DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

36
DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven? 1 DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven? Andrej Rublëv (1360–1430) is de icoonschilder van deze drie engelen, die aan Abraham verschijnen. Voor velen, en ook voor onszelf, een mogelijke voorstelling van die ene GOD. Let er op: driemaal dezelfde engel! Vader, Zoon en Heilige Geest zijn dezelfde! Zie het verhaal in Genensis 18 en 19. Drie engelen in hoofdstuk 18 en één in hoofdstuk 19 = YaHWeH. Guido Biebaut Alle rechten voorbehouden. DECEMBER 2000 (nieuwe spelling gedeeltelijk aangepast 2011.)

description

Het woord Drie-eenheid kan je nergens in de Bijbel terugvinden, niet in het Oud-Testament noch in het Nieuw-Testament. Maar dat een term niet gebruikt wordt, wil nog niet zeggen dat de ”gedachte” onwaar is. We gebruiken in het theologisch spreken termen als ”theocratie” of ”christocratie” zonder dat men daaraan aanstoot neemt. Zo kan men ook zonder schroom over de Drie-eenheid spreken, indien dit een bijbelse leer voorstelt.

Transcript of DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

Page 1: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

1

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

Andrej Rublëv (1360–1430) is de icoonschilder van deze drie engelen, die aan Abraham verschijnen. Voor velen, en ook voor onszelf, een mogelijke voorstelling van die ene GOD. Let er op: driemaal dezelfde engel! Vader, Zoon en Heilige Geest zijn dezelfde! Zie het verhaal in Genensis 18 en 19. Drie engelen in hoofdstuk 18 en één in hoofdstuk 19 = YaHWeH. Guido Biebaut Alle rechten voorbehouden. DECEMBER 2000 (nieuwe spelling gedeeltelijk aangepast 2011.)

Page 2: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

2

ALS INLEIDING ... Een 32 bladzijden tellende populaire brochure van Jehovah’s getuigen zegt: ”Er valt met Gods waarheden niet te schipperen. God op zijn voorwaarden aanbidden, betekent daarom de drie-ëenheidsleer te verwerpen.” (Moet u..., 31) * {1} Het zal de meeste lezers niet verwonderen dat ook een Joods schrijver dit zal ondersteunen. S. Ben-Chorin merkt op: ”Het geloof in Jezus als de messias, als de tweede persoon van een nergens in het Nieuwe Testament betuigde drieëenheid, als de enige rechtvaardige, die een plaatsver-vangend lijden ter verzoening op zich neemt... dit alles blijft ons onvermijdelijk scheiden.” (Broeder Jezus, 11) {2} Maar ook sommigen onder de christentheologen verwerpen en een leer van de godheid van Jezus of de Heilige Geest en de Drie-eenheid. S. Schoon zegt over Jezus: ”Hij is onscheidbaar verbonden met God, maar God en Jezus zijn niet met elkaar vermengd. In onze tijd dient de bijzondere relatie tussen God en Israël en tussen God en Jezus als unieke zoon van Israël niet met ontologische categorieën maar in verbondsterminologie onder woorden gebracht te worden... deze uniciteit van Jezus betekent niet dat hij God geworden is.” (De weg van Jezus, 189) {3} Tot slot Karl Herbst in ’De Ware Jezus. God of mens?’ 59: ”Jezus maakte mee dat hij door de een voor een duivel werd gehouden en door de ander voor een god. Omdat zowel het een als het ander zijn boodschap schade deed, wilde hij zijn boodschappers met nuchterheid tegen beide dwaasheden wapenen.” {4} Deze vier aanhalingen hebben, hoe divers de achtergrond van de schrijvers, gemeen dat elke poging om een Drie-eenheid te bewijzen als onbijbels, onlogisch, onjoods en dwaas moet gezien worden. Beide stellingen kunnen niet een zelfde bijbelse leer als ondergrond hebben. Niemand zal betwisten dat de Vader God is. Indien Jezus echter God is volgens een reeks bijbelteksten en indien de Heilige Geest God is volgens een reeks bijbelteksten, dan moet daar een conclusie uit getrokken worden. Dan is God, volgens de Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 8: ”een enig Wezen waarin drie Personen werkelijk en waarachtig van eeuwigheid onderscheiden zijn.” Paulus, die het ergens heeft over de dwaasheid van de wereldse filosofie, is voor ons een goede aanmoediging geweest om enkele, soms harde, woorden op papier te zetten (1 Cor.1:18-25 / Gal.1:8). (We citeren in het vervolg steeds uit de N.B.G. tenzij anders aangegeven.) Tot slot: we mogen aan de waarheid, vooral die uit de Schrift, niets toevoegen of afdoen. Met de Schrift bedoelen we dan de progressieve Openbaring van God in het O.T. en daarna in het N.T.. En het getuigenis van het N.T. weegt dan zwaarder dan dat van het O.T. volgens bv. Heb.1 1-3 / Joh.1:14,18 / 1 Cor.1:18-25. * U zal in het vervolg twee schrijfwijzen terugvinden die gelijkenis hebben; namelijk drieëenheid en Drie-eenheid. Het eerste is de schrijfwijze van voor de jaren 1996 (en dus ook in vele citaten, die we niet wijzigden). De laatste is deze volgens de nieuwe spelling. De vier geschriften die we regelmatig citeren zijn de volgende: (cijfers achter de titel geeft de bladzijde aan van het citaat) {1} Moet u geloof stellen in de drieëenheid? Watch Tower Society (Jehovah Getuigen), 1989.Verder afgekort als ‘Moet u...’. {2} Shalom Ben-Chorin, Broeder Jezus, Ten Have/Baarn, 1971. {3} Simon Schoon, De weg van Jezus, Kok/Kampen, 1991. {4} Karl Herbst, De Ware Jezus. God of mens?, Tirion/Baarn, 1990.

Page 3: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

3

HOOFDSTUK I

”Buiten Mij is er géén God” Jesaja 44:6

1.1 TERMEN en WOORDEN Het woord Drie-eenheid kan je nergens in de Bijbel terugvinden, niet in het Oud-Testament noch in het Nieuw-Testament. Maar dat een term niet gebruikt wordt, wil nog niet zeggen dat de ”gedachte” onwaar is. We gebruiken in het theologisch spreken termen als ”theocratie” of ”christocratie” zonder dat men daaraan aanstoot neemt. Zo kan men ook zonder schroom over de Drie-eenheid spreken, indien dit een bijbelse leer voorstelt. {5} Theofilus van Antiochië gebruikte een Griekse vorm ”triade” (drieheid) in Ad autolycum 11/15 en de Latijnse vorm (”trinitas”) vinden we reeds bij Tertulianus in De pudicitia C/XXI. Dit was rond 170-180 n C., maar reeds lang daarvoor spraken kerkvaders over een Vader/Zoon/Geest-relatie. Zo o.a. Clemens Romanus (†101 n C.) en Ignatius van Antiochië ((†120 n C.), 1 Clemens 46:6 / 58:2 en Ignatius Ad Magnesias 13:1 en Ad Eph. 18:2. Nu moet ons wel iets zéér duidelijk zijn en dat is het mysterie van God. ”De verborgen dingen zijn voor den Here onze God” (Deut.29:29). ”De Almachtige, dien wij niet begrijpen, is groot van kracht en recht” (Job 37:23). Zie ook nog Job 11:7 / Joh.14:9. Wanneer sekten of theologen beweren dat een drie-enige God omwille van de logica niet waar kan zijn, dan nemen ze de juist aangehaalde bijbelteksten en nog tientallen andere niet serieus. Calvijn schreef dat filosofie wel kan leiden tot erkenning van een goddelijke macht, maar niet tot een levende God. Hij IS de kwalitatief ”Andere” (Ex.28:2 / Hos.11:9 / Ps.82:6-8). De grootheid van God is van een aard waaronder wij bezwijken. Slechts God kan van zichzelf getuigen door woord en daad. (Zie Calvijn, Institutie, 1/5/9 en 1/11/1.) En de openbaring van God in de Schriften is tenslotte méér dan filosofie of de beredenering van een stelling. De gelovige die God ”kent” kan Hem daarom toch nog niet in een bepaalde formule ten volle beschrijven. God kennen is in onze betekenis zoals het onderscheiden van het topje van een ijsberg. God is voor ons nu nog grotendeels een verborgenheid. Augustinus komt in zijn ”belijdenissen” (1.4.4) tot de volgende conclusie: ”Wat kan een mens zeggen, waar reeds zij die spreken gelijk stommen zijn.” Met andere woorden: door filosofie, beredenering of menselijk inzicht kan niemand weten of God bestaat als drie-enig. Het is ofwel openbaring, ofwel ketterij. Of, zoals Jehovah’s Getuigen het formuleren: ”indien we een drieëenheid aanbidden en het hier om een valse leerstelling gaat is onze aanbidding ijdel, daar ze niet op de ware God is gericht.” (Zie tijdschrift ’Ontwaakt!’ 8 april 1964, blz. 5.) Deze stelling is omgekeerd echter even waar. Indien God drie-enig is, dan zijn alle tegenstanders van deze leer op weg naar hun eigen verdoemenis. En dan is het onze plicht hier iets over te zeggen. {5} Het zijn vooral de Getuigen van Jehovah die bezwaren maken tegen een term als Drie-eenheid want je kan toch geen niet-bijbelse termen gebruiken is hun argument. Nu zijn ze zelf meesters in het gebruik van niet-bijbelse termen in hun geschriften. We geven er enkele zodat u kan inschatten dat dit argument niet steekhoudend is. We citeren ze uit hun boekje dat slechts de gedoopte leden van hun vereniging krijgen, ’Verenigd in de aanbidding van de enige ware God’, (1983); ”de strijdvraag” (46), ”de koninkrijkswaarheid” (88), Jezus ondernam een ”predikingveldtocht” (110), ”theocratische leiding” (118), ”dit kanaal” en ”besturend lichaam” (120), ”zichtbare organisatie” (124), ”christelijke neutraliteit” (165), ”koninkrijksboodschap” (181). Niet slechts in dit geschrift kan u deze terminologie terugvinden, ook nog in alle andere van de geschriften van de Wachttoren, het behoort tot hun eigen theologische taal. Alles niet-bijbelse-termen. (Zie ’DE WACHTTOREN’, 15 jan.1994, blz.10-20.)

Page 4: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

4

1.2 GOD IS ÉÉN= ENIG=UNIEK Dat God omschreven is als ”één” vinden we zowel in het O.T. als het N.T.; o.a. Deut.6:4 / Jes.41:14,16,20 / 43:4 / 1 Cor.8:6 / Gal.3:20 / Eph.4:4-6, enz... ”Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één!” Zo staat het in Deut.6:4 volgens de NBG-vertaling. Dat is de lievelingstekst van elk gelovig Jood. Op het allereerste zicht sluit dat elke vorm van een Drie-eenheid uit. Heeft ”één” dat totaal uitgesloten of valt er nog iets anders over te zeggen? Zo zijn er in het Hebreeuws twee belangrijke woorden voor ”één”. Het eerste is ”yachid” en heeft de betekenis van een absoluut enige in zijn soort. Het wordt nooit gebruikt in verband met God in de Bijbel. Toen de Joodse reformator Maimonides (12e eeuw) een gebedenboek samenstelde, gebruikte hij waarschijnlijk bewust ”yachid” als reactie tegenover de Christenen. We vinden het ook nog in betrekking tot God in een Esseens geschrift (Damascus MS 20:1) en een Apocalyps (Apocalypsis van Abraham 17). Maar we vinden het niet in de Bijbel met God als onderwerp. Het tweede woord dat als ”één” is gebruikt in het bijbelse Hebreeuws is ”echad”. In Deut.6:4 wordt voor het begrip één, ”echad” (of echod volgens een andere uitspraak) gebruikt. En dat heeft, naar gelang de context de betekenis van iets absoluut enig ofwel van een meervoudige eenheid. De belangrijkste bijbelteksten uit het O.T. waar ”echad” gebruikt is zijn de volgende: 1°) Gen.2:24b: ”... en zij (man en vrouw) zullen tot één (echad) vlees zijn.” 2°) Gen.32:8: ”Indien Esau op de ene (echad) groep (personen) afkomt... ” 3°) Gen.34:16: ”Wij (de familie van Jacob) zullen bij u (de familie van Hemor) wonen, en wij zullen tot één (echad) volk zijn.” 4°) Ex.24:3: ”... en al het volk antwoordde eenstemmig (echad)” ( met één stem volgens sommige vertalingen). De stemmen van het volk smelten samen tot één stem en vormen een samengestelde eenheid. 5°) Ex.25:36: ”De knoppen en de armen zullen uit hem (de kandelaar) voortkomen, terwijl het geheel één (echad) gedreven werk van louter goud is.” De kandelaar, de knoppen en de armen vormen één samengestelde eenheid. 6°) Jer.32:39: ”En Ik zal hun (de Israëlieten) één hart (lev echad) en één weg (derrech echad) geven... ” Al de harten van de Israëlieten vormen één gemeenschappelijk hart en hun levensbetrachtingen vormen samen de gemeenschappelijke weg in de Here. 7°) Ezech.37:17: ”... voeg ze (de twee stukken hout) dan aan elkander tot één (echad) stuk hout, zodat ze in uw hand tot één (echad) worden.” 8°) Ezra 2:64: ”De gehele gemeente tezamen (echad) was 42.360.” De belangrijkste bijbelteksten uit het O.T. waar ”yachid” gebruikt is zijn de volgende: 1°) Gen.22:2: ”Neem toch uw zoon, uw enige (yachid),... ” en in vers 16: ”... en uw zoon, uw enige (yachid), Mij niet onthouden hebt.” 2°) Richt.11:34: ”Zij was zijn (Jephta’s) enig (yachid) kind.” Jephta’s dochter was énig kind! 3°) Jer.6:26: ”Bedrijf rouw als over een enig (yachid) kind.” 4°) Amos 8:10: ”En Ik zal het maken als de rouw over een enig (yachid) geborene... ” 5°) Zach.12:10: ”Zij zullen over Hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig (yachid) kind.” Het verschil tussen beide begrippen zal wel duidelijk zijn. Daar waar ”yachid” is gebruikt ligt de nadruk op één van dezelfde soort, echter niet méér als één. Maar ”echad” kan bij uitstek gebruikt worden om een

Page 5: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

5

meervoudige zaak te omschrijven. En dat is het woord dat de Oudtestamentische schrijvers gebruiken om over God te spreken. Meervoudig één (echad) zijn dus onder meer: * man - vrouw in huwelijksverband: Gen.2:24 * Israël - Judah in oorspronkelijke zin: Ezech.37:16,17 * een vergadering van mensen, één synagoge: Ezra 2:64 Als God meervoudig is in zichzelf, wordt dit dus niet uitgesloten door Deut.6:4, want daar staat in de Hebreeuwse tekst een woord dat bij uitstek een meervoudige éénheid (echad) kan weergegeven. Wat leerde de Joodse rabbijn Maimonides wiens gebeden nog steeds tot het dagelijks ritueel behoren van de orthodoxe Jood? Eén van zijn dertien artikelen van het geloof was dit: ”Ik geloof met een volkomen geloof, dat de Schepper, gezegend zij Zijn naam, een absolute Eenheid is.” Zou de Joodse reformator Maimonides bewust gekozen hebben voor de lezing van ”yachid” in zijn gebedenboek? Om op die wijze voor de Joodse gelovige te verbergen dat in de tekst van Deuteronomium 6:4 er een woord gebruikt wordt dat ook een meervoudigheid kan inhouden? Zodat alle gelovige Joden die deze gebeden van Maimonides getrouw elke dag tot driemaal bidden ervan weerhouden worden om een juist inzicht te krijgen van de goddelijke natuur? Of schreef hij dit als een aanval op wat de christenen leren! Simon Schoon zegt in verband met de aanhaling van Deut.6:4 in Marcus 12:29: ”Voor de formulering van de christologie betekent dit, dat de verhouding tussen Jezus en God nooit zodanig omschreven kan worden, dat daardoor de hierboven geciteerde woorden uit de synoptische evangeliën eigenlijk zouden komen te vervallen” (De weg van Jezus, 70). Maar dan is S. Schoon zelf niet oprecht omdat zijn schriftgebruik van het N.T. de selectieve toer opgaat. Als stelling neemt hij (bewust of onbewust) dat alles wat een Joods-christelijke dialoog in de weg staat, niet relevant is, verzwegen moet worden, afgezwakt, gelezen in een Joodse context, enz... Open Joods-christelijke gesprekken zijn volgens S. Schoon ”riskant” of ”missen diepgang” (11, 244). En deze schrijver wil bijna alles inleveren waar de Reformatie voor staat om de Joden tot vriend te hebben. Mag dat? Deze visie en aanpak kunnen volgens ons echter niet. We mogen niets laten vervallen in zo een gesprek omdat het ons niet toekomt om de helft te vertellen over Jezus. Indien hij voor mij de enige Messias is en ook God dan moet ik hem aldus blijven verkondigen, in Jeruzalem en daarbuiten. En dan zijn we in het goede gezelschap van apostelen, leraars en profeten (vb. Hand.13:4,5 / 17:2,3). En ook in het goede gezelschap van duizenden Joden die Jezus als Messias hebben aangenomen waaronder ook mensen uit de priesterklasse. En dezen konden het onderscheid in de woorden inschatten naar hun betekenis en de openbaring van het N.T. daarin een plaats geven. We citeren bij deze laatste drie teksten uit het boek over de Handelingen der Apostelen. Hand.21:20: ”En zij loofden God, toen zij dit hoorden, en zeiden tot hem: Gij ziet broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn ijveraars voor de wet.” Hand.6:7: ”En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam zeer toe en een talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.” Hand.15:5: ”Maar er stonden uit de partij des Farizeeën enigen op, die gelovig geworden waren .”

