DE IMPACT VAN ERP-SYSTEMEN EN DE GEVOLGEN VOOR … · Inhoudsopgave iii HOOFDSTUK 3: ERP-SYSTEMEN...
Transcript of DE IMPACT VAN ERP-SYSTEMEN EN DE GEVOLGEN VOOR … · Inhoudsopgave iii HOOFDSTUK 3: ERP-SYSTEMEN...
DE IMPACT VAN ERP-SYSTEMEN EN DE GEVOLGEN VOOR
MANAGEMENT ACCOUNTING
Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van:
Licentiaat in de toegepaste economische wetenschappen
Stephanie De Cock
onder leiding van
Dr. Patricia Everaert
UNIVERSITEIT GENTFACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2001-2002
Ondergetekende, De Cock Stephanie, bevestigt hierbij dat onderhavige scriptie enkel mag worden
geraadpleegd en gefotokopieerd mits schriftelijke toestemming van de auteur. Bij het citeren moet
steeds de titel en de auteur van de scriptie worden vermeld.
Voorwoord
i
VOORWOORD
Na een tiental maanden aan deze scriptie te hebben gewerkt, is dit uiteindelijk het resultaat geworden.
Tijdens deze periode stond ik er echter niet alleen voor en langs deze weg wens ik een aantal mensen te
bedanken die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het tot stand brengen van deze thesis. Eerst en
vooral wens ik mijn dank te betuigen aan Dr. Everaert die als promotor van deze scriptie een goede
steun en begeleiding betekende. Tevens ben ik Prof. Bruggeman zeer erkentelijk voor de stimulans en
de inspiratie die hij heeft geleverd bij de uitwerking van het praktijkonderzoek. Ook wens ik Dhr. F.
Bossuyt en Dhr. P. De Medts te vermelden voor de leerrijke gesprekken die ik met hen mocht hebben.
Tenslotte wil ik de ondernemingen Van de Velde, Alpro, JBKart, de VRT en hun medewerkers van
harte bedanken voor de kostbare tijd die zij hebben vrijgemaakt om het praktijkonderzoek mogelijk te
maken en om mij enigszins een inzicht te geven in wereld van de ERP-systemen en management
accounting in de praktijk.
Inhoudsopgave
ii
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD blz. i
INHOUDSOPGAVE blz. ii
GEBRUIKTE AFKORTINGEN blz. V
LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN blz. vi
INLEIDING blz. 1
HOOFDSTUK 1: ERP TOEGELICHT
1.1 Inleiding blz. 3
1.2 Het ontstaan van ERP-systemen blz. 3
1.3 Definitie van een ERP-systeem blz. 5
1.4 Kenmerken van een ERP-systeem blz. 7
1.4.1 Het modulair karakter van een ERP-systeem blz. 8
1.4.2 Eén database, één systeem blz. 10
1.4.3 Configuratie blz. 11
1.4.4 Client/Server Technologie blz. 12
1.5 De vier grote spelers op de ERP-markt blz. 13
1.5.1 SAP blz. 13
1.5.2 Baan blz. 14
1.5.3 Peoplesoft blz. 14
1.5.4 Oracle blz. 15
1.5.5 Een aantal kerncijfers van deze vier ERP-spelers blz. 15
1.6 De implementatiestappen van een ERP-systeem blz. 17
1.7 Kritische succesfactoren en mogelijke valkuilen bij het implementeren van
een ERP-systeem blz. 20
1.8 Een blik op de toekomst blz. 25
1.9 Conclusie blz. 27
HOOFDSTUK 2: DE IMPACT VAN EEN ERP-SYSTEEM OP DE ORGANISATIE VAN EEN ONDERNEMING
2.1 Inleiding blz. 28
2.2 De procesgerichte benadering van een ERP-systeem blz. 28
2.3 Integratie blz. 32
2.4 De discussie rond Business Process Reengeneering blz. 36
2.5 De strategische implicaties van een ERP-systeem blz. 41
2.6 Mogelijke redenen voor de geringe impact van een ERP-systeem blz. 45
2.7 Conclusie blz. 46
Inhoudsopgave
iii
HOOFDSTUK 3: ERP-SYSTEMEN EN MANAGEMENT ACCOUNTING
3.1 Inleiding blz. 47
3.2 Definitie van Management Accounting blz. 47
3.3 ERP-systemen en hun relatie tot Accounting Informatie Systemen blz. 50
3.4 De rol van ERP-systemen bij het nemen van beleidsbeslissingen blz. 52
3.4.1 Costing blz. 52
3.4.2 Besluitvorming blz. 56
3.5 De rol van ERP-systemen bij het uitvoeren van controleactiviteiten blz. 58
3.5.1 Algemeen blz. 58
3.5.2 Cost Accounting blz. 60
3.5.3 Budgettering blz. 61
3.5.4 Prestatiemeting blz. 62
3.5.5 Rapportering blz. 63
3.6 Overzicht van de impact van een ERP-systeem op management accounting blz. 64
3.7 ERP-systemen en de gevolgen voor de Management Accountant blz. 68
3.8 Conclusie blz. 73
HOOFDSTUK 4: PRAKTIJKONDERZOEK NAAR ERP-SYSTEMEN EN MANAGEMENT
ACCOUNTING IN EEN AANTAL BELGISCHE ONDERNEMINGEN
4.1 Inleiding blz. 74
4.2 Doel van het onderzoek blz. 74
4.3 Onderzoeksmethode blz. 76
4.4 Selectie van de ondernemingen blz. 79
4.5 Voorstelling van de in het onderzoek opgenomen ondernemingen blz. 80
4.5.1 Van de Velde blz. 81
4.5.2 Alpro Soja blz. 82
4.5.3 JBKart blz. 83
4.5.4 VRT blz. 84
4.6 Analyse van de onderzoeksresultaten blz. 85
4.6.1 Van de Velde blz. 85
4.6.2 Alpro Soja blz. 87
4.6.3 JBKart blz. 90
4.6.4 VRT blz. 92
4.6.5 Algemeen overzicht en vergelijking met de literatuur blz. 94
4.7 Suggesties voor verder onderzoek blz. 103
4.8 Conclusie blz. 105
Inhoudsopgave
iv
ALGEMEEN BESLUIT blz. 106
LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN blz. vii
BIJLAGEN
Bijlage 1: Interviewschema blz. 1.1
Bijlage 2: Interview Van de Velde blz. 2.1
Bijlage 3: Interview Alpro Soja blz. 3.1
Bijlage 4: Interview JBKart blz. 4.1
Bijlage 5: Interview VRT blz. 5.1
Lijst van de gebruikte afkortingen
v
LIJST VAN DE GEBRUIKTE AFKORTINGEN
AFKORTING BETEKENIS
ABB Activity-Based Budgetting
ABC Activity-Based Costing
ABM Activity-Based Management
AIS Accounting Informatie Systeem
B2B Business-to-Business
BE Business Engineering
BPR Business Process Reengineering
BW Business Warehouse
CAD Computer-Aided Design
CAM Computer-Aided Manufacturing
CIO Chief Information Officer
CRM Customer Relationship Management
ERP Enterprise Resource Planning
ERP-systeem Enterprise Resource Planning Systeem
ES Enterprise System
EVA Economic Value Added
IT Informatietechnologie
MIS Management Informatie Systeem
MPS Master Production Schedule
MRP Material Requirements Planning
MRP II Manufacturing Resource Planning
SCM Supply Chain Management
Lijst van tabellen en figuren
vi
LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN
TABEL BENAMING PAGINA
Tabel 1 Een aantal kerncijfers van vier grote ERP-spelers. blz. 16
Tabel 2 Succesfactoren en valkuilen van een ERP-implementatie blz. 24
Tabel 3 Drie voorwaarden voor integratie blz. 35
Tabel 4 Het (her)ontwerpen van de ondernemingsprocessen blz. 37
Tabel 5 Een aantal kritische vragen voor een strategische ERP-
implementatie
blz. 44
Tabel 6 Mogelijke redenen voor de geringe impact van het ERP-systeem
op de organisatie
blz. 46
Tabel 7 Financiële rapportering versus management accounting blz. 48
Tabel 8 Beleidsbeslissingen bij management accounting blz. 50
Tabel 9 Beknopt overzicht van de impact van ERP-systemen op
management accounting
blz. 65
Tabel 10 Mogelijke opportuniteiten en bedreigingen voor de management
accountant
blz. 72
Tabel 11 Een aantal hypothesen afgeleid uit de literatuurstudie blz. 75
Tabel 12 Overzicht van de gecontacteerde ondernemingen blz. 80
Tabel 13 Overzicht van de onderzoeksresultaten per gevalstudie blz. 95
FIGUUR BENAMING PAGINA
Figuur 1 De basisarchitectuur van een ERP-systeem blz. 10
Figuur 2 Een blik op de ERP-markt blz. 17
Figuur 3 De mogelijke impact van de procesgerichte benadering van een
ERP-systeem
blz. 31
Figuur 4 Vier alternatieve implementatiebenaderingen blz. 43
Figuur 5 De mogelijke strategische ondersteuning van ERP-systemen blz. 44
Figuur 6 Het ERP-systeem bekeken vanuit een accountingstandpunt blz. 51
Inleiding
1
INLEIDING
Het ERP-systeem is nauwelijks weg te denken uit de hedendaagse onderneming. Ieder bedrijf die
vooruit wil, heeft een ERP-implementatie achter de rug of is minstens druk in de weer met een
dergelijke implementatie. Niet alleen de grote ondernemingen, maar ook de kleine en middelgrote
bedrijven ontdekken de mogelijkheden van het ERP-systeem. Echter, totnogtoe is er slechts weinig
bekend over de manier waarop een ERP-systeem de organisatie van een onderneming en daarbij in het
bijzonder management accounting beïnvloedt. Dit vormt dan ook meteen het onderwerp van deze
thesis. Zo hopen we de reeds bestaande materie omtrent ERP-systemen en management accounting te
kunnen uitbreiden.
In het eerste hoofdstuk van deze scriptie gaan we op zoek naar de karakteristieken en de basiswerking
van het ERP-systeem. Op die manier worden we in de wereld van het ERP-systeem ingeleid. Concreet
zullen we een licht werpen op het ontstaan en de basiskenmerken van het ERP-systeem. Ook bespreken
we de vier grote spelers op de ERP-markt. Verder bekijken we de verschillende stappen, de kritische
succesfactoren en de mogelijke valkuilen tijdens een ERP-implementatie en om af te sluiten gaan we na
wat het ERP-systeem in de toekomst te wachten staat.
Het tweede hoofdstuk beschrijft een aantal organisatorische implicaties voor een onderneming die een
ERP-systeem implementeert. Zo bespreken we de procesgerichte benadering van het ERP-systeem en
gaan we dieper in op het begrip integratie. Daarnaast openen we de discussie rond Business Process
Reengineering en brengen we de strategische implicaties van een ERP-implementatie in kaart. Tenslotte
bekijken we een aantal mogelijke redenen waarom het ERP-systeem totnogtoe een geringe impact blijkt
te hebben. Deze twee eerste hoofdstukken zijn belangrijk om de impact, die het ERP-systeem al dan
niet op management accounting heeft, tot op zekere hoogte te kunnen begrijpen.
In het derde hoofdstuk gaan we over tot de kern van de zaak en komen we tot een overzicht van de
literatuur met betrekking tot de invloed van het ERP-systeem op management accounting. Na het terrein
van management accounting zorgvuldig te hebben afgebakend, geven we de relatie tussen het ERP-
systeem en het Accounting Informatie Systeem weer. In de daaropvolgende secties bekijken we de
impact van het ERP-systeem op de twee grote deelgebieden van management accounting, zijnde de
besluitvorming en de controleactiviteiten. Om af te sluiten gaan we nog na hoe het ERP-systeem de
functie van de management accountant beïnvloedt.
Inleiding
2
Het vierde en laatste hoofdstuk, zet het uitgevoerde praktijkonderzoek over ERP-systemen en
management accounting uiteen. Hierin beschrijven we de vaststellingen die we in de ondernemingen
Van de Velde, Alpro Soja, JBKart en de VRT konden noteren om uiteindelijk tot een aantal suggesties
voor verder onderzoek te komen. Op die manier pogen we een bijdrage te leveren tot de reeds bestaande
literatuur.
Tenslotte valt er op te merken dat de scriptie aan een aantal beperkingen onderhevig is. Eerst en vooral
heeft de literatuur, met de impact van ERP-systemen op management accounting als onderwerp, eerder
een geringe omvang. Dit heeft ons echter toegelaten het onderwerp wat uit te breiden en voldoende
aandacht te schenken aan het ERP-systeem zelf, wat tot op zekere hoogte noodzakelijk bleek te zijn om
de impact van het ERP-systeem op management accounting te kunnen begrijpen. Verder werd er bij het
opzoeken van de literatuur bewust zo weinig mogelijk gebruik gemaakt van het internet. Het internet
bevat genoeg literatuur over ERP-systemen om een mensenleven te vullen. Daar zit dus niet
onmiddellijk het probleem. Wel is het zo dat het moeilijk in te schatten valt in hoeverre deze literatuur
als ‘wetenschappelijk’ kan worden beschouwd. Daarom werd de voorkeur gegeven aan de minder
commerciële vakliteratuur en de papers en boeken geschreven door academici. Tenslotte werd bewust
de keuze gemaakt niet al te technisch te gaan. Hiermee bedoelen we dat met betrekking tot de
technologie die aan de basis ligt van het ERP-systeem en de implementatie ervan, er niet al te zeer in
detail werd getreden. Wel werd ervoor gezorgd dat de uiteenzetting voldoende is om de basiswerking
van en het concept rond het ERP-systeem te kunnen begrijpen.
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
3
HOOFDSTUK 1: ERP TOEGELICHT
1.1 INLEIDING
Aan de hand van dit inleidend hoofdstuk is het voornamelijk de bedoeling een zicht te krijgen op de
werking van ERP-systemen. Dit is noodzakelijk om te kunnen begrijpen op welke manier een ERP-
systeem al dan niet een impact op management accounting kan hebben, wat in het derde hoofdstuk aan
bod zal komen. In dit eerste hoofdstuk staan we vooreerst stil bij het ontstaan van ERP-systemen (1.2).
Vervolgens wordt het ERP-systeem nauwkeurig gedefinieerd (1.3). Uit deze definiëring vloeien een
aantal kenmerken voort, die uitvoerig in het volgende onderdeel onder de loep worden genomen (1.4).
Verder staan we stil bij de markt van de ERP-systemen. Er wordt een korte beschrijving gegeven van de
voornaamste ERP-spelers op die markt (1.5). In een volgend onderdeel wordt gepolst hoe een ERP-
implementatie in zijn werk gaat (1.6). Een ERP-implementatie is echter geen alledaags werk, waardoor
in een volgend onderdeel wordt teruggekomen op de kritische succesfactoren en de mogelijke valkuilen
van zo’n implementatie (1.7). Om af te sluiten wordt ook nog een blik geworpen op de toekomst en de
mogelijke verdere evolutie van het ERP-systeem (1.8).
1.2 HET ONTSTAAN VAN ERP-SYSTEMEN
De term ‘Enterprise Resource Planning’ werd oorspronkelijk geïntroduceerd door de Gartner Group in
het begin van de jaren ’90 (Fahy et al., 1999, blz. 3). In die tijd kende het ERP-systeem een ware
opmars. SAP, BAAN, en andere ERP-leveranciers kenden een exponentiële toename van hun
verkoopcijfers. Het doel van deze systemen was te komen tot een geïntegreerde besturing van de
bedrijfsprocessen. Ze waren oorspronkelijk vooral gericht op de grote industriële ondernemingen, maar
ondertussen worden ook KMO’s overtuigd van het ERP-gebeuren en zijn er ook voor deze
marktsegmenten ERP-spelers actief, zoals Navision, Exact, e.a. (Van Assen et al., 2000, blz. 74).
De oorsprong van het ERP-systeem kan teruggevonden worden bij MRP II (Manufacturing Resource
Planning) en zijn voorganger MRP (Material Requirements Planning) (Fahy et al., 1999, blz. 3). MRP
zorgde louter voor de materiaalbehoeftenplanning, terwijl MRP II de planning van alle benodigde
resources via een geïntegreerd systeem omvatte (Van Dierdonck et al., 1994, blz. 227).
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
4
Mackey et al. (1995, blz. 94) vermeldt dat de term ‘Material Requirements Planning’ of MRP voor het
eerst werd geïntroduceerd door IBM in 1970. Het vroegere MRP-systeem maakte gebruik van
stuklijsten (‘Bills of Material’), voorraadgegevens en de ‘Master Production Schedule’ (MPS) om tot
een planning te komen van de materiaalbehoeften en om de materiaalstroom doorheen het
productieproces te coördineren. De planning van deze materiaalbehoeften was in feite niets meer dan de
planning van orders voor het produceren of aankopen van de benodigde onderdelen (Fahy et al., 1999,
blz. 3; Mackey et al., 1995, blz. 94).
Dit nog eerder simplistisch systeem groeide snel uit tot het complexere MRP II-systeem waarin niet
enkel informatie over de materiaalbehoeften aan bod kwam, maar ook informatie met betrekking tot
productieprocessen, machines, financiële middelen en distributieactiviteiten (Fahy et al., 1999, blz. 3).
MRP II kwam tegemoet aan de gebreken van MRP, vooral door het incorporeren van een
capaciteitsplanning (Rajagopal et al., 2000, blz. 46). Rajagopal et al. (2000, blz. 46) beschrijft MRP II
als een techniek waarbij de MPS werd omgezet in een gedetailleerd schema voor grondstoffen en
componenten. Er werd vertrokken van de verkopen en de operationele planning om te komen tot een
gedetailleerd plan voor onderdelen, die zowel door de ondernemingen zelf werden geproduceerd als
aangekocht bij externe leveranciers. MRP II omvatte componenten voor verkoop, productie,
voorraadbeheer en kasstroomplanning of met andere woorden de kernelementen die nodig zijn om het
productie- en distributieproces te plannen en te controleren. Dit MRP II-systeem wordt geacht de
voorloper van het huidige ERP-systeem te zijn, waarbij het ERP-systeem aan de gebreken van MRP II
tegemoetkomt (Rajagopal et al., 2000, blz. 46). Ten eerste is het namelijk zo dat ERP-systemen in staat
zijn om de data van alle domeinen in de organisatie met elkaar te integreren. Ten tweede maakt een
ERP-systeem het mogelijk om ‘real-time’ informatie te produceren, terwijl MRP II dit niet deed.
Samenvattend kunnen we dus stellen dat MRP II eerder tegemoet was gekomen aan de gebreken van het
oorspronkelijke MRP-systeem en vervolgens komt het ERP-systeem nu op zijn beurt tegemoet aan de
tekortkomingen van MRP II.
Mackey et al. (1995, blz. 95) daarentegen maakt, in tegenstelling tot de vorige auteurs, een onderscheid
tussen MRP, MRP II én MRP III. Zoals reeds vermeld, was het MRP-systeem aanvankelijk beperkt tot
het plannen van materiaalbehoeften doorheen het productieproces. De volgende stap was te voorzien of
er voldoende capaciteit beschikbaar was om de planning tot uitvoering te brengen. MRP II
incorporeerde hierbij het aanvankelijke MRP schema met een capaciteitsplanning en zorgde voor een
geïntegreerde planning van de productie, de aankopen en de machinebezetting. Tenslotte breidt MRP III
het systeem uit door er cost accounting, klantvorderingen en leveranciersschulden, verkooporders en
andere zaken aan toe te voegen. We zouden met andere woorden dit MRP III-systeem van Mackey et al.
(1995, blz. 95) kunnen zien als de verdere stap in de evolutie en dus als een alternatieve benaming voor
het ERP-systeem.
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
5
Uit het voorgaande is het duidelijk dat het ERP-systeem niet van vandaag op morgen is ontstaan. Het
systeem heeft een hele ontwikkelingsgeschiedenis voor zich. Het lijkt dan ook veilig te stellen dat het
ERP-systeem, zoals het nu bestaat, zich niet in een eindstadium bevindt. Ongetwijfeld staat het ERP-
systeem in de toekomst een blijvende evolutie te wachten. Hierop komen we in een later onderdeel
terug (cfr infra 1.8).
1.3 DEFINITIE VAN EEN ERP-SYSTEEM
Om precies te weten wat nu onder een ERP-systeem wordt verstaan, kunnen we opzoek gaan naar een
definitie in de literatuur. Al gauw blijkt dat iedereen er min of meer zijn eigen definitie op na houdt.
Toch is het voor het verdere verloop van deze thesis van belang een duidelijke omschrijving weer te
geven van wat een ERP-systeem precies in zich draagt.
Zo vinden we bij Granlund et al. (2001, blz. 6) het volgende:
“ERP-systems are defined as module-based integrated software packages that control all personnel,
material, monetary and information flows of a company.” (Granlund et al., 2001, blz. 6)
Granlund et al. (2001, blz. 6) benadrukt dus vooral dat het om geïntegreerde software gaat op basis van
verschillende modules waarbij er wordt gepoogd te komen tot de controle van informatiestromen.
Booth et al. (2001, blz. 6) geeft een meer omvangrijke definitie weer en zegt:
“Enterprise resource planning (ERP) systems are integrated software packages designed to provide
complete integration of an organization’s business information processing systems and all related data.
These systems are conceptually based on event-driven systems concepts, which include the capturing of
both financial and non-financial data to facilitate access and ad hoc analysis.” (Booth et al., 2001, blz.
6)
Booth et al. (2001, blz. 6) spreekt net als Granlund et al. (2001, blz. 6) over geïntegreerde software
pakketten, maar beklemtoont de integratie van informatiesystemen en dus van informatiestromen eerder
dan de controle ervan. Daarnaast vermeldt Booth et al. (2001, blz. 6) ook nog dat zowel financiële als
niet-financiële informatie wordt gemanaged via het ERP-systeem.
Scapens et al. (1998, blz. 46) beschrijft het ERP-systeem dan weer op de volgende manier:
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
6
“ERPS are software packages, […], which use relational database technology to integrate the various
elements of an organisation’s information system. These packages provide a number of separate, but
integrated modules, which can be configured for any organisation.” (Scapens et al., 1998, blz. 46)
Scapens et al. (1998, blz. 46) vermeldt dat het ERP-systeem gebaseerd is op relationele database
technologie om tot de integratie van informatiesystemen te komen. Net zoals Granlund et al. (2001, blz.
6) spreekt Scapens et al. (1998, blz. 46) over modules waaruit het ERP-systeem is opgebouwd. Deze
modules kunnen volgens hem aangepast worden aan de organisatie waar het ERP-systeem wordt
geïmplementeerd.
Bij Fahy et al. (1999, blz. 2) vinden we het volgende terug:
“ERP software is designed to model and automate many of the basic processes of a company, from
finance to shopfloor, with the goal of integrating information across the company and eliminating
complex, expensive links between computer systems that were never meant to talk to each other.” (Fahy
et al., 1999, blz. 2).
Fahy et al. (1999, blz. 2) legt dus voornamelijk de nadruk op de automatisering van de basisprocessen
van een onderneming en op de integratie van informatiestromen, net zoals we ook bij Booth et al. (2001,
blz. 6) terugvonden.
Davenport (2000, blz. 2) omschrijft ERP-systemen als volgt:
“Enterprise Resource Planning (ERP) systems are packages of computer applications that support
many, even most, aspects of a company’s (or a nonprofit organization’s, university’s, or government
agency’s) information needs.” (Davenport, 2000, blz. 2)
Davenport (2000, blz. 2) legt vooral de nadruk op het feit dat de informatiebehoeften van een
onderneming kunnen worden voldaan door één enkel systeem, namelijk het ERP-systeem.
Clewett et al. (1998, blz. 4) vermeldt dan weer het volgende:
“ERP applications promise to integrate an entire corporation’s business processes, enabling the
corporation to become more flexible, efficient, and competitive. […] The objective for enterprise
applications is typically to provide enterprisewide access to integrated information and business
processes.” (Clewett et al., 1998, blz. 4)
Clewett et al. (1998, blz. 4) is met name van mening dat een ERP-systeem zorgt voor een verhoging van
de flexibiliteit, efficiëntie en competitiviteit. Ze vermeldt net zoals Booth et al. (2001, blz. 6) en Fahy et
al.(1999, blz. 2) de integratie van informatiestromen, maar ook van ondernemingsprocessen. Daarnaast
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
7
beklemtoont Clewett et al. (1998, blz. 4) het feit dat door het gebruik van een ERP-systeem iedereen nu
toegang heeft tot informatie met betrekking tot alle delen van de onderneming.
Maccarrone et al. (2000, blz. 2) stelt tenslotte dat ERP-systemen worden gebruikt met als doel:
“To integrate all the information related to a firm’s business in a unique system.” (Maccarrone, 2000,
blz. 2)
Net zoals Clewett et al.(1998, blz. 4), Booth et al. (2001, blz. 6) en Fahy et al.(1999, blz. 2) duidt
Maccarrone et al. (2000, blz. 2) aan dat een ERP-systeem het mogelijk maakt om de informatie van een
organisatie te integreren en dat dit zelfs mogelijk wordt door één enkel systeem, wat we ook bij
Davenport (2000, blz. 2) terugvonden. Dit betekent een breuk met het verleden, namelijk het tijdperk
waarin veel verschillende deelsystemen werden aangewend om de organisatie te besturen. Hierdoor
kunnen, zoals Fahy et al. (1999, blz. 2) het zegt, dure linken tussen de verschillende systemen worden
vermeden.
Op basis van deze verschillende visies, kunnen we nu tot een geïntegreerde omschrijving komen van wat
een ERP-systeem precies inhoudt. Dit laat toe om het begrip ‘ERP-systeem’ duidelijk af te bakenen in
het verdere verloop van de thesis. We kunnen stellen dat een ERP-systeem bestaat uit verschillende en
met elkaar geïntegreerde modules die aan de organisatie kunnen worden aangepast (configuratie ). Het
ERP-systeem kan op die manier de integratie van informatiestromen bevorderen en aan alle
informatiebehoeften van een onderneming voldoen. Het ERP-systeem kent een procesgerichte
benadering wat toelaat de ondernemingsprocessen te automatiseren en te integreren. Om dit alles te
kunnen verwezenlijken doet het ERP-systeem een beroep op relationele databanken en client/server
technologie.
1.4 KENMERKEN VAN ERP-SYSTEMEN
In dit onderdeel zullen we een aantal basiskenmerken van ERP-systemen bespreken. De kenmerken die
hier zullen worden bekeken, vormen de voornaamste componenten die we kunnen terugvinden in de
eerder gegeven geïntegreerde omschrijving van het ERP-systeem (cfr. supra 1.3). Deze kenmerken zijn
belangrijk om de basiswerking van een ERP-systeem te begrijpen. Daarom werd ervoor geopteerd om
dit in de hiernavolgende sectie uitgebreid te bespreken.
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
8
Als eerste kenmerk wordt het modulaire karakter van het ERP-systeem wat van naderbij bekeken.
Vervolgens concentreren we ons op de database van het ERP-systeem. Verder komt de mate waarin het
ERP-systeem kan worden aangepast of de configuratie aan bod. Tenslotte wordt een licht geworpen op
de client/server technologie. Dit zijn meteen ook de kenmerken die kunnen worden teruggevonden bij
Davenport (2000, blz. 299).
1.4.1 HET MODULAIR KARAKTER VAN EEN ERP-SYSTEEM
Het ERP-systeem kan worden beschouwd als een verzameling van modules (Granlund et al., 2001, blz.
6; Scapens et al., 1998, blz. 46; Davenport, 2000, blz. 299). Deze modules zijn in staat om met elkaar te
communiceren, hetzij direct, hetzij indirect via het aanpassen van een centrale database (Davenport,
2000, blz. 299). In de literatuur kunnen we verschillende indelingen terugvinden van de bij het ERP-
systeem voorkomende modules. Hierna volgt een samenvattende uiteenzetting.
Een eerste module is de financiële module . Volgens Bancroft et al. (1998, blz. 32) omvat deze module
drie submodules die op hun beurt verschillende functionaliteiten omvatten: Financiën, Controlling en
Activamanagement. Financiën omvat onder meer functies voor het beheren van klantvorderingen en
leveranciersschulden, de grootboekrekeningen en investeringen. Controlling bezit functionaliteiten voor
de ondersteuning van kosten- en winstcentra, kostprijscalculatie, winstgevendheidanalyse, etc.
Daarnaast bezit deze submodule een waaier aan rapporteringsfuncties. Ten derde hebben we de
submodule voor Activamanagement. Deze module omvat functies voor het managen van vaste activa,
gehuurde activa (‘leasing’) en onroerende goederen. Daarnaast kunnen de liquide middelen worden
beheerd aan de hand van de verscheidene thesauriemogelijkheden. Booth et al. (2000, blz. 8) neemt in
zijn overzicht ook een financiële module op, maar hij geeft een andere indeling van de submodules
weer. Zo onderkent hij de submodules Financiën, Financiële Rapportering en een submodule voor
Management Accounting.
Een tweede module verzorgt alles wat te maken heeft met het personeelsbeleid. Deze module
ondersteunt onder andere de loonberekeningen, de administratie van de extra legale voordelen,
personeelsontwikkeling, personeelsplanning en tijdmanagement, reiskostenvergoeding, etc. Er worden
ook verschillende mogelijkheden voorzien om organogrammen te maken (Bancroft et al., 1998, blz. 33;
Booth et al., 2000, blz. 8).
Een derde module richt zich op de productie en logistiek. Dit is de meest omvangrijke en complexe
module van allemaal. De reden hiervoor moet worden gezocht bij het ontstaan van ERP-systemen (cfr.
supra 1.2). Algemeen kunnen volgens Bancroft et al. (1998, blz. 33) vijf submodules worden
onderscheiden met opnieuw elk hun functionaliteiten. Een eerste submodule dient ter ondersteuning van
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
9
materiaalmanagement. Dit omvat alle taken om de ‘supply chain’ te beheren, waaronder bijvoorbeeld
functies voor het aankoopproces, leveranciersevaluatie, voorraadbeheer, kanban en just–in–time
principe. Een tweede submodule verzorgt de ondersteuning van het onderhoud. Zo kunnen
bijvoorbeeld het plannen en uitvoeren van herstellingen en preventief onderhoud worden geregeld. Ten
derde is er kwaliteitsmanagement. Deze module staat onder meer in voor het plannen en implementeren
van procedures voor inspectie en kwaliteitsverzekering. Ten vierde wordt er een submodule voorzien
voor productieplanning en –controle. Deze submodule omvat functies om alle stappen in het
productieproces te ondersteunen, alsook functies voor het voorzien van de nodige capaciteiten,
materiaalbehoeften, planning, ‘product costing’, stuklijsten (‘bills of material’), CAD interface en
engineering en veranderingsmanagement. Ten laatste hebben we een module voor projectmanagement.
Hierdoor kunnen projecten worden gepland, gemanaged en geëvalueerd.
Een vierde module zorgt voor de organisatie van de verkoop en de distributie . Deze module bezit
functionaliteiten ter ondersteuning van prospect- en klantmanagement, verkoopordermanagement,
configuratiemanagement, distributie, exportcontrole, verzending en transportmanagement en facturatie
(Bancroft et al., 1998, blz. 34; Booth et al., 2000, blz. 8).
Het overzicht toont op een eenvoudige manier waartoe een ERP-systeem in staat is. Het maakt duidelijk
dat het systeem werkelijk de volledige onderneming en haar processen omvat. Hierbij moet worden
opgemerkt dat ERP-systemen georganiseerd zijn rond ondernemingsprocessen, eerder dan rond de
verschillende (departementale) functies. De verkoopmodule bijvoorbeeld laat toe om het verkoopproces
als een geheel te managen zonder het in zijn verschillende functies uiteen te trekken. Het ERP-systeem
integreert verschillende functies in één module zodat het geheel procesmatig kan worden benaderd (cfr.
infra 2.2).
Om de modules visueel voor te stellen, wordt hierna een schematisch overzicht gegeven van de opbouw
van een ERP-systeem naar analogie van Granlund et al. (2000, blz. 6). Uit onderstaande figuur 1 kan
ook het modulair karakter van een ERP-systeem worden afgeleid. Naast de modules opgenomen in het
ERP-systeem wijst Granlund et al. (2000, blz. 6) er echter op dat ondernemingen ook gebruik kunnen
maken van afzonderlijke applicaties (de “special solutions”). Tussen deze applicaties en het ERP-
systeem moeten dan wel (automatische of manuele) interfaces worden ontworpen om de
informatiestromen tussen beide systemen te verzorgen. Om dit te kunnen verwezenlijken zullen er
echter veel of weinig aanpassingen nodig zijn om de verbinding met het ERP-systeem mogelijk te
maken.
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
10
Figuur 1: De basisarchitectuur van een ERP-systeem
Bron: Granlund et al., 2000, blz. 6
Ondernemingen kunnen ervoor opteren om slechts die modules te implementeren die ze werkelijk nodig
hebben (Davenport, 2000, blz. 299). Daarnaast kunnen ze zelfs beslissen om een aantal functies van de
gekozen ERP-leverancier te vervangen door een softwareapplicatie van een andere leverancier. Dit valt
ook onder wat Granlund et al. (2000, blz. 6) de ‘special solutions’ of de alleenstaande applicatie noemt.
1.4.2 EÉN DATABASE, ÉÉN SYSTEEM
Voor het tijdperk van de geïntegreerde informatiesystemen werden de nodige applicaties typisch
ontworpen door de eigen informatica-afdeling (Bancroft et al., 1998, blz. 14). In de meeste gevallen
werden deze applicaties ontwikkeld op vraag van de verschillende departementen. Maar dit heeft echter
tot gevolg dat de applicaties ontwikkeld werden enkel en alleen vanuit het gezichtspunt van deze
departementen. Zo gebruikte ieder departement zijn eigen definities voor het omschrijven van de nodige
data naargelang de specifieke behoeften van het departement. Dit had echter tot gevolg dat er na
verloop van tijd zogenaamde ‘software eilanden’ ontstonden die met elkaar moesten worden verbonden.
Dit gebeurde via een zogenaamde ‘batch interface’, waarbij de gegevens (meestal ‘s nachts wanneer de
gebruikers niet on-line waren) werden overgedragen van het ene ‘eiland’ naar het andere.
Omwille van de verschillende uitvalshoeken en het gebrek aan éénduidige definities, kregen de
gegevensvelden in de verschillende systemen een andere betekenis. Dit zorgde dan weer voor
Client/ServerTechnologie
Database/datawarehousing
AlleenstaandeApplicaties
Accounting
Personeels-beleid
Projecten
Productie
Materialen
Etc.
Logistiek
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
11
verwarring en overtolligheid van gegevens (redundantie ). Maar het zorgde daarenboven ook voor
frustratie, gezien de gegevens uit de verschillende systemen bij de rapportering nooit overeenstemden.
Het ERP-systeem komt tegemoet aan dit probleem. Hierbij wordt de onderneming als een geheel
beschouwd en wordt er niet gedacht in termen van de verschillende departementen in een organisatie.
Men redeneert wel op basis van processen, over de grenzen van de functionele departementen heen. Zo
wordt er tot één enkel systeem gekomen.
Hierbij is het kenmerkend dat het ERP-systeem gebruik maakt van één enkele database waarvan de
verschillende applicaties gegevens ontrekken, invoeren en aanpassen (Davenport, 2000, blz. 302). Dit
zorgt ervoor dat alle data slechts éénmaal in het systemen hoeven te worden ingevoerd wat leidt tot
besparing van tijd en een afname van de redundantie of overtollige gegevens (Bancroft et al., 1998, blz.
16). Zo ook zullen de gegevens nu bij de rapportering met elkaar overeenstemmen, gezien ze afkomstig
zijn van één en dezelfde database. Daarnaast wordt er gezorgd voor een éénduidige en duidelijke
betekenis van elk gegevensitem door het aanleggen van een zogenaamde ‘datadictionnary’. Dit is een
geautomatiseerde woordenboek waarin de precieze betekenis, omschrijving, samenstelling en
randvoorwaarden voor de gegevens formeel worden vastgelegd (Bots J., 1999, blz. 918).
De databases die door ERP-systemen worden gebruikt, zijn veelal relationeel (Davenport, 2000, blz.
302; Fahy et al., 1999, blz. 3; Scapens et al., 1998, blz. 46).. Het gebruik van relationele databases laat
toe gegevens op te slaan zonder dat men vooraf weet op welke manier of in welke combinaties men die
gegevens terug zal opvragen (Davenport, 2000, blz. 302). Een relationele database is een
georganiseerde verzameling van gegevens die bestaat uit een aantal tabellen. Elke tabel bestaat uit een
aantal kolommen (velden genoemd) en een aantal rijen (records genoemd). Een tabel moet een veld
bevatten dat voor elke record een unieke waarde heeft. Dit veld wordt een primaire sleutel genoemd.
Via een gemeenschappelijk veld kunnen dan relaties tussen de verschillende tabellen worden gelegd.
Meestal zal dit gemeenschappelijk veld de primaire sleutel zijn. Er geldt dat wanneer de primaire sleutel
is gekend, alle gegevens over een bepaald object (bijvoorbeeld de klant) zijn gekend, gezien alle
bijhorende records kunnen worden opgespoord..
1.4.3 CONFIGURATIE
Bij de definiëring van het ERP-systeem werd reeds vermeld dat de modules van een ERP-systeem
kunnen worden aangepast aan de organisatie waar het systeem wordt geïmplementeerd (Scapens et al.,
1998, blz. 46). Ook Davenport (2000, blz. 301) vermeldt dat hoewel een ERP-systeem een
standaardpakket van verschillende applicaties vormt, de ondernemingen toch hun ERP-systeem kunnen
afstemmen op de ondernemingsprocessen aan de hand van een configuratieproces. Concreet houdt dit in
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
12
dat de onderneming een hele resem keuzes moet maken in verband met de manier waarop ze haar
processen wenst uit te voeren. Deze keuzes bevinden zich echt op het detailniveau van een
ondernemingsproces, waardoor de configuratie veel tijd in beslag neemt. Bijvoorbeeld moet worden
ingegeven of men de voorraadwaardering wenst uit te voeren aan de hand van LIFO of FIFO. De
bedoeling is te komen tot een afstemming tussen de ondernemingsprocessen en het ERP-systeem.
Davenport (2000, blz. 153) schrijft dat de huidige ERP-systemen voorzien zijn van zogenaamde
‘templates’ waarin de verschillende parameters moeten worden ingevuld. Dit laat een snellere
uitvoering van dit (omslachtig) configuratieproces toe. Deze ‘templates’ zijn gestructureerd volgens
industrietak. Indien men bijvoorbeeld heeft te doen met een chemische onderneming, kan onmiddellijk
worden begonnen met het configureren van die parameters die typisch zijn voor de chemische sector.
Daarnaast kan de onderneming bij de implementatie van SAP bijvoorbeeld (een van de grote ERP-
spelers, cfr. infra 1.5) gebruik maken van het zogenaamde ‘referentiemodel’ om zich te laten bijstaan
tijdens dit configuratieproces (Bancroft et al., 1998, blz. 40). SAP heeft dit referentiemodel op basis van
een jarenlange ervaring in verschillende industrietakken ontplooid. Het omvat een uitgebreid overzicht
van alle processen en oplossingen die in het systeem van SAP zijn opgenomen en die kunnen worden
gebruikt als vertrekpunt voor het ontwerpen van de bedrijfsprocessen (Curran et al., 1999, blz. xxiii).
Bancroft et al. (1998, blz. 41) vermeldt in deze context dat aan de hand van het referentiemodel het
verschil kan worden nagegaan tussen de standaardapplicaties voorzien in het ERP-systeem en de manier
waarop de onderneming haar ondernemingsprocessen wil uitvoeren. Zoals Bancroft et al. (1998, blz. 42)
het stelt, kan het referentiemodel worden gebruikt om de verschillende ‘ondernemingssituaties’ te
identificeren en te definiëren. Indien dit is gebeurd, kan er worden nagegaan in welke mate het nodig
zal zijn om het ERP-systeem aan de organisatie aan te passen (‘customization’).
1.4.4 CLIENT/SERVER TECHNOLOGIE
De nieuwe ERP-systemen werken op basis van client/server technologie (Fahy et al., 1999, blz. 3;
Davenport, 2000, blz. 300). Bij een dergelijke technologie is het de taak van de server te reageren en te
antwoorden op de verzoeken en aanvragen van de gebruikers (de ‘clients’). Deze verzoeken betreffen
het verwerken van transacties en het opgeven van gegevens. Voorbeelden van een verzoek zijn: het
doorgeven van boodschappen, het updaten van een file, het opvragen van bepaalde gegevens, etc. Deze
aanvragen van de gebruikers komen via het netwerk bij de server terecht. De server moet dan bepalen
op welke manier het best aan het verzoek van de gebruiker kan voldoen. Omwille van de typische
architectuur van deze technologie, kunnen verschillende gebruikers tegelijkertijd een document, file of
tabel opvragen en zelfs aanpassen (Bancroft et al., 1998, blz. 18). Client/Server technologie wordt dan
ook aanschouwd als zijnde de oplossing voor de moeilijkheid om de organisatie aan elkaar te linken.
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
13
Het is in feite het verdere stadium van de vroegere mainframe technologie waarbij een aantal terminals
aan een mainframe werden gekoppeld (Bancroft et al., 1998, blz. 18).
1.5 DE VIER GROTE SPELERS OP DE ERP-MARKT
Op de ERP-markt zijn er heel wat spelers actief, de ene al wat groter dan de andere, maar toch kunnen er
een viertal groten worden opgemerkt die met kop en schouders boven de rest uitsteken. Hiermee
bedoelen we SAP, Baan, Peoplesoft en Oracle. SAP is volgens de literatuur ongetwijfeld de marktleider
(Norris et al., 1998, blz. 89; Curran et al., 1999, blz. 16; Bancroft et al., 1998, blz. 4; Van Damme, 1999,
blz. 35), maar over de tweede, derde en vierde plaats bestaat minder zekerheid. Baan, Peoplesoft en
Oracle durven wel eens hun plaatsen omruilen (Van Damme, 1999, blz. 35). Eerst geven we een korte
en algemene bespreking van deze vier ERP-leveranciers. Daarna worden nog even een aantal
kerncijfers omtrent deze vier spelers samengevat.
1.5.1 SAP
SAP is niet alleen de grootste, maar was ook de eerste om met een geïntegreerd informatiesysteem op de
markt te komen (Davenport, 2000, blz. 304). Vijf voormalige IBM ingenieurs kwamen op het idee om
een dergelijk systeem te ontwikkelen. Geen gehoor krijgend bij IBM, beslisten ze hun eigen
onderneming op te richten. Zo ontstond in 1972 te Walldorf in Duitsland de onderneming SAP, wat staat
voor Systeme, Anwendungen, Produkte in der Dataverarbeitung ofwel Systems, Applications and
Products in Data Processing (Scapens et al. 1998, blz. 46). In 1988 wordt de onderneming op de beurs
geïntroduceerd (Frankfurt Stock Exchange en de New York Stock Exchange) en kent sindsdien een
sterke groei.
SAP herinvesteert meer dan een kwart van de inkomsten in onderzoek en ontwikkeling (Bradley et al.,
1998, blz. 9; Curran et al., 1999, blz. 16). Telkens wanneer SAP een nieuwe functionaliteit ontwikkelt,
zorgt men ervoor dat deze integreerbaar is met de overige, reeds bestaande functionaliteiten. Zo kunnen
de klanten van SAP deze nieuwe functionaliteit makkelijk implementeren. Norris et al. (1998, blz. 93)
schrijft dat SAP altijd al gegroeid is door dergelijke interne ontwikkelingen eerder dan door het opkopen
van nieuwe technologieën.
Weber (2001, blz. 33) wijst ons op een ander kenmerk van SAP. Het ERP-systeem van SAP is namelijk
gebaseerd op de Duitse filosofie met betrekking tot kostencalculatie, waarbij de gebruikte
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
14
accountingmethodes soms als complex en moeilijk worden ervaren. Amerikaanse ondernemingen
bijvoorbeeld die SAP wensen te implementeren, moeten zich dan ook van deze mogelijke complexiteit
bewust zijn.
1.5.2 BAAN
Baan is een Nederlandse onderneming opgericht in 1978 en gevestigd te Barneveld (Davenport, 2000,
blz. 305). Ook Baan heeft verkoopskantoren over de hele wereld. Baan kende zijn eerste grote succes
in de USA door het binnenhalen van Ford als klant (Norris et al., 1998, blz. 91). Ook Boeing kan tot de
klanten van Baan worden gerekend (Davenport, 2000, blz. 305).
In de beginnerjaren richtte Baan zich hoofdzakelijk op het productiegebeuren. Na de beursnotering
echter concentreerde de onderneming zich steeds meer op andere functionaliteiten. Deze
functionaliteiten tracht Baan, in tegenstelling tot SAP, na te streven via een groeistrategie van
acquisities. Zo kocht het de onderneming Antalys op. Ook Berclain, een leverancier van productie- en
planningsoftware behoort tot de verwezenlijkingen. Daarnaast ging Baan ook nog een joint-venture aan
met Hyperion, marktleider op vlak van software ter ondersteuning van financiën, budgettering en
planning (Norris et al., 1998, blz. 91). Recente acquisities betreffen Aurum, softwareleverancier voor
klantenservice, en Coda, een vooraanstaande leverancier van software voor de financiële rapportering
(Davenport, 2000, blz. 305).
Sinds 1995 legt Baan zich toe op het toegankelijk maken van zijn ERP-software voor de KMO’s
(Bilocque, 1998, blz. 43). Daarnaast richt de onderneming zich nu ook op e-commerce en
personeelsbeleid (Norris et al., 1998, blz. 91).
Op het einde van de jaren negentig kende Baan echter zware financiële verliezen. Dit leidde in
september 2000 tot de overname van Baan door de groep Invensys. Na zovele acquisities werd Baan nu
zelf overgenomen. Invensys neemt het pakket van Baan op die manier op in hun productgroep.
1.5.3 PEOPLESOFT
Peoplesoft werd opgericht in 1987 door Dave Duffield in de Verenigde Staten en heeft zijn
hoofdkantoor in Pleasanton, Californië (Davenport, 2000, blz. 305). De website van Peoplesoft leert ons
dat de onderneming kantoren heeft over de hele wereld. Naast de ERP-software, biedt Peoplesoft ook
applicaties aan voor personeelsbeleid en op dit vlak zou Peoplesoft meer dan 50% van de markt bezitten
(Norris et al., 1998, blz. 91).
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
15
Aanvankelijk bood Peoplesoft enkel software aan voor het managen van het personeelsbeleid, hoewel
het vandaag ook geïntegreerde modules voor financiën, distributie en productie op de markt brengt
(Norris, 1998, blz. 91). De laatste jaren heeft Peoplesoft een sterke groei gekend. Deze groei kwam niet
alleen tot stand door eigen ontwikkelingen, maar (net zoals Baan) ook door middel van acquisities. Zo
zorgde de overname van Red Pepper voor het binnenhalen van know-how op vlak van ‘supply chain
management’ (SCM) (Davenport, 2000, blz. 306; Norris et al., 1998, blz. 92).
Peoplesoft richt zich voornamelijk op sectoren als hoger onderwijs, de gezondheidsector, de
overheidsector, maar ook op productie- en handelsondernemingen en de financiële sector (Norris et al.,
1998, blz. 92). Ook Peoplesoft zorgt dat zijn ERP-systeem, net als de andere ERP-leveranciers, een
open architectuur krijgt, zodat het een vooraanstaande positie kan behouden in het internettijdperk van
vandaag.
1.5.4 ORACLE
Oracle Corporation werd opgericht in 1977 in de Verenigde Staten als een aanbieder van database
software (Davenport, 2000, blz. 304). In de jaren tachtig begon de onderneming echter haar eigen ERP-
systeem te ontwikkelen. De onderneming maakte hierbij handig gebruik van haar reeds bestaande
klantenbasis. Oracle bood namelijk haar klanten ERP-systemen aan die compatibel zijn met de database
software van Oracle (Norris et al., 1998, blz. 92).
Oracle zou een vijftigtal modules aanbieden die de domeinen van financiën, human resources, projecten,
productie, logistiek en verkoop zouden bestrijken (Davenport, 2000, blz. 305). Hierbij richt Oracle zich
vooral op industrieën zoals de energiesector, de overheid, hoger onderwijs en farmaceutische sector
(Norris et al., 1998, blz. 93).
1.5.5 EEN AANTAL KERNCIJFERS VAN DEZE VIER ERP-SPELERS
Om een beeld te krijgen van hoe de vier ERP-spelers de markt onderling verdelen, worden in de
onderstaande tabel 1 een aantal gegevens samengevat. Alle cijfers die hieronder worden gebruikt,
werden bekomen via de jaarverslagen en/of andere gegevens op de website van de betrokken ERP-
leveranciers. Hierbij werden de bedragen voor Baan, Peoplesoft en Oracle omgezet van dollar (USD)
naar euro.
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
16
Tabel 1: Een aantal kerncijfers van vier grote ERP-spelers (in miljoen euro, werknemers in aantal)
SAP BAAN PEOPLESOFT ORACLE
Omzet 6.270, 00 259,47 1.940,00 11.300,00
Aantal werknemers 25.000 4.500 8.000 43.000
Licentieverkopen 2.460,00 56,15 553,30 4.980,00
Diensten en onderhoud 3.740,00 203,32 1.250,00 6.340,00
Bron: eigen voorstelling
Hierbij zijn wel een aantal opmerkingen op zijn plaats. Eerst en vooral zijn de cijfers weergegeven voor
Baan, slechts cijfers die de situatie weergeven voor 8 maanden, namelijk van januari 2000 tot en met
augustus 2000. In september 2000 werd Baan, zoals reeds hoger werd vermeld, overgenomen door
Invensys. Dit heeft tot gevolg dat er geen handelsactiviteiten meer binnen de vennootschap Baan
werden gesteld. Indien men de jaarverslagen van Invensys bekijkt, dan worden geen gegevens
afzonderlijk voor het pakket Baan weergegeven. Zodoende zijn er geen afzonderlijke gegevens bekend
omtrent het ERP-systeem Baan na augustus 2000. In het jaar 1999 (januari tot en met december) kende
Baan nog een omzet van 690,62 miljoen euro. Een snelle omrekening op maandbasis (57,55 miljoen1
euro in 1999 versus 32,43 miljoen2 euro in 2000) geeft ons een indicatie van de financiële moeilijkheden
die Baan voor de overname heeft gekend.
Wat de gegevens van Peoplesoft betreft, moet er rekening worden gehouden met het feit dat er in die
gegevens nog een deel van de resultaten vervat zit van hun activiteiten met betrekking tot de
softwareapplicaties voor het personeelsbeleid. De cijfers hebben dus niet enkel betrekking op de
resultaten in verband met het ERP-systeem van Peoplesoft. Dezelfde opmerking kan worden gemaakt
voor Oracle. Aanvankelijk was Oracle een aanbieder van database software tot het met zijn eigen ERP-
systeem op de markt kwam. De website van Oracle leert ons dat op vlak van database software Oracle
de marktleider in de wereld is met een marktaandeel van 42,4%. Daarop volgt IBM met 20,4%. Het feit
dat de gegevens niet uitgesplitst worden voor de verschillende activiteiten, geeft ons een sterk vertekend
beeld over de ERP-markt. Uit deze cijfers zou blijken dat Oracle de grootste speler is. Dit is niet
consistent met de stelling die we in het begin van onderdeel 1.5 op basis van de literatuur hebben
aangenomen (cfr. supra).
Het is dus heel moeilijk om conclusies te trekken over de verdeling van de ERP-markt op basis van deze
gegevens. Het enige wat we wel met zekerheid kunnen zeggen, is dat SAP ver uitsteekt boven Baan en
Peoplesoft. Dit wordt gevisualiseerd in figuur 3. Omdat wordt vermoed dat de gegevens van Oracle een
al te groot vertekend beeld zouden teweeg brengen, werd ervoor geopteerd enkel SAP, Baan en
1 690,62 miljoen euro / 12 maanden = 57,55 miljoen euro gemiddeld op maandbasis2 259,47 miljoen euro / 8 maanden = 32,43 miljoen euro gemiddeld op maandbasis
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
17
Peoplesoft op te nemen in de onderstaande figuur 2. Hoewel we te maken hebben met vele
vertekeningen, toch geven de cijfers ons een beeld van de gigantische bedragen waarmee deze industrie
te maken heeft.
Figuur 2: Een blik op de ERP-markt
Bron: eigen voorstelling
1.6 DE IMPLEMENTATIESTAPPEN VAN EEN ERP-SYSTEEM
Door mijn gesprek met Dhr. F. Bossuyt, zaakvoerder van de onderneming Winit die het ERP-systeem
Axapta verdeelt, kwam ik meer te weten over het implementatieproces van een ERP-systeem (gesprek
Dhr. Filip Bossuyt op 20/02/02, te Wevelgem). Dhr. Bossuyt legde mij uit dat er eerst en vooral wordt
gekeken naar de huidige manier van werken van de onderneming. Er wordt met andere woorden eerst
een analyse gemaakt over de manier waarop de huidige bedrijfsprocessen worden uitgevoerd. Eens de
bestaande processen werden geanalyseerd, wordt er samen met de onderneming besproken welke
processen ze wenst aan te passen of zelfs radicaal te vernieuwen. We zouden dit BPR (Business Process
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
SAP Baan Peoplesoft
Omzet
0
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
SAP Baan Peoplesoft
Aantal werknemers
0,00
500,00
1.000,00
1.500,00
2.000,00
2.500,00
3.000,00
3.500,00
4.000,00
SAP Baan Peoplesoft
Diensten en onderhoud
0,00
500,00
1.000,00
1.500,00
2.000,00
2.500,00
SAP Baan Peoplesoft
Licentieverkopen
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
18
Reengineering) kunnen noemen. Op het onderwerp rond BPR komen we in een volgend hoofdstuk
uitgebreid terug (cfr.infra 2.4).
