in de loop van de tijd vooral gespecialiseerd in de melkveehouderij.Een nadeel van de ruilverkaveling voor het landschap is dat de landschappelijke verschil-len minder zichtbaar zijn geworden: veel cultuurhistorisch waardevolle landschapsele-menten, zoals houtwallen, heggen en zandwegen zijn verdwenen en gebieden steeds meer op elkaar zijn gaan lijken.Ondanks dat er veel veranderd en verdwenen is, zit het Dijkerhoekse landschap vol ver-halen die hier en daar nog steeds “te lezen” zijn. Het gebied heeft zich sinds 200.000 jaar geleden ontwikkeld van een kale poolwoestijn tot het hedendaagse cultuurlandschap, waar gewassen verbouwd kunnen worden op de vroeger zo onrendabele gronden. Tegenwoor-dig zijn dit zelfs de meest aangewezen gebieden voor landbouwontwikkeling. Dat was 125 jaar geleden nog ondenkbaar.

Dijkerhoek in 2013 vanuit de lucht. De hier goed zichtbare indeling in kavels is grotendeels het resultaat van de ruilverkaveling uit de jaren 70 en ’80. Sommige oude boomwallen zijn gespaard.

Page 69: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

Gerrit Markvoort

“Nit zeur’n, in één keer der in”. Dit waren de woorden die voorzitter Gerrit Markvoort tegen burgemeester Van Rappard sprak

toen die aangaf dat een borrel toch niet zijn favoriete drank was. Gelukkig wist de burgervader de openings-borrel zonder problemen weg te krijgen.

Als voorzitter van de buurtvereniging is Gerrit Mark-voort één van de aanjagers geweest voor het molen-feest ter ere van het 100-jarig bestaan van de molen in Dijkerhoek. Hij herinnert zich de 12de mei nog goed. “Een dag met alderbastens slecht weer. Alles wat we voor de molen wilden werd in de tent gedaan. Behalve het met de stok dorsen van de rogge”.

De rogge lag al voor de molen en kon niet meer ver-plaatst worden. ’s Morgens was er eerst op een zeil een zak rogge uitgestrooid, de rogge er bovenop en vervol-gens dorsen met een stok. “Oh wat kwam d’r ne hoop zoad van die rogge”.

Van de zondag van het molenfeest weet Markvoort zich vooral te herinneren dat hij ’s middags voor de molen stond en de Dijkerhoekseweg afkeek. Het zag er zwart van de mensen. “Ie konn’n oaver de köppe lop’n.” Toen tijdens de recordpoging (het bakken van de grootste pannenkoek van Nederland) de pech toesloeg, was hij dan ook van me-ning dat er niet opgegeven of uitgesteld mocht worden. Alle mensen hadden fl. 5,- entree betaald en dan moet je natuurlijk wel wat laten zien!

65

Page 70: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e66

Molens als economische motor van Salland

III

Peter van der Molen

Page 71: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

67M o l e n s a l s e c o n o m i s c h e m o t o r va n S a l l a n d 67

< Een replica van een oude handmolen. De ligger met daarin de loper met handvat.

De oprichting van de korenmolen in Dijkerhoek staat niet op zichzelf. Molens hebben in Nederland altijd al een belangrijke economische rol gespeeld, zo ook in Salland.Dit hoofdstuk gaat over de verschillende functies die molens hadden en over hoe die molens zich ontwikkelden. Van het oorspronkelijk grote aantal molens zijn er niet zo heel veel meer over, maar gelukkig beschikt Salland nog over voldoende in het oog springende, werkende voorbeelden. De Hegeman is daar één van.

De eerste molens

De oudste tekenen van menselijke bewoning van de streek die tegenwoordig Salland wordt genoemd gaan terug tot het stenen tijdperk dat ongeveer 10 000 jaar geleden eindigde. Vondsten die onder meer bij Luttenberg en Mariënberg werden gedaan laten zien dat dit gebied aantrekkelijk was voor volken die van de jacht op beren, wolven, wilde paarden en rendieren leefden. Die rondtrekkende jagers maakten zo’n 5000 jaar geleden plaats voor landbouwers en veehoeders. De landbouwers kapten stukken oerbos weg en zaaiden op de vrijkomende grond zaden in. Door die landbouw verbonden die bewoners zich met de grond en verschenen de eerste nederzettingen in het landschap ten Oosten van de IJssel globaal genomen tussen Zwolle in het Noorden en Deventer in het Zuiden.Talloos zijn de vondsten die op vroege agrarische activiteiten duiden zoals van kleine akkers in het Twenhaarsveld aan de oostkant van Holten nabij het bungalowpark van Landal.Rond 800 n.chr. kwam vanuit Duitsland en Rusland het eerste roggezaad naar ons land en werd het hoofdvoedsel voor onder meer de bewoners van het gebied ten oosten van de IJssel. Aanvankelijk gezaaid op kleine akkers maar daarna steeds meer landbouwgrond – de essen – in beslag nemend. In het spoor van de rogge volgden andere zaden, maar rogge bleef de belangrijkste graansoort. Hoe werd dat roggemeel verkregen? Dat werd mogelijk gemaakt doormiddel van een eeu-wenoude techniek die met name in het Midden-Oosten is ontstaan en verder ontwikkeld. Uitgaande van het scheppingsverslag komt al vroeg de handmolen in beeld als hulpmid-del bij het malen van graan. Daaraan vooraf werden graankorrels fijn gewreven voor het verkrijgen van meel waarmee broden konden worden gebakken. De oudste vondsten gaan terug naar de wrijfsteen waarbij doormiddel van het wrijven van de korrel tussen twee stenen meel werd verkregen. Dat werd beter door de ontwikkeling van de eerste handmo-len. Die bestond uit een holle schotelvormige steen, de ligger, en een wat kleinere steen, de

Page 72: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e68

loper, die daar precies in paste en die voorzien was van een soort handgreep. Tussen die stenen werd het graan gestrooid en doormiddel van het handmatig draaien van de boven-ste steen werden die korrels fijn gemalen tot meel dat via een gootje uit de ligger liep.

Er is zelfs uit die vroege geschiedenis een molenaar met naam en toenaam bekend. Een man die tegenwoordig nog wel eens wordt genoemd als krachtpakket: Samson, de man die door zijn geliefde Delilah aan zijn vijanden – de Filistijnen – werd verraden. Zij knipte tijdens zijn slaap zijn haren (waarin zijn ongewone kracht zou schuilen) af en stelde daar-mee de belagers in staat hem te overmeesteren. Het verslag hierover vermeldt: “De Filis-tijnen grepen hem, staken hem de ogen uit, voerden hem naar Gaza en boeiden hem met twee koperen ketenen. En hij moest in de gevangenis de molen draaien”.

