DE KAPUCIJNEN TE LIER - KU Leuven · 2013. 1. 24. · Blz. 82, regel 21. 1711. Lees : 1717. 291. De...
Transcript of DE KAPUCIJNEN TE LIER - KU Leuven · 2013. 1. 24. · Blz. 82, regel 21. 1711. Lees : 1717. 291. De...
DE KAPUCIJNEN TE LIER(1623-1797)
DOOR
P . H I L D E B R A N D ,
Archivaris der Belqische Kapucijnen, te Antwerpen .
M et v ier P laten .
LIER,
Drukkerij J. Taymans, Groote Markt, 72.
SUPERIORUM AC ORDINARII PERMISSU.
INHOUDSTAFEL.
Inleiding. ...............................................................................9
Hoofdstuk I. Stichting van het Klooster. . . . 1 1
§ 1. De eerste Kapucijn uit Lier............................................11
§ 2. Onderhandelingen voor het Stichten van het Klooster. 13
§ 3. Stichting van het Klooster............................................16
§ 4. De Kloostergebouwen.....................................................18
Hoofdstuk II. Weldoeners en Vrienden. . . . 21
§ 1. De edele Familie Clarisse............................................21§ 2. Goeverneurs en Militairen, Abdijen en Kloosters. . 24
§ 3. Geestelijke en Burgerlijke Overheden. . . . 26
§ 4. Bijzondere Liefdadigheid................................................. 29
Hoofdstuk III. Werkzaamheden............................................31
§ 1. Prediking...........................................................................3*§ 2. Ministerie van den Biechtstoel................................... 33
§ 3. Verpleging van Pestlijders............................................35§ 4. De Liersche Kapucijnen en O. L. V. van Duffel. . 38
Hoofdstuk IV. Eenige Merkwaardige Gebeurtenissen. . 45
§ 1. Getal Kloosterlingen. Vergrooting der Gebouwen. . 45§ 2. De Wonderdoener Marcus van Aviano. . . . 46
§ 3. Lier en Bisschop Carolus d’Espinosa. . . . 48§ 4. Jubilé van den Gardiaan Maternus van Brussel. . 50
§ 5. De Derde Orde............................................................. 51§ 6. Plechtigheden bij Heilig- en Zaligverklaringen. . 54
§ 7. Eeredienst van S. Antonius............................................55
289
6 INHOUDSTAFEL.
Hoofdstuk V. Leekebroeders te Lier geboren. . 59
1. Gummarus. ..............................................................60
2. Bernardus (van Doornyck-Boemans). . . . 60
3. Maximilianus (van den Brande)................................... 60
4. Mauritius (Parasies-de Backer)................................... 60
5. Raphaël (Mens-Garniers)..................................................61
6. Raynerius (Jansens-Rigouts ?)......................................... 61
7. Benignus............................................................................ 61
8. Gummarus (Parasiers-Peeters)........................................ 62
9. Michaei (van Bouchout-Valveckens)................................ 63
10. Gummarus (de Ka-van den Eynde)................................65
11. Bruno (Vandervat-de Winter).......................................... 65
12. Félix (de Herdt-Janssens)................................................. 65
13. Hyacinthus (Bossaerts-van Reymenant). . . . 66
14. Henricus (P ee te rs- S chaep ).................................... 66
15. Vitaiis (van Audenrode-Verwilligen)............................... 66
16. Gummarus (Pasteyn-Henderickx)................................... 66
17. Joannes Baptista (van den Bosch-Buts). . . . 67
18. Robertus (Vercammen Nauwelaerts)............................... 69
Hoofdstuk VI'. Paters en Studenten te Lier geboren. . 71
1. Hiëronymus (Vandyck ?)..................................................72
2. Gummarus (Nick-Janssens)............................................ 723. Luoovicus (Tieiemans-van Doornewyck). . . . 72
4. Oliverius (Huyge-Cools)................................................... 73
5. Gerardus (Berckmans-Wilderlans)................................... 74
6. Isidorus (Mans-Vrancks)...................................................74
7. Norbertus (van Caem -H uyge).................................... 75
8. Anselmus (van Mechelen-de Vries).................................75
9. Marcellinus (van den Brande)........................................ 76
10. Sebastianus (de Haze-Gernier).........................................76
11. Anselmus (van de Werve-van Mechelen). . . . 77
12. Athanasius (de Ka-van Harent)....................................77
13. Cyprianus (van Leemput-van Turnhout). . . . 78
14. Livinus (van Bortel-van Aken)....................................7815. Amandus (Parasies-van Hemeldonck). . . . 79
16. Martinianus ( C o l in s - B ia s ) . ....................................80
17. Modestus (P a ra s ie s - B o o n ) .....................................81
18. Valentinus (de Ka-Boonaerts)..........................................82
19. Augustinus (Smits-de Pester)...........................................82
290
INHOUDSTAFEL. 7
20. Coelestinus (Smits-Steyne)............................................ 83
21. Joannes Evangelist (Vertommen-Goyvaerts). . . 83
22. Amandus (Vanderlinden-Kinnie). . . . . 84
23. Gratianus (le Clerck-Goyvaerts)...................................8424. Modestus (StuyckHarts)................................................. 84
25. Tiburtius (Gaethofs-van Steenwegen). . . . 86
26. Franciscus (van den Branden-Verbist). . . . 86
27. Christophorus (van Berckelaer-Bosschaerts). . . 87
28. Gummarus (Schellekens-Rits)..........................................88
Hoofdstuk VII. Afschaffing van het Klooster. . . 89
§ 1. Slechte Voorteekens......................................................... 89§ 2. Het Klooster gesloten.................................................... 92
§ 3. Verkoop van Gebouwen en Meubels. . . . 94
§ 4. Wat er van de Meubels geworden is. . . . 95
§ 5. Jacht op de verjaagde Kloosterlingen. . . . 97
§ 6. Alleenstaande en samenwonende Kloosterlingen. . 99
Nawoord...................................................................................... 105
Lijst der Platen.
1. De Liersche Kapucijnen en O. L. V. van Duffel, . 40
2. Het S.-Antoniusbeeld der Kapucijnen. . . . 563. P. Bonaventura Calluy.................................................... 105
4. P. Philippus Vermeylen.................................................... 105
Blz. 21, regel 14. C la ra B reye l. Lees Sara Brevel.
B lz. 26, regel 26. Breda. Lees : Den Bosch.
Blz. 27, regel 28 29 : voordat ze zich metterwoon in de stad
gevestigd hadden. Lees : voordat hun klooster voltrokken was.
Verbeteringen.
Blz. 21, regel 14. C la ra B reye l. Lees SARi
Blz. 26, regel 26. Breda. Lees : Den Bosch.
Blz. 27, regel 28 29 : voordat ze zich metterw
istigd hadden. Lees : voordat hun klooster v
Blz. 82, regel 21. 1711. Lees : 1717.
291
De Kapucijnen te Lier
INLEIDING.
Het bloeiend Kapucijnenklooster te Lier, dat vóór de Fransche
Omwenteling een bijzondere rol speelde in het godsdienstig leven
der Stad, is thans zoo goed als vergeten ; slechts de naam der
« Kapucijnenvest » bewaart er nog de herinnering aan. En toch
hebben een vijftigtal geboren Lierenaars, uit de voornaamste
families der stad, met eere het kleed der Orde gedragen.
Daarom hebben we ’t nuttig geoordeeld, eens alles op te
zoeken wat nog nopens die godsdienstige stichting vindbaar is.
Daarbij mochten we te Lier zelf veel steun en sympathie genieten ; hier brengen we vooial hulde aan den dienstvaardigen
zoeker M. Ju le s Van In, die beter dan gelijk wie de geschie
denis zijner stad kent. Jammer maar dat er hier desaangaande
niet veel bronnen bewaard bleven (1). Ook in het nogal rijk
archief der Belgische Kapucijnen te Antwerpen is er over dit
klooster niet veel te vinden. Men heeft daar b.v. wel een uit-
(1) Eenige werken, die we gedurig enkel met den schrijversnaam, of
anders verkort citeeren, zijn : 1) Annuarium Provinciae SS. Trinitatis Hollando- Belgicae FF. MM. Capucinorum, Bruxellis [1870 ss.], 5 fase. ; 2) P. Q. L.
Deckers, Leven en Eerdienst van den H. Gummerus, Lier [1870) ; 3) A.
Berqmann, Geschiedenis der Stad Lier, Antwerpen 1873 ; 4) E. M ast, Geschiedkundig Liersch Dagbericht, Lier, 1888 ; 5) Verzameling der Graf- en Gedenkschriften van de Provincie Antwerpen. Arrondissement Mechelen. Dl.
VII, Antwerpen, 1902 ; 6) A. O. Vermeiren, Van oude Ltersche Huizen en Gebouwen, Lier, z. J. ; 7) veel gegevens hebben we ook ontleend aan het rijk
Archief der Belgische Kapucijnen, in het klooster te Antwerpen ; wij citeeren
het : ACB. — Boeken en bronnen, meest in Hoofdstuk V en VI benuttigd,
worden blr. 59 en 71 in noot opgegeven.
293
10 DE KAPUCIJNEN TE LIER.
voerig bericht over de eerste jaren der oudste VIaamsche kloos
ters (I, 4334), bijeenvergaderd in 1629 ; maar spijtig genoeg,
van de 27 huizen, die daarin ter sprake moesten komen, ont
breken er drie : Brussel, Breda en Lier / En toch is het zeker,
dat zoo een verslag ook voor dat klooster vroeger in het
archief bewaard werd ; in de chronologische orde van de
stichtingen, droeg het daar het nummer 22. Wanneer het ver
loren of vervreemd werd, is ons onbekend.
Niettemin, met het beschikbaar materiaal, hebben we toch een
tamelijk volledig beeld van de wording en ontwikkeling van het
klooster kunnen schetsen.
In deze studie behandelen we achtereenvolgens : 1) Het ont
staan van het klooster, 2) zijn weldoeners en vrienden, en 3)
het ministerie en de werkzaamheden der Paters. 4) Daarna
vermelden we afzonderlijk eenige merkwaardige gebeurtenissen
uit de geschiedenis der stichting ; 5) we geven de chronolo
gische lijst van al de Lierenaars, die het Kapucijnenkleed ge
dragen hebben, met eenige levensbijzonderheden ; we beginnen
met de Leekebroeders en daarna volgen 6) de Paters en Stu
denten. In beide hoofdstukken geven we veel kleine bijzonder
heden, zonder algemeen belang ; maar wellicht zal die dorre
uiteenzetting te Lier zelf toch belangstelling wekken. 7) Wij
eindigen met de afschaffing van het klooster, tijdens de Fran-
sche Overheersching.
Wij sluiten deze inleiding met den wensch, dat onze aan
duidingen de Liersche zoekers mogen op het goede spoor
brengen, om onze gegevens te volledigen en te verbeteren.
DE SCHRIJVER.
294
HOOFDSTUK I.
Stichting van het Klooster.
§ 1. - DE EERSTE KAPUCIJN UIT LIER.
In 1585 kwamen de Kapucijnen naar België en hun eerste
stichting deden ze in de stad Antwerpen, die toen juist voor
den koning van Spanje en meteen voor het Katholicisme teruggewonnen was.
Spoedig begonnen ze door woord en voorbeeld de verwil
derde en onverschillig geworden bevolking tot ijver en vurig
heid op te wekken. Ook in de omliggende gewesten gingen
ze ’t woord Gods verkondigen. En dat hun faam spoedig tot
in de Netegouw do irgedrongen was, mag men te recht veron
derstellen. Want toen de Paters in de Scheldestad novices be
gonnen aan te nemen, staat de tweede die ingekleed werd
(25 October 1587) vermeld als Hiëronymus van Lier (men weet
dat de Kapucijnen gewoonlijk den naam hunner geboorteplaats
bij hun kloosternaam voegen). Volgens het gebruik van dien
tijd wordt zijn familienaam opgegeven in het Latijn : Joannes
Aggere (1) ; en in het klooster teekent hij zelf alzoo een paar malen : f. Hiëronymus ab Aggere (2). Zijn wereldlijke
naam zal dus wellicht van Dyck geweest zijn (3).
(0 ACB. III, 3011, p. 1.(2) ACB. I, 8747, pp. 3-4.
(3) In 1570 stichtte te Lier een zekere Aug. van Dyck het Arme-Maagden-
huls ; maar die was van Mechelen. Deckers, blz. 403, n. 2 ; M ast, blz. 184-
186 ; en bfj Vermeiren komt die familienaam genoeg voor. In 1613 kon men
in het Llersch Begijnhof nog het grafschrift lezen van een zekeren pastoor
•Janus ab Aggere » (Sw esrtius , Monumenta Sepulcralia... Ducatus Brabantiae, Antv., 1613, p. 366). De historicus J. L. Bax heet hem «Joannes van Dyck»
(Brnssel, Koninklijke Bibliotheek, HS. n° 22453, p. 97).
295
12 HOOFDSTUK I. — STICHTINQ VAN HET KLOOSTER.
Over zijn leven is heel weinig bekend. Men verneemt enkel
dat hij te Antwerpen bleef wonen tot in den Zomer van 1590,
daar hij er op 10 Juni 1588 en 29 April 1590 nog getuige was
bij professies zijner medebroeders ; doch reeds op 5 Augustus
1590 teekent hij in dezelfde hoedanigheid te Brussel (4). Het
priesterschap, waarnaar hij voorzeker vurig verlangde, heeft hij
nooit mogen ontvangen, daar hij in laatstgenoemd klooster reeds
op 2 October 1590 kwam te sterven (5). De vurigheid van zijn
noviciaat had hij trouw bewaard ; en Boverius (6), die zijn
inlichtingen uit Vlaanderen moet ontvangen hebben, vermeldt
met lof de onschuld van zijn leven, zijn innige gevoelens van
godsvrucht en het feit dat hij den dag van zijn afsterven op
voorhand kon vóórspellen.
Alhoewel Hiëronymus gewoonlijk « Lyranus » genoemd wordt,
is het nochtans verre van zeker, dat hij wél in die stad ge
boren was ; men vindt immers ook oude teksten waar hij « ex
W estm ae l » ofwel samen « ex W estm ae l (Lyranus) » (7) ge
noemd wordt. Niettegenstaande die verschillende opgave van de
geboorteplaats, zal hij feitelijk wel te Westmalle ter wereld
gekomen zijn. Het komt immers dikwijls voor, dat Kapucijnen
uit min bekende dorpen afkomstig, eenvoudig naar den naam
eener nabijgelegen stad genoemd worden. En wie weet of de
familie later te Lier niet woonde? We weten immers dat West-
malle^waar er eenige jaren vroeger nog 300 families woonden,
ten gevolge der woelingen en plunderingen, er in 1587 maar
24 meer telde (8).
In 1599 konden de Kapucijnen zich te Mechelen vestigen,
zoodat ze nu reeds twee kloosters bezaten op enkele uren
afstand van Lier.
Ondertusschen kwamen nog een paar novices zich uit de
Netestad in de Orde aanmelden. Doch het zou nog een tijd
(4) ACB, I, 8747, pp. 3-4.
(5) ACB. I, 7920, p. 26; III, 1005, p. 309; III, 9009, p. 58; Annaarium, fase. III, p. 168.
(6) Annales, t. II (Lugduni, 1639), p. 456 (1590, § 71). Dat bericht wordt
letterlijk overgenomen door C a ro lu s de Arembero, Flores Seraphici, t. II
(Colon. Agripp., 1642), p. 517.
(7) ACB. III, 3011, p. 1 (ex Westmael); III, 1005, pp. 158, 263 ; Annu- arium, fase. II, p. 36 (ex Westmael Lyranus).
(8) Deckers, blz. 323, n. 1.
296
ROL DER ANTWERPSCHE FAMILIE CLARISSE. 13
aanslepen, eer het stichten van een klooster in de stad van
Sint Gummarus een voldongen feit werd. Ziehier hoe dat be
slist werd.
§ 2. — ONDERHANDELINGEN
VOOR HET STICHTEN VAN HET KLOOSTER.
Een rijke koopmansfamilie C l a r y was zich uit de omstreken
van Saint-Quentin te Antwerpen komen vestigen; het volk ver
vormde daar den naam tot C la r i s s e . Rogerius, zoon van Lode-
wijk (f 8 Januari 1615) was een groot weldoener van het Ant-
werpsch Kapucijnenklooster; hij zelf was «syndicus» of «gees
telijke vader » ; dat wil zeggen dat hij zich gelastte met finan-
cieele zaken, waar de kloosterlingen zich, krachtens hun levens
wijze, niet konden mee inlaten (9).
Die rijke familie C la r i s s e heeft den grond en heel den bouw
van het Liersche klooster bekostigd.Het is misschien niet zeker, dat zij zelf die stad, als gunstig
voor een nieuwe stichting, aangeduid heeft, te meer daar ze
aldaar den noodigen grond niet had en dien zelf heeft moeten
koopen. Wellicht liet ze de keus der stad aan de Paters over.
Doch het tegenovergestelde is toch ook mogelijk. We kunnen
immers vermoeden, dat de C la r i s s e ’s dikwijls te Lier kwamen,
tenminste als de tijdsomstandigheden het toelieten ; reeds in
1620 was R oger ius althans in betrekking met het klooster der
Kartuizers aldaar (10).In alle geval werd de Gardiaan van Brussel, P. H e u o d o o r ,
die nog andere dergelijke zaken te regelen had, door den Pro
vinciaal J u v e n a l i s v a n S in t- W in o k s b e r o e n met de Liersche stich
ting gelast.
(9) In Annuaire, fase. I, pp. 82-85, vindt men o. a. het wapenschild der
familie, geiijlc het in de oude Kapucijnenkerk te Antwerpen te zien was. Doch
dat is een jonger wapen en in 1614 was er haar een ander verleend. Zie
J. T. De Raadt & J. B. Stockmans, Geschiedenis der Gemeente Schelle (Lier,
z. j.), blz. 98-99. Onder de redenen die de familie Clarisse In 1614 opsomt om
een wapen te verkrijgen, vermeldt ze ook de groote sommen aan d» Kapu-
cljaen geschonken, voor het bouwen van een klooster. Daarmee wordt natuur
lijk het klooster te Antwerpen bedoeld, niet dat van Lier, waarvan er nog
geen sprake was.
(10) Graf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 270.
297
14 HOOFDSTUK I. — STICHTING VAN HET KLOOSTER.
De onderneming kon wel een beetje gewaagd schijnen, daar
er in de Netestad reeds verscheidene andere kloosters waren.
Ook de Minderbroeders van Mechelen hadden reeds te vergeefs
gepoogd om er binnen te dringen. Dat gebeurde tijdens het
gardianaat van P. Henricus de Vroom (Sedulius), dus kort na
1597. Het klooster te Mechelen aanvaardde het volgende jaar
de hervorming der Recollecten. De Vroom schijnt eerst elders
zoo ’n « recollectiehuis » te hebben willen inrichten en dâârom
was het voorzeker dat hij op Lier gedacht had. In alle geval
zond hij omstreeks dien tijd eèn ongedateerde, nog bewaarde
aanvraag aan 't Stadsbestuur, om er een of andere leegstaande
kapel (gelijk er nog verscheidene waren) te mogen in gebruik
nemen. Maar die vraag werd niet ingewilligd (11).
Niettemin trok H e lio d o o r van B ru s s e l vol moed naar Lier,
waarschijnlijk in den loop der maand juli 1620; alleszins had
hij zijn aanvraag bij het Stadsbestuur (eerst mondelings en daar
na schriftelijk) gedaan vóór 2 Augustus van dat jaar. Het eigen
handig schriftelijk verzoek, door hem in den naam van Pater
Provinciaal onderteekend, berust nog in het stadsarchief, doch
zit er verdoold te midden van stukken over de Recollecten (12);
en daar het niet gedateerd is, heeft een onbevoegde hand er
vanbuiten het verkeerd jaartal 1640 op geschreven.
Op gezegden 2itn Augustus vergaderden dan de drie « leden »
van ’t Stadsbestuur, om de aanvraag te onderzoeicen. Het maakte
den besten indruk, dat de Paters geen toelagen vroegen noch
voor het koopen van den grond, noch voor het bouwen zelf,
gelijk het toen de gewoonte was. P. H e lio d o o r verzekerde, dat
vrienden van buiten de stad alles zouden betalen ; maar de
namen dier milde weldoeners schijnt hij niet verklapt te hebben.
De Paters vroegen enkel de toelating om te mogen bedelen
voor hun dagelijksch onderhoud ; wederkeerig beloofden ze, de
liefdadigheid der inwoners « te vergelden, zoo met goede exer
citie, gestichtige leeringen, sermonen, missen te doen, visiteren
van de zieken, devote gebeden en andere godsdienstelijke wer-
(11) Origineel zonder datum. Stadsarchief Lier, bundel « Mannenkloosters »,
farde « Fratres Minores ». — Zie over De Vroom en zijn stichtingsplannen :
D alm . Van H ee l : De Minderbroeder Pater Henricus de Vroom (Den Haag,
[1931]), blz. 34-37. Lier wordt daarin niet vernoemd.
(12) Bundel « Mannenkloosters », farde < Fratres Minores ».
298
VERKRIJGING DER NOODIGE TOELATINQEN. 15
ken » (13). De lezer zal opmerken, dat er geen spraak is van
biecht te hooren ; we zullen verder zien waarom.
Het antwoord van het Stadsbestuur was heelemaal gunstig.
We vernemen immers dat de drie leden « eendrachtiglyk en uit
eenen mond (voor zooveel ons zou mogen raken en aengaen)
verklaerd hebben en verklaren mits deze, naerdien het voors.
verzoek niet alleenlyk en is tenterende tot stichting en ver
meerdering van goede oefeningen en deugdelyke werken, maer
ook tot meerdere verheffing van de oude catholieke Roomsche
religie, mitsgaders van de eere en den dienst Gods en der hey-
lige Kerk in deze stad, dat wy voors. paters Kapucinen goed-
williglyk en zeern geerne accepteren en aennemen, om binnen
voors. stad met ons te komen resideren en een klooster te doen
stichten in eenig kwaertier of plaets die zy daertoe gevoegiyk
en bekwaem zullen bevinden, consenteerende en accorderende
dat de zelve paters ter alle tyde binnen deze stad zullen mogen
omgaen om aelmoessen tot hunnen onderhoud voor de deuren
van degenen die hun zullen gelieven by te staen, zoo dikmaels
als hetzelve hun van noode zal wezen » (14).
Toch werd er nog eens aan herinnerd, dat het goed verstaan
was, dat de stad in de onkosten niet zou tusschenkomen. Doch
voor het overige liet men den Paters alle vrijheid, ook nopens
de keus van den noodigen grond, zooals de lezer zal opge
merkt hebben.Die officieele toelating van het stadsbestuur werd het volgend
jaar bekrachtigd door een octrooi van A lb r e c h t en I s a b e l l a ,
op 26 (15) of volgens anderen 27 (16) April 1621.
Op 23 September 1622 stierf de bijzonderste stichter, de edele
heer R o q e r iu s C la r i s s e . Doch zijn werk zou hem overleven. Bij
(13) Mast, blz. 266. In dezen tekst heeft de schrijver zi]n origineel op één
plaats slecht gelezen ; hij bevestigt Immers dat de stichting zal bekostigü
worden door goede vrienden van binnen deze stad, terwijl de tekst Juist zegt
dat ze van buiten de staa zijn. - Dat merkwaardig Dagbericht verscheen
eerst in de Gazet van Lier ; de tekst dien we hier aanhalen, staat aaa
Jg. XI, n° 38 (17 September 1869), onder den titel van Llerscht Jf erj nn" in' een ; en daar wordt heel juist ultgedrukt : « hunne goede vrienden buiten es
stad gehuisvest ». , , ,(14) M ast, blz. 267. Hier volgt hij den tekst uit Aktboeken, Dl. II. t o .
50r-51r. (Lier, Stadsarchief.)
(15) M ast, blz. 267-268; Gazet van Lier, loc. cit.
(16) Bergmann, blz. 302.
299
16 HOOFDSTUK I. — STICHTINQ VAN HET KLOOSTER.
testament schonk hij 30.000 gulden voor de ontworpen stichting
en voor wat er nog ontbrak zou de familie later instaan (17).
§ 3. — STICHTING VAN HET KLOOSTER.
Het waren toen woelige tijden voor onze gewesten ; en te
recht mocht de Bisschop J. M a lde ru s in 1623 schrijven, dat de
Kapucijnen de toelating wel verkregen hadden om te Lier een
stichting te beginnen, maar dat de oorlogen vertraging mee
brachten (18).
Iedereen wist toch in de stad, dat de Paters slechts een
gunstige gelegenheid afwachtten, om van de verkregen vergun
ning gebruik te kunnen maken. Het is dus niet te verwonderen,
dat de Orde hoe langer hoe meer in de streek bekend werd.
En in 1623 zou de zaak een grooten stap vooruitgaan. We
lezen immers, dat de Generaal der Orde, Clemens van N o to ,
bij zijn verblijf te Antwerpen, het ontwerp heelemaal goedkeurde.
Meteen liet hij toe, dat de familie van den stichter in een
kloosterkerk zou mogen begraven worden, naar keus te Antwer
pen of te Lier (19).
Door die officieele goedkeuring gesteund, vond het Bestuur
der Vlaamsche Kapucijnen het maar best, niet langer meer te
dralen. Een voorlonpig huis werd gehuurd en in den loop der
maand October kwamen eenige kloosterlingen üch te Lier ves
tigen (20). Eens ter plaatse, zou het gemakkelijker zijn om een
geschikt terrein te kunnen vinden.
Een reden om de zaken te bespoedigen, waren misschien de
herhaalde pogingen der Recollecten om zich in de stad te komen vestigen. In alle geval bewaart het stadsarchief nog den tekst
van een brief aan de Infante, waarbij de Magistraat haar ver
zoekt, niet toe te laten dat de Minderbroeder* zich te Lier
zouden komen vestigen. Dat ware een te zware last voor de
inwoners, te meer daar men heel goed bediend is met de
(17) M as t, blz. 266, 268.
(18) J. Paquay, Les Rapports diocésains... au Saint-Siège (Tongraa 1930), p. 40.
(19) ACB. I, 7232 ; Annuarium, lasc. Il, p. 83.
(20) A C B . III, 1005, p . 84 ; 111, 9510, pp . 19-20 ; Beromann, blz. 304-305 ;
M as t, blz. 268.
300
KOMST DER PATERS EN AANKOOP VAN DEN NOODIOEN GROND. 17
bestaande kloosters, waaronder ook de Kapucijnen vermeld wor
den (21).
Dat stuk is niet gedateerd. Maar het dagteekent van vóór
den dood van Isabe lla (December 1633) en na de aanvaarding der Kapucijnen.
In 1624 werd door de familie C la r is s e de noodige grond aangekocht, in het klein Mechelstraatje of het Mechelsch Nieuw-
land gelijk men toen zegde, ’t is te zeggen tusschen de twee
Mechelpoorten : de buiten- en de binnenpoort. Het grootste
deel van dat terrein wordt thans ingenomen door de kost
school der Ursulinnen (22).
De straat, toen « Eekelveste » genoemd, heet nu sedertlang « Kapucijnenvest » ; en die naam is zoogoed als de eenige
herinnering, die te Lier nog van het oud klooster overblijft.
In 1624 bevatte dat terrein een perceel toebehoorend aan de
Gilde der Handboogschutters. Die hielden er hun schietoefenin
gen en de ingangpoort van dat plein bestaat hedendaags nog.
Hen perceel daarvan kwam dus aan de Kapucijnen, samen met
vier huizen met erve, toebehoorend aan G reoo r iu s van B o r te l ,
Ja n V e r lin d e n , Ja n de Raedem acker en Reynier Coom ans (vroe
ger E n g h e l v an N a ren ) ; eindelijk, één huis wezende twee wo
ningen (gelijk de oude tekst zegt) met erve, toebehoorend aan
C a t ly n P e e te rs en twee woningen van Ja n v an d e r O uder-
m eu len (23).
Om de werken te leiden, had men een heel ervaren overste
benoemd, nl. Pater A lb e r tu s van G e n t , die sedert 1604, bijna
zonder onderbreking, als bouwmeester en overste aan het hoofd
van nieuwe of te verbouwen kloosters gestaan had. Hij kwam
naar Lier in 1624, hetzelfde jaar dat men den grond gekocht
had. Doch hij stierf reeds den 8 September van het volgende
jaar, nog eer men den eersten steen had kunnen leggen. Dat
geschiedde slechts den 6 Mei 1626 (24) en men deed het met
(21) Lier, stadsarchief, bundel «Mannenkloosters», farde *Frctres Minores».
Ten onrechte heeft men later op dezen ongedateerden brief het verkeerd Jaar
tal 1650 geschreven.
(22) B irom ann , blz. 489, 618 ; M as t, blz. 268-269.(23) ACB. I, 8762.
(24) ACB. 1, 1005, p. 84 ; III. 9510, p. 19. — Het is natuurlijk heel verkeerd, als P. Lambertus van Vix.p in ztjn naamloos Necrologium Serophtcum (Tilburg 1897), p. 7, zegt dat het klooster reeds sedert 1623 in opbouw was.
301
18 HOOFDSTUK I. — 8TICHTINO VAN HET KLOOSTER.
veel plechtigheid. « Het plaatsen der grondsteenen van de ge
bouwen van het klooster, ter eere van God, van de H. Maagd
en Moeder Gods Maria en van den seraphienschen patriarch
Sint Franciscus gesticht, geschiedde met groote solemniteit : de
eerste steen werd gelegd door eerwaarde heer Adrianus Kimps,
Kanunnik, in naam van Zijne Hoogheid den heer Joannes M a l
derus, Bisschop van Antwerpen, waarna de heer Van Praet,
Plebaan van Lier, een welgepaste redevoering uitsprak ; de
tweede redevoering werd gehouden door den Prior van het
klooster der Kartuizers binnen Lier, den eerw. heer Franciscus
Schot, in naam van juffrouw Sara Breydel ; de derde door
pater Cyprianus, Gardiaan der Kapucienen van Antwerpen, in
naam van den heer Ludovicus Clarisse, en eindelijk door den
heer Adam Rademaker, in naam van den heer Rooierus Clarisse,
jongsten zoon van den stichter » (25).
De Gardiaan van Antwerpen, die hier het woord voerde, was
de vermaarde C y p r ia an C rou se rs of de C roese r , wellicht te
meer een vriend der familie C la r is s e , omdat hij een geboren
Antwerpenaar was.
Eenige maanden later, in 1627, gaf het Kapittel van Sint
Gummarus den Paters de toelating, om hun kerk van een klok
te voorzien (26).
De gebouwen waren voltrokken in 1628. Den 14 October
werd de kerk plechtig geconsacreerd door Bisschop Malderus
van Antwerpen, ter eere der Onbevlekte Ontvangenis ; meteen
werden ook de drie altaren der kerk gewijd (27).
§ 4. — DE KLOOSTERGEBOUWEN.
De gebouwen stonden op den Z.-W.-hoek van de huidige
Mechelenstraat en der Kapucijnenvest. Vóór den ingang lag,
naar oud gebruik der Orde, een klein plein. De gebouwen
waren voorzeker heel eenvoudig.
(25) Mast, blz. 268.
(26) Lier, Kerkarchief van Sint Oummarus : Dryraan’s Jaerboeken, Dl. III,
p. 335 ; Analecta pour servir à l’Hlstoire Ecclésiastique de la Belgique, t. V, 1868, p. 39.
(27) ACB. I, 1005, p. 84 ; Kl, 9510, pp. 19, 24 ; Decxers, blz. 364, n. 1 ;
M ast, blz. 268. — De kerkwijding had du* p/aats den 14n October. Waar-
302
BESCHRIJVING VAN KERK EN KLOOSTER. 19
Van den dienstvaardigen heer B ern . Janssens kregen we een
tamelijk zeldzame plaat, met een oud zicht van Lier. Het werd
door een zekeren Peeters geteekend en zonder jaartal uitge
geven, waarschijnlijk in het midden der XVIIe eeuw. De op
schriften zijn allemaal Duitsch. Onder de afgebeelde gebouwen,
ziet men ook het klooster der « Capuziner », te midden van boomen en groen. Het slanke torentje verheft zijn spits hoog
in de lucht. Die fraaie toren wordt ten andere speciaal bij
verschillige schrijvers vermeld (28).
Toen B a lth a z a r M o re tu s III in 1668 de stad Lier bezocht,
vond hij bij de Kapucijnen niets dat het vermelden waard was,
tenzij hun < schoonen hof » (29). De bibliotheek moet nochtans
ook nogal rijk geweest zijn. Toen immers pastoor L uy ten in 1625
gestorven was, gaf de Magistraat der stad 300 gulden aan het
klooster, om zijn bibliotheek te koopen, op voorwaarde dat de
boeken nooit zouden vervreemd worden (30). En op het Kapittel
der Vlaamsche Kapucijnen, gehouden in 1668, citeert men een
zeldzaam boek van den Kapucijn Je s u a ta , met de melding dat
het op de Liersche bibliotheek voorhanden is (31).
*M *
Bezat de kerk schilderijen van waarde ?De Fransche reiziger Descamps, die in 1769 zijn Voyage
Pittoresque de la Flandre et du Brabant uitgaf, schreef blz. 136
nopens deze kloosterkerk : « A Ia droite, près du Chœur, est
un# descente de la Croix, par Rubens.... Ce tableau, toujours
d’une belle couleur, est médiocrement composé ; les figures sont
trop grandes et trop resserrées dans une espace trop bornée ».
schljnlljk werd de plechtigheid jaarlijks gevierd den Zondag nadien ; we weten
in alle geval dat het in 1768 op 16 October (een Zondag) was (ACB. 1, 1721).
(28) Deckers, blz. 364, n. 1 ; Berqmann, blz. 305 ; M ast, blz. 268.
(29) M . Sabbe, De Moretussen op Reis in 1668, ln Je Verslagen en Mede- deeiingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, 1923, blz. 491-514 ; Id ., Uit het Reisdagboek van Balthazar Moretus III (1668), In Oudheid en Kunst, Dl.
XV, 1924, blz. 25-39, vooral 28.
(30) M a st , blz. 269, 358.(31) A C B . III, 1006, p. 636, § 3. De bedoelde schrijver was een canonist,
voorzeker niet Jesua ta , maar Jesualdus B o loo n i van Palerm o. Zie over hem
het artikel van Edouard d’A lençon in Dictionnaire de Théologie Catholique, t. VIII, 1« partie, col. 1011 en de literatuuropgave aldaar.
303
20 HONPDSTUK I. — STICHTINQ VAN HET KLOOSTER.
M ax Rooses spreekt ook over een Rubens bij de Liersche
Kapucijnen en hij weet ons te vertellen, dat het doek voor die
kerk geschilderd werd in 1613 of 1614 (32). Hier is er alleszins
een verwarring, daar de kerk niet begonnen werd vóór 1624 en
er in 1613-14 nog geen spraak was van een stichting te Lier. Ook zouden we eer gelooven wat B e r o m a n n (33) bevestigt :
dat het geen echte Rubens was, maar eene waardelooze kopie.
Ook toen in 1794 de kostbaarste schilderijen uit de stad naar
Parijs gevoerd werden, had men eerst wel één of meer doeken
uit de Kapucijnerkerk opgeteekend ; doch toen men zag, dat
het geen echte Rubensen waren, liet men ze onverlet (34).
