STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische...
Transcript of STAATSVORMING TOETS Frankische Rijk Eenheid Frankische...
STAATSVORMING Frankische Rijk
Domein
Eenheid Frankische Rijk
TOETS
324
BRON I
Enkele artikelen uit het 'Capitulare de Villis'.
"Art. 23 Onze rentmeesters moeten op elk domein beschikken over
koestallen, varkensstallen, schapenstallen en stallen voor geiten en bokken.
Zij moeten er zoveel mogelijk hebben en zorgen dat zij nooit zonder zijn.
Art. 42 Elk domein moet beschikken over een voldoende
hoeveelheid dekens, kussens, hoofdkussens, beddenlakens, tapijten voor
tafels en banken, vazen en bekers uit tin, lood, ijzer en hout; haardijzers,
kettingen, ketelhaken, beitels, bijlen, te weten houthakkersbijlen, zwikboren,
houtsnijmessen en alle andere soorten gereedschap opdat het aldus niet nodig
is elders te zoeken of te kopen.
Art. 43 Zij moeten aan onze vrouwenverblijven, zoals is
vastgelegd, op tijd en stond werkmateriaal verschaffen, d.w.z. vlas, wol,
wede, vermiljoen, meekrap, wolkammen, kaarden, zeep, olie, potjes of andere
voor het werk noodzakelijke kleinigheden.
Art. 45 Elke rentmeester moet in zijn district beschikken over
goede arbeidskrachten, te weten: ijzersmeden, goud- en zilversmeden,
schoenlappers, draaiers, timmerlieden, schildenmakers, vissers, vogelvangers,
zeepmakers, mannen die bier, cider en perenwijn en alle andere soorten
dranken kunnen maken; bakkers die ons gebak maken; nettenmakers zowel
voor de jacht als voor de vis- en vogelvangst en alle andere ambachtslui, te
veel om op te sommen."
BRON II
Fragmenten uit vijf verschillende Karolingische rechtsregels.
"(…) op voorwaarde dat elke kleine hoeve ieder jaar een schelling, dit is 12
penningen, aan de kerk of aan het klooster afstaat."
"Indien men dat zilverstuk zal betalen dan zal men voor één schelling 12
penningen geven, zoals het van oudsher is vastgesteld."
"In zilver maken 12 penningen één schelling."
"(…) 30 ponden zilvergeld, dat wil zeggen een bedrag van 600 schellingen
van het zuiverste zilver."
"Zoals het van oudsher de gewoonte was, wordt voor het aflossen van alle
schulden voor 12 penningen één schelling gerekend."
BRON III
Agobard, aartsbisschop van Lyon (816-840) over de eenheid van het
Frankenrijk:
"In Christus zijn geen Joden of heidenen, geen barbaren of Scythen, geen
Aquitaniërs of Longobarden of Bourgondiërs of Alemannen. Als God
geleden heeft, opdat de muur van afscheiding en vijandschap zou worden
opgeruimd en allen verzoend zouden worden in Zijn Lichaam, is dan de
ongelofelijke verscheidenheid van wetten, die niet alleen in iedere streek en
stad maar zelfs in hetzelfde huis en bijna aan dezelfde tafel heerst, niet in
strijd met dit goddelijke werk van eenheid?"
1 Leg uit dat de opkomst van het
domein voortvloeide uit de
ondergang van het Romeinse
Rijk.
2 Toon aan de hand van fragmenten
uit bron I aan dat het domein
autarkisch was.
3 Agobard van Lyon (III) heeft een
belangrijke rol gespeeld bij de
pogingen het werk van Karel de
Grote, van het Frankische Rijk
een eenheid te maken, te
behouden. Waarom kun je stellen
dat bijvoorbeeld de capitulariën
(I) deze eenheid bevorderd
hebben?
4 Leg uit dat uit bron II blijkt dat de
Karolingers ijverig bezig waren
één muntstelsel door te voeren.
5 Karel de Grote heeft op allerlei
terreinen geprobeerd de eenheid
van zijn rijk te vergroten. Leg uit
dat daarbij op bestuurlijk gebied
een belangrijke rol is gespeeld
door de zendgraven.
6 Waarom kun je stellen dat de
kloosters een bijdrage hebben
geleverd aan de eenheid van het
rijk van Karel de Grote op
cultureel gebied?
7 Met welk argument verdedigde
Agobard van Lyon (III) de
eenheid van het Frankische Rijk?
Verwijs in je antwoord naar de
tekst van de bron.