Een geweldige sprong voorwaarts betekende de ontwikkeling van de rosmolen waarbij een paard aan een sterke boom de loper rond draaide. De paarden bleven vaak niet vanzelf rondje na rondje lopen en wilden geregeld pauzeren. Daar werd vaak bijna letterlijk een stokje voor gestoken want met de rosmolen werd een mechanisme van puntige stokken verbonden die op de rug van het paard zakten als deze stil bleef staan. Zolang het paard bleef lopen bleven die punten hoger hangen.

Nieuwe energiebronnen

Maar de ontwikkelingen stonden niet stil en het duurde niet lang eer wind en water als energiebron dienstbaar werden gemaakt aan het malen van koren. De korenmolen deed haar intrede, eerst in het Verre- en het Midden-Oosten en vervolgens in West Europa. In Nederland waren het vooral windmolens die succesvol werden ingezet, zij het in eerste instantie bij het droogmalen van polders.

Hoewel bij poldermolens de gedachten in eerste instantie uitgaan naar het Westland en Friesland, waren poldermolens ook in Overijssel geen onbekende verschijning. Uitgere-kend Salland heeft daarbij een leidende rol gespeeld. De Sallanders hadden in de veer-tiende en vijftiende eeuw al meerdere veen- of broekgebieden in cultuur gebracht waar-onder ook een gebied ten Oosten van Windesheim, het Lierderbroek (ten Westen van het Molenbroek). Volgens akten van het klooster Windesheim hebben de gezamenlijke grond-eigenaren – de ingelanden – voor eigen rekening in 1456 een poldermolen laten bouwen. Vermoedelijk van het type wipmolen. In de daarop volgende eeuwen zijn met wisselend succes meerdere poldermolens ingezet voor het droogmalen van gebieden in Salland maar uiteindelijk werd in 1861 de laatste poldermolen in Salland aan de sloop prijs gegeven.

Uit de eerste technieken ontwikkelden zich verschillende molentypen met hun eigen spe-cifieke kenmerken. Er kwamen molens waarmee hout kon worden gezaagd, olie geslagen, gerst gepeld etc. etc. In de hoogtijdagen van de molen telde Nederland ruim 10. 000 mo-lens. Ook in Salland stond de tijd niet stil en waarschijnlijk stond de eerste echte molen in Deventer (1326). Uiteindelijk verrezen ruim honderd molens in deze streek. Dat grote aantal molens onderstreept het economisch belang ervan voor Salland. Een be-lang dat bijna letterlijk gevoed werd door het alsmaar groeiende aanbod van rogge dat in de zomer de essen en enken bedekte. Rogge is eeuwenlang het belangrijkste gewas op de

Page 73: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

69

Sallandse zandgronden gebleven dat mede zo goed kon gedijen door bemesting met een mengsel van heide en veemest. Voor het platteland bleef vooral grof roggebrood bovenaan de voedsellijst staan in de vorm van broden van 4 tot 12 pond.

De concentratie van grote aantallen molens in en bij steden als Deventer en Zwolle leidde weer tot andere bedrijvigheid die aan molens verbonden was. Beide steden lagen gunstig langs de IJssel want die rivier kon al vroeg als transportroute worden gebruikt. Waar veel molens zijn, daar zijn ook veel molenstenen nodig. Die stenen werden in de Eifel gewon-nen en vandaar naar Andernach aan de Rijn getransporteerd. Daar werden ze in schepen geladen die de Rijn afzakten en eenmaal in Nederland onder meer de IJssel opvoeren. De-venter werd een belangrijke overslagplaats voor die molenstenen. Een deel daarvan werd hier gelost en vervolgens per platte paardenkar of platbodemschuit naar molens in het achterland gebracht. Een ander deel werd verderop in Zwolle en Kampen gelost. Opslag en transport zorgde voor extra werkgelegenheid.

Een voorbeeld van een rosmolen. Deze staat in Bourtange.

M o l e n s a l s e c o n o m i s c h e m o t o r va n S a l l a n d

Page 74: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e70

Wind- en waterrecht

Toen bleek dat met het malen van graan tot meel een aardige boterham te verdienen viel, kwamen er al snel meer aanvragen binnen om een molen te mogen bouwen. Zo’n vergun-ning werd nog niet zo makkelijk verstrekt, want het feodale bestel dat tot begin 19de eeuw nog sterk aanwezig was, belette dat vaak. Onder dat bestel had de adel het voor het zeggen en die claimde het zogenaamde “wind- en waterrecht”. Dat kon zó ver gaan dat wanneer een particulier een molen wilde bouwen die voor de energie afhankelijk was van de wind die over adellijke grond aan kwam waaien of van water dat langs gronden moest stromen die aan een edelman toebehoorden, dit reden kon zijn om een bouwvergunning te weige-ren of de molenaar te dwingen een bepaalde belasting te betalen. Anderzijds lieten edelen vaak in hun opdracht molens bouwen en verpachtten ze deze vervolgens aan molenaars. Daaraan werd dikwijls het systeem van “dwangmolen” gekoppeld. Dat hield in dat boeren uit de omgeving van zo’n adellijke molen verplicht werden hun graan op zijn molen te laten malen.

Voor het malen van graan werd een bijzondere regeling gebruikt. De molenaar werd in natura betaald, dat wil zeggen dat hij een vast deel van het te malen graan voor zichzelf mocht houden, het zogenaamde “scheploon”. Met enige regelmaat ontstonden er wrijvin-gen tussen boeren en mulders omdat de mulders ervan verdacht werden soms wat ruim bemeten te werk te gaan. Normaal gesproken maakten mulders of molenaars gebruik van een speciale maatschep en de maat daarvan kon per regio verschillen en variëren van 1/16de tot 1/24ste deel van het aangeboden graan. Aan het machtsmisbruik van de edelen kwam rond 1800 door toedoen van Napoleon Bo-naparte een einde, maar dat leidde niet meer tot een soort “molenhype”. Die lag al enkele eeuwen eerder want met name in de 16de en 17de eeuw kwam het molenbestand tot grote

Een vroege poldermolen van het type wipmolen. De

afgebeelde molen staat in Noordeloos, Zuid-Holland, maar

zo kwamen ze ook voor in de natte delen van Salland.

Page 75: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

71M o l e n s a l s e c o n o m i s c h e m o t o r va n S a l l a n d

bloei. Van de molens die in de 16de eeuw werden gebouwd sneuvelden er vele gedurende de 80-jarige oorlog (1568 – 1648). Vooral bij belegering van steden was dat het geval. Molens stonden vaak op de stadswallen, zodat zij door de hogere ligging verzekerd waren van een goede windvang. Bij een belegering stonden zij echter midden in de vuurlinie. Heel wat molens, die ook wel als uitkijkpost benut werden, zijn in die woelige oorlogsjaren in brand geschoten. Dat had tweeledig effect: de molen kon niet meer als uitkijkpost benut worden en de voedselvoorziening van de belegerden kwam in de problemen, ook als een molen tijdens een belegering niet in brand werd geschoten. Door de belegering konden de boe-ren hun graan ook niet meer bij de molens afleveren.

