STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische...

15
STAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische Rijk TOETS 324 BRON I Enkele artikelen uit het 'Capitulare de Villis'. "Art. 23 Onze rentmeesters moeten op elk domein beschikken over koestallen, varkensstallen, schapenstallen en stallen voor geiten en bokken. Zij moeten er zoveel mogelijk hebben en zorgen dat zij nooit zonder zijn. Art. 42 Elk domein moet beschikken over een voldoende hoeveelheid dekens, kussens, hoofdkussens, beddenlakens, tapijten voor tafels en banken, vazen en bekers uit tin, lood, ijzer en hout; haardijzers, kettingen, ketelhaken, beitels, bijlen, te weten houthakkersbijlen, zwikboren, houtsnijmessen en alle andere soorten gereedschap opdat het aldus niet nodig is elders te zoeken of te kopen. Art. 43 Zij moeten aan onze vrouwenverblijven, zoals is vastgelegd, op tijd en stond werkmateriaal verschaffen, d.w.z. vlas, wol, wede, vermiljoen, meekrap, wolkammen, kaarden, zeep, olie, potjes of andere voor het werk noodzakelijke kleinigheden. Art. 45 Elke rentmeester moet in zijn district beschikken over goede arbeidskrachten, te weten: ijzersmeden, goud- en zilversmeden, schoenlappers, draaiers, timmerlieden, schildenmakers, vissers, vogelvangers, zeepmakers, mannen die bier, cider en perenwijn en alle andere soorten dranken kunnen maken; bakkers die ons gebak maken; nettenmakers zowel voor de jacht als voor de vis- en vogelvangst en alle andere ambachtslui, te veel om op te sommen." BRON II Fragmenten uit vijf verschillende Karolingische rechtsregels. "(…) op voorwaarde dat elke kleine hoeve ieder jaar een s chelling, dit is 12 penningen, aan de kerk of aan het klooster afstaat." "Indien men dat zilverstuk zal betalen dan zal men voor één schelling 12 penningen geven, zoals het van oudsher is vastgesteld." "In zilver maken 12 penningen één schelling." "(…) 30 ponden zilvergeld, dat wil zeggen een bedrag van 600 schellingen van het zuiverste zilver." "Zoals het van oudsher de gewoonte was, wordt voor het aflossen van alle schulden voor 12 penningen één schelling gerekend." BRON III Agobard, aartsbisschop van Lyon (816-840) over de eenheid van het Frankenrijk: "In Christus zijn geen Joden of heidenen, geen barbaren of Scythen, geen Aquitaniërs of Longobarden of Bourgondiërs of Alemannen. Als God geleden heeft, opdat de muur van afscheiding en vijandschap zou worden opgeruimd en allen verzoend zouden worden in Zijn Lichaam, is dan de ongelofelijke verscheidenheid van wetten, die niet alleen in iedere streek en stad maar zelfs in hetzelfde huis en bijna aan dezelfde tafel heerst, niet in strijd met dit goddelijke werk van eenheid?" 1 Leg uit dat de opkomst van het domein voortvloeide uit de ondergang van het Romeinse Rijk. 2 Toon aan de hand van fragmenten uit bron I aan dat het domein autarkisch was. 3 Agobard van Lyon (III) heeft een belangrijke rol gespeeld bij de pogingen het werk van Karel de Grote, van het Frankische Rijk een eenheid te maken, te behouden. Waarom kun je stellen dat bijvoorbeeld de capitulariën (I) deze eenheid bevorderd hebben? 4 Leg uit dat uit bron II blijkt dat de Karolingers ijverig bezig waren één muntstelsel door te voeren. 5 Karel de Grote heeft op allerlei terreinen geprobeerd de eenheid van zijn rijk te vergroten. Leg uit dat daarbij op bestuurlijk gebied een belangrijke rol is gespeeld door de zendgraven. 6 Waarom kun je stellen dat de kloosters een bijdrage hebben geleverd aan de eenheid van het rijk van Karel de Grote op cultureel gebied? 7 Met welk argument verdedigde Agobard van Lyon (III) de eenheid van het Frankische Rijk? Verwijs in je antwoord naar de tekst van de bron. 8 Leg uit dat na de dood van Karel de Grote de toepassing van de Salische wet inzake de troonopvolging botste met de belangen van de Kerk.

Transcript of STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische...

Page 1: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Frankische Rijk

Domein

Eenheid Frankische Rijk

TOETS

324

BRON I

Enkele artikelen uit het 'Capitulare de Villis'.

"Art. 23 Onze rentmeesters moeten op elk domein beschikken over

koestallen, varkensstallen, schapenstallen en stallen voor geiten en bokken.

Zij moeten er zoveel mogelijk hebben en zorgen dat zij nooit zonder zijn.

Art. 42 Elk domein moet beschikken over een voldoende

hoeveelheid dekens, kussens, hoofdkussens, beddenlakens, tapijten voor

tafels en banken, vazen en bekers uit tin, lood, ijzer en hout; haardijzers,

kettingen, ketelhaken, beitels, bijlen, te weten houthakkersbijlen, zwikboren,

houtsnijmessen en alle andere soorten gereedschap opdat het aldus niet nodig

is elders te zoeken of te kopen.