8 Leg uit dat na de dood van Karel
de Grote de toepassing van de
Salische wet inzake de
troonopvolging botste met de
belangen van de Kerk.
STAATSVORMING Feodalisme
Rol parlement
TOETS
533
BRON
Bevelschrift van koning Edward II van Engeland met betrekking tot een onkostenvergoeding voor Walter de
Thorne, die in 1318 als vertegenwoordiger van het graafschap Kent deelnam aan de vergadering van het
Parlement. Omdat Edward zijn aandacht vooral richtte op de strijd tegen de Schotten kwam het Parlement niet in
Londen (Westminster) bijeen, maar in York. Een 'sheriff' was in opdracht van de koning belast met het bestuur van
een graafschap, met 'community' wordt de gemeenschap van mensen bedoeld, van wie De Thorne
vertegenwoordiger was.
"Edward, bij de gratie Gods koning van Engeland, heer van Ierland en hertog van Aquitanië, aan de sheriff van
Kent, gegroet. Wij dragen u op, zoals wij u al eerder opgedragen hebben, om van de community van genoemd
graafschap (…) de redelijke onkosten in te zamelen voor onze geliefde en trouwe Walter de Thorne, ridder, die
onlangs op ons bevel als vertegenwoordiger van de community naar ons Parlement in York kwam (…) om met ons
te beraadslagen over verschillende zaken die ons en de toestand van ons koninkrijk aangaan, voor zijn komst naar
ons in ons voornoemd Parlement, daar vervolgens vierentwintig dagen blijvend, hetgeen neerkomt op 4 shilling per
dag (…) Door mijzelf getekend te Westminster op de achtste dag van november in het veertiende jaar van onze
regering."
1 Welke kenmerken van het leenstelsel kun je in de bron nog enigszins herkennen? Citeer bij elk kenmerk
uit de bron.
2 Hoe komt uit de bron naar voren dat Walter de Thorne als lid van het Parlement geacht werd uit naam van
het hele graafschap Kent te spreken?
3 Hoe komt anderzijds uit de bron naar voren dat Walter de Thorne als lid van het Parlement de
ontwikkeling van Engeland tot een nationale staat bevorderde?
STAATSVORMING Relatie koning – standen
Nationaal gevoel
TOETS
85
BRON
Op 27 september 1312 sloot hertog Jan II van Brabant (1275-1312) met de standen (adel en burgers) de Keur van
Kortenberg. Onderstaande tekst is een bewerking van de tekst van deze keur in modern Nederlands.
"Wij hertog Jan II van Brabant, gaan akkoord
1) om geen andere beden of belastingen te vragen dan die welke bekend zijn als de drie feodale gevallen (bij het
ridderschap van mijn zoon, bij het huwelijk van mijn dochter en bij mijn gevangenneming); de belastingen zullen
redelijk zijn;
2) om een eerlijke rechtspraak te geven aan rijk en arm;
3) om de vrijheden van onze goede steden te erkennen;
4) om een Raad op te richten die zal bestaan uit:
• 4 ridders of edellieden;
• 10 afgevaardigden van de 5 steden verdeeld als volgt:
- 3 van Leuven;
- 3 van Brussel;
- 1 van Antwerpen;
- 1 van ’s Hertogenbosch;
- 1 van Tienen;
- 1 van Zoutleeuw;
5) om die Raad te laten vergaderen te Kortenberg in de abdij. Dit zal gebeuren om de drie weken om na te gaan of
de financiële, rechterlijke en stedelijke voorrechten nageleefd werden;
6) om in de toekomst verbeteringen aan te brengen aan het beheer van het land via de Raad;
7) om bij overlijden van de leden van de Raad van Kortenberg nieuwe leden aan te duiden;
8) dat de leden van de Raad de eed afleggen op het Heilig Evangelie en dat ze het algemeen welzijn zullen
nastreven;
9) dat het volk het weerstandsrecht heeft wanneer de hertog of zijn nakomelingen weigeren de Keur van
Kortenberg na te leven."
1 Leg met drie voorbeelden uit de bron uit wat de Keur van Kortenberg voor de macht van Jan II en zijn
opvolgers betekende.
2 Waardoor zal de Keur van Kortenberg het nationale gevoel van de inwoners van het hertogdom Brabant
vergroot hebben? Ontleen aan de bron een citaat om je antwoord te ondersteunen.
STAATSVORMING Bourgondië
Blijde Inkomst
Groot Privilege
Karel V
TOETS
340
BRON I
Enkele bepalingen uit de 'Blijde Inkomst', die hertogin Johanna van
Brabant en haar echtgenoot Wenceslas in 1356 zwoeren.