Toch kregen molenbouwers na Napoleons ingrijpen wel weer extra aanvragen voor de bouw van molens en dat is terug te zien in de ontstaansgeschiedenis van veel molens in Salland die terugvoert tot die 19de eeuw. De Bolwerksmolen in Deventer dateert bijvoor-beeld van 1863, De Leeuw in Bathmen van 1856 en De Bökkers Mölle in Olst van 1866. De Dijkerhoekse molen is wat jonger en kwam in 1890.

Deze plattelandsmolens konden aan de vraag uit de directe omgeving voldoen maar had-den te weinig capaciteit om de hongerige monden van de stedelijke bevolking te voeden. Zowel in Zwolle als in Deventer verrezen dan ook de nodige stadsmolen die in de toene-mende behoefte voorzagen. Die groei in aanbod had een aanzuigende werking op bakkers, want nu door de inzet van molens de beschikbaarheid van voldoende meel gegarandeerd

Drie stadsmolens op de wallen van Deventer omstreeks 1879. Het gaat om de molens van Schutte, van

Hagenbeek en van Van Neck, alle drie op de NoorderbergwaL

Page 76: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e72

kon worden kon het bakkersambacht zich ook gaan ontwikkelen, het bakken voor derden. Bakkerijtjes schoten als paddenstoelen uit de grond en de vraag in steden nam zodanige vormen aan dat de bakkers bijna dag en nacht moesten werken. Een oud kinderliedje be-gint met: “De bakker op de hoek die heeft vannacht geblazen . . .”. Als er een baksel klaar was stapte de bakker naar buiten, blies op zijn hoorn en iedereen in de buurt wist dan dat er weer vers brood beschikbaar was. Door de beperkte reikwijdte van het hoornsignaal zouden verderop wonende burgers normaal gesproken buiten de boot vallen, maar dat werd opgevangen door het bouwen van steeds meer bakkerijen. Molenaars volgden de ontwikkeling met instemming want hoe meer bakkerijen meer brood gingen bakken zo-veel meer meel moest gemalen worden.

Sneeuwbaleffect

Hoewel de meeste molens onder de verzamelnaam “korenmolen” zijn samen te brengen waren er in de uitvoeringen toch wel verschillen. Dat heeft alles te maken met de “leefom-geving” van de molen, de zogenaamde biotoop. Op een ruim en vlak terrein kon een zoge-naamde grondzeiler uitstekend functioneren omdat de wind niet door bebossing of opstal-len wordt gehinderd. Zijn die hindernissen wel aanwezig dan biedt een beltmolen of nog vaker een stellingmolen, uitkomst. Een minder voorkomend type is de standaardmolen,

Het fabrieksterrein van de molenbouwer F. Ten Zijthoff & Zn. aan de oude haven van Deventer, met uitzicht op

de Bokkingshang en de Bergkerk. Eind 19de eeuw.

Page 77: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

73

vermoedelijk de oervorm van de windmolen. Naast de verscheidenheid aan types bestond een nog grotere diversiteit in gebruikstoepassingen. Er werd niet alleen koren mee gema-len maar bijvoorbeeld ook gerst mee gepeld, papier gemaakt, olie geslagen, hout gezaagd of zij werd als smederij ingezet naast de inzetbaarheid als poldermolen. Het meeste voorkomende molentype is de stellingmolen. Daarbij is de molen als het ware op een opslagruimte gebouwd. Rond de eerste verdieping is bij dit type molen een stel-ling gebouwd die al naar gelang de overlast van de obstakels in de omgeving in hoogte kan variëren. Dit type molen werd het meest in Salland opgetrokken. Ook de Dijkerhoekse molen is van dit type.

De sterke vraag naar korenmeel zorgde voor een sneeuwbaleffect want het vormde de motor achter een aantal andere economische ontwikkelingen. Allereerst moesten om aan de vraag te kunnen voldoen molens gebouwd worden. Timmer- en bouwbedrijven ken-den gouden tijden en zo kon bijvoorbeeld de firma F. ten Zijthoff & Zn. uit Deventer zich ontwikkelen tot de belangrijkste molenbouwer in Salland. Dat bedrijf moest op haar beurt voor de levering van materialen weer een beroep doen op toeleveringsbedrijven. De hout-handel en de smederij voeren er wel bij, maar het betekende ook werk voor de touwslager en de zeilenmaker, de fabrikant van jutezakken en de timmerman. De molen werd met name in de 19de eeuw een economische factor van betekenis voor Salland. Maar helaas zou dit van korte duur blijken te zijn, want in de tweede helft zette de teruggang al in. De uitvinding van de stoommachine zorgde op tal van terreinen voor grote veranderingen en luidde het begin in van de industrialisatie. Daar ontkwam ook de ambachtelijke molenwereld niet aan. Wind en water waren niet altijd een betrouwbare energiebron en de stoommachine bood wat dat betreft meer zekerheid.

De ontwikkeling van de stoommachine luidde weer een andere ontwikkeling in, name-lijk de vorming van coöperaties. Boeren sloten zich aaneen en richtten meelfabrieken op. Steeds minder vaak boden zij hun koren bij molens aan en de allengs dunner wordende spoeling zorgde er voor dat de ene molenaar na de andere zijn molen uit de wind zette. Sommige molenaars traden vervolgens bij die coöperaties in dienst. Anderen probeerden het tij nog te keren door een gasmotor of een dieselmotor in hun molen te installeren gevolgd door een elektromotor, maar het hielp niet. Uit veel landschappelijke silhouetten verdwenen de “gevluchten”, ook in Salland. Uiteindelijk resteert anno 2015 nog ongeveer 20 procent van het aantal molens dat ruim een eeuw geleden nog actief was.Ook Dijkerhoekse molen deelde in die malaise en toen de molen – waarin al een petrole-ummotor was geplaatst – en de bijbehorende woning en winkel in 1927 aan een Holtense coöperatie werden verkocht, leek ook hier het einde nabij. In 1930 werd nog een 30 pk Deutz- voor de aandrijving geïnstalleerd waardoor het einde nog even werd uitgesteld.

