De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest...

131
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2016-2017 De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Chiara Himpens (studentennr. 01106647) Promotor: prof dr. Jan Bael Commissaris: Daan De Witte Aantal woorden: 40.771

Transcript of De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest...

Page 1: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent Academiejaar 2016-2017

De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014

op de overeenkomst van aanwas

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door

Chiara Himpens

(studentennr. 01106647)

Promotor: prof dr. Jan Bael

Commissaris: Daan De Witte

Aantal woorden: 40.771

Page 2: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

II

Page 3: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

III

Bedingen van aanwas en tontines zijn in grote mate creaties van de rechtspraktijk die

ontwikkeld werden in de loop van de voorbije vijftien jaar. Zij hebben omzeggens geen

wettelijke basis en zij berusten evenmin op een solide doctrine. De praktijk is de

rechtstheorie voorbijgelopen. Het zijn noodoplossingen waarvan de onvolmaakte

rechtsstructuur stilaan duidelijker onderkend wordt. Het zijn zogenaamde

kanscontracten, doch het bezwarend karakter hangt af van de feitelijke omstandigheden

van ieder geval, en wordt zelfs als principe door bepaalden in vraag gesteld.

- C. DE WULF1

1 C. DE WULF, “Huwelijk en andere samenlevingsvormen – waarheen met het familierecht en het familiaal

vermogensrecht?”, T.Not. 2004, 361.

Page 4: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

IV

Page 5: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

V

VOORWOORD

Traditiegetrouw wil ik van dit voorwoord gebruikmaken om een aantal personen te

bedanken. In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar alle professoren die mij doorheen

deze vijf jaar wisten te boeien met de diverse materies uit het recht. Dankzij hun lessen

en enthousiasme werd ik gebeten door de rechtenmicrobe. Als gevolg ligt u vandaag deze

masterproef als slotsom van de opleiding voor.

Daarnaast wil ik ook promotor prof. Dr. Bael bedanken om mij toe te laten deze

masterproef te schrijven en commissaris dhr. De Witte die mij op tijd en stond wist te

ondersteunen.

Tot slot gaat mijn grootste dank uit naar mijn ouders, zus en vriend. Ik hou het bewust

kort want geen woorden kunnen omschrijven wat zij voor me deden. Het is geen evidentie

om omringd te worden door zo’n warmte en betrokkenheid en dit iedere dag, ieder

moment. Daar ben ik mij zeker van bewust. Zonder hen was het me simpelweg nooit

gelukt.

Page 6: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

VI

Page 7: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

VII

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord ..................................................................................................................... V

Inleiding .......................................................................................................................... 1

I. Het Cassatie-arrest van 6 maart 2014....................................................................... 3

AFDELING I De feiten ......................................................................................... 3

AFDELING II Afbakening van het onderwerp ...................................................... 5

II. Het beding van aanwas: de klassieke visie .............................................................. 7

AFDELING I Tontine versus bedingen van aanwas ............................................. 7

§1. Gelijkenissen .................................................................................................. 7

§2. Verschillen ..................................................................................................... 8

AFDELING II Klassieke kwalificatie van het beding van aanwas ...................... 12

§1. Kansovereenkomst onder bezwarende titel .................................................. 12

§2. Het belang van deze kwalificatie ................................................................. 15

AFDELING III Het schoentje wringt: twijfels omtrent het bezwarend karakter .. 23

§1. De rechtsleer is progressief .......................................................................... 24

§3. De rechtsleer blijft conservatief ................................................................... 31

III. Wat zijn wederkerige schenkingen?....................................................................... 35

AFDELING I Situering en probleemstelling ...................................................... 35

AFDELING II Wederkerige schenkingen in de rechtsleer ................................... 36

§1. Definities ...................................................................................................... 36

§2. Het kosteloos karakter blijft behouden......................................................... 38

§3. Het kosteloos karakter verdwijnt.................................................................. 40

IV. Tussenbesluit .......................................................................................................... 42

V. Back to basics: De analyse van overeenkomsten ................................................... 44

AFDELING I Bezint eer ge begint ...................................................................... 44

AFDELING II De wettekst: onduidelijkheid troef ............................................... 46

AFDELING III Eenzijdige of wederkerige overeenkomsten ................................ 48

§1. Wederkerigheid volgens M. Van Quickenborne .......................................... 49

§2. Kritiek op deze theorie ................................................................................. 53

§3. Besluit........................................................................................................... 61

Page 8: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

VIII

AFDELING IV Onder bezwarende titel of om niet ............................................... 62

§1. Rechtshandelingen onder bezwarende titel .................................................. 62

§2. Kosteloze rechtshandelingen ........................................................................ 70

§3. Besluit........................................................................................................... 78

AFDELING V De verhouding tussen de wederkerigheid en het bezwarend

karakter ......................................................................................... 79

§1. Klassieke visie .............................................................................................. 79

§2. Congruentie van de categorieën ................................................................... 80

§3. Besluit........................................................................................................... 82

VI. Wederkerige schenkingen herbekeken ................................................................... 83

VII. Het beding van aanwas herbekeken ....................................................................... 86

AFDELING I De kwalificatie ............................................................................. 86

§1. Objectieve kansengelijkheid ........................................................................ 87

§2. Objectieve kansenongelijkheid .................................................................... 90

§3. Toegepast: het tontinebeding in het cassatiearrest van 6 maart 2014 .......... 93

§4. Besluit........................................................................................................... 95

AFDELING II Gevolgen ...................................................................................... 97

§1. Burgerrechtelijk ............................................................................................ 97

§2. Fiscaalrechtelijk ......................................................................................... 101

VIII. Besluit ............................................................................................................. 103

Bibliografie ................................................................................................................. 107

Bijlage – Cassatiearrest 6 maart 2014 ......................................................................... 117

Page 9: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

1

INLEIDING

1. Rechtshandelingen worden in ons recht klassiek opgedeeld in twee grote

categorieën.2 Enerzijds zijn er de rechtshandelingen onder bezwarende titel. Deze worden

gekenmerkt door de aanwezigheid van een gelijkwaardige economische tegenprestatie in

hoofde van elke partij. Een klassiek voorbeeld is het koopcontract. Een bepaald goed

wordt geleverd in ruil voor een prijs die ongeveer overeenstemt met de waarde van het

geleverde goed. Anderzijds zijn er de rechtshandelingen ten kosteloze titel. Zij worden

gekenmerkt door de vrijgevigheid van de ene partij ten aanzien van de andere. Hoewel

het onderscheid tussen deze categorieën relatief eenvoudig lijkt te zijn, toont de praktijk

het tegendeel aan.

Vaak bevinden bepaalde rechtshandelingen zich immers in een ‘schemerzone’. Wat doe

je bijvoorbeeld met de schenking onder last? Deze handeling wordt enerzijds verricht uit

vrijgevigheid, maar legt anderzijds de begiftigde op een bepaalde prestatie uit te voeren.

Is er dan nog sprake van loutere vrijgevigheid? Staat het bedingen van een last alleen al

het kosteloos karakter in de weg of hangt dit eerder af van de waarde van de last?

2. Ook de tontine en het beding van aanwas zijn twee rechtsfiguren die zich in deze

‘schemerzone’ bevinden. Deze bedingen worden vandaag vooral gebruikt tussen

samenwonenden die samen een onroerend goed aankochten. Met deze bedingen geven de

partijen elkaar de kans om exclusief eigenaar te worden van het goed op voorwaarde dat

ze de andere partner overleven. De partijen weten op voorhand niet wie van hen de

langstlevende zal zijn. Bijgevolg geschiedt er een ‘ruil van kansen’ om het goed te

verwerven. Wanneer de kans voor elke partij gelijkwaardig is, beschouwt de rechtsleer

deze bedingen principieel als overeenkomsten onder bezwarende titel.

Nochtans vinden een aantal auteurs dat deze kwalificatie aanleiding geeft tot ernstige

twijfels. Is het immers niet zo dat de samenwonenden dergelijk beding afsloten net omdat

ze om elkaar bekommerd zijn? Ze wensen de langstlevende onder hen de kans te geven

om ongestoord in het goed te kunnen blijven wonen. Hieruit blijkt dan, ondanks de

tegenprestatie, ook sprake te zijn van vrijgevigheid. In het arrest van het Hof van Cassatie

van 6 maart 2014 lijkt het Hof deze verzorgingsgedachte tussen samenwonenden

2 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 355-356.

Page 10: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

2

algemeen te erkennen. Volgt hieruit dat de quasi-automatische kwalificatie van

aanwasbedingen als overeenkomsten onder bezwarende titel op de helling komt te staan?

3. Hierna worden eerst de feiten besproken die aanleiding gaven tot het

cassatiearrest. In een tweede onderdeel wordt stilgestaan bij de principiële kwalificatie

van bedingen van aanwas als overeenkomst onder bezwarende titel en de kritiek die

sommige auteurs hierop leveren.

Vervolgens wordt uitgegaan van de hypothese waarin bedingen van aanwas als

wederkerige schenkingen worden aanzien. Ook hier blijken een aantal struikelblokken te

bestaan omtrent de kwalificatie.

In een volgend onderdeel wordt teruggegrepen naar de basis en meer algemeen

onderzocht wat de essentiële elementen zijn om een bepaalde rechtshandeling in de ene,

dan wel de andere zin te kwalificeren.

Aan de hand van deze essentiële elementen zal dan moeten blijken waarom en wanneer

een beding van aanwas als een overeenkomst onder bezwarende titel, dan wel ten

kosteloze titel te kwalificeren valt.

Page 11: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

3

I. HET CASSATIE-ARREST VAN 6 MAART 20143

AFDELING I DE FEITEN

4. Het besproken cassatie-arrest behandelt in essentie de problematiek rond het

beëindigen van een tontinebeding. Twee partners kochten in 1991 een onroerend goed

aan met een tontine. Na verloop van tijd loopt hun relatie stuk. Om die reden vordert één

van de partners de uitonverdeeldheidtreding op grond van art. 815 Burgerlijk Wetboek

(BW). De andere partner voert aan dat de deelgenoten in een tontine slechts

voorwaardelijke rechten kunnen doen gelden op het goed waardoor er van onverdeeldheid

eigenlijk geen sprake is.4 Bijgevolg kunnen de deelgenoten enkel in gezamenlijk akkoord

een einde maken aan de tontine en kan een vordering o.b.v. art. 815 BW niet slagen.

De rechter in eerste aanleg kent desondanks toch de vordering tot vereffening en verdeling

toe op grond van art. 815 BW. Hij oordeelt dat de oorzaak tot het sluiten van een tontine

gelegen is in de “burgerlijke en fiscaalrechtelijke verzorgingsgedachte van de ene ten

aanzien van de andere samenlevende partner bij het overlijden van één van de partijen”.

Wanneer een relatie beëindigd wordt, vervalt deze verzorgingsgedachte en dus ook de

oorzaak van de tontine. Het verdwijnen van de oorzaak bij overeenkomsten onder

bezwarende titel leidt in principe niet tot het verval van de rechtshandeling. Daarom

steunt de rechter zijn oordeel op een andere grond, m.n. het rechtsmisbruik. De

relatiebreuk, en dus het wegvallen van de oorzaak en de bestaansreden van de tontine,

maakt een gewijzigde omstandigheid uit waardoor het nastreven van de uitvoering door

een medecontractant moet beschouwd worden als rechtsmisbruik in de zin van art. 1134,

laatste lid BW.5

3 Cass. 6 maart 2014, C.13.0362.

D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine”(noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, 1625-1628.

F. PEERAER, “Hof van Cassatie aanvaardt dat tontine ophoudt te bestaan wanneer partners uit elkaar gaan”

(noot onder Cass. 6 maart 2014), TBBR 2014, 261-263. 4 Een bepaalde strekking in de rechtsleer verdedigt dat er gedurende de tontine geen sprake is van een echte

onverdeeldheid. Een andere strekking is van oordeel dat er gedurende de tontine wel degelijk sprake is van

een onverdeeldheid maar dat de deelgenoten de uitonverdeeldheidtreding niet kunnen vorderen aangezien

ze reeds over hun rechten hebben beschikt in elkaars voordeel. Zie: D. Michiels, “Tontine en aanwas”,

Huwv 2008, TX.1., 10- 11 en de voetnoten aldaar. 5 Voor rechtspraak in dezelfde zin, zie: F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden

beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het arrest van

het Hof van Beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari

2004”, T.Not. 2005, 388.

Page 12: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

4

Tegen deze uitspraak wordt hoger beroep ingesteld. Het Hof van Beroep te Antwerpen

bevestigt op 11 maart 2013 het bestreden vonnis. De rechter oordeelt dat er inderdaad

sprake is van rechtsmisbruik wanneer een partij aandringt op de uitvoering van de tontine,

terwijl deze geen reden van bestaan meer heeft door het wegvallen van de oorzaak-

beweegreden ingevolge het beëindigen van de affectieve relatie. Het Hof van Beroep

voegt er bovendien aan toe dat er wel degelijk een periode is, voorafgaand aan het

overlijden van de eerststervende, waarbij de deelgenoten zich als mede-eigenaars van het

onroerend goed in een situatie van onverdeeldheid bevinden. Deze vrijwillige

onverdeeldheid kan slechts beëindigd worden met wederzijds akkoord, wanneer het

nagestreefde doel is bereikt of wanneer datzelfde doel niet meer mogelijk of realiseerbaar

is. Wanneer de oorzaak-beweegreden wegvalt en de vrijwillige onverdeeldheid/ het

tontinebeding vervalt, ontstaat een gewone onverdeeldheid waarbij art. 815 BW toch kan

worden gebruik om de verdeling te vorderen.

5. Tegen dit arrest wordt vervolgens een cassatieberoep ingesteld. Het Hof van

Cassatie steekt van wal door, in de lijn met zijn vorige rechtspraak,6 te oordelen dat het

bestaan van een oorzaak als geldigheidsvereiste in beginsel moet worden beoordeeld op

het ogenblik van de totstandkoming van de rechtshandeling en dat de latere verdwijning

ervan in de regel geen gevolgen heeft voor de geldigheid van de rechtshandeling. Daarna

bevestigt het Hof van Cassatie het arrest van het Hof van Beroep met volgende

bewoordingen: “Het arrest dat oordeelt dat aangezien de oorzaak van de overeenkomst

die gelegen is “in de affectieve relatie van de deelgenoten en als doel heeft het goed

samen te kunnen beheren en elkaar rechten te garanderen na het overlijden van één van

hen”, door de beëindiging van de relatie “geen bestaansreden meer heeft”, zodat het

tontinebeding geen uitwerking meer heeft en er tussen de partijen dienvolgens “een

gewone onverdeeldheid” is ontstaan en op die gronden beslist dat de verweerder op

grond van artikel 815 Burgerlijk Wetboek de verdeling kan vorderen, is naar recht

verantwoord.”

6 Cass. 12 december 2008, C.06.0332.N, 7.; Cass. 21 januari 2000, T.Not 2001, 184.; E. ADRIAENS,

“Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie”

(noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, 111.

Page 13: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

5

AFDELING II AFBAKENING VAN HET ONDERWERP

6. Uit het voorgaande blijkt reeds dat de beëindiging van een tontinebeding geen

sinecure is. Niet alleen is het nog steeds onduidelijk of er al dan niet een mogelijkheid

bestaat om eenzijdig de uitonverdeeldheidtreding te vorderen, daarnaast is het ook

onduidelijk op welke rechtsgrond dit zou kunnen gebeuren.

In dit cassatie-arrest lezen sommige auteurs immers een aanvaarding van de goede trouw

(meer bepaald het verbod op rechtsmisbruik) als grondslag om bij wijze van sanctie het

verval van de tontine uit te spreken.7 Anderen zien er een uitdrukkelijke uitzondering8 in

op de regel dat het later verdwijnen van de subjectieve oorzaak bij overeenkomsten onder

bezwarende titel in principe geen verder gevolg heeft voor het blijven bestaan van de

rechtshandeling.9 Nog anderen denken dan weer dat het Hof van Cassatie hiermee een

oplossing op maat voor de tontine in het leven heeft geroepen.10 Hoewel het bovenstaande

een zeer interessante problematiek is, zal dit niet zozeer aan bod komen in deze bijdrage.11

7 D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine”(noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-14, 1628.; R.

BARBAIX, “Verval van de schenking door het verdwijnen van de doorslaggevende beweegreden: het derde

bedrijf”, RW 2008-09, 1677. 8 Men aanvaardt vandaag dat het verval van rechtshandelingen onder bezwarende titel wegens het

verdwijnen van de subjectieve oorzaak niet mogelijk is, zie o.a.: N. BURETTE, “voorwerp van de

overeenkomst – verval wegens wegvallen van een essentiële bestaansvoorwaarde in een wederkerige

overeenkomst”, NJW 2016, 9.; R. BARBAIX, “Verval van de schenking door het verdwijnen van de

doorslaggevende beweegreden: het derde bedrijf”, RW 2008-09, 1667. 9 F. PEERAER, “Hof van Cassatie aanvaardt dat tontine ophoudt te bestaan wanneer partners uit elkaar gaan”

(noot onder Cass. 6 maart 2014), TBBR 2014, 262.; J. LAMBRECHTS, A. MARISSENS, A “Overzicht van

rechtspraak (2008-2016) – De feitelijke samenwoning”, T. Fam. 2017, 27. 10 V. VANDERHULST, “Tontine verliest uitwerking bij relatiebreuk” (noot onder Cass. 6 maart 2014), NJW

2015, 694-695.; E. ADRIAENS, “Cassatie biedt ex-partners uitweg uit tontine”, Juristenkrant 2014.; E.

ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende

relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, 112.; L. DE KEYSER, “Hoe vrijwillig zijn

vrijwillige onverdeeldheden?”, RW 2014-15, 621. 11 Bovendien zal de problematiek omtrent de eenzijdige uitonverdeeldheidtreding aan belang ingeboet

hebben sinds het Cassatiearrest van 21 oktober 2016. In dit arrest werd het volgende bepaald: “Een

overeenkomst waarbij twee of meer partijen bepaalde goederen of rechten verwerven onder het beding dat

de langstlevende eigenaar of houder wordt van het geheel der goederen of rechten, heeft geen eventuele

rechten tot voorwerp en valt bijgevolg niet onder het verbod van artikel 1130, tweede lid, Burgerlijk

Wetboek. Dit is evenmin het geval wanneer een dergelijk beding van aanwas een vervalbeding of een

ontbindende voorwaarde bevat voor het geval aan de samenwoning van de partijen een einde komt,

aangezien de partijen tijdens de duur van het samenwonen definitief verbonden zijn.” Een clausule waarbij

een beding van aanwas vervalt na het einde van de relatie, heeft m.a.w. niet tot gevolg dat er louter eventuele

rechten in een toekomstige nalatenschap ontstaan uit de overeenkomst. Hoewel dit reeds een aantal jaar

verdedigd werd door de rechtsleer (zie o.a.: M. PUELINCKX-COENE, “Wordt een beding van aanwas tussen

samenwonenden een verboden erfovereenkomst zo het buitenspel gezet wordt bij feitelijke scheiding?”

(noot onder Antwerpen 3 juni 2009), T.Not. 2011, 520-530; M. PUELINCKX-COENE, “Voortdurende liefde,

voortdurende gulheid? Nog maar eens over bedingen van aanwas en tontine, een ander verhaal dat nooit

eindigt.”, T.Not. 2007, 262-271; D. Michiels, “De beëindiging van aanwasbedingen” (noot onder

Antwerpen 19 maart 2008), RW 2008-09, 1441), werd dit nu pas recentelijk bevestigd door het Hof van

Cassatie (Cass. 21 oktober 2016, C.15.0457.N; V. SAGAERT, “Groen licht voor aanwasbedingen die

gekoppeld zijn aan de duurtijd van de relatie” (noot onder Cass. 21 oktober 2016), T.Not. 2017, 54-62).

Page 14: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

6

Het toont alvast aan dat de rechtsleer zeer verdeeld is over de invulling en de gevolgen

van het tontinebeding.

7. Het onderwerp van deze thesis gaat daarentegen over de volgende, letterlijke

passage uit het cassatie-arrest:

“Het arrest dat oordeelt dat aangezien de oorzaak van de overeenkomst die

gelegen is “in de affectieve relatie van de deelgenoten en als doel heeft het goed

samen te kunnen beheren en elkaar rechten te garanderen na het overlijden van

één van hen”, door de beëindiging van de relatie “geen bestaansreden meer

heeft”, zodat het tontinebeding geen uitwerking meer heeft en er tussen de partijen

dienvolgens “een gewone onverdeeldheid” en op die gronden beslist dat de

verweerder op grond van artikel 815 Burgerlijk Wetboek de verdeling kan

vorderen, is naar recht verantwoord.”

Met deze passage geeft het Hof aan dat de determinerende beweegreden van een tontine-

of aanwasbeding tussen twee (on)gehuwde partners in functie staat van het samenleven

en de wederzijdse zorg voor de langstlevende bij het overlijden van de eerststervende.12

Het Hof laat evenwel na om het tontinebeding rechtstreeks te herkwalificeren naar een

overeenkomst om niet. Deze passage laat dus niet zonder meer toe om het kosteloos

karakter van de tontine te veronderstellen. Het roept daarentegen wel vragen op over de

verenigbaarheid van de vrijgevigheidsgedachte met de klassieke kwalificatie als

overeenkomst onder bezwarende titel. Gevoelens van genegenheid enerzijds en het

bezwarend karakter anderzijds, lijken een contradictoir gegeven. Zoals reeds aangegeven

in de inleiding, bestaat het onderwerp van deze thesis erin om op zoek te gaan naar de

essentiële elementen die de kwalificatie van de tontine of het beding van aanwas bepalen.

Ik zal hierna eerst de belangrijkste verschillen tussen het beding van aanwas en de tontine

aanduiden. Aangezien de gevolgen van deze rechtsfiguren en de problematiek errond in

grote lijnen overeenstemmen (en in de praktijk qua benaming vaak door elkaar gebruikt

worden13), beperk ik mij daarna tot een bespreking van het beding van aanwas en laat ik

de bespreking van het tontinebeding achterwege.

12 N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners”, TEP 2008, 308-309. 13 M. PUELINCKX-COENE, M., “Overzicht van rechtspraak – Giften (1985-1992), TPR 1994, 1684.

Page 15: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

7

II. HET BEDING VAN AANWAS: DE KLASSIEKE VISIE

AFDELING I TONTINE VERSUS BEDINGEN VAN AANWAS

§1. GELIJKENISSEN

8. Bedingen van aanwas en tontine werden in het leven geroepen door de rechtsleer.

Beide bedingen hebben in de praktijk vaak hetzelfde doel.14 Twee personen die in

onverdeeldheid eigenaar zijn van een onroerend goed, sluiten dergelijk beding om ervoor

te zorgen dat bij het overlijden van de ene, het goed volledig toekomt aan de

langstlevende.15 Door het beding valt het goed uiteindelijk buiten de nalatenschap van de

eerststervende.16 Beide bedingen worden principieel aangemerkt als kanscontracten

onder bezwarende titel.17

Deze bedingen komen vandaag het meest voor in de context van ongehuwde,

samenwonende partners die een onroerend goed verwerven. Met het oog op familiale

vermogensplanning beschikken zowel de feitelijk als wettelijk samenwonenden immers

over beperkte mogelijkheden. Het beding van aanwas en de tontine vormen voor hen één

van de belangrijkste mogelijkheden om elkaar te beveiligen.18 Niettegenstaande komen

deze bedingen ook voor tussen echtgenoten, broers en zussen; met betrekking tot zowel

onroerende als roerende goederen, met betrekking tot de volle eigendom of het

vruchtgebruik, het recht van gebruik of bewoning, etc.19 De bedingen laten veel ruimte

voor variatie en laten de partners toe om een oplossing op maat samen te stellen.

14 D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.2., 4; M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van

rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1684.; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw

rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 378-380.; J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de

tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht:

het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 899. 15 R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 268-269.; M.

PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1985-1992), TPR 1994, 1683. 16 S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008,

378.; M. PUELINCKX-COENE, “Voortdurende liefde, voortdurende gulheid? Nog maar eens over bedingen

van aanwas en tontine, een ander verhaal dat nooit eindigt.”, T.Not. 2007, 262-263.; 17 F. BLONTROCK, “Tontine versus huwelijk”, T.Not. 1994, 195; R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen

relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 268-269.; T. LEROY, “De herontdekking van de tontine:

“Het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine””, Juris Falc. 2011-12, 680.;M.

PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1985-1992), TPR 1994, 1685. 18 C. DE WULF, “Huwelijk en andere samenlevingsvormen – waarheen met het familierecht en het familiaal

vermogensrecht?”, T.Not. 2004, 361. 19 J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

899, nr. 932-934.; D. MICHIELS, “Actuele ontwikkelingen inzake bedingen van tontine en aanwas”,

Not.Fisc.M 2001, 8-9.; N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners”, TEP

2008, 1-4.; D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.1.,14.; B. COOPMAN, “Aanwas- en

Page 16: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

8

§2. VERSCHILLEN

9. Aangezien bedingen van aanwas en tontine hetzelfde doel hebben, worden ze in

de praktijk vaak door elkaar gebruikt. Nochtans is de wijze waarop deze bedingen tot

hetzelfde resultaat komen essentieel verschillend en moeten ze daardoor eigenlijk strikt

uit elkaar gehouden worden. 20

10. Bij een tontine gebruikt men een samenspel van ontbindende en opschortende

voorwaarden om ervoor te zorgen dat het goed volledig in de nalatenschap van de

langstlevende terecht komt. Eén van de bekendste clausules is een aangepaste versie van

de clausule Defrénois waarbij koper 1 de ene onverdeelde helft (helft A) van het goed

koopt onder de opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van de andere koper en

de andere onverdeelde helft (helft B) van het goed koopt onder de ontbindende

voorwaarde van het vooroverlijden van hemzelf. De andere koper (koper 2) koopt dan

helft A onder de ontbindende voorwaarde van zijn vooroverlijden en helft B onder de

opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van koper 1.21 De tontine werkt m.a.w.

retroactief: de langstlevende koper wordt geacht steeds van in het begin exclusief eigenaar

geweest te zijn en de eerststervende koper wordt geacht nooit eigenaar geweest te zijn.22

tontinebeding ter vermijding van schenkings- of successierechten”, Not. Fisc. M. 1999, 135.; F.

BLONTROCK, “Tontine versus huwelijk”, T.Not. 1994, 194-222.; J. RUYSSEVELDT, “Samenwonenden en

onroerend goed”, OGP afl. 164 2005, XIV.M – 70-71.

Wanneer een beding van aanwas of een tontine tussen echtgenoten wordt afgesloten, oordeelt de rechtsleer

dat dit slechts kan in twee situaties: 1) echtgenoten die gehuwd zijn onder een stelsel van scheiding van

goederen en 2) echtgenoten die gehuwd zijn onder een gemeenschapsstelsel bij wederbelegging van eigen

gelden (D. MICHIELS, “Overzicht van rechtspraak. Tontine & aanwas”, CABG 2006/6, 65.; J. BAEL, “De

bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en

familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 933-934.) 20 D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.2., 4; M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van

rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1684.; F. BLONTROCK, “Tontine versus huwelijk”, T.Not. 1994,

194. 21 J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

964; C. DE WULF en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten, Antwerpen, Kluwer, 1994, 771.; D.

MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.1, 2.; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine,

opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 380. 22 C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, Die

Keure, 2015, 222.; J. KOKELENBERG, T. VAN SINAY, R. JANSEN, “Mede-eigendom in het algemeen”, TPR

2009, 1209-1211.; M. PUELINCKX-COENE “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van

aanwas of van terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 64.;

D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.1, 1,TX.2.4.; F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en

aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2

september 2003, bij het arrest van het Hof van Beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de

rechtbank te Brugge van 16 januari 2004”, T.Not. 2005, 391.; J. RUYSSEVELDT, “Samenwonenden en

onroerend goed”, OGP afl. 164 2005, XIV.M – 77.; J. DU MONGH, “Familiale schikkingen” in C.

DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, J. DU MONGH, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 1255

Page 17: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

9

Bij een beding van aanwas wordt daarentegen bepaald dat het onverdeeld aandeel van de

ene deelgenoot, op voorwaarde van diens eerst overlijden, van rechtswege zal aangroeien

bij het aandeel van de langstlevende. Als tegenprestatie wordt bedongen dat deze

deelgenoot dezelfde kans krijgt bij het eerst overlijden van de andere deelgenoot. In

tegenstelling tot de tontine wordt hier enkel gebruik gemaakt van opschortende

voorwaarden en niet van een combinatie tussen opschortende en ontbindende

voorwaarden.23 Het gevolg hiervan is dat ingevolge de retroactieve werking van de

tontine er nooit een onverdeeldheid wordt geacht geweest te zijn in de periode voor het

overlijden van de eerststervende terwijl dit bij het beding van aanwas wel het geval is.24

11. Waar een beding van aanwas door de deelgenoten zowel in de aankoopakte van

het goed als in een (latere) afzonderlijke overeenkomst kan gesloten worden, wordt een

tontine steeds en uitsluitend opgenomen in de aankoopakte van het goed waarop het

betrekking heeft.25 Hieruit volgt dat bij een tontinebeding de verkoper steeds een

tussenkomende partij is en diens tussenkomst in principe ook vereist zal zijn indien de

deelgenoten het tontinebeding willen wijzigen of opheffen.26 Bij het beding van aanwas

23 D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.2., 1; F. BLONTROCK, “Tontine versus huwelijk”,

T.Not. 1994, 195.; J. RUYSSEVELDT, “Samenwonenden en onroerend goed”, OGP afl. 164 2005, XIV.M –

71. 24 S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008,

390.; F. BLONTROCK, “Tontine versus huwelijk”, T.Not. 1994, 195.; N. NIJBOER, “Contractuele regelingen

tussen echtgenoten en samenwoners”, TEP 2008, 8-13.; W. PINTENS, “Vrijgevigheden tussen

concubanten”, in P. SENAEVE (ed.) Concubinaat, De buitenhuwelijkse tweerelatie, Leuven, Acco, 1992,

197.; Gent 16 december 2004, CABG 2006/6, 13. 25 D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.2., 4.; R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen

relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 269.; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine,

opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 380.; B. CASIER, “Rechten van schuldeisers ten

aanzien van een beding van tontine”, Jura Falc. 2010-2011, 271.; F. BOUCKAERT, “Tontine, een

rechtsfiguur uit grootvaders tijd?”, T.Not. 1982, 242. J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de

tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht:

het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 907, nr. 965. 26J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

965; C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, Die

Keure, 2015, 223.; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders

tijd?”, NJW 2008, 390.; F. BLONTROCK, “Tontine versus huwelijk”, T.Not. 1994, 195, 221.; N. NIJBOER,

“Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners”, TEP 2008, 11-12.; D. MICHIELS, “Tontine

en aanwas”, Huwv 2008, TX.1., 5.; Hierbij dient nog opgemerkt te worden dat de fiscale administratie een

verzakingsakte die enkel door de deelgenoten werd ondertekend toch aanvaardt. De afwezigheid van de

tussenkomst van de verkoper belet niet dat de verzaking uitwerking krijgt. De administratie behoudt zich

evenwel het recht voor om haar standpunt te herzien indien de verkoper later alsnog een rechtsvordering

zou instellen tegen de deelgenoten. (D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.1., 20 met

verwijzing in voetnoot 3 naar de administratieve beslissing van 14 december 1992, rec. gén. enr. not. 1993,

nr. 24.238)

Page 18: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

10

daarentegen, verkrijgt de langstlevende deelgenoot zijn rechten rechtstreeks van de

mededeelgenoot i.p.v. van de verkoper.27

12. Beide bedingen worden geacht niet strijdig te zijn met het verbod van

overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen. De motivatie hiervoor is echter

verschillend. Bij een tontine wordt het goed ingevolge het samenspel van de opschortende

en ontbindende voorwaarden retroactief verkregen van de verkoper. Ingevolge deze

retroactieve werking heeft het goed nooit deel uitgemaakt van de nalatenschap van de

eerststervende. Bijgevolg bestaat geen gevaar dat het tontinebeding zou aanzien worden

als een overeenkomst over een toekomstige nalatenschap.28 Bij een beding van aanwas

wordt het aandeel in het goed daarentegen verkregen uit het vermogen van de andere

deelgenoot.29 Toch maakt een beding van aanwas geen verboden erfovereenkomst uit.

Als argument wordt aangevoerd dat de deelgenoten elkaar actuele rechten toekennen en

de verbintenissen definitief zijn aangegaan, zij het onder de voorwaarde van

vooroverlijden van degene die afstaat waardoor de uitvoering ervan is uitgesteld.30

Volgens het Belgisch Hof van Cassatie is er pas sprake van een overeenkomst over een

niet-opengevallen nalatenschap door elk beding dat tot voorwerp heeft louter eventuele

rechten op een niet-opengevallen nalatenschap of een bestanddeel daarvan toe te kennen,

te wijzigen of af te staan.31

27 W. PINTENS, “Vrijgevigheden tussen concubanten”, in P. SENAEVE (ed.) Concubinaat, De

buitenhuwelijkse tweerelatie, Leuven, Acco, 1992, 198-199.; D. MICHIELS, “Tontine en exclusief genot

(nood onder Cass. 19 september 2011)”, RW 2012-13, 1300.; T. LEROY, “De herontdekking van de tontine:

“Het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine””, Juris Falc. 2011-12, 682.; J.

RUYSSEVELDT, “Samenwonenden en onroerend goed”, OGP afl. 164 2005, XIV.M – 85.; J. LAMBRECHTS,

A. MARISSENS, “Overzicht van rechtspraak (2008-2016) – De feitelijke samenwoning”, T. Fam. 2017, 26. 28 J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

963. 29 F. BLONTROCK, “Tontine versus huwelijk”, T.Not. 1994, 205. 30 D. MICHIELS, “Overzicht van rechtspraak. Tontine & aanwas.”, CABG 2006/6, 9.; Gent 16 december

2004, CABG 2006/6, 14.; M. PUELINCKX-COENE, J. VERSTRAETE, N. GEELHAND, I. VERHAERT, “Overzicht

van rechtspraak – Erfenissen (1996-2004)”, TPR 2005, 477-478.; J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de

tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht:

het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 916-918. 31 Cass. 11 april 1980, Arr. Cass. 1979-80.; D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.2., 5.; N.

NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners”, TEP 2008, 295-301.; Gent 16

december 2004, T. Not. 2006, 128.; H. CASIER, N. GEELHAND DE MERXEM, I. SCHUERMANS, B. VERDICKT,

“De erfovereenkomst is niet langer strijdig met de openbare orde, een nieuw mijlpaalarrest inzake

successieplanning”, TEP 2010, 127.; M. PUELINCKX-COENE, “Wordt een beding van aanwas tussen

samenwonenden een verboden erfovereenkomst zo het buitenspel gezet wordt bij feitelijke scheiding?”

(noot onder Antwerpen 3 juni 2009), T.Not. 2011, 522.; M. PUELINCKX-COENE, “Voortdurende liefde,

voortdurende gulheid? Nog maar eens over bedingen van aanwas en tontine, een ander verhaal dat nooit

eindigt.”, T.Not. 2007, 264-268.; J. BAEL, “Wat kan wel en wat kan niet bij bedingen betreffende een

toekomstige nalatenschap? Naar een andere opvatting inzake het verbod van bedingen betreffende

Page 19: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

11

13. Onder meer omwille van deze verschillen en het fictief karakter van de tontine,

maakt men vandaag in de praktijk nog bijna uitsluitend gebruik van het beding van

aanwas.32 Het is immers niet de bedoeling van de partijen om o.a. de verkoper te

betrekken bij hetgeen ze onderling overeen willen komen over het aangekochte goed.33

toekomstige nalatenschappen?” in C. CASTELEIN, A.-L. VERBEKE, en L. WEYTS (eds.), Notariële Actualiteit

2010-2011, Gent, Larcier, 2011, 177.; J. BAEL, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW,

Brussel, Bruylant, 2004, 302 32 J. DU MONGH, “Familiale schikkingen” in C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, J. DU MONGH,

Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2010, 1258. 33 J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

966-971.