Art. 43 Zij moeten aan onze vrouwenverblijven, zoals is

vastgelegd, op tijd en stond werkmateriaal verschaffen, d.w.z. vlas, wol,

wede, vermiljoen, meekrap, wolkammen, kaarden, zeep, olie, potjes of andere

voor het werk noodzakelijke kleinigheden.

Art. 45 Elke rentmeester moet in zijn district beschikken over

goede arbeidskrachten, te weten: ijzersmeden, goud- en zilversmeden,

schoenlappers, draaiers, timmerlieden, schildenmakers, vissers, vogelvangers,

zeepmakers, mannen die bier, cider en perenwijn en alle andere soorten

dranken kunnen maken; bakkers die ons gebak maken; nettenmakers zowel

voor de jacht als voor de vis- en vogelvangst en alle andere ambachtslui, te

veel om op te sommen."

BRON II

Fragmenten uit vijf verschillende Karolingische rechtsregels.

"(…) op voorwaarde dat elke kleine hoeve ieder jaar een schelling, dit is 12

penningen, aan de kerk of aan het klooster afstaat."

"Indien men dat zilverstuk zal betalen dan zal men voor één schelling 12

penningen geven, zoals het van oudsher is vastgesteld."

"In zilver maken 12 penningen één schelling."

"(…) 30 ponden zilvergeld, dat wil zeggen een bedrag van 600 schellingen

van het zuiverste zilver."

"Zoals het van oudsher de gewoonte was, wordt voor het aflossen van alle

schulden voor 12 penningen één schelling gerekend."

BRON III

Agobard, aartsbisschop van Lyon (816-840) over de eenheid van het

Frankenrijk:

"In Christus zijn geen Joden of heidenen, geen barbaren of Scythen, geen

Aquitaniërs of Longobarden of Bourgondiërs of Alemannen. Als God

geleden heeft, opdat de muur van afscheiding en vijandschap zou worden

opgeruimd en allen verzoend zouden worden in Zijn Lichaam, is dan de

ongelofelijke verscheidenheid van wetten, die niet alleen in iedere streek en

stad maar zelfs in hetzelfde huis en bijna aan dezelfde tafel heerst, niet in

strijd met dit goddelijke werk van eenheid?"

1 Leg uit dat de opkomst van het

domein voortvloeide uit de

ondergang van het Romeinse

Rijk.

2 Toon aan de hand van fragmenten

uit bron I aan dat het domein

autarkisch was.

3 Agobard van Lyon (III) heeft een

belangrijke rol gespeeld bij de

pogingen het werk van Karel de

Grote, van het Frankische Rijk

een eenheid te maken, te

behouden. Waarom kun je stellen

dat bijvoorbeeld de capitulariën

(I) deze eenheid bevorderd

hebben?

4 Leg uit dat uit bron II blijkt dat de

Karolingers ijverig bezig waren

één muntstelsel door te voeren.

5 Karel de Grote heeft op allerlei

terreinen geprobeerd de eenheid

van zijn rijk te vergroten. Leg uit

dat daarbij op bestuurlijk gebied

een belangrijke rol is gespeeld

door de zendgraven.

6 Waarom kun je stellen dat de

kloosters een bijdrage hebben

geleverd aan de eenheid van het

rijk van Karel de Grote op

cultureel gebied?

7 Met welk argument verdedigde

Agobard van Lyon (III) de

eenheid van het Frankische Rijk?

Verwijs in je antwoord naar de

tekst van de bron.

8 Leg uit dat na de dood van Karel

de Grote de toepassing van de

Salische wet inzake de

troonopvolging botste met de

belangen van de Kerk.

Page 2: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Feodalisme

Rol parlement

TOETS

533

BRON

Bevelschrift van koning Edward II van Engeland met betrekking tot een onkostenvergoeding voor Walter de

Thorne, die in 1318 als vertegenwoordiger van het graafschap Kent deelnam aan de vergadering van het

Parlement. Omdat Edward zijn aandacht vooral richtte op de strijd tegen de Schotten kwam het Parlement niet in

Londen (Westminster) bijeen, maar in York. Een 'sheriff' was in opdracht van de koning belast met het bestuur van

een graafschap, met 'community' wordt de gemeenschap van mensen bedoeld, van wie De Thorne

vertegenwoordiger was.

"Edward, bij de gratie Gods koning van Engeland, heer van Ierland en hertog van Aquitanië, aan de sheriff van

Kent, gegroet. Wij dragen u op, zoals wij u al eerder opgedragen hebben, om van de community van genoemd

graafschap (…) de redelijke onkosten in te zamelen voor onze geliefde en trouwe Walter de Thorne, ridder, die

onlangs op ons bevel als vertegenwoordiger van de community naar ons Parlement in York kwam (…) om met ons

te beraadslagen over verschillende zaken die ons en de toestand van ons koninkrijk aangaan, voor zijn komst naar

ons in ons voornoemd Parlement, daar vervolgens vierentwintig dagen blijvend, hetgeen neerkomt op 4 shilling per

dag (…) Door mijzelf getekend te Westminster op de achtste dag van november in het veertiende jaar van onze

regering."