"Wij beloven dat wij voortaan niemand in onze gezworen raad
zullen opnemen, tenzij goede lieden binnen ons land van Brabant,
geboren uit een wettig huwelijk, in ons land van Brabant wonend en
bemiddeld (...) Wij beloven dat wij geen munt zullen doen slaan,
tenzij bij besluit van ons gemene land en dat men nimmermeer die
munt lichter zal maken aan gewicht zonder toestemming van ons
gemeen land (...)
Verder hebben wij al onze goede lieden, steden, vrijheden, kloosters
en al onze genoemde landen, gezworen, bevestigd en bekrachtigd
voor ons, voor onze erfgenamen en voor onze nakomelingen, hun
vrijheden, charters, privilegiën, costuymen, gebruiken en
voorrechten die zij hebben, eeuwig vast en gestadig te houden
zonder inbreuk er op te maken, zonder iets er tegen te doen of te
laten doen op welke wijze ook."
BRON II
Fragment uit het Groot Privilege van Maria van Bourgondië, 1477.
"Indien wij of onze erfgenamen en opvolgers of een van onze Raden
bevelen, geboden of verboden zouden uitvaardigen die direct of
indirect in strijd zouden zijn met de algemene of particuliere
privileges van onze gewesten, dan zullen die bevelen, geboden of
verboden geen kracht hebben maar zullen ongeldig zijn en hen die
daardoor in hun rechten tekort gedaan worden niet verplichten noch
verbinden."
BRON III
Karel V kondigt zijn aftreden aan, Brussel 1555.
"Ik voel me heden ten dage zo uitgeput dat ik U niet zou kunnen
helpen, zoals U zelf ziet. In mijn huidige toestand van
neerslachtigheid en zwakte zou ik tegenover God en de mensen
ernstig rekenschap moeten afleggen indien ik geen afstand zou doen
van mijn gezag, zoals ik besloten heb te doen, nu mijn zoon, Koning
Philips, oud genoeg is om U te kunnen regeren; en hij zal, naar ik
hoop, een goed vorst zijn over al mijn geliefde onderdanen.
Welnu, ik ben vastbesloten om naar Spanje terug te keren en om aan
mijn zoon Philips het bezit van al mijn Belgische gewesten te laten. Ik
beveel mijn zoon bijzonder bij U aan en ik verzoek U om, te mijner
gedachtenis, hem de liefde te betuigen die U mij altijd toegedragen
hebt; bovendien vraag ik U onder U zelf dezelfde genegenheid en
harmonie te bewaren. Weest rechtvaardig en vurig in de
gehoorzaamheid aan de wetten, betoont respect voor alles wat respect
verdient en weigert niet aan het gezag de steun te verlenen die het
nodig heeft."
1 De 'Blijde Inkomst' (I) geldt als een goed
voorbeeld hoe op het eind van de
Middeleeuwen de verhouding tussen de
vorst en zijn land geregeld werd. Leg nu
aan de hand van de bepalingen in bron I uit
hoe deze verhouding precies geregeld was.
Betrek alle drie genoemde artikelen in je
antwoord.
2 Johanna verkeerde bij haar intrede in 1356
in grote financiële moeilijkheden;
bovendien wenste zij een huwelijk met een
vreemde vorst, Wenceslas van Luxemburg.
Hoe moet je tegen deze achtergrond de
'Blijde Inkomst' (I) verklaren?
3 Toon aan dat je in bron I de weerslag kunt
vinden van zowel de grote financiële
moeilijkheden van Johanna, als van haar
streven naar een huwelijk met een vreemde
vorst.
4 Maria van Bourgondië erfde na de dood van
haar vader Karel de Stoute in 1477 niet
alleen de Bourgondische erflanden, maar
ook een jarenlange Bourgondische politiek.
Welke politiek hadden vier opeenvolgende
Bourgondische hertogen met betrekking tot
de Nederlanden gevoerd?
5 Welke betekenis zal het gewest Brabant
tegen de achtergrond van de politiek van de
Bourgondische hertogen aan de 'Blijde
Inkomst' (I) toegekend hebben? Citeer in je
antwoord een relevant gedeelte uit bron I.
6 Maria van Bourgondië kreeg in 1477 het
door de Staten-Generaal opgestelde 'Groot
Privilege' (II) ter bekrachtiging voorgelegd.
