De Eerste Lijn: Zelfdoding

16
zelfdoding “Waarom heb ik dat niet gezien?” 12

description

Als bijlage bij Klasse voor Leraren behandelt De Eerste Lijn telkens één thema: van crisiscommunicatie tot nieuwe gezinsvormen. De Eerste Lijn ondersteunt elke leraar in de aanpak en preventie van probleemgedrag op school.

Transcript of De Eerste Lijn: Zelfdoding

Page 1: De Eerste Lijn: Zelfdoding

zelfdoding“Waarom heb ik dat niet gezien?”

12

Page 2: De Eerste Lijn: Zelfdoding

verhaal

EEN LEERLING VAN SIGRID PLEEGDE ZELFMOORD

“We bleven verdoofd achter”

Een rustige zaterdagavond in mei. Sigrid Coymans, leerlingenbege-leider en graadcoördinator van het KTA Campus Plinius in Tongeren, zit in de zetel wanneer collega Nele belt. ‘Heb je het al gehoord van

Amber?’, vraagt ze met beverige stem. ‘Ze heeft zelfmoord gepleegd.’

“Amber (13) stapte uit het leven twee dagen voor ze op bosklassen zou vertrekken. Haar valies stond klaar. Ik stond perplex. Ik kende haar van de leerlingenraad: een zelfbewus-te dame, enthousiast, open en recht voor de raap. Dat kon toch niet? Als leraar en leerlin-genbegeleider weet je dat je ooit geconfron-teerd wordt met de akelige dingen van het leven. Maar tussen het weten en het zelf mee-maken is een groot verschil.”

“Een draaiboek voor in het geval van zelfdo-ding hebben we niet op school. Maar ik heb vormingen gevolgd, lees de artikels in de vak-literatuur. Ik weet wel welke stappen je moet zetten. Wachten tot we de juiste informa-tie hebben van de politie. Contact opnemen met de ouders. Voorbereidingen maken voor maandag, als de leerlingen terug naar school komen. Ik weet hoe we de komende dagen moeten ‘overleven’. Maar ik wist niet dat de zelfdoding van een van je leerlingen je zo ver-doofd en leeg kon achterlaten.”

SCHOOL IN SHOCK“Ik bel met de adjunct-directeur en mijn col-lega leerlingenbegeleiding. Ik denk mee. Wat moeten we doen? Ambers klas vertrekt

maandag op bosklassen, kunnen we al naar de ouders gaan? Het is wachten tot laat op de avond voor de officiële bevestiging van haar overlijden komt. Tot dan hoop je nog: het is misschien gewoon niet waar.”

“Op maandag brengen we de leerlingen van haar klas samen. We geven ze iets warms te drinken. Eerst is er een ongelooflijke stilte. We praten en wenen, wenen en praten. Het CLB en de mensen van slachtofferhulp staan ons bij. Gelukkig maar. Zij zijn buitenstaan-ders en durven direct en concreet te zijn. De klas is uiteindelijk toch op driedaagse ver-trokken. Het bleek een goede beslissing. De verwerking kon meteen beginnen. Maar de hele school was in shock. In die eerste fase zijn we de andere leerlingen van de school te veel vergeten.”

SIGNALEN“Zelfmoord denk je, hoe kan dat? Amber was dertien en zo positief. Niemand heeft ge-zien dat ze in een zware depressie zat. Ik lig er wakker van: wat heb ik niet gezien? Waar-om? Wilde ze wel echt dood? Hoe kon ik zo falen? Wat als ik op het juiste moment het juiste had gezegd? En dan de twijfels: tonen

2

Page 3: De Eerste Lijn: Zelfdoding

“Niemand heeft de signalen opgemerkt”

we wel genoeg dat leerlingen met al hun ver-halen welkom zijn? Mijn collega’s stellen zich dezelfde vragen. Ik stel hen gerust: ‘Jij kon dit niet weten. Niemand heeft de signalen op-gemerkt, zelfs Ambers ouders niet. De echte reden zullen we nooit weten. Wees er voor de andere leerlingen. Steun hen, luister en toon je emoties’. Maar ik rekende mezelf aan wat ik anderen nooit zou aanrekenen: dat IK het niet gezien heb. Dat IK het niet heb kunnen voor-komen. Dat IK gefaald heb.”

