De constructie van een SES-variabele voor het SiBO...

47
Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs De constructie van een SES-variabele voor het SiBO-onderzoek T. Reynders, I. Nicaise & J. Van Damme Promotoren directiecomité: J. Van Damme, P. Ghesquière, I. Nicaise, P. Onghena & P. Van Petegem Overige promotoren: F. Daems, R. Janssen, F. Laevers, M. Valcke, L. Verschaffel & K. Verschueren Onderzoek in opdracht van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, in het kader van het programma ‘Steunpunten Beleidsrelevant Onderzoek’ 2005 LOA-rapport nr. 31

Transcript of De constructie van een SES-variabele voor het SiBO...

Page 1: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs

De constructie van een SES-variabele voor het SiBO-onderzoek T. Reynders, I. Nicaise & J. Van Damme

Promotoren directiecomité: J. Van Damme, P. Ghesquière, I. Nicaise, P. Onghena & P. Van Petegem

Overige promotoren: F. Daems, R. Janssen, F. Laevers, M. Valcke, L. Verschaffel & K. Verschueren

Onderzoek in opdracht van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, in het kader van het programma ‘Steunpunten Beleidsrelevant Onderzoek’

2005

LOA-rapport nr. 31

Page 2: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

2

Inhoudstafel

Inhoudstafel .............................................................................................. 2 Inleiding ................................................................................................... 3 1. Theoretische achtergronden, indicatoren en het meten van SES......................... 4

1.1 Theoretische achtergronden............................................................................... 4 1.2 Indicatoren ................................................................................................... 4

1.2.1 Opleiding .............................................................................................................5 1.2.2 Beroep(sstatus) .....................................................................................................5 1.2.3 Inkomen en/of bezit................................................................................................6 1.2.4 Evoluties in de indicatoren van SES..............................................................................6

1.3 SES-maten en indexen ...................................................................................... 7 1.3.1 Enkelvoudige versus samengestelde maten ....................................................................7 1.3.2 Enkelvoudige maten................................................................................................7

International Socioeconomic Index of Occupational Status (ISEI).............................................................. 7 Het EGP (Erikson-Goldthorpe-Portocarero)-schema ............................................................................. 8 De ANU (Australian National University)-categorieën............................................................................ 8 De ISCED (International Standard Classification of Education) ................................................................. 9

1.3.3 Samengestelde maten..............................................................................................9 Hollingshead Four-Factor Index of Social Status.................................................................................. 9 De CIM-categorieën .................................................................................................................. 10

1.3.4 Meest aangewezen maat......................................................................................... 11 1.4 Meeteenheden – schaalniveau ............................................................................12 1.5 SES-componenten in het SiBO-onderzoek...............................................................12

2. Variabelen............................................................................................13

2.1 Opleiding van de (groot)ouders ..........................................................................13 2.2 Beroep van de (groot)ouders .............................................................................14 2.3 Tewerkstelling van de ouders ............................................................................15 2.4 Netto-maandinkomen van het gezin.....................................................................16 2.5 Eigendom ....................................................................................................16 2.6 Gezinssamenstelling .......................................................................................17 2.7 Overzicht van de geconstrueerde variabelen ..........................................................17

3. Factoranalyse........................................................................................19

3.1 Factoranalyse ...............................................................................................19 3.2 Constructie van de SES-variabele ........................................................................20

3.2.1 Constructie op basis van factorscores ......................................................................... 21 3.2.2 Constructie op basis van gemiddelde scores ................................................................. 22

4. Besluit.................................................................................................27 5. Bibliografie...........................................................................................28 Bijlage 1: Operationalisering van SES in andere studies .......................................31 Bijlage 2: Gegevens van SiBO m.b.t. SES..........................................................43 Bijlage 3: Geconstrueerde en gecleande variabelen ...........................................45

Page 3: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

3

Inleiding

In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele voor het SiBO-onderzoek. Het SiBO-onderzoek

is een longitudinaal onderzoek naar de schoolloopbanen van kinderen doorheen het basisonderwijs. Doel van

het onderzoek is de (verschillen in) ontwikkeling van leerlingen en hun schoolloopbaan vanaf het

kleuteronderwijs tot het einde van de lagere school te beschrijven en verklaren. Hiertoe trachten we een zo

volledig mogelijk beeld te krijgen van het kind en de context waarin het opgroeit, zowel thuis als op school.

De thuis- of achtergrondsituatie van een kind wordt veelal gekoppeld aan het begrip ‘socio-economische status’

(SES). In onderzoek naar gelijke kansen en schoolprestaties in het onderwijs wordt de socio-economische status

als een belangrijke variabele naar voren geschoven. Deze variabele blijkt veel variantie in schoolresultaten te

verklaren als er naar de thuissituatie van kinderen en leerlingen wordt gekeken (bv. Bornstein et al., 2003;

Wielemans, 2000).

SES is evenwel een ambigu begrip dat door onderzoekers verschillend wordt ingevuld. Het is niet eenduidig wat

SES juist is en uit welke aspect(en) deze variabele bestaat. In het kader van het SiBO-onderzoek was het onze

opdracht te komen tot een correcte, eenvoudig operationaliseerbare, meetbare en hanteerbare SES-variabele.

De totstandkoming van deze variabele wordt in dit rapport beschreven.

We dienen hier wel nadrukkelijk te wijzen op de interpretatie van hoe sociale achtergrond de resultaten van

leerlingen beïnvloedt. De oorzaken van ongelijkheid in het onderwijs kunnen namelijk worden opgedeeld in

‘ongelijke kansen’ enerzijds, en ‘ongelijke behandeling’ anderzijds. Ongelijke kansen verwijzen naar de

ongelijke verdeling van verschillende vermogensbronnen waarover gezinnen beschikken (het zogenaamde

menselijk, economisch, cultureel en sociaal kapitaal). Deze gezinsvermogens oefenen een quasi ‘mechanische’

invloed (onafhankelijk van schoolvariabelen) uit op de onderwijskansen van leerlingen. Daartegenover staat

ongelijke behandeling, wat verwijst naar bewust of onbewuste discriminatiemechanismen vanuit de school zelf

(bv. verwachtingspatronen, communicatiestoornissen, toelatings- en uitsluitingsbeleid van de school, …). De

oorzaken van ongelijkheid kunnen dus zowel in het milieu als in de school gesitueerd worden. Indien men een

onderscheid wil maken tussen de ‘echte’ milieufactoren en de ongelijke behandeling door het

onderwijssysteem is een multidimensionele aanpak van SES nodig (bv. apart de invloed van het menselijk,

economisch, cultureel en sociaal kapitaal berekenen) en volstaat de in dit rapport beschreven SES-variabele

niet. Deze SES-variabele zal vooral bruikbaar zijn om de totale invloed (ongeacht of deze gemedieerd is door

de school) van sociale achtergrond op schoolresultaten na te gaan.

Sociaal-economische status wordt door verscheidene theoretici beschreven en in vele onderzoeken gebruikt. In

dit rapport zullen we het overzicht echter beknopt houden. Eerst schetsen we een beeld van wat er doorgaans

in de literatuur betreffende de operationalisatie, de meting en het gebruik van SES beschreven wordt. We

bekijken hiervoor eerst kort een aantal theoretische achtergronden en de indicatoren die doorgaans gebruikt

worden om een zicht te krijgen op SES. Daarna gaan we dieper in op de concrete invulling van de componenten

van SES en vervolgens bespreken we de schaalniveaus waarop men de SES-variabele kan construeren. In een

tweede hoofdstuk werken we een voorstel uit over hoe we uit de SiBO-data een SES-variabele kunnen

extraheren. Daartoe voeren we een factoranalyse op de variabelen die in de literatuur meestal als SES-

indicatoren gebruikt worden. Op basis hiervan kiezen we de uiteindelijke variabelen waaruit de SES-variabele

zal bestaan. Daarna stellen we twee mogelijke manieren voor om een SES-variabele op basis van de gekozen

‘sub’variabelen te berekenen en argumenteren we de keuze voor één van de twee. We eindigen met een kort

besluit.

Page 4: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

4

1. Theoretische achtergronden, indicatoren en het meten van SES

1.1 Theoretische achtergronden

Socio-economische status (SES) verwijst naar de positie van een individu of groep binnen een hiërarchische

sociale structuur. SES geeft een indicatie van de economische en sociale positie van een individu of gezin in de

maatschappij. Er zijn verschillende theoretische benaderingen van de conceptualisatie van socio-economische

status en sociale klasse. Marks (1999) neemt als beginpunt het onderscheid tussen de Weberiaanse en

Marxistische benadering.

Weber legt de nadruk op de arbeidsmarkt, door te focussen op de marktwaarde van vaardigheden en andere

eigenschappen die individuen tot de arbeidsmarkt toelaten. Drie eigenschappen zijn belangrijk in dit opzicht:

het bezit van goederen, vaardigheden en sociaal prestige (waaronder ook ‘beroepsstatus’).

Marxistische benaderingen leggen meer de nadruk op het al dan niet bezitten van de middelen om tot een

bepaalde klasse te horen. Eén van de meest prominente Marxistische (doch minder structurele) benaderingen is

die van Pierre Bourdieu. Hij benadrukt de culturele factoren en stelt dat sociale reproductie in stand

gehouden wordt door het onderwijssysteem: leerlingen van de hoge sociale klasse worden volgens Bourdieu

bevoordeeld via subtiele processen waardoor ze ingewijd worden in de dominante cultuur. Hun succes wordt

bevorderd doordat deze leerlingen beoordeeld worden aan de hand van criteria die juist door die dominante

cultuur opgesteld worden.

Een andere (doch aanvullende) benadering is die van Coleman, die meer het sociaal kapitaal benadrukt.

Sociaal kapitaal kan verstaan worden als de netwerken die individuen kunnen ontplooien om hun sociale positie

te handhaven of te verbeteren. Het concept sociaal kapitaal wordt door Coleman gedefinieerd als “the norms,

the social networks and relationships that are of value for the child’s growing up” (in: Marks, 1999).

1.2 Indicatoren

Afhankelijk van het gebruikte theoretisch kader, de verzamelde gegevens en de onderzoeksvragen, kunnen

verschillende indicatoren van SES gebruikt worden. Powers (in OASD, 2000) stelt dat onderzoek beroep als

beste enkelvoudige indicator van SES aangeeft. Nochtans kan het opnemen van bijkomende informatie zoals

inkomen en opleiding de verklaarde variantie in het meten van sociale klasse doen toenemen. Daarbij komt nog

dat verschillende items unieke dimensies van SES kunnen blootleggen, waar ze tezamen het construct in zijn

totaliteit representeren (Nam & Terrie in: OASD, 2000). De variabelen die gewoonlijk worden gebruikt om

sociale status te bepalen zijn opleiding, beroep en inkomen; aanvullende maten zijn tewerkstelling, bezit,

cultureel en/of sociaal kapitaal.

Met betrekking tot dit laatste stellen Israël en Beaulieu (2002) dat inzake het cognitief en sociaal-emotioneel

functioneren van het kind het sociaal kapitaal een belangrijke doch minder sterke invloed heeft dan de

volgende drie componenten waarvan doorgaans wordt aangenomen dat ze behoren tot de SES:

de culturele component: de opleiding

de sociale component: het beroep of de beroepsstatus

de economische component: het inkomen (of het bezit)

Toch worden niet altijd alledrie die componenten tezamen bevraagd of gemeten. Soms wordt er een index

ontwikkeld die deze drie combineert; andere keren worden één of twee van de drie als enige indicator voor

SES genomen. Meestal gaat het dan om opleiding en/of beroep, omdat die de grootste voorspellende waarde

Page 5: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

5

blijken te hebben. Merk op dat dit twee meer ‘sociale’ componenten zijn van SES, niet de economische (het

vermogen). We bespreken hieronder kort de drie componenten van SES alsook de trends die zich hierin de

laatste jaren aftekenen.

1.2.1 Opleiding

De opleiding van de ouders is waarschijnlijk de meest voorkomende indicator van SES en wordt geassocieerd

met het niveau van verworven kennis, de levensstijl en –gewoontes, de culturele smaak en de

opvoedingswaarden en –stijl van de ouders (Bornstein, Hahn, Suwalsky & Haynes, 2003). Zo houdt de opleiding

van de moeder verband met de kwantiteit en kwaliteit van de gesprekken met haar kinderen. De opleiding van

de moeder correleert met SES in zijn geheel (de combinatie van opleiding, beroep en inkomen) (r=.69 bij

Bradley, Caldwell, Rock & Ramey in: Bornstein et al., 2003) en de opleiding van de moeder en die van de vader

correleren onderling ook hoog (Kalmijn in: Bornstein et al., 2003).

Het grote voordeel van de opleiding van de ouders is dat het een stabiel gegeven is (Gottfried, Gottfried,

Bathurst, Guerin & Parramore, 2003). Toch waarschuwen Duncan en Magnuson (2003) ervoor dat er heel wat

interveniërende variabelen zijn die de correlatie tussen de opleiding van de moeder en de ontwikkeling van het

kind kunnen aandrijven. De meest voor de hand liggende van deze factoren zijn de cognitieve mogelijkheden.

Zo argumenteren bijvoorbeeld Borduin en Henggeler (in Bornstein et al., 2003) dat verschillen in ouder-

kindinteracties – die meestal toegeschreven worden aan de opleiding of sociale klasse – eerder te wijten zijn

aan het verbale IQ van moeder en kind dan aan SES. Weinig onderzoekers (kunnen) controleren voor de

intelligentie van de moeder, maar zij die het wel (kunnen) doen, ontdekken dat deze controle het verband

tussen de opleiding van de moeder en de schoolse resultaten van de kinderen reduceert.

1.2.2 Beroep(sstatus)

De beroepsstatus is volgens Bornstein et al. (2003) illustratief voor “de vaardigheden en talenten” die personen

bijbrengen aan de arbeidsmarkt wanneer zij productief werk verrichten in de samenleving. Bij het bepalen van

de beroepsstatus wordt er een bepaalde rangschikking van nagenoeg alle voorkomende beroepen gemaakt naar

aanzien. Meestal wordt bij die prestigescore ook de opleiding die nodig is om dat beroep uit te oefenen mee in

rekening gebracht. Volgens Bornstein houdt de beroepsstatus verband met de opvoedingspraktijk en heeft hij

zodoende een invloed op de ontwikkeling van het kind. Duncan en Magnuson (2003, p.100) wijzen er echter op

dat zij geen overtuigende aanduidingen hebben gevonden dat dit verband causaal is: “ (…) Without more

convincing evidence, we have little way of evaluating whether the modest differences in parental values or

cognitive skills that may be causally associated with job characteristics have any meaningful influence on

children’s development”.

Ook beroepsstatus is een vrij stabiele maat, maar toch is het een ietwat problematische indicator van SES

(Bornstein et al., 2003). Zo kiezen vele vrouwen er bewust voor om niet te participeren aan de arbeidsmarkt

(Gottfried et al., 2003), maar ook hebben beroepen van mannen en vrouwen een verschillend prestige en ze

worden verschillend vergoed.

Toch stelt Hauser (1994) dat beroepsstatus een stabielere maat is dan inkomen (zie verder) en op lange termijn

waarschijnlijk ook een betere indicator. Beroepsstatus (en ook opleiding) varieert minder op korte termijn dan

inkomen.

Page 6: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

6

1.2.3 Inkomen en/of bezit

Het inkomen voorziet het gezin van de middelen om tegemoet te komen aan noden en behoeften. Er zijn

tegenstrijdige aanwijzingen of inkomen al dan niet betrouwbaar gemeten kan worden en betekenisvol verband

houdt met de opvoeding of de ontplooiing van het kind (Bornstein et al., 2003). Duncan, Brooks-Gunn, Yeung,

en Smith (in Duncan & Magnuson, 2003) stellen in dat verband dat inkomen er het meest toe doet in de vroege

kindertijd.

