De Energie Update is een uitgave van het Energy Team van...
Transcript of De Energie Update is een uitgave van het Energy Team van...
-
De Energie Update is een uitgave van het Energy Team van Loyens & Loeff. Deze digitale update verschijnt tweewekelijks. De uitspraken zijn voorzien van een beknopte samenvatting waarbij de vindplaats (inclusief hyperlink) onderaan elke uitspraak is opgenomen.
Rechtspraak
Warmteleverancier mocht en mag aan eiser de aansluitbijdrage in rekening brengen. Dit is in redelijkheid gedaan, waarbij het Niet-Meer-Dan-Anders-beginsel (hierna: het NMDA-beginsel) mede in aanmerking is genomen. De gemeente die partij is geweest bij het warmteproject heeft volgens de Kantonrechter een publieke taak en kan worden geacht bij de totstandkoming tussen (de rechtsvoorganger) van de warmteleverancier mede de belangen van de toekomstige bewoners te hebben behartigd.Deze uitspraak volgt op de uitspraak van de rechtbank van 28 augustus 2014 in een geschil tussen eiser en Ennatuurlijk
B.V. (als rechtsopvolgster van Essent Local Energy Solutions B.V., hierna: Ennatuurlijk) over de (initiële) kosten van
warmtelevering (graag verwijzen we u naar onze Energie Update nr. 40 2014).
In deze uitspraak is Ennatuurlijk in de gelegenheid gesteld om inzichtelijk te maken waar de in rekening gebrachte
aansluitbijdragen op zijn gebaseerd (en wat en op welke grond aan rentabiliteitsbijdrage is gerekend) en op welke wijze
Ennatuurlijk deze heeft berekend, en aannemelijk te maken dat deze bedragen redelijk zijn.
De in 2003 door eiser voldane initiële aansluitbijdrage van EUR 2.201,- valt uiteen in twee componenten, te weten de
vermeden kosten aardgasaansluiting (ten bedrage van EUR 445,- in 2003) en de rentabiliteitsbijdrage ad EUR 1.756,-.
Dit bedrag was volgens Ennatuurlijk noodzakelijk om het netwerk waarop eiser aangesloten is, aan te kunnen leggen. Het
Tariefadvies geeft de mogelijkheid om deze bijdrage te vragen teneinde een warmteproject haalbaar te maken.
Ennatuurlijk brengt, in afwijking van de Tariefadviezen, de aansluitbijdrage niet in één eenmalige bijdrage in rekening op
het moment dat de woning op het warmtenet wordt aangesloten maar periodiek gedurende 30 jaar in rekening bij eiser.
April 2015 - nummer 6-2015
(21 maart tot en met 3 april 2015)
Energie Update
http://www.loyensloeff.com/nl-NL/News/Publications/Newsletters/EnergieUpdate/Energie_Update_40.pdf
-
2
De rechtsvoorganger van Ennatuurlijk had eiser bij het sluiten van de overeenkomst toentertijd volledig moeten informeren
over het periodiek in rekening brengen van de aansluitbijdrage, inclusief de daarbij te rekenen annuïteit en de jaarlijkse
indexering. Volgens de Kantonrechter kan in dat opzicht het handelen van (de rechtsvoorganger van) Ennatuurlijk als
nalatig worden aangemerkt.
De Kantonrechter gaat vervolgens nader in op de vraag of Ennatuurlijk in redelijkheid, mede in aanmerking genomen
het NMDA-beginsel, de tarieven en bijdragen aan eiser in rekening heeft kunnen en kan brengen zoals deze bij eiser in
rekening zijn gebracht en brengt en overweegt dat de hoogte van de aan eiser in rekening gebrachte rentabiliteitsbijdrage
blijkens het Tariefadvies 2006 niet uitsluitend wordt bepaald door het NMDA-beginsel. Bij “meer-dan-anders” gaat een
warmteproject niet door, tenzij de gemeente en/of de projectontwikkelaar de meerkosten waard vindt in verband met de
besparing van primaire energie.
De Kantonrechter overweegt verder dat in dit geval als “partijen” te lezen zijn: (de rechtsvoorganger van) Ennatuurlijk en
de gemeente Eindhoven. De rechtsvoorganger van Ennatuurlijk heeft de gemeente een voorstel gedaan voor de aanleg
en exploitatie van een warmtenet voor de locatie Meerhoven.
In het geval deze kosten meer dan “anders” zijn, kan de gemeente worden geacht op grond van haar publieke taak te
hebben toegezien op de redelijkheid van de hoogte van de rentabiliteitsbijdrage. De gemeente zal bij de beoordeling
van het stadsverwarmingsproject, de hoogte van de rentabiliteitsbijdrage die de toekomstige bewoners zouden moeten
betalen, hebben meegewogen. De omstandigheid dat op de tot stand gekomen bijdrage geen toezicht is geweest van
een onafhankelijke instantie, is onvoldoende om te concluderen dat de bijdrage niet aan redelijkheidseisen voldoet.
De gemeente heeft een publieke taak en kan worden geacht bij de totstandkoming van de overeenkomst met de
rechtsvoorganger van Ennatuurlijk mede de belangen van de toekomstige bewoners van Meerhoven te hebben behartigd.
Ennatuurlijk heeft aan eiser de bijdragen in rekening mogen brengen zoals zij heeft gedaan, dat zij geen dubbele kosten
in rekening heeft gebracht en brengt en dat eiser geen onverschuldigde betalingen aan Ennatuurlijk heeft gedaan.
Vorderingen afgewezen.
Rechtbank Oost-Brabant, Sector Kanton, 26 maart 2015, zaak 2629774, rolnr. 13-11971, ECLI:NL:RBOBR:2015:1734
Rechtbank Oost-Brabant, Sector Kanton, 28 augustus 2014, zaak 2629774, ECLI:NL:RBOBR:2014:5228 (tussenvonnis)
CBb vernietigt uitspraak rechtbank. Anders dan de rechtbank en ACM, is sprake van oplegging van boetes wegens dezelfde overtreding (als bedoeld in art. 5:43 Awb). De Consumentenautoriteit (hierna: CA) had, nu de toenmalige NMa al boetes had opgelegd, geen afzonderlijke boetes (meer) mogen opleggen.De Groene Energie Administratie B.V., h.o.d.n. Greenchoice (hierna: Greenchoice) heeft hoger beroep ingesteld tegen
de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 april 2013 die ziet op het beroep van Greenchoice op het besluit
op bezwaar van ACM waarin zij Greenchoice boetes heeft opgelegd wegens overtredingen van de Wet handhaving
consumentenbescherming (hierna: Whc) in samenhang met het BW en de Colportagewet.