1 Welke kenmerken van het leenstelsel kun je in de bron nog enigszins herkennen? Citeer bij elk kenmerk

uit de bron.

2 Hoe komt uit de bron naar voren dat Walter de Thorne als lid van het Parlement geacht werd uit naam van

het hele graafschap Kent te spreken?

3 Hoe komt anderzijds uit de bron naar voren dat Walter de Thorne als lid van het Parlement de

ontwikkeling van Engeland tot een nationale staat bevorderde?

Page 3: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Relatie koning – standen

Nationaal gevoel

TOETS

85

BRON

Op 27 september 1312 sloot hertog Jan II van Brabant (1275-1312) met de standen (adel en burgers) de Keur van

Kortenberg. Onderstaande tekst is een bewerking van de tekst van deze keur in modern Nederlands.

"Wij hertog Jan II van Brabant, gaan akkoord

1) om geen andere beden of belastingen te vragen dan die welke bekend zijn als de drie feodale gevallen (bij het

ridderschap van mijn zoon, bij het huwelijk van mijn dochter en bij mijn gevangenneming); de belastingen zullen

redelijk zijn;

2) om een eerlijke rechtspraak te geven aan rijk en arm;

3) om de vrijheden van onze goede steden te erkennen;

4) om een Raad op te richten die zal bestaan uit:

• 4 ridders of edellieden;

• 10 afgevaardigden van de 5 steden verdeeld als volgt:

- 3 van Leuven;

- 3 van Brussel;

- 1 van Antwerpen;

- 1 van ’s Hertogenbosch;

- 1 van Tienen;

- 1 van Zoutleeuw;

5) om die Raad te laten vergaderen te Kortenberg in de abdij. Dit zal gebeuren om de drie weken om na te gaan of

de financiële, rechterlijke en stedelijke voorrechten nageleefd werden;

6) om in de toekomst verbeteringen aan te brengen aan het beheer van het land via de Raad;

7) om bij overlijden van de leden van de Raad van Kortenberg nieuwe leden aan te duiden;

8) dat de leden van de Raad de eed afleggen op het Heilig Evangelie en dat ze het algemeen welzijn zullen

nastreven;

9) dat het volk het weerstandsrecht heeft wanneer de hertog of zijn nakomelingen weigeren de Keur van

Kortenberg na te leven."

1 Leg met drie voorbeelden uit de bron uit wat de Keur van Kortenberg voor de macht van Jan II en zijn

opvolgers betekende.

2 Waardoor zal de Keur van Kortenberg het nationale gevoel van de inwoners van het hertogdom Brabant

vergroot hebben? Ontleen aan de bron een citaat om je antwoord te ondersteunen.

Page 4: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Bourgondië

Blijde Inkomst

Groot Privilege

Karel V

TOETS

340

BRON I

Enkele bepalingen uit de 'Blijde Inkomst', die hertogin Johanna van

Brabant en haar echtgenoot Wenceslas in 1356 zwoeren.

"Wij beloven dat wij voortaan niemand in onze gezworen raad

zullen opnemen, tenzij goede lieden binnen ons land van Brabant,

geboren uit een wettig huwelijk, in ons land van Brabant wonend en

bemiddeld (...) Wij beloven dat wij geen munt zullen doen slaan,

tenzij bij besluit van ons gemene land en dat men nimmermeer die

munt lichter zal maken aan gewicht zonder toestemming van ons

gemeen land (...)

Verder hebben wij al onze goede lieden, steden, vrijheden, kloosters

en al onze genoemde landen, gezworen, bevestigd en bekrachtigd

voor ons, voor onze erfgenamen en voor onze nakomelingen, hun

vrijheden, charters, privilegiën, costuymen, gebruiken en

voorrechten die zij hebben, eeuwig vast en gestadig te houden

zonder inbreuk er op te maken, zonder iets er tegen te doen of te

laten doen op welke wijze ook."

BRON II

Fragment uit het Groot Privilege van Maria van Bourgondië, 1477.

"Indien wij of onze erfgenamen en opvolgers of een van onze Raden

bevelen, geboden of verboden zouden uitvaardigen die direct of

indirect in strijd zouden zijn met de algemene of particuliere

privileges van onze gewesten, dan zullen die bevelen, geboden of

verboden geen kracht hebben maar zullen ongeldig zijn en hen die

daardoor in hun rechten tekort gedaan worden niet verplichten noch

verbinden."

BRON III

Karel V kondigt zijn aftreden aan, Brussel 1555.