In een volgende fase worden die modules geïmplementeerd die de ‘back-office’ moeten ondersteunen.
Met deze ‘back-office’ wordt eigenlijk de kern of de flow van het productieproces en de distributie
bedoeld. Eens dit goed zit, kunnen andere modules worden geïmplementeerd, wat we dan weer de
‘front-office’ zouden kunnen noemen. Het onderscheid tussen deze ‘back-‘ en ‘front-office’ doet
denken aan het onderscheid tussen de primaire en secundaire of ondersteunende activiteiten naar
analogie van M. Porter en het concept van de waardeketen (Porter, 1990, blz. 41). Volgens Dhr.
Bossuyt heeft het weinig zin om modules voor de secundaire activiteiten reeds te introduceren, wanneer
de modules voor de primaire activiteiten (‘back-office’) nog niet op punt staan.
Het echte implementatiewerk komt in feite neer op het ‘parametriseren’ van de verschillende modules.
Hierbij moet voor elke module een hele reeks variabelen worden ingevuld die aangeven op welke
manier de processen op het detailniveau moeten worden uitgevoerd (bijvoorbeeld moet er worden beslist
of de voorraadwaardering moet gebeuren aan de hand van LIFO of FIFO). Dit is een hele klus als men
weet dat er zo’n honderden tot duizenden keuzes moeten worden gemaakt. De implementatie neemt dan
ook vlug een aantal maanden tot zelfs jaren in beslag.
Tenslotte zijn we bij de testfase aangekomen. In deze fase laat men de verschillende modules lopen aan
de hand van een testbatterij. Men voert bijvoorbeeld een aantal verkooporders in waarbij dan wordt
nagegaan of het systeem doet wat het hoort te doen.
Bij de implementatie van een ERP-systeem staat de onderneming er meestal niet alleen voor. Meestal
wordt er gewerkt met een intern implementatieteam, ofwel wordt er een beroep gedaan op een
consultant of verdeler van ERP-systemen die de onderneming voor, tijdens en na de implementatie van
een ERP-project bijstaat. Dhr. Bossuyt vermeldt dat deze bijstand eigenlijk op een continue manier zou
moeten plaatsvinden. Het is namelijk zo dat de strategie en de werking van een onderneming
voortdurend onderhevig zijn aan veranderingen. Dit heeft tot gevolg dat ook het ERP-systeem continu
zou moeten worden aangepast aan de veranderende omstandigheden. Het is dan de taak van de
consultant om de onderneming bij dit evolutieproces te begeleiden. Dit benadrukt dan ook dat niet
alleen de onderneming onderhevig is aan verandering, maar zeer zeker ook de leveranciers van ERP-
systemen. Om zich te kunnen blijven manifesteren moeten ERP-leveranciers gronding nadenken over
de manier waarop ze kunnen mee-evolueren met en blijven voldoen aan deze veranderende behoeftes
van de ondernemingen (cfr. infra 1.8).
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
19
Ook in de literatuur vinden we de stappen in het implementatieproces aangegeven door Dhr. Bossuyt
terug. Beretta (2001, blz. 10) bijvoorbeeld onderscheidt drie stappen bij de implementatie. Hierbij
wordt volgens hem rekening gehouden met het feit dat een ERP-systeem een grote invloed kan hebben
op de organisatie. Vandaar dat het ERP-systeem soms wordt aanzien als een krachtig middel voor
veranderingsmanagement (‘change management’).
De drie stappen aangegeven door Beretta (2001, blz. 10) zijn erop gericht om de ongewenste
veranderingen te minimaliseren en de eventuele gewenste veranderingen op een controleerbare en
beheersbare manier in de onderneming te introduceren. Er wordt van start gegaan met de implementatie
van een aantal basismodules van het ERP-systeem (stap 1). Deze stap wordt vaak gemaakt vanuit de
conservatieve overweging om te pogen zo weinig mogelijk verandering te introduceren. We zouden
deze basismodules kunnen zien als de introductie van de modules voor de werking van de ‘back-office’,
zoals het door Dhr. Bossuyt hierboven wordt weergegeven. Vervolgens streeft de onderneming naar een
uitbreiding van de draagwijdte van het ERP-systeem (stap 2). Hoewel het hier gaat over uitbreiding (we
zouden ook hier de vergelijking kunnen maken met de stellingen van Dhr. Bossuyt en de uitbreiding
aanschouwen als een uitbreiding naar de ‘front-office’ toe), toch blijft de nadruk liggen op het
conservatief behouden van de ondernemingsprocessen en worden ze hoofdzakelijk geautomatiseerd
zoals ze reeds bestaan. Er wordt met andere woorden niet teveel gesleuteld aan de bestaande processen.
Tenslotte wordt er overgegaan naar de transformatie van ondernemingsprocessen (stap 3). Volgens
Beretta (2001, blz. 10) zou deze stap het meest de performantie van de ondernemingsprocessen moeten
stimuleren. Door maximaal gebruik te maken van de flexibiliteit en de mogelijkheden van het ERP-
systeem kan het management radicale veranderingen in het managementproces en –systemen op gang
brengen. Veel ondernemingen plannen echter deze stap te ondernemen enkel en alleen wanneer het
ERP-systeem is gestabiliseerd en volledig is geaccepteerd binnen de organisatie. Volgens Dhr. Bossuyt
echter wordt er vooraf met de onderneming nagegaan op welke manier men de ondernemingsprocessen
wenst aan te passen.
Hoewel er dus op het eerste zicht gelijkenissen tussen de stellingen van Dhr. Bossuyt en Beretta (2001,
blz. 10) kunnen worden gevonden, toch is er een wezenlijk verschil met betrekking tot de timing van de
veranderingen die in de organisatie wordt geïntroduceerd. Bij Beretta (2001, blz. 10) kunnen we
afleiden dat het proces rond BPR (‘Business Process Reengineering’) zich slechts afspeelt nà de
implementatie van het ERP-systeem, namelijk wanneer de organisatie en de medewerkers zich min of
meer vertrouwd voelen met het nieuwe systeem. In een volgend hoofdstuk wordt het thema rond BPR
wat verder uitgediept en daar zal blijken dat sommige auteurs echter van mening zijn dat BPR de
implementatie van een ERP-systeem eerder moet voorafgaan, of zich tenminste moet afspelen tijdens de
implementatie, hoewel een praktijkstudie de stellingen van Beretta (2001, blz. 10) ondersteunt (cfr. infra
2.4).
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
20
Ter afsluiting zijn hier een aantal opmerkingen op hun plaats. Ten eerste zijn de stappen die in dit stuk
werden uiteengezet, eerder een ruwe schets van het eigenlijke implementatieproces. De lezer moet er
zich echter van bewust zijn dat de implementatie van een ERP-systeem in werkelijkheid een zeer
complexe aangelegenheid is. In de literatuur vindt men dan ook verscheidene boeken terug die zich
enkel en alleen op dit onderwerp toespitsen en die het implementatieproces in detail beschrijven (Norris
et al., 1998; Bradley et al., 1998). Een dergelijke gedetailleerde bespreking valt echter buiten het bestek
van deze thesis. Niettemin werd gepoogd om enig licht op deze materie te werpen. Ten tweede is ieder
implementatieproces uniek. Bradley et al. (1998, blz. 12) stelt dat de mythe van ‘het typische
implementatieproces’ onbestaand is, gezien ieder proces verschillend blijkt te zijn. Volgens hem heeft
iedere implementatie zijn eigen variabelen en kunnen er slechts weinig constanten (over verschillende
implementatieprojecten heen dus) worden ontdekt.
1.7 KRITISCHE SUCCESFACTOREN EN MOGELIJKE VALKUILEN BIJ HET
IMPLEMENTEREN VAN EEN ERP-SYSTEEM
In de literatuur vindt men verschillende en uiteenlopende voorwaarden terug om tot een succesvolle
implementatie van een ERP-systeem te komen. In het hiernavolgende stuk worden deze voorwaarden
even op een rijtje gezet. Daarnaast wordt ook een blik geworpen op een aantal valkuilen die zich
mogelijks tijdens het implementatieproces kunnen voordoen.
Eerst geven we een overzicht van een tiental kritische succesfactoren om tot een succesvolle ERP-
implementatie te komen en om de complexiteit tijdens het implementatieproces tot een minimum te
herleiden.
Een eerste voorwaarde tot succes betreft het nodige inzicht in de bedrijfscultuur van de onderneming
(Bancroft et al., 1998, blz. 134). Het staat ongetwijfeld vast dat de implementatie van een ERP-systeem
een zekere mate verandering noodzakelijk maakt. Het is dan ook nodig dat de cultuur , die leeft in de
onderneming voldoende matuur is om de verandering teweeg te kunnen brengen. Niet alleen de wil tot
verandering, maar ook de vereiste capaciteiten om tot verandering over te gaan zijn hierbij van groot
belang. Het verloop van de tijd en het toenemen van de acceptatie van het ERP-systeem bij de
verschillende medewerkers in de organisatie, zullen in grote mate de nodige maturiteit bepalen.
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
21
Het is volgens Bancroft et al. (1998, blz. 135) aan te raden om het proces rond BPR (cfr. infra 2.4) aan
de implementatie te laten voorafgaan en dit vervolgens gelijktijdig met de implementatie uit te voeren.
Sommige ondernemingen maken volgens Bancroft et al. (1998, blz. 134) de fout om het
implementatieproces zelf als hulpmiddel te gebruiken om procesveranderingen te identificeren. Het
nadeel van deze werkwijze is dat men op voorhand geen volledig beeld heeft van de implicaties en de
kracht van de verandering. Deze werkwijze staat in feite in contrast met hetgeen we hierboven bij de
verschillende implementatiestappen hebben besproken (cfr. supra 1.6). Daar stelde Beretta et al. (2001,
blz. 10) dat ondernemingen slechts zullen overgaan tot verandering (stap 3) indien het ERP-systeem
zich als het ware reeds heeft gestabiliseerd en iedereen ermee vertrouwd is geraakt.
Een derde en volgens Bancroft et al. (1998, blz. 135) heel belangrijke voorwaarde betreft de
communicatie. Dit is van groot belang opdat de medewerkers het ERP-systeem en de veranderingen die
het met zich meebrengt, zouden aanvaarden. De communicatie moet een repetitief karakter hebben en
moet gericht zijn op het plaatsen van verwachtingen op een correct en verantwoord niveau. Te hoge
verwachtingen zouden immers leiden tot ontgoocheling en frustratie.
Vervolgens moet er een onderscheid worden gemaakt tussen informele ondersteuning en actief
leiderschap. Actief leiderschap vanwege het management kan noodzakelijk zijn om zeer ingrijpende
veranderingen in de organisatie teweeg te brengen (Bancroft et al., 1998, blz. 136; Bingi et al., 1999,
blz. 10). De steun van het topmanagement wordt als zeer kritisch beschouwd. De ERP-implementatie
leidt tot veranderingen in de ondernemingsprocessen wat strategische implicaties met zich meebrengt.
Alleen het topmanagement is bevoegd om de nodige strategische beslissingen van dergelijke omvang te
nemen. Daarnaast moet het topmanagement tussenkomen om conflicten tussen verschillende partijen in
de organisatie op te lossen en iedereen tot dezelfde doelstellingen te richten. Het topmanagement speelt
dus een uiterst belangrijke rol in het managen van de veranderingen (‘change management’).
Ten vijfde dient de projectleider over voldoende capaciteiten te beschikken om het proces van
verandering in goede banen te leiden (Bancroft et al., 1998, blz. 137; Davenport, 2000, blz. 183). De
veranderingen, veroorzaakt door een ERP-systeem, zijn zeer complex en worden als een geïntegreerd
geheel van drie aspecten beschouwd, namelijk technologische veranderingen, veranderingen in de
ondernemingsprocessen en veranderingen in de organisatiestructuur. De projectleider moet oog hebben
voor al deze aspecten en zich bewust zijn van het feit dat veranderingen in het ene aspect, de andere
aspecten kan en zal beïnvloeden.
Men moet er ook voor zorgen dat er in het implementatieteam voldoende evenwicht heerst. Hiermee
bedoelt Bancroft et al. (1998, blz. 137) dat eerst en vooral leden in het team moeten worden opgenomen
van de departementen die door de implementatie zullen worden beïnvloed. Hierbij is het volgens Bingi
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
22
et al. (1999, blz. 14) zeer belangrijk deze mensen te selecteren die niet alleen een zeer goede kennis
hebben van de betreffende ondernemingsprocessen, maar die ook inzicht hebben in de noden van de
organisatie en de heersende ‘benchmark’ in de industrie. Op die manier kunnen zij de implementatie-
inspanningen in de goede (strategische) richting sturen. Daarnaast moet voor de vorming van het
implementatieteam ook een beroep worden gedaan op externe consultants. Eén van hen moet het
leiderschap op zich nemen, terwijl de andere externe teamleden experts moeten zijn in de te
implementeren modules (Bancroft et al., 1998, blz. 137).
Een zevende voorwaarde betreft een goed gefundeerde methodologie (Bancroft et al.,1998, blz. 138;
Scapens et al., 1998, blz 46). Het is belangrijk doelstellingen voorop te plaatsen en regelmatig na te
gaan of men deze doelstellingen aan het bereiken is. Men moet er zich ook van bewust zijn dat de
verschillende modules op elkaar inwerken, waardoor speciale aandacht moet worden geschonken aan
het feit dat de implementatie van de ene module een al dan niet nefaste invloed kan hebben op de
werking van een eerder geïmplementeerde module.
Ten achtste moet men ervoor zorgen dat iedereen een voldoende training en opleiding heeft genoten
(Bancroft et al., 1998, blz. 138). Dit lijkt nogal evident. Bingi et al. (1999, blz. 14) is zelfs van mening
dat deze opleiding op een continue basis zou moeten worden georganiseerd. Maar soms kunnen de
veranderingen zo groot zijn, dat de hulp van de personeelsmanager moet worden ingeroepen (Bancroft
et al., 1998, blz. 138). Indien de job van de gebruiker een drastische verandering ondergaat, kan het
noodzakelijk zijn de jobomschrijving (‘job definition’) aan te passen. Helaas komt het in de praktijk
heel vaak voor dat ondernemingen de noodzaak van opleiding en training drastisch onderschatten
(Davenport, 2000, blz. 187). Hiervoor zijn er volgens Davenport (2000, blz. 187) twee redenen. Ten
eerste is het zo dat ondernemingen nog nooit met een informaticaproject van dergelijke omvang te
maken hebben gehad. Ten tweede is het bijna een ‘traditie’ te denken dat de technologie wel vanzelf tot
verandering zal leiden.
Een negende kritische succesfactor heeft te maken met het doorzettingsvermogen en de consistentie van
het management (Bancroft et al., 1998, blz. 139). Dit moet ervoor zorgen dat men op het juiste spoor
blijft en dat de doelstellingen daadwerkelijk worden verwezenlijkt.
Een succesvolle ERP-implementatie zou tenslotte ook te maken hebben met de discipline die de
onderneming aan de dag legt (Jenson et al., 1999, blz. 31; Bingi et al., 1999, blz. 10). Eerst en vooral
moeten de ondernemingen de bestaande processen kritisch evalueren en kijken of ze aansluiten met de
beste score (‘best practice’) geïncorporeerd in het ERP-pakket. Bij deze evaluatie is het volgens Jenson
et al. (1999, blz. 31) meestal zo dat de onderneming haar processen moet (of zou moeten) herontwerpen
zodat ze aansluiten met de beste score van het ERP-systeem. Een ERP-systeem kan leiden tot een
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
23
concurrentievoordeel, maar het kan evengoed het eerder opgebouwde concurrentievoordeel eroderen.
Eerder werd vermeld dat het topmanagement dan ook een belangrijke rol speelt in het nauwkeurig
analyseren van de mogelijke strategische implicaties van een ERP-systeem (Bingi et al., 1999, blz. 10).
In hoofdstuk 2 wordt uitgebreid teruggekomen op de mogelijke strategische implicaties van een ERP-
systeem (cfr. infra 2.5).
Naast de voorwaarden om tot een goede implementatie van een ERP-systeem te komen, moet men zich
ook hoeden voor de vele valkuilen die een succesvolle implementatie de das zouden kunnen omdoen.
We bespreken er hier slechts een handvol uit een hele resem.
Een eerste valkuil kan ontstaan door een gebrek aan duidelijke toewijzing van verantwoordelijkheden
aan de verschillende afdelingen of ‘business units’ in de organisatie (Wagle, 1998, blz. 136). De
afdelingen moeten op hun deel van de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de voordelen van
het ERP-systeem en voor het beheren en beheersen van de kosten van de implementatie worden
gewezen. Managers beseffen volgens Wagle (1998, blz. 136) echter niet altijd in welke mate een ERP-
systeem de ondernemingsprocessen kan veranderen. Dit leidt ertoe dat de implementatie van een ERP-
systeem als een gewone MIS-activiteit wordt aanschouwd met als resultaat dat de CIO (‘Chief
Information Officer’) als verantwoordelijke wordt aangewezen (Wagle, 1998, blz. 136; Bingi et al.,
1999, blz. 10). Dit is echter niet de juiste manier van werken gezien de CIO meestal niet de
bevoegdheid bezit om belangrijke veranderingen te realiseren op het niveau van de
ondernemingsprocessen. Dit kan er op zijn beurt voor zorgen dat het integratiepotentieel van het ERP-
systeem wordt afgezwakt (cfr. infra 2.2). Daarom moet de verantwoordelijkheid op een hoger niveau
worden gesitueerd om te verzekeren dat de bevoegdheid aanwezig is zodat de nodige beslissingen
kunnen worden genomen en uitgevoerd.
Ten tweede bestaat er een potentiële valkuil indien de managers van de verschillende afdelingen te
weinig medeverantwoordelijk worden gesteld voor het succesvol en tijdig beëindigen van de ERP-
implementatie (Wagle, 1998, blz. 137). Dit kan ertoe leiden dat de implementatiespecificaties
veelvuldig worden veranderd. Hierdoor kan de planningsfase meer tijd in beslag nemen dan verwacht
en duurt het langer vooraleer het ERP-systeem operationeel wordt. Dit zorgt ervoor dat de kosten
oplopen waardoor het budget en de implementatieduur hopeloos worden overschreden.
Een derde valkuil heeft te maken met het feit dat het ERP-systeem soms niet voldoet aan alle wensen
van de onderneming (Bingi et al., 1999, blz. 11). Zo kan de onderneming bijvoorbeeld beslissen om het
budgetteringsproces uit te voeren aan de hand van een aparte applicatie omdat de ondersteuning van het
budgetteringsproces door het ERP-systeem als onvoldoende wordt geacht. Indien echter dergelijke
afzonderlijke applicaties worden gebruikt, dan moeten er interfaces worden ontwikkeld om deze
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
24
applicaties met het ERP-systeem te verbinden. Volgens Dhr Bossuyt, zaakvoerder van de onderneming
Winit (verdeler van het ERP-systeem Axapta), zijn dergelijke praktijken echter af te raden (gesprek Dhr.
Filip Bossuyt op 20/02/02, te Wevelgem). Men moet zo min mogelijk proberen applicaties te laten
draaien buiten het ERP-systeem. Het is namelijk zo dat wanneer er een nieuwe versie van het ERP-
systeem of de betreffende applicatie verschijnt, de interface hoogstwaarschijnlijk zal moeten worden
herschreven. Op die manier kan een ERP-implementatie de onderhoudskosten voor IT nodeloos de
hoogte injagen (Jenson et al., 1999, blz. 31; Bingi et al., 1999, blz. 11). Zeker wanneer men weet dat de
nieuwe versies van softwaretoepassingen en ERP-systemen elkaar steeds sneller opvolgen. Bingi et al.
(1999, blz. 11) vermeldt dat indien het toch niet anders kan een aparte applicatie te behouden, omwille
van het unieke karakter bijvoorbeeld, de onderneming er goed aan doet om een softwareleverancier te
kiezen die wordt gecertificeerd en erkend door de gekozen ERP-leverancier. De meeste ERP-
leveranciers geven jaarlijks een lijst uit van erkende softwareleveranciers. Op die manier worden de
problemen bij het uitkomen van nieuwe versies omzeild.
Een vierde valkuil heeft volgens Dessein (1999, blz. 26) te maken met het onderschatten van de
projectinspanningen bij de implementatie van een ERP-systeem. Vele bedrijven realiseren zich wel dat
het implementeren van een ERP-systeem een strategische lading dekt, maar omdat men soms teveel
kosten wenst te bewaken, wordt het project uiteindelijk gedegradeerd tot een operationeel probleem.
Dessein (1999, blz. 26) argumenteert dat deze onderschatting niet alleen leidt tot een schromelijke
overschrijding van de implementatieduur, maar ook tot het onderschatten van de nodige interne
inspanningen om de implementatie te realiseren. Een ERP-systemen is nu éénmaal meer dan alleen
maar het doen werken van de software. Eerder werd het dan ook reeds vermeld dat het topmanagement
een grote verantwoordelijkheid draagt in het analyseren van de strategische implicaties van een ERP-
systeem (Bingi et al., 1999, blz. 10).
Om een duidelijk overzicht te hebben van de kritische succesfactoren en een aantal mogelijke valkuilen,
worden ze hieronder in tabel 2 nog even op een rijtje gezet.
Tabel 2: Succesfactoren en valkuilen van een ERP-implementatie
SUCCESFACTOREN VALKUILEN
§ Het hebben van inzicht in de bedrijfscultuur
om de nodige maturiteit voor verandering en
de nodige capaciteiten te kunnen vaststellen.
§ Het proces rond BPR gaat de implementatie
best vooraf, zodat de onderneming zich op
§ Gebrek aan duidelijke toewijzing van
verantwoordelijkheden aan de verschillende
afdelingen en aan die personen die moeten
instaan voor de realisatie van de nodige
veranderingen bij de ERP-implementatie.
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
25
voorhand een beeld van de mogelijke
veranderingen kan vormen.
§ Het uitbouwen van een gedegen
communicatie om tot een betere acceptatie en
verantwoorde verwachtingen te komen.
§ Er is actief leiderschap nodig om gewenste
veranderingen te realiseren.
§ De projectleider moet over voldoende
capaciteiten beschikken om de implementatie
en de daaruit voortvloeiende veranderdingen
tot een goed einde te brengen.
§ Het implementatieteam moet evenwichtig
worden uitgebouwd.
§ Een degelijke methodologie is noodzakelijk
om de vooropgestelde doelstellingen
daadwerkelijk te volbrengen.
§ De training en opleiding van de medewerkers
moet voldoende aandacht genieten.
§ Het management moet beschikken over een
goede dosis doorzettingsvermogen en moet
trouw zijn aan de gestelde doelstellingen.
§ Elk proces moet op een gedisciplineerde
manier kritisch worden geëvalueerd en moet
aansluiten met de beste score (‘best practise’).
§ Afdelingen worden te weinig
medeverantwoordelijk gesteld voor het tijdig
beëindigen van de implementatie waardoor
het budget en de implementatieduur drastisch
kunnen worden overschreden.
§ Ondernemingen kunnen zich te weinig bewust
zijn van de toenemende onderhoudskosten die
(te veel) afzonderlijke applicaties buiten het
ERP-systeem met zich mee kunnen brengen.
§ De projectinspanningen kunnen worden
onderschat waardoor het ERP-project wordt
gedegradeerd tot een operationeel probleem
zodat de strategische potenties van het ERP-
systeem onbenut blijven.
Bron: Eigen voorstelling
1.8 EEN BLIK OP DE TOEKOMST
Om dit hoofdstuk af te sluiten, werpen we nog een blik op de toekomst van het ERP-systeem. In deze
context onderzoekt een studie van de Gartner Group in welke mate de ‘electronic business’ een invloed
heeft en kan hebben op het ERP-tijdperk (Van Damme, 2000b, blz. 95). Het aanwenden van het internet
in de context van ERP-systemen, staat al een aantal jaren centraal in de marketingstrategie van de vele
ERP-verdelers. Maar echte oplossingen zijn er volgens Van Damme (2000b, blz. 95) totnogtoe niet
gevonden.
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
26
Het onderzoek van de Gartner Group wijst uit dat ‘E-commerce’ (‘Electronic commerce’) en C-
commerce (‘Collaborative commerce’) tussen ondernemingen steeds belangrijker worden (Van Damme,
2000b, blz. 97). Hierdoor ontstaat de behoefte aan flexibele ERP-oplossingen. De nadruk zal namelijk
meer en meer komen te liggen op de interorganisatorische verbindingen. Dit kan voor problemen
zorgen, gezien de meeste van de ERP-leveranciers zich de laatste jaren voornamelijk louter hebben
toegespitst op de interne bedrijfsprocessen en de integratie binnen één enkel bedrijf. Concreet verwacht
de Gartner Group dat tegen 2004 de ‘c-commerce’ (het samenwerken van ondernemingen voornamelijk
via elektronische weg) een dominante stroming zal worden (Van Damme, 2000b, blz. 99). Hierdoor
zullen ondernemingen niet langer intern gefocust zijn, maar zullen ze zich meer en meer richten op het
externe gebeuren. De nadruk verschuift van de ‘intra-enterprise’ naar de ‘extra-enterprise’. De
ondernemingen verleggen de aandacht naar de uiteinden van de logistieke keten (Van Damme, 1999,
blz. 36).
Het c-commerce raamwerk zal aan belang toenemen en het pure interne ERP-gebeuren bedreigen. Van
Damme (1999, blz. 37) verwacht dat het ERP-systeem zal degraderen tot een loutere schakel in het
SCM-gebeuren. SCM (Supply Chain Management) optimaliseert niet alleen de interne logistieke
stromen, maar ook deze tussen de ondernemingen doorheen de bedrijfskolom. Volgens de Gartner
Group zullen het dan ook de leidinggevende ERP-, SCM- en de CRM- leveranciers (Customer
Relationship Management) van vandaag zijn die de komende vijf jaar voor de beschikbaarheid van dit
raamwerk zullen instaan. Modules voor SCM en CRM moeten zorgen voor een uitbreiding naar
respectievelijk de leveranciers en de klanten. Zo kunnen de muren van één enkel bedrijf worden
overschreden. Samenwerking tussen deze verschillende leveranciers wordt dus uiterst belangrijk om tot
een totaaloplossing voor de ERP-klant te komen, aldus Van Damme (2000b, blz. 99).
Verder voorziet de Gartner Group dat in de toekomst de markt zal evolueren in twee richtingen (Van
Damme, 2000b, blz. 97). Een (eerder beperkte) groep van ERP-leveranciers zal zich omvormen en
‘interenterprise framework’ oplossingen aanbieden ter ondersteuning van ‘c-commerce’. In deze context
spreekt de Gartner Group reeds van ERP II (Brant, 2002). Een andere groep echter zal zich
herpositioneren door het aanbieden van ERP-componenten (Van Damme, 1999, blz. 40; Van Damme
2000b, blz. 97). Door de onderdelen van de software oplossingen in kleine, flexibele componenten op te
delen, kunnen ERP-systemen wendbaarder worden gemaakt.
Besluitend kunnen we stellen dat er een continue beweging in het ERP-gebeuren aan de gang is.
Markten en ondernemingen evolueren, waardoor ook hun informatiesysteem niet kan achterblijven.
ERP-leveranciers spelen in op de nieuwe behoeften van de ondernemingen en voegen voortdurend
nieuwe of verbeterde functionaliteiten en modules toe. Dit zorgt voor een verdere uitbreiding en
Hoofdstuk 1: ERP Toegelicht
27
evolutie van de ERP-systemen en hun onderliggende technologie. Van Damme (2000a, blz. 74) stelt
dan ook meteen dat dit een noodzakelijke voorwaarde is voor de ERP-leveranciers om te overleven. Zij
die halsstarrig vasthouden aan het klassieke ERP-concept, gaan een trieste toekomst tegemoet.
1.9 CONCLUSIE
In dit eerste inleidend hoofdstuk werden een aantal basiselementen van het ERP-systeem onder de loep
genomen. Dit is noodzakelijk om een goed inzicht te hebben in het ERP-gebeuren. Na het bespreken
van het ontstaan van het ERP-systeem (1.2), werd het begrip zorgvuldig gedefinieerd om tot een
duidelijke afbakening te komen van wat het ERP-systeem precies in zich draagt (1.3). Uit deze
definiëring vloeiden een aantal kenmerken voort, die in een volgend onderdeel werden uiteengezet (1.4).
Zo kregen we een zicht op het modulair karakter van een ERP-systeem, de relationele database, het
begrip configuratie en de client/server technologie waarop het ERP-systeem is gebaseerd. Vervolgens
werd nagegaan hoe de ERP-markt in elkaar steekt en werden kort de belangrijkste spelers op die markt,
namelijk SAP, Baan, Peoplesoft en Oracle, beschreven (1.5). Daarna werd overgegaan tot het bespreken
van de verschillende stappen bij een ERP-implementatie (1.6). In een daarop volgend onderdeel werden
dan de kritische succesfactoren en een aantal mogelijke valkuilen van een dergelijke ERP-implementatie
besproken (1.7). Om af te sluiten werd ook nog een blik op de toekomst van het ERP-systeem
geworpen, waaruit bleek dat het ERP-systeem onderhevig is aan een continue evolutie (1.8).
In een volgend hoofdstuk gaan we na op welke manier een ERP-systeem een impact kan of zou kunnen
hebben op de organisatie van de onderneming.
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
28
HOOFDSTUK 2: DE IMPACT VAN EEN ERP-SYSTEEM OP DE ORGANISATIE VAN
EEN ONDERNEMING
2.1 INLEIDING
In dit tweede hoofdstuk wordt nagegaan of en hoe een ERP-implementatie al dan niet een impact kan
hebben op de organisatie van een onderneming. Indien we dit kunnen in kaart brengen, zal het ons
misschien beter toelaten de impact te begrijpen die een ERP-systeem al dan niet op management
accounting heeft.
In dit hoofdstuk gaan we in een eerste onderdeel na hoe de procesoriëntatie van een ERP-systeem de
onderneming kan beïnvloeden (2.2). Vervolgens gaan we dieper in op het begrip integratie (2.3).
Daarna bekijken we de inhoud van het begrip BPR (‘Business Process Reengineering’) wat nader en
bestuderen we de relatie tot het ERP-systeem (2.4). In een volgend onderdeel wordt onderzocht hoe een
ERP-implementatie de ondernemingsstrategie kan ondersteunen (2.5). Om af te sluiten onderzoeken we
tenslotte hoe het nu komt dat ERP-systemen toch maar een geringe impact op de organisatie blijken te
hebben (2.6). Hiervoor worden een aantal mogelijke verklaringen gegeven die doorheen dit hoofdstuk
werden opgespoord.
2.2 DE PROCESGERICHTE BENADERING VAN EEN ERP-SYSTEEM
In dit eerste onderdeel gaan we na wat het belang is van de procesgerichte benadering van ERP-
systemen en op welke manier dit een invloed kan hebben op de organisatie in zijn geheel.
Er wordt vastgesteld dat de ondernemingsprocessen niet altijd optimaal verlopen. De oorzaak hiervoor
moet worden gezocht in het reeds lang vervlogen industriële tijdperk (Jenson et al., 1999, blz. 28). In
dit tijdperk werden kennis en arbeid meer en meer gespecialiseerd. Langzamerhand ontstonden
organisaties met departementen die zich specialiseerden in een bepaald functioneel domein. Dergelijke
erfenis uit dit industriële tijdperk zorgt ervoor dat ondernemingsprocessen worden gefragmenteerd. Dit
resulteert in een moeilijke coördinatie van processen en de moeilijkheid om te bepalen wie nu
verantwoordelijk is voor het gehele proces.
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
29
Een ERP-systeem kan, omwille van de gehanteerde procesgerichte benadering, een oplossing bieden
voor de ondoeltreffendheid die deze procesfragmentatie met zich meebrengt. Maar wat maakt een ERP-
systeem nu procesgeoriënteerd? Het is daarom niet onverstandig eerst een licht te werpen op de
definitie van een proces. Beretta (2001, blz. 11) geeft de volgende omschrijving:
“A process is a conceptual scheme that allows management to design and appreciate the links
connecting a set of activities that, even if belonging to different professional realms, are connected by
relevant information flows, and whose combination leads to an output that is relevant for a customer or
for the whole firm.” (Beretta, 2001, blz. 11).
Met andere woorden kunnen we stellen dat een proces, via de relevante informatiestromen, toelaat te
bepalen welke weg van activiteiten een product of een dienst, ten behoeve van de klant of de
onderneming, ondergaat. Indien er wordt gedacht in termen van processen, dan bekomt men een bredere
kijk op de werking van de organisatie. Het ‘vakjes denken’ in termen van functies wordt overstegen,
wat leidt tot een mogelijkheid om de onderneming beter te coördineren.
De procesgerichte benadering van een ERP-systeem biedt een mogelijke manier om zich te organiseren
in processen (Davenport, 2000, blz. 38; Beretta, 2001, blz. 12). Zo kunnen de functionele grenzen in de
onderneming worden overschreden en kan de kennis en informatie aanwezig in de functionele
afdelingen worden geïntegreerd. Het ERP-systeem maakt dit mogelijk doordat de modules min of meer
overeenkomen met de manier waarop de organisatie het te verrichten werk in grote processen
onderverdeelt (Davenport, 2000, blz. 38). Gezien deze modules met elkaar worden geïntegreerd,
kunnen we stellen dat het ERP-systeem erop die manier kan voor zorgen dat de nodige relevante
informatiestromen worden blootgelegd zodat ook de ondernemingsprocessen zichtbaar worden.
Welk belang heeft de onderneming er nu bij zich te organiseren op basis van ondernemingsprocessen?
Reeds werd vermeld dat dit kan leiden tot een betere coördinatie van de onderneming. Daarnaast is het
zo dat de processen de basis vormen van het concurrentievoordeel, daar het deze processen zijn die
ervoor zorgen dat de klant wordt bediend. Maar het voordeel van een procesoriëntatie zal wellicht de
snellere doorstroming, grote integratie en meer accuraat gebruik van informatie zijn waardoor de
efficiëntie doorheen de logistieke keten (‘the supply chain’) kan worden verhoogd (Hatten et al., 1999,
blz. 293). Dit zorgt er dan weer voor dat het kapitaal, nodig voor het uitvoeren van de diverse operaties,
kan afnemen.
Gezien het ERP-systeem de onderneming beter toelaat zich te organiseren in termen van
ondernemingsprocessen, kan een ERP-implementatie ervoor zorgen dat deze voordelen nog meer tot
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
30
uitdrukking komen. Maar er zit wel een addertje onder het gras. Het is niet omdat het ERP-systeem het
mogelijk maakt zich te organiseren in processen, dat de onderneming, die een ERP-systeem
implementeert, ook daadwerkelijk een dergelijke aanpak automatisch zal aannemen (Davenport, 2000,
blz. 140). Indien een onderneming op een procesgerichte oriëntatie wenst over te schakelen, dan zal ze
deze verandering actief moeten managen. Dit zogenaamde proces management is meer dan alleen maar
het implementeren van procesgeoriënteerde informatietechnologie (Davenport, 2000, blz. 140; Hatten,
1999, blz. 294). Het omvat onder meer ook een procesgeoriënteerde managementstijl,
procesgeoriënteerde beloning en evaluatie, een procesgeoriënteerde verantwoordelijkheidsstructuur, etc.
Met andere woorden kunnen we stellen dat alle elementen van het beheerscontrolesysteem op de
gewenste procesoriëntatie moeten worden afgestemd. Daartegenover staat dat ondernemingen die een
ERP-systeem implementeren, zich niet perse hoeven te organiseren in processen indien ze dit niet
wensen. Deze ondernemingen kunnen hun werk nog altijd indelen volgens functies, producten of
markten.
Sommige organisaties die zich echter van dit ‘addertje’ niet bewust zijn, kunnen bedrogen uitkomen
gezien zij ervan kunnen uitgaan dat de veranderingen zich automatisch zullen voordoen. Dergelijke
ondernemingen zijn dan ook van mening dat de echte impact van ERP-systemen beneden alle
verwachtingen ligt, voornamelijk wat betreft de integratie . Dit is nogal logisch, of zoals Beretta (2001,
blz. 1) het stelt:
“Their [ERP-systems] simple physical implementation (plug in) is not enough to activate their inner
potentialities as integration mechanisms.” (Beretta, 2001, blz. 1)
Het ERP-systeem bezit echter volgens Beretta (2001, blz. 1) heel wat potentie op vlak van integratie. Hij
is van mening dat ERP-systemen kunnen leiden tot een hoge mate van integratie in de onderneming
enkel en alleen wanneer de ERP-implementatie gefocust is op de ondernemingsprocessen. Maar gezien
het louter implementeren van een ERP-systeem niet automatisch leidt tot het hanteren van een
procesgerichte aanpak door de ondernemingen (Davenport, 2000, blz. 140), zal actief proces
management ook noodzakelijk zijn om het integratiepotentieel van ERP-systemen te kunnen benutten.
Indien deze dimensie op basis van processen ontbreekt, dan wordt het integratiepotentieel van het ERP-
systeem als het ware bevroren (Beretta, 2001, blz. 1). Visueel zouden we dit als volgt kunnen
voorstellen:
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
31
Figuur 3: De mogelijke impact van de procesgerichte benadering van een ERP-systeem
Bron: Eigen voorstelling
In figuur 3 wordt de eerste pijl in stippellijntjes aangegeven. Dit heeft tot doel duidelijk te maken dat
indien de procesgerichte benadering niet actief wordt gemanaged er zich ook geen procesoriëntatie in de
organisatie zal voordoen. Wordt dit wel actief gemanaged, dat kan de procesoriëntatie leiden tot
integratie (op het begrip ‘integratie’ wordt dieper ingegaan in het volgende onderdeel 2.3). Anders
uitgedrukt kunnen we stellen dat de eerste pijl een voorwaardelijke pijl is opdat de tweede pijl zich zou
kunnen voordoen.
De procesgerichte benadering en het daaruit volgende integratiepotentieel van ERP-systemen zou er
volgens Fahy et al. (1999, blz. 7) voor zorgen dat ERP-systemen indruisen tegen het fenomeen van
decentralisatie. Decentralisatie is een tendens die vooral is ontstaan in de jaren ’70-’80 om de innovatie
te stimuleren zodat de ondernemingen het hoofd konden bieden aan de toenemende concurrentiedruk.
Zoals reeds werd vermeld, lopen de verschillende modules van een ERP-systeem niet parallel met de
traditionele scheiding tussen de verschillende departementen (Davenport, 2000, blz. 138). Dit zou er
volgens Fahy et al. (1999, blz. 7) toe leiden dat de implementatie van een ERP-systeem een
omschakeling van een functionele naar een procesgerichte organisatie vraagt. Deze procesgericht
organisatie leidt dan volgens hem noodgedwongen tot centralisatie. In dit verband spreekt Maccarrone
(2000, blz. 16) over een ‘re-centralisatie’: de beslissingsbevoegdheid wordt ‘gerecentraliseerd’, hoewel
deze eerder naar de lagere managementniveaus werd gedelegeerd. Zo worden bijvoorbeeld alle
aankopen in de organisatie samengebracht tot één centraal aankoopproces waardoor de verschillende
business units hun beslissingsbevoegdheid over de aankoop dreigen te verliezen. Maar Maccarrone
(2000, blz. 16) wijst er echter ook op dat in sommige organisaties eerder een gecontroleerde
decentralisatie tot stand komt. Dit kan wel belangrijke verschuivingen in de machtstructuur van de
organisatie en interessante (hoewel relatief beperkte) vormen van ‘empowerment’ met zich meebrengen
(Maccarrone, 2000, blz. 16; Davenport, 2000, blz. 126).
Deze laatste bevinding van Maccarrone (2000, blz. 16) bevestigt dus het feit dat de implementatie van
een ERP-systeem geen ongewenste centralisatie met zich hoeft mee te brengen zoals Fahy et al. (1999,
blz. 7) het eerder uitdrukt. Eerst en vooral zal, zoals reeds hoger werd vermeld, de omschakeling van
ERP-systeem:
procesgeoriënteerd
Procesgerichte
organisatie
actief
procesmanagement
Integratie
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
32
een functionele naar een procesgerichte organisatiestructuur niet automatisch plaatsvinden (Davenport,
2000,blz. 140). Ten tweede kan bijvoorbeeld het aankoopproces, indien de onderneming dit wenst,
worden gesitueerd op het niveau van de verschillende business units zelf. Indien de verschillende
business units aan de hand van het ERP-systeem analoge aankoopprocessen hanteren, dan is er wel een
standaardisatie van processen, maar geen centralisatie van het aankoopproces op het corporate niveau.
De vraag die dan moet worden gesteld is in hoeverre de standaardisatie (‘commonality of processes’)
moet worden doorgevoerd (Davenport, 2000, blz. 156). Redelijkerwijze kan worden aangenomen dat
ondernemingen met complexe organisatiestructuren, waarbij de verschillende business units sterk
verspreid zijn over de wereld, deze standaardisatie niet al te sterk zullen doorvoeren. Producten,
klanten, overheidsreguleringen en de motivatie van de werknemers in de verschillende business units
zullen immers te sterk verschillen.
2.3 INTEGRATIE
Zoals in het voorgaande onderdeel reeds werd uiteengezet, zorgt de procesgerichte opbouw van het
ERP-systeem voor het integratiepotentieel: indien men echt de procesbenadering uitdiept en toepast
komt men tot maximaal mogelijke integratie. Maar wat houdt integratie precies in? Dit begrip wordt in
dit onderdeel verder uitgediept.
Integratie kan als volgt worden gedefinieerd:
“Integration is the quality of the state of collaboration existing among the departments that are required
to achieve unity of effort by the demand coming from the environment.” (Beretta, 2001, blz. 5)
Het gaat dus over de mate waarin de verschillende departementen in staat worden gesteld met elkaar
samen te werken.
Maar opdat dit verschijnsel zich ten volle kan uiten, beweert Beretta (2001, blz. 6) dat de integratie moet
doordringen op drie verschillende niveaus in de organisatie. Zo komen we tot de drie verschillende
dimensies van integratie. Daarbij wordt gesteld dat een ERP-implementatie deze drie dimensies van
integratie kan ondersteunen. Dit wordt hierna aangetoond.
Een eerste dimensie van integratie is de cognitieve integratie (‘cognitive integration’) (Beretta, 2001,
blz. 7). Deze vorm van integratie doet zich voor wanneer de medewerkers in de organisatie zich kunnen
inleven in het standpunt van hun medewerkers. Het is namelijk zo dat de verschillende functies in de
organisatie verschillende visies en standpunten met zich meebrengen. De functiescheiding in een
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
33
organisatie zorgt als het ware voor het inbouwen van ‘cognitieve filters’ waardoor de communicatie
sterk kan worden bemoeilijkt. De medewerkers zitten zogezegd op een andere golflengte en hebben
geen begrip voor de verschillende situaties waarin ze zich bevinden. Zo is het spanningsveld tussen de
verkoop- en de productieafdeling een klassiek voorbeeld. De mate waarin de medewerkers inzicht en
begrip hebben voor de verschillende perspectieven, bepaalt het niveau van cognitieve integratie. Dit
niveau kan volgens Beretta (2001, blz. 8) door de implementatie van een ERP-systeem worden
verhoogd. Volgens hem reikt het ERP-systeem het management en de gebruikers een aantal normen aan
waardoor een cognitief raamwerk kan worden gecreëerd. Op die manier ondersteunt een ERP-
implementatie deze eerste dimensie van integratie.
Een tweede dimensie waar er integratie zou moeten optreden, betreft de integratie op het vlak van
management (‘managerial integration’) (Beretta, 2001, blz. 7). De integratie moet de persoonlijke
toewijding van de managers beïnvloeden. In dit verband vermeldt Davenport (2000, blz. 128) dat de
implementatie van een ERP-systeem kan zorgen voor een hogere managementdiscipline en een grotere
verantwoording (‘accountability’). Het is namelijk zo dat managers nu ook informatie over andere
managers kunnen verkrijgen. Op die manier kan een manager de slechte performantie van zijn business
unit niet meer verbergen door middel van slecht geïntegreerde informatiesystemen. Of zoals Davenport
(2000, blz. 129) het stelt: “After an ES [Enterprise System] has been implemented, there is no place to
hide” (Davenport, 2000, blz. 129). Via deze verhoogde transparantie zorgt het ERP-systeem voor een
duale management focus waarbij een evenwicht wordt gezocht tussen de lokale performantie (van de
business unit) en de algemene procesmatige performantie (Beretta, 2001, blz. 8; Davenport, 2000, blz.
129). We kunnen dus stellen dat ook deze dimensie van integratie door het ERP-systeem wordt
ondersteund.
Een derde, en heel belangrijke, dimensie waar zich integratie moet voordoen, is op het vlak van
informatiestromen (‘information integration’) (Beretta, 2001, blz. 6). Dit houdt in dat de informatie op
een efficiënte manier kan worden getransfereerd doorheen de hele organisatie waardoor de verschillende
delen van de organisatie met elkaar worden verbonden. Booth et al. (2000, blz. 3) definieert dit als
volgt:
“Information integration describes the scope of interchange and use of data and information generated
by internal and external sources, i.e. by the various functional areas and software applications in the
enterprise.” (Booth et al., 2000, blz. 3)
De integratie van informatiestromen wordt veroorzaakt door het feit dat alle modules van het ERP-
systeem volledig met elkaar zijn geïntegreerd, zodat alle gebruikers toegang kunnen krijgen (afhankelijk
van de gebruikte procedures inzake toegangsgerechtigdheid) tot ‘real-time’ informatie omtrent alle
aspecten van de organisatie (Scapens et al., 1998, blz. 46). Daarnaast bevordert het feit dat een ERP-
systeem gebruik maakt van één enkele database zeer sterk de integratie van informatie (Beretta, 2001,
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
34
blz. 8; Booth et al., 2000, blz. 3). We kunnen dus stellen dat ook deze derde dimensie van integratie
door het ERP-systeem wordt ondersteund.
Gezien elk van de drie dimensies van integratie door het ERP-systeem wordt ondersteund, kunnen we
stellen dat volgens Beretta (2001, blz. 6) een ERP-implementatie kan leiden tot integratie.
Een ERP-systeem is echter niet de enige manier om integratie tot stand te brengen (Booth et al., 2000,
blz. 7; Davenport, 2000, blz. 12). Zo kan er bijvoorbeeld ook gewerkt worden met een verzameling van
een aantal deelsystemen die door middel van interfaces met elkaar worden verbonden. Op die manier
ontstaat ook een geïntegreerd informatiesysteem, weliswaar een eigen maatwerk. Davenport (2000, blz.
12) argumenteert echter dat de slaagkans van het bouwen van zo’n eigen systeem zeer laag is, terwijl het
prijskaartje zeer groot wordt geraamd. Ook het onderhouden van een dergelijk systeem brengt heel wat
moeilijkheden met zich mee die kunnen worden vermeden door het implementeren van een volledig
geïntegreerd ERP-systeem. Het gebeurt ook dat ondernemingen slechts een aantal modules van een
ERP-systeem implementeren en daarnaast afzonderlijke deelsystemen aanhouden. In dat verband
spreekt Granlund et al. (2001, blz. 7) over een continuüm met aan het ene uiterste een verzameling van
(door middel van interfaces verbonden) alleenstaande systemen (het soort van maatwerk waarover
hierboven sprake was) en aan het andere uiterste een volledig geïntegreerd ERP-systeem. Het is in deze
context dat Booth et al. (2000, blz. 6) opmerkt dat het in de praktijk niet altijd eenvoudig is om de
gebruikte software in een organisatie te klasseren onder hetzij ERP, hetzij non-ERP. Om dit toch
enigszins te achterhalen zouden we eventueel de basiskenmerken van ERP-systemen in acht kunnen
nemen zoals deze in hoofdstuk 1 werden besproken (cfr. supra 1.4).
Beretta (2001, blz. 8) is echter van mening dat het globale integratiepotentieel van ERP-systemen wordt
afgezwakt indien de ondernemingen niet alle modules van het ERP-systeem implementeren, maar ook
nog een aantal aparte applicaties aanhouden (we zitten met andere woorden ergens in het midden van het
continuüm in plaats van in het uiterste van een volledig geïntegreerd ERP-systeem). Van Damme
(2000b, blz. 96) vermeldt dat een onderzoek uitgevoerd door de Gartner Group heeft uitgewezen dat
gemiddeld slechts dertig tot veertig procent van de bedrijfsfuncties van een onderneming worden
verzorgd door het ERP-systeem. Voor de rest van de functies vallen de ondernemingen terug op hun
zogenaamde ‘legacy systems’: ad hoc applicaties en software van andere onafhankelijke verdelers. Dit
zou dan, naast het niet volledig uitdiepen van de procesgerichte benadering (Davenport, 2000, blz. 140),
een mogelijke verklaring kunnen zijn waarom vele ondernemingen volgens Beretta (2001, blz. 1) vinden
dat de impact van ERP-systemen eerder gering is. Hierop komen we in een later onderdeel terug (cfr.
infra 2.6).
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
35
Naar het einde toe van dit onderdeel, kunnen we nu ook even de drie voorwaarden opdat maximale
integratie in een organisatie via een ERP-implementatie kan ontstaan, op een rijtje zetten. Deze worden
in de onderstaande tabel 3 weergegeven.
Tabel 3: Drie voorwaarden voor integratie
§ De procesgericht benadering van het ERP-systeem moet volledig via actief proces management
worden uitgediept (cfr. supra figuur 4)
§ Het ERP-systeem moet de drie dimensies van integratie ondersteunen.
§ Er moeten zoveel mogelijk modules van het ERP-systeem worden geïmplementeerd, zonder dat
daarnaast al te veel alleenstaande applicaties worden aangehouden.
Bron: eigen voorstelling
Wat de tweede voorwaarde betreft, werd hierboven aangetoond dat het ERP-systeem de drie dimensies
van integratie ondersteunt (Beretta, 2001, blz. 6). Maar opdat integratie ook daadwerkelijk zal optreden
bij het implementeren van een ERP-systeem, zal afhangen van het feit of de onderneming werkelijk de
procesoriëntatie toepast en van de mate waarin de onderneming de verschillende modules
implementeert.
Integratie wordt meer en meer noodzakelijk geacht in de huidige turbulente organisatieomgeving.
Granlund et al. (2001, blz. 5) beweert dat integratie de coördinatie in een organisatie vergemakkelijkt,
wat op zijn beurt in relatie staat tot het opbouwen van een concurrentievoordeel. Ook Booth et al.
(2000, blz. 1) benadrukt het belang van integratie:
“IS integration, through communication networks and database systems, enables organizations to
create and sustain process improvement through timely retrieval of consistent and accurate
information.” (Booth et al., 2000, blz. 1) Onderzoek wijst uit dat integratie door ondernemingen
belangrijk wordt geacht omwille van de volgende redenen: verbeterde kwaliteit van de planning,
besluitvorming en rapportering, integriteit en consistentie van data en informatie en het besparen van
kosten voor dataverwerking (Booth et al., 2000, blz. 11). Een voorbeeld kan hier enige toelichting
bieden. Indien de gedelegeerd bestuurder van een organisatie vroeger een totaal overzicht wou hebben
van de situatie, dan was hij of zij aangewezen op de informatie voorzien door de managers van elke
business unit. Eens de informatie van elke afzonderlijke unit werd ontvangen, was de bestuurder
genoodzaakt om zelf deze informatie te gaan integreren. Nu kan dit integratieproces zeer snel worden
uitgevoerd dankzij het ERP-systeem waardoor meer tijd vrijkomt om de situatie te verbeteren waar
nodig, in plaats van uit te zoeken hoe de situatie nu juist in elkaar zit (Fahy et al., 1999, blz. 5).
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
36
2.4 DE DISCUSSIE ROND BUSINESS PROCESS REENGENEERING
In deze sectie gaan we wat dieper in op de discussie rond ‘Business Process Reengineering’ (BPR).
Eerst bekijken we de omschrijving van het begrip om dan over te gaan tot de relatie tussen het
(her)ontwerpen van de ondernemingsprocessen en een ERP-implementatie.
In een voorgaand onderdeel (cfr. supra 2.2) werd het belang van de ondernemingsprocessen reeds
vermeld. Zo vormen de ondernemingsprocessen bijvoorbeeld de basis voor het concurrentievoordeel.
Daarom is het belangrijk aandacht te besteden aan het optimaliseren van deze processen. Hieruit vloeit
het idee van BPR uit voort. Via het (her)ontwerpen van de ondernemingsprocessen wordt gepoogd te
komen tot drastische verbeteringen van deze processen van vijftig tot zelfs honderd procent (Bancroft et
al., 1998, blz. 115; Hatten et al., 1999, blz. 294). In de literatuur kunnen verschillende benamingen, met
de bijhorende nuanceverschillen, worden gevonden voor BPR. De term BPR deed zijn intrede in het
begin van de jaren negentig, maar door het te veel gebruiken van dit nieuwe modewoord, kreeg het
verschillende betekenissen (Bancroft et al., 1998, blz. 114). Om te beginnen worden hierna een aantal
van deze benamingen besproken.