Het hoger beroep van Greenchoice ziet op de vraag of de rechtbank de door de CA aan Greenchoice opgelegde boete
terecht in stand heeft gelaten nu de rechtbank volgens Greenchoice heeft miskend dat in dit geval het ne bis in idem-
beginsel wordt geschonden (zie ook onze Energie Update nr. 8 2013). Het zou volgens Greenchoice wel degelijk gaan om
‘hetzelfde feit’, zowel wat betreft de strekking als de doelstelling van de betreffende normen.
Het College constateert dat, anders dan ACM en de rechtbank, de verweten gedragingen op grond waarvan de NMa en
CA de boetes hebben opgelegd, in feite zijn begaan in het kader van één en dezelfde activiteit. Deze activiteit bestond
uit het (actief) benaderen van consumenten aan de deur, om hen te werven voor het afsluiten van energiecontracten
(colportage). Binnen het samenstel van handelingen, die tijdens de colportage zijn verricht, hebben (deel)gedragingen
plaatsgevonden, die NMa en CA als afzonderlijke overtredingen hebben aangemerkt en waarvoor boetes zijn opgelegd.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2015:1734http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2014:5228http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2013:BZ8775http://www.loyensloeff.com/nl-NL/News/Publications/Newsletters/EnergieUpdate/Energie_Update_8.pdf
-
3
De volgens NMa en CA overtreden normen strekken alle in ieder geval (ook) tot bescherming van consumenten tegen
dergelijke gedragingen. Het College is gelet op, onder meer, het voorgaande, van oordeel dat de verweten gedragingen
feitelijk en juridisch in zodanige mate met elkaar overeenkomen dat het gaat om ‘hetzelfde feit’. Weliswaar zijn de hier
volgens NMa en CA overtreden bepalingen neergelegd in verschillende wetten, op grond waarvan ook verschillende
toezichthouders bevoegd waren, maar dat maakt het voorgaande oordeel over de feitelijke en juridische duiding van de
hier aan de orde zijnde gedragingen niet anders. Het College wijst daarbij op de toelichting behorende bij art. 4:2 van de
Whc, dat met dit artikel onder andere is beoogd om dubbel toezicht te voorkomen in het geval sprake is van samenloop
van (handhavings)bevoegdheden van verschillende toezichthouders.
Anders dan de rechtbank en ACM is het College van oordeel dat in dit geval sprake is van oplegging van boetes wegens
dezelfde overtreding als bedoeld in art. 5:43 van de Awb. Dat betekent dat CA, nu NMa al boetes had opgelegd en mede
gelet op art. 4.2 van de Whc zoals destijds luidend, voor de door haar geconstateerde overtredingen geen afzonderlijke
boetes (meer) mocht opleggen. Hoger beroep Greenchoice gegrond.
College van Beroep voor het bedrijfsleven 31 maart 2015, zaak AWB 13/405, ECLI:NL:CBB:2015:91
CBb wijzigt de hoogte van de boetes nu ACM bij de vaststelling ervan ten onrechte de netbeheerdersomzet heeft meegerekend. De netbeheerdersomzet behoort niet tot de jaaromzet genoemd in de Boetebeleidsregels NMa 2009. De Groene Energie Administratie B.V., h.o.d.n. Greenchoice (hierna: Greenchoice) heeft hoger beroep ingesteld tegen
de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 november 2013 die ziet op het beroep van Greenchoice op het besluit
op bezwaar van ACM waarin zij Greenchoice boetes heeft opgelegd wegens overtreding van art. 95m, lid 3, E-wet 1998
en art. 52, lid 3, Gaswet omdat bij de colportageactiviteiten de consument niet duidelijk werd gemaakt dat zij een nieuw
contract afsloten (switchten). Korte tijd nadien heeft ACM de leverancier tevens beboet wegen overtreding van de Wet
handhaving consumentenbescherming (hierna: Whc).
Greenchoice heeft in hoger beroep meerdere gronden aangevoerd. Slechts de hoger beroepsgrond van Greenchoice ter
zake van het door ACM verkeerd vaststellen van de hoogte van de boete, doordat zij de netbeheerdersomzet ten onrechte
heeft meegerekend, slaagt. Het College is met Greenchoice van oordeel dat de netbeheerdersomzet niet behoort tot de
jaaromzet genoemd in de Beleidsregels van de Minister van EZ voor het opleggen van bestuurlijke boetes door de NMa
2009. Het College stelt zelfvoorziend de hoogte van de boetes vast volgens de systematiek van de Beleidsregels.
College van Beroep voor het bedrijfsleven 31 maart 2015, zaak AWB 14/21, ECLI:NL:CBB:2015:92
Uitleg overeenkomst aanleg parkbekabeling en netwerkaansluiting windturbinepark. De overeenkomst omvat niet ook het deel van het grote park (Windpark Noordoostpolder) waarvan de locatie samenvalt met die van het kleine park (Windpark Creil), maar betreft alleen het kleine park. Geen ruimte voor het maken van afzonderlijke afspraken over parkbekabeling en netaansluiting, geen sprake van een ‘right to match’ nu de overeenkomst moet worden gezien als een back-up scenario dat niet aan de orde komt (dan wel is gekomen). Windnet B.V. en Cofely Energy & Infra B.V. (hierna gezamenlijk: Windnet c.s.) vorderen van Windpark Creil B.V. (hierna:
WpC) en geïntimeerde 2 (hierna gezamenlijk WpC c.s.) betaling van de overeengekomen boete en schadevergoeding
wegens het niet verlenen van een ‘right to match’ (zoals vastgelegd in de overeenkomst) voor de aanleg van de
parkbekabeling en netwerkaansluiting van de in de overeenkomst bedoelde windturbinepark.
WpC heeft op een gegeven moment aangegeven dat zij wegens wijziging van de subsidieregeling niet meer zelfstandig
een windpark zal aanleggen, maar dat zij samen met twee andere partijen tezamen NOP Agrowind CV gaan vormen om
het Windpark Noordoostpolder met een vermogen van 7.5 MW te realiseren. WpC geeft ook aan dat zij de parkbekabeling
en netaansluiting niet meer zal aanbesteden.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2015:91http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2013:9379http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2015:92
-
4
Cofely heeft vervolgens aan WpC per brief, onder meer, meegedeeld dat het altijd de intentie was en is om de totale
parkbekabeling van het windturbinepark in de Noordoostpolder aan te leggen.