(32) L’Œuvre de P. P. Rubent, t. II (1888), pp. 125-126.
(33) Beromann, blz. 363.
(34) Berqmann, blz. 422, n. 1.
304
HOOFDSTUK II.
Weldoeners en Vrienden.
Daar het archief van het Liersche klooster verloren ging, is
er niet heel veel bekend nopens al de milde zielen, die de
kloosterlingen in hun stoffelijke behoeften ondersteunden. Deckers
kende nog een Manuael of handboek van het klooster, waar
de weldoeners dankbaar ingeschreven werden (1); doch hij zegt
niet waar dat eerbiedwaardig document te zijnen tijde berustte ;
en wij hebben het niet kunnen terugvinden.
§ I. — DE EDELE FAMILIE CLARISSE.
Een eereplaats kcmt in alle geval toe aan de familie C la r is s e ,
die het klooster slichtte. R ooerius , zooals we hooger reeds
gezegd hebben, stierf den 23 September 1622 ; zijn weduwe,
C la r a B re y e l, bleef in leven tot 30 November 1635 (2).
Hun kinderen, die de milddadigheid der ouders overgeërfd
hadden, waren Ludov icus en R ogerius (Junior), alsmede een
dochter M a r ia , die met een zekeren Ja n de W a u w e re of van
den W o u w e r in huwelijk was verbonden (3).Jegens die milde weldoeners toonden de Paters hun dank
baarheid op verscheidene wijzen. Toen de Generaal C lem ens
van N o to in 1623 de Vlaamsche provincie der Orde bezocht,
schreef hij hun te Antwerpen een officieele toelating, gelijk zij
het verlangden, om in de Kapucijnerkerk begraven te mogen
worden. « Wij hebben vernomen, zegt hij in zijn Latijnschen
(1) Deckers, blz. 269.
(2) Annuarium, fase. II, p. 84.(3) ACB. I, 1005, p. 84 ; III, 9510, pp. 19-20 ; Qraf- en Gedenkschriften,
Dl. VU, blz. 271.
305
22 HOOFDSTUK II. — WELDOENERS EN VRIENDEN.
tekst (4), dat de heer Rooerius Clarisse, zoon van Ludovicus,
met zijn vrouw Sara Breyel, zich reeds sedert verscheidene
jaren groote weldoeners van onze Orde getoond hebben en dat
ze uit godsvrucht, op hun kosten, een klooster voor onze broeders
in de stad Lier wenschen te stichten ; daarom aanvaarden we
bij dezen in dank hun mild aanbod en laten we toe, dat er
ons in gezegde stad, volgens hun verlangen, een verblijf ge
bouwd worde. En dat genoemde Vrouw Weduwe Sara, met
haar zonen en hun echtgenooten, en Ludovicus, Ruoerius en
Franciscus, hun zonen, gelijk zij het ook verlangen, wanneer
het zal gebeuren dat ze uit dit licht naar een beter leven over
gaan, een begraafplaats kunnen krijgen in onze kerk, ofwel in
de stad Antwerpen, ofwel in het hooger genoemde klooster,
door hen te bouwen ; doch in allen eenvoud en zonder welk-
danige versiering >. Dat stuk werd onderteekend op 28 Sep
tember 1623. ’s Anderen daags verliet Pater Generaal de Schelde-
stad, om te Mechelen zijn kanoniek bezoek der provincie te
gaan voortzetten. Doch toen hij het Antwerpsch klooster yerliet,
werd de geschonken toelating nog uitgebreid. De Eerbiedwaar
dige Dienaar Gods Honoratus van Champiqny, Provinciaal te
Parijs, die toen als « socius » of secretaris Pater Clemens van
Noto vergezelde, bekwam dat dezelfde toelating zou verleend
worden, niet enkel aan de drie genoemde kleinkinderen van
Weduwe Sara Breyel, maar ook aan een vierde, wiens geboorte
nog verwacht werd. En te Mechelen aangekomen, schreef Pater
Honoratus op 30 September een plechtig bewijs, om de ver
kregen toelating te bevestigen (5).
Bijna twee jaar later, toen de Vlaamsche Provinciaal te Rome
vertoefde voor het generaal kapittel, diende hij een nieuw smeekschrift in ; het wordt nog bewaard, samen met het eigenhandig
antwoord van den nieuwen generaal, Joannes-Maria van Noto (6).
(4) ACB. I, 7232, (afschrift door P. Damunus, met zegel der Provincie).
Annuarium, fase. II, p. 83.
(3) Afschrift door P. Damianus, met zegel der Provincie, ln ACB. !, 7233.
(6) ACB. I, U92ter. Annuarium, fase. II, p. 83. — Rogerius Clarisse, heer
van Schelle en Niel, was den 28 Mei 1617 te Antwerpen gehuwd met Magda-
lena (de) Schot. Zie J . T . De R a a d t & J . B. Stocxm ans, Geschiedenis der Gemeente Schelle, Lier, z. J , blz. 99. — Ludovicus C larisse huwde M aria
N o iro t ; hun twee zonen, Joannes Franciscus en Philippos A lb b r tu s , werden
samen getonsureerd te Antwerpen op 28 December 1643 (Antwerpen, Archief
306
DE EDELE FAMILIE CLARISSE. 23
Er waren ondertusschen bij Ludovicus en Rooerius C larisse
voorzeker al kinderen bijgekomen (van hun gehuwde zuster
wordt niet gesproken) ; in alle geval vroeg men om alle kinderen uit beide gezinnen in de kerken der Orde te mogen begraven ;
de Generaal gaf echter slechts de toelating voor de zonen, niet voor de dochters.
Te Lier, boven den ingang der nieuwe kerk, las men het
opschrift : « Aen God ende Gods maget moeder ende den Sera-
phynschen vaeder Franciscus hebben Rogier Clarisse ende Sara
Breyel desen Convente opgebouwt. Anno M. D. CXXV1II » (7).
En in het midden der kerk, op een blauwen zerk, las men het
volgend Latijnsch grafschrift: « D. O. M. Monumentum Praeno
bilis Familiae Clary, vulgo Clarisse, Antiqua apud Veromandos
Stirpe Oriundae, & Rogerii Claris & Sarae Breyel conjugum,
Hujus Conventus Fundatorum » (8).
De stichters stelden natuurlijk belang in het klooster dat ze
aldus gebouwd hadden ; en ze verlangden eerst de gebouwen
te zien, binnen en buiten, eer er een regelmatig slot ingébracht
werd. Doch de tijden moeten wel woelig geweest zijn en de
wegen onzeker ; want we lezen dat ze ’t op 14 Mei 1629 nog
niet gewaagd hadden, om van Antwerpen naar Lier te reizen,
wegens de strooptochten der Hollandsche soldaten. Om toch
hun vroom verlangen niet tegen te werken, werd er in het
klooster slechts een voorloopig slot ingericht (sub praecepto S.
van 0.-L.-V.-kerk, « Capsa Episcopatus», n<> 202 [2]. — De wapenschilden
van Rooerius en Ludoivcus, samen met die hunner echtgenooten, versierden
vroeger oolc de glasramen der Liersche Kartuizers. Graf- en .Gedenkschriften, DI. VII, blz. 281-282.
(7) [Foppens], Historia Episcopatus Antverpiensls (Bruxellis 1717), p. 185 ;
Groot Kerkelyk Toneel... van Brabant (’s Oraavenh., 1727), blz. 155 ; De Ram,
Synopsis Actorum Ecclesiae Antverpiensis (Bruxellis, 1856), p. 220; M ast, blz.
268. — in die drie verschillende werken ls de zin van het opschrift dezelfde,
maar de uitdrukking verschilt ; Foppens en De Ram geven zelfs den tekst in
het Latijn ; wfl volgen (misschien wel ten onrechte) Mast, die echter het Jaar
tal drukt : CIC. IC CXXVIII. — CIC moet natuurlijk de M of platliggende ®
( = duizend) en IC de letter D weergeven. — Het opschrift wordt ook ln het
Latijn gegeven door J . L. Bax ln het HS. 22453 (p. 88) der Koninklijke
Bibliotheek te Brussel.
(8) Chr. van Lom, Beschryvlng der stad Lier in Brabant, blz. 342 ; Graf- én Gedenkschriften, DI. VII, blz. 251. — WIJ geven den tekst volgens Van L o m ;
de spelling verschilt nogal hier en daar ; ook de verdeeling der regels Is niet
eenvormig ; wij houden daar dus geen rekenschap mee.
307
24 HOOFDSTUK II. — WELDOENERS EN VRIENDEN
Oboedientiae, en niet onder kerkelijke straffen) en op gezegden
datum van 14 Mei 1629 besloot het Definitorium, dien toestand
te laten voortduren, zoolang dezelfde reden zou bestaan (9).
Dat was toch iets heelemaal buitengewoons : een klooster dat
al zoolang af was en zelfs regelmatig door religieuzen bewoond,
zonder groot kerkelijk slot 1 Later, in 1668, zal men dit geval
van Lier inroepen (10), om te bewijzen dat het slot in de
nieuwe stichtingen niet noodzakelijk zoo spoedig moet ingé
bracht worden.
In October 1631 schijnen de stichters hun zoo lang verwacht bezoek reeds gedaan te hebben ; en het inbrengen der clausura
zal misschien wel de gelegenheid geweest zijn van de kruis-
planting, plechtig door Pater Provinciaal gedaan op 28 October
1631. Dat godsdienstig zinnebeeld, dat men gewoonlijk vond
aan den ingang onzer oude kloosters, stond ook te Lier tegen
over de poort (11).
§ 2. — GOEVERNEURS EN MILITAIREN,
ABDIJEN EN KLOOSTERS.
Benevens de stichters, lagen er in de Kapucijnenkerk nog
andere voorname personen en weldoeners begraven. Zoo onder
andere, B artho lom aeus de Sa linas , kapelaan van Aartshertog
Leopold , goeverneur der Nederlanden, gestorven in 1674 (12).
O ok A lb e r tu s de F ran itzen , goeverneur der stad, vond er zijn
aatste rustplaats in 1766, vóór het Presbyterium. Het was een
vriend der O rde. Reeds in 1748 bevoordeeligde hij het klooster
te Luxem burg, dat door z ijn toedoen een bedrag van 120 gu l
dens mocht ontvangen. Over z ijn betrekkingen met het klooster
te Lier, vernemen we enkel dat hij er in 1756 den eersten
steen legde van ’t n ieuw gebouw , dat toen begonnen werd (13).
(9) ACB. III, 1006, p. 248, § 4.
(10) ACB. III, 1006, p. 636, § 4.
(11) Mast, blz. 268-269.
(12) Mast, blz. 173.
(13) M as t, blz. 106-107 ; Beromann, blz. 638 ; Registre de l ’Archive du Couvent de Luxembourg, p. 142. (Ms. n<> 40 van de Bibliotheek der Section
Historique de l'institut Grand-Ducal te Luxemburg).
308
Don Francisco Gancharouy , goeverneur der stad in 1615-1626,
werd in S.-Gummaruskerk begraven. Aan de Kapucijnen schonk
hij een schoon antipendium voor het hoogaltaar, een kostelijk
misgewaad en een zilveren kelk (14).
Het garnizoen van Lier, door tusschenkomst van Kapitein
C arlo s Daesdonck (van Haesdonck?), schijnt in 1646 of kort
daarop een serie achterstallige of niet gereclameerde soldijen
aan de Kapucijnen geschonken te hebben, om bij te dragen
tot den bouw (?) der kerk « para ayuda de la fabrica de su
nueva yglesia » (15). Van een herbouwen of veranderen der
kapel rond dezen tijd, verneemt men elders echter niets.Nu wij toch met militairen en goeverneurs bezig zijn, zullen
wij hier maar bijvoegen, dat we onder de weldoeners van het
klooster ook kolonel-ingenieur de B a u ff rekenen moeten. Sedert
1736 was hij goeverneur van de stad. En zoo we niets ver
nemen over zijn betrekkingen met het klooster, weten we ten
minste dat hij den Paters van Luxemburg heel genegen was.
Bij het herbouwen van een vleugel van hun gesticht in 1736,
bezorgde hij steenen afkomstig van militaire werken ; en op het
jaar 1730 lezen we in het register van ’tzelfde klooster : « La
même année les armoires de notre sacristie, du côté du chœur,
ont été faites par la libéralité de Mr. Bauffe, ingénieur général
de l’empereur et gouverneur de la ville de Lière ; il en a lui-
même donné le dessei.i et cela a coûté 16 écus » (16).De verschillende abdijen van den omtrek waren den Paters
fel genegen. Telkens de Provinciaal in Stad was, schijnt hij het
noenmaal genomen te hebben in de abdij van Nazareth, ten
minste in de tweede helft der XVIIIde eeuw (17) ; dat laat ver
moeden, dat de Paters aan dat gesticht verplichtingen hadden.
Nopens Tongerloo lezen we bij het begin van het Liersche klooster (1627), dat de religieuzen daar veel gingen bedelen uit
de huizen van Sint-Truiden, Hasselt, Breda en Lier ; doch
OOEVERNEURS EN MILITAIREN, ABDIJEN EN KLOOSTERS 25
(•4) Mast, blz. 105, 269; Qraf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 16.
(15) ACB. I, 8761.(16) Reeds geciteerd HS. Registre de l ’Arehive..., pp. 54, 60; Beromann,
Wz. 638.(17) Pater Provinciaal dineerde er in alle geval op 12 Juli 1783, 24 Juni
1784, 11 Juni 1785 en 13 Mei 1793 (ACB. III, 1008, pp. 286, 292, 295, 333).
Voor de andere Jaren zijn we zoo volledig niet ingellcht.
309
26 HOOFDSTUK II. — WELDOENERS EN VRIENDEN.
voortaan kregen die van Lier alleen het recht om er nog te
gaan, daar ze ten andere dichtst waren (18).
Het Begijnhof te Lier zal men voorzeker ook onder de wel
doeners moeten rekenen. Alleszins weten we, dat er nogal veel
betrekkingen waren met de Paters en dat dezen ook op tijd
en stond den nonnekens pleizier konden doen. Dat is ten an
dere niet te verwonderen, daar we weten dat meer dan één
Begijntje bij de Kapucijnen te Biecht ging.
Te Antwerpen, bij E . H. P h ilip p e n , den geschiedschrijver der
Begijnhoven, wordt aldus het origineel bewaard van een brief
in Januari 1682 geschreven door den Kapucijn G i l l i s v an A n t
w erpen , predikant in zijn geboortestad, naar een zekere Juff.
E lis a b e th v an Hees, Begijntje te Lier. Het gaat over een zeer
dringende aangelegenheid, daar de brief de herhaalde melding
draagt « Cito, cito !». Het zusterken moet den Pater geschreven
hebben, dat ze, voorzeker door tooverij, al sedert jaren haar
geld uit haar kas kwijtraakt en dat ze ’t nu nog maar heeft
opgemerkt... De Pater tracht haar te troosten ; en als remedie
raadt hij gewijden wierook aan en veelvuldig belezen van huis
en kas. Desnoods zal de belezing zelfs alle acht dagen moeten
geschieden... De Pater heeft nog zoo’n histories beleefd, schrijft
hij... Nu, hij was al oud ook : ongeveer 67 jaar, schijnt het.
En wie weet? Het Begijntje was misschien nog ouder? Beiden
schijnen in alle geval veel aan spoken geloofd te hebben...
Bijna een eeuw later, zien we den Kapucijn P . Jo z e f Mon-
hemen van Breda, bij z ijn tweede reis naar Rome in 1775, van
daar relikwieën meebrengen van S . Donatus en S. Begga, die
aan de Begijntjes geschonken werden. Het jaar daarop werden
de noodige relikwiekasten gemaakt door den Antwerpschen goud
smid D heure (19).
§ 3. - GEESTELIJKE EN BURGERLIJKE OVERHEDEN.
Bij zijn visiet te Lier op 15 Augustus 1790 en op 16 Juli
1792, aanvaardde de Provinciaal het middagmaal bij den Plebaan
(18) ACB. III, 5006, 2* deel, f° 77v. ; Neerlandia Francise., Dl. III, 1920, blz. 245, n. 3.
(19) Archief der Godshuizen van Lier, « Fonds der Begijnen », n» 380. —
Zie onze bijdrage P. Joztf van ’s-Hertogenbosch ( f 1776), thans ter perse,
In Francisc. Levtn, Dl. XV, 1932.
310
DE OPENBARE BESTUREN. 27
van Sint Gummarus (20). En telkens iets in de stad gebeurde,
waren de Paters er bij. Men ziet ze steeds meestappen in
processiën (21) ; ze zijn tegenwoordig in 1666 bij de plechtige
erkenning der relikwieôn van S. Gummarus ; te dier gelegenheid hebben ze in het midden der hoofdkerk een zeer schoon altaar
opgericht, waarop een solemneele mis met muziek wordt ge
zongen (22). In 1652 is de Gardiaan F aus tin us van B russe l
tegenwoordig bij de plechtige overbrenging der relikwiefin van
den Z. Bartholomaeus, stichter der abdij van Nazareth (23).
En zelfs waar het meer profane plechtigheden en feesten geldt,
ontmoet men ze wel eens. Op 30 Juni 1722 geven ze in hun eigen refter een feestmaal voor de broeders van ’t « biercruyers-
ambacht » en we weten dat er daar te dier gelegenheid een
feestdicht afgelezen werd van den vruchtbaren Pater Ju s tin u s
van B ru sse l (24).
Met alle openbare besturen leefden de Paters in de beste
verhouding en door alle werden ze met gunsten en voorrechten
rijkelijk bedacht.
Hooger hebben we reeds een bewijs gegeven van de mildheid
van het Stadsbestuur, waar we over de bibliotheek handelden.
Andere giften zullen er genoeg geweest zijn ; en een stelsel
matig onderzoek der Resolutieboeken en stadsrekeningen zou
voorzeker toonen, hoe gaarne het Stadsbestuur zijn Paters met
allerlei giften wist te bedenken.Alhoewel de kloostergebouwen tamelijk groot en ruim waren,
bleven de Kapucijnen steeds vrij van het herbergen der door
trekkende troepen ; dat was een voorrecht dat ze onder het
oud regiem genoten. Reeds voordat ze zich metterwoon in de
stad gevestigd hadden, kwam er op 8 Mei 1626 een ordon
nantie vanwege de Aartshertogin Is a b e lla , waarbij alleen de
bedelorden der stad van dien last vrij bleven (25). Doch in
(20) ACB. III, 1008, pp. 319, 328.
(21) Deckers, blz. 342; R . Rommens, De Predikhetten en de Kluizekerk ie Lier (Lier [1888]), blz. 56 en 102 (1713 en 1732).
(22) Deckers, blz. 371.
(23) Mast, blz. 246.(24) M . Sabbe, Pater Justinus’ Klooster gedichten, in De Vlaamsche Gids,
Dl. V, 1909, blz. 74-96. Het hier bedoelde gedicht wordt vermeld op blz. 88.
(25) Stadsarchief te Lier, « Berckmans-Boeken », Dl. III, f° 91v. DI. IV,
blz. 321.
311
28 HOOFDSTUK II. — WELDOENERS EN VRIENDEN.
Maart en Augustus 1692 verzocht de magistraat niettemin de
oversten der Predikheeren, Jezuïeten en Kapucijnen, toch eenige
manschappen te willen opnemen, om de zware lasten der bur
gerij wat te helpen verminderen (26).
Op 28 Januari 1628 gaf Aartshertogin Is abe lla , die den Paters
fel genegen was, een gunstig antwoord op een rekwest van
hunnentwege. Een zekere Don Loys de Benavides en andere
officieren uit Zandvliet begeerden, uit genegenheid voor de Orde,
eenige porties « moluwe » of kabeljauw als aalmoes te schenken
aan de kloosters te Lier, Mechelen of elders ; maar er was
geen middel zoo’n verzendingen te doen, zonder een paspoort
der Aartshertogin. Op hun verzoek, werd hun zoo’n vrijgeleide
geschonken, waarmee de Paters persoonlijk den visch konden
gaan afhalen (27).
Op 4 December 1650 besloot het definitorium der Vlaamsche
Kapucijnen dat men zou trachten alle jaarlijksche lasten en
verplichtingen af te koopen, die wogen op de kloosters te Lier,
Mechelen en Brussel (28). Welke die verplichtingen waren,
wordt niet nader aangegeven. Waarschijnlijk is er spraak van
wat we nu « grondlasten » zouden noemen. Want voor de
Liersche gronden en huizen, in 1623 aangekocht, was er jaar
lijks 9 gulden en 8 stuivers te betalen. In 1653 was die beta
ling reeds 29 jaar verachterd ; dat maakte samen een belang
rijke schuld (29). In 1657 noemt men dat een jaarlijksche rente
van « 10 livres 13 solz, du prix de 40 gros notre monnaie de
Flandre la livre ».
Op verzoek van Pater Provinciaal en om reden der armoede
van het klooster, werd die schuld ten eeuwigen dage kwijt
gescholden (3 December 1657 — 28 November 1658) ; doch de
Gardiaan bleef voor altijd gehouden, ieder jaar twee HH. Missen
te laten lezen, tot welzijn van koning en onderdanen ; jaarlijks
ook moest hij den ontvanger in het Antwerpsch kwartier ver
wittigen, dat hij die verplichting nageleefd had (30). Nog op
(26) Bergmann, blz. 313-314.
(27) ACB. I, 4301, 4302.
(28) ACB. III, 1006, p. 495, § 5.
(29) ACB. I, 8762.
(30) Algemeen Rijksarchief, Brussel. Register der Charters, n° 16, blz. 260.
ACB. I, 8763T (groot document op perkament, met afhangend zegel in rood
lak. Getchonden).
312
OPENBARE EN BIJZONDERE LIEFDADIOHEID. 29
19 Februari 1787 hooren we verklaren, dat de Kapucijnen van
Lier « twee missen ’s jaers » moeten lezen « voor den Catholi-
ken Koninck, ter redemptie van eene cheyns bezet op een klijn
deel van den hof, welcke missen tot heden voldaen zijn » (31).
§ 4. — BIJZONDERE LIEFDADIGHEID.
Bijzondere dankbaarheid vanwege de kloosterlingen verdienden
vooral de « syndieken » o! « geestelijke vaders en moeders »,
die zich met de geldzaken van het gesticht belastten. Men kent
er slechts twee bij naam : een zekere Jf. N. Cammeron (11 No
vember 1777) (32) en een heer Adam Rademaker. Deze laatste
bezocht wekelijks het klooster en telkens liet hij er een of
andere gift. Hooger hebben we al vernomen, dat hij in 1626 den
eersten steen legde van de nieuwe stichting. Hij was Burge
meester der Stad en stierf op 30 October 1640 (33).
Het klooster, dat geen de minste bezittingen had noch vast
inkomen, leefde hoofdzakelijk van de milddadigheid van de Lie-
renaars, die hun Paters fel genegen waren. De stad was ten
andere heel godsdienstig en alle goede werken werden er mild
gesteund.Wij weten b. v. hoe de Recollecten uit Mechelen ook te Lier
rijken steun vonden. Zoo had het Stadsbestuur zich op 9 November 1627 bezig te houden met een schrijven van A nton ius van
den Steen, Gardiaan der Recollecten, nopens het bedelen van
bier, boter en vleesch. De beslissing was niet heelemaal gun
stig, misschien wel omdat men eerst en vooral de Paters uit de
stad zelf wilde bevoordeeligen. Uit een brief van een zekeren
P. Joannes M inssen vernemen we in alle geval, dat zoo’n bede
len in natura aan de Recollecten niet meer toegelaten wordt
en dat men voorgeschreven heeft b. v. met een schaal geld rond te halen. Dat kan men niet aannemen, daar het tegen
den Regel is. Doch daar men jaarlijks in de stad niet minder
dan 26 of 27 tonnen « goed bier » rondhaalt, vraagt de Pater
(31) Antwerpen, Staatsarchief, Clergé Régulier, n° 348.
(32) ACB. I, 6107.(33) Mast, blz. 269; Graf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 76.
313
30 HOOfDSTUK H. — WELDOENERS EN VRIENDEN.
dat de stad zelf regelmatig 25 tonnen zou schenken (34). Wat
daarop geantwoord werd, weten we niet.
Doch als de inwoners zoo mild waren voor kloosterlingen
uit vreemde steden, zullen die uit stad zelf voorzeker nog beter
gevaren hebben...
(34) Lier# stadsarchief, bundel < Mannenkloosters », farde < Pratres Mino
res ». De brief van P. Mlnssen is niet gedateerd, maar waarschijnlijk kwam hij
kort na de beslissing van den Magistraat, waarnaar hij sch|Jnt te verwijzen.
314
HOOFDSTUK III.
Werkzaamheden.
§ 1. — PREDIKING.
Heel slecht zijn we ingelicht nopens de verschillende geeste
lijke werkzaamheden, die de Liersche Kapucijnen ten bate der
bevolking ondernamen. Maar daar, gelijk elders, zal de predi-
catie wel de hoofdzaak geweest zijn.
In een stuk van 1630 lezen we in alle geval, dat ze toen
reeds op al de feestdagen van het jaar, om 1 uur namiddag,
preekten in S.-Gummaruskerk. Slechts eenige dagen waren uit
gezonderd, n.l. eerste en tweede Paaschdag, eerste en tweede
Sinksen, Allerheiligen en Kerstdag ; ook de feestdagen, die op
een Zondag vielen. Maar daarentegen predikten ze wel den
3*“ dag van Paschen en Sinksen, den 2en en 3en Kerstdag,
alsook op Witten Donderdag en Paaschavond (1).Op 23 April 1633 verleende het kapittel aan de Kapucijnen
de toelating, om ook op alle Zon- en feestdagen in de Collegiale
te prediken, ’s avonds vóór het lof. In 1634 besloot men, het
3ermoen om 1 uur ook te houden op de vier hooge feestdagen
van het jaar, die zooals gezegd, eerst uitgezonderd waren ;
ook het volgend jaar zou men de vastensermoenen houden en
eveneens zou er uitstelling zijn van het H. Sacrament. In dat
(1) Franciscana, Dl. VII, 1924, blz. 283. — In het Stadsarchief te Lier berust
een stuk van 1610 nopens de « staties », die aldaar gepreekt werden ; maar dat
is hier zonder belang, daar het van vóór de aankomst der Kapucijnen is
(Bundel « Mannenkloosters », Farde « Fratres Minores »).
315
32 HOOPDSTUK III. — WERKZAAMHEDEN.
jaar 1635 besliste men ook, dat op de feestdagen in de vasten
de stationaris zou prediken om 1 uur en de Kapucijnen aan
stonds vóór het lof (2).
Op de drie Sinksendagen van het jaar 1641 hielden de Paters
een plechtig veertig-urengebed in de Collegiale (3).
In het begin van 1763 lieten de Mechelsche Karmelieten
weten, dat ze voortaan de gewone predicatie te Lier op O.-L.-V.-
Lichtmis niet meer konden houden, daar ze sedert eenige jaren
voor de mondkosten van den predikant en den broeder die
hem vergezelde, moesten toeleggen. De Kapucijnen werden in
hun plaats met die prediking belast ; en om de onkosten te dekken, mochten ze dan een omhaling van boter houden (26
Januari 1763) (4).
Het is zeker dat de Paters, vooral in de XVIIIe eeuw, op de
verscheidene parochiën van den omtrek, het H. Ministerie gedu
rig zullen uitgeoefend hebben, gelijk ze ook in de andere
kloosters deden. Opzoekingen in de plaatselijke kerkarchieven
zouden dat ongetwijfeld bewijzen. Maar bijzonderheden kennen
we niet.
Hetzelfde moet men zeggen nopens het prediken in de ver
scheidene vrouwenkloosters der Stad. Slechts één enkele maal
hooren we « staties » vernoemen bij de Kanonikessen van Vre-
denberg. Van P. I r e n a e u s v a n M e c h e le n zullen we hooren,
dat hij in 1638 preekte in het Begijnhof en « in andere kloos
ters». Dat de Paters er op tijd en stond Gods woord gingen
verkondigen, is des te natuurlijker, daar ze bij gelegenheid, in
de XVIII* eeuw, ook in verscheidene gestichten de Biecht dÈr
Zusters hoorden, gelijk we straks zullen zien. En als de Nonnen
ook onder de weldoeners gerekend worden, mag men wel ver
onderstellen, dat de Paters door hun predicatie hun dankbaar
heid zullen bewezen hebben.
(2) Anal, pour servir à l ’Hist. Ecclés. de la Belg., t. V, 1868, p. 40. —
Hier maakt men dus een onderscheid tusschen de Kapucijnen en den « Sta
tionaris ». Wie dat was, wordt niet nader aangeduld. Waarschijnlijk kwamen
de verschillende kloosterorden overhands aan de beurt, ln 1708 was P . Paci
ficus van Z o tteoem , Kapucijn, Stationaris in S.-Qummaruskerk (Antwerpen,
Archief van 0.-L.-V.-kerk, « Capsa Episcopatus», n° 197, ad 11 Febr. 1708).
(3) AnaL pour servir à l’Hist. Ecclés. de la Belg. t. V, 1868, p. 42.
(4) Berouann, blz. 303.
316
PREDIKEN EN BIECHTHOOREN. 33
§ 2. — MINISTERIE VAN DEN BIECHTSTOEL.
Toen de Kapucijnen hun aanvraag deden om in de Stad te
mogen stichten, beloofden ze, gelijk we blz. 14 gezegd hebben,
hun dankbaarheid te toonen « met goede exercitie , gestichtige
leeringen, sermonen, missen te doen, visiteren van de zieken,
devote gebeden en andere godsdienstelijke werken ». Van biecht-
hooren was er dus geen spraak. En het is niet een bloote
vergetelheid, als dat niet genoemd wordt ; want in dien tijd
was het slechts in een uitzonderlijk geval dat de Kapucijnen
de bediening van biechtvader aannamen. De geloovigen hadden
het over het algemeen liever anders gehad en op sommige
plaatsen moest men wel aan hun verlangen toegeven. Ook voor
Lier bepaalde het Definitorium, op 22 November 1635, dat de
toenmalige gardiaan, Sebastiaan van Antw erpen, bij gelegenheid de biecht der geloovigen mocht hooren ; maar zooiets moest
toch altijd een uitzonderlijk geval blijven en biechtstoelen moch
ten er in de kerk niet geplaatst worden (5).
In 1638 woonde er in het klooster een zekere P. Irenaeus
v a n M echelen ; hij was biechtvader voor zijn medebroeders en
hij schijnt ook wereldlingen gehoord te hebben ; want op 29 Mei van gezegd jaar, besloot het Definitorium, dat de Pater wel
mocht prediken in de Kapucijnenkerk, in het Begijnhof en in
andere kloosters, doch dat hij niemands biecht mocht hooren
buiten die zijner medebroeders, ook niet van priesters of kloos
terlingen, zonder uitdrukkelijk oorlof van het Definitorium ; ook
zou hij voortaan geen bezweringen meer doen over mannen en
vrouwen, die dachten van den duivel bezeten te zijn (6).In 1642 vinden we Lier genoemd als een klooster, waar men
slechts bij uitzondering de biecht hoort van één of andere in het bijzonder (7) ; en nog in 1668 verbiedt men het, dat een
Pater der Orde op Zon- en feestdagen, of ook maar ééns in
de maand, biecht gaai hooren in de collegiale van S. Gum-
marus (8). Die strengheid duurde tot in 1671 ; in dat jaar
(5) ACB, I, 1006, p. 341, n° 6.
(6) ACB. I, 1006, p. 361, § 4.
(7) ACB. I, 1256bis.
(8) ACB, 1, 1006, p. 636, § 9.
317
34 HOOFDSTUK III. — WERKZAAMHEDEN.
verleende het Generaal Kapittel de permissie, om te Lier regel
matig de biecht der geloovigen te hooren (9).
Spoedig nam dat heilig ministerie nu een groote uitbreiding.
En de Nonnenkloosters uit Stad waren hier de eerste om de
dienstvaardigheid der Paters in te roepen.Aldus gebeurde ’t bij de Engelsche Karmelietessen of Tere-
sianen, toen ze in 1708 hun Biechtvader hadden zien sterven.
Op 20 September, liet het Bisdom aan P. Pacificus van Zot-
teoem toe, de Biecht van één of andere non te hooren, totdat
er een nieuwe Engelsche Biechtvader benoemd was. En nadat er
dan ook op 1 Juli 1709 een aangesteld was, liet de Bisschop
op 14 Februari 1710 toch nog toe, dat de Pater voort de Biecht
van een zekere Zr. M ar ia Anna bleef hooren (10).
Meer betrekkingen waren er met het prioraat der Kanonikessen
van Vredenberg. Van 1741 tot 1767 en misschien tot het einde
van het Oud Regiem, hoorden veel Kapucijnen daar Biecht.
Een paar malen wordt die toelating gegeven voor den tijd der
gewone preeken of «staties» (11); in andere gevallen wordt
die beperking niet vermeld (12). Het was meestal de Gardiaan
of de Vicaris van het klooster die daar biecht hoorde, en wél
gewoonlijk als « extraordinarius » (13), een enkele maal ook als
gewone Biechtvader (14).
(9) Vroeger werd die toelating in ons archief bewaard, blijkens een ouden
inventaris. ACB. III, 1012, p. 19.
(10) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-kerk, « Capsa Episcopatus », n° 197.
(11) Aldus voor den Gardiaan Lucas van A a ls t (24 Mei 1749) en P. Clemens
van Herze le (20 Juni 1749). — Deze namen en datums, zoowel als die der
volgende noten, komen uit dezelfde jurisdictie-registers n° 197, die we hier
herhaaldelflk benuttigen. Op de aangegeven datums zal men gemakkelijk de
namen der Paters terugvinden. Men gelieve echter op te merken, dat die toe
lating om Nonnenbiechten te hooren, dikwijls achterna bijgevoegd werd, dààr
op den datum waar de gewone jurisdictie der kloosterlingen reeds vroeger
geboekt werd. En alzoo zou het gebeuren dat een Pater hier op een gegeven
datum als « Gardiaan » aangegeven wordt, terwijl hij feitelijk maar eenige
maanden later tot Overste benoemd werd.
(12) Aldus de drie Gardiaans : Joannes B ap tis ta van Leuven (12 Septem
ber 1752), HiEro.vymus van T u rn h o u t (21 Mei 1755) en Joachim van Antw erpen
( I I September 1759).
(13) Aldus P. A nton ius van Beveren (21 Mei 1766) en de belde Gardiaans
Ferd inand van Tervuren (2 October 1741) en N orbe rtus van W e s te r lo o
(22 October 1764) ; ook de Vicaris B onaventura van B russe l (22 October 1764
en 21 September 1767).
(14) P. A lexander van A a ls t , OaTdiaan (22 September 1767).
318
Reeds veel vroeger had men begonnen met de Biecht der
Begijnen te hooren, n.l. sedert 1708. Gewoonlijk geschiedde dat,
niet in het Begijnhof zelf, noch voor al de Zusters, maar slechts
voor hen die in de Paterskerk een Biechtvader kwamen vinden.
Daartoe was er toch een speciale jurisdictie noodig ; en we
kennen zoo een heele reeks Paters, die daartoe van ’t Bisdom
de vereischte machtiging kregen (15).
§ 3. — VERPLEGING VAN PESTLIJDERS.