Leg - mede aan de hand van bron II uit - dat
je hierin zowel particularistische als
centraliserende tendensen kunt zien.
7 In de toespraak die hij bij zijn troonsafstand
in 1555 hield uitte Karel V (zij het niet al te
uitdrukkelijk) ook zijn opvattingen over de
vorst en zijn landen. Wat kun je met
betrekking tot deze opvattingen
concluderen als je zijn woorden (III)
vergelijkt met de bronnen I en II? Leg je
antwoord uit.
STAATSVORMING Staatsinstellingen
Bourgondië
Ambtenaren
TOETS
186
BRON I
Jaarlonen (in Brabantse ponden) van een aantal ambtenaren in het centrale Brabants-Bourgondische bestuur,
circa 1435.
ambtenaar periode loon
kanselier 1434-1438 1800
kanselier 1438-1440 1350
algemeen-ontvanger 1434-1440 540
raadsheer in de hofraad 1431-1440 420
procureur-generaal 1434-1436 240
meester rekenkamer 1430-1440 288
meester kanselarij 1430-1440 212
BRON II
Gemiddelde jaarlonen (in Brabantse ponden) van een aantal Brabantse ambachtslieden, circa 1435.
plaats beroep periode loon
Antwerpen metselaar: meester 1430-1440 42 – 57
kuiper 1430-1440 42 – 52
Lier metselaar: meester 1430-1440 47
Brussel metselaar: meester 1430-1440 42 – 47
metselaar: diender 1430-1440 26
schrijnwerker: meester 1430-1440 36 – 47
kuiper 1430 33 - 42
1 In bron I worden twee bestuursinstellingen van de Bourgondische hertogen genoemd: de Hofraad en de
Rekenkamer. Leg van beide uit dat je uit hun taak kunt afleiden dat zij bijdroegen aan de vorming van
een Bourgondische staat.
2 Welke conclusie kun je uit bovenstaande bronnen (I, II) trekken met betrekking tot de door Filips de
Goede aan zijn ambtenaren betaalde lonen? Verklaar je antwoord.
3 Welk motief kan Filips de Goede gehad hebben om de in bron I genoemde lonen aan zijn ambtenaren te
betalen?
STAATSVORMING Bourgondië
Handel
Lakennijverheid
TOETS
447
BRON I
Ordonnantie van Filips de Goede, uitgevaardigd te Gent, 19 juni 1434.
"Zo is het dat wij, de welvaart, de voorspoed en het profijt van onze landen en onderdanen wensend en begerend, de
hierboven beschreven zaken overdenkend waarover wij deugdelijk geïnformeerd zijn, (...) bevelen en verklaren (...) met
deze brief dat van nu af aan tot in eeuwigheid het hierboven beschreven laken en garen, gemaakt en vervaardigd in het
koninkrijk Engeland, zijn en zullen worden gebannen uit onze landen Brabant, Limburg, Vlaanderen, Artois,
Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen (...) en al onze andere landen en heerlijkheden 'van herwaerts over', en dat er
geen enkele meer ingevoerd, verkocht en gedistribueerd zullen worden."
BRON II
Artikel uit het Verdrag van Atrecht, 1435.
"Dat mijn genoemde heer van Bourgondië de koning niet langer enige trouw verschuldigd is noch hulde noch
dienstbaarheid voor de landen en heerlijkheden die hij thans in het koninkrijk Frankrijk bezit, en ook niet voor de
landen die hem door dit verdrag toegewezen worden, evenmin voor de landen die hem door erfenis later in het
genoemde koninkrijk zullen toekomen. Tijdens zijn leven zal hij ten opzichte van de koning vrij zijn en blijven van alle
onderdanigheid en horigheid, maar na zijn dood, zal mijn genoemde heer van Bourgondië aan zijn zoon en opvolgers
die de Franse kroon zullen dragen, hulde, trouw en dienstbaarheid betonen zoals het hoort."
BRON III
Verkoopprijs van Engelse en Vlaamse lakens, ca. 1440 (Engels laken = 100):
Engels fijn zwart laken 100
Zwart laken (Ieper) 229
Zwart laken (Brugge) 278
Zwart laken (Gent) 268
Fijn zwart laken (Wervik) 330
Fijn zwart laken (Kortrijk) 177
Fijn zwart laken (Menen) 214
BRON IV
Jaarlijkse wolexport uit Engeland, 1351-1500.