Monumentenwet

Met de teloorgang van de molen als cultureel erfgoed dreigde ook de specifieke ambach-telijke vakkennis verloren te gaan maar dat werd tijdig ingezien. In 1923 werd eerst de Vereniging de Hollandsche Molen (DHM) opgericht, die zich ging inzetten voor het nog resterende molenbestand en in het verlengde daarvan werden op lokaal niveau stichtingen in het leven geroepen om individuele molens voor de sloop te behoeden. Op provinciaal niveau werd in 1953 de Stichting de Overijsselse Molen (SOM) opgericht, die met kennis

M o l e n s a l s e c o n o m i s c h e m o t o r va n S a l l a n d

Page 78: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e74

en expertise initiatieven voor het molenbehoud ondersteunt en met raad en daad plaat-selijke belangenbehartigers ter zijde staat. Het ingesteld krijgen van een sloopverordening was een eerste stap in de richting van het behoud van de nog aanwezige molens. Al rond 1900 werden incidentele pogingen ondernomen om molens te redden maar die bleven in goede bedoelingen steken. In een soort wanhoopspoging om het “verschijnsel” molen niet helemaal verloren te laten gaan voor het nageslacht, werd in 1916 in het Openlucht-museum bij Arnhem de eerste molen herbouwd en al zouden er spoedig meer volgen, het bleef een druppel op een gloeiende plaat. Zelfs de oprichting van DHM – hoe succesvol aanvankelijk ook – bleek niet de gedroomde oplossing, want deze vereniging had in de beginperiode alleen oog voor nog in bedrijf zijnde molens dan wel molens die na restau-ratie weer in bedrijf genomen konden worden. Pas rond het midden van de vorige eeuw werd de blik verruimd. In de praktijk bleek namelijk dat het aantal werkende en dus com-mercieel aantrekkelijke molens steeds verder terugliep terwijl in dezelfde tijd nog in re-delijke staat verkerende maar niet werkende molens aan de slopershamer ten offer vielen. Tel daarbij op de ongeveer 200 molens die tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren waren gegaan en het mag duidelijk zijn dat historisch en cultureel belangrijk erfgoed in hoog tempo voorgoed verloren dreigde te gaan. Na de oorlog moesten allerlei lapmiddelen deze ontwikkelingen tegengaan, maar pas het aannemen in 1961 van de Monumentenwet bood werkelijk soulaas. Enkele cijfers: midden jaren ’30 telde Nederland nog 2370 molens, vijftien jaar later waren dat er nog maar 1296. Tussen 1948 en 1952 werden 104 definitieve sloopvergunningen afgegeven die er toe bijdroegen dat tien jaar later het aantal molens voor het eerst onder

De in 1930 in de Dijkerhoekse molen geplaatste en nog steeds functionerende Deutz-motor. Deze motor kwam

in de plaats van oudere petroleummotor.

Page 79: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

75

de 1000 was gedaald. De Monumentenwet remde die teloorgang wel wat af maar kon niet voorkomen dat het dieptepunt in 1977 met 944 molens werd bereikt, ondanks het feit dat in 1969 een onderhoudsregeling voor stilstaande molens was opgericht. Pas vanaf 1977 zorgden wetgeving en historisch besef op verschillende niveau’s ervoor dat de weg om-hoog kon worden ingeslagen, zodat anno 2015 weer meer dan 1000 molens werden geteld. Gelukkig waren de laatste ambachtelijke molenaars bereid hun kennis over te dragen aan vrijwilligers zodat die kennis behouden is gebleven. Dat heeft in 1969 geleid tot de oprich-ting van de Stichting Vrijwillige Molenaars. Ook in Overijssel is een afdeling actief.

Alle inspanningen ten spijt kon niet worden voorkomen dat ook in Salland de ene molen na de andere is verdwenen. Het economisch belang van molens daalde tot bijna nul en het commercieel in bedrijf houden bleek uiteindelijk niet haalbaar. Omdat de culturele waarde aanvankelijk nog niet werd ingezien, werden door de bevoegde overheden de sloopvergun-ningen zonder bezwaar afgegeven. Van de honderden molens die ooit deel uitmaakten van het Overijssels landschap resteerden er rond het midden van de vorige eeuw nog ruim 50. De staat waarin die laatste overblijfselen verkeerden was in veel gevallen zo belabberd dat sloop een kwestie van tijd was. Gelukkig kwam vanuit de samenleving verzet tegen deze kaalslag en dat leidde er uiteindelijk toe dat sloopvergunningen niet of nauwelijks meer werden verstrekt. Anno 2015 telt Nederland ruim 1000 molens waarvan een groot deel in redelijke tot goede staat verkeert. De ontwikkeling in Salland verliep hieraan analoog.

M o l e n s a l s e c o n o m i s c h e m o t o r va n S a l l a n d

De “buurmolen” De

Leeuw in Oude Molen

(Lettele), gebouwd in

1856.

Page 80: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e76

Het economisch belang en de verschillende functies

Alles overziend blijkt dat Salland met een twintigtal molens een aardige staalkaart biedt op het vlak van wat molens zoal te bieden hebben gehad. De molen met de laagste (Win-desheim) en de hoogste stelling (Vilsteren) maken deel uit van deze regio. Bij drie molens is zelfs nog sprake van een economische functie. Daarbij gaat het om molen De Leeuw in Lettele, molen De Lelie in Ommen en molen De Hoop in Hellendoorn. Overigens kan dat bij een aantal andere molens ook worden gezegd als hun toeristische rol zou worden ge-kapitaliseerd. De economische factor van molens in Salland mag dan momenteel een on-dergeschikte rol spelen maar valt toch niet te verwaarlozen. Belangrijker is wellicht het feit dat zij als monumenten van het culturele erfgoed de herinnering aan een rijk ambachtelijk verleden in leven houden en de waarde daarvan valt moeilijk in harde valuta uit te drukken. Om nog beter te begrijpen hoe belangrijk molens zijn geweest, ook in Salland worden hierna een paar veelvoorkomende functies van molens beschreven. Het is nu bijna niet meer voor te stellen dat door wind of water aangedreven molens zo’n belangrijke rol heb-ben gespeeld in de ontwikkeling van de economie door de eeuwen heen. De oprichting van een molen in een kleine gemeenschap als Dijkerhoek zal destijds als een enorme stap voorwaarts zijn beschouwd. Zeker als je je voorstelt dat die molen vanuit de polder via water, weg of spoor naar Dijkerhoek is overgebracht. Om daar, na ruim 150 jaar een ánder doel te hebben gediend, een geheel nieuw leven als korenmolen te beginnen.

Het schoepenrad van een poldermolen in Abcoude.

Page 81: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

Ben Hollegien

Al in juli 2002 was hij, toen voorzitter van de Dijkerhoekse Buurtvereniging in gesprek met de gemeente. Ben vertelt daarover: “In eerste

instantie waren we wel enthousiast. Aan de andere kant dachten we: wat moeten we ermee, met zo’n molen? Dat kan nooit.”