Zoals gezegd is inkomen dikwijls moeilijk te meten. Vragen naar inkomen is vragen naar gevoelige informatie,

wat een grote kans op non-respons met zich meebrengt. Ook is vragen naar lonen en wedden veelal precair,

want inkomen kan op korte termijn significant veranderen. Zo stellen Gottfried et al. (2003) dat vooral het

meten van het inkomen van de moeder op een bepaald tijdstip onbetrouwbaar zou zijn, omdat dit zeer snel

kan wijzigen.

Inkomen wordt dan ook veelal niet in directe vraagvorm opgenomen als indicator van SES. In de plaats daarvan

kan men het bezit opnemen. Het bezit wordt doorgaans beschouwd als een meer stabiele maat en wordt

meestal geoperationaliseerd door te vragen naar het bezit van een aantal gebruiksgoederen al dan niet

aangevuld met een aantal ruimtelijke goederen (bv. oppervlakte van de woning, aantal slaapkamers, …) op

basis waarvan het inkomen dan eventueel kan geschat worden. Toch acht men doorgaans de combinatie van

beroepsstatus en opleiding een ‘voldoende’ maat voor SES en worden noch bezit noch inkomen opgenomen.

Ganzeboom en Treiman (in Bornstein et al., 2003) waarschuwen hier echter voor: opleiding, beroepsstatus en

inkomen correleren volgens hen onderling niet hoog en hebben elk een differentiële invloed op verschillen in

schoolse resultaten van kinderen.

1.2.4 Evoluties in de indicatoren van SES

Inzake de verschillende hierboven besproken componenten van SES hebben zich gedurende de voorbije

decennia verschillende evoluties voorgedaan. Zo is het opleidingsniveau van de gemiddelde Vlaming de laatste

jaren sterk gestegen. Waar in 1990 45% van de 25 tot 34-jarigen als hoogst behaalde diploma het lager

secundair had, is dit in 2002 met meer dan de helft gedaald naar 19%. Het aandeel in deze leeftijdscategorie

dat een diploma van universitair niveau haalt, steeg in diezelfde periode van 11% naar 18% (bron: NIS,

Ministerie Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap). Ook uit bronnen van Kind en Gezin blijkt dat er zich

verschuivingen in de kansarmoedecriteria voordoen: waar in 1995 nog 80.3% scoorde op het criterium ‘lage

opleiding ouders’ is dat percentage in 2002 gedaald tot 67.5. Daarentegen zijn de percentages voor ‘lage

maandinkomen van het gezin’ en ‘zwakke arbeidssituatie van de ouders’ wel gestegen met respectievelijk zo’n

10 en 5% (bron: Kind en Gezin).

De spreiding rond de armoederisicogrens is de laatste jaren in Vlaanderen nochtans vrij stabiel gebleven. Het

percentage gerechtigden op een leefloon of bestaansminimum blijft in Vlaanderen gelijk, maar is in het

Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de periode van 1987 tot 2002 wel verdubbeld (bron: FOD Sociale Zekerheid

en Openbare instellingen van Sociale Zekerheid).

Wat de arbeidssituatie betreft, kunnen we de voorbije decennia een toename van vrouwen op de arbeidsmarkt

vaststellen, maar tegelijkertijd ook een toename van deeltijdse tewerkstelling en daarmee samenhangend een

toename in participatie aan concrete acties die het deeltijds werken stimuleren zoals loopbaanonderbreking of

Page 7: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

7

tijdskrediet. Zo is het aantal Vlamingen dat loopbaanonderbreking nam in 2002 (absoluut aantal 93.360) bijna

verdrievoudigd tegenover 1996 (absoluut aantal 34.090) (bron: Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening).

Een ontwikkeling die de laatste jaren een invloed kan hebben op de arbeidssituatie en het gezinsinkomen is de

toename van het aantal éénoudergezinnen. Steeds meer kinderen wonen bij één ouder en leven veelal ook

maar van één inkomen. Maar naast de economische gevolgen voor het kind heeft een éénoudergezin ook

gevolgen op pedagogisch vlak. Doordat de ouder er in het huishouden alleen voorstaat en dikwijls voltijds moet

gaan werken om financieel rond te komen, kan de ouder minder aandacht schenken aan het individuele kind in

het gezin. De vraag werpt zich dan ook op of de gezinssituatie dient opgenomen te worden als dimensie van

SES.

1.3 SES-maten en indexen

Indien men uit bovengenoemde componenten er één of meerdere kiest als indicator van SES, staat men nog

voor twee keuzes: (1) Neemt men elke component apart in de berekeningen van SES of combineert men twee

of meerdere maten tot één SES-score en (2) op welk schaalniveau gaat men de indicatoren meten en de SES

construeren?

1.3.1 Enkelvoudige versus samengestelde maten

De drie voorgaande componenten van SES kunnen onderling gecombineerd worden tot een samengestelde maat

of elk apart in een enkelvoudige maat worden gegoten. Enkelvoudige maten worden meestal gebruikt indien

men enkel het beroep (bv. EGP, ANU, CASMIN, ISEI) of de opleiding (bv. ABSCQ, ISCED) als indicator voor SES

neemt. Inkomen wordt zelden als enige indicator voor SES gebruikt. Voor meervoudige maten kunnen ofwel

beroeps-, opleidings- en inkomenscategoriseringen worden gecombineerd ofwel nieuw samengestelde maten

worden ontworpen. Voorbeelden van zulke nieuw ‘ontworpen’ samengestelde maten zijn de CIM categorieën

of de Hollingshead Four-Factor Index of Social Status.

Deze maten komen allen in het schema in bijlage 1 voor; we bespreken er een aantal als voorbeeld, namelijk :

• als enkelvoudige maten: de ISEI, de EGP-classificatie, de ANU-categorieën en de ISCED-categorieën

• als meervoudige maten: de Hollingshead Four-Factor Index of Social Status en de CIM-scores.

1.3.2 Enkelvoudige maten

International Socioeconomic Index of Occupational Status (ISEI)

De International Socioeconomic Index of Occupational Status van Ganzeboom en Treiman uit 1996 is een

geactualiseerde versie van de Socioeconomic Index (SEI) van Duncan (1961), die in Amerikaanse onderzoeken

frequent gebruikt werd als ordinale maat van beroepsstatus (Middleton, s.d.). Bij de SEI wordt aan het beroep

van de vader een bepaalde prestigescore toegekend, die door een aantal onderzoekers (o.a. Nakao & Treas,

Ganzeboom & Treiman) gemoderniseerd en bijgewerkt is. (I)SEI-scores zijn berekend om zowel de vereiste

opleiding bij beroepen alsook het inkomen en prestige die deze beroepen met zich meebrengen in te

calculeren. Opleiding weegt meer door in scores waar men naast de vader ook de moeder in meerekent, wat de

sexeverschillen in prestige weerspiegelt. ISEI-scores kunnen van 0 tot 100 variëren.

Page 8: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

8

Het grote voordeel van de ISEI is dat hij beroep als een interveniërende activiteit ziet die opleiding en inkomen

aan elkaar koppelt. Beroep is zo ‘geschaald’ dat het zoveel mogelijk van de indirecte invloed van opleiding op

inkomen mee inkapselt (Middleton, s.d.). Een ander groot voordeel is dat deze index een internationaal

vergelijkbare index is, waarvoor hij ook speciaal ontworpen is.

Het EGP (Erikson-Goldthorpe-Portocarero)-schema

De EGP-classificatie maakt een rangschikking van het hoogste beroep van de ouders en komt zo tot drie grote

SES-categorieën: de hoogste ‘service’klasse, de intermediaire klasse en de laagste ‘arbeiders’klasse. Personen

die inactief op de arbeidsmarkt zijn (met uitzondering van gepensioneerden), worden door Erikson, Goldthorpe

en Portocarero bij de arbeidersklasse gerekend. Indien men iemand niet kan classificeren, wordt deze persoon

buiten beschouwing gelaten. De EGP-classificatie ziet eruit als volgt:

EGP1: hogerleidinggevende en professionele beroepen, incl. grotere ondernemers

EGP2: middelbare leidinggevende en professionele beroepen

EGP3: routine hoofdarbeid

EGP4: kleine zelfstandigen met personeel

EGP5: kleine zelfstandigen zonder personeel

EGP6: landbouwers en veehouders

EGP7: zelfstandigen, bedienden en onthaalmoeders

EGP8: geschoolde handarbeiders

EGP9: halfgeschoolde, geoefende en ongeschoolde handarbeiders

EGP10: landarbeiders

+ arbeiders en werkzoekenden

Personen die tot categorie 1 of 2 behoren, worden als hogere serviceklasse beschouwd. Personen die tot de

intermediaire klasse worden gerekend, situeren zich in één van de categorieën van 3 tot en met 7. In de

lagere arbeidersklasse hoort volgens deze classificatie iedereen thuis wiens beroep in categorie 8, 9 of 10

valt.

De EGP-classificatie is eenvoudig (en op internationale schaal) te gebruiken, wat in haar voordeel spreekt.

Eerder een nadeel is dan wel dat een aantal andere aspecten van de arbeid die ook een invloed kunnen hebben

op het prestige, bijvoorbeeld de sector waarin men werkt, de werktijden, het aantal personeelsleden waar

men verantwoordelijk voor is (met uitzondering voor de kleine zelfstandigen), … niet in de classificatie worden

meegerekend.

De ANU (Australian National University)-categorieën

De Australische ANU-categorieën lopen qua methode gelijk aan de EGP-classificatie: ook hier gaat men

beroepen rangschikken en deze categorieën dan indelen naar hoge, middelmatige of lage SES. Het verschil met

de EGP-classificatie ligt erin dat de ANU probeert rekening te houden met de sector waarin men werkt. De

categorieën van de ANU bestaan dan ook uit sectoren in plaats van functies. Broom et al. (in Jones, 2001,

4.2.2.) geven aan hoe de samenstelling van de ANU3 (tot nog toe zijn er vier versies gemaakt) tot stand is

gekomen: “Prestige ratings for specific occupational titles were used as the criterion for fitting a regression

to census data on the social characteristics of persons in these occupations. The resultant equation was then

used to estimate prestige for all occupation groups identified in the census.”

De ANU4-categorieën zien er voorlopig zo uit (Jones & McMillan, in: Jones, 2001):

Page 9: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

9

1. Health, Education, Legal, Science, Building, Engineering qualified professionals

2. Nurses/therapists, social, business, computing, media, Air/sea transport qualified professionals

3. Elected and appointed officials; senior management – public sector, large organizations

4. Artists; associates/technicians; police/ADF officers (non-commissioned); sportspeople; business specialists

5. Farm, shop, office and hospitality managers; specialized clerks, sales and service workers; mechanical engineering,

electrical and communications trades people

6. Building/ auto/arts/miscellaneous trades people; secretaries; clerks; care workers

7. Transport and service workers; metal/textile/glass/wood/agriculture trades people; stationary plant operators;

skilled forestry/waterside/mining/construction workers; defence forces (lower ranks)

8. Other service workers; other machine operators; factory/farm hands; labourers

Zij die tot categorie 1, 2 of 3 behoren hebben volgens de Australische Universiteit een hoge socio-economische status. Categorie 4, 5 en 6 worden herleid tot een middelmatige SES, en personen in ANU-

categorie 7 of 8 hebben een lage SES. Merk op dat in deze indeling er onderaan de SES-ladder relatief weinig

differentiatie is, terwijl de hoogste SES-groepen in meerdere categorieën zijn onderverdeeld.

De ISCED (International Standard Classification of Education)

De ISCED categoriseert niet – zoals de drie voorgaande maten – het beroep of de beroepsstatus, maar wel de

opleiding. Eveneens in tegenstelling tot de hierboven genoemde maten zijn de ISCED-categorieën niet specifiek

ontworpen om een SES-indeling mee te maken. De ISCED is in de vroege jaren ’70 ontworpen en door de jaren

heen aangepast door UNESCO met als doel om dienst te doen als “an instrument suitable for assembling,

compiling and presenting statistics of education both within individual countries and internationally” (Unesco,

International Conference on Education, Genève, 1975). De laatst gereviseerde versie van de ISCED categorieën

stamt uit 1997 en ziet er als volgt uit (Unesco, 1997):

0. Preprimary level of education

1. Primary level of education (first stage of basic education)

2. Lower secondary level of education (second stage of basic education)

3. Upper secondary level of education

4. Postsecondary, non tertiary education

5. First stage of tertiary education (not leading directly to an advanced research qualification)

6. Second stage of tertiary education (leading to an advanced research qualification)

1.3.3 Samengestelde maten Hollingshead Four-Factor Index of Social Status

De Hollingshead Four-Factor Index of Social Status is een maat voor SES die dikwijls in de Verenigde Staten

wordt gebruikt en daar ook is genormeerd. De basis van de Hollingshead Index is de opleiding en het beroep

van elk werkend lid van het gezin. Als lid van het gezin wordt elke persoon gerekend “who has or shares

financial responsability for maintaining the home and supporting the family members living there” (Hauser in:

Bornstein et al., 2003, p. 32). Huisvrouwen (-mannen), studenten en werkloze personen worden niet

meegerekend in de berekening van de Hollingshead, met één uitzondering: indien er niemand in het gezin

actief is op de arbeidsmarkt, dan is de Hollingshead gebaseerd op die persoon die wellicht het huishouden doet

(in de meeste gevallen de vrouw). Het beroep wordt gescoord op een 9-puntenschaal en is berekend aan de

hand van ongeveer 450 jobtitels en –codes van de “United States Census” uit 1970. Opleiding wordt gescoord

op een 7-puntenschaal en is gebaseerd op het aantal jaren scholing en het behaalde diploma. De opleidings- en

beroepsscore van een individu worden volgens bepaalde regels gewogen en samengevoegd, wat een score

Page 10: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

10

tussen 8 en 66 oplevert. Indien het gezin uit meer dan één kostwinner bestaat, wordt het gemiddelde van de

verschillende individuele scores berekend.

De CIM-categorieën

De tweede samengestelde index die we hier bespreken is een beetje een buitenbeentje, in die zin dat het een

index is die voor en door het Centrum voor Informatie over de Media (CIM) is gemaakt, en dus niet zo’n sterk

humaan-wetenschappelijke oorsprong als de andere indexen heeft. Toch bespreken we deze index hier, omdat

het een goed en interessant voorbeeld is van een samengestelde index, bestaande uit opleiding en beroep. Zo

zal deze index bijvoorbeeld niet het beroep en de opleiding optellen en de score middelen, maar hij maakt het

product van beroep en opleiding. Er worden punten toegekend aan het opleidingsniveau en aan het beroep die

vervolgens met elkaar vermenigvuldigd worden. Het product wordt dan onderverdeeld in één van de acht

categorieën die op deze ordinale schaal de SES weerspiegelen. Voor het Centrum voor Informatie over de Media

wordt de SES van een gezin bepaalt door één persoon in het gezin, namelijk de voornaamste verantwoordelijke

van het gezinsinkomen.

De punten voor opleiding zijn als volgt verdeeld: 10 p. Zonder diploma, lager onderwijs

25 p. Lager beroepsonderwijs, lager secundair (algemeen, technisch of kunst)

50 p. Hoger secundair (algemeen, technisch of kunst)

60 p. Hoger beroepsonderwijs

90 p. HOBU

100 p. Universitair onderwijs

De punten die aan het beroep worden toegekend zijn: 10 p. Invalide; student; huisvrouw

25 p. Niet geschoold arbeider

40 p. Kleine landbouwer

50 p. Grote landbouwer; geschoold arbeider; rentenier

60 p. Lager bediende (ook: verpleging, politie, onderwijzers, …)

70 p. Ambachtsman of handelaar met ≤ 5 pers. in dienst; middenkader bediende verantwoordelijk voor ≤ 5 pers.

