De Actieve Welvaartsstraat

52
De Actieve Welvaartsstaat : vaart de werknemer er wel bij? Dossiers van het ABVV-Brussel nr. 9 December 2006 J. Warnand©BELPRESS.com NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:40 Page 1

description

De Actieve Welvaartsstraat

Transcript of De Actieve Welvaartsstraat

De Actieve Welvaartsstaat : vaart de werknemer er wel bij?

Dossiers van het ABVV-Brussel nr. 9 December 2006

J. W

arna

nd©

BE

LPR

ESS

.com

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:40 Page 1

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Op de Vakbondsraad van 16 novem-ber 2005 probeerden we inzicht tekrijgen in de omvorming van het

werk in België en vooral dan in ons Gewest.We stelden vast dat het verdwijnen van deindustrie de organisatie van de arbeidsbe-trekkingen overhoop gooit, voor meer onze-kere banen zorgt en de “verdeling” van dewerknemers in de hand werkt. Samen dach-ten wij na over mogelijk syndicaal weerwerk1.

Deze analyse leidt bijna zonder omwegennaar de vraag: wat doet de staat of wat kande staat doen aan deze omvorming? Sindsenkele jaren gaat het sociale beleid, zowel inBelgië als in Europa, min of meer expliciet uit van het idee “Actieve Welvaartsstaat”. Dit begrip wordt soms enthousiast onthaalden niet alleen aan de rechterzijde van hetpolitieke spectrum – ook de linkerzijde wijsthet niet af. Het is een eerder vaag begrip.Een omstreden begrip ook, want het wordtgebruikt om hervormingen te rechtvaardigendie vaak strijdig worden geacht met debelangen van de werknemers.

Ter gelegenheid van 1 Mei 2006, vergaderdehet ABVV-Brussel in een vakbondsraad op26 april 2006 en gaf zo, in de aanloop naarhet Statutair Congres op 15 mei 2006, deaanzet tot het debat. Dit nieuwe dossier “De Actieve Welvaartstaat: vaart de werk-nemer er wel bij?” wil de nodige elementenaandragen om deze vraag te beantwoorden.

In de inleiding wordt het concept ActieveWelvaartsstaat omschreven aan de hand vande belangrijkste argumenten van de voor-standers en van de maatregelen die in ditkader al genomen zijn. We gaan ook na water voor de arbeidswereld op het spel staat.

In het eerste deel nemen drie deskundigen hetconcept ‘Actieve Welvaartsstaat’ onder de loep:> Corinne GOBIN, van het Instituut voor

Sociologie van de ULB, schetst de evolutievan de naoorlogse sociale staat tot de hui-dige Actieve Welvaartstaat.

2

doorPhilippeVan Muylder,AlgemeenSecretarisvan hetABVV-Brussel

Voorwoord> Gabriel MAISSIN, econoom aan de UCL,

gaat nader in op de economische ensociale inzet van deze evolutie.

> Jean FANIEL, wetenschappelijk medewer-ker aan de ULB, analyseert de gevolgenvan deze evolutie voor de arbeidswereld.

In het tweede deel komen de actoren vande Actieve Welvaartsstaat aan het woord:> Frank VANDENBROUCKE, Vlaams minister

van Werk, Onderwijs en Vorming, is een vande denkers achter de Actieve Welvaartsstaatin België. Hij heeft bijgedragen tot de hervor-ming van de werkloosheidsverzekering.

> Yvan MAYEUR, volksvertegenwoordiger envoorzitter van het OCMW van de StadBrussel, heeft bijgedragen tot de hervor-ming van het bestaansminimum.

> Patrick BORIBON, Directeur-Generaal vande R.V.A. maakt de balans op van het planvoor begeleiding en activering van hetzoekgedrag van werklozen.

> Marc THOMMES, ondervoorzitter van deConseil de l’Education et de la Formation(Franse Gemeenschap) bekijkt de ActieveWelvaartsstaat vanuit de optiek van hetlevenslang leren.

> Gaston DEMAN, Adjunct-Directeur-Gene-raal van de VDAB geeft als concreet voor-beeld het nieuwe platform van de VDAB:“Mijn loopbaan”.

> Yves MARTENS, medewerker van het Col-lectief ‘Collectif Solidarité contre l’Exclu-sion’ (Collectief Solidariteit tegen uitslui-ting) toont aan hoe de Actieve Welvaartsstaatde jacht op werklozen kan openen.

> Tot slot wijzen we nog op enkele grondige wijzigingen die de Actieve Welvaartsstaataan ons sociaal systeem heeft aangebracht.

Als besluit wordt er even stilgestaan bij enke-le discussiepunten waarrond een vakbonds-standpunt kan worden opgebouwd: namelijkeen grondige kritiek op de activiteitsgraad,voorrang aan de bestrijding van werkloosheiden uitsluiting, en tenslotte verdedigen we hetidee van een collectief loopbaanbeheer.

1 Zie ons dossier nr.8

Kentering in de

industrie en

omvorming van

het werk: welke

syndicale aanpak voor

het ABVV-Brussel?,

februari 2006.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:40 Page 2

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 3

Dit dossier werd

gerealiseerd door de

Studiedienst van

het ABVV-Brussel.

MANNEN-VROUWEN:

Verwijzingen naar

personen of functies

(zoals ‘werknemer’,

‘adviseur’,…) hebben

uiteraard betrekking

op zowel mannen

als vrouwen.

De teksten die

niet uitdrukkelijk

ondertekend werden

door het ABVV-Brussel

geven slechts

het standpunt

van de auteurs.