1.3 ELOHIM = naam voor GOD In het O.T. wordt een woord gebruikt, dat wij in onze bijbels vertalen als GOD en God. Verschillend dus van ”Here” dat ”Adonai” is of ”HERE” (”HEERE”) dat de weergave is van de godsnaam, het tetragrammaton. Dat tetragram, vierletterwoord, wordt in vele Rooms-katholieke bijbels vertaald als Jahweh (Jahwe) zoals de Canisius en Willibrord-vertaling van 1961-1975. Ook de Protestantse Leidse vertaling heeft Jahwe. Ook in

Page 6: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

6

enkele Amerikaanse en enkele Franse vertalingen staat de godsnaam als Jehovah of Jahwe. In recente vertalingen, o.a. de vernieuwde Willibrord-vertaling van 1995, heeft men dit laten vallen en dat is naar onze mening een verschraling van de rijkdom die is verscholen achter de diverse Godsnamen. Tenzij men zeer goed is ingelicht, en dat is bij vele bijbellezers niet het geval, denkt men dat God slechts twee namen heeft; ”God” en ”HERE”. God heeft méér namen dan deze. Men mag die rijkdom van de godsnamen dus niet wegvertalen. Het begrip ”Elohim”, waarover we het hier hebben, wordt op enkele uitzonderingen na, slechts voor de God van Abraham, Izaak en Jacob gebruikt. Mensen die God vertegenwoordigen zijn soms ook elohim genoemd, o.a. Aäron in Ex.4:16, Mozes in Ex.7:1, rechters van Israël in Ps.82:6, priesters in Ex.22:8,9 enz... Ook voor engelen (Ps.22:7) en valse goden (Gen.31:30 / Ex.12:12). Voor wie van cijfers houden dit nog: ”Elohim” is in het O.T. méér dan 2.560 maal gebruikt waarvan er ongeveer 2.300 betrekking hebben op de God van de Schrift en de rest verdeeld onder de vorige voorbeelden. Nu is ”Elohim” = God, in werkelijkheid een meervoudsvorm. De grondgedachte zou dus eigenlijk zijn: ”goden”. Enkele theologen, vooral dezen die de moderne theologie volgen, zeggen ten onrechte dat dit een overblijfsel is van het meergodendom van het vroegere Joodse volk. Deze meervoudsvorm is echter een pluralis intensivum zoals zovele andere naamwoorden in het Hebreeuws. Zoals bijvoorbeeld: bloed (Gen.4:10,11); water (Gen.1:2,6,9); leven (Gen.2:7,9); hemel (Gen.1:1,8,9). We moeten dus ondanks de meervoudsvorm vertalen als God: als enkelvoud. Maar... Neem als voorbeeld Jesaja 44:24: ”Zo zegt de Here, uw Verlosser en uw Formeerder van den moederschoot aan: Ik ben de Here, die alles gemaakt heb, die den hemel heb uitge-spannen IK ALLEEN”. Waar we dat ”ik alleen” vergelijken bij het werk van Christus is dat een probleem. Ook die is schepper volgens: Joh.1:3 / Col.1:16 / Heb.1:2. En ook de Heilige Geest is schepper volgens Job 26:13 / Jes.40:13 / Joh.3:3-8 / 1 Cor.2:9-11. De schepping door Elohim = God is dus het werk van Vader, Logos, Geest. Zie hierover verder hoofdstuk 2 in verband met de Zoon en hoofdstuk 5 voor de Heilige Geest.. Wanneer we dan lezen wat de profeet Maleachi zegt in 2:10 hoeft ons dat niet te verwonderen. Hij schrijft: ”Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen?” De schepping is het werk van één God, die zich laat kennen als Vader, Zoon en Heilige Geest. Ergens hebben Joodse rabbijnen hier ook problemen gehad. In de Talmoed Bersh. Rab. par.8 staat in verband met de uitspraak, ”laat ons mensen maken”, van Gen.1:26 een verhaal. Mozes zou bezwaren hebben aangetekend bij God om dat neer te schrijven, want de heidenen konden wel eens denken dat Joden een meergodendom leren. Maar Mozes wordt van Godswege verplicht om te schrijven ”laat ons”, een meervoudsvorm. We komen die uitdrukking ook nog tegen in Gen.1:26 / 3:22 / 11:7 / Jes.41:21-26 / 43:9. En Jesaja 6:8, een zeer belangrijke tekst, waar God spreekt als een ”ons” komt later aan de orde. Vele christentheologen, reeds vanaf de kerkvaders, zeggen dat dit ”ons” wijst op de Drie-eenheid.

1.4 VEELGODENDOM Tot en met een ongeveer een vijftiental jaren terug hebben Jehovah’s Getuigen, vanuit een eigen definitie over wat de Drie-eenheid zou moeten zijn, getracht christenen te bekladden als aanbidders van vele (3) goden. Dat er in bepaalde godsdiensten soms ook soorten triades zijn, valt niet te betwisten. Er was zelfs een triade van 3x3 in India. Maar er zijn wel frappante verschillen. Heidense en mythologische goden zijn slechts een aan lagerwal geraakte troep van brassers en hoereerders. Ze hebben hun eigen clan, leven in onmin met hun naburige goden en brengen hun tijd vechtende, etende, drinkende en minnende door. In sommige triades leeft dan een tegenstelling van bvb. Schepper-Vernietiger. Valse goden worden in de Schrift daarom ook ”lo-elohim”

Page 7: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

7

genoemd, letterlijk niet-goden (Jer.2:11 / 5:7) of gewoon ”nietigheid” (Jer.2:5 / 14:22 / 16:19). Er is géén God dan de God van de bijbel en zijn naam is ”YaHWeH” (Jes.45:5,6,14,18,21,22). {6 volgende pag.} ”Elohim” is een meervoud van het enkelvoud ”eloah” dat in zichzelf het begrip ”macht” of ”kracht” weergeeft. De Getuigen van Jehovah geven toe dat het woord in zich geen notie heeft van Drie-eenheid. We citeren daartoe uit ’Inzicht in de Schrift, deel 1, 1995, blz.852: ”Een andere keer is elohim’ het meervoud ter aanduiding van uitnemendheid en heeft het slechts betrekking op één god (of godin). Deze goden waren duidelijk géén drieëenheid - 1 Sam.5:7,6 (Dagon); 1 Kon.11:5 (de ”godin” Astaroth); Dan.1:2b (Marduk).” (De drieënige God is een ”heidense lering” zegt ’De Wachttoren’ van 1 feb.1990, blz.13 en is een ”godslastering” volgens hetzelfde 1 oct.1990 blz.23.) Alhoewel ”eloah” 52 maal gebruikt is in verband met de God van de bijbel (en 5 maal in verband met afgoden) is dat niet zo een belangrijk woord als ”Elohim”. Er is ook nog wat over te zeggen. Veel naamwoorden in het Hebreeuws hebben naar gelang; een enkelvoudige uitgang van het woord, een dubbele of een meervoudige, wat in het laatste geval op minimaal drie wijst. Dubbel zijn begrip-pen die eindigen op ”-aim”. Zoals het woord ”Mizraim” dat Egypte aangeeft in zijn dubbele bete-kenis van Opper en Lager Egypte. Of ”Ephraim” letterlijk vertaald ”het dubbele fruit(land)”. Nu is ”Elohim” qua structuur een meervoudig woord, drievoudig of méér. En soms komt men dat tegen in de Schrift. In Gen.20:13 / 35:7 en 2 Sam.7:23 is sprake van de God van de Bijbel als een “zij” in het meervoud. Normaal staat er het enkelvoud. In enkele andere verzen is er sprake van het naam-woord of deelwoord in het meervoud. Zo in Deut.5:26 / 1 Sam.17:26 / Jer.10:10 / 23:26. Er zijn theologen die hierin reeds een schaduw zien van de Drie-eenheid en onmogelijk is dat niet. {6} Wij kiezen de schrijfwijze (en uitspraak!) voor het tetragrammaton als ”YaHWeH”, hoofdletters voor de 4 medeklinkers, en kleine letters voor de klinkers. De eerste maal dat deze schrijfwijze werd gebruikt was in 1815 door de gekende lexicograaf Wilhelm Gesenius wiens Lexicon nog steeds her-drukt wordt. Redeneren dat men de naam niet mag uitspreken lijkt ons verkeerd. Het is niet omdat men in Judah en Galilea een andere uitspraak van het Hebreeuws/Aramees had dat men niet met el-kaar meer kon communiceren (Mat.26:72). De méér dan 6.820 maal dat deze Godsnaam is gebruikt in het O.T. mag niet verdoezeld worden in de vertaling. Dat Joden de naam niet uitspraken uit bijgeloof hem verkeerd te gebruiken of te ontheiligen is geen afdoend argument om die niet te gebruiken. Een korte aantekening bij wat Jehovah Getuigen zeggen. We lezen: ”Tegenwoordig kiezen veel kenners van het Hebreeuws voor Jahweh als de juiste uitspraak.” (’Ontwaakt!’, 8 feb. 1999, blz.8). Maar ze nemen dan gas terug en zeggen: ”Hoewel de precieze uitspraak van Gods naam onbekend is, wordt hij in het Nederlands gewoonlijk als ”Jehovah” uitgesproken.” (’Ontwaakt!’ 8 maart 1999, blz.26). En verder: ”Vandaar dat veel bijbelonderzoekers, onder wie Jehovah’s Getui-gen, van mening zijn dat consequentheid pleit voor het gebruik van het in het Engels reeds bekende ”Jehovah” en het equivalent ervan in andere talen.” (’Ontwaakt!’, 8 feb. 1999, blz.8.) Logica zit hier niet achter: wat we thans kennen als de ”radio” heeft méér dan 60 jaren de naam ”TSF” gehad. Gaan we dat ook opnieuw gebruiken omdat het vertrouwd klinkt? Een betere benaming en een betere uitspraak van de Godsnaam zou van hen dus eisen dat ze ofwel ”Jahweh” of ”Yahweh” gebruiken. Met als uitspraak voor de letter ”e” een ”é” of de ”è”. Want ook dat weten we niet.

Hymne aan God van Gregorius van Nazianze (4de eeuw)

{7 volgende pag.} O Gij, ’ginder’-dan-alles, is dat uw juiste naam? Hoe kan ’n woord U prijzen? want geen woord kan U aan!

Page 8: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

8

Hoe kan de geest U schouwen? geen geest kan U verstaan! Gij, enige Onzegbaar, oorsprong van alle woord, Gij, enige Onkenbaar, uit U komt ’t kennen voort. U roept al wat kan spreken en alles wat niet spreekt, U prijst al wat kan weten en ieder die niet weet. Gij, Centrum aller liefde, Gij, Centrum aller leed, U gelden alle beden; naar U verklinkt het lied van alles en van al wie Uw taal en teken ziet. In U alleen blijft alles, naar U tendeert het Al en Gij zijt aller einddoel. Gij: één, niemand, en al, niet-één, niet-alles, o Gij Veelnamige, hoe dan?! Gij, enige Onnoembaar, wie kan in ’s hemels naam tot in uw sfeer doordringen? Genadige, neem ons aan! O Gij, ’ginder-dan-alles, hebt Gij een juiste naam? ________________________________________________________________________________ {7} We hebben een grote bewondering voor het spirituele van de Griekse Kerkvaders. Ze kunnen in enkele woorden diepzinnige dingen zeggen over God en het mysterie van het geloof. Daarom is deze lof aan God hier weergegeven en dezelfde nog eens in een andere Nederlandse vertaling op blz.32,33. Men proeft het respect voor wat onuitspreekbaar is! Het zijn geen losse woorden.

Page 9: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

9

Hoofdstuk II

Christus: Schepper of Schepsel?

2.1 OMSCHRIJVING VAN DE STELLING Jehovah’s Getuigen vatten de leer over Christus als schepper als volgt samen: 1) Hij is de eerste schepping van God. 2) Hij is de enige rechtstreekse schepping van God. 3) Hij schiep daarna in opdracht van de Vader al het andere. (Volgens hun publicatie ’Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, blz.120-127.) Zij concluderen uit Spr.8:22-30 / Joh.1: 1-3 / Opb.3:14 / Col.1:15 dat: ”Omdat Jezus door God geschapen is, komt hij in leeftijd macht en kennis op de tweede plaats” (Moet u... 14). 4) We mogen de titel van ”mede-schepper” op Christus niet van toepassing brengen, want hij is slechts de werkman van God, de Vader. (Volgens ’Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.1270, 1271.) Voor iemand als Simon Schoon heeft onze vraagstelling van dit hoofdstuk zelfs geen zin. Hij schrijft in verband met Heb.1:1-3 en Col.1:15: ”Het gaat in deze taal niet om een speculatie over een voorbestaan van Jezus voordat hij geboren werd, laat staan dat er conclusies uit getrokken kunnen worden over Jezus als Tweede Persoon van de drieëenheid” (175). Karl Herbst heeft grotendeels dezelfde conclusies als S. Schoon, alhoewel hij totaal andere voor-opgestelde stellingen heeft. De Jezus van Openbaring is niet de echte (23), evenmin als deze van Paulus want die is ”helaas” een andere (60). Bij Jezus past geen personencultus (74). De bijbel is tegenstrijdig en geeft vele ”meningen” over Jezus (231-234). Ook voor S. Ben-Chorin is er geen voorbestaan van Jezus. Hij zegt: ”Deze met wonden getekende hand is niet de hand van de messias. Het is beslist geen goddelijke, maar een menselijke hand,...” (Broeder Jezus, 11). Van deze vier schrijvers geloven dus alleen Jehovah’s Getuigen in een voorbestaan. Om deze reden dan ook hierover iets meer. Want we kennen ook anderen die beweren zeer ”evangelisch” te zijn en toch een Drie-eenheid niet kunnen beamen of Christus als werkelijke schepper zien.

2.2 VOORBESTAAN (Preëxistentie) Johannes de doper zegt over Jezus: ”Deze is het, van wie ik zeide: Na mij komt een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik” (Joh.1:30). Jezus zegt van zichzelf: ”Ik ben van de hemel nedergedaald... niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen” (Joh.6:38 / 3:12). De nedergedaalde Zoon des mensen komt ook uit een ”andere wereld” (Joh.8:33) en Hij is ook boven ”alle anderen” zowel in de wereld boven als in de wereld hieronder (Joh.3:31,32 / 16:28).

Page 10: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

10

Elke theologie, die daarom geen rekening houdt met het voorbestaan van Jezus is fout. Maar dat wil nog niet zeggen dat Jehovah’s Getuigen de bijbelse leer hierover verkondigen. Integendeel, ze leren een verdorven leer van een zeer vaag voorbestaan. Want bij de geboorte van Jezus zou de Logos gereduceerd geworden zijn tot gewoon maar een ”levenskracht”, om alzo in Maria geboren te worden. (Tijdschrift ’De Wachttoren’ van 15 maart 1983, blz. 26-30.) En een citaat van deze mensen in dit verband: ”Voordat Jezus als mens op aarde werd geboren had hij reeds als een machtig geestelijk schepsel in de hemelen geleefd... Voordat Jezus naar de aarde kwam werd hij het Woord van God genoemd... Omdat Jezus een volmaakt mens was, zoals Adam dat was geweest, wordt hij de laatste Adam genoemd... Jezus stierf toen hij 33 1/2 jaar oud was... Veertig dagen later keerde hij, nu weer als een geestelijk schepsel.” (Volgens de publicatie van de Jehovah Getuigen, ’U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven’, blz.58, 62 uitge-geven in 1982, wij onderstrepen.) Met andere woorden: vóórdat het Woord mens is geworden was hij een geestelijk schepsel van God. Als mens was diezelfde Logos (Woord) niet meer geestelijk maar uitsluitend mens. En na zijn dood en opstanding terug uitsluitend geest. Er is in deze uitleg dan ook geen echte band meer tussen de Logos en de mens Jezus. De mens Jezus had geen echte band met de Logos en zijn twee vreemden aan elkaar. Het Woord is echter vlees geworden, maar dat Woord bleef voortbestaan in de mens Jezus. Bij de dood van Jezus stierf de Logos niet, maar bleef voortbestaan. Slechts wanneer we dat aannemen, kunnen de woorden van Jezus over pre-existentie een betekenis hebben. Volgens Micha 5:1 is Hij: ”van de dagen der eeuwigheid”. ”Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond” en toen, tijdens deze menswording, hebben zijn discipelen de heerlijkheid gezien van een eniggeboren des Vaders (Joh.1:14). Toen Jezus Christus zichzelf ontledigde, (bij de menswording) heeft hij de gestalte van een dienstknecht aangenomen. Maar dat wil niet zeggen dat de gestalte Gods is opgehouden te bestaan. Het werkwoord ”huparchoon” (Grieks = in Phil.2:6 weerlegt zoiets totaal. Het gebruik van ”huparchoon” in andere teksten zal dat onmiddellijk duidelijk maken. Jozef, die een lid van het Sanhedrin was (huparchoon) ging naar Pilatus (Luc.23:50-52). Daarna was hij nog altijd een lid van het Sanhedrin. David schreef over de opstanding (Hand.2:30,31), omdat hij een profeet was (huparchoon). Na die profetie was David nog steeds profeet. Titus was (huparchoon) zéér toegewijd volgens 2 Cor.8:16, maar was nog even toegewijd daarna. Het gebruik van ”huparchoon” in Phil.2:6 geeft dan te kennen dat de gestalte God + de gestalte van een mens de eerste niet heeft vernietigd. De menswording van de Logos is zondermeer een ”godsopenbaring”. God blijft God, óók in zijn vernedering, zegt Karl Barth (Kirchliche Dogmatiek, deel 4, blz.196). Voor wie een Grieks Interlineaire vertaling heeft is de letterlijke betekenis in Phil.2:6 de volgende (we gebruiken de Kingdom Interlinear Translation, 1985, uitgeverij De Wachttoren): Grieks zonder uitspraaktekens) in form of God existing (woordvertaling door de Wachttoren) in vorm van God bestaande (onze vertaling van het vorige) Daarom kan Paulus over de menswording spreken als over een ”openbaring” (1 Tim.3:16) of een ”verschijning” (2 Tim.1:10 / Tit.3:4) van onze Heiland en God.