De gemeente wilde aanvankelijk liefst dat De Hegeman werd gekocht voor een symbolisch bedrag. Dat was een hoge insteek en naar al gauw bleek: té hoog. Want hoe-wel er meerdere partijen werden uitgenodigd – naast de Buurtvereniging ook de LTO – , iedereen zag toch vooral hobbels.Pas toen in 2004 een nieuwe poging werd onderno-men en er advies was ingewonnen bij de Stichting de Overijsselse Molen kwam er enig schot in de zaak. Ben: “Het waren vooral een paar oudere Dijkerhoekers die inzagen dat de molen grote waarde had voor de buurt-schap.”“Het was ook het ontbreken van voldoende kennis dat

ons een beetje huiverig maakte. Wat komt er kijken aan juridische en financiële zaken als je een stichting opricht?”

Terugkijkend vertelt Ben: “Iedereen was eigenlijk positief en van iedereen kreeg je hulp. Het was ook steeds ‘onze molen’, de trekpleister van Dijkerhoek.”In januari 2015 heeft Ben na 8 jaar het bestuur van de stichting de Korenmolen De He-geman verlaten. “Ik vond het een mooie tijd en ik heb het werk altijd met veel plezier gedaan. Het inkopen van materialen, het tekenen van nieuwe onderdelen van de molen en natuurlijk de uitvoering ervan.”

Ben was de bouwkundige man in het bestuur. Hij zorgde voor het ontwerp en de uitvoe-ring van het nieuwe keukentje, het informatiebord buiten bij de molen, het winkeltje, de nieuwe buitenverlichting, de vernieuwing van de schuur en zo meer. Ook coördineerde hij de ingrijpende restauratie van de oude Pot-roede en van het boventafelement, alles in goeie samenwerking met de molenbouwers.Ben: “Ik zou het niet anders hebben gedaan. Het is toch ook heel bijzonder dat het alle-maal Dijkerhoekers zijn die dit voor elkaar hebben gekregen.”

77

Page 82: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

De poldermolen

Als kinderen een molen moeten tekenen of buitenlanders een Hollandse molen moeten omschrijven komt er steevast een plaatje van een grondzeiler of een stellingmolen uit. Ver-der reikt de kennis van ons nationaal cultureel erfgoed niet of nauwelijks. Als dan ook nog wordt gevraagd hoe een molen werkt valt er een pijnlijke stilte in. Dat geeft aan hoe op-pervlakkig de kennis is over een monument dat zóveel heeft bijgedragen aan de ontwikke-ling van Nederland tot wat het nu is. Om maar een belangrijk element te noemen waarbij molens een bijna doorslaggevende rol in de vorming van dit land hebben gespeeld hoeft slechts verwezen te worden naar het droogmalen van dit voorheen zo moerassige land. Duizenden jaren geleden was Nederland in feite nauwelijks meer dan een delta waar ver-schillende rivieren in een toen veel grotere Zuiderzee respectievelijk Noordzee uitmond-den. Natuurlijke aanslibbing zorgde over vele eeuwen voor landaanwinning waarbij op meerdere plaatsen meren achterbleven omdat water ingesloten raakte door land aangroei. Die binnenmeren bepaalden in Nederland – met name in het Westen – de beschikbaar-heid van bruikbare grond. Met het toenemen van de bevolking groeide ook de behoefte aan grond. Vooral gedurende het eerste kwart van de 17de eeuw werd aan die behoefte vol-daan waarbij de waterbouwkundige en molenaar Jan Adriaensz Leeghwater (1575-1650) een belangrijke rol speelde. Door het inzetten van een groot aantal poldermolens werden De Beemster (1607-1612), de Purmer (1618-1622), de Wormer (1624-1626) en de Heer-hugowaard (1625-1626) drooggemalen en ontstond nieuw land. Hoewel op meerdere plaatsen in het land nog individuele poldermolens draaien is de noodzaak voor het grote werk niet meer aanwezig. Veel van die overbodig geworden pol-

d e m ö l l e78

Eén van de twee maalstoelen in De Hegeman. Deze staat op de steenzolder en wordt aangedreven door de

wind.

Page 83: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

79

dermolens zijn in de loop van de tijd gesloopt en voorgoed verdwenen maar een niet on-belangrijk aantal molens is gesloopt en naar elders in het land vervoerd en daar herbouwd tot korenmolen zoals in Salland. Voor de Hegeman is het nog steeds punt van discussie: is de molen van oorsprong een poldermolen uit Zuid-Holland? Of wellicht toch een in-dustriemolen uit Friesland? Die laatste aanname is trouwens zo gek nog niet. Er staat in Overijssel een molen die opvallend veel lijkt op De Hegeman: De Vlijt in Marle bij Olst. Die molen is ook geleverd door Ten Zijthoff (omstreeks 1887) en komt uit Leeuwarden!

De korenmolen

De korenmolen is de molen die het meest veelvuldig voorkwam en het is dan ook niet verwonderlijk dat van de overgebleven molens het overgrote deel nog uit korenmolens bestaat. Molens kunnen daarbij wel van elkaar verschillen maar de werkwijze is in grote lijnen hetzelfde of het nu een ronde grondzeiler, boven- of binnenkruier, een achtkante stellingmolen, een beltmolen, een torenmolen of een standerdmolen is. In alle gevallen vormt de maalstoel de grootste gemene deler. De Hegeman behoort tot de categorie acht-kante stellingmolen.Korenmolens zijn in de loop der jaren steeds verder geperfectioneerd. Veel van die ver-beteringen vloeiden voort uit de ervaringen die molenaars in de dagelijkse praktijk op-deden. Een van die verbeteringen betrof de stand van de wieken. De eerste windmolens werkten met horizontale wieken die al snel plaats maakten voor verticale wieken waarbij de wieken-as horizontaal in de molenkap lag. Al spoedig werd ontdekt dat de winden overwegend van boven naar beneden waaiden en dat het rendement van die energiebron verhoogd kon worden door de wieken-as enigszins schuin te leggen, het wiekenkruis het hoogst en dan aflopend naar de achterkant ter hoogte van de vangstok. Ook werden de wieken lichtelijk gedraaid zodat uiteindelijk de geringste windstroomlijnen al benut kon worden.

Op de wieken-as zit het grote bovenwiel en via een vernuftige constructie van assen en tand-wielen wordt vervolgens de door het gevlucht opgevangen energie overgebracht op de konings-spil. Op de steenzolder heeft die koningsspil een groot tandrad. Hiermee kunnen meerdere kleine tandraderen van de spillen van de maalstoelen worden aangedreven. Dat aantal kan variëren van een tot vier.