Vooreerst kunnen de veranderingen waaraan de ondernemingsprocessen worden onderworpen, worden
gesitueerd op een continuüm gaande van het louter stroomlijnen (‘streamlining’) van de bestaande
processen tot het heruitvinden (‘reinventing’) van de processen (Bancroft et al., 1998, blz. 116). Het
stroomlijnen van de bestaande processen betekent niets meer dan het aanbrengen van relatief kleine
aanpassingen ter verbetering van de efficiëntie en de effectiviteit. Het heruitvinden daarentegen
betekent het schrappen van het bestaande proces en het creëren van een nieuw proces dat tegemoet komt
aan de noden van de onderneming.
Norris et al. (1998, blz. 127) wijst er ons dan weer op dat er een onderscheid moet worden gemaakt
tussen ‘process redesign’ en ‘process reengeneering’. ‘Proces redesign’ slaat op het aanbrengen van
veranderingen aan de waardetoevoegende ondernemingsprocessen en alles wat deze processen
ondersteunt om de productiviteit en de flow van de processen te optimaliseren. We zouden dit kunnen
vergelijken met wat Bancroft et al. (1998, blz. 116) het stroomlijnen van de processen heeft genoemd.
‘Proces reengeneering’ daarentegen noemt Norris et al. (1998, blz. 127) het drastisch herontwerpen van
de ondernemingsprocessen, de managementstijl, de jobdefinities, het geloof- en waardenstelsel met de
bedoeling drastische verbeteringen van de performantie te bereiken. We zouden kunnen stellen dat dit
overeenstemt met het andere uiterste van het continuüm van Bancroft et al. (1998, blz. 116), namelijk
het heruitvinden van de processen. Het onderscheid tussen beide is volgens Norris et al. (1998, blz. 127)
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
37
belangrijk omdat eerstgenoemde wel nog kan plaatsvinden na de keuze van de software. Men gaat als
het ware veranderingen doorvoeren binnen de grenzen en mogelijkheden van het softwaresysteem.
Laatstgenoemde gaat echter gepaard met drastische veranderingen, waardoor de gekozen software dit
hoogstwaarschijnlijk onmogelijk kan ondersteunen. Vandaar dat de keuze van de software erna moet
plaatsvinden.
Curran et al. (1999, blz. ix) maakt dan weer een onderscheid tussen ‘Business Engeneering’ (BE) en
‘Business Process Reengeneering’ (BPR). Het onderscheid heeft te maken met de manier waarop
informatietechnologie wordt ingeschakeld. Bij BPR is het zo dat informatietechnologie hoofdzakelijk
wordt ingeschakeld om bepaalde functies in de organisatie te automatiseren. BE daarentegen gebruikt
informatietechnologie tijdens het ontwerpen of opnieuw ontwerpen van de ondernemingprocessen zelf.
Curran et al. (1999, blz. xx) schrijft dat het vroeger vaak voorkwam dat ondernemingen bij de evaluatie
van hun ondernemingsprocessen tot ingrijpende procesveranderingen kwamen, maar noodgedwongen
van deze wijzigingen moesten afzien daar hun softwaresysteem deze veranderingen niet kon
ondersteunen of omdat er op de markt geen software beschikbaar was die de gewenste veranderingen
kon ondersteunen. Door de evoluties in de informatietechnologie is het nu echter mogelijk
informatietechnologie te gebruiken zowel bij de creatie als bij de ondersteuning van deze nieuwe
processen. Ook wordt het nu mogelijk om vooraf te analyseren wat de impact zal zijn van de
organisatiewijzigingen die gepaard gaan met deze veranderingen. De softwarekeuze hoeft dus niet meer
noodzakelijkerwijze te worden uitgesteld zoals eerder door Norris et al. (1998, blz. 127) werd
aangegeven.
Om een goed overzicht te hebben van al deze begrippen worden ze in de onderstaande tabel 4 nog eens
op een rijtje gezet.
Tabel 4: Het (her)ontwerpen van de ondernemingsprocessen
Bancroft et al. (1998, blz. 115) Het stroomlijnen van de
processen
Aanbrengen van relatief
kleine aanpassingen om de
efficiëntie en de
effectiviteit te verbeteren
versus Het heruitvinden van de
processen
Schrappen van het huidige
en creatie van een volledig
nieuw proces
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
38
Norris et al. (1998, blz. 127) ‘Process Redesign’
Aanbrengen van
veranderingen om de
productiviteit en de flow
van de processen te
optimaliseren
versus ‘Process Reengineering’
Herontwerpen van de
ondernemingsprocessen om
drastische verbeteringen
van de performantie teweeg
te brengen
Curran et al. (1999, blz. ix) ‘Business Process
Reengineering’
Gebruik van IT om een
aantal functies te
automatiseren
versus ‘Business Engineering’
Gebruik van IT tijdens het
(her)ontwerpen van de
ondernemingsprocessen
Bron: eigen voorstelling
Uit tabel 4 kunnen we besluiten dat de termen gebruikt door Bancroft et al. (1998, blz. 115) en Norris et
al. (1998, blz 127) op hetzelfde neerkomen. Curran et al. (1999, blz. xx) leert ons dan weer dat BPR
enkel de termen uit de eerste kolom kan ondersteunen. Vroeger stond de informatietechnologie nog niet
waar ze nu staat, zodat de rol van de informatietechnologie bij de evaluatie van de
ondernemingsprocessen beperkt bleef tot het louter automatiseren van een aantal functies. Nu kan
informatietechnologie worden ingeschakeld tijdens het (her)ontwikkelingsproces van de
ondernemingsprocessen zodat ook de drastische veranderingen kunnen worden ondersteund (BE).
Hoewel door de tijd heen verschillende benamingen zijn ontstaan voor de oorspronkelijke term BPR, zal
in het verdere verloop van de uiteenzetting deze term worden behouden. Met BPR bedoelen we dan
gewoon het ontwerpen of herontwerpen van de ondernemingsprocessen, ongeacht het gebruik van
informatietechnologie tijdens en de omvang van deze veranderingen.
Wat heeft dit alles nu te maken met ERP-systemen? Dit antwoord vinden we bij Davenport (2000, blz.
147). Hij spreekt over ‘ES–enabled reengineering’ (waarbij ES staat voor ‘Enterprise System’): een
nieuwe benadering van procesveranderingen waarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de
gewenste proceswijzigingen en de beperkingen van het informatiesysteem. Davenport (2000, blz. 147)
gaat er dus vanuit dat informatietechnologie niet onbeperkt kan worden ingeschakeld bij het
(her)ontwerpen van de ondernemingsprocessen. Omdat er rekening wordt gehouden met de
beperkingen, wil daarom niet zeggen dat de gewenste proceswijzigingen nooit kunnen worden
doorgevoerd. Het komt er volgens Davenport (2000, blz. 147) op aan de best mogelijke afstemming
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
39
(‘fit’) tussen de ondernemingsprocessen en het informatiesysteem na te streven. Dit houdt dan ook in
dat in het begin van het veranderingsproces moet worden uitgemaakt of de onderneming al dan niet
wenst te werken met een ERP-systeem. Zo ja, is de volgende stap na te gaan welke ERP-leverancier een
pakket kan aanbieden die zorgt voor de maximale afstemming. De keuze van de geschikte ERP-
leverancier is dus van cruciaal belang.
Zoals we reeds bij de kenmerken van ERP-systemen hebben besproken (cfr. supra 1.4) kunnen we
gebruik maken van zogenaamde ‘templates’ om het ERP-systeem af te stemmen op de
ondernemingsprocessen. Maar dit houdt niet echt veel ‘herontwerpen’ in. Het gevaar bestaat dat bij de
implementatie van een ERP-systeem de ondernemingsprocessen niet kritisch worden bekeken. Het
louter invoeren van de nodige parameters kan verhinderen dat er op zoek wordt gegaan naar de best
mogelijke afstemming tussen de manier waarop de onderneming echt wil werken en het ERP-systeem
(Davenport, 2000, blz. 153). Daarom zijn de nieuwe ERP-systemen meer en meer voorzien van
mogelijkheden om procesmodellering te ondersteunen (aan de hand van de zogenaamde ‘modelling
tools’). Dit sluit aan bij de bovenvermelde ‘BE-benadering’ van Curran et al. (1999, blz. xx). Deze
mogelijkheden voor procesmodellering zijn het hulpmiddel bij uitstek voor ES-enabled engineering
(Davenport, 2000, blz. 154). Hierbij moet men aangeven op welke manier men de processen wenst uit
te voeren en hoe de informatiestroom moet verlopen. Daarna zal de software aangeven op welke manier
het ERP-systeem moet worden geconfigureerd en zal het ook een waarschuwing geven indien de
uitvoering van het ontwikkelde proces niet haalbaar blijkt met het betreffende ERP-systeem.
Bij deze nieuwe manier van werken verlopen het reengineeringsproces en de implementatie van het
ERP-systeem niet meer gescheiden. Zo verhindert men dat, zoals vroeger vaak het geval was, het BPR-
project noodgedwongen aan de kant moet worden geschoven doordat achteraf blijkt dat de gewenste
veranderingen toch niet haalbaar zijn met de op de markt beschikbare informatietechnologie.
Maar betekent dit nu dat de implementatie van een ERP-systeem altijd gepaard gaat met BPR?
Sommige auteurs menen dat dit inderdaad zo is, maar de praktijk toont aan dat dit niet altijd en zelfs
meestal niet het geval is.
Gezien een ERP-systeem is opgebouwd rond de verschillende processen in de organisatie, kan het
noodzakelijk zijn deze ondernemingsprocessen op zijn minst te herzien vooraleer een ERP-systeem
wordt geïmplementeerd (Scapens et al., 1998, blz. 46; Booth et al., 2000, blz. 2). Scapens et al. (1998,
blz. 46) benadrukt ook dat de integratie van informatiestromen (cfr. supra 2.3) tot gevolg heeft dat het
ingeven van data in de ene module gevolgen kan hebben voor de rest van het ERP-systeem. Dit kan
resulteren in een nieuwe manier van werken. Het kan namelijk nodig zijn de relatie tussen de
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
40
verschillende (deel)processen in de organisatie te veranderen. Dit zou volgens Scapens et al. (1998, blz.
46) tot gevolg hebben dat BPR vaak gepaard gaat met de implementatie van een ERP-systeem.
Onderzoek uitgevoerd door Granlund et al. (2001, blz. 14) toont echter aan dat de implementatie van een
ERP-systeem niet noodzakelijk hoeft gepaard te gaan met een BPR-proces. Slechts twee van de tien
door Granlund et al. (2001, blz. 14) onderzochte ondernemingen vermelden dat de ERP-implementatie
gepaard ging met een BPR-intiatief. Volgens Granlund et al. (2001, blz. 14) is dit een opmerkelijke
vaststelling. Een aantal ondernemingen deelt mee dat het een te grote en te risicovolle uitdaging was om
tegelijk veranderingen in zowel de IT-infrastructuur als in de ondernemingsprocessen aan te brengen.
Deze ondernemingen zullen, zoals hierboven reeds werd uiteengezet, zich dan beperken tot het louter
invullen van de parameters in de voorziene ‘templates’ zonder de processen kritisch in vraag te stellen.
Deze vaststelling komt overeen met de drie implementatiestappen volgens Beretta (2001, blz. 10) die
eerder werden weergegeven (cfr. supra 1.6). Hierbij is Beretta van mening dat alleen wanneer de derde
stap (de transformatie van ondernemingsprocessen) succesvol wordt voltooid, men zich aan een
aanzienlijke procesverbetering kan verwachten (Beretta, 2001, blz. 11). Deze stap betekent namelijk
een volledige herziening van de ondernemingsprocessen, maar wordt enkel ondernomen indien de
medewerkers voldoende vertrouwd zijn met het nieuwe systeem. Indien de implementatie enkel beperkt
blijft tot de tweede stap (uitbreiding van de draagwijdte van het ERP-systeem), dan wordt de functionele
logica van de onderneming weerhouden zoals ze reeds bestaat. De implementatie van module per
module leidt namelijk niet automatisch tot een uitdaging voor de onderneming om een procesmatige kijk
(eerder dan een functionele visie) op de organisatie te ontwikkelen (cfr. supra 2.2). De implementatie
van het ERP-systeem blijft beperkt tot het gewoonweg automatiseren van bestaande procedures zonder
deze kritisch in vraag te stellen waardoor er van BPR geen sprake is.
Niet alleen bij de implementatie van een ERP-systeem op zich, maar ook daarna biedt het ERP-systeem
de mogelijkheid om procesverbetering te ondersteunen. Volgens Baxendale et al. (2000, blz. 69) bestaat
deze mogelijkheid indien ABC (‘Activity Based Costing’) wordt gebruikt in combinatie met het ERP-
systeem (al dan niet geïntegreerd). Stel dat bijvoorbeeld blijkt uit het ABC-model dat er een tekort aan
capaciteit bestaat voor een bepaalde activiteit. Dan kan de capaciteit louter worden verhoogd door meer
middelen te voorzien. Dit brengt dan een stijging van de kosten met zich mee. Maar in plaats daarvan
kan men ook het proces, dat aan de basis ligt van de betreffende activiteit, proberen te bevorderen zodat
de capaciteit kan worden uitgebreid zonder dat dit leidt tot een kostenverhoging. Gezien het ERP-
systeem georganiseerd is rond processen, kan deze informatie met betrekking tot die processen in het
ABC-model gebruikt worden om de verschillende mogelijkheden voor procesverbetering te
onderzoeken. Het is in deze context dat Bruggeman et al. (2001, blz. 67) BPR een bijzondere vorm van
integrale kostenbeheersing noemt, waarbij de nadruk niet ligt op de individuele activiteiten waaruit een
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
41
proces is opgebouwd (zoals dit het geval is bij ‘Activity Based Management’ of ABM), maar wel op het
herdenken van de gehele processen.
Het implementeren van ERP-systemen nodigt desalniettemin uit na te denken over de
ondernemingsprocessen. Dit betekent echter niet dat er voldoende tijd wordt vrijgemaakt om deze
kansen ook daadwerkelijk te grijpen (Claeys, 1999, blz. 71). De onderneming zal bewust moeten kiezen
welke veranderingen ze in de ondernemingsprocessen wenst door te voeren. Deze veranderingen zal ze
dan actief moeten managen.
2.5 DE STRATEGISCHE IMPLICATIES VAN EEN ERP-SYSTEEM
In dit onderdeel wordt de relatie tussen het ERP-systeem en de strategie van de onderneming besproken.
We gaan na hoe een ERP-implementatie de strategie van de onderneming kan ondersteunen.
ERP-systemen brengen heel wat voordelen met zich mee, maar ze kunnen ook een aantal grote risico’s
inhouden. Niet alleen zijn dergelijke systemen duur en moeilijk te implementeren, ze kunnen ook de
bewegingsvrijheid van managers sterk in het gedrang brengen. Zo zou een ERP-systeem de eigen logica
aan de strategie van de onderneming, de cultuur en de organisatiestructuur kunnen opdringen, waardoor
ondernemingen gedwongen worden hun manier van werken om te gooien (Davenport, 1998, blz. 121;
Fahy et al., 1999, blz. 17). Met andere woorden dwingt een ERP-systeem soms om de processen op een
andere manier uit te voeren dan voorheen. Indien dit echter haaks staat op de strategie van de
onderneming (de logica van het systeem conflicteert met de logica van de onderneming), kan dit in het
slechtste geval het eerder opgebouwde concurrentievoordeel vernietigen en op die manier de
concurrentiepositie van de onderneming verzwakken. Verhalen over faillissementen na de
implementatie van een ERP-systeem en andere horrorverhalen zijn dan ook niet wereldvreemd
(Davenport, 1998, blz. 122; Ribeiro, 2001, blz. 3).
Maar het hoeft zeker niet zo’n vaart te lopen. Via de juiste keuze van de ERP-leverancier en de nieuwe
technieken van procesmodellering (‘ES- enabled reengineering’) bijvoorbeeld (cfr. supra 2.4) kan men
de afstemming van het ERP-systeem op de gewenste processen maximaliseren. Daarenboven hebben
we in het voorgaande onderdeel (2.4) gesteld dat ondernemingen het ERP-systeem soms implementeren
zonder dat de ondernemingsprocessen worden herzien en dus zonder dat de processen op een andere
manier moeten worden uitgevoerd. Het BPR-initiatief moet namelijk actief worden gemanaged. Indien
deze bewuste keuze niet wordt gemaakt, kan de oude manier van werken min of meer worden behouden.
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
42
Hier nemen we de stelling aan dat indien we de ondernemingsstrategie daadwerkelijk wensen te
ondersteunen aan de hand van de ERP-implementatie, er moet worden gestreefd naar maximale
afstemming tussen de gewenste uitvoering van de ondernemingsprocessen en de werking van het ERP-
systeem.
Jenson et al. (1999, blz. 32) is echter van mening dat de meeste ondernemingen gewoon de technische
mogelijkheden van het ERP-systeem overnemen. Dit zou kunnen leiden tot wat Porter (1998, blz. 44)
competitieve convergentie (‘competitve convergence’) noemt. Porter (1998, blz. 40) stelt dat een
concurrentievoordeel kan worden bekomen door het leveren van unieke waarde voor de klant. Dit kan
gerealiseerd worden door de activiteiten doorheen de waardeketen op een unieke manier uit te voeren.
Op die manier kan men zich werkelijk van de andere ondernemingen onderscheiden. Bij de
uiteenzetting van zijn kijk op het internet, zegt Porter (2001, blz. 72) dat het internet op een unieke
manier moet worden ingezet en wel zodanig dat het de ondernemingsstrategie ondersteunt (het internet
en de competitieve strategie worden als complementair gezien en er moet met andere woorden gezorgd
worden voor een grote dosis afstemming). Indien dit echter niet gebeurt, is de kans groot dat het
internetfenomeen de ‘competitieve convergentie’ versterkt. Hiermee bedoelt Porter (1998, blz. 44;
2001, blz. 71) dat de verschillen tussen de ondernemingen steeds kleiner worden waardoor de
consumenten hun keuze steeds meer op de prijs zullen baseren. Op die manier worden nodeloos
prijsoorlogen ontketend. Deze redenering zouden we kunnen doortrekken voor het ERP-systeem. We
moeten ons afvragen in hoeverre dat de ERP-implementatie de manier waarop ondernemingsprocessen
worden uitgevoerd, ondersteunt en in hoeverre het ERP-systeem op een unieke manier kan worden
ingezet. Indien er geen ruimte wordt overgelaten voor creativiteit bij het uitvoeren van de
waardecreërende activiteiten, dan kan het ERP-systeem een vernietiging van de waarde voor de klant
betekenen met de eventuele ondermijning van de ondernemingsstrategie tot gevolg.
Maar volgens Davenport (2000, blz. 14) moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de
verschillende beweegredenen waarom ondernemingen een ERP-systeem implementeren. Enerzijds kan
het gaan over een louter technische implementatie, waarbij men wel poogt de functionaliteit van het
informatiesysteem in de onderneming te vergroten, maar zo weinig mogelijk verandering probeert te
introduceren. Anderzijds implementeert men een ERP-systeem met als doel de strategie en de
competitiviteit van de onderneming te versterken. Hierbij probeert men zoveel mogelijk positieve
veranderingen en ondernemingswaarde teweeg te brengen. Daarnaast kan men hetzij een snelle, hetzij
eerder een trage, grondige implementatie nastreven. De combinatie van deze twee dimensies brengt ons
tot vier alternatieve implementatiebenaderingen (Davenport, 2000, blz. 15):
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
43
Figuur 4 : Vier alternatieve implementatiebenaderingen
Bron: Davenport, 2000, blz. 14.
De implementatiebenadering die alvast moet worden vermeden, is de implementatie die lang duurt en
slechts een technische focus kent (linker benedenhoek). Bij deze focus wordt er slechts weinig
ondernemingswaarde gecreëerd. Men maakt enkel het systeem operationeel zonder te zoeken naar
afstemming tussen het ERP-systeem en de ondernemingsstrategie. Gezien er maar weining
ondernemingswaarde wordt gecreëerd, kan men deze implementatie best zo snel mogelijk afwerken.
Een snelle, technische implementatie (linker bovenhoek) kan daarentegen wel zinvol zijn bijvoorbeeld
indien de onderneming komaf wenst te maken met de dringende technische problemen van het
verouderde, bestaande informatiesysteem.
Davenport (2000, blz. 15) is echter voorstander van het creëren van ondernemingswaarde bij het
implementeren van een ERP-systeem (rechter boven- en benedenhoek). Het creëren van deze
ondernemingswaarde is slechts mogelijk indien de strategie van een onderneming werkelijk door de
implementatie wordt ondersteund. Davenport (2000, blz. 110) argumenteert, net als Porter (2001, blz.
72) dit doet over het internet, dat het louter implementeren van een ERP-systeem een
concurrentievoorwaarde eerder dan een concurrentievoordeel is. Een concurrentievoorwaarde wordt
gedefinieerd als zijnde de minimale voorwaarden waaraan een onderneming dient te voldoen om de
concurrentiestrijd te kunnen aangaan (Heene, 2001, blz. 82). Om die reden moeten de ondernemingen
zichzelf eerst een aantal kritische vragen stellen om de strategische impact van het ERP-systeem te
Snelleoplossing
Het snelbehalen van een
voordeel
Eenminderwaardigeimplementatie
Duurzamecompetitiviteit
Vlug
Traag
Snelheid
Technisch Strategisch
Focus
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
44
achterhalen en zo pogen het strategisch voordeel trachten te maximaliseren. Deze vragen worden in de
onderstaande tabel 5 weergegeven.
Tabel 5: Een aantal kritische vragen voor een strategische ERP-implementatie
§ Welke zijn de huidige concurrentievoordelen van de onderneming en hoe zullen deze door het ERP-
systeem mogelijks worden beïnvloed?
§ Implementeren ondernemingen uit dezelfde sector ook een ERP-systeem en hoe kan dit hun
concurrentiepositie beïnvloeden?
§ Welke strategische dynamiek kan er ontstaan indien iedereen in de sector een ERP-systeem
implementeert?
§ Zijn er een aantal specifieke ondernemingsaspecten die mogelijks kunnen worden beschadigd door
het implementeren van een ERP-systeem?
Bron: Davenport, 2000, blz. 108
Davenport (2000, blz. 110) besluit dat het implementeren van ERP-systeem op zich niet van belang is,
maar wel de mate waarin de implementatie beter wordt uitgevoerd dan deze van de concurrenten. Hoe
meer afstemming er kan worden gecreëerd tussen de ondernemingsprocessen en de
ondernemingsstrategie enerzijds en het ERP-systeem anderzijds, hoe meer het de strategische positie
van de onderneming zal ondersteunen, hoe sterker de onderneming wordt tegenover haar concurrenten.
Schematisch kunnen we dit als in figuur 6 voorstellen.
Figuur 5: De mogelijke strategische ondersteuning van ERP-systemen
Bron: Eigen voorstelling
Besluitend kunnen we stellen dat het ERP-systeem geen afbreuk hoeft te doen aan de
ondernemingstrategie. Indien er wordt gestreefd naar maximale afstemming (via de juiste keuze van de
ERP-leverancier, procesmodellering, etc.) kan de concurrentiepositie van de onderneming worden
versterkt.
Ondernemingsstrategie Ondernemingsprocessen
ERP-systeem
Afstemming‘fit’
Versterking van destrategische positie
van de onderneming
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
45
2.6 MOGELIJKE REDENEN VOOR DE GERINGE IMPACT VAN EEN ERP-SYSTEEM
Beretta (2001, blz. 1) beweert dat een ERP-implementatie totnogtoe weinig impact op de organisatie
heeft gekend. Eigenlijk zouden we hiervoor een aantal mogelijke redenen uit dit tweede hoofdstuk
kunnen afleiden.
In de sectie 2.2 werd gesteld dat de procesgericht benadering via actief proces management werkelijk
moet worden uitgediept om het integratiepotentieel van het ERP-systeem te kunnen ontketenen
(Davenport, 2000, blz. 140; Beretta, 2001, blz. 1). Maar Davenport (2000, blz. 140) stelde dat maar
bitter weinig ondernemingen dit ook effectief hebben gedaan. Dit kan al een eerste reden zijn waarom
slechts een geringe impact valt te bespeuren.
In het volgende onderdeel 2.3 werd er opgemerkt dat het belangrijk is zoveel mogelijk modules te
implementeren om de integratie ten volle te kunnen laten spelen (Beretta, 2001, blz. 6). Een studie
uitgevoerd door de Gartner Group toonde echter aan dat slechts dertig tot veertig procent van de
bedrijfsfuncties worden ondersteund via het ERP-systeem (Van Damme, 2000b, blz. 96). Opnieuw een
reden waarom de invloed van een ERP-systeem op de organisatie wordt afgezwakt.
Vervolgens werd in onderdeel 2.4 gesteld dat een ERP-implementatie zelden gepaard gaat met een BPR-
project (Granlund et al., 2001, blz. 14). De reden hiervoor was dat ondernemingen het te risicovol
vinden tegelijk grote veranderingen te introduceren in zowel de IT-infrastructuur als in de
ondernemingsprocessen. Hierbij werd ook verwezen naar het feit dat ondernemingen slechts
verandering wensen toe te laten indien de medewerkers voldoende vertrouwd zijn met het ERP-systeem
en het ERP-systeem voldoende hebben aanvaard (Beretta, 2001, blz. 10).
Tenslotte werd er in onderdeel 2.5 vermeld dat de meeste ondernemingen het bij een louter technische
implementatie hielden (Jenson et al., 1999, blz. 32). Op die manier maken deze onderneming geen
volledig gebruik van de mogelijkheden om de ondernemingstrategie via een ERP-implementatie te
ondersteunen.
Samenvattend worden de mogelijke redenen voor de totnogtoe geringe impact van ERP-systemen op de
organisatie in de onderstaande tabel 6 weergegeven.
Hoofdstuk 2: De impact van een ERP-systeem op de organisatie van een onderneming
46
Tabel 6: Mogelijke redenen voor de geringe impact van het ERP-systeem op de organisatie
§ De meeste ondernemingen passen geen actief proces management toe om de procesgerichte
benadering volledig uit te diepen zodat het integratiepotentieel onbenut blijft.
§ Niet alle modules van het ERP-systeem worden geïmplementeerd zodat de integratie in de
organisatie niet ten volle kan spelen.
§ BPR gaat zelden gepaard met een ERP-implementatie, zodat een ERP-implementatie geen
aanleiding geeft tot een grondige verandering van de ondernemingsprocessen.
§ Er worden enkel veranderingen in de organisatie geïntroduceerd wanneer men volledig vertrouwd
is geraakt met het ERP-systeem
§ Veel ondernemingen zouden het slechts op een louter technische ERP-implementatie houden.
Bron: eigen voorstelling
Deze redenen opgesomd in tabel 6 kunnen ons misschien toelaten beter te begrijpen welke impact een
ERP-systeem al dan niet op management accounting heeft. Deze impact wordt in een derde hoofdstuk
nader onderzocht.
2.7 CONCLUSIE
In dit tweede hoofdstuk werd nagegaan of en hoe een ERP-systeem een invloed heeft op de organisatie
van een onderneming. Hierbij werden een aantal aspecten onderzocht.
Eerst werd nagegaan wat het gevolg is van de procesoriëntatie van een ERP-systeem (2.2). Hierbij
kwamen we tot de conclusie dat indien deze procesgerichte benadering actief via proces management
werd uitgediept, dit het integratiepotentieel van een ERP-systeem ten goede kan komen. In een volgend
onderdeel werd het begrip ‘integratie’ wat verder uitgediept (2.3). In het daaropvolgende onderdeel
werd de discussie rond BPR nader bekeken (2.4). Hierbij werden verschillende benaderingen met elkaar
vergeleken en werd de relatie tot het ERP-systeem blootgelegd. Verder werd nagegaan welke de
strategische implicaties waren van een ERP-implementatie en hoe een ERP-systeem de strategie van een
onderneming kan ondersteunen (2.5). Om af te sluiten werden een aantal mogelijke redenen aangereikt
waarom de implementatie van een ERP-systeem slechts een geringe impact op de organisatie kan
hebben (2.6). Deze redenen werden afgeleid uit de bevindingen uit dit tweede hoofdstuk.
In een derde hoofdstuk gaan we na welke impact ERP-systemen al dan niet kunnen hebben op
management accounting. Dit tweede hoofdstuk kan enigszins bijdragen deze impact beter te begrijpen.
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
47
HOOFDSTUK 3: ERP-SYSTEMEN EN
MANAGEMENT ACCOUNTING
3.1 INLEIDING
In dit derde hoofdstuk gaan we na op welke manier het ERP-systeem een impact op management
accounting kan hebben. Hierbij wordt een overzicht gegeven van de voornaamste vaststellingen die in
de (schaarse) literatuur te vinden zijn.
Eerst wordt gestart met een definiëring van management accounting (3.2). Op die manier kan het
domein worden afgebakend waarin de impact van het ERP-systeem al dan niet kan spelen. In een
volgend onderdeel wordt de link tussen ERP-systemen en accounting informatie systemen (AIS)
onderzocht (3.3). We gaan na in hoeverre een ERP-systeem als een AIS kan worden beschouwd en in
welke mate het ERP-systeem de rol van een AIS overneemt. Verder wordt nagegaan welke rol ERP-
systemen spelen bij het nemen van beleidsbeslissingen (3.4). Analoog wordt daarna onderzocht hoe
ERP-systemen de uitvoering van controleactiviteiten beïnvloeden (3.5). Op die manier wordt de impact
van het ERP-systeem op de twee grote deeldomeinen van management accounting bekeken, namelijk:
de besluitvorming en de controle. In het daaropvolgende onderdeel worden alle bevindingen nog eens
op een rijtje gezet (3.6). Om af te sluiten wordt tenslotte een licht geworpen op de implicaties van ERP-
systemen op het beroep van management accountants (3.7).
3.2 DEFINITIE VAN MANAGEMENT ACCOUNTING
Om een goed begrip te hebben van wat management accounting precies in zich draagt, is het zinvol eens
een blik te werpen op een aantal definities die in de literatuur terug te vinden zijn. Op die manier
kunnen we het gebied van management accounting afbakenen. Vanzelfsprekend is dit noodzakelijk om
de impact die ERP-systemen al dan niet op management accounting hebben, te kunnen begrijpen.
Ten eerste definieert Kaplan (1989, blz. 1), één van de fundamentele denkers op dit domein,
management accounting als volgt:
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
48
“Management Accounting is a system that collects, classifies, summarizes, analyses and reports
information that will assist managers in their decision making and control activities.” (Kaplan, 1989,
blz. 1)
Volgens deze definitie is het voorzien van informatie voor managers ten behoeve van de besluitvorming
en het uitvoeren van controleactiviteiten, het doel van management accounting.
Een andere definitie vinden we terug bij Atkinson et al. (1997, blz. 3). Volgens hem is management
accounting:
“The process of producing financial and operating information for organizational employees and
managers. The process should be driven by the informational needs of individuals internal to the
organization and should guide their operating and investment decisions.” (Atkinson et al., 1997, blz. 3)
Atkinson et al. (1997, blz. 3) ziet management accounting als het proces van het voorzien van financiële
en operationele informatie ter ondersteuning van operationele en investeringsbeslissingen. Belangrijk is
dat hierbij de focus op het intern gebruik van de informatie wordt gelegd. Dit is één van de criteria op
basis waarvan management accounting zich onderscheidt van ‘financial accounting’ of financiële
rapportering. Financiële rapportering richt zich op de externe rapportering over de financiële
performantie van de organisatie naar de aandeelhouders, banken, leveranciers, overheid etc. (Atkinson et
al., 1997, blz. 5). In tegenstelling tot financiële rapportering, handelt management accounting niet alleen
over financiële, maar ook over operationele gegevens:
“Management accounting information: financial and operating data about an organization’s activities,
processes, operating units, products, services, and customers.” (Atkinson et al., 1997, blz. 4)
Dit is slechts één van de verschilpunten tussen beide domeinen. De verschilpunten tussen management
accounting en financiële rapportering kunnen als volgt worden samengevat:
Tabel 7: Financiële rapportering versus management accounting
FINANCIËLE RAPPORTERING MANAGEMENT ACCOUNTING
Externe focus Interne focus
Gericht op het verleden Gericht op de huidige situatie en naar de toekomst
Enkel financiële informatie Zowel financiële als operationele informatie
Objectieve, consistente en precieze informatie Eerder subjectieve informatie met de nadruk op
relevantie en accuraatheid
Bron: Atkinson et al., 1997, blz. 5
Nog een andere definitie van management accounting vinden we bij Mearns (1981, blz. 16):
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
49
“The application of professional knowledge and skill in the preperation and presentation of accounting
information in such a way as to assist management in the formulation of policies and in the planning
and control of the operations of the undertaking.” (Mearns, 1981, blz. 16)
Net zoals Kaplan (1989, blz. 1) en Atkinson et al. (1997, blz. 3) legt Mearns (1981, blz. 16) de nadruk
op het bijstaan van het management. Mearns (1981, blz. 16) spreekt hier echter niet over het
ondersteunen van de besluitvorming van het management, maar wel over de het ondersteunen van de
planning en de controle over de diverse operaties. Dit vinden we ook terug bij Booth et al.(2000, blz. 7):
“Management accounting practises are applied instruments for strategic and operative planning and
control (performance evaluation)” (Booth et al., 2000, blz. 7)
Bij de definiëring van management accounting maken sommigen een onderscheid tussen management
accounting en ‘cost accounting’, terwijl andere auteurs de beide termen als synoniemen beschouwen
(Mearns, 1989, blz. 16). Zo wordt cost accounting als volgt gedefinieerd:
“Cost Accounting beperkt zich tot het opmaken van budgetten en het instellen van standaarden, tot het
berekenen van de werkelijke kosten en tot het uitvoeren van een verschillenanalyse op basis van de
werkelijke standaard gegevens.” (Bruggeman et al., 1996, blz. 131).
Cost accounting kan aanzien worden als een onderdeel van management accounting, voornamelijk ter
ondersteuning van de controleactiviteiten gezien de nadruk ligt op het opmaken van budgetten en het
uitvoeren van verschillenanalyses. Op die manier kan de performantie van de verschillende
verantwoordelijkheidscentra worden nagegaan, vandaar dat men soms ook spreekt over ‘cost center
accounting’. Cost accounting mag echter niet worden verward met ‘costing’. ‘Costing’ omvat alle
principes, methodes en technieken voor het vaststellen van kosten (Mearns, 1981, blz. 1). Hieronder
vallen dus alle kostprijsmethodes, zoals bijvoorbeeld Activity Based Costing (ABC). Zoals Mearns
(1981, blz. 1) het ziet, kan ‘costing’ als de kern van cost accounting worden beschouwd. Vooraleer
budgetten kunnen worden opgesteld of een verschillenanalyse kan worden uitgevoerd ter ondersteuning
van de controleactiviteiten, moet er eerst informatie omtrent de kosten worden verzameld.
Maar de door ‘costing’ verkregen kosteninformatie wordt ook gebruikt voor de ondersteuning van
diverse beleidsbeslissingen bij management accounting. Voorbeelden van dergelijke beleidsbeslissingen
worden in de onderstaande tabel 8 weergegeven.
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
50
Tabel 8: Beleidsbeslissingen bij management accounting
§ het al of niet opstarten van een nieuwe productieactiviteit (break-even analyse)
§ het al of niet aanvaarden van een speciaal order
§ de make-or-buy beslissing
§ het bepalen van de verkoopprijs
§ beslissingen met betrekking tot de productmix
§ winstgevendheidsanalyse
§ investeringsbeslissingen
Bron: Bruggeman et al., 1996, blz. 132
Hierbij is het belangrijk op te merken dat afhankelijk van het soort beleidsbeslissing er andere
kosteninformatie wenselijk zal zijn (Bruggeman et al., 1996, blz. 131).
Besluitend kunnen we stellen dat management accountants data zullen moeten verzamelen om te
verwerken tot informatie met als doel het management bij te staan bij de planning, besluitvorming en
controle. Voor de verdere uitwerking van de thesis, wordt het domein van management accounting
opgesplitst in twee grote blokken: management accounting ten behoeve van beleidsbeslissingen
enerzijds, en ter ondersteuning van controleactiviteiten anderzijds. Zo volgen we het voetspoor van
Kaplan (1989, blz. 1) die ook deze indeling hanteert (zie bovenvermelde definitie ).
3.3 ERP-SYSTEMEN EN HUN RELATIE TOT ACCOUNTING INFORMATIE
SYSTEMEN
Het management heeft nood aan informatie ten behoeve van de besluitvorming en controleactiviteiten.
Precies daarom werden accounting informatie systemen (AIS) ontwikkeld. Men kan zich nu de vraag
stellen of een ERP-systeem kan worden beschouwd als een AIS. Eigenlijk kunnen we stellen dat een
ERP-systeem inderdaad kan worden gezien als een AIS, maar dat een ERP-systeem veel meer is dan
alleen maar een AIS. De onderstaande figuur 7 maakt dit duidelijk.
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
51
Figuur 6: Het ERP-systeem bekeken vanuit een accountingstandpunt
Bron: Granlund et al., 2000, blz. 7
In het ERP-systeem wordt de accounting data bewaard in dezelfde grote database als alle andere data
met betrekking tot de organisatie. Het ERP-systeem linkt de accounting module met de andere modules
waardoor de informatie gemakkelijk kan worden uitgewisseld en geïntegreerd. Het is precies daardoor
dat volgens Scapens et al. (1998, blz. 48) ERP-systemen een grote invloed hebben op de relatie tussen
de AIS en de andere management informatiesystemen. Voor de komst van het ERP-systeem, lag de
nadruk vooral op het AIS waaraan andere systemen werden toegevoegd indien nodig. Nu veroorzaakt
het ERP-systeem een verschuiving door de accounting module te integreren met de andere modules van
het informatiesysteem zodat de nadruk niet meer hoofdzakelijk bij de accounting module ligt. Alle
modules maken nu gebruik van dezelfde database, waardoor consistente informatie wordt bekomen voor
alle doeleinden waarvoor men het ERP-systeem gebruikt.
Bij de ERP-implementatie heeft de onderneming de keuze al dan niet gebruik te maken van de
accounting mogelijkheden voorzien in het ERP-systeem. Het is namelijk zo dat de
accountingtechnieken ook kunnen worden uitgevoerd op basis van afzonderlijke systemen die dan
worden gelinkt met het ERP-systeem. We zouden hier dus kunnen spreken van een continuüm. In het
ene uiterste worden enkel de accountingmogelijkheden gebruikt die worden voorzien in het ERP-
systeem. In het andere uiterste speelt het accountinggebeuren zich uitsluitend af buiten het ERP-
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
52
systeem op basis van afzonderlijke applicaties. De redenen waarom ondernemingen soms beslissen te
werken met afzonderlijke applicaties kunnen verschillen (Granlund et al., 2000, blz. 8). Zo is het
mogelijk dat men in het recente verleden een belangrijke investering heeft gedaan in een nieuwe
applicatie en daarvan dan ook de vruchten wenst te plukken. Of het kan zijn dat men beslist om eerst de
basisfuncties te implementeren en op punt te zetten alvorens de meer geavanceerde technieken met het
ERP-systeem uit te voeren (cfr. supra 1.6). Nog een andere reden kan zijn dat men een afzonderlijke
applicatie wenst te gebruiken voor een bepaalde functie omdat men het zo gewoon is en men ervan
uitgaat dat het gebruik van de gelijknamige ERP-functie geen toename van efficiëntie met zich mee zou
brengen.
Kan men nu stellen dat het ERP-systeem de taak van het AIS volledig overneemt? Het antwoord op
deze vraag is afhankelijk van de plaats waar men zich in het continuüm bevindt. Indien enkel en alleen
gebruik wordt gemaakt van de accountingmogelijkheden voorzien in het ERP-systeem, kan men stellen
dat de rol van het AIS volledig door het ERP-systeem werd overgenomen. Wordt er daarentegen een
aantal accountingtechnieken uitgevoerd met behulp van afzonderlijke applicaties, dan behoudt het AIS
voor een stuk de eigen functionaliteit en wordt de werking ondersteund met data afkomstig uit het ERP-
systeem. Het ERP-systeem blijft dus sowieso een (al dan niet beperkte) rol spelen. Ook al worden er
enkel en alleen afzonderlijke applicaties gebruikt, dan nog kan het ERP-systeem een bijdrage leveren tot
het accountinggebeuren. De database van het ERP-systeem bezit namelijk een schat aan gegevens die
kunnen worden gebruikt bij het uitvoeren van allerhande accountingtechnieken. De vraag is natuurlijk
of dat ondernemingen dan ook effectief van deze ‘schat’ gebruik maken. Zoals later zal blijken, worden
de potentiële voordelen die het ERP-systeem biedt, niet altijd benut (cfr. infra 3.4 en 3.5).
Besluitend kunnen we stellen dat een ERP-systeem kan worden gezien als een AIS, maar dat het meer
inhoudt dan alleen maar een AIS. Daarnaast kan de rol van een AIS geheel overgenomen worden door
het ERP-systeem, terwijl de beide systemen ook naast elkaar kunnen bestaan.
3.4 DE ROL VAN ERP-SYSTEMEN BIJ HET NEMEN VAN BELEIDSBESLISSINGEN
3.4.1 COSTING
Zoal reeds onder punt 3.1 werd vermeld, omvat ‘costing’ alle principes, methodes en technieken voor
het vaststellen van kosten (Mearns, 1981, blz. 1). Hieronder vallen de verschillende kostprijsmethodes,
zoals bijvoorbeeld Activity-Based Costing (ABC). Vooraleer er beleidsbeslissingen kunnen worden
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
53
genomen of controleactiviteiten kunnen worden uitgevoerd, moet er eerst informatie worden
ingewonnen omtrent de verschillende kosten. Er valt op te merken dat ‘costing’ ook een bijdrage levert
tot het uitvoeren van de controleactiviteiten, maar om praktische redenen wordt het onder deze sectie
opgenomen. Om herhaling te vermijden, zal er dan bij de controle (cfr. infra 3.5) niet meer op worden
teruggekomen.
Wat ‘costing’ betreft, blijken ERP-systemen volgens Granlund et al. (2001, blz. 10) weinig impact te
hebben. Hij beweert dat de oude principes meestal gewoon in het nieuwe systeem worden
overgenomen: “The way costing is carried out now is not smarter, it’s only faster” (Granlund et al., blz.
10). Met andere woorden verandert er inhoudelijk bitter weinig. Enkel de snelheid waarmee de
activiteiten worden uitgevoerd, gaat erop vooruit.
Activity-Based Costing (ABC) wordt volgens Granlund et al. (2001, blz. 10) meestal buiten het ERP-
systeem toegepast en dit ondanks het feit dat de meeste ERP-systemen hiervoor de nodige
functionaliteiten voorzien. ABC wordt dan toegepast door middel van een afzonderlijke applicatie. Eén
van de redenen hiervoor is dat de voorziene functies in het ERP-systeem te complex zouden zijn. Een
andere reden wordt gezocht in het langdurige implementatieproces. De onderneming neemt eerst de
belangrijkste functies voor de basisactiviteiten over en pas later worden de meer gesofisticeerde
modellen overgenomen, waaronder ABC. Granlund et al. (2000, blz. 10) besluit hieruit dat ERP-
systemen geen aanleiding geven tot het implementeren van ABC, zodat het domein rond ‘costing’ op
deze manier geen invloed ondervindt. Indien ondernemingen ABC toepassen, dan is dit omdat ze reeds
met dit concept vertrouwd waren en dan gebeurt de toepassing hoofdzakelijk buiten het ERP-systeem.
Toch zou men kunnen denken dat een ERP-systeem heel wat informatie omtrent kosten en
kostendrijvers voor de ondersteuning van ABC kan bieden, aangezien ERP-systemen een procesgerichte
benadering kennen en een proces kan worden gezien als een aaneenschakeling van activiteiten. Uit de
literatuur blijkt dat tot op heden dit potentieel niet altijd wordt benut. Misschien heeft dit te maken met
het feit dat de procesgerichte benadering niet altijd wordt uitgediept. Zoals reeds eerder werd vermeld is
hiervoor actief procesmanagement noodzakelijk (cfr. surpa 2.1).
Ook al wordt ABC aan de hand van een afzonderlijke applicatie verzorgd, dan bestaat er toch een
mogelijkheid om voordeel te halen uit het ERP-systeem. Er kan namelijk een interface worden
ontwikkeld waardoor de gegevens uit het ERP-systeem kunnen worden overgebracht naar de ABC-
applicatie. Maar indien ABC in combinatie met een ERP-systeem wordt gebruikt, dan wijst Cooper et
al. (1998, blz. 109) op twee belangrijke zaken die men goed indachtig moet zijn.
Ten eerst moet er een onderscheid worden gemaakt tussen het kostprijssysteem ten behoeve van de
operationele controle en het ABC-kostprijssysteem. Het kostprijssysteem voor de operationele controle
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
54
geeft informatie omtrent de efficiëntie en de performantie van de verschillende
verantwoordelijkheidscentra. Een ABC-systeem daarentegen geeft inzicht in de winstgevendheid van
producten en identificeert domeinen voor procesverbetering. Volgens Cooper et al. (1998, blz. 109) zou
het ERP-systeem de valse belofte maken deze beide systemen volledig te kunnen integreren. Dit is
volgens hem niet correct en stelt dat geen enkel geïntegreerd informatiesysteem voldoende adequaat kan
zijn voor de beide doeleinden. De beide kostprijssystemen kunnen hoogstens deels worden
geïntegreerd.
Een eerste oorzaak hiervoor moet worden gezocht in het feit dat beide systemen het begrip ‘kost’ op een
andere manier definiëren (Cooper et al., 1998, blz. 111). Dit zorgt ervoor dat beide systemen niet
dezelfde inputgegevens kunnen gebruiken. Het begrip ‘kost’ in een operationeel controlesysteem
representeert de middelen die werkelijk worden beschikbaar gesteld (‘resource supply’) in een
verantwoordelijkheidscentrum (‘responsibility center’) en het gaat over kosten die door het centrum
controleerbaar en beheersbaar zijn. Dit komt overeen met de kosten die men typisch in de traditionele
financiële rapportering terugvindt. Het ABC-systeem daarentegen verzamelt kosten over de
verschillende verantwoordelijkheidscentra heen. Het begrip ‘kost’ omvat de standaardkosten van de
middelen die effectief worden gebruikt (‘resource consumption’) om een product of dienst te
vervaardigen. De kosten van ongebruikte middelen (‘cost of unused capacity’) worden hier dus
uitgesloten. Dit staat in contrast met het operationele controlesysteem, waar met de ongebruikte
capaciteit geen rekening wordt gehouden.
Een tweede verschilpunt waardoor de beide kostprijssystemen niet volledig kunnen worden
geïntegreerd, heeft te maken met het feit dat het ABC-systeem minder accurate data behoeft dan het
operationele controlesysteem (Cooper et al., 1998, blz. 111). Het ABC-systeem doet meer beroep op
geschatte kosten om zo de kosten van informatieverzameling te drukken. Indien het management
bijvoorbeeld een idee zou wensen te hebben over de kosten in verband met een geproduceerde batch,
dan kunnen de kosten aan de producten worden toegewezen op basis van één enkele kostendrijver
(bijvoorbeeld het aantal instellingen van de machine). Op basis hiervan kunnen managers goede
beslissingen maken, hoewel het gebruik van meerdere kostendrijvers (bijvoorbeeld het aantal
instellingen, het aantal insteluren) een meer accurate kost zou weergeven.
Deze verschillen maken duidelijk dat de kost van een bepaald item zal verschillen afhankelijk van het
gebruikte systeem. Daarom moeten beide systemen goed uit elkaar worden gehouden en moet het ERP-
systeem verschillende functies voorzien om aan beide doeleinden te kunnen tegemoetkomen. Een ERP-
leverancier die hier geen rekening mee houdt, zal ongetwijfeld met problemen te kampen krijgen.
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
55
Een tweede belangrijk item waar Cooper et al. (1998, blz. 112) bij het gecombineerd gebruik van ERP-
en ABC-systemen op wijst, heeft te maken met het gevaar voor het gebruik van ‘real-time’ data uit het
ERP-systeem. De bedoeling van het ABC-systeem is volgens Cooper et al. (1998, blz. 112) de
managers op de hoogte te stellen waar winsten worden gemaakt en waar ze worden verloren. Het geeft
inzicht in de onderliggende efficiëntie. Deze efficiëntie wordt niet gemeten door het werk dat men
denkt te kunnen verrichten, maar door het werk dat kan worden verricht gegeven de beschikbare
middelen. Het is namelijk zo dat de (standaard)kost per eenheid ‘kostendrijver’ wordt bepaald door de
kost van de activiteit te delen door het volume van de kostendrijver gegeven de normale
capaciteitsbezetting. Bij de kostencalculatie wordt er een onderscheid gemaakt tussen het verbruik van
de middelen (‘resource consumption’) en de inzet van de middelen (‘resource supply’). Door het
verschil tussen beide te maken kunnen inefficiënties aan het licht komen, namelijk de kosten verbonden
aan niet gebruikte capaciteit (‘cost of unused capacity’) (Bruggeman et al., 2001, blz. 61).
Indien managers nu in de verleiding zouden worden gebracht de ‘real-time’ data te gebruiken om de
geschatte standaardkosten te vervangen door de werkelijke kosten of om het volume van de
kostendrijver bij de normale bezetting te vervangen door het werkelijk aantal eenheden kostendrijver,
dan zouden op die manier korte termijn fluctuaties in de kostprijsberekening binnensluipen (Cooper et
al., 1998, blz. 112). Dit zou dan op zijn beurt kunnen leiden tot verkeerde beslissingen op vlak van
producten en klanten. Zodoende wordt de strategische kostprijscalculatie ondermijnd. Het is namelijk
zo dat de kost per eenheid kostendrijver wordt bepaald door de kosten van een bepaalde activiteit te
delen door het volume van een kostendrijver bij een normale bezettingsgraad. De kostprijs van een
product wordt in een ABC-kostprijssysteem berekend door deze kost per eenheid kostendrijver te
vermenigvuldigen met het aantal eenheden kostendrijver nodig om het product te verwezenlijken. Deze
oefening doet men over voor alle activiteiten nodig om het product te vervaardigen en tenslotte
sommeert men al de resultaten om tot de kostprijs van het product te komen. Indien managers nu
bijvoorbeeld worden verleid om het werkelijk volume kostendrijver te gebruiken, dan zal de kostprijs
toenemen in periodes van een groot volume (kost per eenheid kostendrijver daalt) en het omgekeerde
gebeurt in periodes van een klein volume (kost per eenheid kostendrijver stijgt). Indien managers zich
hier onvoldoende van bewust zijn en het onderscheid tussen werkelijke of ‘real-time’ gegevens en
standaardgegevens niet voldoende kunnen maken, zullen ze verkeerde beleidsbeslissingen nemen. In
periodes van een hoog activiteitenvolume zou het product winstgevender lijken dan in periodes van een
laag activiteitenvolume. Hierdoor zouden managers bijvoorbeeld verkeerde beslissingen kunnen nemen
bij het herprijzen van een product of zouden ze een product kunnen elimineren of toevoegen aan de
productmix terwijl dit eigenlijk niet geoorloofd is.
Cooper et al. (1998, blz. 113) is van mening dat een ABC-systeem gebasseerd op een ERP-platform wel
goede informatie (op basis van werkelijke of ‘real-time’ gegevens) kan geven omtrent de werkelijke
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
56
winstgevendheid van producten en klanten, maar indien de kostprijs moet worden berekend, zou men dit
moeten doen door het aantal eenheden kostendrijver te vermenigvuldigen met de standaardkost per
eenheid kostendrijver.
3.4.2 BESLUITVORMING
De bij ‘costing’ verkregen kosteninformatie wordt gebruikt om aan de hand van verschillende
management accountingtechnieken tot belangrijke beleidsbeslissingen te komen. Deze
beleidsbeslissingen zijn van uiteenlopende aard en gaan onder meer over make-or-buy beslissingen,
verkoopprijsbepalingen, productmix beslissingen, enz. (cfr. supra 3.2).
Een eerste belangrijk onderwerp betreft het feit dat management accountingtechnieken volgens Scapens
(1994, blz. 317) nogal rigide zouden zijn. Hij argumenteert dat dit te maken heeft met het routinematig
karakter van de management accountingtaken waardoor er slechts moeizaam wordt gereageerd op
veranderingen in het productieproces of in de technologie in het algemeen. Dit betekent niet dat er
absoluut geen evolutie is te zien in de accountingtechnieken. Nieuwe technieken kunnen hun intrede
doen, maar na verloop van tijd zouden ook deze een routinematig karakter krijgen waardoor ze rigide
worden (Scapens, 1994, blz. 317). Maar volgens Burns et al. (2000, blz. 17) is het juist deze stabiliteit
van het accountingsysteem die de beheersbaarheid van de besluitvorming in de onstabiele omgeving van
vandaag bevordert.