Foto’s :

Behalve vermelding:

ABVV (Myriam AKHALOUI,

Séverine BAILLEUX)

Verantwoordelijke

uitgever:

Philippe VAN MUYLDER,

Keizerslaan 34,

1000 Brussel

Wettelijk depot:

D/2006/10.441/3

Inleiding 4

Uitdagingen voor de arbeidswereld 4

Het plan 5

De inzet 6

Deskundigen aan het woord

De Actieve Welvaartsstaat: een politieke UFO? 7Door Corinne GOBIN, Directrice van GRAID, Institut de Sociologie, ULB

De economische en sociale inzet 13Door Gabriel MAISSIN, Econoom, UCL

De dominostenen van de onzekerheid 18 Door Jean FANIEL, Assistent in de Politieke Wetenschappen, ULB

Het standpunt van de actoren

Interview met Frank VANDENBROUCKE, 22Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming

Interview met Yvan MAYEUR, 25Voorzitter van het OCMW van de Stad Brussel

Interview met Patrick BORIBON, 29Directeur-Generaal, R.V.A.

Levenslang leren: hefboom voor een nieuw sociaal compromis? 31Door Marc THOMMÈS, Ondervoorzitter van de Conseil de l’Éducation et de la Formation, Adjunct-Directeur-Generaal van Bruxelles Formation

Een concreet voorbeeld: het project “mijn loopbaan”, het nieuwe platform van de VDAB 38

Door Gaston DEMAN, Adjunct-Algemeen Directeur van de VDAB

Hoe zal de Actieve Welvaartsstaat de werklozen in België een loer draaien? 39Door Yves Martens, medewerker van het Collectif Solidarité Contre l’Exclusion (Collectief Solidariteit tegen Uitsluiting) en woordvoerder van het Platform “Stop de Jacht op Werklozen”.

Interview met Philippe VAN MUYLDER, 43Algemeen Secretaris van het ABVV-Brussel

Besluit: enkele syndicale krijtlijnen 47

1. Een grondige kritiek op de doctrine van de activiteitsgraad 47

2. Voorrang aan de strijd tegen werkloosheid en uitsluiting 48

3. Voor een collectief loopbaanbeheer 50

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:40 Page 3

Uitdagingen voor de arbeidswereld

M et aangepaste instrumenten zou

het overheidsgeld “eerder aan

tewerkstelling, dan aan sociale

uitkeringen besteed moeten worden”. Op de

achtergrond speelt de diepgewortelde zeker-

heid dat werk “de beste bescherming biedt

tegen armoede”.

Tot zowat tien jaar geleden was het doel van

het werkgelegenheidsbeleid de werkloos-

heidsgraad te doen dalen. Sindsdien is

dit veranderd: het gaat er nu vooral om de

activiteits- en werkzaamheidsgraad op te

drijven. Het verschil is enorm.

☛ DE WERKLOOSHEIDSGRAAD wordtomschreven als de verhouding tussenhet aantal werklozen en het aantal perso-nen dat werk heeft of zoekt (= de actievebevolking). Voor de vermindering van dewerkloosheid werd bijgevolg, algemeengenomen, naar twee soorten maatrege-len gegrepen. Enerzijds, maatregelen diewerklozen toelaten uit de arbeidsmarktte stappen (brugpensioen, statuut vanoudere werkloze,...); anderzijds, maatre-gelen om banen te scheppen (overheids-investeringen, collectieve arbeidstijdver-mindering,...).

☛ DE ACTIVITEITSGRAAD wordt omschre-ven als de verhouding tussen het aantalmensen aan het werk of op zoek naarwerk (m.a.w. de actieve bevolking) en debevolking op arbeidsleeftijd (op beroeps-actieve leeftijd). Voor de Europese Unie is de bevolking op arbeidsleeftijd debevolking tussen 15 en 65 jaar. Hetwordt dus duidelijk dat de activiteits-graad optrekken niet noodzakelijk gelijkstaat aan het opvoeren van het aantalmensen dat werkt, maar het betreft hierhet verhogen van het aantal mensen opzoek naar werk. Met andere woorden,gaat het om het opdrijven van debeschikbare werkkracht.

☛ DE WERKZAAMHEIDSGRAAD wordtomschreven als de verhouding tussenhet aantal personen dat werk heeft en debevolking op arbeidsleeftijd (dus ieder-een tussen 15 en 65 jaar). De werkzaam-heidsgraad optrekken, betekent duszoveel mogelijk personen tussen 15 en65 jaar aan het werk zetten of houden,ook die mensen die zich eigenlijk uit de

Ook al blijft het concept “Actieve Welvaartsstaat” vaag, men weet dat het hoofdzakelijk tot doel heeft de activiteitsgraad en de werkzaamheidsgraad op te trekken.

I n l e i d i n g

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l4

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:40 Page 4

arbeidsmarkt willen terugtrekken omvoor hun gezin te zorgen, studies te her-vatten of vroeger met pensioen te gaan.

Als vakbond verdedigt het ABVV uiteraardde toegang tot werk voor allen. En natuur-lijk blijft de strijd tegen de armoede voor onseen prioritaire bekommernis, nu er in Belgiëopnieuw sprake is van “working poor”2!Waarom zouden we dan niet instemmen metde ‘verleidelijke’ oplossingen van de ActieveWelvaartsstaat? Waarom zouden we onsniet dadelijk achter dit nieuwe “model” scha-ren? Wel, omdat bij nader inzien de dingenhelemaal niet zo eenvoudig zijn: het begrip“Actieve Welvaartsstaat” gaat immers uitvan een reeks principes waar een vakbondenkel terughoudend tegenover kan staan.