Die maalstoelen vormen eigenlijk het hart van elke korenmolen want hier heeft het feitelijke malen plaats. In een grote ronde makkelijk te demonteren houten kuip bevinden zich de twee maalstenen die gemiddeld een diameter van an-derhalve meter hebben. De onderste stil liggende steen wordt de ligger genoemd en de erboven draaiende steen de loper. De naar elkaar gekeerde vlakken van beide stenen

M o l e n s a l s e c o n o m i s c h e m o t o r va n S a l l a n d

De bilhamer van De Hegeman, met inscriptie

“T.M.” (Tonnie Moes).

Page 84: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e80

zijn voorzien van spiraalvormige groeven. In het midden van de loper bevindt zich een met een molenijzer versterkt vierkant gat waar de aandrijfspil in past. Het graan loopt vanuit de kaar (een soort verzamelbak) via een goot in het gat dat zich middenin de loper bevindt en verstrooit zich tussen de beide ten opzichte van elkaar ver-stelbare stenen waar het fijn gemalen wordt tot meel. Bij harde wind kan de ruimte tussen de beide stenen verruimd worden zodat er meer graan tussen kan worden toegelaten. Het meel vloeit via de spiraalvormige groeven naar de ruimte tussen de kuipwand en de stenen en van daaruit via een met schuifjes aan het ondereind afsluitbare koker naar een eronder gelegen verdieping waar het in zakken wordt opgevangen in afwachting van de afnemer.Als de groeven van de stenen na verloop van tijd bot worden, wordt de kuip verwijderd en wordt met een speciale grijper de bovenste steen, de loper, weggehesen. Met behulp van een zogenaamde bilhamer worden de groeven opnieuw gescherpt of gebild, een moeizaam en tijdrovend karweitje waarbij niet kan worden gemalen en de molenaar zonder inkom-sten zit. Voor het bijlichten in de vaak schemerige molen werd vroeger gebruik gemaakt van een olielamp.

De Amerikaanse windmotor

Naast de korenmolens hebben ook andere molens een rol gespeeld in dit deel van Over-ijssel. Daaronder een soort mini-poldermolen in de vorm van een windmotor. In Raalte

draaide sinds 1920 een Amerikaanse wind-motor. Dit type molen werd rond het mid-den van de 19de eeuw in Connecticut door Daniël Halladay ontwikkeld. De zegetocht van de windmotor dateert van 1876, toen de molen op de wereldtentoonstelling in Philadelphia werd gedemonstreerd.In Holland-molenland ontdekte men dat met wat aanpassing de motor als eenvou-dige poldermolen kon worden ingezet, niet om grote polders droog te malen maar toch wel om wateroverlast te be-strijden. Het Velnerbroek tussen Raalte en Heino was zo’n gebied waar de vele sloten en weteringen de landbouw nogal wat overlast bezorgde. De familie Overesch wilde daar vanaf en schafte in 1920 zo’n windmotor aan. Doordat de capaciteit van zo’n installatie beperkt is konden de problemen niet vol-ledig worden opgelost. Dat kon pas na 1970 toen het Waterschap Salland de af-watering van het gebied ingrijpend wist te verbeteren. De inzet van windrotoren werd hiermee overbodig en de een na de ander verdween uit het landschap en ook de familie Overesch stelde haar rotor in 1972

Deze Amerikaanse windmotor van de familie Overesch

uit Raalte stamt uit 1920.

Page 85: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

81

Deze dwarsdoorsnede van de Dijkerhoekse molen is vervaardigd door A. Jansen van Soweco (mei 1983). Het

origineel hangt in de molen.

M o l e n s a l s e c o n o m i s c h e m o t o r va n S a l l a n d

Page 86: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e82

buiten gebruik. Het was de enige die niet onder de slopershamer viel. In 1997 brachten de nazaten van de familie de vervallen rotor onder in de Stichting Amerikaanse Windrotor. Die stichting wist voldoende middelen bijeen te brengen om deze bijzondere telg uit de molenfamilie te restaureren en in 2003 weer in gebruik te stellen.

De ijzermolen

Een molentype dat een grote economische rol in Salland – voornamelijk in de regio Deventer – heeft gespeeld, is de ijzermolen. Met de sluiting van de ijzergieterij van Nering Bögel in 1932 verdween echter de laatste vertegenwoordiger van dit type. Uit opgravingen in de omgeving van Heeten is gebleken dat al in de tijd van de Romeinen sprake was van ijzerproductie. In Salland deed de ijzermolen in 1755 haar intrede door toedoen van Hendrik Lindemen uit Deventer die zijn molen inzette voor het smelten van ijzererts en de vervaardiging van gietijzerproducten. Die ijzermolen bleek al snel in een behoefte te voorzien en het bedrijf maakte in korte tijd een enorme ex-pansie door. Van het enorme bedrijfscomplex dat onder de firmanaam J.L. Nering Bögel & Co aan honderden arbeiders werk bood maakte uiteindelijk ook een korenmolen deel uit.Rond het midden van de 19de eeuw namen steeds vaker brandstofmotoren en stoommachines de aan-drijving over van wind en water. Zo ook bij de ijzer-molen. Dat kon niet verhinderen dat uiteindelijk een einde kwam aan het tijdperk van de ijzermolen.

De eekmolen

Ook Zwolle – die andere grote stad aan de rand van Salland – heeft een geschiedenis met verdwenen molentypen. De meest opvallende daarbij is de eekmolen, een molentype dat buiten de kring van belanghebbenden op weinig sympathie kon rekenen. Op grote afstand was vaak al te ruiken dat er zo’n soort molen in de buurt moest staan. Voor de werkne-mers was het al helemaal geen pretje. En het wekt dan ook geen verbazing dat zij mede door de slechte betaling tot de onderste sociale klasse van de samenleving moesten wor-den gerekend.De eekschillers trokken vaak met het hele gezin de bossen in om eikenschors te schillen. Dat werd voor weinig geld aan de eekmolenaar verkocht die het vervolgens maalde en weer doorverkocht aan leerlooiers. Die waren er voldoende in Zwolle waar een florerende veemarkt existeerde. De huiden van de geslachte runderen werden nat op elkaar gelegd en daartussen werd dan de gemalen eikenschors gestrooid om het looiproces op gang te brengen. Voor het leer kende Zwolle met haar tientallen schoenmakers voldoende afne-

Het gebouw van oerijzergieterij Nering

Bögel te Deventer. Op de gevel staat nog

“ijzermolen” te lezen. Nadat de gieterij

in 1932 failliet ging, werd het gebouw

als opslagplaats voor graan, zaden en

kunstmest gebruikt.

Page 87: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

83

Jan Kleinjan

Er bestaat een krantenknipsel uit mei 1989 waarin een jonge enthousiaste, vrijwillige molenaar zich voorstelt: Jan Kleinjan, toen nog woonachtig in

Spijkenisse. Aangekondigd wordt dat Jan aan de slag gaat als molenaar ter versterking van de twee Soweco-molenaars, toentertijd Bets Haverslag en Henk Slag-hekke. Naast zijn gewone werk als elektrotechnicus, komt Jan om de week op zaterdag naar Dijkerhoek. Hij doet dat inmiddels al ruim 25 jaar en is daarmee een vertrouwde verschijning op de molen.