Page 20: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

12

AFDELING II KLASSIEKE KWALIFICATIE VAN HET BEDING VAN AANWAS

§1. KANSOVEREENKOMST ONDER BEZWARENDE TITEL

A. ALEATOIR KARKATER

14. Art. 1964 Burgerlijk Wetboek bepaalt: “Een kanscontract is een wederkerige

overeenkomst, waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle

partijen, hetzij voor één of meer van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen…”

Bedingen van aanwas worden traditioneel aangemerkt of vermoed34 kanscontracten onder

bezwarende titel te zijn. Het aleatoir karakter van de bedingen ligt in het feit dat geen van

de partijen op voorhand weet wie het eerst zal komen te overlijden. De onzekere

gebeurtenis ligt m.a.w. niet in het overlijden op zich, d.i. immers een zekere gebeurtenis,

maar in de volgorde van de overlijdens.35 Elk van de partijen maakt kans om het aandeel

van de deelgenoot te verwerven door deze laatste te overleven. Er is dus voor elk van de

partijen een kans op winst of verlies.36

Het bestaan van een kans op winst of verlies is essentieel voor de geldigheid van het

kanscontract. Indien deze kans ontbreekt, zal de kansovereenkomst nietig kunnen worden

verklaard bij gebrek aan voorwerp.37

34 W. PINTENS, “Vrijgevigheden tussen concubanten”, in P. SENAEVE (ed.) Concubinaat, De

buitenhuwelijkse tweerelatie, Leuven, Acco, 1992, 195. ; R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen

relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 269.; N. VANDEBEEK, “Schenkingen en legaten van

onroerende goederen”, OGP afl. 77 2015, XIV. O – 491.; J. BAEL, “Bedingen van aanwas met optie”, T.

Not. 2005, 65.; R. BARBAIX, “Driemaal is scheepsrecht. Of toch niet? Het Hof van Cassatie spreekt zich

opnieuw uit over het verval van de schenking door het verdwijnen van de determinerende beweegreden”,

Not. Fisc. M. 2009, 307.; J. BAEL, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel,

Bruylant, 2004, 317. 35 J. RUYSSEVELDT, “Samenwonenden en onroerend goed”, OGP afl. 164 2005, XIV.M – 74.; M.

PUELINCKX-COENE, “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of

terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 66. 36 S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008,

381-383.; C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht,

Brugge, Die Keure, 2015, 222.; R. POTHIER, Oeuvres de Pothier, I, Parijs, Siffrein, 1821, 90. : « Les

contrats aléatoires sont ceux par lesquels l'un des contractants, sans rien donner de sa part, reçoit quelque

chose de l'autre; non par libéralité; mais comme le prix du risque qu'il a couru; tous les jeux sont des

contrats de cette nature, aussi bien que les gageures et les contrats d'assurance ». ; F. BOUCKAERT,

« Procédé juridique oublié: la tontine », Rev.Not.B. 1983, 572. 37 N. CARETTE, “Koop met lijfrente. Vernietigbaarheid herbekeken”, RW 2006, 702-703.; A. DE BOECK,

“Het Hof van Cassatie en de koop op lijfrente: zekerheid omtrent de onzekerheid” (noot onder Cass. 20

juni 2005), TBBR 2006, 606-609.; P. WÉRY, Droit des obligations – théorie générale du contrat, Bruxelles,

Larcier, 2010, 75.

Zie ook het Cassatie-arrest van 6 september 2002 waarin het Hof stelt dat: “Dat derhalve wanneer een

overeenkomst, zich aandient als een kanscontract, zoals te dezen een verkoop tegen lijfrente, ze slechts als

een kanscontract kan worden aangemerkt wanneer de kans op winst of verlies die van de overeenkomst een

kanscontract maakt, werkelijk aanwezig is.” (eigen aanduiding) in Cass. 6 september 2002 , RW 2004-05,

257.

Page 21: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

13

B. ONDER BEZWARENDE TITEL

15. Het beding van aanwas is een overeenkomst onder bezwarende titel omdat de

partijen elkaar de kans of mogelijkheid geven om uiteindelijk de eigenaar van het goed te

worden. Er is m.a.w. een ‘ruil’ van kansen.38 In deze ruil ligt dan ook de gelijkwaardige

tegenprestatie die een overeenkomst onder bezwarende titel vereist.39 Daardoor kan er

volgens bepaalde rechtsleer geen sprake zijn van de correlatieve verarming en verrijking

die een rechtshandeling ten kosteloze titel vereist.40 Vereist is dan wel dat de kansen gelijk

of gelijkwaardig zijn op het ogenblik dat het beding gesloten wordt.41 Bovendien wordt,

in bevestigend geval, geoordeeld dat de partners een gelijk aandeel in het onroerend goed

moeten verwerven.42

Om bij ongelijke overlevingskansen de herkwalificatie naar een schenking te vermijden,

zoals een groot leeftijdsverschil of een verschil in gezondheidstoestand, stelt bepaalde

rechtsleer voor om in voorkomend geval het verschil te compenseren door de partijen een

verschillend aandeel in de prijs te doen betalen.43 De (on)gelijkheid van de kansen wordt

38 M. VAN QUICKENBORNE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1991, 2. 39 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 394.; M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1685;

R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 270.; F.

BOUCKAERT, “Tontine, een rechtsfiguur uit grootvaders tijd?”, T.Not. 1982, 242.; J. RUYSSEVELDT,

“Samenwonenden en onroerend goed”, OGP afl. 164 2005, XIV.M – 74. 40 TAYMANS in Dossier N° 1972 – Une convention d’accroissement peut-elle être constitutive d’une

libéralité?”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1999, 294 : « … Cette question se ne pose pas parce que

l’élément matériel de la libéralité n’existe pas ; il n’y a pas d’appauvrissement… » 41 W. PINTENS, “Vrijgevigheden tussen concubanten”, in P. SENAEVE (ed.) Concubinaat, De

buitenhuwelijkse tweerelatie, Leuven, Acco, 1992, 194-196.; M. PUELINCKX-COENE, “Dossier N° 6257 –

Tontine en aanwas- inkorting”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1995, 383.; C. DE WULF en H. DE DECKER,

Het opstellen van notariële akten, Antwerpen, Kluwer, 1994, 678.; M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van

rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1685.; R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen

relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 270.; N. VANDEBEEK, “Schenkingen en legaten van

onroerende goederen”, OGP afl. 77 2015, XIV. O – 491-492.; F. BOUCKAERT, “Hoe kunnen partijen van

een tontine-overeenkomst afgeraken?” (noot onder Gent 3 september 1999), T.Not. 2001, 614.; S. MAES,

“Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 380-382.; C.

BERCKMANS, “Eenzijdige beëindiging van het tontine-beding in België en Frankrijk”, Jura Falc. 2009-10,

702.; F. BOUCKAERT, « Procédé juridique oublié: la tontine », Rev.Not.B. 1983, 574.; J. DU MONGH,

“Familiale schikkingen” in C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, J. DU MONGH, Familiaal

vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2010, 1252. 42 J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

989. 43 J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

984-985; F. BOUCKAERT, “Hoe kunnen partijen van een tontine-overeenkomst afgeraken?” (noot onder

Gent 3 september 1999), T.Not. 2001, 614.; M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975,

711.; N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners”, TEP 2008, 8.; C.

DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, Die Keure,

2015, 222.; M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-

Page 22: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

14

beoordeeld op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst, ook indien de partijen

beroep deden op een conventionele verlengingsclausule.44

16. Een tweede argument om een beding van aanwas onder bezwarende titel te

kwalificeren, bestaat erin dat de partijen animus speculandi zouden handelen. In plaats

van elkaars toekomst te willen veiligstellen, handelen ze vooral uit eigenbelang. De kans

in hoofde van elke partij om zelf eigenaar te worden van het volledige goed is dan de

doorslaggevende beweegreden om het beding van aanwas te sluiten.45

Dit argument is historisch verklaarbaar. De tontine werd in de 17e eeuw uitgevonden door

de bankier Lorenzo Tonti en fungeerde als een soort levensverzekeringsovereenkomst

voor de deelnemers binnen de spaarkas. Later werd de tontine gebruikt in

kloostergemeenschappen om ervoor te zorgen dat de goederen binnen de

kloostergemeenschap bleven. Pas in de 20ste eeuw werden de tontine en het beding van

aanwas hoofdzakelijk aangewend in een tweerelatie m.o.o. de gevolgen van het

vooroverlijden van de partner. Hier begon de klemtoon te verschuiven van het

eigenbelang naar de zorg voor de langstlevende partner. 46

2011)”, TPR 2013, 391-394; M. PUELINCKX-COENE “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine,

bedingen van aanwas of van terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M.

1996, 65-66.; M. GRÉGOIRE, L. ROUSSEAU “Contrats et actes pouvant assurer la protection du survivant” in

J. RENCHON, F. TAINMOINT (ed.), Le couple non marié à la lumière de la cohabitation légale, Brussel,

Bruylant-Academia, 2000, 217.; D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.1., 4.; M. PUELINCKX-

COENE, “Overzicht van rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1685.; S. MAES, “Bedingen van aanwas

en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 382.; J. DU MONGH, “Familiale

schikkingen” in C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, J. DU MONGH, Familiaal vermogensrecht,

Mortsel, Intersentia, 2010, 1253. 44 D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.3., 11.; Ook wanneer het beding van aanwas een

conventionele verlengingsclausule bevat, moet de kansengelijkheid beoordeeld worden op het ogenblik dat

de overeenkomst initieel werd gesloten en niet telkens opnieuw beoordeeld worden op het ogenblik van de

verlenging (M. LELEU, “Dossier N° 1980 – Clause d’accroissement renouvelable – moment de

l’appréciation de l’aléa”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1999, 371.); R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE,

Beginselen relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 272.; D. MICHIELS, “Overzicht van

rechtspraak. Tontine & aanwas.”, CABG 2006/6, 10. 45 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 393-396.; M. PUELINCKX-COENE “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen

van aanwas of van terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996,

65-66.; M. PUELINCKX-COENE, “Dossier N° 6257 – Tontine en aanwas- inkorting”, Versl.CSW, Brussel,

Bruylant, 1995, 383-385.; C. DE WULF en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten, Antwerpen,

Kluwer, 1994, 679.

Zie ook de omschrijving van het begrip Tontine door H. DE PAGE: « Une convention en vertu de laquelle

plusieurs personnes mettent une ou plusieurs choses en commun et en stipulant l’attribution au dernier

survivant d’entre elles, en se réservant chacune, à leur profit personnel, l’éventualité de ce droit de survie »,

(eigen onderlijning) H. DE PAGE, Traité V, nr. 354. ; CARTUYVELS in “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen

met optie”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 2004, 370 : « Dès que personnes stipulent une clause

d’accroissement, leur premier but est leur propre protection. » (eigen aanduiding) 46 R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 270.; D.

MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.1., 1.; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine,

Page 23: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

15

§2. HET BELANG VAN DEZE KWALIFICATIE

A. BURGERRECHTELIJK

17. De belangrijkste burgerrechtelijke reden waarom partijen (samenwonenden, dan

wel gehuwden) een beding van aanwas sluiten, is om te vermijden dat de langstlevende

partner in samenloop zou komen met de reservataire erfgenamen van de eerststervende.

Vanwege het bezwarend karakter kunnen de erfgenamen van de eerststervende de

inkorting van hetgeen overgedragen werd niet vorderen. Dit kan wel bij een kosteloze

overdracht zoals een schenking of een legaat.47 Zoals J. FACQ en J. VERSTRAETE stellen,

wijst de diskwalificatie van het beding van aanwas als een schenking “op de verzuchting

om aan eens voltrokken vermogensverschuivingen een nog grotere ‘onaantastbaarheid’

te verstrekken”.48

18. Daarnaast zou de kwalificatie als schenking ook de kans vergroten dat

schuldeisers de nietigverklaring van het beding kunnen bekomen op grond van

bedrieglijke benadeling van hun rechten.49 De chirografaire schuldeiser dient immers de

regelmatig gesloten transacties die de schuldenaar ten aanzien van zijn patrimonium

doorvoert, te accepteren. Door het beding van aanwas wordt onder bezwarende titel over

een deel van het patrimonium beschikt met als tegenprestatie de kans die in het

patrimonium is gevallen.

opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 379.; D. MICHIELS, “Tontine en exclusief genot

(noot onder Cass. 19 september 2011)”, RW 2012-13, 1300.; D. MICHIELS, “Actuele ontwikkelingen inzake

bedingen van tontine en aanwas”, Not. Fisc. M. 2001, 1-2.; C. BERCKMANS, “Eenzijdige beëindiging van

het tontine-beding in België en Frankrijk”, Jura Falc. 2009-10, 701.; T. LEROY, “De herontdekking van de

tontine: “Het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine””, Juris Falc. 2011-12,

683.; A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1992, 18.; B. CASIER, “Rechten

van schuldeisers ten aanzien van een beding van tontine”, Jura Falc. 2010-2011, 270.; M. PUELINCKX-

COENE, “Wordt een beding van aanwas tussen samenwonenden een verboden erfovereenkomst zo het

buitenspel gezet wordt bij feitelijke scheiding?” (noot onder Antwerpen 3 juni 2009), T.Not. 2011, 520-

521.; J. RUYSSEVELDT, “Samenwonenden en onroerend goed”, OGP afl. 164 2005, XIV.M – 67-68. 47 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 393.; R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure,

2012, 269.; J. BAEL, “Bedingen van aanwas met optie”, T. Not. 2005, 65; S. MAES, “Bedingen van aanwas

en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 380.; J. RUYSSEVELDT,

“Samenwonenden en onroerend goed”, OGP afl. 164 2005, XIV.M – 76.; J. DU MONGH, “Familiale

schikkingen” in C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, J. DU MONGH, Familiaal vermogensrecht,

Mortsel, Intersentia, 2010, 1252.; J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE

WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële

akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 983, nr. 995-996.; F. BLONTROCK, “Tontine versus huwelijk”, T.Not.

1994, 203.; N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners”, TEP 2008, 8-10. 48 J. FACQ, J. VERSTRAETE, “De schenking hervormd: enkele luchthartige bedenkingen”, in SWENNEN, F.,

BARBAIX, R., Over Erven Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 160. 49 J. BAEL, “Bedingen van aanwas met optie”, T. Not. 2005, 65.

Page 24: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

16

De schuldeiser kan hier slechts tegen opkomen door de actio pauliana bij bedrieglijke

benadeling van zijn rechten of door een nietigverklaring wanneer de transactie is gebeurd

tijdens de verdachte periode van een faillissement.50 Waar de schuldeiser bij

rechtshandelingen onder bezwarende titel de medeplichtigheid van de derde moet

bewijzen, valt deze vereiste weg bij rechtshandelingen ten kosteloze titel.51 Hierdoor

wordt de kans op slagen van zijn vordering groter.

19. Specifiek voor echtgenoten levert het beding van aanwas een aantal voordelen op.

Een eerste voordeel heeft betrekking op de verbodsbepaling van art. 1097 BW. Dit artikel

bepaalt dat echtgenoten elkaar niet bij één en dezelfde akte wederzijds mogen

begiftigen.52 Indien het beding van aanwas als een kanscontract onder bezwarende titel

wordt aangemerkt, kunnen echtgenoten deze bepaling omzeilen en het goed wél bij één

en dezelfde akte laten overgaan naar de langstlevende.

Een tweede reden houdt verband met de mogelijkheid om schenkingen tussen

echtgenoten te herroepen. Blijkens art. 1096 BW zijn alle schenkingen tijdens het

huwelijk en buiten huwelijkscontract gedaan essentieel en ad nutum herroepbaar.53 Deze

regel geldt niet ten aanzien van handelingen die onder bezwarende titel werden gesteld.

Tot slot kan het beding van aanwas ook gebruikt worden om te ontkomen aan art. 299

BW. Deze bepaling luidt als volgt: “Behoudens overeenkomst in tegenovergestelde zin

verliezen de echtgenoten alle voordelen die ze elkaar bij huwelijksovereenkomst en sinds

50 J. DU MONGH, “Familiale schikkingen” in C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, J. DU MONGH,

Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2010, 1260.; J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de

tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht:

het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 983 51 C. LEBON, “Actio pauliana en schenkingen: derdemedeplichtigheid van de begiftigde moet niet bewezen

worden” (noot onder Antwerpen 29 juni 2006), NJW 2010, 700-702.; C. Cauffman, “Pauliaanse vordering”,

in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer

, IV. Commentaar verbintenissenrecht, Titel I.Verbintenissen in het algemeen, Hfdst. 4, 9-11. 52 E. DE WILDE D’ESTMAEL, B. DELAHAYE, “Schenkingen”, Huwv 2010, TXIX.13-1, TXIX.13-2.; E.

SPRUYT, “Wederzijdse schenking tussen echtgenoten: VLABEL eist één en hetzelfde geschrift”,

Nieuwsbrief Notariaat 2015, 9.; H. CASIER, “Wederzijdse schenking tussen echtgenoten als afhankelijke

beschikkingen – vier maal is scheepsrecht?”, Registratierechten 2010-2011, 1/3.; J. BAEL, “De bedingen

van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal

vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 983; C. DE WULF en H.

DE DECKER, Het opstellen van notariële akten, Antwerpen, Kluwer, 1994, 769.; 53 M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1740.; J. BAEL,

“Bedingen van aanwas met optie”, T. Not. 2005, 65; H. CASIER, “Wederzijdse schenking tussen echtgenoten

als afhankelijke beschikkingen – vier maal is scheepsrecht?”, Registratierechten 2010-2011, 1/2.; E. DE

WILDE D’ESTMAEL, B. DELAHAYE, “Schenkingen”, Huwv 2010, TXIX.13-5.

Page 25: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

17

het aangaan van het huwelijk hebben toegekend.” Onder voordelen moeten alle giften

tussen echtgenoten begrepen worden, zo ook onrechtstreekse schenkingen.54

20. Aanvankelijk konden ongehuwd samenwonenden niet automatisch van elkaar

erven ingevolge de wet.55 Vroeger werd het beding van aanwas dan ook vaak gebruikt als

dankbaar alternatief voor het testament m.o.o. het veiligstellen van de langstlevende. Bij

de wet van 28 maart 2007 kwam hierin gedeeltelijk verandering.56 Ingevolge deze wet

werd een wettelijk erfrecht ingevoerd voor wettelijk samenwonenden m.b.t. de

gezinswoning en de daarin aanwezige huisraad. De langstlevende wettelijk

samenwonende partner erft hierop vandaag het vruchtgebruik bij overlijden van de

eerststervende.

Hoewel het beding van aanwas bijgevolg een stuk aan belang heeft ingeboet, blijven de

bedingen toch interessant. Het wettelijk erfrecht is geen reserve waardoor het eenvoudig

bij testament kan ontnomen worden en dit zonder medeweten van de partner. Het beding

van aanwas geeft de partners dus een grotere zekerheid dan het wettelijk erfrecht.

Overeenkomsten onder bezwarende titel kunnen immers niet eenzijdig herroepen worden.

Daarnaast slaat het erfrecht ‘slechts’ op het vruchtgebruik terwijl het beding van aanwas

ook toelaat om de volle eigendom te laten overgaan. Tot slot beperkt deze wet zich tot de

wettelijk samenwonenden. Feitelijk samenwonenden zullen zich nog steeds moeten

beroepen op legaten of het beding van aanwas om de langstlevende partner te

begunstigen.57

54 M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1742.; E. DE WILDE

D’ESTMAEL, B. DELAHAYE, “Schenkingen”, Huwv 2010, TXIX.13-3.; Cass. 21 november 2001,

C.99.0012.N/6.; C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het

opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 1466-1467. 55 Indien zij elkaar na het overlijden wilden begunstigen, dienden ze hiervoor beroep te doen op een

testament. Ingevolge de destijds hoge successierechten, won het beding van aanwas aan populariteit als

alternatief vanwege de goedkopere registratierechten (zie verder). 56 Wet 28 maart 2007 tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijk

samenwonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling

inzake landbouwbedrijven met het oog op bevorderen van de continuïteit, BS 08 mei 2007, 24.928. 57 R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 269.; S.

MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 381.; J.

BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

995.

Page 26: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

18

B. FISCAAL

21. Zoals eerder vermeld, kan een beding van aanwas zowel opgenomen worden in

de verwervingsakte van het goed zelf, als in een afzonderlijke akte.58 In het eerste geval

zal het de overdracht van het goed zijn die aanleiding geeft tot het heffen van het

evenredig recht. Het beding van aanwas zelf geeft hier geen aanleiding tot de heffing van

een bijkomstig evenredig of vast recht. In het tweede geval zal bij registratie van de

afzonderlijke akte enkel het algemeen vast recht geheven worden.59

In beide gevallen zal het vervullen van de opschortende voorwaarde, m.n. het

vooroverlijden van één van de partners, aanleiding geven tot het heffen van een evenredig

recht.60 Om te bepalen welk registratierecht verschuldigd zal zijn bij het overlijden van

één van de medeverkrijgers, moet worden onderzocht of de aanwas voortvloeit uit een

overeenkomst onder bezwarende titel, dan wel uit een wederzijdse schenking. In het

eerste geval zal de fiscus het verkooprecht heffen, in het tweede geval het

schenkingsrecht. Deze vraag moet worden opgelost aan de hand van het inzicht dat de

partijen tot het sluiten van het beding heeft aangezet, rekening houdende met de

omstandigheden van de zaak. Zoals later zal worden vermeld, zal de fiscus het

schenkingsrecht heffen wanneer het beding van aanwas gesloten wordt tussen

echtgenoten en het verkooprecht in alle andere gevallen. 61

Uitgaande van de hypothese dat het beding van aanwas betrekking heeft op de volle

eigendom van een onroerend goed en opgenomen is in de verkoopakte, geeft dit volgend

resultaat: het evenredig verkooprecht op de volle eigendom zal geheven worden bij de

verwerving van het goed. Het beding van aanwas zelf geeft bij de registratie van de

verkoopakte nog geen aanleiding tot het heffen van een afzonderlijk of bijkomstig recht.

Bij het vooroverlijden van één van de partners, geeft het beding wél aanleiding tot heffing

van het verkoop- of schenkingsrecht in hoofde van de overlevende en dit op de helft van

het onroerend goed (zijnde het bijkomende gedeelte dat overlevende verkrijgt). Het

toepasselijk tarief is het tarief zoals van toepassing op datum van de aankoop van het

58 Supra nr. 11. 59 J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

1000. 60 Art. 2.9.7.0.3. §2. VCF voor het verkooprecht op onroerende goederen (de verkoop van roerende

goederen wordt niet onderworpen aan een evenredig recht); art. 2.8.7.0.2. §2. VCF voor de schenkbelasting

op roerende en onroerende goederen. 61 Infra nr. 25.

Page 27: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

19

goed. De belastbare basis wordt bepaald op datum van de vervulling voorwaarde met

minimum de venale waarde ten tijde van het vooroverlijden.62

22. Aanvankelijk was het sluiten van bedingen aanwas fiscaal gunstig voor ongehuwd

samenwonenden. Zo konden ze onder het goedkopere registratierecht vallen en vermijden

dat ze belast werden tegen de hoge successierechten “tussen anderen”. Hierin kwam

verandering door het decreet van 7 juli 2006.63 In het Vlaams Gewest worden gehuwden,

wettelijk samenwonenden en feitelijk samenwonenden64 als langstlevende partner

voortaan vrijgesteld van successierechten op de nettowaarde van de gezinswoning.65

Tegenwoordig is het dus voordeliger om de gezinswoning te erven i.p.v. van deze te

verkrijgen via een beding van aanwas.66 De vrijstelling op de successierechten geldt

immers niet bij de verwerving via aanwas of tontine. Vanwege het vergeldend karakter

wordt, niettegenstaande de opschortende voorwaarde van overlijden, geoordeeld dat het

goed in dat geval verkregen wordt buiten de nalatenschap om. Daardoor zullen de

evenredige registratierechten van toepassing zijn. Het fiscaal nut van tontine- en

aanwasbedingen is hierdoor in de praktijk sterk afgenomen.67 68

62 A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in A.-L. VERBEKE, Knelpunten

Kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 85-86.; F. BLONTROCK, “Tontine versus huwelijk”, T.Not.

1994, 196.; D. MICHIELS, “De verklaring van aanwas en de fiscale gevolgen”, T.Not. 2008, 320. 63 Decreet 7 juli 2006 houdende vrijstelling van successierechten ten voordele van de langstlevende partner

voor de nettowaarde van de gezinswoning, BS 20 september 2006, 47.859. 64 Feitelijk samenwonenden moeten gedurende drie jaar samenwonen. 65 Art. 2.7.4.1.1. §2, derde lid VCF. 66 E. Spruyt, “Vlaamse afschaffing van het successierecht op de gezinswoning ten voordele van de

langstlevende partner. ‘My home is my castle’”, Not. Fisc. M. 2006, 279-280. En J. Ruysseveldt,

“Samenwonenden en onroerend goed”, OGP afl. 164 2005, XIV.M –102-108. In deze bijdragen wordt de

berekening van de successierechten a.d.h.v. een testament tegenover de berekening van de

registratierechten d.m.v. tontine tegenover elkaar gezet. 67 J. GRILLET, “De vrijstelling van successierechten op de gezinswoning in voordeel van de langstlevende

partner in het Vlaams Gewest (vanaf 1 januari 2007)”, T.Not. 2007, 81-83.; A. NIJS, “Twee actuele fiscale

knelpunten inzake het beding van aanwas” in A.-L. VERBEKE, Knelpunten Kanscontracten, Antwerpen,

Intersentia, 2004, 85-92.; E. SPRUYT, “Vlaamse afschaffing van het successierecht op de gezinswoning ten

voordele van de langstlevende partner. ‘My home is my castle’”, Not. Fisc. M. 2006, 274.; J. RUYSSEVELDT,

“Samenwonenden en onroerend goed”, OGP afl. 164 2005, XIV.M – 90.; J. BAEL, “De bedingen van

aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal

vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 997.; F. BLONTROCK,

“Tontine versus huwelijk”, T.Not. 1994, 206.,; J. BAEL, “Bedingen van aanwas met optie”, T. Not. 2005,

65. 68 Waarbij onder gezinswoning begrepen wordt: de gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de overlevende

en zijn overlevende echtgenoot of samenwonende partner. Hierbij is het niet noodzakelijk vereist dat de

verkrijgende echtgenoot of samenwonende juridisch medegerechtigd was in de gezinswoning. (E. SPRUYT,

“Vlaamse afschaffing van het successierecht op de gezinswoning ten voordele van de langstlevende partner.

‘My home is my castle’”, Not. Fisc. M. 2006, 267); J. DU MONGH, “Familiale schikkingen” in C.

DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, J. DU MONGH, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 1252.; J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J.

Page 28: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

20

De stelling dat het fiscaal nut van aanwasbedingen afgenomen is door de wijziging van

het erfrecht, moet ook hier ernstig genuanceerd worden. De vrijstelling geldt immers

enkel voor de gezinswoning en de langstlevende partner. Andere verblijven en andere

erfgenamen vallen buiten de boot. Voor andere personen dan bloedverwanten in de rechte

lijn, echtgenoten en samenwonenden ligt het tarief een pak hoger en zal een aanwasbeding

in veel gevallen nog steeds fiscaal voordeliger zijn bij onroerende goederen.69

BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten,

Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 1055. 69 S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008,

389.; J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS,

Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer,

2011, nr. 1058.; J. GRILLET, “De vrijstelling van successierechten op de gezinswoning in voordeel van de

langstlevende partner in het Vlaams Gewest (vanaf 1 januari 2007)”, T.Not. 2007, 75-76.; E. SPRUYT,

“Vlaamse afschaffing van het successierecht op de gezinswoning ten voordele van de langstlevende partner.

‘My home is my castle’”, Not. Fisc. M. 2006, 266.

Page 29: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

21

C. BEDING VAN AANWAS MET OPTIE: BURGERRECHTELIJKE ÉN FISCALE VOORDELEN

23. Uit het voorafgaande volgt dat het beding van aanwas op fiscaal vlak een stuk van

zijn belang heeft verloren wanneer het gaat om de gezinswoning. Het is voor

samenwonende partners vandaag immers voordeliger om voor een testament te kiezen

vanwege de vrijstelling van successierechten. Op burgerrechtelijk vlak daarentegen, biedt

het beding van aanwas nog steeds een grotere garantie dan het testament. Ten eerste

omdat het testament ten allen tijde eenzijdig kan herroepen worden en dit zonder

medeweten van de partner. Vervolgens omdat de reservataire erfgenamen hun reserve

kunnen inroepen waardoor ze de toekenning van de volle eigendom (of in voorkomend

geval het vruchtgebruik) aan de langstlevende kunnen vermijden.70 Om de fiscale

voordelen van het testament met de burgerrechtelijke voordelen van het beding van

aanwas te combineren, kwam de rechtsleer tot een nieuwe oplossing: het beding van

aanwas met optie.71

Dit beding heeft tot gevolg dat de overeenkomst van aanwas geen automatische

uitwerking krijgt na het overlijden. Deze zal slechts uitwerking krijgen wanneer de

langstlevende partner hiervoor opteert binnen een bepaalde termijn na het overlijden van

de andere.72 De samenwoners maken daarnaast ook elk een testament op waarbij ze hun

eigen aandeel in de gezinswoning toekennen aan de langstlevende onder hen. Het is de

bedoeling dat langstlevende enkel kiest voor de verkrijging op grond van beding van

aanwas indien het testament intussen herroepen blijkt of indien blijkt dat de reservatairen

niet bereid zijn tot afgifte van het legaat. In tegenovergesteld geval, kan de langstlevende

70 C. DE WULF, “Huwelijk en andere samenlevingsvormen – waarheen met het familierecht en het familiaal

vermogensrecht?”, T.Not. 2004, 361.; A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van

aanwas” in A.-L. VERBEKE, Knelpunten Kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 97.; J. BAEL,

“Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 2004, 300. 71 J. BAEL, “Bedingen van aanwas met optie”, T. Not. 2005, 50-51.; S. MAES, “Bedingen van aanwas en

tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 392-393.; E. SPRUYT, “Vlaamse

afschaffing van het successierecht op de gezinswoning ten voordele van de langstlevende partner. ‘My

home is my castle’”, Not. Fisc. M. 2006, 275.; A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding

van aanwas” in A.-L. VERBEKE, Knelpunten Kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 98-101.; J.

RUYSSEVELDT, “Samenwonenden en onroerend goed”, OGP afl. 164 2005, XIV.M – 97-98.; J. DU MONGH,

“Familiale schikkingen” in C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, J. DU MONGH, Familiaal

vermogensrecht, Mortsel, Intersentia, 2010, 1262.; J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de

tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht:

het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 935. Werdefroy verdedigde de stelling dat

het beding van aanwas met optie onderworpen kon worden aan het verdelingsrecht (Werdefroy,

registratierechten 2002-2003, Mechelen Kluwer 2002-2003, p1062-1063, nr. 984-985.) maar de fiscus

oordeelde dat het beding van aanwas met optie op dezelfde manier behandeld wordt als het gewoon beding

van aanwas. (Adm. Besl. 10 mei 2004, nr. E.E./99.969, Rep. RJ, R 16/11-04, www.fisconet.be), 72 J. BAEL, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 2004, 299.

Page 30: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

22

ervoor kiezen om de optie niet uit te oefenen en het testament te laten uitwerken. Het

beding van aanwas fungeert m.a.w. als een vangnet.73

73 A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in A.-L. VERBEKE, Knelpunten

Kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 98.; E. SPRUYT, “Vlaamse afschaffing van het

successierecht op de gezinswoning ten voordele van de langstlevende partner. ‘My home is my castle’”,

Not. Fisc. M. 2006, 275; J. BAEL, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel,

Bruylant, 2004, 301.

Page 31: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

23

AFDELING III HET SCHOENTJE WRINGT: TWIJFELS OMTRENT HET

BEZWAREND KARAKTER

24. Zoals hierboven reeds vermeld,74 kwalificeert de rechtsleer het beding van aanwas

principieel als een kanscontract onder bezwarende titel. De meerderheid van de rechtsleer

is van oordeel dat het risico op herkwalificatie naar een schenking zich enkel opdringt bij

ongelijkheid van kansen.75 Nochtans lijken ook andere elementen de automatische

kwalificatie ‘onder bezwarende titel’ onder druk te zetten.

Een aantal auteurs merken immers op dat een beding van aanwas vaak gesloten wordt uit

zorg om de langstlevende. Deze bezorgdheid kan gezien worden als een vorm van

vrijgevigheid die typerend is voor schenkingen, maar deze kwalificatie staat haaks op wat

in de vorige afdeling werd besproken.76 Hierna worden een aantal van deze bedenkingen

uiteengezet.

74 Supra nr. 14. 75 A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1992, 21. 76 Zie bijvoorbeeld volgend fragment: “Men kan toch niet ontkennen dat aan de grond van de wederzijdse

aanwas animus donandi aanwezig is, en dat op overlijdensdag de overledene erdoor verarmd wordt. Het

beding van wederzijdse aanwas is als het ware, de wederzijdse schenkingen tussen niet-gehuwden”, in

“Dossier N° 6257 – Tontine en aanwas- inkorting”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1995, 374. TAYMANS

verwerpt deze redenering « Mais on ne peut pas qualifier la convention a posteriori. Le caractère onéreux

ou gratuit doit être apprécié au moment de la conclusion de l’acte. C’est bien pour cela que l’on dit qu’un

contrat aléatoire est à titre onéreux. » in «Dossier N° 1972 – Une convention d’accroissement peut-elle

être constitutive d’une libéralité?”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1999, 296.) ; H. CASMAN, “Actualia

Schenkingen – Deel 1”, NJW 2011, 564: “De herkwalificatie als wederzijdse schenking kan echter niet met

volkomen zekerheid worden uitgeschakeld” ; N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en

samenwoners”, TEP 2008, 308: “De determinerende beweegreden van het inlassen van dergelijke tontine-

en aanwasbedingen tussen twee (on)gehuwde partners is meestal in functie van het samenleven en op grond

van beweegredenen van wederzijdse zorg om de positie van de langstlevende te vrijwaren bij het overlijden

van de eerststervende.”

Page 32: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

24

§1. DE RECHTSLEER IS PROGRESSIEF

A. DE INTENTIE VAN PARTIJEN

25. Wanneer een beding van aanwas gesloten wordt tussen echtgenoten, gaat de fiscus

uit van een feitelijk vermoeden van kosteloosheid.77 Volgens de fiscale administratie

willen echtgenoten elkaar wederzijds begiftigen. In dat geval wordt het beding van

aanwas onderworpen aan het schenkingsrecht in plaats van het verkooprecht. Dit geldt

zowel ten aanzien van tontine- en aanwasbedingen m.b.t. onroerende78 als roerende79

goederen. Nochtans is deze houding fundamenteel in strijd met het principe dat de animus

donandi niet wordt vermoed!80 Niettegenstaande dit principe, is de fiscus niet de enige

die deze houding aanneemt t.a.v. bedingen van aanwas tussen gehuwden.81

Zo oordeelt bijvoorbeeld ook M. VAN QUICKENBORNE dat bedingen van aanwas slechts

onder bezwarende titel zijn wanneer er sprake is van een echte ruil van kansen. Wanneer

de partijen elkaar daarentegen wederzijds willen begiftigen en deze schenkingen juridisch

onafhankelijk zijn van elkaar, vindt hij dat men het kosteloos karakter moeilijk kan

betwisten. In dit geval zijn de schenkingen dan misschien wel psychologisch verbonden,

maar niet juridisch. Hij verdedigt dan ook de stelling dat men uit een beding van aanwas

niet zonder meer mag afleiden dat het gaat om een overeenkomst onder bezwarende titel.

VAN QUICKENBORNE onderwerpt deze stelling meteen aan een ernstige beperking. Hij

oordeelt immers dat het volledig belangeloos, wederkerig begiftigen wellicht uitsluitend

77 A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in A.-L. VERBEKE, Knelpunten

Kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 86.; J. DU MONGH, “Familiale schikkingen” in C.

DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, J. DU MONGH, Familiaal vermogensrecht, Mortsel,

Intersentia, 2010, 1264. 78 Circ. nr. 17/1992, 22 oktober 1992: “Aanwas tussen ongehuwden: het beding van aanwas is in dat geval

uitsluitend het werk van de kopers. Er moet bijgevolg rekening gehouden worden met de bedoeling van de

partijen (ten bezwarende of ten kosteloze titel). Aanwas tussen gehuwden: in dit geval wordt aanvaard dat

het steeds om wederzijdse giften gaat.”; D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv. 2008, TX.1., 24.; J.

BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

1003. 79 Vr. en Antw. Kamer, Vr. nr. 839, 14 juni 2005 (VAN BIESEN): “Voor de kwalificatie van een

aanwasbeding tussen echtgenoten gaat de administratie uit van een feitelijk vermoeden van vrijgevigheid.

Er wordt aangenomen dat deze aanwas normaal voortkomt uit wederkerige bevoordelingen…”; D.

MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv. 2008, TX.1., 24. 80 “De animus donandi kan niet worden afgeleid uit de nauwe relatie of de huwelijkse staat tussen

(beweerde) schenker en (beweerde) begiftigde.” Antwerpen 3 december 2014, RW 2015-16, 667.; R.

BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 269.; E. SPRUYT,

“De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, A.F.T. 2008, 23.;

Adm. Besl. VLABEL, Standpunt nr. 16092, 14 november 2016. 81 M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1677-1679.; F.

Bouckaert stelt daarentegen dat de betekenis van het beding van aanwas op fiscaal gebied niet mag

doorgetrokken worden naar de betekenis op burgerlijk gebied (F. BOUCKAERT, “Tontine, een rechtsfiguur

uit grootvaders tijd?”, T.Not. 1982, 241-247.)

Page 33: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

25

voorkomt tussen echtgenoten of aanstaande echtgenoten. Volgens deze auteur zal de

animus donandi tussen gehuwden immers doorgaans sterker doorwegen dan animus

speculandi. Ook hier gaat het m.a.w. om een feitelijk vermoeden van kosteloosheid.82 De

hoedanigheid van de partijen is in dit geval minstens één van de factoren op basis waarvan

men tot de kosteloosheid van de rechtshandeling zou kunnen besluiten. A contrario zal

het beding bij niet-echtgenoten in de regel als een aleatoire overeenkomst onder

bezwarende titel moeten worden opgevat.

82 M. PUELINCKX-COENE, “Dossier N° 6257 – Tontine en aanwas- inkorting”, Versl.CSW, Brussel,

Bruylant, 1995, 375-380; M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975, 692-712; M.

PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1686.; B. COOPMAN,

“Aanwas- en tontinebeding ter vermijding van schenkings- of successierechten”, Not. Fisc. M 1999, 137.

Page 34: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

26

B. DE INTENTIE VAN PARTIJEN STAAT LOS VAN DE HUWELIJKSCONTEXT

26. Nochtans belet niets om vandaag de redenering M. VAN QUICKENBORNE en de

fiscus m.b.t. (aanstaande) echtgenoten naar analogie toe te passen op bedingen gesloten

tussen samenwonenden. Ook zij kunnen immers handelen uit bezorgdheid om elkaar.83

In de eerste uitgave “opstellen van notariële akten” poneert C. DE WULF ernstige

bedenkingen bij kwalificatie als handeling onder bezwarende titel. Dit uitgangspunt klopt

volgens hem enkel wanneer men de tontine bedoelt in haar oorspronkelijke betekenis van

speculatieve verrichting. Wanneer de tontine daarentegen bestaat uit een milddadigheid,

zijnde de beveiliging van de langstlevende, moet het giftenrecht toegepast worden. DE

WULF verwijst in zijn uiteenzetting naar bovenstaande theorie van VAN QUICKENBORNE

maar is van oordeel dat zowel tussen concubanten als tussen echtgenoten een feitelijk

vermoeden van kosteloosheid kan bestaan.84

27. In verschillende bijdragen verdedigt ook M. PUELINCKX-COENE dat de situatie

waarbij partijen egoïstisch geïnspireerd zijn, niet de enige mogelijkheid is. Het beding

van aanwas kan op de eerste plaats ook gesloten worden uit bezorgdheid voor de andere,

voor het geval die het langst zou leven. Dit kan losstaan van het feit dat de andere blijk

gaf van een gelijkaardige bekommernis en een gelijkaardige tegenprestatie beloofde.

Deze auteur stelt dat, hoewel de rechtspraak en rechtsleer de kwalificatie als gift vaak

uitsluiten bij een objectieve kansengelijkheid, er ook bij kansengelijkheid sprake kan zijn

van een gift. Bij de uitwerking van het beding van aanwas wordt immers, ondanks de

(gelijke) prestatie van de kopers, uiteindelijk in het vermogen van de eerststervende geen

(evenwaardige) tegenprestatie teruggevonden, zodat dit vermogen door het beding

verarmd werd, terwijl de voordelen (hoofdzakelijk) in het vermogen van de langstlevende

zijn terechtgekomen, zodat deze zich dus verrijkt heeft. Aangezien dit alles in de regel

83 C. DE WULF en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten, Antwerpen, Kluwer, 1994, 680-681.;

M. PUELINCKX-COENE, “Dossier N° 6257 – Tontine en aanwas- inkorting”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant,

1995, 385-386.; D. MICHIELS, “Tontine en aanwas”, Huwv 2008, TX.1.,14. M. PUELINCKX-COENE, “Moet

men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of terugvallend vruchtgebruik tussen

echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 67-68.; J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de

tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht:

het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 1003, nr. 987, zie voetnoot nr. 282. 84 C. DE WULF en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten, Antwerpen, Kluwer, 1994, 679-680.;

J. BAEL, “Bedingen van aanwas met optie”, T. Not. 2005, 66. Hierin ook gevolgd door J. BAEL (J. BAEL,

“De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

986)

Page 35: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

27

gebeurt uit bezorgdheid om de langstlevende, dringt zich de vraag op of het hier in de

verhouding tussen de kopers dan niet eerder om een gift gaat. 85

M. PUELINCKX-COENE oordeelt dat de precieze kwalificatie van het beding afhankelijk is

van de intentie van de partijen. Indien ze beiden animo donandi handelen, dan is er sprake

van wederkerige giften. Het altruïstisch handelen is ook volgens haar geenszins beperkt

tot echtgenoten, maar kan ook plaatsvinden tussen concubanten. Ze oordeelt dat deze

opvatting aansluit bij de opvatting over wederkerige giften en dan ook navolging

verdient.86

28. Tot slot stelt ook J. BAEL de principiële kwalificatie als rechtshandeling onder

bezwarende titel in vraag en verwijst hiervoor naar de hogergenoemde stelling die

verdedigd werd door C. DE WULF. Ook hij is van oordeel dat de intentie van de partijen

bepalend is om de kwalificatie vast te stellen.87

Specifiek m.b.t. het beding van aanwas met optie, werd door deze auteur een uitgebreide

uiteenzetting geschreven over de kwalificatieproblematiek. De vraag kwam aan bod voor

het Comité voor Studie en Wetgeving of er geen tegenstrijdigheid bestaat tussen de

combinatie van het bezwarend karakter van het beding van aanwas enerzijds en het

testamentair legaat ten kosteloze titel anderzijds.88 Volgens J. BAEL bestaat er een

verhoogd risico dat beding van aanwas met optie wordt geacht gedaan te zijn ten

kosteloze titel en dit zeker wanneer er voor de langstlevende ook nog eens een

keuzemogelijkheid wordt toegevoegd (m.n. een keuze tussen aanwas in volle eigendom,

85 M. PUELINCKX-COENE, “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of

terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 65. 86 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 393-396.; M. PUELINCKX-COENE “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen

van aanwas of van terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996,

65-69. 87 J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

985, voetnoot 273: “Omgekeerd is het mogelijk dat bij een gelijkheid van kansen toch een schenking wordt

vastgesteld, namelijk als de hoofzakelijke bedoeling kan worden aangetoond bij elk van de partijen om de

ander te bevoordelen. Het feit dat er een evenwicht is tussen de prestaties van de partijen verhindert dit

niet aangezien in het Belgische recht de wederkerige schenking bestaat. Bepalend is dan of er sprake is van

een bedoeling de ander te bevoordelen, dan wel of het eigen belang wordt nagestreefd” 88 J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

991-992.; J. BAEL, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 2004,

334: “Er is in elk geval wel een tegenstrijdigheid tussen enerzijds het sluiten van een overeenkomst van

aanwas onder bezwarende titel en anderzijds het vermaken van een legaat in het testament door ieder van

de partijen bij de overeenkomst van aanwas, hetgeen wezenlijk een verrichting onder kosteloze titel is.”

Page 36: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

28

vruchtgebruik of geen aanwas):89 “bij die clausules van aanwas met optie gaat het

werkelijk om de mogelijkheid voor de langstlevende om na het overlijden, naar zijn keuze,

de volle eigendom te bekomen of een minder vergaand recht (van vruchtgebruik) of geen

enkel recht (in de derde variant van de overeenkomst van aanwas met optie). Dat is

bijzonder eigenaardig voor iemand die in ruil aan de ander de kans geeft om de volle

eigendom van zijn aandeel te bekomen in geval degene die het recht toekent

vooroverlijdt.”90 91

89 A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in A.-L. VERBEKE, Knelpunten

Kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 98-99.; J. BAEL, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met

optie”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 2004, 328.; 90 J. BAEL, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 2004, 330. 91 De aanwezigheid van een testament wijst volgens deze auteur op een bevestiging van het bezwarend

karakter van het beding van aanwas met optie: (J. BAEL, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”,

Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 2004, 368: “Als iemand aan de andere zegt dat, als hij als eerste komt te

overlijden, hij de andere het vruchtgebruik op zijn aandeel geeft, in ruil het vruchtgebruik van de andere

te bekomen indien die als eerste zou komen te sterven, dan doet die persoon dat om dat vruchtgebruik te

bekomen. En als hij doet en voorziet dat hij dat vruchtgebruik misschien toch niet moet hebben, dan is dat

eigenaardig als overeenkomst onder bezwarende titel. Het is pas duidelijk als dat testament ernaast staat,

want een testament is een argument waarom men de optie inbouwt. Gaat men dergelijke optie aan zonder

dat een testament voorzien wordt, dan begrijp ik niet waarom men dat doet.”)

Page 37: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

29

C. VERGELIJKING MET HET HUWELIJKSVERMOGENSRECHT

29. Naast de hoedanigheid van de partijen of hun intentie, wordt ook vaak de

vergelijking gemaakt met het huwelijksvermogensrecht om de kwalificatie van het beding

van aanwas als een overeenkomst onder bezwarende titel te weren.

Volgens C. DE WULF is het onlogisch dat men aan de hand van een tontine of het beding

van aanwas, o.w.v. hun bezwarend karakter, de reservataire aanspraken zou kunnen

uitschakelen ook in die gevallen waar dit in het huwelijksvermogensrecht voor

echtgenoten gehuwd onder het gemeenschappelijk stelstel niet mogelijk zou zijn (meer

specifiek onder de gevallen bepaald door art. 1548, 2e lid, 1464, 2e lid, 1465 BW) .92

Ook andere auteurs pleiten ervoor om bij aanwezigheid van niet-gemeenschappelijke

kinderen, het beding van aanwas te beperken tot het vruchtgebruik om de reservataire

erfgenamen te beschermen. In het huwelijksvermogensrecht wordt een excessief

verblijvingsbeding bij een tweede huwelijk immers gecorrigeerd door de wetgever.

Zonder al te veel omwegen aanvaarden dat het beding van aanwas geen schenking

inhoudt, leidt tot een discriminatoire behandeling tussen niet-gemeenschappelijke

kinderen van echtgenoten enerzijds en niet-gemeenschappelijke kinderen van ongehuwd

samenwonenden anderzijds.93

30. Daarnaast wordt het beding van aanwas vaak vergeleken met de

huwelijksvoordelen, zoals bv. het keuzebeding m.b.t. het gemeenschappelijk vermogen.

92 C. DE WULF en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten, Antwerpen, Kluwer, 1994, 681: “Wat

onrechtmatig is tussen echtgenoten zou niet minder onrechtmatig mogen zijn tussen concubanten. Wij

willen aanvaarden dat concubanten niet minder juridische mogelijkheden zouden hebben dan gehuwden,

maar kunnen moeilijk aannemen dat concubinerenden met afstammelingen over meer juridische

mogelijkheden beschikken.”; J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF,

J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten,

Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 986; J. BAEL, “De overeenkomst van aanwas tussen samenwonende partners

betreffende de gezinswoning in het Vlaams Gewest”, in L. WEYTS, A.-L. VERBEKE en C. CASTELEIN (eds.),

Notariële clausules, Antwerpen, Intersentia, 2007, 609-611.; J. BAEL, “Bedingen van aanwas met optie”,

T. Not. 2005, 66-67.; J. BAEL, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel,

Bruylant, 2004, 319.; M. DE CLERCQ, “Aanwasbedingen onder last, een suggestie voor nieuw

samengestelde gezinnen”, TEP 2014/5, 345. 93 A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in A.-L. VERBEKE, Knelpunten

Kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 95-96.; M. PUELINCKX-COENE “Moet men beducht zijn

voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of van terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of

samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 69; J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C.

DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van

notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 927, voetnoot 136; W. PINTENS, “Vrijgevigheden tussen

concubanten”, in P. SENAEVE (ed.) Concubinaat, De buitenhuwelijkse tweerelatie, Leuven, Acco, 1992,

195-196.; De Wulf breidt deze stelling uit naar alle gevallen waarin er kinderen zijn, ook bij

gemeenschappelijke kinderen. (C. DE WULF en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten,

Antwerpen, Kluwer, 1994, 681, nr. 580)

Page 38: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

30

De wetgever heeft de huwelijksvoordelen (al dan niet ten onrechte94) binnen bepaalde

grenzen objectief gekwalificeerd als een overeenkomst onder bezwarende titel.95

Sommige auteurs zijn van oordeel dat de wetgever deze tussenkomst noodzakelijk achtte

omdat huwelijksvoordelen in wezen schenkingen zijn.96 Naar analogie zou de

kwalificatie van het beding van aanwas dan ook moeten beschouwd worden als een

overeenkomst ten kosteloze titel. J. BAEL benadrukt dat men deze vergelijking met de

grootste omzichtigheid moet hanteren aangezien er geen duidelijkheid of coherentie

bestaat over het huwelijksvermogensrecht en dit noch vanwege de fiscus, noch vanwege

de rechtsleer.97

94 M. PUELINCKX-COENE, “Bedenkingen bij de schenkingen”, TPR 2000, 618: “De allicht minder

traditioneel geschoolde Belgische wetgever had in elk geval minder eerbied voor de reserve, want de laatste

jaren gebeurden de grootste inbreuken hierop door wetgevend optreden, zij het uitgerekend in andere

domeinen dan het erfrecht. Zo werd bij de wijziging van het huwelijksvermogensrecht (1976) uitdrukkelijk

gesteld dat huwelijksvoordelen, die nochtans een klassieke verarming (wellicht) uit vrijgevigheid t.v.v. de

andere echtgenoot tot gevolg kunnen hebben, in de regel geen schenkingen zijn (behoudens de

uitzonderingen in art. 1458, 1464 en 1465 BW).” 95 J. DU MONGH, “Huwelijksvoordelen en successieplanning”, Themis 2006, 85.; A. VERBEKE,

“Huwelijksvoordelen”, TEP 2008, 101.; 96 A. AYDOGAN, De aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 501, nr. 762-763. 97 J. BAEL, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 2004, 370.:

“Als u de vergelijking maakt met het keuzebeding betreffende het gemeenschappelijk vermogen, gaan de

meesten ervan uit dat het ten kosteloze titel is. Het is dankzij de wettelijke bepaling dat het onder

bezwarende titel is. De vergelijking is dus delicaat. (…) men heeft meestal de idee dat de

verblijvingsbedingen gebeuren ten kostelozen titel. Maar dat is een idee dat men in vraag kan stellen. Want

het is niet coherent met ons idee over de bedingen van aanwas. In verband met deze laatste bedingen gaat

de meerderheid van de rechtsleer er in principe van uit dat het onder bezwarende titel is. Als men die

opvatting aanneemt, zou men inderdaad moeten zeggen voor de verblijvings- en keuzebedingen dat men er

in principe mag van uit mag gaan dat zij onder bezwarende titel zijn. Want de situaties zijn gelijkaardig…

maar als de rechtsleer zegt dat het ten kostelozen titel is en dat men de wetgever nodig heeft om het onder

bezwarende titel te maken, betekent dat eigenlijk dat men in de overeenkomst van aanwas van de opvatting

van gelijkwaardigheid van prestaties opschuiven naar de opvatting van de intentie om te begiftigen. Er is

geen duidelijkheid of coherentie, noch in de aanpak van de fiscus, noch vanwege de rechtsleer over het

huwelijksvermogensrecht.”

Page 39: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

31

§3. DE RECHTSLEER BLIJFT CONSERVATIEF

A. KOSTELOOS KARAKTER ONDERMIJNT HET NUT VAN HET BEDING VAN AANWAS

31. Ondanks het feit dat er vandaag geen eensgezindheid meer bestaat over de

verantwoording van het principieel bezwarend karakter,98 blijft de meerderheidsstrekking

hardnekkig de kwalificatie als overeenkomst onder bezwarende titel verdedigen.99 Eén

van de belangrijkste redenen hiervoor is dat de herkwalificatie als schenking verregaande

gevolgen met zich meebrengt die ervoor zorgen dat de bedingen een groot deel van hun

nut verliezen in de context waarvoor ze vandaag worden gebruikt.100

Voor ongehuwd samenwonenden zonder kinderen en zonder verklaring van wettelijke

samenwoning, vormt het beding, gekwalificeerd als een schenking, geen oplossing meer

voor het voorbehouden erfdeel van de bloedverwanten in de opgaande lijn.101

Waar het beding van aanwas m.b.t. de gezinswoning werd aangewend om te vermijden

dat de langstlevende in samenloop komt met de kinderen van de eerststervende, zal de

herkwalificatie naar schenking ook hier geen oplossing meer kunnen bieden. Indien het

overgedragen aandeel in het goed het beschikbaar deel van de nalatenschap overschrijdt

(wat vaak het geval zal zijn indien het beding van aanwas betrekking heeft op de volle

eigendom), zullen de erfgenamen zich immers kunnen beroepen op hun reserve.102

Tot slot zouden de schuldeisers makkelijker de nietigverklaring kunnen vorderen indien

het gaat om een overeenkomst ten kosteloze titel. Zoals hierboven reeds aangegeven,

draagt schuldeiser in dat geval immers geen bewijslast m.b.t. de kwade trouw in hoofde

van de derde.103

98 R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 270. 99 J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

988. 100 S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008,

382. 101 Bij wettelijk samenwonenden kan de reserve van bloedverwanten in opgaande lijn eenvoudig

uitgeschakeld worden door de begunstiging van de wettelijk samenwonende partner bij bv. testament. Merk

op dat deze reserve met het nieuwe wetsvoorstel zou vervangen worden door een onderhoudsplicht

(Wetsvoorstel (C. VAN CAUTER ea.) tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften

betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.st. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/1,

3.) waardoor dit criterium aan belang inboet. 102J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

986. 103 S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008,

382.; C. LEBON, “Actio pauliana en schenkingen: derdemedeplichtigheid van de begiftigde moet niet

bewezen worden” (noot onder Antwerpen 29 juni 2006), NJW 2010, 700-702.; C. Cauffman, “Pauliaanse

Page 40: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

32

Het bovenstaande toont aan waarom de kwalificatie als schenking om praktische redenen

niet wordt gevolgd. De rechtspolitieke bekommernis om de in het geding zijnde belangen

te beschermen, blijken dus een grote invloed te hebben op de kwalificatieproblematiek.104

32. Een belangrijke opmerking dringt zich hier op. Hoe opportuun is het om de

juridische kwalificatie van een verbintenis te laten afhangen van de gevolgen? Een

correcte redenering gaat in de omgekeerde richting. Normaliter worden de gevolgen

bepaald door de kwalificatie van een rechtshandeling en niet vice versa.

vordering”, in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak

en rechtsleer , IV. Commentaar verbintenissenrecht, Titel I.Verbintenissen in het algemeen, Hfdst. 4, 9-11.;

Supra nr. 18 104 M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975, 710.; M. PUELINCKX-COENE “Moet men

beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of van terugvallend vruchtgebruik tussen

echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 69.; J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de

tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht:

het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 986; M. PUELINCKX-COENE, “Dossier N°

6257 – Tontine en aanwas- inkorting”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1995, 375-380.; M. PUELINCKX-

COENE, “Overzicht van rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1683.; R. BARBAIX, Handboek

familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 730-734.

Page 41: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

33

B. BESTAAN WEDERKERIGE SCHENKINGEN?

33. De voorgaande stellingen supra nr. 26 e.v., hebben allemaal een

gemeenschappelijke invalshoek. Indien het beding van aanwas niet gekwalificeerd wordt

als een overeenkomst onder bezwarende titel en dit o.w.v. de vrijgevige intentie van de

partijen, dient ze logischerwijs gekwalificeerd te worden als een overeenkomst ten

kosteloze titel. Meer nog, dan wordt ze gekwalificeerd als een wederkerige schenking.

Nochtans is ook deze piste niet vrij van discussie. Bij bepaalde auteurs in de rechtsleer

rijzen er twijfels over de verenigbaarheid van het aspect ‘wederkerigheid’ met het

kosteloos karakter dat kenmerkend is voor overeenkomsten om niet.105 Volgens M. VAN

QUICKENBORNE werden wederkerige schenkingen in het leven geroepen net omdat de

zuivere en volledig ongeïnteresseerde vrijgevige bedoeling in werkelijkheid zelden

voorkomt. Vaak geeft men omdat men zelf ook zou begiftigd worden en vice versa.

Volgens deze auteur beantwoorden de wederkerige schenkingen aan dit psychologisch

fenomeen.106

Net deze invalshoek levert problemen op. Sommige auteurs zien in de verbondenheid

tussen de afzonderlijke schenkingen een tegenprestatie die het kosteloos karakter

tegenspreekt.107 Wanneer je schenkt om zelf te ontvangen, handel je volgens deze

strekking immers niet meer louter animus donandi. Bijgevolg is er dan geen sprake meer

van de kwalificatie schenking maar eerder van een echte ruil en dus van een overeenkomst

onder bezwarende titel.108

105 A. VAN DOORSLAER DE TEN RYEN, “Successieplanning voor (kinderloze) echtgenoten: wederzijdse

schenkingen – twee vliegen in één klap!”, Not.Fisc.M. 2011, 44. A. AYDOGAN, De aard van de

overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 12: “De eenzijdige vermogensoverdracht die de schenking

kenmerkt, bestaat niet bij wederkerige schenkingen. Er wordt over en weer geschonken en de geschonken

goederen kunnen gelijkwaardig zijn. Dit heeft geleid tot twijfels over de kosteloosheid van deze

overeenkomsten.” 106 M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975, 711-712. 107 A. AYDOGAN, De aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 13-14. 108 Infra nr. 38

Page 42: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

34

Anderzijds zijn er toch een aantal auteurs die, ondanks het verband tussen de schenkingen,

oordelen dat de animus donandi niet tenietgaat.109 Deze strekking staat haaks op de vorige

waardoor het van belang is om de wederkerige schenkingen van naderbij te bekijken.110

109 J. VERSTRAETE, “Wederzijdse giften met bedongen terugkeer als instrument van vermogensplanning”

in BUYSSENS, F., GEENS, K., LAGA, H., TILLEMAN, B., en VERBEKE, A.-L (eds.), Over naar familie (Liber

amicorum Luc Weyts), Brugge, Die Keure, 2011, 6 (zie ook de voetnoten aldaar); M. PUELINCKX-COENE,

“Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of terugvallend vruchtgebruik

tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 64: “In de regel, want er wordt aangenomen dat

rechtshandelingen, ondanks een tegenprestatie, toch nog schenkingen zijn, zo de wil te bevoordelen

overheerst. Dit b.v. het geval bij wederkerige schenkingen.” 110 Infra nr. 37; A. AYDOGAN, De aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 13-14.

Page 43: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

35

III. WAT ZIJN WEDERKERIGE SCHENKINGEN?

AFDELING I SITUERING EN PROBLEEMSTELLING

34. Bij een wederkerige schenking zal partij A (de schenker) een bepaald goed geven

aan partij B (de begiftigde), waarna in een tweede schenking partij B (als schenker) op

zijn beurt een bepaald goed geeft aan partij A (als begiftigde). Tussen beide schenkingen

bestaat een verband.111 Dat dergelijke wederkerige schenkingen bestaan, wordt al lange

tijd aanvaard. Reeds in het Romeinse en oude Frans recht112 werd volop gediscussieerd

over de geldigheid van wederkerige schenkingen tussen echtgenoten. Ook in het

Belgische recht staat de erkenning van wederkerige schenkingen buiten kijf. Dit blijkt

onder meer uit artikel 1097 Burgerlijk Wetboek: “Echtgenoten mogen elkaar tijdens het

huwelijk, noch bij akte onder levenden (anders dan bij huwelijkscontract), noch bij

testament, enige onderlinge en wederkerige schenking113 doen bij een en dezelfde

akte.”114

Over de inhoud en de essentiële bestanddelen van wederkerige schenkingen bestaat

helaas heel wat minder duidelijkheid. Een echte definitie vinden we in het Burgerlijk

Wetboek immers niet terug. 115 Dit verklaart meteen waarom de meningen in de rechtsleer

zo uiteenlopen over het al dan niet behouden blijven van het kosteloos karakter.

111 J. VERSTRAETE, “Wederzijdse giften met bedongen terugkeer als instrument van vermogensplanning”

in BUYSSENS, F., GEENS, K., LAGA, H., TILLEMAN, B., en VERBEKE, A.-L (eds.), Over naar familie (Liber

amicorum Luc Weyts), Brugge, Die Keure, 2011, 5. 112 N. LAURENT-BONNE, “Droits savants et coutumes dans la France médiévale et moderne. L’exemple du

don mutuel entre époux”, Revue historique de droit français et étranger 2014, 335-356. ; R. POTHIER, Traité

du droit d'habitation pour servir d'appendice au traité du douaire : traité des donations entre mari et

femme: et du don mutuel, Parijs, Debure, 1775, 39-362. ; M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”,

TPR 1975, 690. 113 Eigen cursivering. 114 Maar zie ook art. 968, 1091, 1093 en 1095 van het Burgerlijk Wetboek. 115 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII (les libéralités, généralités, les donations),

Brussel, Bruylant, 1962, 517. ; A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014,

11.

Page 44: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

36

AFDELING II WEDERKERIGE SCHENKINGEN IN DE RECHTSLEER

§1. DEFINITIES

35. R. POTHIER : « …on peut définir le don mutuel dont nous traitons, un don entre-

vifs égal et réciproque que deux conjoints par mariage se font réciproquement l’un à

l’autre, à défaut d’enfants de l’un et de l’autre, et en cas de survie, de l’usufruit des biens

de leur communauté, aux charges portécs par les coutumes. On peut faire la question au

sujet de ce don mutuel, s’il est un véritable don entre-vifs, comme nous le définissons ;

ou si ce n’est qu’un contrat intéressé de part et d’autre, de la classe des contrats, qui n’a

de la donation que le nom…»116

H. DE PAGE: «…les donations mutuelles sont celles que deux donataires se font

réciproquement, en considération l’une de l’autre. C’est précisément cet élément qui

soulève la question de savoir si, d’abord, le caractère d’acte à titre gratuit ne disparaît

pas dans les donations mutuelles, (...) ou si, tout au moins, il ne se trouve pas altéré en

telle sorte que certaines des règles propres aux libéralités ne seraient pas applicables

aux donations mutuelles à raison du caractère indissociable des deux donations qui, par

définition, se conditionnent mutuellement…».117

F. LAURENT: « la donation mutuelle est celle que deux personnes se font par un seul et

même acte. On suppose que les deux choses données ont la même valeur : y aura-t-il

donation ou échange ?» 118

M. PLANIOL en G. RIPERT: « Deux personnes peuvent se faire réciproquement une

libéralité. L’acte ne perd pas pour cela son caractère gratuit. Cependant s’il résultait des

circonstances que leur intention avait été d’établir une corrélation directe entre les deux

transmissions, il y aurait alors un véritable échange, mal à propos qualifié de donation

« mutuelle ».(…) Lier les deux donations l’une à l’autre, ce serait reconnaître le

caractère onéreux des transmissions effectuées. »119

116 R. POTHIER, Traité du droit d'habitation pour servir d'appendice au traité du douaire : traité des

donations entre mari et femme: et du don mutuel, Parijs, Debure, 1775, 171. (eigen onderlijning) 117 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII (les libéralités, généralités, les donations),

Brussel, Bruylant, 1962, 517. (eigen onderlijning) 118 F. LAURENT, Principes de droit civil français, XII, Brussel, Bruylant, 1874, 423-424. (eigen

onderlijning) 119 M. PLANIOL, G. RIPERT, Traité élémentaire de droit civil conforme au programme officiel des facultés

de droit, III (les régimes matrimoniaux, les successions, les donations et les testaments), Parijs, Librairie

générale de droit et de jurisprudence, 1932, 655-656. (eigen onderlijning)

Page 45: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

37

36. De bovenstaande fragmenten zijn interessant omwille van verschillende redenen.

Ten eerste geven ze allemaal een gelijkaardige definitie weer van wederkerige

schenkingen,120 de ene al wat uitgebreider dan de andere. Wederkerige schenkingen zijn

de over en weer bevoordeling door twee personen ten aanzien van elkaar met goederen

die eventueel gelijkwaardig zijn en waarbij een verband bestaat tussen die schenkingen.121

Het meest opvallende element is echter dat ieder van deze auteurs zich de vraag stelt of

er wel degelijk sprake is van een wederkerige schenking dan wel van een ruil (zie

onderlijnende passages). Hun antwoord is niet altijd gelijklopend!

120 Sommige auteurs beperken zich specifiek tot wederkerige schenkingen tussen echtgenoten, terwijl

anderen wederkerige schenkingen algemeen behandelen. Daarnaast vermelden bijna alle auteurs eveneens

de variant waarbij wederkerige schenkingen gekoppeld zijn aan een overlevingsvoorwaarde. Deze vorm is

voor deze bespreking het meest interessant aangezien ze het dichtst aanleunt bij een beding van aanwas (of

meer algemeen: een kanscontract) maar voor huidige afdeling volstaat het echter om de wederkerige

schenkingen in het algemeen te bespreken : H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII (les

libéralités, généralités, les donations), Brussel, Bruylant, 1962, 517, B. : « presque toujours, dans ce cas,

elles sont assorties d’une condition suspensive, qui les subordonne l’une et l’autre à la survie du

donataire » ; F. LAURENT, Principes de droit civil français, XII, Brussel, Bruylant, 1874, 424, nr. 343 :

« D’ordinaire la donation mutuelle est faite avec clause de survie.. » ; R. POTHIER, Traité du droit

d'habitation pour servir d'appendice au traité du douaire : traité des donations entre mari et femme: et du

don mutuel, Parijs, Debure, 1775, 171-175. ; M. PLANIOL, G. RIPERT, Traité élémentaire de droit civil

conforme au programme officiel des facultés de droit, III (les régimes matrimoniaux, les successions, les

donations et les testaments), Parijs, Librairie générale de droit et de jurisprudence, 1932, 934. 121 A. AYDOGAN, De aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 11.

Page 46: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

38

§2. HET KOSTELOOS KARAKTER BLIJFT BEHOUDEN

37. Om te staven dat het kosteloos karakter niet verloren gaat, doet H. DE PAGE beroep

op verschillende argumenten. Ten eerste stelt hij dat het bestaan en de erkenning van het

kosteloos karakter van wederkerige schenkingen volgt uit de wettekst zelf. Hij verwijst

hiervoor naar (oud) artikel 300, (oud) artikel 960, artikel 1091 en 1093 BW.

Een tweede argument luidt als volgt: “… il est incontestable que lorsque les parties

recourent au procédé de la donations, le caractère mutuel des deux donations n’en altère

pas la nature: elles restent des libéralités, des donations… Une présomption de non-

gratuité à l’égard des donations mutuelles est donc inadmissible.”122 Wanneer partijen

uitdrukkelijk gebruikmaken van een akte houdende schenking, moet m.a.w. verondersteld

worden dat de partijen wel degelijk de intentie hadden om te begiftigen. De wil tot

begunstigen kan dus worden afgeleid uit de vorm van de gekozen akte. Indien de partijen

kozen voor een schenkingsakte, moet de bedoeling tot schenken worden vermoed.123 R.

RAUCENT deelt deze mening. Het zijn de feitelijke omstandigheden en de intentie van de

partijen die bepalen of het om een ruil gaat of een schenking.124 Het uitdrukkelijk beroep

doen op een schenkingsakte, maakt één van deze feitelijke omstandigheden uit.