BRON V
Jaarlijkse lakenexport uit Engeland, 1351-1500,
(x 1000 stuks):
BRON VI
Engelse lakenexport naar de Zuid-Nederlandse markt,
1350-1490. 1 Filips de Goede heeft met betrekking tot zijn
Nederlandse bezittingen een centralisatiepolitiek
gevoerd. Leg uit dat de instelling van respectievelijk de
Grote Raad (1446) en de Staten-Generaal (1464) deze
centralisatie bevorderd hebben.
2 In welk opzicht heeft de ordonnantie tegen de invoer van
Engels laken (I) de centralisatiepolitiek bevorderd?
3 In 1435 sloot Filips de Goede met de Franse koning
Karel VII het verdrag van Atrecht (II). Waarom paste dit
verdrag in de dynastieke plannen van de Bourgondische
hertogen, in het bijzonder van Filips de Goede? Verwijs
in je antwoord naar de tekst van bron II.
4 In welk opzicht sloot dit verdrag van Atrecht (II) aan bij
de ordonnantie van 1434 (I)? Leg je antwoord uit.
5 De achteruitgang van de Vlaamse lakennijverheid vanaf
het midden van de 14de eeuw kan vanuit de bronnen III
t/m VI goed uitgelegd worden. Geef die uitleg en zorg er
daarbij voor dat je alle vier bronnen in je antwoord
gebruikt.
6 Geef aan de hand van bron VI een afgewogen oordeel of
de ordonnantie van Filips de Goede (I) in de praktijk
gewerkt heeft. Leg je antwoord uit.
7 Verschillende Brabantse en Hollandse steden,
Antwerpen voorop, hebben zich heftig tegen de
ordonnantie van Filips de Goede (I) verzet. Wat zal hun
voornaamste motief geweest zijn? Maak daarbij
duidelijk dat dit verzet de economische veranderingen in
de Zuidelijke Nederlanden in de 15de eeuw
weerspiegelde.
STAATSVORMING Bourgondië
Filips de Goede
Hofleven
TOETS
343
BRON
De kroniekschrijver Chastellain (1415-1475) over Filips de Goede.
"Opdat ik echter niet vleiend schrijve, noem ik zijn gebreken, vermits, buiten God, er nooit iemand zo volmaakt kan
zijn, waar geen fout was; hij was nalatend en zorgeloos voor al zijn zaken, wat tot een grote plaag oversloeg voor zijn
landen en onderdanen, in zake gerecht, financiën, handel en verschillende onrechtvaardigheden (...) Hij droeg ook in
zich de ondeugd van het vlees; hij was zwak in dit opzicht; de begeerte zijner ogen behaagde zijn hart, en naar de lust
van zijn hart vermenigvuldigden zijn misdrijven; door die gril verstootte hij op het einde van zijn leven zijn vrouw,
een edele, heilige, christelijke, godvruchtige, reine, zeer liefdadige dame; hiervoor geef ik geen enkele
verontschuldiging (...) Hij had nog een gebrek: hij stelde zijn edellieden niet gelijk in waardigheid en prijs: in 't
bijzonder in zijn oude dagen gaf hij voorkeur aan de minst waardigen en niet aan de dappersten en duldde dat de
minder nuttigen hem naderden, terwijl de lofwaardigen werden verstoten (...) Hij ging laat naar de mis en buiten de
uren: liet ze lezen twee uren na de middag, dikwijls zelfs drie; en in die handelwijze overtrad hij alle christelijke
traditie (...) Hij had er echter vrijstelling voor bekomen van de paus (...)
Hij was beroemd ter wereld, geliefd en vol zegening op aarde, groot en schitterend in fortuin, rijk door alle eer en de
opperste in aanzien (...) Alle koningen uit die tijd hebben hem in titel vóór zich verkozen; de hemel heeft hem
verheerlijkt in zijn deugden (...) Het is klaar en duidelijk dat zijn onmetelijk fortuin hem kwam van de buitengewone
gunst van God."
1 Chastellain laat in zijn beschrijving van het karakter van Filips de Goede ook iets zien van het
Bourgondische hofleven. Noem twee aspecten van het leven aan het hof van de Bourgondiërs die je in de
bron tegenkomt.
2 Welke twee aanwijzingen bevat de bron over de vraag of Filips de Goede in de toenmalige
machtsverhoudingen in Europa hoog aangeschreven stond?
3 Chastellain was van 1446 tot zijn dood in 1475 verbonden aan het Bourgondische hof. Beoordeel de bron
nu op geloofwaardigheid waar het de karakterisering van Filips de Goede betreft. Leg je antwoord uit.