75 p. Middenkader bediende verantwoordelijk voor ≥ 6 pers.

80 p. Hoger kaderlid of directie verantwoordelijk voor ≤ 5 pers.

90 p. Industrieel, groothandelaar met ≥ 6 pers. in dienst; hoger kaderlid of directie verantwoordelijk voor 6-10

pers.

100 p. Vrij beroep of beroep waar kwalificatie voor vereist is; hoger kaderlid of directie verantwoordelijk voor ≥ 11

pers.

Het product van opleiding x beroep hoort dan in één van de volgende SES-categorieën thuis: 1. 6300 – 10000 punten

2. 4800 – 6000 punten

3. 3240 – 4500 punten

4. 2520 – 3000 punten

5. 1750 – 2500 punten

6. 900 – 1500 punten

7. 360 – 750 punten

8. 100 – 300 punten

Iemand die lager onderwijs als hoogste diploma heeft gehaald en als bediende werkt, krijgt 10 x 60 punten en

bevindt zich dus in categorie 7. Indien diezelfde bediende echter een diploma Hoger Onderwijs heeft, bevindt

hij zich met 5400 punten in categorie 2. Een huisvrouw met een diploma lager onderwijs krijgt slechts 10 x 10

punten en hoort in categorie 8 thuis. Als diezelfde huisvrouw een diploma lager secundair onderwijs zou

Page 11: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

11

behaald hebben, hoort ze ook nog thuis in categorie 8. Pas vanaf een diploma hoger secundair onderwijs zou

deze huisvrouw één categorie opklimmen.

1.3.4 Meest aangewezen maat

Welke maat is nu het meest aangewezen, een enkelvoudige of een samengestelde maat? De voordelen van een

enkelvoudige maat zijn voor de hand liggend. Het is eenvoudig, zowel in bevraging als in verwerking. Toch stelt

Jones (2001) dat er zowel theoretische als praktische argumenten zijn tegen het gebruik van een enkelvoudig

samengestelde index van SES. Zo kan volgens hem SES niet herleid worden tot slechts één van de drie

componenten (economische, sociale en culturele). Daarenboven stelt Marks (1999) dat multiple maten een

sterkere samenhang vertonen met schoolprestaties dan enkelvoudige. Congruent hieraan construeerden

Groenez, Van den Brande en Nicaise (2003) omwille van geobserveerde multicollineariteit een samengestelde

index.

Echter, in de YIT-data (Youth in Transition) in Australië vond men dat elk van de drie componenten een

onafhankelijk effect op de participatie in het Hoger Onderwijs heeft; een effect dat door het gebruik van een

samengestelde index verdoken kan blijven.

Bij meervoudige maten stellen zich bovendien wel wat problemen omtrent de gegevensverzameling. Zo is

bijvoorbeeld informatie over inkomen en bezit zijn niet altijd even makkelijk te vergaren of passend te meten.

Maar misschien nog het belangrijkste argument pro een enkelvoudige maat is het argument dat weinig

onderzoeken over de hele wereld, ondanks goede pogingen om een correct samengestelde index te

construeren, effectief gebruik maken van een samengestelde maat. Zoals in bijlage 1 is geïnventariseerd1,

gebruiken de meeste studies één of meerdere enkelvoudige indices.

Naast de vraag welke componenten er gemeten moeten worden – al dan niet in een samengestelde maat –,

werpt zich ook de vraag naar de specifieke concretisering van deze componenten op. Als men bijvoorbeeld de

opleiding als indicator van SES gaat nemen, over welke opleiding hebben we het dan: die van de vader, de

moeder, beiden? Indien men van beiden de opleiding zou bekijken, neemt men dan het gemiddelde, de

hoogste/laagste van de twee? Meestal gebruikt men de opleiding van de moeder op basis van het argument

dat moeders meer betrokken zijn bij de socialisatie van hun kind, ze brengen meer tijd met het kind door,

spenderen meer tijd aan lezen en het kind helpen met het huiswerk en zijn over het algemeen beter op de

hoogte van de beleving van het kind op school. Bovendien is er ook meestal een moeder aanwezig in het gezin.

Met betrekking tot de beroepsstatus wordt meestal het beroep van de vader genomen. Dit onder andere

omdat het beroep van de vader een meer stabiele maat is. De toenemende participatie van vrouwen op de

arbeidsmarkt kan vergelijkingen doorheen de tijd ook moeilijker maken en het beroep van de moeder heeft

volgens sommige onderzoekers (bv. Marks, 1999) minder sterke effecten op schoolse prestaties.

Het inkomen en bezit wordt uiteraard doorgaans op het niveau van het gezin bekeken. De toenemende

veelsoortigheid van nieuwe gezinsvormen maakt zulke kwesties als voorgaande er steeds moeilijker op, zowel

voor het bevragen als voor het analyseren van SES. In volgende paragraaf gaan we in op de ‘meeteenheden‘

van SES.

1 Let wel: dit is geen exhaustieve inventaris, wel komen er een aantal belangrijke Vlaamse en internationale onderzoeken aan bod.

Page 12: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

12

1.4 Meeteenheden – schaalniveau

Moeten (en kunnen) we de al dan niet samengestelde SES-variabele als continue dan wel als categorische

variabele behandelen? Uiteraard moet er eerst gekeken worden naar de analyses die men wil doen en welke

meeteenheden hier het meest geschikt voor zijn. Indien men eenvoudige berekeningen uitvoert, kunnen

categorische variabelen voldoende zijn. Bij meer ingewikkelde analyses zoals bijvoorbeeld multivariate

regressieanalyses of multilevelanalyses – analyses die doorgaans in schooleffectiviteitsonderzoek worden

gebruikt – zijn continue variabelen echter aangewezen. Vraag is dan of de constructie van de SES variabele het

toelaat deze als continu te behandelen. Er zijn mogelijkheden om een categorische SES-variabele te

hercoderen tot bijvoorbeeld een ordinale of continue variabele, maar hierbij moet uiteraard in het oog

gehouden worden dat de oorspronkelijke betekenis van de variabele daardoor niet aan inhoud inboet en dat de

geconstrueerde ordinale of continue variabele een juist beeld van de werkelijkheid geeft.

1.5 SES-componenten in het SiBO-onderzoek

Uitgevoerde studies en literatuur bieden niet altijd eenduidige aanwijzingen over welke indicatoren van SES te

gebruiken en hoe deze concreet toe te passen. Doorgaans wordt SES beschouwd als bestaande uit drie

componenten met bijbehorende variabelen:

1. de culturele component: de opleiding

2. de sociale component: het beroep of de beroepsstatus

3. de economische component: het inkomen of het bezit.

De meest gebruikte SES-indicatoren in onderzoek zijn de opleiding en het beroep van de ouders, meerbepaald

de opleiding van de moeder en de beroepsstatus van de vader. Ook het inkomen blijkt uit de literatuur een

sterke indicator maar wordt veelal weggelaten omwille van de moeilijke bevraagbaarheid. In het SiBO-

onderzoek worden nagenoeg alle variabelen – inclusief het inkomen – bevraagd die andere onderzoeken voor de

constructie van een SES-variabele gebruiken (zie bijlage 2).

Voor de constructie van de SES-variabele voor het SiBO-onderzoek zullen we eerst een exploratieve

factoranalyse uitvoeren op verschillende variabelen die voor SES kunnen gebruikt worden. We zullen de drie

componenten die doorgaans gebruikt worden – opleiding, beroep en inkomen/bezit – in deze factoranalyse

opnemen samen met de gezinssamenstelling, omdat deze variabele controversieel is. De variabelen etnische

afkomst en/of thuistaal worden niet opgenomen omdat deze in analyses steeds apart zullen worden

bijgevoegd. Het is ons inziens immers geen variabele die inhoudelijk inherent is aan de sociaal-economische

status van een gezin. Wel is het interessant om de samenhang van deze etnische variabele met SES te

onderzoeken, wat dan ook mogelijk wordt. Om dezelfde redenen nemen we ook ‘minder zakelijke’ variabelen

als linguïstisch kapitaal, interesse in de actualiteit, sociale contacten met het gezin, … niet op in de

factoranalyse.

Voor we de factoranalyse uitvoeren, werken we in een volgend hoofdstuk eerst de opgenomen variabelen

verder uit.

Page 13: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

13

2. Variabelen

Op basis van de literatuur hebben we mogelijke variabelen voor de constructie van een SES-variabele afgeleid.

Op deze variabelen zullen we een factoranalyse uitvoeren, die een beeld kan geven van de samenhang tussen

de variabelen en die kan aangeven hoe we een SES-variabele kunnen construeren. Vooraleer daarover te

rapporteren in hoofdstuk 3 geven we een overzicht van de variabelen en geven we aan hoe we ze in de

factoranalyse gebruikt hebben. De overige geconstrueerde variabelen zijn opgenomen in bijlage 3.

2.1 Opleiding van de (groot)ouders

Het hoogst behaalde diploma van de (groot)ouders delen we in naargelang de hoofdcategorieën zoals zij

bevraagd werden in de oudervragenlijst (Reynders, Van Heddegem, Van Damme & Nicaise, 2004). We maken

geen onderscheid tussen ‘geen diploma’ en het behalen van een diploma lager onderwijs, gezien het

vermoedelijk kleine aantal ouders die geen diploma lager onderwijs hebben gehaald. De sociale context is

hieromtrent tegenover enkele decennia geleden, toen dit onderscheid nog wel belangrijk was, sterk gewijzigd.

Voor de opleiding van de grootouders zou dit verschil dus nog wel relevant zijn, maar we geven er voorrang aan

om de variabele voor de twee generaties op dezelfde wijze te construeren. Het behalen van een diploma hoger

buitengewoon secundair onderwijs delen we in onder de categorie ‘diploma lager secundair onderwijs’, omdat

we veronderstellen dat deze opleiding inhoudelijk beter aansluit bij deze lagere categorie. De categorie ‘hoger

onderwijs buiten de universiteit’ werd niet meer opgesplitst in korte of lange type, om de eenvoudige reden

dat deze categorieën niet konden aangeduid worden door respondenten die een anderstalige vragenlijst

invulden.

We construeerden de variabelen ‘hoogste opleiding’ van de vader, moeder en grootouders langs beide kanten

aan de hand van de volgende categorieën:

• Geen diploma of diploma lager onderwijs

• Diploma Lager Secundair onderwijs (m.i.v. Hoger Buitengewoon Secundair Onderwijs)

• Diploma Hoger Secundair onderwijs (m.u.v. Hoger Buitengewoon Secundair Onderwijs)

• Hoger Onderwijs Buiten de Universiteit

• Universiteit

In de tabel hieronder geven we de frequenties van de opleiding van de ouders weer.

Tabel 1

Aantal antwoorden per opleidingscategorie voor de referentie- en de totale steekproef Referentiesteekproef Totale steekproef

Vader Moeder Totaal Vader Moeder Totaal

Categorie N % N % N % N % N % N %

1. ≤ LO 141 4.28 169 4.97 310 4.63 290 5.88 372 7.28 662 6.59 2. LSO 560 17.02 538 15.81 1098 16.40 841 17.06 832 16.27 1673 16.66 3. HSO 1321 40.14 1275 37.47 2596 38.78 1845 37.42 1740 34.03 3585 35.70 4. HOBU 780 23.70 1074 31.56 1854 27.70 1124 22.80 1541 30.14 2665 26.54 5. UNIV 489 14.86 347 10.20 836 12.49 830 16.84 628 12.28 1458 14.52

Totaal 3291 100.00 3403 100.00 6694 100.00 4930 100.00 5113 100.00 10043 100.00

Het uitsplitsen van het hoger onderwijs in HOBU en universitair onderwijs blijkt uit deze tabel een goede zaak

te zijn. Anders zou de hoogste categorie een te groot aandeel van de totale populatie omvatten. De verdeling

van de variabele over de verschillende categorieën lijkt ons goed te zijn.

Page 14: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

14

2.2 Beroep van de (groot)ouders

Een rangorde in het beroep van de (groot)ouders maken, is minder eenvoudig. Gewoonlijk codeert men

beroepen aan de hand van (internationale) coderingsschema’s, die daarbij eveneens inkomen en opleiding in

rekening brengen, om alzo de beroepsstatus te bepalen. In de SiBO-data hebben we voor de startgroep K3

informatie over het beroep van ongeveer 8500 ouders. Het zou echter te veel tijd en middelen in beslag nemen

om deze beroepen allen individueel te coderen om tot zulk een beroepenrangordening en beroepsstatus te

komen. Daarom opteerden we voor een classificatie die direct afleidbaar is uit de antwoorden op de in de

oudervragenlijst gestelde vraag naar het soort beroep dat men uitoefent maar die toch ook nog een realistische

rangordening in de socio-professionele status weergeven. Gezien inkomen en opleiding als afzonderlijke

variabele al deel uitmaken van onze SES-variabele, wilden we ook een rechtstreekse inmenging van opleiding

en inkomen in de beroepsvariabele vermijden. Daarom noemen we de variabele ook niet ‘beroepsstatus’ maar

‘socio-professionele status’.

Met al deze bovengenoemde aspecten rekening houdend, baseren we ons voor een beroepenclassificatie op de

indeling die Groenez, Van den Brande en Nicaise (2003) maakten in de data van de PSBH-studie. Zij ordenen de

beroepen in 12 categorieën, met name:

1. Geen beroep / nooit gewerkt

2. Ongeschoold arbeider

3. Geschoold arbeider

4. Helper

5. Landbouwer

6. Kleine zelfstandige

7. Lager bediende

8. Hoger bediende

9. Kaderlid / directiekader

10. Vrij beroep

11. Groothandelaar

12. Ondernemingsleider

In de oudervragenlijst waren de antwoordcategorieën bijna identiek aan deze hierboven. De enige verschillen

zijn dat ‘helper’ geen antwoordmogelijkheid was (deze categorie is dan ook leeg) en dat ‘werkzaam in het

onderwijs’ met onderverdelingen in ‘basis of secundair onderwijs’ en ‘hoger onderwijs of universiteit’ als

antwoordcategorie bijgevoegd werd. Om het onderwijzend personeel een bovenstaande PSBH-categorie toe te

wijzen, werden onderwijzers in het basis of secundair onderwijs als lager bediende gecodeerd en lesgevers in

het hoger onderwijs of de universiteit als hoger bediende. Eventuele over- of onderschattingen hierdoor zullen

door de combinatie met de gevolgde opleiding gecorrigeerd worden.