Zoo de gewoonten en voorschriften der Orde in den beginne
streng waren voor het biechthooren, bewezen de Broeders des
te meer dienst tijdens pest en besmettelijke ziekten. Dan stelden
ze edelmoedig hun leven ten pande voor den evenmensch.
In de 17de eeuw kende men niet, gelijk hedendaags, allerlei
ontsmettingsmiddelen, om desnoods ziekten te voorkomen of te
genezen. En alzoo nam de kwaal dikwijls een ongehoorde ui -
breiding, waartegen de wetenschap van dien tijd niets vermoc .
Te Lier woedde de pest o. a. in de jaren 1636*37 en 1652 ;
er vielen toen ontelbare slachtoffers. Doch veel erger was e
nog in de jaren 1665-69. Reeds van in 1664 had het sJ-heP®n* college zekere voorzorgsmaatregelen genomen, om te be e en
dat de besmetting, die in andere steden 'e.’ds woedde, ook naar Lier zou overkomen (16). Door tusschenkomst van Mechelen
kon men uit Rome, in hetzelfde jaar 1664, relikwieën bekomen
van de schutspatronen tegen de besmetting ; plechtig wer en ze
« verheven » op 23 September, en de Kapucijnen hielden in
S.-Gummarus het 40-urengebed. En twee jaar later, zien we
BIECHTHOOREN EN ZORO VOOR DE PESTLIJDERS. 35
(15) Ziehier de namen, altijd volgens dezelfde registers :_ PACl” a“® ™*kZ°*n TE8EM (11 Februari 1708), Andréas van Leuven (1 0 Mei . P
den Pastoor van ’t Begilnhof zelf). Lucas van H asse lt (26 Febntari^
Bernardus van Assche (met toelating van den Pastoor), a van
(9 December 1738), Ferdinand van Tervuren (2 OctoberLeuven (16 Juli 1743 en 7 December 1745), Lucas van A a l s ^ Mei 1749).
Clemens van H erze le (20 Juni 1749), Joannes B ap tis ta Van ^ ^
ber 1752), Hiëronymus van T u rnho u t (21 Mei 1755). Joachjm
(11 September 1759) en A lexander van A a ls t (22 September ).
(16) Decxers, b lz . 363; Lier Vroeger en Nu, D l. I. J 11 .(17) Anal, pour servir à l'Hlst. Ecclés. de la. Belg., - •< >
319
36 HOOFDSTUK III. — WERKZAAMHEDEN.
nog uit de Netestad een plechtige bedevaart naar Duffel ver
trekken, altijd met hetzelfde doel : om van de pest bevrijd
te blijven (17). Doch niets mocht baten en alle voorzorgen
waren vergeefs. Spoedig woedde de geesel in volle geweld en
een derde der bevolking zou hij uitroeien.
Onder de verschillende kloosterorden der stad, toonden de
Kapucijnen in die droevige omstandigheden het meest toewij
ding. Door magistraat, plebaan en kapittel werden ze verzocht
om hun diensten aan de slachtoffers te verleenen ; met goed
keuring van hun Provinciaal, waren ze gelukkig dat heldhaftig
liefdewerk te kunnen aanvaarden. Dat was in October 1668 (18).
Reeds den laatsten dag derzelfde maand stierf een jong stu
dent der Orde, ten gevolge der besmetting : Fr. Clemens van
A ntw erpen . Twee of drie weken later, op 17 November, stierf
in den dienst der pestzieken Br. M acharius van Ieper (19).
Uitdrukkelijk wordt van hem betuigd, dat hij besmet werd al
anderen verzorgend (20). Na hem, stierven er nog vijf Paters
der Orde, ook ten gevolge der pest ; en alhoewel men niet
uitdrukkelijk zegt, dat ze de besmetting gekregen hadden met
zelf anderen te verplegen, is dat toch vast en zeker, daar men
stellig weet dat onze kloosterlingen toen met dat liefdewerk
belast waren. Ziehier hun naam en sterfdag :
P. G erardus Berckmans van L ier, bezweken 5 Dec. 1668.
P. B runo van Bri-ssel, predikant, 4 Januari 1669. ?
P. T iburtius van B russe l, predikant, 5 Februari 1669.
P. Robertus van K o rtr ijk , predikant, 21 Maart 1669, en
P. V ale rius van Antw erpen , 4 April 1669.
Die slachtoffers der naastenliefde werden begraven in den
kloostertuin, tegen den muur van het pesthuis, waar men later
nog hun grafschriften schijnt gelezen te hebben (21). Bij hun
(18) Deckers, blz. 363-368; M as t, blz. 146-147, 269; Beromann, blz. 314.
(19) In de wereld Omer van Thuyne, zoon van Jan en Josina Mortiers. Men
noemde hem gewoonlijk Macharius van leper, alhoewel hij eigenlijk te Renin-
gelst geboren was. Reeds 30 jaar oud, werd hij te Leuven Ingekleed op 3 Juni 1658.
(20) ACB. I, 5398, p, 15 ; I, 4032bls, p. 10.(21) D ecke rs , blz. 377 ; M a s t , blz. 146-147, 269. — In de verschillende
berichten waarover we beschikken, wordt de sterfdag dezer ziekenverplegers
niet altijd heelemaal gelijk aangegeven ; ook durven we niet verzekeren dat onze datums noodzakelijk de juiste zijn.
320
ZORQ VOOR PESTLIJDERS. 37
medebroeders en stadgenooten bleef hun aandenken in groote
eere. Men bezit nog een brief van dan Provinciaal P a t r i t iu s
van H azebroek , waarbij hij op 1 April 1669 aan B as ilia n u s van
B ruqqe , Gardiaan te Kortrijk, het overlijden aankondigt van
twee Paters, in den dienst der pestlijders bezweken : Bernar-
d inus van O o s te rw ijk , te Maastricht, en R o be rtu s van K o r tr ijk ,
te Lier. En hij voegt er bij : « Wij begeeren en verlangen dat
voor hen die in den dienst der pestlijders sterven, ieder Priester
twee Missen lezen, en Clerici en Leekebroeders ook een dubbel
suffragium » (22). Aldus schonk men hun, na hun dood, uit
hoogachting en bewondering, het dubbel van wat de gewone
kloosterlingen van hun medebroeders mochten verwachten.
n¥ ¥
Wij noemden daar juist het «pesthuis». Het was immers de
gewoonte bij de oude Kapucijnen, dat ze op het verste uiteinde
van hun tuin zoo’n afgezonderd gebouwtje hadden, dat in tijd
van besmetting gebruikt werd, niet om er menschen uit stad te
bezorgen, gelijk men soms denkt, maar wel om tot nachtverblijf
te dienen voor de « Pestpaters », die gedurende hun ambt moes
ten afgezonderd blijven, om voor hun medebroeders geen gedurig
gevaar op te leveren.Deze bladzijde over pestverpleging sluiten we met de vermel
ding van eenige Liersche kloosterlingen, die datzelfde jaar 1669
in andere steden van het land hun leven offerden in hetzelfde
liefdewerk.Dat deed b. v. een zekere Fr. M a rc e ll in u s van L ie r, nog
maar Diaken, waarschijnlijk geboren in 1643 en ingekleed in
1663, die op 26-jarigen leeftijd bezweek, slachtoffer zijner naas
tenliefde. Hij stierf in het klooster te Aalst, op 1 Augustus 1669.
Zijn wereldlijke naam was van den B rande ; en met eere voor
zeker staat de jeugdige kloosterling hierboven opgeteekend in
het boek des levens.
(22) « P. B e r n a r d in u s O o s t e r w y c a n u s in peste obUt ; Lyrae, P. R o b e r t u s
C o r t r a c . requiescat in S. Pace. Desideramus autem et commendamus, ut pro
iis qui in servitio pestis obierunt, dicantur duae Missae a singulis sacer
dotibus et a cleris et lalcis duplices preces. » (Kortrijk, Stadsbibliotheek, Case
315, register 25).
321
38 HOOFDSTUK III. — WERKZAAMHEDEN.
Br. M a u r it iu s P aras ies van L ie r stierf te S.-Truiden, den
26 September van hetzelfde jaar, ook in den dienst der pest
lijders. Vier zijner medebroeders slachtofferden daar mede hun
leven in denzelfden liefdedienst, van April tot October 1669.
Eindelijk Br. R ayne riu s v an L ie r stierf in den dienst der
pestlijders te Maastricht, den 26 Juli 1669 ; vier zijner mede
broeders bezweken daar omstreeks denzelfden tijd (23).
Te Lier werd in Augustus 1669 een plechtige octaaf van
openbare gebeden gehouden, waarna de Kapucijnen het 40-uren-
gebed preekten. En den 29 November daarop, mocht in de
Collegiale een plechtige processie met Te Deum gehouden wor
den, omdat de stad voprgoed van de pest bevrijd was (24).
§ 4. — DE LIERSCHE KAPUCIJNEN
EN O. L. V. VAN DUFFEL.
Er blijft ons een woord te zeggen nopens de betrekkingen
der Kapucijnen met de bedevaart van Duffel. In vorige eeuwen,
vooral rond 1660, was O. L. V. van Goeden Wil, die aldaar
vereerd wordt, overal vermaard, misschien evenveel als die van
Scherpenheuvel. En in het bevorderen en verbreiden dier devo
tie, hebben de Kapucijnen een groote rol gespeeld. En hier
bedoelen we hoofdzakelijk de religieuzen uit de kloosters te
Aalst en veel meer nog te Lier. In beide kerken werd een
afbeelding van O. L. V. van Duffel vereerd, gesneden uit den
wilg, waarin het genadebeeld eens ontdekt werd (25).
De familie van M e ro d e , die toen de baronie van Duffel
bezat, was goed bevriend met de Kapucijnerorde ; en alzoo
komt het misschien, dat beide kloosters een namaaksel van het
mirakuleus beeld bezaten.
(23) ACB. I, 4932bis, pp. 3, 13; I, 5398, pp. 11, 15, 16; [Lambertus a
Velp] Necrologium, p. 33 ; Zondagsblad, DI. IX, 1906-1907, blz. 392.
(24) Anal, pour servir à l ’Hist. Ecclès. de la Belg., t. V, 1868, p. 46.
(25) N. M a t te n s , Onse L. Vrouwe Van Duffel ofte Van Goeden Wil (A n tw .
1717), blz. 30, 117, 179.
322
In de kerk te Aalst werden er door de aanroeping van 0 . L. V.
van Duffel verscheidene wondere genezingen bekomen. Het beeld
werd er geplaatst op S.-Bernardusdag (20 Augustus) 1638, zooals
we lezen in het relaas der genezing van E lis a b e th de R idde r ,
vrouw van heer A r tu s van U den , uit Aalst. In 1640 genas
ook aldaar P e te r van R a ff le q e m en omstreeks denzelfden tijd
A drian us C roone (26).Doch wat er te Aalst gebeurde, interesseert ons voor het
oogenblik minder. Te Lier stond er ook zoo’n beeld in de kloos
terkerk, en dat ten minste sedert 1642, zooals blijkt uit het
volgende verhaal (27).In gezegd jaar 1642 was C h a r le s de C o t t r e l , heer van Les-
senbosch (Bois-de-Lessines), doodelijk ziek ; van de dokters ver
laten, had hij reeds de laatste HH. Sacramenten ontvangen. In
dien uitersten nood nam hij zijn toevlucht tot 0 . L. V. van Duffel
en liet door een Pater Kapucijn een noveen houden bij haar
miraculeus beeld. Alles scheen toch verloren ; en reeds stond
de gewijde kaars gereed, toen hij zijn biechtvader verzocht met
hem de litanie van 0 . L. V. te willen bidden. Pater Huoo van
B o k s te l, Gardiaan te Lier, vroeg hem daarop, of hij waar be
trouwen had op O. L. V. van Duffel; op zijn bevestigend
antwoord, liet de Pater, door een knecht van den huize, uit
de kloosterkerk het O.-L.-V.-beeldje halen. Terwijl de zieke het
vol betrouwen omklemde, viel er een stukje van de kroon in zijn hand; ’s avonds, omstreeks 10 u., zwolg hij dat met volle
betrouwen in. Terstond vond hij bate, daar hij gansch dien
nacht rustig mocht slapen, wat hij sedert 38 dagen niet meer
had gekund, ’s Morgens bij zijn ontwaken, voelde hij zich
volledig genezen.Uit dat verhaal ziet men dus, dat reeds in 1642 0 . L. V.
van Duffel bij de Liersche Kapucijnen vereerd werd.Die genezing werd fel besproken. En op 30 Maart 1644 ver
klaarde de Bisschop van Antwerpen, in een plechtig document,
dat het een echt mirakel was (28). En in het boekje van
N. M a tte n s , over 0 . L. V. van Duffel, is die genezing één
DE LIERSCHE KAPUCIJNEN EN O. L. V. VAN DUFFEL. 39
(26) N . M attens , Onse L. Vrouwe Van Duffel ofte Van Goeden Wil (Antw.
1717), blz. 88-89, 104-105 en 117-118.(27) Ibld., blz. 179.
(28) Ibid., blz. 175-177.
323
40 HOOFDSTUK' III j — WERKZAAMHEDEN.
van de veertien, die op medaljons rondom het titelblad afge-
beeld staan (29).
In 1646 werd in de kapel te Duffel het 40-urengebed gehou
den (30), waarschijnlijk ook door de Kapucijnen, die overal die
devotie bevorderden. Omstreeks denzelfden tijd werd ook door de Paters een jaarlijksche bedevaart uit Lier naar het genade
oord ingericht, gelijk we straks nog zullen zien.
In de kapel hangt thans nog een oud schilderij, dat een
genezing voorstelt uit het jaar 1683, nl. die van een Begijntje,
Anna C a th a r in a Joris . En wat ons hier interesseert, is dat er
daar twee Kapucijnen op afgebeeld staan. En daar het twee
Paters zijn uit het klooster te Lier, zijn we gelukkig er hier
de reproductie van te kunnen geven. Wij hebben ze te danken
aan de dienstvaardigheid van Heer Bern . Janssens, die het stuk
onlangs kunstig restaureerde.
Rechts leest men het opschrift : « Anna Catharina Joris / Be-
gynken van Lier is / in dese Capelle van [den] / Boosen Vyandt
verlost, / door de voorspraeck / van Maria op den 22 Feb. /
Anno 1683 ».
Rechts, op de trappen van het altaar, zit het Begijntje ge
knield. Een Pater, die hooger staat, met het kruisbeeld in de
hand, wijst haar het H. Sacrament, dat plechtig uitgesteld is.
Een tweede kloosterling knielt links op de trappen en toont
aan het Zusterke het beeld van O. L. V. van Duffel. Boven
het hoofd van het Begijntje vliegt de duivel verschrikt weg.
Een der beide Paters is niemand anders dan M ich aë l van
Oudenbosch, die verscheidene malen Provinciaal was van de
Vlaamsche Provincie en óok als ascetisch schrijver bekend staat.
Kort na de genezing van het Begijntje, werd het mirakuleus
beeld gestolen. En toen men het spoedig teruggevonden had,
was de groote kwestie natuurlijk, te bewijzen dat het gevonden
beeld wel hetzelfde was ; en toen werd het getuigenis der twee
Paters ingeroepen. « Het selve attesteerde oock, schrijft M at-
tens (31), den Eerw. Pater Michaël van den Ouden Bosch,
voormaels Provinciael der PP. Capucinen, alsdan Vicarius tot
(29) Het medaljon meet maar 18 mm. doorsnee. Het staat in den bovenhoek
links. Men ziet er twee Kapucijnen afgebeeld, bij een rijk ziekbed, waarin de
kranke neerligt. En daaronder leest men « Heer Caries de Cottrel. »
(30) S t. Schoutens, Maria’s Antwerpen, 3e dr., Aalst 1905, blz. 76.
(31) Ibld., blz. 68-69.
324
MICHAë L VAN OUDENBOSCH
f.n MAXIMILIANUS VAN DEN BOSCH,
K a p u c ijn e n u it h e t k l o o s t e r t e L i e r ,
GENEZEN HET BEGIJNTJE A. C. JORIS ,
DOOR [)E VOORSPRAAK VAN O . L . V . VAN GOEDEN WlL,
t e D u f f e l , in 1683.
F o t o B. Ja s s se n s .
325
DE LIERSCHE KAPUCIJNEN EN 0. L. V. VAN DUFFEL. 41
Lier, die noch den 22 Feb. van het selve jaer, dat is een maent
voor de dieverye, met het mirakuieus Beeldeken in sijn handt
den duyvel uyt eene besete hadde gejaegt, waer van noch de
gedenck-schilderye hangt in de Capelle. En van gelycken ge-
tuygde den Eerw. P. Maximilianus van s’Hertogen-Bosch, com-
pagnion van P. Michaël in de gesyde Beswering. »Het getuigenis van beide Paters had dus zijn belang ; en op
25 April van hetzelfde jaar verklaarde de Bisschop van Ant
werpen plechtig, dat het weergevonden beeldje wel degelijk het
echte was (32).Reeds hooger vermeldden we de jaarlijksche bedevaart, die
door de Kapucijnen regelmatig naar Duffel geleid werd. We zijn
gelukkig daarover een uittreksel te kunnen geven uit een brief
van den ouden Lierschen zoeker G. van V u o t (f1887), die ons
interessante gegevens mededeelt. Dat schrijven werd gericht tot
den Gardiaan der Kapucijnen te Antwerpen ; en thans berust
het (voorloopig ongenummerd) in ons archief.
J. M. J. Lier, den 11 September 1868.
Eerw. Pater Gardiaan,
Mr. V e rpo o rte n , wereldlijken bestierder van het genootschap
der Processiën Scherpenheuvel-Duffel heeft aen Uwen Vicaris
beloofd, eenige inlichtingen te bezorgen wegens den oorsprong
der bedevaert van Lier naer Duffel, alhier bekend onder den
naem van Capucienendag of Capucieneprocessie (33). Hij heeft,
om hieraen te voldoen, mij aenzocht van mij met die taek te
willen belasten, uit hoofde dat ik, die meer dan een vierde
eeuws de geschiedenis onzer stad bestudeerd heb, tot Uw
genoegen UEd. deze inlichtingen zoude kunnen verschaffen...
Authentieke bewijzen wegens den oorsprong der bedevaert en zelfs nopens het klooster der Capucienen alhier, zijn er
ongelukkiglijk hedendaegs niet meer te vinden... Dus ontbreken
ons de dokumenten. Thans moet ik mij bepalen bij de volks-
(32) S t. Schoutens, Maria's Antwerpen, 3° dr., Aalst 1905, blz. 69-70.
(33) Vgl. Beromann. blz. 363, n. 1 : * BIJ de Capucienen bestond het gebruik
Jaarlijks eene bedevaart naar Duffel te doen. Thans gaat in de Septembermaand
®ene processie uit St.-Jac«bskapel naar Duffel, en die bedevaart blijft de Capu-
clentjes heeten ».
327
42 HOOFDSTUK JU. — WERKZAAMHEDEN.
overlevering wegens den oorsprong van de bedevaert. Ziehier
wat ik desaengaende vernomen heb :
In den Zomer van het jaer 1646 (dit tijdstip is echt) woedde
er te Lier en omstreken eene besmettelijke ziekte, eene soort van pestkoorts, welke overal vele slagtoffers maekte. Het klooster
der Capucienen werd ook door dien algemeenen geesel aen-
getast ; nogtans (hetgeen te verwonderen is) niet éénen religieus
stierf er van... De Capucienen besloten dus, om van dien schrik-
kelijken geesel verlost te worden (34), eene jaerlijksche bede
vaert te doen naer het wonderdadig beeld van Maria te Duffel...
Die bedevaert is altijd blijven voortgaen tot aen de vernietiging
der Orde in 1797. Al de Paters en Broeders gingen processie-
gewijs, gebeden opzeggende, naer Duffel, voorafgegaen van hun
Passiekruis, hetwelk door eenen broeder gedragen werd. Na de
vernietiging der Orde en tijdens het schrikbewind begaven zich
nog inwooners onzer Stad jaerlijks naer Duffel, de bedevaert
aldus in stilte voortzettende, totdat eindelijk zeker deugdzaem
man, met naem M e lc h io r M ic h ie ls , onderwijzer alhier en bestier
der van de Processie van Scherpenheuvel, besloot, met toestem
ming der geestelijke overheid, de aloude bedevaert naer Duffel
te hernemen en ze te vereenigen met de Processie van Scher
penheuvel. Sedert dien tijd tot heden is de bedevaert altijd door
een groot aental geloovigen bijgewoond geweest, die voor het
meestendeel te Lier of te Duffel communiceren en dien dag in
godvruchtigheid overbrengen, gelijk ik nu 36 achtereenvolgende
jaren, dat ik er (door Gods gratie) deel van maek, altijd
gezien heb.
De Eerw. Pater, die onze aenleider zijn zal, mag er dus fier op zijn, dat hij de eerste is, die, sedert de vernietiging
van hun klooster te Lier, de bedevaert zal vergezellen, welke
zijne medebroeders der voorgaende tijden zoo loffelijk onder
nomen en in stand gehouden hebben...
Ik denk hier nog te moeten bijvoegen, dat er eene andere
overlevering te Lier bestaet over den oorspiong der bedevaert,
(34) Volgens een andere uiteenzetting, heeft men eerder den indruk dat de
Processie uit Lier een uitboetend karakter zou gehad hebben, althans den
eersten keer, wegens de sacrilegies te Duffel bedreven in 1646. Zie Handelingen van het Vlaamseh MariaCongres, Dl. U, Brussel [1922], blz. 166-167. En dat
de pest juist in het jaar 1646 te Lier bijzonder zou gewoed hebben, vinden
we nergens bevestigd, alhoewel Van V u o t beweert dat « dit tijdstip echt » is.
328
welke het begin er van stelt in 1666, wanneer ruim 2/3 deelen
onzer inwooners (ongeveer 5000) door eene soortgelijke pest-
koorts ais deze van 1646 aengetast werden en waervan er
meer dan 3000 overleden zijn, onder dewelke 4 Capucienen (35).
Wat hiervan zij, zeker is het, dat in 1646 (36) de processie
van Lier naer Duffel begonnen is, volgens dat men het aen-
gestipt vind in den boek der Geschiedenis en Mirakelen van
O. L. Vrouw van Goeden Wil te Duffel...Ziehier nu tot slot' de orde der goddelijke diensten : 5 ure,
plegtige Mis in St.-Jacobskapel. Na het evangelie, sermoon door den Eerw. Pater Capucien. Vóór en onder de Mis : uitreiking der H. Communie. Na de Mis : vertrek naer Duffel. Aldaer
aenkomende, gelezene Mis door den voornoemden Eerw. Pater.
Ten 9 ure, plegtige Mis en sermoon. Ten 1 uer, roozenkrans-
gebed door den wereldlijken bestierder der Processie, waerna
het plegtig lof. Na het lof, vertrek naer Lier. Te Lier aen
komende, plegtig lof in St.-Jacobskapel, waeronder Te Deurçi.
Na het lof, zegening met de Relikwiën van O. L. Vrouw.
De solemnele Mis en lof worden gedaen door den Eerw.
Heer Kapellaan der Kapel...fr. G . Van Vuqt .
Hier kunnen we nog bijvoegen, dat men het in 1930 vergeefs
beproefd heeft, om die oude bedevaart weer in te richten ; die
poging mislukte geheel en werd niet meer herhaald. Het is
hedendaags inderdaad moeilijk, om een groep menschen samen
te voet te laten opstappen, als daar zoo’n gemakkelijke fietsen,
auto’s, bussen en trams zijn, om ons ter bestemming te brengen...
In vorige eeuwen gingen de Kapucijnen regelmatig naar Duffel prediken en biechthooren. Daarover zullen we spoedig meer
vernemen, eens dat de E. H. D om zijn uitgebreide geschiedenis
der bedevaart zal in druk geven. Dat ze er ook dikwijls afzon
derlijk of met wereldlijke personen bidden gingen, bewijst de
verordening die op 23 April 1660, gemaakt werd voor de Vlaam
sche Kapucijnen : « Dat niemant en ete tot Laken met wereltsche
persoonen, oock tot Duffel by Lier » (37).
(35) 4 Capucienen. Dat is mis ; en zooals de lezer hooger gezien heeft,
waren er zeven.(36) A U tte n s , Op. Cit., blz. 40.
<37) ACB. III, 5006, II, f» 117 r., § 13.
DE LIERSCHE KAPUCIJNEN EN 0. L. V. VAN DUFFEL. 43
329
44 HOOFDSTUK III. — WERKZAAMHEDEN.
En op 20 Augustus 1787 zien we Pater Provinciaal, reizend
van Lier naar Mechelen, het middagmaal gaan gebruiken bij
den Pastoor te Duffel (38).
Hedendaags is O. L. V. van Goeden Wil veel minder bekend
dan vroeger. En weinig personen vermoeden, wat die devotie
aan de oude Liersche Kapucijnen te danken heeft.
(38) ACB. III, 1008, p. 306.
330
HOOFDSTUK IV.
Eenige Merkwaardige Gebeurtenissen.
In dit hoofdstuk verzamelen we eenige korte inlichtingen
aangaande verschillende feiten, die we hier en daar vernemen
nopens het leven en de ontwikkeling van klooster en kerk.
Vooreerst lezen we, dat de Kapucijnen die na den val van
Breda die stad op 11 October 1637 moesten verlaten, deels naar
Mechelen en deels naar Lier trokken, waar ze voorzeker bij
hun medebroeders de gulste gastvrijheid genoten (1).
§ 1. — GETAL KLOOSTERLINGEN. VERGROOTING
DER GEBOUWEN.
Hoeveel cellen er waren, voor hoeveel religieuzen er dus plaats
was, staat nergens beschreven. Reeds in de eerste helft der
XVII* eeuw diende het klooster soms tot noviciaat, een teeken
dat het' toch tamelijk groot was. En een smeekschrift der reli
gieuzen uit de Vlaamsche provincie, om te verkrijgen, dat ze
weer, naar oud gebruik, . « discreten » of afgevaardigden der
onderdanen zouden mogen verkiezen voor de provinciale kapit
tels (2), werd in 1707 in het klooster te Lier door zeven Paters
en vier Broeders onderteekend ; maar voorzeker waren er daar
méér religieuzen gehuisvest ; de andere zullen zich liever ont
houden hebben. Dat er méér waren, kan men hieruit vermoeden, dat er, slechts elf jaar later, in 1718, toen de kloostergemeente
plechtig de Bul Unigenitus aanvaardde, daar, buiten de leeke-
0 ) Zondagsblad, Dl. X, 1907-1008, blz. 59.(2) Origineel ln het Aartsbisschoppelijk archief te Mechelen.
331
46 HOOFDSTUK IV. — EENIQE MERKWAARDIOE QEBEURTENISSEN.
broeders, zestien Paters en één Clericus woonden (3). In een
tijdruimte van elf jaar zal het getal kloosterlingen toch zoodanig
niet vermeerderd zijn...
Niettegenstaande dat betrekkelijk groot getal religieuzen dat er
wonen kon, vond men toch het klooster te klein. Ook werd
er in 1753 langs den kant van het ziekenhuis een vleugel bij
gebouwd. Heer van Z inn icq , burgemeester der stad, legde er
plechtig den eersten steen van, in tegenwoordigheid van geheel
den magistraat en de voornaamste weldoeners. Drie jaar later
werd ook de vleugel langs de hofzijde heelemaal herbouwd, zoo-
dat de refter 14 voet langer werd. De eerste steen werd ditmaal gelegd door Ridder A lb e r tu s de F ra n itz e n , goeverneur der
stad (4). Timmerhout voor al die werken werd broederlijk ver
schaft door het klooster te Meersel ; en in een register van dat
gesticht lezen we (5) : € 1755 is hier gecapt den dreef, begin
nende van aen de eysere poort tot aen de vyvers, altemael
eycke opgaende volwassche boomen ; en nogh eenige in t binne-
en buytebosch en oock een cleyn bosken nevens den grooten
dreef naer t Hollandts, rechtover het eerste huys : altemael
volwasse mastboomen ; en dit alles voor den bauw van Lier.
Welck houdt hier altemael gesaeght is. >
Na het voltrekken van den nieuwen bouw, was het klooster
natuurlijk veel ruimer dan vroeger ; en nu gebeurde ’t dikwijls
dat men er studenten plaatste : een teeken ook, dat men daar gemakkelijk leven kon.
Sedert de beperkingen en moeilijkheden onder het bestuur van
Jozef II, was het getal kloosterlingen in België fel verminderd.
Niettemin zien we, dat er in 1796 te Lier nog 20 Paters en
4 Broeders woonden (6).
§ 2. — DE WONDERDOENER MARCUS VAN AVIANO.
In 1681 werd ons land bezocht door den vermaarden Italiaan-
schen wonderdoener M a rc u s van A v ian o , Kapucijn, wiens proces
(3) Acta Ecclesiae Mechliniensis... circa Bullam Unigenitus (Ed. major,
Brux. [1719?]), p. 144, (Ed. tnlnor, Brux. [1719?]), p. 150.(4) Mast, blz. 269.
(5) ACB. 1, 9001, p. 50.
(6) Lier, Stadsarchief. Bundel « Kerkelijke Zaken. Mannenkloosters ». Farde
« Fratres Minores ».
332
VERGROOTINO DER GEBOUWEN. MARCUS VAN AVIANO. 47
van zaligverklaring te Rome aanhangig is. Voorzeker zijn veel
inwoners der stad zijn zegen gaan ontvangen te Antwerpen en
te Mechelen, waar hij persoonlijk kwam en waar ook veel
zieken genezen werden ; men heeft er nog de lijst van, samen
met de wettige getuigenissen en den uitslag van het nauwkeurig
onderzoek, dat daarover gehouden werd (7). Men heeft zelfs
beweerd, dat de Dienaar Gods ook naar Lier zou gekomen zijn.
Op 8 Augustus 1681 zou hij er een plechtige Mis gezongen en
op O.-L.-V.-Hemelvaart, acht dagen later, het volk gezegend
hebben (8). Dat is echter totaal onmogelijk, daar we stellig
weten dat de Pater op 26 Juli uit Roermond naar Duitschland
getrokken was en nergens verneemt men, dat hij op zijn stappen teruggekeerd zou zijn. Men weet, wel integendeel, dat hij
op 8 Augustus uit Koblenz vertrok en den 20" te Turkheim
was (9).
De waarheid is deze : Er werd te Lier inderdaad een plechtige
Mis gezongen, om den zegen Gods te bekomen door den
Wonderdoener van Aviano ; en acht dagen daarna werd dan
die zegen gegeven, voorzeker door een of ander Pater, dien
P. M arcu s daartoe aangesteld had, terwijl hij zelf, van op
afstand, zijn benedictie aan de Stad schonk. Hij had immers
de gewoonte, lezen we in zijn leven (10), iederen middag van
verre zijn zegen te geven aan al wie zich in zijn gebeden be
volen had. Ook te Kortrijk, Gelder, Luxemburg, Maastricht en-
elders werd zijn zegen ófwel door een afgevaardigde gegeven,
ófwel door hem zelven, maar dan slechts van verre.
Het bericht dat de Dienaar Gods zelf naar Lier zou gekomen
zijn, berust op een slecht begrepen tekst van den geschied
schrijver D rym ans , tekst die inderdaad op twee manieren kan
(7) P . H ildebrand, Marcus van Aviano te Mechelen, in Franciscana, Dl. V,
1922, blz. 194-208 ; ID. Marcus van Aviano te Antwerpen, Ibld., Dl. VI, 1923,
blz. 120-134.
(8) Anal, pour servir à l ’Hist. Eccl. de la Belg., t. V, 1868, p. 47 ; cfr.
E. Rembry, Le P. Marc d’Aviano, Bruxelles 1884, p. 133. — Over dien ver
maarden kloosterling, kan men nog raadplegen : Louis-Antoine de P o rren truy
& Ernest-Marie De Beaulieu, Le Vénérable P. Marc d’Aviano, Toulouse, 1921 ;
M. H eyret, P. Markus von Aviano, MQnchen [1931].
(9) M. H e y r b t , Op. Cit., S. 242-243.(10) Louis-Ant. de P o rren truy & Ernest-Marie de Beauueu, Op. Cit.,
P. 64.
333
48 HOOFDSTUK IV. — EENIOE MERKWAARDIQE GEBEURTENISSEN.
begrepen worden (11). En van genezingen of wonderen, die
hier, gelijk elders, zouden gebeurd zijn, verneemt men niets.
§ 3. — LIER EN BISSCHOP CAROLUS d’ESPINOSA.
C a ro lu s d ’Espinosa, Bisschop van Antwerpen en te voren een
voudig Kapucijn, hield op 8 Juli 1729 zijn plechtige intrede te
Lier. ’s Avonds, om 6 uur, trokken de Kanunniken en de Domi-
nikanen hem van uit de kerk plechtig te gemoet, naar de Ant-
werpsche poort (12). Voorzeker zullen er te dier gelegenheid
in het klooster zijner medebroeders bijzondere feestelijkheden
geweest zijn.
In 1732 had dezelfde Bisschop de gelegenheid om zijn bijzon
dere bezorgdheid voor de inwoners van den Lierschen Bijvang
door daden te toonen.
Reeds in 1730 kwamen er bij Euqenia van der N a th , Abdis
van Nazareth, herhaalde klachten toe vanwege haar pachters,
gevestigd buiten de Leuvensche poort. Die menschen moesten
rijke tienden betalen aan de Kanunniken van S. Gummarus ; en
toch werden hun hoogere belangen door de geestelijkheid bijna
totaal verwaarloosd. De kinderen groeiden op in de grootste
onwetendheid, daar ze nooit een priester zagen om hun den
catechismus te leeren. Zieken werden door niemand bezocht of
getroost. Met moeite werden ze van de HH. Sacramenten der
stervenden voorzien. En zoo er ’s nachts een dringend ziekte
geval voorkwam, was het dan dikwijls moeilijk om tijdig een
priester te kunnen vinden. Men moest eerst den portier der
(11) Men leest in Dl. III van Drymans' Jaerboeken (op het archief van
S.-Gummaruskerk), blz. 482 : « 8 Aug. Celebratur missa solennls cum exposi
tione Ven. Sac. hora undecima, in honorem S . Gum., ad impetrandam Del
benedictionem per R. Patrem Capucinum ab Aviano. In festo Assumptionis
flebat supplicatio ordinaria, sed cum Ven. Sacr., ratione benedictionis dandae
per R. Patrem Capucinum ab Aviano. [Andere inkt] Ad intention. C[a]p[ltu]!i. »
— Dat de Kapucijnen te Lier veel belangstelling voelden voor den heiligen
Man, bewijst het feit dat de Gardiaan Cassianus van G e n t aldaar twee jaar
later, ln 1683, op de keerzijde van ’s Paters portret, eenige historische aantee-
keningen boekte. Zie E. Rembry, Op. Cit., p. 24, n. 1 ; Rond den Heerd, Dl. III,
1867-1868, blz. 163.
(12) Anal, pour strvir à l’Hlst. Ecclés. dt la Belg., t. V, 1868, p. 50;
M ast, blz. 180-181.