Men kan zich nu de vraag stellen of de besluitvorming, omwille van deze zogenaamde rigiditeit, al dan
niet zal worden beïnvloed door de introductie van een ERP-systeem, aangezien deze introductie als een
technologische verandering kan worden beschouwd en accountingtechnieken hierop slechts moeizaam
reageren. Fahy et al. (1999, blz. 16) stelt vast dat de besluitvormingsactiviteiten van die aard zijn dat het
moeilijk is voor ERP-systemen de nodige analyse te leveren. Dit zou zelfs kunnen leiden tot een
discontinuïteit in het besluitvormingsproces. ERP-systemen zouden nog teveel gericht zijn op het louter
verzamelen en verwerken van data tot informatie, maar nog te weinig tegemoetkomen aan de ad hoc
ondersteuning die zo typisch en noodzakelijk is bij de besluitvorming. Voor een aantal
accountingtechnieken schiet het ERP-systeem klaarblijkelijk nog te kort:
“… for at least some of the activities that accountants perform, they need to interact with their
informtion system in a much richer way than is provided by ERP-systems.” (Fahy et al., 1999, blz. 16).
Samengevat stelt Fahy et al. (1999, blz. 2) dat er enige ambiguïteit bestaat omtrent het uiteindelijke doel
van ERP-systemen. De nadruk zou nog teveel op het automatiseren van het informatieproces worden
gelegd in plaats van op de (strategische) informatiebehoeften van het management. ERP-systemen
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
57
zouden daarentegen wel de voorziening van data voor management accounting bevorderen, maar het kan
de bestaande besluitvormingscapaciteiten van de organisatie ontwrichten.
Een studie uitgevoerd door Booth et al. (2000, blz. 10) toont inderdaad aan dat de meeste van de
onderzochte ondernemingen ERP-systemen als een krachtig medium voor dataverwerking aanzien, maar
dat het een zwakke ondersteuning levert voor de besluitvorming. Daarom zouden sommige
ondernemingen blijven gebruik maken van alleenstaande applicaties (bijvoorbeeld onder de vorm van
spreadsheets) voor de besluitvorming omdat deze wel toelaten de analyse aan te wenden tijdens het
uitvoeren van de besluitvormingsactiviteiten (Fahy et al., 1999, blz. 16). Dit zorgt er dan voor dat,
buiten een betere informatievoorziening, slechts een geringe invloed van een ERP-implementatie kan
worden uitgeoefend op het vlak van analyse ten behoeve van de besluitvorming. Volgens deze eerste
vaststelling zou de impact van ERP-systemen op de besluitvorming gering blijven, niet zozeer omdat de
toegepaste accountingtechnieken rigide zijn, maar wel omdat de ERP-systemen te weinig toelaten
volwaardige accountingtechnieken uit te voeren die de nodige analyse voor de besluitvorming kunnen
leveren.
Een aantal grote ERP-verdelers hebben dan ook de laatste jaren de kritiek gekregen dat de ERP-
systemen te weinig in staat zijn om de besluitvorming op een adequate manier te ondersteunen. Dit
brengt een trend met zich mee waarbij de ERP-verdelers meer en meer analytische toepassingen in het
ERP-systeem voorzien opdat de (strategische) besluitvorming van topmanagers kan worden bevorderd
(Fahy et al., 1999, blz. 6; Granlund et al., 2001, blz. 14).
Een tweede onderwerp heeft te maken met het feit dat een ERP-systeem over het algemeen (nog) geen
implementatie van nieuwe accountingtechnieken stimuleert, waardoor er op die manier ook geen invloed
op de besluitvorming kan ontstaan (Granlund et al. 2001, blz. 18). Met nieuwe accountingtechnieken
worden vooreerst deze technieken bedoeld die de onderneming voorheen nog niet toepaste. Een
verkennende studie uitgevoerd door Booth et al. (2000, blz. 15) toont aan dat er nog geen significant
verband te vinden is tussen de implementatie van een ERP-systeem en het invoeren van nieuwe
accountingtechnieken, tenzij in een aantal uitzonderlijke gevallen zoals bijvoorbeeld de analyse van
klantenwinstgevendheid of het aanduiden van indicatoren voor financiële performantie. Op het eerste
zicht kunnen ERP-systemen dus niet aanzien worden als aanzet voor het toepassen van nieuwe
technieken.
Granlund et al. (2001, blz. 14) is echter van mening dat deze situatie in de toekomst kan veranderen. Dit
zal dan wel te maken hebben met nieuwe accountingtechnieken in de zin van ‘nieuw’ voor iedereen,
zoals bijvoorbeeld de ‘Balanced Scorecard’ (BSC) die pas vrij recent zijn intrede heeft gedaan. Volgens
hem zijn meer en meer ERP-verdelers druk in de weer met het ontwikkelen en/of verbeteren van de
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
58
zogenaamde SEM-modules (Strategic Enterprise Management). Hieronder wordt bijvoorbeeld een
module voor de BSC verstaan. Dit zou ondernemingen door de implementatie van een ERP-systeem
ertoe kunnen aanzetten deze techniek toe te passen. Op welke manier zich dit in de toekomst zal verder
zetten, zal volgens Booth et al. (2000, blz. 2) nog grondig moeten worden onderzocht daar hierover nog
te weinig informatie beschikbaar is:
“Despite the growing dominance of integrated enterprise information systems or ERP-systems, very
little is known about […] what impact ERP is having on the adoption or non-adoption of ‘new
accounting practises’ such as EVA, Balanced Scorecard, etc.” (Booth et al., 2000, blz. 2).
O’Donnell et al. (2000, blz. 194) stelt dat men zich niet alleen kan afvragen op welke manier een ERP-
systeem op zich de besluitvorming kan beïnvloeden, maar ook of er verschillen bestaan tussen de
verschillende ERP-pakketten (met andere woorden tussen ERP-systemen van de verschillende ERP-
leveranciers) met betrekking tot de besluitvorming. Dit brengt de discussie wel op een ander niveau.
Indien men de besluitvorming wenst te vergelijken tussen de verschillende ERP-pakketten, dan zal men
eerst moeten nagaan wat de onderliggende assumpties en structuren zijn van de verschillende pakketten.
Pas daarna kan men een vergelijking maken. Maar ook hierover is er in de wetenschappelijke literatuur
weinig tot zelfs niets bekend.
Om te besluiten kunnen we stellen dat ERP-systemen slechts een geringe impact blijken te hebben op de
besluitvorming. ERP-systemen schieten nog te kort bij het aanreiken van de nodige
analysemogelijkheden, waardoor ondernemingen hun toevlucht zoeken in aanvullende applicaties.
Daarnaast stimuleert een ERP-systeem niet onmiddellijk een toepassing van een nieuwe
accountingtechniek. Dit kan in de toekomst echter veranderen met de komst van innoverende
technieken zoals bijvoorbeeld de ‘Balanced Scorecard’.
3.5 DE ROL VAN ERP-SYSTEMEN BIJ HET UITVOEREN VAN CONTROLE-
ACTIVITEITEN
3.5.1 ALGEMEEN
Bij de definiëring van management accounting werd gewezen op het feit dat management accounting de
taak heeft het management te ondersteunen op twee belangrijke domeinen: de besluitvorming en de
controle. In het voorgaande stuk werd de invloed van een ERP-systeem op de besluitvorming bekeken.
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
59
In wat hierna komt, bespreken we de tweede pijler en gaan we de mogelijke impact van ERP-systemen
op de controleactiviteiten na.
In de literatuur vinden we een aantal bevindingen terug voor de controleactiviteiten in het algemeen.
Ten eerste wijst onderzoek, uitgevoerd door Granlund et al. (2001, blz. 13), op het feit dat een ERP-
implementatie kan leiden tot een verschuiving in de organisatie van verantwoordelijkheden en
bevoegdheden om controle uit te voeren. Dit zou te wijten zijn aan de impact die ERP-systemen kunnen
hebben op de organisatiestructuur en de verdeling van de taken tussen de verschillende afdelingen.
Maar Granlund et al. (2001, blz. 13) argumenteert dat dit daarom nog niet leidt tot een verandering van
de management controletechnieken. Hoewel er met andere woorden in de organisatie een verandering
kan plaatsvinden op vlak van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, lijken ERP-systemen maar
weinig impact te hebben op management controletechnieken.
Maccarrone (2000, blz. 14) daarentegen wijst op het feit dat een ERP-implementatie, afhankelijk van
een aantal factoren, toch een verbetering van de controleactiviteiten met zich mee kan brengen. De mate
waarin deze verfijning zich voordoet, is afhankelijk van een aantal factoren. Het gevoerde onderzoek
toont aan dat er een correlatie bestaat tussen de bevorderingen van de management controleactiviteiten
die het ERP-systeem met zich meebrengt en de reeds verstreken gebruiksduur enerzijds en de
volledigheid van het ERP-systeem anderzijds. Het aantal jaren dat een ERP-systeem reeds gebruikt
wordt, bepaalt in sterke mate de effectiviteit van het systeem. Dit heeft te maken met het feit dat er zich
leereffecten kunnen voordoen: hoe langer het ERP-systeem reeds operationeel is, hoe meer de
medewerkers in de organisatie vertrouwd zijn met het ERP-systeem. De volledigheid van het ERP-
systeem wijst op het aantal modules dat de organisatie implementeert. Deze volledigheid lijkt volgens
Maccarrone (2000, blz. 14) een positieve impact te hebben op de uit te voeren controleactiviteiten. Dit
kan voortkomen uit het feit er een groter integratie-effect optreedt bij een grotere volledigheid van het
ERP-systeem. We hebben in hoofdstuk twee vermeld dat deze volledigheid één van de voorwaarden
vormt om tot integratie te komen (cfr. supra 2.3). Op zijn beurt heeft deze integratie mogelijks een
invloed op de controleactiviteiten. Integratie laat namelijk een betere doorstroming van informatie toe
zodat de transparantie in de onderneming vergroot. Hierdoor kan er een betere controle worden
uitgevoerd. Verdaasdonk et al. (2000, blz. 451) vermeldt dat deze transparantie ook een probleem met
zich mee kan brengen. Deze transparantie laat immers toe dat ook anderen in de organisatie over de
schouder van de management accountant kunnen meekijken zodat de oorzaken van de fouten voor
iedereen zichtbaar worden. Niet iedereen in de organisatie zal waarschijnlijk even opgezet zijn met dit
feit.
Om af te ronden kunnen we stellen dat Granlund et al. (2001, blz. 13) van mening is dat er zich geen
echte invloed van ERP-systemen op de controleactiviteiten blijkt te uiten, terwijl Maccarrone (2000, blz.
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
60
14) beweert dat de controletechnieken via de gebruiksduur en de volledigheid van het ERP-systeem
positief worden beïnvloed.
3.5.2 COST ACCOUNTING
Reeds eerder werd vermeld dat cost accounting veelal wordt aanzien als een onderdeel van management
accounting (cfr. supra 3.2). Het richt zich voornamelijk op het opstellen van budgetten en het uitvoeren
van verschillenanalyses (Bruggeman et al., 1996, blz. 132). In deze context is het nagaan van de
performantie van de verschillende verantwoordelijkheidscentra een wezenlijk onderwerp van cost
accounting. In het navolgende stuk werpen we een licht op de bevindingen die in de literatuur worden
teruggevonden omtrent de impact van ERP-systemen op cost accounting. Om het overzicht enigszins te
bewaren wordt alles wat te maken heeft met budgettering in een volgend onderdeel behandeld (cfr infra.
3.5.3).
Een eerste bevinding merken we op bij Granlund et al. (2001, blz. 10). Hij beweert dat, hoewel de
logica waarop cost accounting is gesteund niet blijkt te worden beïnvloed, ERP-systemen het toch
mogelijk maken analyses uit te voeren in meerdere en nieuwe dimensies. Door middel van een ERP-
systeem kan men nu bijvoorbeeld de omzet analyseren op zowel klantniveau als landniveau, terwijl dit
vroeger misschien niet het geval was. Christiansen et al. (1995, blz. 221) argumenteert dat er een
uitbreiding van het aantal dimensies in een record mogelijk wordt doordat ERP-systemen toelaten meer
en meer te werken met complexe financiële databases. Aan de hand van zogenaamde ‘drill-down’
functies kunnen verschillende dimensies van een object (klant, product, productieprocessen, etc.)
worden geconsulteerd. Op die manier kunnen ondernemingen hun ‘informatiematrix’ uitbreiden en
kunnen ze een completer beeld van de werkelijkheid vormen bij het analyseren en controleren van hun
operaties. Granlund et al. (2001, blz. 10) voegt eraan toe dat niet zozeer de inhoud van de data is
veranderd, maar dat de gebruiksmogelijkheden van die data sterk zijn toegenomen, wat een positieve
bijdrage levert tot management accounting. Zo vermeldt Fahy et al. (1999, blz 12) bijvoorbeeld dat het
ERP-systeem toelaat om de gerealiseerde en de gebudgetteerde kosten naast elkaar te projecteren op het
meest gedetailleerde niveau, zoals bijvoorbeeld van het niveau van subassemblages van een bepaald
product tot op het niveau van de diverse productiecellen. Dit draagt dus bij tot een meer gedetailleerde
verschillenanalyse, hoewel de logica van de manier waarop de verschillenanalyse wordt uitgevoerd op
zich niet hoeft te veranderen.
Besluitend kunnen we stellen dat hoewel de logica waarop ‘cost accounting’ is gebasseerd geen invloed
van een ERP-implementatie blijkt te ondervinden, er toch een kwalitatieve verbetering kan worden
vastgesteld. Het ERP-systeem laat namelijk toe verschillenanalyses uit te voeren op een groter
gedetailleerd niveau. Op die manier kunnen de bronnen van verschillen nog beter worden achterhaald.
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
61
3.5.3 BUDGETTERING
Het budgetteringsproces is niet alleen een plannings- en een coördinatiemechanisme, maar zeer zeker
ook een controlemechanisme. Door het verschil te maken tussen de werkelijkheid en het budget, kan
worden nagegaan hoe de verschillende afdelingen hebben gepresteerd en in welke mate corrigerende
acties noodzakelijk zijn (Bruggeman et al., 2001, blz. 148). Hierna wordt besproken in welke mate
ERP-systemen de budgettering al dan niet beïnvloeden.
Ten eerste argumenteert Granlund et al. (2001, blz. 12) dat ERP-systemen slechts een weinig invloed
uitoefenen op het budgetteringsproces. Een aantal van de door hem onderzochte ondernemingen is
echter wel van mening dat een ERP-systeem zorgt voor meer accurate voorspellingen, wat de kwaliteit
van de budgettering ten goede komt. Het budgetteren zelf daarentegen gebeurt nog vaak buiten het
ERP-systeem (Maccarrone, 2000, blz. 7). Hierdoor blijft de impact dan ook zeer gering. Indien het
budgetteringsproces wel wordt uitgevoerd aan de hand van het ERP-systeem, dan nog blijkt volgens
Granlund et al. (2001, blz. 12) de inhoud en het proces op zich weinig te zijn veranderd. Toch is hij van
mening dat ERP-systemen het potentieel bezitten om de traditionele manier van budgetcontrole te
kunnen beïnvloeden. Dit zou komen omdat ERP-systemen in staat zijn informatie te voorzien met
betrekking tot de huidige situatie (‘real-time’). We kunnen hieruit afleiden dat het budget nu sneller kan
worden opgevolgd doordat het ERP-systeem de onderneming van ‘real-time’ gegevens voorziet.
Vroeger was dit niet het geval en kon het budget slechts met vertraging worden opgevolgd. Dit had als
nadeel dat corrigerende acties soms te laat werden genomen. Via ERP-systemen kan nu aan dit
probleem worden tegemoet gekomen.
Een tweede bevinding heeft te maken met Activity-Based Budgetting (ABB). Men spreekt van ABB
indien het budgetteringsproces gebeurt op basis van ABC-informatie. In het ERP-systeem kan een
module voor ABC zijn voorzien, maar het is ook mogelijk dat een onderneming het ABC-model toepast
op basis van een aparte applicatie (cfr. supra 3.4.1). Net zoals we bij ABC hebben gezien, kan er ook
een samenspel tussen ABB en het ERP-systeem worden ontwikkeld. Volgens Baxendale et al. (2000,
blz. 68) moet nadat het budget werd opgemaakt volgens de techniek van ABB, dit gedetailleerd budget
worden overgebracht van de alleenstaande applicatie naar het ERP-systeem. Dit zou slechts éénmaal
per jaar moeten gebeuren, namelijk na de goedkeuring van het budget. Dit is dus bij het begin van de
budgetcyclus. Binnen het ERP-systeem kan deze budgetinformatie dan worden gebruikt om de
traditionele controleactiviteiten uit te voeren. Het budget wordt met andere woorden systematisch
opgevolgd door het uitvoeren van een verschillenanalyse, waarbij de werkelijke kosten (die ‘real-time’
uit het ERP-system kunnen worden gehaald) worden vergeleken met de gebudgetteerde kosten (de data
die uit het ABC-systeem werd overgebracht naar het ERP-systeem). Op die manier kunnen zowel de
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
62
voordelen van ABB als het voordeel van de ‘real-time’ gegevens uit het ERP-systeem (wat hierboven
reeds werd vermeld) worden gecombineerd.
Een derde bevinding wordt gegeven door Mackey et al. (1995, blz. 96). In zijn uiteenzetting bespreekt
hij de impact die de MRP-techniek heeft op accounting. Gezien een ERP-systeem gebaseerd is op deze
MRP-techniek (cfr. supra 1.4), kunnen we stellen dat deze conclusies ook zullen gelden voor een ERP-
implementatie. Zo stel Mackey et al. (1995, blz. 96) dat door het gebruik van de MRP-techniek de
productieplanning zeer gedetailleerd wordt en de verschillende activiteiten zichtbaar en contoleerbaar
worden gemaakt. Indien de budgettering aan deze informatie wordt gekoppeld, dan wordt de
mogelijkheid om speling of ‘slack’ in het budget in te bouwen, gereduceerd en kan dit dus leiden tot het
implementeren van strakkere budgetten. Dit is consistent met de bevinding dat budgetspeling afneemt
naarmate de informatieasymmetrie wordt afgebouwd (Bruggeman et al., 2001, blz. 163).
Hoewel Granlund et al (2001, blz. 12) argumenteert dat ERP-systemen totnogtoe slechts een weinig
invloed blijken te hebben op het budgetteringsproces, is hij ook van mening dat deze systemen toch het
potentieel bezitten om de kwaliteit van de budgettering te bevorderen. Enerzijds zijn er ‘real-time’
gegevens voorhanden waardoor het budget sneller kan worden opgevolgd. Anderzijds leidt de ERP-
informatie volgens Mackey et al. (1995, blz. 96) tot een afname van de budgetspeling.
3.5.4 PRESTATIEMETING
De prestatiemeting heeft tot doel de performantie van de verschillende verantwoordelijkheidscentra na te
gaan. Daar ERP-systemen alle delen in de organisatie met elkaar integreert zodat ook informatie met
betrekking tot deze verschillende afdelingen gemakkelijk kan worden geraadpleegd, lijkt het logisch dat
ERP-systemen nieuwe deuren voor prestatiemeting kunnen openen. Nochtans vindt men hiervan niet
veel vaststelling terug in de literatuur.
Bij Fahy et al. (1999, blz. 8) vinden we het volgende. Volgens hem zouden de verschillende
verantwoordelijkheidscentra door het ERP-systeem nu zelf in staat zijn om die kosteninformatie te
verzamelen die ze nodig hebben om hun performantie te verbeteren. Daarna kan elke afdeling deze
informatie doorsturen naar de management accountant met het oog op de financiële rapportering. Indien
elkeen zijn eigen kosteninformatie verzamelt, heeft dit wel tot gevolg dat deze informatie meer verspreid
wordt in de organisatie. Dit staat echter haaks op de huidige situatie waarbij kosteninformatie aanzien
wordt als strategisch gevoelig en waarbij deze informatie enkel beschikbaar wordt gesteld voor het
topmanagement. In de nieuwe benadering heeft elke werknemer echter toegang tot de kosteninformatie
opdat zo hun performantie kan worden bevorderd en bijgestuurd. Het is dan ook de vraag of
ondernemingen deze benadering werkelijk (zullen) toepassen.
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
63
Het middel om tegenwoordig de performantie te meten is ongetwijfeld de Balanced Scorecard (BSC).
Toch is de link met het ERP-systeem nog niet eenduidig. De BSC wordt nog al te vaak ondersteund
door middel van spreadsheets of daarvoor specifiek ontworpen software. Volgens Granlund et al. (2001,
blz. 11) bezitten ERP-systemen echter veel potentieel om het opbouwen en gebruiken van de BSC te
vergemakkelijken, bijvoorbeeld door de gemakkelijke en vlugge toegang tot operationele data. ERP-
verdelers zijn op heden dan ook druk in de weer om de BSC te integreren in het ERP-systeem. Maar
volgens Granlund et al. (2001, blz. 11) hebben ERP-systemen totnogtoe geen grote invloed gehad op de
ontwikkeling van de BSC en lijkt de speciaal ontwikkelde software voor de BSC meer flexibel en
gebruiksvriendelijk op vlak van analyse en rapportering.
Besluitend zouden we kunnen stellen dat een ERP-systeem wellicht mogelijkheden bezit om de
effectiviteit van de prestatiemeting te verbeteren. Hiervan is slechts weinig bekend.
3.5.5 RAPPORTERING
Op basis van de rapportering maken de management accountants de resultaten aan de betrokken
managers kenbaar en op basis daarvan kunnen deze managers hun besluitvormings- en
controleactiviteiten uitvoeren. Nu kunnen we ons ook hier de vraag stellen in welke mate een ERP-
systeem de rapportering beïnvloedt. Er valt op te merken dat de rapportering ook onder het blok van de
besluitvorming (cfr. supra 3.4) thuishoort. Om praktische redenen wordt het hier op het einde van het
onderdeel over de controleactiviteiten behandeld.
Een eerste vaststelling vinden we terug bij Fahy et al. (1999, blz. 12). Een door hem uitgevoerd
praktijkonderzoek toont aan dat er geen al te grote veranderingen in de routinerapporten opgetreden zijn
door de introductie van een ERP-systeem, maar dat er wel grote verbeteringen merkbaar zijn in de ad
hoc rapportering:
“The drilldown features gives immediate access to detailed level of information and gave rise to
increased opportunities for data manipulation. In particular exporting information to Excel or another
spreadsheet application allows the user to perform further analysis. Data which previously took several
hours to extract from legacy systems was now available in a matter of minutes.” (Fahy et al., 1999, blz.
12).
Eigenlijk bevestigt deze bevinding dat het ERP-systeem op zich niet adequaat genoeg is om voldoende
ad hoc ondersteuning te leveren ten behoeve van de besluitvorming (cfr. supra 3.4.2). Er moet een
beroep worden gedaan op spreadsheets om de verdere analyse te leveren. Maar het ERP-systeem zorgt
wel voor een afname van de tijd voor het verzamelen en samenstellen van de data waardoor er meer tijd
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
64
kan worden gespendeerd aan het analyseren van de data. Op die manier kan het wel een positieve
invloed hebben op de besluitvorming.
Daarnaast is het misschien niet onverstandig om in het begin van de ERP-implementatie een blijvend
gebruik te maken van spreadsheets naast het ERP-systeem zelf. Op die manier krijgen de medewerkers
de tijd vertrouwd te geraken met het nieuwe systeem. Naarmate de tijd vordert, kunnen de
rapporteringsfuncties in het ERP-systeem worden geïntegreerd en kan het gebruik van spreadsheets
geleidelijk worden afgebouwd. Zo vermindert men de kans op een onderbreking van de
rapporteringscyclus bij de overschakeling naar het ERP-systeem.
Een tweede vaststelling leert ons dat een ERP-implementatie soms kan leiden tot een overvloed aan
informatie voor het management. Dit wordt weerspiegeld door het groter detailniveau in de rapportering
die het ERP-systeem mogelijk maakt (Fahy et al., 1999, blz. 13). Het zal er in wezen op aan komen om
ervoor te zorgen dat het overzicht in de rapportering wordt bewaard. Men zal dan ook enige discipline
aan de dag moeten leggen om zich niet te laten verleiden door de veelheid aan functies voorzien in het
ERP-systeem en om zich af te vragen wat nu echt relevant is voor de managers. Zo kan er worden
verhinderd dat managers worden overspoeld met gegevens die misschien op zich interessant, maar in de
betreffende situatie niet relevant zijn.
Besluitend kunnen we stellen dat er voor de rapportering naast het ERP-systeem ook nog gebruik wordt
gemaakt van spreadsheets. We zouden met andere woorden kunnen stellen dat de functionaliteit van het
AIS voor een stuk behouden blijft en de rol niet volledig door het ERP-systeem wordt overgenomen
(cfr. supra 3.3). Aangepaste rapporten worden nog steeds vervaardigd aan de hand van spreadsheets,
maar de brondata wordt bekomen via het ERP-systeem. De kwaliteit van deze gegevens is verbeterd
omwille van het ERP-systeem. De grote hoeveelheid van routinerapporten worden geleverd door het
ERP-systeem, terwijl de op maat gemaakte rapporten enkel een beroep doen op de data uit het ERP-
systeem. Bij de rapportering moet men zich hoeden voor een te grote detaillering die het ERP-systeem
mogelijk maakt en moet men zich beperken tot de relevante gegevens.
3.6 OVERZICHT VAN DE IMPACT VAN EEN ERP-SYSTEEM OP MANAGEMENT
ACCOUNTING
Om een goed overzicht te hebben op welke deeldomeinen van management accounting een ERP-
systeem wel of geen invloed heeft, worden de bevindingen uit de onderdelen 3.4 en 3.5 samengevat in
de onderstaande tabel 9. Hierbij moet worden opgemerkt dat, om een compleet overzicht te geven, ook
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
65
de potentiële impact wordt vermeld. Tussen haakjes wordt voor alle duidelijkheid vermeld of het over
de effectieve of potentiële impact gaat. Met de effectieve impact wordt de impact bedoeld die
daadwerkelijk door de betrokken auteurs (in de onderzochte ondernemingen) werd vastgesteld. Met de
potentiële impact daarentegen wordt de impact bedoeld waarvan de betrokken auteurs menen dat het
ERP-systeem ze in zich draagt, maar die totnogtoe niet werd vastgesteld.
Tabel 9: Beknopt overzicht van de impact van ERP-systemen op management accounting
DEELDOMEIN VAN
MANGEMENT ACCOUNTING
GEEN OF GERINGE
IMPACT
EFFECTIEVE OF POTENTIËLE
IMPACT
COSTING § Algemeen: gewoon overname
van oude principes, geen
inhoudelijke veranderingen.
§ ABC: wordt veelal toegepast
buiten het ERP-systeem.
§ Snellere uitvoering (effectief).
§ ABC: ERP-systeem bezit heel
wat informatie omtrent kosten
en kostendrijvers (potentieel).
BESLUITVORMING § Analysemogelijkheden
schieten te kort omwille van
de complexiteit van de
besluitvormingsactiviteiten.
§ Blijvend gebruik van
alleenstaande applicaties.
§ Geen aanleiding tot het
introduceren van nieuwe
accountingtechnieken.
§ Betere voorziening van data
voor de accountingactiviteiten
waardoor de kwaliteit van de
besluitvorming kan toenemen
(effectief.).
§ ERP-verdelers voorzien
steeds meer analytische
toepassingen omwille van
negatieve kritiek (potentieel.).
CONTROLEACTIVITEITEN:
Algemeen
§ Hoewel mogelijks
verschuiving van
verantwoordelijkheden in de
organisatie, geen verandering
van controletechnieken
merkbaar.
§ Een verbetering van de
controletechnieken mogelijk
bij een langere gebruiksduur
en een grotere volledigheid
van het ERP-systeem
(effectief).
§ Ook door een verhoogde
transparantie in de
onderneming kunnen de
controleactiviteiten beter
worden uitgevoerd (effectief).
COST ACCOUNTING § De logica waarop cost
accounting is gebaseerd, lijkt
§ Via een complexere
financiële database worden de
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
66
niet te zijn veranderd. gebruiksmogelijkheden van
de data uitgebreid wat een
meer gedetailleerde
verschillenanalyse toelaat
(effectief).
BUDGETTERING § Het budgetteren gebeurt vaak
buiten het ERP-systeem.
§ Kwaliteit van de budgettering
kan verbeteren door meer
precieze voorspellingen
(effectief).
§ Via de voorziening van ‘real-
time’ gegevens kan het
budget sneller worden
opgevolgd (potentieel).
§ Het gebruik van de MRP-
techniek leidt tot een afname
van de budgetspeling.
PRESTATIEMETING § Het ERP-systeem biedt
waarschijnlijk de
mogelijkheid om de
effectiviteit van de
prestatiemeting te verhogen
(potentieel).
RAPPORTERING § Geen echte veranderingen in
de routinerapportering.
§ Nog veel gebruik van
spreadsheets voor de verdere
analyse.
§ Op maat gemaakte rapporten
worden vaak buiten het ERP-
systeem opgesteld.
§ Afname van de tijd voor het
verzamelen en het
samenstellen van de data
(effectief).
§ ERP-systeem kan leiden tot
een overvloed aan informatie
voor de managers (effectief).
Bron: Eigen voorstelling
Het valt op dat ERP-systemen slechts op een aantal vlakken een effectieve invloed lijken te hebben en
daarbij gaat het dan grotendeels niet echt over drastische ingrijpen. Het valt daarbij ook op dat vele
toepassingen nog geschieden buiten het ERP-systeem. Wel maken deze afzonderlijke applicaties veelal
gebruik van de gegevens uit het ERP-systeem. Dit kan dan wel aanleiding geven tot een kwalitatieve
verbetering van de betreffende accountingtechniek omwille van een betere informatievoorziening.
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
67
Ook Granlund et al. (2001, blz. 14) beweert dat ERP-systemen totnogtoe een geringe, effectieve impact
blijken te hebben op de bestaande management accountingactiviteiten, hoewel de potentiële impact
volgens hem niet mag worden onderschat.
Voor deze geringe, effectieve impact haalt hij drietal redenen aan. Ten eerste vormt de complexiteit van
het ERP-systeem een struikelblok. Deze complexiteit zorgt er namelijk voor dat er geen extra
ingewikkelde management accountinginstrumenten (bijvoorbeeld een module voor ABC en BSC) in het
ERP-systeem operationeel worden gemaakt. Vervolgens wordt er geargumenteerd dat dergelijke
accountinginstrumenten geïntegreerd in een ERP-pakket veelal niet gebruiksvriendelijk zijn, waardoor
management accountants soms de voorkeur geven aan gespecialiseerde, alleenstaande applicaties. Een
derde reden wordt gezocht bij de implementatie zelf. De implementatie van een ERP-systeem vraagt
zeer veel tijd en energie. Zo kunnen sommige modules bijvoorbeeld niet geïmplementeerd worden
indien een andere module nog niet operationeel is. Omwille van deze moeilijkheid zijn er veel
ondernemingen die enkel de basismodules implementeren. De module voor management accounting
zou niet tot deze basismodules behoren. Onderzoek uitgevoerd door Booth et al. (2000, blz. 8) toont
inderdaad aan dat ondernemingen vooral de submodule ‘Financiën’ en de module ‘Logistiek en
Productie’ invoeren (cfr supra 1.3.1 overzicht modules). Dit zorgt ervoor dat de effectieve impact op
management accounting aan de lage kant is, aldus Granlund et al. (2001, blz. 14).
We kunnen hieruit afleiden dat bij de implementatie van een ERP-systeem het voornamelijk belangrijk
is dat de basisfuncties goed functioneren om de dagelijkse werking van de organisatie te waarborgen.
Daarom wordt bij de implementatie van een ERP-systeem eerst veel aandacht besteed aan deze
elementaire functies en zijn andere waardetoevoegende functies zoals management accounting een zorg
voor later. Het is dan ook logisch dat zaken zoals financiën, logistiek en productie de eerste aandacht
genieten. Het is trouwens ook zo dat ERP-systemen gegroeid zijn uit de MRP-techniek, die
voornamelijk de nadruk legde op het plannen van de materiaalbehoeften en de productie (cfr. supra 1.4).
Hierdoor kunnen de eerder vermelde modules als de elementaire kern worden beschouwd. Chalmet et
al. (1999, blz. 25) stelt nu dat het ERP-systeem te sterk in de MRP-fase is vastgeroest juist omdat
ondernemingen voornamelijk enkel deze basismodules implementeren. Daarenboven beweert hij dat
ERP-systemen slechts partieel tegemoetkomen aan de informatiebehoeften van een onderneming. Zo
zou er nog heel wat ruimte overschieten om het ERP-systeem aan te vullen met specifieke software
(Chalmet et al., 1999, blz. 24). Uit de literatuur bleek inderdaad dat veelal nog met alleenstaande
applicaties wordt gewerkt, bijvoorbeeld voor de budgettering en ABC.
In hoofdstuk twee werden een aantal redenen opgegeven waarom de impact van een ERP-implementatie
op de organisatie van een onderneming eerder gering is (cfr. supra 2.6). Dat had vooral te maken met de
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
68
manier waarop ondernemingen hun ERP-systeem implementeren. Zo zagen we dat bij de implementatie
de procesgerichte oriëntatie van het ERP-systeem nauwelijks wordt uitgediept, dat vaak niet alle
modules worden geïmplementeerd, dat de meeste ondernemingen het slechts op een technische
implementatie houden en dat BPR niet vaak wordt doorgevoerd zodat er geen drastische veranderingen
in de ondernemingsprocessen worden gerealiseerd. Daarbij kwam nog dat de ondernemingen slechts
verandering in de organisatie toelaten nadat de werknemers voldoende vertrouwd zijn met het nieuwe
systeem. Hieruit kunnen we halen dat de oude manier van werken min of meer behouden blijft. Dit
alles zou een mogelijke verklaring kunnen bieden waarom ERP-systemen ook op management
accounting slechts een geringe effectieve impact hebben, op een aantal kwalitatieve verbeteringen
bijvoorbeeld via een betere informatievoorziening na.
We kunnen dus besluiten dat de redenen waarom ERP-systemen totnogtoe een geringe impact hebben
gehad, niet alleen moeten worden gezocht bij de karakteristieken van het ERP-systeem (complexe
functies, onvoldoende ondersteuning), maar ook bij de manier waarop ondernemingen hun ERP-systeem
implementeren.
3.7 ERP-SYSTEMEN EN DE GEVOLGEN VOOR DE MANAGEMENT ACCOUNTANT
We kunnen ons ook de vraag stellen op welke manier een ERP-implementatie de taken en
verantwoordelijkheden van de management accountant treft. De verschillende bevindingen uit de
literatuur worden hierna even op een rijtje gezet.
De literatuur maakt duidelijk dat de management accountant reeds bij de implementatie wordt
geconfronteerd met veranderende verantwoordelijkheden en taken. De implementatie van een ERP-
systeem verloopt meestal modulair, dit is module per module. Vaak gebeurt het dat het implementeren
van de accounting module onder de verantwoordelijkheid van de management accountant valt (Granlund
et al., 2001, blz. 16). Dit betekent dat de accountant het management moet adviseren bij het beslissen
welke accountingfuncties moeten worden geïmplementeerd.
Onderzoek, uitgevoerd door Granlund et al. (2001, blz. 16), wijst uit dat de werkdruk voor de
management accountants gevoelig kan toenemen tijdens de implementatiefase. Eerst en vooral blijkt dat
de implementatieproblemen (van het gehele ERP-systeem en niet alleen van de accounting module)
veelal opduiken bij en zichtbaar worden voor de mensen die met de accounting module werken:
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
69
“All the trash becomes visible at the accounting department, since we are the onces who detect all the
errors” (Granlund et al., 2000, blz. 16).
Ten tweede is het soms zo dat accountants moeten instaan voor de opleiding van andere medewerkers en
dat ze soms verantwoordelijk worden gesteld voor meer dan alleen maar de accounting module
(Granlund et al., 2001, blz. 15). In dit geval wordt het projectteam dan geleid door management
accountants. Dit kan of heeft echter soms tot gevolg dat niet-accountants het ERP-systeem als een puur
accounting systeem (AIS) beschouwen (Scapens et al., 1998, blz. 46). Deze beschouwing is uiteraard
ten onrechte, gezien een ERP-systeem meer dan alleen maar een AIS is (cfr. supra 3.3).
Naast de hogere werkdruk maken ERP-systemen volgens Granlund et al. (2001, blz. 15) het daarentegen
ook mogelijk meer ruimte te creëren voor analytisch eerder dan routinewerk. Het ERP-systeem laat toe
routinetaken te automatiseren waardoor er meer tijd vrijkomt voor analyse en onderzoek. Het door hem
uitgevoerde onderzoek toont echter aan dat management accountants daar inderdaad naar streven, maar
dat zij dit doel niet altijd bereiken. Granlund et al. (2001, blz. 16) argumenteert dat de oorzaak hiervoor
moet worden gezocht bij het eerder zware implementatieproces en het feit dat de aandacht eerst uitgaat
naar het verzekeren van een goede werking van de basisfuncties (dit is conform met de
implementatiestappen van Beretta, 2001, blz. 10; cfr. supra 1.6). Granlund et al. (2001, blz. 16) stelt dat
indien de management accountants wel reeds vertrouwd zijn met het ERP-systeem, de nadruk komt te
liggen op de kwaliteit eerder dan op de kwantiteit van het accountingwerk.
Hierbij kan men zich echter de vraag stellen wat de rol zal zijn van de management accountant in de
toekomst. Volgens Granlund et al. (2001, blz. 17) is het goed mogelijk dat er in de toekomst minder
nood zal zijn aan management accountants die voornamelijk routinetaken uitvoeren, daar deze taken
kunnen worden geautomatiseerd door het ERP-systeem. Slechts een deel van hen zal kunnen worden
ingeschakeld bij het eerder analytische werk. Ook Cooper (1996, blz. 20) is van mening dat er een
toekomstige tendens zal ontstaan waarbij er meer nood zal zijn aan management accounting informatie
en minder aan management accountants, maar dit omwille van een compleet andere reden. Deze
tendens wordt volgens hem veroorzaakt door de globalisatie en concurrentiële omgeving waarin de
ondernemingen zich dienen staande te houden. De grote concurrentiedruk leidt tot een groter belang aan
‘cost management’. Ondernemingen moeten in staat zijn om kosten te drukken langsheen de volledige
waardeketen en dit minstens zo snel als hun concurrenten. Daardoor wordt het beheersen van kosten
een taak van elke medewerker in de organisatie. Om dit te kunnen bewerkstelligen zal het
accountingproces worden gedecentraliseerd en zal iedereen bij dit proces worden betrokken (vorm van
‘empowerment’). De komst van het ERP-systeem kan dit decentralisatieproces mogelijks versnellen of
tenminste ondersteunen. Dit zou het belang van de management accountant in de organisatie voor een
stuk in het gedrang kunnen brengen.
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
70
Wat de toekomst van management accountants betreft, leeft er volgens Maccarrone (2000, blz. 15) bij de
accountants en controllers een zekere angst voor een verlies aan macht en controle. Sommige vrezen
voor een directe relatie tussen de verschaffers van technologische oplossingen (zijnde de IT-experten) en
de eindgebruikers (zijnde de managers). Hierdoor zou hun job aan relevantie in de organisatie moeten
inboeten. Ook Scapens et al. (1998, blz. 48) wijst op deze potentiële bedreiging voor management
accountants. Het integratie-effect (cfr supra 2.2) zorgt voor een decentralisatie van data, informatie en
kennis. Individuele managers hebben rechtstreeks toegang tot de informatie die ze nodig hebben zonder
dat ze hiervoor een beroep hoeven te doen op de rapporten van de management accountant. Eigenlijk
zouden we dit als een soort desintermediatie-effect kunnen beschouwen.
Maar het feit dat managers op basis van het ERP-systeem naar willekeur rapporten zouden genereren,
moet echter met een korrel zout worden genomen. Managers blijken hiervoor noch over voldoende
vaardigheden, noch over voldoende tijd te beschikken (Granlund et al., 2001, blz. 17; Verdaasdonk,
2000, blz. 455). Daardoor zullen accountants altijd nodig blijven voor de omzetting van data in
informatie en uiteindelijk in kennis. Volgens Booth et al. (2000, blz. 1) is het dan ook niet verwonderlijk
dat management accountants zichzelf meer en meer aanschouwen als ‘information managers’.
Daarnaast is het goed mogelijk dat de managers niet weten welke informatie er juist beschikbaar is en/of
hoe deze moet worden bekomen (Scapens et al., 1998, blz. 48). Hierdoor kunnen management
accountants verantwoordelijk worden gesteld voor de opleiding van andere medewerkers in de
organisatie om ze deze vaardigheden bij te brengen. Onderzoek uitgevoerd door Granlund et al. (2001,
blz. 15) heeft inderdaad aangetoond dat management accountants vaak deze taak op zich nemen (cfr.
supra).
Willen de management accountants hun positie beschermen, dan is het belangrijk dat ze een leergierige
houding aannemen. Eerst en vooral is het zo dat het ERP-systeem, omwille van zijn procesgerichte
benadering, toelaat veel te leren over de ondernemingsprocessen via de interpretatie van de informatie
geleverd door het ERP-systeem. Indien de management accountants erin slagen zich deze kennis toe te
eigenen, dan zullen zij een bevoorrechte positie bezitten om de managers te adviseren en bij te staan bij
het interpreteren van de ERP-informatie. Dit advies zou ook kunnen worden geleverd door
informatiespecialisten, maar management accountants hebben op hen een voorsprong omwille van hun
financiële expertise (Scapens et al., 1998, blz. 48). Naast de onvoldoende vaardigheden en tijd is deze
expertise nog een reden waarom het bovenvermelde desintermediatie-effect zich niet zomaar zal
voordoen. Ten tweede wijst Maccarrone (2000, blz. 15) op het belang van een positieve attitude
tegenover technologische innovaties. Het is logisch dat de technologische evolutie (waaronder de komst
van het ERP-systeem) een groeiend belang aan IT-vaardigheden met zich meebrengt. Indien de
accountant echter hiertegenover een negatieve houding aanneemt, zal hij deze vaardigheden niet
optimaal ontwikkelen met een verlies aan competentie tot gevolg. Want volgens Christiansen et al.
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
71
(1995, blz. 222) zijn er nog andere groepen in de organisatie die de mogelijkheden van de
informatietechnologie willen verkennen. Gezien iedereen toegang krijgt tot de informatie via verspreide
pc’s (‘client/server technologie, cfr. supra 1.3), kan de voormalige monopoliepositie (met betrekking tot
het verzamelen, opslaan en creëren van informatie) van de management accountant min of meer in het
gedrang komen. Maar ook hier zullen de management accountants, zoals hierboven reeds werd
vermeld, de financiële expertise in hun voordeel hebben.
In het tweede hoofdstuk kwamen we tot de vaststelling dat de procesgerichte oriëntatie van het ERP-
systeem soms kon leiden tot centralisatie (hoewel we dan ook hebben gesteld dat dit niet ongewenst
hoefde te gebeuren). Deze eventuele centralisatie kan echter wel gevolgen hebben voor de management
accountant. Scapens et al. (1998, blz. 48) vermeldt een aantal bevindingen waarbij de management
accountants in de dochterondernemingen van overzeese multinationals, meer en meer een beroep
moeten doen op het ERP-systeem, die de hele organisatie overkoepelt (d.i. niet alleen het moederhuis,
maar ook de dochterondernemingen), voor de informatie die ze dienen te bezorgen aan hun managers.
De beheersing over de levering of de productie van die informatie is niet meer in handen van de
management accountant. Dit leidt dus tot een zeker verlies aan controle over de lokale management
accounting informatie. Dit heeft minder relevante informatie tot gevolg of zelfs een terugkeer naar het
alleenstaande, lokale informatiesysteem ter verzorging van de management accounting activiteiten. Ook
Fahy et al. (1999, blz. 16) wijst op het feit dat een nieuw informatiesysteem een herverdeling van data
met zich meebrengt. Dit is niet onbelangrijk gezien data veelal als een bron van macht wordt aanzien:
controle van informatie brengt invloed op de organisatie en een zekere mate van autonomie met zich
mee. Een nieuw informatiesysteem kan dan ook een verschuiving van die macht betekenen waardoor de
belangen van bepaalde groepen of personen kunnen worden aangetast (Fahy et al., 1999, blz. 16;
Maccarrone, 2000, blz. 16).
De invloed van het ERP-systeem op de job van de management accountant, maakt eigenlijk deel uit van
een groter geheel. Over het algemeen verwacht men namelijk een veranderende rol van de management
accountant in de toekomst. Volgens Maskell et al. (2000, blz. 24) zal management accounting meer en
meer de waardecreatie van de klant moeten ondersteunen. De focus moet zich dan ook verplaatsen van
kostencalculatie naar waardecreatie. Naar de toekomst toe moeten alle activiteiten voor de ontwikkeling
van klantenwaarde worden geïntegreerd met de financiële implicaties ervan. De tijd van de
management accountant moet dan ook meer en meer worden vrijgemaakt, zodat hij zich steeds meer
pro-actief kan opstellen en zodat hij zich steeds meer kan integreren in de waardecreërende activiteiten
van de onderneming (zie ook Bruggeman et al., 2001, blz. 245). De informatie van accounting, controle
en performantiemeting moet het continue verbeteringsproces (‘continuous improvement’) ondersteunen.
Zo kan de management accountant een ‘change agent’ in de organisatie worden (Maskell et al., 2000,
blz. 27). Het ERP-systeem biedt verschillende opportuniteiten aan om de management accountant bij
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
72
het uitvoeren van deze nieuwe taken te ondersteunen. We zouden kunnen stellen dat de management
accountant het ERP-systeem niet zomaar mag ondergaan. Dan zou het een bedreiging kunnen
betekenen via desintermediatie, een verzwakte monopoliepositie en zo meer. De management
accountant moet zijn financiële expertise en het ERP-systeem creatief combineren en bereid zijn om de
IT-vaardigheden bij te schaven om zo een bijdrage te leveren tot de creatie van klantenwaarde. Indien
de management accountant daarin slaagt, levert hij een verhoogde toegevoegde waarde voor de
onderneming en wordt zijn positie in de organisatie veiliggesteld. Op die manier kan de mogelijke
bedreiging van het ERP-systeem voor de management accountant worden omgebogen tot een zeer
interessante opportuniteit.
Samenvattend wordt in de onderstaande tabel 10 de mogelijke bedreigingen en opportuniteiten van het
ERP-systeem voor de management accountant nog eens op een rijtje gezet.
Tabel 10: Mogelijke opportuniteiten en bedreigingen voor de management accountant
OPPORTUNITEITEN BEDREIGINGEN
§ Verantwoordelijk voor de implementatie van de
accountingmodule, over de opleiding van de
medewerkers, …
§ De accountant krijgt meer ruimte voor het
analytische eerder dan routinewerk. Dit kan
zorgen voor een verhoogde kwaliteit van hun
afgeleverde werk.
§ De procesgerichte oriëntatie van het ERP-
systeem biedt de management accountant de
kans veel over de ondernemingsprocessen te
leren. Indien hij hierin slaagt, bezit hij een
bevoorrechte positie om de manager bij te staan
bij het interpreteren van de ERP-informatie.
§ Management accountants kunnen zich meer en
meer als ‘informatie managers’ beschouwen.
Omwille van hun financiële expertise en het
gebrek aan tijd en vaardigheden van de
managers, blijven management accountants
nodig om de data om te zetten in informatie en
kennis.
§ De accountant krijgt af te rekenen met een
verhoogde werkdruk tijdens de implementatie-
fase.
§ Er is mogelijks minder nood aan management
accountants omwille van een verhoogde graad
van automatisering en een decentralisatie van
het accountingproces.
§ Omwille van een eventuele centralisatie kan er
een verlies aan controle optreden over de lokale
management informatie. Dit kan het belang
van de accountant enigszins aantasten.
§ Via de client/server technologie heeft iedereen
in de onderneming nu toegang tot de
informatie. Indien de management accountant
de IT-competenties niet op peil houdt, dan kan
zijn voormalige monopoliepositie (met
betrekking tot het verzamelen, opslaan en
creëren van informatie) in het gedrang komen.
Bron: eigen voorstelling
Hoofdstuk 3: ERP-systemen en management accounting
73
3.8 CONCLUSIE
In dit derde hoofdstuk hebben we de impact die ERP-systemen hebben op management accounting wat
nader bekeken.
We gingen van start met de definiëring van management accounting om een duidelijke afbakening van
het werkdomein te krijgen (3.2). Op basis daarvan besloten we het domein van management accounting
op te splitsen in twee grote delen: de besluitvorming en de controleactiviteiten. Verder onderzochten we
de relatie tussen het ERP-systeem en het AIS (3.3). Hierbij kwamen we tot het besluit dat ERP-
systemen de rol van het AIS kan overnemen, maar dat het ERP-systeem veel meer inhoudt dan het AIS.
In de volgende onderdelen gingen we de impact van het ERP-systeem na op de besluitvorming (3.4) en
de controleactiviteiten (3.5). In het daaropvolgende deel werden de diverse bevindingen nog eens
samengevat en besloten we dat de effectieve impact van het ERP-systemen op management accounting
relatief gering is (3.6). Om af te ronden bekeken we ook welke implicaties het ERP-systeem voor het
beroep van de management accountant met zich meebracht en hebben we de opportuniteiten en
bedreigingen nog even op een rijtje gezet.
In een volgend hoofdstuk gaan we via een aantal gevalstudies op zoek naar de impact die ERP-systemen
al dan niet hebben op management accounting in een aantal Belgische ondernemingen. Hierbij wordt
getracht de onderliggende factoren te achterhalen die aan de basis liggen van het feit dat een ERP-
systeem wel of geen invloed heeft op management accounting.
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
74
HOOFDSTUK 4: PRAKTIJKONDERZOEK NAAR ERP-SYSTEMEN EN MANAGEMENT
ACCOUNTING IN EEN AANTAL BELGISCHE ONDERNEMINGEN
4.1 INLEIDING
In dit hoofdstuk zetten we een aantal gevalstudies uiteen om te pogen een bijdrage te leveren tot het
onderzoek naar de impact van ERP-systemen op management accounting.
We beginnen met een uiteenzetting van het doel van het onderzoek (4.2). Verder wordt de
onderzoeksmethode beschreven (4.3). Daarna wordt weergegeven welke bedrijven werden
gecontacteerd en welke ondernemingen uiteindelijk aan het onderzoek hebben meegewerkt (4.4). Bij
wijze van intermezzo volgt er een voorstelling van de meewerkende ondernemingen (4.5). In het
volgende onderdeel komen we tot de kern van de zaak en worden de onderzoeksresultaten geanalyseerd
(4.6). Tot slot volgen een aantal mogelijke suggesties voor verder onderzoek (4.7).
4.2 DOEL VAN HET ONDERZOEK
In dit onderdeel zetten we het doel van het onderzoek uiteen. Dit komt erop neer dat we een
onderzoeksvraag zullen formuleren die we aan de hand van het onderzoek enigszins zullen trachten te
helpen beantwoorden.
In de voorgaande hoofdstukken doorzochten we de literatuur om te weten te komen hoe ERP-systemen
precies in elkaar zitten en op welke manier ze een invloed kunnen hebben op de organisatie van een
onderneming. Dit hadden we tot op zekere hoogte nodig om te kunnen begrijpen op welke manier ERP-
systemen management accounting en de job van de management accountant kunnen beïnvloeden. Ook
in dit praktijkonderzoek zetten we onze zoektocht naar de invloed van ERP-systemen op management
accounting verder. De algemene onderzoeksvragen kunnen dan ook als volgt worden geformuleerd:
“Wat is de impact van ERP-systemen op management accounting?”
“Wat is de impact van ERP-systemen op de job van de management accountant?”
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
75
De bestudering van de literatuur liet ons reeds toe een aantal bevindingen met betrekking tot dit
onderwerp op te sommen. Deze zijn terug te vinden in de tabellen 9 en 10 van hoofdstuk drie. Op basis
van deze bevindingen kunnen we nu een aantal beginhypothesen formuleren. Deze hypothesen worden
hieronder in tabel 11 weergegeven.
Tabel 11: Een aantal hypothesen afgeleid uit de literatuurstudie§ Het ERP-systeem leidt tot een snellere uitvoering van het ‘costing’ proces.
§ Het ERP-systeem schiet te kort op vlak van analysemogelijkheden om de besluitvorming
voldoende te kunnen ondersteunen.
§ Het ERP-systeem leidt niet tot het introduceren van nieuwe accountingtechnieken.
§ Het ERP-systeem maakt een betere datavoorziening mogelijk zodat de kwaliteit van de
besluitvorming kan toenemen.
§ Het ERP-systeem leidt tot het uitvoeren van een meer gedetailleerde verschillenanalyse.
§ Het ERP-systeem leidt tot accurate voorspellingen waardoor de kwaliteit van de budgettering
toeneemt.
§ Ten behoeve van de rapportering wordt er nog veel gebruik gemaakt van andere applicaties.
§ Het ERP-systeem leidt tot een afname van de tijd om de gegevens ten behoeve van de rapportering
te verzamelen.
§ Ad hoc rapporten worden vaak buiten het ERP-systeem opgesteld.
§ Het ERP-systeem kan leiden tot een overvloed aan informatie voor de managers.
§ De werkdruk voor de management accountant kan door een ERP-implementatie toenemen.