SCHOUDERKLOPJES“Het is niet het samen huilen met de leerlin-gen dat me zo kwetsbaar maakte. Wat me zo in de war bracht, was dat ik niet wist hoe ik over Amber moest praten met de leerlingen. Dus zei ik niet veel, maar luisterde. Ik haast-te me niet zoals altijd door de gangen, maar zette rustige en zachte stappen. Ik gaf schou-derklopjes, deelde glimlachjes en knipoogjes uit. Een kneepje in de arm van een leerling van wie ik zag dat ze het moeilijk had. Ik keek naar mijn leerlingen. Ik bleef kijken. En nu, maanden na het overlijden van Amber, kun-nen we weer gewoon over haar praten: ‘Dat zou Amber grappig gevonden hebben …’ ‘Als Amber hier nu was dan …’”

3

Page 4: De Eerste Lijn: Zelfdoding

fenomeen

De dood als enige uitweg Iedereen is wel eens somber, bang, verdrietig, erg boos of in de war. Dat is normaal. Soms zijn die gevoelens zo hevig of duren ze zo lang dat je niet meer normaal kan functioneren. Wie zelfdo-dingsgedachten heeft, wil niet zozeer dood, maar wil vooral niet op deze manier verder leven.

SIGNALENHet is moeilijk om mogelijk suïcidaal gedrag bij leerlingen te herkennen. Je kan wel alert zijn voor signalen die aangeven dat het niet goed gaat:• Directeuitspraken: “Ik wil niet meer leven”, “Ik wou dat ik dood was”, “Ik ga

er een eind aan maken”, “Wat voor zin heeft mijn leven nog” …• Indirecteuitspraken:“Ik zie het niet meer zitten”, “Niemand kan mij hel-

pen”, “Ik zou willen slapen en nooit meer wakker worden”, “Ik ben toch voor niks goed, niemand kan mij helpen”…

• Gedrag:de leerling isoleert zich, is lusteloos, kan zich niet concentreren, zijn schoolresultaten gaan achteruit, hij verwaarloost zijn uiterlijk, gaat overdreven alcohol gebruiken, barst in plotse huilbuien of woede-uitbarstingen uit, spij-belt, krast zichzelf, is vaak bezig met de dood …

Deze signalen betekenen niet per definitie dat een leerling suïcidaal is. Ze kunnen ook wijzen op een ander probleem.

RISICOFACTORENBij zelfdoding speelt altijd een combinatie van veel factoren een rol: een psychia-trische ziekte (depressie, middelenmisbruik …), een negatieve kijk op de wereld, zichzelf, de toekomst, geen uitweg meer zien, verlies van vrienden of familie, pro-blemen met de gezondheid, grensoverschrijdend gedrag in het gezin, er niet bij horen, suïcidepoging binnen de familie of vriendenkring, psychiatrische ziekte bij een gezinslid, persoonlijke kenmerken zoals impulsiviteit, perfectionisme, faal-angst, een beperkt probleemoplossend vermogen …

Een positief zelfbeeld, de vaardigheden om oplossingen en hulp te zoeken bij pro-blemen, een ondersteunend netwerk (ouders, vrienden, leraren, sportclub …) be-perken het risico.

“Sinds mijn oma dood is, is er niemand die nog om me geeft” (ANS, 13)

4

Page 5: De Eerste Lijn: Zelfdoding

“Praten met iemand die aan zelfdoding denkt, verhoogt het risico op zelf-doding.” KLOPT NIET - Zelfs niet bij mensen met concrete zelf-moordplannen. Praten helpt om gedachten bespreek-baar te maken en het suïci-derisico in te schatten.

VIER LEERLINGEN IN JE KLAS DENKEN AAN zELFDODING• Gemiddeldplegenelkjaar30Vlaamsejongerentussen15en19jaaren

ééntotdriejongerentussen10en14jaarzelfmoord.Datmaaktzelf­dodingtotdetweedebelangrijkstedoodsoorzaakbijjongeren.

• Eenopdetienjongerentussen14en17jaarzegtooiteenzelfmoord­pogingondernomentehebben.

• Eenopdevijfjongerenzegtdathijerhetlaatstejaaraanheeftgedacht.• Meerjongensdanmeisjesplegenzelfmoord.

“Zelfdoding gebeurt plots, impulsief, je kan dat niet tegenhouden.”KLOPT NIET - Impulsieve zelfdodingen zijn zeldzaam. Aan een zelfdoding gaat een lang proces vooraf. Eerst zijn er de zelfmoordgedachten (“Ik wil er niet meer zijn”). Die kunnen concreter wor-den en evolueren naar een suïcideplan (“Ik ga me …”). Een spreekwoordelijke druppel kan ervoor zorgen dat er een suïcidepoging of suïcide volgt. Niet ie-dereen die zelfmoordgedachten heeft, voert ze ook uit. Dat proces is omkeer-baar, bv. door een goed gesprek.