Jan: “Mijn vader was rietdekker in Den Ham en deed ook molens. Ik ging wel met hem mee, vooral ook om te helpen bij het ‘naaien’ van het riet. Omdat een molen altijd iets trilt, wordt het riet vastgebonden met touw en dat deed je met z’n tweeën. De naald met draad moest steeds van binnenuit weer worden terug-gedrukt naar buiten.”

“Ook heb ik samen met mijn vader een complete molen gesloopt. De bedoeling was dat die molen zou worden opgebouwd in Den Ham en dat ik daar dan de molenaar op zou worden. Omdat de gemeente geen vergunning wilde geven, is het hele verhaal niet door-gegaan. Maar ik heb er wel veel van geleerd.”Het ging om de molen die vroeger stond in het gehucht Brucht bij Hardenberg. De ge-sloopte molen heeft trouwens nog wel een tweede leven gekregen, op Ameland.

“In het begin was het soms wel wat eenzaam hier in Dijkerhoek. Er werd nog geen koffie geschonken. En ook werd er niet gemalen vanuit de silo. Veel aantrekkelijks had De He-geman toen nog niet te bieden. Later is dat gelukkig veel beter geworden.”

Voor de toekomst van De Hegeman maakt Jan zich niet al te veel zorgen. “Het belang-rijkste is dat er voldoende draagvlak is in de gemeenschap; dat er vrijwilligers zijn die zich bekommeren om de molen. Je hoeft immers niet altijd te draaien. Ook als de molen stilstaat is het een aantrekkelijk gebouw, de moeite waard om te bekijken. Je moet het smeuïg zien te maken, met boeiende verhalen en aantrekkelijke producten.”

Page 88: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e84

mers, zelfs zoveel dat zij er een eigen molen op na konden houden compleet met eekschu-ren voor het opslaan en drogen van de eikenschors en eekkuipen waar het looien werd voortgezet.Ook hier luidde de industrialisatie de ondergang van deze industrie in. In 1888 legde een concurrerende eekmolen het loodje en de molen van het leerlooiersgilde werd in 1916 buiten bedrijf gesteld. De bovenbouw werd gesloopt en de stomp heeft nog decennia lang de Eekwal gedomineerd alvorens ook helemaal te verdwijnen.

De oliemolen

Een ander ambachtelijke molen heeft de kaalslag in molenland wel – zij het ternauwer-nood – overleefd. Aan de Vondelkade in Zwolle prijkt trots molen De Passiebloem. Dit is een van de twee oliemolens op windenergie die Overijssel nog rijk is. De andere staat in Rijssen maar heet paradoxaal genoeg Pelmolen. Met name in Zwolle en directe omgeving hebben nogal wat van dit type molens gedraaid maar resteert er nog maar een van en wel molen De Passiebloem. Het heeft overigens maar weinig gescheeld of ook deze molen was uit de rijke molenhistorie van deze Hanze-stad verdwenen.Een opvallend verschil met korenmolens vormt de stand van de stenen in een oliemolen. Die staan namelijk verticaal in een geheel dat de kollergang wordt genoemd. Naast het koren speelden de verschillende soorten olie ook in vroeger dagen al een belangrijke rol in het leven van alle dag. Raapolie werd bijvoorbeeld gebruikt voor olielampen en lijnolie was onontbeerlijk voor de verfindustrie. Daarnaast waren de lijn- kool- en raapzaden ook geschikt voor menselijke consumptie.Nadat het zaad geplet is wordt het fijngemalen in de kollergang die bestaat uit een koppel stenen die verticaal op hun kant over een onderligger rollen. Die binnen- en buitensteen die door de steenspil worden aangedreven trekken een breed spoor op de onderligger of vloersteen. Meelopende gebogen strijkhouten zorgen ervoor dat het geplette zaad steeds weer op het spoor van de stenen wordt geschoven tot het fijn genoeg is gemalen en via

De Eekwal in Zwolle, eind 19de eeuw, hier nog compleet met eekmolen en de Peperbus op de achtergrond.

Page 89: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

85

een schuif in een onder de vloersteen gelegen bak wordt geschoven. Hierna wordt het op de vuister (een soort platte plaat kachel) verwarmd alvorens in meerdere haren te worden verpakt waarna de zakken in holtes van het zogenaamde voorslagblok worden geplaatst en met vulstukken worden opgesloten tussen wiggen of beitels. Vervolgens is het de beurt aan de heien, lange verticale palen die met behulp van blokken op de bovengelegen wentel- as worden opgetild en losgelaten op de beitels. Die persen de zaadzakken zo sterk samen dat de olie uit de zaden wordt geperst en vanuit de zakken in de opvangkommen kan lekken. De tot koeken samengeperste zaden worden vervolgens uit de doeken gehaald, gebroken en fijngestampt en in het naslagblok nog eens van de laatste restjes olie ontdaan. De koe-ken die hierna uit de doeken komen zijn zeer gewild als veevoer.

De zaagmolen

Een ambachtelijk molentype dat in het verleden ook een belangrijke bijdrage aan de eco-nomische ontwikkeling van Salland leverde was de zaagmolen. Een aantal daarvan stond met name in de omgeving van de grotere steden zoals Zwolle en Deventer waar de be-hoefte aan hout het grootst was.Met de Bolwerksmolen heeft Deventer nog de herinnering aan de inbreng van dit type in-dustriemolens in ere kunnen houden. Het hart van elke zaagmolen wordt gevormd door de zaagramen die voorzien zijn van zaagbladen die op een neer gaan op de werking van de krukas boven in de molen. Een samenspel van assen, bonkelaars en wielen brengt de kracht van de wieken- as over op het krukwiel waar de krukas doorheen loopt. Aan elke kruk hangt verticaal een drijfstang met aan het uiteinde daarvan het spanhoofd dat samen met het onderste spanhoofd en twee verbindende stijlen het zaagraam vormt. Hierin bevinden zich de zaagbladen die op verschillende afstanden ten opzichte van elkaar gespannen kun-nen worden al naar gelang van de gewenste dikte. De drijfstang die de verbinding vormt tussen krukas en zaagraam zorgt voor de op en neergaande beweging van het zaagraam.Het te verzagen hout ligt in de regel op een slee. Gaat het zaagraam naar beneden dan zorgt dat voor een diepere zaagsnede en gaat het raam omhoog dan schuift de slee door-middel van het zogenaamde ‘krabbelwerk’ iets naar voren. De te verzagen bomen worden overigens ook via een sleeptouw uit de inwateringskolk bij de molen de helling opgesleept naar de slee.