"Ik voel me heden ten dage zo uitgeput dat ik U niet zou kunnen

helpen, zoals U zelf ziet. In mijn huidige toestand van

neerslachtigheid en zwakte zou ik tegenover God en de mensen

ernstig rekenschap moeten afleggen indien ik geen afstand zou doen

van mijn gezag, zoals ik besloten heb te doen, nu mijn zoon, Koning

Philips, oud genoeg is om U te kunnen regeren; en hij zal, naar ik

hoop, een goed vorst zijn over al mijn geliefde onderdanen.

Welnu, ik ben vastbesloten om naar Spanje terug te keren en om aan

mijn zoon Philips het bezit van al mijn Belgische gewesten te laten. Ik

beveel mijn zoon bijzonder bij U aan en ik verzoek U om, te mijner

gedachtenis, hem de liefde te betuigen die U mij altijd toegedragen

hebt; bovendien vraag ik U onder U zelf dezelfde genegenheid en

harmonie te bewaren. Weest rechtvaardig en vurig in de

gehoorzaamheid aan de wetten, betoont respect voor alles wat respect

verdient en weigert niet aan het gezag de steun te verlenen die het

nodig heeft."

1 De 'Blijde Inkomst' (I) geldt als een goed

voorbeeld hoe op het eind van de

Middeleeuwen de verhouding tussen de

vorst en zijn land geregeld werd. Leg nu

aan de hand van de bepalingen in bron I uit

hoe deze verhouding precies geregeld was.

Betrek alle drie genoemde artikelen in je

antwoord.

2 Johanna verkeerde bij haar intrede in 1356

in grote financiële moeilijkheden;

bovendien wenste zij een huwelijk met een

vreemde vorst, Wenceslas van Luxemburg.

Hoe moet je tegen deze achtergrond de

'Blijde Inkomst' (I) verklaren?

3 Toon aan dat je in bron I de weerslag kunt

vinden van zowel de grote financiële

moeilijkheden van Johanna, als van haar

streven naar een huwelijk met een vreemde

vorst.

4 Maria van Bourgondië erfde na de dood van

haar vader Karel de Stoute in 1477 niet

alleen de Bourgondische erflanden, maar

ook een jarenlange Bourgondische politiek.

Welke politiek hadden vier opeenvolgende

Bourgondische hertogen met betrekking tot

de Nederlanden gevoerd?

5 Welke betekenis zal het gewest Brabant

tegen de achtergrond van de politiek van de

Bourgondische hertogen aan de 'Blijde

Inkomst' (I) toegekend hebben? Citeer in je

antwoord een relevant gedeelte uit bron I.

6 Maria van Bourgondië kreeg in 1477 het

door de Staten-Generaal opgestelde 'Groot

Privilege' (II) ter bekrachtiging voorgelegd.

Leg - mede aan de hand van bron II uit - dat

je hierin zowel particularistische als

centraliserende tendensen kunt zien.

7 In de toespraak die hij bij zijn troonsafstand

in 1555 hield uitte Karel V (zij het niet al te

uitdrukkelijk) ook zijn opvattingen over de

vorst en zijn landen. Wat kun je met

betrekking tot deze opvattingen

concluderen als je zijn woorden (III)

vergelijkt met de bronnen I en II? Leg je

antwoord uit.

Page 5: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Staatsinstellingen

Bourgondië

Ambtenaren

TOETS

186

BRON I

Jaarlonen (in Brabantse ponden) van een aantal ambtenaren in het centrale Brabants-Bourgondische bestuur,

circa 1435.

ambtenaar periode loon

kanselier 1434-1438 1800

kanselier 1438-1440 1350

algemeen-ontvanger 1434-1440 540

raadsheer in de hofraad 1431-1440 420

procureur-generaal 1434-1436 240

meester rekenkamer 1430-1440 288

meester kanselarij 1430-1440 212

BRON II

Gemiddelde jaarlonen (in Brabantse ponden) van een aantal Brabantse ambachtslieden, circa 1435.

plaats beroep periode loon

Antwerpen metselaar: meester 1430-1440 42 – 57

kuiper 1430-1440 42 – 52

Lier metselaar: meester 1430-1440 47

Brussel metselaar: meester 1430-1440 42 – 47

metselaar: diender 1430-1440 26

schrijnwerker: meester 1430-1440 36 – 47

kuiper 1430 33 - 42

1 In bron I worden twee bestuursinstellingen van de Bourgondische hertogen genoemd: de Hofraad en de

Rekenkamer. Leg van beide uit dat je uit hun taak kunt afleiden dat zij bijdroegen aan de vorming van

een Bourgondische staat.

2 Welke conclusie kun je uit bovenstaande bronnen (I, II) trekken met betrekking tot de door Filips de

Goede aan zijn ambtenaren betaalde lonen? Verklaar je antwoord.

3 Welk motief kan Filips de Goede gehad hebben om de in bron I genoemde lonen aan zijn ambtenaren te

betalen?

Page 6: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Bourgondië

Handel

Lakennijverheid

TOETS

447

BRON I

Ordonnantie van Filips de Goede, uitgevaardigd te Gent, 19 juni 1434.