VIER MISVERSTANDEN

“Leerlingen die erover praten, doen dat om ‘zich interessant’ te maken, om aandacht te vragen.”KLOPT NIET - 75 procent van wie aan zelfdoding gestorven is, heeft een signaal gegeven. Bewust of onbewust trokken ze aan de alarmbel. Hun sig-nalen en hulpkreten vertellen over hun pijn en zeggen dat ze niet meer weten hoe ze verder moeten.

“Wie aan zelfdoding denkt, wil altijd dood.” KLOPT NIET - Iemand die aan zelfdoding denkt, er-vaart een pijnlijk probleem. Hij ervaart het als ondraag-lijk, onoplosbaar en onein-dig. De dood lijkt de enige uitweg. De persoon wil niet altijd dood, maar wil een einde aan de ondraaglijke situatie.

5

Page 6: De Eerste Lijn: Zelfdoding

expert

“Los niet alles op in hun plaats”

“Scholen spelen een belangrijke rol in de suïcidepreventie”, zegt profes-sor Gwendolyn Portzky van de Eenheid voor Zelfmoordonderzoek van de Universiteit Gent. “Elke leraar helpt mee als hij zijn leerlingen leert

omgaan met emoties en problemen. En dat begint al in de kleuterklas.”

Vlaamse jongeren doen het inter-nationaal gezien erg slecht in de suïcidecijfers. Hoe komt dat?

“Vlaamse jongeren pakken problemen, te-genslagen, moeilijke situaties, ruzies met vrienden of ouders vaak niet echt aan, maar gaan op zoek naar afleiding, naar manieren om zich beter te voelen. Ze vluchten bijvoor-beeld in alcohol en drugs. Ze communiceren amper over hun problemen: niet met hun ouders, niet met hun leraren. Wel met vrien-den en via de nieuwe media. Jongeren heb-ben ook veel vooroordelen over geestelijke gezondheid: ‘uit een depressie geraak je zelf wel als je echt wil’ en ‘de psycholoog is voor als je gek bent’. De drempel om professio-nele hulp te zoeken ligt soms ook bij hun ou-ders erg hoog.”

Wat kan de school doen?“Sommige leerlingen zijn kwetsbaarder: ze zijn perfectionistisch of wat angstiger, ze pie-keren vaker of maken zich meer zorgen over hoe anderen over hen denken. In een school waar enkel prestaties belangrijk zijn, waar er weinig ruimte is voor het psychosociale, lopen ze sneller vast. Ze krijgen het gevoel dat ze niet mee kunnen, dat ze niet goed genoeg zijn. Ze krijgen een laag zelfbeeld en gaan zwartkij-ken. Scholen kunnen zorgen voor een warm klimaat met aandacht voor de mentale ge-zondheid: waar worstelen hun leerlingen mee, wat zoeken ze, wat hebben ze nodig? Scholen kunnen hun leraren ook opleiden om met sig-

nalen om te gaan. Maar vooral ook: leer kinderen van in de kleuterklas omgaan met emoties, scherp hun probleemop-lossend vermogen aan. En zet die leerlijn verder door in de lagere school en het secundair. Dat werkt echt preventief.”

Pamperen we niet te veel? “Scholen hebben de laatste jaren veel geïnvesteerd in leerlingenbegeleiding. Die evolutie is goed. Ik snap de reactie van sommige leraren: ‘We moeten ze niet pampe-ren, we moeten ze hard genoeg maken’. Maar dat is re-deneren vanuit onze aloude Vlaamse aard: je moet sterk zijn, je hoofd niet laten hangen, hard werken. Te vaak vergeten we te zeggen dat leerlingen ook fouten mo-gen maken, dat iedereen het eens moeilijk mag hebben. Pamperen is geen oplossing. Je moet leerlingen vooral veerkrachtig maken: ze zelf oplossingen leren zoeken, ze niet afhankelijk of hulpeloos maken. ‘Je hebt nu dit pro-bleem: hoe ga je dat aanpakken, wat doe jij en hoe kan ik je helpen?’ Dat is iets anders dan alles in hun plaats op-lossen of het hen meteen makkelijker maken.”