De Actieve Welvaartsstaat vond zijn concreteuitvoering in verschillende hervormingen diede overheid heeft doorgevoerd. De opval-lendste daarvan waren de hervorming vanhet bestaansminimum (in 2002), het nieuweplan voor activering van de werklozen in2004, het Contrat pour l’Ecole (van de Fran-se Gemeenschap) en recent de maatregelenin verband met actief ouder worden uit het‘Generatiepact’3. Voor al deze hervormingenwordt onrechtstreeks een beroep gedaan opde gewesten, die daarvoor hun middelen zul-len moeten aanwenden, zo ook het BrusselsHoofdstedelijk Gewest. Het ABVV-Brussel isdus rechtstreeks betrokken bij deze proble-matiek tijdens het overleg dat het regelmatigvoert met de Brusselse regering.

Het plan

In het licht van het onvermogen van zowellinkse als rechtse regeringen om de werkgele-genheidscrisis op te lossen en gezien het ver-lies van legitimiteit van de staat, werd, vooralbinnen de Europese sociaal-democratischepartijen, enkele jaren geleden een “derde”weg ontwikkeld, de Actieve Welvaartsstaat.

In haar regeringsverklaring van 1999schaart de paarsgroene regering (liberalen,socialisten en groenen) zich achter dit nieuwe idee.

☛ OPGEGEVEN DOELSTELLING: de werk-zaamheidsgraad optrekken in een stre-ven naar... volledige werkgelegenheid.

☛ KERNGEDACHTE: werk is de enige oplos-sing voor het probleem van armoede enonzekerheid. Men moet dus, kost watkost, zoveel mogelijk mensen aan hetwerk krijgen.

☛ METHODE? de “activering”...

De aangevoerde argumentatie berust voor-namelijk op de vaststelling dat de systemenvoor sociale bescherming in de huidige eco-nomische context (een vrij lage en wisselval-lige groei) voor twee problemen staan:> het risico van een financieel bankroet;> de relatieve ondoeltreffendheid van deze

systemen tegenover ‘nieuwe sociale pro-blemen’, zoals de massale werkloosheidvan jongeren en van oudere werknemers,de toename van eenoudergezinnen, nieu-we vormen van armoede,...

Het plan is om de druk van de sociale uitslui-ting op de sociale zekerheid te verlichten doorzoveel mogelijk mensen aan te sporen om tewerken en indien nodig de sociale uitkeringenzelf in te zetten (te “activeren”) om het schep-pen van nieuwe banen te financieren.

In Lissabon (2000) formuleerde Europa4 ver-scheidene soortgelijke aanbevelingen dievandaag, in de context van de huidige her-vormingen van het Belgische systeem, veel-zeggend zijn: 1. de actieve maatregelen: alle werklozen

en 25% van de langdurig werklozen eenopleiding, herscholing of een beroepser-varing waarborgen;

2. de aanpassing van het werk en de mobi-liteit: arbeidsovereenkomsten flexibelermaken, werknemers meer toegang totopleidingen bieden, de arbeidsvoorwaar-den verbeteren;

3. levenslang leren: het aantal jongeren meteen diploma hoger secundair onderwijsdoen stijgen en meer volwassenen latendeelnemen aan permanente vorming;

4. actief ouder worden: de participatie vande oudere werknemers op de arbeids-

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 5

2 “Arme werknemers”:

hieronder verstaat

men de werknemers

met een dermate laag

loon dat ze niet uit

de armoede geraken.

3 Deze hervormingen

werden al besproken

tijdens de Vakbonds-

raad van 1 mei 2005

over de werkgelegen-

heid en in Dossier nr. 7

van het ABVV-Brussel,

Een toekomst voor

Brussel: volwaardig

werk voor iedereen!

De prioriteiten

van het ABVV voor

economie en tewerk-

stelling in Brussel,

juni 2005.4 Ter herinnering, de

Europese strategie voor

de werkgelegenheid

is erop gericht om

van Europa “de meest

competitieve en dyna-

mische kenniseconomie

ter wereld” te maken.

Doel is het werk-

gelegenheidsbeleid

van de verschillende

landen te coördineren.

De staten verbinden

zich ertoe de

aanbevelingen

op te volgen.

Deze aanbevelingen

zijn door alle lidstaten

aanvaard, dus ook

door België.

Uiteraard beïnvloeden

ze de evolutie van

ons sociaal model.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:40 Page 5

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l6

markt bevorderen, de gemidddelde leef-tijd waarop men de arbeidsmarkt effec-tief verlaat, met 5 jaar optrekken.

Met het nieuwe beleid voor sociale bescher-ming gaan we dus van een beleid dat men alspassief bestempelt – omdat het gebaseerd isop uitkeringen – naar een beleid dat actief wilzijn en gericht is op weer aan het werk zetten.Het gaat dus voornamelijk om:> maatregelen om de werknemers te acti-

veren door jongeren en werklozen te hel-pen en aan te sporen om werk te vinden(en oudere werknemers om aan het werkte blijven): begeleidingsmaatregelen, hulpbij het zoeken van een baan, opleiding,invoeginterim, reconversiecellen,...;

> en maatregelen om de sociale uitkerin-gen te activeren, waarbij de werkloos-heidsuitkeringen of het leefloon dat doorhet OCMW wordt betaald, gebruikt wordtom in de openbare of de privésector nieu-we banen te scheppen voor werklozen diemoeilijk toegang krijgen tot de arbeids-markt: dienstencheques, maatregelenvan ACTIVA en SINE, programma’s voorloopbaanovergang en artikel 60 van deOCMW-wetgeving.