"Zo is het dat wij, de welvaart, de voorspoed en het profijt van onze landen en onderdanen wensend en begerend, de

hierboven beschreven zaken overdenkend waarover wij deugdelijk geïnformeerd zijn, (...) bevelen en verklaren (...) met

deze brief dat van nu af aan tot in eeuwigheid het hierboven beschreven laken en garen, gemaakt en vervaardigd in het

koninkrijk Engeland, zijn en zullen worden gebannen uit onze landen Brabant, Limburg, Vlaanderen, Artois,

Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen (...) en al onze andere landen en heerlijkheden 'van herwaerts over', en dat er

geen enkele meer ingevoerd, verkocht en gedistribueerd zullen worden."

BRON II

Artikel uit het Verdrag van Atrecht, 1435.

"Dat mijn genoemde heer van Bourgondië de koning niet langer enige trouw verschuldigd is noch hulde noch

dienstbaarheid voor de landen en heerlijkheden die hij thans in het koninkrijk Frankrijk bezit, en ook niet voor de

landen die hem door dit verdrag toegewezen worden, evenmin voor de landen die hem door erfenis later in het

genoemde koninkrijk zullen toekomen. Tijdens zijn leven zal hij ten opzichte van de koning vrij zijn en blijven van alle

onderdanigheid en horigheid, maar na zijn dood, zal mijn genoemde heer van Bourgondië aan zijn zoon en opvolgers

die de Franse kroon zullen dragen, hulde, trouw en dienstbaarheid betonen zoals het hoort."

BRON III

Verkoopprijs van Engelse en Vlaamse lakens, ca. 1440 (Engels laken = 100):

Engels fijn zwart laken 100

Zwart laken (Ieper) 229

Zwart laken (Brugge) 278

Zwart laken (Gent) 268

Fijn zwart laken (Wervik) 330

Fijn zwart laken (Kortrijk) 177

Fijn zwart laken (Menen) 214

Page 7: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

BRON IV

Jaarlijkse wolexport uit Engeland, 1351-1500.

BRON V

Jaarlijkse lakenexport uit Engeland, 1351-1500,

(x 1000 stuks):

BRON VI

Engelse lakenexport naar de Zuid-Nederlandse markt,

1350-1490. 1 Filips de Goede heeft met betrekking tot zijn

Nederlandse bezittingen een centralisatiepolitiek

gevoerd. Leg uit dat de instelling van respectievelijk de

Grote Raad (1446) en de Staten-Generaal (1464) deze

centralisatie bevorderd hebben.

2 In welk opzicht heeft de ordonnantie tegen de invoer van

Engels laken (I) de centralisatiepolitiek bevorderd?

3 In 1435 sloot Filips de Goede met de Franse koning

Karel VII het verdrag van Atrecht (II). Waarom paste dit

verdrag in de dynastieke plannen van de Bourgondische

hertogen, in het bijzonder van Filips de Goede? Verwijs

in je antwoord naar de tekst van bron II.

4 In welk opzicht sloot dit verdrag van Atrecht (II) aan bij

de ordonnantie van 1434 (I)? Leg je antwoord uit.

5 De achteruitgang van de Vlaamse lakennijverheid vanaf

het midden van de 14de eeuw kan vanuit de bronnen III

t/m VI goed uitgelegd worden. Geef die uitleg en zorg er

daarbij voor dat je alle vier bronnen in je antwoord

gebruikt.

6 Geef aan de hand van bron VI een afgewogen oordeel of

de ordonnantie van Filips de Goede (I) in de praktijk

gewerkt heeft. Leg je antwoord uit.

7 Verschillende Brabantse en Hollandse steden,

Antwerpen voorop, hebben zich heftig tegen de

ordonnantie van Filips de Goede (I) verzet. Wat zal hun

voornaamste motief geweest zijn? Maak daarbij

duidelijk dat dit verzet de economische veranderingen in

de Zuidelijke Nederlanden in de 15de eeuw

weerspiegelde.

Page 8: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Bourgondië

Filips de Goede

Hofleven

TOETS

343

BRON

De kroniekschrijver Chastellain (1415-1475) over Filips de Goede.

"Opdat ik echter niet vleiend schrijve, noem ik zijn gebreken, vermits, buiten God, er nooit iemand zo volmaakt kan

zijn, waar geen fout was; hij was nalatend en zorgeloos voor al zijn zaken, wat tot een grote plaag oversloeg voor zijn

landen en onderdanen, in zake gerecht, financiën, handel en verschillende onrechtvaardigheden (...) Hij droeg ook in

zich de ondeugd van het vlees; hij was zwak in dit opzicht; de begeerte zijner ogen behaagde zijn hart, en naar de lust

van zijn hart vermenigvuldigden zijn misdrijven; door die gril verstootte hij op het einde van zijn leven zijn vrouw,

een edele, heilige, christelijke, godvruchtige, reine, zeer liefdadige dame; hiervoor geef ik geen enkele

verontschuldiging (...) Hij had nog een gebrek: hij stelde zijn edellieden niet gelijk in waardigheid en prijs: in 't

bijzonder in zijn oude dagen gaf hij voorkeur aan de minst waardigen en niet aan de dappersten en duldde dat de

minder nuttigen hem naderden, terwijl de lofwaardigen werden verstoten (...) Hij ging laat naar de mis en buiten de

uren: liet ze lezen twee uren na de middag, dikwijls zelfs drie; en in die handelwijze overtrad hij alle christelijke

traditie (...) Hij had er echter vrijstelling voor bekomen van de paus (...)