6

Page 7: De Eerste Lijn: Zelfdoding

test

JA NEE ● ●

● ● ● ●

● ●

● ●

● ●

● ●

● ●

• Bij het inschrijvingsmoment is er ook ruim-te voor socio-emotionele info.

• In onze school kunnen leerlingen zichzelf zijn, zich thuis voelen.

• Onze school heeft een goed uitgebouwde leerlingenbegeleiding: warme klasleraren, zorgjuf of leerlingenbegeleider, projecten rond sociale vaardigheden en relationele vormingsdagen, leerlingenraad ...

• Onze leerlingen weten met wie ze kunnen praten als ze steun zoeken: klasgenoten, klasleraar, zorgleraar, leerlingenbegeleider, CLB-medewerker ...

• Onze school grijpt snel en adequaat in bij mogelijke problemen: praat met de leerling en zijn ouders.

• De school werkt samen met het CLB en weet waarvoor ze daar terechtkan: als draaischijf naar meer gespecialiseerde hulp (Centra Geestelijke Gezondheid, jongeren-adviescentra, psychologen of psychiaters).

• Onze school volgt nascholing rond psycho-sociale problemen.

• Onze school heeft draaiboeken voor crisis-situaties, ook voor in het geval van zelfdo-ding. Het schoolpersoneel weet wat het moet doen.

Hoe meer je ‘ja’ antwoordt, hoe meer je school voorbereid is om gepast om te gaan met mogelijk suïcidaal gedrag.

Is je school voorbereid op een zelfdoding?

7

Page 8: De Eerste Lijn: Zelfdoding

preventie

“Goed schoolklimaat is beste preventie”De school is niet verantwoordelijk voor wat fout loopt in een gezin of in de samenleving. Maar ze heeft wel de plicht om leerlingen goed te begeleiden, noodsignalen op te vangen en hulp te bieden.

DE 5 PIJLERS VAN EEN PLAN VOOR GEESTELIJKE GEzONDHEID OP SCHOOL1 Zorg voor een aangenaamklimaatop school (bv. klasleraren die altijd aan-

spreekbaar zijn, ingeroosterde projecten rond sociale vaardigheden en relatio-nele vormingsdagen, omgaan met sociale media, een antipestplan, een aange-name speelplaats, middagactiviteiten …).

2 Zorg voor vorming van leraren en ouders: over geestelijke gezondheid, relati-onele vorming en sociale vaardigheden …

3 Zorg dat je snelsignalen opvangt (via het inschrijvingsbeleid, zorgleraren of leerlingenbegeleiders, mentors, peer tutors …).

4 Zorg voor goedebegeleiding (wie doet wat?) en regelmatig overleg (klassen-raden, leerlingenbesprekingen, CLB-overleg, multidisciplinair overleg …).

5 Werk samen metexternehulpverleners buiten de school. Breng samen met het CLB de partners in kaart en zet samenwerkingsovereenkomsten op met de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, Slachtofferhulp, Jongeren Advies Centra, Centra voor Ambulant Welzijnswerk, de huisarts, het ziekenhuis ...

MAAK EEN DRAAIBOEK Wat je ook doet, in elke school zal een aantal leerlingen toch suïcidaal ge-drag vertonen. Maak daarom een draaiboek suïcidepreventie en communi-ceer daarover. In zo’n draaiboek:1 spreekt de school heel concreet af hoe ze omgaat met signalen en

wat leraren dan kunnen doen (centraal meldpunt, interne en externe begeleiding …)

2 staat wie wat doet en hoe je communiceert in crisismomenten:• bij acute dreiging: een leraar vangt signalen op van suïcidaal gedrag

van de leerling zelf of via een medeleerling;• een leerling heeft een zelfmoordpoging ondernomen; • een leerling is overleden na zelfdoding.

8

Page 9: De Eerste Lijn: Zelfdoding

Een leerling denkt aan zelfdodingDOEN: SPREEK DE LEERLING EROVER AAN1 Toon hem dat je bezorgd bent, dat je je ongerust maakt en erover wil praten.

Zo kan hij zijn verdriet of pijn kwijt. Dat neemt al veel druk weg. 2 Neem de zelfdodingsgedachte ernstig: “Ik begrijp dat je nu weinig uitwegen

ziet”.3 Praat openenrustig. Laat hem zijn verhaal doen en luister zonder te oorde-

len: “Ik krijg de indruk dat je je heel wanhopig voelt. Waarom zou je liever dood zijn?”

4 Structureerde gevoelens en feiten. “Als ik jou bezig hoor, begrijp ik dat …” Dat vermindert vaak de angst en verwarring bij de leerling en het zorgt ervoor dat hij zich begrepen voelt.