Page 11: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

11

Gezien de belangrijkheid van dit argument geven we deze drie laatste teksten in hun geheel. 1 Tim.3:16: ”En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid.” 2 Tim.1:10: ”doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onver- gankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie.” Tit.3:4: ”Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland (en) God verscheen,” Voor wie geen voorbestaan aanneemt is dit voorgaande allemaal zinloos. Jehovah’s Getuigen schermen in hun publicaties steeds met teksten als; ”Kies dan heden, wien gij dienen zult” (Jozua 24:15). Wanneer we dit toepassen op de duidelijke betekenis van Phil.2:6 gaat het om dit: indien we kiezen voor de uitleg van de Wachttoren bij deze tekst dan ”dienen” we niet de betekenis van de Schrift, maar mensen die vanuit New York hun leden voorschrijven wat ze verplicht zijn te geloven? Ook wanneer de bijbel daar moet bij aangepast worden. We houden momenteel geen rekening met de Heilige Geest. Zoals later zal blijken in hoofdstuk 5 heeft Hij evenzeer zijn aandeel in de schepping en herschepping.

2.3 ”EN HET WOORD WAS GOD”, Johannes 1:1 De uitleg van Jehovah’s Getuigen over Phil.2:6-11 hangt dus aan elkaar met een verkeerd begrip over de werkwoorden die er gebruikt zijn. Dat wil zeggen dat dan ook andere teksten zullen moeten buigen voor wat ze vooropstellen vanuit deze brief. Eén daarvan is Johannes 1:1 waar we het volgende lezen: ”In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.” We onderstrepen zelf de driemaal dat het werkwoord ”was” is gebruikt in dit gedeelte. Dat sluit namelijk al, een eerste uitleg uit in de leer van Jehovah’s Getuigen. Hier staat nergens dat het Woord geschapen werd. Dáár waar God was, dáár was steeds de Logos ”In den beginne”, zoals ook dat begin in Gen.1:1, dan was het Woord er gewoon. Waar dat Woord zou moeten vandaan komen, zegt deze tekst niet, evenmin zoals in Gen.1:1 de vraag gesteld wordt: waar komt God vandaan? Wanneer Johannes schrijft: ”en het Woord was bij God” dan geeft dit te kennen dat het Woord altijd bij God was. Er was en er is geen enkel moment aan te geven dat God zonder Woord ”was”. Ook dat wijst op een eeuwig bestaan van het Woord bij God. In vers 3 wordt dan duidelijk dat alles wat geschapen is, door het Woord is geschapen: ”Zonder het Woord is niet één ding geworden, dat geworden is” (Brouwer). Of anders: ”buiten hem om is volstrekt niets geworden van wat geworden is” (Leidse Vertaling). De enige juiste gevolgtrekking uit deze tekst is daarom dat zowel God als het Woord personen zijn die niet geworden of geschapen zijn. Dus is het Woord niet geschapen zoals de Jehovah’s Getuigen beweren. Ze lezen

Page 12: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

12

in Joh.1:1 niet wat er staat maar lezen er wat in. Ze verdraaien de duidelijke waarheid dat het Woord niet onder de geschapen dingen gecatalogeerd kan/mag worden. Maar er is nog wat anders over deze tekst te zeggen. In de bijbelvertaling van de Wachttoren (de Nieuwe Wereldvertaling, verder afgekort als N.W.V.) wordt de laatste zin vertaald als: ”het Woord was een god”. Gelieve te letten op het onbepaald lidwoord ”een” en de kleine ”g” voor ”god”. Dat wil zeggen dat ze leren dat er een ”God” is, en een ”god”. Twee goden: een grote en een kleine. Kan dat volgens de Schrift? Zeker niet. In het lied van Mozes lezen wij: ”Ziet nu dat IK, Ik het ben, daar is geen God behalve Mij” (Deut.32:39). In Jes.43:10 staat: ”Voor Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn”. Zie ook nog Jes.44:8 / 45:3,6 / 48:11 / 52:7. YaHWeH heeft géén God of god geformeerd, dus is Jes.43:10 bewijs op zichzelf dat de interpretatie van Jehovah Getuigen over die tekst uit Joh.1:1 niet waar kan zijn. Jesaja zou toch Johannes niet kunnen tegenspreken. Wij moeten ze beiden toch nog voor geïnspireerde profeten van God aanvaarden! Bruce Metzger, één van de grote specialisten van de Griekse taal uit de recente tijd, zei, toen deze vertaling van Jehovah’s Getuigen verscheen in 1950: ”ze is verschrikkelijk”. Het Woord kan dus niet geschapen zijn. Deze uitleg is strijdig met Joh.1:1,10 / Eph.3:9 / Col.1:16,17 / Heb.1:2 en het getuigenis van de profeten uit het O.T.. Al de rest is woordkramerij door de Wachttoren gebruikt om mensen ervan te weerhouden de ware Logos te leren kennen.

2.4 ”DE WIJSHEID GODS”, Spreuken 8:22-30 Jehovah’s Getuigen willen persé van dit gedeelte een biografie maken van de Logos in zijn voor-menselijk bestaan. (’Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.1271 en ’Ontwaakt!’, 28 april 1966, blz.23.) Het vers 22 zou duidelijk zijn schepping aantonen. Het woord ”qanah”, dat hier gebruikt is, heeft soms eens de betekenis van ”maken”, maar de grondbetekenis is ”bezitten”, ”verwerven” of ”kopen”. In navolging van de Griekse Septuaginta vertalen Jehovah’s Getuigen als ”scheppen”. Vele vertalingen zeggen: ”de Heer bezat mij” (Van der Palm, Osterwald, Luther, King James, enz... ). Ook de drie andere Griekse vertalingen uit de 1e en 2e eeuw namelijk; Aquila, Symmachus en Theodotion en de Latijnse Vulgaat spreken niet over ”scheppen” van de wijsheid maar over het ”bezitten” van wijsheid. Er zijn theologen, met goede bedoelingen, die een identificatie maken Wijsheid = Woord = Jezus. Maar dan een besluit maken dat de Wijsheid ”geschapen” is doen slechts de anti-drieeen-heidsleraars. Dus eigenlijk vanuit een vooroordeel. Want dan moeten we ook leren dat God een tijd zonder Wijsheid was. Alsof zoiets kan. H. Ridderbos noemt de identificatie Wijsheid = Christus een: ”zéér fantasierijke verklaring” (Commentaar aan de Kolossenzen, Kok, blz.134, 137). In ’Paulus en Jezus’ zegt dezelfde schrijver hierover dat men dat vergelijk: ”te gretig en te gemakkelijk maakt” Kok, Kampen 1952, blz.124). Verder vinden we dezelfde zinsnede zoals in Spr.8:22 ook nog eens in Job 40:19. Daar wordt de ”behémoth” als het begin van Gods wegen beschreven. Nu zou dat betekenen dat er dan tweemaal een begin is van Gods wegen; namelijk de behémoth en de Wijsheid. Wie van de twee is de echte, de eerste (de allereerste!)? Of zijn zij beiden gelijk? Dan zou het nijlpaard = de Wijsheid. Wanneer we ”qanah” dus lezen als ”scheppen” komen we onvermijdelijk in problemen van uitleg. Het O.T. zou verwarrende en tegenstrijdige informatie geven over wie de eerste van de scheppingen Gods is? Trouwens het werkwoord voor ”scheppen” in de bijbel is niet ”qanah” maar ”bara” zoals in Gen1:1 / Jes.45:18 / Amos 4:8. We moeten Spr.8 dus niet lezen als de schepping van de Wijsheid, maar als Gods bezit van de wijsheid sinds de eeuwigheid volgens vers 23. En dit vers 23 lees je dan zo in gelijk welke vertaling, behalve in deze van Jehovah’s Getuigen. Dat de uitleg van de Wachttoren bij deze tekst geen ondersteuning krijgt in het N.T. spreekt voor zichzelf. Jezus is daar duidelijk als de schepper beschreven. Wij wezen reeds op Joh.1:2,3. Duidelijk in dit opzicht is ook nog Heb.1:1-3, waar de mensheid en godheid van Jezus in één beschrijving verweven zijn. We wijzen op de schematische voorstelling die we de aanhaling meegeven. U leest steeds de twee regels van een zelfde groep door een letter weergegeven voordat u verder gaat met de daaropvolgende groep.

Page 13: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

13

” Nadat God eertijds, vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, A die hij gesteld heeft tot B door wie Hij ook de erfgenaam van alle dingen wereld geschapen heeft. C Deze de afstraling zijner heerlijkheid D die alle dingen draagt door En de afdruk van zijn wezen het woord zijner kracht, heeft, E Na de reiniging der zonde tot F zich gezet aan de rechterhand stand gebracht te hebben van de majesteit in den hoge, A + E +F = verwijzen naar de verhoging van de Heer als mens. B + C + D = verwijzen naar het eeuwige wezen van de Logos, als schepper en afstraling = afdruk = evenbeeld = zelfde wezen als de Vader.

2.5 ”HET BEGIN VAN DE SCHEPPING DOOR GOD”, Openbaring 3:14 De N.W.V. geeft Opb.3:14 als volgt: ”Deze dingen zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin van de schepping door God.” Christus zou dan een schepsel zijn. Een eerste opmerking. Ze vertalen ”tou theou” als ”door God”, maar dat moet gelezen worden als ”van God”. Zo staat het trouwens in hun eigen interlineaire tekst van hun Griekse bijbel, de Kingdom Interlinear Translation van 1985. Hieronder staat respectievelijk het Grieks (zonder uitspraaktekens), de woord voor woord vertaling door de Wachttoren en onze vertaling daarvan in het Nederlands: the true, the beginning of the creation of the God, de ware, het begin van de schepping van de God, Vervolgens mag het begrip ”begin” (Grieks ”archè”) geen betekenis krijgen van ofwel, ”eerste schepping”, ofwel, ”eerste schepsel” want dan staan we onmiddellijk lijnrecht in strijd tegenover Joh.1:3. De ”archè” heeft hier de betekenis van ”oorsprong” of ”principe”. Zo gebruiken het o.a. de vertalingen van Brouwer, Crampon, Knox, New English Bible, Stapfer, Version Synodale. Ook de vertalingen in de commentaren van vele theologen wijzen hiernaar. (O.a.; Allo, Boismard, Comblin, Lilje, Robertson, Swete, van der Waal, enz... .) Met andere woorden, de getrouwe en waarachtige getuige is: ”de oorsprong, de aanvang, het leven” van alle schepselen. En die uitleg druist niet in tegen andere schriftplaatsen zoals Joh.1:2,3,10. Zelfs de N.W.V. van de Jehovah Getuigen weet dat goed weer te geven op sommige plaatsen, want in Luc.12:58 vertalen ze ”archè” als ”regeerder”. Op dezelfde manier wordt van de Vader gezegd dat Hij vanaf de ”archè” is, vanaf het begin, in 1 Joh.2:13,14. Dus ook hier lees je; oorsprong, bron, verwekker of begin en denk je niet aan een ge-schapen wezen. Met ander woorden: indien de bijbelschrijvers de bedoeling hadden gehad om Jezus een schepsel te noemen dan hadden ze twee Griekse woorden, die in het spraakgebruik toen reeds gekend waren, om weer te geven wat ze bedoelden. Dat zijn de woorden voor ”schepping” of ”schepsel”. In het Grieks ”ktisis” of ”ktisma”. We zetten tot slot van dit gedeelte nog vier bijbelteksten op een rij met de bedoeling aan te tonen dat wat over YaHWeH is gezegd in verband met de schepping in het O.T. op Jezus is toegepast in het N.T.. Ps.102:26: ”Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk uwer handen.” Deze tekst is in de brief aan de Hebreeën zonder schroom toegepast op de verheerlijkte Jezus. Want Heb.1:10 zegt (in vertaling van het Hebreeuws naar het Grieks): ”Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen.” De schepper van het O.T. = Jezus, de schepper, van het N.T.. Toen enkele discipelen hoorden van de bevrijding van hun mede-broeders zingen ze eenparig: ”Gij, Here, zijt het die geschapen hebt de hemel de aarde, de zee en al wat daarin is” (Hand.4:12). En Paulus geeft er de volgende

Page 14: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

14

variante op, waar hij de schepping in zijn ganse totaliteit aan Jezus toeschrijft: ”want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen” (Col.1:16,17). En Hij die het begin is van alles, heeft vanwege de verzoening in het zondige, verstoorde univer-sum zijn hemelse rijkdom achtergelaten en is arm geworden zodat wij door zijn armoede rijk zouden worden door genade (2 Cor.8:9).

2.6 ”DE EERSTGEBORENE”, Colossenzen 1:15 Dit is de laatste tekst die Jehovah’s Getuigen gebruiken om Christus tot schepsel te verlagen, hij is de ”eerstgeborene”. (Zie ook hun boek ’Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.580.)Laat ons voor-eerst opmerken dat het Grieks ”prototokos” evenveel malen op een symbolische betekenis is gebruikt in de bijbel als de letterlijke betekenis. Jezus is natuurlijk de ”eerstgeborene” van Maria (Luc.2:7). En het doet er dan niet meer toe of we de uitleg van de broeders en zusters die in zijn verband genoemd worden uitleggen als Protestanten doen = vleselijke broeders en zusters, ofwel de Katholieke uitleg = het zijn de kinderen van Jozef uit een voorafgaand huwelijk (Mat.13:53-58) . Maar figuurlijk moeten we toch Heb.2:23 verstaan: alle gelovigen zijn eerstgeborenen. Lichamelijk is er slechts één eerstgeborene maar gezien alle heiligen Gods een zelfde overtreffende gave ontvangen van hun Vader, zijn ze allen afzonderlijk eerstgeborenen. David heeft in Ps.89:27 de titel maar dat verwijst niet naar zijn geboorte gezien hij de jongste is van zijn broeders (1 Kron.2:13-15). Het geeft aan dat hij wel volgens Gods regeling hoger staat dan zijn broeders. In Jer.31:9 is van Efraïm gezegd dat hij de ”eerstgeborene” is. En ook hier klopt dat niet met de werkelijkheid want zijn broer Manasse is ouder dan hij. De laatste heeft echter zijn rechten verloren wegens slecht gedrag. En koning Salomo is niet de eerstgeborene van David, maar krijgt toch de opvolging van de troon op goddelijk bevel (1 Kron.28:5). Zo is ook lichamelijk Jezus niet de eerste in lijn om de eerstgeborene - in de zin van koning - te worden maar ook Hij heeft dat recht op Gods bevel (Ps.110:1-4 / Luc.1:32). Hij is ook de eerste zondeloze koning van Israël! Er zijn nog voorbeelden aan te halen waar het begrip ”eerstgeborene” niets te maken heeft met een ”geboorte” maar gebruikt is als een titel van waardigheid en prestige. In Col.1:18 / Opb.1:5 is Christus beschreven als de ”eerstgeborene uit de doden”, maar dat mag niet letterlijk gelezen worden, want bijvoorbeeld Lazarus is vóór Hem uit de doden opgestaan. In waardigheid echter is Christus de ”eerstgeborene”: deze die alle rechten heeft, Hij door wie allen uit de dood zullen opgewekt worden (vb. Joh.5:24-29). Zo moet dan ook Col.1:15 verstaan worden. Géén eerste schepsel van God, maar ”eerstgeboren der (van/of/over) de ganse schepping”, d.w.z. diegene bij wie alle soevereiniteit, waardigheid en macht berusten met betrekking tot het geschapene. Eenzelfde titel werd ook door sommige rabbijnen aan God gegeven, namelijk ”becaro shelolam” (volgens Clark’s Commentary, deel 6 blz. 516). Zodat we ook dienen te zeggen als hierboven. Een eerstgeborene heeft beschikkingrecht over zijn ganse bezit. God is de enige Heer in het universum en heeft een soevereine beslissing over alles en iedereen. Mogen we u nog eens in gedachten roepen welke tekst we hoofdstuk één hebben meegegeven: ”Buiten Mij is er géén God” (Jesaja 44:6). De conclusie uit het vorige moet dan onomwonden zijn, dat deze die in het O.T. als schepper aanzien is, voor de schrijvers van het N.T. niemand minder dan Jezus is. De Jehovah Getuigen hebben dan ook, om daaraan te ontsnappen, belangrijk sleutelwerk verricht aan de tekst van Paulus in Col.1:16,17. Ze hebben er in hun vertaling tot vijfmaal toe de woorden “alle andere dingen” (bedoelt van de schepping) aan toegevoegd. Zo trachten ze door duidelijke schriftvervalsing ook nog de visie op de énige

Page 15: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

15

schepper te vervalsen. Laat u niet beetnemen met hun vertaling, ze is nog steeds verschrikkelijk! En op deze plaats mogen we zelfs spreken van een monsterlijk bedrog.