Hij was beroemd ter wereld, geliefd en vol zegening op aarde, groot en schitterend in fortuin, rijk door alle eer en de

opperste in aanzien (...) Alle koningen uit die tijd hebben hem in titel vóór zich verkozen; de hemel heeft hem

verheerlijkt in zijn deugden (...) Het is klaar en duidelijk dat zijn onmetelijk fortuin hem kwam van de buitengewone

gunst van God."

1 Chastellain laat in zijn beschrijving van het karakter van Filips de Goede ook iets zien van het

Bourgondische hofleven. Noem twee aspecten van het leven aan het hof van de Bourgondiërs die je in de

bron tegenkomt.

2 Welke twee aanwijzingen bevat de bron over de vraag of Filips de Goede in de toenmalige

machtsverhoudingen in Europa hoog aangeschreven stond?

3 Chastellain was van 1446 tot zijn dood in 1475 verbonden aan het Bourgondische hof. Beoordeel de bron

nu op geloofwaardigheid waar het de karakterisering van Filips de Goede betreft. Leg je antwoord uit.

Page 9: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Bourgondië

Hofleven

TOETS

187

BRON

De kroniekschrijver Chastellain (1415-1475) over Filips de Goede:

"Opdat ik echter niet vleiend schrijve, noem ik zijn gebreken, vermits, buiten God, er nooit iemand zo volmaakt kan

zijn, waar geen fout was; hij was nalatend en zorgeloos voor al zijn zaken, wat tot een grote plaag oversloeg voor zijn

landen en onderdanen, in zake gerecht, financiën, handel en verschillende onrechtvaardigheden (...) Hij droeg ook in

zich de ondeugd van het vlees; hij was zwak in dit opzicht; de begeerte zijner ogen behaagde zijn hart, en naar de lust

van zijn hart vermenigvuldigden zijn misdrijven; door die gril verstootte hij op het einde van zijn leven zijn vrouw,

een edele, heilige, christelijke, godvruchtige, reine, zeer liefdadige dame; hiervoor geef ik geen enkele

verontschuldiging (...) Hij had nog een gebrek: hij stelde zijn edellieden niet gelijk in waardigheid en prijs: in 't

bijzonder in zijn oude dagen gaf hij voorkeur aan de minst waardigen en niet aan de dappersten en duldde dat de

minder nuttigen hem naderden, terwijl de lofwaardigen werden verstoten (...) Hij ging laat naar de mis en buiten de

uren: liet ze lezen twee uren na de middag, dikwijls zelfs drie; en in die handelwijze overtrad hij alle christelijke

traditie (...) Hij had er echter vrijstelling voor bekomen van de paus (...)

Hij was beroemd ter wereld, geliefd en vol zegening op aarde, groot en schitterend in fortuin, rijk door alle eer en de

opperste in aanzien (...) Alle koningen uit die tijd hebben hem in titel vóór zich verkozen; de hemel heeft hem

verheerlijkt in zijn deugden (...) Het is klaar en duidelijk dat zijn onmetelijk fortuin hem kwam van de buitengewone

gunst van God."

1 Chastellain laat in zijn beschrijving van het karakter van Filips de Goede ook iets zien van het

Bourgondische hofleven. Noem twee aspecten van het leven aan het hof van de Bourgondiërs die je in de

bron tegenkomt.

2 Welke twee aanwijzingen bevat de bron over de vraag of Filips de Goede in de toenmalige

machtsverhoudingen in Europa hoog aangeschreven stond?

3 Chastellain was van 1446 tot zijn dood in 1475 verbonden aan het Bourgondische hof. Beoordeel de bron

nu op geloofwaardigheid waar het de karakterisering van Filips de Goede betreft. Verklaar je antwoord.

Page 10: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Bourgondië

Karel de Stoute

Staten-Generaal

TOETS

341

BRON

De kanselier van de Bourgondische Nederlanden, Hugonet, spreekt over de macht van de vorst, 1473.

"Eerwaarde Heren in God, adellijke heren en achtbare personen, vertegenwoordigers van de drie staten van de

hertogdommen Brabant, Limburg en Luxemburg, van de graafschappen Vlaanderen, Artesië, Henegouwen,

Holland, Zeeland, Namen, Boulonnais, Ponthieu en Picardië, hier vergaderd op bevel van onze gevreesde en

souvereine Heer, hier aanwezig (...) Het spreekt vanzelf dat de vorstelijke regering beter overeenstemt met de

natuur, met de goddelijke wil, beter naar goddelijk voorbeeld is, en beter (...) de openbare zaak kan leiden dan om

het even welke andere regering. Het is echter noodzakelijk, dat de wijze vorst en de goede menigte van zijn

onderdanen volledig hun eigen plichten zouden betrachten, want volgens de moraalfilosofen en katholieken staat

de vorst jegens zijn onderdanen zoals het hoofd jegens de ledematen van ons menselijk lichaam (...) naar het

voorbeeld van God die de hele wereld bestuurt."