5 Expliciteer de zelfdodingsgedachten en ga na hoe acuut de dreiging is: “Ik hoor je zeggen dat je het leven beu bent, denk je soms ook aan zelfmoord? Wanneer denk je daar vooral aan? Wat zijn je moeilijkste momenten?”

6 Ga op zoek naar de ‘reasonsforliving’: “Wat zorgt ervoor dat je het toch nog volhoudt?”

7 Zeg dat jehulp moet zoeken en leg uit wat dat inhoudt. Blijf contact houden.

NIET DOEN: MINIMALISEREN OF PREKEN1 Ga niet het leven verdedigen. “Het leven blijft toch altijd de moeite waard.”2 Minimaliseer de feiten en gevoelens niet: “Herpak je, zo erg is het toch alle-

maal niet.” 3 Formuleer geen onmiddellijke oplossingen: “Ga eens een avond sporten, dan

gaat dat gevoel wel over.”4 Zegnietdat hij zijn ouders of anderen veel verdriet doet. Dit werkt vaak ave-

rechts.5 Beloof niet dat je er metniemandandersover zal praten. 6 Geef geen valsehoop, beloof niet meer dan wat je echt kan.

Leraren hebben ambtsgeheim en geen beroepsgeheim. Dat betekent dat ze aan de interne leerlingenbegeleider en directeur moeten melden als een leerling aan zelfdoding denkt. Je voelt je niet in staat om dit soort van gesprekken te voeren? Bekijk wie dat op school wel kan. Zorg zelf wel voor een luisterend oor tussendoor. Bij twijfels, voor vragen of ondersteuning, neem contact op met het CLB of de Zelfmoordlijn (1813).

9

Page 10: De Eerste Lijn: Zelfdoding

preventie

“Onze campus telt 2200 leerlingen en drie admini­straties.Ergebeurtaltijdwelwat.We hadden al nood-plannen voor allerlei noodsituaties. Na de zelfdoding van Laurens begonnen we aan een meer specifiek draai-boek. Toen de zelfdoding van Ben volgde, kwamen er ex-tra vragen: zijn we wel goed bezig, hadden we dit moe-ten zien aankomen, (hoe) konden we dat vermijden? Er was vooral ook de angst voor een derde zelfdoding. We hebben toen nascholing georganiseerd. Een specia-list heeft ons draaiboek helpen actualiseren. Daar staan nu vier luiken in: hoe doen we aan preventie, wat doen we bij een acute dreiging, bij een poging of bij zelfdo-ding? Alle stappen staan uitgeschreven: wie moet je ver-

“We zijn alerter geworden”

“Zelfdoding? Onze school was er nog niet echt van nabij mee ge-confronteerd”, zegt Jos Mees, adjunct-directeur tso-bso Don Bosco Haacht. “Tot plots op een half jaar tijd twee leerlingen door zelfdo-ding omkwamen. Het schudde onze school aardig door elkaar. Nu

zijn we er ons meer bewust van. We weten wat te doen.”

wittigen in welke volgorde, wie neemt welke verantwoordelijkheid: op het secretariaat, in het pastoraal team, wie zorgt voor opvang, welke rol kan het CLB spelen …?”

“Ikmerkdatwenuveelalertergewordenzijn bij onze leerlingenbegeleiding. We houden sneller rekening met de mogelijk-heid dat iemand iets dramatisch zou kun-nen doen. We zoeken ook sneller externe begeleiding. De pagina’s met hulpverlenen-de adressen die achteraan in de klasagenda stonden, hebben we nu vooraan gezet. We zorgen nog meer voor een warme school. Als een leerling die het moeilijk heeft, wil praten met een leerling uit een andere klas, maken we die even lesvrij. Dat lijken kleinigheden, maar ze maken een verschil.”

“Onsdraaiboekbiedthouvast.Maarnietallesstaatdaarin. De week na Ben was een jongen op vrijdagnamiddag afwezig. Er brak paniek uit: ‘We hebben hem richting spoor-weg zien gaan’. Een ploegje leraren is gaan zoeken. We hebben de ouders gebeld. Later bleek hij gewoon naar huis vertrokken en had hij onderweg wat getreuzeld. Je kan je leerlingen geen 24 uur per dag en overal in het oog houden. Als je als school alles doet om leerlingen goed te begeleiden, hoef je je-zelf niets te verwijten.”