Voor de SES-variabele in het SiBO-onderzoek nemen we deze categorisering van Groenez, Van den Brande en

Nicaise over, met deze voorwaarde dat elke categorie voldoende respondenten moet bevatten. We zetten de

(enigszins arbitraire) grens op 5% van het totale aantal respondenten en baseren ons in de eerste plaats op de

data van de ouders. Indien we het aantal ouders per groep berekenen voor de referentiesteekproef en voor de

totale steekproef, komen we tot de volgende gegevens:

Page 15: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

15

Tabel 2

Aantal antwoorden per beroepscategorie voor de referentie- en totale steekproef Referentiesteekproef Totale steekproef

Vader Moeder Totaal Vader Moeder Totaal

Categorie N % N % N % N % N % N %

1. Geen 77 2.8 174 6.3 251 4.5 140 3.3 383 9.1 523 6.2 2. OnArb 338 12.2 285 10.3 623 11.3 604 14.2 464 11.0 1068 12.6 3. GesArb 975 35.1 392 11.9 1304 23.6 971 22.8 434 10.3 1405 16.6 4. Helper 0 0.0 0 0.0 0 0.0 0 0.0 0 0.0 0 0.0 5. Landb 32 1.2 14 0.5 46 0.8 37 0.9 17 0.4 54 0.6

6. KZelf 255 9.2 181 6.6 436 7.9 384 9.0 232 5.5 616 7.3 7. LaBed 391 14.1 929 33.7 1320 23.9 560 13.2 1367 32.5 1927 22.8 8. HoBed 567 20.4 652 23.7 1219 22.0 892 21.0 1006 24.0 1898 22.5 9. Kader 215 7.7 71 2.6 286 5.2 309 7.3 112 2.7 421 5.0 10. Vrij 113 4.1 86 3.1 199 3.6 196 4.6 144 3.4 340 4.0 11. Groot 21 0.8 4 0.1 25 0.5 30 0.7 8 0.2 38 0.4 12. Ondleid 95 3.4 29 1.1 124 2.2 130 3.1 33 0.8 163 1.9

Totaal 2779 100.0 2754 100.0 5533 100.0 4253 100.0 4200 100.0 8453 100.0

Niet elke categorie bestaat afzonderlijk uit voldoende respondenten. De landbouwers, vrije beroepen,

groothandelaars en ondernemingsleiders zitten duidelijk onder de 5%. Hen dienen we dus bij een andere

categorie te voegen. Zo voegen we de landbouwers bij de categorie van de kleine zelfstandigen, omdat de

meeste landbouwers ook zelfstandigen zijn. De vrije beroepen, groothandelaars en ondernemingsleiders voegen

we ook op inhoudelijke gronden bij de kader- en directieleden. We zouden deze drie groepen ook in een

afzonderlijke categorie kunnen plaatsen, maar omdat ons inziens inhoudelijk de kloof tussen de vrije beroepen

en groothandelaars of ondernemingsleiders (binnen de groep) groter is dan de afstand tussen de vrije beroepen

en kaderleden (tussen groepen), verenigen we hen allen in één categorie, met name deze waar men aan het

hoofd staat van een (al dan niet eigen) zaak. De categorie ‘geen beroep’ zouden we strikt genomen ook bij een

andere moeten voegen, maar omdat deze in zekere zin tegengesteld is aan de andere categorieën (niet versus

wel arbeid verrichten), houden we hem toch apart. In de berekening met alle steekproeven komt deze

categorie wel boven de 5%, wat deze afzondering mede onderbouwt.

Uiteindelijk komen we zo tot de volgende 7 categorieën:

1. Geen beroep / nooit gewerkt

2. Ongeschoold arbeider

3. Geschoold arbeider

4. Landbouwer / kleine zelfstandige

5. Lager bediende

6. Hoger bediende

7. Kaderlid, directie / vrij beroep / groothandelaar / ondernemingsleider

2.3 Tewerkstelling van de ouders

Ook de tewerkstelling van de ouders was niet zo eenvoudig om te ordenen. We kozen om een indeling te maken

naar activiteitsgraad en –prospectie. Zo wordt tewerkstelling ingedeeld in drie ‘graden’: (1) permanent inactief

met daarin arbeidsongeschikt, pensioen en huishouden, (2) tijdelijk inactief met werkloosheid, dagonderwijs

en loopbaanonderbreking, en tot slot (3) actief met daarin de deeltijds en voltijds werkenden. Er kan discussie

ontstaan of huishouden bij permanent of tijdelijk inactiviteit zou moeten ondergebracht worden. We plaatsen

het hier bij permanent inactief omdat de ouders die tijdelijk (omwille van bijvoorbeeld kinderen) de

arbeidsmarkt verlaten om het huishouden te doen dit meestal doen door loopbaanonderbreking te nemen of

deeltijds te gaan werken. Bij een dubbel antwoord op deze variabele kreeg telkens de hoogste activiteitsgraad

voorrang. Zo kreeg bijvoorbeeld werkloos voorrang op huishouden en deeltijds op loopbaanonderbreking.

Page 16: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

16

Tabel 3

Aantal antwoorden per tewerkstellingscategorie voor de referentie- en totale steekproef Referentiesteekproef Totale steekproef

Vader Moeder Totaal Vader Moeder Totaal

Categorie N % N % N % N % N % N %

1. Perm. inact. 92 2.81 673 19.59 765 11.40 157 3.20 1141 21.98 1298 12.87 2. Tijd. inact. 158 4.82 377 10.98 535 7.97 356 7.26 649 12.50 1005 9.96 3. Actief 3026 92.37 2385 69.43 5411 80.63 4393 89.54 3402 65.52 7795 77.26

Totaal 3276 100.00 3435 100.00 6711 100.00 4906 100.00 5192 100.00 10089 100.00

De verdeling van deze variabele is niet uitstekend – de categorie ‘actief’ is een relatief grote categorie – maar

toch lijkt dit volgens ons de best mogelijke indeling. Een suggestie zou kunnen zijn om de categorie ‘actief’

nog op te splitsen in deeltijds en voltijds werk, maar dit is niet mogelijk gezien deze opsplitsing in de

vragenlijst voor de anderstaligen niet werd gemaakt. Een andere ordening zou ons inziens te arbitrair zijn. De

rijpercentages van moeder en vader samen liggen in deze ordening ook telkens boven de 5%, wat niet

onvoordelig is.

2.4 Netto-maandinkomen van het gezin

De zes categorieën van het maandinkomen gebaseerd op alle inkomensbronnen van het gezin worden gewoon

overgenomen vanuit de vragenlijst zelf. De laagste categorie is een inkomen lager dan 1000 euro, de hoogste is

een inkomen hoger dan 5000 euro per maand. Daartussen stijgen de categorieën steeds met 1000 euro.

Tabel 4

Aantal antwoorden per inkomenscategorie voor de referentie- en totale steekproef

Referentiesteekproef Totale steekproef Categorie N % N %

1. ≤ 1000 euro 178 6.21 382 8.57 2. 1000 – 2000 euro 801 27.93 1349 30.27 3. 2000 – 3000 euro 1095 38.18 1560 35.01 4. 3000 – 4000 euro 527 18.38 787 17.66 5. 4000 – 5000 147 5.13 217 4.87 6. ≥ 5000 euro 120 4.18 161 3.61

Totaal 2868 100.00 4456 100.00

De twee hoogste categorieën zouden eventueel samengenomen kunnen worden, maar houden we hier toch

apart om wat spreiding in de hogere inkomens te hebben. Het valt op dat in de totale steekproef – waarvan de

GOK-oversampling deel uitmaakt – de lagere inkomenscategorieën meer observaties bevatten.

2.5 Eigendom

Wat het eigendom betreft, maken we een indeling van ‘geen bezit’ over ‘wel een eigendom maar geen woning’

naar ‘bezit van één of meerdere woningen’. De tweede categorie is zeer klein, maar inhoudelijk is ons inziens

deze tussencategorie wel belangrijk, dus behouden we hem. Later in dit rapport zullen we zien dat het

overigens niet zo veel uitmaakt, omdat we ‘bezit’ niet als subvariabele in de SES-variabele zullen opnemen.

Page 17: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

17

Tabel 5

Aantal antwoorden per eigendomscategorie voor de referentie- en totale steekproef

Referentiesteekproef Totale steekproef Categorie N % N %

1. Geen eigendom 805 24.27 1408 27.89 2. Eigendom, geen woning 57 1.72 77 1.53 3. Woning(en) 2455 74.01 3564 70.59

Totaal 3317 100.00 5049 100.00

2.6 Gezinssamenstelling

De gezinssamenstelling spitsen we toe op het al dan niet behoren tot een éénoudergezin. We kijken of het

gezin uit één of twee ouders bestaat. Daarna maken we ook een opsplitsing naargelang dit ‘kerngezin’ uit de

oorspronkelijke ouders bestaat dan wel een nieuw samengesteld gezin (NSG) of een gezin met co-

ouderschapregeling is.

Tabel 6

Aantal antwoorden per gezinscategorie voor de referentie- en totale steekproef

Referentiesteekproef Totale steekproef Categorie N % N %

1. Eénoudergezin 307 9.14 529 10.57 2. NSG / co-ouder 197 5.86 308 6.16 3. Twee oorspr. ouders 2855 85.00 4166 83.27

Totaal 3359 100.00 5003 100.00

De nieuw samengestelde gezinnen of gezinnen met een co-ouderschapsregeling maken meer dan 5% van de

steekproef uit, wat maakt dat we ze als een aparte categorie kunnen beschouwen.

2.7 Overzicht van de geconstrueerde variabelen

Tot slot van dit hoofdstuk zetten we op de volgende pagina alle variabelen die we zullen opnemen in de

factoranalyse nog eens op een rijtje.

Page 18: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

18

Tabel 7

Overzicht van de geconstrueerde variabelen voor SES-analyses Variabelen SubVariabelen Categorieën

Hoogste opleiding van de ouders + de grootouders 2

“OplMoeder5”

1. Geen diploma of Lager onderwijs 2. Diploma Lager Secundair onderwijs (m.i.v. Hoger

Buitengewoon Secundair onderwijs) 3. Diploma Hoger Secundair onderwijs (m.u.v. Hoger

Buitengewoon SO) 4. Hoger Onderwijs Buiten de Universiteit

5. Universiteit

Beroep van de ouders + de groothouders (apart voor vader en moeder)

“BeroepMoeder7”

1. Geen beroep / nooit gewerkt 2. Ongeschoold arbeider 3. Geschoold arbeider

4. Landbouwer / Kleine zelfstandige 5. Lager bediende 6. Hoger bediende 7. Kaderlid/directiekader / Vrij beroep / Groothandelaar /

Ondernemingsleider

Tewerkstelling van de ouders (apart berekend voor moeder en vader, cfr. opleiding)

“TewerkMoeder3”

1. Permanent inactief

• arbeidsongeschikt

• met pensioen

• doet het huishouden

2. Tijdelijk inactief

• werkloos

• volgt dagonderwijs

• loopbaanonderbreking, tijdskrediet

3. Actief

• werkt deeltijds

• werkt voltijds

Inkomen: netto maandinkomen van het gezin

“Inkomstcategorie”

1. < 1000 euro 2. 1000 – 2000 euro 3. 2000 – 3000 euro 4. 3000 – 4000 euro 5. 4000 – 5000 euro 6. > 5000 euro

Bezit van eigendommen (onroerend goed)

“Eigendom3”

1. Geen eigendom in bezit 2. grond(en) of garage(s) maar geen woning 3. woning(en)

Gezinssamenstelling: het al dan niet leven in een eenoudergezin

“Eenouder3”

0. Eenoudergezin 1. Nieuw samengesteld gezin / co-ouderschap 2. Tweeoudergezin: beide oorspronkelijke of wettelijke ouders

2 Deze variabelen zijn telkens apart berekend voor moeder en vader. In de naam van de variabele wordt telkens weergegeven over wie het gaat: moeder, vader, MaMoeder (= de moeder van de moeder van het kind), PaMoeder (= de vader van de moeder van het kind), MaVader (= de moeder van de vader van het kind) en PaVader (= de vader van de vader van het kind).

Page 19: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

19

3. Factoranalyse

3.1 Factoranalyse Op de groep variabelen die in vorig hoofdstuk besproken werden, voerden we een factoranalyse uit. We

berekenden daarvoor eerst de correlaties tussen de variabelen en op basis daarvan – om zo weinig mogelijk

missings te hebben – voerden we een exploratieve factoranalyse uit met varimax rotatie. Hoewel enkel de

inkomstvariabele een variabele op intervalniveau is, beschouwen we de overige rangorde variabelen voor deze

factoranalyse ook als intervalvariabelen.

We voerden deze factoranalyse uit op de referentiesteekproef K3 van het SiBO-onderzoek3 die een

weerspiegeling van de Vlaamse situatie beoogt. Dezelfde factoranalyse op de totale steekproef gaf -

niettegenstaande dat af en toe de rangordening en factorladingen licht afweken van die van de

referentiesteekproef - uiteindelijk dezelfde factoren weer.

Een eerste analyse kwam tot drie factoren, zowel op basis van het proportie- als het scree-test criterium. We

duiden de factoren met een verticale lijn aan, de hoogste lading van een variabele op een factor wordt – mits

boven .40 – in het vet aangeduid, andere ladingen boven .40 worden schuin gemarkeerd.

Tabel 8

Drie-factorenoplossing van 17 variabelen Factor 1 Factor 2 Factor 3

Inkomstcategorie .74 .22 .15

OplMoeder5 .58 .26 .40 BeroepVader7 .58 .40 .16 BeroepMoeder7 .56 .16 .32 OplVader5 .52 .40 .27 Eigendom3 .48 .01 .04 TewerkMoeder3 .39 .04 .13 Eenouder3 .37 .01 -.09 TewerkVader3 .30 .02 .06 OplPaVader5 .15 .76 .34 OplMaVader5 .06 .75 .34

BeroepPaVader7 .27 .61 .23 BeroepMaVader7 .03 .41 .09 OplMaMoeder5 .09 .31 .75 OplPaMoeder5 .13 .31 .74 BeroepPaMoeder7 .24 .21 .58 BeroepMaMoeder7 .07 .12 .40

Het eerste wat de aandacht trekt, is dat de grootouders langs vaders en langs moeders kant mooi afzonderlijk

telkens op eenzelfde factor laden. Dit maakt dat we deze variabalen zouden kunnen weglaten uit de

berekening van een SES-variabele, met als reden dat van de overige variabelen doorgaans wordt aangenomen

dat ze inhoudelijk een betere invulling geven van SES.

Iets anders wat opvalt aan de factorladingen is dat van de ouders en grootouders telkens eerst de opleiding en

dan het beroep het hoogst laadt. Eén uitzondering hierop is de opleiding van de vader die lager laadt dan het

beroep van de vader. Ook bij een één- of tweefactorenoplossing, komt dit tot uiting. De tewerkstelling van de

ouders en de gezinssamenstelling laden op geen enkele factor boven .40.

3 Voor meer uitleg hieromtrent, zie: Verhaeghe, Maes, Gombeir, & Peeters (2002).

Page 20: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

20

In een volgende factoranalyse (eveneens een exploratieve factoranalyse, op basis van de correlaties en met

varimax rotatie) schrappen we de variabelen over de grootouders. Op basis van statistische en inhoudelijke

criteria lijkt de tweefactoren ons de meest plausibele oplossing.

Tabel 9 Tweefactorenoplossing met 9 variabelen

Factor 1 Factor 2

OplMoeder5 .78 .17

OplVader5 .74 .13

BeroepMoeder7 .63 .22

BeroepVader7 .62 .29

Inkomstcategorie .57 .55

TewerkMoeder3 .34 .20

Eigendom3 .19 .56

Eenouder3 .06 .49

TewerkVader3 .15 .30

Hier zien we (in navolging van de driefactorenoplossing) dat opleiding en beroep zich afsplitsen van

tewerkstelling, gezinssamenstelling en eigendom. Tewerkstelling van de moeder laadt nog wel op de eerste

factor, maar niet meer boven .40. De ‘kloof’ met de eerstvolgende variabele, inkomstcategorie, is ook veel

groter dan tussen de andere variabelen: .23, daar waar de grootste andere afstand .09 is. Inkomstcategorie

laadt op beide de factoren hoger dan .40.

Om het aantal missings te verkleinen, kiezen we ervoor om de SES-variabele te baseren op een beperkt aantal

variabelen. In de literatuur komen opleiding, beroep en inkomen naar voren als de drie belangrijkste

variabelen. Dezelfde variabelen scheiden zich in bovenstaande factoranalyse af, waardoor de keuze voor deze

variabelen voor de hand ligt.