334
LIER EN BISSCHOP CAROLUS D’ESPINOSA. 49
gesloten Leuvensche poort opkloppen ; die moest bij den Goever-
neur de sleutels gaan halen, de poort openen en de menschen
binnenlaten. Het duurde toen nog een tijd, eer men den Plebaan
of zijn Vicaris gewekt had, om den zieke te gaan bijstaan. Het
kwam dikwijls voor, dat men alzoo slechts aankwam, als de
zieke reeds gestorven was.De Abdis was goed bevriend met Burggraaf van der Haeoen,
kanselier van Brabant. Op den duur verwittigde zij hem over
dien toestand ; en hij sprak er over met C aro lus d ’Espinosa, tot
wiens gebied Lier behoorde. Die vrome kerkvoogd liet de zaak
onderzoeken ; en het gevolg was dat hij, op 4 Augustus 1732, niet één, maar twee nieuwe plaatsen van pastoor voor den Lier-
schen Bijvang instelde. Men kreeg dus meer dan men gevraagd
had. En inderdaad was dat uitgestrekte en dichtbewoonde gebied
door de Nete in tweeën verdeeld ; en daar er op den buiten geen
brug was, was er geen middel de rivier over te steken, zonder
door Stad te passeeren. Er werden dus twee nieuwe districten
ingericht : 1) De Meile, buiten de Leuvensche poort, waartoe
ook de Nazaretsche of Kloosterheide behoorde ; en 2) het gebied
buiten de Antwerpsche-, Mechelsche- en Lisperpoorten, met
Lachenen en Hagenbroek.Beide gebieden krijgen elk een priester, die buiten de poorten
der stad moet wonen ; dag en nacht zal hij aan zijn parochianen
de HH. Sacrament&n toedienen, de kinderen onderwijzen, de
zieken bezoeken en troosten enz. De Bisschop verzoekt de Ka
nunniken, als wettige tiendeheffers, ten spoedigste voor ieder
dezer priesters een woning te bouwen met een kapel, waar het
H. Sacrament zal bewaard worden. Daarenboven zullen ze, bui
ten de huisvesting en jus stolae, aan den pastoor van de Meile
jaarlijks 300 gulden betalen en 350 aan den anderen; deze
laatste krijgt méér, omdat zijn gebied en zijn bevolking grooter
is en hij daarbij op Zon- en feestdagen tweemaal (eens vóór en
eens na den middag) in verschillende wijken catechismus moet
houden. Voor het oogenblik lost de Bisschop de kwestie niet
op, o! de Stad zelf dan misschien met één Onderpastoor niet
zou voortkunnen in plaats van met twee, gelijk tot nu toe
gebruikelijk is. Dat kan men later in der minne schikken,
zegt hij.De Kanunniken toonden zich inschikkelijk ; en spoedig werden
de huizen der nieuwe pastoors gebouwd : één tegen den steen
335
50 HOOFDSTUK IV. — EENIOE MERKWAARDIGE OEBEURTENISSEN.
weg buiten de Antwerppoort en één buiten de Leuvensche poort,
langs den steenweg op Kessel (13).
§ 4. — JUBILÉ VAN DEN GARDIAAN MATERNUS
VAN BRUSSEL.
In 1741 vierde de Gardiaan van het Liersche klooster, M a te r
nus van B ru s s e l, zijn plechtig jubilé. Een Latijnsch gedicht (14)
werd te dier gelegenheid gedrukt. De naam van den zanger is
niet bekend ; maar het zou ons niet verwonderen, moest het
P. Ju s t in u s v an B ru s s e l zijn ; wij weten immers dat hij ook
Latijnsche verzen dichtte en alleszins maakte hij er bij dezelfde
gelegenheid in ’t Nederlandsch, die echter waarschijnlijk niet
gedrukt werden (15). In deze verzen leest men o. a. een opwek
king om een goed glas te drinken ; maar daarenboven werd de
feesteling, naar de gewoonte bij jubilé’s, ook wat bekapitteld.
Uit zijn levensgeschiedenis verhaalt men o. a. welke groote
treurnis de dochter van een raadsheer uit Gelder, « een goedt
kindt », om zijnentwille heeft geleden, toen hij van daar ver
plaatst werd en ze zoo’n goeden geestelijken leidsman moest
missen.
En sy dede niets als treuren
En van weedom ’t herte scheuren.
Ach ick sterf, ach ick sterf,
Nu ik mijnen pater derf 1
(13) M e lch io r Van Zanden, Chorographia ae Chronoïogia sacra Abbatiae de Nazareth (HS. In het archief van St.-Gummaruskerk) ; M as t, blz. 141-142. —
Reeds in 1709 was er aldus voor Hagenbroek' en Lachenen een « nachtpastoor »
aangesteld, maar dat duurde maar tot in 1712 (Anal, pour servir à l’Hist. Ecclés. de la Belg., t. V, 1868, p. 49). En in 1752 verneemt men : « Domini
de magistratu petunt tertium vicepastorem, volentes duos pastores habere in
civitate de nocte » (Ibld., p. 51).
(14) F. Vanderhaeohen, Bibliographie Gantoise, t. III (Qand 1861), p. 226 :
« Concentus Heroicus reverendo... P " Materno Bruxellenii capucino quondam
Guilllelmo Ignatio Hofhuys, Lyrae Guardiano... Quinquaginta Annorum Jubi
laeum in Conventu Lyrano Capuclnorum celebranti 24 Julii Anno 1741 >. In-fol., 4 pp. Latijnsch dicht met jaarschriften enz.
(15) M. Sabbb, Pater Justinus’ Kloostergedichten, in Vlaamsche Gids, Dl. V,
1909, vooral blz. 81-82 en 90-91.
336
JUBILÉ VAN P. MATERNUS. DERDE ORDE. 51
Doch haar zwagerin deed haar begrijpen, dat er geen reden
was om zoo te treuren, vooral daar de Pater toch maar « een
verneutelt man » en een « clijn postuer » was... Dat was natuur
lijk al gezegd om den jubilaris te plagen (16).
§ 5. — DE DERDE ORDE.
De kloosterkerk schijnt bij het volk nogal aftrek gevonden te
hebben. Telkens er een jubelaflaat te winnen was, was zij een der
bidplaatsen die door de geloovigen moest bezocht worden (17).
Op 25 Mei 1643 werd in de kloosterkerk de broederschap
opgericht van het koordje van S. Franciscus, en het officieel
stuk desaangaande wordt thans nog bewaard (18).
Op 22 September 1739 keurde C aro lus d ’Espinosa voor de
kloosterkerk een relikwie goed van S. Franciscus van Assisi.
Het was een stukje lijnwaad, met bloed van den Heilige door
trokken (19). Het zal wel dezelfde relikwie zijn, die het jaar
daarop, op 3 October, vooravond van S. Franciscus’ feest, te
Lier officieel « verheven > werd. Een plechtige stoet trok te dier
gelegenheid door de straten der Stad (20).Of er ook een Derde Orde bestond, wordt nergens gezegd ;
doch in de 18e eeuw zal dat voorzeker wel het geval geweest zijn, zoowe' als in de andere Vlaamsche Kapucijnenkloosters (21).
(16) Een ander feit, van ernstiger aard, doch dat ook te Lier plaats vond,
wordt kort opgegeven in ACB. III, 1008, p. 195. « Circa finem mensis octobris
N774], R. P. Vicarius Provincialis a M. V. P. Guardiano conventus LyranI, per
urgentes et iteratas litteras Lyram vocatus, non potuit statlm eo se conferre ob
octavam de animabus, quam in se susceperat condonandam ; qua vero peracta,
die I0a novembris Lovanio sese Lyram contulit, ln quem diem eo etiam R. P.
Melchlorem Stralensem, definitorem, convocavit; illoque assistente, die l ia
*t 12a de aliquo casu judiciali peregit ; et inde recessit Mechllniam... »
(17) Dat was althans het geval b|J de jubllé’s van 1676 (ACB. I, 5249),
1726 (I, 5519) en 1776 (I, 6092).
(18) ACB. I, 8760.(19) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 200,
1° 23v.
(20) Analectes pour serv. à rHist. Ecclés. de la Belg., t. V, 1868, p. 51. De
tekst zegt niet uitdrukkelijk dat er hier van de Paterskerk spraak is ; maar te
recht mag men dat veronderstellen.(21) P . H ildebrand , De Belgische Kapucijnen ten de wereldlijke Derde Orde,
ia Franciscana, Dl. IV, 1921, blz. 161-172.
337
52 HOOFDSTUK IV. — EENIOE MERKWAARDIQE GEBEURTENISSEN.
Nopens die kwestie bezitten we «en interessanten brief van
M. G. V an V u g t , een reeds geciteerden Lierschen snuisteraar.
We drukken den tekst hier af, omdat het origineel, dat in mijn
handen berust, bijna totaal onleesbaar geworden is, door het
verbleeken van den inkt. Het schrijven werd gericht tot den
toenmaligen Gardiaan van het klooster te Antwerpen, P. Sera-
PHINUS VAN BrUOGE.
Lier, 22 Meert 1869.
Eerw. Pater Guardiaen,
De ondergeteekende, oversten van de Vergadering der Broe
ders en Zusters der 3* Orde van den H. V. Franciscus te Lier,
vertoonen aan Uwe Eerw. het volgende :
1° Dat de 3* Orde voormeld altijd onder het bestier der
EE. PP. Capucienen geweest is, te weten van het begin hunner
stichting af, in of omtrend 1628, tot in 1797, tijdstip hunner ver
nietiging in België.
2° Dat na hunne vernietiging de Eerw. Pater Franciscus (in
het klooster fr. Joannes Van Balen) eene nieuwe vergadering
van Broeders en Zusters tot stand gebragt heeft, welke hij tot
aan zijne dood toe met zeer veel iever heeft bestierd ; waerna
de 3* Orde te Lier, door het afsterven der Paters, Broeders en
Zusters te niet gegaen is.
3° Dat er in 1851 eene nieuwe Vergadering onder het bestuur
der Eerw. Paters Recollecten opgeregt is door den Eerw. Heer
J. B. De Roover, Pastoor-Deken alhier, welke thans nog bestaet
in de kerk der Coletinen, waervan de Eerw. Heer Joannes
Luykx, opvolger van den Eerw. Pastoor-Deken voormeld, zijn
ontslag als bestierder gegeven heeft, in Februari 11.4° Dat er van in Februari 11. tot heden vruchtelooze poogin-
gen gedaen zijn bij de seculiere en reguliere geestelijkheid onzer
Stad, om eenen bestierder in vervanging van den Eerw. Heer
demissionaris te kunnen bekomen.
5° Dat er insgelijks in dien zin poogingen gedaen zijn bij de EE. PP. Recollecten te Mechelen, in welk klooster de Provin
ciae! dier Orde of zijn gevolmachtigde zich bevind en dat deze poogingen geen den minsten uitslag hebben opgeleverd.
6° Dat het te voorzien is, dat de 3e Orde alhier welhaest
zal te niet gaen, indien het een of ander klooster der kinderen
338
DE DERDE ORDE. 53
van den H. Franciscus hierin niet kan voorzien, met eenen
zijner religieusen aen te stellen om den Eerw. Heer Luykx als
bestierder te vervangen, des te meer dewijl de EE. PP. Predik-
heeren over eenigen tijd een 3e Orde van mans- en vrouws
personen opgeregt hebben, waerdoor het te vreezen is dat velen
onzer Broeders en Zusters, in dien staet van zaken, eindelijk tot
die Orde zullen willen overgaen.
Diensvolgens verzoeken de bovengemelde Oversten Uwe Eerw.
zeer ootmoediglijk, onze 3* Orde in die droevige omstandigheid
te willen ter hulp komen, met te zorgen dat wij door uwe tus-
schenkomst de volgende gunsten van de Orde der EE. PP. Ca
pucienen kunnen bekomen :a) Een religieus van het klooster te Antwerpen, om den Eerw.
Heer Luykx als bestierder op te volgen in het kleeden, professen,
prediken enz. in de maandelijksche vergaderingen welke den
eersten Zondag van iedere maend plaets hebben, ofwel den
tweeden Zondag (later te schikken).b) Een andere religieus, die volgens den regel onzer 3e Orde
het ambt van Visitator zal bekleeden om de jaarlijksche Visitatie
der Broeders en Zusters te doen.Al de onkosten voor het reizen, logist enz. der Paters zijn en
blijven ten allen tijde tot last der Vergadering.Hopende dat Uwe Eerw. alles zal doen wat in uwe macht is
om deze gewichtige zaak zoo spoedig mogilijk te doen gelukken,
tot meerder eer en glorie van God, zaligheid der zielen en aen-
groei onzer H. Orde, verzoeken wij Uwe Eerw. de gevoelens
onzer ware hoogachting en kinderlijken eerbied te willen aen-
veerden.
Voor de Overste der Zusters : De Overste der Broeders :
De lste Assistente : Br. G. Van V uqt.
A. M. Govaerts.
De gewezen Bestierder :
Ego attestor me fuisse ejusdem
Congregationis rectorem.
J . Luykx .
In dezen brief komt er stellig een verwarring voor. Het is
namelijk overdreven, gelijk we van elders weten, dat de Kapu
339
54 HOOFDSTUK IV. — EENICE MERKWAARDIGE OEBEURTENISSEN.
cijnen reeds spoedig na hun aankomst te Lier dè Derde Orde
zouden ingericht hebben. Dat deden ze toen nog nergens.
De P. Joannhs E v a n g e lis t V an B a le n , die na de Omwenteling
een derde-ordevergadering leidde, was wel een Kapucijn, en dat
wijst er op, dat er voor de uitdrijving ook een Derde Orde in
Stad zal bestaan hebben ; en dat ze onder de leiding der Kapu
cijnen stond, zal wel waar zijn, daar er toch geen Recollecten
te Lier gevestigd waren.
Het verzoekschrift van 1869 zal wel zonder gevolg gebleven
zijn ; de Kapucijnen zullen zich die vergadering niet aangetrok-
ken hebben, daar ze toen tot een andere jurisdictie behoorde.
§ 6. — PLECHTIGHEDEN BIJ HEILIG- EN
ZALIGVERKLARINGEN.
Onder de buitengewone kerkelijke plechtigheden, die nu en
dan bij de Liersche Kapucijnen, zoowel als in de andere kerken
der Orde, gevierd werden, vermelden we de solemniteiten ter eere
van nieuwe Heiligen en Gelukzaligen. Bij de heiligverklaring
van F e lix v an C a n ta l ic ié , in 1712, werden de diénsten en de
processie gehouden door het kapittel van S. Gummarus (22).
Op 28 Septembe- 1737 besliste de Bisschop van Antwerpen,
dat de Zaligverklaring van Jo z e f van Leonessa op 20 October
en twee volgende dagen in de Kapucijnenkloosters van zijn
gebied zou gevierd worden. En op 17 October van hetzelfde jaar
duidde hij den 27 October en twee volgende dagen aan, tot het
herdenken der Zaligverklaring van Seraph inus van M o n te Gra-
n a ro (23).En later, bij de plechtigheden ter eere van denzelfden, toen
reeds gecanoniseerden Seraph inus van M o n te G r a n a ro en den
Z. B e rn a rd u s van C o r le o n e , in 1768, wordt Lier eventjes ver-
' meld, daar die liturgische feesten daar samenvielen met het
plaatselijk officie der kerkwijding op 16 October (24).
(22) Anal, pour servir à l ’Hist. Eccl. de la Belg., t. V., 1868, p. 49.
(23) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n<> 199,
f° 20r.
(24) ACB. I, 1721.
340
EEREDIENST VAN SINT ANTONIUS. 55
§ 7. — EEREDIENST VAN S. ANTONIUS.
In de kloosterkerk werd S. Antonius druk vereerd en alleszins
al in het midden der 17* eeuw. Ja, te Lier bestond er zelfs in
1646 misschien reeds een broederschap ter eere van den Heilige.We bezitten immers een tekst (25), waaruit blijkt dat het
kapittel van S.-Gummarus, op 23 November van dat jaar, « pro-
visionaliter » aan de broederschap van S. Antonius toelaat, den
Woensdag een votieve mis te zingen na de Metten.
Die tekst zegt toch niet, van welken S. Antonius er spraak is.
Maar dat het die van Padua is, kan men misschien hieruit veron
derstellen, dat die Mis te zijner eere den Woensdag gezongen
wordt ; want we weten stellig dat die dag op verscheidene plaat
sen (te Leuven en te Antwerpen b. v.) aan den grooten Francis-
caanschen Heilige was toegewijd.
Maar of er hier spraak is van een plechtigheid in de Kapucij
nenkerk, valt fel te betwijfelen. Die plechtige Mis werd immers
« gezongen », wat te dien einde bij de Paters heel zelden voor
kwam ; en wel gezongen « na de Metten ». In het klooster hield
men de Metten te Middernacht ; die bijvoeging was dus wel
overbodig. Maar als er spraak is van de Collegiale, dan wil dat
beteekenen, dat de votieve Mis direct na het Officie volgde.
En tot nader bewijs, vermoeien we dat de broederschap van
S. Antonius haar zetel had, niet bij de Kapucijnen, maar wel
in S.-Gummaruskerk.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat de Paters ook hun grooten
Medebroeder niet vereerden. We weten wel integendeel, dat reeds
in het midden der XVIIe eeuw de devotie tot S. Antonius ten
volle in de Kapucijnenkerk bloeide.
En dat de Heilige ook elders in Stad goed bekend was,
weten we o.a. hierdoor, dat reeds in 1671 zijn beeld in het
Begijnhof vereerd werd. In de bekende reeks Graf- en Gedenkschriften immers (26), kan men het berijmd chronogram lezen,
dat in gezegd jaar voor dat beeld opgesteld werd.
Wat nu het klooster zelf betreft, bezitten we een brief, dien een zekere P. T ru d o van S .-T ru iden in 1669 uit het klooster te
(25) Analectes pour servir à l’Hiti. Eeclès. de la Belg., t. V, 1868, p. 43.
(26) Blz. 168.
341
56 HOOFDSTUK IV. — EENIOE MERKWAARDIQE GEBEURTENISSEN.
Velp (Nederland) naar den toenmaligen Provinciaal schreef (27),
nopens een « mirakel », dat te Lier door de voorspraak van
den Heilige gebeurd is. « Weet noch andere gheschidenissen die
my gheschiedt syn, van een zeker mirakel van Ste Antonius de
Padua, als ick te Lier portier was : van een vrauw die haeren
register hadden verloren wt haeren winckel. Indien Syn Reve
rentie oock begherich is om te weten, sal [ik] het oock over-
schryven. Want sy vertelden my dat haren register was van
haren winckel ghenomen ende niet en derfden aen haeren man
te kennen gheven, etc. »
Of Pater Provinciaal over dat « wonder » naderen uitleg vroeg,
is niet bekend ; een volgende brief van die braven portier T ru d o
wordt in alle geval niet meer bewaard.
De bijzondere gebedsverhooring, waarop de Pater zinspeelt,
wordt gedagteekend van den tijd toen hij portier was te Lier.
De Pater werd geprofest in 1634 en hij moèt zijn studies vol
trokken hebben in 1643 ongeveer; van een anderen kant, werd
de brief in 1669 geschreven. Nadere chronologische aanduidingen
kunnen we niet verstrekken.
Bijna een eeuw later, had men in het klooster een relikwie van
den grooten Wonderdoener kunnen verkrijgen. Den 9 Augustus
1739 werd ze plechtig naar het klooster gebracht, gedragen door
zes kapelanen van S. Gummarus. Het kapittel, de magistraat en
andere notabelen namen deel aan den plechtigen stoet, die te
dier gelegenheid door de straten der Stad trok (27).
Z. E. H. Kanunnik V an C auw enbergh , bibliothecaris aan de
Hoogeschool te Leuven, bezit een houten Antoniusbeeldje, uit
het Kapucijnenklooster te Lier afkomstig. En vooral het groot beeld van den Heilige, dat eens in de Paterskerk prijkte, bestaat
nog altijd en wordt thans ijverig in de Collegiale vereerd. We
geven er hier een foto van (29). Die groote devotie tot den
Wonderdoener is bij de suppressie van ’t klooster naar de Groote
Kerk overgegaan. Daarover schrijft de reeds geciteerde G- V an
V u g h t (11 September 1868) : « lu de hoofdkerk prijkt op eenen
(27) ACB. I, 4931.
(28) Anal, pour servir à l’Hist. Ecel. de la Belg., t. V, 1868, p. 50.
(29) Men gelieve het eigenaardig maaksel van S. Antonius’ sandalen op te
merken. Volgens de gewoonte vóór de Fransche Omwenteling, dragen ze elk
maar één breeden riem, niet twee smalle, gelijk hedendaags.
342
F o t o B . J a n s s e n s .
BEELD VAN S. ANTONIUS VAN PADUA,
VROEGER VEREERD BIJ DE LlERSCHE KaPUCIENEN,
THANS IN DE COLLEGIALE VAN S. GUMM ARUS.
343
EEREDIENST VAN SINT ANTONIUS. 57
schoonen autaer het kunstig gebeiteld houten beeld van den
H. Antonius à Padua, hetwelk eertijds stond op den autaer regts,
in de Capucienenkerk. In dezelfde kerk berust eene zilveren
relikwiekas, waerin besloten is een deeltje (omtrent van deze...
(30) grootte) ex ossibus S. Antonii de Padua, voortkomende van
de Capucienen. Alle Dynsdagen is er aldaer groote toeloop, generale communie, expositie met de remonstrantie, van 6 tot
9 ure, solemnele mis en lof en in Juny negendaegsche plegtig-
heid... »
Hedendaags nog gaat de Antoniusvereering daar onverminderd
voort. Doch het oud beeld staat niet meer op het altaar der
zijkapel, zooals vroeger, maar op een voetstuk, naast een pilaar, in den rechter zijbeuk der kerk. De menschen komen er veel
voor knielen. Het is een schoon beeld. Het bevallig kind Jezus,
dat de Heilige op zijn boek draagt, houdt zijn armen geopend
naar zijn vereerders; het heeft een rozetak in de eene hand; en
op het hoofd draagt het een zilveren kroon.
(30) Hier teekent de schrijver een rondetje van ongeveer 6 mm. doorsnee.
345
r î óh : : • -, \ -
j t i. - 'H: •- ■. y .Ad-.*1) t ■\1-'' :■ y. . .■ -Si)
j,. v f . u y .i ‘ , îü . iK ’tf -ar. :■ -&r. • •«£«• V. -vt
's-cLir- •«? i» v 'V .Ml fj ?■"’. : , d , ! t
S*♦£*,’£; ' " i !>:■ >5 .?fn. -hrï^Vï;;
ÎC1*.- r.-ÎJr - ’2E*i; 't?fe >ô'Üj6 35‘1 ty»fa rtSO?J
i i ’rif ta .:- r? u a s ‘ i ' » ' ; ^ ;& a o s J
?S5% -:9 .îsJîïôv *>f: ;-Q A v: ' *.*•.: -.V*.?*'..”:, -sis f hùilî ^;ï^’/:sà. JsK .:.iS3<J r.*j v (;t^.'îqOTÿ PSSî”i. P4I I *£ J ê u[s- 4' 5£-'-.
isS ; V ' r i • ï'-"'--'! :v.'- . r.-:V;?aàU-/ !"><■ AU -iiT i 3 3 i ?3il ■...'!■■ ‘--i' ~
i ’■ -r’ V.»
. Oi-
5q;:.,s/ïil
'lövV
•■•v.î-.c:' r*.-j ^ ’■
.. „• îw n • r. « iW : : '-*** ïs;“*;' “C
HOOFDSTUK V.
Leekebroeders te Lier geboren.
We kunnen er niet aan denken, om in deze schets absoluut
alles te geven wat we weten over de Liersche Kapucijnen. We
bezitten b. v. de lijst van alle kloosterlingen aldaar overleden ;
ook de lijst van alle oversten, alle afgevaardigden voor het Pro
vinciaal Kapittel (« discreten ») en ook ten deele de Vicarissen
of onderoversten. Het zou een droge, weinig interessante lijst
zijn van namen, die den buitenstaander niets zeggen. En we
hopen ten andere, elders eens zulke lijsten te kunnen uitgeven
voor al onze gewezen Vlaamsche kloosters samen. Dat laten we
hier dus heelemaal onverlet.
Doch we willen niet nalaten, de volledige lijst te geven van
de geboren Lierenaars, die in het kleed der Kapucijnen gestorven
zijn. Van het meerendeel kennen we eenige bijzonderheden
nopens hun levensloop ; en we vertrouwen dat die lijst, ten
minste te Lier zelf, belang zal wekken, daar meestal die kloos
terlingen, vooral de Studenten en Paters, tot bekende, soms nog
bestaande families behooren.
In het geheel vonden we, vóór de afschaffing van ’t klooster,
46 Kapucijnen te Lier geboren : 18 Leekebroeders en 28 Paters
en Studenten. We beginnen met de eersten en we behandelen ze
in chronologische orde, volgens het jaar hunner inkleeding. Op
dezelfde ’.vijze komen dan in het volgend kapittel de Paters en
Clerici ter sprake (1).
(1) Om niet gedurig dezelfde bronnen te moeten citeeren, geven wij hier
eenige aigemeene aanduidingen nopens onze manier om deze levensberichten
samen te stellen. Inlichtingen nopens de oude Liersche families ontleenen we
meest aan het hooger geciteerde werk van Vermeiren en aan J. B. Stockmans,
Magistraat cm Schependom der Stad Lier (Lier, 1902). Waar we den Juisten
geboorte- of liever doopdag geven, dan volgen we daarin de oude kerkregisters.
347
60 HOOFDSTUK V. — LEEKEBROEDERS TE LIER QEBOREN.
De lezer zal zien dat zes van die kloosterlingen, bij hun in-
kleeding den naam van Gummarus ontvingen, ter eere van den
schutsheilige hunner geboortestad. Dat is reeds het geval met
den allereersten :
1. Br. Gum m arus, geboren omstreeks 1583, ingekleed op
21 December 1603. Familienaam onbekend. Hij stierf te Brussel
den 20 Juli 1605 (2).
*
¥ ¥
2. Br. Bernardus, P e trus van Doornyck, zoon van Hans en B arbara Boeaians, gedoopt 29 Januari 1603, ingekleed 30 Juli
1603, ingekleed 30 Juli 1632, overleden Brussel 5 December 1664.*
¥ ¥
3. Br. M axim ilianus, Andréas van den Brande, zoon van
Frans en A nna ... (3), gedoopt den 27 Juni 1612, ingekleed te
Lier den 8 Juni 1635 (4), overleden in zijn geboortestad den
20 October 1690, als Jubilaris.*
¥ «
4. Br. M aur itiu s , Gummarus Parasies. Hij was een zoon van
B a lth a z a r en M a r t in a de Backer en schijnt geboren omstreeks
We spellen de familienamen gelijk ze daar voorkomen ; doch 5ok afwijkende
vormen vermelden we, als we nog de eigenhandige professleakte bezitten ; in
deze laatste bronnen vinden we ook den naam van vader en moeder. Waar we
den julsten geboortedag niet vermelden, maar slechts het jaar, zonder dat de
tekst der professieakte nog voorhanden zij, dan komt het geboortejaar, dag der
Inkleedlng, alsook sterfdag en -plaats uit het register ACB. 111, 1005, de naam
der ouders uit ACB. III, 3011 en de doop- en familienaam uit beide bronnen
tegelijk. — Eindelijk, worden al de religieuzen vermeld in het naamloos werk
van Lambertus van Velp : Necrologium Seraphicum (Tilburg, 1897). Daar staan
nogal veel verwarringen in en eigen historische waarde heeft het gewoonlijk
niet. — Deze noot willen we niet eindigen, zonder een woord van dank voor
den heer Rodens, die ons zoo bereidwillig veel geboorteakten in de oude
kerkregisters opgezocht heeft.
(2) ACB. I, 7920, p. 26 ; III, 2132 ; III, 9009, p. 58.
(3) De naam der moeder ontbreekt in het doopregister te Lier; volgens
ACB. III, 3011, p. 383, was haar voornaam Maria Anna, maar de familienaam ontbreekt eveneens.
(4) ACB. III, 5003, p. 108 laat hem inkleeden te leper; maar III, 3011,
p. 383 zegt Lier. En we weten, volgens III, 1006, p. 330, dat er dat jaar geen
noviciaat was te leper, maar wel een in de Netestad.
348
BROEDERS INOEKLEED TOT 1663. 61
1624; doch te Lier hebben we zijn doopakte niet gevonden (5).
Hij werd ingekleed in zijn geboortestad, den 25 Juli 1650. Hij
stierf heldhaftig te S.-Truiden, in den dienst der pestlijders,
den 26 September 1669.
*■ *
5. Br. Raphaël, Judocus M ens, gedoopt te Lier den 18 Janu
ari 1631, zoon van Frederik en Mayken Garniers, werd ingekleed
te Leuven den 1 December 1653 en stierf reeds te Brussel den
16 November 1655 (,6).*
¥ ¥
6. Br. Raynerius. Het archief der Belgische Kapucijnen kent
den naam zijner ouders niet en zijn eigen naam wordt aange
geven als M elchior « Jarensis», wat stellig onjuist is. Hij zou
geboren zijn in 1636. Welnu, in de doopregisters te Lier vindt
men voor de jaren 1635-1637 slechts één enkelen M elchior
onder de doopelingen wier familienaam met J begint, namelijk
M elchior Jansens, den 7 Maart 1635. Waarschijnlijk hebben we
hier onzen aanstaanden leekebroeder, daar ouderdom, voornaam
en zelfs min of meer familienaam overeenkomen. We vermoeden
dus dat « Jarensis » moet Jansens gelezen worden. Zoo dat waar
is, dan hieten de ouders Balthazar en Betteken R igouts (7).
Br. Raynerius werd ingekleed te Leuven, den 11 April 1662, en
stierf op jeugdigen leeftijd te Maastricht, in den dienst der pest
lijders, den 26 Juli 1669 (8).
*
* »
7. Br. Benignus, wereldlijke naam en ouders onbekend, gebo
ren omstreeks 1643, ingekleed den 6 Mei 1663. Hij stierf te
Tienen den 1 December 1685.
(5) Misschien toch is hij dezelfde Gommaer Parasis, die gedoopt werd op 4 Januari 1620 ; doch dan wordt de moeder daar Martynken Smidts geheeten ; de vader heet ook Balthazar.
(6) ACB. I, 7920, p. 28 ; III, 9009, p. 59.(7) V e r m e ire n , blz. 219-221 kent een huishouden Janssens-RIgouts, dat in
1628 een deel van het gasthof < De Zwaan » kocht (op de Groote Markt), om er een brouwerij in op te richten. Doch de voornamen verschillen. Hier heeft Rien misschien een onkel en een tante van Br. Raynerius.
(8) ACB. III, 9009, p. 101.
349
62 HOOFDSTUK V. — LEEKEBROEDERS TE LIER GEBOREN.
De Broeder wordt vermeld in een oud briefje (9), zonder
handteekening, maar waarschijnlijk door een Zuster Kapucines
geschreven. Het draagt den titel : * Memorie van een Mirakel
gheschiet in onse kercke tot Ipren. » En langs de keerzijde leest
men : « Memorie dat Broeder Benignus van Lier, Cappucin
onweerdich, heeft Marie Craeyes, Weduwe van Mijnheer Cortil
tot Belle (10), somtijts hooren segghen, als dat sij haer ghehoor
verloren hebbende, hetselve wederom ghekreghen heeft door de
hulpe ende bijstant van Onse Lieve Vrouwe van Scherpenheuvel,
rustende in onse kercke tot Ipren. Haer devotie houdende voor
hetselve belt, ende eenige belofte doende tot dien eynde, soo
sijn op denselven ooghenblick haere ooren met eenen grooten
clanck gheopent; ende heeft tsedert veel beter ghehoort als sij
te voren oyt hadde gedaen. »
8. Br. Gummarus, Balthazar Parasiers, behoorde tot een
bekende Liersche familie, die vier harer leden aan de Kapucijnen
«chonk. Balthazar was een zoon van M elchior en Catharina
Peeters ; waarschijnlijk was hij de broer van dien « M elchior
Parasiers, Melchiors sone », aan wien tegen den kerkmuur van
S. Gummarus een zerksteen opgericht werd (11). Onze toekoms-
(9) ACB. I, 9690.(10) Vrouw Marie Craeyes of Craeye, geboren te Belle in 1616 en er in
1685 overleden, was gehuwd met Mathaeus Cortyl, geboren in dezelfde stad in 1615 en er reeds in 1642 overleden. De familie van haar man was met de Kapud]nen heel bevriend. Hij had een broer, Carolus Franciscus, geboren 2 November 1624, die zelf Kapucijn werd onder den naam van P. Antonius van Belle. Zijn zuster Marie (1628-1666) was getrouwd met Joris Isenbrant, « geestelijken vader » van het klooster aldaar ; man en vrouw werden in de kerk der Orde begraven en hua wapenschilden versierden er een der glasramen. Die drie Cortyl’s (Mathaeus, Marie en de Pater) waren kinderen van Mathaeus en Catharina de Qhelcke; de vader leefde van 1585 tot 1631. Hij was een iroot weldoener der Kapucijnen van zijn geboortestad. Hij stond aan het hoofd van een twijnfabriek ; en van de winsten werd steeds een deel voor Qod en armen weggelegd. Op 7 Maart 1629, bij een bezoek aan Belle, teekende de Provinciaal der Vlaamsche Kapucijnen hem een affiliatiebrief aan de Orde (in 't Nederlandsch), thans berustend bij Advokaat Eugine de Prat, te Dowaai, echtgenoot van Vrouw Marie-Louise Cortyl de Wytshove, nanlcht van denzelfden tyathaeus Cortyl (Mededeeling van den grijzen beer Eugène Cortyl, uit Hazebroek, die de geschiedenis zijner familie opgemaakt heeft).
(11) Qraf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 117.
350
BROEDERS INOEKLEED IN 1663-1689. 63
tige Kapucijn werd gedoopt op 1 November 1645 en ingekleed
te Leuven den 30 Juni 1669. Nauwelijks geprofest, werd hij naar
Tienen gezonden, om daar bij den bouw van het nieuw klooster
te helpen (12). Hij stierf in zijn geboortestad, den 18 October
1705.n
M *
9. Br. M ichaël, Joannes van Bouchout, zoon van Cornelis
en Anna Valveckens. Zijn eigenhandige professieakte bestaat nog
altijd (13), doch zijn ouderdom wordt er niet in aangegeven.
Elders wordt gezegd dat hij bij zijn inkleeding (Leuven 21 November 1689) 21 jaar oud was; niettemin hebben we in de jaren
1661-1669 zijn doopakte niet kunnen terugvinden.
Hij moet werkelijk veel ouder zijn ; want het staat vast dat
hij dezelfde Joannes van Bochout is, die te Antwerpen op
4 Maart 1667 de kruin en de mindere orden ontving ; van ver
dere wijdingen vindt men niets. In het archief van het gewezen
bisdom der Scheldestad (14) geeft men ook den naam zijner
ouders aan, zoodat alle twijfel uitgesloten wordt. Wellicht had
de jeugdige Joannes minder aanleg voor de studie ; in alle geval
werd hij leekebroeder. In 1707 woonde hij te Brussel en op
19 Februari 1731 stierf hij in datzelfde klooster (15).
Br. M ichaël- behoorde tot een familie van smeden en horloge
makers. EciTzekere Cornelis van Bouchout, uit Lier, die wel
zijn vader of grootvader zal geweest zijn, leverde in 1632 voor
508 gulden een torenuurwerk voor Nijlen en later ook een klepel
voor 36 gulden. In 1699 moest dat uurwerk hersteld worden, en
een modern schrijver noemt het « een groot brodwerk »... (16).