10

Page 11: De Eerste Lijn: Zelfdoding

aanpak

1 Bekijk samen met de leerling en zijn ouders WELKE INFORMATIE je mag doorgeven aan de leraren en leerlingen. Wil de leerling dat het geweten is? Breng je enkel de leraren op de hoogte? Zijn er vrienden of klasgenoten die het weten?

2 Zijn er PROBLEMEN OP SCHOOL: pesten, studieproblemen …? Werk sa-men aan oplossingen.

3 Wordt de leerling doorverwezen naar HULPVERLENING? Wie volgt dat op? Werk samen met het CLB. Heeft de extra hulp praktische gevolgen voor de les-sen op school?

4 Als je de KLAS OP DE HOOGTE BRENGT, doe dat in algemene bewoor-dingen. Te veel details kunnen aanleiding geven tot imitatiegedrag. Leg uit dat zo’n poging vaak het gevolg is van een heel complexe situatie. Zeg dat ieder-een het wel eens moeilijk heeft en bespreek alternatief gedrag: wat doe je dan? Verwijs ook door naar waar leerlingen binnen en buiten de school hulp kunnen vinden. Laat hen vertellen over hun gevoelens.

5 Komt de leerling na afwezigheid TERUG NAAR SCHOOL? • Bereiddeklasvoor. Vertel dat gewoon doen het beste is, dat ze niks moeten

forceren. Ook zij kunnen mee zorg dragen voor hun klasgenoot: er gewoon zijn voor hem, helpen bij het inhalen van schoolwerk, mogelijk probleem-gedrag snel signaleren.

• Verteldeleerlingdieterugkomtdatjedeklashebtvoorbereid. Zeg dat hij het tempo bepaalt van wat hij zegt en tegen wie. Misschien heeft de leer-ling een leraar met wie het goed klikt en bij wie hij af en toe zijn verhaal kwijt kan? Toon ook de hulp die hij kan krijgen via het CLB.

• Doezogewoonmogelijken wees alert voor signalen bij alle leerlingen, ze-ker de meer kwetsbare jongeren.

Na een pogingtot zelfdoding

Gesprekken voeren met leerlingen over emotioneel beladen onderwerpen als doodgaan en zelfmoord is niet voor iedereen weggelegd. Misschien zijn er op school leraren die zich daarin hebben bekwaamd via nascholing. Zo’n gesprek moet de uitbreiding van suïcidaal gedrag voorkomen en de terug-keer van de leerling naar de klas voorbereiden.

11

Page 12: De Eerste Lijn: Zelfdoding

aanpak

Na zelfdodingEen zelfdoding van een leerling (of leraar, ouder) is een erg emo-tioneel moment op school. Hoe je dan het best reageert, leg je zo veel mogelijk vast in een draaiboek.

1 START HET NOODPLAN• Controleer het bericht. • Het draaiboek of noodplan komt in actie. Wie bewaakt dat alle stappen ook ge-

nomen worden? Wie coördineert? • Wie is het aanspreekpunt voor de media indien nodig? Enkele tips: geef enkel

de feiten, speculeer niet over oorzaken, geef geen gedetailleerde informatie over hoe de zelfdoding is gebeurd.

2 INFORMEER HET SCHOOLPERSONEEL• Breng alleleraren op de hoogte, ook wie afwezig is.• Brief ze over hoe ze deboodschapkunnen overbrengen aan de leerlingen: geef

info over wat de school verder gaat doen, waar de leerlingen terechtkunnen, de samenwerking met externen, over hoe je risicoleerlingen kan herkennen: wat zijn de signalen en hoe ga je daarmee om?

• Zorg voor ondersteuning voor de leraren die zelf erg aangeslagen zijn.

3 GA NAAR DE OUDERS VAN DE OVERLEDEN LEERLING• Wie neemt contact op met de ouders? Wie gaat op huisbezoek? En kent hij de

mogelijkheden van de hulpverlening voor nabestaanden? • Spreek af met de ouders wat je mag zeggen op school. • Maak afspraken over deafscheidsplechtigheid en hou rekening met de wensen

van ouders om daar met de school aan deel te nemen.• Maak later ook afspraken over wat moet gebeuren met het schoolmateriaal van

het kind.• Voorkom dat briefwisseling of rekeningen voor leerlingen nog bij de ouders van

de overleden leerling aankomen.

4 INFORMEER DE MEDELEERLINGEN• Leerlingen horen het nieuws het best van een leraar die ze goed kennenenver­trouwen (bv. de klastitularis). Zorg voor eventuele ondersteuning door de in-terne leerlingenbegeleider, de CLB-medewerker (schoolarts, psycholoog).