In eerste aanleg zijn de vorderingen afgewezen omdat de overeenkomst moet worden gezien als een ‘back-up scenario’
dat niet aan de orde komt, dan wel is gekomen, zodat WpC naar haar oordeel niet tot enige nakoming van de overeenkomst
gehouden was.
Windnet stelt dat de overeenkomst niet uitsluitend ziet op het kleine park, maar dat het mede betrekking heeft op dat
deel van het grote park waarvan de locatie samenvalt met die van het kleine park. WpC bestrijdt dat, en betoogt dat de
overeenkomst uitsluitend ziet op het kleine park.
Volgens het Hof geeft de tekst van de overeenkomst steun aan de lezing van WpC. De overeenkomst verwijst immers naar
de bouw van het kleine park door de vermelding van (i) de kilometerpalen 6 en 12,3, (ii) de aansluiting op het onderstation
[plaats 1] voor een aansluiting van 60 Megawatt, (iii) de offerte van TenneT en (iv) de koppeling van het right to match aan
een door WpC uit te schrijven aanbesteding. De overeenkomst verwijst niet naar enig aspect van het grote park; er wordt
niet naast ‘het park’ gesproken over enig onderdeel van een park. Het Hof oordeelt dat de stelling van Windnet c.s. onjuist
is dat de tekst van de overeenkomst in dit opzicht haar lezing van de gemaakte afspraken duidelijk weergeeft. In aanvulling
hierop stelt het Hof vast dat ook de feitelijke gang van zaken overeenstemt met de lezing die WpC van de overeenkomst
geeft. Er bestond geen ruimte voor het maken afzonderlijke afspraken over de parkbekabeling en elektriciteitsnetten en
netaansluitingen van een specifiek onderdeel van het (grote) park. Voor die netaansluitingen kon bij het grote park immers
geen gebruik worden gemaakt van het onderstation in [plaats 1] (en de daarvoor afgegeven offerte); er is gekozen voor een
centrale netinpassing, waarvoor TenneT bij het park een nieuw onderstation aan de Westermeerdijk heeft gerealiseerd en
een verbinding naar het hoogspanningsstation in Ens. De uitvoering van dit alles heeft plaats gevonden op basis van een
zogenoemde Turn key Engineering, Procurement and Construction Agreement, die is gesloten met Enercon. Deze partij
was op basis van die overeenkomst verantwoordelijk voor alle werkzaamheden met betrekking tot het grote park, inclusief
de bekabeling en de daarbij behorende aanbesteding. Die gang van zaken is niet strijdig met het verweer van WpC, maar
is daar juist mee in overeenstemming.
Nu Windnet c.s. tekortschiet in de op haar rustende stelplicht en bewijslast door geen feiten of omstandigheden aan
te voeren die steun geven aan hun voorgestane uitleg van de overeenkomst, falen de door Windnet c.s. aangevoerde
grieven. Het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 31 maart 2015, zaak 200.148.831/01, ECLI:NL:GHARL:2015:2356
Afdeling stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU over de uitleg van art. 3, aanhef en onder e, Richtlijn 2003/87/EG (ETS-richtlijn) met betrekking tot het begrip ‘installatie’ en art. 27 van de Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG met betrekking tot de zinsnede ‘brandstof die de installatie verlaat’. Partijen blijven verdeeld over de vraag of op de totale hoeveelheid brandstof een aftrek mag worden toegepast voor broei (dit ontstaat wanneer kolen worden opgeslagen in een kolenpark). Broei geeft weliswaar een CO2-emissie maar niet binnen een kolencentrale. Bij besluit van 8 november 2013 heeft de Nederlandse Emissieautoriteit (hierna: de NEa) geweigerd toestemming te
verlenen voor de (door N.V. Elektriciteits Productiemaatschappij Zuid-Nederland EPZ (hierna: EPZ)) verzochte wijziging
van het monitoringplan, omdat de wijziging in strijd is met art. 27, tweede lid, van de Monitoringverordening (onderdeel
van de ETS-richtlijn). Dit artikel biedt volgens de NEa geen ruimte voor het aftrekken van 1,6% van de hoeveelheid
brandstof voor logistieke verliezen. De veranderingen in de hoeveelheid en calorische waarde ten gevolge van broei
en stookwaardevermindering door vochttoename kunnen volgens de NEa niet worden beschouwd als brandstof die de
installatie verlaat als bedoeld in art. 27 van de Monitoringverordening.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2015:2356
-
5
Broei ontstaat wanneer uit de vrije ruimte tussen de steenkolen lucht vrijkomt die met de kolen in contact komt. De zuurstof
uit de lucht reageert met de kolen en ontwikkelt warmte, waardoor een deel van de kolen verloren gaat. Dit proces geeft
weliswaar een CO2-emissie, maar niet binnen een kolencentrale.
Partijen blijven verdeeld over de vraag of op de totale hoeveelheid brandstof een aftrek mag worden toegepast voor broei.
De Afdeling stelt, ten aanzien van de onderhavige procedure, de volgende prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU:
1) Valt een situatie als de onderhavige, waarbij kolen worden opgeslagen in een kolenpark waar emissies van CO2
plaatsvinden als gevolg van broei, het hart van het kolenpark zich op ongeveer 800 meter afstand van de rand van de
kolencentrale bevindt, beide percelen van elkaar worden gescheiden door een openbare weg en de kolen vanuit de
opslaglocatie via een transportband die over de weg heen loopt naar de centrale worden vervoerd, onder de reikwijdte
van het begrip installatie als bedoeld in art. 3, aanhef en onder e, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de
Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (Pb 2003 L275)?
2) Wordt met ‘brandstof die de installatie verlaat’ in art. 27, tweede lid, van Verordening nr. 601/2012 van de Europese
Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig
richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (Pb 2012, L181), de situatie bedoeld als in dit geval waar
kolen tijdens de opslag in het kolenpark verloren gaan door verbranding ten gevolge van broei?