Ook F. LAURENT meent dat het antwoord te vinden is in de wettekst. Oud art. 960 BW

bepaalt immers het volgende: “ Toutes donations entre vifs faites par personnes qui

n'avaient point d'enfants ou de descendants actuellement vivants dans le temps de la

donation, de quelque valeur que ces donations puissent être, et à quelque titre qu'elles

aient été faites, et encore qu'elles fussent mutuelles ou rémunératoires, même celles qui

auraient été faites en faveur de mariage par autres que par les ascendants aux conjoints,

ou par les conjoints l'un à l'autre, demeureront révoquées de plein droit par la survenance

d'un enfant légitime du donateur, même d'un posthume, ou par la légitimation d'un enfant

naturel par mariage subséquent, s'il est né depuis la donation.” Indien wederkerige

122 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII (les libéralités, généralités, les donations),

Brussel, Bruylant, 1962, 518-519. 123 J. VERSTRAETE, “Wederzijdse giften met bedongen terugkeer als instrument van vermogensplanning”

in BUYSSENS, F., GEENS, K., LAGA, H., TILLEMAN, B., en VERBEKE, A.-L (eds.), Over naar familie (Liber

amicorum Luc Weyts), Brugge, Die Keure, 2011, 5-6. 124 R. RAUCENT, Les Libéralités, Bruxelles, Bruylant, 1991, 37 : « Lorsque les chances de survie sont

égales, on pourrait y voir un acte aléatoire. Mais ce serait une erreur de négliger les circonstances de

l’acte et l’intention des parties qui a peut-être été d’avantager l’autre et de lui faire une libéralité. C’est ce

qui peut résulter de la forme de l’acte… »

Page 47: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

39

schenkingen onder bezwarende titel zouden zijn, zou de geboorte van een kind geen

invloed hebben op de herroepbaarheid ervan.125 126

R. POTHIER127 ten slotte stelt over wederkerige schenkingen: « … lorsqu’un homme et une

femme, lorsque deux proches parents, lorsque deux amis se font l’un à l’autre un don

mutuel en cas de survie, il y a lieu de présumer que la principale intention de chacune

des parties en faisant ce don mutuel, a été de faire, après sa mort, du bien à l’autre

partie ; c’est l’affection réciproque qu’elles avoient l’une pour l’autre qui les a portées

à faire ce don mutuel. Il renferme donc suivant l’intention qu’ont eue les parties, des

donations que chacune d’elles a eu intention de faire à l’autre en cas de survie. »128 Om

uit te maken of het om een kanscontract gaat dan wel een wederkerige schenking, moet

naar de werkelijke intentie van de contracterende partijen gekeken worden.129

125 F. LAURENT, Principes de droit civil français, XII, Brussel, Bruylant, 1874, 423-424 (eigen aanduiding)

waarin hij letterlijk over art. 690 BW het volgende stelt: “le texte et l’esprit de la loi ne s’appliquent qu’aux

actes à titre gratuit: donc la donation mutuelle est un acte à titre gratuit.” Deze stelling wordt eveneens

verdedigd door M. Vanquickenborne: “… Dat ze niet de vrucht zijn van de hersenschim van een theoreticus

moge echter blijken uit artikel 960 BW, dat, bij implicatie, het kosteloos karakter van de wederkerige

schenkingen erkent, vermits het de herroeping wegens de geboorte van een kind erop toepasselijk maakt…”

(M. VANQUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975, 692.) 126 Specifiek m.b.t. wederkerige schenkingen gekoppeld aan een overlevingsvoorwaarde, uit deze auteur

kritiek op de bestaande strekking in de rechtsleer dat de overlevingsvoorwaarde een vermoeden van niet-

vrijgevigheid zou inhouden. Hij stelt dat de tekst van art. 960 BW daarentegen net een vermoeden van

vrijgevigheid inhoudt: F. LAURENT, Principes de droit civil français, XII, Brussel, Bruylant, 1874, 424 127 R. POTHIER, Traité du droit d'habitation pour servir d'appendice au traité du douaire : traité des

donations entre mari et femme: et du don mutuel, Parijs, Debure, 1775, 174-175. (eigen aanduiding); zie

ook R. POTHIER, Œuvres de Pothier contenant les traités du droit français, V, Parijs, Bechet Aine Libraire,

1825, 308-309. 128 R. POTHIER verdedigt hier duidelijk dat een vermoeden van vrijgevige intentie (animus donandi) van

partijen de voorkeur verdient t.a.v. de egoïstische intentie (animus speculandi). Deze visie werd door de

Franstalige Kamer aangehaald om vervolgens, terecht of onterecht, verworpen te worden omwille van het

feit dat een egoïstische ingesteldheid in die tijd werd aanzien als een fout. (Zie “Dossier N° 1972 – Une

convention d’accroissement peut-elle être constitutive d’une libéralité?”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant,

1999, 286-288.) 129 R. POTHIER, Traité du droit d'habitation pour servir d'appendice au traité du douaire : traité des

donations entre mari et femme: et du don mutuel, Parijs, Debure, 1775, 174 : « …pareillement, suivant le

même principe, pour décider si un contrat est un pur contrat aléatoire, ou s’il contient des donations

mutuelles et réciproques que les parties se soient faites, il faut examiner quelle a été vraisemblablement

l’intention des parties contractantes… »

Page 48: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

40

§3. HET KOSTELOOS KARAKTER VERDWIJNT

38. Hoewel H. DE PAGE principieel het kosteloos karakter van wederkerige

schenkingen verdedigt, ontstaan er volgens hem problemen rond de kwalificatie wanneer

de partijen elkaar wederkerig begiftigen zonder uitdrukkelijk beroep te doen op een

schenkingsakte. In dat geval zal de rechter moeten uitmaken of het gaat om een

overeenkomst onder bezwarende titel of ten kosteloze titel. Het zal de ware aard van de

rechtshandeling zijn die de toepasselijke regels bepaalt, ongeacht de kwalificatie die eraan

werd gegeven door de partijen.130

Opnieuw maakt F. LAURENT een gelijkaardige redenering. Volgens hem verdient het de

voorkeur om de kwalificatie te laten afhangen van het soort overeenkomst dat door de

partijen werd gekozen. : “Tout dépend, sous ce rapport, de la volonté des parties : elles

peuvent faire un échange ou une donation. Het is pas wanneer de werkelijke aard van de

rechtshandeling niet overeenstemt met de kwalificatie die eraan werd gegeven door de

partijen, dat men op zoek moet gaan naar de werkelijke intentie van de partijen.131

M. PLANIOL en G. RIPERT stellen dat de wederkerige schenkingen hun kosteloos karkater

verliezen wanneer het de bedoeling was van de partijen om een direct verband te creëren

tussen de verbintenissen. In dat geval is er sprake van een ruil.132 M. VAN QUICKENBORNE

oordeelt eveneens in die zin. Wanneer de twee schenkingen tot elkaars oorzaak behoren,

is er sprake van synallagmatische verhouding. 133 Ook N. VANDEBEEK stelt dat het

oorzakelijk verband tussen de verbintenissen bepaalt of het om een overeenkomst onder

bezwarende titel dan wel ten kosteloze titel gaat: “Hoe kan een kanscontract

onderscheiden worden van een wederzijdse schenking ? In een kanscontract wil elk der

130 H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, VIII (les libéralités, généralités, les donations),

Brussel, Bruylant, 1962, 518-519 : . “…ce n’est que si les formes de la donation n’ont pas été employées

qu’en présence d’un acte qui contient un transfert réciproque de valeurs, le juge devra rechercher si on se

trouve en présence d’un acte à titre onéreux ou d’une donation…De la véritable nature de l’acte nonobstant

sa qualification, dépendront les règles applicables…” (eigen aanduiding); Rapport de M. LELEU, “Dossier

N° 1972 – Une convention d’accroissement peut-elle être constitutive d’une libéralité?”, Versl.CSW,

Brussel, Bruylant, 1999, 312. 131 F. LAURENT, Principes de droit civil français, XII, Brussel, Bruylant, 1874, 423-424 (eigen aanduiding).

Zie ook J. VERSTRAETE, “Wederzijdse giften met bedongen terugkeer als instrument van

vermogensplanning” in BUYSSENS, F., GEENS, K., LAGA, H., TILLEMAN, B., en VERBEKE, A.-L (eds.), Over

naar familie (Liber amicorum Luc Weyts), Brugge, Die Keure, 2011, 5-6. 132 M. PLANIOL, G. RIPERT, Traité élémentaire de droit civil conforme au programme officiel des facultés

de droit, III (les régimes matrimoniaux, les successions, les donations et les testaments), Parijs, Librairie

générale de droit et de jurisprudence, 1932, 655-656. 133 M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975, 694: “Wanneer de over en weer

‘geschonken’ goederen bovendien, in de ogen van de partijen, elkaars equivalent zijn, en dezelfde waarde

vertegenwoordigen, heeft men met een echte ruil te maken. De kosteloosheid van de schenkingen verdwijnt

dan volledig onder het bezwarend karakter van de overeenkomst.”

Page 49: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

41

partijen het equivalent verkrijgen van hetgeen hij geeft. De verbintenis van de ene is de

oorzaak van de verbintenis van de andere en beide verbintenissen vormen een ondeelbaar

geheel, één enkele overeenkomst. Bij een wederkerige schenking komen integendeel twee

onderscheiden beschikkingen voor, die onafhankelijk zijn, de ene van de andere. Elk van

hen wordt ingegeven door het inzicht te begiftigen (animus donandi). Aangezien dit

inzicht de schenker leidt, vormt de schenking die hij ontvangt niet de oorzaak van de

schenking die hij op zijn beurt doet: de partijen bekommeren zich niet om de gelijkheid

of de ongelijkheid tussen beide beschikkingen.” 134

Waar deze auteurs oordelen dat een oorzakelijk verband leidt tot het verlies van het

kosteloos karakter, stelt DUPEYROUX dat ook een voorwaardelijk verband de

diskwalificatie als schenking tot gevolg heeft. Er is pas sprake van wederkerige

schenkingen wanneer deze gelijktijdig gebeuren. Verder mag er tussen de verbintenissen

geen direct juridisch verband bestaan, noch oorzakelijk, noch voorwaardelijk.135

134 N. VANDEBEEK, “Schenkingen en legaten van onroerende goederen”, OGP afl. 77 2015, XIV. O – 492.

(eigen onderlijning) 135 J.J. DUPEYROUX, Contribution à la théorie générale de l’acte à titre gratuit, Parijs, Librairie générale

de droit et de jurisprudence, 1955, 74 : « Les deux dispositions sont-elles indépendantes, nous croyons qu’il

s’agit alors de donations mutuelles quoique seulement simultanées ; les dispositions antagonistes sont-elles

au contrarie rattachées par un lien de cause ou de condition, leur caractère onéreux doit s’imposer. »

Zie in dit opzicht ook het besluit van de Franse Kamer van het Comité voor Studie en Wetgeving: « Il est

possible sur le plan des principes d’établir que la volonté des parties a été de n’établir aucune dépendance

juridique entre leurs attributions respectives et dès lors qu’il existe en réalité deux donations indépendantes

l’une de l’autre. » (Décision du Comité d’Etudes, “Dossier N° 1972 – Une convention d’accroissement

peut-elle être constitutive d’une libéralité?”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1999, 330) ; Rapport de M.

LELEU, “Dossier N° 1972 – Une convention d’accroissement peut-elle être constitutive d’une libéralité?”,

Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1999, 314.

Page 50: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

42

IV. TUSSENBESLUIT

39. Wederkerige schenkingen onder opschortende voorwaarde van overleving

enerzijds en kanscontracten onder bezwarende titel anderzijds, blijken nauw tegen elkaar

aan te leunen.136 Zowel bij het beding van aanwas als de wederkerige schenkingen zijn er

uiteenlopende meningen over hoe en wanneer in de ene of de andere zin moet

gekwalificeerd worden.

Bij het beding van aanwas blijkt de tegenprestatie, gelegen in de ruil van kansen, het

doorslaggevende element te zijn om het beding van aanwas te kwalificeren als onder

bezwarende titel. Andere auteurs zijn daarentegen van oordeel dat deze kwalificatie

verloren gaat indien de partijen het beding van aanwas sluiten uit milddadigheid voor de

langstlevende onder hen. In dit geval blijkt de intentie van de partijen te leiden tot het

kosteloos karakter van het aanwasbeding waardoor een herkwalificatie naar een

wederkerige schenking zich opdringt.

Ook over de wederkerige schenkingen zijn er verschillende strekkingen wanneer het de

kwalificatie betreft. Geen van bovenstaande auteurs sluit de eventuele herkwalificatie van

wederkerige schenkingen naar een overeenkomst onder bezwarende titel uit. Waar de

ene strekking voorhoudt dat het kosteloos karakter behouden blijft door de intentie van

de partijen, oordeelt de andere strekking dat het verdwijnt door het soort verband tussen

de schenkingen. Dit verband leidt er volgens deze auteurs immers toe dat de tweede

schenking als tegenprestatie tegenover de eerste schenking staat.

40. Uit het bovenstaande volgt de conclusie dat steeds twee elementen tot discussie

leiden: de intentie van de partijen enerzijds en de aanwezigheid van een tegenprestatie

anderzijds. Deze twee zaken lijken de doorslaggevende elementen te zijn om de

overeenkomst in de ene of de andere zin te kwalificeren. Zoals J. BAEL terecht stelt, hangt

de kwalificatieproblematiek af van waar men de klemtoon legt: “… met wat u zegt, leggen

wij verschillende klemtonen om uit te maken wanneer men nu te maken heeft met een

overeenkomst ten kostelozen titel. Bij mij is de intentie overwegend en bestaat de

mogelijkheid dat, ook al is er gelijkwaardigheid, wij toch te maken hebben met een

136 A. VAN DOORSLAER DE TEN RYEN, “Successieplanning voor (kinderloze) echtgenoten: wederzijdse

schenkingen – twee vliegen in één klap!”, Not.Fisc.M. 2011, 44.

« … La raison de douter, est qu’il semble que ces donations ne sont pas tant des donations, que des espèces

de contrats intéressés de part et d’autre, de la classe des contrats aléatoires.. » (R. POTHIER, Œuvres de

Pothier contenant les traités du droit français, V, Parijs, Bechet Aine, Libraire, 1825, 308-309 ).

Page 51: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

43

overeenkomst ten kostelozen titel. Als men dat aanneemt, moet men naar de intentie

kijken. (…) Het komt erop neer waar u zich positioneert bij het beeld van wat een

schenking is. Het is geheel anders dan wanneer u zegt dat er geen schenking is van zodra

er gelijkwaardigheid van prestaties is. Als u daarentegen naar de intenties gaat kijken,

de bedoeling van de mensen, dan bestaat het risico dat u gaat kwalificeren als een

overeenkomst ten kostelozen titel. Naargelang uw beeld van de schenking anders is, is uw

beoordeling anders.”137

Het komt er dus op aan om te onderzoeken welke van deze twee elementen nu effectief

de doorslaggevende is om de kwalificatie te bepalen. Pas dan kan er een duidelijke

scheidingslijn gevonden worden tussen overeenkomsten onder bezwarende titel enerzijds

en overeenkomsten ten kosteloze titel anderzijds.

137 J. BAEL, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 2004, 368-

369.

Page 52: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

44

V. BACK TO BASICS: DE ANALYSE VAN OVEREENKOMSTEN

AFDELING I BEZINT EER GE BEGINT

41. Wanneer juristen een overeenkomst voorgeschoteld krijgen, gaan ze meteen op

zoek naar de typerende elementen die eigen zijn aan een welbepaalde, specifieke

overeenkomst. Wanneer het eigendomsrecht van een goed overgedragen wordt tegen een

bepaalde prijs, gaat onmiddellijk het lampje branden dat het waarschijnlijk gaat om een

koopovereenkomst. Wanneer het daarentegen gaat om de overdracht van een genotsrecht

van een goed, in ruil voor een periodieke prijs, denken we meteen aan een huur. Bij een

overeenkomst waarin de eigendom van een goed overgedragen wordt zonder dat er iets

tegenover staat, denken we onmiddellijk aan een schenking.

Deze manier van redeneren laat juristen toe om op een snelle manier overeenkomsten te

‘klasseren’. Dat een koop- of een huurovereenkomst specifieke rechtshandelingen zijn

die onder de ruimere categorie ‘overeenkomsten onder bezwarende titel’ vallen, of dat

een schenking maar een voorbeeld is van de ruimere categorie ‘overeenkomsten om niet’,

is een zodanige evidentie dat deze stap vaak overgeslagen wordt.

Op zich is daar niets mis mee, maar deze manier van werken houdt m.i. een belangrijke

denkfout in. Deze wordt pas duidelijk wanneer het gaat om ‘minder pure vormen’ van

bovengenoemde overeenkomsten. Wanneer bij een koopovereenkomst blijkt dat bv. de

prijs toch niet helemaal overeenstemt met de waarde van het overgedragen goed, slaan de

twijfels toe of het nog wel gaat om een overeenkomst onder bezwarende titel. Wanneer

men een last verbindt aan een schenking en die last economisch gelijkwaardig is aan het

geschonken goed, komt de kwalificatie als een schenking onder druk te staan.

Pas na het vaststellen van deze twijfels, gaat men verder op zoek naar elementen die

aanwijzen of het om een overeenkomst om niet dan wel onder bezwarende titel gaat.138

138 Dat deze stelling niet geheel uit de lucht gegrepen is, wordt op treffende wijze aangetoond door het

besluit waartoe de Franse Kamer van het Comité voor Studie en Wetgeving komt. De feiten waren de

volgende: twee dames verwerven samen een onroerend goed en komen nadien in een afzonderlijke akte

een beding van aanwas m.b.t. het vruchtgebruik overeen. (Het ging hier over een gewoon beding van

aanwas en niet een beding van aanwas met optie). Daarnaast maken beiden een testament op waarbij ze de

ander als algemeen legataris aanduiden. Bij het overlijden van één van de dames, heft de fiscale

administratie de schenkingsrechten in plaats van de verkooprechten. De administratie beargumenteert dat

een beding van aanwas in combinatie met een testament, de vrijgevigheidsintentie aantoont tussen de

partijen waardoor het beding van aanwas als een schenking moet worden beschouwd. De vraag werd gesteld

aan de kamer of men hier nog werkelijk met een beding van aanwas onder bezwarend titel te maken heeft.

Het besluit van het Comité luidt als volgt: « La convention d’accroissement est en principe un contrat à

Page 53: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

45

Nochtans zou het logischer zijn om te beginnen bij het begin en eerst vast te stellen onder

welke overkoepelende categorie een rechtshandeling valt, om daarna pas aan te wijzen

over welk specifiek soort overeenkomst het gaat.

Klassiek kunnen deze overkoepelende categorieën als volgt opgedeeld worden: de

eenzijdige of wederkerige overeenkomsten enerzijds, en de overeenkomsten om niet of

onder bezwarende titel anderzijds.139 Om te weten wanneer we een specifieke

overeenkomst hierin moeten onderbrengen, is het natuurlijk van belang om te weten wat

de wezenlijke kenmerken van deze categorieën zijn. Dit wordt hierna verder onderzocht.

titre onéreux. Il n’est possible de la qualifier de libéralité qu’à la double condition – à vérifier au moment

de la conclusion de l’acte – qu’il y ait appauvrissement et intention libérale. On refusera de conclure à

l’appauvrissement, et partant à la qualification de libéralité, dès lors qu’il y a égalité des chances. » Met

andere woorden: bij kansengelijkheid, besluit men automatisch tot een kanscontract en dus een

overeenkomst onder bezwarende titel. 139 R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure, 2012, 133.

Page 54: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

46

AFDELING II DE WETTEKST: ONDUIDELIJKHEID TROEF

42. Om duidelijkheid te krijgen over de vragen: “wat is een wederkerig dan wel

eenzijdig contract? Wanneer is een overeenkomst onder bezwarende titel en wanneer is

een overeenkomst ten kosteloze titel?”, kan beroep gedaan worden op onderstaande

artikelen uit het Burgerlijk Wetboek:

Art. 1102 BW: “Een contract is wederkerig of tweezijdig, wanneer de

contractanten zich over en weer en jegens elkaar verbinden.”

Art. 1103 BW: “Het is eenzijdig, wanneer één of meer personen verbonden zijn

jegens een of meer andere, zonder enige verbintenis voor laatstgenoemden.”

Art. 1104 BW: “Het is vergeldend, wanner elke partij zich verbindt iets te geven

of te doen, dat beschouwd wordt als gelijkwaardig met wat men voor haar geeft

of voor haar doet. Wanneer het gelijkwaardige gelegen is in de kans van winst of

verlies, die voor elke partij afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis, is het

contract een kanscontract.

Art. 1105 BW: het contract uit vrijgevigheid is dat waarbij een partij aan een

andere geheel om niet een voordeel verschaft.

Art. 1106 BW: het contract onder bezwarende titel is dat waarbij aan elke partij

de verplichting wordt opgelegd om iets te geven of te doen.

Zoals verschillende auteurs in de rechtsleer reeds terecht opmerkten, laten deze artikelen

veel ruimte voor interpretatie en scheppen ze zelfs verwarring.140

Art. 1106 BW laat bijvoorbeeld uitschijnen dat een verbintenis in hoofde van elke partij

voldoende is om van een overeenkomst onder bezwarende titel te spreken. Nochtans is

het kenmerk van overeenkomsten onder bezwarende titel eerder te vinden in art. 1104

BW. Art. 1106 BW lijkt inhoudelijk sterk op art. 1102 BW en geeft dus eerder een

definitie van synallagmatische overeenkomsten.141 Hierdoor kunnen er vragen rijzen over

de congruentie tussen wederkerige overeenkomsten en overeenkomsten onder

140 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 2-3. 141 P. WÉRY, Droit des obligations – théorie générale du contrat, Bruxelles, Larcier, 2010, 70.

Page 55: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

47

bezwarende titel.142 Deze vallen nochtans niet noodzakelijk volledig samen.143 Art. 1105

BW omvat volgens P. WÉRY dan weer een tautologie en volstaat niet om contracten uit

vrijgevigheid te definiëren.144

Het Burgerlijk Wetboek laat met andere woorden niet toe om een scherp onderscheid te

maken tussen de verschillende categorieën. Opnieuw zullen we beroep moeten doen op

teksten uit de rechtsleer om een antwoord te vinden op de hierboven gestelde vragen.

142 F. LAURENT, Principes de droit civil français, XV, Brussel, Bruylant, 1875, 497-499 ; A. AYDOGAN, de

aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 241-242.; P. WERY, “Les contrats de services

gratuits” in B. TILLEMAN, A.-L. VERBEKE, Knelpunten Dienstencontracten, Antwerpen, Intersentia, 2007,

61. 143 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 355-356.; 144 P. WÉRY, Droit des obligations – théorie générale du contrat, Bruxelles, Larcier, 2010, 70.

Page 56: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

48

AFDELING III EENZIJDIGE OF WEDERKERIGE OVEREENKOMSTEN

43. Om een overeenkomst als een eenzijdige dan wel wederkerige overeenkomst te

kwalificeren, moet er eerst duidelijkheid zijn over wat het begrip wederkerigheid precies

inhoudt. Art. 1102 BW laat vanwege haar algemene en ongenuanceerde omschrijving

immers nog veel ruimte voor interpretatie. In tegenstelling tot wat het artikel laat

uitschijnen, is het loutere feit dat iedere partij een verbintenis heeft, onvoldoende om tot

wederkerigheid te besluiten.145 Ook art. 1103 BW schiet tekort: een overeenkomst is

eenzijdig wanneer de ene persoon zich verbindt tegenover de andere zonder een prestatie

vanwege de laatstgenoemde. Betekent dit dat er vanwege de laatstgenoemde absoluut

geen enkele handeling mag uitgaan of betekent dit dat degene die zich verbindt, geen

opvorderbare verbintenis mag hebben tegenover de andere?

Bovendien wordt geoordeeld dat deze opdeling tussen eenzijdige en wederkerige

overeenkomsten de openbare orde niet raakt. Bijgevolg kunnen de partijen, binnen

bepaalde grenzen, in principe zélf kiezen of ze hun overeenkomst als wederkerig dan wel

eenzijdig aanmerken.146 Dit maakt het werk van de jurist er alvast niet eenvoudiger op.

Eén zaak is in ieder geval wél duidelijk: wederkerigheid veronderstelt een verband tussen

verbintenissen. Welk verband dit dan precies is, moet onderzocht worden. In de rechtsleer

worden de wederkerige giften vaak gebruikt als uitgangspunt om de wederkerigheid te

onderzoeken.

145 R. KRUITHOF, “Overzicht van rechtspraak – Verbintenissen (1965-1973) – Deel 1”, TPR 1975, 524.; I.

SAMOY, “De ontbinding van meerpartijenovereenkomsten na het cassatie-arrest van 17 oktober 2008”,

TBBR 2011, 193-194. 146 P. WÉRY, Droit des obligations – théorie générale du contrat, Bruxelles, Larcier, 2010, 68.

Page 57: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

49

§1. WEDERKERIGHEID VOLGENS M. VAN QUICKENBORNE147

44. Volgens M. VAN QUICKENBORNE kan het verband tussen wederkerige giften

uiteenvallen in drie soorten: een chronologisch, een formeel of een materieel verband.

Het chronologisch verband vereist dat de giften ongeveer gelijktijdig tot stand komen.

Wanneer één van beide partijen vandaag als schenker optreedt, zal de schenking binnen

vijftig jaar waarin hij op zijn beurt als begiftigde optreedt, bezwaarlijk nog als een

wederkerige schenking beschouwd worden.

Een formeel verband duidt erop dat beide giften opgenomen zijn in één akte. In

voorkomend geval, is het chronologisch verband hieraan inherent. Zoals hierboven reeds

uiteengezet,148 bestaat er een verbod voor echtgenoten om elkaar bij één en dezelfde akte

te begiftigen (art. 1097 BW). Bepaalde auteurs in de rechtsleer menen echter dat dit artikel

slechts een vormregel omvat die enkel van toepassing is op formele schenkingen149 en

niet op onrechtstreekse schenkingen onder de vorm van bv. een beding van aanwas of

terugvalling.

Ten slotte kan er een materieel of juridisch verband bestaan: de ene gift wordt gedaan met

inachtneming van de andere en omgekeerd. Er is dus een zekere afhankelijkheid tussen

de onderlinge giften. De vraag stelt zich hoe deze afhankelijkheid moet worden ingevuld.

Gaat het enkel om een psychologische afhankelijkheid waarbij de ene gift tot de motieven

van de andere hoorde en vice versa, maar waarbij er eigenlijk geen juridisch afdwingbare

prestaties bestaan? Of gaat het om giften die wél juridisch verbonden zijn met elkaar en

waarbij de uitvoering van de ene juridisch afhankelijk is van de uitvoering van de andere?

147 M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975, 689-714. 148 Supra nr. 19 149 M. VAN QUICKENBORNE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1991, 1-2; M. VAN

QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975, 691.; M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van

rechtspraak Giften (1985-1992)”, TPR 1994, 1741.; M. PUELINCKX-COENE, “Het beding van terugvallende

lijfrente en het nieuwe huwelijksvermogensrecht (art. 1401, 4°, B.W.)”, RW 1984-1985, 1043.; Andere

auteurs menen daarentegen dat het daarentegen om een grondregel gaat i.p.v. een loutere vormregel: “Maar

is dergelijke interpretatie niet oppervlakkig? Het gaat ten slotte om de vrijheid in de toestemming? En dit

raakt toch wel degelijk de grond van de zaak. Ziet men er een grondregel in, dan strekt deze zich uit tot alle

soorten schenkingen. Niet enkel de gewone, rechtstreekse schenking bij notariële akte, maar ook b.v. de

vermomde en de onrechtstreekse…” (R. DEKKERS, H. CASMAN, M. DEKKERS EN G. BAETEMAN, Handboek

Burgerlijk Recht – Deel IV, Antwerpen, Intersentia 2010, 652.); A. VAN DOORSLAER DE TEN RYEN,

“Successieplanning voor (kinderloze) echtgenoten: wederzijdse schenkingen – twee vliegen in één klap!”,

Not.Fisc.M. 2011, 40-41.; E. DE WILDE D’ESTMAEL, B. DELAHAYE, “Schenkingen”, Huwv 2010, TXIX.13-

1-2.; A. MAYEUR, « Droit de donation – Tarif au taux linéaire pour les biens mobiliers – Donations

mutuelles entre époux – Réalisations par transfert de valeurs ou effets entre comptes ouverts dans la même

banque – Application d’un seul droit proportionnel sur la donation qui donne lieu au droit le plus élevé

(applications des articles 14 et 131 C. enreg.) », Droits d’enregistrement 2008-2009, 2/14 – 2/17

Page 58: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

50

Volgens M. VAN QUICKENBORNE moet bij het antwoord op deze vraag een onderscheid

gemaakt worden tussen drie mogelijke situaties.

A. ONAFHANKELIJKE VERBINTENISSEN

45. Onafhankelijke verbintenissen impliceren dat er geen juridische afhankelijkheid

bestaat tussen de uitvoerbaarheid van de ene schenking en de uitvoerbaarheid van de

andere. Wanneer één van de schenkingen reeds werd uitgevoerd, kunnen de partijen dan

wel hopen dat hun gift beantwoord zal worden maar hiervoor bestaat geen juridische

waarborg. In dergelijk geval is er sprake van twee zelfstandige en volledig onafhankelijke

schenkingen die elk hun eigen leven leiden. Dit heeft o.a. tot gevolg dat herroeping van

de ene schenking niet noodzakelijk herroeping van de andere impliceert.

Volgens M. VAN QUICKENBORNE komt deze hypothese wellicht enkel voor tussen

echtgenoten of aanstaande echtgenoten. Zoals eerder vermeld, hanteert hij bij echtgenoten

het feitelijk vermoeden dat zij elkaar volledig belangeloos willen begiftigen.150 Hierbij

behoort de ene schenking waarschijnlijk tot motief van andere schenking en vice versa,

maar is het denkbaar dat deze motieven niet zijn doorgedrongen tot de inhoud van de

gesloten overeenkomst. Volgens voornoemd auteur gaat het in deze context om een

psychologische wederkerigheid die men niet wou verheffen naar een juridische

afhankelijkheid. Er bestaat m.a.w. wel een materieel verband maar geen juridisch

verband.

150 Supra nr. 25.

Page 59: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

51

B. ‘SEMI-AFHANKELIJKE’ VERBINTENISSEN151

46. Bij semi-afhankelijke schenkingen is de ene schenking ingegeven door loutere

vrijgevigheid maar bestaat het motief van de tweede schenking erin om de eerste schenker

te bedanken.152 De eerste schenking is in dit geval onafhankelijk van de tweede, maar niet

omgekeerd aangezien de eerste schenking tot de oorzaak van de tweede behoort. Hierdoor

wordt een juridische band gecreëerd, zij het slechts in één richting. Dit heeft tot gevolg

dat wanneer de eerste schenking wordt herroepen, automatisch ook de tweede vervalt.

Wanneer daarentegen de tweede schenking wordt herroepen, blijft de eerste schenking

gewoon verder bestaan.

C. AFHANKELIJKE VERBINTENISSEN

47. Wanneer beide schenkingen afhankelijk zijn van elkaar en de geschonken

goederen bovendien dezelfde waarde hebben, maakt M. VAN QUICKENBORNE opnieuw

een onderverdeling.

Indien het juridisch verband een oorzakelijk verband inhoudt, krijgen we te maken met

een echte ruil. In dit geval behoort de eerste schenking tot oorzaak van de tweede en

tegelijk behoort de tweede schenking tot de oorzaak van de eerste. Het juridisch verband

tussen beide giften is volledig. Er is geen sprake meer van twee afzonderlijke kosteloze

rechtshandelingen maar van één wederkerige overeenkomst. Deze wederkerige

overeenkomst valt dan onder alle regels die van toepassing zijn op overeenkomsten onder

bezwarende titel. Deze hypothese valt te vergelijken met de stelling die M. PLANIOL en

G. RIPERT innamen omtrent het verdwijnen van het kosteloos karakter van wederkerige

giften indien het de bedoeling is van de partijen om een direct verband tussen de giften te

creëren.153

Het ontstaan van de kwalificatie ruil is echter niet onvermijdelijk. Wanneer de ene

schenking gebeurt op voorwaarde dat andere schenking gebeurt, is het lot van beide

schenkingen weliswaar met elkaar verbonden maar behoren de schenkingen desondanks

151 M. VAN QUICKENBORNE hanteert deze bewoording niet maar wordt door mij gehanteerd om het

onderscheid tussen de drie verschillende hypotheses duidelijker te maken. 152 Men heeft dan volgens deze auteur te maken met een vergoedende schenking (M. VAN QUICKENBORNE,

“Wederkerige giften”, TPR 1975, 692) 153 M. PLANIOL, G. RIPERT, Traité élémentaire de droit civil conforme au programme officiel des facultés

de droit, III (les régimes matrimoniaux, les successions, les donations et les testaments), Parijs, Librairie

générale de droit et de jurisprudence, 1932, 655-656

Page 60: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

52

niet tot elkaars oorzaak. Ze zijn m.a.w. slechts modaliteiten van de overeenkomst of

slechts voorwaardelijk verbonden en blijven hierdoor elk afzonderlijk hun eenzijdig en

kosteloos karakter behouden. Er is dan geen sprake meer van één wederkerige

overeenkomst maar van twee afzonderlijke, doch afhankelijke, eenzijdige giften.

D. BESLUIT

48. Uit het voorgaande volgt dat een formeel of chronologisch verband niet tot de

essentie van wederkerigheid behoort. Het juridisch verband is de bepalende factor om uit

te maken of een overeenkomst al dan niet wederkerig is. Dit juridisch verband kan

volgens voornoemde auteur zowel bestaan uit ofwel een voorwaardelijk verband ofwel

een oorzakelijk verband. Naargelang het soort verband is er ofwel sprake van twee

afzonderlijke overeenkomsten om niet, dan wel één wederkerige overeenkomst onder

bezwarende titel.

Page 61: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

53

§2. KRITIEK OP DEZE THEORIE

49. Bovenstaande theorie werd kritisch onderzocht door A. AYDOGAN. 154 Op het

formeel en temporeel verband wordt in haar bijdrage slechts kort ingegaan.155 Er wordt

vooral aandacht geschonken aan de invulling van het juridisch verband. Hierna worden

haar bedenkingen op een rij gezet. Daarna kan een besluit gevormd worden over wat

wederkerigheid nu precies inhoudt.

A. ONDERSCHEID TUSSEN OORZAAK EN VOORWAARDE

50. Volgens A. AYDOGAN hanteert M. VAN QUICKENBORNE het onderscheid tussen

voorwaarde en oorzaak verkeerd. In zijn stelling lijkt het erop dat het verschil tussen

voorwaarde en oorzaak afhankelijk is van het feit of de partijen de tegenprestatie van de

andere partij al dan niet essentieel achten.

Deze opsplitsing tussen een oorzakelijk of een voorwaardelijk verband klopt niet. Zowel

de oorzaak als de voorwaarde kunnen voor partijen essentieel zijn. Beiden worden immers

subjectief ingevuld.156 A. AYDOGAN stelt: “Het bedingen van een voorwaarde is de

contractuele verankering van het belang dat de partijen hechten aan de modaliteit.”. Het

onderscheid tussen voorwaarde en oorzaak o.b.v. het al dan niet essentieel zijn van een

verbintenis, verdient volgens haar dan ook geen navolging.157

Een voorwaardelijk recht of een voorwaardelijke verbintenis, is een recht of verbintenis

waarvan de uitwerking of uitdoving van een toekomstige en onzekere gebeurtenis – de

voorwaarde – afhankelijk is gesteld.158 Zekerheid daarentegen, is inherent aan de

persoonlijke beweegredenen van een partij om een verbintenis aan te gaan.159 Net daarom

hebben partijen zich immers verbonden. Vandaar dat zekerheid onlosmakelijk verbonden

154 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 10-16. 155 Volgens deze auteur is gelijktijdigheid noodzakelijk maar onvoldoende om tot wederkerigheid te

besluiten. Het temporeel verband is slechts het gevolg van een ander verband tussen wederkerige

schenkingen (A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 16). 156 M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1985-1992), TPR 1994, 1652-1653.; R.

KRUITHOF, “Overzicht van rechtspraak – Verbintenissen (1974-1980), TPR 1983, 581-582.; A. AYDOGAN,

de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 28. 157 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 24. 158 M. VAN QUICKENBORNE, “Modaliteiten van verbintenissen – voorwaarde”, Comm.Bijz.Ov. 2014,

Mechelen, Kluwer, 8.; Cass. 10 november 2011, TBBR 2013, 31-32.; Art. 1168 Burgerlijk Wetboek 159 R. BARBAIX, “Verval van de schenking door het verdwijnen van de doorslaggevende beweegreden: het

derde bedrijf” (noot onder Cass. 12 december 2008), RW 2009, 1670.; M. MASSCHELEIN, “Het verval van

de schenking wegens het verdwijnen van de oorzaak: het einde van een lang verhaal?” (noot onder Cass.

12 december 2008), TBBR 2009, 240.; F. BUYSSENS, “Op zoek naar duidelijkheid”, TEP 2010, 1.

Page 62: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

54

is met het begrip oorzaak. Hieruit volgt dat zekerheid of onzekerheid het essentieel

verschil uitmaakt tussen respectievelijk de oorzaak en de voorwaarde.160

160 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 36-50.

Page 63: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

55

B. WEDERKERIGHEID ALS VOORWAARDELIJK VERBAND KAN NIET OVERTUIGEN

51. Gelet op het onderscheid tussen de oorzaak en de voorwaarde, moet worden

nagegaan of het verband tussen wederkerige verbintenissen betrekking heeft op een

zekerheid dan wel een onzekerheid. Deze zekerheid of onzekerheid moet bestaan in

hoofde van de partijen. Er wordt m.a.w. uitgegaan van een subjectieve benadering.

Concreet voor wederkerige schenkingen impliceert dit volgende vraag: bestaat er in

hoofde van iedere schenker zekerheid dan wel onzekerheid over de verhouding tussen de

eigen schenking en die van de wederpartij?161 In een eerste hypothese wordt uitgegaan

van wederkerigheid als een voorwaardelijk, onzeker verband.

52. M. VAN QUICKENBORNE stelt zichzelf in bovengenoemde bijdrage de volgende

vraag: In bepaalde omstandigheden is de voorwaarde deels opschortend: op voorwaarde

dat de schenking van Secundus tot stand komt – kan dit dan echter nog worden beschouwd

als een toekomstige en onzekere gebeurtenis?162 Deze opmerking toont aan dat de theorie

van voornoemde auteur niet sluitend is. Bij een voorwaardelijk verband moet de

subjectieve onzekerheid bij beide partijen aanwezig zijn. Bij de stelling dat schenkingen

voorwaardelijk verbonden zijn, heeft dit het volgende tot gevolg:

Schenking 1: A schenkt aan B op voorwaarde dat B aan A schenkt. De voorwaarde

en dus de onzekerheid heeft betrekking op de schenking van B aan A.

Schenking 2: Wanneer B aan A schenkt op voorwaarde dat ook A aan B schenkt,

slaat de onzekerheid op de schenking van A aan B.

In beide schenkingen heeft de onzekerheid telkens betrekking op de schenking die van de

begiftigde uitgaat. Nochtans is dit onlogisch:

Wanneer in rekening wordt genomen dat de voorwaarde als modaliteit betrekking heeft

op een gebeurtenis die door beide partijen onzeker wordt geacht, betekent dit dat zowel

schenking 1 als schenking 2 voor beide partijen onzeker is. A neemt in de eerste

schenking een verbintenis op zich en tegelijk beschouwt hij die verbintenis (als

voorwaarde in de tweede schenking) als een onzekerheid die zich wel of niet kan

voordoen. De schenking van A is dus niet alleen voor B maar ook voor hemzelf een

onzekere gebeurtenis. Nochtans is wie zich verbindt, verplicht die verbintenis uit te

161 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 50-51. 162 M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975, 694.