Br. M ichaël was in alle geval een ervaren horlogemaker. We
weten b. v. dat hij gewerkt heeft voor de kloosters te Brussel
en te Meersel. En nopens dit laatste leest men (17) : « In t jaer
1757 is de groote orlogie geheel uyt malkanderen gedaen ende
(12) ACB. I, 9684, p. 79.(13) ACB. I, 8750, pp. 7-8.(14) Antwerpen, Archief der O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n» 202.
(15) ACB. I, 7920, p. 33.(16) J . B. Stockm ans, Geschiedenis der Gemeenten Kessel, Bevel, Nylen,
Emblehem en Gestel, Lier 1910, blz. 226 en 230.(17) ACB. 1, 0001, p. 56. — Br. Cornells van Zeeland, die hier ook genoemd
wordt, zal wel de maker zijn van het groot uurwerk van het klooster te Velp.
Het draagt het Jaartal 1747.
351
64 HOOFDSTUK V. — LEEKEBROEDERS TE LIER OEBOREN.
schoon gemaeckt door onsen orlogiemaecker freer Cornelis van
Zeelandt, synde een constigh werck, eerteydts gemaeckt door
freer Michaël van Lier, waervan de weergaer in de provincie
maer tot Brussel is ». Misschien was dat wel hetzelfde groot
uurwerk, dat nog te Meersel de uren wees over een dertigtal
jaren. Omstreeks 1904/05 werd het naar den zolder verbannen,
vanwaar het dan, een drietal jaren later, gegeven werd aan de
Trappisten van Zundert (N.-B.) (18).
Bij het hoog volk van Brussel moet Br. M ichaël zeer in aan
zien geweest zijn. Volgens een koninklijk decreet dat vroeger in
ons archief bewaard werd (19), was het den Oversten verboden,
hem ooit uit de hoofdstad te verwijderen. De reden voor dat
ongewoon ingrijpen, wordt niet aangegeven. Maar het zal wel
geweest zijn, omdat de Broeder al het staatsgerief in bewaring
had om munt te slaan. Daar de Kapucijnen geen geld mochten
behandelen, had men gedacht, niemand beter met het bewaren
van dat kostelijk getuig te kunnen gelasten ; het was dus begrij
pelijk, dat men er aan hield, dat de Broeder steeds in de hoofd
stad bleef, om voor die dingen te blijven zorgen. De Broeder
was bijna 2 172 jaar overleden, toen alles uit het klooster werd
weggehaald. De Paters kregen het volgend bewijs, onderteekend
door een zekeren Franquen (20) :
< Le sousigné, Greffier du Conseil des Finances, déclare d’avoir
retiré du couvent de RR. PP. Capucin à Brusselles, des mains
des RR. PP. Guardien et Vicaire, les utensilles servantes à la
monnoie, que feu Gaspar Van Bouchaut, cy devant entrepreneur
des moulins, couquoirs, pressoires et autres utensilles nécessaires
à ladite fabrique, avoit laissé dans ledit couvent ; lesquels m’ont
déclaré n’avoir rien autre chose regardant ledit van Bouchaut ou
les héritiers. Fait à Brusselles, le 22 d’Aout 1733. >
Het was dus een zekere Gaspar van Bouchaut, misschien een
broer of stellig een bloedverwant van Br. M ichaël, die al dat
gerief in het klooster ter bewaring gegeven had.
(18) Uit dat prioraat vernemen we, dat de klok daar niet lang gebruikt werd, omdat ze te dikwijls moest opgewonden worden. En op de vraag of er geen Jaartal of opschriften op stonden, antwoordt Broeder Smid, dat h(J nooit zooiets opgemerkt heeft...
(19) ACB. UI, 1012, p. 08.(20) AÇB. I, 7764. — Op den rug leest men : « Declaratio ex parte Con
cilii FinanUarum circa utensilia pro fabricatione monetae, quae conservata fuerant in conventu nostro Bruxellensi a fratre Micbaele Lyrano. »
352
BROEDERS INGEKLEED IN 1689-1716. 65
W e-zijn blijde den verdienstvollen Broeder horlogemaker aan
de vergetelheid te kunnen onttrekken. Wegens zijn betrekkingen
te Brussel, is er misschien dââr wel ergens nog méér over hem te vinden.
» *
10. Br. Gummarus, W illem de Ka, zoon van W illem (Gil-
liam) en Anna van den Eynde, werd gedoopt den 15 Januari
1682. Zijn vader was Schepen in 1688 en 1697-98. Verscheidene
jaren was hij brouwer in « Het Hoefijzer », op de Groote Markt
(hoek der Vischmarkt, nn 75 en 76), waar thans een winkel van
mode artikelen en de firma Delhaize gevestigd zijn. In 1677 kocht
hij voor 1500 gulden het huis « De Zwaan », ook op de Groote
Markt, waar we nog de oude school van M. D’Hooohe geweten
hebben, achter het oud gildenhuis van S. Sebastiaan (21).
De zoon, Br. G ummarus, werd den 13 Maart 1707 te Leuven
ingekleed ; hij stierf als Jubilaris in zijn geboortestad den 26
Maart 1759. Zijn eigenhandige professieakte wordt nog bewaard
in ACB. I, 8750, p. 275.*
« *
11. Br. Bruno, Franciscus Vandervat, zoon van Cornelis en
Catharina de W inter, gedoopt 14 November 1688, ingekleed
Leuven 16 Juni 1713, overleden als Jubilaris Antwerpen 4 Februari 1771.
*¥ ¥
12. Br. Fe u x , Lambrecht de Herdt, zoon van Lambrecht en
Helena Janssens, gedoopt 4 September 1691, ingekleed Leuven
14 Juli 1716, overleden Antwerpen 24 December 1749. Hij moet
een knap schrijnwerker geweest zijn, want den 23 Mei 1722
plaatste hij in de Kerk der Orde te Maaseik een nieuwe Communiebank van eigen maaksel ; ook een nieuwe kast vervaar
digde hij aldaar voor de sacristie (22). Waar hij zijn ambacht
geleerd had, is ons niet bekend ; zijn vader was anders bakker
van stiel. Reeds vóór 1694 en tot in 1723 woonde deze in het
huis «de Duif», op de Groote Markt, dat zijn eigendom was.
(21) V e r m e iren , blz. 98, 172-173, 222.(22) HS. De Institutione et Progressu FF. Capuc. Register van het klooster
te Maaseik, vroeger te Handel (N.-Brab.), thans onvindbaar. Wij citeeren vol- gens het afschrift van E. P. D ro st , Kruisheer te Maaseik.
353
6 6 HOOFDSTUK V. — LEEKEBROEDERS TE LIER QEBOREN.
Dat is het derde huis van den hoek der Vischmarkt gerekend
(thans nr 74). In 1723 werd de woning aan andere eigenaars
voor 2350 gulden verkocht (23).
*« ¥
13. Br. H yacinthus, G ummarus Bossaerts, zoon van J oannes
en Elisabeth van R eymenant, gedoopt 27 September 1697, in
gekleed Leuven 19 Juni 1724, overleden in zijn geboortestad
17 Februari 1749.*
■ ¥
14. Br. Henricus, Henricus Joannes Peeters, zoon van W il
lem en J acoba Schaep, gedoopt 4 September 1701, ingekleed
Leuven 21 November 1726, overleden Lier 29 Januari 1756.
15. Br. Vitalis, Joannes G ummarus van Audenrode, gedoopt
1 November 1727, zoon van W illem en J oanna Verw illiqen ,
ingekleed Leuven 22 September 1751, overleden Mechelen 25
Maart 1768.x
¥ ¥
16. Br. Gummarus, Joannes Gummarus Pasteyn, geboren Lier
10 September 1734, îoon van Joannes Ferdinand en Lucia Hen-
derickx, ingekleed Leuven 12 Augustus 1761. Bij de suppressie
verbleef hij reeds drie jaar te Brussel (24). Blijkens zijn over
lijdensakte, woonde hij laatst te Lier in de Begijnhofstraat, en
hij stierf den 29 November 1807, om 8 u. ’s avonds, niet echter
in zijn woning, maar in die van zijn gebuur, den metser J. B. Van Rickstal, Begijnhofstraat, 56. Deze laatste kwam het sterf
geval aangeven, samen met Pieter Jozef van de Velde, loodgieter,
46 jaar oud, kozijn van den overledene, gevestigd op de Groote
Markt.
(23) V e r m e iren , blz. 98.(24) Aldus de overlijdensakte. Ook Bullet, de la Commiss. Roy. d’Hlst.,
t. 77, 1908, p. 253. De beer Pergameni, die daar de lijst der Brusseische kloosterlingen uitgeeft, gelijk ze er woonden in 1796, drukt den naam : Jean Dommar Pastyn; zoo ook op de voorgaande bladzijde : Jean Dommar Schillekens. De geleerde professor heeft stellig nooit onzen H. Gummarus aangeroepen; maar zou bij toch nooit zijn naam hier of daar ontmoet hebben ?
354
BROEDERS INOEKLEED IN 1724-1788. 67
17. Br. Joannes Baptista, later kortweg Br. Joannes geheeten,
in de wereld Joannes Gummarus van den Bosch, was een zoon
van Jacobus en Catharina Buts, en werd den 9 Februari 1767
ten doop gehouden door Gummarus Buts en Elisabeth Lam-
brechts. Daar hij zich tot het kloosterleven geroepen voelde en
toch bij de Vlaamsche Kapucijnen, wegens de wetten van Jozef II,
niet mocht aanvaard worden, liet hij zich inkleeden (13 Decem
ber 1788) in de Luiker provincie. Doch spoedig na zijn professie
kon hij, op voorspraak van Graaf Karel d’Oultremont, wel
doener der Orde, zijn inlijving in de Vlaamsche provincie ver
krijgen (19 October 1790) (25). Later, in 1795, vinden wij hem
te S. Ginesio, in de provincie van Marchia (Ancona) ; doch daar
schijnt hij zich niet gelukkig gevoeld te hebben ; de gedachte
aan het Vaderland heeft hem jaren lang gekweld, eer het hem
gelukken mocht, weer dien zaligen grond te betreden. Reeds op
28 Augustus 1795, in een nog bewaarden brief, wenschte de
Provinciaal van Ancona hem goede reis naar zijn geboortestreek ;
maar hij voegde er toch bij, dat hij de gevraagde permissie om
naar Assisi en Rome te gaan, niet verleenen kon (26). Van die
reisplannen is er ondertusschen niets gekomen en op 3 Juni 1796
werd Joannes uit Morro di Valle (Macerata) als koster naar het
klooster te Monte Granaro gezonden (27). Den 16 Sept, van
het volgend jaar, zendt de Gener?al hem te San Ginesio ook een
oboedientie om naar België terug te keeren, maar wederom met
de beperking, dat de reis niet zal gaan over Assisi en Rome ;
maar te Loreto, dat immers tot de provincie van Ancona behoort,
heeft de Broeder gelegenheid genoeg, om zijn devotie te vol
doen (28). Oek ditmaal komt er weinig van die plannen te recht.
Toch veranderde hij van provincie. Want uit een brief van den
Generaal Nicolaas van Bustillo , gezonden uit Spanje, op 11 April
1798, vernemen we dat de Broeder toen te Cortona verblijft, in
Toscane. Op twee verscheidene brieven antwoordt de Overste,
dat het genoeg bekend is, dat er in België geen kloosters der
Orde meer bestaan ; en dat de Broeder zich ten andere met den
Provinciaal van Toscane te verstaan heeft, aangezien dien van
(25) ACB. III, 1008, pp. 323-324.(26) ACB. I, 9661.(27) ACB. I, 9662.(28) ACB. I, 9667.
355
68 HOOFDSTUK V. — LEEKEBROEDERS TE LIER QEBOREN.
hooger hand alle noodige macht gegeven werd, tot het verleenen
der noodige oboedientiebrieven (29).
Waar Joannes in 1801 verbleef, staat niet vast; stellig was
het ergens in Itaiië. En op 3 Juli van dat jaar zond Generaal
Angelicus a P ortu F irmano hem een brief van den volgenden
inhoud (30) : « In de veronderstelling dat Ge van den H. Stoel
de vereischte toelatingen bekomen hebt, veroorloven wij U ook
bij dezen, met de verdiensten der H. Gehoorzaamheid, naar Uw
provincie terug te keeren, om er, volgens het pauselijk induit,
regulier te leven, zooals het zal mogelijk zijn. En bij gebrek
aan Oversten der Orde, zult Ge den wettigen Ordinaris onder
danig blijven... » Ditmaal zou het lang gekoesterd plan eindelijk
uitgevoerd worden. In den loop van 1802 was Joannes in zijn
Vaderland terug. En op 4 Januari van het volgende jaar, kreeg
een zekere Br. Aeoidius te Cortona een brief van Joannes, waarop
seffens geantwoord werd. Uit dat antwoord, dat ons bewaard
bleef (31), vernemen we, dat de reis uit Italië naar Vlaanderen
opperbest verloopen was ; de andere mededeelingen en groeten
van vrienden en kennissen interesseeren ons minder...
Br. Joannes heeft een hoogen ouderdom bereikt. Maar over
zijn lotgevallen na 1803 vernemen we weinig. Volgens een offi
cieel verslag in het archief te Tienen, woonde hij in 1819 in
die stad, samen met nog twee medebroeders ; ze leidden er een
beschouwend leven, zegt de tekst (32). Andere soortgelijke ver
slagen uit de jaren 1822-1829 vermelden hem insgelijks (33).
Eindelijk, den 31 Januari 1845 vernemen we uit een Fransch
bericht van den heer Van D ormael, burgemeester te Tienen,
dat, bij koninklijk besluit van den 20cn der loopende maand,
het Ministerie van Justitie hem, als gewezen religieus, voor dat
jaar 1845 een hulpgeld van 150 fr. zou verleenen (34).
Hij woonde dus nog in die stad. En daar stierf hij ook op
26 Maart 1849, in het huis dat hij daar, blijkens de overlijdens
akte, op het Begijnhof bewoonde.
(29) ACB, I, 9609.(30) ACB. I, 9673.(31) ACB. 1, 9679.(32) Stadsarchief Tienen, C. 17.(33) Ibid., C. 15.(34) ACB. I, 9683.
356
BROEDERS INOEKLEED IN 1788-1791. 69
18. Br. Robertus, Jacobus G ummarus Vercammen, zoon van
Joannes en M aria Nauwelaerts, werd den 20 Mei 1770 gedoopt.
Te Leuven ingekleed op 12 Augustus 1791, woonde hij reeds
vier jaar te Brussel bij de suppressie (35). Hij stierf te Lier, op
11 December 1828, in het klooster der Alexianen, Kleinen Bril,
Wijk 2, n° 186 (36). Hij was de laatste Lierenaar, die vóór de Fransche Omwenteling het kleed der Orde aangetrokken had.
(35) ACB. II, 7296, pp. 363-364; Bull, de la Comm. Roy. d'Hlst., t. 77, 1908, p. 253.
(36) Aldus Overlijdensakte. Lam bertus van V elp, p. 175, zegt ten onrechte : den 11 December 1829. De verwarring kwam, doordien dat het Directorium der Vlaamsche Kapucijnen voor 1830 hem opgeeft onder de overledenen van 1829.
357
l i ï t i V i f r f >-••;<•■■-t '" -;K
••Sjb ;,V^JrJ S':' ■■|;"‘.'ïV ..':| ’!*C£/ V" ■’?$&’$: ••-■S ƒ ,'ï/v ; K'-ir '^ ;::m r^,; >/r* » & - ï ' '■*»/-s'Æ-' ^;.w ji\V*>e '■-■■!) 'ribtf'1 ^s»&l ' ï•|s;;; 'ï '":K Æ; <• :-'V..s.' '!f! '*■ *.■'■-:& ’ ; 1 \
Æ 4'ÿ> '&* Ito y t fc 'f i^V.,à4 'Arf: T ^ r . « s ie v- ;ï- , ïv-,v,A ^ ; . ra; - a c ^ i t *'■■ • - • % y ^ - ' ^ - k
JWif ^ ' .r . ; ^ V J ^ É v :A V ^ ^
:r i0 h - ^ tf W ^*W : **: ■■••mi WiïTm^'f4<- vy/»V;?4 «ï*ân-d terctg. •?. c..- •* ;.. -r.u'. v*-; «*• .■••■'*':*•..'??e € a / i r O i t ^ K î è ' C v ; .:.'.; , n ' . v ' ? * : ' f M i v H - W . V < ü - - :" ' ÿ
**«!*¥« î ,.>'’-î'--•'■■;:. / ■■‘v-. -L* '-.r-ïw. •- ”'
ƒ• '«!* . " 'ÿi
v:-:
vi,>;î#;\t<V'.! üt'i"..; ’:: ' v.- : ; , --'H- ■■.... \,; : ; :. '■,'tzfs hz;-zi '■■ vn ;- l-?ri• ; ; « > it ; .---. ■■>■:'.
îh &Â '^«4 ;-.•■■ fptii iK‘--v i‘ ; .;:-■ ,.* .£',>kï ae. ïe .y " :^ V:vK. *-. »?
;;**«< ;ïi ÎM?'-' :*•• :";r . ••■« ,<V. ;;; ,
Ù ti:ù Îf fâs i|cf. il^-: " '*.->r- .-. ■. H:' . ■. -;V. ... r
/ îff V’-: ■■■!-- ■■ ■ -T • •• ■■jïft '-.*aï;< _]•. ■■..•■■,_ ..,, ■ u - *
flMTï-î'4 - . ;•• . ,r_ / ; ->; . ■,.....■!■ Î-.
m ' ■ ,% . . _ . "
A k i i , ->ii ':.■•■ 'fi-: ' ■ K , . _ ... .
:M. V, m^yy0 tÙii - vü- m£Z ,.
f i : ? 5- y.î, . . . . :
. ?fe,. C- :i f
HOOFDSTUK VI.
Paters en Studenten te Lier geboren.
Hoogere studies zijn hedendaags veelal ook voor minder begoe-
den toegankelijk. Dat geldt vooral als er spraak is van studies
om Priester of Pater te worden ; we kennen immers allerlei stich
tingen en beurzen, ook speciale Colleges, die hier de onkosten
tot een minimum terugbrengen.
Vroeger was het echter zoo niet. Wel bestonden er ook eenige
dergelijke stichtingen, doch over het algemeen mag men zeggen,
dat vóór de Fransche Omwenteling, op weinig uitzonderingen
na, Priesters en Paters tot welstellende families behoorden.
Dat ziet men ook bij de Kapucijnen te Lier. Dank zij de opzoe
kingen van den heer Vermeiren, weten v'e b. v. dat de ouders
van veel dier kloosterlingen in het bezit waren van bekende
huizen en eigendommen. En bij de nog bestaande grafschriften
in S.-Gummaruskerk, zijn er ook verscheidene gewijd aan afge
storven ouders of familieleden dier Paters. Dat alles zegt reeds
genoeg, dat die families tot de voornaamste der stad behoorden.
De lezer zal er zelf over oordeelen (1).
(I) De boeken en bronnen die we hier het meest benuttigen, zijn over het algemeen dezelfde als voor de leekebroeders ; wij hebben ze hooger opgesomd. Niettemin zl]n er voor de Paters en Studenttn ook eenige speciale bronnen te raadplegen. Aldus zal men gegevens nopens benoemingen en waardigheden in de Orde, gewooniijk chronologisch terugvinden in ACB. III, 1006 (1585-1678), 1007 (1680-1735) en 1008 (1736-1796); dit laatste register geeft ook inlichtingen nopens het verloop der studies. Voor sommige religieuzen geven we aan, waar ze woonden ln 1707 en in 1718. Voor het eerste Jaar, putten we onze gegevens uit een smeekschrift van dat Jaar, waarbij de Vlaamsche Kapucijnen zich uitspreken voor het opnieuw inbrengen der < discreten » bij het houden der Kapittels, gelijk de Constitutiën het voorschrijven. De kloosterlingen teekenei, klooster per klooster. Dat interesant stuk berust in het archief van het Aarts
359
72 HOOFDSTUK VI. — PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
1. Over Fr. H iëronymus van Lier, die eigenlijk te Westmalle
geboren schijnt, hebben we reeds hooger gesproken. Na hem
vinden we :*
u a
2. P. G ummarus, B ernardus N ick. Hij werd den 21 Septem
ber 1597 gedoopt (2) en den 4 October 1619 te Leuven ingekleed.
Hij stierf te Antwerpen den 24 October (3) 1670, na zijn jubilé
van 50 jaar kloosterleven gevierd te hebben. Hij was priester,
doch nooit werd hij tot het predikambt bevorderd.
Hij was een zoon van W illem N ick, koster van S.-Gummarus-
kerk, en van zijn echtgenoote M aroarita Janssens (4). In zijn
jeugd was hij koorknaap in de Groote Kerk, gelijk hij vertelt in
een eigenhandigen brief van 10 October 1665, gericht tot P. Con
stantinus van Brussel (5), toen predikant te Lier. Dat interes
sante stuk, van belang voor de geschiedenis der relikwieën van
den patroon der stad, wordt thans nog bewaard in het kerk
archief.*
• »
3. P. Ludovicus (H ans T ielemans) was een zoon van Hans en
C athlyn van D oonewyck en werd gedoopt op 16 Juni 1599 (6).
bisdom Mechelen. Voor 1718 hebben we de lijst van alle Paters, ook volgens de orde der kloosters, waar ze plechtig de bul Unigenitus aanvaardden. Dat vindt men ln het werk Acta Ecclesiae Mechliniensis anni M.DCC.XVIH circa Bullam Unigenitus. Van dat interessant boek verschenen er te Brussel, zonder Jaartal (1719?) twee verschillende uitgaven : één ln-8° en één in-128; we bezitten ze beide.
(2) In ACB. III, 3011, p. 270 en 1005, p. 152 wordt de voornaam opgegeven als Willem, maar dat moet een verwarring zijn met vaders naam, daar we te Lier dien doopnaam niet vonden. Wel ontmoetten we er een Egbertus, gedoopt den 24 Januari 1595, doch die is te oud ; bij zijn inkleedlng was Fr. Qummarus immers 23 jaar ; en in den straks te citeeren brief, schrijft hij zelf, dat hij ln 1610 13 jaar oud was, wat dus goed past voor Bernardus. — De familienaam der moeder wordt in de doopakte niet vermeld, doch wel haar voornaam. Wij lezen beide in onze registers.
(3) ACB, I, 7280, p. 90 geeft den datum van 28 October, maar dat zal wel een verwarring zijn.
(4) Als koster verschijnt Willem Nick in 1595 bij Deckers, blz. 340.(5) Van Bruse, zegt D eckers, blz. 351, noot, aan wien we deze inlichting
ontleenen. Doch door de gegevens uit ACB. weten we, dat er < van Brussel » te lezen is.
(6) In de doopakte van een ander kind derzelfde echtelingen (Ingelken, 6 November 1606) heet de moeder Lynken van Dornick en de vader Tilmans.
360
Hij werd ingekleed te Brugge den 19 Augustus 1623 en overleed
te Brussel, als predikant, den 27 September 1638 (7).
«* ¥
4. P. O liverius, G ummarus Huyge, gedoopt den 11 Septem
ber 1616, zoon van Carel en Cathlyn C ools (8), ingekleed te
Leuven den 9 Maart 1636 (9). In 1649 woonde hij te Oudenaarde
en werd er, bij de twee Kapittels, in dat jaar gehouden, telkens
tot discreet gekozen. Later, in 1652, werd hij aangesteld tot
lector in de philosophie te Mechelen ; maar op 3 Februari 1655
vroeg en bekwam hij eervol ontslag, omdat zijn wankelbare
gezondheid gevaar voor tering liet vermoeden (« propter imminentem thisim »). In 1654 werd hij in datzelfde klooster tot
discreet gekozen ; zoo ook te Antwerpen in 1658 en 1660. In
dit laatste jaar bekwam hij zelfs 5 stemmen voor definitor en
het volgende jaar had hij er wederom 3 (10). Toen woonde hij
te Duinkerke en was er weerom discreet in dat jaar 1661.P. O liverius was een flink predikant. In 1663 toonde hij zijn
talent te Oostende, en te dier gelegenheid gaf het Stadsbestuur
hem als belooning voor 60 pond Parisis « vastenspyse » (11).
Verplaatst naar Veurne, werd hij daar weeral discreet in 1664.
Eindelijk werd hij Gardiaan in zijn geboortestad (1665 1666) en
daarna te Oostende, waar we hem reeds ontmoet hebben. Hij
bleef er als Overste van 1666 tot einde Augustus 1667. Hij stierf
te Mechelen den 24 Januari 1673.O liverius was vol ijver voor de kloosterlijke deugden van
eenvoud en armoede. Het generaal archief der Kapucijnen te
Rome (12) bewaart thans nog een eigenhandigen brief, door
hem op 10 Juli 1660 naar den Generaal S implicianus van M ilaan
gestuurd, waarin die gevoelens ten klaarste voor den dag komen.
Hij is blij, zegt hij, dat hij dat jaar Antwerpen heeft mogen
verlaten, om aldus niet te moeten aanschouwen welke nutte-
looze onkosten er daar gedaan worden ; en daarmede bedoelt
HIËRONYMUS, OUMMARUS, LUDOVICUS, OLIVERIUS. 73
(7) ACB. I, 7920, p. 27.(8) Aldus de doopakte. ACB. III, 3011, p. 185 geeft den voornaam der
moeder op als Anna.(9) ACB. III, 5003, p. 189 ; III, 9009, p. 36.
(10) ACB. III, 5006, 1, f. 95v., 96v.(11) Stadsarchief Oostende. Resolutie van 3 Februari 1663.(12) Karton « Belgica I », farde « Conventus ».
361
74 HOOFDSTUK V I. — PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
hij het bouwen van een nieuw koor naast de kloosterkerk. En
bij zijn schrijven voegt hij een brief, dien hij van een zekeren
P. Cyprianus van Brussel ontvangen heeft en waarin dezelfde
meening uitgesproken wordt.
5. P. Gerardus, Jacobus Berckmans, gedoopt 17 Mei 1633,
zoon van M atthaeus en Elisabeth W ilderlans. Een zekere M athys
Berckmans, schilder van beroep, werkte in 1619 aan den herop
bouw van « Het Groenhuis », Gildenhuis der Voetboogschutters
(13). Die woning behoort thans aan de Samenwerkende Maat
schappij « Liersche Duivenbond >, Groote Markt, 35. Misschien
was die Berckmans de vader van onzen Pater. Deze werd te
Leuven ingekleed op 11 Juli 1656. Gansch zijn leven bleef hij
eenvoudig priester, zonder jurisdictie. Zooals hooger gezegd,
stierf hij in zijn geboortestad, in den dienst der pestlijders,
op 5 December 1668 (14).
*« *
6. P. Isidorus, Franciscus M ans, zoon van Franciscus en Anna
Vrancks. In de Liersche doopregisters vindt men twee kinderen
van dezelfde ouders, gedoopt onder den naam van Franciscus :
op 23 September 1628 en op 2 December 1637. Men moet dus
veronderstellen, dat de eerste jong zal gestorven zijn ; doch daar
de overlijdensregisters voor die periode ontbreken, kunnen we
dat niet nader onderzoeken. In 1648-1650 was de vader waard
in het gasthof « Den Wildeman » en hij had er soldaten te
Iogeeren, zooals op het stadsarchief nog te vinden is. Zijn huis
is thans vervangen door den boekhandel J. Van In en Cia (Groote
Markt, 37) (15). De zoon, de jeugdige fr. Isidorus, werd te
Leuven ingekleed den 15 Juni 1659; doch het volgend jaar
moest, voor een ons onbekende reden, zijn professie drie maand
uitgesteld worden, volgens een beslissing van het Kapittel te
Gent (16). Hij was later predikant en sleet zijn laatste levens
jaren in zijn geboortestad ; hij was er Discreet in 1674 en 1675,
(13) Verm eiren. b lz . 236.(14) ACB. III, 9009, p. 86.(15) Verm eiren, blz. 152-153.(16) ACB. III, 1006, p. 581, n° 10.
362
GERARDUS, ISIDORUS, NORBERTUS, ANSELMUS. 75
werd er Gardiaan in 1678, doch stierf er reeds den 4 November
van datzelfde jaar.w
* ¥
7. P. Norbertus, Joannes van Caem, zoon van Valentinus
en Catharina Huyoe, gedoopt 5 Juli 1634. Hij behoorde tot een
familie die verscheidene priesters aan de Kerk geschonken heeft.
Hij was ten andere een eigen neef van P. Oliverius (hooger,
nr 4) ; zijn moeder was diens eigen zuster. Wij lezen immers
in den reeds geciteerden, thans te Rome bewaarden brief van
P. Cyprianus van Brussel, dat Oliverius’ zuster, « de moeder
van Norbertus », op 15 Juni 1660 de H. Communie, en daags
daarop, in stervensgevaar, ook het H. Oliesel ontvangen had.
Daar de jeugdige Joannes van Caem zich ook tot den geeste
lijken stand geroepen voelde, werd hij te Antwerpen getonsureerd
op 22 December 1656(17). Doch uit zucht naar hooger volmaakt
heid, besloot hij het kloosterleven te omhelzen. Hij werd dus te
Leuven bij de Kapucijnen ingekleed, samen met zijn stadsgenoot,
fr. Isidorus, op 15 Juni 1659. Eens predikant, vinden wij hem
als Discreet te Duinkerke in 1675 en 1677, te Lier in 1678, als
Gardiaan te Hasselt 1678-1680, Discreet te S.-Truiden 1687,
en te Dendermonde 1690; later, in 1697, werd hij Gardiaan te
Oudenaarde, doch reeds in October van 1698 werd hij vervan
gen, daar hij vrrwillig ontslag genomen had (18). Hij stierf te
Gent, den 8 Juli 1702. — In de jaren 1670-1680, toen de theolo
gische twistvragen van dien tijd ook in het klooster weerklank
vonden, moet Norbertus daar ook soms deel aan genomen
hebben, om de ware leer der Kerk te verdedigen. Dat blijkt
uit sommige verslagen uit dat tijdvak, te Rome in het Generaal
Archief der Orde bewaard.
8. P. Anselmus, Carolus Ionatius van M echelen, zoon van
Nicolaus en M aodalena de Vries, gedoopt 14 Juli 1642, ingekleed
Leuven 13 Juli 1661, als predikant gestorven Gent 26 Juni 1680.
(17) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202. — Reeds hooger hebben we dit nummer 202 geciteerd ; het bestaat uit acht verschillende registers. Nog meer dan ééns zullen we ze hier benuttigen. Ze zijn niet gepagineerd, doch de aanteekentngen volgen in chronologische orde en zijn dus gemakkelijk weer te vinden. Hetzelfde geldt voor het nummer 197 van hetzelfde archief, dat we verder ook citeeren.
(18) ACB. UI, 6236, p. 23.
363
76 HOOFDSTUK VI. — PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
9. Fr. M arcellinus. De wereldlijke naam van dezen jeugdigen
student staat in het ordesarchief niet geboekt ; doch in ’t wijdings-
register van het oud bisdom Antwerpen (19) lezen we, dat hij
gedoopt werd onder den naam van Joannes van den Brande. Hij
behoorde dus tot de bekende Liersche familie, die nog twee
andere harer leden aan de Kapucijnen schonk. Joannes schijnt
geboren omstreeks 1644. Wellicht is hij diezelfde Joannes van
den Branden, wiens doopsel te Lier op 21 December 1643 ver
meld wordt ; dan is hij een zoon van Joannes en Elisabeth van
Hulst. Maar gansch zeker is het niet, daar een andere Joannes
van den Brande gekerstend werd op 18 Augustus 1645 ; die was
een zoon van G ummarus en Bevtrix de Capua. Wat er ook van
zij, ingekleed werd hij op 13 Juli 1663 ; en pas zeven maand
was hij te Antwerpen Diaken gewijd (22 December 1668), toen
hij edelmoedig zijn jong leven offerde en den heldendood stierf,
in den dienst der pestlijders, op 1 Augustus 1669, te Aalst.
10. P. Sebastianus, Jacobus de Haze, gedoopt den 4 Augus
tus 1642. Zijn ouders waren Hendrik de Haze, die schepen was
van Stad in 1655-1656 en Barbara Gernie(r). Niet minder dan drie
zijner broers verkozen den geestelijken stand ; Hendrik immers
werd te Antwerpen getonsureerd op 24 September 1601 en Bal
thazar op 21 September 1645 ; men vindt daarenboven een
zekeren Andréas de Haese, die ook te Antwerpen op 14 Decem
ber 1643 de toelating kreeg, om de H. Kruin te ontvangen.
De naam der ouders - wordt niet aangegeven ; doch stellig is
het dezelfde Andréas, die op 9 Mei 1624 in S.-Gummaruskerk
gedoopt werd, een zoon uit hetzelfde huishouden de Haze-
Gernier of Garnier (20).
Jacobus werd te Leuven bij de Kapucijnen ingekleed op 13 Juli
1665. In 1707 en 1718 woonde hij te Dendermonde, waar hij ook
stierf als predikant en Jubilaris, op 26 September 1719 (21).
(19) Antwerpen, Archief van 0.-L.-V.*Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202 (22 December 1668).
(20) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatu* », n° 202.— Balthazar ontving de mindere Orden op 10 Maart 1656, het Subdiaconaat op10 Juni van hetzelfde jaar, het Diaconaat en het Priesterschap op 24 Februari en 26 Mei 1657.
(21) ACB, III, 9009, p. 43.
364
MARCELLINUS, SEBASTIANUS, ANSELMUS, ATHANASIUS. 77
11. Fr. Anselmus, Henricus Justus van de W erve, gedoopt
op 27 Augustus 1660. Hij was meer dan 30 jaar oud, toen hij
op 27 November 1690 te Mechelen als clericus ingekleed werd.
Zijn eigenhandige professieakte wordt nog bewaard (22). Ook
vindt men geboekt, dat hij te Antwerpen Kruin en Mindere
Orden ontving op 19 December 1692, het Subdiaconaat daags
daarop en het Diaconaat den 27 Maart 1694. Het Priesterschap
heeft hij nooit mogen ontvangen, daar hij reeds te Mechelen
stierf, op 19 Augustus 1695.
Zijn broer, W illem Raymundus, werd reeds te Antwerpen
getonsureerd op 11 Maart 1672 (23).
Beiden waren zonen van Jonker Raymundus Hyacinthus van
de W erve en M aria Florentia van M echelen. De vader was
bijna aanhoudend Schepen van Stad en Bijvang in de jaren
1660-1678. Hij stierf te Lier den 22 December 1678 (24).n
* *
12. P. Athanasius, G ummarus de Ka, zoon van Gaspar en
M aria van Harent, ook van Aren(t) geschreven. De familie de Ka ,
die drie harer leden aan de Orde schonk, was afkomstig van
Viersele, en in 1542 kwam ze zich te Lier vestigen (25).
G aspar of J asper de Ka , de vader van onzen Kapucijn, was
« Capiteyn van de borgerlycke wa:ht » ; hij stierf den 2 Septem
ber 1692 ; zijn vrouw was reeds den 20 Augustus 1684 overleden,
zooals blijkt uit een zerksteen in S.-Gummaruskerk (26).