ABRvS 1 april 2015, zaak 201404521/1/A4, ECLI:RVS:2015:1006
Autoriteit Consument & Markt (ACM)
Besluiten
Besluit op aanvraag geschilbeslechting: klacht over kosten voor verlegging kabel in een perceel grond van de aanvrager waarmee de woning van een derde op een nabij gelegen perceel wordt voorzien van elektriciteit. De klacht valt buiten de reikwijdte van de bevoegdheid tot geschilbeslechting van art. 51 E-wet 1998. Klacht ziet uitsluitend op de civielrechtelijke gevolgen voor de klager aanvrager van het verleggen van de kabel en niet over de wijze waarop de netbeheerder jegens aanvrager haar taken en bevoegdheden op grond van de E-wet 1998 uitoefent. Het geschil gaat over het door Stedin (de betreffende regionale netbeheerder) in rekening brengen van kosten voor het
verleggen van een kabel in een perceel grond van aanvrager Y, waarmee een woning van een derde op een nabij gelegen
perceel wordt voorzien van elektriciteit. Aanvrager X en aanvrager Y (onderscheidenlijk de voormalig en huidig eigenaar
van de grond) dienen een klacht in bij ACM op grond van art. 51 E-wet 1998.
ACM oordeelt allereerst dat aanvrager X als voormalig grondeigenaar niet aangemerkt kan worden als “partij” in de zin van
art. 51 E-wet 1998 en wordt door ACM niet-ontvankelijk verklaard.
Vervolgens stelt ACM vast dat de klacht ziet op een probleem van klager aanvrager Y in zijn hoedanigheid van eigenaar
van een perceel grond, niet in de hoedanigheid van netgebruiker in de zin van de E-wet 1998. Stedin wordt met de klacht
niet aangesproken op haar functioneren jegens aanvrager Y als (door de E-wet gereguleerde) netbeheerder. Verder ziet
de klacht uitsluitend op de civielrechtelijke gevolgen voor aanvrager Y van het verleggen van de kabel, die geen onderdeel
is van de elektriciteitsvoorziening van het perceel van aanvrager Y. De klacht gaat derhalve niet over de wijze waarop
Stedin als netbeheerder jegens aanvrager Y haar taken en bevoegdheden op grond van de E-wet 1998 uitoefent, dan wel
voldoet aan haar verplichtingen op grond van deze wet.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2015:1006
-
6
ACM concludeert dat de klacht buiten de reikwijdte van de bevoegdheid tot geschilbeslechting van art. 51 E-wet 1998
valt en ACM kan en zal derhalve geen oordeel geven over de klacht. Partijen zullen hun conflict onderling, dan wel door
tussenkomst van de civiele rechter moeten beslechten.
Zaak 14.1157.12, 27 februari 2015
Besluit op aanvraag geschilbeslechting: netbeheerder handelt niet in strijd met de op haar rustende wettelijke aansluitplicht (zoals neergelegd in art. 10, zesde lid, Gaswet) nu de woning waarvoor de aansluiting op het gasnet was verzocht, is gelegen in een gebied waarin zich een warmtenet bevindt als bedoeld in art. 1, onderdeel c, van de Warmtewet. De aanvraag voor een gasaansluiting is door de netbeheerder geweigerd op grond van art. 12b, eerst lid, onderdeel f, van de Gaswet. Hoewel het CBb met haar uitspraak van 22 april 2014 de uitzondering op de gasaansluitplicht in warmtegebieden heeft vernietigd, bestempelt zij, volgens ACM, het maken van een dergelijke uitzondering op zichzelf op geen enkele wijze als onrechtmatig. Aanvrager heeft op 17 juli 2014 een aanvraag ingediend bij Stedin Netbeheer B.V. (hierna: Stedin) voor een gasaansluiting
voor zijn woning. Stedin heeft deze aanvraag voor een gasaansluiting geweigerd, omdat de woning van aanvrager zich
bevindt in een gebied dat voorzien wordt van warmtelevering. Aanvrager betwist dat Stedin gerechtigd is de gevraagde
gasaansluiting voor zijn woning te weigeren. De woning bevindt zich in stadsdeel Ypenburg van Den Haag. In dit gebied
ligt een warmtenet in de zin van art. 1, onderdeel c, van de Warmtewet. Eneco levert over dit warmtenet warmte aan de
woningen in het stadsdeel Ypenburg.
Aanvrager stelt, onder meer, dat Stedin in strijd handelt met de op haar rustende wettelijke aansluitplicht zoals neergelegd
in art. 10, zesde lid, van de Gaswet.
ACM oordeelt dat bij wetswijziging van 2 december 2010 aan netbeheerders de zogeheten ‘aansluitplicht’ is opgelegd.
Het realiseren van gasaansluitingen werd hierdoor een wettelijke en exclusieve taak voor de netbeheerder. Van deze
verplichting is een netbeheerder uitgezonderd indien de verzoeker is of wordt aangesloten op een warmtenet als bedoeld
in art. 1, onderdeel c, van de Warmtewet of wanneer het aansluitingen in zogenaamde onrendabele gebieden betreft.
Met betrekking tot de warmtenetten is deze uitzondering ingegeven door de hoge maatschappelijke kosten die zouden
voordoen als er energienetten naast elkaar gelegd worden. De uitzondering op de gasaansluitplicht is neergelegd in art.
12b, eerste lid, aanhef en onder f, van de Gaswet. Bij besluit van 22 januari 2013 heeft de NMa (thans ACM) op grond van
de voornoemde bepaling een uitzondering op de gasaansluitplicht neergelegd in art. 4.2 van de ‘Gebiedsindeling Gas’.
Vervolgens overweegt ACM dat bij uitspraak van 22 april 2014 het CBb art. 4.2, onderdeel a, van de Gebiedsindeling Gas
heeft vernietigd. Volgens het CBb geeft de enkele verwijzing naar art. 12b, eerste lid, onderdeel f, van de Gaswet in de
betreffende bepaling van de Gebiedsindeling Gas onvoldoende blijk van een (kenbare) afweging van betrokken belangen.
Hoewel het CBb met haar uitspraak van 22 april 2014 de uitzondering op de gasaansluitplicht in warmtegebieden heeft
vernietigd, bestempelt zij het maken van een dergelijke uitzondering op zichzelf op geen enkele wijze als onrechtmatig. Naar
aanleiding van de uitspraak van het CBb heeft ACM bij besluit van 13 januari 2015 een wijziging van de Gebiedsindeling
Gas vastgesteld.