Page 64: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

56

voeren.163 Hoe kan een partij een verbintenis op zich nemen maar de uitvoering ervan

door zichzelf tegelijkertijd als een onzekere gebeurtenis beschouwen?164

53. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat de uitvoering van een verbintenis niet

terzelfdertijd als een onzekere gebeurtenis kan worden bestempeld. Ofwel bestaat een

verbintenis en kan ze dus geen toekomstige en onzekere gebeurtenis zijn, ofwel is ze een

voorwaarde, maar dan kan deze geen afdwingbare rechtsband zijn. De voorwaarde als

een modaliteit van een verbintenis kan bij een wederkerige overeenkomst dus niet gelegen

zijn in de verbintenis van de wederpartij. Dit besluit wordt ook verdedigd in de

rechtspraak en door bepaalde auteurs in de rechtsleer.165

163 F. LAURENT, Principes de droit civil français, XV, Brussel, Bruylant, 1875, 477. 164 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 58-59.; Gent 24 oktober

2001, T. Not. 2002, 399-400;

Daarnaast levert de redenering m.b.t. het voorwaardelijk verband ook problemen op in het kader van art.

944 BW. Deze bepaling stelt het volgende: “Een schenking onder de levenden die gedaan is onder

voorwaarden waarvan de uitvoering van de enkele wil van de schenker afhangt, is nietig”. Dit beantwoordt

aan het adagium ‘donner et retenir ne vaut’ ofwel: het is niet mogelijk om te schenken en tegelijkertijd in

de mogelijkheid te voorzien om terug te komen op de schenking (E. DE WILDE D’ESTMAEL, B. DELAHAYE,

“Schenkingen”, Huwv 2010, TXIX.1-2) De schenking is in wezen een overeenkomst waarbij de

aanvaarding door de begiftigde een belangrijk element is. In bovenstaand voorbeeld vindt de eerste

schenking door partij A plaats op voorwaarde dat de tweede schenking door partij B plaatsvindt. De tweede

schenking moet aanvaard worden door partij A. Of de tweede schenking tot stand komt is dus niet alleen

afhankelijk van de wil van B maar ook van de wil van A. De verwezenlijking van de voorwaarde bij de

eerste schenking, hangt dus niet louter af van de wil van partij B maar ook van de wil van partij A. Hoewel

het hier niet gaat om een louter potestatieve voorwaarde, doch een gewoon potestatieve voorwaarde, valt

dit toch onder het toepassingsgebied van art. 944 BW (A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst,

Antwerpen, Intersentia, 2014, 52-57.) 165 A. VAN OEVELEN, “Kroniek van het verbintenissenrecht (1993-2004), RW 2004-05, 1664-1665.; J.

BYTTEBIER, “De opschortende voorwaarde in de notariële praktijk”, T.Not. 1997, 149.; M. VAN

QUICKENBORNE, “Modaliteiten van verbintenissen – voorwaarde”, Comm.Bijz.Ov. 2014, Mechelen,

Kluwer, 19-25.; Cass. 8 september 2005, NJW 2006, 119-120.; Gent 24 oktober 2001, T. Not. 2002, 399-

400.; Anvers 4 janvier 1993, Rec. gén. enr. not. 1996, 376 ; A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst,

Antwerpen, Intersentia, 2014, 61.

Page 65: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

57

C. WEDERKERIGHEID IS EEN OORZAKELIJK VERBAND

54. In de rechtsleer bestaan verschillende theorieën over de invulling van het

oorzaakbegrip. Algemeen stelt men dat de oorzaak duidt op de juridische, economische

en maatschappelijke grondslag voor de gebondenheid van de partijen. Naar deze

grondslag kan op een objectieve of subjectieve wijze worden gepeild.166

Het objectief oorzaakbegrip houdt verband met de aard of structuur van een

rechtshandeling. Bij zakelijke overeenkomsten is de oorzaak te vinden in de overdracht

van een goed. Bij wederkerige overeenkomsten is de oorzaak gelegen in tegenprestatie

van de wederpartij.167 Bij rechtshandelingen ten kosteloze titel bestaat de oorzaak uit de

zuivere/abstracte animus donandi of vrijgevigheid.168

Het subjectief oorzaakbegrip houdt daarentegen verband met de persoonlijke

beweegredenen van een partij om zich te verbinden.169 Deze determinerende

beweegredenen moeten voor beide partijen kenbaar zijn en opgenomen zijn in het

contract of volgen uit de aard van het contract.170 Om vast te stellen wat de

166 S. STIJNS, I. CLAEYS, “Het algemeen régime van de verbintenis”, Themis 2001, 8. 167 R. POTHIER, Oeuvres de Pothier, I, Parijs, Siffrein, 1821, 107-108. ; I. SAMOY, “Felix qui potuit rerum

cofnoscere causas (over samenhang in het verbintenissenrecht), RW 2011, 1790.; S. STIJNS, I. CLAEYS, “Het

algemeen regime van de verbintenis”, Themis 2001, 8.; A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X.,

Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en

rechtsleer, 1992, 8.; R. DEKKERS, , N. CARETTE, G. BAETEMAN, A-L- VERBEKE, K. VANHOVE, Handboek

Burgerlijk Recht – Deel III, Antwerpen, Intersentia, 2007, 47.; P. VAN OMMESLAGHE, « Observations sur

la théorie de la cause dans la jurisprudence et dans la doctrine moderne (noot onder Cass. 13 november

1969) », RCJB 1970, 332.; P. WÉRY, Droit des obligations – théorie générale du contrat, Bruxelles,

Larcier, 2010, 70.; N. BURETTE, “voorwerp van de overeenkomst – verval wegens wegvallen van een

essentiële bestaansvoorwaarde in een wederkerige overeenkomst”, NJW 2016, 10.; R. BARBAIX, “Verval

van de schenking door het verdwijnen van de doorslaggevende beweegreden: het derde bedrijf”, RW 2008-

09, 1671.; P. DELNOY, “Het verval van de rechtshandelingen door het verdwijnen van hun oorzaak: tweede

bedrijf”, Not. Fisc. M. 2000, 177.; S. NUDELHOLC, « Chronique d’une mort annoncée : la condamnation,

par la Cour de cassation, du prétendu principe de la caducité des donations par disparition de leur cause »

(noot onder Cass. 12 december 2008), Act.dr.fam. 2009, 152. ; Rb. Mechelen 30 mei 2001, CABG 2006/6,

29. 168 S. NUDELHOLC, « Chronique d’une mort annoncée : la condamnation, par la Cour de cassation, du

prétendu principe de la caducité des donations par disparition de leur cause » (noot onder Cass. 12 december

2008), Act.dr.fam. 2009, 152.

Voor een uitgebreide uiteenzetting over deze theorieën: R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de

schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 153-163.; 169 I. SAMOY, “Felix qui potuit rerum cofnoscere causas (over samenhang in het verbintenissenrecht), RW

2011, 1790.; R. BARBAIX, “Verval van de schenking door het verdwijnen van de doorslaggevende

beweegreden: het derde bedrijf”, RW 2008-09, 1672. 170 P. VAN OMMESLAGHE, « Observations sur la théorie de la cause dans la jurisprudence et dans la doctrine

moderne (noot onder Cass. 13 november 1969) », RCJB 1970, 354-357. ; R. BOFFA, « Cause, caducité,

indivisibilité : un bel ensemble notionnel », D. 2006, 2656.

Page 66: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

58

determinerende beweegredenen zijn, spelen de omringende feitelijke omstandigheden

een doorslaggevende rol.171

Vandaag hanteert de rechtsleer zowel een objectieve als een subjectieve invulling. Ook

het Hof van Cassatie kiest voor een middenweg tussen beide. In een arrest van 16

november 1989172 m.b.t. een schenking stelt het Hof dat de oorzaak niet uitsluitend

bestaat uit het begiftigingsoogmerk, maar ook uit de determinerende beweegredenen van

iedere partij om zich te verbinden. Deze rechtspraak werd later nog herhaald.173

Specifiek m.b.t. wederkerige overeenkomsten stelde het Hof in een arrest van 14 maart

2008 het volgende: “In een wederkerige overeenkomst bestaat de oorzaak van een van

de verbintenissen van een van de partijen niet uitsluitend in het geheel van de

verbintenissen van de andere partij, maar in het geheel van de beweegredenen die de

schuldenaar ervan hoofdzakelijk hebben beïnvloed en hem ertoe hebben aangezet te

contracteren.”174 Iedere verbintenis maakt m.a.w. een deel uit van de oorzaak van de

wederverbintenis. 175 Met deze arresten erkent het Hof het onderscheid tussen de

171 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 158.; R.

DEKKERS, , N. CARETTE, G. BAETEMAN, A-L- VERBEKE, K. VANHOVE, Handboek Burgerlijk Recht – Deel

III, Antwerpen, Intersentia, 2007, 47.; S. STIJNS, I. CLAEYS, “Het algemeen regime van de verbintenis”,

Themis 2001, 8. 172 Cass. 16 november 1989, RW 1989-90, 1259.; R. VAN EESTER, “Het verval van testamenten en

schenkingen onder levenden door het verdwijnen of wegvallen van de oorzaak”, Not. Fisc. M. 2008, 46.;

P. DELNOY, “Het verval van de rechtshandelingen door het verdwijnen van hun oorzaak: tweede bedrijf”,

Not. Fisc. M. 2000, 179-180.; S. NUDELHOLC, « Chronique d’une mort annoncée : la condamnation, par la

Cour de cassation, du prétendu principe de la caducité des donations par disparition de leur cause » (noot

onder Cass. 12 december 2008), Act.dr.fam. 2009, 153. ;M. MASSCHELEIN, “Het verval van de schenking

wegens het verdwijnen van de oorzaak: het einde van een lang verhaal?”, TBBR 2009, 241-242. 173 J. NEUTS, “Over het verval van het testament als gevolg van het verdwijnen van de oorzaak” (noot onder

Cass. 21 januari 2000), RW 2001, 1016-1021: “…De oorzaak van een schenking bij testament ligt niet

uitsluitend in het begiftigingsoogmerk van de schenker, maar in de hoofdzakelijke beweegreden die hem

heeft voorgezeten en die hem ertoe heeft gebracht te legateren…” ; Cass. 14 maart 2008, AR C. 05.0380.F,

8: “De omstandigheid dat het bestaan van een oorzaak voor de geldigheid van een overeenkomst, van

openbare orde is, heeft enkel betrekking op de objectieve oorzaak die, in de wederkerige overeenkomsten,

gevormd wordt door het geheel van de verplichtingen waartoe de partijen zich wederzijds verbinden; dat

kenmerk heeft niets te maken met de subjectieve beweegreden, die niet ongeoorloofd is, en die een partij

ertoe heeft aangezet te contracteren.”; R. VAN EESTER, “Het verval van testamenten en schenkingen onder

levenden door het verdwijnen of wegvallen van de oorzaak”, Not. Fisc. M. 2008, 50-51. 174 Cass. 14 maart 2008, AR C. 05.0380.F, 10.; S. NUDELHOLC, « Chronique d’une mort annoncée : la

condamnation, par la Cour de cassation, du prétendu principe de la caducité des donations par disparition

de leur cause » (noot onder Cass. 12 december 2008), Act.dr.fam. 2009, 154. 175 E. DIRIX, “De meerpartijenovereenkomst”, TPR 1983, 777.; I. SAMOY, A. MAES, “De ontbinding van

meerpartijenovereenkomsten na het cassatie-arrest van 17 oktober 2008”, TBBR 2011, 193-194.; A.

AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 95-96.

Page 67: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

59

objectieve en de subjectieve oorzaak,176 maar ook een andere belangrijke conclusie dringt

zich op:

Bij wederkerige verbintenissen is wederkerigheid inherent aan oorzakelijkheid,

maar oorzakelijkheid is ruimer dan wederkerigheid.

176 Meer nog, uit deze rechtspraak kan afgeleid worden dat een louter objectieve invulling van het

oorzaakbegrip onvoldoende is. De subjectieve component mag niet ontbreken; S. STIJNS, I. CLAEYS, “Het

algemeen regime van de verbintenis”, Themis 2001, 9: “Het Hof van Cassatie is dus het subjectieve

oorzaakbegrip genegen, maar zonder de klassieke visie uit te sluiten. Dit hoeft o.i. helemaal niet nu de

subjectieve beweegredenen het voordeel hebben dat zij de objectieve oorzaak kunnen en meestal zullen

omvatten.”; R. VAN EESTER, “Het verval van testamenten en schenkingen onder levenden door het

verdwijnen of wegvallen van de oorzaak”, Not. Fisc. M. 2008, 46.

Page 68: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

60

D. WEDERKERIGHEID TUSSEN VERBINTENISSEN EN/OF TUSSEN OVEREENKOMSTEN

55. Wederkerigheid kan niet alleen bestaan tussen verbintenissen binnen éénzelfde

wederkerige overeenkomst maar ook tussen verschillende, samenhangende

overeenkomsten.177 I. SAMOY stelt: “…Er is sprake van wederkerigheid tussen de

verbintenissen van samenhangende contracten, wanneer een verbintenis van contract 1

de bestaansreden, het nut of de objectieve oorzaak vormt van een verbintenis van contract

2. Er is als het ware een oorzakelijk verband tussen de beide ...” In dat geval behoort het

voorwerp van de ene overeenkomst tot één van de essentiële bestanddelen, of nog de

oorzaak, van de tweede overeenkomst. 178

A. AYDOGAN verwijst hieromtrent naar intracontractuele en intercontractuele

wederkerigheid en definieert deze als volgt: intracontractuele wederkerigheid heeft

betrekking op een wederzijds causaal verband binnen eenzelfde overeenkomst, terwijl

intercontractuele wederkerigheid verwijst naar een wederzijds causaal verband tussen

meerdere overeenkomsten ‘over de grenzen van deze overeenkomsten heen’. Zij merkt

bovendien nog op dat intercontractuele wederkerigheid los staat van intracontractuele

wederkerigheid. Beiden worden afzonderlijk beoordeeld en gaan niet noodzakelijk

samen.179

177 R. BARBAIX, Het contractuele statuut van de schenking, Antwerpen, Intersentia, 2008, 864.; E. DIRIX,

“De meerpartijenovereenkomst”, TPR 1983, 769. 178 I. SAMOY, “Felix qui potuit rerum cofnoscere causas (over samenhang in het verbintenissenrecht), RW

2011, 1790.; Voor Franse rechtspraak en rechtsleer in die zin: R. BOFFA, “Cause, caducité, indivisibilité:

un bel ensemble contractuel” (noot onder Cass. Fr. 4 april 2006), Recueil Dalloz 2006, 2656. 179 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 118-119.

Page 69: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

61

§3. BESLUIT

56. Uit het voorgaande volgt dat wederkerigheid als een voorwaardelijk verband niet

kan overtuigen. De voorwaarde als modaliteit duidt immers op onzekerheid in hoofde van

beide partijen en staat inhoudelijk haaks op de wil om een tegenprestatie te verkrijgen.

Wederkerigheid duidt daarentegen op een oorzakelijk verband. Het oorzaakbegrip kan

zowel een objectieve als een subjectieve invulling krijgen. De objectieve oorzaak hangt

samen met de aard van de rechtshandelingen, terwijl de subjectieve oorzaak voortvloeit

uit de determinerende beweegredenen van de partijen en de feitelijke omstandigheden die

daarmee verbonden zijn. Uit rechtspraak van het Hof van Cassatie blijkt enerzijds dat het

oorzaakbegrip geen louter objectieve invulling mag krijgen. Anderzijds dringt zich de

conclusie op dat wederkerigheid gelijkstaat aan oorzakelijkheid, maar dat oorzakelijkheid

ruimer is dan wederkerigheid.

57. Daarnaast kan wederkerigheid zich op twee niveaus voordoen. Enerzijds is er de

intracontractuele wederkerigheid of de wederkerigheid tussen verbintenissen in één

overeenkomst. Dit is de situatie die door art. 1102 BW wordt beoogd. Anderzijds is er de

intercontractuele wederkerigheid of wederkerigheid die zich tussen twee of meer

samenhangende overeenkomsten kan voordoen.

Page 70: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

62

AFDELING IV ONDER BEZWARENDE TITEL OF OM NIET

§1. RECHTSHANDELINGEN ONDER BEZWARENDE TITEL

A. CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN

58. Hierboven180 werd reeds aangegeven dat de definitie van overeenkomsten onder

bezwarende titel opgenomen in art. 1106 BW, onvoldoende duidelijk maakt waaruit het

bezwarend karakter precies bestaat. Veeleer moet gekeken worden naar de omschrijving

van art. 1104 BW. 181 In deze bepaling heeft de wetgever de overeenkomsten onder

bezwarende titel verder onderverdeeld in vergeldende overeenkomsten en

kansovereenkomsten.182 Dit zijn als het ware ‘subcategorieën’ van de ‘moedercategorie’

overeenkomsten onder bezwarende titel. Een overeenkomst onder bezwarende titel is

m.a.w. hetzij vergeldend, hetzij aleatoir. Om te weten wat de essentiële kenmerken zijn

van de moedercategorie, is het van belang te onderzoeken wat de gemeenschappelijke

kenmerken zijn van de subcategorieën. De elementen die zowel eigen zijn aan de ene

subcategorie als aan de andere, geven immers de essentie weer van de moedercategorie.183

Vergeldende overeenkomsten zijn overeenkomsten waarbij elke partij zich verbindt iets

te geven of te doen, dat beschouwd wordt als gelijkwaardig met wat men haar geeft of

voor haar doet. Bij kanscontracten is het gelijkwaardige gelegen in de kans van winst of

verlies, die voor elke partij afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis.184

180 Supra nr. 42. 181 « Cette dernière définition n’est pas exacte : elle confond le contrat à titre onéreux avec le contrat

synallagmatique, puisqu’elle suppose que chacune des parties est obligée ; or un contrat unilatéral peut

aussi être à titre onéreux : tel est le prêt à intérêt » : F. LAURENT, Principes de droit civil français, XV,

Brussel, Bruylant, 1875, 497-499. ; A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia,

2014, 241-242.; P. WERY, “Les contrats de services gratuits” in B. TILLEMAN, A.-L. VERBEKE, Knelpunten

Dienstencontracten, Antwerpen, Intersentia, 2007, 61 ; M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND,

“Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”, TPR 2013, 356. 182 Sommige auteurs vinden deze verdere onderverdeling eigenlijk overbodig. Kanscontracten zijn volgens

hen eveneens vergeldend vanwege de gelijkwaardigheid in kansen: F. LAURENT, Principes de droit civil

français, XV, Brussel, Bruylant, 1875, 494-495 : « Quelle différence y a-t-il entre les contrats commutatifs

et les contrats aléatoires ? On a critiqué la classification comme illogique. Il est vrai que le contrat

aléatoire est aussi un contrat commutatif, ou, comme dit Pothier, intéressé de part et d’autre. La seule

différence qui existe entre le contrat commutatif et le contrat aléatoire, c’est que sans le contrat aléatoire

chacune des parties ne reçoit qu’une chance, car c’est un chance qui est l’objet du contrat, tandis que le

contrat commutatif chacune des parties reçoit quelque chose réel, d’effectif. » 183 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 246. 184 A. DE BOECK, “Het Hof van Cassatie en de koop op lijfrente: zekerheid omtrent onzekerheid (noot onder

Cass. 20 juni 2005)”, TBBR 2006, 607.

Page 71: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

63

Er zijn twee gemeenschappelijke kenmerken tussen deze subcategorieën. Enerzijds

worden er bij beide categorieën verbintenissen gecreëerd in hoofde van iedere partij.185

Anderzijds worden beide categorieën gekenmerkt door contractuele gelijkwaardigheid.186

Bijgevolg kan de overeenkomst onder bezwarende titel voorlopig omschreven worden als

een overeenkomst die voor beide partijen een verbintenis schept en die wordt gekenmerkt

door een interne gelijkwaardigheid.187

185 “Als de lijfrente onder kosteloze titel wordt gevestigd, gaat het om een eenzijdige verbintenis van de

renteplichtige. Het betreft bijgevolg geen kanscontract, want een overeenkomst om niet kan geen

kanscontract uitmaken, vermits er geen wederkerige prestaties zijn”: B. TILLEMAN, “Lijfrente” in A.-L.

VERBEKE, Knelpunten Kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 45-46. Hieruit volgt dat een

kanscontract steeds wederkerige verbintenissen veronderstelt! Zie ook A. AYDOGAN, de aard van de

overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 244. 186 « Aux termes de l’article 1104 « le contrat est commutatif lorsque chacune des parties s’engage à donner

ou à faire une chose qui est regardée comme l’équivalent de ce qu’on lui donne ou de ce qu’on fait pour

elle…dans les contrats aléatoires ; l’égalité qui y doit régner, en vertu de l’équité qui domine dans tous les

contrats consiste uniquement dans l’égalité de la chance » : F. LAURENT, Principes de droit civil français,

XV, Brussel, Bruylant, 1875, 494-496. ; N. CARETTE, “Koop met lijfrente. Vernietigbaarheid herbekeken”,

RW 2006, 702-703. ; J.J. DUPEYROUX, Contribution à la théorie générale de l’acte à titre gratuit, Parijs,

Librairie générale de droit et de jurisprudence, 1955, 105. 187 R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure, 2012, 133.; Brussel

10 september 1992, RW 1992-93, 884.; A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia,

2014, 246-248.

Page 72: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

64

B. INTERNE GELIJKWAARDIGHEID

59. Interne of contractuele gelijkwaardigheid kan objectief of subjectief ingevuld

worden. Bij een objectieve invulling wordt de waarde van de prestaties bepaald aan de

hand van meetbare maatstaven zoals de arbeidswaarde of marktwaarde. Bij subjectieve

waardebepaling gaat men er daarentegen van uit dat waarde een inhoudelijk subjectief

begrip is en moet beoordeeld worden vanuit het standpunt van de partijen.188

Volgens het merendeel in de rechtsleer moet de prestatie van de ene partij niet

noodzakelijk objectief gelijkwaardig zijn aan deze van de andere partij. I. SAMOY stelt in

dit verband: “… Overeenkomstig het gemeenrechtelijk contractenrecht moet de prijs van

een koop niet noodzakelijk beantwoorden aan de werkelijke economische waarde van het

goed. Ons recht kent geen iustum-pretium principe…”189 Het is voldoende dat de prestatie

van de ene partij subjectief gelijkwaardig geacht wordt door de andere partij en

omgekeerd.190

Ter verdediging van de subjectieve invulling worden meerdere argumenten aangewend.

Een eerste kan volgen uit de bewoordingen van art. 1104 BW (… dat beschouwd wordt

als gelijkwaardig met wat men haar geeft…).191 Een ander argument volgt uit de

principiële beginselen van de contractvrijheid en wilsautonomie.192

Niettegenstaande wordt er in de rechtsleer ook aandacht besteed aan de objectieve

invulling van gelijkwaardigheid. Deze houding vloeit voort uit een geleidelijke

nuancering van de draagwijdte wilsautonomie.193 Hieruit volgt dat men gelijkwaardigheid

188 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 249-252. 189 I. SAMOY, V. ALLAERTS, “Dit is geen vermomde schenking!” in L. WEYTS, A.-L. VERBEKE, C.

CASTELEIN, Notariële clausules, Antwerpen, Intersentia, 2007, 307 190 M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1686.; M. VAN

QUICKENBORNE, “Gedeeltelijke schenkingen”, TPR 1976, 42-43.;.Rb. Turnhout 7 januari 2005, CABG

2006/6, 62: “Opdat van een handeling ten bezwarende titel sprake kan zijn, is niet vereist dat de prestatie

van de ene partij objectief gelijkwaardig is aan deze van de andere partij. Vereist en voldoende is dat zij

subjectief gelijkwaardig wordt geacht.” 191 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 363.; J.J. DUPEYROUX, Contribution à la théorie générale de l’acte à titre gratuit, Parijs,

Librairie générale de droit et de jurisprudence, 1955, 107. 192 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 251; 319. 193 E. SWAENEPOEL, “Toetsing van het contractuele evenwicht”, Themis 2011, 125: “Door de groeiende

aandacht voor het contractuele evenwicht komen de basisbeginselen van de contractvrijheid en de bindende

kracht onder druk te staan”.; M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van

rechtspraak – Giften (1999-2011)”, TPR 2013, 363.; C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets

van het familiaal vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2015, 229.

Page 73: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

65

niet uitsluitend subjectief mag invullen maar er ook steeds een objectieve component aan

moet verbinden. 194

60. Volgens bepaalde auteurs zijn er geen overtuigende argumenten om een grote rol

toe te kennen aan deze objectieve waardebepaling.195 Volgens hen vormt deze laatste

slechts een onderdeel van de subjectieve beoordeling. Dit betekent dat de objectieve

gelijkwaardigheid de subjectieve gelijkwaardigheid beïnvloedt, maar dat ze geen

afzonderlijke component vormt: “De objectieve waarde die eventueel in rekening wordt

genomen bij een subjectieve waardering wordt hierdoor immers gesubjectiveerd.”

Gelijkwaardigheid moet bijgevolg louter subjectief beoordeeld worden.196

Deze subjectieve beoordeling bestaat erin dat de partijen een waardeoordeel vellen over

de tegenprestatie van de andere partij. Aangezien deze beoordeling gebeurt vanuit het

perspectief van de partijen kan de vraag naar de subjectieve gelijkwaardigheid in een

overeenkomst onder bezwarende titel tussen partij A en partij B ook als volgt voorgesteld

worden:197

- Is volgens partij A de prestatie van B zijn eigen prestatie waard?

- Is volgens partij B de prestatie van A zijn eigen prestatie waard?

Het is pas wanneer de vraag in hoofde van beide partijen bevestigend is, dat zij zullen

overgaan tot het sluiten van de overeenkomst onder bezwarende titel.

194 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 257. 195 J.J. DUPEYROUX, Contribution à la théorie générale de l’acte à titre gratuit, Parijs, Librairie générale

de droit et de jurisprudence, 1955, 175.

Auteurs in de rechtsleer die een (gedeeltelijke) objectieve waardebepaling verdedigen, doen hiervoor vaak

beroep op twee argumenten: de benadeling en het iustum pretium-beginsel. In haar onderzoek, verwerpt A.

AYDOGAN dat deze beginselen argumenten ‘pro’ een objectieve gelijkwaardigheid inhouden. A. AYDOGAN,

de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 257-321. 196 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 321. 197 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 375.

Page 74: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

66

C. SUBJECTIEVE GELIJKWAARDIGHEID VERONDERSTELT ANIMUS SPECULANDI

61. In het vorige randnr. werd gesteld dat de subjectieve gelijkwaardigheid moet

beoordeeld worden vanuit het perspectief van de partijen.198 Subjectieve

gelijkwaardigheid peilt naar de bedoeling van de partijen.199

Waaruit bestaat de bedoeling van partijen in een overeenkomst onder bezwarende titel?

Om dit aan te tonen kan uitgegaan worden van twee hypotheses. In de eerste hypothese

is er sprake van objectieve gelijkwaardigheid. In de andere is er geen sprake van

objectieve gelijkwaardigheid. Uit de vergelijking van beide hypotheses volgt meteen ook

het bovenstaand standpunt, m.n. dat de objectieve gelijkwaardigheid als afzonderlijke

component eigenlijk irrelevant wordt in het licht van de subjectieve invulling.

62. OBJECTIEVE GELIJKWAARDIGHEID – Partij A en B sluiten een overeenkomst

waarvan de verbintenissen objectief gezien evenveel waard zijn. Partij A koopt een goed

van B en dit aan de marktwaarde. Het feit dat de goederen objectief evenveel waard zijn,

is op zich onvoldoende om een overeenkomst te sluiten. Partij A moet het goed van B

willen kopen. Indien partij A voor zichzelf immers geen voordeel zou zien in de

tegenprestatie van partij B zal hij, niettegenstaande de objectieve gelijkwaardigheid, ook

niet overgaan tot contracteren.

Of zoals J.J. DUPEYROUX het stelt: « Une contre-prestation qui n’apporte à l’individu

contractant qu’un équivalent, c’est-à-dire ne valant que ce que vaut la prestation, n’a

pas, psychologiquement, la puissance d’amener un changement à la situation des choses.

Pour obtenir ce résultat il faut qu’il y ait un excédent, une plus-value, non pas

objectivement, mais au point de vue individuel des contractants. Ceux-ci doivent être

convaincu chacun de leur côté qu’ils gagnent à l’échange. » 200

Objectieve gelijkwaardigheid is m.a.w. onvoldoende om partijen te laten contracteren. In

voorkomend geval zullen de partijen eigenlijk pas een overeenkomst sluiten wanneer dit

voor beiden subjectief gezien een voordeel met zich meebrengt of wanneer ze van oordeel

zijn dat de tegenprestatie in hun belang is. Er is dus subjectieve gelijkwaardigheid vereist.

198 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 375. 199 R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 732 200 J.J. DUPEYROUX, Contribution à la théorie générale de l’acte à titre gratuit, Parijs, Librairie générale

de droit et de jurisprudence, 1955, 108.

Page 75: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

67

63. GEEN OBJECTIEVE GELIJKWAARDIGHEID – Eenzelfde redenering gaat ook op

wanneer er geen sprake is van objectieve gelijkwaardigheid. Het gebrek aan objectieve

gelijkwaardigheid sluit de aanwezigheid van subjectieve gelijkwaardigheid niet

noodzakelijk uit. Opnieuw kan verwezen worden naar J.J. DUPEYROUX die volgend

voorbeeld geeft om dit te staven: « Le contrat qui réunit deux prestations

économiquement inégales est onéreux s’il s’ajoute un élément subjectif particulier, la

préférence marquée par chaque partie pour la prestation promise par l’autre. J’achète

1.000 francs un objet qui, sur le marché, n’en vaut que 500…Elle est onéreuse si j’ai

préféré l’objet acheté aux 1.000 francs que je verse, si pour moi l’objet acheté vaut (au

moins) 1.000 francs. »201

Het subjectief element bestaat dus in de voorkeur om de tegenprestatie te ontvangen. Dit

subjectief element compenseert het feit dat de prestaties objectief verschillen qua waarde.

In de veronderstelling dat het in bovenstaand voorbeeld gaat om partij A die een goed

koopt aan 1.000 frank, terwijl het een marktwaarde heeft van 500 frank, impliceert dit dat

hij het gekochte goed zijn eigen prestatie waard vindt. Voor A brengt de tegenprestatie

van B met andere woorden een voordeel met zich mee en dit ondanks het objectief

waardeverschil. Hierdoor is er alsnog sprake van subjectieve gelijkwaardigheid.

Opnieuw bestaat de intentie van iedere partij er dus in om een voordeel te ontvangen uit

de tegenprestatie van de andere partij.

64. Zoals eerder aangegeven blijkt de subjectieve gelijkwaardigheid het bepalende

element te zijn inzake overeenkomsten onder bezwarende titel en dit ongeacht of er sprake

is van objectieve gelijkwaardigheid. De subjectieve gelijkwaardigheid vertaalt zich naar

de wil van iedere partij om een voordeel te ontvangen uit de tegenprestatie. Bijgevolg is

een overeenkomst onder bezwarende titel wanneer de intentie van iedere partij bestaat in

de wil om een voordeel ontvangen uit de tegenprestatie.202

201 J.J. DUPEYROUX, Contribution à la théorie générale de l’acte à titre gratuit, Parijs, Librairie générale

de droit et de jurisprudence, 1955, 175. 202R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 732; A. AYDOGAN, de

aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 375-378: Deze laatste auteur toont dit standpunt

aan a.d.h.v. de schenking onder last: “De schenker A wil een voordeel verschaffen aan de begiftigde B. A

handelt animo donandi. B handelt niet animo donandi. De begiftigde verbindt zich tot de last met het oog

op de prestatie van de schenker. Hij beschouwt zijn last het goed van A waard. Of nog, hij heeft de wil om

te ontvangen. In tegenstelling tot de schenker die animo donandi handelt, handelt de begiftigde dus animo

speculandi.”

Page 76: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

68

De wil om een voordeel te ontvangen uit de tegenprestatie is geenszins een vreemd

gegeven in ons recht. Meer nog, we kennen deze intentie beter onder de noemer animus

speculandi. Hieruit volgt een alternatieve definitie voor een overeenkomst onder

bezwarende titel, m.n. een overeenkomst waarbij beide partijen animus speculandi

handelen.

Page 77: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

69

D. BESLUIT

65. Uit het voorgaande volgt enerzijds dat de objectieve gelijkwaardigheid eigenlijk

irrelevant is. Op zich volstaat deze immers niet om de partijen te laten overgaan tot het

sluiten van een overeenkomst. Objectieve ongelijkwaardigheid daarentegen, belet niet dat

de partijen hun eigen prestatie en de respectievelijke tegenprestatie evenveel waard

achten. Gelijkwaardigheid die overeenkomsten onder bezwarende titel kenmerkt, wordt

dus louter subjectief ingevuld.

66. Anderzijds kan uit het voorgaande ook besloten worden tot een nieuwe definitie

van overeenkomsten onder bezwarende titel. Een overeenkomst is onder bezwarende titel

wanneer partijen zich wederzijds verbinden vanuit de opvatting dat de tegenprestatie, de

eigen prestatie waard is en uit deze tegenprestatie bovendien een voordeel voortvloeit.

Deze opvatting of intentie in hoofde van de beide partijen wordt de animus speculandi

genoemd. Het is m.a.w. de animus speculandi in hoofde van beide partijen die leidt tot de

kwalificatie als een overeenkomst onder bezwarende titel.203

203 R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 733.

Page 78: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

70

§2. KOSTELOZE RECHTSHANDELINGEN

A. CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN

67. Een rechtshandeling is ten kosteloze titel204 wanneer de beschikker geen voordeel

beoogt.205 Het begrip gift werd niet inhoudelijk gedefinieerd door de wetgever.206

Volgens de rechtsleer is er sprake van een gift wanneer voldaan is aan twee inhoudelijke

voorwaarden. Enerzijds moet een vermogensbestanddeel van het ene vermogen naar het

andere vermogen overgaan, zodat er zich een correlatieve verarming en verrijking van

deze vermogens plaatsvindt. Dit is het materieel element. Anderzijds moet het

voorgaande gebeuren uit vrijgevigheid of animus donandi. Dit is het intentioneel

element.207 Deze elementen samen zijn voldoende om van een gift te spreken. Het is niet

noodzakelijk dat de partijen hun overeenkomst daadwerkelijk zo gekwalificeerd

hebben.208

204 Rechtshandelingen ten kosteloze titel worden klassiek verder onderverdeeld in giften enerzijds en in

zogenaamde contracten uit vrijgevigheid anderzijds. Het onderscheid houdt verband met het voorwerp van

de verbintenis van degene die ten kosteloze titel handelt. Giften hebben de kosteloze overdracht tot

voorwerp van een vermogensbestanddeel of een zakelijk recht op een vermogensbestanddeel. Contracten

uit vrijgevigheid daarentegen hebben betrekking op het kosteloos verstrekken van een dienst. Voor deze

bespreking wordt verder gewerkt met de zogenaamde giften om het onderscheid met overeenkomsten onder

bezwarende titel duidelijk te maken, vermits het beding van aanwas ook betrekking heeft op de overdracht

van een zakelijk recht. Zie o.a. R. DEKKERS, H. CASMAN, M. DEKKERS EN G. BAETEMAN, Handboek

Burgerlijk Recht – Deel IV, Antwerpen, Intersentia 2010, 519. M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N.

GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”, TPR 2013, 366-368. R. BARBAIX, A.-L.

VERBEKE, Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure, 2012, 133-134.; C. DECLERCK, W.

PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2015, 229.

Volgens M. PUELINCKX-COENE leidt dit onderscheid tussen kapitaal-en dienstengiften tot arbitraire

resultaten en is dit in deze maatschappij niet meer te verantwoorden (M. PUELINCKX-COENE, “Bedenkingen

bij de schenkingen”, TPR 2000, 613-614); E. DE WILDE D’ESTMAEL, B. DELAHAYE, “Schenkingen”, Huwv

2010, TXIX.1-1. 205 R. DEKKERS, H. CASMAN, M. DEKKERS EN G. BAETEMAN, Handboek Burgerlijk Recht – Deel IV,

Antwerpen, Intersentia 2010, 519. 206 A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1992, 2.; J. FACQ, J.