3.2 Constructie van de SES-variabele

Op basis van literatuur en de uitgevoerde factoranalyses zullen we de SES-variabele dus construeren aan de

hand van de volgende variabelen:

• Inkomstcategorie

• Opleiding van de moeder

• Opleiding van de vader

• Beroep van de moeder

• Beroep van de vader

Een pluspunt aan de SES-variabele van SiBO kan dan zijn dat SiBO de mogelijkheid heeft om de economische

variabele, het inkomen, er mee in te verwerken, daar waar andere onderzoeken dit minder makkelijk kunnen

door de moeilijke bevraagbaarheid van de variabele. De keerzijde van de inkomensmedaille is echter dat we

ons voor de eigenlijke constructie van de SES-variabele dan niet kunnen beroepen op eerder geconstrueerde

maten die enkel met beroep en/of opleiding werken.

De vraag die zich nu aandient is of we een bepaald gewicht dienen te geven aan deze variabelen ter

constructie van de SES-variabele. We zien twee mogelijke manieren om een SES-variabele op basis van deze

vijf subvariabelen te construeren.

Page 21: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

21

De eerste is een gewogen ‘a posteriori’ manier op basis van factorscores, die al een reflectie zijn van de

verzamelde data. De tweede wijze is een ongewogen en meer ‘a priori’ constructie, onafhankelijk van de data,

op basis van gemiddelde scores op inkomstcategorie, opleiding en beroep.

3.2.1 Constructie op basis van factorscores

De a posteriori-methode houdt in dat we een factorscore van elk kind op de vijf bovengenoemde

‘sub’variabelen berekenen en de som daarvan als SES-score beschouwen. Hierbij wordt rekening gehouden met

het gewicht van elke subvariabele (i.c. de factorlading) om de SES-score te berekenen. De factorladingen4 van

de subvariabelen worden hieronder weergegeven.

Tabel 10

Factorladingen van de subvariabelen in de SES-variabele Subvariabele Factorlading

Opleiding Moeder 0.77627

Opleiding Vader 0.75856 Beroep Vader 0.71426 Inkomstcategorie 0.67779 Beroep Moeder 0.64613

De verdeling van de factorscores in de referentiesteekproef geven we in de volgende tabel en het bijhorend

histogram weer. Merk op dat factorscores steeds gestandaardiseerde scores zijn.

Tabel 11

Verdeling van SES-variabele o.b.v. factorscores

N % Missing Mean Sd Min. Max. Normaliteit

(Kolmogorov-Smirnov)

2561 35,2 0 0.92 -2.41 2.03 p < 0.01

4 Alle berekeningen werden tenzij anders vermeld op de referentiesteekproef gedaan. De verschillen met de resultaten van analyses op de gehele steekproef zijn miniem.

Page 22: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

22

Figuur 1

Histogram van SES-variabele op basis van factorscores

0

100

200

300

400

500

600

-2,25 -1,75 -1,25 -0,75 -0,25 0,25 0,75 1,25 1,75

Het grote nadeel van de berekening op basis van factorscores is het grote aantal missings (35,2%). Indien men

een ontbrekende score heeft op één van de vijf variabelen, dan wordt de factorscore niet berekend. Een

percentage missing values van 35.2% is veel, mede omdat men daar nog eens de non-respondenten van de

oudervragenlijst moet bijtellen van wie we eveneens geen SES-score kunnen berekenen. Het gevolg van deze

berekeningswijze is ook dat van de eenoudergezinnen nooit een factorscore kan berekend worden en zij steeds

uit de boot vallen. Een tweede nadeel is dat ‘beroep’ en ‘opleiding’ eigenlijk meer doorwegen dan

‘inkomstcategorie’, omdat er van de eerstgenoemde twee variabelen telkens twee subvariabelen zijn die elk

een wegingsfactor krijgen. Indien de ouders in een gezin dus een lage opleiding hebben maar wel veel

verdienen, zullen ze een lagere SES-score krijgen dan in het geval dat ze een hoge opleiding hebben maar

weinig verdienen. Dit eerst en vooral omdat de factorlading van ‘inkomstcategorie’ lager is dan die van

‘opleiding’, maar ook omdat de opleiding van beide ouders samen (2 subvariabelen) een lading krijgt van 1.53

terwijl de inkomstcategorie van het gehele gezin met één subvariabele een lading krijgt van 0.68.

3.2.2 Constructie op basis van gemiddelde scores

Een andere meer ‘a priori’ manier om de SES-variabele aan de hand van inkomen, beroep en opleiding te

construeren, is de drie subvariabelen een gelijk gewicht toedelen. In een eerste stap bepalen we dan de

gemiddelde opleiding in het gezin (op basis van de opleiding van vader en moeder) en het gemiddelde

beroepsniveau van het gezin (op basis van de beroepscategorie van vader en moeder). Deze ingreep is een

oplossing voor het probleem van de ongelijke ‘deelname’ van de inkomstvariabele in de berekening met de

factorscores die we hierboven beschreven. In een tweede stap kunnen we dan deze drie scores optellen en

middelen tot een SES-score. Gezien de subvariabelen niet allemaal uit hetzelfde aantal categorieën bestaan,

gebruiken we telkens de standaardscores. We hanteren hiervoor het gemiddelde en de standaardafwijking van

de referentiegroep, ook voor de berekening van de SES-scores van de volledige groep. Deze cijfers zijn

opgenomen in tabel 12.

Page 23: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

23

Tabel 12

Gemiddelde en standaardafwijking van opleiding van de ouders, beroep van de ouders en inkomen van het gezin in de

referentiegroep. Variabelen Gemiddelde Standaardafwijking

Opleiding van de ouders 3.25268505 0.93507092 Beroep van de ouders 4.43662174 1.49165718

Inkomen 3.00836820 1.13721939

Gezien we bij deze methode de opleiding van de ouders evenals hun beroepen middelen, zal bij een

combinatie van twee tegenovergestelde extreme scores de uiteindelijke score opschuiven naar het

gemiddelde. Indien dit bij veel observaties het geval is, kan het inhoudelijk en statistisch niet zo correct zijn

om te middelen, gezien er zich dan veel observaties rond het gemiddelde zouden bevinden. Om dit te testen,

bekijken we eerst de gecombineerde frequenties van de variabelen opleiding respectievelijk beroep van de

ouders, die in de tabellen hieronder worden weergegeven. De hoogste frequenties per ouder en per categorie

staan steeds in vet aangeduid.

Tabel 13

Gecombineerde frequentieverdeling van de opleiding van de ouders N % Rij %

Kolom % Opleiding vader

Opleiding moeder

≤ LO LSO HSO HOBU UNIEF Totaal

≤ LO

64

1.97 42.11 47.06

32

0.98 21.05 5.87

43

1.32 28.29 3.29

9

0.28 5.92 1.16

4

0.12 2.63 0.83

152

4.68

LSO

30 0.92 6.13

22.06

285 8.77

58.28 52.29

135 4.16

27.61

10.34

30 0.92 6.13

3.86

9 0.28 1.84

1.86

489 15.05

HSO

36 1.11 2.97

26.47

152 4.68

12.54 27.89

771 23.73 63.61 59.04

190 5.85

15.68 24.42

63 1.94 5.20

13.02

1212 37.30

HOBU

5 0.15 0.47 3.68

71 2.19 6.74

13.03

319 9.82

30.29 24.43

476 14.65 45.20 61.18

182 5.60

17.28 37.60

1053 32.41

UNIEF

1 0.03 0.29 0.74

5 0.15 1.46 0.92

38 1.17

11.08 2.91

73 2.25

21.28 9.38

226 6.96

65.89 46.69

343 10.56

Totaal 136

4.19 545

16.77 1306

40.20 778

23.95 484

14.90 3249

100.00

Page 24: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

24

Tabel 14

Gecombineerde frequentieverdeling van het beroep van de ouders N %

Rij % Kolom %

Beroep vader

Beroep moeder Geen

beroep

Onge-schoold

arbeider

Geschoold arbeider

Kl. Zelfst / Landb.

Lager bediende

Hoger bediende

Kader/ vrij ber./

groothan./ ond.leider

Totaal

Geen beroep

9

0.27 4.64

11.39

67

2.03 34.54 18.26

60

1.82 30.93 7.50

19

0.58 9.79 4.69

12

0.36 6.19 2.73

8

0.24 4.12 1.22

19

0.58 9.79 3.48

194

5.89

Ongeschoold arbeider

22 0.67 6.67

27.85

136 4.13

41.21 37.06

86 2.61

26.06 10.75

24 0.73 7.27 5.93

27 0.82 8.18 6.14

24 0.73 7.27 3.65

11 0.33 3.33 2.01

330 10.02

Geschoold arbeider

10 0.30 2.53

12.66

31 0.94 7.85 8.45

221 6.71

55.95 27.63

25 0.76 6.33 6.17

48 1.46

12.15 10.91

49 1.49

12.41 7.45

11 0.33 2.78 2.01

395 11.99

Kleine zelfstandige

/ landbouwer

3

0.09 1.05 3.80

9

0.27 3.14 2.45

41

1.24 14.29 5.13

148

4.49 51.57 36.54

22

0.67 7.67 5.00

31

0.94 10.80 4.71

33

1.00 11.50 6.04

287

8.71

Lager bediende

22 0.67 2.00

27.85

91 2.76 8.28

24.80

239 7.25

21.75 29.88

102 3.10 9.28

25.19

256 7.77

23.29 58.18

221 6.71

20.11 33.59

168 5.10

15.29 30.77

1099 33.35

Hoger bediende

12 0.36 1.58

15.19

22 0.67 2.89 5.99

134 4.07

17.63 16.75

70 2.12 9.21

17.28

61 1.85 8.03

13.86

283 8.59

37.24 43.01

178 5.40

23.42 32.60

760 23.07

Kaderlid /

vrij beroep / groothandelaar /

ondernemings-leider

1

0.03 0.43 1.27

11

0.33 4.78 3.00

19

0.58 8.26 2.38

17

0.52 7.39 4.20

14

0.42 6.09 3.18

42

1.27 18.26 6.38

126

3.82 54.78 23.08

230

6.98

Totaal 79

2.40 367

11.14 800

24.28 405

12.29 440

13.35 658

19.97 546

16.57 3295

100.00

Zowel bij opleiding als bij beroep is er een significante samenhang tussen vader en moeder (opleiding:

χ²(16)=2564.26, p<.0001; beroep: χ² (36) = 1733.76, p<.0001). De mate van samenhang, uitgedrukt in Cramer’s

V (waarbij 0 absoluut geen samenhang betekent, en 1 volledige samenhang) is respectievelijk .44 voor

opleiding en .30 voor beroep.

Page 25: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

25

Combinaties van extremen komen dus relatief weinig voor. Hoogopgeleiden hebben doorgaans hoogopgeleide

partners, laagopgeleiden kiezen voor laaggeschoolde partners. Arbeiders trouwen in de regel met arbeiders,

hoger bedienden en kaderleden hebben meestal partners met eveneens een hogere socio-professionele status.

Een uitzondering qua beroepscategorie zijn de lager bedienden; zij hebben partners die op verschillende

niveaus een beroep kunnen uitoefenen. Dit zal voornamelijk te wijten zijn aan het feit dat de lager bedienden

een grote en heterogene groep zijn. Op basis van de frequentietabellen zijn er echter geen bezwaren tegen

het middelen van de opleiding en het beroep van de ouders.

In de volgende tabel en figuur presenteren we dan ook de verdeling van de SES-scores op basis van de

gemiddelden per subcategorie, waarbij als er slechts van één ouder informatie is, het gemiddelde van deze

enkele scores als eindscore toegekend wordt.

Tabel 15

Verdeling van SES-variabele o.b.v. gemiddelde score op beroep, opleiding en inkomen

N % Missing Mean Sd Min. Max. Normaliteit

(Kolmogorov-Smirnov)

3540 10,5 -0.017 0.88 -2.41 2.63 p < 0.01

Figuur 2

Histogram van SES-variabele op basis van de gemiddelde score op beroep, opleiding en inkomen

0

100

200

300

400

500

600

700

800

900

-2,25 -1,75 -1,25 -0,75 -0,25 0,25 0,75 1,25 1,75 2,25 2,75

Ook hier is er evidentie voor een normale verdeling. Het gemiddelde situeert zich rond het theoretisch

gemiddelde van 0.

Het aantal missings ligt in deze berekening gevoelig lager (10,5% ten opzichte van 35,2%) en op de

verdelingscriteria scoort deze geconstrueerde variabele zeker even goed, zoniet beter, dan de andere. Er is

immers meer spreiding in de hoogste SES-categorieën in vergelijking met het vorige histogram van de

factorscores. De correlatie tussen de scores van beide berekeningswijzen is .99. Op basis van genoemde

voordelen kiezen we voor deze ongewogen berekening van de SES-variabele.

Het grote voordeel van deze berekeningswijze is uiteraard het kleiner aantal missing values, maar omwille van

de validiteit dienen we grenzen te stellen aan het maximum aantal missings op de vijf subvariabelen. Daarbij

kunnen we al criteria invoeren vanaf de eerste stap met vijf variabelen (het berekenen van de gemiddelde

opleiding en beroep van de ouders) of pas vanaf de tweede stap met de drie variabelen: gemiddelde opleiding

van de ouders, gemiddelde beroep van de ouders en inkomstcategorie. Voor de constructie van de gemiddelde

Page 26: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

26

opleiding en het gemiddelde beroep van beide ouders zouden we geen rekening houden met ontbrekende

gegevens bij één van de ouders. Dit omdat we anders de eenoudergezinnen weer zouden uitsluiten. We zouden

uiteraard voor deze gezinnen een aangepaste berekening kunnen maken, maar we kiezen hier voor eenvoud en

doen dit bijgevolg niet. Wel markeren we een grens voor het aantal missings op de drie subgroepen

(gemiddelde opleiding ouders, gemiddeld beroep ouders, inkomstcategorie gezin) in de subvariabelen. We

stellen het criterium op ‘maximum 1 missing’. Indien we twee missings van de drie variabelen zouden toelaten,

zou het criterium sterk verzwakken en slechts 104 observaties meer opleveren, zoals de volgende tabel laat

zien.

Tabel 16

Frequentie aantal missing values bij de constructie op basis van gemiddelden Aantal missings Frequentie Percentage Cumulatieve Frequentie Cumulatief percentage

0 4282 68.47 4282 68.74 1 972 15.54 5254 84.01 2 104 1.66 5358 85.67 3 896 14.33 6254 100.0

Page 27: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

27

4. Besluit

Voor de opbouw van een SES-variabele voor het SiBO-onderzoek kozen we er op basis van literatuur en een

factoranalyse voor om de SES-variabele te construeren gebaseerd op vijf componenten: de opleiding van de

moeder, de opleiding van de vader, het beroep van de moeder, het beroep van de vader en de inkomsten van

het gezin. We besloten om het gemiddelde van deze vijf variabelen te nemen als maat voor SES. Echter, we

doen dit in twee stappen. In een eerste stap wordt de gemiddelde opleiding en het gemiddelde beroep van de

ouders berekend. Zo houden we nog drie variabelen over: gemiddelde opleiding van de ouders, gemiddeld

beroep van de ouders en inkomstcategorie. Het gemiddelde van deze drie subvariabelen vormt de SES-score

van elke leerling. We werkten met standaardscores, waardoor er ook negatieve SES-waarden mogelijk zijn. De

laagste SES-score is -2.41, de hoogste 2.63. Onderzoekers die bij analyses op de SIBO-data deze SES-maat

willen gebruiken op de SiBO-data, vinden de scores per leerling binnenkort terug op de cd-rom met de SiBO-

gegevens, of kunnen ze zelf berekenen aan de hand van de gemiddelden en standaardafwijking in hoofdstuk 3.

Zij die toch een categorische maat behoeven, kunnen uitgaande van deze continue maat beslissen hoeveel

categorieën ze maken en welke percentielen ze daarvoor gebruiken.