Met deze wijziging van de Gebiedsindeling Gas constateert ACM dat onder de huidige omstandigheden geen
gasaansluitplicht geldt voor het gebied waarin de woning van aanvrager ligt: de wijk Ypenburg te Den Haag behoort tot
een warmtegebied, gezien het feit dat deze wijk in bestemmingsplannen duidelijk als zodanig is bestempeld. Daarnaast is
de postcode van aanvrager opgenomen in de bijlage van de Gebiedsindeling Gas.
Stedin heeft derhalve niet in strijd gehandeld met art. 10, zesde lid, van de Gaswet. Klacht aanvrager ongegrond.
Zaak 14.0956.12, 5 maart 2015
https://www.acm.nl/nl/download/publicatie/?id=14067http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2014:134https://www.acm.nl/nl/download/publicatie/?id=14092
-
7
Besluit op aanvraag geschilbeslechting: klacht ziet op het ten onrechte in rekening brengen van systeemdienstentarief als bedoeld in art. 30, tweede lid, E-wet 1998 (oud). Er is niet voldaan aan de, in art. 30, tweede lid, E-wet 1998 (oud), opgenomen criteria nu er geen sprake is van een directe aansluiting op het openbare net en het verbruik beneden het toelaatbare bedrijfsverbruik ligt. Het geschil ziet op het in rekening brengen van tarieven voor systeemdiensten (hierna: SDT) als bedoeld in art. 30,
tweede lid, E-wet 1998 (oud, dat wil zeggen: zoals deze wet gold vanaf 1 januari 200 tot 1 juli 2011). Decu Beheer B.V.
(hierna: Decu) stelt dat DELTA Netwerkbedrijf B.V. (hierna: DNWB) in de periode 1 januari 2000 tot 1 juli 2011 in strijd met
voornoemde bepaling SDT bij haar in rekening heeft gebracht en heeft geïnd.
Ook stelt Decu, ten opzichte van TenneT TSO B.V. (hierna: TenneT), dat TenneT in de periode 1 januari 2000 tot 1 juli 2011
in strijd met voornoemde bepaling SDT bij haar in rekening heeft gebracht. De door DNWB geïnde SDT werden immers
aan TenneT afgedragen.
Deco was in de genoemde periode een commanditaire vennootschap waarbij Cargill B.V. één van de vennoten was. Decu
wekt elektriciteit op met behulp van een WKK-installatie en die elektriciteit werd vervolgens geleverd aan Cargill B.V. (de
enige op het net aangesloten afnemer). Decu verbruikte zelf geen elektriciteit. Tussen partijen is ook niet in geschil dat er
geen sprake is van elektriciteitsverbruik door Decu.
De klacht wordt door ACM in twee delen behandeld. Het ene deel ziet op de klacht jegens DNWB, het andere deel ziet op
de klacht jegens TenneT.
Met betrekking tot DNWB oordeelt ACM dat zij in de genoemde periode niet gerechtigd was om op grond van art. 30,
tweede lid, van de E-wet 1998 (oud) SDT bij Decu in rekening te brengen. Er is volgens ACM niet voldaan aan de twee – in
art. 30, tweede lid, van de E-wet 1998 (oud) – genoemde criteria: i) er moet sprake zijn van een directe aansluiting op het
openbare net en ii) er dient sprake te zijn van afname van elektriciteit voor het, in fysieke zin, eigen verbruik (ACM verwijst
daarbij naar de uitspraak van het CBb van 25 juli 2007 (Elsta / DNWB)).
Ten aanzien van de klacht jegens TenneT stelt ACM vast dat het dossier geen feitelijke grondslag biedt voor de stelling dat
TenneT SDT bij Decu in rekening heeft gebracht. TenneT heeft derhalve niet in strijd gehandeld met art. 30, tweede lid,
E-wet 1998 (oud). Deze klacht is derhalve ongegrond.
Voor zover Decu heeft bedoeld dat TenneT indirect SDT bij haar in rekening heeft gebracht, volgt uit de door ACM
aangehaalde rechtspraak (uitspraak CBb van 18 april 2015) dat de regionale netbeheerder verantwoordelijk is voor de
rechtmatigheid van het in rekening brengen van SDT van aangeslotenen. Klacht deels gegrond (jegens DNWB), deels
ongegrond (jegens TenneT).
Zaken 14.1249.12 en 14.1258.12, 12 maart 2015
Publicaties
Eerste bijeenkomst klankbordgroep Rendementsmonitor: publicatie van verslag en presentatie
Publicatie ACM, 23 maart 2015
ACM publiceert visiedocument Long Term Use-it-or-lose-it (LT UIOLI)
Publication ACM, Ofgem en CREG, Vision Paper Long Term Use-it-or-lose-it (LT UIOLI)
Nieuwsbericht ACM: ACM bewaakt verdeling van transportcapaciteit op het gasnet, 8 april 2015
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2007:BB4168http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2014:149https://www.acm.nl/nl/download/publicatie/?id=14106https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/14118/Eerste-bijeenkomst-klankbordgroep-Rendementsmonitor/https://www.acm.nl/nl/download/publicatie/?id=14119https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/14130/ACM-bewaakt-verdeling-van-transportcapaciteit-op-het-gasnet/
-
8
Publicaties (betreffende ontheffingen verplichting aanwijzing netbeheerder)
Besluiten ACM en zienswijzen inzake aanvragen ontheffing van de verplichting tot aanwijzing netbeheerderACM heeft de volgende besluiten en stukken op haar internetpagina gepubliceerd met betrekking tot ingediende aanvragen
voor een ontheffing van de verplichting tot aanwijzing van een netbeheerder.