VERSTRAETE, “De schenking hervormd: enkele luchthartige bedenkingen”, in SWENNEN, F., BARBAIX, R.,

Over Erven Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 161. 207 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 355-360.; C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal

vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2015, 230-234.; M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak

Giften (1985-1992), TPR 1994, 1675-1682.; R. POTHIER, Oeuvres de Pothier, I, Parijs, Siffrein, 1821, 107-

108; R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure, 2012, 136.; R.

BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 730.; A. VERBEKE,

“Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar

met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1992, 4.; R. DEKKERS, H. CASMAN, M. DEKKERS EN G.

BAETEMAN, Handboek Burgerlijk Recht – Deel IV, Antwerpen, Intersentia 2010, 519-523.; PUELINCKX-

COENE, M., “Bedenkingen bij de schenkingen”, TPR 2000, 613-614. 208 C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, Die

Keure, 2015, 230.; M. PUELINCKX-COENE, “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen

van aanwas of terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 61.

Page 79: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

71

Sommige auteurs oordelen dat beide elementen moeten aanwezig zijn opdat er sprake kan

zijn van een schenking.209 Er wordt geoordeeld dat het ontbreken van de verarming en

correlatieve verrijking noodzakelijkerwijs leidt tot de kwalificatie als een rechtshandeling

onder bezwarende titel, ongeacht de (vrijgevige) intentie van de beschikker.210 Anderzijds

oordeelt men ook dat de loutere aanwezigheid van het materieel element op zich niet

volstaat om een rechtshandeling als gift te kunnen kwalificeren.211

Hoewel er in de rechtspraak en rechtsleer geen discussie bestaat over de nodige

aanwezigheid van de twee bestanddelen, bestaat er wél discussie over de inhoud ervan en

de wisselwerking tussen beide.212 Afhankelijk van de in het geding zijnde belangen die

men beoogt te beschermen, zal het ene element nu eens belangrijker worden geacht dan

het andere en omgekeerd.213

209 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 361. 210 R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure, 2012, 133.; M.

PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”, TPR

2013, 372. 211 R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 732.; J. FACQ, J.

VERSTRAETE, “De schenking hervormd: enkele luchthartige bedenkingen”, in SWENNEN, F., BARBAIX, R.,

Over Erven Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 165. 212 R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 730; R. BARBAIX, A.-

L. VERBEKE, Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure, 2012, 132.; J. BAEL, “Bedingen van

aanwas met optie”, T. Not. 2005, 67. 213 A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1992, 4.; M. PUELINCKX-COENE,

“Bedenkingen bij de schenkingen”, TPR 2000, 617: “Bij het antwoord op de vraag of animo donandi

opgetreden werd en er dus van een schenking sprake is, speelt bovendien meer en meer mee of het belang

dat men zodoende wil beschermen, vandaag nog beschermenswaard wordt geacht. In feite werd het dus

een rechts-politieke aangelegenheid.”

Page 80: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

72

B. MATERIEEL ELEMENT: VERARMING EN VERRIJKING

68. Het materieel element vereist de afstand of overdracht van een

vermogensbestanddeel van de beschikker. Deze overdracht heeft een zakelijke verarming

van de beschikker en een verrijking van de begiftigde tot gevolg.214 Er is bovendien een

direct verband vereist tussen de verarming en verrijking: deze moeten elkaars oorzaak

zijn.215 Daarnaast moeten de verarming en verrijking dadelijk zijn (dit impliceert niet

noodzakelijk dat er onmiddellijke inbezitstelling moet zijn) en onherroepelijk.216

De meeste auteurs in de rechtsleer koppelen aan dit bestanddeel een bijkomende

voorwaarde. Om van verarming te kunnen spreken mag er geen economische of

vermogensrechtelijke tegenprestatie zijn van de begiftigde en dit hetzij rechtstreeks hetzij

onrechtstreeks.217 Andere auteurs nuanceren deze voorwaarde en oordelen dat het enkele

feit dat er een tegenprestatie werd bedongen, de kwalificatie van een rechtshandeling ten

kosteloze titel niet automatisch uitsluit.218

214 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 362-370.; R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure,

2012, 133-134.; C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht,

Brugge, Die Keure, 2015, 230-231.; R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2016, 731-732. 215 “De vereiste van causaal verband houdt echter niet in dat de verrijking en de verarming aan elkaar

gelijk moeten zijn. Dit is bv. niet het geval wanneer men iemand een geldsom geeft met het oog op de

aankoop van een onroerend goed dat achteraf in waarde stijgt. De schenker is verarmd ten belope van de

geldsom terwijl de begiftigde verrijkt is ten belope van de waarde van het daarmee verkregen onroerend

goed” in C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge,

Die Keure, 2015, 231; A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en

testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1992, 7.; R.

RAUCENT, Les Libéralités, Bruxelles, Bruylant, 1991, 33. 216 C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, Die

Keure, 2015, 231.; M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994,

1675.

Over de onherroepelijkheid zijn er in Nederland recent evoluties aan de gang. Zie in dit opzicht o.a. de

volgende bijdrage: N. BAUDUIN, F. SCHOLS, “Geven en nemen: de herroepelijke schenking”, TEP 2015,

308-320 217 C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, Die

Keure, 2015, 230.; A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en

testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1992, 6. 218 R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 731.; R. BARBAIX, A.-

L. VERBEKE, Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure, 2012, 133.; A. VERBEKE, “Commentaar

bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht

van rechtspraak en rechtsleer, 1992, 6.; M. PUELINCKX-COENE, “Bedenkingen bij de schenkingen”, TPR

2000, 616: “Werkt men bij de beoordeling van enerzijds de verarming en anderzijds het aanwezig zijn van

een tegenprestatie niet met twee maten en twee gewichten?”

Page 81: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

73

C. INTENTIONEEL ELEMENT: ANIMUS DONANDI

69. Aanvankelijk werd een zeer strenge invulling gegeven aan het

vrijgevigheidsbegrip. Men ging ervan uit dat animus donandi bestond uit een belangeloze

edelmoedigheid of welwillendheid. Deze strenge invulling werd later genuanceerd.219 De

onbaatzuchtige en edelmoedige wil om de begiftigde te verrijken, zonder daarvoor iets in

de plaats te willen bekomen, beantwoordt immers niet aan de realiteit.220 Wie vrijgevig

is, handelt nooit uit louter belangloze edelmoedigheid.221

E. DE WILDE D’ESTMAEL en B. DELAHAYE onderscheiden drie betekenissen van de

animus donandi:

- Een eerste objectieve of affectieve betekenis bestaat in de wil om een ander

te verkiezen boven zichzelf;

- Een tweede abstracte betekenis bestaat in het bewustzijn en de wil om niet

het equivalent te verkrijgen;

- Een derde betekenis bestaat erin dat er geen eenduidige motivering is. De

animus donandi bestaat uit zowel de wil om geen economische tegenprestatie

te verkrijgen als een oogmerk van welwillendheid (waarbij ook meer

egocentrische beweegredenen meespelen zoals het streven naar waardering,

zichzelf in een gunstiger daglichtstellen, etc.)

Dat de animus donandi niet volledig gelijkstaat aan de oorzaak van een schenking kan

afgeleid worden uit cassatierechtspraak. Zo bepaalt een arrest van het Hof van Cassatie

d.d. 16 november 1989 dat “de oorzaak van een schenking onder de levenden of bij

testament niet uitsluitend ligt in het begiftigingsoogmerk van de schenker, maar in de

hoofdzakelijke beweegreden die bij hem heeft voorgezeten en die hem ertoe heeft gebracht

219 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 370-373.; M. PUELINCKX-COENE, “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen

van aanwas of terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 61-

62.; R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure, 2012, 138.; R.

BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 733. 220 M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975, 689.; R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE,

Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure, 2012, 134.; A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893

BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van

rechtspraak en rechtsleer, 1992, 6.; M. PUELINCKX-COENE, “Moet men beducht zijn voor inkorting bij

tontine, bedingen van aanwas of terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”,

Not.Fisc.M. 1996, 61. 221 J. FACQ, J. VERSTRAETE, “De schenking hervormd: enkele luchthartige bedenkingen”, in SWENNEN, F.,

BARBAIX, R., Over Erven Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 165.

Page 82: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

74

die gift of schenking te doen”222 Deze rechtspraak werd later nog herhaald en ook

algemeen aanvaard door de rechtsleer.223 Volgens bepaalde auteurs impliceren deze

cassatiearresten dat de animus donandi enerzijds en de hoofdzakelijke beweegredenen in

hoofde van de schenker anderzijds afzonderlijke deelaspecten uitmaken van de oorzaak

van schenkingen.224

Of er met begiftigingsoogmerk werd gehandeld, is een feitenkwestie waarvan de invulling

zal afhangen van de concrete omstandigheden en tijdsgeest.225 De animus donandi wordt

niet vermoed en moet bewezen worden met alle middelen van recht door degene die

beweert dat de overdracht uit vrijgevigheid gebeurde.226

222 Cass. 16 november 1989, RW 1989-90, 1259.; F. BUYSSENS, “Op zoek naar duidelijkheid”, TEP 2010,

1.; R. DEKKERS, H. CASMAN, M. DEKKERS EN G. BAETEMAN, Handboek Burgerlijk Recht – Deel IV,

Antwerpen, Intersentia 2010, 524. 223 J. NEUTS, “over het verval van het testament als gevolg van het verdwijnen van de oorzaak” (noot onder

Cass. 21 januari 2000), RW 2000-2001, 1020.; S. STIJNS, I. CLAEYS, “Het algemeen regime van de

verbintenis”, Themis 2001, 9.; A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen

en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1992, 8.; H.

CASMAN, “Actualia Schenkingen – Deel 1”, NJW 2011, 566.; R. BARBAIX, “Verval van de schenking door

het verdwijnen van de doorslaggevende beweegreden: het derde bedrijf”, RW 2008-09, 1670. 224 C. CAUFFMAN, De verbindende eenzijdige belofte, Antwerpen, Intersentia, 2005, 659.; S. STIJNS, I.

CLAEYS, “Het algemeen regime van de verbintenis”, Themis 2001, 9.

Zie ook de uiteenzetting supra nr. 54 over het onderscheid tussen de objectieve en de subjectieve invulling

van het oorzaakbegrip bij overeenkomsten om niet. 225 M. PUELINCKX-COENE, “Dossier N° 6257 – Tontine en aanwas- inkorting”, Versl.CSW, Brussel,

Bruylant, 1995, 375-380; R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016,

739.; J. BAEL, “Bedingen van aanwas met optie”, T. Not. 2005, 68.; J. FACQ, J. VERSTRAETE, “De schenking

hervormd: enkele luchthartige bedenkingen”, in SWENNEN, F., BARBAIX, R., Over Erven – Liber amicorum

Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 166. 226 C. DECLERCK, W. PINTENS, K. VANWINCKELEN, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, Die

Keure, 2015, 232-233.; M. PUELINCKX-COENE, “Dossier N° 6257 – Tontine en aanwas- inkorting”,

Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1995, 375-380.; M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975,

709.; M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van rechtspraak Giften (1985-1992), TPR 1994, 1676;1683.; R.

BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 738-740.; M. PUELINCKX-

COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”, TPR 2013, 371.;

A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze

commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1992, 8.; S. MAES, “Bedingen van aanwas en

tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 382.; M. PUELINCKX-COENE, “Moet men

beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of terugvallend vruchtgebruik tussen

echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 61.

Zo oordeelde de rechtbank van Turnhout in zijn vonnis: “Men kan slechts van een schenking spreken zo de

partijen animus donandi gehandeld hebben. Het louter bestaan van een genegenheidsrelatie impliceert op

zich geen vrijgevigheidsbedoeling… De animus donandi, die niet vermoed wordt, blijkt niet uit de

voorhanden zijnde gegevens.” (Rb. Turnhout 7 januari 2005, CABG 2006/6, 62).

Tenminste zo het gaat om derden of erfgenamen die niet als rechtsopvolgers, maar in eigen naam optreden.

Indien het gaat om één van de partijen bij de overeenkomst zal rekening moeten gehouden worden met de

bewijsregels opgenomen in de artikelen 1341, 1347 en 1348 BW indien het voorwerp van de gift hoger is

dan 375 euro. (Brussel 12 september 2012, TEP 2016/3, 413; Antwerpen 3 december 2014, TEP 2016/3,

397); Rapport de M. LELEU “Dossier N° 1972 – Une convention d’accroissement peut-elle être constitutive

d’une libéralité?”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1999, 312.

Page 83: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

75

D. WISSELWERKING TUSSEN DE CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN

70. De vraag naar de verhouding tussen het intentioneel element en het materieel

element komt duidelijker aan bod door een blik te werpen op de schenking onder last.

Zoals hierboven reeds aangegeven, zijn er verschillende opvattingen over de

verenigbaarheid van het kosteloos karakter met een tegenprestatie in hoofde van de

begiftigde (rechtstreeks of onrechtstreeks).

Aanvankelijk werd de schenking met last aanzien als een gemengde akte. Ten belope van

de lasten werd de overeenkomst gekwalificeerd als een overeenkomst onder bezwarende

titel. Voor hetgeen de lasten overschreed, aanzag men de overeenkomst dan als een

werkelijke gift. Omdat het logischerwijs niet in de bedoeling van de partijen ligt om in

één overeenkomst twee rechtshandelingen te verrichten, werd deze visie verlaten. De

schenking met last blijft een overeenkomst ten kosteloze titel voor het geheel.227 Hieraan

is echter één grote ‘maar’ verbonden.

Volgens een bepaalde strekking blijft de schenking onder last zijn kwalificatie ten

kosteloze titel behouden ‘maar’ indien de last gelijkwaardig is aan het geschonken goed,

oordelen zij dat het materieel element (de correlatieve verarming en verrijking) niet langer

aanwezig is. Ondanks het intentioneel element, kan volgens hen bijgevolg niet langer

sprake zijn van een werkelijke schenking. De overeenkomst omvat in werkelijkheid een

ruil of een verkoop. Hieruit kan men afleiden dat, bij het bepalen van het kosteloos

karakter, het materieel element volgens sommige auteurs zwaarder doorweegt dan het

intentionele, maar is dit werkelijk zo?

In feite volgt uit deze opvatting dat naast het intentioneel element ook een objectief

waardeverschil tussen de prestaties van de contractpartijen vereist is!228 De vraag naar de

wisselwerking tussen het materieel en het intentioneel bestanddeel van kosteloze

227 E. DE WILDE D’ESTMAEL, B. DELAHAYE, “Schenkingen”, Huwv 2010, TXIX.2-3.; F. LAURENT,

Principes de droit civil français, XII, Brussel, Bruylant, 1874, 420. 228 J. BAEL, “Bedingen van aanwas met optie”, T. Not. 2005, 67.; A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893

BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van

rechtspraak en rechtsleer, 1992, 6: “Zodra echter de last ten gunste van de beschikker het geschonken

voordeel ten gunste van de begiftigde evenaart of overtreft, kan er van een gift geen sprake zijn. Er is dan

immers geen verrijking voor de begiftigde.”; H. CASMAN, “Actualia Schenkingen – Deel 2”, NJW 2011,

600.; E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, A.F.T. 2008, 23.; R.

RAUCENT, Les Libéralités, Bruxelles, Bruylant, 1991, 35.; J.J. DUPEYROUX, Contribution à la théorie

générale de l’acte à titre gratuit, Parijs, Librairie générale de droit et de jurisprudence, 1955, 79.; M.

PUELINCKX-COENE, “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of

terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 64.

Page 84: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

76

rechtshandelingen, kan in deze context dus eigenlijk herleid worden naar de vraag omtrent

de wisselwerking tussen een objectief en een subjectief element.

71. Het besluit dat de objectieve gelijkwaardigheid tussen de last en het geschonken

goed leidt tot een overeenkomst onder bezwarende titel, is nochtans niet evident. Supra

nr. 65 werd immers uiteengezet dat de gelijkwaardigheid van verbintenissen subjectief

moet beoordeeld worden. Hoewel de objectieve gelijkwaardigheid de subjectieve kan

beïnvloeden, is ze er slechts een onderdeel van.

Bij de totstandkoming van de schenking onder last hebben de partijen zich elk de vraag

gesteld of de prestatie van de ander zijn eigen prestatie waard is. Indien dit het geval is,

is er inderdaad sprake van subjectieve gelijkwaardigheid. Subjectieve gelijkwaardigheid

impliceert immers dat beide partijen een voordeel zien in de transacties of beiden animus

speculandi handelen. Indien het voordeel voor één van beiden ontbreekt, volgt hieruit a

contrario dat er subjectief gezien wél een waardeverschil bestaat tussen de prestaties.

Met andere woorden: zelfs indien de waarde van de last objectief gelijkwaardig is aan de

waarde van het geschonken goed, betekent dit niet noodzakelijk dat schenker A de last

stipuleerde om een voordeel te verkrijgen van begiftigde B! Het feit dat partij A, ondanks

het gebrek aan een voordeel voor zichzelf toch de verbintenis aangaat om een goed te

schenken, volgt uit zijn vrijgevige bedoeling.

Handelen uit vrijgevigheid maar tegelijk de intentie hebben om een voordeel te

ontvangen, staat bovendien haaks op elkaar. Indien partij A handelt uit vrijgevigheid,

ontbreekt dus de animus speculandi. Nochtans is voor overeenkomsten onder bezwarende

titel vereist dat deze animus speculandi zich in hoofde van beide partijen voordoet. A

contrario kan hieruit worden afgeleid dat wanneer slechts één partij animus speculandi

handelt terwijl de ander animus donandi handelt, er geen sprake kan zijn van een

overeenkomst onder bezwarende titel. Bijgevolg kan de overeenkomst dan niet anders

dan ten kosteloze titel zijn.

72. Een zeer eenvoudig voorbeeld om deze abstracte redenering te verduidelijken:

partij A en partij B zijn elk eigenaar van identiek dezelfde jas, behoudens één element:

de kleur. Partij A heeft namelijk een rode jas, terwijl partij B een groene heeft. Beide

jassen hebben dezelfde marktwaarde en zijn dus objectief gelijkwaardig. Wanneer partij

A en partij B elkaar tegen het lijf lopen, besluit B dat hij de rode jas veel mooier vindt

dan zijn eigen groene. Partij A daarentegen kan hier moeilijk een oordeel over vellen

Page 85: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

77

aangezien hij kleurenblind is. Om partij B een plezier te doen, besluit partij A zijn jas te

schenken onder de last dat partij B zijn jas in de plaats geeft. Objectief gezien is er

inderdaad sprake van een ruil maar dit betekent niet noodzakelijk dat deze stelling zonder

meer mag doorgetrokken worden naar het subjectieve veld!

In hoofde van partij B bestaat een voordeel om de jas van A te ontvangen, m.n. de mooiere

kleur. In hoofde van partij A daarentegen bestaat dit voordeel niet. Hij had al een jas. Het

feit dat hij identiek dezelfde in de plaats krijgt en zoals vermeld, geen belang heeft bij de

kleur, is bezwaarlijk een voordeel te noemen. Ondanks de objectieve gelijkwaardigheid,

ontbreekt bijgevolg de subjectieve gelijkwaardigheid in hoofde van beide partijen. Voor

partij B is de jas van A door de kleur immers meer waard. Indien partij A toch besluit

zich te verbinden, doet hij dit louter om B een voordeel te verschaffen en niet vanuit een

waardegebonden voordeel in eigen hoofde. Partij A handelt louter uit vrijgevigheid. De

wil om een voordeel te verschaffen, volgt net uit de erkenning van beide partijen dat er

een subjectief waardeverschil bestaat tussen het geschonken goed en de last.

73. Bijgevolg kunnen we hieruit afleiden dat de correlatieve verarming en verrijking

van de vermogens volgt uit de intentie van de partijen. Het sluiten van een overeenkomst

impliceert immers wilsovereenstemming over de waarde van de respectievelijke

prestaties. In dit voorbeeld erkennen beide partijen dat de prestatie van A voor B meer

waard is dan de prestatie die B zelf verricht, waardoor B zich verrijkt en A zich verarmt.

Of nog: het materieel bestanddeel volgt uit het subjectief bestanddeel. 229 Het intentioneel

element is dan ook het enige bepalende of constitutieve bestanddeel van overeenkomsten

ten kosteloze titel.

229 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 380-383.; In dezelfde zin:

M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 394: “…opnieuw blijkt daaruit dat het onderscheid tussen het materiële element van de

kwalificatie en het intentionele element in de praktijk vaak door elkaar lopen...”; R. BARBAIX, A.-L.

VERBEKE, Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure, 2012, 134; R. BARBAIX, Handboek

familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2016, 732.: “…Althans wanneer de last werd bedongen

in het voordeel van de beschikker zelf of in het voordeel van een derde, zullen de wederzijds bedongen

prestaties met elkaar moeten worden vergeleken en zal, afhankelijk van hun gelijkwaardigheid, tot de ene

of de andere kwalificatie worden besloten. In deze gevallen vervaagt het onderscheid tussen het intentioneel

en het materieel element.229 Onderzoeken of de prestaties subjectief gelijkwaardig zijn veronderstelt immers

een onderzoek naar de bedoeling, de intentie van de partijen...”

Page 86: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

78

§3. BESLUIT

74. Bij het sluiten van een overeenkomst maakt elke partij een afweging tussen zijn

eigen verbintenis en die van de andere partij. Hierbij staat de subjectieve

gelijkwaardigheid van de prestaties centraal. Indien een partij besluit dat de opoffering

van de tegenpartij zijn eigen opoffering waard is en hij zich vervolgens verbindt om de

tegenprestatie te ontvangen, houdt dit onlosmakelijk verband met de wil om een voordeel

te ontvangen. In dat geval handelt hij animo speculandi. Overeenkomsten onder

bezwarende titel worden gekenmerkt door de animus speculandi in hoofde van beide

partijen.

Bij overeenkomsten ten kosteloze titel wordt de eigen prestatie van de schenker groter

ingeschat dan de tegenprestatie. De wilsovereenstemming leidt ertoe dat beide partijen

het subjectief waardeverschil tussen de prestaties erkennen. Indien een partij zich dan

toch verbindt, terwijl hij van oordeel is dat de opoffering van de tegenpartij zijn eigen

opoffering niet waard is, volgt hieruit logischerwijs dat er geen waardegebonden

motieven meespelen in zijn besluit om de overeenkomst te sluiten. Hij handelt niet animo

speculandi, maar vanuit de wil om te geven. Overeenkomsten ten kosteloze titel worden

dus gekenmerkt door de animus donandi van één van de partijen.

75. Supra nr. 40 werd gesteld dat de kwalificatieproblematiek betrekking heeft op

twee elementen, m.n. de aanwezigheid van een tegenprestatie en de intentie van de

partijen. Waar de klemtoon moest worden gelegd, was minder duidelijk. Uit het

voorgaande volgt echter dat het onderscheid tussen overeenkomsten onder bezwarende

titel en ten kosteloze titel wel degelijk wordt bepaald door de intentie van de partijen.230

De animus speculandi van beide partijen leidt tot een overeenkomst onder bezwarende

titel. De animus donandi in hoofde van één partij leidt tot een overeenkomst ten kosteloze

titel.

230 Of zoals L. JOSSERAND het stelt : « Le titre onéreux est l’expression, la mise en œuvre de l’égoïsme

juridique, tandis que le titre gratuit est à base d’altruisme » geciteerd in P. WÉRY, Droit des obligations –

théorie générale du contrat, Bruxelles, Larcier, 2010, 71.

Page 87: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

79

AFDELING V DE VERHOUDING TUSSEN DE WEDERKERIGHEID EN HET

BEZWAREND KARAKTER

§1. KLASSIEKE VISIE

76. De essentiële bestanddelen van overeenkomsten onder bezwarende titel of ten

kosteloze titel enerzijds, en wederkerige of eenzijdige overeenkomsten anderzijds,

werden hoger onderzocht en bepaald. De volgende vraag is hoe deze bestanddelen zich

t.o.v. elkaar verhouden en of de toewijzing onder de ene categorie, noodzakelijkerwijs

leidt tot de toewijzing onder een andere categorie. Leidt het causaal verband van de

wederkerigheid steeds tot een overeenkomst onder bezwarende titel of kunnen ook

kosteloze overeenkomsten wederkerig zijn? Is een overeenkomst onder bezwarende titel

steeds wederkerig of bestaan er ook eenzijdige overeenkomsten onder bezwarende titel?

In dit onderdeel wordt m.a.w. een blik geworpen op de congruentie tussen de

verschillende categorieën.

77. Bij de bespreking van de wederkerige schenkingen, bleek de wederkerigheid

volgens sommige auteurs, in de weg te staan aan een kwalificatie als een overeenkomst

om niet. Zo stelt F. LAURENT: « …en apparence, les contrats commutatifs se confondent

avec les contrats bilatéraux. Il est certain que tout contrat bilatéral est en même temps

commutatif ; … cependant les deux divisions ne se confondent pas, car les contrats

commutatifs ne sont pas tous des contrats bilatéraux… » 231

Ook H. CAPITANT oordeelt : « Tandis que les contrats synallagmatiques sont tous à titre

onéreux, les contrats unilatéraux se divisent en deux catégories. Les uns sont des contrats

de bienfaisance, comme dit l’article 1105 C.c., les autres sont intéressés de part et

d’autre... » 232

Uit de bovenstaande visies volgt met ander woorden het volgende: terwijl wederkerige

overeenkomsten steeds onder bezwarende titel zijn, kunnen overeenkomsten onder

bezwarende titel wederkerig of eenzijdig zijn.233 Of deze stelling ook daadwerkelijk

klopt, moet nader bekeken worden.

231 F. LAURENT, Principes de droit civil français, XV, Brussel, Bruylant, 1875, 494. 232 H. CAPITANT, De la cause des obligations, Parijs, Dalloz, 1923, 4. 233 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 356.; A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 130-131. ; Zie

ook M. PLANIOL, G. RIPERT, Traité élémentaire de droit civil conforme au programme officiel des facultés

de droit, III (les régimes matrimoniaux, les successions, les donations et les testaments), Parijs, Librairie

Page 88: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

80

§2. CONGRUENTIE VAN DE CATEGORIEËN

78. Supra nr. 54 e.v. werd uiteengezet dat wederkerigheid duidt op een oorzakelijk

verband. In een overeenkomst onder bezwarende titel levert iedere contractpartij een

prestatie om een gelijkwaardige tegenprestatie van de andere partij te ontvangen. Dit

veronderstelt per definitie de aanwezigheid van een oorzakelijk verband234 en dus dat er

sprake is van wederkerigheid.235 Aangezien wederzijdse prestaties (en dus

wederkerigheid) inherent zijn aan overeenkomsten onder bezwarende titel, volgt hieruit

ook meteen dat overeenkomsten onder bezwarende titel nooit eenzijdig kunnen zijn! Bij

eenzijdige overeenkomsten ontbreekt immers het noodzakelijk wederkerig karakter.

Eenzijdige overeenkomsten zullen dus steeds ten kosteloze titel zijn.236

79. Overeenkomsten onder bezwarende titel zijn dus steeds wederkerig maar het

omgekeerde is niet noodzakelijk waar! Dat wederkerige overeenkomsten steeds onder

bezwarende titel zijn, wordt immers terecht bekritiseerd. Zo is de schenking onder last

een wederkerige overeenkomst maar behoudt deze toch zijn kosteloos karakter 237 (althans

zolang er animus donandi aanwezig is in hoofde van één van de partijen). Partij A schenkt

een goed aan partij B onder een welbepaalde last. De schenking wordt gedaan onder een

last omdat deze last zou uitgevoerd worden. Partij B daarentegen aanvaardt de last omdat

de schenking door A ertegenover staat. De verbintenissen van beide partijen zijn

oorzakelijk met elkaar verbonden. Door de animus donandi van A kan er nochtans geen

sprake zijn van subjectieve gelijkwaardigheid en gaat het hier bijgevolg niet om een

overeenkomst onder bezwarende titel, wel om een overeenkomst ten kosteloze titel.

générale de droit et de jurisprudence, 1932, 655-656: Lier les deux donations l’une à l’autre, ce serait

reconnaître le caractère onéreux des transmissions effectuées. » Hieruit volgt dat wederkerigheid

automatisch tot het bezwarend karakter van de overeenkomst doet besluiten. 234 J.J. DUPEYROUX, Contribution à la théorie générale de l’acte à titre gratuit, Parijs, Librairie générale

de droit et de jurisprudence, 1955, 104 : « le titre onéreux implique l’existence d’un lien d’interdépendance

juridique entre les prestations » 235 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 194-195. 236 In de klassieke leer wordt nochtans vaak verdedigd dat ook een eenzijdige overeenkomst onder

bezwarende titel kan zijn. Hiervoor wordt telkens verwezen naar de lening op interest. Zie o.a. F. LAURENT,

Principes de droit civil français, XV, Brussel, Bruylant, 1875, 494. ; P. BRULEZ, I. ARTESCHENE, N.

PORTUGAELS, J. SWENNEN, A. LAURENT VERBEKE, Bijzondere overeenkomsten in kort bestek, Antwerpen,

Intersentia, 2013, 213-214.; Volgens A. Aydogan klopt deze redenering niet: “De verhouding tussen de

verbintenis tot afgifte en de verbintenis tot interestbetaling leidt m.i. tot een ander besluit. De uitlener geeft

de zaak af omdat hij interesten wil ontvangen. De lener betaalt de interest omdat hij de zaak in lening heeft

ontvangen. Beide verbintenissen behoren tot elkaars oorzaak. Uit het wederzijds oorzakelijk verband tussen

de verbintenis tot afgifte van de uitlener en de verbintenis tot interestbetaling van de lener volgt de conclusie

dat de traditionele kwalificatie van de lening op interest als eenzijdige overeenkomst moet worden verlaten.

De lening op interest is een wederkerige overeenkomst.” In A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst,

Antwerpen, Intersentia, 2014, 182-183. 237 M. PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”,

TPR 2013, 356.

Page 89: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

81

Hieruit volgt meteen dat de stelling dat alle wederkerige overeenkomsten onder

bezwarende titel zijn niet klopt.

80. Waar wederkerigheid wijst op een oorzakelijk verband, wijst de animus

speculandi op een waardegebonden verband. Het oorzakelijk verband kan

waardegebonden zijn, maar dit hoeft niet noodzakelijk zo te zijn! 238

238 Dit wordt treffend aangetoond door de redenering van A. Aydogan: “… Terwijl de gelijkwaardigheid

van de wederzijdse prestaties uit een overeenkomst aangeeft dat iedere partij de waarde van de

tegenprestatie in rekening heeft genomen en de tegenprestatie tot de oorzaak van zijn verbintenis hoort, is

de omgekeerde redenering niet aannemelijk. Uit de onderlinge causaliteit van de wederzijdse prestaties

kan niet de gelijkwaardigheid van die prestaties worden afgeleid. Slechts als de onderlinge causaliteit van

de wederzijdse prestaties waardegebonden is, is er sprake van contractuele gelijkwaardigheid. De

vaststelling dat iedere prestatie tot de oorzaak van de andere prestatie behoort, is echter onvoldoende om

dat waardegebonden karakter te bevestigen. De oorzakelijke verbondenheid tussen de wederzijdse

prestaties kan bijgevolg ook een niet waardegebonden karakter hebben. A. AYDOGAN, de aard van de

overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 353.

Page 90: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

82

§3. BESLUIT

81. Waar overeenkomsten onder bezwarende titel steeds wederkerig zijn, zijn

wederkerige overeenkomsten bijgevolg ruimer dan de overeenkomsten onder bezwarende

titel. Wederkerige overeenkomsten kunnen ook kosteloze rechtshandelingen zijn.239

Hieruit volgt dan ook dat, waar overeenkomsten onder bezwarende titel steeds wederkerig

zijn, overeenkomsten om niet zowel wederkerig als eenzijdig kunnen zijn.

240

239 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 352-356 240 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 518.

Page 91: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

83

VI. WEDERKERIGE SCHENKINGEN HERBEKEKEN

82. Supra nr. 38 werd aangetoond dat bepaalde auteurs oordelen dat het kosteloos

karakter bij wederzijdse schenkingen verdwijnt o.w.v. de wederkerigheid. Bijgevolg is er

dan sprake van een ruil of een overeenkomst onder bezwarende titel.241 Deze redenering

volgt uit de verkeerde opvatting dat wederkerigheid een waardegebonden verband omvat.

Hierboven werd daarentegen aangetoond dat wederkerigheid een oorzakelijk verband

inhoudt. Deze kan waardegebonden zijn, maar dit is niet noodzakelijk het geval.242 Dit

werd afgeleid uit hetgeen werd uiteengezet over de schenking onder last.243 Deze

redenering mag echter niet volledig doorgetrokken naar wederkerige schenkingen

aangezien er een groot verschil bestaat tussen beide overeenkomsten.

83. Bij de schenking onder last gaat het om één overeenkomst met wederzijdse

verbintenissen. Binnen deze overeenkomst handelt de schenker animus donandi en de

begiftigde animus speculandi. De wederkerigheid tussen de verbintenissen situeert zich

intracontractueel.

Bij de schenking onder last ziet de economische balans er bijgevolg als volgt uit:

244

A is de partij die animo speculandi handelt en uit de overeenkomst een voordeel verkrijgt.

B is de schenker en handelt daarentegen uit vrijgevigheid. De overeenkomst werkt niet in

zijn voordeel. De economische balans van de overeenkomst helt over in het voordeel van

partij A.

241 M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975, 694.; M. PLANIOL, G. RIPERT, Traité

élémentaire de droit civil conforme au programme officiel des facultés de droit, III (les régimes

matrimoniaux, les successions, les donations et les testaments), Parijs, Librairie générale de droit et de

jurisprudence, 1932, 655-656 242 Supra nr. 80. 243 Supra nr. 79. 244 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 389.

Page 92: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

84

84. Bij wederkerige schenkingen daarentegen gaat het om twee afzonderlijke

overeenkomsten.245 De wederkerigheid tussen deze schenkingen situeert zich niet op

intracontractueel niveau maar op intercontractueel niveau! Er bestaat dan wel

gelijkwaardigheid tussen de twee overeenkomsten maar niet binnen de overeenkomsten

afzonderlijk. Het feit dat de partij die geeft tegelijkertijd iets (gelijkwaardigs) ontvangt,

sluit op zichzelf de kosteloosheid niet uit, voor zover beide vermogensverschuivingen ten

kosteloze titel gebeuren.246

De stelling dat deze gelijkwaardigheid tussen afzonderlijke overeenkomsten een invloed

heeft op de kwalificatie als overeenkomst onder bezwarende titel dan wel ten kosteloze

titel, gaat uit van een verkeerd uitgangspunt. De gelijkwaardigheid van verbintenissen uit

verschillende overeenkomsten is voor de interne kwalificatie van die afzonderlijke

overeenkomsten immers irrelevant. Bijgevolg zijn wederkerige schenkingen, of beter, is

de wederkerigheid tussen schenkingen een vals aanknopingspunt voor het onderscheid

tussen overeenkomsten om niet en overeenkomsten onder bezwarende titel. 247

Wederkerige schenkingen kunnen dus als volgt worden voorgesteld:

248

Hierbij zijn er twee afzonderlijke overeenkomsten waarbij in de eerste uitsluitend A

animo donandi handelt (en B geen verbintenis heeft of evt. een last uitvoert) en in de

245 R. DEKKERS, H. CASMAN, M. DEKKERS EN G. BAETEMAN, Handboek Burgerlijk Recht – Deel IV,

Antwerpen, Intersentia 2010, 654: “…Men heeft de vraag gesteld, of het wederkerig karakter van de

schenkingen, en ook gebeurlijk hun aleatoir karakter (voorwaarde van overleving), het begrip “gift”

misschien uitsluit. Zeker niet. Men dient elke schenking op zichzelf te beschouwen, los van de andere…” 246 M. VAN QUICKENBORNE, “Wederkerige giften”, TPR 1975, 710-711. 247 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 366-371.

Zie ook volgende passage: “Men heeft de vraag gesteld, of het wederkerig karakter van de schenkingen, en

ook gebeurlijk hun aleatoir karakter (voorwaarde van overleving), het begrip “gift” misschien uitsluit.

Zeker niet. Men dient elke schenking op zichzelf te beschouwen, los van de andere.” (R. DEKKERS, H.