BESLUITEN BIJ DIT HOOFDSTUK

Uit dit hoofdstuk mogen we dus 4 dingen concluderen:

1) De Logos is God en is niet alleen maar een schepsel. (Contra Jehovah’s Getuigen.)

2) De Logos is God en geen kleinere ”god”. (Contra Jehovah’s Getuigen.)

3) De Logos is een persoon en niet slechts een idee. (Contra Ben Chorin en Karl Herbst.)

4) De Logos is preëxistent en is in Jezus van Nazareth mens geworden. God is in Jezus mens geworden. Hij, die in de gedaante Gods was, heeft, zonder zijn godheid te verliezen, de gedaante aangenomen van een slaaf, van een mens. (Contra Jehovah’s Getuigen, Ben Chorin, Karl Herbst, Simon Schoon.) En drie teksten om over na te denken: * In de Willibrordvertaling van 1995 is de tekstweergave van Col.2: 9-11 de volgende: ”Want in Hem (Jezus) woont lijfelijk de godheid in heel haar volheid, en in Hem, die het hoofd is van alle heerschappij en machten, bent u vervuld van die volheid. In Hem bent u ook behouden, niet door mensenhanden maar door het afleggen van het lichaam van de zonde, door de besnijdenis van Christus.” De aanvang van dit vers in de N.B.G. is: ”Want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk” Col.2:9. * ”Deze (is) de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen” Heb.1:3. * ”Indien gij Mij kende, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben... Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” Joh.14:7,9. Men moet dan niet gewoon doen zoals Jehovah Getuigen en beweren dat de Bijbel géén Drie-eenheid kan leren want het is gebaseerd op een heidense leer en ”door demonen geïnspireerde denkbeelden” (tijdschrift ’De Wachttoren’, 1 dec.1995, blz.5). Daarom ook dus verwerpelijk als een Babylonisch-Egyptisch-Grieks denkbeeld volgens ’Ontwaakt!’, 22 juni 1989, blz.27. Men zegt dat er zoiets reeds bestond volgens een compilatie van hun geschiften in Babylon; Anu, Elil, Ea of Sin, Sjamasj, Ishtar in Egypte; Osiris, Isis, Horus in Germania; Odin, Wili, We in Griekenland;Hades, Poseidon, Zeus. Maar er is een hemelsbreed verschil tussen wat de Schrift leert en wat in de oudheid geleerd werd. Wat men in die kringen trachtte te beschrijven was het begrip wereld; hemel, aarde en onderwereld ofwel een tijdsbegrip; verleden, heden en toekomst, of het ideale gezin; vader, moeder en kind . Het belangrijke verschil is dit: Vader, Zoon en Heilige Geest zijn in de Schriften ”wezensgelijk” en dat leert geen enkele andere soort Drie-eenheidleer. Wie dat onderkent weet dan ook dat men deze twee zaken niet kan/mag vergelijken. De drie-enige God van de Bijbel is één goddelijke substantie, in drie goddelijke personen. Ze zijn in gelijke mate eeuwig en in gelijke mate almachtig.

Page 16: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

16

Hoofdstuk III ”Mijn eer zal Ik aan geen ander geven.” Jes.42:8

3.1 TEKSTEN VERGELIJKEN We lezen in Jes.42:8: ”Ik ben de HERE, dat is mijn naam en mijn eer zal Ik aan geen ander geven noch mijn lof aan de gesneden beelden” (N.B.G.) Het zal de lezer ondertussen wel al duidelijk zijn dat de God van hemel en aarde, de God van Abraham, Izaak en Jacob vanuit wat we al hebben opgemerkt, dezelfde is als het Woord van God, die is mens geworden in de persoon van Jezus, later dan gekend als de Christus. Er zijn tientallen teksten uit het O.T., die zomaar over ”YaHWeH” spreken, die we terugvinden in het N.T. en aldaar toegepast op Jezus van Nazareth. We geven een beknopte lijst in wat volgt. (Gebruik gemakshalve 2 bijbels naast elkaar, met in de ene de tekst van het O.T. en in de andere - dat kan dus eventueel alleen het N.T. zijn - de tekst van het N.T.) * Uit de mond van kinderen en zuigelingen heeft de HERE sterkte gegrondvest. Ps.8:2,3. Hetzelfde wordt van Christus gezegd in Mat.21:16. * De mensgeworden Logos is vol van genade en waarheid. Joh.1:14. Zo ook de God van het O.T.: Gen.24:37 / Ps.25:10 / 36:6. * Eén van de typologieën in de Schrift over de relatie God/gelovigen spreekt over een bruid en een bruidegom. God is bruidegom van de gemeente in het O.T. en Christus van de gemeente in het N.T. Jes.62:5 / Hosea 2:20 / Marc.2:19 / Joh.3:18,19 / Eph.5:28,29. * God is Heer der Heren, evenals Christus: Deut.10:17 / Dan.2:47 / Opb.17:14 / 11:16. Jezus is ”aller Heer” zegt Petrus tot de eerste heiden-gelovigen Hand.10:36. Heer der heren zegt 1 Tim.6:16 * Jesaja profeteert over de Heerlijkheid van YaHWeH die zal verschijnen aan de volkeren, maar de profeet Simeon past dit toe op de kleine Jezus, die opgedragen wordt in de tempel. Jes.60:11,19 / Luc.2:32. Twee profeten Gods spreken elkaar toch niet tegen! * De Schrift zegt over de Christus dat ”in Hem leven is”, niet slechts dat leven ”door” Hem wordt doorgegeven. Joh.1:4 / 5:26 / 6:48,53 / 11:25. Dit komt overeen met de titel in het O.T. dat God ”de levende” is. Jes.3:10 / Ps.42:2 / 84:3. * God en Christus worden beiden beschreven met de titel (de naam) ”de levende” (Grieks ”ho zoon”) Opb.1:18 / 4:9,10 / 10:6. Prof. Robertson zegt in zijn grammatica (blz.891) dat hierdoor het begrip eeuwigheid weergegeven wordt. Christus heeft hier de titel van ”de Levende”, en dat staat er om drie redenen: 1°) Hij heeft leven in zichzelf (Joh.5:26 / 14:6) en 2°) Hij is de bron van het leven van alle dingen; levende of niet levende (Joh.1:3,4 / 11:25,26). Vergelijk wat over YaHWeH gezegd is in het O.T. bij Deut.5:26 / 32:39,40 / Ps.42:2 / 84:2 / Jer.10:10. 3°) En daaruit volgt dat dóór Hem alles zal herleven (Heb.2:14 / Rom.14:9 / Opb.20:13-15). * In Jes.65:16 (LXX = Septuaginta) wordt God de ”Amen” genoemd, hetzelfde als Christus in Opb.3:14.

Page 17: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

17

* Wat zegt Jes.40:6,8 en Luc.21:33 over profetische vervulling? Het ”Woord” van YaHWeh = het ”Woord” van Jezus. Wanneer Jezus de geschiedenis niet kan beïnvloeden dan kunnen Zijn uit-spraken nooit vervuld worden. En dan is Hij een leugenaar. Daarom kan Christus zonder schroom het wee uitspreken over de Farizeeën uit zijn tijd; Mat.23:13,14,15,16,23,25,27-29. * De ”dag des Heren”, één van de sleuteluitdrukkingen uit de kleine profeten, heeft zijn vervulling in de ”dag” van Christus. Amos 5:18 / 5:20 / Joël 2:11 / 2:31 / 1 Cor.1:5 / 2 Cor.1:14. * God en Christus zijn beiden de Heilige en Rechtvaardige: Ezra 1:15 / Neh.9:8 / Ps.22:4 / Jes.40:25 / 43:15 / Hand.3:14 / Opb.3:7. * YaHWeH vaart opwaarts naar de hemel in Ps.68:19, maar het gaat in vervulling bij de Opstanding en Hemelvaart van Christus: Eph.4:8-10. * Israël prikkelde God tot naijver en Paulus zegt dat het om Christus gaat: Num.14:2 / 21:5,6 / 1 Cor.10:9. * De eerste en de laatste is volgens Jes.44:6 de God van Israël. In Opb.1:17 / 2:8 / 22:13 is dat Christus. Hij is het ”eikoon” = kopie van de Vader (Col.1:15). * De rots van Israël en de Rots die Israël vergezelde is één en dezelfde: 2 Sam.22:2,3 / Jes.44:8 en 1 Cor.10:4. * Over God als schepper en herschepper spreekt Ps.102. De verzen worden in Heb.1:10,11 toegepast op de Christus. Vergelijk Eph.4:14-16 voor de herschepping. * De titel ”Heer der heerscharen” uit Jes.6 komt ook nog terug in Jes.8:13,14. Vergelijk dat eens met 1 Pet.2:5-8. * De titel ”Sterke God” in Deut.10:17 / Jer.32:18 wordt in Jes.9:6 voor de komende Messias gebruikt d.w.z. Jezus. * Volgens de profeet Jesaja was God een ”struikelblok” voor de beide huizen van Israël. Op dezelfde wijze is Jezus een ”struikelblok” voor dezen die Hem niet erkennen zoals Hij werkelijk is (Jes.8:13,14 / 1 Pet.2:7). * De God van Israël is de Verlosser van Zijn volk (Jes.19:20 / 43:11 / 63:16). In het N.T. is Jezus de Verlosser van Israël en de wereld (Luc.2:11 / Joh.4:42 / 12:47 / Hand.4:12 / Titus 2:13). * God is de ”koning” van de volken in o.a. Zach.14:9 / Mal.1:14. Maar Jezus is ”koning” in het N.T. (Joh.1:50 / Eph.4:5,6 / Opb.11:15). En vergelijk Ps.24:7-10 met 1 Cor.2:8. * Een laatste schriftuurplaats is nog interessanter. Daar hebben we een zelfde tekst toegepast op YaHWeH, Christus en de Heilige Geest. We hopen dat u ondertussen met twee bijbels alles vergeleken heeft: één geopend op het O.T. en een andere op het N.T.. Nu heeft u er nog een andere bijbel voor nodig. Volgens Jes.6:1,3,10 verscheen YaHWeH aan de profeet. Volgens Johannes (12:37-41) sprak Jesaja over Jezus. En volgens Paulus (Hand.28:25-27) was het de Heilige Geest. Jesaja zag (in visioen) de drievuldigheid Gods! Jezus zelf en Paulus getuigen daarvan!

3.2 DE ENGEL DES HEREN Sinds de kerkvader Justinus is de figuur ”de engel des Heren” geïdentificeerd als de voormenselijke Christus, de Logos in zijn omgang met het volk Israël. Over ”de engel des HEREN” in het O.T., hier alle teksten met deze formule: 1) Worstelde met Jacob Gen.32:24-30

Page 18: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

18

2) Verloste de aartsvader Israël uit alle nood Gen.48:16 3) Sprak tot Mozes in de braamstruik Ex.3:2 / Hand.7:31,32 4) Beschermde Israël bij de Rode Zee Ex.14:19 5) Bracht Israël in de woestijn naar het beloofde land Ex.23:20-23 / Jes.63:9 / 1 Cor.10:1-4 6) Is vorst van het heir des HEREN Jozua 5:13-15 7) Verschijnt aan Gideon Richt.6:11,12 8) Onzichtbare helper van de profeet Elia 1 Kon.19:7 9) Verslaat het Assyrische leger van 185.000 man Jes.37:36 10) In de brandende vuuroven Dan.3:25 Een mogelijke verwijzing naar de engel des HEREN, maar zonder de titel, dat zouden volgende teksten zijn; Gen.12:7 / 16:7-11 / 18:1-35 / 19:18-22 / 21:17 / 22:11-18 / 24:7,40 / 28:11-22 / 31:11-13 / Ex.19:16 / 20:26 / 32:34 / 33:2,14,15 / Num.20:16 / 22:22-35 / Deut.5:4-28 / Richt.2:1-14 / 5:23 / 13:3-23 / Dan.6:22 enz... In enkele van deze teksten heeft ”de engel des HEREN” de functie van een middelaar. In Gen.16:13 spreekt Sarah tot de engel van de Heer als tot God. In Gen.21:17-19 is de engel geïdentificeerd als YaHWeH. In Gen.22:11-18 spreekt de engel in de eerste persoon over zichzelf als God (vers14). In Gen.31:11-13 (vgl. Hos.12:3-6) spreekt de engel over zichzelf als de God van Bethel. In Gen.48:3,15,16 is de engel de redder van Israël, volgens Jes.44:6 is alleen God redder. (vgl. daarom Ex.3:1-15 / Hand.7:31,32). Iemand wordt aangesproken als YaHWeH of God (Elohim), maar het is de engel des Heren (Richt.6:22,23). Besef dat elke aanbidding van een engel is uitgesloten en dat men dat wist in Israël. Zie dat duidelijke verbod in het 1st gebod en Opb.19:10 / 22:9. Het is wellicht interessant te weten dat zelfs Philo van Alexandrië, een Jood van de voorchristelijke periode, de identificatie maakt van de Logos als de engel des Heren. Zo bij de worsteling van Jacob, Mozes in het braambos en de verschijning in Gen.18:2. Het is God plus twee engelen (Philo - De Somnis 1/226; De Mutatione Nominum 87, De Vita Mosis 1/66). We mogen daarom concluderen dat de engel des Heren een godsverschijning is en wijst naar het middelaarschap van de Logos, in betrekking tot het uitverkoren volk Israël, vóór zijn menswording. Eén aspect van deze ”engel” is dat Stephanus hem beschrijft als deze die Gods wet heeft gegeven. Hand.7:38. Toch was het God die met Mozes sprak en Zijn wetten doorgaf (Deut.4:33,36,39 / Neh.9:13). En over Christus als wetgever zie punt 3:3. Het begrip ”engel des HEREN” heeft voor vele vroege Kerkvaders de betekenis dat hij de voorstelling is van de Logos in zijn voormenselijk bestaan. Het ’Theologisch Woordenboek’, Romen & Zonen, edit. H. Brink, vanaf 1952, kol.1134 zegt daarover het volgende: ”De H. Justinus zag reeds in de engel van Jahweh een openbaring van de Logos (Apol.63;Dial.56-61) en in het algemeen kan men zeggen dat de Oudste Vaders tot aan Hilarius (De Trin. IV,24) de engel van Jahweh op grond van Is.9,6 (volgens de Sept. en de Vetus Latina: magni consilii angelus) en Mal.3,1 (angelus testamenti) met de Logos-Christus identificeerden. Augustinus echter, Hiëro-nymus, reeds Athanasius en Basilius, en latere scholastieken namen een manifestatie van de Logos vóór de Incarnatie niet aan op grond van Hebr.1,2 en 2,2, en zagen dan ook in de engel van Jahweh een engel die zijn plaats bekleedde.” 3.3 CHRISTUS MEER DAN EEN MENS De wonderen uit de evangeliën zijn ook iets waarover onze critici weinig te zeggen hebben. Voor een Jehovah Getuige zijn de wonderen van Christus het werk van de Vader door middel van Jezus. Onze drie andere critici (Schoon, Ben Chorin, Herbst) geven aan wonderen ofwel de interpretatie van een ”subjectief gebeuren” of ”Gemeindetheologie”. Met andere woorden: dat is allemaal niet echt gebeurd, de apostelen stellen Jezus zo voor omdat zoiets indruk maakt op de toehoorder van het verhaal. In moderne theologie zijn wonderen uitgesloten. Toch wijst Jezus op de wonderen als een echt onderdeel van zijn goddelijk werk. Wanneer je moeilijkheden hebt te geloven, geloof dan omwille van de wonderen: Joh.14:11 / 6:36 / 10:25,37,38 / 15:24.