Zaak 12.0356.30 – Ontwerpbesluit ontheffingaanvraag Wayland Nova voor gastransportnet te Peel en Maas
Bijlage: Staatscourant 27 maart 2015, nr. 8488
Nieuwsbericht
Remko Bos, directeur Energie van ACM wordt vice-president van de Council of European Energy Regulators (CEER) (samenwerkingsverband van de Europese energietoezichthouders)
Nieuwsbericht ACM 26 maart 2015
Wet- en regelgeving
Besluit van 5 maart 2015, houdende regels met betrekking tot de vergunningverlening, het toezicht daarop en de handhaving daarvan voor bepaalde categorieën grote inrichtingen op Bonaire, St. Eustatius en Saba (Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES)
Staatsblad 2015, 131
Besluit van 23 maart 2015, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van de wet van 28 februari 2015 tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (Stb. 2015, 102)
Staatsblad 2015, 132
Staatsblad 2015, 102
Regeling van de Minister van EZ van 24 maart 2015, houdende vaststelling van de definitieve correctie voor de stimulering van duurzame energieproductie in het jaar 2014 (Regeling vaststelling definitieve correcties duurzame energieproductie 2014)
Staatscourant 26 maart 2015, nr. 8446
Regeling van de Minister van Economische Zaken van 27 maart 2015, houdende wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2015 in verband met de opname van de duurzaamheidscriteria voor het gebruik van vaste en gasvormige biomassa en enkele technische aanpassingen
Staatscourant 30 maart 2015, nr. 9096
https://www.acm.nl/nl/download/publicatie/?id=14086https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-8488.pdfhttps://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/14088/Remko-Bos-directeur-Energie-van-ACM-wordt-vicepresident-van-Europese-energietoezichthouders/https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-131.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-132.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-102.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-8446.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-9096.pdf
-
9
Publicatie Minister van EZ inzake aanwijzing ICE Endex Gas B.V. als gasbeurs in Nederland, 16 maart 2015
Staatscourant 24 maart 2015, nr. 7872
Internetconsultaties
Concept Regeling windenergie op zee 2015 (regeling van de Minister van EZ tot aanwijzing van productie-installaties voor het opwekken van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie op zee als een subsidiabele categorie in het kader van de stimulering van duurzame energieproductie)Zie ook het nieuwsbericht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Geïnteresseerden kunnen tot en met 30 april
2015 reageren op deze internetconsultatie.
Internetpagina Regeling windenergie op zee 2015
Bijlage: Concept regeling
Nieuwsbericht Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: Internetconsultatie subsidie- en uitvoeringsregeling windenergie
op zee gestart, 3 april 2015
Concept Uitvoeringsregeling Wet windenergie op zeeDeze concept uitvoeringsregeling is een nadere uitwerking van de art. 14, tweede lid, en art. 20, derde lid, van de
Wet windenergie op zee. Dit betreft de gronden waarop een aanvraag voor een vergunning voor een windpark kan
worden afgewezen en het betreft de vergoeding die moet worden betaald voor het in behandeling nemen van een
vergunningaanvraag.
Geïnteresseerden kunnen tot en met 30 april 2015 reageren op deze internetconsultatie.
Internetpagina Uitvoeringsregeling Wet windenergie op zee
Bijlage: Concept regeling
Wetsvoorstellen
Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen (Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen)
Kamerstukken I, 2014/15, 34 003, nr. D (memorie van antwoord, 24 maart 2015)
Wijziging van de Mijnbouwwet (regels voor afsplitsing betreffende vergunningen voor het winnen van koolwaterstoffen die voor 1965 zijn verleend)
Kamerstukken II, 2014/15, 34 092, nr. 6 (nota naar aanleiding van het verslag, 25 maart 2015)
Regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee)Het wetsvoorstel Wet windenergie op zee is op 26 maart 2015 door de Tweede Kamer aangenomen en is naar de Eerste Kamer gezonden (zie Kamerstuk 34 058, nr. A). De nader uitgewerkte regelingen met betrekking tot het wetsvoorstel zijn eveneens ter consultatie gepubliceerd op internet
(zie de internetconsultaties zoals hiervoor in deze Energie Update zijn opgenomen). Het gaat om de concept Regeling
windenergie op zee 2015 en de concept Uitvoeringsregeling Wet windenergie op zee.
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-7872.pdfhttp://www.internetconsultatie.nl/regelingwindenergieopzee2015http://www.internetconsultatie.nl/regelingwindenergieopzee2015/document/1574http://www.rvo.nl/actueel/nieuws/internetconsultatie-subsidie-en-uitvoeringsregeling-windenergie-op-zee-gestarthttp://www.internetconsultatie.nl/uitvoeringsregelingwetwindenergieopzeehttp://www.internetconsultatie.nl/uitvoeringsregelingwetwindenergieopzee/document/1575https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34003-D.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34092-6.pdf
-
10
In deze Energie Update zijn verder ook twee Kamerbrieven van de Minister van EZ opgenomen waarin de Minister een
toelichting geeft op de kostenbesparingen door onder meer het aanwijzen van TenneT als netbeheerder op zee en door
het gebruik van de 10-12-mijlszone.
Kamerstukken I, 2014/15, 34 058, nr. A (gewijzigd voorstel van wet, 26 maart 2015)
Kamerdossier 34 058 (o.a. moties en amendementen)
Stemmingsuitslagen wetsvoorstel 34 058 Tweede Kamer
Kamerbrieven
Structuurvisie Windenergie op land; brief van de Minister van IenM over haar reactie op de discussiepaper “Renewable Energy and Negative Externalities: The effect of Wind Turbines on House Prices” van het Tinbergen Instituut, 20 maart 2015
Kamerstukken II, 2014/15, 33 612, nr. 48
Regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee); brief van de Minister van EZ inzake de toelichting op de kostenbesparing (door het aanwijzen van TenneT als netbeheerder op zee) van 23 en 25 maart 2015
Kamerstukken II, 2014/15, 34 058, nr. 21
Kamerstukken II, 2014/15, 33 561, nr. 15
Zie ook onze Engelstalige publicatie over windenergie op zee: Loyens & Loeff North Sea Offshore Wind Energy
Developments - April 2015
Voorzienings- en leveringszekerheid energie; brief van de Minister van EZ inzake de grootschalige stroomuitval van 27 maart jl. in de regio Noord-Holland en Flevoland, 28 maart 2015
Kamerstukken II, 2014/15, 29 023, nr. 183 (onopgemaakt)
Kamervragen
Voorzienings- en leveringszekerheid energie; lijst van vragen en antwoorden van de vaste commissie voor EZ en antwoorden van de Minister van EZ over de tracékeuze voor de 380kV-hoogspanningsverbinding in West-Brabant, vastgesteld 19 maart 2015