1 Ontleen aan bovenstaande bron welke vergadering Hugonet toesprak. Verklaar je antwoord met

verwijzingen naar de bron.

2 Leg uit welke motieven de Bourgondische hertogen hadden om de in de bron genoemde vergadering

regelmatig bijeen te roepen.

3 In de door Hugonet toegesproken vergadering was de Bourgondische hertog aanwezig. Welke hertog van

Bourgondië was dat? Verklaar je antwoord.

4 De woorden van Hugonet vormden een inleiding op een verzoek tot het heffen van belastingen. Leg

vanuit dit perspectief de opvattingen van Hugonet uit over de verhouding tussen de vorst en zijn

onderdanen.

Page 11: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Jeanne d'Arc

Perspectief

Godsdienst

Ridderlijkheid

Natievorming

TOETS

179

BRON I

Schilderij uit 1870 van Scherrer van de intocht van

Jeanne d'Arc in Orléans op 29 april 1429.

BRON II

Jeanne d'Arc en de kroning van Karel VII in de

kathedraal van Reims. Schilderij van Ingres uit 1854.

Page 12: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

BRON III

Affiche van een voorstelling van het Amerikaanse circus 'The Ringling Bros' uit

1912/13.

BRON IV

Jeanne d'Arc op de brandstapel in Rouen. Schilderij van

Lenepveu, gemaakt tussen 1886 en 1890.

1 In de negentiende eeuw werd de geschiedenis

van Jeanne d'Arc op verschillende wijzen

geïnterpreteerd:

a vanuit een (Middeleeuws) religieus

perspectief;

b vanuit een (Middeleeuws) perspectief van

ridderlijke strijd en avontuur;

c vanuit een (vroeg-modern) perspectief van

groeiende nationale eenheid.

Ga van elk van de bronnen I, II, III en IV

afzonderlijk na vanuit welk van de

bovengenoemde perspectieven deze gemaakt

zijn. Leg steeds je antwoord uit.

Page 13: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Engeland

Magna Carta

Macht koning

Nationale staat

TOETS

1693

BRON

In 1215 wordt koning Jan van Engeland gedwongen de 'Magna Carta' te ondertekenen. Hieronder staan enige

bepalingen uit dit document. De Engelse koning wordt steeds met de woorden 'wij' en 'ons' aangeduid.

"Er zal in ons land geen belasting geheven worden, tenzij om ons los te kopen, om onze oudste zoon tot ridder te

slaan en onze oudste dochter voor de eerste maal uit te huwelijken. In deze gevallen moet de belasting binnen

redelijke perken blijven.

De stad Londen zal al haar oude rechten en vrijheden zowel te land als op zee behouden. Daarenboven erkennen

wij dat alle andere steden, dorpen en havens hun privileges en oude gebruiken behouden.

Geen enkel vrij man mag gevangen genomen, opgesloten, beroofd, verbannen of op een andere wijze benadeeld

worden; wij zullen geen man arresteren of over hem beschikken dan bij rechtmatig vonnis door zijns gelijken en

volgens de gewoonte van het land.

Om een algemene raad van het koninkrijk te vormen, zullen wij de aartsbisschoppen, bisschoppen, abten,

hertogen en grote baronnen door bijzondere brieven, met onze zegel verzegeld, laten samenroepen en daarbij

zullen wij door onze sheriffs en baljuws al onze vazallen laten oproepen. Zij zullen vrij vijfentwintig baronnen

verkiezen die alle middelen zullen aanwenden om de vrede en de door ons erkende vrijheden te doen

eerbiedigen.

Indien wij of onze officier van justitie of onze baljuw of een van onze onderdanen, onze plichten verzuimen en

indien wij het misbruik binnen de veertig dagen niet tegengaan zullen de vijfentwintig baronnen en het

gemeenschappelijk land het recht hebben ons met alle middelen schade toe te brengen door onze kastelen,

domeinen en bezittingen te overmeesteren tot wij ons naar hun zin gebeterd hebben."

1 Leg met twee aan deze bron ontleende argumenten uit dat de 'Magna Carta' de macht van de Engelse

koning inperkte.

2 Waarom kun je stellen dat de invoering van een 'algemene raad van het koninkrijk' enerzijds het begin

van een parlementaire traditie genoemd kan worden, anderzijds absoluut nog niet een vorm van

democratie? Ontleen beide argumenten aan de bron.

3 De 'Magna Carta' heeft de vorming van een nationale staat in Engeland bevorderd. Ondersteun deze

bewering met een aan de bron ontleend argument.