STAATSVORMING Bourgondië
Hofleven
TOETS
187
BRON
De kroniekschrijver Chastellain (1415-1475) over Filips de Goede:
"Opdat ik echter niet vleiend schrijve, noem ik zijn gebreken, vermits, buiten God, er nooit iemand zo volmaakt kan
zijn, waar geen fout was; hij was nalatend en zorgeloos voor al zijn zaken, wat tot een grote plaag oversloeg voor zijn
landen en onderdanen, in zake gerecht, financiën, handel en verschillende onrechtvaardigheden (...) Hij droeg ook in
zich de ondeugd van het vlees; hij was zwak in dit opzicht; de begeerte zijner ogen behaagde zijn hart, en naar de lust
van zijn hart vermenigvuldigden zijn misdrijven; door die gril verstootte hij op het einde van zijn leven zijn vrouw,
een edele, heilige, christelijke, godvruchtige, reine, zeer liefdadige dame; hiervoor geef ik geen enkele
verontschuldiging (...) Hij had nog een gebrek: hij stelde zijn edellieden niet gelijk in waardigheid en prijs: in 't
bijzonder in zijn oude dagen gaf hij voorkeur aan de minst waardigen en niet aan de dappersten en duldde dat de
minder nuttigen hem naderden, terwijl de lofwaardigen werden verstoten (...) Hij ging laat naar de mis en buiten de
uren: liet ze lezen twee uren na de middag, dikwijls zelfs drie; en in die handelwijze overtrad hij alle christelijke
traditie (...) Hij had er echter vrijstelling voor bekomen van de paus (...)
Hij was beroemd ter wereld, geliefd en vol zegening op aarde, groot en schitterend in fortuin, rijk door alle eer en de
opperste in aanzien (...) Alle koningen uit die tijd hebben hem in titel vóór zich verkozen; de hemel heeft hem
verheerlijkt in zijn deugden (...) Het is klaar en duidelijk dat zijn onmetelijk fortuin hem kwam van de buitengewone
gunst van God."
1 Chastellain laat in zijn beschrijving van het karakter van Filips de Goede ook iets zien van het
Bourgondische hofleven. Noem twee aspecten van het leven aan het hof van de Bourgondiërs die je in de
bron tegenkomt.
2 Welke twee aanwijzingen bevat de bron over de vraag of Filips de Goede in de toenmalige
machtsverhoudingen in Europa hoog aangeschreven stond?
3 Chastellain was van 1446 tot zijn dood in 1475 verbonden aan het Bourgondische hof. Beoordeel de bron
nu op geloofwaardigheid waar het de karakterisering van Filips de Goede betreft. Verklaar je antwoord.
STAATSVORMING Bourgondië
Karel de Stoute
Staten-Generaal
TOETS
341
BRON
De kanselier van de Bourgondische Nederlanden, Hugonet, spreekt over de macht van de vorst, 1473.
"Eerwaarde Heren in God, adellijke heren en achtbare personen, vertegenwoordigers van de drie staten van de
hertogdommen Brabant, Limburg en Luxemburg, van de graafschappen Vlaanderen, Artesië, Henegouwen,
Holland, Zeeland, Namen, Boulonnais, Ponthieu en Picardië, hier vergaderd op bevel van onze gevreesde en
souvereine Heer, hier aanwezig (...) Het spreekt vanzelf dat de vorstelijke regering beter overeenstemt met de
natuur, met de goddelijke wil, beter naar goddelijk voorbeeld is, en beter (...) de openbare zaak kan leiden dan om
het even welke andere regering. Het is echter noodzakelijk, dat de wijze vorst en de goede menigte van zijn
onderdanen volledig hun eigen plichten zouden betrachten, want volgens de moraalfilosofen en katholieken staat
de vorst jegens zijn onderdanen zoals het hoofd jegens de ledematen van ons menselijk lichaam (...) naar het
voorbeeld van God die de hele wereld bestuurt."
1 Ontleen aan bovenstaande bron welke vergadering Hugonet toesprak. Verklaar je antwoord met
verwijzingen naar de bron.
2 Leg uit welke motieven de Bourgondische hertogen hadden om de in de bron genoemde vergadering
regelmatig bijeen te roepen.
3 In de door Hugonet toegesproken vergadering was de Bourgondische hertog aanwezig. Welke hertog van
Bourgondië was dat? Verklaar je antwoord.
4 De woorden van Hugonet vormden een inleiding op een verzoek tot het heffen van belastingen. Leg
vanuit dit perspectief de opvattingen van Hugonet uit over de verhouding tussen de vorst en zijn
onderdanen.