Kamerstukken II, 2014/15, 29 023, nr. 182
Schaliegas; reactie van de Minister van EZ op het risico op aardbevingen door afvalwaterinjectie alsmede beantwoording van vragen gesteld door het Kamerlid van Tongeren (ingezonden 22 januari 2015)
Aanhangsel Handelingen II, 2014/15, nr. 1670
Kamerstukken II, 2014/15, 33 952, nr. 31 (Kamerbrief Minister van EZ, 23 maart 2015)
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34058-A.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/34058http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2014Z18516&did=2015D11389https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33612-48.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34058-21.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33561-15.pdfhttp://www.loyensloeff.com/nl-NL/Documents/Briefing%20April%202015.pdfhttp://www.loyensloeff.com/nl-NL/Documents/Briefing%20April%202015.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-488418.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29023-182.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1670.pdfhttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33952-31.pdf
-
11
Ministerie van EZ en IenM
Minister van EZ reageert in Kamerbrief op notitie DELTA over de kolendeal in het Energieakkoord
Kamerbrief Minister van EZ, 2 april 2015
Minister van EZ informeert Tweede Kamer over de Europese mededeling betreffende de 10% interconnectie elektriciteit
Kamerbrief Minister van EZ, 2 april 2015
Kamerbrief Minister van EZ over de ondergrondse aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen
Kamerbrief Minister van EZ, 2 april 2015
Minister van EZ presenteert de Warmtevisie
Kamerbrief Minister van EZ, 2 april 2015
Nieuwsbericht Rijksoverheid.nl: Kabinet stimuleert overstap van gas naar duurzame warmte, 2 april 2015
Kabinetsreactie op OVV-rapport Aardbevingsrisico’s in Groningen
Kamerbrief Minister van EZ, 2 april 2015
Nieuwsbericht Rijksoverheid.nl: Kabinet versterkt veiligheid, inspraak en onafhankelijk toezicht gaswinning, 2 april 2015
Diversen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: Stand van zaken SDE+ op 12 maart 2015Nieuwsbericht RVO, 27 maart 2015
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: Subsidieregeling SDE+ 2015 geopend
Nieuwsbericht RVO, 30 maart 2015
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: Subsidieregelingen energie-innovatie van start
Nieuwsbericht RVO, 1 april 2015
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: SDE+ ondersteunt aanleg uniek solarpark
Nieuwsbericht RVO, 3 april 2015
http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/04/02/kamerbrief-met-reactie-op-notitie-over-kolendeal-energieakkoord/kamerbrief-met-reactie-op-notitie-over-kolendeal-energieakkoord.pdfhttp://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/04/02/kamerbrief-over-europese-mededeling-10-interconnectie-elektriciteit/kamerbrief-over-europese-mededeling-10-interconnectie-elektriciteit.pdfhttp://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/04/02/kamerbrief-over-ondergrondse-aanleg-van-nieuwe-hoogspanningsverbindingen/kamerbrief-over-ondergrondse-aanleg-van-nieuwe-hoogspanningsverbindingen.pdfhttp://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/04/02/kamerbrief-warmtevisie/kamerbrief-warmtevisie.pdfhttp://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2015/04/02/kabinet-stimuleert-overstap-van-gas-naar-duurzame-warmte.htmlhttp://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/04/02/kabinetsreactie-op-ovv-rapport-aardbevingsrisico-s-in-groningen/kabinetsreactie-op-ovv-rapport-aardbevingsrisico-s-in-groningen.pdfhttp://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2015/04/02/kabinet-versterkt-veiligheid-inspraak-en-onafhankelijk-toezicht-gaswinning.htmlhttp://www.rvo.nl/actueel/nieuws/stand-van-zaken-sde-op-12-maart-2015http://www.rvo.nl/actueel/nieuws/subsidieregeling-sde-2015-geopendhttp://www.rvo.nl/actueel/nieuws/subsidieregelingen-energie-innovatie-van-starthttp://www.rvo.nl/actueel/nieuws/sde-ondersteunt-aanleg-uniek-solarpark
-
12
Europese ontwikkelingen
Hof van Justitie EU
Overwegingen uit het arrest Meridionale Industria Salumi e.a. zijn niet gelijkelijk toe te passen in de onderhavige procedure. Richtlijn 2009/73/EG (de derde gasrichtlijn) heeft een bestaande Unieregeling die van toepassing was op hetzelfde domein (te weten richtlijn 2003/55/EG (de tweede gasrichtlijn)) ingetrokken en vervangen. Eerstgenoemde richtlijn heeft geen nieuwe regeling gecreëerd maar vormt een rechtstreekse voortzetting van richtlijn 2003/55. De Commissie heeft bij het vaststellen van haar besluit richtlijn 2009/73/EG niet met terugwerkende kracht toegepast, maar zij heeft haar besluit vastgesteld op basis van de toen geldende bepaling.De Commissie heeft bij hogere voorziening het Hof verzocht om vernietiging van het arrest van het Gerecht van de EU
in de zaak T-465/11 (Globula (thans: Moravia Gas Storage (hierna: MGS)) / Commissie (EU:T:2013:406). In het bijzonder
betreft het de nietigverklaring van het besluit C(2011)4509 van de Commissie van 27 juni 2011 inzake de ontheffing (met
betrekking tot een ondergrondse gasopslaginstallatie (hierna: OGO-installatie) te Dambořice) van de interne marktregels
inzake toegang van derden, door het Gerecht.
De Tsjechische Republiek werd, naar aanleiding van het Commissiebesluit, gelast het ontheffingverleningsbesluit aan
MGS van de verplichting tot het verlenen van (onderhandelde) derdentoegang tot de OGO-installatie, in te trekken. MGS
betoogde vervolgens met succes dat de Commissie eigenlijk de procedure en inhoudelijke criteria van art. 22 van de
richtlijn 2003/55(/EG) had moeten toepassen en niet die van art. 36 van de richtlijn 2009/73(/EG). De Commissie is
volgens verzoekster op 18 februari 2011 in kennis gesteld van het besluit van het Ministerie terwijl richtlijn 2009/73 pas op
3 maart 2011 richtlijn 2003/55 heeft vervangen.
Het Gerecht oordeelde dat, anders dan de Commissie stelt, de door art. 36 van richtlijn 2009/73 aangebrachte procedurele
en inhoudelijke wijzigingen één onlosmakelijk geheel vormden, zodat overeenkomstig het arrest Meridionale Industria
Salumi e.a. (212/80-217/80, EU:C:1981:270) aan het geheel van de betrokken bepalingen geen terugwerkende kracht
kon worden verleend en Richtlijn 2003/55 dus van toepassing was, zowel wat de inhoud als wat de procedure betreft. Het
Gerecht vernietigt het besluit van de Commissie.
De Commissie voert in deze hogere voorzieningsprocedure één enkel middel aan waarmee zij in wezen betoogt dat het
Gerecht art. 288 VWEU en art. 297, lid 1, VWEU heeft geschonden door te oordelen dat Richtlijn 2003/55 (tweede richtlijn)
van toepassing is in de onderhavige zaak.