Page 19: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

19

Deze wondermacht komt van God maar ook van Hemzelf (Luc.18:46 / Mat.9:28). Zijn wonderen zijn anders dan deze van de profeten en mensen begrijpen ze niet altijd (Marc.6:52 / 8:22). Christus is méér dan de tempel, méér dan de sabbat, méér dan mensen en méér dan engelen (Mat. 14:33 / Luc.24:52 / Mat.12: 6,8 / 24:36). In relatie tot de Wet neemt Jezus de positie in als wetgever. We maken deze opmerkingen contra Schoon en Ben Chorin. Voor deze schrijvers kan Jezus niets anders zeggen dan wat in de Thora staat. Hij kan er niets aan toevoegen. (De weg van Jezus, 98-100). Dan klopt er toch één en ander niet in de beschrijvingen van de evangeliën. Daar is Jezus de enige ware leraar (Mat.23:8 / Joh.13:13). In zijn spreken klinkt het bevel tot het aanvaarden (Mat.10:5 / 28:20 / Luc.8:55). Zijn leer is niet zoals Schriftgeleerden (Mat.7:29) of als de profeten Gods (Mat.11:9). Zoals Hij sprak, sprak nog géén ander (Joh.7:46). In de Bergrede gebruikt Jezus een rabbijnse formule ”Ik zeg u” in een ander daglicht dan de leraars van zijn tijd. Hij maakt de mondelinge traditie ondergeschikt aan de Thora (Mat.15:1-15). En Hij treedt hier op als ”interpreet” van de wet en wetgever gezien zijn oordelen, zowel over mensen als over dingen (Jes.33:22 / Joh.8:39 / Jac.4:12). Wanneer we in God geloven, moeten wij ook in Jezus geloven en zijn geboden bewaren. D.w.z.: Hem aannemen als Wetgever en Zijn wetten navolgen (Joh.14:1,14,21 / 15:24). ”Ik wil het. Word rein!” zegt Jezus tot de melaatse (Marc.1:41). En de jonge zoon van de we-duwe van Naïn hoort in zijn doodslaap de stem des Heren: ”Jongeman, Ik zeg u sta op” (Luc.7:14). Jezus is meester over ”Lichaam” en ”Ziel” en beslist eigenmachtig over het lot van mensen. (Zie ook Marc.5:41.) Daarom kan Hij ook mijn zonden vergeven, een recht dat slechts God toekomt (Marc.2:5-10 / Luc.7:47,48 / Joh.8:24 en vergelijk Col.3:13). Schoon slaat de bal totaal mis wanneer hij zegt dat er bij Jezus voor genezing géén voorwaarden zijn. (De weg van Jezus, 98.) Als zoiets waar is, dan heeft de prediking van Jezus geen zin en is zijn dood als de dood van alle andere mensen. Dezelfde herderlijke zorg van de God van David is openbaar geworden in Jezus, de goede herder (Ps.23:1 / Joh.10:11). Al deze redenen laten Paulus over Jezus zeggen dat hij: ”de grote God en onze Redder Jezus Christus” is (Tit.2:13). En toch weet hij dat slechts God de ”redder” is die ons is beloofd (Deut.32:15 / Ps.24:5 / 25:5 / 27:1 / Jes.12:2 / 17:10 / 25:9). In Jezus zijn alle beloften Gods; een Ja en een Amen (2 Cor.1:20) omdat Hij ook God is sinds de eeuwigheid (Heb.13:8).

3.4 ZIJN DE AARTSENGEL MICHAEL EN JEZUS DEZELFDE PERSOON? Wie is de engel Michaël? Vooraf alle teksten waarin hij genoemd is! Dan.10:13,21: ”Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover mij; doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te hulp, zodat ik daar, bij de koningen der Perzen, de overhand behield;... nochtans zal ik u mededelen wat geschreven staat in het boek der waarheid. En niet één staat mij vastberaden tegen hen ter-zijde, behalve uw vorst Michaël.” Dan.12:1: ”Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen; al wie in het boek geschreven wordt bevonden.” Judas 9: ”Maar Michaël, de aartsengel, durfde, toen hij met de duivel in twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes, geen smadelijk oordeel uitbrengen, doch hij zeide: De Here straffe u.” Opb.12:7: ”En er kwam oorlog in de hemel; Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oorlog.”

Page 20: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

20

Door een vergelijkende studie van het werk van Michaël en dat van Christus besluiten de Ad-ventisten van de 7de dag en de Wachttoren, dat het gaat om één en dezelfde persoon. Daarvoor combineren ze Opb.12:7,8 met 1 Joh.3:8 / Dan.10: 13 met Jes.9:6 / Dan.12:1 met Mat.24:21,30 en Judas 9 met 1 Thes.4:16. Ze zeggen dat in ’Seventh day Adventists answer Questions on Doctrine’, Review and Herald, 1957, p.71-86 en Jehovah Getuigen in ’Inzicht in de Schrift’, deel twee, 1997, p.315, 316. Groot verschil voor beiden is dat de Adventkerk in de Drie-eenheid geloofd. Dan.10: 13 met Jes.9:6 Eén aanwijzing zou de titel van ”prins der prinsen” zijn die in Dan.8:25 is gebruikt. Michaël is ”prins der prinsen” (Dan.8:25), ”prins van het heer” (Dan.8:11), ”Michaël uw prins” (Dan.10:21) en ”Michaël de grote prins” (Dan.12:1). Volgens deze uitleg gaat men er van uit dat de prins van Dan.8 en deze van Dan.10 en 12 naar dezelfde persoon verwijzen. Maar dat doet de Bijbel zelf niet en zo hoeft deze identificatie niet juist te zijn. In het N.T. is het duidelijk dat Christus een prins is genoemd in Hand.3:15 / 5:31 / Opb.1:5. Maar al wie de titel heeft van prins in het Oude Testament of het Nieuwe Testament gaan we toch niet vereenzelvigen als dezelfde personen. Het geopenbaarde woord van God laat niet toe dat we reïncarnatie leren. Verder de beschrijving ”aartsengel” die slechts Michaël heeft en geen andere engel. ”Aartsengel” is de Griekse sa-mentrekking van ”archè = eerste” en ”angelos” wat engel of boodschapper wil zeggen. Het Griekse ”archè” heeft duidelijk te maken met de eerste in autoriteit en is toepasselijk op Christus (1 Cor.15:24 / Eph.1:21 / Heb.5:12 / Col.1:18 / Opb.21:6 / 22:13). Maar dat volgt niet uit de vier teksten waarin Michaël is vernoemd. Een Grieks woord afgeleid van ”archè” is ”archoon” = regeerder of prins vinden we o.a. in 1 Cor.2:6,8 en toegepast op Christus in Opb.1:5 en de Griekse Septuagintavertaling van Jes.55:4 / Micha 5:2. Christus is schepper (zie punt 2.5), de aartsengel Michaël is dat niet. Dan.12:1 met Mat.24:21,30 De naam ”Michaël” (zegt men) heeft gelijkenis met de naam ”Jezus.” Michaël is in het He-breeuws ”mika él” en heeft vertaald de betekenis van: ”Wie is als God?.” Jezus is in het Hebreeuws ”Jehoshuah” en wil zeggen ”YaHWeH is redder.” Beide namen verwijzen naar God en naar Zijn werk als redder. Vanuit gelijkenis zegt men bij de W.T..: ze zijn één en dezelfde persoon, maar dat is een bedroevende theologie. In de beide teksten hierboven is sprake van de (een) grote verdrukking en benauwdheid. De veroorzaker van die verdrukking is niet Michaël en ook Jezus niet. Het gaat om iets van buitenaf. In die tijd zal Michaël zijn volk (Israël) ”terzijde staan” = geestelijk bijstaan. En het is duidelijk dat Michaël, noch de titel, noch de functie heeft van verlosser. Hij is en blijft in de teksten die naar hem verwijzen slechts een ”beschermengel” van Israël. Christus heeft die titel echter wel (Phil.3:20 / Luc.9:26). Dus zijn Michaël en Jezus niet dezelfde persoon. Judas 9 met 1 Thes.4:16 Een ander punt van treffende (?) gelijkenis volgens de Wachttoren is Judas 9 vergeleken bij Zach.3:2. In beide teksten staan de woorden ”de Here straffe u” en hoe onwaarschijnlijk het wellicht mag klinken (zegt men) die uitdrukking staat slechts tweemaal in de schrift en juist op die plaatsen. Volgens Judas 9 heeft Michaël die woorden uitgesproken toen deze in dispuut was met Satan over het dode lichaam van Mozes. In Zach.3:2 is de spreker ”de engel des Heren” (ook geïdentificeerd als YaHWeH zelf in vers 1). Nu is ”de engel des Heren” niemand anders dan Christus in zijn voormenselijk bestaan (Ex.3:2). Ook is hij genoemd ”de engel des verbonds” (Mal.3:1), ”Zijn engel” (Dan.3:28) en ”Mijn engel” (Ex.23:20,23). Door die uitdrukking ”de Here bestraffe u” is de gelijkenis van Christus en Michaël uniek luidt dan de redenering. Maar op zo een flinterdunne basis zeggen dat Christus = Michaël wijst op een oppervlakkige en bedroevende theologische aanpak. In de visie zoals hierboven besproken, zowel door de W.T. als de Adventisten, is géén rekening gehouden met de duidelijke taal van Dan.10:13. We lezen daar: ”Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover mij; doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te hulp.” Wanneer deze tekst de engel Michaël noemt als ”een der voornaamste vorsten” dan kan hij ook niet tezelfdertijd hun Heer en Schepper zijn. Hij is dan namelijk ook zelf een schepsel. En Christus is wel degelijk schepper. Wat de W.T. en de Adventisten op dit gebied zeggen is dus niet naar de schriften. Wat gelijkt op

Page 21: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

21

elkaar is daarom nog niet gelijk! En er is nog een tweede reden vanuit deze teksten om een identificatie van Michaël als Jezus niet aan te nemen. De persoon uit Dan.10:5,6 is duidelijk dezelfde als Jezus in Opb.1:13-18. De gelijkenis van de beschrijvingen verplicht ons daartoe. (Ook de N.W.V. legt door de verwijzingen van Daniël naar Openbaring verband met elkaar.) En bovendien, het is de persoon uit Daniël 10:5,6 die samen met de engel Michaël een opdracht uitvoeren. Dus zijn Jezus en Michaël niet dezelfde persoon. Opb.12:7,8 met 1 Joh.3:8 De strijd van Michaël en zijn engelen is volledig in zijn voordeel, tot driemaal toe wordt in de ver-zen 7-9 gezegd dat Satan en zijn engelen ”nedergeworpen” worden. Het Grieks spreekt van ”ebléthé” en heeft de betekenis van ”nederwerpen met kracht.” De Heer sprak hierover tot zijn discipelen zeggende: ”nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden” Joh.12:31. De belangrijke vraag: Wanneer wordt Satan uit de hemel geworpen?, is niet zomaar in enkele woorden op te lossen. Het is duidelijk dat Satan ná zijn val in Eden nog toegang had tot de hemel (Job 1:6 / Zach.3:1,2). Sommigen hebben de uitwerping van Satan geplaatst toen Christus met zijn prediking begon. Want Luc.10:18 zegt: ”Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.” Wel twee jaren nadien zegt Christus: ”nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden” Joh.12:31. Het getuigenis van Luc.10:18 moet dus profetisch opgevat worden. Een andere uitleg is gegeven vanuit Joh.12:31,32. Volgens deze visie is Satan uitgeworpen wanneer Christus sterft aan het kruis. Maar ook dat kan niet zijn. Christus zou Satan niet zelf hebben kunnen uitwerpen want hij was dood en in het dodenrijk. Men moet de schriftuurplaats van Joh.12:31,32 dus opvatten als later te vervullen. Dan moet de uitwerping van Satan geplaatst worden ná de tijd dat Christus aan Gods rechterhand gaat zitten (Hand.2:34,35 / Heb.5:6 / 7:17,21). Tussen Hemelvaart en Pinksteren. Waar we niet moeten over fantaseren is dit: Michaël en Jezus moeten dezelfde zijn want de werken van Satan worden in Opb.12 aan banden gelegd. In de Apocalyps is het duidelijk dat meerdere engelen aan het oordeel van Satan meewerken en niet slechts Michaël. De énige echte overwinnaar op Satan is Jezus zoals uit de andere teksten blijkt. De Wachttoren en de Adventisten zijn hier dus fout.

Page 22: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

22

Hoofdstuk IV

”Niet met wijsheid van woorden” 1 Cor.1:17

4.1 MEESTERWERKEN VAN MISLEIDING ”Zalig zij die niet gezien hebben en toch geloven” Joh.20:29. Zoals wij al hebben opgemerkt: het is onmogelijk een Drie-eenheid, zoals de Bijbel ze beschrijft, te beredeneren of verstandelijk te vatten. Maar over wat geopenbaard is, mogen we niet zwijgen. We moeten dan ook het geestelijk zwaard nog eens opnemen om enkele ”misleidende” argu-menten te ontzenuwen van de schrijvers die we al genoemd hebben. Toen de Logos de slaafgedaante aannam, is iets unieks gebeurd. Dat was nog nooit en zal ook niet meer in de toekomst geschieden. Het wil niet zeggen dat de Logos ophield te bestaan. Wel heeft Hij uit zichzelf de heerlijkheid van Zijn Godsbestaan opgeheven (Joh.17:5). Daarom zegt ook Paulus: ”De eerste mens Adam, werd een levende ziel, de laatste Adam een levendmakende geest” (1 Cor.15:45). Zijn heiligheid, wezenlijkheid en goedheid als God worden in de persoon van Jezus echter openbaar. We hebben in Jezus de omhulling van Gods wezen. Laat ons nog eens duidelijk zijn: daarvoor is géén redelijke, menselijke, biologische verklaring. Jezus is tezelfdertijd - zoals theologen vanaf de 4de eeuw het formuleren - waarachtig God én waarachtig mens. De incarnatie (van het Latijnse ”in carne” van Joh.1:14) is een goddelijke mani-festatie volgens 1 Tim.3:16. Daarom lezen we ook in Luc.2:11: ”U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here”. Wie door Gods Geest is aangeraakt kan dus in Jezus al vanaf zijn kindsheid de Verlosser en Heer van de wereld kennen. Het is onze Heiland, die verschenen is, en het begrip Heiland is een goddelijk attribuut (2 Tim.1:10 / Titus 3:4). Ignatius (†120) een vroege kerkvader sprak over Christus al als de; ”geïncarneerde God” en ”God gemanifesteerd als mens.” De Logos is vlees geworden en heeft in een tent, het lichaam als mens, onder de mensen gewoond (Joh.1:14 en Ex.33:7-10). De God van hemel en aarde ”beperkt” zich als mens. Hij zal honger hebben en dorst lijden. Met logica is dat niet te begrijpen. Indien ik de wijsheid van mensen tegenover sommige ver-klaringen van de bijbel zet, dan zou mijn heil afhangen van een welbepaalde intelligentie. Dan zou alleen een ”geleerd” iemand door God aangenomen worden, terwijl de Schrift ons aanmaant om de dingen van het geloof als kinderen aan te nemen. Dan zou God zéér partijdig zijn. Dan zou de genade geen echte genade, maar een verstandelijke kennis vooropstellen. Zalig wie gelooft en niet letterlijk gezien heeft. Ik geloof daarom niet door het verstand maar met het hart en de Heer zal slechts dán ons ongeloof ter hulp komen (Joh.20:29).

4.2 ”DE VADER IS MEER DAN IK”, Joh.14:28 Dit is voor de anti-trinitariërs een van de mooiste bewijzen, zegt men, dat Jezus géén God is. Schoon zegt hierover: ”De Christus van Chalcedon die volgens de concilievaders eenswezens is met de Vader, zou een dergelijk woord niet hebben durven uitspreken” (De weg van Jezus, 187). Op blz. 273 zegt hij ook: ”In het vierde evangelie zijn God en Jezus niet eenswezens maar eens-Geestes.”