CASMAN, M. DEKKERS EN G. BAETEMAN, Handboek Burgerlijk Recht – Deel IV, Antwerpen, Intersentia

2010, 654).; “Het giftenrecht is van toepassing op alle rechtshandelingen die, ingegeven door een animus

donandi, een verarming van de beschikker en een verrijking van de verkrijger tot gevolg hebben. Het feit

dat de verarming afhankelijk is van de voorwaarde van overleving doet geen afbreuk aan dit beginsel,

evenmin als het feit dat de begiftiging wederkerig is.” (C. DE WULF en H. DE DECKER, Het opstellen van

notariële akten, Antwerpen, Kluwer, 1994, 679.) 248 Aangepaste versie van de vorige figuur onder voetnoot 239

Page 93: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

85

tweede uitsluitend B animo donandi handelt (en A geen verbintenis heeft of evt. een last

uitvoert). Die overeenkomsten zijn eenzijdig (en kosteloos).249

85. Het onderscheid tussen het intracontractueel wederkerig verband tussen de

verbintenissen in de schenking onder last en het intercontractueel wederkerig verband

tussen de verbintenissen uit de afzonderlijke wederzijdse schenkingen kan als volgt

worden voorgesteld:

250

De schenking onder last veronderstelt wederkerigheid binnen de overeenkomst terwijl

wederzijdse schenkingen wederkerigheid veronderstelt tussen de overeenkomsten.

249 Zie de voetnoot in A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 390. 250 A. AYDOGAN, de aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 507-508.

Page 94: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

86

VII. HET BEDING VAN AANWAS HERBEKEKEN

AFDELING I DE KWALIFICATIE

86. Hoger251 vermelde ik dat juristen bij het kwalificeren van een overeenkomst vaak

bepaalde typerende elementen aangrijpen om te besluiten over welke specifieke

overeenkomst het gaat. Bij het beding van aanwas situeert dit typerende element zich in

het kanselement.

Indien er voor beide partijen een kanselement verbonden is aan de overeenkomst, volgt

meteen de conclusie dat het gaat om een kanscontract. Een kanscontract is een

subcategorie van de overeenkomsten onder bezwarende titel. Dit verklaart dan ook de

traditionele en principiële kwalificatie van de aanwasbedingen als overeenkomsten onder

bezwarende titel. Pas wanneer er problemen rijzen rond het kanselement, bv. door een

groot leeftijdsverschil of verschillende gezondheidstoestand, gaat men op zoek naar de

werkelijke intentie van de partijen om te bepalen of een herkwalificatie zich opdringt.

In hetzelfde randnr. verdedigde ik de stelling dat het logischer zou zijn om eerst de

overkoepelende categorie vast te stellen en daarna pas over te gaan tot het aanwijzen van

een specifiek soort overeenkomst. Deze redenering wordt hierna toegepast op het beding

van aanwas, uitgaande van verschillende hypotheses.

251 Supra nr. 41.

Page 95: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

87

§1. OBJECTIEVE KANSENGELIJKHEID

A. HYPOTHESE 1: DE PARTIJEN HANDELEN ANIMUS SPECULANDI

87. Partij A en partij B sluiten een beding van aanwas m.b.t. de volle eigendom van

het onroerend goed dat zij destijds in onverdeeldheid aankochten. De partijen zijn

ongeveer even oud. De determinerende beweegreden die beide partijen ertoe bracht het

beding te sluiten, is omdat de kans bestaat om volle eigenaar te worden van het goed door

de andere te overleven. Ze zien dus beiden een voordeel in het beding van aanwas. Gezien

de gelijke leeftijd, schatten ze hun wederzijdse prestaties gelijkwaardig in.

In bovenstaand voorbeeld sloten de partijen het beding van aanwas omdat ze van oordeel

zijn dat hun prestaties subjectief gelijkwaardig zijn en ze bovendien beiden een voordeel

zien in de tegenprestatie van de andere partij. De animus speculandi is aangetoond. Het

gaat hier om een overeenkomst onder bezwarende titel.252 Aangezien het voordeel

gelegen is in de tegenprestatie van de andere partij, volgt hieruit noodzakelijkerwijs het

wederkerig verband tussen de verbintenissen.253 Een verdere ontleding dringt zich op om

te weten over welke specifieke overeenkomst het gaat. Is dit een vergeldende

overeenkomst of een kanscontract? Uit de bovenstaande gegevens blijkt duidelijk dat het

gelijkwaardige voor de partijen gelegen is in de kansengelijkheid. Dit is het essentieel

kenmerk dat de kanscontracten onderscheidt van de vergeldende overeenkomsten.254 Het

beding van aanwas in bovenstaand voorbeeld kan dus gekwalificeerd worden als een

wederkerig kanscontract onder bezwarende titel.

88. In deze hypothese komt de kwalificatie overeen met deze van de klassieke visie.

Enkel de wijze om tot dit resultaat te komen, verschilt. Waar de klassieke doctrine als

volgt redeneert: de aanwezigheid van het kanselement leidt tot een kanscontract en dus

een overeenkomst onder bezwarende titel, wordt hier vertrokken vanuit de intentie van

de partijen: beide partijen handelen animus speculandi waardoor gaat het om een

overeenkomst onder bezwarende titel. Aangezien het voordeel specifiek gelegen is in het

kanselement, gaat het om een kanscontract.

252 Supra nr. 65-66. 253 Supra nr. 78. 254 F. LAURENT, Principes de droit civil français, XV, Brussel, Bruylant, 1875, 494-495.

Page 96: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

88

B. HYPOTHESE 2: DE PARTIJEN HANDELEN ANIMUS DONANDI

89. Partij A en B sluiten een beding van aanwas omtrent de volle eigendom van het

onroerend goed dat ze samen verworven. Beide partijen zij ongeveer even oud. Er is

m.a.w. sprake van objectieve kansengelijkheid om het goed te verwerven. De oorzaak van

het beding is voor beide partijen gelegen in de wil om de langstlevende partner veilig te

stellen na het eigen vooroverlijden.

In deze hypothese sloten de partijen het beding uit bezorgdheid voor de andere. De

intentie in hoofde van beide partijen bestaat erin de andere te bevoordelen na hun eigen

overlijden. Het kosteloos karakter van overeenkomsten wordt bepaald door de animus

donandi in hoofde van één van de partijen.

De aanwezigheid van een objectieve kansengelijkheid doet geen afbreuk aan de

vrijgevige intentie van de partijen. Het is niet de kans op winst (of nog, het verkrijgen van

een voordeel) die voor de partijen de determinerende beweegreden uitmaakt om zich te

verbinden, maar wel de animus donandi. Deze bestaat in de genegenheid of bekommernis

om de langstlevende partner. Er is m.a.w. wel objectieve kansengelijkheid aanwezig,

maar de subjectieve gelijkwaardigheid ontbreekt.255

In dit geval handelen beide partijen animus donandi. Als gevolg ontstaan twee

afzonderlijke schenkingen. Indien de ene schenking bovendien tot de oorzaak van de

andere behoort en vice versa, gaat het om wederkerig verbonden schenkingen. Zoals

eerder aangetoond, oefent de wederkerigheid tussen overeenkomsten geen invloed uit op

de interne kwalificatie van elke overeenkomst afzonderlijk.256 Het gaat om een

intercontractuele wederkerigheid.

90. In dit voorbeeld wordt het verschil met de klassieke redenering duidelijk. De

meerderheid van de rechtsleer oordeelt dat er bij objectieve kansengelijkheid geen sprake

kan zijn van een schenking. Door de gelijkwaardigheid in kansen, ontbreekt de materiële

255 “Zo’n regeling kan ook op de eerste plaats getroffen worden uit bezorgdheid voor de andere voor het

geval die het langst zou leven, los van het feit dat de andere blijk gaf van een gelijkaardige bekommernis

en een gelijkaardige tegenprestatie beloofde.”(M. PUELINCKX-COENE, “Moet men beducht zijn voor

inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of

samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 65) 256 Supra nr. 84.

“Men heeft de vraag gesteld, of het wederkerig karakter van de schenkingen, en ook gebeurlijk hun aleatoir

karakter (voorwaarde van overleving), het begrip “gift” misschien uitsluit. Zeker niet. Men dient elke

schenking op zichzelf te beschouwen, los van de andere” (R. DEKKERS, H. CASMAN, M. DEKKERS EN G.

BAETEMAN, Handboek Burgerlijk Recht – Deel IV, Antwerpen, Intersentia 2010, 654.)

Page 97: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

89

verarming en verrijking die vereist is bij overeenkomsten om niet. Hogerop257 werd

daarentegen aangetoond dat de verarming en corresponderende verrijking eigenlijk geen

afzonderlijk bestanddeel uitmaakt van handelingen ten kosteloze titel. Het materieel

element volgt immers uit subjectief element. Wanneer de ene partij een voordeel doet aan

de andere, impliceert dit wilsovereenstemming over de subjectieve ongelijkwaardigheid

van de prestaties. In dit geval bestaan er twee afzonderlijke overeenkomsten waarbij elke

partij op zijn beurt een schenking aan de andere doet onder voorwaarde van overleving.

Eens te meer: het feit dat er intercontractueel een gelijkwaardigheid bestaat tussen de

overeenkomsten afzonderlijk, beïnvloedt de intracontractuele kwalificatie niet!

257 Supra nr. 73

Page 98: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

90

§2. OBJECTIEVE KANSENONGELIJKHEID

A. HYPOTHESE 1: DE PARTIJEN HANDELEN ANIMUS SPECULANDI

91. Het aanwasbeding wordt gesloten tussen de kerngezonde partij A met de leeftijd

van 20 jaar en partij B met de leeftijd van 58 jaar. Door het grote leeftijdsverschil is er

geen sprake van een objectieve kansengelijkheid. De 58-jarige partij B is zich hiervan

bewust, maar oordeelt desondanks dat de prestatie van de 20-jarige partij A zijn eigen

prestatie waard is. Partij A betaalde immers een groter aandeel in de prijs bij de

verwerving van het onroerend goed. Ook partij A ziet een voordeel in de overeenkomst

aangezien hij een statistisch grotere verwervingskans heeft. Zowel partij A als partij B

zien dus een voordeel in de tegenprestatie van de andere partij.

De wil om een voordeel te verkrijgen uit de tegenprestatie van de andere partij is

aangetoond. De partijen handelen animus speculandi. Het gaat dus om een wederkerige

overeenkomst onder bezwarende titel. In tegenstelling tot het voorbeeld onder randnr. 87,

is er geen kansengelijkheid voor de partijen. Een verdere ontleding dringt zich op om te

weten of het om een kanscontract dan wel een vergeldend contract gaat. Afgaand op het

feitenrelaas, zal het voordeel eerder liggen in de tegenprestatie van de partij dan in het

eigenlijke kanselement. Het grote leeftijdsverschil doet m.a.w. geen afbreuk aan het

bezwarend karakter. Bijgevolg gaat het in deze hypothese om een wederkerige

vergeldende overeenkomst onder bezwarende titel.

92. Veronderstel opnieuw een beding van aanwas gesloten tussen de kerngezonde

partij A met de leeftijd van 20 jaar en partij B met de leeftijd van 58 jaar. In tegenstelling

tot het vorige voorbeeld, betalen de partijen elk een gelijk aandeel in de prijs. Betekent

dit dan noodzakelijkerwijs, in navolging van de klassieke theorie, dat het bezwarend

karakter moet betwist worden en een herkwalificatie naar schenking zich opdringt? Ik

denk het niet.

Gelijkwaardigheid moet immers subjectief beoordeeld worden. Dit betekent dat ook hier

het beding van aanwas toch onder bezwarende titel kan zijn. Dit is het geval wanneer er

volgens de partijen subjectieve gelijkwaardigheid bestaat tussen verbintenissen en ze

beiden oordelen een voordeel te halen uit de tegenprestatie. Het is niet uitgesloten dat de

oudere partij B van oordeel is dat de kleinere kans voor hem opweegt tegen de grotere

Page 99: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

91

kans die bestaat in hoofde van A. In dat geval is de subjectieve gelijkwaardigheid alsnog

gelegen in het kanselement en het gaat het wel degelijk om een kanscontract. 258

Niets belet om deze redenering ook toe te passen op het voorbeeld waarin wel een

verschillend aandeel in de prijs werd betaald. Afhankelijk van waar het zwaartepunt ligt

in hoofde van de partijen, de tegenprestatie op zich dan wel het kanselement, gaat het

respectievelijk om een wederkerige vergeldende overeenkomst of een kanscontract onder

bezwarende titel.

93. In deze hypothese komt de kwalificatie van het beding van aanwas enkel in het

eerste voorbeeld overeen met deze van de klassieke visie. De klassieke doctrine gaat er

in eerste instantie vanuit dat het beding van aanwas een kanscontract is. Wanneer de

kansenongelijkheid problemen oplevert, gaat men kijken of deze gecompenseerd wordt

door een verschillende verhouding in het aandeel van de prijs om te oordelen of het

bezwarend karakter behouden blijft.

In tegenstelling tot de klassieke redenering, wordt hier opnieuw eerst vertrokken uit de

intentie van de partijen. Deze toont aan dat het gaat om een overeenkomst onder

bezwarende titel omdat beide partijen een voordeel beogen. Daarna wordt afgetoetst waar

het zwaartepunt voor de partijen ligt. Indien het voordeel gezien wordt in het kanselement

gaat het om een kanscontract. Indien het voordeel gelegen is in de wederzijdse verbintenis

gaat het om een vergeldende overeenkomst.

258 “Dit geldt trouwens m.i. niet alleen zo er evenwaardigheid van kansen is, maar is ook niet uitgesloten

bij ongelijke kansen. De ene partner kan toch ook van oordeel zijn dat de statistische kleinere kans die hij

heeft om het ganse goed (b.v. de woning) te verkrijgen, voor hem opweegt tegen de statistisch grotere kans

die hij aan de andere verleent, zodat ook in dat geval de noodzakelijke animus donandi ontbreekt. Alleen

zal het misschien moeilijker zijn om de rechter te overtuigen dat dit inderdaad het geval was.” (M.

PUELINCKX-COENE, “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of

terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 66.); Rapport de M.

LELEU, “Dossier N° 1972 – Une convention d’accroissement peut-elle être constitutive d’une libéralité?”,

Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1999, 315.

Page 100: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

92

B. HYPOTHESE 2: DE PARTIJEN HANDELEN ANIMUS DONANDI

94. Het beding van aanwas gesloten wordt tussen de 20-jarige partij A en 58-jarige

partij B. Net zoals in de vorige hypothese is er geen sprake van een objectieve

kansengelijkheid. Beide partijen betalen een gelijk aandeel in de prijs. Partij A ziet een

voordeel in het beding van aanwas o.w.v. de grotere statistische kans op de verwerving

van het goed. Partij B sloot het beding van aanwas om partij A na zijn overlijden de

mogelijkheid te bieden ongestoord in het goed te kunnen blijven wonen.

Hieruit blijkt dat partij A handelt vanuit animus speculandi en partij B vanuit animus

donandi. Zoals hierboven aangegeven, worden overeenkomsten gekwalificeerd ten

kosteloze titel indien één van de partijen animus donandi handelt.259 De partijen erkennen

dat er een subjectief waardeverschil bestaat tussen de prestaties waardoor het ene

vermogen zich verrijkt ten koste van het andere. Het beding van aanwas maakt in deze

hypothese bijgevolg een schenking uit.

95. Ook de klassieke redenering leidt tot resultaat. Bij ongelijkheid van kansen is de

meerderheid van de doctrine van oordeel dat het beding van aanwas zijn bezwarend

karakter verliest.260 Deze stelling toont duidelijk aan dat er eerst uitgegaan wordt van een

kanscontract waarna zich in tweede instantie een herkwalificatie zich opdringt. In huidige

redenering daarentegen, wordt het beding meteen als een schenking gekwalificeerd o.b.v.

de intentie van de partijen. Een herkwalificatie is overbodig omdat vanuit de

overkoepelende categorie vertrokken wordt in plaats vanuit de subcategorie.

259 Supra nr. 74. 260 Supra nr. 15, 24.

Page 101: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

93

§3. TOEGEPAST: HET TONTINEBEDING IN HET CASSATIEARREST VAN 6 MAART 2014

96. Dat de intentie van de partijen doorslaggevend is voor de kwalificatie van een

overeenkomst, is ondertussen duidelijk. Teruggegrepen naar het cassatiearrest van 6

maart 2014, stelt zich de vraag naar de kwalificatie van het beding waarover de procedure

ging. Wanneer we het arrest erbij nemen, lezen we in de beslissing van het Hof het

volgende:

“… 3. Uit de vaststellingen van het arrest en het beroepen vonnis blijkt dat:

- De partijen gedurende meer dan twintig jaar een affectieve relatie hadden;

- Ze bij akte van 19 april 1991 “vanuit de onderlinge burgerlijke en

fiscaalrechtelijke verzorgingsgedachte van de ene partner ten aanzien van de

andere samenlevende partner bij het overlijden van één van de partijen” een

woning kochten onder een beding van tontine krachtens welk de volledige

eigendom zou toekomen aan de langstlevende partner.;

- …

… 4. Het arrest dat oordeelt dat aangezien de oorzaak van de overeenkomst die

gelegen is “in de affectieve relatie van de deelgenoten en als doel [heeft] het goed

samen te kunnen beheren en elkaar rechten te garanderen na het overlijden van

één van hen”…”

97. Uit het bovenstaande kan afgeleid worden dat de intentie van de partijen erin

bestond elkaar te bevoordelen na het overlijden. Dit wordt letterlijk aangegeven door het

Hof van Cassatie. Ze geeft duidelijk aan dat de determinerende beweegreden van het

tontinebeding gevoelens van genegenheid zijn.261 Hoewel animus donandi in beginsel

niet wordt vermoed, kan deze aangetoond worden aan de hand van de bewoordingen van

de overeenkomst en de feitelijke omstandigheden waarin deze tot stand is gekomen.262

261 N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners”, TEP 2008, 315. 262 “Animus donandi wordt dan wel niet vermoed, maar kan worden aangetoond aan de hand van de

bewoordingen van de overeenkomst van aanwas en de feitelijke omstandigheden waarin de overeenkomst

van aanwas is tot stand gekomen. Een rechter moet zich immers bij de interpretatie en kwalificatie van een

overeenkomst niet noodzakelijk houden aan de bewoordingen van de overeenkomst, maar mag trachten de

werkelijke bedoeling van de partijen vast te stellen, ook op basis van gegevens die extern zijn aan de

overeenkomst zelf.” (J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL,

S. DEVOS, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen,

Kluwer, 2011, nr. 988.)

“Om na te gaan of de uitvoering van het beding van aanwas of terugvalling op een schenking of een

overdracht onder bezwarende titel berust, moet de bedoeling van de partijen onderzocht worden. Bepalend

zijn hierbij de bewoordingen van het contract, de omstandigheden van de zaak, de structuur van het beding:

gaat het beding uit van de verkrijgers of van de vervreemder. Men moet rekening houden met de tussen de

partijen bestaande banden en met mogelijke andere beschikkingen ten kosteloze titel tussen de partijen…”

(F. WERDEFROY, Registratierechten, Mechelen, Kluwer, 2002, 605-606.), (J. BAEL, “Dossier N° 4372 –

aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 2004, 336).

Page 102: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

94

Gebeurt een schenking tussen partners, dan kan niet worden ontkend dat hun relatie de

facto de feitelijke grondslag of de beweegreden vormde die hen tot de schenking heeft

aangezet.263 De genegenheidsband tussen partijen kan m.a.w. een belangrijke indicator

zijn om de intentie van de partijen te achterhalen.264

98. Indien deze intentie inderdaad bestond uit de animus donandi, moet het

tontinebeding in het besproken cassatiearrest bijgevolg gekwalificeerd worden als

wederkerige schenkingen.

263 “Gebeurt een schenking tussen partners, dan kan niet worden ontkend dat hun relatie de facto de

feitelijke grondslag, de beweegreden vormde die hen tot de schenking heeft aangezet. Het Hof van Cassatie

herhaalt het traditionele standpunt dat de doorslaggevende beweegredenen bij giften een onderdeel vormen

van de oorzaak (…) Deze determinerende beweegredenen vormen de feitelijke grondslag, de

verantwoording en de voedingsbodem van de gift en verklaren waarom de schenker wel een gift deed aan

de ene persoon en niet (ook) aan een andere persoon.” (R. BARBAIX, “Verval van de schenking door het

verdwijnen van de doorslaggevende beweegreden: het derde bedrijf”, RW 2008-09, 1674.) 264 Rapport de M. LELEU, “Dossier N° 1972 – Une convention d’accroissement peut-elle être constitutive

d’une libéralité?”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1999, 312. ; M. PUELINCKX-COENE, “Overzicht van

rechtspraak – Giften (1985-1992), TPR 1994, 1676, nr. 113.

Page 103: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

95

§4. BESLUIT

99. Uit deze afdeling blijkt dat eenzelfde casus aanleiding kan geven tot verschillende

mogelijke kwalificaties. Zoals eerder vermeld in nr. 39 blijken wederkerige schenkingen

onder opschortende voorwaarde van overleving enerzijds en kanscontracten onder

bezwarende titel anderzijds, nauw tegen elkaar aan te leunen. Het beding van aanwas zal

dus geval per geval moeten geanalyseerd worden om uit te maken over welk soort

overeenkomst het gaat. Of zoals GRÉGOIRE het stelt : « Pour nous il n’est pas contestable

que lorsque deux personnes concluent une convention de cession à tire aléatoire, l’une

en faveur de l’autre, moyennant la chance d’acquérir des droits similaires, cette

convention peut être conclue :

- À titre gratuit (voyez articles 1091 et 1461 c.civ.)

- À titre onéreux (sur base de l’article 1944 c.civ.)

« … » La cause du contrat d’accroissement doit être analysée dans chaque cas : elle peut

être aussi bien gratuite qu’onéreuse. » 265

Het beding van aanwas is volgens deze auteur in essentie een neutrale rechtshandeling266

waarbij de intentie van de partijen bepalend is om uit te maken of men een beding van

aanwas moet beschouwen als een overeenkomst onder bezwarende titel dan wel ten

kosteloze titel.267 In tegenstelling tot de klassieke visie, hangt de kwalificatie bijgevolg

265 Note de GRÉGOIRE, “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant,

2004, 351-352. 266 « La clause d’accroissement est par nature un acte neutre et non un acte à titre onéreux. Elle est à titre

onéreux, si dans l’acte, apparait l’intention des parties de la conclure à titre onéreux, ce que prévoient

expressément la plupart des conventions d’accroissement rédigées par les notaires. Mais la clause

d’accroissement est un acte neutre. Elle sera requalifiée en libéralité indirecte si la clause est une intention

libérale. Si la clause se présente comme étant à titre onéreux alors que la cause est l’intention libérale, elle

devra être requalifiée en libéralité déguisée. La différence apparaît au niveau de la preuve. Il est plus facile

de requalifier en libéralité un acte neutre qu’un acte expressément onéreux. » (GRÉGOIRE in “Dossier N°

1972 – Une convention d’accroissement peut-elle être constitutive d’une libéralité?”, Versl.CSW, Brussel,

Bruylant, 1999, 296.) 267“Het belangrijkste criteria om na te gaan of het beding van aanwas gekwalificeerd moet worden als een

schenking of als een rechtshandeling onder bezwarende titel is de werkelijke bedoeling van partijen. Vindt

de verarming van het ene vermogen waardoor het andere vermogen zich verrijkt plaats uit vrijgevigheid?

De animus donandi, die niet wordt vermoed, moet dan ook centraal staan.” (S. MAES, “Bedingen van

aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008, 382.). Deze vaststelling

verdient in het licht van het voorgaande absoluut goedkeuring.

« … La raison de douter, est qu’il semble que ces donations ne sont pas tant des donations, que des espèces

de contrats intéressés de part et d’autre, de la classe des contrats aléatoires « … » Il est faux que les

donations mutuelles, que des futurs époux se font, quelque égales qu’elles soient, ne soient pas de véritables

donations : l’intentions des parties leur en donne le caractère, et les distingue des contrats aléatoires.

C’ est l’affection réciproque, que les parties on l’une pour l’autre ; c’est le bien, qu’elles se veulent l’une

à l’autre , qui les porte à se faire mutuellement ces donations, cette intention de bienfaisance donne à ces

donations « … », le caractère de donations, et les distingue des contrats aléatoires. » (R. POTHIER, Œuvres

de Pothier contenant les traités du droit français, V, Parijs, Bechet Aine, Libraire, 1825, 308-309.)

Page 104: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

96

niet af van de kansengelijkheid (of m.a.w. de aanwezigheid van een tegenprestatie). Ook

bij objectieve en/of subjectieve kansengelijkheid kunnen de (beide) partijen immers

animo donandi handelen en is er dan sprake van (wederkerige) giften.268

Het bewijs en derhalve het oordeel zal altijd benaderend zijn. Met zekerheid weten wat

iemand op een gegeven ogenblik wou, is niet mogelijk. De bedoeling van de partijen kan

enkel achterhaald worden aan de hand van zijn gedragingen, de concrete omstandigheden

en zijn woorden.269

100. Uit het bovenstaande blijken volgende conclusies: wanneer beide partijen animus

speculandi handelen, gaat het om een overeenkomst onder bezwarende titel. Afhankelijk

van waar de essentie van het voordeel gelegen is voor de partijen, in de wederzijdse

verbintenis dan wel het kanselement, gaat het respectievelijk om een vergeldende

overeenkomst of een kanscontract.

Indien één van de partijen animus donandi handelt en de andere animus speculandi, kan

het beding van aanwas als een schenking gekwalificeerd worden. Indien beide partijen

daarentegen animus donandi handelen, gaat het om een twee afzonderlijke, doch

wederkerige, giften.

268 R. BARBAIX, A.-L. VERBEKE, Beginselen relatievermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2012, 272; M.

PUELINCKX-COENE, R. BARBAIX, N. GEELHAND, “Overzicht van rechtspraak – Giften (1999-2011)”, TPR

2013, 396-397.; “Gelijkheid van kansen betekent echter niet dat er geen schenking kan voorliggen. Het

intentionele element, de animus donandi, is dan bepalend.” (A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten

inzake het beding van aanwas” in A.-L. VERBEKE, Knelpunten Kanscontracten, Antwerpen, Intersentia,

2004, 95.); J. BAEL, “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS,

Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer,

2011, nr. 986, onderaan in voetnoot 273. 269 J. FACQ, J. VERSTRAETE, “De schenking hervormd: enkele luchthartige bedenkingen”, in SWENNEN, F.,

BARBAIX, R., Over Erven Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 167.

Page 105: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

97

AFDELING II GEVOLGEN

§1. BURGERRECHTELIJK

101. De gevolgen van het beding van aanwas als een overeenkomst onder bezwarende

titel werden reeds hoger besproken onder nr. 17 (e.v.). Bijgevolg wordt in dit onderdeel

enkel gewag gemaakt van de hypothese waarin het beding van aanwas een (wederkerige)

schenking inhoudt. Zoals eerder vermeld, brengt de kwalificatie als kosteloze

rechtshandeling immers belangrijke verschillen met zich mee wat de gevolgen betreft.270

102. Een eerste gevolg houdt verband met de mogelijkheid van de reservatairen om de

inkorting te vragen van handelingen die verrichten werden om niet. Dit is ook de grootste

reden waarom de klassieke doctrine zich tegen de kwalificatie van het beding van aanwas

als schenking blijft schragen. Bij het overschrijden van het beschikbaar deel, kunnen de

erfgenamen zich beroepen op hun reserve.271 Bij het openvallen van de nalatenschap zal

de langstlevende het goed dan moeten inbrengen in natura. Uit het beding van aanwas

kan immers niet afgeleid worden dat het de bedoeling was om de langstlevende te

bevoordelen met vrijstelling van inbreng.272

Wat het voorwerp van de schenking betreft, moet een onderscheid gemaakt worden tussen

het beding van aanwas en de tontine. Bij de tontine zal het gaan om een variant op de

schenking-koop.273 Ingevolge de retroactieve werking van het beding, wordt het goed

geacht nooit aanwezig geweest te zijn in het vermogen van de eerststervende. Vaak heeft

de eerststervende echter wel een deel van de aankoopprijs betaald. Het voorwerp van de

schenking zal bijgevolg bestaan uit hetgeen de eerststervende destijds betaalde bij de

aankoop. Indien de inkorting door bv. de afstammelingen wordt gevraagd, moet

bovendien een onderscheid gemaakt worden naargelang de hoedanigheid van de

langstlevende. Indien het gaat om een echtgenoot zal de inkorting zich beperken tot de

blote eigendom van de geldsom. De langstlevende echtgenoot heeft immers een reserve

270 Supra nr. 31 e.v. 271 S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008,

382. 272 C. DE WULF, “Een kritische doorlichting van recente rechtspraak en rechtsleer in verband met de

sterfhuisclausule”, T.Not. 2008, 483-484. 273BAEL verwerpt de stelling dat een tontine als een schenking kan aanzien worden. Het gaat immers niet

om een overeenkomst tussen de verkrijgers onderling. Opdat een herkwalificatie naar een schenking

mogelijk zou zijn, dient de tontine eerst geherkwalificeerd te worden naar een beding van aanwas. J. BAEL,

“De bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel

familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr.

987.

Page 106: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

98

ten aanzien van het vruchtgebruik van de nalatenschap.274 Indien het daarentegen gaat om

een langstlevende ongehuwde partner, zal de inkorting van de geldsom in volle eigendom

gebeuren.275

Bij het beding van aanwas wordt enkel met een opschortende voorwaarde van overleving

gewerkt. Het voorwerp van de schenking zal in voorkomend geval slaan op het

aangewassen deel van de overleden deelgenoot. Indien de afstammelingen de inkorting

vragen, zal de inkorting slaan op het onroerend goed zelf en niet op de geldsom die er

destijds voor werd betaald. Opnieuw kan een onderscheid gemaakt worden naargelang de

hoedanigheid van de partners. Indien het gaat om een beding van aanwas omtrent de

gezinswoning en de begunstigde de langstlevende echtgenoot of langstlevende wettelijk

samenwonende partner is,276 zal de inkorting beperkt worden tot de blote eigendom.

Indien het gaat om een langstlevende feitelijk samenwonende partner, zal de inkorting

geschieden in volle eigendom. 277

103. Een tweede gevolg situeert zich specifiek ten aanzien van echtgenoten. Eerder

werd reeds aangegeven dat schenkingen tussen echtgenoten ad nutum herroepbaar zijn.278

Daarnaast werd in hetzelfde randnr. vermeld dat echtgenoten elkaar niet bij één en

dezelfde akte mogen begiftigen. Volgens sommige auteurs gaat het slechts om een

vormregel waardoor onrechtstreekse schenkingen, zoals het beding van aanwas, hier niet

onder vallen.279 Daarentegen bestaat er ook strekking die oordeelt dat het wel degelijk om

een grondregel gaat.280 Wederzijds begiftigen van echtgenoten via het beding van aanwas

blijft dus niet zonder risico.281

274 Art. 1094 Burgerlijk Wetboek 275 M. PUELINCKX-COENE, “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of

terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 70. 276 Behalve indien de reserve van het vruchtgebruik op de gezinswoning ontnomen werd bij testament. 277 M. PUELINCKX-COENE, “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of

terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”, Not.Fisc.M. 1996, 71-72. 278 Supra nr. 19; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”,

NJW 2008, 382. Ook de gevolgen van art. 299 BW werden reeds hoger besproken. 279 Supra nr. 44; E. DE WILDE D’ESTMAEL, B. DELAHAYE, “Schenkingen”, Huwv 2010, TXIX.13-1,

TXIX.13-2.; E. SPRUYT, “Wederzijdse schenking tussen echtgenoten: VLABEL eist één en hetzelfde

geschrift”, Nieuwsbrief Notariaat 2015, 9.; H. CASIER, “Wederzijdse schenking tussen echtgenoten als

afhankelijke beschikkingen – vier maal is scheepsrecht?”, Registratierechten 2010-2011, 1/3.; J. BAEL, “De

bedingen van aanwas en de tontinebedingen”, in C. DE WULF, J. BAEL, S. DEVOS, Notarieel familierecht en

familiaal vermogensrecht: het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 983; C. DE WULF

en H. DE DECKER, Het opstellen van notariële akten, Antwerpen, Kluwer, 1994, 769. 280 R. DEKKERS, H. CASMAN, M. DEKKERS EN G. BAETEMAN, Handboek Burgerlijk Recht – Deel IV,

Antwerpen, Intersentia 2010, 652. 281 De discussie over het wederzijdse schenkingen tussen echtgenoten situeert zich niet enkel in de

burgerrechtelijke sfeer. Ook fiscaal vlak ontstaan er problemen indien het gaat over de wederzijdse

Page 107: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

99

104. Een derde gevolg situeert zich op het gebied van het leerstuk van het verval.282 Bij

de bespreking van het Cassatie-arrest supra nr. 6 werd aangegeven dat het verdwijnen van

de oorzaak principieel niet leidt tot het verval van de rechtshandeling indien het gaat om

een overeenkomst onder bezwarende titel. Er bestaat iets minder duidelijkheid over deze

theorie wanneer het gaat om kosteloze overeenkomsten zoals schenkingen en

testamenten.283 Een van de vereisten is dat determinerende beweegreden komt te

verdwijnen door omstandigheden onafhankelijk van de wil.284 Het beëindigen van de

relatie kan volgens sommige auteurs zo’n omstandigheid uitmaken. De beëindiging van

de relatie is dermate ingrijpend dat er geen sprake kan zijn van loutere potestatieve

voorwaarde.285

Een verdere bespreking van de vervaltheorie gaat het bestek van deze masterproef te

buiten en zal deels aan belang inboeten gezien het Hof van Cassatie sinds kort aanvaardt

schenking tussen echtgenoten van eigen roerende goederen. De administratie was van oordeel dat

wederzijdse schenkingen, opgenomen in één akte, konden aanzien worden als afhankelijke beschikkingen.

Dit had tot gevolg dat enkel de ‘grootste’ schenking aanleiding gaf tot het heffen van schenkingsrechten.

(H. CASIER, “Wederzijdse schenking tussen echtgenoten als afhankelijke beschikkingen – vier maal is

scheepsrecht?”, Registratierechten 2010-2011, 1/4). Bepaalde auteurs waren van oordeel dat een

gelijkaardige redenering diende te worden gemaakt indien het ging om wederzijdse beschikkingen gedaan

bij twee afzonderlijke schenkingsakten tussen echtgenoten. (A. VAN DOORSLAER DE TEN RYEN,

“Successieplanning voor (kinderloze) echtgenoten: wederzijdse schenkingen – twee vliegen in één klap!”,

Not.Fisc.M. 2011, 42-47.) Deze materie werd overgeheveld in 2015 overgeheveld naar de Vlaamse

bevoegdheid. In haar standpunt nr. 15137 van 12 oktober 2015 werd geoordeeld dat, opdat van afhankelijke

beschikkingen sprake kan zijn, wel degelijk vereist is dat deze opgenomen zijn in één en hetzelfde geschrift.

In samenhang met de verbodsbepaling van art. 1097 BW heeft dit tot gevolg dat echtgenoten niet langer

kunnen genieten van het voordeel van afhankelijke beschikkingen, opgenomen in art. 2.8.4.2.1., eerste lid

VCF indien ze beroep doen op een notariële akte, terwijl dit voor bv. bankgiften wel mogelijk zou zijn.

Afhankelijk van de gekozen vorm, verschilt de fiscale behandeling. Deze beslissing wordt dan ook

bekritiseerd door een aantal auteurs. (SPRUYT, E., “Wederzijdse schenking tussen echtgenoten: VLABEL

eist één en hetzelfde geschrift”, Nieuwsbrief Notariaat nr. 17-18 2015, 10-11. A. VAN DOORSLAER DE TEN

RYEN, “Wederzijdse schenkingen – voorafgaande beslissing dd. 14 december 2010”, Registratierechten

2010-2011, 3/15.) 282 A. VERBEKE, “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en testamenten.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, 1992, 12. 283 T. LEROY, “De herontdekking van de tontine: “Het zakenrechtelijk statuut van een goed na het

beëindigen van de tontine””, Juris Falc. 2011-12, 688.; F. BUYSSENS, “Op zoek naar duidelijkheid”, TEP

2010, 3-6. 284 F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het

vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het arrest van het Hof van Beroep te Gent van

24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 16 januari 2004”, T.Not. 2005, 389. 285 BARBAIX, R., “Driemaal is scheepsrecht. Of toch niet? Het Hof van Cassatie spreekt zich opnieuw uit

over het verval van de schenking door het verdwijnen van de determinerende beweegreden”, Not. Fisc. M.