De zoon G ummarus werd gedoopt op 6 Mei 1675 en onder
den naam van « fr. Athanasius * ingekleed te Leuven den 12
Januari 1694 (27). Subdiaken werd hij te Antwerpen den 21 Sep
tember 1697 (28). Waar en wanneer hij priester gewijd werd, is
niet bekend. Doch eens predikant geworden, woonde hij in 1710
te Antwerpen (29) en daarna een tijdlang in zijn geboortestad,
o. a. in 1718 en misschien ook al in 1713 ; in dat laatste jaar
(22) ACB. I, 8750, p. 19.(23) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202.(24) J. B. Stocxm ans, b lz . 78-82.(25) V erm eren, blz. 173.(26) Qraf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 21.(27) ACB. 1, 8750, pp. 57-58. Eigenhandige professieakte.(28) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus, n° 202.(29) Ibld., n° 197 (12 en 29 Augustus 1710).
365
78 HOOFDSTUK VI. — PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
zien we hem in betrekking met Deken de G heetere van S. Gum
marus (30). In het bisdom Antwerpen werd zijn jurisdictie regel
matig vernieuwd van 1710 tot aan zijn dood (31), een bewijs
waarschijnlijk dat hij in dat gebied woonde. Hij stierf te Ant
werpen den 6 November 1730.
*
« »
13. P. Cyprianus, Jacobus van Leemput, was een zoon van
Carolus en M aria van Turnhout. Zijn broer W illem werd
priester gewijd te Antwerpen den 17 April 1683 (32). Hij zelf
was toen nog maar 11 of 12 jaar oud, daar hij gedoopt werd op
13 November 1671. Spoedig voelde hij zich ook tot den geeste
lijken stand geroepen, en te Leuven werd hij bij de Kapucijnen
ingekleed op 19 April 1694 (33). Eens predikant geworden,
woonde hij in 1707 te Kortrijk ; en op 25 Mei van dat jaar
kreeg hij van den Bisschop van Doornik, van wien Kortrijk toen
afhing, twaalf maand jurisdictie (34). In 1711 kwam hij naar het
Bisdom Antwerpen (35), waarschijnlijk naar de Scheldestad zelf;
dââr vinden we hem althans in 1718 en hij stierf er ook op
24 Augustus van het volgende jaar.w
¥ ¥
14. P. L ivinus, Ionatius Franciscus van Bortel, zoon van
Livinus en M aria van A ken. Hij werd gedoopt op 31 October
1676. Van jongsaf voelde hij zich tot den dienst der Altaren
geroepen ; en op 3 October 1691 werd hij te Lier zelf getonsu-
(30) ACB. I, 5344.(31) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, < Capsa Episcopatus », n° 197
(1710, 12 en 29 Augustus; 1711, 20 januari; 1712, 23 Augustus; 1713, 21 Augustus; 1715, 1 October; 1718, 26 April; 1721, 23 April; 1727, ln examine vernali; 1729, 10 Mei).
(32) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202. Willem werd getonsureerd op 17 December 1777, ontving de Mindere Orden op 20 September 1680, het Subdiaconaat den 19 September 1682, het Diaconaat den 19 December 1682 en het Priesterschap, zooals gezegd, den 17 April 1683.
(33) ACB. I, 8750, pp. 58-59. We schrijven de famllienamei gelijk ze staan in de doopakte. In de eigenhandige professieakte schrijft de Pater anders : van Leemputte-van Turenhoudt.
(34) Bergen, Staatsarchief, Oud Bisdom Doornik, Register 1915. «Acta Vlca- riatus » 1707-1708, ad 25 Ma]!.
(35) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 197 (1711, 7 September; 1712, 7 September; 1715, 3 September).
366
CYPRIANUS, LIVINUS, AMANDUS. 79
reerd (36). Zes jaar later, den 21 April 1697, werd hij te Leuven
bij Franciscus’ kinderen ingekleed, zooals blijkt uit zijn eigen
handige professieakte (37). Eens predikant geworden, heeft hij
meer dan ééns in zijn geboortestad gewoond — althans in 1718
en bij zijn dood, op 16 October 1753 (38). Hij had een hoogen
ouderdom bereikt ; zijn jubilé van 50 jaar kloosterleven en voorzeker ook van Priesterschap had hij mogen vieren.
Hij behoorde tot een vermaarde Liersche familie. Blijkens het
opschrift van een grafzerk in S.-Gummaruskerk (39), stierf zijn
moeder den 8 October 1694 en zijn vader den 12 November 1693.
Deze laatste was « oudt Schepenen deser stadt, Rentmeester
ende Secretaris van het Capittel, Broodmisse ende Distributie
deser kercke ende overdeken der Colloveniers ». Men weet ten
andere, « dat de familie van Bortel, ofwel door haar leden, ofwel
door hare verwantschap, de familie is welke voor Lier het meest
beroemde telgen heeft opgeleverd... » (40).
** •
15. P. Amandus, Joannes Parasies, gedoopt op 24 Nov. 1677,
zoon van G ummarus en M aria van Hemeldonck, werd te Leuven
ingekleed op 16 Juni 1698 (41). In 1707 woonde hij te Brussel.
Later vinden we hem als predikant en stationaris te Tervuren,
waar hij in 1717 discreet gekozen werdt ; het jaar daarop vervult
hij dezelfde bediening te Brussel en teekent hij er met zijn mede
broeders de Bul Unigenitus, tot teeken van algeheele onderwer
ping. Daarna woonde hij in het Bisdom Antwerpen, waar hij op
15 September 1723 jurisdictie kreeg ; in de stad Antwerpen zelf
werd hij tot discreet gekozen in 1725. Nog op 13 September 1728
werd zijn jurisdictie in dat Bisdom vernieuwd (42); doch eenige
(36) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n<> 202 (1711, 7 September; 1712, 7 September; 1715, 3 September).
(37) ACB. I, 8750, p. 102.(38) Wonder ls het, dat hl] nergens In de jurisdl^le-registers van het oud
Bisdom Antwerpen vermeld wordt; het archief geeft hem toch herhaaldelijk den «tel van Predikant.
(39) Graf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 85.(40) D eckers, blz. 372, n° 2; cfr. Stockm ans, blz. 80-85; daar wordt vadera
overlijden op 19 November 1693 gesteld.(41) ACB. I,' 8750, p. 118 : Eigenhandige professieakte. De naam der moe
der wordt er van Emeldonck geschreven.(42) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n» 197
367
80 HOOFDSTUK VI. — PATERS EN STUDENTEN TE LIER GEBOREN.
dagen of weken nadien werd hij vicaris te Kortrijk (43). Bij
zijn vertrek uit dat klooster in 1730, werd hij opnieuw te
Antwerpen geplaatst. Wederom werd hij er discreet in 1732 en
1734. Daarop vinden we hem als Gardiaan in zijn geboortestad,
1734-1735, en Gardiaan en Novicenmeester te Leuven, 1735-1738. In September 1736 komt het Provinciaal Definitorium op zijn
verzoek in het klooster samen, om er eenige aangelegenheden
te beslissen, o. a. het vergrooten van den vijver (44). Hij stierf
te Antwerpen den 18 April 1739.w
m «
16. P. M artinianus, Joannes Jacobus Colins, zoon van M ar-
tinus en Maria Bias. Zijn vader was kerkmeester van S. Gum
marus. We weten daarenboven dat hij wijnhandelaar was en in
de jaren 1683-1706 dikwijls groote hoeveelheden wijn op rekening
der Stad mocht leveren. Herhaaldelijk pachtte hij ook de stads-
wijnaccijns. In 1677 huurde hij voor één jaar de reeds vernoemde
brouwerij < de Zwaan », op de Groote Markt. Na den dood
zijner vrouw M aria Bias (30 Juli 1687), hertrouwde hij met
een zekere Catharina Smits of Smets, die leefde tot 25 Augustus
1700. In 1690 woonde Colins in de herberg « de Valk », op de
Groote Markt, n° 25 (thans zetel der Katholieke Vereenigingen).
Dat huis werd het eigendom van beide echtelingen in het gemeen ;
en na den dood der vrouw, werd er door haar erfgenamen,
nopens dat eigendom, een proces tegen Colins ingespannen. In
1706 behoorde het reeds aan een anderen eigenaar. Ondertus
schen was M artinus Couns op 6 September 1704 overleden en
een zerksteen werd hem in S.-Gummaruskerk gewijd (45).
Zijn zoon J oannes Jacobus werd gedoopt den 26 Juli 1679 en
op twintigjarigen ouderdom bij de Leuvensche Kapucijnen inge
kleed op 8 September 1699 (46). Op 22 September 1703 werd
— Wederom werd zi]n jurisdictie vernieuwd op 13 September 1728 en 13 Mei 1734. — Ook te Antwerpen onderteekende hl] in 1725 een verslag Origo, Statas et Adjacentia over zijn klooster, thans bewaard in het Qeneraal Archief der Kapucijnen te Rome, « Belgica I », farde « Conventus ».
(43) Stadsbibliotheek te Kortrijk, HS. Regittrum Ctnventus FF. Minorum Capacinorum Cortraci, pp. 120, 121.
(44) ACB. III, 1008, p. 10.(45) Graf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 80; Verm eiren, blz. 136-138,
222-223.(46) Eigenhandige professleakte in ACB. I, 8750, p. 135.
368
AMANDUS, MARTINIANUS, MODESTUS. 81
hij Diaken en op 20 September van het volgend jaar Priester
gewijd te Antwerpen (47). Hij woonde toen in die stad. Daar
was hij ook predikant in 1707 ; doch spoedig daarop kwam hij
naar Gent, waar hij stierf den 2 Aug. van datzelfde jaar 1707.
** *
17. P. M odestus, Petrus Parasies, zoon van Balthazar en
Clara Boon, werd gedoopt den 27 Maart 1683 en ingekleed te
Leuven op 22 Mei 1702 (48). Hij werd Subdiaken gewijd te Ant
werpen den 19 Sept. 1705 (47). Als jeugdige Priester woonde hij
in 1709 te Mechelen en onderteekende daar ook op 26 April,
samen met een paar medebroeders, een petitie tot P. Generaal,
om het weer-inbrengen der « discreten » te bekomen (49). Later
woonde hij als predikant in zijn geboortestad, o. a. in 1718. Hij
stierf te Antwerpen, den 29 November 1740.
Zijn vader, Balthazar Parasie(r)s, was Schepen der Stad in
1721. Hij was schipper van stiel. Een groote grafsteen bewaart
nog altijd zijn aandenken, in het midden der Collegiale, waar bij
fel in ’t oog valt. Blijkens dat grafschrift (50), was Parasies
« aalmoezenier » der stad, Kerkmeester van S. Gummarus, Kapi
tein der Kolveniersgilde en Overdeken der « Rethorycke van
St. Anna ». Wij weten (51) dat hij het was, die van de Kanun
niken van S.-Baafs te Gent het thans nog bestaande hoogaltaar
van S.-Gummaruskerk kocht ; het werd geplaatst in 1707 ; doen daar de middelen ontbraken om te betalen, werd er, na veel
onderhandelingen, besloten aan Parasies 1200 gulden uit te kee-
ren (1709) en de overige 1000 schuldig te blijven.
Balthazar Parasies stierf den 14 Januari 1724 en in de hoofd-
kerk werd hij begraven.
De Parasies’ zijn thans te Lier niet meer bekend. Jn de 17* en 18e eeuw waren ze er te talrijker. Daarom is het moeilijk,
met zekerheid te weten, of het P . M odestus’ moeder is, die
(47) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202.(48) Eigenhandige professieakte ACB. I, 8750, p. 186.(49) Rome, Generaal Archief der Kapucijnen, « Belgica II », farde « de Jan-
senismo », § Discreti.(50) Graf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 83.(51) Analectes pour servir à rH ist. Ecclés. de la Belg. t. V, 1868, p. 48 ;
Berqmann, blz. 359.
369
82 HOOFDSTUK VI. — PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
in 1711 het gasthof « de Zwaan » kocht, op de Groote Markt,
voor 2000 gulden. Het was toch stellig een vrouw Balthazar
Parasies (52).*
M «
18. P. Valentinus, Gummarus de Ka, was een zoon van
Joannes en Maria Boonaerts. Hij sohijnt geboren omstreeks
1684, doch zijn doopakte is te Lier niet te vinden ; wij vonden
enkel die van zijn broer Antonius, gedoopt den 10 Januari 1688.
Gummarus werd getonsureerd te Antwerpen op 17 September
1700 (53). Vijf jaar later werd hij te Leuven ingekleed, op 15
Maart 1705 (54). Het diakonaat ontving hij te Antwerpen den
16 Maart 1709 (55). Hij stierf heel jong in dezelfde stad, den
19 November 1715 ; waarschijnlijk was hij reeds priester (de
teksten verschillen in dat punt), doch zijn studies had hij mis
schien nog niet voltrokken.
Zijn vader is misschien dezelfde Joannes' Baptista de Ka , die
in 1709-1715 Schepen en ook Burgemeester was. Ofwel was het
Joannes de Ka , gewezen Schepen en Rentmeester, gestorven
in 1707, eigenaar van het huis «d ’Eycke», bij het Waterpoortje,
in het Lispernieuwland (56).■
* M
19. P. Auoustinus, Joannes Gummarus Smits, zoon van Gedeon
en Elisabeth de' Pester, werd gedoopt op 26 October 1711 en
ingekleed te Leuven op 19 Maart 1736. De Kruin en alle HH.
Wijdingen ontving hij te Antwerpen, uit de handen van den
Kapucijner-Bisschop Carolus d’Espinosa. Bij zijn priesterwijding
was hij nog heel jong ; van uit Rome moet hij zelfs pauselijke
dispensatie krijgen om gewijd te mogen worden, daar hij 34 dagen
te kort had (57). En alhoewel reeds priester sedert 23 Septem-
(52) Verm eiren, blz. 224-225.(53) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202.(54) Eigenhandige professleakte in ACB. I, 8750, p. 245. Daar heet de moe
der Bonarts.(55) Voor het Subdiaconaat, dat hij elders ontving, verkreeg hij zijn brieven
te Antwerpen, op 16 Maart 1708. Zelfde register als in noot 53.(56) Verm eiren, blz. 173. 189.(57) Kruin en mindere Orden, 19 December 1738; Subdiaconaat, 20 Decem
ber 1738; Diaconaat, 19 December van het volgende jaar. Toen hij de drie groote Orden ontving, woonde hjj te Antwerpen. Dat alles uit het Wljdings- reglster n° 202.
370
ber 1741, deed hij slechts zijn eindexamen in 1746, te Brussel.
Hij werd tot predikant en biechtvader bevorderd. Sedert Sep
tember 1757 woonde hij stellig in het gebied van ’t Bisdom
Antwerpen en waarschijnlijk in de bisschoppelijke stad zelf (58). Daar ook stierf hij, den 5 Maart 1765.
VALENTINUS, AUGUSTINUS, COELESTINUS, JOANNES EVANO. 83
20. P. Coelestinus, Joseph Jan Baptist Smits, zoon van
Gummarus en Cornelia Steyne, gedoopt den 10 Februari 1717
en ingekleed te Leuven den 21 November 1736. Na zijn pro
fessie werd hij naar het klooster te Maaseik gestuurd ; en
vandaar ging hij in 1739 naar Luik, om er op 22 Mei de Kruin
en de Mindere Orden te ontvangen (59). Waar en wanneer hem
de andere Wijdingen toegediend werden, is niet bekend. Bij zijn
eindexamen (Aalst 1747), werd hij tot predikant bevorderd. Hij
stierf te Brussel, den 17 October 1781 (60).
*» ¥
21. P. Joannes Evanoelist, Carolus Joannes Vertommen, zoon
van Balthazar en Catharina Goyvaerts. Zijn vader was in 1730-
1732 eigenaar van het huis « de Cleyn Roose », in de Eikel-
straat (61). Hij was Aalmoezenier van Stad. Blijkens een graf
schrift, stieri hij den 15 Juni 1738 en zijn vrouw den 7 Januari 1730 (62).
De zoon Carolus Joannes werd gedoopt den 4 September 1717
en twintig jaar later, den 21 November 1737, te Leuven inge
kleed als Kapucijn. Hij woonde te Aarschot, toen hij te Antwer
pen op 18 September 1739 getonsureerd en geminoreerd werd ;
daags daarop ontving hij het Subdiaconaat (63). Eens priester
geworden, werd hij te Brugge, bij zijn eindexamen in 1748, tot
predikant en biechtvader bevorderd. Van datzelfde jaar tot aan
zijn dood, liet hij te Antwerpen regelmatig zijn jurisdictie ver
(58) Te Antwerpen werd hem Jurisdictie verleend op 9 September 1757, 9 September 1760 en 10 December 1762 (Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 197).
(59) Luik, Bisschoppelijk Archief, Registers F. VI, 10 en F. VI, 12.(60) ACB. I, 7855; I, 7920, p. 105.(6 1 ) V e r m e ir e n , b l z . 202 .
(62) Grqf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 87.(63) Antwerpen, Archief van 0.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202.
371
84 HOOFDSTUK VI. — PATERS EN STUDENTEN TE LIER QEBOREN.
nieuwen (64). De laatste jaren van zijn leven bracht hij toch
over buiten dat Bisdom, te Aarschot ; hij werd er Discreet in
1759, Vicaris in 1756-1760, Gardiaan, 1760 1763 en wederom
Vicaris, van 1763 tot aan zijn dood, den 22 Februari 1766.
*• m
22. P. Amandus, Philippus Jacobus Vanderlinden, was een
zoon van Franciscus en Joanna Carolina Kinnie. Hij werd ge
doopt den 20 Augustus 1725. Reeds vroegtijdig verloor hij zijn
vader (19 Februari 1744) ; zijn moeder leefde echter tot 28 Janu
ari 1764 (65).P. Amandus werd ingekleed te Leuven den 18 Mei 1747 ; hij
woonde te S.-Truiden, toen hij te Luik op 28 Februari 1749 de
Tonsuur en de Mindere Orden ontving (66). Priester werd hij
te Antwerpen den 5 Juni 1751 (67). Zes jaar later, werd hij te
Brussel tot predikant bevorderd. Verders verneemt men niets meer
over hem, tot aan zijn dood (Lier, 30 September 1792) (68).
*« ■
23. P. Gratianus, Joannes le C lerck, zoon van Joannes
Baptista en Clara Teresia Goyvaerts, gedoopt op 17 October
1725, ingekleed te Leuven op 15 October 1749. Zijn eindexamen
te Aalst werd den 26 Januari 1760 onvoldoende bevonden, zoo-
dat hij nog een tijd moest blijven voortstudeeren ; den 29 Maart
echter van hetzelfde jaar verleende de Generaal Seraphinus van
Z ieoenhals hem zijn predicatiebrieven (69). Hij stierf te Lier den
28 October 1783 (70).m
* »
24. P. M odestus, Joannes Franciscus Stuyck, gedoopt op
7 December 1724, was een zoon van Joannes Franciscus en
(64) Antwerpen, Archief van 0.-L.-V.-Kerlc, « Capsa Episcopatus », n° 197 (29 Februari 1748, 16 Maart 1750, 11 October 1753, 1 Juni 1756, 1 Dec. 1759 en 11 December 1764).
(65) Qraf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 90.(66) Luik, Bisschoppelijk Archief, Registers F. VI, 10 en F. VI, 12.(67) Antwerpen, Archief van 0.-L.-V.-Kerk, ■ Capsa Episcopatus », n# 202.(68) Den 30 October, zegt ten onrechte Lam bertus van V e lp in zijn Necro-
loglnm.
(69) ACB. I, 5951.
(70) Lam bertus van V e lp , Op. Cit., p. 111, zegt ten onrechte : 8 October 1783.
372
AMÀNDUS, GRATIANUS, MODESTUS. 85
Clara Teresia Harts. Zijn broer, Jacobus Josephus, gedoopt
op 4 September 1738, omhelsde ook den geestelijken stand.
Misschien is zijn vader wel dezelfde Franciscus Stuyck, dien
we als Schepen der Stad ontmoeten in 1723-1724.
Langs den kant zijner moeder, behoorde P. M odestus tot een der bijzonderste families der stad, want de HARTs’en bekleedden er meerdere ambten en betrekkingen van aanzien.
Clara Teresia Harts, zijn eigen moeder, woonde in het nog
bekende gasthof « de Valk », op de Groote Markt, n° 25, dat
aan haar familie toebehoorde sedert 1706. W illem Harts, haar
vader, werd brouwer in 1725 en waarschijnlijk was het bij die
gelegenheid, dat hij het gasthof aan zijn dochter afstond ; doch
het volgende jaar verkocht deze « de Valk » voor 6000 gulden (71).
P. M odestus was bijna 27 jaar oud, toen hij den 22 Septem
ber 1751 te Leuven ingekleed werd. Na zijn noviciaat woonde
hij te S.-Truiden ; en van daaruit trok hij naar Luik, om er den
21 September 1753 de H. Kruin en de Mindere Orden te ont
vangen (72). Later naar Antwerpen verplaatst, werd hij in die
stad Priester gewijd, op 21 December 1754 (73). Eenige jaren
nadien, bij zijn eindexamen in 1761, werd hij tot predikant bevor
derd. Blijkens een oud document (74) woonde hij in 1796 in het
klooster zijner geboortestad, en wél sedert 1777. Na de verjaging
der kloosterlingen, werd hij op 14 Brumaire VII ter deportatie
veroordeeld (75). Hij stierf op 23 Frimaire IX (14 December
1800) (76). Hij woonde laatst in de ’s-Hertogenboschstraat, thans
Lisperstraat genoemd.
(71) V e r m e r e n , blz. 137. Dezelfde schrijver, blz. 152, meldt dat er te dien ÜJde twee Willem Harts’en te Lier woonden; één onder hen (men weet niet welke van de twee) kocht in 1702 het huis « den Wildeman », voor 3000 gulden ; en in 1735 werd het voor 3654 gulden voortverkocht. Dat was toen een gasthof en huurhouderij ; nu is daar de boekhandel J. Van In & C® gevestigd (Groote Markt, n° 37).
(72) Luik, Bisschoppelijk Archief, Registers P. VI, 10 en F. VI, 12.(73) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatus », n° 202.(74) Lier, Stadsarchief. Bundel « Kerkelijke Zaken. Mannenkloosters », Farde
« Fratres Minores ».(75) Annuaire Ecclés. de l'Archev. de Mallnes, t. V, 1865, p. 451.(76) Aldus volgens de overlijdensakte. L am bertus van Velp , p. 132, zegt ten
onrechte 14 Augustus 1800 ; en ACB. III, 3011, p. 342 : 14 October 1800.
373
86 HOOFDSTUK VI. — PATERS EN STUDENTEN TE LIER GEBOREN.
25. P. Tiburtius, W illem Jozef Gaethofs, zoon van Paulus
en Isabella van Steenwegen, gedoopt den 23 October 1743.
Peter en Meter waren W illem d’Alton en Anna Verbeek. Het
kind was twee maand oud, toen de vader voor de som van
3179 gulden den aankoop deed van het huis « het Lam > (23 De
cember 1743). In 1781 werd het weer verkocht. Alzoo gebeurde’t
dat bijna 40 jaar lang, het huis waar dit boek nu gedrukt wordt
(Groote Markt, n° 72), wettig toebehoorde aan de ouders van
een jongen heer Gaethofs, die eens het kloosterkleed zou aan
nemen in hetzelfde gesticht, waarvan we hier de geschiedenis
schrijven (77).
Te Leuven werd P. T iburtius ingekleed den 19 Maart 1762.
Op het einde zijner studies was hij ziekelijk, en aldus werd zijn
eindexamen te Brussel in 1771 onvoldoende bevonden ; hij bleef
zich in hetzelfde klooster op de theologie toeleggen ; slechts in
1773 bekwam hij zijn predicatiebrieven, en nog in dat jaar
draagt hij de melding van « mediocris » : middelmatig student
(78). Dat belet niet, dat hij later Vicaris werd van het klooster
zijner geboortestad, in 1781-1791.
Blijkens zijn overlijdensakte behoorde hij bij de suppressie tot
het klooster te Leuven. En hij stierf te Lier den 27 Maart 1811,
om 1 u. ’s morgens, in het huis dat hij bewoonde in de Berlarij.
Het sterfgeval werd aangegeven door zijn neef, den 43-jarigen
apotheker Jozef-Karel G aethofs, uit de Rechtestraat, en zijn aangetrouwden neef, W illem Jozef van der Linden , 42 jaar,
brouwer, op de Vischmarkt.■
« *
26. P. Franciscus, Petrus Franciscus van den Branden, zoon
van Petrus Franciscus en Anna Elisabeth Verbist, werd gedoopt den 19 Juni 1743. Peter en Meter waren Petrus G ummarus van
den Branden en Elisabeth W auters.
Misschien was het zijn vader, ofwel zijn peter (beiden droegen
den doopnaam P etrus) die lange jaren Schepen van Stad was
(1774-1777 en 1780-1785) en Rentmeester sedert 1777 of 1778 ;
deze woonde in de Berlarij (79). We kennen zijn christen mild
(77) Vermeiren, blz. 20.(78) ACB. III, 1008, pp. 178, 181, 187.(79) Deckers, blz. 417. — De familie Van den Branden-Verbist wordt ver
meld la de Graf- en Gedenkschriften, Dl. VII, blz. 90.
374
TIBURTIUS, FRANCISCUS, CHRISTOPHORUS. 87
heid, doordien dat hij in 1780 drie nieuwe woningen bij S.-Jacobs-
godshuis voegde (80). Een zekere Van den Brande, wiens voor
naam ik niet weet, was brouwer in het « Schaakberd ». In 1794
namen de Franschen hem als gijzelaar voor de stad ; hij moest
heel rijk zijn, daar hij, bij de gedwongen leening van 27 Juli
1794, door de Franschen hoogst van gansch de stad geschat werd, nl. voor 6000 livres (81).
Fr. Franciscus werd te Leuven ingekleed op 14 Januari 1763.
Bij zijn eindexaam, te Brussel in 1772, werd hij « middelmatig *
bevonden, maar toch tot predikant bevorderd. Op 10 September
van dat jaar, kreeg hij ook te Antwerpen een jaar jurisdictie (82).
Later zien we hem den titel geven van Stationaris ; het moest dus een flink predikant zijn. Hij stierf te Aalst op 9 Ventose
jaar VIII (28 Februari 1800) (83).
m¥ *
27. P. Christophorus, Guillelmus Matthaeus van Berckelaer,
zoon van Pieter en Anna Catharina Bosschaerts, geboren op
21 September 1743 en ten doop gehouden door W illem van
Berckelaer en Catharina de Ridder. Hij werd te Leuven inge
kleed op 19 Maart 1763. Na zijn professie woonde hij te Hasselt
en vandaaruit werd hij naar Luik gestuurd, om er op 21 Decem
ber 1764 de H. Kruin en de Mindere Orden te ontvangen (84).
Daar in 1773 zijn eindexamen te brussel onvoldoende geoordeeld
werd, moest hij te Kortrijk zijn studies gaan voortzetten. Bij de
suppressie woonde hij in het klooster te Antwerpen (85) en op
12 Prairial VI (31 Mei 1798) werd hij te Parijs ter deportatie
veroordeeld (86). Het Stadsarchief te Lier (87) bewaart nog het
afschrift van een brief der < administration municipale du Canton
de Lierre au Commissaire du Directoire Exécutif près d’elle »,
(80) BERaMANN, blz. 364.(81) Ibld., blz. 414-415.(82) Antwerpen, Archief van O.-L.-V.-Kerk, « Capsa Episcopatui », n* 197.(83) Lam bertus van V elp, p. 132, plaatst heel willekeurig het overlijden te
Lier op 20 Mei 1800.(84) Luik, Bisschoppelijk Archief, Registers F. VI, 10 en F. VI, 12.(85) ACB. 1, 7280, p. 153.(80) Anmuaire Ecclés. de VArchev. de Malines, t. IV, 1864, p. 362 ; t. V,
<865, p. 434.
(87) Briefwisseling, 3« jour complém. - 5 Vend. VII, n® 90.
375
88 HOOFDSTUK VI. — PATERS EN STUDENTEN TE LIER OEBOREN.
waarbij ze op 26 Prairial VI (14 Juni 1798) een brief mededeelt
van P. Christophorus, ontvangen in antwoord op een schrijven
der Administratie zelf, drie dagen voordien.
Toen de rust in het land teruggekeerd was, woonde de Pater
op den Mosdijk, in zijn geboortestad. Hij stierf daar in een
zaligen ouderdom, den 26 September 1817. Het sterfgeval werd
aangegeven door zijn eigen broer, den 61-jarigen Franciscus
G ummarus van Berckelaer, die ook op den Mosdijk woonde,
waarschijnlijk in ’tzelfde huis.
*¥ M
28. P. Gummarus, Joannes Gummarus Schellekens, zoon van
Cornelius en Maria Catharina R its, werd gedoopt den 4 April
1745, met J. B. Rits als Peter en M aria Corneua Schellekens
als Meter. Hij werd te Leuven ingekleed den 22 September 1767.
Toen hij te Luik op 19 Mei 1769 de H. Kruin en de Mindere
Orden ontving, woonde hij te Hasselt (88). Bij zijn eindexamen
te Brussel in 1777, werd hij bevorderd tot predikant en biecht
vader « in fieri ». Bij de suppressie woonde hij sedert twee jaar
te Brussel (89). Op het einde van zijn leven schijnt hij biecht
vader geweest te zijn in S.-Gummaruskerk. Hij woonde in de
Berlarij en stierf daar den 6 Mei 1815, om 3 uur namiddag.
Zijn overlijden werd ten stadhuize aangegeven door J. B. Hae-
verals, lakenmaker, 70 jaar oud, zwager van den afgestorvt ne,
wonend in dezelfde straat.
(88) Luik, Bisschoppelijk Archief, Registers F. VI, 10 en F. VI, 12.(89) Bulletin de la Commission Royale d’Histoire, t. 77, 1908, p. 252, waar
zijn naam tot Jean Dommar Schillekens geradbraakt wordt !
376
HOOFDSTUK VII.
Afschaffing van het Klooster.
§ 1. - SLECHTE VOORTEEKENS.
In de tweede helft der 18e eeuw waren de kloosters in ons
land heel voorspoedig. Maar Jozef II, die op zijn manier de
Kerk wilde hervormen, begon allerlei beperkingen in te voeren ; zelfs schafte hij ontelbare kloosters af, die hij als « nutteloos »
aanzag, nl. deze waar men een beschouwend leven leidde (1).
Eenige jaren later moest ieder klooster van het land een
nauwkeurigen staat indienen van zijn bezittingen en inkomsten.
Die van de Liersche Kapucijnen is van 19 Februari 1787 en hij
werd ingediend door A matus van Leuven, agent der Orde te
Brussel ; men verklaart er in, dat men niets bezit en geen inko
men heeft ; men heeft ook geen schulden, tenzij dat het klooster
belast is « met twee missen ’s jaers voor den Catholiken Koninck,
ter redemptie van eene cheyns bezet op een klijn deel van den
hof, welcke missen tot heden voldaen zijn » (2).
Men kon een oogenblik denken en hopen, dat de Brabant-
sche Omwenteling voor de kloosterlingen meer vrijheid en onaf
hankelijkheid zou brengen. Op 17 December 1789, om 7 uur
's avonds, deed Heintje van der Noot plechtig zijn blijde intrede
te Lier. Kapucijnen, Dominicanen en Kapittelheeren stapten blij-
gezind voorop in den stoet (3). Maar alles wat de Patriotten
(1) Bij misverstand rekent Berom ann, blz. 368, daar ook de Kapucijnen bij ; hij verwart ze met de Kapacinessen, die Inderdaad door Jozef II afgeschaft werden.
(2) Antwerpen, Staatsarchief, Clergé Régulier, n° 348.(3) Berom ann, blz. 380; B ernard Janssens, Lier, in Vlaamsch Leven, Dl. I,
1915-1916, blz. 500-503, 513-514, vooral blz. 513.
377
90 HOOFDSTUK VII. — AFSCHAFFINQ VAN HET KLOOSTER.
hadden kunnen veroveren en terugwinnen, ging spoedig weer
verloren door hun eigen verdeeldheid. « Tot in de kerk lieten
zich ophitsingen hooren. Op derden kruisdag van 1790, riep een
Minderbroeder in de Capucienenkerk, dat men, om ’s lands vrij
heid te behouden, de hoofden der Vijgen diende af te houwen,
en dezelve ten toon te stellen op pinstokken op de stadsvesten,
gelijk geschied is met het hoofd van Holophernes » (4).
Eerst onder het Fransch Bewind zou de vervolging voorgoed
beginnen. Op 24 November 1792 moesten de kloosteroversten
te Lier tegenwoordig zijn bij het planten van den vrijheidsboom
op de Groote Markt (5) ; maar spoedig zou men klaarder begrij-
den, dat Vrijheid voortaan maar een ijdel woord meer was.
Een verordening van 27 Juli 1794 eischte van de Stad Lier
een krijgsschatting van 500.000 livres ; al de burgers moesten
daar hun deel in betalen, en de kloosters hun zilver, goud en
juweelen inleveren ; slechts de Kapucijnen, die niets bezaten,
bleven wegens hun armoede verschoond (6).
Ia 1796, toen de Franschen reeds maatregelen tegen de kloos
terlingen voorbereidden, moesten de Oversten de lijst hunner
religieuzen indienen. Voor de Liersche Kapucijnen wordt dat
stuk nog bewaard (7); het geeft een totaal op van 20 Paters,
4 Broeders en 2 dienstboden ; en voor ieder onder hen geeft
men kloosternaam, geboorteplaats, doop- en familienaam, ouder
dom en getal jaren dat men reeds te Lier woont.Die lijst moet dagteekenen van omstreeks Augustus 1796;
want de Gardiaan, H iêrotheus van Berleqem , staat er aangeduid
met 3 jaar verblijf in Stad ; en we weten dat hij er kwam bij
het Kapittel van 30 Augustus 1793 en weer vertrok na het
Kapittel van 2 September 1796.Hier volgt, volgens dat Latijnsch stuk, de lijst der Paters en
Broeders, die te dien tijde het klooster bewoonden. De cijfers
duiden den ouderdom aan en de jaren verblijf in Stad :
(4) Berom ann, b lz . 383.
(5) [J. Van In, deknaam :] Dr. S. N u ffe l, Liersch Dagbericht uit den Sans- calottentijd 1792-1800. Uit de Gazet van Uer, Januarl-Mei 1907. — De overdruk is niet gepagineerd ; maar daar de berichten in chronologische orde volgen, is het tamelijk gemakkeiyk, ze terug te vinden.
(6) B ERG Ma n n , blz. 413-415.07) Lier, Stadsarchief, Bundel : « Kerkeiljke Zaken. Mannenkloosters », Farde
< Fratres Minores ».
378
HET KLOOSTER IN 1796. 91
P. H iërotheus van B erleg em , F ranciscus S eeus ; 44, 3.
P. D esideratus van Z o er le , F ranciscus H elsen ; 54, 2.
P. A ndréas van M o l , T heodorus J oannes W u y t s ; 69, 18.P . A noelus van T on qerlo o , S iardus N orbertus H elsen ; 66, 10.
P . M odestus van L ie r , J oannes F ranciscus Stuyck ; 72, 19.
P . J oannes E vangelist van M o l , F ranciscus van B alen ; 64, 21.
P . D onatianus van Le u v en , Lam bertus de P r e u t e r ; 60, 3.