Ook de regeringen van gewesten en gemeen-schappen scharen zich achter deze nieuwevisie op de rol en de taken van de overheid.Het Contrat pour l’Ecole van de FranseGemeenschapsregering en het Plan voor deTewerkstelling van de Brusselaars sluitenduidelijk aan bij deze opvatting van de staat,ook al wist het ABVV er belangrijke nuancesin aan te brengen.

De inzetIn de ogen van zijn verdedigers, staat hetmodel van de Actieve Welvaartsstaat in Bel-gië nog in de kinderschoenen... De koers kannog gewijzigd worden.

Er staat voor de arbeidswereld nog heel watop het spel.

In dit dossier van het ABVV-Brussel schuivenwij vier probleemstellingen naar voor om hetdebat af te bakenen en nieuwe perspectie-ven voor vakbondsactie uit te tekenen:

1. de nieuwe doctrine van de activiteits-graad, die erin bestaat kost wat kostzoveel mogelijk mensen op arbeidsleeftijdweer op de arbeidsmarkt te krijgen, wateen benedenwaartse druk op de lonenvoor gevolg heeft;

2. de noodzaak om het beleid ter bestrijdingvan werkloosheid en sociale uitsluiting teherdenken en de werklozen die hetslechtst gewapend zijn op de arbeidsmarkt,concrete en individuele hulp te bieden;

3. actiever loopbaanbeheer en levenslangleren, die worden voorgesteld als de basisvoor een nieuw sociaal compromis tussenconcurrentievermogen en “flexizekerheid”;

4. het evenwicht tussen collectieve solidari-teit en individuele verantwoordelijkheidten overstaan van de risico’s en ongeval-len in het beroepsleven.

De deskundigen en de actoren van de Actie-ve Welvaartsstaat leveren ons tegenstrijdigegezichtspunten over deze vier uitdagingenwaarvoor de vakbond zich geplaatst ziet. In de volgende hoofdstukken wordt hier verder op ingegaan.

I n l e i d i n g

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:40 Page 6

De Actieve Welvaartsstaat: een politieke UFO?

W anneer er een nieuwe uitdruk-king opduikt die ingeburgerdgeraakt, vraagt de kritische

wetenschapper zich af: “Wat vervangt dezenieuwe uitdrukking? Wat verandert ze in desamenleving?” Met deze vragen in het ach-terhoofd trachten wij de “UFO” te plaatsen,die in de tweede helft van de jaren negentigin België is geland: de “Actieve Welvaarts-staat”. We zullen hier kort de geschiedenisvan de Belgische staat schetsen, van zijnoorsprong tot het moment waarop dezemoderne uitdrukking is opgedoken. Vergis uin dit verhaal niet van richting: vooruitgang inde tijd, betekent niet noodzakelijk meersociale vooruitgang. Zoals u zal zien, is hetwel degelijk mogelijk vooruit te gaan en tochachteruit te boeren!

19e eeuw: een antisociale staatVan bij het ontstaan van de Belgische staattot de jaren 1880 is de toestand zeer een-voudig: de Belgische staat is een antisocialestaat. Er zijn geen algemene sociale wettenen er is geen algemene openbare socialebescherming. De heersende ideologie is heteconomisch liberalisme: de hele samenle-ving moet georganiseerd worden rond hetbijna absolute recht op vrijheid van handelen vestiging. Wie binnen de muren van eenonderneming komt om er te werken, komt inde greep van de bedrijfsleider, die baas is opzijn domein. De werkplaatsreglementen vande 19e eeuw leren ons dat de “baas” volopbeschikt over de persoon die onder zijngezag is geplaatst: hij kan hem verbieden teeten, te praten, zijn werkplek te verlaten, tebewegen, en dit gedurende dagen van ruim

Door Corinne GOBIN, Directrice van GRAID*, Institut de Sociologie, ULB

D e s k u n d i ge n a a n h e t wo o r d

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 7

meer dan 10 opeenvolgende werkuren(meestal 12 uren en uitzonderlijk zelfs 16uren). Arbeidsongevallen komen vaak vooren gebeurt er een ongeval, dan is het deschuld van de werknemer. Hij is onhandig,onbekwaam, lui of heeft geen geluk. Er isdan ook niets voorzien om hem te vergoe-den: wordt hij invalide, dan rest hem slechtsde bedelstaf.

Bovendien zijn de lonen onnoemelijk laag enzijn er geen enkele collectieve of wettelijkeverplichtingen. Ze worden volledig eigen-machtig vastgesteld door de werkgevers ende chronisch ondervoede werkende bevol-king kan er nauwelijks mee overleven (in1880 is de levensverwachting bij de geboor-te voor een man 43 jaar). Tenslotte is veelsprake van kinderarbeid. De meeste kinde-ren werken, vaak vanaf 9 jaar, soms zelfs alvanaf hun vijfde.

Bij zijn opbouw telt de Begische staat vijfministeries: Buitenlandse Zaken, Justitie, Binnenlandse Zaken, Financiën en Oorlog.Dit weerspiegelt nauwgezet de bekommerin-

* Groupe de

Recherche sur

les Acteurs

Internationaux

et leurs Discours

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:40 Page 7

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l8

gen van de toenmalige burgers, d.w.z. van dat

ene procent (1%) van de bevolking dat stem-

recht heeft! De andere 99 procent zijn geen

burgers of kinderen van burgers. Een burger,

dat is een grootgrondbezitter die kiescijns

kan betalen, een vrij individu dat niet hoeft te

werken om te leven. De politieke redenering

in die tijd was zeer eenvoudig: hoe kan een

individu dat zichzelf moet verkopen om te

leven, een vrij individu zijn en dus in staat om

over de belangen van de natie te beslissen?