2009, 309-310.; R. BARBAIX, “Verval van de schenking door het verdwijnen van de doorslaggevende

beweegreden: het derde bedrijf”, RW 2008-09, 1668, 1677.; F. BOUCKAERT, “Hoe tontine- en

aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2

september 2003, bij het arrest van het Hof van Beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de

rechtbank te Brugge van 16 januari 2004”, T.Not. 2005, 392.

Page 108: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

100

dat bedingen van aanwas kunnen gesloten worden onder ontbindende voorwaarde van het

beëindigen van de relatie.286

286 Cass. 21 oktober 2016, C.15.0457.N

Page 109: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

101

§2. FISCAALRECHTELIJK

105. Zoals vermeld in nr. 21, zal de fiscus evenredige verkoop- of schenkingsrechten

heffen, afhankelijk van het soort overeenkomst waaruit het beding van aanwas

voortvloeit. De praktijk van de fiscale administratie bestaat er vandaag in om het

schenkingsrecht287 te heffen indien het beding van aanwas gesloten wordt tussen

echtgenoten. Ze gaat uit van een feitelijk vermoeden van vrijgevigheid.288 In alle andere

gevallen zullen normaliter de evenredige verkooprechten geheven worden.289 Deze

praktijk houdt vandaag nog weinig steek maar werd desondanks recent bevestigd door

VLABEL.290 Ongehuwden kunnen nochtans evengoed animus donandi handelen.

Vandaag lijkt dit ook de meest aannemelijke invalshoek. Indien het beding van aanwas

effectief een schenking inhoudt, zou de administratie dan ook schenkingsrechten moeten

heffen.

106. Wat betreft de roerende goederen heeft de kwalificatie als schenking ook nog een

ander gevolg. Schenkingen van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde of

termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker, worden met het oog

op de heffing van het successierecht als een legaat beschouwd.291

Ook met betrekking tot onroerende goederen krijgt de kwalificatie als overeenkomst om

niet een fiscaal staartje. Er moet gewezen worden op het zogenaamde ‘opduweffect’ in

de successierechten indien de schenker overlijdt binnen de drie jaar na de schenking of

indien de schenking is gedaan onder opschortende voorwaarde die vervuld wordt

ingevolge het overlijden.292

287 Art. 2.8.3.0.1. VCF 288 Vr. en Antw. Kamer, vr. nr. 839, 14 juni 2005 (VAN BIESEN) 289 Supra nr. 21.; art. 2.9.1.0.1. VCF 290 Adm. Besl. VLABEL, Standpunt nr. 16092, 14 november 2016: “tenzij het tegendeel uit de

overeenkomst blijkt: wordt een beding van aanwas tussen echtgenoten geacht onder kosteloze titel te zijn

overeengekomen; wordt een beding van aanwas tussen niet-gehuwden geacht onder bezwarende titel te

zijn overeengekomen.” 291 Art. 2.7.1.0.3., 3° VCF; F. BLONTROCK, “Tontine versus huwelijk”, T.Not. 1994, 204-205.; over deze

bepalingen werd reeds het standpunt van VLABEL gevraagd. In een van deze vragen ginhet om

echtgenoten gehuwd onder scheiding van goederen die een beding van aanwas sloten omtrent de volle

eigendom van een effectenportefeuille. Hoewel de fiscale administratie het beding van aanwas tussen

echtgenoten principieel onderwerpt aan de schenkingsrechten, werd hier op afdoende wijze aangetoond dat

het om een overeenkomst onder bezwarende titel ging. (Voorafgaande Besl. VLABEL, nr. 16009, 21 maart

2016). 292 Art. 2.7.3.2.9. VCF j. art. 3.3.1.0.8., §1, eerste lid, 12° VCF: “…ongeacht de datum van de akte geldt

deze regel ook als de schenking gedaan is onder een opschortende voorwaarde die vervuld is ingevolge het

overlijden van de schenker of minder dan drie jaar voor dat overlijden” Volledigheidshalve moet hierbij

opgemerkt worden dat de partner vrijgesteld wordt van successierechten indien het gaat om de

gezinswoning. (art. 2.7.4.1.1., §2, derde lid VCF) De opduwregel zal dus vooral relevant zijn wanneer het

Page 110: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

102

gaat om andere goederen dan de gezinswoning of andere erfgenamen dan de langstlevende partner.

Bouwgronden en roerende goederen vallen buiten het ‘opduweffect’. (art. 2.7.2.3.9, tweede lid, 1° en 2°

VCF).

Page 111: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

103

VIII. BESLUIT

107. Traditioneel wordt een beding van aanwas gekwalificeerd als een overeenkomst

onder bezwarende titel. Vooral wanneer er gelijkheid is van kansen op overleving t.a.v.

de andere partner, bestaat er volgens de meerderheid in de rechtsleer geen twijfel over dat

het gaat om een kanscontract. Vanuit de wenselijkheid van de gevolgen die de

kwalificatie onder bezwarende titel met zich meebrengt, blijft het grootste deel van de

rechtsleer deze kwalificatie dan ook hardnekkig verdedigen.

Het cassatiearrest van 6 maart 2014 gaf aanleiding tot twijfels over deze principiële

houding. Het arrest stelt immers dat de oorzaak van een tontine (en bij uitbreiding een

beding van aanwas) gelegen is in de affectieve relatie van de deelgenoten en als doel heeft

het goed samen te kunnen beheren en elkaar rechten te garanderen na het overlijden van

één van hen. Bij de beëindiging van de relatie, verliest de tontine zijn uitwerking omdat

deze geen bestaansreden meer heeft. Hieruit valt af te leiden dat de affectieve relatie of

de genegenheid t.a.v. de andere partner een element is van niet te onderschatten belang.

Aangezien de affectieve relatie of genegenheidsband haaks lijkt te staan op het principieel

bezwarend karakter, gaf dit arrest dan ook aanleiding om de kwalificatie van het beding

van aanwas nog eens onder de loep te nemen.

108. Hieruit bleek dat de kritiek op het bezwarend karakter van aanwasbedingen

allerminst een nieuw gegeven is. Een aantal auteurs pleitten reeds voor een kwalificatie

als overeenkomst ten kosteloze titel. Indien de partijen handelen uit de wil een voordeel

te verschaffen i.p.v. de wil om zelf een voordeel te verkrijgen, oordelen deze auteurs dat

het beding van aanwas in wezen een wederzijdse schenking vormt.

Een verder onderzoek naar de wederzijdse schenking bracht aan het licht dat ook hier heel

wat discussie bestond over de kwalificatie. Deze discussie leek steeds betrekking te

hebben op twee elementen: de aanwezigheid van een tegenprestatie en de intentie van de

partijen. Afhankelijk van waar men de klemtoon legt, bestaan er dan ook twee grote

stromingen in de rechtsleer over welk element de doorslag geeft om tot het bezwarend of

kosteloos karakter te besluiten.

Page 112: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

104

109. In een volgende afdeling werd teruggegrepen naar de basis. Er werden vier

overkoepelende categorieën vastgesteld (de eenzijdige, de wederkerige, de bezwarende

en de kosteloze). Voor elk van deze categorieën werd vervolgens onderzocht wat de

determinerende bestanddelen zijn om overeenkomsten in de ene, dan wel de andere onder

te brengen.

Het onderscheid tussen wederkerige en eenzijdige overeenkomsten wordt gevormd door

het al dan niet aanwezig zijn van een oorzakelijk verband. Wederkerigheid kan zich

situeren op twee niveaus. Enerzijds het intracontractuele waarbij het gaat om een band

tussen de verbintenissen binnen eenzelfde overeenkomst, anderzijds intercontractuele

niveau waarbij het gaat om een band tussen verbintenissen uit verschillende

overeenkomsten. Intercontractuele wederkerigheid oefent geen invloed uit op de

intracontractuele kwalificatie van overeenkomsten. Hierop berust dan ook een grote

misvatting van een aantal auteurs uit de huidige doctrine.

Het onderscheid tussen overeenkomsten onder bezwarende titel en overeenkomsten ten

kosteloze titel is gelegen in het al dan niet aanwezig zijn van subjectieve

gelijkwaardigheid. Deze valt te herleiden tot de intentie van de partijen. Wanneer beide

partijen animus speculandi handelen of vanuit de wil om een voordeel te ontvangen, gaat

het om een overeenkomst onder bezwarende titel. Wanneer één van de partijen animus

donandi handelt, gaat het om een schenking. Indien beide partijen animus donandi

handelen, gaat het om twee afzonderlijke (evt. wederkerige) schenkingen.

Tot slot werd onderzocht hoe wederkerigheid zich verhoudt t.a.v. het bezwarend of

kosteloos karakter. Hieruit bleek het volgende: wederkerigheid houdt een oorzakelijk

verband in, maar niet noodzakelijk een waardegebonden verband. Overeenkomsten onder

bezwarende titel zullen steeds wederkerig zijn, maar het omgekeerde is dus bijgevolg niet

noodzakelijk waar. Wederkerigheid sluit het kosteloos karakter niet uit. Ook hierop berust

een grote misvatting van een aantal rechtsgeleerden.

Page 113: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

105

110. Uit hetgeen voorafgaat, verdient de klassieke kwalificatie van aanwasbedingen

zeker en vast kritiek. Ten eerste is het niet wenselijk om de kwalificatie te laten afhangen

van de gevolgen. De gevolgen spruiten voort uit de kwalificatie en niet omgekeerd. In

feite zou het beding van aanwas moeten aanzien worden als een ‘neutrale’

rechtshandeling waarbij men bij de kwalificatie geval per geval de bedoeling van de

partijen moet bekijken.

De eerste stap zou moeten bestaan in het onderzoeken van deze intentie. Hieruit zal het

bezwarend dan wel kosteloos karakter van de overeenkomst blijken. Dit maakt het werk

van de jurist er niet makkelijker op. Peilen naar de intentie van partijen is in essentie een

subjectief gegeven. Ze valt slechts af te leiden uit de concrete omstandigheden. Een derde,

vreemd aan de overeenkomst, kan nooit met volledige zekerheid een besluit vormen over

wat deze intentie dan precies inhoudt.

Om verdere discussies te vermijden zou de wetgever misschien beter het bezwarend

karakter van het beding van aanwas uitdrukkelijk opnemen in het Burgerlijk Wetboek.

Rechtszekerheid is immers pas mogelijk wanneer de notaris over de nodige instrumenten

beschikt.293 Anderzijds kan men op vandaag alle richtingen uit met het beding van

aanwas. Daardoor is het een ideaal instrument om naar eigen wens aan

vermogensplanning te doen.

111. Tot slot: de redenering dat de intentie het bepalende element is, verdient m.i.

goedkeuring. Het zijn de partijen die aan de hand van een overeenkomst vorm willen

geven aan hetgeen ze beogen te bewerkstelligen. De overeenkomst is dan ook in essentie

een veruitwendiging van deze wil of intentie. Gezien de context waarin de bedingen

vandaag worden gebruikt, verdient het bezwarend karakter van de bedingen als principe

dan ook geen navolging meer.

293 S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd?”, NJW 2008,

393.; D. MICHIELS, “De beëindiging van aanwasbedingen” (noot onder Antwerpen 19 maart 2008), RW

2008-09, 1442.

Page 114: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

106

Page 115: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

107

BIBLIOGRAFIE

Rechtsleer

- ADRIAENS, E., “Cassatie biedt ex-partners uitweg uit tontine”, de juristenkrant 2014,

1.

- ADRIAENS, E., “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling

vorderen na einde onderliggende relatie”, Not.Fisc.M. 2014, 106-112.

- AYDOGAN, A., De aard van de overeenkomst, Antwerpen, Intersentia, 2014, 576p.

- BAEL, J., “Bedingen van aanwas met optie”, T. Not. 2005, 50-82.

- BAEL, J., “De bedingen van aanwas en de tontienbedingen” in DE WULF, C., BAEL,

J., DEVOS, S., Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht: het opstellen van

notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 603-812.

- BAEL, J., “De overeenkomst van aanwas tussen samenwonende partners betreffende

de gezinswoning in het Vlaamse Gewest”, in CASTELEIN, C., VERBEKE, A., en

WEYTS, L, Notariële Clausules, Gent, Intersentia, 2007, 591-656.

- BAEL, J., “Dossier N° 4372 – aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW, Brussel,

Bruylant, 2004, 299-371.

- BAEL, J., “Naar een afschaffing van het verbod van erfovereenkomsten? Enkele

bedenkingen de lege ferenda betreffende het verbod van erfovereenkomsten.” in

BUYSSENS, F., GEENS, K., LAGA, H., TILLEMAN, B., en VERBEKE, A.-L., (eds.), Over

naar familie, Liber Amicorum Luc Weyts, Brugge, Die Keure, 2011.

- BAEL, J., “Wat kan wel en wat kan niet bij bedingen betreffende een toekomstige

nalatenschap? Naar een andere opvatting inzake het verbod van bedingen betreffende

toekomstige nalatenschappen?” in CASTELEIN, C., VERBEKE, A.-L., en WEYTS, L.

(eds.), Notariële Actualiteit 2010-2011, Gent, Larcier, 2011, 177–274.

- BAEL, J., Het Verbod Van Bedingen Betreffende Toekomstige Nalatenschappen.

Mechelen, Kluwer, 2006, 1040p.

- BARBAIX, R., “Driemaal is scheepsrecht. Of toch niet? Het Hof van Cassatie spreekt

zich opnieuw uit over het verval van de schenking door het verdwijnen van de

determinerende beweegreden”, Not. Fisc. M. 2009, 297-310.

- BARBAIX, R., “Verval van de schenking door het verdwijnen van de doorslaggevende

beweegreden: het derde bedrijf”, RW 2008-09, 1666-1683.

- BARBAIX, R., Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia 2016,

p.976.

Page 116: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

108

- BARBAIX, R., VERBEKE, A.-L., Beginselen relatievermogensrecht, Brugge, Die

Keure, 2012, 277p.

- BARBAIX, R., VERBEKE, A.-L., Kernbegrippen erfrecht en giften, Brugge, Die Keure,

2012, 215p.

- BAUDUIN, N., SCHOLS, F., “Geven en nemen: de herroepelijke schenking”, TEP 2015,

308-320.

- BERCKMANS, C., “Eenzijdige beëindiging van het tontine-beding in België en

Frankrijk”, Juris Falconis 2009-10, 701-720.

- BLONTROCK, F., “Tontine versus huwelijk”, T.Not. 1994, 194-222.

- BOFFA, R., « Cause, caducité, indivisibilité : un bel ensemble notionnel », D. 2006,

2656.

- BOUCKAERT, F., “Hoe kunnen partijen van een tontine-overeenkomst afgeraken?”,

T. Not. 2001, 609-617.

- BOUCKAERT, F., “Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd?

Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het

arrest van het Hof van Beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de

rechtbank te Brugge van 16 januari 2004”, T.Not. 2005, 387-396.

- BOUCKAERT, F., “Oppassen geblazen voor aanwasbedingen: kanttekeningen bij het

arrest van het Hof van Beroep te Gent van 16 december 2004”, T. Not. 2006, 126-

134.

- BOUCKAERT, F., “Tontine: een rechtsfiguur uit grootvaders tijd?”, T.Not. 1982, 241-

247.

- BOUCKAERT, F., « Procédé juridique oublié: la tontine », Rev.Not.B. 1983, 570-584.

- BURETTE, N., “voorwerp van de overeenkomst – verval wegens wegvallen van een

essentiële bestaansvoorwaarde in een wederkerige overeenkomst”, NJW 2016, 2-11.

- BUYSSENS, F., “Op zoek naar duidelijkheid”, TEP 2010, 3-6.

- BYTTEBIER, J., “De opschortende voorwaarde in de notariële praktijk”, T.Not. 1997,

149-162.

- CARETTE, N., “Koop met lijfrente. Vernietigbaarheid herbekeken”, RW 2006, 702-

720.

- CARTUYVELS, B., “Dossier N° 1972 – Une convention d’accroissement peut-elle être

constitutive d’une libéralité?”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1999, 286-330.

Page 117: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

109

- CASIER, B., “Rechten van schuldeisers ten aanzien van een beding van tontine”, Jura

Falc. 2010-2011, 269-284.

- CASIER, H., “Wederzijdse schenking tussen echtgenoten als afhankelijke

beschikkingen – vier maal is scheepsrecht?”, Registratierechten 2010-2011, 1/1 –

1/5.

- CASIER, H., GEELHAND DE MERXEM, N., SCHUERMANS, I., VERDICKT, B., “De

erfovereenkomst is niet langer strijdig met de openbare orde, een nieuw

mijlpaalarrest inzake successieplanning”, TEP 2010, 126-146.

- CASMAN, H., “Actualia Schenkingen Deel 1”, NJW 2011, 558-567.

- CASMAN, H., “Actualia Schenkingen Deel 2”, NJW 2011, 594-603.

- CASMAN, H., “Op zoek naar de draad van Ariadne in de doolhof van

huwelijksvoordelen- of zouden het aanwinstenvoordelen moeten zijn?” in SWENNEN,

F., BARBAIX, R., Over Erven Liber amicorum Mieken Puelinckx-Coene, Mechelen,

Kluwer, 2006, 84-98.

- CAUFFMAN, C., “Pauliaanse vordering”, in X., Bijzondere overeenkomsten.

Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer , IV.

Commentaar verbintenissenrecht, Titel I. Verbintenissen in het algemeen, Hfdst. 4,

38p.

- CLAEYS, I., STIJNS, S., “Het algemeen regime van de verbintenis”, Thémis 2001, 5-

36.

- COOPMAN, B., “Aanwas- en tontinebeding ter vermijding van schenkings- of

successierechten”, Not. Fisc. M 1999, 135-145.

- DE BOECK, A., “Het Hof van Cassatie en de koop op lijfrente: zekerheid omtrent de

onzekerheid (noot onder Cass. 20 juni 2005)”, TBBR 2006, 606-609.

- DE CLERCQ, M., “Aanwasbedingen onder last, een suggestie voor nieuw

samengestelde gezinnen”, TEP 2014/5, 344-352.

- DE DECKER, H., DE WULF, C., Het opstellen van notariële akten, Antwerpen, Kluwer,

1994.

- DE KEYSER, L., “Hoe vrijwillig zijn vrijwillige onverdeeldheden?”, RW 2014-15,

618-624.

- DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge, VIII (les libéralités, généralités,

les donations), Brussel, Bruylant, 1962, p897.

Page 118: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

110

- DE WILDE D’ESTMAEL, E., DELAHAYE, B., “Schenkingen”, Huwv 2010, TXIX.Inl.-

TXIX.13.

- DE WULF, C., “De nieuwe theorie van de huwelijksvoordelen – recht of wishful

thinking?”, T.Not. 2009, 523-532.

- DE WULF, C., “Een kritische doorlichting van recente rechtspraak en rechtsleer in

verband met de sterfhuisclausule”, T.Not. 2008, 467-485.

- DE WULF, C., “Huwelijk en andere samenlevingsvormen – waarheen met het

familierecht en het familiaal vermogensrecht?”, T.Not. 2004, 359-367.

- DECKERS, C., DE HERDT, J., GEELHAND, N., “(Fiscale) successieplanning “in

extremis” in Vlaanderen. Naar een nieuw concept inzake fiscale successieplanning”,

TEP 2008, 377- 487.

- DECLERCK, C., PINTENS, W., VANWINCKELEN, K., Schets van het familiaal

vermogensrecht, Brugge, Die Keure, 2015, 466p.

- DEKKERS, R., CASMAN, H., DEKKERS, M., BAETEMAN, G., Handboek burgerlijk recht

– deel IV, Antwerpen, Intersentia, 2010, 917p.

- DEKKERS, R., Handboek burgerlijk recht (2e uitg.), Brussel, Bruylant, 1971, 892p.

- DELNOY, P., “Het verval van de rechtshandelingen door het verdwijnen van hun

oorzaak: tweede bedrijf”, Not. Fisc. M. 2000, 177-193.

- DIRIX, E., “De meerpartijenovereenkomst”, TPR 1983, 757-794.

- DU MONGH, J., “Huwelijksvoordelen en successieplanning”, Themis 2006, 77-92.

- DU MONGH, J., “Familiale schikkingen” in DECLERCK, C., PINTENS, W.,

VANWINCKELEN, K., DU MONGH, J., Familiaal vermogensrecht, Mortsel, Intersentia,

2010, 1186-1345.

- DU MONGH, J., “Huwelijksvoordelen en successieplanning: voorzichtigheid blijft

geboden”, T.Not. 2007, 492-509.

- DUPEYROUX, J.J., Contribution à la théorie générale de l’acte à titre gratuit, Parijs,

Librairie générale de droit et de jurisprudence, 1955, 460p.

- ENGELS, C., “ Vrijwillig aangegane onverdeeldheid: pacta sunt servanda?”, T.Not.

2014, 198-207

- FACQ, J., VERSTRAETE, J., “De schenking hervormd: enkele luchthartige

bedenkingen”, in SWENNEN, F., BARBAIX, R., Over Erven Liber amicorum Mieken

Puelinckx-Coene, Mechelen, Kluwer, 2006, 153-178.

Page 119: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

111

- GEENS, H., “Gegeven is gegeven, oordeelt Cassatie” (noot onder Cass. 12 december

2008), De Juristenkrant 2009, 5.

- GRÉGOIRE, M., ROUSSEAU, L., “Contrats et actes pouvant assurer la protection du

survivant” in RENCHON, J., TAINMOINT, F., (ed.), Le couple non marié à la lumière

de la cohabitation légale, Brussel, Bruylant-Academia, 2000, 343p.

- GRILLET, J., “De vrijstelling van successierechten op de gezinswoning in voordeel

van de langstlevende partner in het Vlaams Gewest (vanaf 1 januari 2007)”, T.Not.

2007, 73-85.

- JANSEN, R., “Commentaar bij art. 815 BW”, OEST 2011, 7-44.

- JANSEN, R., VAN SINAY, T., KOKELENBERG, J., “Mede-eigendom in het algemeen”,

TPR 2009, 1209-1211.

- KRUITHOF, R., “Overzicht van rechtspraak (1965-1973) – Verbintenissen (Deel 1)”,

TPR 1975, 439-542.

- KRUITHOF, R., “Overzicht van rechtspraak (1965-1973) – Verbintenissen (Deel 2)”,

TPR 1975, 715-784.

- KRUITHOF, R., “Overzicht van rechtspraak (1974-1980) – Verbintenissen”, TPR

1983, 495-717.

- LAMBRECHTS, J., MARISSENS, A., “Overzicht van rechtspraak (2008-2016) – De

feitelijke samenwoning”, T. Fam. 2017, 4-36.

- LAURENT, F., Principes de droit civil français, XII, Brussel, Bruylant, 1874, 630p.

- LAURENT, F., Principes de droit civil français, XV, Brussel, Bruylant, 1875, 682p.

- LAURENT-BONNE, N., “Droits savants et coutumes dans la France médiévale et

moderne. L’exemple du don mutuel entre époux”, Revue historique de droit français

et étranger 2014, 335-356.

- LEBON, C., “Actio pauliana en schenkingen: derdemedeplichtigheid van de

begiftigde moet niet bewezen worden” (noot onder Antwerpen 29 juni 2006), NJW

2010, 700-702.;

- LELEU, M., “Dossier N° 1980 – Clause d’accroissement renouvelable – moment de

l’appréciation de l’aléa”, Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1999, 331-371.

- LEROY, T., “De herontdekking van de tontine: “Het zakenrechtelijk statuut van een

goed na het beëindigen van de tontine””, Juris Falc. 2011-12, 679-696.

- MAES, S., “Bedingen van tontine en aanwas, opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders

tijd?”, NJW 2008, 378-393.

Page 120: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

112

- MASSCHELEIN, M., “Het verval van de schenking wegens het verdwijnen van de

oorzaak: het einde van een lang verhaal?”, TBBR 2009, 240-246.

- MAYEUR, A., « Droit de donation – Tarif au taux linéaire pour les biens mobiliers –

Donations mutuelles entre époux – Réalisations par transfert de valeurs ou effets

entre comptes ouverts dans la même banque – Application d’un seul droit

proportionnel sur la donation qui donne lieu au droit le plus élevé (applications des

articles 14 et 131 C. enreg.) », Droits d’enregistrement 2008-2009, 2/14 – 2/17.

- MICHIELS, D., “Aanwasbedingen: opgelet voor té soepele uitstapmogelijkheden”,

Nieuwsbrief Notariaat 2006, 1-5.

- MICHIELS, D., “Actuele ontwikkelingen inzake bedingen van tontine en aanwas”,

Not. Fisc. M. 2001, 1-28.

- MICHIELS, D., “De beëindiging van aanwasbedingen” (noot onder Antwerpen 19

maart 2008), RW 2008-09, 1439-1442.

- MICHIELS, D., “De verklaring van aanwas en de fiscale gevolgen”, T.Not. 2008, 320

- MICHIELS, D., “Overzicht van rechtspraak. Tontine & aanwas.”, CABG 2006/6, 1-66.

- MICHIELS, D., “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW

2013-14, 1625-1628.

- MICHIELS, D., “Tontine en aanwas”, Huwv. 2008, TX.1.1- TX.3.48.

- MICHIELS, D., “Tontine en exclusief genot”, RW 2012-13, 1300-1303.

- NEUTS, J., “Over het verval van het testament als gevolg van het verdwijnen van de

oorzaak (noot onder Cass. 21 januari 2000)”, RW 2000-2001, 1018-1021.

- NIJBOER, N., “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners. Tontine-

en aanwasbedingen.”, TEP 2008, 287-325.

- NIJS, A., “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in

VERBEKE, A.-L., Knelpunten Kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 81-101.

- NUDELHOLC, S., “Chronique d’une mort annoncée: la condamnation, par la Cour de

cassation, du prétendu principe de la caducité des donations par disparition de leur

cause”, Act.dr.fam. 2009, 149- 159.

- PEERAER, F., “Het Hof van Cassatie aanvaardt dat tontine ophoudt te bestaan wanneer

partners uit elkaar gaan” (noot onder Cass. 6 maart 2014), TBBR 2015, 261-263.

- PINTENS, W., “Vrijgevigheden tussen concubanten”, in SENAEVE, P., (ed.)

Concubinaat, De buitenhuwelijkse tweerelatie, Leuven, Acco, 1992, 197, 230p.

Page 121: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

113

- PLANIOL, M., RIPERT, G., Traité élémentaire de droit civil conforme au programme

officiel des facultés de droit, III (les régimes matrimoniaux, les successions, les

donations et les testaments), Parijs, Librairie générale de droit et de jurisprudence,

1932.

- POTHIER, R., Œuvres de Pothier, I, Parijs, Siffrein, 1821, 488p.

- POTHIER, R., Traité du droit d'habitation pour servir d'appendice au traité du

douaire : traité des donations entre mari et femme: et du don mutuel, Parijs, Debure,

1775, p470.

- PUELINCKX-COENE, M., “Bedenkingen bij de schenkingen”, TPR 2000, 613-620.

- PUELINCKX-COENE, M., “Dossier N° 6257 – Tontine en aanwas- inkorting”,

Versl.CSW, Brussel, Bruylant, 1995, 374-383.

- PUELINCKX-COENE, M., “Het beding van terugvallende lijfrente en het nieuwe

huwelijksvermogensrecht (art. 1401, 4°, B.W.)”, RW 1984-1985, 1039-1048.

- PUELINCKX-COENE, M., “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen

van aanwas of terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of samenwoners?”,

Not.Fisc.M. 1996, 61-72.

- PUELINCKX-COENE, M., “Overzicht van rechtspraak – Giften (1985-1992), TPR

1994, 1615-1856.

- PUELINCKX-COENE, M., “Voortdurende liefde, voortdurende gulheid? Nog maar eens

over bedingen van aanwas en tontine, een ander verhaal dat nooit eindigt.”, T.Not.

2007, 262-271.

- PUELINCKX-COENE, M., “Wordt een beding van aanwas tussen samenwonenden een

verboden erfovereenkomst zo het buitenspel gezet wordt bij feitelijke scheiding?”

(noot onder Antwerpen 3 juni 2009), T.Not. 2011, 520-530.

- PUELINCKX-COENE, M., BARBAIX, R., GEELHAND, N., “Overzicht van rechtspraak –

Giften (1999-2011)”, TPR 2013, 355-402.

- PUELINCKX-COENE, M., VERSTRAETE, J., GEELHAND, N., VERHAERT, I., “Overzicht

van rechtspraak – Erfenissen (1996-2004)”, TPR 2005, 449-767.

- RAUCENT, R., Les libéralités, Bruxelles, Bruylant, 1991, 319p.

- RUYSSEVELDT, J., “Samenwonenden en onroerend goed”, OGP afl. 164 2005,

XIV.M – 15-119.

- SAGAERT, V., “Groen licht voor aanwasbedingen die gekoppeld zijn aan de duurtijd

van de relatie” (noot onder Cass. 21 oktober 2016), T.Not. 2017, 54-62

Page 122: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

114

- SAMOY, I., “De ontbinding van meerpartijenovereenkomsten na het cassatie-arrest

van 17 oktober 2008”, TBBR 2011, 189-199.

- SAMOY, I., “Kanttekening: Felix qui potuit rerum cognoscere causas (over

samenhang in het verbintenissenrecht), RW 2010-11, 1787-1790.

- SAMOY, I., “Nietigheid van een samenhangende overeenkomst: is er ruimte voor een

sneeuwbaleffect?”, TPR 2008, 555-602.

- SPRUYT, E., “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, A.F.T. 2008,

17-138.

- SPRUYT, E., “Vlaamse afschaffing van het successierecht op de gezinswoning ten

voordele van de langstlevende partner. ‘My home is my castle’”, Not. Fisc. M. 2006,

2063-283.

- SPRUYT, E., “Wederzijdse schenking tussen echtgenoten: VLABEL eist één en

hetzelfde geschrift”, Nieuwsbrief Notariaat nr. 17-18 2015, 6-11.

- SWAENEPOEL, E., “Toetsing van het contractuele evenwicht”, Themis 2011, 125-161.

- TILLEMAN, B. “Lijfrente” in VERBEKE, A.-L., Knelpunten Kanscontracten,

Antwerpen, Intersentia, 2004, 39-80.

- VAN DOORSLAER DE TEN RYEN, A., “Successieplanning voor (kinderloze)

echtgenoten: wederzijdse schenkingen – twee vliegen in één klap!”, Not. Fisc. M.

2011, 38-50.

- VAN DOORSLAER DE TEN RYEN, A., “Wederzijdse schenkingen – voorafgaande

beslissing dd. 14 december 2010”, Registratierechten 2010-2011, 3/12-3/16.

- VAN EESTER, R., “Het verval van testamenten en schenkingen onder levenden door

het verdwijnen of wegvallen van de oorzaak”, Not. Fisc. M. 2008, 41-56.

- VAN OEVELEN, A., “Kroniek van het verbintenissenrecht (1993-2004), RW 2004-05,

1641-1670.

- VAN OMMESLAGHE, P., « Observations sur la théorie de la cause dans la

jurisprudence et dans la doctrine moderne (noot onder Cass. 13 november 1969) »,

RCJB 1970, 326-367.

- VAN QUICKENBORNE, M., “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen,

schenkingen en testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van

rechtspraak en rechtsleer, 1991, 6p.

- VAN QUICKENBORNE, M., “Modaliteiten van verbintenissen – voorwaarde”,

Comm.Bijz.Ov. afl. 97 2014, Mechelen, Kluwer, 5-188.

Page 123: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

115

- VAN QUICKENBORNE, M., “Wederkerige giften”, TPR 1975, 689-714.

- VANDEBEEK, N., “Schenkingen en legaten van onroerende goederen”, OGP afl. 77

2015, XIV. O – 479-497.

- VANDERHULST, V., “Tontine verliest uitwerking bij relatiebreuk” (noot onder Cass.

6 maart 2014), NJW 2015, 694-695.

- VERBEKE, A., “Commentaar bij art. 893 BW” in X., Erfenissen, schenkingen en

testamenten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en

rechtsleer, 1992, 1-42.

- VERBEKE, A., “Huwelijksvoordelen”, TEP 2008, 99-104.

- VERSTRAETE, J., “Wederzijdse giften met bedongen terugkeer als instrument van

vermogensplanning” in BUYSSENS, F., GEENS, K., LAGA, H., TILLEMAN, B., en

VERBEKE, A.-L (eds.), Over naar familie (Liber amicorum Luc Weyts), Brugge, Die

Keure, 2011, 1-21.

- WÉRY, P., Droit des obligations – théorie générale du contrat, Bruxelles, Larcier,

2010, p.927.

- WEYTS, L., Notarieel contractenrecht, Antwerpen, Kluwer, 1999, p382.

Rechtspraak

- Cass. 10 november 2011, TBBR 2013/1, 31-32.

- Cass. 12 december 2008, TBBR 2009, 236-239.

- Cass. 16 november 1989. RW 1989-90, 1259.

- Cass. 19 september 2011, AR C.10.0278.N.

- Cass. 2 april 2009, T. Not. 2010, 185-190.

- Cass. 20 juni 2005, RW 2006-07, 724; TBBR 2006, 602-606.

- Cass. 20 september 2013, RW 2014-15, 618-624.

- Cass. 21 januari 2000, T.Not. 2001, 178-184.; RW 2001-2001, 1016-1018.

- Cass. 21 november 2001, AR C.99.0012.N.

- Cass. 21 oktober 2016, AR C.15.0457.N; T.Not. 2017, 49-53.

- Cass. 6 maart 2014, AR C.13.0362.N.

- Cass. 6 september 2002, RW 2004-05, 257-258.

- Cass. 8 september 2005, NJW 2006, 119-120.

- Cass. 14 maart 2008, AR C. 05.0380.F

- Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, 1436-1442.

Page 124: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

116

- Antwerpen 20 september 1999, CABG 2006/6, 32-34.

- Antwerpen 24 december 2003, CABG 2006/6, 40-1.

- Antwerpen 29 juni 2006, NJW 2010, 700-701.

- Antwerpen 3 december 2014, TEP 2016/3, 396-398.

- Antwerpen 3 juni 2009, T. Not. 2011, 517-520.

- Brussel 10 september 1992, RW 1992-93, 884-885.

- Brussel 12 september 2012, TEP 2016/3, 412-414.

- Civ. Charleroi (1re ch.) 28 juin 2002, Rec.gén.enr.not. 2002, 230-234.

- Gent 16 december 2004, T. Not. 2006, 126-130.; CABG 2006/6, 12-15.

- Gent 18 december 2003, CABG 2006/6, 2-6.

- Gent 24 oktober 2001, T.Not. 2002, 399-400.

- Rb. Antwerpen 21 juni 2013, RABG 2014, 254-260.

- Rb. Antwerpen 28 juni 2002, T. Not. 2007, 291-293.; CABG 2006/6, 36-38.

- Rb. Brussel 1 oktober 2004, CABG 2006/6, 43-45.

- Rb. Brussel 14 juni 2004, CABG 2006/6, 47-51.

- Rb. Brussel 18 april 2005, CABG 2006/6, 54-57.

- Rb. Mechelen 30 mei 2001, CABG 2006/6, 29-30.

- Rb. Turnhout 7 januari 2005, CABG 2006/6, 60-63.

Andere

- Adm. Besl. VLABEL, Standpunt nr. 16092, 14 november 2016

- Adm. Besl. 10 mei 2004, nr. E.E./99.969, Rep. RJ, R 16/11-04, www.fisconet.be

- Circ. nr. 17/1992, 22 oktober 1992.

- Voorafgaande Besl. VLABEL, nr. 16009, 21 maart 2016

- Vr. en Antw. Kamer, Vr. nr. 839, 14 juni 2005 (VAN BIESEN)

- Wetsvoorstel (C. VAN CAUTER ea.) tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de

erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake,

Parl.st. Kamer 2016-2017, nr. 54-2282/1.

Page 125: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

117

BIJLAGE – CASSATIEARREST 6 MAART 2014

Page 126: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

118

Page 127: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

119

Page 128: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

120

Page 129: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

121

Page 130: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

122

Page 131: De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de ......De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas Masterproef van de opleiding ‘Master

123