• Breng het slechte nieuws in klasverband: zo vergroot je de steun door de klasgeno-ten. Bovendien krijg je meerzicht op hoe de leerlingen reageren.

• Vertel wat is gebeurd (“Jorn is omgekomen door zelfdoding”). Doe dat in alge­menebewoordingen, te veel details kunnen aanleiding geven tot imitatiege-drag. Doe niet geheimzinnig. Dat lokt speculaties en wilde verhalen uit.

• Laat de leerlingen hun gevoelens en gedachten ventileren. Zeg dat het normaal is dat ze het nu moeilijk hebben. Bespreek de alternatieven van suïcidaal ge-drag. Vertel waar ze hulp kunnen vragen en wat ze daar kunnen verwachten (op

12

Page 13: De Eerste Lijn: Zelfdoding

school, CLB, externe diensten). Geefdeinformatie ook oppapiermee. Externe instanties kunnen zich eventueel voorstellen op school of in de klas of deelnemen aan het groepsgesprek.

• Heb ookaandachtvoordebroersofzussen,buren,vrienden die mogelijk in andere klassen zitten. Of voor de klasgenoot die een wat problematische relatie had met het slachtoffer. Vergeetdeafwezigeleerlingenniet.

• Hebspecialezorgvoordeleerlingendiehetdooreigenproblemen misschien moeilijk hebben na deze zelfdoding.

• Wijs ook op de laagdrempelige telefonischehulplijnenenchatmogelijkhedenwaar ze terechtkunnen.

• Pas het lessenrooster aan, geef tijdomterouwen, voorzie een stille ruimte of herdenkingshoek waar leerlingen en schoolpersoneel zich kunnen terugtrekken, zoek naar manieren om met verdriet om te gaan.

• Hoe lang de rouw duurt valt niet te bepalen. Sluit het op het juiste moment af met een ritueel. Kies hierbij vooral iets wat aansluit bij de gebruiken en gewoon-tes op school.

• Hou de herinnering aan de overledene levend (verjaardagskaartje, diploma-uit-reiking, foto in de gang …).

5 INFORMEER ALLE OUDERS• Geef een brief mee voor alle ouders. Vermeld kort wat gebeurd is en benoem de

doodsoorzaak. • Vermeld hoe de school hiermee omgaat en wat het belang is van hier met kinde-

ren over te praten.• Vermeld ook de mogelijkheden voor hulpverlening. En vertel wie de ouders kun-

nen contacteren in geval van vragen of bezorgdheid. Organiseer een ouderavond of gespreksavond indien nodig.

Wat doe je in het geval van een noodsituatie en hoe communiceer je bij een crisis? Lees het in de andere bijdragen van De Eerste Lijn: www.klasse.be/leraren/eerstelijn

13

Page 14: De Eerste Lijn: Zelfdoding

help

Vier vragen1 Ik lees op Facebook dat iemand aan zelfdoding denkt. Wat doe ik?Je kent de leerling? Meld hem of haar dat je het gezien hebt, zeg dat je je onge-rust maakt en erover wil praten. Breng de leerlingbegeleiding op school op de hoogte. Voel je jezelf niet geroepen om het gesprek te voeren, laat het dan over aan anderen. Geef de coördinaten door van de Zelfmoordlijn (1813). Daar kan de leerling dag en nacht terecht voor telefonische hulp of chat. De Zelfmoord-lijn helpt jou ook om de ernst van de situatie in te schatten en geeft tips voor een gesprek. Je kent de leerling niet en oordeelt dat de toestand ernstig is? Facebook heeft een contactformulier waarmee je inhoud over zelfdoding kan melden.

2 Ik ben leerlingenbegeleider. Een meisje van 16 belt me. ze staat op de reling van de brug en wil springen. Wat doe ik?

De veiligheid van de leerling is nu eerst belangrijk. Haar begrijpen komt op de tweede plaats. Zeg dat het niet makkelijk praten is als zij op de brug staat en zeg haar dat ze zich in veiligheid moet brengen. Tracht haar aan de lijn te houden. Blijf praten en probeer in te schatten hoe groot het suïciderisico is. Bespreek al-ternatief gedrag: wat of wie zou de jongere in deze situatie kunnen helpen? Vraag naar steunfiguren. Bel de politie op als het nodig blijkt voor haar veiligheid.

