De betekenis van de inwendige bouw der eosinophiele gra-nula bij het paard

1
REUNION DE CAND, 14 FEVRIER 1953 273 De betekenis van de inwendige bouw der eosinophiele gra- nula bij het paard, door R. VERCAUTEREN (Laborutoritirn uoor Biochemie, Uniuersiteit fe Gent). De vergelijking van de cytochemische, chemische en biologische eigenschappen van de eosinophiele granula laat toe een hypothese op te stellen over de betekenis van hun inwendige bouw. De granula bestaan uit een schors- en een merggedeelte. De schors bevat phos- pholipiden die verantwoordelijk zijn voor de eosinophilie. De buitenste laag bestaat uit een phospholipoproteinevlies dat sphin- gosine bevat. Het merg is waarschijnlijk in geltoestand, wat de osmotische eigenschappen van de granula verklaart. Zijn lichte eosinophilie dankt het aan basische eiwitten of histonen, rijk aan arginine en oplosbaar in koude verdunde zuren zoals trichloor- azijnzuur. Het merg bevat eveneens een antihistaminicum dat even- tueel met de arginine-rijke bestanddelen identisch zou zijn. Het bevat eveneens peroxidase. De celspecifieke en biologisch actieve bestanddelen worden bij de in het bloed circulerende eosinophielen niet meer gesynthetiseerd. Zij worden in reserve gehouden en tegen voortijdig vrij komen beschermd door een schors van phospholipiden die de granula tegen autolyse en talrijke lyserende stoffen beschermt. Hoe goed ze ook beschermd zijn toch moeten deze stoffen zo nodig gemakkelijk worden afgescheiden. De eosinophiele cel en haar granula zijn zeer gevoelig aan cortison en mechanische behandeling. De studie van het mechanisme van de aldus verkregen lyse leidt tot veronderstellingen omtretlt de physiolo- gische betekenis van de eosinophilie. Le contenu en glucagon du pancreas aviaire , par C. A. VUYL- TEKE et C. DE DUVE (Luboratoire de Chimie Physiologique, Uniuer sitk de Louuain). Des travaux recents ont montre que le glucagon est trks proba- blement ClaborC au niveau des cellules tc des ilots de LANCERHANS du pancrCas (SUTHERLAND et DE DUVE, 1948 ; VUYLSTEKE, CORNELIS et DE DUVE, 1952). Ayant apprjs par une communication de BEST Archives of Physiology and Biochemistry Downloaded from informahealthcare.com by Mcgill University on 11/14/14 For personal use only.

Transcript of De betekenis van de inwendige bouw der eosinophiele gra-nula bij het paard

Page 1: De betekenis van de inwendige bouw der eosinophiele gra-nula bij het paard

REUNION DE CAND, 14 FEVRIER 1953 273

De betekenis van de inwendige bouw der eosinophiele gra- nula bij het paard, door R. VERCAUTEREN (Laborutoritirn uoor Biochemie, Uniuersiteit fe Gent). De vergelijking van de cytochemische, chemische en biologische

eigenschappen van de eosinophiele granula laat toe een hypothese op te stellen over de betekenis van hun inwendige bouw. De granula bestaan uit een schors- en een merggedeelte. De schors bevat phos- pholipiden die verantwoordelijk zijn voor de eosinophilie. De buitenste laag bestaat uit een phospholipoproteinevlies dat sphin- gosine bevat. Het merg is waarschijnlijk in geltoestand, wat de osmotische eigenschappen van de granula verklaart. Zijn lichte eosinophilie dankt het aan basische eiwitten of histonen, rijk aan arginine en oplosbaar in koude verdunde zuren zoals trichloor- azijnzuur. Het merg bevat eveneens een antihistaminicum dat even- tueel met de arginine-rijke bestanddelen identisch zou zijn. Het bevat eveneens peroxidase.

De celspecifieke en biologisch actieve bestanddelen worden bij de in het bloed circulerende eosinophielen niet meer gesynthetiseerd. Zij worden in reserve gehouden en tegen voortijdig vrij komen beschermd door een schors van phospholipiden die de granula tegen autolyse en talrijke lyserende stoffen beschermt. Hoe goed ze ook beschermd zijn toch moeten deze stoffen zo nodig gemakkelijk worden afgescheiden.

De eosinophiele cel en haar granula zijn zeer gevoelig aan cortison en mechanische behandeling. De studie van het mechanisme van de aldus verkregen lyse leidt tot veronderstellingen omtretlt de physiolo- gische betekenis van de eosinophilie.

Le contenu en glucagon du pancreas aviaire , par C. A. VUYL- TEKE et C. DE DUVE (Luboratoire de Chimie Physiologique, Uniuer sitk de Louuain). Des travaux recents ont montre que le glucagon est trks proba-

blement ClaborC au niveau des cellules tc des ilots de LANCERHANS du pancrCas (SUTHERLAND et DE DUVE, 1948 ; VUYLSTEKE, CORNELIS et DE DUVE, 1952). Ayant apprjs par une communication de BEST

Arc

hive

s of

Phy

siol

ogy

and

Bio

chem

istr

y D

ownl

oade

d fr

om in

form

ahea

lthca

re.c

om b

y M

cgill

Uni

vers

ity o

n 11

/14/

14Fo

r pe

rson

al u

se o

nly.