Page 28: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

28

5. Bibliografie

(2003). Young peoples social origin, educational attainment and labour market outcomes in Europe. Youth

transitions from education to working life in Europe part III. Statistics in Focus. Population and social

conditions, theme 3, 6/2003. www.eu-datashop.de/EN/sta_kurz/thema3/nk_03_06.pdf

Bornstein, M.H., Hahn, C.-S., Suwalsky, J.T.D., & Haynes, M.O. (2003). Socioeconomic status, parenting and

childe development: The Hollingshead Four-Factor Index of Social Status and the Socioeconomic Index

of Occupations. In: M.H. Bornstein & R.H. Bradley (Eds.), Socioeconomic status, parenting, and child

development. Mahwah, New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.

Bornstein, M. H., & Bradley, R. H. (2003). Socioeconomic status, parenting, and child development. Mahwah,

New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.

Bossuyt, N., & Van Oyen, H. (s.d.). Health Expectancy by socio-economic status in Belgium. Brussel: Scientific

Institute of Public Health. http://www.iph.fgov.epidemio/epien/inegalen/socioineq-en.pdf

Buchmann, C. (2002). Measuring family background in International Studies of Education: Conceptual Issues and

methodological Challenges. In: A. Porter & A. Gamoran (eds.). Methodological advances in Cross-

national Surveys of Educational Achievement, National Research Council, Board on International

Comparative Studies in Education. Washington, DC: National Academic Press.

Centrum voor Informatie over de media. (2003) Bereikstudies Pers, Bioscoop en Plurimedia mei 02/april 03.

Brussel: CIM. http://www.cim.be/agora/trek/00-Methodologie_NL.pdf

Core (2003). Workshop on understanding and promoting knowledge accumulation in education: tools and

strategies for education research. Remarks bij Dr. Claudia Buchmann. June, 30.

http://www7.nationalacademies.org/core/remarks%20by%20Claudia%20Buchmann.html

D’Haenens, L., Van Summeren, C., & Saeys, F. (s.d.). Marokkaanse en Turkse Jongeren in Nederland en

Vlaanderen gaan digitaal. De rol van de etnisch-culturele positie bij de toegang tot en het gebruik

van ICT. http://www.ercomer.org/events/seminars/Migrantenstudiesaangepast.doc

De Wit, K., & Verhoeven, J.C. (2000). Universiteiten en hogescholen elke hun roeping? [paper gepresenteerd

op het Vijfde VFO-congres, 26 oktober 2000] Leuven.

Driessen, G., Doesborgh, J., Ledoux, G., van der Veen, I., & Vergeer, M. (2003). Sociale integratie in het

primair onderwijs. Nijmegen: SCO-Kohnstamm Instituut – ITS.

Duncan, G.J., & Magnuson, K.A. (2003). Off with Hollingshead: socio-economic resources, parenting and child

development. In: M.H. Bornstein & R.H. Bradley (Eds.), Socioeconomic status, parenting, and child

development. Mahwah, New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.

FOD Sociale Zekerheid en Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid. Gerechtigden op een

bestaansminimum/leefloon per Vlaamse provincie, de gewesten en België.

http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/welzijn/armoede/Welzarmo001.xls

Gadeyne, S., & Deboosere, P. (s.d.). Socio-economische ongelijkheid in sterfte op middelbare leeftijd in

België. Een analyse van de nationale Databank Mortaliteit. VUB: Interface Demography.

http://www.statbel.fgov.be/studies/paper06.pdf

Gottfried, A.W., Gottfried, A.E., Bathurst, K., Guerin, D.W., & Parramore, M.M. (2003). Socioeconomic status

in children’s development and family environment: Infancy through adolescence. In: M.H. Bornstein &

R.H. Bradley (Eds.), Socioeconomic status, parenting, and child development. Mahwah, New Jersey:

Lawrence Erlbaum Associates.

Groenendaal, H., & Dekovic, M. (2000). Risicofactoren voor kwaliteit van opvoeding. Pedagogiek, 20, nr.1.

http://www.pedagogiek-online.nl/publish/articles/000003/article_content.htm

Groenez, S., Van den Brande, I., & Nicaise, I. (2003). Cijferboek ‘Sociale Ongelijkheid in het Vlaams

onderwijs’. [perstekst 29 oktober 2003]. Leuven: HIVA.

Hauser, R.M. (1994). Measuring socioeconomic status in studies of child development. Child development, 65,

1541-1545.

Hermans, D.J., Opdenakker, M.-C., Van de gaer, E., & Van Damme, J. (2003). Ongelijke kansen in het

secundair onderwijs in Vlaanderen. Een longitudinale analyse van de interactie-effecten van geslacht,

Page 29: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

29

etniciteit en socio-economische status op de bereikte onderwijspositie. [LOA-rapport nr. 7]. Leuven:

LOA.

Hoffman, L.W. (2003). Methodological issues in studies of SES, parenting, and child development. In: M.H.

Bornstein & R.H. Bradley (Eds.), Socioeconomic status, parenting, and child development. Mahwah,

New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates.

Http://www.pisa.oecd.org

Israel, G.D, & Beaulieu, L.J. The influence of social capital on test scores: How much do families, schools and

communities matter? http://aaaeonline.ifas.ufl.edu/Regions/Southern/israel2002.htm

Jones, R. G. (2001). Identifying higher education students from low socio-economic status backgrounds and

regional and remote areas. Government of Australia: Department of Education, Science and Training,

Higher Education Division, Evaluation and Investigation Program.

http://www.detya.gov.au/highered/eippubs/eip02_4/eip_04.htm#1

Kind en Gezin. Percentage kansarme gezinnen met een geboorte dat scoort op de kansarmoedecriteria van

Kind en Gezin. http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/welzijn/armoede/Welzarmo018.xls

Marks, G. (1999). The measurement of socioeconomic status and social class in the LSAY project. (Technical

paper number 14). Australian Council for Educational Research (ACER).

Middleton, E. (s.d.). Internationally comparable measures of occupational status. CCSR.

http://www.ccsr.ac.uk/publications/newsletters/6/news6p1.htm

NIS & Ministerie Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. Scholingsgraad van de bevolking van het Vlaamse

Gewest (25-34 jaar). http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/onderwijs/kwaliteitszorg/

ONDEKWAL011.xls

Office of the Assistant Secretary of Defense (OASD) (2000). Population representation in the military services.

http://www.defenselink.mil/prhome/poprep99/index.html.

Reynders, T., Van Heddegem, I., Nicaise, I., & Van Damme, J. (2004). Longitudinaal onderzoek in het

basisonderwijs. Oudervragenlijst schooljaar 2002-2003 (LOA-rapport nr. 22). Leuven, Steunpunt LOA,

cel SiBO.

Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. Aantal loopbaanonderbrekers naar geslacht.

http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/arbeidsmarkt/algemeen/werkbel014.xls

Rose, D., & Pevalin, D.J. (2001). The National Statistics Socio-economic Classification: Unifying Official and

Sociological Approaches to the conceptualization and Measurement of Social Class. [ISER Working

Papers. Number 2001]. University of Essex: Institute for Social and Economic Research.

Sammons, P., Sylva, K., Melhuish, E., Siraj-Blatchford, I., Taggart, B., & Elliot, K. (2003). Measuring the impact

of pre-school on children’s social/behavioural development over pre-school period. [The Effective

Provision of Pre-school educatione (EPPE) Project]. London: Institute of Education.

The new dictionary of cultural literacy (2002). Third edition.

Http://www.bartleby.com/59/17/socioeconomi.html.

Turmo, A. (2001). Science achievement and socio-economic status: a discussion based on PISA 2000 [paper

presented at the ESERA conference in Thessaloniki, Greece, August 2001].

Unesco (1997). International Standard Classification of Education.

http://www.unesco.org/education/information/nfsunesco/doc/isced_1997.htm

Van Damme, J., Van Landeghem, G., De Fraine, B., Opdenakker, M.-Ch., & Onghena, P. (2004). Maakt de

school het verschil? Effectiviteit van scholen, leraren en klassen in de eerste graad van het

middelbaar onderwijs. Leuven: Acco.

Van den Broeck, A. (2000). Socio-economische status van het gezin. [persoonlijk document i.v.m. TIMSS-

onderzoek]

Van Herten, L.M., Oudshoorn, K., Perenboom, R.J.M., Mulder, Y.M., Hoeymans, N., Deeg, D.J.H., Portrait,

F.R.M., Kunst, A.E., Van Lenthe, F., Witteman, J.C.M., Van Rossum, C.T.M., & Van Loon, A.J.M.

(2002). Gezonde levensverwachting naar social-economische status. [TNO-rapport]. Leiden: Divisie

Volksgezondheid.

http://www.kenniscentrumgrotesteden.nl/…/id=103078/file=rapport2002ses.pdf/textonly=148324

Page 30: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

30

Vereecken, C., & Maes, L. (s.d.). Jongeren en gezondheid: invloed van socio-economische klasse op

gezondheidsgedrag. Gent: Universiteit, Vakgroep maatschappelijke gezondheidskunde.

http://www.allserv.rug.ac.be/~cvereeck/hbsc/

Verhaeghe, J.P., Maes, F. , Gombeir, D. , & Peeters, E. (2002). Longitudinaal onderzoek in het Basisonderwijs.

Steekproeftrekking (LOA-rapport nr. 5). Leuven, Steunpunt LOA, cel SiBO.

Wielemans, W. (2000). Ingewikkelde ontwikkeling: Opvoeden en onderwijs in relatie tot maatschappij en

cultuur. Leuven: Acco.

Page 31: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

31

Bijlage 1: Operationalisering van SES in andere studies

In de tabel op de volgende pagina geven we de verschillende maten, indexen en operationaliseringen van SES in

verschillende onderzoeken over de gehele wereld weer. We splitsen eerst en vooral de maten op in

enkelvoudige versus samengestelde maten. Daarin maken we dan nog eens een opdeling naar de geografische

reikwijdte van het onderzoek.

De inhoud van de tabel is zeker niet exhaustief, de volgorde van de geïnventariseerde elementen is at random

en drukt in geen enkel geval een volgorde van belangrijkheid uit.

Page 32: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

32

Auteurs Onderzoek/ Organisatie Indicatoren voor SES Categorieën Opmerkingen

1. ENKELVOUDIGE SES-MATEN 1.1. Vlaamse of Nederlandse onderzoeken

Hoogste opleiding van de moeder en van de vader

0. geen diploma 1. lager onderwijs 2. lager/hoger secundair beroeps 3. lager secundair technisch 4. lager middelbaar (humaniora) 5. hoger secundair technisch 6. hoger middelbaar (humaniora) 7. hoger niet-universitair (incl. normaalschool) 8. hoger universitair onderwijs

Beroepsniveau van de moeder en van de vader Indeling in 6 beroepsniveaus op basis van aantal criteria (sector, vereist opleidingsniveau, aantal personeelsleden onder leiding, …)

Maandelijks netto-inkomen van beide ouders samen

Van Damme, J., Van Landeghem, G., De Fraine, B., Opdenakker, M.-Ch., Onghena, P.

LOSO

Cultureel kapitaal van het gezin (aantal culturele activiteiten)

Sociaal milieu: de opleiding van de ouders

Indeling varieert naar onderzoeksvraag. Het meest aantal categorieën is 7: • Maximum L.O. • LBO • Mavo, havo/vwo 1-3 • MBO • Havo/vwo 4-6 • HBO • W.O. Meestal wordt de SES als volgt ingedeeld: • Maximaal lager onderwijs • Maximaal LBO • Maximaal MBO • Maximaal HBO/WO

Driessen, Doesborgh, Ledoux, Van der Veen & Vergeer (2003)

Analyses met PRIMA-data, derde meting

En ook: - Etnische herkomst (het geboorteland van de

ouders) - Religie - Risicoleerling (leermoeilijkheden en/of specifieke

onderwijsbehoeften) - Sociaal en cultureel kapitaal

Sociaal-etnische achtergrond: categorieën (Jungbluth): • Beide ouders max. LBO – Turks/Marokkaans • Beide ouders max. LBO – overig allochtoon • Beide ouders max. LBO– autochtoon • Hoogst opgeleide ouder heeft MBO • Hoogst opgeleide ouder heeft HBO/W.O.

Vanaf MBO wordt er dus geen onderverdeling gemaakt naar etniciteit. → etniciteit speelt geen rol meer

Groenendaal, H., & Dekovic, M.

Opvoeden in Nederland in de jaren negentig

Opleidingsniveau + Niveau van de werkzaamheden van de voornaamste kostwinner

Daarnaast ook opleiding, beroeps-niveau (enkel van vader) en werkloosheid (ook enkel van vader) bevraagd

Beroep van vader

Arbeider Bediende Zelfstandige Nooit gewerkt

Beroepsprestige van de vader Beroepsprestigeschaal van Elchardus

De Wit, K. , & Verhoeven, J.C.

Verschillen in populatie tussen universiteiten en hogescholen

Hoogste diploma van de vader LO-LSO-HSO-HO1cyclus-HO2cycli-UO-andere

Page 33: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

33

Vereecken, C., & Maes, L. Jongeren en gezondheid: invloed van socio-economische klasse op

gezondheidsgedrag

Beroepen van de ouders (de hoogste SES van beide ouders wordt aanzien als de SES van de jongere) Classificatie o.b.v. het Erikson-Goldthorpe-Portocareroschema (EGP), mits enige aanpassingen

EGP-classificatie: • EGP1: hogerleidinggevende en professionele

beroepen, incl. grotere ondernemers • EGP2: middelbare leidinggevende en

professionele beroepen • EGP3: routine hoofdarbeid • EGP4: kleine zelfstandigen met personeel • EGP5: kleine zelfstandigen zonder personeel • EGP6: landbouwers en veehouders • EGP7: zelfstandigen, bedienden en

onthaalmoeders • EGP8: geschoolde handarbeiders • EGP9: halfgeschoolde, geoefende en

ongeschoolde handarbeiders • EGP10: landarbeiders • + arbeiders en werkzoekenden inactief (m.u.v. pensioen) = arbeidersklasse niet kunnen classificeren = buiten beschouwing

Hoogste ‘service’ klasse Intermediaire klasse Laagste ‘arbeiders’ Klasse Opmerkingen die de auteurs geven bij de classificatie: • de sector waarbinnen

men werkt of het al dan niet werken volgens een ploegensysteem kan soms een belangrijkere indicatie zijn voor economische positie dan klassenindeling

• de SES is van meer afhankelijk dan enkel het beroep.

Context = gezondheid!

Gadeyne, S., & Deboosere, P.

Socio-economische ongelijkheid in sterfte op middelbare leeftijd

Beroepsstatus als cruciale dimensie van SES, vooral voor mannen van middelbare leeftijd. Eveneens EGP-schema (zie hierboven) Context =

gezondheid/mortaliteit!

Bossuyt, N. & Van Oyen, H.

WIV (Wetenschappelijk Instituut voor de

Volksgezondheid)

Opleidingsniveau want: • Bij ‘inkomen’ is de respons te laag of niet

accuraat genoeg • Bij ‘beroep’ is het moeilijk om een hiërarchie te

maken in de verschillende professionele klassen

10 verschillende categorieën: • Geen kwalificaties/diploma’s • Lager onderwijs • Lager secundair BSO • Lager secundair TSO • Lager secundair ASO • Hoger secundair BSO • Hoger secundair TSO • Hoger secundair ASO • HOKT (1-3 jaar) • HOLT en UNIV (>3 jaar)

Geen BuSO-categorie Context = gezondheid!