§ Het ERP-systeem laat toe om meer analytisch eerder dan routinewerk te leveren.
§ De management accountant kan het gevoel hebben de controle te verliezen omwille van een ERP-
implementatie.
§ Het ERP-systeem kan zorgen dat er minder nood is aan management accountants.
Bron: eigen voorstelling
Op basis van deze hypothesen kunnen een aantal specifieke onderzoeksvragen worden afgeleid. Deze
meer specifieke onderzoeksvragen kunnen ons toelaten de impact van ERP-systemen enigszins in te
schatten. Ze vormen namelijk de basis voor de semi-gestructureerde vragenlijst die wordt gehanteerd
tijdens het afnemen van de interviews. Tegelijkertijd wordt er echter geopteerd om de vragen die tijdens
het interview worden gesteld, tamelijk breed te formuleren. Zodoende wordt er voldoende ruimte
gelaten om nieuwe zaken te weten te kunnen komen. Zo wordt er bijvoorbeeld niet expliciet gevraagd
of de ERP-implementatie heeft geleid tot een snellere uitvoering van het ‘costing’ proces in de
betrokken onderneming, maar wel of er een effectieve impact te onderkennen valt vanwege het ERP-
systeem op het ‘costing’ proces. Deze effectieve impact kan dan inderdaad een snellere uitvoering zijn,
maar het kan ook nog iets anders zijn. In bijlage 1 werd het gehanteerde interviewschema opgenomen.
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
76
Het onderzoek heeft niet tot doel de hierboven vermelde hypothesen te testen, maar wel om deze
eventueel te verfijnen en bijkomende hypothesen te genereren. Belangrijk is ook dat er wordt
geprobeerd te achterhalen waarom er zich iets wel of niet voordoet en wanneer en hoe het zich voordoet.
Zo kunnen eventueel een aantal contingentievariabelen worden opgespoord. Op die manier komen we
tot een verrijking van de literatuur en uiteindelijk tot een aantal hypothesen die eventueel aan de hand
van verder en kwantitatief onderzoek kunnen worden getest op hun statistische significantie.
4.3 DE ONDERZOEKSMETHODE
Om het praktijkonderzoek uit te voeren werd geopteerd om te werken aan de hand van een aantal
gevalstudies (‘case study research’). In dit onderdeel wordt hierop dieper ingegaan, alsook op de
concrete manier waarop het onderzoek in deze thesis werd uitgevoerd.
‘Case study research’ is een vorm van kwalitatief onderzoek waarbij een fenomeen in zijn natuurlijke
omgeving wordt bestudeerd (Yin, 1993, blz. 31). Reeds in hoofdstuk drie hebben we vermeld dat er
maar weinig literatuur voor handen is omtrent ERP-systemen en management accounting. Daarom
wordt geopteerd voor het uitvoeren van een aantal gevalstudies. Gevalstudies zijn namelijk een vorm
van exploratief onderzoek waarbij het terrein wordt verkend en waarbij er eerst moet worden nagegaan
welke aspecten van het probleem voldoende cruciaal zijn om voor nader onderzoek in aanmerking te
komen (De Pelsmacker et al., 1999, blz. 46). Aan de hand van deze vorm van kwalitatief onderzoek,
wordt er gepoogd redenen te achterhalen waarom ERP-systemen al dan niet een impact op management
accounting en het beroep van de management accountant hebben. Met andere woorden wordt er, zoals
reeds werd vermeld, getracht hypotheses te genereren eerder dan hypotheses te testen, wat eerder het
onderwerp uitmaakt van kwantitatief of statistisch onderzoek.
Bij het uitvoeren van case studies is het belangrijk er een gedegen methode op na te houden om een zo
hoog mogelijke betrouwbaarheid en validiteit te bekomen (Yin, 1993, blz. 50). Wat de concrete
onderzoeksmethode betreft, baseren we ons voornamelijk op Eisenhardt (1989, blz. 532) die een aantal
stappen heeft ontwikkeld voor het opbouwen van theorieën aan de hand van case studies (‘theory
building’).
Om van start te gaan is het volgens Eisenhardt (1989, blz. 536) niet onbelangrijk een onderzoeksvraag te
formuleren die de algemene richting van het onderzoek moet aangeven. Dit laat de onderzoeker toe de
relevante vragen te stellen en de relevante informatie te verzamelen. In het voorgaande onderdeel werd
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
77
reeds uiteengezet welke de twee onderzoeksvragen zijn en op welke manier er op basis van de literatuur
tot een aantal specifieke onderzoeksvragen werd gekomen (cfr. supra. 4.2). Maar het definiëren van een
onderzoeksvraag heeft ook een keerzijde. Indien de onderzoeker te sterk op deze onderzoeksvragen is
gefixeerd, kan dit vertekeningen opwekken en de bevindingen beperken (Eisenhardt, 1989, blz. 536).
Het is dus belangrijk er een min of meer open geest op na te houden. Om dit te bewerkstelligen werden
de specifieke onderzoeksvragen in het interviewschema eerder breed geformuleerd. Dit laat toe om ook
nieuwe zaken op het spoor te komen.
Ten tweede moeten de ‘cases’ worden geselecteerd. In ons geval gaat het over ondernemingen die
moeten worden uitgekozen en gecontacteerd. Eisenhardt (1989, blz. 537) legt er de nadruk op dat de
gevallen niet moeten worden geselecteerd op een statistische, maar wel op een theoretische basis.
Gezien slechts een aantal gevallen worden bestudeerd kan het niet oninteressant zijn om extreme of
randgevallen te nemen. Op die manier zullen bevindingen worden geconstateerd die de theorie
enigszins bevestigen of uitbreiden. Wat het hier uitgevoerde onderzoek betreft, werden de gevallen
echter geselecteerd op basis van een gemakkelijkheidssteekproef (‘convenience sample’). Indien er
onderzoek moet worden gevoerd in een aantal organisaties, is het belangrijkste probleem namelijk de
toelating en de volledige medewerking te krijgen van deze organisaties (Yin, 1993, blz. 43). Daarom
werden die ondernemingen gekozen die bereid waren aan het onderzoek mee te werken (‘convenience’).
De enige voorwaarde die hier werd gesteld is dat de betrokken onderneming een ERP-systeem heeft
geïmplementeerd. In de sectie 4.4 wordt er op deze selectie teruggekomen.
Eisenhardt (1989, blz. 537) vermeldt dat onderzoekers die theorieën opbouwen op basis van
gevalstudies, een beroep doen op meervoudige methodes om gegevens te verzamelen. Omwille van de
eerder korte tijdspanne werd hier (uiteraard naast de literatuur) enkel een beroep gedaan op interviews.
Dit zou eventueel als een methodologische beperking kunnen worden beschouwd.
Ten vierde wordt het verzamelen van de data aangevat. Concreet betekent dit dat de interviews werden
afgenomen. Volgens Eisenhardt (1989, blz. 538) is het belangrijk dat er een voortdurende overlapping
is tussen het verzamelen en het analyseren van de gegevens. Daarbij is het ook mogelijk dat er
aanpassingen worden aangebracht aan de methode waarop gegevens worden verzameld. Wat het hier
uitgevoerde onderzoek betreft, werd telkens na afloop van een interview de resultaten zorgvuldig
uitgeschreven (cfr. infra bijlagen 2-5) en werden er na het eerste interview een aantal kleine
veranderingen aangebracht aan het interviewschema. Het schema werd aangevuld met een aantal zaken
die tijdens het eerste interview duidelijk werden, maar die in het oorspronkelijke schema over het hoofd
werden gezien. Deze werkwijze liet ook toe een aantal zaken die uit voorgaande interviews werden
geleerd, te gebruiken in de volgende interviews.
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
78
Het analyseren van de gegevens kan worden uitgevoerd in twee stappen (Eisenhardt, 1989, blz. 540).
Eerst is er de analyse van de gegevens binnen één enkele case (‘within-case analysis’). Volgens
Eisenhardt (1989, blz. 540) is de analyse binnen één case zeer bevorderlijk om vertrouwd te geraken met
die bepaalde case. Op die manier kunnen de unieke kenmerken van die gevalstudie aan de oppervlakte
komen. Deze grondige kennis zou dan ook een betere vergelijking over cases heen mogelijk maken.
Wat het hier gevoerde onderzoek betreft, werden zoals reeds gezegd, na de afname van ieder interview
de gegevens volledig uitgeschreven. Dit zorgde inderdaad voor een zekere vertrouwdheid met elke case
op zich en leidde ook tot een gemakkelijkere verwerking achteraf. Een tweede stap betreft een
vergelijking over cases heen (‘cross-case comparison’). De vergelijking over cases heen zorgt ervoor
dat er verder wordt gekeken dan de oorspronkelijke en initiële indrukken (Eisenhardt, 1989, blz. 540).
Het vergelijken van de cases kan gebeuren op verschillende manieren, bijvoorbeeld door de data van de
verschillende cases aan de hand van een aantal dimensies of criteria onder te verdelen of door de cases
twee aan twee met elkaar te vergelijken. Zodoende kunnen zowel de verschillen als de gelijkenissen
tussen de diverse gevallen worden achterhaald. In sectie 4.5 wordt uitgebreid op deze analyses
teruggekomen.
Door het analyseren van de data komen er stilaan een aantal mogelijke indrukken of zelfs mogelijke
relaties tussen variabelen zichtbaar (‘emergent relationships’). Volgens Eisenhardt (1989, blz. 541)
moet er worden nagegaan of deze zichtbaar wordende relaties zich voordoen in elk van de cases. Hierbij
wordt iedere case als een experiment beschouwd op basis waarvan wordt nagegaan of de case de
hypotheses bevestigt of niet. Dit verschilt van statistisch onderzoek in die zin dat de data nu niet worden
geaggregeerd om de hypothesen te testen, maar dat de hypotheses telkens per case worden nagegaan
(Eisenhardt, 1989, blz. 542). Hierbij is het belangrijk te kunnen achterhalen waarom of waarom niet een
bepaalde hypothese of relatie door een case wordt ondersteund. Indien de onderliggende theoretische
redenen kunnen worden opgespoord, dan zal dit de interne validiteit van de bevindingen versterken
(Eisenhardt, 1989, blz. 542). Bij dit praktijkonderzoek zullen we voornamelijk streven naar interne
validiteit eerder dan externe validiteit. Het is dus niet de bedoeling dat de onderzoeksresultaten zullen
worden veralgemeend naar andere (niet onderzochte) ondernemingen. In deze context maakt Yin (1993,
blz. 50) een onderscheid tussen analytische veralgemeenbaarheid (‘analytic generalization’) en
statistische veralgemeenbaarheid (‘statistical generalization’). Bij de eerste vorm van
veralgemeenbaarheid worden de data uit de gevalstudies vergeleken met de zichtbaar wordende relaties.
Indien twee of meerdere gevalstudies hiermee overeenkomen, kan men spreken van een zekere vorm
van analytische veralgemeenbaarheid. Dit mag echter niet worden verward met statistische
veralgemeenbaarheid. Hierbij gaat men de onderzoeksresultaten op basis van een steekproef
veralgemenen voor de volledige populatie. Zoals reeds vermeld, is dit niet de bedoeling van het
praktijkonderzoek dat in deze thesis wordt uitgevoerd. Eventueel kan verder onderzoek op basis van de
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
79
suggesties die zullen worden aangereikt (cfr. infra 4.7) leiden tot externe validiteit door de hypothesen te
testen op hun statistische significantie, maar dit valt buiten het bestek van deze thesis.
Eisenhardt (1989, blz. 544) vermeldt dat er ook moet worden nagegaan of er in de literatuur
gelijkaardige of tegenstrijdige bevindingen kunnen worden gevonden. Eigenlijk zijn we hiermee
begonnen. We zijn vertrokken van een literatuurstudie op basis waarvan een aantal beginhypothesen
werden afgeleid (cfr. surpa 4.2). Ook voor deze hypothesen kan in de cases worden nagegaan of ze zich
al dan niet voordoen. Zo krijgen we een vergelijking tussen de theorie en praktijk. Indien de cases deze
hypothesen ondersteunen, dan wordt een nog sterkere interne validiteit bekomen, aldus Eisenhardt
(1989, blz. 544).
Tenslotte kan men zich bij het afronden van het onderzoek de vraag stellen hoeveel cases er moeten
worden behandeld. Ideaal zou zijn dat er cases worden behandeld tot het moment waarop er zich als het
ware theoretische verzadiging voordoet (Eisenhardt, 1989, blz. 545). Dit betekent dat een bijkomende
case geen echte bijdrage meer levert, want alle of de meeste bevindingen werden reeds in voorgaande
cases vastgesteld. Praktisch gericht is Eisenhardt (1989, blz. 545) van mening dat een vier- tot tiental
cases zou moeten volstaan.
In dit onderdeel hebben we een onderzoeksmethode uiteengezet voor het opbouwen van theorieën op
basis van gevallenstudies naar analogie van Eisenhardt (1989, blz. 532). Bij het uitvoeren van de
gevallenstudies in deze thesis, zal er worden geprobeerd deze methode enigszins zo goed mogelijk te
volgen.
4.4 SELECTIE VAN DE ONDERNEMINGEN
In dit onderdeel wordt een overzicht gegeven van de ondernemingen die werden gecontacteerd en wordt
er weergegeven welke van hen effectief aan het onderzoek hebben meegewerkt. Zoals reeds in het
voorgaande onderdeel weergegeven, werd er gewerkt op basis van een gemakkelijkheidssteekproef
(‘convenience sample’). De ondernemingen die bereid waren mee te werken, werden in het onderzoek
opgenomen. De enigste vereiste uiteraard, is dat de betreffende onderneming een ERP-systeem heeft
geïmplementeerd. De bedrijven werden voornamelijk telefonisch gecontacteerd. Soms werd het
verzoek ook per e-mail verstuurd op vraag van de betrokken onderneming, zodat ze het intern beter
konden bespreken alvorens de toestemming tot medewerking te geven. Maar het allereerste contact en
het contact om de afspraak vast te leggen, verliep via de telefoon. In de onderstaande tabel 12 wordt een
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
80
overzicht gegeven van de ondernemingen die werden gecontacteerd en wordt de reden vermeld waarom
de onderneming niet aan het onderzoek wenste deel te nemen.
Tabel 12: Overzicht van de gecontacteerde ondernemingenONDERNEMING MEEGEWERKT REDEN VOOR NIET MEEWERKING
Alpro Soja Ja
Soubry Nee Deze onderneming was niet bereid mee te werken
omwille van de vertrouwelijkheid van gegevens.
VRT Ja
Janssens Farmaceutica Nee Dit bedrijf was aanvankelijk bereid mee te
werken, maar de afspraak werd op het laatste
ogenblik afgelast omdat de betrokken persoon
onverwacht naar het buitenland moest vertrekken.
Balta Industries Nee Deze onderneming was niet bereid mee te werken
omdat ze reeds teveel aanvragen van studenten
hadden gekregen.
Van de Velde Ja
Fruit of the Loom Ja
Jbkart Ja
Bron: eigen voorstelling
Hierbij moet worden opgemerkt dat het interview afgenomen bij Fruit of the Loom te Gent niet verder
werd verwerkt. Achteraf bekeken was dit materiaal niet zo goed bruikbaar. Het gesprek was zeer
technisch en eigenlijk werd er zeer weinig over management accounting gesproken. Dit neemt niet weg
dat dit interview wel nuttig is geweest. Het heeft namelijk geleid tot een beter inzicht inzake ERP-
systemen op zich. Maar om de vergelijkbaarheid van de interviews toch enigszins te bewaren, werd
besloten dit interview weg te laten.
4.5 VOORSTELLING VAN DE IN HET ONDERZOEK OPGENOMEN
ONDERNEMINGEN
In deze sectie worden de ondernemingen die aan het onderzoek hebben meegewerkt, kort voorgesteld.
De hiervoor gebruikte informatie is afkomstig van de website en/of van het jaarverslag (van het boekjaar
2000) van de betreffende ondernemingen.
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
81
4.5.1 VAN DE VELDE
De groep Van de Velde ontwerpt, produceert en commercialiseert modieuze luxelingerie. Van de Velde
is marktleider in de Benelux en in de meeste EU-landen behoort Van de Velde tot de belangrijkste drie
spelers.
Het ontstaan van Van de Velde moeten we zoeken in het begin van vorige eeuw. In 1919 richten de
heer Achiel Van de Velde en zijn vrouw Margaretha in het Oost-Vlaamse Schellebelle een atelier op
voor de creatie en confectie van dameskorsetten. Eigenlijk loopt de groei van Van de Velde parallel met
de evolutie van de plaats van de vrouw in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Naarmate de vrouw
een belangrijkere plaats inneemt, schenkt ze ook meer aandacht aan zichzelf. Hier speelt Van de Velde
handig op in en met de merken Marie Jo L’Aventure, Prima Donna en Marie Jo L’Exclusive verovert
het een plaats aan de top van de lingeriewereld met een imago van creativiteit, stijl en kwaliteit.
Wat de groepsstructuur betreft, heeft Van de Velde agentschappen in Nederland, Engeland, Frankrijk en
Duitsland die verantwoordelijk worden gesteld voor de lokale verkoop. Verder bezit Van de Velde nog
twee assemblageateliers in Tunesië en Hongarije. Tenslotte bezit Van de Velde via een controleholding
50% van de aandelen van de Aziatische en beursgenoteerde lingerieproducent Topform. Alle
belangrijke activiteiten worden echter vanuit de hoofdzetel in België geleid. Hierbij worden de
volgende activiteiten gecentraliseerd: het ontwerpen, het materiaalbeheer, de kwaliteitscontrole, het
snijden, een gedeelte van de confectie, de distributie en ook de diverse commerciële en
marketingactiviteiten. Het assemblagewerk daarentegen gebeurt gedeeltelijk in de eigen bedrijven (in
België, Tunesië, Hongarije), maar ook in onderaanneming (in Tunesië en China). De verkoop wordt,
naast de eigen agentschappen aanwezig in de diverse Europese landen, georganiseerd via een netwerk
van meer dan 4000 winkels in Europa die de merken van Van de Velde aanbieden.
De omzet van Van de Velde kende in 2000 een groei van 12% en klom tot 78,4 miljoen euro. Dit cijfer
is voornamelijk te danken aan de merken Prima Donna en Marie Jo L’Aventure die een groei kenden
van respectievelijk 19% en 28%. In Europa is de groei van 2000 evenwichtig over alle landen verspreid.
In Noord-Amerika werd er in 2000 een groei van maar liefst 40% opgetekend. Wat de investeringen
voor het jaar 2000 betreft, werd het voornaamste deel van het budget besteed aan de bouw van het
nieuwe confectieatelier in Tunesië ten bedrage van 2 miljoen euro. Verder werden er ook nog middelen
besteed aan de installatie van de nieuwe telefooncentrale in België en aan de uitbouw van het callcenter
met de verkoopskantoren. Tenslotte werd er niet te vergeten geïnvesteerd in het ERP-project. Hierbij
werd alle computerhardware aangepast aan de vereisten van de ERP-software. Tenslotte steeg in 2000
het personeelsbestand tot 950 medewerkers, waarvan er 420 in België worden tewerkgesteld. Het
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
82
personeel is voor Van de Velde zeer belangrijk en er wordt bijgevolg veel aandacht en middelen aan
besteed. Zo voorziet de onderneming bijvoorbeeld diverse opleidingsprogramma’s zodat de
medewerkers zich zowel kunnen bij- als herscholen. Ook loopt bij Van de Velde een optieplan als extra
stimulans opdat de medewerkers zich zouden blijven inzetten en motiveren voor de werking en de groei
van de onderneming.
4.5.2 ALPRO SOJA
Alpro, gevestigd in het West-Vlaamse Wevelgem, richt zich op de productie van sojadranken en
afgeleide producten.
Alpro NV wordt in 1980 opgericht door de onderneming Vandemoortele uit Izegem. Aldus behoort
Alpro tot de groep Vandedemoortele. De groep Vandemoortele is een belangrijke Europese marktspeler
op het vlak van margarines en vetten, mayonaise en sausen en oliën. De groep heeft een leiderspositie
opgebouwd in snelgroeiende markten zoals sojavoedingsproducten en diepgevroren deegproducten.
Naast de oprichting van Alpro, start Vandemoortele in 1980 de bouw van de soja extractie fabriek op in
Gent-Zeehaven, waar grote zeeschepen afkomstig uit de Verenigde Staten en Zuid-Amerika sojabonen
aanvoeren ten behoeve van Alpro. In 1996-1997 neemt Vandemoortele de sojadranken en tofu
producent Sojinal in Frankrijk over en versterkt op die manier de marktpositie in sojavoeding van Alpro.
In 1999 bouwt Alpro een nieuwe fabriek voor sojadranken in Engeland om ook aldaar een antwoord te
kunnen geven op de snelle markgroei van sojavoeding.
De groepsstructuur van Vandemoortele kent voornamelijk een indeling op basis van de verschillende
producten die de onderneming aanbiedt. Zo wordt er een onderscheid gemaakt tussen de Margarine and
Fats divisie, de Mayonnaise and Sauces divisie, de Backery Products divisie en de Soy Food divisie.
Alpro maakt deel uit van deze laatste divisie. Naast deze vier productdivisies heeft Vandemoortele ook
een divisie, Metro genaamd, die het transport verzorgt en heeft het een joint-venture afgesloten met de
de Amerikaanse groep Cargill voor het verpakken van de olieproducten. De groep telt in totaal zestien
productiebedrijven en twaalf commerciële afdelingen verdeeld over een tiental landen (België,
Frankrijk, Nederland, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Italië, Oostenrijk, Tsjechië en Rusland).
De groep Vandemoortele realiseert een geconsolideerde omzet van om en bij de één miljard euro. Het
grootste deel van deze omzet wordt verwezenlijkt in de Benelux en Frankrijk. Dit alles wordt mogelijk
gemaakt door de inzet van zo’n 2.400 medewerkers verspreid over de diverse vestigingen. Van deze
2.400 worden er 275 werknemers ten dienste gesteld van de divisie voor sojavoeding, waaronder Alpro.
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
83
4.5.3 JBKART
JBKart staat voor Joost Boxoen Kartsport en ontwikkelt, ontwerpt en produceert go-karts voor recreatief
‘indoor- en outdoorkarting’.
In 1994 raken, mede dankzij een toenemende persbelangstelling, meer en meer mensen in de ban van
‘indoorkarting’. Investeerders worden dan ook steeds meer geïnteresseerd in het opstarten van
kartingcircuits. Hierdoor ontstaat het idee JBKart op te starten. JBKart wordt, aanvankelijk als een
EBVBA, in 1994 door Dhr. Boxoen te Dadizele opgericht. Hierbij worden voornamelijk go-karts uit
Italië geïmporteerd en verhandeld aan de opkomende kartingcircuits in België. De kwaliteit van deze
Italiaanse karts laat het echter afweten, waardoor het idee ontstaat zelf de productie van go-karts op te
starten. Hiervoor is er echter meer ruimte nodig en verhuist de firma naar Wevelgem. Op dat moment
groeit JBKart ook uit tot een BVBA. Alle onderdelen worden nu zelf ontworpen en geassembleerd,
maar het maken van de chassis, dit is de kern van een go-kart, gebeurt nog in onderaanneming. In 2000
echter bouwt JBKart zijn eigen lasafdelingen zodat de meeste onderdelen nu in huis kunnen worden
gemaakt waardoor men niet meer al te afhankelijk van de toeleveranciers hoeft te zijn. Ondertussen is
JBKart reeds uitgegroeid tot een volwaardige NV en heeft het op vlak van ‘indoorkarting’ een
leiderspositie op de wereldmarkt.
Wat de groepsstructuur betreft, bestaat JBKart uit twee grote pijlers. Enerzijds is er JBKart-België en
anderzijds is er ook nog JBKart-Amerika, een LLC (Limited Liability Company) naar Amerikaans recht.
JBKart-Amerika is eigenlijk een joint-venture met een Amerikaanse firma die instaat voor de verkoop in
de Verenigde Staten. Daarnaast heeft JBKart ook nog verkoopskantoren in Duitsland, Engeland en
Canada. Om ook de Aziatische markt te kunnen bedienen, wordt er nauw samengewerkt met een
kartingcircuit in Hong Kong. Naast deze verkoopskantoren, heeft JBKart ook een afdeling in Roemenië
die instaat voor de productie van de remsystemen.
In totaal behaalt JBKart een omzetcijfer van zo’n 7,7 miljoen euro. Hierbij neemt JBKart-België zo’n 4
miljoen euro voor zijn rekening, terwijl JBKart-Amerika een omzet van 3,7 miljoen euro behaalt. Wat
de investeringen betreft, is JBKart niet blijven stilstaan. Naast het uitbouwen van de eigen
lasafdelingen, werd er ook veel geïnvesteerd in het machinepark (draaibanken, etc.). Ook de ERP-
implementatie legt beslag op een groot deel van de investeringsmiddelen. Maar het belangrijkste
investeringsproject voor JBKart op dit moment is ongetwijfeld het Craft-project. Ondanks de sterke
groei van indoorkarting, werd er door de producenten zeer weinig aandacht besteed aan veiligheid en
ergonomie waardoor ernstige ongevallen (hoewel sporadisch) niet uitbleven. Daardoor ontstond reeds
vier jaar geleden het idee binnen JBKart om een duurzame en veilige go-kart te ontwikkelen op basis
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
84
van composiet (een soort kunststofmaterie). Dit project loopt in samenwerking met de Technische
Universiteit Delft en wordt gesubsidieerd door de Europese Commissie. De introductie van deze nieuwe
kart is gepland in september 2002. Aan de hand van de reeds gegeven voorstellingen op diverse beurzen
in Europa, blijkt de belangstelling voor en het enthousiasme over deze kart zeer groot te zijn. Dit project
zal dan ook een totaal nieuw concept in de kartingwereld lanceren waarbij de veiligheid en het
ergonomisch design de prioriteit wegdragen.
4.5.4 VRT
De VRT, Vlaamse Radio- en Televisieomroep, is onze alom bekende nationale zender en wellicht één
van de modernste overheidsbedrijven in België. Het bestaat uit twee televisiekanalen, TV 1 en
Canvas/Ketnet, en uit 6 radiostations, Radio 1, Radio 2, Klara, Studio Brussel, Radio Donna en RVI
(Radio Vlaanderen Internationaal).
Het ontstaan van de VRT moet worden gezocht bij de wet van 18 juni 1930 waarbij het Belgisch
Nationaal Instituut voor Radio-Omroep (NIR) werd opgericht. Op die manier wordt er enige structuur
in de Belgische omroepwereld geschapen. De eerste experimentele tv-uitzendingen in België
daarentegen dateren van 1932. Maar het experiment wordt echter al na twee maanden stilgelegd. Op 31
oktober 1953 gaat dan eindelijk de eerste tv-avond de ether in. Vervolgens wordt door de wet van 18
mei 1960 het NIR omgevormd tot 3 instituten: BRT, RTBF en het Instituut van de Gemeenschappelijke
Diensten (wat later de BRF zal worden). Door het goedkeuren van het kabeldecreet en de reclamewet in
1987, verliest de toenmalige BRT zijn monopoliepositie. Dit maakt de oprichting van een commerciële
tv-zender in Vlaanderen mogelijk. Tussendoor wordt in 1991 de BRT omgedoopt tot de BRTN,
officieel is dit nu ‘De omroep van de Vlaamse Gemeenschap’. Door de steeds meer hardnekkige
opkomst van de commerciële tv-zenders, beslist de BRTN zich te herpositioneren om de
concurrentiestrijd aan te kunnen. In dit kader wordt de BRTN in 1997 uiteindelijk omgevormd tot de
VRT, nu een NV van publiek recht geworden. Dit gaat gepaard met een grote herpositionering van de
verschillende netten. Zo wordt TV 2 omgevormd tot Canvas en Ketnet en krijgt Radio 3 voortaan de
naam Klara.
Zoals reeds eerder werd vermeld, bestaat de VRT uit twee televisienetwerken enerzijds en zes
radiokanalen anderzijds. Dit wordt weerspiegeld in de organisatiestructuur van de VRT. Naast de
algemene directie op corporate niveau, bestaat er een divisie voor de televisie en een divisie voor de
radio. Aan het hoofd van elke divisie staat een algemene directeur met daaronder de verschillende
netmanagers die verantwoordelijk zijn voor een televisie- of radiokanaal. Naast deze twee divisies voor
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
85
radio en televisie, bestaat er ook nog de NV e-VRT. Deze afdeling werd in 2000 opgericht naar
aanleiding van een voorstel van de Vlaamse Overheid aan de VRT om het voortouw te nemen in de
uitbouw van een e-servicenetwerk in Vlaanderen.
Een blik op de resultatenrekening van de VRT leert ons dat ze in 2000 een omzet realiseren van zo’n
98,3 miljoen euro. De VRT is een overheidsbedrijf en een groot deel van haar werkingsmiddelen zijn
dan ook afkomstig van overheidssubsidies. Zo kreeg de openbare omroep in 2000 een werkingsdotatie
van 181,51 miljoen euro. De VRT kent echter een gemengde financiering. De omroep heeft geen recht
op inkomsten uit tv-reclame, maar wel op inkomsten uit radioreclame en televisie sponsoring. Dit is
echter beperkt tot respectievelijk 40,9 miljoen euro en 8,7 miljoen euro, maar dit vormt wel een niet
onbelangrijke bijkomende bron van middelen.
In het jaar 2000 telt de VRT zo’n 2.500 vaste personeelsleden en zo’n 1.600 losse medewerkers. Op 31
december zet de VRT echter een punt achter het statuut van de ‘losse medewerker’. Mensen die aan een
aantal voorwaarden voldoen, worden opgenomen als een volwaardig personeelslid. Voor de mensen die
niet voldoen, zet de VRT een soort eigen uitzendkantoor op poten. De VRT kent een zeer actief
personeelsbeleid. Zo zijn een permanente evaluatie, opleiding en vorming en het gebruik van
‘assessment centers’ vaste topics op de agenda van de personeelsdienst.
4.6 ANALYSE VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN
In deze sectie komt eigenlijk het belangrijkste deel van het praktijkonderzoek aan bod, namelijk de
analyse van de onderzoeksresultaten. Deze analyse zal plaatsvinden in twee stappen. Eerst zullen we de
resultaten per gevalstudie bekijken (‘within-case analysis’). Daarna wordt in een algemeen overzicht
gezocht naar de gelijkenissen en de verschillen tussen de diverse gevalstudies (‘cross-case comparison’)
en wordt meteen ook een vergelijking met de literatuur gemaakt.
4.6.1 VAN DE VELDE
Bij Van de Velde werd het ERP-systeem Movix van Intentia geïmplementeerd. Naast het ERP-systeem,
wordt er wel nog met een aantal alleenstaande applicaties gewerkt, maar naar de toekomst toe is het de
bedoeling dat alles via het ERP-systeem zal worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
86
Een eerste vaststelling bij Van de Velde betreft de mogelijkheden die het ERP-systeem biedt op vlak van
‘costing’. Voor de implementatie van het ERP-systeem moest, om de analytische boekhouding te
kunnen uitvoeren, het rekeningstelsel bij Van de Velde zeer sterk worden uitgebreid. Nu laat het ERP-
systeem toe aan elke rekening van het rekeningstelsel acht dimensies te koppelen. Hierdoor kan de
analytische boekhouding veel gedetailleerder gebeuren, wat op zijn beurt een exactere kostprijscalculatie
toelaat.
Een tweede vaststelling betreft het feit dat er nu door middel van het ERP-systeem gegevens op een zeer
gedetailleerd niveau kunnen worden bijgehouden. Dit leidt tot een betere informatievoorziening ten
behoeve van de besluitvorming. Maar om echte analyses te kunnen uitvoeren, moeten er ofwel queries
op de ERP-bestanden worden uitgevoerd, ofwel gebruik worden gemaakt van aparte applicaties. De
gegevens worden dan wel uit het ERP-systeem gehaald en via een ‘datawarehouse’ naar deze
applicaties overgebracht. Dit kan er dus op wijzen dat het ERP-systeem onvoldoende de besluitvorming
ondersteunt, althans in het geval van Van de Velde.
Bij Van de Velde wordt de verschillenanalyse (nog) niet via het ERP-systeem uitgevoerd. Dit zou
liggen aan het feit dat de budgetten ook (nog) niet via het ERP-systeem worden opgesteld. Het budget
wordt wel opgesteld aan de hand van gegevens uit het ERP-systeem. Ook ten behoeve van de
budgettering maakt het ERP-systeem volgens Van de Velde een betere informatievoorziening mogelijk.
Verder gebeurt de prestatiemeting bij Van de Velde ook niet via het ERP-systeem daar de
verschillenanalyse buiten het ERP-systeem verloopt. Buiten een betere informatievoorziening, valt er
op deze drie vlakken niet echt een impact van het ERP-systeem te onderkennen. Dit heeft uiteraard te
maken met het feit dat deze zaken zich nog buiten het ERP-systeem afspelen.
Ook de maandrapportering wordt bij Van de Velde opgebouwd aan de hand van gegevens uit het ERP-
systeem, maar gebeurt niet in het systeem zelf. De gegevens worden via de ‘datawarehouse’ uit het
ERP-systeem gehaald en vervolgens automatisch in Access verwerkt. Wat de ad hoc rapportering
betreft, kunnen we een gelijkaardige methode vaststellen. De gegevens worden via queries op de ERP-
bestanden verzameld om dan in Excel verder te worden verwerkt. Opnieuw wordt er door het ERP-
systeem een betere informatievoorziening bekomen, terwijl de activiteit zelf hoofdzakelijk buiten het
ERP-systeem geschiedt. Bij Van de Velde heeft dit voornamelijk te maken met het feit dat er in het
ERP-systeem geen specifieke module voor de rapportering is voorzien, zodat de rapporteringsfuncties
zelf moeten worden aangemaakt. Verder is het bij Van de Velde niet zo dat het ERP-systeem leidt tot
een overvloed aan informatie voor de managers. Het is volgens Van de Velde afhankelijk van de
afspraken die worden gemaakt over welke gegevens tot informatie zullen worden verwerkt en in een
rapport zullen worden doorgestuurd.
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
87
In het algemeen heeft de ERP-implementatie bij Van de Velde geen drastische ingrijpen op de job van
de management accountant gehad. Uiteraard waren er aanpassingsproblemen in het begin, maar dit
geldt evenzeer voor de andere gebruikers. Volgens Van de Velde komt het er voor de management
accountant vooral op aan het systeem beter te kennen dan de gewone gebruiker. Er zitten met name nog
heel wat functies en mogelijkheden in die nog niet worden benut. We zouden kunnen stellen dat de
accountant nu de taak heeft het systeem verder uit te diepen. Verder wordt er bij Van de Velde niet echt
vastgesteld dat de accountant meer tijd zou hebben voor analytisch werk. Ook zou de accountant niet
onmiddellijk het gevoel hebben de controle te verliezen. De informatie is nu inderdaad wel meer
verspreid in de organisatie, maar eerst en vooral bestaat er een specifieke regeling met betrekking tot de
toegang tot deze informatie en ten tweede is het zo dat de bestuursleden niet de tijd hebben om zelf de
gegevens te verzamelen en te analyseren. De management accountant behoudt dus zijn positie in de
organisatie.
Een laatste vaststelling bij Van de Velde betreft het feit dat de ERP-implementatie zorgt voor een zekere
mate van rigiditeit. Het systeem wordt als minder flexibel ervaren daar nodige aanpassingen nu aan de
ERP-leverancier moeten worden aangevraagd in plaats van aan de eigen informatica-afdeling. Hierdoor
duurt het langer vooraleer de nodige veranderingen kunnen worden doorgevoerd. Het gevolg hiervan is
dat velen zichzelf proberen te behelpen met allerhande Excel toepassingen. We kunnen dus stellen dat
het minder flexibel zijn van het ERP-systeem een verklaring kan bieden voor het nog steeds gebruiken
van alleenstaande applicaties na de ERP-implementatie. Het voordeel echter van het feit dat
aanpassingen niet zomaar kunnen worden doorgevoerd, is dat het systeem nu beter beheersbaar blijft.
Er kan niet zomaar meer op alle wensen van de gebruikers worden ingegaan waardoor een
oncontroleerbare situatie zou worden gecreëerd. Het is dus een afwegen van flexibiliteit tegenover
beheersbaarheid.
4.6.2 ALPRO SOJA
Bij Alpro werd het pakket SAP geïmplementeerd. Men probeert zoveel mogelijk activiteiten uit te
voeren via het ERP-systeem. Naast het ERP-systeem, maakt Alpro naar de rapportering toe ook nog
gebruik van een ‘business warehouse’ (BW). Dit is een databank van SAP zelf.
Een eerste vaststelling bij Alpro is dat de kostprijsberekening volledig in SAP is geïntegreerd. Alle
nodige gegevens om de kostprijs van een product te berekenen, zitten tot in het grootste detail in SAP.
Dit zorgt ervoor dat de kostprijsberekening zeer gedetailleerd kan gebeuren. Naar de toekomst toe
wensen ze bij Alpro het ‘costingproces’ via het ERP-systeem nog sneller te laten gebeuren. Via een
intranet zouden verschillende mensen in de onderneming in staat moeten zijn simultaan alle nodige
gegevens met betrekking tot een nieuw product in te geven. Hierbij zou SAP zodanig moeten worden
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
88
geconfigureerd zodat het zelf, via een keuzelijst, suggesties doet voor het invullen van bepaalde
gegevens afhankelijk van bepaalde opgegeven karakteristieken van het nieuwe product. We kunnen dus
stellen dat het ERP-systeem bij Alpro potentie bezit om het proces van de kostprijsberekening sneller te
laten gebeuren.
Verder stellen we vast dat het ERP-systeem niet in staat is om de besluitvorming bij Alpro voldoende te
ondersteunen. Dit zou te maken hebben met het feit dat het ERP-systeem te zwak is op vlak van de
rapportering. Met andere woorden is de mate waarin het ERP-systeem de besluitvorming voldoende
kan ondersteunen, voor een groot stuk afhankelijk van de mogelijkheden met betrekking tot rapportering
die het ERP-systeem voorziet. In het geval van Alpro kan het ERP-systeem wel veel rapporten
genereren binnen een bepaalde module, maar het schiet te kort indien men rapporten wenst op te stellen
met gegevens uit verschillende modules. Met andere woorden slaagt het ERP-systeem niet in het
voldoende integreren van de informatie. Uit hetgeen we in hoofdstuk twee hebben geleerd, zou dit
kunnen te maken hebben met het feit dat de procesgerichte benadering van het ERP-systeem
onvoldoende werd uitgediept of met het feit dat er niet voldoende modules werden geïmplementeerd
(cfr. supra 2.2). Dit laatste valt echter te betwijfelen, gezien men bij Alpro zoveel mogelijk met het
ERP-systeem tracht uit te voeren. Uiteraard is het ook mogelijk dat dit een gebrek is die typerend is
voor SAP. Om hierover een uitspraak te kunnen doen, zou er nog verder onderzoek bij Alpro moeten
worden verricht.
Een derde vaststelling betreft de verschillenanalyse. Via het ERP-systeem kan de verschillenanalyse
zeer gedetailleerd worden uitgevoerd. Maar dit is niet allemaal zo vanzelfsprekend. Om dit zeer
gedetailleerd te kunnen doen, is het noodzakelijk dat ook de budgetten en de kostprijzen tot op dat
niveau moeten worden opgemaakt. Het budget wordt bij Alpro volledig in het ERP-systeem opgesteld.
En dit kan zeer gedetailleerd gebeuren: van de bruto verkopen worden alle kosten tot op artikelniveau
afgetrokken. Dit heeft een belangrijke implicatie. Juist omdat het ERP-systeem toelaat het budget op
een zeer gedetailleerd niveau op te stellen, kan ook de verschillenanalyse zeer gedetailleerd worden
uitgevoerd. Indien het budget buiten het ERP-systeem wordt opgemaakt, zal dit hoogstwaarschijnlijk
niet zo gedetailleerd verlopen, waardoor ook de verschillenanalyse niet zo gedetailleerd kan gebeuren.
We kunnen dus stellen dat er hier toch wel een opmerkelijke impact van het ERP-systeem valt te
onderkennen. Daarnaast is het ook zo dat het budget veel beter kan worden opgevolgd. Indien men iets
wenst te bestellen bijvoorbeeld, moet dit onmiddellijk in het ERP-systeem worden ingegeven. Op die
manier kan er beter worden nagegaan wat er waar werd gespendeerd.
Verder wordt de prestatiemeting bij Alpro niet uitgevoerd via het ERP-systeem. Wel worden de
gegevens uit het ERP-systeem gebruikt ten behoeve van de prestatiemeting. Via een betere
informatievoorziening heeft het ERP-systeem dus onrechtstreeks een invloed op de prestatiemeting.
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
89
Ten vijfde heeft bij Alpro de ERP-implementatie niet gezorgd voor het introduceren van nieuwe
accountingtechnieken, maar wel voor een verfijning en uitdieping van de bestaande technieken. Door
het ERP-systeem besliste men bijvoorbeeld om op ABC over te schakelen. Vroeger werd dit ook al
toegepast, maar dit was zeer elementair.
Wat de rapportering betreft, hebben we reeds vermeld dat het ERP-systeem tekortschiet om gegevens
uit verschillende modules met elkaar te combineren. Binnen een bepaalde module kunnen er wel
verschillende rapporten worden gegenereerd en het is zelfs zo dat er veel meer mogelijkheden zijn dan
vroeger doordat er op veel verschillende dimensies kan worden geselecteerd. Je kan de verkopen
bijvoorbeeld bekijken per land, per productgroep, per vertegenwoordiger, enz. Wat de ad hoc
rapportering betreft, worden er nog veel rapporten buiten het ERP-systeem aangemaakt. Omdat deze te
specifiek zijn, zouden er toch veel fouten inzitten indien ze uit het ERP-systeem worden gehaald.
Daarom worden ze buiten het ERP-systeem opgemaakt, maar wel met behulp van gegevens uit het ERP-
systeem.
Een zevende vaststelling betreft het feit of de ERP-implementatie al dan niet leidt tot een overvloed aan
informatie voor de managers. Bij Alpro zijn ze van mening dat dit inderdaad mogelijk zou zijn indien
er geen tussenpersoon is die filtert. Er wordt zodanig op een gedetailleerd niveau gewerkt, dat het
noodzakelijk is dat er nu en dan eens wordt stilgestaan om zich af te vragen wat de relevantie daarvan is.
Wat de invloed op de functie van de management accountant betreft, heeft de ERP-implementatie geen
verandering van verantwoordelijkheden met zich meegebracht. Verder is het ook zo dat de accountants
verantwoordelijk blijven voor het analyseren en interpreteren van de data. Vooraleer er aan de manager
wordt gerapporteerd, moeten eerst de nodige analyses worden uitgevoerd en moeten de nodige
verklaringen worden achterhaald. Daarenboven gaat de job van de management accountant gepaard met
heel veel denkwerk. Dit zijn redenen waarom de accountant niet moet vrezen dat de managers alles zelf
uit het systeem zullen halen. Verder is het inderdaad zo dat het ERP-systeem tijd uitspaart door een
aantal zaken te automatiseren, maar deze tijd gaat langs een andere kant weer verloren. Daar alles nu
veel meer gedetailleerder gebeurt, moet er ook veel meer tijd in de analyse worden gestopt. Doordat
alles zo in detail gebeurt, bestaat ook het risico dat het ERP-systeem een doel op zich wordt.
Daarenboven is er, omwille van een grotere verspreiding van de data, een afname van communicatie
tussen de werknemers. Dit alles zorgt ervoor dat het werk van de accountant wat van de realiteit
wegschuift. Alles kan via het computerscherm worden gezien en opgevolgd, waardoor alles minder
tastbaar wordt. Vervolgens is het niet duidelijk of het ERP-systeem tot een grotere werkdruk voor de
accountant heeft geleid. Het is namelijk zo dat Alpro de laatste jaren zeer sterk is gegroeid, waardoor dit
feit ook aan de basis zou kunnen liggen van een eventueel hogere werkdruk.
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
90
4.6.3 JBKART
Een tweetal jaar geleden begon JBKart met het zoeken van de geschikte ERP-leverancier. Na een
nauwkeurige overweging koos het voor het ERP-systeem Axapta. Maar de implementatie is nu nog niet
helemaal rond. Eerst en vooral werkt JBKart nog met een alleenstaand pakket voor de boekhouding.
Tussen dit pakket en het ERP-systeem bestaat er een manuele link. Het is de bedoeling dat dit systeem
nog een jaar parallel met het ERP-systeem loopt, maar dat het daarna wordt vervangen door het ERP-
systeem. Ten tweede is ook de productiemodule nog niet helemaal geïmplementeerd.
Ten eerste kunnen we bij JBKart vaststellen dat de kostprijzen veel vlugger kunnen worden opgevolgd,
wat strategisch gezien zeer belangrijk kan zijn. Je kan nu veel sneller inspelen op de concurrentie.
JBKart is een onderneming die met zeer veel onderdelen werkt. Hiervan wordt een deel aangekocht,
maar wordt er ook een groot deel zelf gemaakt. Zonder een ERP-systeem kunnen de kostprijzen van al
die onderdelen onmogelijk zo snel en accuraat worden opgevolgd als met een ERP-systeem. Dit is
belangrijk om het aankoopbeleid in goede banen te leiden. Eens de productiemodule volledig zal zijn
geïmplementeerd zal ook de totale kostprijs van het product veel vlugger kunnen worden vastgesteld.
Bij JBKart kan het ERP-systeem wel op een voldoende manier de besluitvorming ondersteunen. Maar
toch wordt er nog gebruik gemaakt van een aantal spreadsheets. De reden hiervoor zou zijn dat het
ERP-systeem nog niet helemaal op punt staat.
Een derde vaststelling bij JBKart betreft het feit dat de ERP-implementatie ervoor heeft gezorgd dat er
nu een aantal accountingtechnieken worden uitgevoerd die voorheen niet werden toegepast. Maar
hierbij moet er wel voor ogen worden gehouden dat JBKart de laatste jaren een sterke groei heeft
gekend. Deze groei brengt met zich mee dat er meer nood is aan gedegen accountingtechnieken. Dus
het is zo dat de introductie van deze nieuwe accountingtechnieken niet uitsluitend het gevolg zijn van de
ERP-implementatie. Maar er het is wel mogelijk dat het ERP-systeem toelaat om deze nieuwe
accountingactiviteiten uit te voeren. Misschien was er door de groei wel nood aan nieuwe
accountingtechnieken, maar konden ze niet of niet goed genoeg worden uitgevoerd zonder een ERP-
systeem.
In JBKart wordt de verschillenanalyse niet uitgevoerd aan de hand van het ERP-systeem, maar wel aan
de hand van gegevens uit het ERP-systeem. De reden hiervoor moet worden gezocht bij het feit dat de
boekhouding nog niet volledig in het ERP-systeem zit. De gegevens met betrekking tot de vaste kosten
worden uit het boekhoudpakket gehaald, terwijl de variabele kosten uit het ERP-systeem worden
gehaald. JBKart verwacht dat eens de verschillenanalyse aan de hand van het ERP-systeem wordt
uitgevoerd, dit veel sneller en gedetailleerder zal kunnen verlopen. Ook de budgettering gebeurt bij
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
91
JBK nog buiten het ERP-systeem en dit opnieuw omdat de boekhouding ook nog buiten het ERP-
systeem wordt verzorgd. Het budget wordt opgesteld aan de hand van gegevens uit het ERP-systeem en
aan de hand van gegevens uit het boekhoudpakket. Voor de komst van het ERP-systeem werd er
nauwelijks een budget opgesteld. Nu wordt dit wel gedaan en eens de boekhouding in het systeem zit, is
het de bedoeling dat ook de budgettering volledig aan de hand van het ERP-systeem kan geschieden.
Dus in het geval van JBKart is er op vlak van budgettering toch wel een grote impact merkbaar, gezien
voor de implementatie nauwelijks werd gebudgetteerd.
Ten vijfde kunnen we bij JBKart vaststellen dat de prestatiemeting door de ERP-implementatie kan
verbeterd worden. Nu gebeurt de prestatiemeting nog buiten het ERP-systeem, maar wel aan de hand
van de gegevens uit het ERP-systeem. Bij JBKart is het van cruciaal belang dat de prestatiemeting goed
verloopt. Het is namelijk zo dat een groot deel van het personeelsbestand bestaat uit
handelsvertegenwoordigers die voor een stuk variabel worden beloond op basis van hun prestaties. Eens
het nieuwe commissiesysteem op punt staat, zal dit via het ERP-systeem kunnen worden uitgevoerd
waardoor de commissies vlugger en gemakkelijker kunnen worden opgevolgd en vastgesteld.
Wat de routine rapportering betreft, heeft het ERP-systeem bij JBKart ook een invloed gehad. Voor de
ERP-implementatie duurde het enige tijd vooraleer de nodige gegevens werden verzameld. Nu kan alles
veel sneller gebeuren. We stellen hier dus een betere informatievoorziening vast. Het is wel zo dat de
rapporten nog niet volledig aan de hand van het ERP-systeem worden gegenereerd, maar het is wel de
bedoeling dat dit in de toekomst zal gebeuren. Wat de ad hoc rapportering betreft, wordt er ofwel
gebruik gemaakt van spreadsheets, ofwel worden gegevens rechtstreeks uit het ERP-systeem gehaald.
Bij JBKart zijn ze wel van mening dat het ERP-systeem voldoende functionaliteiten bevat om de ad hoc
rapportering op een voldoende wijze te ondersteunen.
Een zevende vaststelling heeft te maken met het feit dat het ERP-systeem inderdaad een zee van
informatie kan voorzien. Het is zelfs zo dat het soms noodzakelijk is om de kleinste details te kunnen
opvragen. Bij JBKart hebben ze daardoor bijvoorbeeld een belangrijke strategische beslissing kunnen
nemen, waardoor hun transportkost met maar liefst 45% is kunnen dalen. Maar de rapportering naar de
managers toe hoeven daarom nog niet op zo’n detailniveau te gebeuren. De manager moet gewoon zijn
bedrijf heel goed kennen en kunnen zeggen welke gegevens hij wil en welke niet. Om dit te kunnen
bereiken is het belangrijk dat de manager nauw betrokken is bij de implementatie, zodat op deze cruciale
ogenblikken de juiste beslissingen en afspraken kunnen worden gemaakt met betrekking tot de gewenste
informatie.
Wat de functie van de management accountant betreft, valt het bij JBKart op dat vooral de snelheid,
waarmee de accountingtechnieken worden uitgevoerd, door de ERP-implementatie sterk is toegenomen.
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
92
Dit laat toe snellere beslissingen te nemen, waardoor de kwaliteit van de accountingtechnieken enigszins
op die manier wordt verbeterd. Verder is het bij JBKart zo dat de ERP-implementatie heeft gezorgd
voor een mindere werkdruk. Dit is opnieuw omwille van de snelheid waarmee alles nu kan worden
uitgevoerd. Vervolgens is de functie van de management accountant iets transparanter geworden.
Doordat zijn werk nu beter te controleren valt, zou hij op die manier wel wat meer onder druk komen te
staan. Tenslotte is het ook in JBKart zo dat de accountant niet hoeft te vrezen voor het feit dat de
manager alles zelf uit het systeem zou halen. Dit heeft te maken met het feit dat de manager het
totaalbeeld van de organisatie moet zien te bewaren, terwijl de management accountant ervoor moet
zorgen dat er één stuk van dit totaalbeeld wordt opgevuld. De manager heeft geen tijd om alle vakjes
zelf op te vullen.
4.6.4 VRT
Bij de VRT startten ze in januari 2001 met de effectieve implementatie van SAP. Met uitzondering van
een verloningssysteem en een uurregelingsysteem voor het technisch personeel, gebeuren alle andere
activiteiten in SAP. Deze systemen zijn dan met behulp van een interface met het ERP-systeem
verbonden.
Ten eerste stellen we vast dat het ERP-systeem bij de VRT veel meer mogelijkheden biedt op vlak van
‘costing’. Het ‘costingproces’ is volledig in het ERP-systeem geïntegreerd. Vroeger was dit niet het
geval en gebeurde de voorraadwaardering bijvoorbeeld buiten het informatiesysteem. Vervolgens is het
zo dat de kostprijsberekening op een veel gedetailleerder niveau kan gebeuren. Vroeger berekende men
bijvoorbeeld de kostprijs van een serie van 13 afleveringen. Nu kan men al de kostprijs berekenen van 1
aflevering of zelfs van een component van een aflevering. Ook zorgt het ERP-systeem bij de VRT
ervoor dat de kosten veel beter kunnen worden opgevolgd.
De besluitvorming bij de VRT verloopt nog niet optimaal, maar verwacht wordt dat dit in de toekomst
zal verbeteren. Het ERP-systeem heeft wel heel wat mogelijkheden gecreëerd. Bij de VRT hebben ze
namelijk een business model kunnen implementeren, wat ze zonder het ERP-systeem nooit hadden
kunnen doen. Dit model laat toe vluggere en correctere beslissingen te nemen. Het model bestaat uit de
verkoopsprognoses, de lange termijn plannen, de korte termijn objectieven, de productie, de verkopen en
de facturatie. Indien nu uit het ERP-systeem blijkt dat er van het budget wordt afgeweken, dan kan of
zal er veel vlugger kunnen worden ingegrepen en worden aangestuurd. Vroeger werd het budget enkel
opgemaakt op het niveau van de kostenplaatsen, waardoor er geen link bestond met het product. Het
ERP-systeem laat nu toe het budget zeer gedetailleerd op te stellen waardoor er, via het business model,
meer mogelijkheden voor de besluitvorming ontstaan.