De werknemer wordt in deze periode dus

helemaal niet beschouwd als een volwaardi-

ge burger. Integendeel zelfs, hij wordt

beschouwd als een potentieel gevaarlijk en

verdacht individu, dat met zijn eisen een

einde zou kunnen stellen aan de vrijheid van

ondernemen en handel drijven. In plaats van

hem te beschermen, gaat de staat hem dus

streng in de gaten houden en zijn rechten

worden beperkt. In het verplichte beruchte

werkmansboekje, dat door de baas wordt bij-

gehouden, worden zijn schulden en zijn

gebrek aan discipline in de onderneming

opgetekend. Wanneer hij werk zoekt, worden

zijn ontslagen en overplaatsingen door de

politie gecontroleerd. Omwille van een arti-

kel in het burgerlijk wetboek dat bij een con-

flict het woord van de baas hoger acht dan

dat van hem, wordt hij ongelijk behandeld

voor de wet. Tenslotte is er stakingsverbod

(tot 1921), dat bij werkonderbreking tot

gevangenisstraf of hoge boetes leidt.

Pas bij de ontwikkeling van ideologieën die

zich tegen het kapitalisme verzetten (socialis-

me, communisme, anarchisme) worden de

producenten in de samenleving (arbeiders,

boeren, ambachtslui) als burgers beschouwd.

En hier moeten we toch even wijzen op de

grenzen van het politiek liberalisme: wanneer

de liberale partij in 1847 alleen aan de macht

komt, verruimt de herziening van de kieswet

die ze invoert, het kiezerskorps van 1% tot 2%.

De arbeidersopstanden van 1886 en de

beweging voor algemeen stemrecht, die de

Belgische Werkliedenpartij dadelijk bij haar

oprichting start, zijn nodig voor een eerste

echte hervorming van de grondwet, waardoor

21% van de Belgische bevolking stemrecht

krijgt. De boodschap van de gegoede katholie-

ke en liberale burgerij aan de bestuurders van

de Belgische staat was duidelijk: het meer-

voudig stemrecht wordt ingevoerd, tegen de

eis van het algemeen stemrecht in, om te

onderstrepen dat een gewone werknemer als

burger nooit dezelfde waarde kan hebben als

wie bezit heeft (kapitaal, vastgoed of grond)

en zeker niet als wie grootgrondbeziter is (die

beschikt immers over 3 stemmen, de werkne-

mers slechts over een enkele). Over de vrou-

wen spreken we al helemaal niet. Zij moeten

wachten tot 1949 voor ze de eerste keer hun

stem kunnen uitbrengen bij de nationale wet-

gevende verkiezingen!

Het ontstaan van de sociale staat als geboorte van de democratie: de Sociaal-democratische staat

Wat is er gebeurd? Wat was er nodig opdat

de democratie vaste vorm kon aannemen?

Het was de reinste alchemie, zowel op poli-

tiek als intellectueel niveau, en elk gegeven

was onontbeerlijk om tot de uiteindelijke

metamorfose te komen.

D e s k u n d i ge n a a n h e t wo o r d

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:40 Page 8

Uiteraard waren er ten eerste de collectieveopstanden van de betrokkenen, namelijk dewerkneemsters en werknemers zelf! Maardie alleen hadden niet volstaan: dan warenze in bloed gesmoord of in het beste geval,op arrogante wijze genegeerd.

Verder was er ook de ontwikkeling van poli-tieke denkbeelden en structuren, die ener-zijds schreeuwden om grondige veranderingen anderzijds het kapitalisme krachtig afwe-zen. Natuurlijk zijn veel belangrijke hervor-mingen, zoals het algemeen kiesrecht en deSociale Zekerheid, er gekomen – zowel inBelgië als elders – omdat de zetelende rege-ringen de revolutionaire bewegingen wildenafremmen. Maar de inhoud zelf van dezehervormingen, is de vrucht van een “geeste-lijke revolutie”, die onze aandacht verdient.

Er was tenslotte ook nood aan een menta-liteitswijziging over de opvatting van desamenleving, zowel bij de meerderheid alsbij een deel van de burgerij. Het liberalisme,de filosofie van het kapitalisme, is niet instaat om de samenleving uit te denken.Exclusief toegepast leidt ze onvermijdelijk tothet uiteenspatten van de maatschappij: hetliberalisme streeft de opheffing van elkevorm van collectieve organisatie na. De voor-standers zijn er immers van overtuigd dateen maatschappij niets meer is dan de somvan individuele daden en wilskracht.

De samenleving is een verzameling van indi-viduen en gecentraliseerde dwang – name-lijk een staat als politieagent – volstaat omte vermijden dat “afwijkende” individuendeze natuurlijke orde komen verstoren.

De sociale wetenschappen, die in de tweedehelft van de 19e eeuw ontstonden, hebbenzich ingespannen om dit vertekende beeld vande werkelijkheid bij te stellen. Ze wezen op de“wetten” van de samenleving en bewezen dater sociale verbanden bestaan die de individu-ele actie en intentie te boven gaan. Hetarbeidsongeval bijvoorbeeld, mag niet herleidworden tot een daad van onhandigheid, maaris het gevolg van de collectieve betrekkingenwaarmee het werk georganiseerd is.