Page 23: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

23

Jehovah’s Getuigen zeggen over deze tekst: ”Het standpunt van de bijbel is duidelijk. Niet alleen is de Almachtige God, Jehovah, een persoonlijkheid die van Jezus verschilt, maar ook is Hij te allen tijde zijn meerdere.” (Moet u... 20) Schoon leest zijn opmerking in relatie tot Joh.20:28 de prachtige geloofsverklaring van Thomas: ”Mijn Heer en Mijn God”. Dat is voor Schoon een verklaring die Thomas over God, de Vader, maakt. Maar hij leest niet wát er staat. Johannes schrijft dat Thomas ”tot Hem” sprak, tot Jezus. Jezus is de Heer en God van Thomas en de Heer prijst hem voor die verklaring (vers 29). Ook Jehovah Getuigen gebruiken dit als een mogelijke uitleg bij deze tekst volgens ’Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, blz.1274. Jehovah’s Getuigen maken hun opmerking in verband met Phil.2:6-11 en 1 Cor.15:24,28. We hebben reeds opgemerkt dat deze mensen niet begrijpen wat in Phil.2:6-11 staat. De gedaante van God wordt niet opgeslorpt in een gedaante van een mens (”huparchoon” sluit dat uit, zie punt 2.2). Over 1 Cor.15:24,28 het volgende: Jezus zou zijn koningschap overdragen aan de Vader en alzo zichzelf onderwerpen zodat God alles in alles zij. Dat is echter een manke uitleg, want wil dit soms zeggen dat Jezus dáárvoor niet onderworpen was? Dat Hij op eigen initiatief werkte en werkt tot Hij zijn Koninklijke waardigheid afstaat? Of dat Hij daarna géén koning der koningen meer is tot in alle eeuwigheid! In strijd met profetie uit het O.T. waar Hij eeuwig regeert! Dat is in tegenspraak met tientallen teksten! Noemen we slechts 2 Pet.1:11. Het gaat niet op om teksten zomaar aan elkaar te plakken. Zoals vroeger een Joods gelovige kon zeggen over God: ”Hij geeft den moede kracht”, zo zegt de christen over Jezus: ”Ik kan alle dingen door Christus die mij kracht geeft” (Jes.40:29 / Phil.4:13). Alhoewel Jezus de titel van Almachtige niet heeft (mogelijke uitzondering Opb.1:8), toch geven meerdere bijbelteksten te kennen dat Hij alle macht heeft (Mat.28:18 / Joh.17:2 / Eph.1:21 / Col.2:10 ). Aangezien geen enkel mens in zichzelf alle macht kan bezitten moet deze Jezus van Nazaret ook God zijn. Volgens Eph.1:19-23 rust in Hem de totaliteit van alle macht, hoewel we nog niet zien dat dit alzo is volgens Heb.2:8. Bij de laatste vijand, de dood, die er niet meer zal zijn, zal Jezus (de Eeuwige en Machtige) zichzelf onderwerpen aan Zijn Vader (Luc.20:36 / 2 Tim.1:10 / Opb.20:14 / 21:4). Maar nu wil het begrip onderwerpen niet zeggen ”minderwaardig zijn”. Jezus was als kind ”onderworpen” aan Maria en Jozef, maar was zelf als persoon oneindig meer dan dezen (Luc.2:51). (Voor de betekenis van ”onderwerpen” = Gieks hupotasso zie o.a. Jac.4:17 / Eph.5:21 / Heb.2:8 / 5:8,9 / 1 Pet.2:18 / 3:22 / Phil.2:7,8.) Wat Jezus, ofwel de Mensgeworden Logos, overgeeft aan zijn Vader en aan de Heilige Geest is Zijn functie als middelaar. Aangezien alles nu verzoend is, heeft het geen zin van bestaan meer. God: Vader, Zoon en Geest zullen dan ”alles in allen” zijn. Wanneer we dat begrijpen is de uitspraak van Jezus: ”De Vader is meer dan ik” geen contradictie meer met de rest van de Schrift. Hier spreekt de mensgeworden Logos, deze die op het punt staat zichzelf op te offeren. (Zie de verzen 29-32.) Dit zijn woorden van het Laatste Avondmaal. Enkele uren later zal Jezus aan het kruis hangen voor de zonden der wereld. Hier staat zijn middelaarschap in het middelpunt. Juist omwille van deze dood is de Logos mens geworden en was zijn wil ondergeschikt aan de Vader en de Heilige Geest (vb. Joh.6:38 / 8:28).

4.3 ”DEN HERE DER HEERLIJKHEID... GEKRUISIGD”, 1 Cor.2:8 Paulus spreekt wijsheid voor ”die daarvoor rijp is”: dat ”de beheersers dezer eeuw... den Here der heerlijkheid... gekruisigd hebben” 1 Cor.2:6-8. Deze ”Here der heerlijkheid” is niemand anders dan de Here der heerscharen, de koning der ere uit Ps.24:10. Mannen van Israël hebben den ”Heilige en Rechtvaardige” verloochend Hand.3:15. Ook deze titels ”Heilige” en ”Rechtvaardige” zijn Godstitels uit het O.T. (Ezra 1:15 / Neh.9:8 / Jes.40:25 / 43:15). Jehovah’s Getuigen denken dat dezen die de Drie-eenheid aannemen: ”dit leerstuk consequent en duidelijk moeten uiteenzetten” (Moet u... 5). Maar God zij dank, dat heeft men nog niet gekund. Trouwens de Bijbel is geen boek over ”goddelijke mathematica” of ”een verhandeling over het godswezen”.

Page 24: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

24

We moeten dingen uit de openbaring in verband met God die in elk menselijk opzicht tegen-strijdig lijken, gewoon naast elkaar laten staan zonder dat we selectief sommige teksten gaan uitrangeren. Over Christus wordt gezegd dat Hij mens was, maar ook dat Hij God was. Toen Christus stierf, is het lichaam van Jezus van Nazareth letterlijk gedood. Maar de Logos, het goddelijk deel, was en is onsterfelijk. Toch zegt Paulus dat de Here der heerlijkheid stierf, en gezien beiden sinds de incarnatie ”een” zijn, stierf God aan zijn menselijk leven (Heb.13:8). Wanneer we de Vader eren, zullen we dan ook op een zelfde wijze de Zoon eren. We merken dit op tegen de uitlatingen van Jehovah’s Getuigen (Moet u... 30). Schoon zegt: ”De verschillende theologische modellen moeten niet tegenover maar kunnen naast elkaar gesteld worden” (De weg van Jezus, 269). Ook dan eer ik de Zoon niet op ”dezelfde” wijze als de Vader (Joh.5:24). Er is géén kans dat tegenstrijdige interpretaties Gods goedkeuring wegdragen. Er is één waarheid en Christus is die waarheid. Licht en duisternis hebben met elkaar niets gemeen, want Christus is het Licht der wereld. Theologische modellen zijn tenslotte doodlopende straatjes, of als je het anders wilt, brede wegen die tot verderf leiden. Alléén Christus leidt mensen tot God. Er is onder de hemel géén andere naam waardoor mensen behouden moeten worden (Hand.4:12). Wie de Zoon heeft, zal ook de Vader hebben zeggen 1 Joh.2:23 / 4:15 duidelijk. Nu staat Paulus niet alleen wanneer hij dat begrip heerlijkheid gebruikt. Bij de transfiguratie van Christus op de berg zegt Lucas dat de apostelen dán zijn heerlijkheid mochten aanschouwen (Luc.9:32). Petrus zou later hierover schrijven: ”Wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd... maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit” (2 Pet.1:16). De parallel van Mozes die op de berg Gods heerlijkheid mocht zien en de apostelen die de heerlijkheid van Jezus zien ligt dus voor de hand (Ex.24:15-17 / 33:18-23 / 34:29). In Jezus hebben de discipelen Gods ”openbaring” gezien. Het verhaal van Jezus is géén verdichtsel, of mythe zoals er in het Grieks staat van 1 Pet.1:16. En daarom zijn de volgende teksten ook naar waarheid. Jezus zegt van zichzelf: ”Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh.14:6) En Paulus zegt: ”Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus zelf de hoeksteen is” (Eph.2:19,20). Centraal in het Christelijk geloof staat Jezus. Als breekpunt voor de ware gelovige is er diens visie op de Nazarener. Voor Jood of Griek, dat maakt niets uit.

4.4 ADOPTIANISME De vier schrijvers die nu al regelmatig aangehaald zijn, hebben ondanks hun diversiteit gemeen dat ze een stelling hebben van adoptianisme en ook propageren. Deze leer zegt dat Jezus van Nazareth als mens geboren is, dat er een beperkte pre-ëxistentie is, en dat hij door zijn doop in de Jordaan als zoon van God geadopteerd is. Volgens Ben Chorin is dit: de ”wedergeboorte” van Jezus in water en geest (Broeder Jezus, 25, 41). Schoon zegt: ”geboren uit de Geest” (De weg 160). God geeft op: ”een nieuwe wijze leven” aan Jezus, schrijft Herbst (16, 17). Jehovah’s Getuigen zeggen: ”Door Zijn Geest op Jezus uit te storten zalfde Jehovah hem... werd hij de Messias of Christus... werd hij Jezus Christus” (’U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven’, 1982, blz.60 en zie ook ’Dingen waarin God onmogelijk kan liegen’, 1966, blz.211.)

Page 25: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

25

Als bewijs daarvoor geeft men de woorden die God tijdens de doop uitspreekt: ”Dit is Mijn Zoon” (vergelijk Ps.2:7). De tweede tekst is Hand.10:38: ”Jezus die van Nazareth was, hoe God hem met heilige Geest en kracht heeft gezalfd” (N.W.V. van Jehovah’s Getuigen). Dit is nog eens één van die simplistische redeneringen. De Geest staat in verband met Jezus: bij zijn menswording (Luc.1:35), doop (Mat.3:16), prediking (Luc.4:14), dood (Heb.9:14), opstanding (Rom.1:4 / 8:11) en verheerlijking (Hand.1:2 / 2:33). De enige goede uitleg is dat bij die gelegenheden God het zoonschap van Zijn Zoon kenbaar maakt. We beginnen dan logischerwijze vanaf zijn geboorte. Dan is Hij reeds zoon van God. Trouwens als 12-jarige knaap verbaast hij al de Schriftgeleerden (Luc.2:49). Toen de engel bij de geboorte van Jezus de herders deze gebeurtenis verkondigde staat er: ”U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David” Luc.2:11. ”Heden” staat er. Niet bij zijn doop is hij Messias geworden of geadopteerd als Zoon van God. Een goddelijke uitspraak door middel van een engel is méér waard dan alle geleerde en ongeleerde argumenten van de adoptianisten. We moeten de Zoon eren zoals we de Vader eren (Joh.5:23). De Vader en de Heilige Geest waren ”meer” op het ogenblik dat Christus (de Logos) mens was. Dat staat duidelijk in Joh.14:28. Daar gebruikt Johannes het Griekse ”meizon”, dat wijst op een verschil in positie. Over een verschil in ”wezen” spreekt de tekst niet. In dat geval zou er ”kreitton” staan zoals bij het verschil Logos - engelen in Heb.1:4. ”Kreitton” wijst op een verschil in natuur. Christus verschilt in natuur van de engelen maar is van dezelfde natuur als de Vader. Gezien deze positie van de Heer kan Hij ook in alles ”beter” zijn. De schrijver aan de Hebreeën noemt er enkele op; 6:9 betere behoudenis 7:7 betere zegening 10:34 beter en blijvend bezit 7:19 betere hoop 11:16 beter vaderland 7:22 beter verbond 11:35 betere opstanding 8:6 betere beloften 11:40 betere voorziening 9:23 betere slachtoffers 12:24 beter offer

4.5 ”WAARACHTIG GOD, WAARACHTIG MENS” De titel hierboven is een van die oude formules om het historische feit van die unieke mens-wording te omschrijven. {8 volgende pag.} Dat wil dan ook zeggen dat op het eerste zicht totaal tegenstrijdige dingen over Christus kunnen gezegd worden: Hij stierf als mens en toch is Hijzelf het eeuwig leven (Marc.15:37-39 / Heb.2:9). Hij geeft zijn leven om het terug op te nemen (Joh.10:17,18 / Phil.2:8). Hij is moede maar vraagt alle vermoeiden tot Hem te komen (Mat.6:34 / Luc.9:23 ). Hij heeft dorst maar is zelf het water des levens ( Joh.4:7 / Joh.4:13,14). Hij is de man van smarten maar geneest elke smart (Mat.27:46 / Heb.5:7,8 ). Hij groeit op als kind maar is zelf van eeuwigheid (Luc.2:40 / Joh.1:14,18).

Page 26: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

26

Hij bidt tot de Vader maar verhoort zelf gebeden (Mat.26:36 / Joh.14:13 / 15:7,16). Hij wordt verzocht in de woestijn maar zonder resultaat (Mat.4:1-11 / Marc.1:13). Hij heeft als mens een begrensde kennis maar is zelf de wijsheid Gods (Marc.13:32 / 1 Cor.1:25). Hij roept aan het kruis: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten. Op datzelfde moment is God bezig in Christus (de mens) de wereld met zichzelf te verzoenen (Marc.10:45 / 2 Cor.5:19 / Eph.5:2 ). Daarom zijn alle belangrijke titels i.v.m. God van toepassing gebracht op Jezus in het N.T.. 1°) God = Theos - Joh 20:28 2°) God = Elohim - Heb.1:8,9 vergeleken bij Ps.45:6,7 3°) Heer = Kurios - Heb.1:10 4°) Heer = Adhonai - Heb.1:13 vergeleken bij Ps.110:1 5°) Heer = YaHWeH - Heb.1:9 vergeleken bij Ps.102:25 6°) Heer = Mar(a) - Aramees voor Heer (God) in de term Maranatha 1 Cor.16:22 / Dan.2:47 / 5:23 7°) Enige Machthebber is de vertaling die Jehovah Getuigen gebruiken voor Christus in 1 Tim.6:15 volgens o.a. ’DE WACHTTOREN’, 1 april 1993, blz.28. Het Grieks heeft hier ”monos”. Is de Vader dan ook niet monos=uniek=énig. Hoe is dit te rijmen dan, tenzij Ze totaal gelijk zijn in macht! ________________________________________________________________________________ {8} We lezen in de Geloofsbelijdenis van Nicea o. a. dit: ”Wij geloven... in één Heer Jezus Chris-tus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader voor alle eeuwen, God uit God, waar-achtig God uit waarachtig God, geboren, niet gemaakt, van hetzelfde wezen met de Vader en door wie alle dingen gemaakt zijn.” En ook in de liturgie is er over gezongen. We citeren het laatste vers van een zeer mooi kerstlied van Luther uit 1524 (volgens Liedboek voor de Kerken, Gezang n°122 vers 5): Lof zij God in t’koninkrijk, Vader, Zoon en Geest gelijk, nu en overal altijd, nu en tot in eeuwigheid.

Page 27: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

27

Hoofdstuk V ”Gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest” Hand.7:51 ”Maar zij waren wederspannig en bedroefden zijn hei- lige Geest, daarom veranderde Hij voor hen in een vijand” Jes.63:10-14

5.1 DE HEILIGE GEEST EEN PERSOON, OF IETS ALS ELECTRICITEIT? ”De wijze waarop de bijbel de uitdrukking heilige geest gebruikt geeft te kennen dat het een door Jehovah God beheerste kracht is die hij aanwendt om velerlei doeleinden te verwezenlijken... vergeleken met electriciteit, een krachtbron” (Moet u... 20). Zo zegt men verder dat profeten spreken door de heilige geest en dat Jezus zijn wonderen kan doen door die geest. Ook de bijbel is het product van die geest (blz.21, 22): ”Het is géén persoon, daarom staan er ook geen hoofdletters en ”het” heeft géén persoonlijke naam.” Vergelijk ’DE WACHTTOREN’ van 15 jan.1991, blz 3. De drie andere schrijvers spreken zich niet zo duidelijk uit, maar ook voor hen is er geen persoon die Heilige Geest genoemd wordt (Herbst 43, 233). Schoon spreekt over een actieve tegen-woordigheid van God, (157); een andere maal over ”werking”, (158), of over ”zalving met de Geest” (160). De bijbel daarentegen laat een gans ander geluid horen. In Hand.13:2 staat: ”En terwijl zij vastten bij den dienst des Heren zeide de Heilige Geest: zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb.” In Hand.10:19,20 staat: ”En terwijl Petrus nog steeds over het gezicht nadacht zeide de Heilige Geest: Zie, twee mannen zoeken naar u, sta dan op, ga naar beneden en reis zonder bezwaar met hen mede want Ik heb hen gezonden.” Twee conclusies van uit deze teksten: de Heilige Geest ”spreekt” en is een ”Ik”. We hebben zorgvuldig een veertigtal jaargangen van tijdschriften nagegaan en tientallen boeken van Jehovah’s Getuigen over hun verklaringen bij deze twee teksten. Het is echter vruchteloos. We hadden ooit iemand van hen aan onze deur en vroegen naar de betekenis van deze teksten. Hij kan het niet onmiddellijk geven maar zou een ”rijpere broeder” bevragen en ons later het antwoord brengen. We wachten na tien jaar nog steeds op dit antwoord. Hoe kan je de Heilige Geest als een soort electriciteit beschrijven wanneer Hij duidelijk als persoon onderscheiden wordt. Een ”Ik” temidden van Petrus, Paulus en Barnabas. Een ”Ik” die het werk van die apostelen in persoonlijke gesprekken afhandelt. Een ”Ik” die de kerk stuurt waarheen Hij wil (vb. Hand.8:29,39 / 13:52 / 15:6-9,28 / 16:6,7 / 20:22,23,28). Lees a.u.b. deze teksten. De Heilige Geest staat niet in dialoog met zijn kerk. Hij staat als een stuurman aan het roer en geeft zijn ”discipelen” aanwijzingen wat moet gebeuren. De Heilige Geest is de administrator van de ge-meente. Hij spreekt en de gemeente luistert (Opb.2:7,11,17,29 / 3:6,13,22). Dat is kort samengevat de letterlijke vervulling van de belofte van Jezus dat ná zijn heengaan een andere trooster in Zijn plaats komt (Joh.14:15-17,26 / 15:26,27 / 16:7-11,12-14). Bij wat nu volgt moet Jesaja 51:12 in gedachten zijn. De God van Israël zegt: ”Ik, Ik ben het, die u troost”. YaHWeH IS DE TROOSTER VAN ZIJN GEMEENTE! ALS VADER, ALS ZOON EN ALS HEILIGE GEEST!