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
93
Een derde vaststelling betreft het feit dat de VRT door de ERP-implementatie met standaardkostprijzen
is beginnen werken. Hier stellen we dus een introductie van een accountingconcept vast. Nu kan de
budgettering volledig gebeuren aan de hand van standaardkostprijzen en kunnen allerhande verschillen
worden berekend en geanalyseerd.
Bij de VRT kan de verschillenanalyse veel gedetailleerder en veel uitgebreider gebeuren door de ERP-
implementatie. Per dimensie kun je nu maar liefst zeven verschillende varianties berekenen. Dit alles
wordt mogelijk gemaakt omdat het ERP-systeem toelaat ook de budgettering in detail op te stellen. Bij
de VRT gebeurt de budgettering volledig in het ERP-systeem. Doordat het ERP-systeem toelaat het
budget op een detailniveau op te maken, kan ook het bovenvermelde business model worden toegepast,
zodat langs deze weg de besluitvorming kan worden bevorderd. Ook laat het ERP-systeem beter toe na
te gaan waar de capaciteit wordt verbruikt en waar er nog ongebruikte capaciteit is (maatstaf voor
inefficiëntie ). Zo creëerde de VRT een kostenplaats per functie en is ‘journalist’ bijvoorbeeld een
kostenplaats. Op die kostenplaats worden de salarissen van de journalisten gebudgetteerd. Daarna
wordt de consumptie ‘journalist’ per slot gebudgetteerd. Een ‘slot’ is een tijdseenheid in de
programmering. Zo is bijvoorbeeld de tijd van 19h tot 19h45 het slot van het nieuws. Als er nog iets
overblijft op de kostenplaats van de journalisten wanneer de werkelijke consumptie is gekend, dan is er
ongebruikte capaciteit van de functie journalist. Verder gebeurt de individuele prestatiemeting bij de
VRT niet aan de hand van het ERP-systeem.
Ten vijfde is het zo dat de standaardrapportering uit het ERP-systeem in het geval van de VRT zou
leiden aan een teveel aan informatie. Daarom zijn ze begonnen met het ontwerpen van een MIS op basis
van de gegevens uit het ERP-systeem. Via dit MIS moet er worden tegemoetgekomen aan de behoeften
op vlak van de rapportering in de organisatie. We kunnen dus stellen dat in dit geval het ERP-systeem
inderdaad leidt tot een overvloed aan informatie. Verder werd er bij de VRT beslist om de ad hoc
rapportering zoveel mogelijk buiten het ERP-systeem te laten. Er werd geopteerd om het ERP-systeem
zoveel mogelijk standaard te laten zonder al te veel te moeten configureren. Voor de ad hoc
rapportering worden de nodige gegevens uit het ERP-systeem gehaald en dan verder verwerkt in een
Excel sheet of iets anders.
Een zesde vaststelling betreft de invloed van de ERP-implementatie op de job van de management
accountant. In het geval van de VRT heeft het ERP-systeem geleid tot de creatie van meer werk voor de
accountant. De reden hiervoor moet gezocht worden bij het feit dat alles nu veel meer in detail gebeurt.
Maar dit betekent niet dat er bij de VRT kan worden vastgesteld dat de ERP-implementatie heeft geleid
tot een grotere nadruk op de kwaliteit van het accountingwerk. Nu wordt de energie nog altijd het meest
gestopt in het verkennen van het ERP-systeem en het beheersen van alle functionaliteiten. Dit zorgt
ervoor dat er nog minder tijd is om goede en gedegen analyses uit te voeren. Verder stellen we bij de
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
94
VRT vast dat de informatici nogal sterk hun technische stempel op het ERP-systeem drukken. Dit zorgt
ervoor dat het ERP-systeem soms minder aan de wensen van de gebruikers, en dus ook van de
management accountant, voldoet. De reden hiervoor moet gezocht worden bij de implementatie. Er
moet eerst worden achterhaald hoe het systeem werkt en wat het allemaal kan. Gezien dit het
vakdomein is van een informaticus, is dit voor hem eenvoudiger te begrijpen waardoor hij
gemakkelijker zijn stempel kan drukken tijdens de implementatie. Vervolgens stellen we bij de VRT
vast dat de management accountant het gevoel heeft enigszins de controle te verliezen. Het is zo dat de
accountants bij de VRT nu meer afhankelijk worden van de input van anderen. Omwille van de
integratie van de verschillende modules, wordt het mogelijk een aantal gegevens in een andere afdeling
in te geven. Hierdoor wordt de accountant meer afhankelijk van de input van een andere medewerker.
Tenslotte valt er op te merken dat er bij de VRT wordt gestreefd naar een andere invulling van de taken
van de management accountant. Het is de bedoeling dat het MIS (dat functioneert op basis van de
gegevens van het ERP-systeem) zodanig wordt ontworpen dat het voldoet aan alle informatiebehoeftes
van de managers. Zo zal er minder een beroep op de accountant moeten worden gedaan. De accountant
zelf zal er dan moeten voor zorgen dat het MIS op een adequate manier wordt ontwikkeld en
onderhouden. Verder zal hij ook nog een aantal analyses moeten uitvoeren en rapporteren op het
corporate niveau naar de directie toe. Dus via de uitbouw van het MIS dat mogelijk wordt gemaakt door
het ERP-systeem, zorgt het ERP-systeem onrechtstreeks voor een mogelijke taakverandering van de
accountant.
4.6.5 ALGEMEEN OVERZICHT EN VERGELIJKING MET DE LITERATUUR
In dit algemeen overzicht worden de bevindingen voor de verschillende ondernemingen nog eens op een
rijtje gezet in de onderstaande tabel. Deze tabel zal ons dan ook meteen beter toelaten de gelijkenissen
en de verschillen tussen de bevindingen voor de diverse ondernemingen te achterhalen. Daarna zal
enigszins worden gepoogd om een oorzaak voor deze verschillen of gelijkenissen te vinden en zal de
vergelijking met de literatuur worden gemaakt.
95
Tabel 13: Overzicht van de onderzoeksresultaten per gevalstudieDEELDOMEIN VAN
MANAGEMENT ACCOUNTING /
DE MANAGEMENT
ACCOUNTANT
VAN DE VELDE ALPRO SOJA JBKART VRT
COSTING § Exactere kostprijsberekening
mogelijk doordat het ERP-
systeem een gedetailleerdere
analytische boekhouding
mogelijk maakt.
§ De kostprijsberekening is
volledig in het ERP-systeem
geïntegreerd. De kostprijzen
kunnen door middel van het
ERP-systeem veel gedetail-
leerder worden vastgesteld.
§ Het ERP-systeem bezit in dit
geval potentie om de
kostprijsberekeningen nog
sneller te laten gebeuren.
§ De kostprijzen kunnen veel
vlugger en beter worden
opgevolgd. Dit zorgt ervoor
dat men vlugger op de
concurrentie kan inspelen.
§ Het ERP-systeem biedt voor
de VRT op vlak van
‘costing’ veel meer moge-
lijkheden. Het volledige
proces is in het systeem ge-
ïntegreerd.
§ De kostprijsberekening kan
gedetailleerder gebeuren.
BESLUITVORMING § Betere informatievoor-
ziening ten behoeve van de
besluitvorming.
§ Om de nodige analyse te
kunnen uitvoeren, moet er
worden gebruik gemaakt van
queries en andere
applicaties.
§ Het ERP-systeem is niet in
staat om de besluitvorming
voldoende te ondersteunen.
Dit wordt veroorzaakt door
het feit dat het ERP-systeem
er te weinig in slaagt om de
gegevens uit de verschil-
lende modules in een rapport
samen te brengen, waardoor
de besluitvorming wordt
ondermijnd
§ Het ERP-systeem kan
voldoende de besluitvorming
ondersteunen.
§ Toch wordt er nog gebruik
gemaakt van diverse
spreadsheets, maar dit zou te
maken hebben met het feit
dat het ERP-systeem nog
niet volledig is geïmple-
menteerd.
§ Om de besluitvorming te
kunnen uitvoeren, moet er
gebruik worden gemaakt van
een model buiten het ERP-
systeem.
§ Echter, zonder het ERP-
systeem zou dit model niet
kunnen worden geïmplemen-
teerd.
96
NIEUWE ACCOUNTINGTECHNIE-
KEN
§ Geen introductie van nieuwe
accountingtechnieken, maar
wel een uitdieping van de
bestaande technieken.
§ Er is wel een introductie van
nieuwe technieken. Dit kan
echter ook het gevolg zijn
van de sterke groei die
meerdere technieken nodig
maakt.
§ Door de introductie van het
ERP-systeem, werd het
gebruik van standaardkost-
prijzen ingevoerd.
VERSCHILLENANALYSE § Dit wordt niet via het ERP-
systeem uitgevoerd omdat de
budgetten ook niet in het
ERP-systeem worden
opgemaakt.
§ Er is een gedegen verschil-
lenanalyse mogelijk en dit
gebeurt zeer gedetailleerd
doordat ook de budgetten
zeer gedetailleerd kunnen
worden opgemaakt.
§ De verschillenanalyse wordt
niet uitgevoerd binnen het
ERP-systeem, maar wel aan
de hand van de gegevens uit
het ERP-systeem. Dit heeft
te maken met het feit dat de
boekhouding ook nog niet
via het ERP-systeem
verloopt.
§ De verschillenanalyse kan
veel uitgebreider en
gedetailleerder gebeuren.
Dit wordt mogelijk gemaakt
doordat ook de budgettering
in detail kan worden
opgesteld.
BUDGETTERING § De budgettering gebeurt
buiten het ERP-systeem.
§ Het ERP-systeem zorgt voor
een betere informatie-
voorziening voor de
budgettering.
§ Het budget wordt volledig
binnen het ERP-systeem
opgemaakt.
§ Het budget kan zeer
gedetailleerd (tot op artikel-
niveau) worden opgemaakt.
§ Het budget kan ook beter
worden opgevolgd.
§ Door de komst van het ERP-
systeem wordt nu een budget
opgesteld.
§ Het budget wordt wel niet in
het ERP-systeem opgesteld,
maar aan de hand van de
gegevens uit het ERP-
systeem omwille van het feit
dat de boekhouding nog niet
volledig in het ERP-systeem
is geïntegreerd.
§ Het budget wordt volledig in
het ERP-systeem opgesteld.
§ Het budget kan veel
gedetailleerder worden
opgesteld.
97
PRESTATIEMETING § Speelt zich af buiten het
ERP-systeem.
§ Gebeurt buiten het ERP-
systeem, maar wel aan de
hand van de gegevens uit het
ERP-systeem.
§ Gebeurt buiten het ERP-
systeem aan de hand van de
gegevens uit het systeem.
§ De commissies kunnen
vlugger en sneller worden
berekend. Dit is belangrijk
gezien een groot percentage
van het personeelsbestand
verkopers zijn die voor een
stuk variabel worden
beloond.
§ Gebeurt niet aan de hand van
het ERP-systeem.
RAPPORTERING § De routinerapportering
gebeurt buiten het ERP-
systeem. De gegevens uit
het ERP-systeem worden
automatisch via Access
verwerkt.
§ Voor de ad hoc rapportering
worden de gegevens
hoofdzakelijk via queries
verzameld en dan in Excel
verwerkt.
§ Het ERP-systeem schiet te
kort om de gegevens uit ver-
schillende modules samen te
brengen in één rapport.
§ Er kunnen nu wel veel
verschillende dimensies
worden gekozen (per land,
per verkoper, per product,
enz.).
§ De ad hoc rapportering
speelt zich af buiten het
ERP-systeem omdat deze
rapporten te specifiek
zouden zijn om uit het ERP-
systeem te halen.
§ Via een betere informatie-
voorziening, kunnen de
gegevens nu sneller worden
verzameld ten behoeve van
de rapportering.
§ De rapportering loopt nog
niet volledig binnen het
ERP-systeem.
§ Voor de ad hoc rapportering
wordt gebruik gemaakt van
spreadsheets of wordt het
rapport rechtstreeks uit het
ERP-systeem gehaald.
§ Het gebruik van de
standaardrapporten uit het
ERP-systeem zou leiden tot
een teveel aan informatie.
Daarom werd gestart met de
ontwikkeling van een eigen
MIS.
§ De ad hoc rapportering
wordt bewust buiten het
ERP-systeem gelaten om de
mate van configuratie zo
laag mogelijk te houden.
98
DE MANAGEMENT ACCOUNTANT § Geen drastische verande-
ringen voor de accountant.
§ De accountant heeft nu wel
min of meer de taak het
ERP-systeem verder uit te
diepen.
§ Er wordt niet vastgesteld dat
er door de ERP-
implementatie meer tijd
vrijkomt voor analyses.
§ De accountant krijgt niet het
gevoel de controle te
verliezen. Tijdsgebrek van
de manager en een
toegangsregeling zijn
hiervoor de redenen.
§ Het ERP-systeem wordt als
minder flexibel ervaren
omdat de aanpassingen nu
moeten worden aangevraagd
aan de ERP-leverancier.
Hierdoor proberen velen
zich te verhelpen met
spreadsheets bijvoorbeeld.
§ Geen grote veranderingen en
ook geen veranderingen van
de verantwoordelijkheden.
§ Accountants blijven verant-
woordelijk voor het analy-
seren en interpreteren van de
data.
§ Door de ERP-implementatie
komt er inderdaad meer tijd
vrij, maar deze tijd kan zeer
goed gebruikt worden.
Gezien alles veel meer in
detail gebeurt, moet er
namelijk ook veel meer tijd
in de analyse worden
gestopt.
§ Het ERP-systeem zorgt
ervoor dat de communicatie
tussen de medewerkers
afneemt.
§ Alles kan via het ERP-
systeem worden opgevolgd
waardoor het werk van de
accountant van de realiteit
kan wegschuiven.
§ De snelheid waarmee de
accountant de activiteiten
kan uitvoeren is sterk
toegenomen door de ERP-
implementatie.
§ De ERP-implementatie leidt
tot een afname van de werk-
druk voor de accountant.
§ De functie van de accountant
wordt iets transparanter
waardoor hij op die manier
onder iets meer druk kan
komen te staan.
§ De manager kan niet zonder
de accountant omdat deze
een deel van het totaalbeeld
van de onderneming moet
invullen.
§ Er wordt meer werk
gecreëerd voor de
accountant mede doordat
alles meer in detail gebeurt.
§ Er wordt zeer veel energie
gestopt in het verkennen van
de functionaliteiten van het
ERP-systeem.
§ Het ERP-systeem voldoet
minder aan de wensen van
de gebruikers door een
grotere druk van informatici
tijdens de implementatie.
§ De accountants hebben voor
een stuk het gevoel de
controle te verliezen, daar ze
nu voor een stuk afhankelijk
worden van de input van
gegevens van andere
afdelingen.
§ Naar de toekomst toe moet
de accountant zich richten op
het ontwikkelen en beheren
van het MIS en slechts nog
rapporteren naar de directie.
Bron: Eigen voorstelling
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
99
Aan de hand van tabel 13 kunnen we nu gemakkelijk de gelijkenissen en de verschillen tussen de
verschillende gevalstudies evalueren. Daarenboven kunnen we nu ook de vergelijking maken met de
bevindingen uit de literatuurstudie. Hiervoor kunnen de resultaten uit tabel 9 van hoofdstuk 3 en de
hypothesen die we in tabel 11 van dit hoofdstuk hebben geformuleerd, ter hand worden genomen.
Ten eerste nemen we de bevindingen over ‘costing’ onder de loep. Het valt op dat zowel bij Van de
Velde als de VRT het ERP-systeem leidt tot een gedetailleerdere kostprijsberekening. Deze bevinding
wordt niet onmiddellijk vastgesteld in de literatuur. Uit de literatuurstudie kunnen we wel leren dat het
‘costingproces’ sneller kan worden uitgevoerd door een ERP-implementatie (Granlund et al., 2001, blz.
10). Dit kunnen we enigszins ook bij Alpro vaststellen. Daar verwacht men dat het ERP-systeem in de
nabije toekomst een snellere kostprijsberekening zal toelaten, maar nu doet zich dat nog niet voor.
Wat de besluitvorming betreft, stellen we eerst en vooral bij Van de Velde vast dat het ERP-systeem een
betere informatievoorziening mogelijk maakt wat de besluitvorming zou bevorderen. Dit vinden we ook
in de literatuur terug (Booth et al., 2000, blz. 10). Ten tweede wordt er in drie van de gevallen
vastgesteld dat het ERP-systeem niet voldoet om de besluitvorming op een gedegen manier te
ondersteunen. Dit is consistent met het argument van Fahy et al. (1999, blz. 16). JBKart vormt hier op
het vlak van de besluitvorming een uitzondering. Daar voldoet het ERP-systeem wel aan de behoeften
van de onderneming wat besluitvorming betreft. Dit zou kunnen te maken hebben met de omvang van
de onderneming. JBKart heeft een veel kleinere omvang dan Van de Velde, Alpro en VRT. Het lijkt
logisch dat de besluitvorming op een eenvoudigere manier zal verlopen in een kleinere firma. Een
grotere omvang gaat namelijk gepaard met een grotere mate van complexiteit en dus ook grotere eisen
op vlak van besluitvorming. Eens een onderneming een bepaalde omvang heeft bereikt, zou het kunnen
dat het ERP-systeem niet meer voldoet om de complexer wordende besluitvorming te ondersteunen. Op
dat moment moet men terugvallen op aanvullende applicaties.
In de literatuur wordt er vermeld dat een ERP-implementatie geen aanleiding geeft tot het introduceren
van accountingtechnieken die men daarvoor niet uitoefende (Granlund et al., 2001, blz. 18, Booth et al.,
2000, blz. 15). Bij Alpro stellen we inderdaad vast dat het ERP-systeem geen introductie van nieuwe
accountingtechnieken met zich heeft meegebracht. Het zorgt echter wel voor een verdieping van de
bestaande technieken. Bij JBKart en VRT daarentegen zien we wel dat de ERP-implementatie de
uitvoering van nieuwe accountingtechnieken tot gevolg heeft. Echter moet in het geval van JBKart
worden opgemerkt dat de onderneming de laatste jaren een sterke groei heeft gekend. Deze groei brengt
een groter wordende complexiteit met zich mee waardoor er meer nood aan gedegen
accountingtechnieken ontstaat. Het is dus goed mogelijk dat deze groei aan de basis ligt voor de
introductie en niet de ERP-implementatie. Daarnaast kunnen we opmerken dat het zonder ERP-systeem
misschien niet of minder mogelijk was deze accountingtechnieken uit te voeren. We zouden dus kunnen
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
100
stellen dat de groei zorgt voor meer nood aan accountingtechnieken, maar dat het ERP-systeem het
mogelijk maakt deze accountingtechnieken op een gedegen manier uit te voeren. Met andere woorden
zouden we kunnen stellen dat het ERP-systeem ervoor kan zorgen dat de groei van een onderneming
niet wordt belemmerd. Dit is een argument dat ook tijdens het interview met Alpro aan bod is gekomen.
Maar eens de onderneming een bepaalde omvang bereikt, biedt het ERP-systeem mogelijks te weinig
ondersteuning zodat men moet terugvallen op alleenstaande applicaties zoals we bij de besluitvorming
hebben gezien. Eigenlijk wijst dit erop dat het ERP-systeem continu met de organisatie moet blijven
mee-evolueren om een blijvende ondersteuning te kunnen leveren. Dit is een bedenking die we reeds in
het tweede hoofdstuk hebben gemaakt (gesprek Dhr. Filip Bossuyt, zaakvoerder van de onderneming
Winit, op 20/02/02, te Wevelgem).
Ten vierde stellen we vast dat de verschillenanalyse zowel bij Van de Velde als bij JBKart niet gebeurt
aan de hand van het ERP-systeem. Bij Van de Velde heeft dit te maken met het feit dat ook de
budgettering buiten het ERP-systeem wordt opgesteld. Bij JBKart moet de oorzaak worden gezocht bij
het feit dat de boekhouding nog niet in het ERP-systeem is geïntegreerd. Bij Alpro en de VRT gebeurt
de verschillenanalyse wel aan de hand van het ERP-systeem. Het is zelfs zo dat de verschillenanalyse
veel gedetailleerder kan gebeuren, wat we ook terugvonden in de literatuurstudie (Fahy et al., 1999, blz.
12).
Ten vijfde bespreken we de resultaten voor de budgettering. Ten eerste stellen we vast dat zowel bij
Van de Velde als bij JBKart het budget wordt opgesteld buiten het ERP-systeem. Volgens de literatuur
zou de budgettering zich vaak buiten het ERP-systeem afspelen (Maccarrone, 2000, blz. 7). Het is wel
zo dat het ERP-systeem zorgt voor een betere datavoorziening bij JBKart en Van de Velde ten behoeve
van de budgettering. Alpro en VRT daarentegen voeren de budgettering wel uit in het ERP-systeem.
Dit brengt met zich mee dat het budget veel gedetailleerder kan worden opgesteld. Het ERP-systeem
maakt een uitsplitsing mogelijk tot op het kleinste detailniveau. Uit de literatuur bleek dat de kwaliteit
van de budgettering toeneemt omwille van meer accurate voorspellingen (Granlund et al., 2001, blz. 12).
Het praktijkonderzoek echter leert ons dat de kwaliteit van de budgettering toeneemt omdat ze nu veel
gedetailleerder kan worden opgesteld. We hebben hier dus te maken met een uitbreiding van de
literatuur. In ieder geval is het belangrijkste gevolg van een gedetailleerd budget het feit dat nu ook de
verschillenanalyse veel gedetailleerder kan worden uitgevoerd. Er valt op te merken dat zowel de VRT
als Alpro SAP-gebruikers zijn. Misschien laat SAP beter toe dan de ERP-systemen geïmplementeerd bij
JBKart en Van de Velde om een meer gedetailleerdere budgettering en verschillenanalyse uit te voeren.
Anderzijds, en in het geval van JBKart wijst het eerder die richting uit, kan het te maken hebben met de
mate waarin de implementatie reeds is voltooid. Zo zal JBKart de budgettering en de
verschillenanalyse slechts in het ERP-systeem kunnen uitvoeren eens ook de boekhouding volledig in
het ERP-systeem is geïntegreerd. Ten tweede stellen we vast dat, wat het budget betreft, dit in het geval
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
101
van Alpro beter kan worden opgevolgd. Uit de literatuur konden we afleiden dat het budget via de
voorziening van ‘real-time’ gegevens sneller en beter kan worden opgevolgd (Granlund et al., 2001, blz.
12). Bij Alpro stellen we vast dat het budget beter kan worden opgevolgd omwille van de manier
waarop van het ERP-systeem wordt gebruik gemaakt. Indien iets wordt besteld bijvoorbeeld, dan moet
dit onmiddellijk in het ERP-systeem worden ingegeven. Op die manier kan er gemakkelijker en vlugger
worden nagegaan wat er waar werd gespendeerd.
Wat vervolgens de prestatiemeting betreft, valt het op dat geen enkele van de vier onderzochte
ondernemingen dit uitvoert binnen het ERP-systeem. Er wordt wel gebruik gemaakt van de gegevens
uit het ERP-systeem. Hoewel we bij JBKart vaststellen dat ook daar de prestatiemeting buiten het ERP-
systeem gebeurt, valt er bij hen toch een niet onbelangrijke invloed vanwege het ERP-systeem te
onderkennen. In JBKart bestaat een groot percentage van het personeelsbestand uit
handelsvertegenwoordigers die gedeeltelijk variabel worden beloond. Dit brengt met zich mee dat er
veel commissies moeten worden berekend. Het ERP-systeem maakt het nu mogelijk deze commissies
nauwkeuriger en sneller te berekenen en op te volgen. We kunnen ons dan ook de vraag stellen of ERP-
systemen een grotere impact hebben met betrekking tot prestatiemeting in ondernemingen met een
groter percentage van het personeelsbestand dat geheel of gedeeltelijk variabel wordt beloond.
Ten zevende maakt Tabel 13 duidelijk dat zowel de ad hoc rapportering als de routinerapportering zich
hoofdzakelijk buiten het ERP-systeem afspelen. Dit is consistent met de bevindingen uit de literatuur
(Fahy et al., 1999, blz. 12). Voor dit feit halen de ondernemingen diverse redenen aan. Zo voorziet het
ERP-systeem van Van de Velde geen rapporteringsmodule waardoor de rapporteringsfuncties
afzonderlijk moeten worden aangemaakt. Bij Alpro kan het ERP-systeem onvoldoende de nodige
gegevens uit de verschillende modules in één rapport combineren en zijn de ad hoc rapporten te
specifiek om uit het ERP-systeem te worden gehaald. Wel is het zo dat de gebruiksmogelijkheden van
de gegevens bij Alpro zijn toegenomen. Nu kan er worden geselecteerd op meerdere dimensies. Deze
bevinding vinden we ook terug in de literatuurstudie (Granlund et al., 2001, blz. 10). Bij JBKart heeft
het dan weer voornamelijk te maken met feit dat de ERP-implementatie nog niet helemaal rond is. Wel
stellen we bij JBKart vast dat de gegevens sneller kunnen worden verzameld dan voorheen. Ook dit
kunnen we uit de literatuur afleiden (Fahy et al., 1999, blz. 12). Bij de VRT tenslotte wordt de ad hoc
rapportering bewust buiten het ERP-systeem gelaten om het ERP-systeem niet al te veel te moeten
configureren. Wat de routinerapportering betreft, zou de inhoud van de standaardrapporten uit het ERP-
systeem een teveel aan informatie bevatten zodat managers zouden kunnen worden overspoeld met voor
hen minder relevante gegevens. Dit is consistent met hetgeen we uit de literatuurstudie halen (Fahy et
al., 1999, blz. 13). Indien echter aan de andere drie ondernemingen de vraag werd gesteld of een ERP-
implementatie leidt tot een overvloed aan informatie voor de managers, dan werd daar ontkennend op
geantwoord. Eigenlijk hadden zij het dan wel over het aantal rapporten en niet over de inhoud van de
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
102
rapporten zoals de VRT. Van de Velde, Alpro en JBKart zijn van mening dat er via goede afspraken
over wat er precies moet worden gerapporteerd, een overvloed aan informatie voor de managers kan
worden verhinderd wat eigenlijk nogal logisch is.
Wat tenslotte de functie van de management accountant betreft, suggereert de literatuur dat een ERP-
implementatie zou leiden tot een verhoogde werkdruk voor de accountant (Granlund et al., 2001, blz.
16). Bij de VRT stellen we inderdaad vast dat de accountant meer werk heeft omdat alles veel meer in
detail wordt uitgevoerd. Daarnaast moet de accountant ook extra tijd steken in het verkennen en
uitdiepen van de functionaliteiten van het ERP-systeem, hetgeen we ook bij Alpro kunnen vaststellen.
Uit de literatuur konden we dan ook reeds afleiden dat het belangrijk is dat management accountants hun
IT-vaardigheden onderhouden en opkrikken (Maccarrone, 2000, blz. 15). Dit komt bij Alpro en de VRT
tot uitdrukking. Bij JBKart daarentegen stellen we het omgekeerde vast en zou een ERP-implementatie
leiden tot een afname van de werkdruk voor de accountant, voornamelijk omwille van de snelheid
waarmee de taken nu kunnen worden uitgevoerd. Vanwaar deze tegenstrijdige bevindingen?
Vermoedelijk werden voor de implementatie de taken in JBKart voor een groot stuk manueel
uitgevoerd. Dit was toen nog mogelijk gezien de relatief geringe omvang van de organisatie. Daardoor
valt er nu mogelijks een groot verschil in snelheid te noteren voor en na de implementatie met een
afname van de werkdruk voor de accountant tot gevolg.
Verder leren we uit de literatuurstudie dat een ERP-systeem meer ruimte zou creëren voor het
analytische eerder dan het routinewerk (Granlund et al., 2001, blz. 15). Dit wordt echter niet vastgesteld
bij Van de Velde, maar enigszins wel bij Alpro. Bij Alpro maakt de ERP-implementatie inderdaad meer
tijd vrij voor het analyseren, maar deze extra tijd is ook noodzakelijk. Doordat alles meer gedetailleerd
gebeurt, moet er gewoonweg meer tijd in het analytisch werk worden gestopt. Niet zozeer de kwaliteit,
maar wel de kwantiteit van het analytisch werk neemt blijkbaar toe.
In de literatuur wordt er vermeld dat de accountants het gevoel kunnen hebben de controle te verliezen
(Maccarrone, 2000, blz. 15; Scapens et al., 1998, blz. 48). Bij Van de Velde, Alpro en JBKart doet zich
dit niet voor. Managers zouden te weinig tijd hebben om alle nodige informatie zelf te verzamelen en te
analyseren. Dit is meteen ook een argument dat we in de literatuurstudie aantreffen (Granlund et al.,
2001, blz. 17; Verdaasdonk, 2000, blz. 455). Bij de VRT daarentegen speelt dit gevoel wel. De grotere
verspreiding van de informatie en van de meer gedecentraliseerde input van gegevens zorgt voor een
grotere afhankelijkheidsgraad van de management accountant.
Verder kunnen we uit het geval van JBKart leren dat een ERP-implementatie kan leiden tot een situatie
waarin de accountant onder een wat grotere druk komt te staan. Alles wordt wat transparanter zodat zijn
prestaties beter kunnen worden opgevolgd en gecontroleerd, hetgeen we ook uit de literatuurstudie
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
103
hebben geleerd (Verdaasdonk et al., 2000, blz. 451). We hebben toen ook vermeld dat dit kan worden
veroorzaakt door het integratie-effect (cfr. supra 3.5.1).
Het praktijkonderzoek levert een aantal bevindingen met betrekking tot de functie van de management
accountant op die in de literatuurstudie niet aan bod kwamen. Ten eerste stellen we bij Van de Velde en
de VRT vast dat het ERP-systeem minder aan de wensen van de gebruikers voldoet. Bij Van de Velde
moet het ERP-systeem aan flexibiliteit inboeten omdat aanpassingen niet vlug kunnen worden
doorgevoerd. Hierdoor behelpen velen zichzelf met alleenstaande applicaties en spreadsheets. We
zouden ons dan ook kunnen afvragen of het gebruik van alleenstaande applicaties of spreadsheets groter
is naarmate de gebruikers het systeem als minder flexibel ervaren of achten. Wat de VRT betreft, moet
de oorzaak gezocht worden bij de informatici. Vroeger zeiden de gebruikers welke functie ze in het
systeem wensten en dit werd voor hen zo geprogrammeerd. Nu daarentegen wordt er een pakket
gekocht waarvan de werking eerst moet worden doorgrond. Voor de informatici is dit niet zo moeilijk
gezien dit binnen hun vakdomein ligt. Hierdoor kunnen zij tijdens de implementatiefase gemakkelijker
hun technische stempel drukken ten koste van de wensen van de gebruikers. Een tweede bevinding die
in de literatuur niet aan bod kwam, betreft het feit dat een ERP-implementatie de communicatie tussen
de werknemers kan doen afnemen waardoor de job van de accountant wat van de realiteit afdrijft. Dit
kunnen we bij Alpro vaststellen. Het is mogelijk dat dit zich niet of tenminste in mindere mate voordoet
in ondernemingen van een kleinere omvang waar de mensen niet gescheiden worden door de
verschillende afdelingen en kantoorruimtes, maar toch nog in zekere mate samen zitten.
4.7 SUGGESTIES VOOR VERDER ONDERZOEK
Op basis van de onderzoeksresultaten kunnen een zevental suggesties voor verder onderzoek worden
geformuleerd. Op die manier kan het proces rond ‘theory building’ worden verder gezet.
Eerst en vooral kunnen we ons de vraag stellen of de mate waarin het ERP-systeem voldoende de
accountingtechnieken kan ondersteunen, afhankelijk is van de omvang van de onderneming. Uit het
onderzoek konden we afleiden dat eens de onderneming een bepaalde omvang heeft bereikt het mogelijk
is dat het ERP-systeem niet meer voldoet om de complexer wordende besluitvorming te ondersteunen.
Misschien is de omvang al dan niet een verklarende variabele en geldt dit niet alleen voor de
besluitvorming maar ook voor de andere accountingactiviteiten.
Ten tweede is de mate waarin een ERP-systeem een accountingtechniek kan ondersteunen misschien
afhankelijk van het soort ERP-systeem. Voor de verschillende ERP-pakketten kan worden nagegaan in
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
104
welke mate ze de diverse accountingtechnieken ondersteunen en of deze pakketten de
accountingtechnieken op een verschillende manier beïnvloeden. Het is dan ook de vraag of men
verregaande uitspraken kan doen voor het ERP-systeem in het algemeen.
Verder kunnen we ons afvragen of de mate waarin een ERP-systeem impact kan hebben op een
accountingtechniek, mogelijks afhankelijk is van de mate waarin de implementatie reeds is volbracht.
Het lijkt evident dat het ERP-systeem de management accountingtechnieken meer kan beïnvloeden
indien de ERP-implementatie reeds ver is gevorderd.
Ten vierde kunnen we ons de vraag stellen in hoeverre een ERP-implementatie ervoor zorgt dat de groei
van een onderneming niet wordt belemmerd. Naarmate een onderneming groeit, is er ook een groter
wordende behoefte aan sterk uitgebouwde accountingtechnieken om de organisatie te kunnen blijven
beheersen en controleren. We kunnen hierbij bedenken dat een ERP-systeem mogelijks beter toelaat de
nodige accountingtechnieken te kunnen uitvoeren. Op die manier zou het ERP-systeem er
onrechtstreeks kunnen voor zorgen dat de groei van de onderneming niet wordt belemmerd.
Aansluitend bij het voorgaande kan er worden nagegaan of er een grotere impact van ERP-systemen op
management accounting merkbaar is in ondernemingen die in een groeifase zitten dan bij
ondernemingen die een zekere graad van maturiteit hebben bereikt. Hierbij moet er worden rekening
gehouden met het feit dat een kleine onderneming, die aan het uitgroeien is tot een middelgrote of grote
onderneming, organisatorisch een aantal belangrijke veranderingen zal ondergaan. Op het eerste zich
zou het kunnen lijken alsof een ERP-systeem die wordt geïmplementeerd in een onderneming in een
groeifase een grotere impact teweegbrengt dan een ERP-implementatie in een onderneming die in een
maturiteitsfase zit. Men zal zich echter moeten afvragen welk deel van de invloed op de
accountingtechnieken te wijten is aan de sterke groei en welk deel van de impact effectief op de
rekening van de ERP-implementatie mag worden geschreven en of er eventueel een interactie-effect
optreedt.
Verder kunnen we ons afvragen wat er precies allemaal aan de basis ligt voor het feit dat er naast het
ERP-systeem nog veel alleenstaande applicaties of spreadsheets worden gebruikt. De redenen die we
hier zouden kunnen formuleren zijn bijvoorbeeld de mate waarin de implementatie reeds is gevorderd,
de mate waarin de gebruikers het systeem als minder flexibel ervaren doordat men nu afhankelijk is van
de ERP-leverancier om nodige aanpassingen door te voeren of gewoonweg het feit dat de voorziene
functionaliteit voor een bepaalde activiteit in het ERP-systeem tekortschiet.
Tenslotte zou er kunnen worden onderzocht of een ERP-implementatie effectief tot een vermindering
van de communicatie tussen de medewerkers in een organisatie leidt. Dit zou namelijk mede aan de
Hoofdstuk 4: Praktijkonderzoek naar ERP-systemen en management accounting in een aantal Belgische ondernemingen
105
basis kunnen liggen van het feit dat de job van de accountant voor een stuk abstracter wordt en van de
realiteit wegdrijft. Indien dit zo is, kunnen we ons afvragen of dit zich eerder voordoet in grote
ondernemingen (waar de medewerkers eerder van elkaar zullen worden gescheiden door de diverse
afdelingen en kantoorruimtes) dan in kleinere ondernemingen (waar de kans groter is dat de
medewerkers samen in een ruimte zitten).
Op grond van deze suggesties kan het onderzoek naar de impact van ERP-systemen op management
accounting en de job van de management accountant worden verder gezet.
4.8 CONCLUSIE
In dit laatste hoofdstuk hebben we gepoogd aan de hand van een aantal gevalstudies een bijdrage te
leveren tot het onderzoek naar de impact van ERP-systemen op management accounting en de job van
de management accountant. Hiertoe werd in het eerste onderdeel het doel van het onderzoek uiteengezet
(4.2). In het volgende onderdeel hebben we de gevolgde onderzoeksmethode verantwoord (4.3).
Hiervoor baseerden we ons voornamelijk op een uiteenzetting van Eisenhardt (1989, blz. 532).
Vervolgens gaven we een opsomming van de ondernemingen die voor het onderzoek werden
gecontacteerd (4.4), waarna de meewerkende ondernemingen, zijnde Van de Velde, Alpro, JBKart en
VRT, kort werden voorgesteld (4.5). In de daarop volgende en belangrijkste sectie werden de
onderzoeksresultaten geanalyseerd (4.6). Eerst werd geval per geval beschreven (‘within-case analysis’)
om daarna een vergelijking over de cases heen te maken (‘cross-case comparison’). Meteen werd ook
een vergelijking met de literatuur gemaakt. Om af te sluiten werden nog een aantal suggesties tot verder
onderzoek geformuleerd die uit de gevalstudies konden worden afgeleid (4.7).
Algemeen Besluit
106
ALGEMEEN BESLUIT
In deze thesis ondernamen we een zoektocht naar de mogelijke impact die ERP-systemen hebben op
management accounting. Aan de hand van de eerste twee hoofdstukken werd getracht een zicht te
krijgen op de werking van het ERP-systeem en de implicaties van een ERP-implementatie voor een
onderneming in het algemeen. Dit was nodig om de impact van het ERP-systeem op management
accounting tot op zekere hoogte te kunnen begrijpen. Dit kwam aan bod in het derde en vierde
hoofdstuk van deze scriptie. Het derde hoofdstuk vatte de bevindingen over de impact op management
accounting uit de literatuur samen, terwijl in het vierde hoofdstuk het uitgevoerde praktijkonderzoek
omtrent deze kwestie uiteen werd gezet.
In het eerste hoofdstuk werd er gepoogd het concept en de werking van het ERP-systeem in kaart te
brengen. We gingen van start met het ontstaan van het ERP-systeem te situeren. Hieruit leerden we dat
een ERP-systeem is gegroeid uit het MRP- en het daaropvolgende MRP II-systeem. Eigenlijk konden
we het ERP-systeem beschouwen als een schakel in de evolutie van dergelijke systemen. Het leek veilig
te stellen dat het ERP-systeem, zoals het vandaag bestaat, zich niet in het eindstadium van deze evolutie
bevindt.
Na de uiteenzetting over het ontstaan volgde een definiëring van het ERP-systeem. Uit deze definitie
onthouden we ten eerste dat een ERP-systeem bestaat uit geïntegreerde en configureerbare modules.
Hierdoor zorgt het ERP-systeem voor een integratie van informatiestromen zodat het aan alle
informatiebehoeften van een onderneming kan voldoen. Verder kunnen de ondernemingsprocessen
worden geautomatiseerd en geïntegreerd door de procesgerichte benadering van het ERP-systeem.
Tenslotte is de werking van het ERP-systeem gebaseerd op relationele databases en de client/server
technologie.
Uit deze definitie vloeiden een aantal basiskenmerken voort dat in het daaropvolgende deel werden
besproken. Allereerst gingen we wat dieper in op het modulair karakter van het ERP-systeem. De
voornaamste modules aanwezig in het ERP-systeem zijn: de financiële module, de module voor het
personeelbeleid, de module voor productie en logistiek en de module voor de verkoop en de distributie.
Ondernemingen kunnen ervoor opteren slechts die modules te implementeren die ze werkelijk nodig
achten. Daarnaast kunnen ze ook nog alleenstaande applicaties gebruiken die dan via een interface aan
het ERP-systeem zijn gekoppeld. Ten tweede bekeken we de database waarop het ERP-systeem is
gebaseerd. Het ERP-systeem maakt gebruik van één enkele relationele database. Dit zorgt ervoor dat
de gegevens slechts éénmaal in het systeem dienen te worden ingegeven. Op die manier kan een afname
Algemeen Besluit
107
van de redundantie en een toename van de consistentie van de gegevens doorheen de organisatie worden
bekomen. Een derde kenmerk van het ERP-systeem heeft betrekking op de aanpasbaarheid of de
mogelijkheid tot configuratie . Dit zorgt ervoor dat het ERP-systeem kan worden afgestemd op de
ondernemingsprocessen van de onderneming. Tenslotte wierpen we een licht op de client/server
technologie waar het ERP-systeem gebruik van maakt. Deze technologie maakt het mogelijk de
organisatie als het ware aan elkaar te linken.
Tussendoor werd in dit tweede hoofdstuk ook een viertal grote ERP-spelers, zijnde SAP, Baan,
Peoplesoft en Oracle, besproken om zo enig inzicht in het landschap van de ERP-markt te krijgen.
Verder werden de implementatiestappen van het ERP-systeem even op een rijtje gezet. Kort
samengevat kwam het erop neer dat er eerst een analyse van de bestaande ondernemingsprocessen wordt
gemaakt. Vervolgens worden die modules geïmplementeerd die de flow van het productieproces en de
distributie aangaan (‘back office’). Eens dit op punt staat, kunnen de overige modules operationeel
worden gemaakt (‘front office’). Het eigenlijke implementatiewerk komt in feite neer op het invullen
van een hele reeks variabelen die aangeven hoe het ERP-systeem de diverse processen dient uit te
voeren. Dit wordt ook wel het ‘parametriseren’ genoemd. Tenslotte volgt er een testfase om na te gaan
of het ERP-systeem doet wat het hoort te doen. We merkten op dat dit eerder een simplistische
voorstelling van een ERP-implementatie vormt. In werkelijkheid is een ERP-implementatie een heel
complexe aangelegenheid die heel wat tijd en middelen vraagt.
In het voorlaatste onderdeel van dit inleidend hoofdstuk werd een aantal kritische succesfactoren en
mogelijke valkuilen bij het implementeren van een ERP-systeem besproken. Wat de kritische
succesfactoren betreft, moet men ten eerste inzicht hebben in de bedrijfscultuur om te kunnen nagaan
welke de maturiteit en de capaciteiten zijn die de veranderingen (nodig om het ERP-systeem te kunnen
implementeren) mogelijk moeten maken. Als tweede succesfactor wordt er aanbevolen het proces rond
BPR de implementatie te laten voorafgaan zodat er op voorhand een zicht kan worden verkregen op de
mogelijke veranderingen. Ten derde is het noodzakelijk een goede communicatie uit te bouwen zodat
de gebruikers verantwoorde verwachtingen met betrekking tot het ERP-systeem koesteren en het
systeem beter en sneller aanvaarden. Een vierde succesfactor betreft het feit dat er actief leiderschap
nodig is om de nodige veranderingen te kunnen realiseren. Verder moet de projectleider over voldoende
capaciteiten beschikken om de implementatie tot een goed einde te brengen. Ten zesde is het van belang
dat er een evenwicht heerst in het implementatieteam tussen interne gebruikers en externe consultants.
Vervolgens is het zeer belangrijk dat er een goede methodologie op wordt nagehouden zodat de
doelstellingen die werden vooropgesteld ook kunnen worden verwezenlijkt. Ten achtste mag de training
en de opleiding van de gebruikers niet worden onderschat. Een negende kritische succesfactor betreft
het feit dat het management over voldoende doorzettingsvermogen moet beschikken en de gestelde
Algemeen Besluit
108
doelstellingen trouw moet blijven. Ten laatste is het zeer belangrijk om de ondernemingsprocessen op
een kritische manier te evalueren en te doen aansluiten met de beste score (‘best practise’). Naast de
kritische succesfactoren konden ook een aantal valkuilen worden onderkend. Een eerste valkuil heeft te
maken met een onvoldoende toewijzing van verantwoordelijkheden aan die afdelingen en personen die
de nodige veranderingen voor de ERP-implementatie moeten realiseren. Een tweede valkuil doet zich
voor indien de diverse afdelingen te weinig medeverantwoordelijk worden gesteld voor de tijdige
beëindiging van de implementatie met een overschrijding van het budget en de voorziene
implementatietijd tot gevolg. Ten derde kan de onderneming zich te weinig bewust zijn van de
toenemende onderhoudskosten die worden veroorzaakt door het feit dat er al te veel afzonderlijke
applicaties naast het ERP-systeem worden aangehouden. Tenslotte moet men zich hoeden voor een
onderschatting van de projectinspanningen. Dit kan ertoe leiden dat het ERP-project wordt
gedegradeerd tot een operationeel probleem waardoor de strategische potenties van het ERP-systeem
onbenut blijven.
Om het hoofdstuk af te sluiten, werd er nog een blik op de toekomst van de ERP-systemen geworpen.
Hieruit konden we besluiten dat het ERP-gebeuren onderhevig is aan een continue evolutie. Met de
opkomst van het internet wordt de nadruk niet meer zozeer op de loutere interne processen gelegd, maar
is er een uitbreiding merkbaar buiten de muren van één enkele onderneming naar de klanten en de
leveranciers toe. Op die manier kan het klassieke ERP-gebeuren worden verdrongen. Er wordt
voorspeld dat de leidinggevende ERP-, SCM- en CRM-leveranciers het voor het zeggen zullen hebben.
Om te kunnen overleven moeten de ERP-leveranciers inspelen op de nieuwe behoeften van de
onderneming en hun ERP-systeem laten mee-evolueren zodat het een plaats heeft in het raamwerk van
de uitgebreide toeleveringsketen (‘extended supply chain’).
In het tweede hoofdstuk gingen we op zoek naar de manier waarop een ERP-implementatie de
organisatie van een onderneming kan beïnvloeden. In de eerste sectie gingen we na wat de implicaties
zijn van de procesgerichte benadering van het ERP-systeem voor de organisatie. In een onderneming
worden de ondernemingprocessen gefragmenteerd door de diverse functionele afdelingen. Omwille van
zijn procesgerichte benadering kan het ERP-systeem een oplossing bieden voor de ondoeltreffendheid
van deze procesfragmentatie. Indien er wordt gedacht in termen van processen, dan krijgt men een
bredere kijk op de organisatie zodat de onderneming ook beter kan worden gecoördineerd. Daarnaast
zorgt de procesoriëntatie voor een snellere doorstroming, grote integratie en efficiënter gebruik van
informatie. Hierdoor kunnen de functionele grenzen van de onderneming worden overschreden. Maar
deze voordelen zullen zich niet zomaar voordoen. Ondernemingen moeten zich ervan bewust zijn dat er
actief proces management zal nodig zijn om een dergelijke procesoriëntatie tot stand te brengen. Indien
de onderneming zich dit niet voldoende realiseert, dan zal de impact van het ERP-systeem, voornamelijk
op vlak van integratie, grotendeels uitblijven. Nochtans bezit het ERP-systeem heel wat potenties op
Algemeen Besluit
109
vlak van integratie. Maar dit zal enkel tot uiting komen indien de ERP-implementatie gefocust is op de
ondernemingsprocessen. Met andere woorden, enkel wanneer actief proces management wordt
toegepast, kan men komen tot een procesgerichte organisatie waardoor het integratiepotentieel van het
ERP-systeem kan worden benut.
In de volgende sectie van het tweede hoofdstuk werd dieper ingegaan op het begrip integratie.
Integratie in een organisatie betekent de mate waarin de verschillende departementen in staat worden
gesteld samen te werken. Doorheen deze en de voorgaande sectie van het tweede hoofdstuk leerden we
dat er in feite drie voorwaarden kunnen worden opgesomd opdat er zich integratie via een ERP-
implementatie zou voordoen. Eerst en vooral moet de procesgerichte benadering van het ERP-systeem
via actief proces management zoveel mogelijk worden uitgediept. Dit konden we uit de vorige sectie
afleiden. Ten tweede moet het ERP-systeem de drie dimensies van integratie ondersteunen. Deze drie
dimensies zijn: cognitieve integratie, integratie op vlak van management en integratie van
informatiestromen. Uit de literatuur leerden we dat ERP-systemen deze drie dimensies inderdaad
ondersteunen. Een derde voorwaarde betreft het feit dat er zoveel mogelijk modules van het ERP-
systeem moeten worden geïmplementeerd zonder dat er daarnaast al te veel alleenstaande applicaties
worden aangehouden. Om het onderdeel over integratie tenslotte af te ronden, werd er nog op het
belang van dit fenomeen gewezen. Hierbij vermelden we dat een hoge mate van integratie de
coördinatie in een onderneming vergemakkelijkt, wat op zijn beurt in relatie staat tot het opbouwen van
een concurrentievoordeel.
In het derde onderdeel van hoofdstuk twee openden we de discussie rond ‘Business Process
Reengineering’. Het concept rond BPR wordt al te vaak in de mond genomen, waardoor het
verschillende betekennissen en benamingen heeft gekregen. Daarom werd eerst een aantal van deze
benamingen op een rijtje gezet. Hierbij kwamen we tot het besluit dat ‘het stroomlijnen van processen’
overeenstemt met ‘proces redesign’ en dat ‘het heruitvinden van de processen’ zo goed als ‘process
reengineering’ betekent. Het eerste koppel begrippen staat voor het aanbrengen van kleine aanpassingen
om de processen te optimaliseren. Het tweede paar begrippen daarentegen heeft het over radicale
veranderingen waarbij het oorspronkelijke proces eigenlijk wordt vervangen door een nieuw proces.
Tenslotte doken ook nog de begrippen ‘Business Process Reengineering’ en ‘Business Engineering’ op.
Hierbij besloten we dat de eerste term handelt over het gebruik van informatietechnologie om een aantal
functies te automatiseren, terwijl de tweede term gaat over het gebruik van informatietechnologie tijdens
het (her)ontwerpen van de ondernemingsprocessen. We zien dus dat er verschillende benamingen voor
de oorspronkelijke term BPR opduiken. In het verdere verloop van deze thesis werd deze term
desondanks behouden en bedoelden we met BPR het ontwerpen of herontwerpen van de
ondernemingsprocessen ongeacht het gebruik van informatietechnologie tijdens de veranderingen en de
omvang van deze veranderingen. Dit gezegd zijnde gingen we vervolgens na wat de link was tussen
Algemeen Besluit
110
BPR en een ERP-implementatie. Hierbij kwamen we tot ‘ES-enabled reengineering’. Dit betekent een
nieuwe benadering van procesverandering waarbij rekening wordt gehouden met de gewenste
proceswijzigingen én de beperkingen van het ERP-systeem. Hierbij komt het erop aan te streven naar
zoveel mogelijk afstemming tussen de gewenste ondernemingsprocessen en het ERP-systeem. Dit
wordt mogelijk gemaakt via de nieuwe technieken van procesmodellering. Op die manier verlopen het
reengineeringsproces en de ERP-implementatie niet meer gescheiden. Dit betekent echter niet dat een
ERP-implementatie altijd gepaard gaat met BPR. Sommige auteurs menen dat dit echter wel het geval
is, maar volgens anderen toont de praktijk aan dat dit meestal niet zo is.
In een vierde sectie van hoofdstuk twee bespraken we de strategische implicaties die een ERP-
implementatie met zich meebrengt. Een ERP-implementatie kan een aantal risico’s inhouden. Zo kan
het ERP-systeem de eigen logica aan de onderneming opdringen waardoor het opgebouwde
concurrentievoordeel kan worden vernietigd. Maar het hoeft niet zo te gebeuren. Via de juiste keuze
van de ERP-leverancier en de nieuwe technieken van procesmodellering (‘ES-enabled reengineering’),
kan men de afstemming van het ERP-systeem op de gewenste processen maximaliseren. We nemen dan
ook de stelling aan dat indien we de ondernemingsstrategie daadwerkelijk wensen te ondersteunen, er
moet gestreefd worden naar maximale afstemming tussen de ondernemingsprocessen en de ERP-
implementatie. De meeste ondernemingen zouden echter gewoon de technische mogelijkheden van het
ERP-systeem overnemen wat zou kunnen leiden tot ‘competitieve convergentie’. We besloten echter
dat er verschillende beweegredenen voor een ERP-implementatie moeten worden onderscheiden. Zo
hebben we de louter technische implementatie en daarnaast hebben we de strategische implementatie.
Het is enkel bij de strategische implementatie dat er veel ondernemingswaarde wordt gecreëerd. De
technische implementatie daarentegen brengt weinig waarde met zich mee en wordt dan ook best zo snel
mogelijk afgewerkt. Een dergelijke implementatie kan bijvoorbeeld wel geoorloofd zijn indien men zo
vlug mogelijk komaf wenst te maken met het ongestructureerde en oude informatiesysteem. Bij de
strategische benadering is het implementeren op zich niet van belang, maar wel de mate waarin de ERP-
implementatie beter wordt uitgevoerd dan deze van de concurrenten. Hoe meer afstemming er kan
worden gecreëerd tussen het ERP-systeem en de ondernemingsprocessen, hoe meer de strategische
positie van de onderneming zal worden ondersteund, hoe sterker de onderneming staat tegenover haar
concurrenten. Op die manier besloten we dat een ERP-implementatie geen afbreuk hoeft te doen aan het
eerder opgebouwde concurrentievoordeel, maar dat het de ondernemingsstrategie zelfs kan versterken
op voorwaarde dat er gestreefd wordt naar maximale afstemming.