Deze ontdekking is van essentieel belang:als de samenleving grotendeels gestructu-reerd is op basis van sociale verbanden diemeer zijn dan de uitdrukking van de eenvou-dige individuele wil, dan moet er dus noodza-kelijkerwijs een andere staat ontwikkeld wor-den: een openbare macht die in staat is omtegenover de privé-eigenbelangen (van debedrijfsleiders, van de kerk,...), het bestaanen de voorrang van algemene collectievebelangen te doen erkennen. De welvaarts-staat, het sociaal recht, de rechtvaardigingvan de collectieve actie van de vakbondenzijn uit deze ontdekking ontsproten. Desamenleving is dan ook een dynamischgegeven: ze moet collectief opgebouwd wor-den en dat verloopt onvermijdelijk door hetafkondigen en naleven van wetten tot inper-king van machtige privébelangen, die de nei-ging hebben te gaan overheersen. De socia-le staat is dus niet neutraal: hij moetbeschermend optreden en het collectievebelang van de hele bevolking verdedigen.

Het is uit deze nieuwe zienswijze dat dedemocratie is kunnen ontstaan: als men dedaden en de macht van de rijken en demachtigen gaat inperken, is dat omdat menbegint in te zien dat de menselijke waardig-heid intrinsiek is en niet afhankelijk is van demacht van het geld.

De sociale staat met openbare diensten

Men moet de oprichting van talrijke openba-re diensten na 1945 niet zien als een uitingom “goedkope” dienstverlening te biedenaan de bevolking, die beschouwd wordt alseen massa consumenten. De openbare dien-sten vormen niet louter dienstverlening aaneen publiek. Hun politieke betekenis ligt veeldieper en dat heeft twee redenen.

Enerzijds, omdat de staat iedereen volstrek-te toegang waarborgt tot de levensnoodzake-lijke behoeften van het gemeenschapsleven,zonder dat het nodig is bezittingen te heb-ben of rijk te zijn. Zo heeft elk lid van debevolking gelijk toegangsrecht tot openbaar

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 9

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:41 Page 9

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l10

onderwijs, gezondheidszorgen, openbaarvervoer, huisvesting, drinkwater, energievoor verwarming en verlichting,... ongeachtzijn persoonlijk fortuin. De openbare organi-satie van deze diensten waarborgt de alge-mene aard van deze rechten.

Anderzijds, omdat de staat, door deze dien-sten te organiseren, zijn vermogen tot openba-re macht versterkt en dus ook zijn vermogenom “de samenleving te maken” tegen hetkapitalisme in, dat enkel het recht verschaftzich rijkdom toe te eigenen via het werk vananderen. Men moet het begrip openbarefinanciering goed begrijpen: overheidsgelddat dient om de openbare diensten te finan-cieren, geld dat van de directe belastingenkomt, wordt rechtstreeks gepompt in de orga-nisatie van diensten die talrijke personen tewerk stellen. Het gaat om een belangrijk seg-ment van de economie, waar de waarde vanhet werk van allen rechtsteeks dient om desamenleving te “maken”, om sociale ontwik-keling te bevorderen, zonder ook maar enigs-zins de geldstromen, de kapitaalrente, te voe-den. In dit model wordt de waarde die door dearbeid wordt geproduceerd, rechtstreeksgebruikt voor het algemeen belang en ze zalniet dienen om de aandeelhouders inkom-sten te verschaffen.

In dit licht valt het makkelijk te begrijpenwaarom het liberalisme zo gehecht is aan deruimst mogelijke privatisering van deze open-bare diensten: het wil de openbare staat ver-zwakken die ten dienste van allen staat en zobij machte is om een belangrijk deel van degeproduceerde waarde te onttrekken aan degeldstromen, die tenslotte het inkomen vande aandeelhouders vormen.

We kunnen dus zonder enig voorbehoud stel-len dat de sociale staat met openbare dien-sten de meest democratische machtsvormis, die we ooit gekend hebben.

De Sociale Zekerheid: een gesocialiseerd loon

De veralgemeende openbare sociale zeker-heid is ook een van de fundamentele instellin-gen van de Sociaal-democratische staat. Ze iseen logisch voortvloeisel uit de maatschappij-opvatting die voortgebracht werd door desociologische zienswijze. De arbeidsorganisa-tie is het resultaat van collectieve socialebetrekkingen en de risico’s die eraan verbon-den zijn, en die elke werknemer kunnen tref-fen, (werkloosheid, ziekte, ongeval, ouder-dom,...), zijn dus eveneens collectieve risico’sdie dan ook collectief gefinancierde socialebescherming vergen. Zich indekken kan nooitop individuele basis gebeuren, de overgrotemeerderheid van de bevolking zou dit niet kun-nen bekostigen! Via individuele privéverzeke-ringen naar individuele dekking gaan, vermin-dert de middelen die beschikbaar zijn om dezecollectieve verzekering te financieren en leidtop termijn dus tot sociale ongelijkheid. Boven-dien vormt het een bedreiging voor allen: wan-neer privéverzekeringsmaatschappijen collec-tieve sociale rechten financieren, gebeurt datdoor de rente van de aandeelhouders op tedrijven en hun belangen zijn tegengesteld aandie van de werknemers. Een typisch voorbeelddaarvan zijn de privé-pensioenfondsen die, omde pensioenen te betalen, aandringen op her-structureringen en ontslagen in de onderne-mingen waar ze investeren... De keuze vooreen systeem dat gebaseerd is op wat men

D e s k u n d i ge n a a n h e t wo o r d

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:41 Page 10

“verdeling” noemt, is dan ook essentieel omde democratische herverdeling van de rijkdomen de dekking van de collectieve risico’s voorallen te behouden.