Page 28: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

28

5.2 DE ANDERE ”PARAKLETOS”, DE ANDERE TROOSTER Alle teksten over de andere trooster (vijf in totaal) staan op de vorige bladzijde. Het Griekse woord daar gebruikt (”paraklètos”) is weer te geven als; helper, trooster, advocaat, bijstand, enz... Jehovah’s Getuigen en de moderne critici beweren dat hier een personificatie gebruikt wordt zoals bijvoorbeeld wijsheid in Mat.11:19 of dood en zonde in Rom.5:14,21. Men wil met een geleerd betoog over persoonlijke voornaamwoorden (in de Griekse taal) de gedachte van de lezer in de war brengen. In het Grieks heeft ”geest = pneuma” als onzijdig woord dan ook het voornaamwoord ”het”. Maar ”paraklètos” is een mannelijk woord en krijgt daarom ”hij”, ”zijn” of ”hem”. Iemand die dit moet vertalen uit het Grieks, in een andere taal, moet dan in zijn eigen taal de juiste voornaamwoor-den gebruiken. Wie in een persoonlijke ”Geest” geloofd zal dan ook als ”hij” over hem spreken. Jehovah’s Getuigen geloven niet in de Drie-eenheid, niet in een persoonlijke geest en vertalen in hun vertalingen daarom als ”het”. De ”heilige geest” is bij hen een ding, een zaak, een werkzame kracht van God (Moet u... 22). Stel u voor: in het O.T. is het naamwoord ”geest” meestal in de vrouwelijke vorm gegeven. Maar van daaruit kan men toch niet beweren dat de geest van God dan een vrouw zou zijn. Ook dat hoort bij de eigenheid van de taal van de Joden. Nu heeft het commentaar van dezen die anti-Geest zijn in de context van de Paraklètos-teksten weinig zin. Er wordt namelijk de belofte gegeven van een ”andere” parakleet. De eerste parakleet of helper is natuurlijk YaHWeH volgens Jes.51:12. En reeds in Zach.4:6 is er een onderscheid gemaakt tussen de Geest en de kracht van God. Ook in de vertaling van de Wachttoren. U leest alleen Geest met hoofdletter. En de tweede parakleet is Jezus zelf. Vergelijk 1 Joh.3:1 / Heb.7:25 / Rom.8:34. Nu heeft omwille van de gelijkenis tussen de eerste en de tweede helper een gelijkenis persoon = werkzame kracht (wat Jehovah Getuigen doen) geen waarde. Wanneer Jezus een ”andere” parakleet aankondigt gebruikt hij hiervoor ”andere” in de beschijving van iets of van iemand van dezelfde betekenis: van eenzelfde waarde en van een zelfde soort. Dat Griekse woordje ”allos” wijst altijd op een vergelijking met een tweede persoon of een tweede zaak. Nooit wordt een ”persoon” door een andere ”zaak” vervangen of vergeleken. Zie bijvoorbeeld in Mat.5:39 / 27:42 / Joh.5:32 / Joh.10:16. De Heilige Geest zal evenals Jezus zelf een leraar zijn (Joh.14:26) en een Getuige van de waarheid (Joh.15:26,27). Omdat de Heilige Geest even belangrijk is als de Vader en de Zoon kan er het volgende gezegd worden: ”En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen de Zoon des Mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen de Heilige Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden noch in deze eeuw, noch in de toekomende” (Mat.12:32, Statenvertaling van 1977). Er zijn voorbeelden genoeg uit het O.T. dat zonden tegenover YaHWeH werden vergeven op basis van berouw en bekering. Zie bijvoorbeeld Num.21:5-7. Met Pinksteren zijn we een eeuw ingegaan waar de zaken niet meer zijn zoals in het Oude Verbond. Daarom spreken we ook van het Nieuwe Verbond waar de Geest over allen is uitgestort in de gemeente. En wanneer de zonde tegenover de Heilige Geest groter is in Gods ogen dan tegenover de Zoon des mensen, moet het ook om zonde tegenover een persoon gaan. Wanneer we zweren bij de naam van de Heilige Geest (Rom.9:1) is het ook geen lichtzinnig iets. Daarom kunnen we ook gezegend worden van de Heilige Geest, samen met de Vader en de Zoon (2 Cor/13:14 / Opb.1:4). En dan mogen de engelen rond de troon tot driemaal ”Heilig” zingen tot eer van de éne God die zich heeft geopenbaard als de Vader, de Zoon en de Heilige Geeest (Jes.6:3 / Opb.4:8).

5.3 EEN PERSOON EVENALS DE VADER EN DE ZOON Alle essentiële attributen van een persoon worden aan de Heilige Geest toegeschreven, tussen haakjes hetzelfde als van Vader of Zoon: 1) Wil: 1 Cor.12:11 (vgl. Ex.3:14) 2) Gedachten: Rom.8:27 / Heb.7:25 (vgl. Deut.32:4) 3) Kennis: 1 Cor.2:10,11 (vgl. Ps.147:4,5 / Mat.11:29) 4) Spraak: 1 Cor.2:13 / Hand.8:29 (vgl. scheppingsverslag)

Page 29: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

29

5) Liefde: Rom.15:30 (vgl. 1 Joh.4:8) 6) Leiding: Hand.13:2 / 16:6,7 (vgl. Mat.19:26) 7) Leven: Rom.8:10 (vgl. Joh.1:4) 8) Leren: Joh.14:26 / 1 Joh.2:27 (vgl. Joh.7:16 / 8:28) 9) Luisteren: Joh.16:13 (vgl. Mat.17:5 / Marc.12:37) 10) Oordelen: Hand.15:28 (vgl. Joh.5:22,27) De Heilige Geest en Christus zijn omschreven met eenzelfde karakter: 1) De Geest van Genade: Heb.10:2,9 (vgl. Joh.1:17) 2) De Geest van Waarheid: Joh.14:17 / 15:26 / 16:13 (vgl. Joh.14:6) 3) De Geest van Leven: Rom.8:2 (vgl. Joh.17:3) 4) De Geest van Wijsheid en Kennis: Jes.11:2 / Luc.4:18 (vgl. 1 Cor.1:30) 5) De Geest der Belofte: Eph.1:13 (vgl. Hand.26:6-8) 6) De Geest der Heerlijkheid: 1 Pet.4:14 (vgl. Mat.25:31) 7) De Geest van God (of van Christus): 1 Cor.3:16 / Rom.8:9 De gelijkenis van de mensgeworden Logos en de Heilige Geest is groot. We wijzen slechts op enkele dingen: 1) Tempel van Heer of Geest: Eph.2:21,22 / 1 Cor.6:19 2) Verzegeld door Heer of Geest: Eph.1:13 / 4:30 3) Leven: Gal.2:20 / 5:25 4) Heiliging: 1 Cor.1:2 / 6:11 5) Rechtvaardiging: Gal.2:17 / 1 Cor.6:11 6) Getuigen van de Vader: Joh.3:31,32 / 15:26 7) Verheerlijken van de Vader: Joh.17:4 / 16:14 Er zijn een vijftigtal teksten waar in het N.T. de personen Vader - Zoon - Heilige Geest in één zinsverband genoemd worden. Vb.: Rom.5:1-5 / 8:9 / 8:14,17 / 14:17,18 / 15:15,16 / 15:30 / 1 Cor.2:10,12 / 6:11,20 / 12:3,4,6 / 2 Cor.1:21,22 / 3:3 / 13:13, enz... In enkele gevallen zijn volledige bijbelgedeelten trinitarisch opgesteld. 1st voorbeeld: - Rom.1:18 tot 3:20: Rechtspraak van God - Rom.3:21 tot 8:1: Rechtvaardiging door geloof in Christus - Rom.8:20-30: Leven in de Heilige Geest 2de voorbeeld: - Eph.1:3-6: Uitverkiezing door de Vader - Eph.1:7-12: Verlossing door de Zoon - Eph.1:13,14: Verzegeling van de Geest Wat dacht u van de ”genadegaven”, die gegeven zijn door ”dezelfde Geest, dezelfde Heer, dezelfde God” 1 Cor.12:4-6? Zonder Heilige Geest ben ik géén christen (1 Cor.6:19 / Eph.2:22 / 2 Tim.1:14). Wij zijn door Hem nieuwe schepselen geworden (Joh.3:3-8 / 2 Cor.5:17). Zonder Hem is er geen geestelijke groei (Eph.3:16,17), geen vrijheid (Rom.8:14-27), geen vrede (Rom.14:17 en geen hoop (Rom.15:13). Kan u ook nog eens het tweebijbelsysteem toepassen en volgende dingen vergelijken: - Jes.6:8-10 en Hand.28:25-27 - Ex.16:7 / 17:2-7 en Heb.3:7-9 - Deut.32:12 en Jes.63:14

Page 30: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

30

- Jer.31:31-34 en Heb.10:15-17 - Jes.48:12-16 en 2 Cor.5:19 Zo vinden we ook alle belangrijke godstitels gebruikt wanneer er over de Heilige Geest gesproken wordt. 1) YaHWeH: 2 Sam.23:2 / Ps.78:19-21,40,41 (vergelijk Jes.63:10) Ps.95:6-11 (vergelijk Heb.3:7- 11) Luc.1:68-70 (vergelijk Hand.1:16 / Heb.1:1 / 2 Pet.1:21). 2) Heer (Adhonai in O.T. en Kurios in N.T.) Jes.6:5,9 (vergelijk Hand.28:26,26 / 2 Cor.3:17,18 / 2 Thes.3:5). 3) God (Theos) Hand.5:3,4 / 1 Cor.3:16 (vergelijk 1 Cor.6:19,20). Nog een klein technisch detail. Niet iedere keer dat in de bijbel het woord ”pneuma” (geest) gebruikt wordt, wijst dit op de Heilige Geest. Soms gaat het alleen om de ”kracht” van de Heilige Geest. Dat is, Zijn werk onder de gelovigen. Zie ook de appendix op blz.35,36. Een voorbeeld: de discipelen worden gevuld (vervuld) van heilige geest (zonder lidwoord in het Grieks) door de Geest (met lidwoord in het Grieks) (Hand.2:4). Dat is o.a. het onderscheid dat Jeho-vah Getuigen vergeten te maken. Ze zeggen dat een persoon niet kan uitgestort worden volgens ’DE WACHTTOREN’, 15 sep., blz.16. Dat leren we niet, en doet geen enkele gelovige in de Drie-eenheid. We leren dat de Geest als persoon in de gelovigen woont en dat Hij zijn kracht, die ook ”geest” is ge-noemd vanwege zijn onzichtbaarheid, over de discipelen komt. Twee te onderscheiden begrippen mag men niet verwarren om iets te bewijzen dat niet bij de definities past van de termen. Daarom ook nog dit. De zonde tegen de Heilige Geest is door de dubbele lidwoorden in het Grieks ”to pneuma to hagion”, zonde tegen de persoon. Je kan trouwens niet zondigen tegen iets zoals electriciteit (Mat.12:32 / Marc.3:29 en Hand.5:3-5). Voor deze techniciteit zie o.a. Grammatica Blass Debrunner par. 257 en het artikel van C. van der Waal daarover in ’Wat staat er eigenlijk?’ (Oosterbaan en Le Cointre, 1971, blz.70-75). Alle teksten over de Geest als persoon en de geest als werking (giften enz) staan in de appendix 101 van ’The Companion Bible’ van E. Bullinger, uitgeverij Bagster, een theoloog uit de 19de/begin 20ste eeuw. Hetgeen hier volgt zijn de eenenvijftig passages (in wat men noemt de Textus Receptus) waar ”pneuma hagion” moet vertaald worden als ”heilige geest”: Mat.1:18,20 / 3:11 / Marc.1:8 / Luc.1:15,35,41,67 / 2:25 / 3:16 / 4:1 / 11:13 / Joh.1:33 / 20:22 / Hand.1:2,5 / 2:4 / 4:8,31 / 6:3,5 / 7:55 / 8:15,17,18 (hier is er verschil in de manuscripten), 19 / 9:17 / 10:38 / 11:16,24 / 13:9,52 / 19:2:2 / Rom.5:5 / 9:1 / 14:17 / 15:13,16 / 6:19 / 12:3 / 2 Cor.6:6 / 1 Thes.1:5,6 / 2 Tim.1:14 / Tit.3:5 / Heb.2:4 / 6:4 / 1 Pet.1:12 / 2 Pet.1:21 / Judas 20. In onze bijbelvertalingen is het verschil niet steeds merkbaar. Maar gelukkig heeft de N.B.G. dit wel trachten aan te geven. Waar er ”pneuma hagion” (de kracht) staat geeft men: ”heilige Geest” in vertaling. En als er ”to pneuma to hagion” (de persoon) staat is de vertaling: ”Heilige Geest”. U let op de hoodfletters en u kan het verschil zonder probleem meestal zelf inzien.

5.4 NOG ENKELE BIJBELTEKSTEN TER VERGELIJKING We hebben dus vanuit de schrift niet het recht om te zeggen wat Jehovah’s Getuigen beweren in ’DE WACHTTOREN’ van 15 nov. 1997, blz.15 (par.15): ”Het is voortreffelijk dat wij de leerstelling van de Drieëenheid hebben verworpen en geloven dat er één ware God is.” Integendeel, zetten we de eigenschappen van zowel Vader, Zoon als Heilige Geest op een grafiek dan blijkt dat ze éénzelfde zaken doen. De tweede en derde tabel geeft weer dat de verlossing in Jezus in vele beelden reeds was ingesloten, zoals dat ook reeds was bij Zijn verschijning aan het volk als de ”Engel des Heren”. De laatste tabel geeft enkele verwijzingen van hetgeen over YaHWeh werd gezegd in de Psalmen en zijn vervulling heeft in het werk en persoon van Jezus. Zoals Thomas moeten we belijden dat de opgestane Jezus: ”MIJN HEER EN MIJN GOD” is (Joh.20:28). Van MIJ persoonlijk want Hij heeft MIJN zonden uitgedelgd en vergeven. Het huis van allen die zich keren tegen de Drie-eenheid is op zand gebouwd en zal uiteindelijk ineenstorten, nu, of tijdens het laatste oordeel. Geloof: in de Vader 1 Pet.1:21 Zoon Gal.3:26 / Eph.1:15 / 3:12

Page 31: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

31

Geest 1 Cor.12:9 Gerechtigheid: in de Vader 2 Thes.1:5,6 / 2 Pet.1:1 / Eph.4:24 Zoon 2 Cor.5:21 Geest Rom.4:17 Gerechtvaardigd: in de Vader Rom.3:30 Zoon Gal.2:17 Geest 1 Cor.6:11 Zijn (of bestaan): in de Vader Rom.6:10,11 / 1 Pet.4:6 Zoon 1 Cor.1:30 / Rom.8:1 / 16:11 Geest Rom.8:9 Vasthouden: in de Vader Rom.14:4 Zoon Phil.4:1 / Gal.5:1 Geest Phil.1:27 Liefde: in de Vader 1 Joh.4:12 Zoon Rom.8:39 / Gal.5:6 / 1 Cor.16:24 Geest Col.1:8 Vrede: in de Vader Rom.5:1 Zoon Phil.4:7 Geest Hand.1:16 Geheiligd: in de Vader Judas 1 Zoon 1 Cor.1:2 Geest Rom.15:16 Verzegeld: in de Vader Joh.6:27 / Opb.7:3 Zoon Eph.1:13 Geest Eph.4:30 Besneden: in de Vader Rom.2:28,29 Zoon Col.2:11 Geest Rom.2:29 Getuigen: in de Vader 1 Thes.2:10 Zoon Eph.4:17 Geest Hand.10:44-46 / 15:8 Spreken: in de Vader 1 Thes.2:2 / 1 Cor.2:7 / 2 Cor.2:17 Zoon 2 Cor.2:17 / 12:19 Geest 1 Cor.12:3 Volheid: in de Vader Eph.3:19 Zoon Col.2:10 Geest Eph.5:18

Page 32: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

32

Lijst van enkele symbolische voorstellingen van Jezus Alpha en Omega: Opb.1:11 Licht: Joh.1:9 Anker: Heb.6:19 Morgenster: Opb.22:16 Arend: Ex.19:4 / Opb.4:7 Rots: Mat.16:18 Brood: Joh.6:31-35 Rots der ergernis: 1 Pet.2:8 Dagster: 2 Pet.1:19 Slang: Joh.3:14 Deur: Joh.10:7,9 Steen, afgekeurde: Mat.21:42 / Hand.4:11 Eersteling: 1 Cor.15:20 Steen des aanstoots: 1 Pet.2:7 Hen: Mat.23:37 Steen die verbrijzeld: Dan.2:34 Hoeksteen: 1 Pet.2:6 Tempel: Joh.2:19 Lam: Joh.1:29,36 Wijnstok: Joh.15:1 Lamp: Joh.1:29 / Opb.5:6 Worm: Ps.22:6 Leeuw: Ezech.1:10 / Opb.4:7 / 5: 5 Wortel: Jes.11:1 / Opb.5:5 / 22:16 Levende steen: 1 Pet.2:4 Zon: Opb.22:5 Lijst van enkele voorafbeeldingen (personen) van Jezus Adam: 1 Cor.15:45-49 Jozef: Hand.7:9-13 Aäron: Ex.28:1 / Heb.5:4,5 Melchisedek: Heb.7:1-21 David: Mat.1:1 / Luc.1:32 Mozes: Heb.3:26 / Hand.3:22 Isaak: Gen.22:2-18 / Gal.3:16 / 4:28 Salomo: Mat.12:42 Tekst over YaHWeH in het O.T. = verwijzing naar Christus in het N.T. Ps.9:8 = Hand.17:31 = Rechter Ps.34:8 = 1 Pet.2:3 = Goedertieren Ps.45:6 = Heb.1:8 = God Ps.62:13 = Mat.16:27 = Vergelder Ps.74:2 = 1 Pet.1:19 = Verlosser Ps.96:13 = Hand.17:31 = Rechter Ps.97:7 = Heb.1:6 = Aangebedene Ps.98:9 = Hand.17:31 = Rechter Ps.102:25-27 = Heb.1:10-12 = Schepper Ps.104:4 = Heb.1:7 = Heer van de engelen

HYMNE AAN GOD van Gregorius van Nazianze (4de eeuw). O Gij-boven-alles, hoe U noemen met een andere naam? Welke hymne kan U bezingen? Geen enkel woord drukt U uit. Welke geest kan U bevatten? Geen enkel verstand begrijpt u. Alleen Gij zijt onuitsprekelijk; al wat wordt gezegd, gaat van U uit. Alleen Gij zijt onkenbaar; al wat wordt gedacht, gaat van U uit.