Om het tweede hoofdstuk af te sluiten werden een aantal mogelijke redenen opgesomd waarom een
ERP-systeem totnogtoe slechts een geringe impact op de organisatie van een onderneming heeft gehad.
Deze redenen konden worden afgeleid uit de voorgaande secties van hoofdstuk twee. Zo denken we aan
het niet toepassen van de procesgerichte benadering via actief proces management, het niet
Algemeen Besluit
111
implementeren van alle modules, het feit dat een ERP-implementatie in de praktijk zelden gepaard zou
gaan met een BPR-initiatief, het enkel introduceren van veranderingen wanneer de gebruikers voldoende
vertrouwd zijn met het ERP-systeem en het feit dat vele ondernemingen er een louter technische
implementatie op zouden nahouden. Deze redenen kunnen toelaten beter te begrijpen welke impact een
ERP-systeem al dan niet op management accounting heeft.
In het derde hoofdstuk gingen we in de literatuur op zoek naar de manier waarop het ERP-systeem een
impact op management accounting kan hebben. We zijn van start gegaan met een definiëring van
management accounting. Op die manier konden we het werkterrein als het ware afbakenen. Uit deze
definitie hebben we onthouden dat management accounting bestaat uit twee grote deeldomeinen: de
besluitvorming en de controle activiteiten. Er werd ook van de gelegenheid gebruik gemaakt wat meer
duiding te bieden bij de begrippen ‘cost accounting’ en ‘costing’. Hierbij besloten we dat ‘cost
accounting’ als een onderdeel van management accounting kon worden beschouwd en dan voornamelijk
ter ondersteuning van de controleactiviteiten, gezien de nadruk vooral ligt op het opmaken van
budgetten en het uitvoeren van verschillenanalyses. ‘Costing’ daarentegen omvat alle principes,
methodes en technieken voor het vaststellen van kosten. De via ‘costing’ verkregen informatie wordt
gebruikt voor zowel het uitvoeren van de besluitvorming als van de controleactiviteiten.
In een tweede sectie schetsten we de relatie van ERP-systemen tot Accounting Informatie Systemen.
Hierbij stelden we ons de vraag of het ERP-systeem als een AIS kan worden beschouwd. Het is
duidelijk dat het ERP-systeem meer inhoudt dan het AIS. Daarnaast vroegen we ons dan af of het ERP-
systeem volledig de taak van het AIS overneemt. Bij een ERP-implementatie heeft een onderneming de
keuze ofwel gebruik te maken van de functionaliteiten voor management accounting voorzien in het
ERP-systeem, ofwel gebruik te maken van alleenstaande applicaties, ofwel een combinatie van beide.
We hebben hier dus te doen met continuüm, met aan het ene uiterste enkel het gebruik van de ERP-
functionaliteiten en aan het andere uiterste enkel het gebruik van alleenstaande applicaties. De vraag of
het ERP-systeem nu de taak van het AIS overneemt, is afhankelijk van de plaats in dat continuüm.
Daarbij werd ook vermeld dat indien enkel gebruik wordt gemaakt van alleenstaande applicaties, het
ERP-systeem dan toch nog een bijdrage kan leveren voor de accountingactiviteiten, namelijk via de
verbeterde datavoorziening die het mogelijk maakt. Het ERP-systeem kan dus beschouwd worden als
een AIS, maar het houdt veel meer in dan alleen een AIS. Daarnaast kan de rol van een AIS volledig
overgenomen worden door het ERP-systeem, terwijl de beide systemen ook naast elkaar kunnen
bestaan.
In de volgende sectie hadden we het over de rol van het ERP-systeem bij het nemen van de
beleidsbeslissingen. Met andere woorden bekeken we de impact die het ERP-systeem kan hebben op
het eerste deeldomein van management accounting. In het eerste onderdeel namen we alles wat zich
Algemeen Besluit
112
rond ‘costing’ afspeelt onder de loep. Hoewel we reeds hadden vermeld dat ‘costing’ zowel ten behoeve
van de besluitvorming als van de controleactiviteiten wordt uitgevoerd, bespraken we het om herhaling
te vermijden enkel onder de sectie van de besluitvorming. In ieder geval konden we wat ‘costing’
betreft vaststellen dat er in het algemeen gewoon een overname van de oude principes plaatsvindt.
Verder is het zo dat wanneer ABC wordt toegepast, dit in de meeste gevallen buiten het ERP-systeem
gebeurt. Wel vonden we in de literatuur terug dat het ERP-systeem effectief toelaat de kostprijzen
sneller te berekenen en dat het ERP-systeem mogelijks heel wat informatie omtrent de kosten en de
kostendrijvers bevat. In het tweede onderdeel bekeken we op welke manier het ERP-systeem de
besluitvorming kan beïnvloeden. Voor de besluitvorming konden we uit de literatuur vaststellen dat de
analysemogelijkheden voorzien in het ERP-systeem te kort schieten, dat er een blijvend gebruik wordt
vastgesteld van alleenstaande applicaties en dat een ERP-systeem geen aanleiding geeft tot het
introduceren van nieuwe accountingtechnieken. Het is wel zo dat het ERP-systeem een betere
informatievoorziening mogelijk maakt, zodat de kwaliteit van e besluitvorming kan toenemen.
Tenslotte vonden we dat de ERP-verdelers mogelijks steeds meer analytische toepassingen zullen
voorzien omwille van de negatieve kritiek. Besluitend konden we stellen dat de impact vanwege het
ERP-systeem op zowel de ‘costing’ als de besluitvorming al bij al gering kan worden beschouwd.
In het vierde onderdeel van het derde hoofdstuk zetten we onze zoektocht verder en gingen we de rol
van het ERP-systeem bij het uitvoeren van de controleactiviteiten na. In het algemeen konden we stellen
dat er, afhankelijk van de gebruiksduur en de mate waarin de verschillende modules reeds zijn
geïmplementeerd (en dus de mate waarin er zich integratie kan voordoen, cfr. hoofdstuk twee) er een
verbetering van de controletechnieken kan plaatsvinden. Daarenboven zorgt het ERP-systeem voor een
verhoging van de transparantie in de onderneming, waardoor ook hierdoor de controle kan worden
bevorderd. Verder bekeken we de mogelijke invloed op de verschillenanalyse. Hierbij kwamen we tot
de vaststelling dat de gebruiksmogelijkheden van de data via een complexe database sterk kunnen
worden uitgebreid, waardoor de verschillenanalyse op een veel gedetailleerdere manier kan worden
uitgevoerd. Wat vervolgens de budgettering betreft, stelden we vast dat dit volgens de literatuur nog
vaak buiten het ERP-systeem plaatsvindt. Wel kan de kwaliteit van de budgettering worden verbeterd
doordat het ERP-systeem meer accurate voorspellingen toelaat. Vervolgens kan het budget sneller
worden opgevolgd door de voorziening van ‘real-time’ gegevens. Tenslotte zou het gebruik van de
MRP-techniek waarop het ERP-systeem is gebaseerd, leiden tot een afname van de budgetspeling. Wat
verder de prestatiemeting betreft, kwamen we tot de conclusie dat de literatuur hierover weinig gegevens
voorziet, hoewel het ERP-systeem mogelijks potentieel bezit om de effectiviteit van de prestatiemeting
te verhogen. Tenslotte onderzochten we de mogelijke invloed van het ERP-systeem op de rapportering.
We stelden vast dat het ERP-systeem geen echte veranderingen in de routinerapportering teweegbrengt
en dat de ad hoc rapporten vaak buiten het ERP-systeem worden opgesteld. De literatuur leerde ons ook
Algemeen Besluit
113
dat er een afname van de tijd voor het verzamelen en het samenstellen van de data kan worden
opgemerkt en dat het ERP-systeem ook kan leiden tot een overvloed aan informatie voor de managers.
De volgende sectie van het derde hoofdstuk gaf een algemeen overzicht van de impact die het ERP-
systeem op management accounting heeft en daarbij werd er gezocht naar een aantal redenen waarom
deze impact eigenlijk nogal gering is. Eerst en vooral zorgt de complexiteit van het ERP-systeem ervoor
dat er geen extra ingewikkelde accountinginstrumenten worden operationeel gemaakt. Ten tweede
zouden een aantal accountingfuncties niet gebruiksvriendelijk zijn of onvoldoende ondersteuning bieden
waardoor gebruik wordt gemaakt van alleenstaande applicaties. Ten derde neemt de ERP-implementatie
zeer veel tijd in beslag, waardoor slechts enkel de basismodules worden geïmplementeerd waarvan de
module voor accounting geen deel zou uitmaken. Tenslotte kunnen de redenen uit hoofdstuk twee
waarom een ERP-implementatie weinig impact zou hebben op de organisatie van een onderneming, ook
aangehaald worden in de context van management accounting.
Tenslotte werden als laatste onderdeel in het derde hoofdstuk de gevolgen van een ERP-implementatie
voor de management accountant op een rijtje gezet. Er konden zowel een aantal opportuniteiten als
bedreigingen worden vastgesteld. Wat de opportuniteiten betreft, leerden we ten eerste dat de
accountant soms verantwoordelijk wordt gesteld voor de implementatie van de accountingmodule en de
opleiding van de medewerkers. Verder vernamen we dat de accountant door de ERP-implementatie
meer ruimte krijgt voor het analytische werk omwille van een grotere mogelijkheid tot het automatiseren
van het routinewerk. Indien de accountant erin slaagt veel te leren over de ondernemingsprocessen (wat
wordt mogelijk gemaakt via de procesgerichte benadering), dan bezit hij een bevoorrechte positie om de
managers bij te staan bij het interpreteren van de ERP-informatie. Tenslotte kan de accountant zichzelf
meer en meer als een ‘informatie manager’ beschouwen, want omwille van hun financiële expertise en
het tijdsgebrek van de managers zullen de accountants nodig blijven voor de interpretatie en de analyse
van het ERP-systeem. Wat de bedreigingen betreft, kan de accountant in eerste instantie te maken
hebben met een verhoogde werkdruk tijdens de implementatiefase. Ook kan er mogelijks minder nood
zijn aan accountants omwille van een hogere graad van automatisering en een decentralisatie van het
accountingproces. Tenslotte kan de accountant het gevoel hebben de controle te verliezen omwille van
een mogelijke centralisatie in de organisatie en een grotere verspreiding van de informatie via de
client/server technologie.
In het vierde hoofdstuk tenslotte werd het gevoerde praktijkonderzoek naar de impact van ERP-
systemen op management accounting uiteengezet. Er werd van start gegaan met de beschrijving van het
doel van het onderzoek. Dit kwam erop neer dat er twee algemene onderzoeksvragen werden
geformuleerd. Deze onderzoeksvragen luidden als volgt: “Wat is de impact van het ERP-systeem op
Algemeen Besluit
114
management accounting?” en “Wat is de impact van ERP-systemen op de job van de management
accountant?”.
Vervolgens werd de gevolgde onderzoeksmethode verantwoord. Er werd gewerkt aan de hand van een
viertal gevalstudies (‘case study research’). De reden hiervoor was dat het terrein nog moest worden
verkend en dat er veeleer werd getracht hypotheses te genereren dan hypotheses te testen. Verder
werden de concrete stappen van het onderzoek uiteengezet. Een eerste stap was eigenlijk het formuleren
van de onderzoeksvraag, wat reeds in de voorgaande sectie werd gedaan. Vervolgens moesten de cases
worden geselecteerd. Dit gebeurde op basis van een gemakkelijkheidssteekproef (‘convenience
sample’). De ondernemingen die bereid waren mee te werken, werden geselecteerd. De enigste
voorwaarde was dat ze een ERP-systeem moesten hebben geïmplementeerd. Vervolgens werd gestart
met het verzamelen van de gegevens of met andere woorden werden de interviews afgenomen. Bij het
afnemen van de interviews werd gebruik gemaakt van een semi-gestructureerd interviewschema. Uit de
bevindingen van hoofdstuk 3 werden een aantal hypothesen afgeleid aan de hand waarvan een aantal
specifieke onderzoeksvragen kon worden geformuleerd. Hierbij werd ervoor gezorgd dat deze vragen
enigszins breed werden geformuleerd, zodat ook een aantal nieuwe zaken aan het licht kon komen.
Vervolgens moesten de gegevens worden geanalyseerd. Dit gebeurde in twee stappen. Eerst werden de
gegevens per case bekeken (‘within-case analysis’) en daarna werd een vergelijking over de
verschillende cases heen gemaakt (‘cross-case analysis’). Er werd tenslotte opgemerkt dat het
onderzoek niet tot doel had de onderzoeksresultaten te veralgemenen. Er werd met andere woorden
geen externe validiteit nagestreefd. Wel werd er via een gedegen methodologie gepoogd te komen tot
een hoge graad van interne validiteit.
In het derde onderdeel van dit hoofdstuk werd er dieper ingegaan op de selectie van de ondernemingen.
Hierbij werden alle ondernemingen weergegeven die werden gecontacteerd en de reden opgegeven
waarom ze niet wensten mee te werken. Uiteindelijk werden Van de Velde, Alpro Soja, JBKart en de
VRT in het onderzoek opgenomen.
In de volgende sectie werd een voorstelling gegeven van de ondernemingen die in het onderzoek werden
opgenomen. Hierbij werd onder meer het ontstaan, de groepsstructuur en een aantal kerncijfers van de
betreffende ondernemingen besproken.
In het vijfde onderdeel volgde uiteindelijk de analyse van de onderzoeksresultaten. Er werd van start
gegaan met een analyse per geval (‘within-case analysis’). Dit liet ons toe vertrouwd te geraken met en
een inzicht te krijgen in iedere case afzonderlijk. Daarna werden de bevindingen voor de vier
ondernemingen samengevat in een overzichtstabel. Aan de hand van deze tabel konden gemakkelijk de
gelijkenissen en verschillen worden geanalyseerd (‘cross-case analysis’) en eventueel de reden voor
Algemeen Besluit
115
deze gelijkenissen en verschillen worden achterhaald. Meteen werd ook de vergelijking met de
literatuur gemaakt. Zo hebben we voor wat ‘costing’ betreft kunnen vaststellen dat zowel bij Van de
Velde als bij de VRT dit gedetailleerder kan gebeuren. In de literatuur wordt er daarentegen gesproken
van een snellere uitvoering, maar dit hebben we dan enigszins bij Alpro kunnen vaststellen. Verder
hebben we voor de besluitvorming genoteerd dat het ERP-systeem dit bij Van de Velde, Alpro en de
VRT niet voldoende kan ondersteunen. Dit is consistent met de argumenten in de literatuur. JBKart
vormt hier echter de uitzondering, waarbij we hebben gesteld dat dit misschien met de relatief kleinere
omvang van die onderneming kan te maken hebben. Verder heeft de literatuur ons geleerd dat het ERP-
systeem geen introductie van nieuwe accountingtechnieken tot gevolg heeft, terwijl we dit enigszins wel
hebben kunnen vaststellen bij de VRT en JBKart. Hierbij werd wel opgemerkt dat dit in het geval van
JBKart ook temaken kan hebben met de sterke groei die het bedrijf heeft gekend. Ten vierde gingen we
de situatie voor de verschillenanalyse na. Bij Van de Velde en JBKart gebeurt de verschillenanalyse
niet aan de hand van het ERP-systeem. Bij Alpro en de VRT is dit echter wel het geval. Daar hebben
we opgemerkt dat de verschillenanalyse veel gedetailleerder kan gebeuren. Dit is consistent met de
bevinding uit de literatuur. Wat de budgettering betreft, viel op te merken dat Van de Velde en JBKart
dit niet uitvoeren aan de hand van het ERP-systeem, wat aansloot met de bevindingen uit de literatuur.
Alpro en de VRT stellen het budget wel op aan de hand van het ERP-systeem. Hierbij merkten we op
dat zowel Alpro en VRT SAP-gebruikers zijn en misschien laat dit ERP-pakket beter toe dan de ERP-
pakketten geïmplementeerd bij JBKart en Van de Velde om de budgettering en ook de
verschillenanalyse uit te voeren. Verder viel het op dat geen enkel van de onderzochte ondernemingen
gebruik maakt van het ERP-systeem ten behoeve van de prestatiemeting. Wel wordt er gebruik gemaakt
van de gegevens uit het ERP-systeem. Voor JBKart heeft dit wel een belangrijke impact. Daar bestaat
een groot percentage van het personeelsbestand uit handelsvertegenwoordigers die gedeeltelijk variabel
worden beloond. Via het ERP-systeem kunnen de commissies nu vlugger en nauwkeuriger worden
berekend. Vervolgens hebben we vastgesteld dat wat de routine- en ad hoc rapportering betreft, dit
hoofdzakelijk plaatsvindt buiten het ERP-systeem. Ook dit argument was terug te vinden in de
literatuur. Hiervoor hebben de onderzochte ondernemingen diverse redenen. Bij JBKart bijvoorbeeld
heeft het waarschijnlijk te maken met het feit dat de implementatie nog lang niet af is. Tenslotte hebben
we onderzocht hoe de functie van de management accountant wordt beïnvloed in de betreffende
ondernemingen. Bij Alpro en de VRT is het belangrijk dat accountants hun IT-vaardigheden
onderhouden en verrijken, wat ook in de literatuur aan bod kwam. Verder krijgt de accountant bij de
VRT te maken met een verhoogde werkdruk, terwijl we bij JBKart een verlaagde werkdruk hebben
vastgesteld. Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat voor de implementatie bij JBKart veel
taken manueel werden uitgevoerd waardoor na de implementatie een grote toename van de snelheid met
betrekking tot de uitvoering van die taken, kon worden geconstateerd. Vervolgens zorgt het ERP-
systeem bij Van de Velde, Alpro en JBKart niet voor een gevoel van controleverlies. Dit is echter wel
in een zekere mate het geval bij de VRT omwille van een grotere verspreiding van de data en van de
Algemeen Besluit
116
gedecentraliseerde input van de gegevens. Ook hebben we geconstateerd dat een ERP-systeem minder
flexibel wordt geacht door de gebruikers omdat de aanpassingen nu moeten worden aangevraagd aan de
ERP-leverancier in plaats van aan de eigen informatica-afdeling wat een eventuele verklaring kan
bieden voor het gebruik van alleenstaande applicaties naast het ERP-systeem. Tenslotte hebben we bij
Alpro een afname van de communicatie tussen de werknemers na een ERP-implementatie vastgesteld
waardoor de job van de accountant voor een stuk wegschuift van de realiteit.
Het vierde hoofdstuk werd afgesloten met de formulering van een aantal suggesties voor verder
onderzoek. Zo kan ten eerste worden nagegaan of de mate waarin het ERP-systeem voldoende de
behoeften van de onderneming op vlak van management accounting kan ondersteunen, afhankelijk is
van de omvang van de onderneming. Ten tweede kan worden onderzocht of er significante verschillen
zijn tussen de verschillende ERP-pakketten op de markt wat betreft de invloed en ondersteuning van
management accounting. Verder kunnen we ons afvragen of het ERP-systeem, via een verbeterde
mogelijkheid om de diverse en noodzakelijke accountingtechnieken uit te voeren, er onrechtstreeks voor
zorgt dat de groei van een onderneming niet wordt belemmerd. Hierbij aansluitend kan men zich de
vraag stellen of er een grotere impact op management accounting merkbaar is in ondernemingen die het
ERP-systeem in hun groeifase hebben geïmplementeerd. Daarbij zal er moeten worden nagegaan welk
deel van deze impact te wijten is aan de groei op zich en welk deel aan de implementatie en wat het
eventuele interactie-effect kan zijn. Tenslotte kunnen we ons afvragen welke redenen er aan de basis
liggen voor het relatief veelvuldig gebruik van alleenstaande applicaties of spreadsheets naast het ERP-
systeem. Zo kunnen we bijvoorbeeld denken aan het feit dat de gebruikers het ERP-systeem als minder
flexibel ervaren of gewoon omwille van het feit dat de voorziene functie voor een bepaalde
accountingactiviteit in het ERP-systeem tekortschiet. Van deze suggesties kunnen eventuele hypotheses
worden afgeleid die aan de hand van verder onderzoek kunnen worden onderzocht. Op deze manier
hebben we gepoogd een bijdrage te leveren aan het proces rond ‘theory building’ met betrekking tot dit
onderwerp waarmee onze opdracht werd volbracht.
Lijst van de geraadpleegde werken
vii
LIJST VAN DE GERAADPLEEGDE WERKEN
Atkinson A.A., Banker R.D., Kaplan R.S., Young S.M., 1997, Management Accounting, tweede editie,
Upper Saddle River, New Jersey, 741 blz.
Baxendale S.J., Jokinen P. en Berkien J.A.M. (vertaling), 2000, Planning van resources: interactie tussen
ERP en ABCM-systemen, Tijdschrift Financieel Management, volume 20, nummer 5, september –
oktober, blz. 65-72.
Beretta S., 2001, Unlashing the Integration Potential of ERP Systems: the Role of Process Based
Performance Measurement Systems, paper voorgesteld op ‘The 3rd Workshop on Management
Accounting Change’, 17-19 mei, Siena, Italië, 30 blz.
Bingi P., Sharma M.K. en Godla J.K., 1999, Critical issues affecting an ERP implementation,
Information Systems Management, volume 16, nummer 3, zomer, blz. 7-14.
Bilocque B., 1998, Wordt ERP een bondgenoot voor de KMO?, Business ICT, nummer 599, 24
november, blz. 42-44.
Booth P., Matolcsy Z. en Wieder B., 2000, Integrated Information Systems (ERP-systems) and
Accounting Practise – the Australian Experience, paper voorgesteld op ‘The third European Conference
on Accounting Information Systems’, 27-28 maart, München, Duitsland, 20 blz.
Bots J., van Heck E., Simons J. en van Swede V., 1999, Management en informatie – Leer– en handboek
der bestuurlijke informatiekunde, Academic Service, Schoonhoven, 967 blz.
Bradley D.H., Kelly A.F. en CCAI, Inc., 1998, SAP R/3 Implementation Guide: The Management Guide
to Understanding SAP, Macmillan Technical Publishing, Indianapolis, Indiana, 481 blz.
Bruggeman W. en Everaert P., 1996, Kostprijscalculatie in management, tweede druk, Uitgeverij Garant,
Leuven/Apeldoorn, 261 blz.
Bruggeman W. en Slagmulder R., 2001, Beheerscontrole, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 262 blz.
Lijst van de geraadpleegde werken
viii
Burns J. en Scapens R.W., 2000, Conceptualizing management accounting change: an institutional
framework , Management Accounting Research, volume 11, nummer 1, maart, blz. 3-25.
Chalmet L., Ocampo y Villas C. en Vandaele N., 1999, ERP, vastgeroest in MRPII? Annual
Manufacturing and Logistics Software Survey, Business Logistics, volume 5, nummer 3, maart, blz. 21–
42.
Christiansen J.K. en Mouritsen J., 1995, Management Information Systems, Computer Technology and
Management Accounting , in: Ashton D., Hopper T. en Scapens R.W., Issues in Management Accounting,
Prentice Hall, Englewood Cliffs, New Jersey, blz. 215-236.
Claeys T., 1999, Kosten en Baten – Wat levert een ERP-systeem op?, Business Logistics, volume 5,
nummer 11, november, blz. 69-73.
Clewett A., Franklin D. en McCown A., 1998, Network Resource Planning for SAP R/3, BAAN IV, and
Peoplesoft: a guide to planning enterprise applications, McGraw-Hill, New York, 357 blz.
Cooper R., 1996, Look out, Management Accountants, Management Accounting (US), volume 74,
nummer 5, mei, blz. 20-26.
Cooper R., Kaplan R.S., 1998, The Promise –and Peril- of Integrated Cost Systems, Harvard Business
Review, volume 76, nummer 4, juli-augustus, blz. 109-119.
Curran T, Keller G. en Stefanski M. (vertaling), 1999, SAP R/3 Business Blueprint, Het referentiemodel
voor bedrijfsprocessen, Uitgeverij Academic Service, Schoonhoven, 280 blz.
Davenport T.H., 1998, Putting the enterprise into the enterprise system, Harvard Business Review,
volume 76, nummer 4, juli-augustus, blz. 121-131.
Davenport T.H., 2000, Mission Critical – Realizing the promise of enterprise systems, Harvard Business
School Press, Boston - Massachusetts, 335 blz.
Dessein W., 1999, Snel en Flexibel ERP Implementeren – Geen software, maar organisatieprobleem,
Business Logistics, volume 5, nummer 3, maart, blz. 26-33.
De Pelsmacker P. en Van Kenhove P., 1999, Marktonderzoek – Methoden en toepassingen, Uitgeverij
Garant, Leuven/Apeldoorn, 737 blz.
Lijst van de geraadpleegde werken
ix
Eisenhardt K.M., 1989, Building Theories from Case Study Research, Academy of Management Review,
volume 14, nummer 4, blz. 532-550.
Fahy M. J. en Lynch R., 1999, Enterprise Resource Planning (ERP) systems and Strategic Management
Accounting, paper voorgesteld op ‘The 22nd conference of the EAA’, 5-7 mei, Bordeaux, Frankrijk, 19
blz.
Granlund M. en Malmi T., 2000, The Liberations and Limitations of ERP-systems for Management
Accounting, paper voorgesteld op ‘The 23rd Annual Congress of the European Accounting Association,
29-31 maart, München, Duitsland, 23 blz.
Granlund M. en Malmi T., 2001, Some empirical evidence of the effects of ERP-systems on management
accounting, paper, juli, 28 blz.
Hatten K.J. en Rosenthal S.R., 1999, Managing the process-centred Enterprise, Long Range Planning,
volume 32, nummer 3, blz. 293-310.
Heene A., 2002, Praktijkboek Strategie – Bruggen Bouwen naar de toekomst, Uitgeverij Lannoo NV,
Tielt, 335 blz.
Jenson R.L. en Johnson I.R., 1998, The Enterprise Resource Planning System as a Strategic Solution, The
Executive’s Journal, volume 15, nummer 4, zomer, blz. 28-33.
Kaplan R. en Atkinson A., 1989, Advanced Management Accounting, tweede druk, Prentice Hall,
Englewood Cliffs, New York, 817 blz.
Maccarrone P., 2000, The impact of ERPs on management accounting and control systems and the
changing role of controllers, paper voorgesteld op ‘The 23rd Annual Congress of the European
Accounting Association, 29-31 maart, München, Duitsland, 16 blz.
Mackey J. en Thomas M., 1995, Costing and the New Operations Management, in: Ashton D, Hopper T.
en Scapens R.W., Issues in Management Accounting, Prentice Hall, Englewood Cliffs, New Jersey, blz.
87-114.
Maskell B. en Baggaley B., 2000, The future of Management Accounting, Journal of Cost Management,
volume 14, nummer 5, september – oktober, blz. 24-27.
Lijst van de geraadpleegde werken
x
Mearns I., 1981, Fundamentals of Cost and Management Accounting, Longman Inc., New York, 319 blz.
Norris G., Wright I., Hurley J.R., Dunleavy J. en Gibson A., 1998, SAP, an Executive’s Comprehensive
Guide, John Wiley & Sons Inc., New York, 282 blz.
O’Donnell E. en David J.S., 2000, How information systems influence user decisions: a research
framework and literature review, International Journal Of Accounting Information Systems, volume,
nummer, februari, blz. 178-203.
Porter M.E., 1990, The Competitive Advantage of Nations, The Macmillan Press LTD, Londen, 855 blz.
Porter M.E, 1998, On Competition, Harvard Business School Publishing, Boston, 485 blz.
Porter M.E., 2001, Strategy and the Internet, Harvard Business Review, volume 79, nummer 3, maart,
blz. 63-78.
Rajagopal P. en Tyler F., 2000, Enhancing Manufacturing Performance with ERP-systems, Information
Systems Management, volume 17, nummer 3, zomer, blz. 43-55.
Ribeiro J.F., 2001, Enterprise Resource Planning Systems and organisations: towards an understanding
of their relationship , paper voorgesteld op ‘The 3rd Workshop On Management Accounting Change, 17-
19 mei, Siena, Italië, 32 blz.
Scapens R.W., 1994, Never Mind the Gap: towards an institutional perspective on management
accounting practice, Management Accounting Research, volume 5, nummer 3 & 4, september –
december, blz. 301-321.
Scapens R.W. en Jazayeri M., 1998, SAP: Integrated Information Systems and the Implications for
Management Accountants, Management Accounting (UK), volume 76, nummer 8, september, blz. 46-48.
Sillince J. en Sykes G., 1995, The role of accountants in improving manufacturing technology,
Management Accounting Research, volume 6, nummer 2, juni, blz. 103-124.
Van Assen M. en Rittershaus B., 2000, Planning als tactische beheersing, Business Logistics, volume 6,
nummer 2, februari, blz. 74-78.
Lijst van de geraadpleegde werken
xi
Van Damme D., 1999, Evoluties in Software Engineering en gevolgen op de ERP-markt – ERP kritisch
bekeken, Business Logisitics, volume 5, nummer 3, maart, blz. 35-42.
Van Damme D., 2000a, De toekomst van ERP – Vooruitblikken met de leveranciers, Business Logistics,
volume 6, nummer 1, januari, blz. 73-78.
Van Damme D., 2000b, Het einde van een tijdperk – Is er toekomst voor ERP? (deel II), Business
Logistics, volume 6, nummer10, oktober, blz. 95-100.
Van Dierdonck R. en Vereecke A., 1994, Operationeel Beheer, Uitgeverij Academia Prss, Gent, 618 blz.
Verdaasdonk, P.J.A. en Rossieau S.W.T., 2000, Het effect van ERP-systemen op de rol van de
management accounting-functie, Tijdschrift voor Bedrijfsadministratie, volume 104, nummer 1238,
december, blz. 450-456.
Wagle D., 1998, The Case for ERP systems, The McKinsey Quarterly, nummer 2, lente, blz. 130-138.
Weber J., 2001, Cost Accounting systems design and SAP – Learning from German History, Journal of
Cost Management, volume 15, nummer 4, juli–augustus, blz. 33-36.
Yin R.K., 1993, Applications of Case Study Research, Sage Publications, Newbury Park, California, 131
blz.
INTERNETREFERENTIES:
Brant K, 2002, Discrete Manufacturing: The Promise of the ERP II Model, The Gartner Group,
URL: <http://www.gartner.com>. (20/02/2002).
Website SAP, URL: <http://www.sap.com>. (07/02/2002)
Website Baan, URL: <http://www.baan.com>. (07/02/2002)
Website Peoplesoft, URL: <http://www.peoplesoft.com>. (07/02/2002)
Website Oracle, URL: <http://www.oracle.com>. (07/02/2002)
Website Van de Velde, URL: <http://www.mariejo.com>. (12/04/2002)
Lijst van de geraadpleegde werken
xii
Website Vandemoortele, URL: <http://www.vandemoortele.be>. (12/04/2002)
Website JBKart, URL: <http://www.jbkart.com>. (12/04/2002)
Website VRT, URL: <http://www.vrt.be>. (12/04/2002)
Bijlage 1: Interviewschema
Bijlage 1.1
BIJLAGE 1: INTERVIEWSCHEMA
§ Welk ERP-pakket werd er geïmplementeerd?
§ Wordt er nog veel gewerkt met andere, alleenstaande applicaties, of gebeurt alles aan de hand van het
ERP-systeem?
§ Is er volgens u een effectieve impact vanwege het ERP-systeem te onderkennen op vlak van costing?
§ Zijn er nog andere zaken op vlak van costing die door het ERP-systeem een invloed zouden kunnen
ondergaan, maar wat nu niet gebeurt om welke reden ook?
§ Heeft de ERP-implementatie geleid tot het uitvoeren van nieuwe accountingtechnieken?
§ Kan het ERP-systeem voldoende de besluitvorming ondersteunen? Waarom, waarom niet?
§ Is er een effectieve impact te merken op vlak van de uitvoering van verschillenanalyses?
§ Denkt u dat het ERP-systeem nog potenties bezit om een bijdrage tot verschillenanalyses te leveren?
§ Bent u het ermee eens dat ERP-systemen teveel gericht zijn op het louter verzamelen van gegevens?
§ Gebeurt de budgettering buiten het ERP-systeem? Zo ja, worden er dan gegevens gebruikt uit dit
ERP systeem om de budgetten op te stellen? Hoe gaat dit concreet in zijn werk?
§ Op welke manier wordt de prestatiemeting door het ERP-systeem volgens u beïnvloed? Welke
bijdrage kan het ERP-systeem hier volgens u leveren?
§ Op welke manier wordt het ERP-systeem gebruikt bij de (routine en ad hoc) rapportering?
§ Vindt u dat het gebruik van een ERP-systeem leidt tot een overvloed aan informatie voor de
managers?
§ Op welke manier wordt de functie van de management accountant door het ERP-systeem beïnvloed?
Bijlage 1: Interviewschema
Bijlage 1.2
§ Leidt de ERP-implementatie tot een grotere werkdruk, bijvoorbeeld via het opleiden van
medewerkers?
§ Werd er veel aandacht besteed aan de opleiding van de werknemers?
§ Een ERP-systeem laat toe een aantal zaken te automatiseren. Zorgt het ERP-systeem ervoor dat er
meer tijd voor het uitvoeren van analyses vrijkomt in de plaats van routinewerk voor de management
accountant?
§ Heeft de management accountant soms het gevoel een verlies aan controle te hebben over de
informatie omwille van een grotere verspreiding?
§ In hoeverre heeft iedereen toegang tot bepaalde informatie? Bestaat hiervoor een specifieke regeling?
§ Hebben de accountants soms schrik dat managers alles zelf uit het ERP-systeem zouden halen, zodat
hun job min of meer wordt bedreigd?
§ Zijn er in het algemeen nog zaken (vooral op het vlak van management accounting) die door het
ERP-systeem een enorme impact hebben gehad?
§ Is het mogelijk dat er nog domeinen zijn waarvoor het ERP-systeem de potentie bezit deze te
veranderen of te verbeteren, maar wat nu nog niet tot uitdrukking komt?
§ Heeft dit dan te maken met het feit dat de implementatie nog niet volledig is voltooid?
Bijlage 2: Interview Van de Velde
Bijlage 2.1
BIJLAGE 2: INTERVIEW VAN DE VELDE
DATUM : 02/04/02
NAAM GEÏNTERVIEWDE: Dhr. Luc Markey
FUNCTIE GEÏNTERVIEWDE: Financiële directie
Welk ERP-pakket werd er bij Van de Velde geïmplementeerd?
Bij Van de Velde werken we met het systeem Movix van Intentia. Dit is een Zweedse ERP-leverancier
die zich voornamelijk richt op de textiel- en de confectie-industrie.
Wordt er bij Van de Velde nog veel gewerkt met andere, alleenstaande applicaties, of gebeurt alles
aan de hand van het ERP-systeem?
Eigenlijk wordt er niet meer zoveel met andere applicaties gewerkt. We hebben wel nog een aantal
alleenstaande pakketten, maar het is de bedoeling dat in de toekomst zoveel mogelijk zaken door middel
van het ERP-systeem worden uitgevoerd. Onze personeelsadministratie loopt bijvoorbeeld niet over het
ERP-systeem en ook een stuk van de distributie draait nog op het oude systeem. Het is wel de bedoeling
de distributie in de toekomst aan de hand van het ERP-systeem te verzorgen, maar wat de
personeelsadministratie betreft, weten we nog niet of we dit ook via het ERP-systeem zullen uitvoeren.
Via de ‘datawarehouse’ wordt nu nog de link gelegd met het ERP-systeem.
Is er bij Van de Velde een effectieve impact vanwege het ERP-systeem te onderkennen op vlak van
costing?
Ik denk dat we door het ERP-systeem meer mogelijkheden zullen hebben op vlak van analytisch
boekhouden. Daar hebben we met een meerwaarde te maken. Het rekeningstelsel biedt namelijk veel
meer mogelijkheden. Vroeger moesten we, indien we een analytische boekhouding wensten te voeren,
ons rekeninguittreksel zo uitgebreid mogelijk maken. Per kostensoort moesten vele dimensies in ons
rekeningstelsel tot uitdrukking worden gebracht. Nu is dit niet meer nodig. Aan de hand van het ERP-
systeem kunnen er nu aan elke rekening maar liefst acht dimensies worden gekoppeld. Hier zien we dan
ook een multiplicatie van mogelijkheden.
Wordt in Van de Velde ABC toegepast?
Nee
Bijlage 2: Interview Van de Velde
Bijlage 2.2
Kan het ERP-systeem voldoende de besluitvorming ondersteunen?
Het is zo dat er enorm veel gegevens worden bijgehouden op een heel laag niveau (groot detailniveau),
veel meer dan vroeger. Via het ERP-systeem is het zo dat er een betere informatievoorziening mogelijk
wordt gemaakt. Maar het ERP-systeem is eigenlijk een vrij ruw systeem. Om echt de analyses te kunnen
uitvoeren, moeten er ofwel queries worden toegepast op de bestanden van het ERP-systeem om de nodige
gegevens te verzamelen en te sorteren, ofwel andere pakketten aan het ERP-systeem worden toegevoegd.
Om dit te kunnen uitvoeren, worden de gegevens via de ‘datawarehouse’ overgebracht naar de
betreffende applicaties.
Werd deze datawarehouse waarmee Van de Velde werkt, geleverd of aanbevolen door dezelfde
ERP-leverancier (Intentia)?
Deze zaken werden inderdaad door dezelfde mensen verzorgd.
Bent u het ermee eens dat ERP-systemen teveel gericht zijn op het louter verzamelen van gegevens?
Ik denk dat ERP-systemen voornamelijk tot doel hebben de informatie niet alleen te verzamelen, maar
vooral om de informatie daadwerkelijk te linken tussen de verschillende afdelingen. En daardoor hebben
ze dan die informatie nodig op een zo laag mogelijk detailniveau. Je hebt bijvoorbeeld de relatie die
wordt gelegd tussen de ontvangst van goederen en uw crediteurenadministratie. Vroeger bestond die link
helemaal niet. Er is nu ook een relatie tussen de inkomende goederenstroom en de hele
aankoopadministratie, de voorraadadministratie, de kostprijsadministratie, enz. Vroeger waren dit
allemaal losse modules waarbij de gegevens hetzij moesten worden opgezocht, hetzij manueel moesten
worden ingevoerd. Ook wat de boekhouding betreft, kunnen nu bijvoorbeeld de overlopende rekeningen
beter worden bepaald. Van de ontvangen facturen weet je nu precies welke goederen reeds zijn
ontvangen en welke niet. Vroeger moest dit manueel worden bijgehouden, maar nu is dit niet meer nodig
gezien de goederenstroom volledig is geregistreerd en er nu automatisch een boeking wordt gegenereerd.
Is er een effectieve impact te merken op vlak van verschillenanalyse? Denkt u dat het ERP-systeem
potenties bezit om een bijdrage tot verschillenanalyses te leveren?
Daar zijn we nu eigenlijk volop mee bezig. Het is de bedoeling dat dit ook via Movix zal kunnen
gebeuren. De budgetten moeten dan inderdaad in Movix kunnen worden ingegeven en tijdens de
verschillenanalyse kunnen worden vergeleken.
Bijlage 2: Interview Van de Velde
Bijlage 2.3
De budgettering gebeurt nu dus buiten het ERP-systeem, maar worden er dan gegevens gebruikt
uit dit ERP-systeem om de budgetten op te stellen?
Ja, inderdaad. Hierdoor wordt er een betere informatievoorziening mogelijk gemaakt voor het opstellen
van de budgetten.
Op welke manier wordt de prestatiemeting door het ERP-systeem volgens u beïnvloed?
De prestatiemeting bij Van de Velde staat nog niet echt op punt via het ERP-systeem, gezien de
verschillenanalyse nog moet worden uitgewerkt. De prestatiemeting gebeurt nu eigenlijk enkel aan de
hand van algemene statistieken, maar niet echt gedetailleerd en ook niet via het ERP-systeem.
Op welke manier wordt het ERP-systeem gebruikt bij de (routine en ad hoc) rapportering?
In Van de Velde werken we met een maandrapportering die opgebouwd wordt vanuit het ERP-systeem.
Dit gaat naar onze ‘datawarehouse’ en via Access wordt alles automatisch verwerkt. De ad hoc
rapporteringen gebeuren meestal met Excel, dus buiten het ERP-systeem. De mensen die zelf iets wensen
te onderzoeken gaan meestal via de ‘datawarehouse’ gegevens inladen in Excel. Via queries die op de
Movix-bestanden worden uitgevoerd, kunnen er ad hoc gegevens worden bekomen voor het opmaken van
deze ad hoc rapporten.
Vindt u dat het ERP-systeem leidt tot een overvloed aan informatie voor de managers?
Er zijn wel enorm veel gegevens die worden bijgehouden, maar de informatie naar het management toe is
afhankelijk van wat je precies doet met die gegevens. Als je die gegevens niet gaat verwerken, zal er ook
geen rapport worden geproduceerd. Gezien er enkel wordt verwerkt wat op voorhand werd besproken, is
er geen aanleiding tot een overstroming van informatie. Het is ook zo dat er niet echt een
rapporteringsmodule in het ERP-systeem aanwezig is. De rapporteringsfuncties moeten zelf worden
aangemaakt. Dit zorgt ervoor dat er geen massa aan rapporten wordt gecreëerd die je niet nodig hebt.
Op welke manier wordt de functie van de management accountant door het ERP-systeem
beïnvloed? Leidt de ERP-implementatie tot een grotere werkdruk, bijvoorbeeld via het opleiden
van medewerkers?
In het begin van de implementatie zijn er in ieder geval de aanpassingsproblemen. Dit geldt uiteraard niet
alleen voor de accountant maar ook voor de andere medewerkers. Eens iedereen vertrouwd is met het
systeem, komt het er vooral op aan het systeem beter te kennen dan de gewone gebruikers. Er zitten
Bijlage 2: Interview Van de Velde
Bijlage 2.4
namelijk heel wat mogelijkheden in die niet onmiddellijk benut worden. Er moet dus geprobeerd worden
nog meer uit het systeem te halen.
Zorgt het ERP-systeem ervoor dat er meer tijd voor analyse vrijkomt eerder dan het routinewerk
voor de management accountant?
Dit werd hier niet onmiddellijk vastgesteld. Dit hangt af van de mate van rapportering die je hebt in het
oude systeem en die je opnieuw moet maken in het nieuwe systeem.
Heeft de management accountant soms het gevoel een verlies aan controle te hebben over de
informatie?
Hier is het de bedoeling dat de informatie zoveel mogelijk wordt verspreid. Maar het is niet zo omdat de
informatie rechtstreeks bij de bestuursleden komt, dat zij er daarom de nodige tijd zullen instoppen om dit
zelf te gaan analyseren. Het blijft dus nog altijd een taak weggelegd voor de accountant. Men kan
moeilijk verwachten dat men alles zelf gaat doen.
In hoeverre heeft iedereen toegang tot bepaalde informatie? Bestaat hiervoor een specifieke
regeling?
Omwille van het feit dat men in het ERP-systeem niet rechtstreeks een rapporteringsmodule heeft, moeten
de rapporteringsfuncties worden aangemaakt. Enkel wie beschikt over dergelijke functies heeft toegang
tot de voor hem bevoegde informatie. Er worden hier wel ook nog veel rapporten op papier verspreid,
zodat niet iedereen die informatie krijgt te zien.
Is het mogelijk dat er nog domeinen zijn waarvoor het ERP-systeem de potentie bezit deze te
veranderen of te verbeteren, maar wat nu nog niet tot uitdrukking komt?
Op het vlak van personeelsbeleid en distributie zijn er nog veel dingen die we kunnen doen, maar
daarnaast zie ik niet direct wat er nog kan gedaan worden, gezien onze implementatie grotendeels is
afgewerkt.
Ik denk dat een onderneming op vandaag niet echt meer kan zonder ERP-systeem. Als je de
programma’s zelf telkens aan de bestaande systemen toevoegt, dan wordt alles op den duur zeer
ongestructureerd. Daarbij komt nog het risico dat wordt gelopen in het geval iemand de onderneming
verlaat. Op die manier gaat de kennis ook verloren en bestaat het gevaar dat de processen niet meer
beheerst kunnen worden. Het wordt ook als maar moeilijker nieuwe dingen te ontwikkelen, omdat men
Bijlage 2: Interview Van de Velde
Bijlage 2.5
continu bezig is de bestaande zaken te onderhouden. Dit hebben we niet meer met het ERP-systeem. Het
staat los van de interne medewerkers.
Springt er in het algemeen nog een drastische verandering door de ERP-implementatie in het oog
met betrekking tot management accounting?
Niet onmiddellijk. Het is wel zo dat je nu minder flexibel wordt. Wanneer we vroeger een aanpassing
wensten, dan werd dat aan de IT-afdeling gevraagd en in een mum van tijd was de kous af. Nu
daarentegen gaat daar een hele tijd over, gezien de aanpassingen moeten worden gevraagd aan de ERP-
leverancier. En die heeft natuurlijk meer dan één klant. Het voordeel is wel dat uw systeem beheersbaar
blijft. Want als je onbeperkt aanpassingen doorvoert, dan wordt uw systeem niet meer controleerbaar.
Dit is dan zo’n beetje het voor- en nadeel. Je moet de flexibiliteit afwegen tegenover de beheersbaarheid.
Van die verminderde flexibiliteit is de gebruiker echter een beetje het slachtoffer. Vandaar dat er velen
zijn die hun plan proberen te trekken met allerhande Excel-toepassingen.
Van de Velde heeft nog vestigingen in Hongarije en Tunesië. Werken de mensen daar ook met
Movix?
Nee
En is het de bedoeling dat ze in de toekomst met Movix zullen werken?
Nee
Hoe gebeurt de informatie-uitwisseling dan met deze vestigingen?
Dit gebeurt hetzij via papier, hetzij via het doorsturen van Word- of Excel-bestanden.
Bijlage 3: Interview Alpro Soja
Bijlage 3.1
BIJLAGE 3: INTERVIEW ALPRO SOJA
DATUM : 03/04/02
NAAM GEÏNTERVIEWDE: Mevr. Sabine Vandenbroucke
FUNCTIE GEÏNTERVIEWDE: Financial Controller
Welk ERP-pakket werd er bij Alpro geïmplementeerd?
SAP
Wordt er nog veel gewerkt met andere, alleenstaande applicaties, of gebeurt alles aan de hand van
het ERP-systeem?
Nee, alles gebeurt binnen SAP. Het enigste waar we ook nog mee werken naar rapportering toe is de
BW, de business warehouse, dit is een databank van SAP zelf.
Is er volgens u een effectieve impact vanwege het ERP-systeem te onderkennen op vlak van
costing?
De kostprijsberekening bij Alpro is volledig in SAP geïntegreerd. Dit wil zeggen dat alle bills of
material, alle routings, dus alle masterdata in feite, in SAP zit. Alles zit tot in het grootste detail in SAP.
Dit betekent dat de kostprijsberekening zeer sterk gedetailleerd kan gebeuren. SAP creëert een waaier
aan mogelijkheden.
Zijn er nog zaken op vlak van costing die door het ERP-systeem een invloed zouden kunnen
ondergaan, hoewel dit zich nu niet voordoet (omwille van om het even welke reden)?
Waar ze nu op dit moment mee bezig zijn is ervoor te zorgen dat de costing nog vlotter kan verlopen.
Bijvoorbeeld in het geval dat er een nieuw product wordt aangemaakt. Dan willen we via pop-up’s in
SAP alle velden automatisch invullen, zonder dat er manueel nog veel moet worden tussengekomen.
Zodoende zit de volledige masterdata rond dat nieuwe product meteen volledig in het systeem. Als het
nu bijvoorbeeld vier weken duurt om een nieuw product te ‘costen’, zouden ze er op die manier moeten
toekomen dit binnen een week klaar te spelen. Het gaat niet alleen over het bepalen van de kostprijs,
maar eigenlijk over het verzamelen van alle masterdata . Dit zouden we wensen te bekomen via een
intranet. Zodoende kunnen verschillende mensen simultaan op een zelfde file werken en kan iedereen de
nodige gegevens invullen (de benodigde materialen, het afval, de plaats in het magazijn, etc.). Nu duurt
Bijlage 3: Interview Alpro Soja
Bijlage 3.2
dat redelijk lang vooraleer de volledige lijn doorlopen is om al deze mastergegevens te verzamelen. Via
een intranet kan iedereen nu simultaan die gegevens gaan invullen, zodat er een sterke afname van de
benodigde tijd kan worden gerealiseerd. Op die manier wensen we SAP nog verder te configureren zodat
SAP zelf zegt, bijvoorbeeld, als je zo’n product met dergelijke karakteristieken wenst, dan zijn dit de
meest logische aspecten die waarschijnlijk zouden moeten ingegeven worden. Zo moet er minder worden
opgezocht bij het ingeven van de masterdata .
Kan het ERP-systeem voldoende de besluitvorming ondersteunen? Waarom, waarom niet?
Nee. SAP is in feite gekend als een zeer zwak systeem voor de reporting. Daarom hadden we gedacht
dit nadeel te omzeilen door een business warehouse het systeem te laten overkoepelen zodanig dat de
mogelijkheid zou bestaan om verschillende gegevens uit de verschillende modules van SAP samen te
brengen in één rapport. In SAP kan je wel rapporten creëren, maar je bent telkens gebonden tot één
bepaalde module. Je hebt bijvoorbeeld de financiële module, de controlling module, een sales module,
maar geen overkoepelende module. Met de business warehouse hadden we gedacht het wel mogelijk te
maken de verschillende gegevens te integreren, maar helaas blijkt dit tot op heden niet succesvol te zijn.
SAP is sterk telkens binnen een module, maar heeft een handicap op vlak van integratie tussen de
verschillende modules. Zo maken we bijvoorbeeld wel goede analyses van het productiegebeuren en van
het commerciële gebeuren, maar als je een overkoepelende analyse wenst, dan is SAP daar niet zo goed
in. Bijvoorbeeld als je de openstaande klanten met bepaalde andere zaken wenst te linken, dan lukt dat
niet zo goed.
Maar gebruiken jullie dan nog andere alleenstaande applicaties om tot de nodige analyses te
komen?
We hadden dus gedacht om inderdaad via die business warehouse tot een betere integratie te komen, maar
het probleem is dat dit nog niet volledig op punt staat. Het is pas nieuw op de markt en moet nog voor
een groot stuk unbuged worden. Daarenboven is deze warehouse een soort van lege doos, en moet je zelf
functies maken om de gegevens naar die databank te trekken om de rapporten te maken. Daarom zou het
beter zijn een reporting tool te hanteren, die al bewezen heeft dat hij werkt en waarin er meer zaken
vooraf ingeprogrammeerd staan.
Is er een effectieve impact te merken op vlak van verschillenanalyse?
Binnen de commerciële rapportering is er geen variantieanalyse, dit is niet zo sterk binnen SAP. Binnen
de productierapportering hebben we inderdaad een volledige variantieanalyse. Zo hebben we de
efficiëntievarianties, de volumevarianties, de tijdvarianties en de mixvarianties. Binnen de productie
Bijlage 3: Interview Alpro Soja
Bijlage 3.3
worden via SAP tot op artikelniveau deze vier varianties mogelijk. We zitten hier dus met een groot
detailniveau. Dit is wel niet allemaal zo vanzelfsprekend, want dit veronderstelt natuurlijk dat ook de
budgetten en de kostprijzen tot op dat niveau worden opgemaakt. De kostprijzen worden zelfs gemaakt
tot op het niveau van de verschillende profitcenters. Wij kunnen nu wel per profitcenter, per stap in het
productieproces dus, deze varianties maken. Dat is allemaal prachtig, maar naar het management toe is
dat eigenlijk niet zo relevant. Het is nogal technisch. Voor de productiemensen en de aankoopdiensten is
dat wel interessant, maar wanneer je een stap hoger gaat is dit niet meer zo. We denken er dan ook aan
om deze zaken te vereenvoudigen. Om dus iets minder in detail te gaan.
Denkt u dat het ERP-systeem nog potenties bezit om een bijdrage tot verschillenanalyses te
leveren?
Nee, ik denk het niet, gezien we nu al op zo’n gedetailleerd niveau aan het werken zijn.
Bent u het ermee eens dat ERP-systemen teveel gericht zijn op het louter verzamelen van gegevens?
SAP kan inderdaad zeer veel gegevens verzamelen, maar dit heeft zo zijn nadelen ook. Je kan zo
gegevens en karakteristieken van bepaalde zaken verzamelen, maar dat betekent dat er ooit iemand al die
gegevens heeft moeten ingeven ook. Indien daar te sterk wordt in overdreven, dan kan dat problemen
geven. Bijvoorbeeld, als je alles zodanig gaat gaan opsplitsen, dan zijn de mensen van de boekhouding
een uur bezig met het inboeken van een factuur, want ze zullen veel meer tijd nodig hebben om alle
kosten naar de diverse kostenplaatsen (ten behoeve van de analytische boekhouding) uit te splitsen. Je
moet je dus gaan afvragen of je het echt nodig hebt. Je kan natuurlijk SAP zodanig gaan configureren dat
al deze zaken via pop-up’s veel vlugger kunnen gebeuren, maar dan zit je met een hoge configuratiekost.