Hoe werkt die “verdeling”? De verplichteinhouding, op elke betrekking, van een sociale bijdrage, of met andere woorden, een deel van de waarde die door elke werk-nemer wordt geproduceerd, wordt onmiddel-lijk verdeeld aan de personen die een vervan-gingsinkomen nodig hebben. Men spreektvan een “gesocialiseerd loon”, omdat desociale bijdragen een gedeelte van het loonvan elkeen zijn, verzameld tot een immenscollectief loon, dat herverdeeld kan worden.

Net als in het geval van de openbare dien-sten, wordt ook dit geld onmiddellijk herver-deeld en dikt het de kapitaalrente absoluutniet aan. De kapitalisten trekken er dus geenprofijt van! Zo was de sociale staat eringeslaagd om zowat 30% van de landelijkgeproduceerde rijkdom buiten de kringloopvan de financiële aangroei te houden. Ditgeld werd enkel gebruikt om “de maatschap-pij te maken”, het diende de solidariteit enniet de winst! Zo begrijpt men al beter waar-om de werkgevers de sociale bijdragenobsessief zo laag mogelijk willen.

De Verzorgingsstaat als crisisvan de Sociaal-democratischestaat: het ontstaan van deActieve Welvaartsstaat

Begin jaren tachtig spreken geïnspireerdedenkers uit liberale kringen over de “crisisvan de Verzorgingsstaat”. Later wordt determ “Verzorgingsstaat” ruim gebruikt, zon-der dat men er zich van bewust is dat dezeterm een wapen is in de ideologische oorlogtegen de Sociaal-democratische staat. Dezeterm zet immers aan tot een “ontkoppeling”van het sociale en politieke geheugen: dieverzorging is er niet vanzelf gekomen, maar ishet resultaat van politieke, sociale en intellec-tuele gevechten om de samenleving de col-lectieve instrumenten te geven die noodzake-

lijk waren voor haar democratische metamor-fose. Volgens de liberale interpretatie, zou destaat een “Verzorgingsstaat” geworden zijndie verkeerdelijk en systematisch elke burgerzou overbeschermen, als wou hij voor elkeengoed doen, zelfs tegen zijn zin. De staat zoudus in crisis verkeren, want door “dit misbruikvan bescherming” zou hij teveel geld hebbenuitgegeven en dit tekort zou hem in diskredietgebracht hebben in de ogen van veel burgers.Zijn verstikkende overbescherming die deburgers infantiliseert en hen verandert in bij-standtrekkers zonder enig initiatief, zou ditverlies van vertrouwen nog in de handgewerkt hebben.

De val is uitgezet: in dit nieuwe interpretatie-kader wordt elke vermindering van de socia-le begroting van de staat onthaald als eenzegen en als de bevrijding van de individuendie eindelijk hun oorspronkelijke vrijheid her-wonnen hebben! (Voornamelijk de vrijheidom nog heviger uitgebuit te worden).

Dit denkschema, dat erop gericht is om dedemocratische herverdeling van de rijkdomen het collectieve werk van “het maken vande samenleving” door het socialiseren vande inkomsten, een halt toe te roepen, ver-spreidt zich razendsnel en voert als bewijsde schuldenlast van bepaalde staten aan.De openbare schuld op die manier interpre-teren, getuigt van stoutmoedige perversiteit.Een groot gedeelte van de schuld werdimmers besteed aan hulp aan de onderne-mingen bij “hun reconversie naar nieuweactiviteiten die de groei en de werkgelegen-heid moeten bevorderen” en die ze trouwensmaar met mondjesmaat hebben ondernomen!

De “gezondmaking van de overheidsfinan-ciën”, die uit deze interpretatie voortvloeit,dient uiteindelijk voor “sociale afbraak” (pri-vatisering van de openbare diensten, vermin-dering van de sociale bijdragen, verlagingvan de directe belastingen) van een steedsgroter deel van de collectieve rijkdom, omdie door te sluizen naar de ondernemingenen de banken. Als wettiging voor dit beleidvan gezondmaking van de overheidsfinan-ciën is men erin geslaagd het beeld op te

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 11

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:41 Page 11

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l12

dringen van een België en een Europa die in

een diepe crisis verkeren en met een gebrek

aan middelen kampen: er zou niet voldoen-

de groei meer zijn en dus zouden de collec-

tieve bronnen niet meer volstaan om het

sociale welzijn verder te blijven financieren.

Laten we hopen dat de historici van de

komende eeuw zullen kunnen verklaren hoe

het mogelijk was hele bevolkingen zo om de

tuin te leiden: in de hele geschiedenis van de

mensheid hebben de werknemers van de

Westeuropese landen, waaronder ook Bel-

gië, nooit zoveel rijkdom voortgebracht als in

de laatste decennia!

De Sociaal-democratische staat had naast de

privé-geldmachten een parallelle monetaire

macht ontwikkeld (door het ontplooien van

overheidskrediet en openbaar sparen, door

de verdeling van de sociale bijdragen in ver-

vangingsinkomens, door de financiering van

de openbare diensten). Deze macht bewees

de sociale overbodigheid van privé-inhoudin-

gen die aandeelhouders belonen en toonde

dus de nutteloosheid van het kapitalisme

aan. De beruchte “crisis van de Verzorgings-

staat” belemmerde het collectief bewustwor-

den van deze waarheid, op een ogenblik dat

meer dan de helft van de geproduceerde rijk-

dom diende om “solidariteit en samenleving

te maken” (door de financiering van de Socia-

le Zekerheid en de Openbare Diensten). Meer

dan de helft van de rijkdom die aan de con-

trole van de aandeelhouders ontsnapt!

Waren we op weg om uit het kapitalisme

te stappen?