Page 14: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Engeland

Domesday Book

Centralisatie

Gelaagde samenleving

Landbezit van de Kerk

TOETS

1867

BRON

Het 'Domesday Book' is een zeer gedetailleerd overzicht van alle bezittingen en hun eigenaren in Engeland. Het

werd opgesteld in opdracht van koning Willem de Veroveraar, die in 1066 vanuit Normandië het Engelse

koningschap veroverde. Hieronder staat de beschrijving van 'the land of St.Peter of Westminster', ten westen van

Londen. Met een 'ploeg' wordt een ploeg bespannen met twee ossen bedoeld. Een 'hide' was een stuk land, groot

genoeg voor een gezin om van te leven, een 'acre' is in het 'Domesday Book' een hoeveelheid land dat met een

ploeg met één os bewerkt kon worden.

"In het dorp waarin St. Peter’s Church staat, bezit de abt uit diezelfde plaats 13½ hides. Er is land voor 11

ploegen. Tot het domein van de abt behoren 9 hides en 1 kwart hide, en er zijn 4 ploegen. De horigen hebben 6

ploegen, en er zou 1 ploeg meer kunnen zijn. Er zijn 9 horigen elk op 1 kwart hide en 1 horige op 1 hide, en 9

horigen op elk de helft van een kwart hide en 1 lijfeigene op 5 acres, en 41 lijfeigenen die 40 shilling per jaar

betalen voor hun tuinen. Er is hooiland voor 11 ploegen, weide voor het vee van het dorp, bosland voor 100

varkens, en 25 huizen voor de soldaten van de abt en voor andere mannen die 8 shilling per jaar betalen. Alles bij

elkaar is het ₤10 waard."

1 Welk motief kan Willem de Veroveraar gehad hebben om in het 'Domesday Book' van alle eigenaren in

Engeland zo nauwkeurig en gedetailleerd de waarde van hun bezittingen vast te leggen?

2 Waarom kun je stellen dat het 'Domesday Book' een rol heeft gespeeld in het proces van centralisatie van

de macht bij de Engelse koning?

3 Het 'Domesday Book' is ook voor andere vragen met betrekking tot de geschiedenis van Engeland in de

elfde eeuw een belangrijke bron. Leg uit dat de gegevens met betrekking tot 'the land of St.Peter of

Westminster' informatie verschaffen over:

- de gelaagdheid van de samenleving;

- hoe de Kerk het land exploiteerde dat zij in bezit had.

Page 15: STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische ...histoforum.net/toetsmateriaaltijdvakken/Staatsvorming en centralisatie.pdfSTAATSVORMING Frankische Rijk Domein Eenheid Frankische

STAATSVORMING Vazalliteit

Belang van geld

Macht van de koning

Positie van de vrouw

TOETS

2210

BRON

In de Late Middeleeuwen hadden de koningen van Engeland het recht om toezicht uit oefenen op de huwelijken

van hun vazallen en ook oefenden zij de voogdij uit over de weduwe en de kinderen van een vazal die gestorven

was. In de bewaard gebleven financiële administraties van deze koningen zijn veel van het volgende soort

documenten te vinden. Een 'palfrey' is een soort paard dat vooral door dames bereden werd.

"Alice, gravin van Warwick, betaalt £1000 en 10 'palfreys' voor toestemming om weduwe te blijven zolang zij

dat wenst en om niet door de koning gedwongen te worden om te trouwen. En als zij misschien zou willen

trouwen, zal zij niet trouwen behalve met de toestemming van en op inwilliging van de koning, waarvoor de

koning een genoegdoening moet ontvangen; en om de voogdij te hebben over haar zonen, die zij heeft van de

graaf van Warwick, haar overleden echtgenoot.

Hawisa, die de vrouw was van William Fitz Robert, betaalt 130 marken en 4 'palfreys' om met rust gelaten te

worden door Peter van Borough, aan wie de koning toestemming heeft gegeven om met haar te trouwen; en dat

ze niet gedwongen zal worden om te trouwen.

Geoffrey de Mandeville moet 20.000 marken betalen om als vrouw Isabella, gravin van Gloucester, te hebben,

samen met alle landerijen en behuizingen en leengoederen die haar toevallen.

Thomas de Colville betaalt 100 marken om de voogdij te hebben over de zonen van Roger Torpel, en hun land

totdat zij meerderjarig zijn."

1 Vazalliteit en leenstelsel zijn een kenmerkend aspect van de Vroege Middeleeuwen. Toch blijkt uit de

inhoud van de bron dat deze beslist uit de Late Middeleeuwen moet dateren. Beredeneer uit welke

aanwijzing in de bron dat blijkt.

2 De manier waarop volgens de bron de Engelse koningen omgingen met hun recht om toezicht uit te

oefenen op de huwelijken van hun vazallen en om de voogdij over weduwen en kinderen van gestorven

vazallen uit te oefenen heeft er aan bijgedragen dat zij hun koninklijke macht over heel Engeland konden

versterken. Toon de juistheid van deze bewering aan door

- eerst aan de bron te ontlenen op welke manier de Engelse koningen het genoemde recht in hun

voordeel gingen gebruiken en

- daarna uit te leggen dat hun dit middelen in handen gaf om hun koninklijke macht over

Engeland te versterken.