3 Een leerling komt naar me toe en vertelt dat haar vriendin met zelf-moordgedachten zit. Wat doe ik?

Vertel aan het meisje dat het heel goed en moedig is dat ze dat komt vertellen en dat ze altijd bij jou terechtkan. Zorg er ook voor dat de zelfmoordgedachten van haar vriendin bespreekbaar worden gemaakt. Niet elke leraar moet zo’n gesprek kunnen doen. Beloof geen geheimhouding en breng de leerlingenbegeleider op de hoogte. Die probeert het meisje aan te spreken en in te schatten hoe groot het probleem is. De leerlingenbegeleider of het CLB brengt op het ritme van de leer-ling en afhankelijk van de ernst de ouders op de hoogte.

4 Een leerling wil een werkje maken over zelfmoord. Laat ik dat toe?Vraag even na waarom hij dat onderwerp kiest. Welke boodschap wil hij mee-geven? Verken of hij het onderwerp breder kan opentrekken naar bijvoorbeeld depressiviteit, geestelijke gezondheidszorg, preventiestrategieën. Kan de klas dit onderwerp aan? Zijn er risicoleerlingen (die zelf een poging tot zelfdoding achter de rug hebben of die een zelfdoding in de familie of kennissenkring hebben mee-gemaakt, of zijn er leerlingen die dwepen met de dood …)? Overleg met collega’s. Check of de leerling de vooropgestelde doelstellingen van het werkje bereikt en of de inhoud de juiste informatie over zelfdoding bevat. Als de leerling zijn werk vooraan in de klas brengt, lees het dan op voorhand na. Maak nadien tijd voor een klasgesprek, waarin ruimte is voor de emoties, vragen en onzekerheden van leerlingen. Vertel waar ze met hun vragen op school en extern terechtkunnen.

14

Page 15: De Eerste Lijn: Zelfdoding

MEER INFO?Bel het gratis noodnummer van de Zelfmoordlijn: 1813. 24/24 uur ook on-line bereikbaar op www.zelfmoord1813.be. Chatten kan er elke avond van 19 tot 21.30 u. Je vindt er ook alle organisaties die kunnen helpen in het geval van (een poging tot) zelfdoding.

Awel (De Kinder- en jongerentelefoon) is van maandag tot zaterdag van 16 tot 22 u. bereikbaar op het nummer 102. Chatten kan op maandag en woensdag van 18 tot 22 u. op www.awel.be. Mail naar [email protected].

Voor leerlingen die een zelfmoordpoging achter de rug hebben: www.ontrackagain.be, met gratis app. Voor scholen en ouders is er www.opnieuwverder.be

Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding vzw - www.preventiezelfdoding.be

Werkgroep Verder (voor nabestaanden na zelfdoding) - www.zelfdoding.be

Project Zelfmoordpreventie van de CGG’S - www.zelfmoordpreventievlaanderen.be en de preventiecoaches geeste-lijke gezondheidsbeleid secundair onderwijs: www.preventiecoaches.be/onderwijs

In een crisissituatie kan je terecht bij: politie (101), dienst spoedgevallen (112) het Antifgifcentrum ( 070 245 245)

Deze Eerste Lijn geeft informatie en aanzetten over hoe een school een draaiboek kan opstellen. Elke school (type, omvang, instroom, structuur van de leerlingbegeleiding …) is anders en vraagt een draaiboek op maat. Vraag aan het CLB om samen te werken of aan de suïcidepreventiewerkers van de Centra Geestelijke Gezondheidszorg.

15

Page 16: De Eerste Lijn: Zelfdoding

Hoofdredacteur: Pieter Lesaff er � Eindredacteur: Kris Vanhemelryck � Redactie: Leen Leemans, Michel Van Laere � Beeldredacteur: Jo Valvekens � Vormgeving: Tim Sels, Peter Mulders � Verantwoordelijke

uitgever: Luc Jansegers � Foto’s: Jonas Roosens

Dit dossier werd gemaakt in samenwerking met leraren, directeurs en Suïcide Preventie

Vlaanderen. Het is het twaalfde van een vernieuwde reeks. De andere dossiers raadpleeg je op www.klasse.be/eerstelijn.

MIJN HOUVAST-KAARTJELeerlingen met zelfmoordgedrag of -gedachten, hebben soms wat aan een houvastkaartje in hun portemonnee.

Download dit kaartje op www.klasse.be/eerstelijn (zelfdoding)

klik en print

-gedachten, hebben soms wat aan een houvastkaartje in hun

www.klasse.be/eerstelijn