Page 33: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

33

Alle schepselen brengen U hulde, die spreken en die stom zijn. Alle wezens brengen U eerbetuiging, die denken en die niet denken. Het verlangen van iedereen, de verzuchting van allen, reikhalst naar U. Al wat bestaat bidt tot U en naar U laat elk wezen, dat Uw heelal weet te lezen, een stille hymne opstijgen. Al wat blijft, blijft alleen in U. De beweging van het heelal breekt op U. Van alle wezens zijt Gij het doel, Gij zijt enig. Gij zijt iedereen, en Gij zijt niemand. Gij zijt niet een deel, Gij zijt niet het geheel. Gij bezit alle namen, hoe zal ik U noemen? Gij, de enige, die men niet noemen kan. Welke hemelse geest zal de wolken kunnen doordringen die de hemel zelf bedekken? Heb medelijden, O Gij-boven-alles; hoe U noemen met een andere naam? ********* APPENDIX: OVER HET GEBRUIK VAN DE TERM ”GEEST” IN DE BIJBEL 1) God als persoon. Joh.4:24 / Jes.31:3 / 40:13. God heeft (is!) ook geest, afgoden zijn het niet Jer.10:14 / 51:17. 2) Christus als persoon. 1 Cor.15:45 / 1 Cor.6:17 / 2 Cor.3:17,18. De grootste fout die men maakt, zoals Jehovah's Getuigen, is zeggen: Christus is thans slechts geest. Het is uit de schrift te bepalen dat de opge- stane Jezus vanaf de verrijzenis ook nog mens is gebleven. Paulus leert duidelijk dat de opstan- ding uit de doden door ”een mens” is (1 Cor.15:21 / Hand.17:31). En wellicht moeten we ook meer nadruk leggen op ”de Geest van Christus” die werkzaam is in de profeten van het O.T. (1 Pet.1:11). Maar het is toch weer ook ”de Geest” (zie n°3 hieronder). Christus en de Geest zijn soms voor ons niet te scheiden 2 Pet.1:21 / 1 Cor.12:7. 3) De Heilige Geest als persoon. Hier gebruikt het N.T. twee belangrijke, te onderscheiden, uitdrukkingen. De eerste ”to pneuma hagion” waar alleen een lidwoord voor Geest staat. ”Hagion” = Grieks woord voor ”heilig.” Zo o.a. Mat. 28:19 / Luc.12:10,12 / Hand.9:31 / 10:45 / 15:28 / 16:6. De tweede gebruikt tweemaal een lidwoord: dus ”to pneuma to hagion.” In letterlijke vertaling: ”de Geest, de Heilige.” Zo o.a. Mat.12:32 / Hand.1:16 / 5:3,32 / 7:51 /13:2,4 / 15:8 / 28:25. De N.B.G. heeft deze Griekse uitdrukkingen weergegeven voor het eerste als ”de heilige Geest” en voor de dubbele lidwoorden tweemaal hoofdletter als ”de Heilige Geest.” Dus ”Heilige” met hoofdletter. In het N.T. vinden we ook nog tientallen malen gewoon ”Geest” zonder adjectief, met of zonder lidwoord. Zo o.a. Rom.14:18 / 1 Cor.2:10 / 6:11 / 14:2 / 2 Cor.5:5 / 2 Thes.2:13. Het gaat dan altijd om de ”Geest” die in de ”Ik”-vorm spreekt en dus een persoon is. Dat is duidelijk in Hand.10:20,21 / 13:2 en het slot van de brieven aan de zeven gemeenten uit het boek

Page 34: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

34

Openbaring. Wie gezondigd heeft tegen ”de Geest, de Heilige” kan géén vergeving ontvangen want dat is een eeuwige zonde (Mat.12:31,32 en Marc.3:28-30). In het O.T. vinden we slechts zevenmaal de uitdrukking ”Heilige Geest” (Jes.63:10,11). En YaHWeH is te onderscheiden van de Heilige Geest in o.a. Jes.48:17. In de Griekse Septuaginta wordt ”to pneuma to hagion” slechts tweemaal gebruikt. In alle andere gevallen staat er meestal ”de Geest van God”. De Vader, Zoon en Heilige Geest woont in de gelovige Joh.14:17 en 23. 4) De werkingen van de Heilige Geest. Er zijn 50 (of 51 naargelang de manuscripten) van dergelijke teksten in het N.T. o.a. Mat.1:18,20 / 3:11 / Hand.1:2,5 / 2:4 / 4:8,31. Al deze teksten spreken over de kracht van de Heilige Geest, dus niet over de persoon, maar de werking ervan. Dit zijn de teksten waar het N.T. ”pneuma hagion” gebruikt; dus zonder lidwoorden voor één van beide begrippen in de Griekse taal. De N.B.G. heeft hier meestal als vertaling ”de heilige Geest” (1 x hoofdletter) maar ook soms ”de Heilige Geest” (2 maal hoofdletter) in vb. Luc.1:15,35,41,67. Echt uitsluitsel van wat we bedoelen kan dan slechts met de Griekse tekst in de hand. Voor het O.T. zie Ex.31:3 / Num. 27:18 / Richt.14:6 / 15:14 / 1 Sam.19:20 / Micha 3:8. De adem van de Almachtige zegt Job 33:4. (Zie ook slotparagraaf van blz.31.) 5) De kracht die mens en dier levend maakt. Ps.31:6 / Job 14:10 / 34:15 / Marc.15:39. Het is de geest van God en zal tot God terugkeren. Pred.12:7. 6) De nieuwe natuur van de gelovige mens. Rom.1:9 / 1 Cor.2:11 / 1 Sam.10:6 / Eph.3:16 / Ps.51:12. Maar de geest van de zondige mens moet gereinigd en geheiligd worden 1 Cor.7:34 / 2 Cor.7:1. De gelovige leeft dan ”in de geest” Rom.8:9,10. Daarom heeft hij ook strijd met zijn vlees Gal.5:17 / Rom.8:2. En zal zijn begeerten niet meer gehoorzamen (Rom.6:12). Door deze wordt het denken vernieuwd (Rom.12:2). Door de Geest is de gelovige begonnen aan een verjongingskuur (Eph.4:23). We worden ”vernieuwd” naar kennis en begrip Col.3:10. God is ”de Vader der geesten” (Heb.12:9) ook van deze nieuwe schepping. Natuurlijke mensen, t.t.z. wie niet bekeerd zijn, hebben deze Geest niet (1 Cor.2:14 / Jac. 3:15 / Judas 19). Wij dienen God in onze geest Rom.1:9. 7) Engelen. Hand.23:9 / Heb.1:7 / Ps.104:4. Verblijven met God in de hemel Opb.5:11 / Heb.12:22. In O.T. vb.1 Kon.22:21. Hebben evenals demonen géén lichaam van vlees en beenderen (Luc.24:39). God heeft hen bij hun schepping een ”geest” gegeven Ps.33:6. Ze hebben dus ”geest” en zijn zelf lichamelijk ”geesten”(onzichtbare personen). Ze zijn ”dienende geesten” zegt Heb.1:14 en ze hadden een aandeel in het doorgeven van de wet van Mozes aan Israël volgens Hand.7:53 / Gal.3:19 / Heb.3:19. 8) Demonen zijn onreine geesten (Marc.1:23 / 5:2,8) of boze geesten (Hand.19:16). Deze beide uitdrukkingen vinden we vooral in de evangelieën. In O.T. vb. Job 1:6 / 4:15. Enkelen zitten nu reeds in verzekerde bewaring tot de dag van het oordeel 2 Pet.2:4 / Jud.6. 9) Geestesgesteldheid (goed of slecht) geest van leugen 1 Kon.22:22. geest van zachtmoedigheid 1 Cor.4:21. geest van bedwelming Jes.19:14. geest van wijsheid Eph.1:17. geest van hoererij Hos.4:12. geest van zoonschap Rom.8:15 en 11:15. geest van onreinheid Zach.13:2. geest der dwaling 1 Joh.4:6. 10) Geestesvervoeringen. Een profeet of gelovige die in visionaire toestand komt, daarover zegt de schrift letterlijk

Page 35: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

35

dat hij ”in de geest” is. Zie o.a. Opb.1:10 / 4:2 / 17:3 voor de apostel Johannes en 1 Cor.14:14 / 2 Cor.12:2 voor Paulus. Maar dat kan men ook al vinden in het O.T. bij Zach.12:1. En de profeten aldaar voorzeggen een uitbarsting van Gods Heilige Geest wanneer de Messias komt (Jer.31:31-34 / Ezech.36:26-29 / Joël 2:28-34 / Hand.2:16-21). De verhalen met betrekking tot de geboorte van de Messias maken dit ook duidelijk. Sinds Ezra en Nehemia was Gods Geest niet meer werkzaam geweest in de profeten. Enkele apocriefe boeken wijzen hierop (1 Macc.4:46 / 14:41). Vanaf Pinksteren is de Heilige Geest in volle werking, in de gemeente en in elke gelovige afzonderlijk. De Almachtige is soeverein over deze geest. Hij geeft hem en neemt hem geheel of gedeeltelijk terug om aan anderen te geven. Zie als voorbeeld; Num.11:17,25 / 2 Kon.2:9 / Ezech.2:2 / 3:24. 11) Als synechdoche voor de gehele mens (een deel is de voorstelling van het geheel). Luc.1:47 / 1 Joh.4:1-3 (Mijn geest = ik). Ps.77:3,6 / 106:33 / Dan.2:1,3. Zo worden vele dingen die aan de geest toegeschreven worden ook gezegd van de ziel t.t.z. de mens. Men is bedroefd van geest of ziel (Jes.54:6 / 1 Sam.1:10). De geest heeft kennis = de ziel heeft kennis (Ps.77:7 / Ps.139:14). De geest sterft = de ziel sterft = de mens sterft (Ps.31:6 / Gen.35:18). De lange uitweiding die we maken bij n°3 is te lezen in het licht van de oppervlakkige opmerkingen van de Wachttoren over de Heilige Geest in o.a. ’Inzicht in de Schrift’, deel 1, 1995, p.734-736. Epiloog Begin van de jaren 90 gaven we in Aalst, onze toenmalige gemeente, enkele Bijbelstudies over de Drie-eenheid. Een bewerkte uitgave daarvan verscheen toen in een cahier van het Manderloosfonds een niet meer actieve vereniging. En dit is de derde en grotendeels aangevulde versie. Reden ertoe is dat onze Kerk (de V.P.K.B.) in theologische verwarring is gebracht door openbare uitspraken van enkele voorgangers. Sommigen beweren op televisie, op de laatste Synodevergadering van 24 november 2000 en op predikantenvergaderingen dat Jezus géén God mag genoemd worden. Schokkend maar waar. En je kon het ook zien aankomen. De Synodevoorzitter zei op de Synodale Vergadering van 1995 o.a. dit naar aanleiding van het verschijnen van een boek (De Bijbel: een twistappel): ” Zes exegeten werken hun standpunt uit over eenzelfde bijbeltekst, waardoor men tot een verzameling van een historsich-kritische, een fundamentalistische, een materialistische en een psychologische uitleg van de tekst komt. Door deze verschillende standpunten komen de diverse aspecten van eenzelfde bijbeltekst aan bod. Soms vult de ene uitleg de andere aan, soms staan ze als twee polen tegenover elkaar. Hetgeen echter duidelijk wordt, is de uitzonderlijke rijkdom van een bijbeltekst. Wanneer we kunnen tonen dat we in staat zijn om andere standpunten te aanvaarden zonder daarbij een oordeel uit te spreken, die de ander afbreekt, wanneer we meer waarde zouden hechten aan hetgeen mensen bij elkaar brengt, aan hetgeen opbouwend werkt in plaats van aan onze scherpe standpunten die kwetsend en afstotend werken, op dat moment kunnen we elkaar beginnen aanvullen, waardoor onze visies verrijkt worden” (INFO, n°11 november 1995, blz.3). We zijn het niet eens met zo een visie. Alsof God iets tezelfdertijd wit en zwart noemt! Om ons gelovigen in verwarring te brengen! Men doet alsof Gods Woord Zijn Woord niet meer is, maar het woord van mensen dat men interpreteert zoals men een roman zou analyseren. Trouwens daar gaat men nooit uit van zoveel mogelijke uitleggingen. Artikel één van onze Constitutie en Kerkorde is aangerand en verkracht. Je hoeft niet meer volgens de Schriften te geloven te denken en te handelen. Je eigen opvatting en uitleg is genoeg om lid van de Kerk te zijn. We bidden dat dit schrijven nog een en ander in rechte banen kan leiden.

Zeer beknopte bibliografie Bakhuizen J.N., van den Brink en J. Lindeboom, Handboek der kerkgeschiedenis, Daamens uitgevermaatschappij, 3de druk 1946, 2 delen. Bornkamm G., Jesus of Nazareth, Harper, 1960. Boularand E., L’Héresie d’Arius et la foi de Nicée, Letouzay et Ané, 1972. Onmisbaar. Bourgeois D., La sagesse des anciens dans la mystère du verbe, Téqui, 1981. Edersheim A., The life and times of Jesus the Messiah, permanent in herdruk door Eerdmans,

Page 36: DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

DE DRIE-EENHEID, heidens gezwets of een reëel Bijbels gegeven?

36

eendelige uitgave van 1971, is een belangrijk boek over het leven van Christus ondanks zijn ouderdom. Hanson R.P.C., The Search for the Christian Doctrine of God: the Arian Controversy, 318-381 AD, T & T Clark, 1988. Prijzig boek maar waar voor zijn geld. Grillmeier A. en Bacht H., Das Konzil von Chalcedon, 3 delen, Echter Verlag, 1953. Korff F.W.A., Christologie, de leer van het komen Gods, G.F. Callenbach N.V., 1940/ 41 (2 delen). Lebreton J., Histoire du dogme de la Trinité, 2 delen, Beachesne, 8st druk 1928/1929. Leupp R.T., Knowing the name of God, Inter Varsity Press, 1996. Marsh T., The triune God: A biblical, historical and theological study, Twenty Third Publ., 1994. Oosterhof B.J., Israëlitische Persoonsnamen, serie Exegetica Uitg.Van Keulen, 1953. Dit is het be- langrijkste werk dat we kennen tegen een bepaalde opvatting van Jehovah Getuigen. Ze beweren namelijk dat er aan de hand van de persoonsnamen in het Hebreeuws kan nagegaan worden dat de naam van God als Jehovah moet uitgesproken worden. Maar ze vergeten dan dat ze zelf hebben toegegeven dat die uitspraak er slechts gekomen is door de beredenering van een zekere Raimun- dus Martini, een tot het Katholieke geloof bekeerde Jood uit de 13de eeuw, die tot die conclusie komt in zijn boek ’Pugio Fidei’ (‘DE WACHTTOREN’, 1 mei 1980, blz.11). Deze had de klinkers van ”adhonai” (Heer) tussen de medeklinkers van het tetragrammaton geplaatst en kwam tot de uitspraak ”Yohoua” later ”Jahowah” en aangepast als ”Jehovah”. Vergelijk bij dit alles ook nog van Motyer H., The Revelation of the divine name, The Tyndale Press, reprint 1970. Rahner, K., artikel ”Triniteit” en ” Triniteitstheologie” in Sacramentum Mundi, deel 12, p.74-100, Paul Brand, 1971. Een voorbeeld van moderne (gematigde) opvattingen over de Drie-eenheid. Schwobel C. edit., Trinitarian theology Today: Essays on Devine being and art, T&T Clark, 1995. Thompson J., Modern trinitarian perspectives, Oxford University Press, 1994. Toon P., Our triune God: a biblical portrayel of the Trinity, Victor Books/Bridgepoint, 1996. Torrance T.F., The trinitarian faith: the evangelical theology of the ancient Catholic Church, T&T Clark, 1993. Torrance T.F., Trinitarian Perspectives, toward doctrinal agreement, T&T Clark, 1994. Wentsel B., God en mens verzoend, deel 3a van een dogmatiek, Kok, 1987.