STAATSVORMING Jeanne d'Arc
Perspectief
Godsdienst
Ridderlijkheid
Natievorming
TOETS
179
BRON I
Schilderij uit 1870 van Scherrer van de intocht van
Jeanne d'Arc in Orléans op 29 april 1429.
BRON II
Jeanne d'Arc en de kroning van Karel VII in de
kathedraal van Reims. Schilderij van Ingres uit 1854.
BRON III
Affiche van een voorstelling van het Amerikaanse circus 'The Ringling Bros' uit
1912/13.
BRON IV
Jeanne d'Arc op de brandstapel in Rouen. Schilderij van
Lenepveu, gemaakt tussen 1886 en 1890.
1 In de negentiende eeuw werd de geschiedenis
van Jeanne d'Arc op verschillende wijzen
geïnterpreteerd:
a vanuit een (Middeleeuws) religieus
perspectief;
b vanuit een (Middeleeuws) perspectief van
ridderlijke strijd en avontuur;
c vanuit een (vroeg-modern) perspectief van
groeiende nationale eenheid.
Ga van elk van de bronnen I, II, III en IV
afzonderlijk na vanuit welk van de
bovengenoemde perspectieven deze gemaakt
zijn. Leg steeds je antwoord uit.
STAATSVORMING Engeland
Magna Carta
Macht koning
Nationale staat
TOETS
1693
BRON
In 1215 wordt koning Jan van Engeland gedwongen de 'Magna Carta' te ondertekenen. Hieronder staan enige
bepalingen uit dit document. De Engelse koning wordt steeds met de woorden 'wij' en 'ons' aangeduid.
"Er zal in ons land geen belasting geheven worden, tenzij om ons los te kopen, om onze oudste zoon tot ridder te
slaan en onze oudste dochter voor de eerste maal uit te huwelijken. In deze gevallen moet de belasting binnen
redelijke perken blijven.
De stad Londen zal al haar oude rechten en vrijheden zowel te land als op zee behouden. Daarenboven erkennen
wij dat alle andere steden, dorpen en havens hun privileges en oude gebruiken behouden.
Geen enkel vrij man mag gevangen genomen, opgesloten, beroofd, verbannen of op een andere wijze benadeeld
worden; wij zullen geen man arresteren of over hem beschikken dan bij rechtmatig vonnis door zijns gelijken en
volgens de gewoonte van het land.
Om een algemene raad van het koninkrijk te vormen, zullen wij de aartsbisschoppen, bisschoppen, abten,
hertogen en grote baronnen door bijzondere brieven, met onze zegel verzegeld, laten samenroepen en daarbij
zullen wij door onze sheriffs en baljuws al onze vazallen laten oproepen. Zij zullen vrij vijfentwintig baronnen
verkiezen die alle middelen zullen aanwenden om de vrede en de door ons erkende vrijheden te doen
eerbiedigen.
Indien wij of onze officier van justitie of onze baljuw of een van onze onderdanen, onze plichten verzuimen en
indien wij het misbruik binnen de veertig dagen niet tegengaan zullen de vijfentwintig baronnen en het
gemeenschappelijk land het recht hebben ons met alle middelen schade toe te brengen door onze kastelen,
domeinen en bezittingen te overmeesteren tot wij ons naar hun zin gebeterd hebben."
1 Leg met twee aan deze bron ontleende argumenten uit dat de 'Magna Carta' de macht van de Engelse
koning inperkte.
2 Waarom kun je stellen dat de invoering van een 'algemene raad van het koninkrijk' enerzijds het begin
van een parlementaire traditie genoemd kan worden, anderzijds absoluut nog niet een vorm van
democratie? Ontleen beide argumenten aan de bron.
3 De 'Magna Carta' heeft de vorming van een nationale staat in Engeland bevorderd. Ondersteun deze
bewering met een aan de bron ontleend argument.
STAATSVORMING Engeland
Domesday Book
Centralisatie
Gelaagde samenleving
Landbezit van de Kerk
TOETS
1867
BRON
Het 'Domesday Book' is een zeer gedetailleerd overzicht van alle bezittingen en hun eigenaren in Engeland. Het
werd opgesteld in opdracht van koning Willem de Veroveraar, die in 1066 vanuit Normandië het Engelse
koningschap veroverde. Hieronder staat de beschrijving van 'the land of St.Peter of Westminster', ten westen van
Londen. Met een 'ploeg' wordt een ploeg bespannen met twee ossen bedoeld. Een 'hide' was een stuk land, groot
genoeg voor een gezin om van te leven, een 'acre' is in het 'Domesday Book' een hoeveelheid land dat met een
ploeg met één os bewerkt kon worden.