Het Hof benadrukt allereerst dat een nieuwe rechtsregel van toepassing is vanaf de inwerkingtreding van de handeling
waarbij hij is ingevoerd, en dat een dergelijke regel weliswaar niet van toepassing is op rechtssituaties die zijn ontstaan en
definitief zijn verworven onder het oude recht, maar wel op de toekomstige gevolgen daarvan en op nieuwe rechtssituaties
(met uitzondering van nieuwe regels die bijzondere bepalingen bevatten die specifiek de voorwaarden voor toepassing
ratione temporis vastleggen).
Het Hof gaat voorts in op de verwijzing van het Gerecht naar het arrest Meridionale Industria Salumi e.a. De in dat arrest
toegestane uitzondering op de hiervoor door het Hof aangehaalde regel werd gerechtvaardigd door de omstandigheid
dat een nieuwe gemeenschapsregeling de bestaande nationale regelingen verving om tot een consistente en uniforme
toepassing van de aldus ingevoerde communautaire douaneregels te komen. Het Hof concludeert dat de situatie uit het
arrest Meridionale Industria Salumi e.a. niet vergelijkbaar is met de situatie in de onderhavige zaak. Met richtlijn 2009/73
werd richtlijn 2003/55 ingetrokken en vervangen. De eerstgenoemde richtlijn heeft geen nieuwe regeling gecreëerd maar
vormt een rechtstreekse voortzetting van richtlijn 2003/55. Daarnaast heeft richtlijn 2009/73 overigens niets gewijzigd aan
de inhoud van de materiële bepalingen ervan, name de bepalingen over de inhoudelijke voorwaarden om een ontheffing
-
13
te kunnen genieten (welke zijn opgenomen in art. 22, leden 1 en 2, van Richtlijn 2003/55 en in art. 36, leden 1 en 2, van
Richtlijn 2009/73). Het Hof verwijst verder naar de conclusie van de A-G waarin (onder meer) is overwogen dat uit het feit dat
de procedureregels van richtlijn 2003/55 zijn gewijzigd bij richtlijn 2009/73, op zich niet blijkt dat de procedurevoorschriften
en de materiële voorschriften van artikel 36 van die laatste richtlijn “onlosmakelijk [met elkaar] verbonden” zijn in de zin
van het arrest Meridionale Industria Salumi e.a.
De Commissie heeft volgens het Hof dan ook op de dag dat het litigieuze besluit is vastgesteld, richtlijn 2009/73 niet met
terugwerkende kracht toegepast, maar heeft zij het litigieuze besluit vastgesteld op basis van de toen geldende bepaling.
Het arrest van het Gerecht EU, Globula / Commissie (zaak T-465/11) wordt vernietigd en de zaak wordt terugverwezen
naar het Gerecht EU voor een beslissing over het tweede en derde middel.
Arrest Hof van Justitie EU C-596/13 P, Moravia Gas Storage a.s. / Tsjechische Republiek [26 maart 2015]
EU Publicatieblad
Mededeling van de Franse regering in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (Bericht betreffende de aanvraag voor een exclusieve opsporingsvergunning voor vloeibare of gasvormige koolwaterstoffen genaamd “Permis de Séméacq”)
PbEU 26 maart 2015 C 99/04
Mededeling van de minister van Economische Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden op grond van artikel 3, lid 2, van Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen
PbEU 27 maart 2015 C 102/05
Europese Commissie
Start trilateraal overleg tussen EU, Rusland en Oekraïne over aardgas
News release Commission, 23 March 2015
Innovatieve slimme netten staan centraal in Energie Unie
News release Commission, 31 March 2015
Overige Europese ontwikkelingen
ACER publiceert eerste ‘REMIT Quarterly’ als middel om informatie te delen en om verdere begeleiding te bieden
Publication ACER, 31 March 2015
ACER REMIT Quarterly, Q1 2015
http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=163251&pageIndex=0&doclang=NL&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=599746http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52015XG0326(01)&from=NLhttp://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52015XG0327(03)&from=NLhttp://ec.europa.eu/energy/en/news/inaugural-trilateral-eu-russia-ukraine-meeting-gashttp://ec.europa.eu/energy/en/news/innovative-smart-grids-central-energy-unionhttp://www.acer.europa.eu/Media/News/Pages/ACER-launches-today-a-quarterly-on-REMIT-for-further-guidance-.aspxhttps://www.acer-remit.eu/portal/document-download?documentId=z361ca816kt
-
www.loyensloeff.com
Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden Loyens & Loeff N.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘Loyens & Loeff’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.
Disclaimer
ACER nodigt ENTSO-G uit om de Netwerk Code inzake de geharmoniseerde transport tariefstructuren verder in lijn te brengen met de “Framework Guidelines”
News release ACER, 31 March 2015
ACER roept op te reageren op de ‘Network Code on Emergency and Restoration’
News release ACER, 1 April 2015
Voor meer informatie over de inhoud van deze update of andere energiegerelateerde vragen, kunt u terecht bij de
contactpersonen voor deze nieuwsbrief:
Loyens & Loeff Energy Team
Max Oosterhuis (Legal), T +31 10 224 67 30, [email protected]
Léone Klapwijk (Legal), T +31 10 224 66 46, [email protected]
Roland de Vlam (Legal), T +31 20 578 55 17, [email protected]
Thomas Chellingsworth (Legal), T +32 2 7434377, [email protected]
Waldo Kapoen (Tax), T +31 20 578 51 14, [email protected]
Jeroen Janssen (Tax), T +31 20 578 54 00, [email protected]
Alexander Bosman (Tax), T +31 10 224 65 81, [email protected]
Niels Muller (Tax), +31 20 578 52 33, [email protected]
http://www.acer.europa.eu/Media/News/Pages/ACER-invites-ENTSOG-to-align-further-the-Network-Code-on-Harmonised-Transmission-Tariff-Structures-with-the-Framework-Guide.aspxhttp://www.acer.europa.eu/Media/News/Pages/ACER-calls-for-comments-on-the-Network-Code-on-Emergency-and-Restoration.aspxmailto:max.oosterhuis%40loyensloeff.com?subject=mailto:[email protected]:[email protected]:thomas.chellingsworth%40loyensloeff.com?subject=mailto:waldo.kapoen%40loyensloeff.com?subject=mailto:[email protected]:alexander.bosman%40loyensloeff.com?subject=mailto:[email protected]