Page 34: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

34

Van Herten et al. Levensverwachting naar SES Hoogst behaalde opleidingsniveau

Voor elke leeftijds- en geslachtscategorie worden de volgende SES-categorieën onderscheiden: • Lager onderwijs (geen of alleen lager onderwijs) • Voortgezet lager onderwijs (lager algemeen en

beroepsonderwijs) • Voortgezet hoger onderwijs (hoger algemeen en

middelbaar beroepsonderwijs) • Hoger onderwijs (hoger beroeps en

wetenschappelijk onderwijs)

Context = gezondheid/levensverwachting Er wordt gekeken naar het opleidingsniveau en de opleiding van één persoon in het gezin, nl. de ‘voornaamste verantwoordelijke van het gezinsinkomen

1.2. Onderzoeken buiten de Benelux

Opleiding van de moeder

• no qualification • vocational qualification • academic qualification at 16 • academic qualification at 18 • degree • higher degree

Opleiding van vader gaf voor slechts één AV significante verschillen

Sammons, Sylva, Melhuish, Siraj-Blatchford, Taggart & Elliot (2003)

EPPE (Effective Provision of Pre-school

Education Project)

Department for education and skills (UK)

Family SES: hoogste beroepsniveau van ouders

• professional non-manual • intermediate non-manual • skilled non-manual • skilled manual • semi-skilled manual • unskilled manual • never worked

Page 35: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

35

Beroepsstatus van de ouders, gedefinieerd a.h.v. − Het beroep van die ouder met de hoogste

beroepscategorie en gemeten door de ANU3-schaal (ACER)

− Beroep vader indien de gegevens voorhanden zijn, anders beroep moeder (LSAY) → argumentatie: beroep vader is stabieler + vaders hebben

een grotere psychologische gehechtheid aan hun beroep

de toename van vrouwen op de arbeidsmarkt maakt vergelijkingen over de tijd complexer

beroep moeder heeft (In Australië) een minder sterk effect op onderwijs- en arbeidsmarktuitkomsten dan beroep vader

Men gebruikt hiervoor de jobtitel en een beschrijving van de hoofdtaken die uitgevoerd worden.

ANU4 categorieën (Jones and McMillan, 2001): 9. Health, Education, Legal, Science,

Building, Engineering qualified professionals

10. Nurses/therapists; social, business, computing, media, Air/sea transport qualified professionals

11. Elected and appointed officials; senior management – public sector, large organizations

12. Artists; associates/technicians; police/ADF officers (non-commissioned); sportspeople; business specialists

13. Farm, shop, office and hospitality managers; specialized clerks, sales and service workers; mechanical engineering, electrical and communications trades people

14. Building/ auto/arts/miscellaneous trades people; secretaries; clerks; care workers

15. Transport and service workers; metal/textile/glass/wood/agriculture trades people; stationary plant operators; skilled forestry/waterside/mining/construction workers; defence forces (lower ranks)

16. Other service workers; other machine operators; factory/farm hands; labourers

→ ‘low’ SES = categorie 7 en 8 ‘medium’ SES = categorie 4, 5 en 6 ‘high’ SES = categorie 1, 2 en 3

De beroepsstatus en het opleidingsniveau worden bewust NIET in één index gegoten. (reden: uit onderzoek blijkt dat beiden een onafhankelijk effect hebben op participatie in het Hoger onderwijs. M.b.t. participatie aan het Hoger Onderwijs wordt nog een variabele bijgevoegd, nl. geografische locatie (remote and isolated geographic background)

Jones, R.

Analyse van verschillende onderzoeken: - Longitudinal Survey of Australian Youth (LSAY) (waaronder: participatie in het Hoger onderwijs) - Youth in Transition (YIT) - Survey of Parental Background - Studies uitgevoerd door the Australian Council for Educational Research (ACER)

Opleidingsniveau van de ouders: gedefinieerd a.h.v. opleiding moeder → argumentatie: moeders zijn meer betrokken bij de socialisatie van het kind, brengen meer tijd met het kind door, ook met huiswerk en zijn zich meer bewust van de leefwereld van het kind op school. Wel een probleem van missing data => oplossen door combinatie van opleiding beide ouders, bv. opleiding moeder (indien gegevens voorhanden), anders opleiding vader; het gemiddelde van beiden; of hoogste niveau van één van de twee.

Verschillende categoriseringen gebruikt, waaronder: • De leeftijd wanneer men de school heeft

verlaten • Het soort (getuigschrift, certificaat, …) en

de graad van diploma, volgens de ABS Classification of Qualifications (ABSCQ) − Higher degree − Postgraduate diploma − Bachelor degree − Undergraduate diploma − Associate diploma − Skilled vocational qualificationes − Basic vocational qualifications

Page 36: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

36

1.2. a. Onderzoeken naar de relatie tussen SES en ‘attainment’ [A] of ‘enrollment’ [E]

Beroepsstatus van de ouders Hansen & Haller (1973) Costa Rica Consumptiestatus (index van opleiding van ouders,

woonst en bezittingen in het gezin)

A

Kerckhoff (1974)

Groot-Brittanië

Currie (1977) Oeganda

Whyte & Parrish (1984) China

Smith & Chueng (1986) Filippijnen Lin & Bian (1991) China Blossfield (1993) Duitsland De Graaf & Ganzeboom (1993) Nederland5

Jonssen (1993) Zweden Kerkhoff & Trott (1993) Engeland, Wales Cobalti & Schizzerotto (1993) Italië

Buchmann, Charles & Sacchi (1993) Zwitserland

Treiman & Yamaguchi (1993) Japan

Mateju (1993) Tsjecho-Slowakije Szelenyi & Aschaffenburg (1993) Hongarije

Heyns & Bialecki (1993) Polen Shavit (1993) Israël

Opleiding vader + Beroeps(status) vader

A

Shavit & Perce (1991) Israël Hout, Raferty & Bell (1993) Verenigde Staten Tsai & Chiu (1993) Taiwan

Opleiding vader + moeder + Beroeps(status) vader

A

Opleiding vader + moeder Cochrane & Jamison (1982) Thailand Land ownership

A + E

Simkus & Andorka (1982) Hongarije Beroeps(status) vader A Opleiding vader + moeder Aantal broers en zussen Behrman & Wolfe (1984) Nicaragua Moeder aanwezig

A

Opleiding vader Beroeps(status) vader Mukweso, Papagiannis &

Milton (1984) Zaïre Index van consumptiegoederen

A

Opleiding vader Robinson & Garnier (1985) Frankrijk Sociale status (‘class’) vader A

Opleiding vader Geletterdheid vader ‘Modernity’ van vader Kaste

Jamison & Lockheed (1987) Nepal

Landbezit van gezin

E

King & Lillard (1987) Maleisië Opleiding vader + moeder A Pong & Post (1991) Hong Kong Beroeps(status) vader A

5 Niet buiten de Benelux, maar hoort hier wel bij

Page 37: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

37

Opleiding moeder Beroep vader Opleiding moeder Paterson (1991) Schotland Gezinssamenstelling

A

Opleiding vader + moeder Stevenson & Baker (1993) Japan gezinsinkomen E

(Inschrijving in universiteit) Opleiding vader + moeder Lilliard & Willis (1994) Maleisië Inkomen vader

A

Opleiding moeder Beroepsstatus moeder Beroepsstatus van hoofd van familie/gezin Kwaliteit van het huishouden

Fuller, Singer & Keiley (1995) Botswana

Bezittingen

E (vroegtijdige verlaters)

Opleiding vader + moeder Gerber & Hout (1995) USSR Beroep(sstatus) van hoofdverdiener A

Opleiding moeder Pong (1996) Maleisië Inkomen van hoofd van het huishouden A

Opleiding vader + moeder Tansel (1997) Ivoorkust, Ghana Totale omvang van het huishouden A + E

Opleiding vader Zhou, Moen & Tuma (1998) China Beroepsstatus vader

E (Ingang tot 3 niveaus van opleiding)

Opleiding vader Wong (1998) Tsjecho-Slowakije Bezittingen in het gezin A

Buchmann (2000) Kenia Opleiding vader + moeder E 1.2. b. Onderzoeken over relaties tussen SES en resultaten (op…)

Opleiding vader + moeder Beroep vader …Hindi en wetenschappen

Gebruik van een woordenboek Aantal boeken thuis

Shukla (1974)

India

Gezinsgrootte

Effect van beroep vader en aantal boeken gevonden

Beroep vader … wetenschappen Aantal boeken thuis Pollock (1974) Schotland Gezinsgrootte

Effect van beroep van vader

Opleiding vader + moeder … nationaal examen Beroep vader + moeder Heyneman (1976) Oeganda Bezittingen in het gezin

Effect van alledrie

Lanzas & Kingston (1981) Zaïre Opleiding van ouder die de grootste invloed heeft op het leven van het kind

… Engels

Opleiding vader + moeder Beroep vader + moeder Cooksey (1981) Kameroen Voorzieningen in de woning (stromend water, elektriciteit, toilet, frigo, kookplaten, …)

… nationaal examen

Zuzovsky & Aitkin (1991) Israël

SES van het gezin, index samengesteld uit: - Opleiding moeder - Beroep vader - Gezinssamenstelling

… Wetenschappen

Niles (1981) Sri Lanka

SES van het gezin, index samengesteld uit: - Opleiding vader + moeder - Beroep vader - Gezinsinkomen

SES van het gezin (zie hierboven) Effect Katsilis & Rubinson (1990) Griekenland + sociale klasse (status) van vader Geen effect

Page 38: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

38

Heyneman, Jamison & Montenegro (1984) Filippijnen Opleiding van vader + moeder … Wetenschappen + wiskunde

Lockheed, Vail & Fuller (1986) Thailand

Baker, Riordan & Schaub (1995)

België Nieuw Zeeland

Thailand Japan

Opleiding moeder + Beroep vader

… Wiskunde

Opleiding moeder Lockheed, Fuller & Nyirongo (1989) Thailand Beroep vader

… Wiskunde

Opleiding moeder Beroep vader Lockheed, Fuller &

Nyirongo (1989) Malawi Elektriciteit + radio in huis

… Wiskunde + Talen

Opleiding vader Beroep vader Riddell (1989) Zimbabwe Elektriciteit in het huis

… Wiskunde + Engels

Beroep vader Opleiding moeder Jimenez & Lockheed

(1990) Thailand Thuistaal

… Wiskunde

Opleiding vader + moeder Holloway, Fuller, Hess et al. (1990)

Japan Verenigde Staten Beroep vader

Lee & Lockhead (1990) Nigeria Beroep vader

‘professional’ (hogere opleiding?/vakman?) vs ‘non professional’

… Wiskunde

Opleiding moeder Beroep vader Gebruik van een ‘4-functie’ rekenmachine

Lockheed & Longford (1991) Thailand

Thuistaal

… Wiskunde

Gamoran (1991)

Verenigde Staten Opleiding van vader + moeder

…Wiskunde

1.3. Internationale onderzoeken

Occupational Status

International Socioeconomic Index of Occupational Status (ISEI) (Ganzeboom & Treiman, 1996) De ISEI-schaal is een combinatie van de gemiddelde opleiding en inkomenscategorie, gekoppeld aan elke beroepscategorie. (Turmo, 2001) Het grote voordeel van deze index is dat hij beroep als een interveniërende activiteit ziet die opleiding en inkomen aan elkaar koppelt. Beroep is zo ‘geschaald’ dat het zoveel mogelijk van de indirecte invloed van opleiding op inkomen mee inkapselt. (Middleton, s.d.)

PISA

Parental Education

• Completion of primary and lower secondary education

• Completion of upper secondary education • Completion of tertiary education → Basis: ISCED: International Standard Classification of Education (zie verder)

Aantal boeken Van den Broeck, A. TIMSS Vlaanderen Leefcomfort Bv. PC, studeertafel, video, cd-speler, …

Page 39: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

39

Diploma van vader en moeder

1. Geen diploma 2. Lager onderwijs 3. Technisch of Beroeps lager middelbaar 4. Algemeen lager middelbaar 5. Technisch, kunst of beroeps hoger middelbaar 6. Algemeen hoger middelbaar 7. HOKT (m.i.v. normaalonderwijs) 8. HOLT 9. Universitair onderwijs

Opleiding van vader en moeder

• Ongeschoold arbeider • Geschoold arbeider • Lager bediende of middenkader, Lager of

middenkader ambtenaar, zelfstandige zonder personeel, meewerkende echtgeno(o)t(e)

• Hoger kader bediende, hoger kader ambtenaar, zelfstandige met personeel

• Basis of secundair onderwijs, vrij beroep zonder personeel

• Hoger of universitair onderwijs , vrij beroep met personeel

Uiteindelijk verklaart de opleiding van de ouders de

meeste variantie van de prestaties wiskunde

Opleiding vader + moeder Behaalde graad (1-17+) Beroep vader (title + job activities)

IEA (International Association for the Evaluation of Educational Achievement) (1967)

FIMS (First International

Mathematics Study) Arbeidssituatie moeder Geen werk Parttime Full time

Sociaal en cultureel kapitaal niet bevraagd

Opleiding vader en moeder

Behaalde graad: • 10 of minder • 11 • 12 • 0 jaar post-secundair • 1-2 jaar post-secundair • 3-4 jaar post-secundair • 4+ jaar post-secundair

Beroep vader Niet gedefinieerd

IEA (1973) FISS

(First International Science Study)

Ook nog (o.a.): • gezinssamenstelling: aantal brusjes; volgorde

van geboorte • onderwijshulpmiddelen: woordenboek, boeken,

krant

Opleiding vader en moeder

• minder dan basisonderwijs • basisonderwijs • minder dan middelbaar • middelbaar • ‘trade certificate’ • ‘attended college’ • ‘finished college’

IEA (1985) SIMS

(Second International Mathematics Study)

Beroep vader en moeder

Vader: title + job activities Moeder:

• geen job • part time (+ title and activities) • full time (+ title and activities)

Page 40: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

40

Ook nog: • onderwijshulpmiddelen: telraam,

rekenliniaal,’gewone’ rekenmachine, wetenschappelijke rekenmachine, programeerbare rekenmachine, computer

• thuistaal

Opleiding vader en moeder Cfr. FISS

IEA (1987) SISS

(Second International Science Study) Beroep vader en moeder

Title + job activities voor beiden Beroep van vader wordt ingedeeld in:

• professional and managerial worker • clerical workers • skilled workers • semi-skilled / unskilled workers

Opleiding vader en moeder

• basisonderwijs beëindigd • begonnen in middelbaar • middelbaar beëindigd • ‘some vocational/technical’ • universiteit begonnen • universiteit beëindigd

Bezittingen IEA (1995)

TIMMS (Third International Mathematics and

Science Study) Ook nog:

• gezinssamenstelling: totaal aantal gezinsleden, wie juist

• onderwijshulpmiddelen: woordenboek, boeken, rekenmachine, computer, bureau

• cultureel kapitaal: hoe vaak een boek, museum, concert, theater, film, schoolTV.