P. J ucundus van R et ie , F ranciscus van den B roeck ; 60, 30.
P . X ystus van R et ie , P etrus van G orp ; 60, 16.
P. E d ua rdus van A n t w erpen , F ranciscus E m m an uël van C a m p ;
58, 25.
P. C ijetus van W ichelen , A drianus van H a u derm eir ; 57, 26.
P. G abriël van T ien en , H enricus van D o r m a e l ; 54, 13.
P. S im eo n v a n M o l , F ranciscus Lam bertus M ic h ie l s ; 55, 1.
P. H enricus van D en B osch , M artinus J oannes van den B iche-
l a e r ; 50 , 1.
P . A lphonsus van A n t w erp en , P etrus C ornelius V alentijns ;
52, 1.
P . S tephanus van O o len , J oannes F ranciscus H e y l e n ; 50, 3.
P . P etronius van G e el , T homas P eeters ; 50, 7.
P. J ustinus van D ran outer , J oseph de C o n in c k ; 44, 3.
P. F ulgentius van E in dh ou t , F ranciscus V e n ; 41, 2.
P. W ilhelm us van B re d a , C o rn eu u s van O lmen ; 35, 8.
B r. F e u x van W erchter , P etrus van T o n g e l e n ; 77, 11.
Br. C olum banus van G r im b erg en , A eg id iu s van L em m ens ; 62 , 6.
Br. C onstantinus van A arschot , M arcus V ervoort ; 40, 8.
Br. T hom as van B o o m , A ndréas V e r s t r e p e n ; 41, 4.
J oannes C eu lem an s , van B erlaar , dienstbode ; 62, 16.
Petrus Hoes, v a n Itegem, dienstbode ; 30, 3.
Het is klaar, dat we hier de lijst niet hebben van de religieuzen die te Lier verbleven tijdens de suppressie, daar het Kapittel van 1796 voorzeker nogal eenige veranderingen moet meegebracht hebben. De Vicarius, D esideratus van Z o e r le , bleef wel in functie, maar de Gardiaan werd vervangen door P. L inus van
S .-O e d en ro d e . De veranderingen der eenvoudige religieuzen zijn ons niet bekend.
379
92 HOOFDSTUK VII. — AFSCHAFFING VAN HET KLOOSTER.
§ 2. - HET KLOOSTER GESLOTEN.
Eens dat het vaststond dat alle kloosters van het land zouden
gesloten worden, liet de Fransche Regeering aan de religieuzen
haar « bons » aanbieden, waarmee ze « nationale » goederen
konden koopen. Te Lier was een zekere heer D romery daarmee
belast en op 24 Frimaire V (14 December 1796) bracht hij bij
de municipaliteit verslag uit over zijn verrichtingen. Alle kloos
ters der Stad hadden zijn aanbod geweigerd (8). Spoedig daarop
werden de Kapucijnen verjaagd. De juiste dag waarop dat ge
beurde, zou, volgens den reeds geciteerden brief van G. Van
Vuot (11 September 1868) de 6 Januari 1797 geweest zijn. We
zouden het feit eerder op 3 of 4 Januari stellen ; we weten
immers dat er sedert den 4e een leek met het bewaken van ’t
eigendom door de municipaliteit belast was ; en van een anderen
kant lezen we (9), dat op 3 Januari 1797 het H. Sacrament uit
hun kerk door den Pater-koster naar de Spaansche Kapel ge
dragen werd, ’s morgens om half elf, na de laatste Mis. Veel
burgers volgden al weenend het Allerheiligste, dat toen in een
tinnen ciborie geplaatst was, aangezien alle goud en zilver van
kerken en kloosters geroofd of verborgen was...
De uitdrijving der Liersche Dominicanen ging zonder moeilijk
heid ; maar bij de Kapucijnen ging het zoo gemakkelijk niet. We
lezen (10), dat de Paters, den dag vóór de aankomst der Kom-
missarissen, volk aan het werk gesteld hadden om hun meubels
weg te dragen en al wat roerbaar was te redden. De « Commis
saire du Directoire > wilde er zich tegen verzetten en liet twee
dier werklieden aanhouden ; doch de Overste der Kapucijnen,
P. D onatus [?], begaf zich naar het bureel, eischte de vrijstelling
der gevangenen en verklaarde, geweld met geweld te zullen
keeren. Het volk nam een dreigende houding en de Kommissaris
achtte ’t voorzichtiger, den Pater en de twee werklieden niet te
verontrusten...
Toen echter de Kommissarissen in het klooster verschenen, om
de Paters uit te drijven, gehoorzaamden dezen eenvoudig. Ze
(8) Lier, Stadsarchief. Procès-Verbaux, t. II, pp. 11-12; Berqmann, blz. 442.(9) [J. Van In]. Loc. Cit.
(10) Beromann, blz. 489, 618; Mast, blz. 268-269.
380
DE PATERS UITGEDREVEN. 93
zagen voorzeker, dat geen weerstand baten kon. Pater D onatus
wilde nog tot het volk spreken, doch de Kommissaris liet hem
voor 24 u. onder de waakzaamheid van een vrijwilliger in een
kamer van het klooster opsluiten, « pour avoir, zegt het verslag, fait l’orateur et manifesté des sentiments inciviques ». Op het
einde vroeg hij, als laatste gunst, de toelating om het vergaderde volk te zegenen. — « Bah, bah, antwoordde de Franschman,
het volk heeft uw zegen al in de kerk ontvangen ! Pak u maar weg ! »
In dit verhaal, dat we aan den geschiedschrijver Bergmann
ontleenen, is er alleszins een verwarring. P. D onatus, die hier
zoo onverschrokken optreedt, was niet de Overste van het klooster, daar we weten dat P. L inus die bediening vervulde. Er was
toen bij de Vlaamsche Kapucijnen maar één enkele P. D onatus;
hij was geboortig van Retie, maar te Lier schijnt hij niet ge
woond te hebben. Waarschijnlijk wordt hier bedoeld P. D ona-
tianus van Leuven, die toen sedert een viertal jaren te Lier
woonde en dien we verder nog zullen ontmoeten...
Wat er ook van zij, van 4 Januari 1797 (15 Nivose V) stonden
de kloostergebouwen onder toezicht van een zekeren Charles
M oreels, die een paar dagen nadien een helper kreeg, een
zekeren Antheaume. Op 13 Februari (25 Pluviose V) dienden
beiden hur rekening in bij de municipaliteit, voor de dagen
dienst die ze gedaan hadden (11).Die maatregels tegen de kloosters waren bij het volk heel
slecht gezien. Zoo lezen we b. v. dat Schout van der Blok,
omstreeks half Januari, op het stadhuis J uliaan de Hert liet
ontbieden, als meester der stadstimmerlieden ; deze werd er mee
belast, de klokken uit de kloostertorens weg te halen. Doch hij
en zijn werklieden weigerden beslist en daarom werden ze van
hun werk beroofd.Dezelfde schrijver aan wien we die gegevens ontleenen (12),
verhaalt ook hoe in September en October 1798 de kruisen van
torens en kerk- en kloostergevels verwijderd werden. Het chris
ten gevoel der bevolking kwam daartegen in opstand. Heel
meester Frans Berckmans stond in de Rechtestraat, in den tuin
van Ste. Barbaragodshuis, met een spiegel de vreemde werklieden
(M) Lier, Stadsarchief. Procès-Verbaux, t. II, p. 81.(12) [J. Van In], Loc. CIt.
381
94 HOOFDSTUK VII. — AFSCHAFFING VAN HET KLOOSTER.
ie verblinden, die op den grooten toren aan hun goddeloos werk
bezig waren. De heelmeester verblindde ze zoodanig, dat er één
viel ; doch hij kon zich nog bijtijds redden, met in zijn val een
koord te grijpen...
§ 3. — VERKOOP VAN GEBOUWEN EN MEUBELS.
Daarmee zijn we de gebeurtenissen al vooruitgeloopen. Op
4 November 1797 (14 Brumaire VI) werd het klooster en de kerk
met al de afhankelijkheden voor 30.500 livres toegewezen aan zekeren opkooper S p e t h . Het is dezelfde die het Goeverneurs-
huis op de Groote Markt gekocht heeft (13), alsook ander zwart
goed, zooals het Nonnenklooster te Arendonk (14).
De meubels der Kapucijnen werden later in veiling gebracht;
eerst geschat op 147 livres, bracht ze er op 3 Februari 1798
(15 Pluviose VI) slechts 64 op (IS). Er was ten andere niet
veel meer te vinden.
In de kerk was het houtwerk van de muren verwijderd en de
sloten van de deuren ; van al het ijzerwerk was er niets meer
te zien. De klok was door den vloer der bibliotheek verdwenen ;
de boekerij bestond enkel nog uit eenige onvolledige werken.
Iedereen vermoedde dat de Paters zelf hun goed hadden laten
weghalen, döch het bewijzen kon men niet. Om de daders dier
ontvreemdingen te kunnen ontdekken, zegt het verslag, zou men
de Kapucijnen op water en brood moeten- zetten... Maar dat
middel scheen onuitvoerbaar en de zaken bleven gelijk ze
waren (16).
Op 31 Maart van datzelfde jaar (11 Germinal VI) schreef de
opkooper S p e t h naar het Gemeentebestuur (17) dat hij reeds
bezig was met het Kapucijnenklooster af te breken ; maar spoe-
(13) Berom ann, blz. 489; M a s t, blz. 179. Vgl. Verm eiren, blz. 51-53.(14) Fl. Prim s, Sint-Agnetendal, te Arendonk (Campinia Sacra, N° 1), (Ant
werpen [1931]), blz. 27.(15) Beromann, b lz. 486-487; Mast, b lz. 270.
(16) Beromann, b lz. 446.
(17) Lier, Stadsarchief, Arrêtés, t. III, n° 773. — Dezelfde Speth wordt nog vermeld in de Procès-Verbaux, t. IV, Séance du 8 Pluviose VII, waar hij zijn betaalkracht staaft door het eigendom der gewezen Kapucijnen, dat hij als pand en waarborg aangeeft.
382
LOT VAN MEUBELS EN QEBOUWEN. 95
dig zou hij zijn werk moeten staken, zoo de municipaliteit de
bibliotheek en het houtwerk der altaren niet liet wegnemen, die
nog immer in de gebouwen gebleven waren. Ook verzocht hij
alles in de drie dagen te willen verwijderen.
§ 4. — WAT ER VAN DE MEUBELS GEWORDEN IS.
In ’t voorbijgaan kunnen we hier zeggen, dat vroeger toch
eenige oude herinneringen aan de Kapucijnen, die bij deze ver-
nieling gespaard bleven, te Lier nog te vinden waren. Zelfs
hedendaags nog beweert Heer Burgemeester Van Cauwenberoh,
dat het groot O.-L.-V.-beeld, dat bij zijn woning op den hoek
der Kapucijnenvest staat, stellig afkomstig is van het gewezen
klooster, waarvan de ingang daar vlak vóór lag.
. Vroeger waren er veel meer dergelijke herinneringen. Zoo
lezen we b. v. in den brief van den snuisteraar G. Van Vuqt
(11 September 1868), dien we hooger reeds aanhaalden : « ... Op
6 Januari 1797 is het klooster vernietigd en zijn al de documen
ten der Capucienen gedragen of beter gezegd gevlugt geworden
ten huize van zekeren J. Verbert, winkelier in de Lisperstraat
alhier (18). Na de vernietiging, kwamen de kloosterlingen, den
éénen voor en den anderen na, boeken en papieren bij Verbert
halen, die zij niet terug brachten ; en wanneer gezegde Ver
bert aen den Eerw. Pater L inus, gardiaen (later naer Gent
vertrokken, alwaer hij overleden is) de opmerking deed, dat op
die wijze hunne geheele bibliotheek zoude te niet gaen, ant
woordde de brave man : « Och, Verbert, laet ze maer doen ; wij
zullen toch waerschijnelijk nooit meer in ons klooster kunnen
terugkeeren... »Na dan uitvoerig over de bedevaart naar Duffel gesproken te
hebben, zooals we hooger zagen, zegt Van Vuqt dat het passie-
kruis, dat vroeger in de Kapucijnerprocessie meeging, te zijnen
tijde bij de Liersche Coletienen bewaard werd. En verder voegt
hij er bij :« In de Predikheerenkerk bestaen nog 6 groote en 2 kleine
houten kandelaren van den hoogen altaer der Capucienen. In de
(18) Die Verbert was ook gelegenheidsdichter. HIJ wordt b. v. vermeld bi]
Decxers, blz. 414 en 445, n. 1.
383
96 HOOFDSTUK VIT. — AFSCHAFFING VAN HET KLOOSTER.
kerk der Coletinen is geplaetst op de autaertafel een spiegelglas,
door hetwelk de nonnen op de koor den Priester kunnen zien
celebreren. Dit glas diende eertijds in den hoogen autaer der
Capucienen. In den hof van dit klooster (misschien in dien der
Ursulinnen daernevens) moet den doodkelder der Capucienen nog
bestaen. »
Dan gaat het over het beeld en de relikwie van S. Antonius,
gelijk we hooger gezien hebben. Daarna zegt hij om te eindigen :
< In de kapel van den H. Jacobus, waer ik thans koster ben,
zijn de twee biegtstoelen en den predikstoel herkomstig van de
oude kloosterkerk der Capucienen... Ook ziet men aldaer het
beeld van St. Felix a Cantalicio. >
We gelooven niet, dat er van al die herinneringen thans nog
iets bestaat. De vervlogen jaren en vooral de verwoestingen van
den wereldoorlog hebben hier hun werk gedaan...
Wat Van Vugt niet wist, kunnen we hier nog bijvoegen, nl.
dat er thans nog in den schat der kerk van Scherpenheuvel een
beeldje van de plaatselijke O. L. V. bewaard wordt, dat afkomstig
is van het Kapucijnenklooster te Lier. En daarenboven bezit de
kerk van Zandhoven ook twee biechtstoelen, die ze na de sup
pressie van die Paters afgekocht heeft... Het zijn twee schoone
stukken, met beeldhouwwerk en bloemkransen versierd. Bovenop
staan de beelden van twee groote boetelingen : den apostel
Petrus (Mamenkant) en Magdalena (Vrouwenkant).^ Te Lier
moeten die biechtstoelen half in den muur ingemetseld geweest
zijn en aldus droegen de zijkanten geen versiering. Onlangs
heeft men dat bekleed met stukken houtwerk, die ergens onge
bruikt weggeborgen waren, maar ook uit de kerk der Liersche
Kapucijnen afkomstig zijn. In het kerkarchief te Zandhoven
bewaart men daarover nog de volgende acte : < Ontfangen van de
kerckmeesters van de kercke van Santhoven de somme van twee
hondert een en negentig guldens courant geit, in voldoeninge
van den koop van twee bichtstoelen, eene communiebanck ende
twee spiegels van eene boeseringe, mits welcke bekennen van
alle het voorschreve voldaen te syn. Actum Lier, drij en twintig-
sten 8-bris 1800 en vier. P. Jucundus, cap., alias Franciscus van
den Broek; P. Xystus, Cap., alias Petrus van Gorp; P. Dona-
tianus, ex-Capuclen, alias Lambert de Pruyter ; P. J oannes
Evanq., ex-Capucin, alias Franciscus van Balen ; B. D idacus,
ex-Capuc., alias P. j . van L inden. >
384
KERKMEUBEL9, VERJAAGDE KLOOSTERLINGEN. 97
Die acte, geschreven door P. Jucundus en door de anderen
eigenhandig onderteekend, geeft ons dus de lijst der Kapucijnen
van het gewezen klooster, die toen nog in stad verbleven.
Op de keerzijde leest men het opschrift : « Quittancie van
2 Biechtstoelen en eene communiebank in 1804 ». Onvermeld
blijven bijgevolg in dat opschrift de « twee spiegels van eene
boeseringe », t; t. z. de twee houten paneelen, waarover de akte spreekt.
§ 5. — JACHT OP DE VERJAAGDE KLOOSTERLINGEN.
Na die lange uitweiding keeren we terug naar de woelige
periode van de Fransche Overheersching in ons land.
Berqmann bericht ons (19) dat de registers der municipaliteit
de namen opgeven van 8 Kapucijnen en een 9« uit Antwerpen,
die verklaarden (volgens de wet van 10 Vendiose IV) te Lier
hun verblijfplaats te willen houden. Maar de lijst drukt hij niet over.
Het duurde niet lang, of de priesters werden openlijk vervolgd,
omdat ze in geweten den eed moesten weigeren dien het Fransch
bewind van hen eischte. Op een lijst van 31 Mei 1798 (12 Prai
rial VI) vindt men aldus den naam van 65 opgezochte priesters, waaronder vijf Kapucijnen die te L'er verbleven (20). Het waren
de Paters :
D e W inter, Franciscus (of liever : De W inter, Joannes, Fran
ciscus. in het klooster P. Franciscus van Kontich);
Van B erckelaer M atthaeus (P. Christophorus van Lier) ;
Van O lmen, G uiluelmus (beter : Van O lmen, Corneuus, in
’t klooster P. G uillielmus van Breda) ;
Van Gorp, Petrus (P. Xystus van Retie), en
Van der Heyden , Theodoor, Gardiaan (P. Linus van S.-Oe-
denrode).
Toen men h^n ging opsporen, hadden ze lont geroken en
waren ze bijtijds uit Lier vertrokken. Brigadier Thevenon moest aan het departement melden, dat hij, niettegenstaande zijn naar
stige opzoekingen, geen aanhoudingen had kunnen doen...
(19) Blz. 447, n. I.(20) Annuaire Ecclés. de l ’Archev. de Malints, t. IV, 1864, pp. 362-3C3;
t. V, 1865, p. 334; B erom a n n , blz. 457.
385
98 HOOFDSTUK VII. — AFSCHAFFING VAN HET KLOOSTER.
In den nacht van 9-10 Juni werd ook te Antwerpen jacht
gehouden op Priesters en Paters, doch daar vond men ze even
min (21).
Een besluit van 4 November 1798 (14 Brumaire VII) veroor
deelde 1978 Belgische priesters ter deportatie. Voor Lier stonden
er 43 op de lijst, waaronder drie Kapucijnen :Van den Broeck, Carolus (beter : Van den Broeck, Franciscus,
in ’t klooster P. J ucundus van R etie) ;
Stuyck, Jan Baptist (P. M odestus van Lier) ;
en D e Coninck, Joseph (P. J ustinus van D ranouter) (22).
De municipalen, vooral de secretaris Avontroodt, verwittigden
zelf de bedreigde priesters, en de burgers waren gelukkig ze te
kunnen helpen of verbergen ; zoodat er van de 43 maar 11 aan
gehouden werden : meestal ouderlingen, die volgens de wet toch
niet in ballingschap mochten weggevoerd worden. Aldus werd
de Kapucijn P. M odestus Stuyck gevangengezet den 17 Novem
ber, ’s nachts. Men beschuldigde hem, zoowel als de andere
veroordeelde priesters, medeplichtig te zijn aan den opstand der
« Brigands > ; maar in den grond zal het weigeren van den voor
geschreven eed wel zijn groote misdaad geweest zijn (23). Dank
zij de bemoeiingen der municipaliteit, kwam hij spoedig vrij ;
reeds den 15 April 1799 (26 Germ. VII) kwam hij zich bij den
municipalen raad aanbieden, met een besluit van het centraal
bestuur, waa.bij hij naar Lier mocht terugkeeren, onder bewa
king der municipaliteit ; een zekere heer Kennis uit Antwerpen
had zich voor hem verantwoordelijk gesteld (24).
Ondertusschen waren sommige kloosterlingen zich elders gaan
vestigen, bij familie, vrienden of kennissen. Anderen bleven in
Stad. Zelfs uit vreemde kloosters kwamen eenige religieuzen
naar Lier schuilen, hetzij dat ze daar geboren waren, er nog gewoond hadden, of eenvoudig om een of andere reden er een
onderkomen meenden te kunnen vinden.
(21) A. T h ts , De Geestelijkheid van Antwerpen in 1798-99, Dl. I (Antw. 1894), blz. 39 w . ; S. Franc, en S. Ant. Stand., Dl. V, 1898-1899, blz. 165.
(22) Annuaire Ecctis. de l’Arch. de Matines, t. V, 1865, p. 451 ; Beromann, b lz . 474-475.
(23) [J. Van In] Op. Cit.(24) Lier, Stadsarchief, Procès-Verbaux, t. IV, Stance du 26 Germ. VII;
B im m an n , blz. 476.
386
JACHT OP DE OVEROEBLEVEN KLOOSTERLINGEN. 99
Twee Paters zouden in stad een kerkelijke bediening vervuld
hebben. Aldus zou P. Benjamin van Iteqem (Kerselaers) om
streeks 1800 of 1810 van den Aartsbisschop een beneficie te Lier
gekregen hebben, eer hij naar Brussel verplaatst werd (25). Maar
nergens vonden we bekrachtiging van dat bericht. En volgens
een verslag van 18 Floréal X (8 Mei 1802) zou P. Germanus
van Brussel, wiens familienaam ook Germain was, als beëedigd
priester dienst gedaan hebben in S.-Gummaruskerk. Maar als we
hem c beëedigd > noemen, dan is er hier spraak van een een
voudige belofte van trouw en gehoorzaamheid, die later den eed
van haat aan het koningdom verving. Veel geestelijken zagen
er geen bezwaar in, die verzachte formuul te aanvaarden. Ook
Germain niet (26). Volgens de overlijdensakte, stierf hij in het
burgerlijk of S.-Elisabethgasthuis van Stad, op 13 Thermidor XII
(2 Augustus 1804) (27).
§ 6. — ALLEENSTAANDE EN SAMENWONENDE
KLOOSTERLINGEN.
Men heeft beweerd dat de Liersche Kapucijnen omstreeks 1801
wederom hun kloostergemeente zouden ingericht hebben en dat
de laatste Gardiaan, P. Linus van S.-Oedenrode, daarom door
zijn oversten uit Holland teruggeroepen werd (28). Daar is hoegenaamd niets van bewezen. En zoo P. Linus omstreeks dien tijd
uit Dongen (bij Breda) vertrok, schijnt hij wel niet direct naar Lier
(25) Lambert tre van Velt, p . 147.
(20) B erom a n n , blz. 497-498.(27) Hi] stierf om 8 u. ’s avonds; bij heet in de overlijdensakte Judoctu
Joseph Qermain, ex-Kapucijn, 65 jaar oud, geboren te Brussel, zoon van Joanaes Joseph en Maria Anna de Bavai. Hij woonde te Lier in de 2* Stadswijk.
(28) Dat bericht komt oorspronkelijk uit de « Aanteekeningen », die een zekere zuster Marie Joseph omstreeks 1860 ncerschreef en die thans in een klooster te Rozendaal (N.-Brabant) berusten. Zie P. O erlachus , P. Linus van S.-Oedenrode, in Frandscaanseh Leven, Dl. XV, 1932, blz. 106-116, vooral 111. — Kr u q e r ,
Kerkelijke Geschiedenis van het Bisdom van Breda, Dl. III, Bergen-op-Zoom. s. blz. 328, zegt enkel dat de Pater door zijn Oversten naar België werd teruggeroepen. Doch P. E d u a rd u s , De Congregaties van ZZ. Franciscanessen In Niderland (’s-Bosch 1907), blz. 68, bevestigt ook dat de Kapucijnen te Lier opnieuw gingen vergaderen.
387
100 HOOFDSTUK VII. — AFSCHAFFING VAN HET KLOOSTER.
gekomen te zijn. Hij was er wel op 30 October 1805, daar hij
er op dien dag een brief schreef naar zijn nicht, religieuze te
Dongen (29); maar voorzeker was hij er niet op 23 October 1804;
anders zou hij wel mede de verkoopakte der biechtstoelen onder-
teekend hebben, waarover wij hooger gesproken hebben.
De verdreven kloosterlingen bleven links en rechts wonen,
waar ze herbergzaamheid vonden. P. M odestus van Lier (Joan
nes Stuyck) stierf den 23 Frimaire jaar IX (14 December 1800)
in de ’s-Hertogenboschstraat, thans Lisperstraat geheeten.
P. Stephanus van Oolen, Joannes Franciscus Heylen, woonde
te Lier in den Grooten Bril. Hij stierf den 11 September 1807,
om 4 1/2 u. ’s morgens, in ’t huis van zijn vriend, goudsmid
Frans Thomas van Berckelaer, op de Markt. Die heer ging
zelf op het stadhuis het overlijden aangeven ; voorzeker was hij
een broer P. Christophorus van Berckelaer ( t 1817).
Br. Gummarus van Lier (Joannes Gummarus Pasteyn) woonde
in de Begijnhofstraat, en stierf in ’t huis van een gebuur, in
dezelfde straat, den 29 November 1807.
Op de Berlarij stierf P. T iburtius (W illem Jozef Gaethofs),
den 27 Maart 1811.
P. Albanus van Dendermonde, Joannes Franciscus van Lokeren,
woonde in de Rechtestraat en stierf er op 21 Juli 1811, om 8 u.
’s avonds (30).Br. Thomas van Boom, Andréas W illem Verstrepen, woonde
op het gehucht Lachenen en stierf er den 26 Juli 1811, om 7 u.
’s avonds (31).In de Berlarij stierf op 6 Mei 1815 P. Gummarus van Lier,
Joannes G ummarus Schellekens. Hij had een zwager in dezelfde
straat : lakenmaker Haeverals ; misschien was het wel bij hem
dat de Pater zijn intrek genomen had.P. Christophorus van Lier, W illem M atthaeus van Berckelaer,
stierf op den Mosdijk, den 26 September 1817, waar hij woonde.
(29) Origineel in het archief van het Moederhuis der Zusters Recolleetlnen te Rozendaal. Zie P. Q e rla cu u s , L oc . Cit., blz. 113.
(30) Volgens de overli]densakte was hi] laatst Kapucijn te Oudenaarde. Hli was geboren op 23 Augustus 1743, zoon van Jacobus en Maria Phillppina van Doorn.
(31) Volgens de overlijdensakte, zoon van Jacobus en Anna Maria Maes, geboren den 26 October 1754. Het sterfgeval werd aangegeven door zijn neef, Pieter Jozef Cornelis Verstrepen, 32 Jaar oud, steenbakkersbaas te Boom.
388
ALLEENSTAANDE EN SAMENWONENDE KLOOSTERLINGEN. 101
Zijn eigen broer was goudsmid in dezelfde straat ; en misschien
woonde de Pater bij hem in.
P. Joannes Evangelist van Mol, Frans van Baelen, geboren
27 October 1732, zoon van Alexis en Maria Feyen, stierf in de
Mechelenstraat, waar hij woonde, den 18 September 1820. Hij
verbleef reeds in dezelfde straat ten jare 1804, gelijk we vernemen zullen, wanneer hij het overlijden van zijn medebroeder
P. Angelus van Tongerloo gaat aangeven.
Dezen Pater mag men niet verwarren met P. Hubertus van
Bael, die omstreeks denzelfden tijd en later nog lange jaren pastoor was van het Begijnhof te Lier.
Eindelijk, P. Petronius van Geel, Thomas Jozef Peeters,
woonde op de Markt en stierf daar den 24 September 1822, om 8 u. ’s morgens (32).
Dat zijn dus al kloosterlingen, die verspreid bleven leven,
onverschillig waar ze plaats gevonden hadden. Doch men vindt
er ook andere, dit naar vermogen toch weer samen schijnen
gewoond te hebben.
We hebben reeds gezegd, dat P. Germain, gestorven in 1804,
in de 2° Stadswijk woonde. Met die beknopte aanduiding wordt
misschien wel dezelfde woning aangeduid, die voor een vijftal
andere kloosterlingen als < omtrek der parochiekerk » of ook
een enkele maal < Kerkhofplaats, n° 27 » aangeduid wordt. Dat
is de huidige Kardinaal-Mercierplaats of H.-Geeststraat ; maar
nader waag ik het niet, die woning aan te duiden. Daar stierven in alle geval :
1) P. Anoelus van Tongerloo, Siardus Helsen, 8 Thermidor
XIII (27 Juli 1804). Hij overleed buiten zijn eigen woning, namelijk
bij zijn vriend Henri van den Broeck, koster van S.-Gummarus-
kerk, die dezelfde straat bewoonde. Die kwam het overlijden
aan geven, samen met Franciscus van Baelen, ex-Kapucijn, vriend
van den overledene, wonend Mechelenstraat.
2) P. Cletus van W ichelen, Adriaan van Auwermer, of van
Haudermeir, geboren 1737, zoon van P ieter en Josine Baeyens,
overleden Lier 4 September 1813, om 5 u. ’s morgens.
(32) Hi] was geboren te Qeel den 5 Februari 1746. zoon van Aegidius en Maria Kerckhofs; zijn overlijden werd aangegeven op het stadhuis, door zijn eigen broer, Aegidius Hendrik, Dokter te Qeel, 69 jaar oud, en door een vriend van den overledene : Lodewijk van Aken, vischhandelaar te Lier op de Markt, 46 jaar oud.
389
102 HOOFDSTUK VII. — AFSCHAFFINO VAN HET KLOOSTER.
3) P . Donatianus van Leuven, Lambertus de Pruyter, geboren
te Leuven (S.-Pietersparochie) 9 Februari 1737, zoon van W illem
en Catharina Limbos, overleden te Lier den 3 Mei 1814, om
3 u. ’s morgens. — Deze Pater was op het einde van zijn leven
biechtvader in S.-Gummaruskerk, althans volgens ACB. III, 8503.
4) P. J ucundus van Retie, Frans van den Broeck, zoon van
P ieter en Anna M olenberohs , geboren 26 December 1736 ;
overleden Lier 7 December 1819, om 5 u. voormiddag (33).
5) Eindelijk P . Athanasius van Antwerpen, Arnoldus Joannes
Josephus H erry , is de laatste Kapucijn die in den < omtrek der
parochiekerk » stierf, en die straat wordt hier aangeduid als • wijk 2, n° 27, Kerkhofplaats ». De Pater stierf aldaar den
30 September 1838, om 12 u. ’s middags. Hij was een zoon van
P ieter Jozef en H elena Constantia Lunden, geboren 28 Juli
1769. Laatst behoorde hij tot het klooster te Gent.
Er wordt wel niet uitdrukkelijk gezegd, dat al die Paters in
hetzelfde huis woonden ; maar het ware toch niet te verwon
deren, zoo er daar een echte kloostervergadering heringericht
werd.
In denzelfden omtrek lag het klooster der Alexianen of Celle-
broeders. In dat gesticht stierf Br. Robertus Vercammen, op
11 December 1828. In de overlijdensakte wordt dat verblijf aan
geduid als Wijk 2, n° 186, in d?n « Kleinen Bril ». Te dien tijde
was de ingang van het gesticht immers in die zijstraat.
Ook in het Begijnhof stierven er een paar Paters. Doch daar
er meer dan 30 jaar verliepen tusschen hun beider overlijden,
ware ’t moeilijk te zeggen, of ze daar ooit samen gewoond
hebben. Het waren :
1) P. Franciscus van Kontich (Joannes Franciscus de W inter),
zoon van Franciscus en Anna M aria de M aesschalck, woonachtig
op het Begijnhof te Lier en overleden den 19 Vendémiaire XI
(11 October 1802) (34).
(33) Het sterfgeval wordt aangegeven door zijn vriend, Gummarus Parasiers, 45 Jaar, winkelier, Rechtestraat. Bij L a m bertu s van V e lp , p . 102 staat d« 6 December als sterfdag aangegeven; in het Directorium der Vlaamsche Kapu-
cQnen voor 1821, de 8* — beid* verkeerd.(34) Dus niet den 15 October, gelijk L a m bert u s van V e l p , p . 134, drukt. —
la 1790 woonde P. Franciscus reeds sedert zes Jaar in het klooster te Brussel. Bail, de ta Commiss. Roy. A'HitU, t. 77, 1908, p. 251.
390
SAMENWONENDE KLOOSTERLINGEN. 103
2) P. Franciscus Salesius van Borsbeke (Joannes Franciscus
G uillelmus Vierpeyl), geboren den 19 September 1756, zoon
van Joannes en Elisabeth Lenaerts, gewezen Kapucijn uit het
klooster te Meersel, woonde op het Begijnhof, wijk 3, n° 431,
en stierf er den 8 October 1834, om 4 u. ’s morgens.
*i» m
De lezer zal ons vergeven, dat we die dorre lijst van klooster
lingen, die te Lier hun laatste rustplaats vonden, hier op haar
geheel afgedrukt hebben. Volledigheidshalve moesten we ’t wel
doen. Men zal ten andere opgemerkt hebben, dat we daarbij
meer dan één vergissing van onze voorgangers hebben kunnen goedmaken.
Volgens het reeds meermaals geciteerde, doch weinig te be
trouwen Necrologium van P. Lambertus van Velp, zouden er
nog eenige andere Kapucijnen na de suppressie te Lier gestor
ven zijn. In noot geven we de lijst dier sterfgevallen, die we in
de officiëele registers niet gevonden hebben (35); andere vonden
we met zekerheid in andere steden terug (36).
(35) Aldus geeft La m bertu s van Ve lp als overleden te Lier : 1797, 10 Jan. : P. Andréas Wuyts uit Mol ; 1797, 2 Maart : Br. Felix van Tongelen ultJWerchter ; 1797, 10 Maart : Br. Columbanus (van) Lemmens uit Qrlmbergen ; 1800, 25 Mei : Br. Constantinis Vervoordt uit Aarschot; 1817, 22 December: Br. Fellx Zellick uit Breda ; 1834, 2 Februari : P. Jozef Heaors uit Herent. Van al dezen mochten we er geen enkele te Lier terugvinden.
(36) Aldus worden ln hetzelfde Necrologium ten onrechte aangegeven als t« Lier gestorven : 1800, 20 Mei : P. Franciscus van den Branden uit Lier (feite- lijk gestorven te Aalst, 29 Februari 1800) ; 1802, 23 Maart : Br. B runo Wlnnock van Veume (gestorven te Tienen, 25 Maart 1802) ; 1814, 5 Januari : P. Linus van der Heyden uit S.-Oedenrode (overleden te Qent, 5 Januari 1814); 1832 : 2 September : P. Honorius Hollans uit Eindhout (overleden Eindhout, 27 Maait 1832); 1837, 17 September : Br. Didacus van Linden uit Aartselaar (feitelijk overleden te Antwerpen, 10 September 1825).
391
. n>
■■'i. r’-r ;
u;.>;
-2'W- ;v:- •n : :V-’
-v ^
i&îÇÏy ■ ï ' ■■
. ' Vü'.". • ■
■■ j , v
J ■ÏSi". -
■K-
Z. E. P. BONAVENTURA CALLUY VAN LIER,
GEBOREN 1845 EN OVERLEDEN 1925
G a r d ia a n t e B e r g e n (1873-76) e n t e B r u g g e (1876-79)
l a t e r L e e r a a r in d e P h i lo s o p h ie e n d e T h e o lo g ie (1888-1900)
e n e in d e l i j k M is s io n a r is in E n g e ls c h - In d ië (1900-1913)
393
W. E. P. PHILIPPUS Vh'RMEYLEN VAN LIER,
QEBOREN DEN 6 APRIL 1869,
P r i e s t e r g e w i jd in 1895
EN DAARNA SEFFENS NAAR I n DIË VERTROKKEN, WAAR HIJ IEVER1G WERKTE
t e A d a h , M a r y a b a d , S a h o w a l a , F r a n c is a b a d e n K h u s h p u r .