Als er dan een upgrade van SAP op de markt komt, zit je opnieuw met problemen. Alle zaken die
standaard in SAP zitten kunnen vanzelf worden aangepast, maar alles wat je hebt geconfigureerd, moet je
opnieuw zelf gaan aanpassen.
Gebeurt de budgettering buiten het ERP-systeem? Zo ja, worden er dan gegevens gebruikt uit dit ERP-
systeem om de budgetten op te stellen?
Onze budgettering gebeurt volledig in SAP. We nemen bijvoorbeeld de totale volumes die we denken te
zullen verkopen per product, we ramen hoeveel korting er zal worden toegestaan, hoeveel er aan
marketing zal worden gespendeerd, hoeveel materiaal verbruik, hoeveel variabele kosten dat er zullen
nodig zijn, etc. Van de bruto verkopen worden alle kosten tot op artikelniveau afgetrokken. Via SAP is
er dus een zeer groot detailniveau mogelijk. Voor de logistieke kosten bijvoorbeeld gaan we zelfs kijken
hoeveel er voorzien wordt om naar Duitsland te versturen bijvoorbeeld. Voor de overheadkosten werken
Bijlage 3: Interview Alpro Soja
Bijlage 3.4
we met kostencentra en per kostencentrum wordt bijvoorbeeld gekeken hoeveel mensen daar werken, wat
hun salaris is, hoeveel keer ze op zakenreis zouden moeten, etc. Tot op dat niveau, tot op het juiste
rekeningnummer zit het budget in SAP. Dit laat ons dan ook toe om de verschillenanalyse zeer
gedetailleerd te gaan uitvoeren.
De reden waarom de verschillenanalyse zeer gedetailleerd kan verlopen is omdat het ERP-systeem toelaat
om uw budget op een dergelijk detailniveau op te maken. Je moet het dan natuurlijk nog doen ook. Er
zijn er veel die het budget niet in het ERP-systeem opmaken, waardoor het budget waarschijnlijk niet zal
worden opgemaakt tot op dat detailniveau. Je haalt de detailgegevens misschien wel uit het ERP-
systeem, maar deze gegevens worden dan gegroepeerd waardoor het detailniveau wordt verminderd.
Op welke manier wordt de prestatiemeting door het ERP-systeem volgens u beïnvloed? Welke
bijdrage kan het ERP-systeem hier volgens u leveren?
De prestatiemeting gebeurt hier volledig buiten SAP. Het is ook zo dat we de HR-module niet hebben
geïnstalleerd. We maken wel gebruik van data uit het SAP-systeem om na te gaan of de objectieven
daadwerkelijk worden behaald. Gezien de prestatie meetbaar moet zijn, kunnen de nodige data
gemakkelijk uit SAP worden gehaald. Bijvoorbeeld, als we zeggen tegen de productiemensen dat hun
gemiddelde variabele kosten 10% lager moeten zijn, dan zullen die gegevens uit SAP komen.
Via een betere informatievoorziening kan het toch zijn dat de prestatiemeting beter kan worden
uitgevoerd. Want je kan nu effectief iets gaan meten.
Heeft de implementatie van SAP in Alpro geleid tot het uitvoeren van nieuwe
accountingtechnieken?
Er waren zeer veel zaken die vroeger al bestonden die ze dan ook in SAP hebben gestopt, maar via SAP
zijn we in deze technieken dan wel verder geëvolueerd. Via SAP kan je echt uw BOM’s (bills of
materials) en routings gaan opengooien om te zien welke referenties je eigenlijk allemaal hebt. Zonder
een ERP-systeem is het ondenkbaar dat je dit zou kunnen doen. Ook naar commerciële opvolging zou je
nooit tot in zo’n detail kunnen gaan zoals nu door SAP wordt mogelijk gemaakt. Ook de budgetten
kunnen veel beter worden opgevolgd. Iedereen die iets wil kopen bijvoorbeeld moet in SAP een aanvraag
doen. Vanaf dat er iets besteld is, komt dit onmiddellijk in SAP te staan. Op die manier kun je veel beter
weten wat er werd uitgegeven aan een bepaald iets. Door SAP zijn we ook overgegaan op ABC. Vroeger
was er ook wel ABC aanwezig, maar dit was zeer elementair. Nu kunnen we daar zeer ver in gaan.
Bijlage 3: Interview Alpro Soja
Bijlage 3.5
Op welke manier wordt het ERP-systeem gebruikt bij de (routine en ad hoc) rapportering?
Binnen de modules van SAP bestaat de mogelijkheid om verschillende rapporten te genereren. Via de
‘drill-down functies’ zijn er nu meerdere dimensies mogelijk. De commerciële rapporteringsfunctie
binnen SAP moet je eigenlijk beschouwen als een kubus met oneindig veel zijden. Eigenlijk is dat
gewoon een principe waarbij je een heleboel karakteristieken aan alles meegeeft. Je hebt bijvoorbeeld je
totale verkopen en als er aan iedere verkoopfactuur de notie ‘land van bestemming’ meegegeven is, dan
kun je bijvoorbeeld zeggen, ik wil nu eens de hele verkoop opgesplitst zien per land van bestemming.
Een andere mogelijkheid kan bijvoorbeeld zijn per productgroep, etc.
Wat de ad hoc rapportering betreft, worden er sommige via SAP gegenereerd, hoewel er toch nog vrij
veel ad hocs buiten SAP worden opgesteld. Via spreadsheets dus, via Excel bijvoorbeeld. Zeker in de
productierapportering hebben we nog redelijk veel spreadsheets. Stel dat iemand bijvoorbeeld aan de
machine op een verkeerde knop heeft gedrukt. Als je de rapporten automatisch via SAP laat verlopen,
dan zullen er toch fouten inzitten, omwille van dergelijke misverstanden. Dus we gebruiken wel de
gegevens uit SAP, maar we laten sommige ad hoc rapporten erbuiten lopen.
Vindt u dat het gebruik van een ERP-systeem leidt tot een overvloed aan informatie voor de
managers?
Het is te zien. Stel dat er niemand tussen zit om te filteren, dan zou dat inderdaad zo zijn. Omdat we
soms zodanig in detail aan het werken zijn, moeten we ons afvragen wat we precies wensen te weten en
op basis daarvan moeten we ons dan gaan beperken.
Op welke manier wordt de functie van de management accountant door het ERP-systeem
beïnvloed?
Er is niet echt een verandering geweest van verantwoordelijkheden of zo, maar de accountants kunnen nu
gewoon veel meer omwille van SAP. Alle data is nu voor hen beschikbaar. Wat ze nu moeten doen is
kijken of alle data wel juist werd ingegeven. We beginnen bijvoorbeeld met te kijken of alle boekingen
wel juist zijn. En aan de hand daarvan worden er rapporten gemaakt en gekeken of er geen al te grote
varianties zijn. Bijvoorbeeld wordt er dan gekeken samen met de productiemensen hoe deze grote
verschillen zijn ontstaan, wat de reden hiervoor kan zijn, etc. Zo kan er misschien een machine kapot zijn
geweest, of werd er een bepaald product uit de markt gehaald. SAP kan dan wel de verschillen
berekenen, maar zegt niet waarom er een verschil is. Een rapport is maar een rapport als de data ook
werden geanalyseerd. Dus vooraleer er aan de manager wordt gerapporteerd, moeten de verklaringen
worden achterhaald.
Bijlage 3: Interview Alpro Soja
Bijlage 3.6
Een ERP-systeem laat toe een aantal zaken te automatiseren. Leidt dit ertoe dat er meer analyse
kan verricht worden in plaats van routinewerk? Wordt er met andere woorden meer nadruk op de
kwaliteit dan op de kwantiteit gelegd?
Dat is eigenlijk een mes dat aan beide kanten snijdt. Via het ERP-systeem ga je veel meer in detail dan
dat je vroeger zou gegaan hebben. Dit wil dan ook zeggen dat je alles opvolgt op een groter detailniveau.
Dus verlies je eigenlijk weer aan de andere kant, want in die opvolging steek je meer tijd dan dat je er
anders zou insteken. Je kan een betere opzet bekomen (kwalitatief), maar dan moet je ook die opzet gaan
onderhouden en dat vraagt dan ook weer meer tijd (kwantitatief). Zo hebben we ook nog een tiental
consultants van SAP (interne en externe) die constant bezig zijn het systeem te onderhouden en op te
volgen. Dus SAP is zeer goed, maar het risico bestaat dat SAP het doel wordt. Door de implementatie
draait alles rond SAP. Er is een verschuiving merkbaar waardoor het werk van de accountant een beetje
weg van de realiteit gaat.
Leidt de ERP-implementatie tot een grotere werkdruk voor de accountants, bijvoorbeeld via het
opleiden van medewerkers?
Dat kan wel, maar het bedrijf is ook verschrikkelijk gegroeid in die tijd. Daardoor kan je het moeilijk
gaan vergelijken. Je kan dus niet exact gaan weten welk deel van de verhoogde werkdruk werd
veroorzaakt door hetzij de SAP-implementatie, hetzij de groei van het bedrijf. Het is wel zo dat dankzij
het ERP-systeem de groei niet werd belemmerd. Door het ERP-systeem konden we de data voldoende
bijhouden. Vandaar ook dat er hier constant mensen zitten van SAP omdat het systeem voortdurend mee
evolueert met de groei van het bedrijf.
Is er veel aandacht besteed aan de opleiding van de werknemers?
Ja, dat gebeurt nu nog altijd. Vooral ook omdat er nieuwe mensen bijkomen. We hebben zelf een soort
van handleiding gemaakt die de mensen dan kunnen gebruiken. We geven er ook een volledige
presentatie rond. Het is wel overrompelend voor iemand die er nog nooit heeft mee gewerkt. Ook al
omdat het systeem een eigen jargon kent.
Heeft de management accountant soms het gevoel een verlies aan controle te hebben over de
informatie omwille van een grotere verspreiding?
Nee, maar het enige wat ik persoonlijk jammer vind, is dat je zodanig voor uw computer zit naar de data
te kijken en te weinig met de mensen gaat babbelen. Omwille van de verspreiding van de data kan
Bijlage 3: Interview Alpro Soja
Bijlage 3.7
iedereen alles zien. Hierdoor is er minder communicatie tussen de werknemers. Iedereen hangt teveel
aan zijn SAP vast. Je kan het bedrijf volledig bekijken van op uw bureaustoel. Daardoor gaat er soms
minder vlug een lichtje branden. Als SAP bijvoorbeeld zegt dat de stock omhoog is gegaan, dan zegt dit
veel minder dan als je werkelijk eens gaat gaan kijken naar de opslagplaats en je daar ziet dat de rekken
aan het uitpuilen zijn. Het is minder tastbaar geworden en men voelt minder voor wat het allemaal dient.
In hoeverre heeft iedereen toegang tot bepaalde informatie? Bestaat hiervoor een specifieke
regeling?
Niet iedereen heeft inderdaad toegang tot alle informatie. We hebben hiervoor zelfs speciaal mensen op
bezoek gehad om dit te regelen. Maar toch hebben we graag dat iedereen min of meer een bepaalde graad
van toegang heeft. Stel dat de accountants zeer sterk op SAP geconcentreerd zijn en de productiemensen
totaal niet op SAP werken, dan zal dat ook een communicatieprobleem tussen beide geven. De
accountants spreken dan altijd over SAP-gegevens, terwijl de productiemensen het zullen hebben over
zaken die ze werkelijk hebben gezien. Het is dus belangrijk dat ze ook betrokken zijn bij SAP zodat ze de
rapportering uit SAP beter appreciëren en ook beter verstaan.
Hebben de accountants soms schrik dat managers alles zelf uit het ERP-systeem zouden beginnen
halen, zodat hun job eigenlijk min of meer bedreigd wordt?
Nee, de job van management accountant zoals hij nu bestaat, is zeker geen evidente job. SAP is om te
beginnen al zeer zwaar, we zitten met ABC, etc. Kortom we gaan in alles zeer ver, waardoor alles zeer
technisch is. Het is dus zeker niet eenvoudig en het gaat gepaard met zeer veel denkwerk. Dus ik denk
niet dat het als een bedreiging kan worden gezien.
Zijn er in het algemeen nog zaken (vooral op het vlak van management accounting) die door het
ERP-systeem een enorme impact hebben gehad?
Ik denk vooral op vlak van product costing. Ook op vlak van de boekhouding. Via ‘purchase orders’
(als iemand iets wil kopen, dan is hij verplicht een order in het systeem in te geven) kan de aankoopdienst
de factuur boeken op het moment dat er wordt besteld. De mensen van de aankoopdienst moeten dan
gewoon maar nog gaan valideren en de factuur is geboekt.
Is het mogelijk dat er nog domeinen zijn waarvoor het ERP-systeem de potentie bezit deze te
veranderen of te verbeteren, maar wat nu nog niet tot uitdrukking komt?
Bijlage 3: Interview Alpro Soja
Bijlage 3.8
Vooral op vlak van logistiek. We zijn nu nog altijd bezig een nieuwe versie van SAP aan het installeren
en dit is nog niet echt rond. Anderzijds proberen we de links met de leveranciers en de klanten te gaan
verbeteren zodat we een verdere uitbreiding hebben van de ‘supply chain’, dit is dus B2B en CRM.
Bijlage 4: Interview JBKart
Bijlage 4.1
BIJLAGE 4: JBK
DATUM : 10/04/02
NAAM GEÏNTERVIEWDE: Dhr. Joost Boxoen
FUNCTIE GEÏNTERVIEWDE: Bedrijfsleider
Welk ERP-pakket werd er geïmplementeerd?
Axapta van het vroegere Damgaard die nu door Navision werd overgenomen. Daarmee zijn we een
tweetal jaar geleden mee begonnen.
Wordt er nog veel gewerkt met andere, alleenstaande applicaties, of gebeurt alles aan de hand van
het ERP-systeem?
Op vandaag werken we nog met een alleenstaand pakket voor de boekhouding, namelijk Cuebic. Dit is
een pakket van vroeger die nog naast het ERP-systeem bestaat en die een manuele link met het ERP-
systeem heeft. Nu gebruiken we het ERP-systeem om de volledige flow van de handelsgoederen te
kunnen registreren. De facturatie van de verkochte goederen gebeurt wel aan de hand van het ERP-
systeem, maar de pure boekhouding gebeurt nog aan de hand van Cuebic. De nodige gegevens worden
dan manueel vanuit het ERP-systeem in Cuebic ingegeven. Cuebic zal nog een jaar parallel met het ERP-
systeem lopen, om zeker te zijn dat er geen fouten gebeuren.
Is er volgens u een effectieve impact vanwege het ERP-systeem te onderkennen op vlak van
costing?
Op vlak daarvan denk ik inderdaad dat er een effectieve impact te observeren valt. De reden daarvan is,
denk ik, als je normaal uw costing gaat gaan doen, komt het er eerst en vooral op neer te weten welke
onderdelen tegen welke prijs gekocht worden en welke de overeenkomsten zijn met de toeleveranciers.
Maar doordat je in een onderneming zit, zoals JBK, met enorm veel verschillende soorten onderdelen, zal
je in de praktijk die costing nooit echt goed genoeg gaan opvolgen als je geen ERP-pakket hebt. De
bijdrage van het ERP-pakket volgens mij, is dat je parameters kunt gaan invullen in uw aankoopmodule,
waardoor je kunt zeggen, ik koop onderdeel X aan aan zoveel frank en de prijs mag schommelen tussen
deze marges, bijvoorbeeld omwille van wisselkoersen of omwille van een andere prijspolitiek van de
toeleverancier. Als de prijs schommelt tussen die marges, dan moet het systeem een melding geven.
Daardoor kun je ten eerste uw aankoopprijzen sneller en beter gaan opvolgen en ten tweede kan je sneller
Bijlage 4: Interview JBKart
Bijlage 4.2
inspelen op de concurrentie. Stel bijvoorbeeld dat door één of andere actie van de concurrentie je voelt
dat de verkoopprijzen te hoog aan het worden zijn, dan kun je vrij snel gaan bepalen op vlak van welke
onderdelen je moet gaan ingrijpen. Daarmee bedoel ik, je gaat uw bills of material gaan bekijken en je
kan vaststellen wat de aankoopprijs is van ieder onderdeel en welke de schommelingen zijn geweest. Dit
kan bijvoorbeeld leiden tot het beslissen dat een aantal onderdelen of groepen van onderdelen niet meer
aankocht moeten worden in België of in Europa omdat ze te duur aan het worden zijn, maar kan je
bijvoorbeeld beslissen deze te laten maken in China. Zodoende kunnen de marges behouden blijven.
Vroeger kon je dit ook wel, maar dat was zo’n immens werk en je was dan nog niet zeker of er nergens
fouten inzaten.
Dat was eigenlijk op vlak van de onderdelen die worden aangekocht. Het is namelijk zo dat wij eerder
een assemblage onderneming zijn, hoewel we ook heel wat onderdelen zelf maken. We zijn nu bezig de
module aan het implementeren om dit productieproces te kunnen opvolgen. Hierdoor zullen we nog beter
in staat worden gesteld om de totale kostprijs van ons product, zijnde een kart, preciezer en vlugger vast
te stellen. Je zal bijvoorbeeld kunnen zien hoeveel minuten elke machine aan een bepaald onderdeel heeft
gewerkt, hoeveel afval er was, hoeveel fouten er zijn gebeurd, etc. Ook zal er een meer systematische
manier van werken voor het management mogelijk worden. En je zal als manager veel vlugger
beslissingen kunnen nemen. Samengevat kunnen kostprijzen vlugger en nauwkeuriger worden bepaald,
wat je toelaat vlugger beslissingen te nemen.
Zijn er nog andere zaken op vlak van costing die door het ERP-systeem een invloed zouden kunnen
ondergaan, maar dit nu niet gebeurt omwille van om het even welke reden?
(zie vorig onderdeel) De module om de productie van onderdelen beter te kunnen opvolgen zijn we nu
aan het implementeren. Daardoor zullen de kostprijzen van die onderdelen, en dan ook van ons totaal
product, nauwkeuriger kunnen worden bepaald.
Heeft de ERP-implementatie geleid tot het uitvoeren van nieuwe accountingtechnieken?
Nu voeren we inderdaad een aantal activiteiten uit die we vroeger helemaal niet deden, zoals bijvoorbeeld
het ganse budgetteringsproces zoals we het nu uitvoeren. Vroeger gebeurde dit praktisch niet of
tenminste toch op een zeer elementaire wijze. Het is ook zo dat we de laatste jaren een zeer sterke groei
hebben gekend, waardoor er ook meer nood is aan gedegen accountingtechnieken. De ERP-
implementatie komt eigenlijk net op tijd. Maar we zijn nu nog niet volledig rond met de ERP-
implementatie. Je kan niet alles in één keer doen, natuurlijk. Daarom ben ik ervan overtuigd dat er in de
toekomst nog meer nieuwe accountingtechnieken zullen kunnen worden uitgevoerd en dat dankzij het
ERP-systeem.
Bijlage 4: Interview JBKart
Bijlage 4.3
Kan het ERP-systeem voldoende de besluitvorming ondersteunen? Waarom, waarom niet?
Ja, voor ons wel. Als uw basis juist is geschreven, als uw invoering van het ERP-systeem goed is
gebeurd en de mensen in de firma er op een juiste manier mee werken en de gegevens op een juiste
manier invoeren en als de vraag op vlak van besluitvorming goed genoeg is afgelijnd, als je dus goed
weet wat je wilt, dan is dit zeker geen probleem. Het hangt er dus van af wat je allemaal wenst te
bereiken. Maar voor ons voldoet het ERP-systeem op een voldoende wijze om de noden op vlak van
besluitvorming te ondersteunen. Misschien zal dit in de toekomst niet meer zo zijn, of misschien wel.
Tot nog toe werken we ook nog wel met een aantal spreadsheets, omdat we nog niet volledig op punt
staan met het ERP-systeem. De rapportering zit nog niet volledig in het ERP-systeem. We gebruiken wel
de gegevens uit het ERP-systeem om dan in rapportvorm te gieten.
Is er een effectieve impact te merken op vlak van verschillenanalyse?
Dit gebeurt niet in het ERP-systeem, maar wel aan de hand van de gegevens uit het ERP-systeem. De
reden hiervoor is dat het boekhoudpakket niet volledig is gelinkt met het ERP-systeem. De gegevens met
betrekking tot de variabele kosten halen we uit het ERP-systeem en de gegevens met betrekking tot de
vaste kosten halen we uit de boekhouding. Zo komen we tot ons budget en kunnen we de
verschillenanalyse gaan uitvoeren.
Denkt u dat het ERP-systeem nog potenties bezit om een bijdrage tot verschillenanalyses te
leveren?
In de toekomst is het de bedoeling dat we alles uit het ERP-systeem kunnen halen. Dit zal mogelijk zijn
op het moment dat de boekhouding ook volledig in het ERP-systeem wordt geïntegreerd. Dus op dat vlak
zit er voor ons zeker nog potentie in. Ten eerste zal ze tien keer vlugger kunnen gebeuren, ten tweede zal
ze zeer gedetailleerd kunnen gebeuren.
Bent u het ermee eens dat ERP-systemen teveel gericht zijn op het louter verzamelen van gegevens?
Nee, voor ons is het ERP-systeem eerder een werktool. Het stelt ons in staat met elkaar te communiceren
zonder dat we bij wijze van spreken nog een woord hoeven te zeggen tegen elkaar. Vroeger gebeurde
alles manueel en moesten we wekelijks tot zelfs tweewekelijks samen zitten zodat iedereen op de hoogte
kon worden gesteld over wat er allemaal gaande was in de organisatie. Met het ERP-systeem is dit nu
niet meer nodig, omdat de flow voor iedereen zichtbaar wordt, althans tot op dat niveau dat hij nodig
heeft om zijn job te kunnen uitvoeren.
Bijlage 4: Interview JBKart
Bijlage 4.4
Gebeurt de budgettering buiten het ERP-systeem? Zo ja, worden er dan gegevens gebruikt uit dit
ERP-systeem om de budgetten op te stellen? Hoe gaat dit concreet in zijn werk?
(zie ook hoger bij verschillenanalyse) Wij maken een budget voor drie jaar ver. Deze prognose wordt
uitgesplitst per jaar. Per jaar wordt dit budget vier maal, dus op kwartaalbasis, geverifieerd en wordt het
budget eventueel bijgestuurd. En maandelijks wordt het budget opgevolgd. Het budget wordt buiten het
ERP-systeem opgesteld, maar met gegevens van het ERP-systeem en van de boekhouding die nu nog niet
in het ERP-systeem is geïntegreerd. De bedoeling is wel dat dit binnen een jaar allemaal zal geïntegreerd
worden.
Je kan inderdaad stellen dat de budgettering er door het ERP-systeem is op vooruitgegaan, gezien er
daarvoor nauwelijks of toch zeer elementair een budget werd opgesteld.
Op welke manier wordt de prestatiemeting door het ERP-systeem volgens u beïnvloed? Welke
bijdrage kan het ERP-systeem hier volgens u leveren?
Dit wordt nog niet uitgevoerd aan de hand van het ERP-systeem. Nu gebeurt het buiten het ERP-
systeem, maar nog niet goed genoeg. Voor ons is dit zeer belangrijk dat het wel goed gaat, gezien we
toch met een groot percentage aan vertegenwoordigers zitten (in vergelijking met het totale
personeelsbestand) die voor een stuk variabel worden beloond op basis van hun prestaties. Het is wel zo
dat dit aan de hand van het ERP-systeem kan verbeterd worden. Nu zijn we bezig een nieuw
commissiesysteem aan het samenstellen en het is de bedoeling dat dit via het ERP-systeem zal worden
uitgevoerd. Op die manier kunnen de commissies gemakkelijker, vlugger en nauwkeuriger worden
vastgesteld en opgevolgd.
Op welke manier wordt het ERP-systeem gebruikt bij de (routine en ad hoc) rapportering en wat is
de impact?
Bij ons heeft het ERP-systeem een zeer grote impact op de rapportering. En dit omwille van de betere
informatievoorziening, want vroeger duurde het enige tijd vooraleer de nodige gegevens werden
verzameld. Nu worden de rapporten nog niet door het ERP-systeem zelf gegenereerd, maar dat komt nog.
Nu halen de mensen hier in de firma hun gegevens uit het systeem en vatten ze de nodige zaken samen op
één blad. Dit komt dan bij mij terecht met de tabellen of de gegevens uit het ERP-systeem waarop die
samenvatting is gebaseerd eraan toegevoegd. Het is de bedoeling naar de toekomst toe dat ene blad met
de samenvatting uit het ERP-systeem te halen. Dit zijn we nu nog aan het ontwikkelen.
Bijlage 4: Interview JBKart
Bijlage 4.5
Wat de ad hoc rapportering betreft, halen we ofwel de nodige gegevens over wat we willen weten uit het
ERP-systeem en bewerken we die dan tot de nodige resultaten, ofwel halen we de nodige resultaten
meteen uit het ERP-systeem. Het hangt dus een beetje af van wat we nodig hebben. Het is normaal dat
we niet alles op voorhand kunnen implementeren omdat je ook niet op voorhand weet wat je allemaal
precies in de toekomst zult nodig hebben. Maar het ERP-systeem voorziet toch in zeer grote mate in
voldoende functionaliteiten om die ad hoc rapportering te ondersteunen zonder dat er al teveel extra
spreadsheets aan te pas moeten komen.
Vindt u dat het gebruik van een ERP-systeem leidt tot een overvloed aan informatie voor de
managers?
Het ERP-systeem voorziet inderdaad in een enorme hoeveelheid aan informatie en dit op een zeer
gedetailleerd niveau, maar ik ben ervan overtuigd dat het op strategisch vlak nodig is om zo ver te kunnen
spitten. Door het ERP-systeem hebben wij bijvoorbeeld kunnen beslissen, wat we voordien nooit zouden
hebben kunnen doen, dat we in de toekomst maar met één transporteur, en dit over de hele wereld,
wensen te werken. Die beslissingen hebben we kunnen nemen doordat het ERP-systeem ons in staat
stelde te berekenen hoeveel pakjes er de laatste twee jaar werden verstuurd, hoe groot dat ze waren en hoe
de verpakking precies gebeurde. Met die gegevens zijn we naar die bepaalde transporteur kunnen stappen
en hebben we een contract kunnen afsluiten waardoor onze transportkost met maar liefst 45% is kunnen
zakken. Ik kan u verzekeren dat we daardoor een hoop geld hebben kunnen uitsparen. Om dit te kunnen
bereiken hebben we wel andere verpakkingsdozen moeten maken en dat hebben we op basis van dit ERP-
systeem ook kunnen achterhalen. Het is dus wel de moeite dat je tot op zo’n detailniveau kunt gaan.
De rapportering en de budgettering hoeft daarom nog niet op zo’n detailniveau te geschieden. Het is een
kwestie van te weten wat je wil. Als manager moet je ten eerste heel goed weten waar je mee bezig bent
en je bedrijf zeer goed kennen. Ten tweede moet je zeer nauw bij de implementatie betrokken zijn en
moet je samen met de mensen die het ERP-systeem implementeren gaan bepalen wat je wilt zien. Maar
als je je bedrijf niet kent, zul je totaal verkeerde gegevens proberen te weten te komen. Tijdens de
implementatie is het belangrijk een aantal sleutelmensen op financieel niveau, op productie niveau, op
vlak van aankoop en aftersales, allen met elkaar gelinkt onder de manager, te hebben die heel goed weten
met wat ze bezig zijn en wat ze van het ERP-systeem nodig hebben. Deze sleutelfiguren en de manager
moeten zeer nauw bij de implementatie betrokken zijn, anders loopt het gewoon flagrant verkeerd af.
Doordat wij het op die manier hebben gedaan, hebben we ook gezien dat bijvoorbeeld SAP niets voor ons
was. Het werd duidelijk dat Axapta het meest werkbare was, in ons geval dan. Het is dan ook gekend dat
SAP zich eerder richt op de grote productiebedrijven.
Bijlage 4: Interview JBKart
Bijlage 4.6
Op welke manier wordt de functie van de management accountant door het ERP-systeem
beïnvloed?
Als ik het in één woord mag zeggen, dan is het vooral ‘snelheid’. Het ERP-systeem zorgt ervoor dat alles
veel sneller kan worden uitgevoerd omdat alles nu met elkaar gelinkt is. Hierdoor kunnen er dan ook
sneller beslissingen worden genomen.
Een ERP-systeem laat toe een aantal zaken te automatiseren. Zorgt het ERP-systeem ervoor dat er
meer tijd voor het analyse vrijkomt in de plaats van routinewerk voor de management accountant?
Wordt er met andere woorden meer nadruk op de kwaliteit in plaats van op de kwantiteit gelegd?
Absoluut. Maar zowel op vlak van kwaliteit als kwantiteit worden er grote vooruitgangen geboekt. De
snelheid waarmee beslissingen nu kunnen genomen worden is dermate groot en de kwaliteit van de
gegevens waarop die beslissingen kunnen gebaseerd worden, wordt ook door die ERP-implementatie
bevorderd.
Leidt de ERP-implementatie tot een grotere werkdruk, bijvoorbeeld via het opleiden van
medewerkers?
Het ERP-systeem op zich leidt tot een mindere werkdruk voor de management accountant. Tijdens de
implementatiefase is dit uiteraard wel het geval. Dat is niet alleen zo voor de management accountant.
Is er veel aandacht besteed aan de opleiding van de werknemers?
Matig. Achteraf gezien werd er wat te weinig aandacht besteed aan die opleiding.
Heeft de management accountant soms het gevoel een verlies aan controle te hebben over de
informatie omwille van een grotere verspreiding?
Het is wel zo dat de functie van de management accountant wat transparanter is geworden. Hij komt iets
meer onder druk te staan omdat er een betere controle van zijn werk mogelijk wordt. Dit is nu vooral ook
nog omdat het ERP-systeem naast het boekhoudpakket loopt. Indien de gegevens uit de beide systemen
niet consistent zijn, dan betekent dit dat er ergens fouten zijn gebeurd.
Bijlage 4: Interview JBKart
Bijlage 4.7
In hoeverre heeft iedereen toegang tot bepaalde informatie? Bestaat hiervoor een specifieke
regeling?
Uiteraard.
Hebben de accountants soms schrik dat managers alles zelf uit het ERP-systeem zouden halen,
zodat hun job min of meer bedreigd wordt?
Nee. Je moet hiervoor redeneren op twee verschillende niveaus. Een manager redeneert anders dan een
accountant. Een manager kan niet zonder een accountant en omgekeerd. Het is zo dat de manager
voortdurend redeneert op het niveau van de big picture, terwijl de accountant aan het werken is in slechts
één onderdeel van die picture. En aangezien dat de manager geen tijd heeft om zich met alles even goed
bezig te houden en ook misschien niet over voldoende financiële en boekhoudkundige kennis beschikt,
kan hij niet zonder de accountant.
Zijn er in het algemeen nog zaken (vooral op het vlak van management accounting) die door het
ERP-systeem een enorme impact hebben gehad?
Voor mij is het vooral de snelheid en de efficiëntie waarmee nu beslissingen kunnen worden genomen,
van groot belang.
Is het mogelijk dat er nog domeinen zijn waarvoor het ERP-systeem de potentie bezit deze te
veranderen of te verbeteren, maar wat nu nog niet tot uitdrukking komt?
Het ERP-systeem heeft ongetwijfeld nog een aantal potenties in zich, maar dat kunnen we nu nog niet
voor honderd procent zeggen, gezien ons systeem nog niet helemaal is geïmplementeerd. Ik wil naar de
toekomst toe dat alles automatisch gaat gaan lopen, en dat we bijvoorbeeld geen manuele rapporten meer
nodig hebben om de link te leggen tussen de boekhouding en het ERP-systeem. En dat dan ook de
(routine)rapportering dagelijks, wekelijks en maandelijks automatisch gaat gaan lopen.
Maar als de mensen die ermee werken niet weten waar ze mee bezig zijn, als de mensen die instonden
voor de implementatie dit niet goed hebben gedaan en als de managers op hun niveau niet de juiste
rapporten vragen, dan gaat dat systeem niets meer vertellen over uw firma dan dat je zelf zou kunnen
weten.
Bijlage 5: Interview VRT
Bijlage 5.1
BIJLAGE 5: INTERVIEW VRT
DATUM : 10/04/02
NAAM GEÏNTERVIEWDE: Dhr. Willy Wijnants
FUNCTIE GEÏNTERVIEWDE: Financieel Directeur
Welk ERP-pakket werd er geïmplementeerd?
SAP. Dit gebeurde in januari 2001.
Wordt er nog veel gewerkt met andere, alleenstaande applicaties, of gebeurt alles aan de hand van
het ERP-systeem?
Eigenlijk niet. Alleen nog het verloningssysteem en een uurregelingsysteem voor het technisch
personeel. Dit zijn zowat de belangrijkste administratieve systemen die dan via een interface werden
gekoppeld aan het ERP-systeem. Alle andere processen worden via SAP uitgevoerd.
Is er volgens u een effectieve impact vanwege het ERP-systeem te onderkennen op vlak van
costing?
Het proces rond costing gebeurt via SAP. Zo ook de voorraadwaardering bijvoorbeeld gebeurt aan de
hand van SAP. Alles wat onze kostprijs bepaalt van onze afgewerkte producten, wordt berekend via de
SAP module. Vroeger berekenden we ook wel de kostprijzen van onze voorraden, maar dat gebeurde
inderdaad eerder extracomptabel. Nu zijn die zaken allemaal volledig geautomatiseerd in het systeem.
Het systeem gaat nu zelfs permanent de voorraad gaan bepalen. Alles kan nu veel gedetailleerder dan
vroeger gebeuren. Vroeger beschouwde we de kosten van een bepaalde reeks. Een soapreeks
bijvoorbeeld van 13 afleveringen. Daar waar we nu die voorraad kunnen waarderen, en zo ook onze
kostprijzen, per aflevering en zelfs per component van een bepaalde aflevering. In dat opzicht heeft het
‘costingsysteem’ veel meer mogelijkheden.
Wordt er ABC toegepast in de VRT?
Nee.
Bijlage 5: Interview VRT
Bijlage 5.2
Zijn er nog andere zaken op vlak van costing die door het ERP-systeem een invloed zouden kunnen
ondergaan, maar dit nu niet gebeurt omwille van om het even welke reden?
Daar kan ik moeilijk op antwoorden. We zijn nog maar een goed jaar bezig met SAP. Ik kan me best
inbeelden dat SAP nog een aantal functionaliteiten heeft die door ons nog niet volledig benut zijn. Maar
ook is het zo dat we onmiddellijk zeer ruim zijn gegaan. We hebben toch al een heel groot gedeelte van
het costcontrolling process geïmplementeerd. Via het ERP-systeem kunnen we dan ook al beter de
kosten gaan opvolgen.
Heeft de ERP-implementatie geleid tot het uitvoeren van nieuwe accountingtechnieken?
Wat we in het verleden niet deden en nu wel, is het werken met standaardkostprijzen. Onze budgettering
kan nu volledig gebeuren aan standaardkostprijzen. En ook de afrekening. Door het ter beschikking
stellen van al deze tools kunnen nu allerhande varianties worden berekend en geanalyseerd.
Kan het ERP-systeem voldoende de besluitvorming ondersteunen? Waarom, waarom niet?
Tot op dit ogenblik proberen we via de gegevens uit SAP tot een goede besluitvorming te komen, maar
die is op dit ogenblik nog niet optimaal. Ze kan zeer zeker nog verbeterd worden. De bedoeling is dat die
aansturing nog verbetert vanuit SAP. We hebben eigenlijk een geheel business model opgesteld
vertrekkende vanuit de verkoopsprognose. Wat houdt dit nu precies in. We hebben een volledig
commercieel model vertrekkende van de verkoopsprognoses, overgaand naar de lange termijn plannen, de
korte termijn plannen, de eigenlijke productie, de (fictieve) verkopen en de facturatie. Indien we nu in
SAP zien dat we afwijken van het budget, dan kunnen we, omwille van de volledige integratie, inwerken
op die oorspronkelijke prognoses van de verkoop, zijnde die budgettering van die slots. Dan moeten
bijvoorbeeld slots worden geschrapt of vervangen door goedkoper slots. We geloven nog altijd dat we dit
via SAP kunnen bereiken, maar in de praktijk is er nog heel wat werk aan de winkel. Er zit zeker nog
potentie in om nog vlugger tot besluiten te kunnen komen, vlugger te kunnen inspelen op afwijkingen in
het budget en tot een vluggere aansturing te komen. Vroeger bestond die link niet. Vroeger werd het
budget gewoon opgemaakt op kostenplaatsniveau waarbij er geen link was met uw eigenlijk product en
dat heb je nu wel. Er zit dus zeer zeker potentie in om tijdige aansturingen te doen.
Eigenlijk is dit niet SAP zelf, maar wel het business model dat heet het ‘MRP 20/20’ concept van Oliver
White. Dit hebben we hier standaard geïmplementeerd. Maar om dit model te kunnen toepassen heb je
wel een ERP-systeem nodig, voor de gegevensvoorziening en de integratie tussen al die systemen. SAP
is een ERP-systeem die dit model aankan. Niet elk ERP-systeem kan dit aan, en dat was dan ook één van
de belangrijkste factoren waarom we voor SAP hebben gekozen. SAP is voldoende in staat de link met
Bijlage 5: Interview VRT
Bijlage 5.3
dit model te leggen om dit voldoende te ondersteunen. Daardoor denken we dat we binnen afzienbare tijd
zeer vlug op de besluitvorming zullen kunnen ingrijpen en bijsturen zonodig. Maar dit is niet alleen de
bijdrage van SAP, wel omwille van dat business model. De bijdrage van SAP is dat het dat model
voldoende kan ondersteunen.
Is er een effectieve impact te merken op vlak van verschillenanalyse?
De verschillenanalyse kan veel gedetailleerder worden uitgevoerd. Laat me het een beetje negatief
stellen, de informatie die nu kan bekomen worden is zo overweldigend, dat je jezelf kan afvragen wat je
nu moet aanvangen met die verschillenanalyse. Per kostenplaats heb je bijvoorbeeld 7 mogelijke
verschillen die kunnen worden geanalyseerd. Het is ook nog een beetje onontgonnen terrein voor ons. Het
systeem geeft dat wel, maar er is nog veel werk aan de winkel. Dat is ook een beetje normaal als je het
systeem nog maar een jaar geleden hebt geïmplementeerd.
De effectieve bijdrage is dus wel dat alles meer gedetailleerder kan gebeuren.
Bent u het ermee eens dat ERP-systemen teveel gericht zijn op het louter verzamelen van gegevens?
Dit kan je niet zomaar stellen. Dit hangt er allemaal vanaf hoe je je ERP-systeem hebt geïmplementeerd.
Het is wel zo dat SAP gekend is in de ERP-wereld, als zijnde niet zo sterk te zijn in de reporting. Ook de
standaardrapportering oogt niet zo mooi. Maar dit is volgens mij voldoende om een organisatie te kunnen
aansturen. Wat volgens mij zeer eigen is aan een ERP-systeem is dat het een overvloed aan informatie
aanreikt. Bij ons is dat zeer gedetailleerd. Maar dan moet je er zelf voor zorgen dat je door de bomen het
bos nog ziet. Je moet zodanig kunnen naar rapportering gaan die een goede management tool is. En dat
is perfect mogelijk.
Gebeurt de budgettering buiten het ERP-systeem? Zo ja, worden er dan gegevens gebruikt uit dit
ERP-systeem om de budgetten op te stellen? Hoe gaat dit concreet in zijn werk?
De budgettering gebeurt volledig binnen SAP. Doordat de budgettering gedetailleerder kan worden
opgesteld, kan de verschillenanalyse ook gedetailleerder gebeuren. Het één heeft uiteraard met het ander
te maken.
Even kort illustreren hoe de budgettering hier bij ons gebeurt. Voor de twee grote divisies, zijnde radio
en televisie, wordt het budget opgesteld per slot. Een slot is een tijdseenheid in de programmering.
Iedere dag kan dus in een aantal slots worden ingedeeld. Zo hebben we bijvoorbeeld het slot van 19h tot
19h45, dit is het slot van het nieuws. Daarna hebben we het slot van de prime time. De budgettering
Bijlage 5: Interview VRT
Bijlage 5.4
gebeurt op slot niveau. Dit betekent dat je dus per programma verplicht bent in detail te gaan.
Bijvoorbeeld moeten we een budget maken voor een spelprogramma. Het budget bestaat uit twee grote
delen, een deel stuklijst (dit zijn alle externe aankopen) en een gedeelte routing (dit is het gebruik van
interne middelen). Die zaken moeten gebudgetteerd worden. Op die manier kom je van onderuit tot de
opbouw van uw budget, namelijk het totale overkoepelend budget voor uw divisie televisie. Maar je kan
dus verschillende analyses gaan uitvoeren in uw budget tot op het niveau van uw routing en uw stuklijst.
Bijvoorbeeld budgetteer ik voor het programma voor 40 afleveringen op een gans jaar 6 weken studio 1
en als het dan 8 weken zijn geworden, heb je daar een afwijking, maar dan wel op dat niveau.
Vroeger hadden we enkel een budgettering op kostenplaatsniveau. We hadden ook wel extracomptabele
budgetten op programmaniveau, maar dat was niet volledig geïntegreerd. Dus niet zoals het nu gebeurt.
Op welke manier wordt de prestatiemeting door het ERP-systeem volgens u beïnvloed? Welke
bijdrage kan het ERP-systeem hier volgens u leveren?
Voor de prestatiemeting, niet naar individuen maar wel naar functies toe, is het ERP-systeem wel een
mooie tool. Bijvoorbeeld, we hebben kostenplaatsen gecreëerd per soort van functie, zo is bijvoorbeeld
‘journalist’ een kostenplaats. Daarop komen als budget de salarissen van die mensen. En dan krijg je de
output-kant, namelijk de gebudgetteerde consumptie naar al die slots toe, die en die slots vragen zoveel
uren journalist. Dan krijg je de werkelijke consumptie en wat over blijft op de kostenplaats is hetgeen
niet werd geconsumeerd. Je ziet dus in het budget wat je van uw capaciteit niet gebruikt en dat zie je ook
in de werkelijkheid. Naar prestatiemeting toe krijg je dus een heel goed beeld over de aanwending van de
capaciteiten, zowel wat betreft personeel als middelen. Maar de individuele prestatiemeting gebeurt via
andere media.
Vindt u dat het gebruik van een ERP-systeem leidt tot een overvloed aan informatie voor de
managers?
ERP-systemen kunnen leiden tot een overvloed aan informatie voor de managers, maar het is dan een
kwestie van afspraken te maken en te gaan beslissen wat er nu relevant en noodzakelijk is voor het
management. Wat we nu aan het doen zijn is een MIS te bouwen boven of op basis van de gegevens van
het SAP-systeem (een informatiesysteem dat dus rechtstreeks de gegevens uit SAP haalt), dat zodanig
door ons bewerkt is dat het een goede tool voor het management is. Geconfigureerd op de noden van de
organisatie dus. Zodoende kan men op één oogslag weten wat men hoeft te weten.
Bijlage 5: Interview VRT
Bijlage 5.5
Op welke manier wordt het ERP-systeem gebruikt bij de (routine en ad hoc) rapportering?
De standaardrapporten uit SAP zijn op zich mooie rapporten, maar als je die standaardrapporten opvraagt
en toegepast op een organisatie zoals de VRT, dan is dit niet meer bruikbaar omwille van de veelheid aan
informatie. We moeten daar dus zelf iets meedoen. Vandaar dat we die MIS aan het ontwikkelen zijn.
Voor de ad hoc rapportering denk ik dat je dit buiten het ERP-systeem moet laten. Ons uitgangspunt was
ook dat je het ERP-systeem zoveel mogelijk standaard moet laten. Je moet daar niet te veel beginnen aan
prutsen, want als er dan een nieuwe versie op de markt komt, dan heb je het probleem dat dit niet allemaal
meer compatibel is en mag je opnieuw beginnen aanpassen. Minimaal 95% wensten wij van SAP
standaard te laten. Specifiek voor de ad hoc rapportering, is dit dan beter dat dit gewoon buiten het ERP-
systeem gebeurt, weliswaar aan de hand van gegevens uit het ERP-systeem, maar dan verwerkt in een
Excel sheet of wat dan ook. In feite voorziet het ERP-systeem alle nodige gegevens voor al hetgeen men
buiten het ERP-systeem wenst te doen.
Op welke manier wordt de functie van de management accountant door het ERP-systeem
beïnvloed?
In ieder geval is er geen wijziging gebeurd wat betreft het aantal mensen dat we hiervoor in dienst
hebben. Uiteraard is hun manier van werken gewijzigd. Als je andere tools krijgt, dan lijkt dit nogal
evident. Wat mijn algemene indruk is, is dat er meer werk werd gecreëerd. Ten eerste omdat uw budget
veel meer gedetailleerd is, je moet er dus veel meer tijd in steken. En langs de zijde van de
verschillenanalyse zal er dan ook veel meer werk zijn. Op die manier heeft het zeker hun manier van
werken beïnvloed. Maar naar verantwoordelijkheid toe is er niets veranderd. We werken met een
financiële corporate die alles overkoepeld en dan krijg je de twee grote divisies (radio en televisie) die
hun eigen financiële afdeling hebben. Dat was zo en dat is nu ook nog altijd zo.
Leidt de ERP-implementatie tot een grotere werkdruk, bijvoorbeeld via het opleiden van
medewerkers?
Tijdens de implementatie is de werkdruk uiteraard gestegen. Maar het was hier niet het geval dat de
management accountant instonden voor de opleiding van de medewerkers. Dit is een beetje te geïsoleerd.
Omwille van het geïntegreerd karakter van het systeem zijn er teams gemaakt die overkoepelend zijn.
Dat kan niet anders. Iedere beslissing die je neemt in een bepaalde module heeft repercussies voor een
andere module of modules. Je moet dus voor al die grenzen deskundigen hebben uit die andere modules.
Daarom werd er dan ook een multidisciplinair team opgesteld. In het implementatieteam zat er ook een
coregroep van informatici. Die drukten wel heel erg hun (technische) stempel. Het is zo dat je in het
Bijlage 5: Interview VRT
Bijlage 5.6
begin niet zoveel van dat systeem kent. Vroeger was dit helemaal anders. Vroeger zei de gebruiker aan
de informaticus ik wil die en die functie en deze moet er zo en zo uitzien. Nu is het omgekeerd. Nu moet
je eerst goed te weten komen wat het systeem allemaal doet en kan en op welke manier alles wordt
geïntegreerd. En de stempel van deze technische mensen is veel groter dan in het verleden. Dat houdt
uiteraard ook risico’s in, namelijk dat het soms minder aan de behoeftes van de gebruikers kan voldoen.
Soms is het een probleem daar een evenwicht in te zoeken.
SAP is wel flexibel genoeg om aan alle functionaliteiten te kunnen voldoen, want er zijn honderden en
honderden parameters die je kunt hanteren en volgens mij weten we nu nog niet wat de totaliteit is van al
die parameters. We leren dus nog altijd bij. Ik ben ervan overtuigd dat SAP op één of andere manier aan
de behoeftes van iedere organisatie kan voldoen. Het is gewoon een kwestie van geduld en ontdekking
van wat het systeem allemaal in zich draagt en deze functionaliteiten te gebruiken in functie van de noden
van een specifieke organisatie. Je hebt dus deskundigen nodig om die functionaliteiten te vinden en om
ook de effecten te kennen op de andere modules.
Is er veel aandacht besteed aan de opleiding van de werknemers?
Bij de VRT is de opleiding achteraf gezien niet ideaal verlopen. Daarvoor was er onvoldoende tijd.
Eigenlijk is de opleiding gebeurd op de werkvloer zelf. Diegene die eigenlijk eerst de kennis hebben
opgedaan, zijn die mensen die in die werkgroepen of het implementatieteam zaten. En die hebben dit dan
overgedragen aan hun directe medewerkers. Nu worden er nog altijd opleidingen georganiseerd, maar dat
gebeurt door onze mensen zelf en niet door de mensen van SAP. Maar de opleiding duurt eigenlijk op
een continue basis verder. Want als er een nieuwe versie op de markt komt, dan moet er daar ook wel
eerst wat opleiding rond gegeven worden.
Een ERP-systeem laat toe een aantal zaken te automatiseren. Zorgt het ERP-systeem ervoor dat er
meer tijd voor het analyseren vrijkomt in de plaats van routinewerk voor de management
accountant? Wordt er met andere woorden meer nadruk op de kwaliteit in plaats van op de
kwantiteit gelegd?
Dat kan ik niet bevestigen. Op dit ogenblik is dat nog niet zo. Je mag zo’n ERP-systeem echt niet
onderschatten wat betreft de techniciteit en complexiteit. Op dat vlak zijn er voortdurend nog problemen
en eigenlijk wordt de grote energie nu nog gestoken in het proberen te beheersen van al die
functionaliteiten. Daardoor is er op dit ogenblik nog minder tijd om goede en gedegen analyses uit te
voeren. Het leerproces dat daarin zit is dus nog altijd niet beëindigd.
Bijlage 5: Interview VRT
Bijlage 5.7
Heeft de management accountant soms het gevoel een verlies aan controle te hebben over de
informatie omwille van een grotere verspreiding?
Door het feit dat er nu een aantal zaken gedecentraliseerd worden of elders gebeuren en doordat de input
van sommige gegevens nu op een andere plaats gebeurt, dus in een andere module dan de accounting
module, dat je inderdaad wel het gevoel kan krijgen dat je minder controle hebt op de zaak.
Men wordt meer afhankelijk van de input van andere mensen. Bijvoorbeeld in de productiemodule
hebben we nu de functie voor goederenontvangsten waarbij, indien het gaat over gewaardeerde goederen,
de factuur onmiddellijk geboekt en betaald wordt. Dit is uiteraard even wennen. Je moet daar leren op
vertrouwen in plaats van er wantrouwig tegenover te staan. En op die manier is de functie van de
accountant ook wel een beetje veranderd.
In hoeverre heeft iedereen toegang tot bepaalde informatie? Bestaat hiervoor een specifieke
regeling?
Bij ons is het zo dat de interne audit belast is met de ganse problematiek rond autorisatie. Die hebben
daar nu echt de handen vol mee. Er moeten dus verschillende autorisatietabellen op basis waarvan de
ganse organisatie kan worden afgeschermd. Omwille van de integratie moet er hier nu veel meer
aandacht aan besteed worden. SAP biedt ook tools aan om die autorisatie op te zetten waar wij dan ook
gebruik van maken. Het is in ieder geval een heel werk. Vroeger was het allemaal nogal éénduidig:
iemand had toegang tot een bepaalde transactie om er iets mee uit te voeren of gewoon om ze te
consulteren. Nu daarentegen is dit heel anders. We hebben al dikwijls vastgesteld dat wij als financiële
afdeling toegang hebben om een aantal zaken te consulteren binnen de productiemodule, maar via die
consultatie van die bepaalde transactie kun je tot andere informatie geraken. Dus via dat geïntegreerd
karakter kom je dikwijls tot toegangen waarvan iedereen dacht dat een bepaalde persoon daar geen
toegang tot had. Het is dus een heel moeilijke zaak omdat je nu niet alleen via directe manieren maar ook
via indirecte manieren toegang kan krijgen. Het is dan ook opnieuw een leerproces waarbij je achter al
die zaken komt door het systeem effectief te gebruiken.
Hebben de accountants soms schrik dat managers alles zelf uit het ERP-systeem zouden halen,
zodat hun job min of meer bedreigd wordt?
Dat moet je zo niet zien, want dat is nogal negatief. Voor mij is het zo dat een accountant ervoor moet
zorgen dat de systemen voor handen zijn zodat inderdaad de informatie steeds beschikbaar is. Hij moet
zich bij manier van spreken kunnen wegcijferen zodat hij zelfs overbodig wordt. Hij moet natuurlijk wel
nog bepaalde rapportering kunnen doen en analyseren, maar hoe meer hij zichzelf ter beschikking kan
stellen van managers zodanig dat er veel minder vragen komen naar hen toe, des te beter. Het MIS
Bijlage 5: Interview VRT
Bijlage 5.8
systeem waarover ik zonet sprak, is dan ook ons uiteindelijk doel zodat de informatie beschikbaar wordt
waardoor er geen vragen meer zijn. De job van de management accountant wordt in feite het opstellen en
bewaken van deze structuur en dan nog rapportering blijven doen op geaggregeerd niveau naar de directie
toe.
Zijn er in het algemeen nog zaken (vooral op het vlak van management accounting) die door het
ERP-systeem een enorme impact hebben gehad?
Ik denk dat de meeste zaken doorheen het gesprek aan bod zijn gekomen.
Is het mogelijk dat er nog domeinen zijn waarvoor het ERP-systeem de potentie bezit deze te
veranderen of te verbeteren, maar wat nu nog niet tot uitdrukking komt?
Er zit zeker nog veel potentie in, laat ons zeggen onontgonnen terrein, omdat we nog maar een jaar aan
het werken zijn met SAP. Er is nog veel werk aan de winkel. Maar ik ben ervan overtuigd dat het
systeem de nodige functionaliteiten bezit om de twee activiteiten, zijnde besluitvorming en controle, op
een optimale wijze uit te voeren. Binnen een jaar zullen de zaken al meer opgeklaard en verbeterd zijn,
denk ik. In een organisatie is er dan ook altijd een continu leer- en verbeterproces aan de gang.