• Etniciteit: geboorteland, thuistaal

Opleiding vader en moeder

ISCED (International Standard Classification of Education), 1997: 6. Preprimary level of education 7. Primary level of education (first stage of basic

education) 8. Lower secondary level of education (second

stage of basic education) 9. Upper secondary level of education 10. Postsecondary, non tertiary education 11. First stage of tertiary education (not leading

directly to an advanced research qualification) 12. Second stage of tertiary education (leading to an

advanced research qualification)

Beroep vader en moeder

jobtitel job activities beroepsstatus van vader en moeder (gemeten met ISEI, zie hoger)

OECD (2000) Programme of International Student Assessment

Bezittingen

Andere internationale enkelvoudige classificaties

Beroep CASMIN (Comparative analysis of Social Mobility in Industrial Nations) 1a. Less than compulsory level; no formal certificate 1b. Minimum, compulsory general elementary

certificate 1c. Minimum, compulsory general education plus

Page 41: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

41

basic vocational qualification 2a. Advanced vocational qualification of intermediate

general education plus vocational qualification 2b. intermediate academic or general qualification 2c. Full maturity secondary certificate (A-level) 3a. Lower tertiary certificate (usually vocational) 3b. Higher tertiary certificate (university degree or

above)

2. SAMENGESTELDE SES-MATEN

Opleiding en beroep van werkende personen in het gezin

Hollingshead Four-Factor Index of Social Status • Occupational status scale

1. Farm laborers/Menial service workers 2. Unskilled workers 3. Machine operators and semiskilled

workers 4. Smaller business owners, skilled manual

workers, craftsmen, tenant farmers 5. Clerical and sales workers, small farm and

business owners 6. Technicians, semiprofessionals, and small

business workers 7. Smaller business owners, farm owners,

managers, and minor professionals 8. Administrators, lesser professionals, and

proprietors of medium-sized business 9. Higher Executives, proprietors of large

business, and major professionals

• Education scale 1. Less than 7th grade 2. 7th, 8th or 9th grade 3. 10th or 11th grade 4. High school graduate or GED 5. Partial college (at least 1 year completed)

or has completed specialized training 6. Standard college or university graduate 7. Graduate professional training (graduate

degree completed) + telkens gevraagd naar welke diploma

Groenez, S., Van den Brande, I., & Nicaise, I.

Cijferboek ‘sociale ongelijkheid in het Vlaams onderwijs’ (gegevens uit PSBH gebruikt)

Socio-economische status van de vader en de moeder. In deze variabele zit zowel informatie vervat over de economische (in)activiteit als over beroep en scholing.

• Niet actief • Actief, arbeider, LO/LSO • Actief, arbeider, HSO/HO • Actief, bediende, LO/LSO/HSO • Actief, kleine zelfstandige/landbouwer/helper • Actief, vrij beroep / ondernemingsleider /

groothandelaar • Actief, bediende, HO

Page 42: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

42

D’Haenens, L., Van Summeren, C., & Saeys, F.

De rol van etnisch-culturele positie bij de toegang tot ICT

SES= Hoogst genoten opleiding van vader en moeder gecombineerd met het beroep van beide ouders. Dit levert een driedeling in SES op.

Opleiding: • Laag (BSO en DTO) • Midden (TSO) • Hoog (ASO) SES: • Laag • Midden • Hoog

Spijtig wel dat de auteurs niet verder uitleggen hoe ze juist die SES-driedeling destilleren uit de opleiding en het beroep van de ouders.

CIM (Centrum voor Informatie over de Media)

CIM: Er worden punten toegekend aan het opleidingsniveau en het beroep die dan met elkaar vermenigvuldigd worden. Het product wordt dan in één van 8 categorieën onderverdeeld.

9. 6300 – 10000 punten 10. 4800 – 6000 punten 11. 3240 – 4500 punten 12. 2520 – 3000 punten 13. 1750 – 2500 punten 14. 900 – 1500 punten 15. 360 – 750 punten 16. 100 – 300 punten

(iemand die L.O. heeft gevolgd en als bediende werkt krijgt 10 x 60 punten en bevindt zich dus in categorie 7)

Opleidingsniveau

10 p. Zonder diploma, lager onderwijs 25 p. Lager beroepsonderwijs, lager secundair (alg., techn, of kunst) 50 p. Hoger secundair (alg., techn. of kunst) 60 p. Hoger beroeps 90 p. HOBU 100 p. Universitair onderwijs

Beroep

10 p. invalide; student; huisvrouw 25 p. niet geschoold arbeider 40 p. kleine landbouwer 50 p. grote landbouwer; geschoold arbeider; rentenier 60 p. lager bediende (ook: verpleging, politie, onderwijzers, …) 70 p. ambachtsman of handelaar met ≤ 5 pers. in dienst; middenkader bediende verantwoordelijk voor ≤ 5 pers. 75 p. middenkader bediende verantwoordelijk voor ≥ 6 pers. 80 p. hoger kaderlid of directie verantwoordelijk voor ≤ 5 pers. 90 p. Industrieel, groothandelaar met ≥ 6 pers. In dienst; hoger kaderlid of directie verantwoordelijk voor 6-10 pers. 100 p. vrij beroep of beroep waar kwalificatie voor vereist is; Hoger kaderlid of directie verantwoordelijk voor ≥ 11 pers.

Page 43: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

43

AT4

Bijlage 2: Gegevens van SiBO m.b.t. SES

VARIABELEN OPERATIONALISATIE VRAAGSTELLING CATEGORIEËN Opleidingsniveau

• Ouders • (Grootouders) • (Kinderen)

Geef met een kruisje aan wat het hoogst behaalde diploma van de ouders is.

• Geen diploma of getuigschrift • Lager onderwijs (AT1)

o Gewoon lager onderwijs o Buitengewoon lager onderwijs

• Lager secundair onderwijs (AT2) o Lager Beroepssecundair onderwijs o Lager Technisch secundair onderwijs o Lager Kunstsecundair onderwijs o Lager Algemeen vormend secundair onderwijs o Lager Buitengewoon onderwijs

• Hoger secundair onderwijs (AT3) o Hoger Beroepssecundair onderwijs o Hoger Technisch secundair onderwijs o Hoger Kunstsecundair onderwijs o Hoger Algemeen vormend secundair onderwijs o Hoger Buitengewoon onderwijs

• Hoger onderwijs o Niet universitair onderwijs korte type o Niet universitair onderwijs lange type o Universitair onderwijs (AT5)

AT1 tot AT5 zijn de categorieën die in de anderstalige vragenlijst zijn gebruikt

Beroepsstatus

• Tewerkstellingssituatie

ouders • Omschrijving huidig

beroep ouders

Geef met een kruisje aan wat de arbeidssituatie is van de ouders. Indien het op dit moment om bevallings- of ziekteverlof gaat, geef dan de situatie van net daarvoor weer. Geef met een kruisje aan wat het huidig soort beroep is van de ouders of welk soort beroep het laatst werd uitgeoefend. Omschrijf zo nauwkeurig mogelijk het huidige of laatst uitgeoefende beroep van de moeder/vader.

• Doet het huishouden, zorgt voor het gezin • Verricht voltijds betaald werk • Verricht deeltijds betaald werk (hoeveel %) • Is werkloos • Is gepensioneerd (ook brug- en prepensioen) • Is arbeidsongeschikt (invaliditeit, ziekte) • Heeft loopbaanonderbreking, tijdskrediet, … • Volgt volledig dagonderwijs • Arbeider

o Geschoold arbeider o Ongeschoold arbeider

• Bediende o Lagere bediende o Hogere bediende o Directiekader

• Werkzaam in het onderwijs (onderwijsopdracht) o Basis- of secundair onderwijs o Hoger onderwijs of universiteit

• Andere loontrekkende: … • Zelfstandige

o Landbouwer o Kleine zelfstandige o Ondernemingsleider o Groothandelaar o Vrij beroep

• Niet van toepassing: nooit een beroep uitgeoefend • Functie/beroepsomschrijving • Taken • Sector • Betaald personeel onder uw leiding? Hoeveel?

Page 44: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

44

Inkomen en financiële toestand van het huishouden

• Bronnen van inkomen • Netto-maandinkomen • Bezit van onroerend

goed

Geef aan over welke bronnen van inkomen uw huishouden beschikt In welke categorie situeert zich het gezamenlijk netto-maandinkomen van het huishouden (alle mogelijke inkomsten meegerekend)? Bezit uw gezin eigendommen? Zo ja, welke?

• Lonen en wedden • Inkomsten uit zelfstandige arbeid • Pensioen • Werkloosheidsuitkering • Leefloon, bestaansminimum • Ziekte- of invaliditeitsuitkering • Kindergeld • Andere bronnen: ….. • Minder dan 1000 euro • 1000 – 2000 euro • 2000 – 3000 euro • 3000 – 4000 euro • 4000 – 5000 euro • meer dan 5000 euro • woning(en) / appartement(en) / studio(’s) / kamer(s) • grond(en) • garage(s) (op zich staand)

Gezinsstructuur en –samenstelling

• Leden van het gezin • Afwezigheid van één

of beide biologische ouders

Noteer alle namen van de kinderen die deel uitmaken van het gezin. Maken er nog andere personen deel uit van uw gezin? Van het kind waarvoor deze vragenlijst wordt ingevuld…

• … zijn met huidige partner en ik de oorspronkelijke ouders • ben ik de biologische moeder / wettelijke vader en maakt

de wettelijke vader / biologische moeder geen deel uit van dit gezin wegens

o scheiding o overlijden o andere:…

• zijn ik en mijn partner geen van beide oorspronkelijke ouders

• Indien 2 of 3: o Woont u samen met een partner die niet

de biologische of wettelijke ouder is van het kind maar wel vast deel uitmaakt van het gezin?

o Uw kind: is geadopteerd – verblijft in een pleeggezin – woont bij familie – andere:….

Sociale integratie en leefwereld

Contact met vrienden, familieleden en buren

Andere

• Cultuurparticipatie • Vrijetijdsbesteding • Linguïstisch kapitaal (4

items: boeken kopen, lezen, abonnementen, bibliotheekbezoek)

• Interesse voor de actualiteit (4 items: praten over en volgen van politiek, luisteren en kijken naar nieuws)

• Mediavoorkeuren

Page 45: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

45

Bijlage 3: Geconstrueerde en gecleande variabelen

(Sommige categorieën zijn gebaseerd op: Groenez, Van den Brande & Nicaise, 2003.)

Variabelen SubVariabelen Categorieën

“OplMoeder5”

1. Geen diploma of Lager onderwijs 2. Diploma Lager Secundair onderwijs (m.i.v. Hoger

Buitengewoon Secundair onderwijs) 3. Diploma Hoger Secundair onderwijs (m.u.v. Hoger

Buitengewoon SO) 4. Hoger Onderwijs Buiten de Universiteit 5. Universiteit

“OplMoeder4”

1. Geen diploma of Lager onderwijs 2. Diploma LSO (m.i.v. HBuSO) 3. Diploma HSO 4. Diploma Hoger Onderwijs (HOKT, HOLT, UNIV)

“OplMoeder3”

1. LSO of lager 2. HSO 3. Hoger Onderwijs

“OplMoeder2”

1. Geen diploma Hoger Onderwijs 2. Diploma Hoger Onderwijs

Hoogste opleiding van de ouders + de grootouders 6

“OplMoeder2GOK”

1. Geen diploma HSO

2. Diploma HSO

“TewerkMoeder8”

1. Werkloos 2. Volgt volledig dagonderwijs 3. Is arbeidsongeschikt 4. Is met pensioen

5. Doet het huishouden 6. Heeft loopbaanonderbreking, tijdskrediet, … 7. Werkt deeltijds 8. Werkt voltijds

“TewerkMoeder3”

1. (Quasi) Permanent inactief:

• Arbeidsongeschikt

• Met pensioen

• Doet het huishouden

2. Tijdelijk inactief:

• Werkloos

• Volgt dagonderwijs

• Heeft loopbaanonderbreking, tijdskrediet, … 3. Actief:

• Werkt deeltijds

• Werkt voltijds

Tewerkstelling van de ouders (apart berekend voor moeder en vader, cfr. opleiding)

“TewerkMoeder2”

1. Inactief (categorie 1 & 2 van hierboven) 2. Actief (categorie 3 van hierboven)

6 Deze variabelen zijn telkens apart berekend voor moeder en vader. In de naam van de variabele wordt telkens weergegeven over wie het gaat: moeder, vader, MaMoeder (= de moeder van de moeder van het kind), PaMoeder (= de vader van de moeder van het kind), MaVader (= de moeder van de vader van het kind) en PaVader (= de vader van de vader van het kind).

Page 46: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

46

“BeroepMoederLoso5” (Deze categorieën zijn gebaseerd op de categorieën die in LOSO werden gebruikt als eerste fase van de constructie van de

beroepsstatus. Zij geven echter nog geen rangordening in beroepsstatus weer)

1. Arbeider 2. Bediende 3. Werkzaam in het onderwijs 4. Zelfstandige (+ vrij beroep) 5. Restcategorie

“BeroepMoeder13”

1. Geen beroep/nooit gewerkt

2. Ongeschoold arbeider 3. Geschoold arbeider 4. Helper 5. Landbouwer 6. Kleine zelfstandige 7. Lager bediende 8. Hoger bediende 9. Kaderlid/directiekader 10. Vrij beroep

11. Groothandelaar 12. Ondernemingsleider

“BeroepMoeder7”

1. Geen beroep/Nooit gewerkt 2. Ongeschoold arbeider 3. Geschoold arbeider

4. Kleine zelfstandige / landbouwer / helper 5. Lager + hoger bediende 6. Kaderlid/directiekader / vrij beroep 7. Groothandelaar/ondernemingsleider

“BerMoeder7psbh”

1. Geen beroep/Nooit gewerkt 2. Ongeschoold arbeider 3. Geschoold arbeider 4. Kleine zelfstandige / landbouwer 5. Lager bediende 6. Hoger bediende 7. Kaderlid / directiekader / vrij beroep / Groothandelaar /

ondernemingsleider

“BeroepMoeder5bis”

1. Geen beroep/Nooitgewerkt / ongeschoold arbeider 2. Geschoold arbeider 3. Kleine zelfstandige / landbouwer /helper/Lager bediende 4. Hoger bediende 5. Kaderlid/directiekader / vrij beroep / groothandelaar /

ondernemingsleider

Beroep7 van de ouders + de groothouders (apart voor vader en moeder)

“BeroepMoeder3”

1. Geen beroep/nooit gewerkt / arbeider (geschoold +

ongeschoold) 2. Bediende (hoger + lager) / kleine zelfstandige / landbouwer

/ helper

3. Kaderlid/directiekader / vrij beroep / groothandelaar / ondernemingsleider

7 Opmerking: de variabele ‘beroepsstatus’ (waar naast een meer gedetailleerde codering van het beroep ook de opleiding in verwerkt wordt) werd nog niet berekend/geconstrueerd omwille van tijdsgebrek. Daarom hebben we gebruik gemaakt van een rangordening die de ‘socio-professionele status’ (enkel rekening houdend met het beroep) weerspiegelt. Omdat de opleiding van de ouders als aparte variabele in de SES-variabele verwerkt wordt, volstaat de socio-professionele status als maat van beroep. Gebruikt men echter enkel beroep als SES-variabele, dan berekent men best de beroepsstatus.

Page 47: De constructie van een SES-variabele voor het SiBO …informatieportaalssl.be/.../LOA-RAPPORT31_ConstructieSES.pdf3 Inleiding In dit rapport bespreken we de constructie van een SES-variabele

47

“Inkomstcategorie”

1. < 1000 euro 2. 1000 – 2000 euro 3. 2000 – 3000 euro 4. 3000 – 4000 euro 5. 4000 – 5000 euro 6. > 5000 euro

Inkomen: netto maandinkomen van het gezin

“Inkomstcategorie5”

1. < 1000 euro 2. 1000 – 2000 euro 3. 2000 – 3000 euro 4. 3000 – 4000 euro 5. > 4000 euro

“Eigendom3”

1. Geen eigendom in bezit 2. grond(en) of garage(s) maar geen woning 3. woning(en)

“Eigendom2”

1. Geen eigendom 2. Minimum één eigendom (eender wat)

Bezit van eigendommen (onroerend goed)

“Eigendom2woning”

1. Geen woning 2. Woning(en)

“Eenouder3”

0. Eenoudergezin

1. Nieuw samengesteld gezin / co-ouderschap 2. Tweeoudergezin: beide oorspronkelijke of wettelijke ouders

Gezinssamenstelling: het al of niet

leven in een eenoudergezin

“Eenouder2”

0. Eenoudergezin 1. Tweeoudergezin, al dan niet oorspronkelijke/wettelijke

ouders dan wel nieuw samengesteld gezin