"In het dorp waarin St. Peter’s Church staat, bezit de abt uit diezelfde plaats 13½ hides. Er is land voor 11
ploegen. Tot het domein van de abt behoren 9 hides en 1 kwart hide, en er zijn 4 ploegen. De horigen hebben 6
ploegen, en er zou 1 ploeg meer kunnen zijn. Er zijn 9 horigen elk op 1 kwart hide en 1 horige op 1 hide, en 9
horigen op elk de helft van een kwart hide en 1 lijfeigene op 5 acres, en 41 lijfeigenen die 40 shilling per jaar
betalen voor hun tuinen. Er is hooiland voor 11 ploegen, weide voor het vee van het dorp, bosland voor 100
varkens, en 25 huizen voor de soldaten van de abt en voor andere mannen die 8 shilling per jaar betalen. Alles bij
elkaar is het ₤10 waard."
1 Welk motief kan Willem de Veroveraar gehad hebben om in het 'Domesday Book' van alle eigenaren in
Engeland zo nauwkeurig en gedetailleerd de waarde van hun bezittingen vast te leggen?
2 Waarom kun je stellen dat het 'Domesday Book' een rol heeft gespeeld in het proces van centralisatie van
de macht bij de Engelse koning?
3 Het 'Domesday Book' is ook voor andere vragen met betrekking tot de geschiedenis van Engeland in de
elfde eeuw een belangrijke bron. Leg uit dat de gegevens met betrekking tot 'the land of St.Peter of
Westminster' informatie verschaffen over:
- de gelaagdheid van de samenleving;
- hoe de Kerk het land exploiteerde dat zij in bezit had.
STAATSVORMING Vazalliteit
Belang van geld
Macht van de koning
Positie van de vrouw
TOETS
2210
BRON
In de Late Middeleeuwen hadden de koningen van Engeland het recht om toezicht uit oefenen op de huwelijken
van hun vazallen en ook oefenden zij de voogdij uit over de weduwe en de kinderen van een vazal die gestorven
was. In de bewaard gebleven financiële administraties van deze koningen zijn veel van het volgende soort
documenten te vinden. Een 'palfrey' is een soort paard dat vooral door dames bereden werd.
"Alice, gravin van Warwick, betaalt £1000 en 10 'palfreys' voor toestemming om weduwe te blijven zolang zij
dat wenst en om niet door de koning gedwongen te worden om te trouwen. En als zij misschien zou willen
trouwen, zal zij niet trouwen behalve met de toestemming van en op inwilliging van de koning, waarvoor de
koning een genoegdoening moet ontvangen; en om de voogdij te hebben over haar zonen, die zij heeft van de
graaf van Warwick, haar overleden echtgenoot.
Hawisa, die de vrouw was van William Fitz Robert, betaalt 130 marken en 4 'palfreys' om met rust gelaten te
worden door Peter van Borough, aan wie de koning toestemming heeft gegeven om met haar te trouwen; en dat
ze niet gedwongen zal worden om te trouwen.
Geoffrey de Mandeville moet 20.000 marken betalen om als vrouw Isabella, gravin van Gloucester, te hebben,
samen met alle landerijen en behuizingen en leengoederen die haar toevallen.
Thomas de Colville betaalt 100 marken om de voogdij te hebben over de zonen van Roger Torpel, en hun land
totdat zij meerderjarig zijn."
1 Vazalliteit en leenstelsel zijn een kenmerkend aspect van de Vroege Middeleeuwen. Toch blijkt uit de
inhoud van de bron dat deze beslist uit de Late Middeleeuwen moet dateren. Beredeneer uit welke
aanwijzing in de bron dat blijkt.
2 De manier waarop volgens de bron de Engelse koningen omgingen met hun recht om toezicht uit te
oefenen op de huwelijken van hun vazallen en om de voogdij over weduwen en kinderen van gestorven
vazallen uit te oefenen heeft er aan bijgedragen dat zij hun koninklijke macht over heel Engeland konden
versterken. Toon de juistheid van deze bewering aan door
- eerst aan de bron te ontlenen op welke manier de Engelse koningen het genoemde recht in hun
voordeel gingen gebruiken en
- daarna uit te leggen dat hun dit middelen in handen gaf om hun koninklijke macht over
Engeland te versterken.