M o l e n s a l s e c o n o m i s c h e m o t o r va n S a l l a n d

Het interieur van de Rijssense Pelmolen compleet

met kollergang, vuister en de heien.

De Bolwerksmolen in Deventer is een nog goed

functionerende houtzaagmolen. Met indrukwekkend

zaagraam.

Page 90: De Mölle, het hart van Dijkerhoek
Page 91: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

87

LiteratuurBaan, I, H. Hengeveld, M. Knigge, H. van

der Velde, De landschappen van Overijssel, Zwolle, 2012

Barends. S., et al, Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering, Utrecht, 2010

Bieleman, J., Boeren in Nederland, Geschiedenis van de landbouw 1500-2000, Amsterdam, 2008

Brouwer, B.H., Holten een Sallandse Marke, van toendra tot toeristenstreek, Deventer, 1980

Demoed, H.B., Mandegoed schandegoed. De markeverdelingen in Oost-Nederland in de 19e eeuw, Zutphen, 1987

Haartsen, A., E. Storms, Ontgonnen verleden. Regiobeschrijvingen provincie Overijssel, Ede, 2009

Koopman, H., Boerderijnamen Holten Huisnummering 1811-1850, Holten, 2002

O.L.S Dijkerhoek, Dijkerhoek, 1983Pinkert, B., Holten, aan de rand van het

gletsjerdal. De ontwikkeling van een Sallands landschap op de overgang van stuwwal naar dekzand, Holten, 2011

Rientjes, A.E., De Holterdijk en het Holterdijksgeld, Verslagen en mededeelingen van de Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, vol. 34, 1942

Schrier, D.M. van der, De Holterdijk: een verrassend middeleeuws object van zorg, Overijsselse Historische Bijdragen, vol. 112, 1997

Spek, T., F.D. Zeiler, E. Raap, Van de Hunnepe tot de zee. De geschiedenis van het Waterschap Salland, Kampen, 1996

Vincent, A., A. van de Maat, W. Nijenhuis, A. Jansen, Canon van Holten, Holten, 2011

Van der Woud, A., Het lege land, De ruimtelijke orde van Nederland 1798-1848, Amsterdam, 2010

Atlassen en kaartenANWB Topografische Atlas Overijssel 1:25

000, Den Haag, 2006Grote Historische topografische Atlas ± 1905

Overijssel schaal 1:25.000, Tilburg 2005Have, Nicolaas ten, Transisalania provincial

Vulgo Over-ijssel, ca. 1650Kadastrale atlas Overijssel 1832, Holten,

Zwolle,1999Maas, G.J. en B. Makaske, Fysisch-

geografische kaart van Oost-Nederland, Wageningen, 2007

Versfelt, H.J., De Hottinger-atlas van Noord- en Oost-Nederland 1773-1794, Groningen, 2003

WebsitesAllemolens.nl (www.allemolens.nl)Atlas van Overijssel, digitaal naslagwerk van

de Provincie Overijssel (www.atlasvanoverijssel.nl)

Bodemkundig Informatie Systeem BIS, Wageningen UR (www.bodemdata.nl)

DHM Molenbestand (www.molens.nl)De Diekerhookse Mölle “De Hegeman”

(www.dijkerhoek.nl/molen)De Nederlandse Molendatabase

(www.molendatabase.nl)WatWasWaar, historische informatie over

elke plek in Nederland (www.watwaswaar.nl)

ArchievenArchief gemeente Holten, Rijssen

(Gemeenteverslagen, Landbouwverslagen, Besluiten B&W)

Archief Stichting Archivariaat Bentinck-Schoonheten, Schoonheeten (Eigendomsstukken)

Historisch Centrum Overijssel, Zwolle (notulen van de Coöperatie, Handelsregister KvK, Hypotheekregister)

Stadsarchief Deventer, Deventer (Notariële registers)

Diverse krantenarchieven (Deventer Dagblad, Stentor, Holtens Nieuwsblad)

Geraadpleegde bronnen

Page 92: De Mölle, het hart van Dijkerhoek

d e m ö l l e88

Colofon

Samenstelling en redactieEwoud van Arkel, Herman Boode, Dirk Luggenhorst, Peter van der Molen, Betsie Pinkert, Erik Rensen, Wilco Vlogtman, Nelleke Wienbelt

VormgevingFrank de Wit

FotoverantwoordingOude foto’s en ansichtkaarten afkomstig uit verschillende particuliere verzamelingen*: pag. 4, 5, 14, 16, 17, 18, 24, 26, 27, 29, 31, 32, 43, 47, 48, 50, 53, 62, 63, 72, 73, 75, 84Oudheidkamer Hoolt’n (via Erfgoed Rijssen-Holten): pag. 20, 40, 44, 46Gemeente Rijssen-Holten: pag. 7Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: pag. 35, 38Ewoud van Arkel: pag. 6, 15, 23, 33, 34, 41, 45, 50, 51, 54, 64, 65, 76, 77, 78, 79, 80, 83Herman Boode: pag. 2, 3, 49Gerrit Bruin: pag. 69Peter van der Molen: pag. 66, 70, 82, 85, 86Betsie Pinkert: pag. 57 (* Met dank aan Joke Geltink, Dine Sluiter, Henk en Gerrie Pinkert, Gerrit Vlogtman)

DrukwerkEpos|Press, Zwolle

UitgaveStichting Korenmolen De Hegeman i.s.m. PrIDwww.dijkerhoek.nl/molen

© mei 2015Stichting Korenmolen De Hegeman, PrID

ISBN 978-90-817855-1-8NUR 521

Prins Bernard

Cultuurfonds

Overijssel, Zwolle

ABZ Diervoeding

Nijkerk

H. Bieleman

Veevoeders,

Holten

Het Bonte Paard,

Holten

Molenmakerij

Groot Wesseldijk,

Lochem

Hoekman

Installatietechniek,

Holten

Korenmolen De

Leeuw, Lettele

Nijkamp Bakkerij

en Lunchroom,

Holten

IJsboerderij Oans,

Holten

Oosterwijk

Vakwinkel,

Holten

Stichting

Overijsselse Molen,

Luttenberg

Aannemersbedrijf

Paalman &

Tempelman,

Holten

Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt dankzij financiële bijdragen van:

Rabobank Noord

en West Twente,

Almelo

Schaap

Bliksembeveiliging,

Deventer

Soweco,

Almelo

Vaags Molenwerken,

Aalten

Gebr. Wissink

Schildersbedrijf &

Woninginrichting,

Holten

Page 93: De Mölle, het hart van Dijkerhoek
Page 94: De Mölle, het hart van Dijkerhoek
Page 95: De Mölle, het hart van Dijkerhoek
Page 96: De Mölle, het hart van Dijkerhoek