394
Nawoord.
Sedert de Fransche Omwenteling zijn er weinig betrekkingen
geweest tusschen de Kapucijnenorde en de Stad Lier. We vinden
slechts vier Lierenaars, die sedertdien nog in de Orde professie
gedaan hebben :
1) P. Bonaventura Calluy, geboren te Lier 22 Januari 1845, was lange jaren leeraar in de Theologie en ook Gardiaan ; op
gevorderden leeftijd werd hij in 1900 nog missionaris in Engelsch-
Indië; in 1913 keerde hij naar ’t Vaderland terug, en rijk in ver
diensten stierf hij te Aalst den 4 December 1925. Hij was de
eerste Lierenaar die na de suppressie bij de Kapucijnen binnen-
frad. Daarom verdient hij hier een bijzondere melding. Het was
een bekwaam, heel verdienstelijk man.
2) P . Philippus Verm eylin , te Lier geboren op 6 April 1869,
sedert lange jaren zendeling in Engelsch-Indië. Hij werkte er
onverdroten te Adah (1895-99), Maryabad (1899-1901), Sahowala
(1902-07), Francisabad (1907-11, 1912-28) en Khushpur (1901-02,
1911-12), waar hij sedert 1928 neg zijn ijver toont. In 1907
bezocht hij zijn geboortestad. In 1904 liet hij een boekje drukken
van 36 blz. in-12. Den titel kunnen we hier niet aangeven, daar
alles in Urdu-schrift gesteld is. Het zij ons voldoende te weten,
dat het Communieoefeningen zijn, ten dienste der inboorlingen.
3) P. Liberatus Bosmans, geboren te Lier 18 Maart 1903,
thans leeraar in het klooster te Brugge (Boeveriestraat).
En eindelijk 4) Fr. S imon D ielen , geboren te Lier 10 Juli 1909, thans student in de Wijsbegeerte te Aalst.
** m
Mochten deze bladzijden er toe bijdragen, om de deugd en de
verdiensten der oude Liersche Kapucijnen aan de vergetelheid te
onttrekken 1 Mochten zij misschien den een of anderen zoon der bloeiende Netestad aanzetten, om als priester of kloosterling de voetstappen dier godvreezende voorgangers te volgen : dan ware de schrijver dezer bladzijden voor zijn moeite ruimschoots be
loond !
395
CC - vi,----' :~ï'~ r i ♦ : ». -
■.r:< •• r ;’ : •*' r ■ 'i ’ .
••ï
•*> . .
. -H • r;'»'c ,v
.vy-'-* ; ■. «••
ALFABETISCH REGISTER.
O pmerking. — In deze lijst staan zaaknamen in kapitaal,
plaatsnamen in cursief en persoonsnamen in gewoon Romeinsch.
— De afkorting « Kap. » beteekent : « Kapucijnenklooster » en
de letter N. verzendt naar de voetnoten.
Aalst 103 n. 36 ; Kap. 37-39, 76, 83, 84, 87, 105.
Aarschot, Kap. 83, 84.Ab Aggere, Janus 11 n. 3 ; — Joannes
II.Adah, Kap. 105.Aegidius of Gillis van Antwerpen 26;
— Italiaan 68.
Aktboeken 15 n . 14.
Albanus van Dendermonde 100. Albertus van Gent 17.Albrecht, Aartshertog 15.Alexander van Aalst 34 n. 14, 35 n. 15.
A lexianen 69, 102.
Alphonsus van Antwerpen 91.Alton, Willem d’ 86.
Amandus van Lier I (f 1739) 79, 80 ;— II ( t 1792) 84.
Amatus van Leuven 89.Ancona, Kap. 67.Andréas van Leuven 35 n. 15; — van
Mol 91, 103 n. 35.Angelicus a Portu Firmano 68.Angelus van Tongerloo, 91, 101. Annuarium 9 n. 1 en passim.Anselmus van Lier I ( f 1680) 75; —
II (t 1695) 77.Antheaume 93.Antonius van Belle 62 n. 10; — van
Beveren 34 n. 13; — van Padua 55-57, 96.
Antwerpen 23, 28, 75, 98, 103 n. 36; archief der Belgische Kapucijnen (ACB.) passim ; archief van O.-L.-V.- Kerk 22 n. 6, 32 n. 2, 34 n. 10-11,
35 n. 15, 51 n. 19, 54 n. 23, 63, 75-85, 87 ; staatsarchief 29 n. 31, 89 n. 2; Bisdom 39, 41, 54, 7*-79, 82- 84, 87, zie Esplnosa, Malderus ; Kap. 11-13, 16, 18, 21, 22, 26,41, 47,52,53, 65, 72, 73, 77-83, 85, 87, 97.
A rchieven . Zie Antwerpen, Bergen, Brussel, Lier, Luik, Meehelen, Oostende, Rome, Tienen.
Aremberg, Carolus de 12 n. 6.Artnionk 94.Assisi 67.Athanasius van Antwerpen 102 ; — van
Lier 77, 78.Augustinus van Lier 82, 83.Avontroodt, secretaris 98.
Baeyens, Josine 101.Bartholomaeus, Z. 27.Basilianus van Brugge 37.Bauff, de 25.Bax, J. L. 11 n. 3, 23 n. 7.Begga, H. 26.B eo ijn en 11 n. 3, 26, 32, 33, 35, 40,
41, 55, 101.Belle, Kap. 62.Benavides, Loys de 28.Benignus van Lier 61, 62.Benjamin van Itegem 99.Berckmans, Frans 93 ; — Jaoobus 74 ;
— Matthaeus 74.B erckmans-Boek en 27 n. 25.Bergen, staatsarchief 78 n. 34.Bergmann, A. 9 n. 1, 20, 97 en passim.Berlaar 91.
397
108 ALFABETISCH REGISTER.
Bernardlnus van Oosterwijk 37. Bernardus van Assche 35 n. 15; —
van Corleone 54 ; — van Lier 60. Bevel 63 n. 16.Bias, Maria 80.B ib l io t h e e k der Kapucijnen 19, 94, 95. B ib l io t h e k en . Zie Brussel, Kortrijk,
Luxemburg.B iech thooren 15, 33-35. B iercruyersam bacht 27.
Boemans, Barbara 60.Bois-de-Lessines 39.
Bolognl, Jesualdus 19 n. 31.Bonarts, Maria 82 n. 54.Bonaventura van Brussel 34 n. 13 ; —
van Lier 105.B ons 92.
Boom 100 n. 31.Boon, Clara 81.Boonaerts, Maria 82.Bosmans, P. Liberatus 105.Bossaerts, Gummarus en Joannes 66. Bosschaerts, Anna Catbarina 87. Boverius, Zacb. 12.Breda 99 ; Kap. 10, 25, 45.Breyel, Sara 7, 18, 21-23.B ro ed ersc h a p van ’t Koord]e 51 ; —
van S. Antonius 55.Brugge, Kap. 73, 83, 105.Bruno van Brussel 36 ; — van Lier 65 ;
— van Veurne 103 n. 36.Brussel 99 ; Algemeen RQksarchief 28
n. 30; Kap. 10, 12, 13, 28, 60, 61, 63-66, 69, 73, 79, 83, 84, 86-89,102 n. 34; Koninklijke Bibliotheek11 n. 3, 23 n. 7.
Buts, Catharina en Gummarus 67.
Calluy, P. Bonaventura 105.Cammeron, N. 29.Carolus de Aremberg 12 n. 6 ; — d’Es-
pinosa 48-51, 82.Cassianus van Gent 48 n. II. C e llbb ro e de rs 69, 102.
Ceulemans, Joannes 91.Champigny, Honoratus van 22. Christophoras van Lier 87-88, 97, 100,
101.
Clarisse, familie 13, 17, 18, 21-24; — Franciscus 22 ; — Joannes Franciscus 22 n. 6; — Ludovicus 13, 18, 21-23;— Maria 21 ; — Philippus Albertus 22 n. 6; — Rogerius 13, 15, 16, 18, 21-23.
Clary. Zie Clarisse.Clemens van Antwerpen 36; — van
Herzele 34 n. 11, 35 n. 15; — van Noto 16, 21, 22.
Cletus van Wichelen 91, 101.Coelestinus van Lier 83.Colins, Joannes Jacobus en Martlnus 80.Colleoiale. Zie Lier.Columbanus van Grimbergen 91, 103
n. 35.Constantinus van Aarschot 91, 103
n. 35; — van Brussel 72.Cools, Anna 73 n. 8 ; — Cathlyn 73.Coomans, Reynier 17.Cornelius van Zeeland 63 n. 17, 64.Cortil. Zie Cortyl.Cortona, Kap. 67, 68.Cortyl, Carolus Franciscus, Eugène en
Marie 62 n. 10; — Matthaeus 62 en n. 10.
Cortyl de Wytshove, Marie Louise 62 n. 10.
Cottrel, Charles de 39, 40.Craeye(s), Marie 62.Croone, Adrianus 39.Crousers, Cyprianus 18.Cyprianus van Antwerpen 18; — van
Brussel 74, 75; — van Lier 78.
Daesdonck, Carlos 25.D’Alton, Willem 86.Damlanus [van Burburg] 22 n. 4-5.De Backer, Martina 60.De Bauff 25.De Baval, Maria Anna 99 n. 27.De Capua, Beatrix 76.Deckers, P. G. L. 9 n. 1, 21 en passim.De Conlnck, Jozef 91, 98.De Croeser, Cyprianus 18.De Gheetere, Deken 78.De Ghelcke, Catharina 62 n. 10.
398
BERNARDINUS — QERLACHUS. 109
De Haese of De Haze, Andréas, Bal* thazar, Hendrik en Jacobus 76.
De Herdt, Lambrecht 65.De Hert, Juliaan 93.De Ka, familie 77 ; — Antonius 82 ; —
Gaspar of Jasper 77; — Gummarus 77, 82 ; — Joannes 82 ; — Joannes Baptista 82 ; — Willem of Gllliam 65.
Delhaize 65.
De Maesschalck, Anna Maria 102. Dendirmonde, Kap. 75, 76.De Pester, Elisabeth 82.De Prat, Eugène 62 n. 10.De Preuttr of De Pruyter, Lambertus
91, 96, 102; — Willem 102.De Raadt, J. T. 13 n. 9.De Raedemacker, Jan 17. ZIe Rade-
maker.D erd e Orde 51-54.De Ridder, Catharina 87; — Elisa
beth 39.De Roover, J. B. 52.Descamps 19.De Schot, Magdalena 22 n. 6. Zie Schot. Desideratus van Zoerle 91.De Vries, Magdalena 75.De Vroom, Henricus 14.De Wauwer.î, Jan 21.De Winter, Catharina 65; — Francis
cus 102; — Joannes Franciscus 97, 102.
Dheure 26.D’Hooghe, M. 65.Dldacus van Aartselaar 96, 103 n. 36. Dlelen, Fr. Simon 105.D iscreten 45, 59, 71 n . I , 81.
Dom, E. H. 43.D om inixanen 27 n . 21, 28, 48, 53, 89,
92, 95.Donatianus van Leuven 91, 93, 96, 102. Donatus H. 26 ; — P. 92, 93 ; — van
Retie 93.Dongen (bij Breda) 99, 100.Doornik 78.Dowaai 62 n. 10.Dromery 92.Drost, E. P. 65 n. 65.
D rvm ans ’ J aerboeken 18 n. 26, 47, 48 n. 11.
Duffel 36, 38-44, 95.Duinkerke, Kap. 73, 75.DuUsehland 47.
Édouard d’Aiençon 19 n. 31.Eduardus van Antwerpen 91 ; — [van
Zevenbergen] 99 n. 28.Eindhout 103 n. 36.Emblem 63 n. 16.En qelsch e Karm elietessen 34. Engelsch-IndiS, Kap. 105.Espinosa, Carolus d’ 48-51, 82.Ernest M. de Beaulieu 47 n. 8 en 10.
Faustinus van Brussel 27.Felix van Breda 103 n. 35; — van
Cantalldë 54,96 ; — van Lier 65-66 ;— van Werchter 91, 103 n. 35.
Ferdinand van Tervuren 34 n. 13, 35 n. 15.
Feyen, Maria 101.Francisabad, Kap. 105.Franciscus van Assisi 51 ; — van Kon-
tich 97, 102; — van Lier 86, 87,103 n. 36.
Franciscus Salesius van Borsbrke 103. Franitzen, Albertus de 24, 46.Franquen 64.Fulgentius van Eindhout 91.
Gabriël van Tienen 91.Gaethofs, Jozef Karei en Paulus 86; —
Willem 86, 100.Gancharguy, Francisco 25.Gamier, Barbara 76.Gantiers, Mayken 61.G azet van L ier 15 n. 13 en 15, 90 n. 5. G ebelien voor Overledenen 37.
Geel 101 n. 32.G eestelijk e Vaders en Moeders 13, 29. Gelder, Kap. 47, 50.Gent 81, 95, 103 n. 36; Kap. 74, 75,
81, 102.Gerardus van Lier 36, 74.Gerlachus, P. 99 n. 28, 100 n. 29.
399
110 ALFABETISCH REGISTER.
Germain, Joannes Joseph 99 n. 27; — Judocus Joseph 99, 101.
Germanus van Brussel 99, 101. Gernle(r), Barbara 76. Zie Garnier(s). Gestel 63 n. 16.Gillis van Antwerpen 26; — Italiaan, 68. Govaerts, A. M. 53.Goyvaerts, Catharina 83 ; — Clara
Teresia 84.Gratianus van Lier 84.Gvillelmus van Breda 91, 97; — van
Leuven 35 n. 15.Gummarus, H. 9 n. 1, 27, 48 n. II,
60, 66' n. 24, 72; — van Lier I (t 1605) 60 ; — II (t 1670) 72 ; —III (t 1705) 62-63 ; — IV (t 1759) 65 ;— V (t 1807) 66, 100; — VI (f1815) 88, 100.
Haegen, Burggraaf van der 49. Haeverals, J. B. 88, 100. H aNDBOOOSCHUTTERS 17.Handel (N-B.), Kap. 65 n. 22.Harts, Clara Teresia en Willem 85. Hasselt, Kap. 25, 75, 87, 88.Hazebroek 62 n. 10.Hectors, P. Jozef 103 n. 35. HEIUaVERKLARINaEN 54.Heliodorus van Brnssel 13, 14.Helsen, Franciscus 91 ; — Siardus
Norbertus 91, 101.Henderickx, Lucia 66.Henricus van Den Bosch 91 ; — van
Lier 66.Herry, Amoldus Joannes Josephus en
Pieter Jozef 102.Heylen, Joannes Franciscus 91, 100. Heyret, M. 47 n. 8 en 9.Hiëronymus van Lier of van Westmalle
11*12,72 ; — van Turnhout 34 n. 12, 35 n. 15.
HlErotheQs van Berlegem 90-91. HQdebrand, P. 47 n. 7, 51 n. 21.Hoes, Petrus 91.Hofhuys, Guill. Ign. 50 n. 14.Holland 99.Hollans, P. Honorius 103 n. 36. Holopbernes 90.
Honoratus van Champigny 22. Honorius van Eindhout 103 n. 36. Hugo van Bokstel 37.Huyge, Carel 73 ; — Catharina 75 ; —
Gummarus 73.Hyacinthus van Lier 66.
leper, Kap. 60 n. 4; Kapuclnessen 62. Irenaeus van Mechelen 32, 33.Isabella, Aartshertogin 15-17, 27, 28. Isenbrant, Joris 62 n. 10.Isldorus van Lier 74-75.Italie, Kap. 78.Itegem, 91.
J a nsen ism e 75, 81 n. 49. Zie U n io e-
n it u s .
Jansens, Balthazar 61 ; — Melchioröl. Janssens, Bern. 19, 40, 89 n. 3; —
Helena 65; — Margarita 72. Janssens-Rlgouts 61 n. 7.Jarensis, Melchisr 61.Jesualdus Bolognl van Palermo 19 n. 31.
Jesuata, P. 19.J ezu ïeten 28.Joachlm van Antwerpen 34 n. 12, 35
n. 15.’oannes van Lier 67-68. joannes Baptista van Leuven 34 n. 12,
35 n. 15 ; — van Lier 67-68.Joannes Evangelist van Lier 83-84; —
— van Mol 52-54, 91, 96, 101. Joannes M. vat Noto 22.Joris, Anna Cath. 40.Jozef II 4«, 67, 89 ; — van Herent 103
n. 35 ; — van Leonessa 54 ; — Mon- heyme van Den Bosch 7, 26.
JUBELAFLAAT 51.Jucundus van Retie 91, 96-98, 102. Justinus van Brussel 27, 50; — van
Dranouter 91, 98.Juvenalis van S.-Winoksbergen 13, U.
KAPUajNENVEST 9, 17, 18.Kupucinessen 62, 89 n. 1.K arm elie ten 32.K arm elietessen 34.K artu ize rs 13, 18, 22 n. 6.
400
OERMAIN — LIER. 111
KcinJs 98.
Ktrckhofs, Maria 101 n. 32. Kerselaers 99.Kessel 50, 63 n. 16.Khushpur, Kap. 105.Kimps, Adrianus 18.Klnnie, Joanna Carollna 84.Klarissen 52, 95, 96.
Kluizekerk 27 n . 21.
Koblentz 47.Koletienen 52, 95, 96.
Kolveniers 79, 81.
Koordje van S. Franciscus 51. Kortrijk, Kap. 37, 47, 78, 80, 87;
stadsbibliotheek 37 n. 22, 80 n. 43. Kriiger, J. B. 99 n. 28.
Laken 43.
Lambertus van Velp 17 n. 24, 59 il 1 en passim.
Lambrechts, Elisabeth 67.Le Clerck, Joannes en Joannts Bap
tista 84.Lemraeni, Aegidlns 91, 103 n. 35. Lenaerts, Elisabeth 103.Leopold, Aartshertog 24.
Lessenboseh 39.Urnen 55, 56, 102; Kap. 36 n. 19,
51 n. 16, 61, 63, 65, 66, 69, 72-88. Liberatus van Lier 105.
LIER.
Archieven : Kapucijnen 9, 10, 21, 95 ; Godshuizen 26 n. 19; Kerkarchief van S. Gummarus 18 n. 26, 47» 48
n. 11, 50 n. 13; Stadsarchief 14-17, 27 n. 25, 30 n. 34, 31 n. 1, 46 n. 6, 5» n. 1, 85 n. 74, 87, 90 n. 7, 92-94, 98 n. 24. — A m bachtin en G ild en :
Biercruyers 27; Handboogschutters 17 ; Kolveniers 79, 81 ; Liersche Duivenbond 74; Rethorycke van S. Anna 81 ; Voetboogschutters 74. — G bstich te n en H uizkn : Arme-Maag- denhuis 11 n. 3; S.-Barbaragodshuis 93; S.-Elisabethgasthuis 99; S.-Ja- kobsgodshuis 87 ; Gildenbuis van
S. Sebastlaan 65; Goeverneurshuis 94; de Cleyn Roose 83; de Duif 65, 66 ; d’Eycke 82 ; het Groenhuis 74 ; het Hoefijzer 65 ; het Lam 88 ; het Schaakberd 87; de Valk 80, 85; den Wildeman 84, 85 n. 71 ; de Zwaan 61 n. 7, 65, 80, 82. — Kanun
n iken en Kapit t el van S. Gummarus 18, 31, 36, 48, 49, 54-56, 62, 79, 89.— Kerken : Collegiale van S. Gummarus 25, 27, 31-33, 35, 38,48, 55-57, 62, 71, 72, 76-81, 88, 99, 101, 102; Kluizekerk 27 n. 21 ; S.-Jakobskapel 41 n. 33, 43, 96; Spaansche Kapel
92. — Klo o st ers 14, 16, 17, 27, 33, 36, 89, 90, 92-94; Alexlanen of Cellebroeders 69, 102 ; Begijnhof11 n. 3, 26, 32, 33, 35, 40, 41, 55, 101-103 ; Dominikanen of Predlk- heeren 27 n. 21, 28, 48, 53, 89, 92, 95; Jezuïeten 28; Karmelietessen 34 ; Kartuizers 13, 18, 22 n. 6 ; Klarissen-Koletienen 52, 95, 96; Nazareth 25, 27, 48-50; Ursulinnen 17, 96 ; Vredenberg 32, 34. — P lebaan
van S. Gummarus 18, 26, 27, 36, 49.— P o orten : Antwerpsche 48-50; Leuvensche 48-50; Lisperpoort 49; Mechelsche 17, 49 ; Waterpoortje 82.— S traten : Begijnhofstraat 66, 100; Berlari] 86, 88, 100; Eekelveste 17; Eikelstraat 83; Groote Bril 100; H.-Geeststraat 101 ; ’s-Hertogenbosch* straat 85, 100; Kapudjnenvest 9,17, 18, 95 ; Kardlnaal-Mercierplaats 101 ; Kerkhofplaats 101, 102; Kleine Bril 69, 102; Klein Mechelstraatje 17; Llsperstraat 85, 95, 100; Mechtlen- straat, 18, 101; Mosdijk 88, 100; Omtrek der Parochiekerk 101, 102; Rechtestraat 86, 93, 100, 102 n. 33.— W ijk en : Hagenbroek 49,50 a . 13 ; Lachenen 49, 50 n. 13, 100; Liersche Bijvang 48-50, 77 ; Llspernieuw- land 82; Mechelsch Nleuwland 17; Meile 49; Nazaretsche of Klooster-
helde 49.
401
112 ALFABETISCH REGISTER.
Liersche Duivenbond 74.Lirabos, Catharina 102.Linus van S.-Oedenrode 91, 93, 95,
97, 99, 103 n. 36.Livinus van Lier 78-79.Lortto, Kap. 67.Louis Ant. de Porrentruy 47 n. 8 en 10. Lucas van Aalst 34 n. 11, 35 n. 15;
— van Hasselt 35 n. 15.Ludovicus van Lier 72-73.Luik 83-85, 87, 88 ; Bisschoppelijk ar
chief 83 n. 59, 84 n. 66, 85 n. 72,87 n. 84, 88 n. 88 ; Kap. 67.
Lunden, Helena Constantia 102. Luxemburg, Kap. 24, 25, 47 ; Biblio
theek 24 n. 13, 25 n. 16.Luyclcx, Joannes 52, 53.Luyten, Pastoor 19.
Maaseik, Kap. 65, 83.Maastricht, Kap. 37, 38, 47, 61. Macerata, Kap. 67.Macharius van leper of van Renin-
geist 36.Maes, Anna Maria 100 n. 31. Magdalena, H. 96.Maldenu, Joannes 16, 18.Mans, Franciscus 74.M anuae l der Kapucijnen 21. Marcelllnns van Lier 37, 76.Marchia, Kap. 67.Marcns van Aviano 46-48.Maria Anna, Zr 34.Marie Joseph, Zr 99 n. 28.Martinianus van Lier 80-81.Maryabad, Kap. 105.Mast, E. 9 n. 1, 15 n. 13 en passim. Maternus van Brussel 35 n. 15, 50, 51. Mattens, N. 40.Mauritius van Lier 38, 60.MaxlmiUanus van 's-Hertogenbosch 41 ;
— van Lier 60.Mechelen 11 n. 3, 35; aartsbisschop
pelijk archief 45 n. 2, 71 n. 1; Kap.12, 22, 28, 44, 45, 47, 51 n. 16, 66, 73, 77, 81 ; Karmelieten 32 ; Recol- Ucten 14, 29, 52.
Meersel, Kap. 46, 63, 64, 103.
Melchior van Stralen 51 n. 16.Mens, Frederik 61 ; — Judocus 61. Merode, Familie van 38.MlchaSl van Lier 63-65 ; — van Ouden-
bosch 40-41.Michiels, Franciscus Lambertus 91 ; —
Melchior 42.Minssen, Joannes 29, 30.Modestus van Lier I (t 1746) 81-82 ;
— II (t 1800) 84-85, 91, 98, 100. Molenberghs, Anna 102.Monheyrae, Jozef 26.Monte Granar», Kap. 67.Moteels, Charles 93.Moretus, Balthazar III 19 Morro éi Valle, Kap. 67.Mortiers, Josina 36 n. 19.
Nauwelaerts, Maria 69.N a za ret h , Abdij 25, 27, 48-50.Nete 49.Nick, Bernardus, Egbertus en Willem
72.Nicolaas van Bustillo 67.Niel 22 ik 6.Noirot, Maria 22 n. 6.Norbertus van Lier 75; — van Wes-
terioo 34 n. 13.Nuffel, S. 90 n. 5.Nijlen 63.
Oliverius van Lier 73-75.O. L. V. van Goeden Wil 38-44. Oostende, Kap. 73; stadsarchief 73 n. 11. Oudenaarde, Kap. 73, 75, 100 n. 30. Oultremont, Graaf Karei d' 67. O v erleden en , Gebeden voor 37.
Pacificus van Zottegem 32 n. 2,34 n. 15.
Paquay, J. 16 n. 18.Parasiers, Balthazar 62, 81 ; — Gum
marus 102 b. 33 ; — Melchior 62. Parasies, Balthazar 60, 61 n. 5, 81,
82; — Qummarus 38, 60-61, 79; — Joannes 79; — Petrus 81.
Parasis, Gommaer 61 n. 5.Parijs 20, 87; Kap. 22.
402
UERSCHE DUIVENBOND — TIELEMANS. 113
Pasteyn, Joannes Ferdinand 66 ; — Joannes Gummarus 66, 100.
Patritius van Hazebroek 37.
Peeters, teekenaar 19 ; — Aegidins 101 n. 32; — Aegidlus Hendrik 101 n. 32; — Catharina 62; — Catlyn 17 ; — Henricus Joannes 66 ; — Thomas 91, 101; — Willem 66.
Pergameni, Prof. 66 n. 24.P est 35-38, 42, 43, 61, 74, 76.Petronius van Geel 91, 101.Petrus, H. 96.PhlHppen, E. H. 26.Philippus van Lier 105.P rkdikheeren 27 n . 21, 28, 48, 53, 89,
92, 95.
Prims, Fl. 94 n. 14.
Rademaker, Adam 18, 29. Zie De Rae- demacker.
Raphaël van Lier 61.Raynerius van Lier 38, 61.R ecollecten 14, 16, 29, 52, 54.
Rembry, E. 47 n. 8; 48 n. 11.Reningelst 36 n. 19.R eth orycte van S. Anna 81.Rlgouts, Betteken £1 ; — vrouw Jans-
sens 61 u. 7Rits, J. B. S3 ; — Maria Catharina 88.Robertus van Kortrijk 36, 37; — vaa
Lier 69, 102.Rodens, stadsbediende 59 n. 1.Roermond 47.Rome 35, 47, 82 ; generaal archief 73,
75, 79 n. 42, 81 n. 49; Kap. 22, 26, 67.
Rooses, Max 20.Rozendaal 99 n. 28, 100 n. 29.Rubens, P. P. 19, 20.
Sabbe, M. 19 n. 29, 27 n. 24, 50 n. 15,Sahowala, Kap. 105.Saint-Qaentin 13.Salinas, Barth. da 24.Sandalen 56 n . 29.
San Qlneslo, Kap. 67.Schaep, Jacoba 66.
Schelle 13 n. 9, 22 n. 6.
Schellekens, Cornelius 88 ; — Joannes Gummarus 66 n. 24, 88, 100 ; — Maria Cornelia 88.
Seherpenheuvel 38, 41, 42, 62, 96.
Schillekens. Zie Schellekens.Schot, Franciscus 18; — Magdalena
22 n. 6.Sebastianus van Antwerpen 33 ; — van
Lier 76.
Sedulius, Henricus 14.
Seeus, Franciscus 91.Seraphlnus van Brugge 52 ; — van
Monte Granaro 54 ; — van Zlegen- hals 84.
Simeon van Mol 91.
Simon van Lier 105.
Slmpllcianus van Milaan 73.
S.-Gummaruskerk. Zie Lier.S.-Jakobskapel 41 n. 33, 43, 96.
S.-Truiden, Kap. 25, 38, 61, 75, 84, 85.
Smets, Catharina 80.
Smidts, Martynken 61 n. 5.
Smits, Catharina 80 ; — Gedeon en Joannes Gummarus 82 ; — Gummarus 83 ; — Joseph Jan Baptist 83.
Spaansche Kapel 92.
Spanje 11, 67.
Speth 94.
S taties 31, 32, 34.
Stephanus van Ooien 91, 100.
Steyne, Cornelia 83.
Stockmans, J. B. 13 n. 9, 59 n. 1,
63 n. 16 en passim.Stuyck, Franciscus 8 5 ; — Jacobus
Josephus 85 ; — Joannes Francisait 84, 91, 98, 100.
S u ffrao iën voor Overledenen 37.
Sweertius 11 n. 3.
S yn d iek en 13, 29.
Teresianen 34.
Tervuren, Kap. 79.
Thevenon, Brigadier 97.
Thomas van Boom 91, 100.
Thys, A. 98 n. 21.
Tiburtius van Brussel 36 ; — van Lier
86, 100.Tlelemans, Hans en Ingelken 72.
403
114 ALFABETISCH REOISTER.
Timtm 103 n. 36; Kap. 61, 63, 68; stadsarchief 68.
Tllmans, Hans en Ingelken 72 n. 6.Tongerloo 25.Toicant, Kap. 67.Trudo van S.-Truiden 55.Turkheim 47
Unioenitus, Bul 45, 71 n. 1, 79.
Urcuunnen 17, 96.
Valentijns, Petrus Cornelius 91.Valenünus van Lier 82.Valerius van Antwerpen 36.Valveckens, Anna 63.Van Aken, Lodewijk 101 n. 32.Van Aren(t), Maria 77.Van Audenrode, Joannes Gummarus en
Willem 66.Van Auwermer, Adriaan 91, 101 ; —
Pleter 101.Van Bael, Hubertus 101.Van Balen, Alexis 101 ; — Franciscus
52-54, 91, 96, 101.Van Berckelaer, Franciscus Gummarus
88 ; — Frans Thomas 100 ; — Matthaeus 87, 97; — Pieter 87; — Willem 87, 100, 101.
Van Bortel, familie 79; — Gregorius 17 ; — Ignatius Franciscus 78 ; — Livinus 78.
Van Bochout, Cornelius en Joannes 63.Van Bouchaut, Gaspar 64.Van Bouchout, Cornelius en Joannes 63.Van Caem, Joannes en Valentlnus 75.Van Camp, Franciscus Emmanuël 91.Van Cauwenbergh, Burgemeester 95;
— Kanunnik 56.Van den Bichelaer, Martinus Joannes
91.Van den Bosch, Jacobus en Joannts
Gummarus 66.Van den Brande, brouwer 8T ; — An
dréas 60 ; — Frans 60 ; — Gumma- nu 76 ; — Joannes 37, 76.
Van den Bianden, Joannes 76 ; — Petrus Franciscus 86, 103 n. 36; — Petrus Gummarus 86.
Van den Broeck, Carolus 98 ; — Franciscus 91, 96, 98, 102 ; — Henri 101 ;— Pieter 102.
Van den Eynde, Anna 65.Van den Steen, Antonius 29.Van den Wouwer, Jan 21.Van der Blok, Schout 93.Van der Haegen, Burggraaf 49.Vanderhaeghen, F. 50 n. 14.Van der Heyden, Theodoor 97, 103
n. 36.Vanderllnden, Franciscus en Phtlippui
Jacobus 84.Van der Linden, Willem Jozef 86.Van der Nath, Eugenia 48.Van der Noot, Heintje 89.Van der Oudermeuten, Jan 17.Van der Vat, Comells en Franciscus 65.Van de Velde, Pieter Jozef 66.Van de Werve, Henricus Justus, Ray-
mundus Hyacinthus en Willem 77.Van Doorn, Maria Phillppina 100 n. 30.Van Doornewyck, Cathlyn 72.Van Doomyck, Hans en Petros 60.Van Dormael, te Tienen 68; — Hen
ricus 91.Van Domick, Lynken 72 n. 6.Van Dyck, Aug. 11 n. 3; - Hierony
mus 11 ; — Joannes 11 n. 3.Van Emeldonck, Maria 79 n. 41.Van Gorp, Petrus 91, 96, 97.Van Haesdonck (7), Carlos 25.Van Harent, Maria 77.Van Haudermeir, Adrianus 91, 101 ; —
Pieter 101.Van Heel, Dalmatlus 14 n. 11.Van Hees, Elisabeth 26.Van Hemeidonck, Maria 79.Van Hulst, Elisabeth 76.Vatk In, Jules 9, 90 n. 5, 92 n. 9, 93
n. 12, 98 n. 23; — J. & C " 74, 85 n. 71.
Van Leemput(te), Carolus, Jacobus en Willem 78.
Van Lemmens, Aegidius 91, 103 n. 35.Van Linden, P. J. 96, 103 n. 36.Van Lokeren, Jacobus en Joannes Fran
ciscus 100.
404
TIENEN — ZUNDERT. 115
Van Meehelen, Carolus Ignatlus 75 ; — Maria Florentia 77 ; — Nicolaus 75.
Van Naren, Engbel 17.Van Olmen, Cornelius 91, 97 ; — Guil-
lelmus 97.Van Praet 18.Van Rafflegem, Peter 39.Van Reymenant, Elisabeth 66.Van Rickstal, J. B. 66.Van Steenwegen, Isabella 86.Van Thuyne, Jan en Oraer 36 n. 19.Van Tongelen, Petrus 91, 103 n. 35.Van Turnhout of Van Turenhoudt,
Maria 78.Van Uden, Artus 39.Van Vugt, Q. 41-43, 52, 53, 56, 57, 92,
95, 96.Van Zanden, Melchior 50 n. 13.Van Zinnicq 46.V e e r t io -Ureh q eb ed 32, 35, 38, 40.Velp (N.-Brabant), Kap. 56, 63 n. 17.Ven, Franciscus 91.Verbeek, Anna 86.Verbert, J. 95.Verbist, Anna Elisabeth 86.Vercammen, Jacobus Gummarus en
Joannes 69, 102.Verllnden, Jan 17.Vermeiren, A. O. 9 n. 1, 59 n. 1,
71 en passim.Vermeylen, P. Philippus 105.Verpoorten 41.Verstrepen, Andréas 91, 100; — Jaco
bus 100 n. 31 ; — Pieter Jozef Cor- nelis 100 n. 31.
Vertommen, Balthazar en Carolus Joannes 83.
Vervoort, Marcus 91, 103 n. 35. Verwllllgen, Joanna 66.Vetirne, Kap. 73.Vlerpeyl, Joannes en Joannes Francis
cus Gulllelmus 103.Vlersele 77.Vltails van Lier 66.Vlaanderen 12, 68.V oetboogschu tters 74.Vrancks, Anna 74.V reden berq 32, 34.V r ijh e id sb o o m 90.
Wauters, Elisabeth 86.Westmalle 12, 72.Wllderlans, Elisabeth 74.Willem van Breda 91, 97; — van
Leuven 35 n. 15.Wlnnock, Br. Bruno 103 n. 36.Wuyts, Theodorus Joannes 91, 103
n. 35.
Xystus van Retie 91, 96, 97.
Zacharias Boverius 12.Z a .iqverklarinoen 54.Zaïidhoven 96.Zandvliet 28.Zellick, Br. Fellx 103 n. 35.Zundert (N.-Brabant) 64.
405