De Actieve Welvaartsstaat (AWS)

Eens het idee van de crisis van de Verzor-gingsstaat verworven, lag de weg open voorde Actieve Welvaartsstaat. Het concept vande “Actieve Welvaartsstaat” blijft vaag: hetlijkt meer op een slogan die zowel het linkseals het rechtse gedachtegoed moet vereni-gen (beiden bewieroken de AWS) dan op eenpolitiek programma. Toch wordt voor meer-dere concrete hervormingen die in de ver-schillende Europese staten zijn doorgevoerd,uitdrukkelijk verwezen naar de Actieve Wel-vaartsstaat. Ze geven ons meer inzicht inwat de kern uitmaakt van deze nieuwe term:wat al deze hervormingen gemeen hebben,is dat ze gericht zijn op de “activering” vanhet gedrag op de arbeidsmarkt. Met de stokof met de wortel, altijd draait het erom datde individuen zich uit de naad moeten wer-ken om aan werk te geraken.

De optimistische lezing van dit programmaluidt: “In plaats van de mensen zich te latenbehelpen met een uitkering, helpen we henwerk te vinden. Een baan is het doeltreffend-ste wapen tegen armoede.”

Een minder enthousiaste, maar misschienscherpzinniger analyse peilt naar de werkelij-ke bedoelingen achter dit nieuwe beleid:welke belangen dient het? Hebben de werk-nemers, die de welvaartsstaat hebben opge-bouwd, er iets bij te winnen?

In België kwam het begrip “Actieve Welvaarts-staat” in zwang op het einde van de jarennegentig. Het thema van de “activering van desociale rechten”, was echter al jaren geledenopgedoken in de analyses van de OESO (Orga-nisatie voor Economische Samenwerking enOntwikkeling), vooraleer het door de EuropeseUnie werd verspreid via haar “Europese strate-gie voor werk”. Sinds 1999 behoort de ActieveWelvaartsstaat tot het ideologische referentie-kader van de Belgische Federale regering.

Met deze brochure willen wij door de consen-sus heen kijken en trachten te begrijpen welkekrachtsverhoudingen hierachter schuil gaan.

D e s k u n d i ge n a a n h e t wo o r d

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:41 Page 12

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 13

De economische en sociale inzet

M et het concept Actieve Welvaarts-

staat wordt een nieuwe bepaling

van de economische en sociale

rol van de staat voorgelegd. De neoliberale

jaren na de economische crisis halverwege

de jaren zeventig droegen zeker bij tot de ver-

algemeende opvatting dat de politiek voor-

taan geen enkele greep meer heeft op de

economie. De samenleving moet aangepast

worden aan de globalisering! En natuurlijk

begint men, zoals altijd, met hervormingen

voor wie onderaan de ladder staat: de leeflo-

ners, de werklozen en nu de werknemers

aan het einde van hun loopbaan.

Maar deze aanpassing had niet mogen

plaatsvinden zonder de sociale gevolgen in

aanmerking te nemen van het bezuinigings-

beleid, de privatiserings- en dereguleringspo-

litiek. Sinds het einde van de jaren negentig

lijkt de slinger weer de andere kant op te

gaan. Na de triomf van het liberalisme, is het

sociale beleid terug van weggeweest. Maar

dan wel in een nieuwe vorm.

Deze slingerbeweging kan men duidelijk waar-

nemen in Groot-Brittannië. Na de oorlog drukte

het travaillisme zijn stempel op de Engelse

samenleving. De arbeidersbeweging had veel

macht, de sociale rechten en de openbare dien-

sten waren goed ontwikkeld. In de jaren onder

Thatcher werd een einde gesteld aan talrijke

verworvenheden en werd een ultraliberale

maatschappij ingesteld. De Engelsen beseffen

echter dat de geprivatiseerde treinen trager rij-

den en vaker ontsporen. Ze brengen de socialis-

ten opnieuw aan de macht en Tony Blair belooft

opnieuw een sociaal beleid te voeren. Hij ver-

trekt echter van de erfenis van Thatcher, zonder

dus terug te keren naar de toestand vóór de

crisis. Daarom wordt het concept “Actieve

Welvaartsstaat” vaak de derde weg genoemd:

tussen “etatisme” en “ultraliberalisme”.

Een wals in drie tijden

In België stellen we hetzelfde verschijnselvast, dat in drie periodes verloopt.

Eerste periode: 1945 tot 1975

De dertig gloriejaren, zowat onze mythe vanhet gouden tijdperk van de gemengde markt-economie en de Verzorgingsstaat. Er is eensterke economische groei. De werkgeverszien de vakbonden als partners.

Het afsluiten van collectieve arbeidsovereen-komsten waarin de loonsverhoging geplandstaat, wordt voor de werkgevers een werktuigvan economische expansie. De ontwikkelingvan de sociale zekerheid wordt niet ervarenals een last, maar integendeel als een manierom de economische kosten van de arbeidsri-sico’s, zoals de gezondheid, beter te dekken.

De overheid vervult ook een aantal economi-sche functies, die voor de ondernemingenanders zeer duur zouden uitvallen: trans-port, energie, onderwijs,... Toch verlopendeze jaren niet zonder sociale conflicten.Wel integendeel, denken we maar aan dejaren zestig. Na afloop van deze socialestrijd, bereikt het aandeel van de nationalerijkdom dat aan inkomens uit arbeid wordtbesteed ongeëvenaarde hoogten (77% in1976), ten nadele van het overblijvende deeldat naar opbrengst van het kapitaal gaat.

Tweede periode: 1975 tot 2000

Dit is de periode van crisis, bezuinigingenen het neoliberale tegenoffensief.

In navolging van Reagan en Thatcher makende regeringen Martens-Gol van de jaren tach-tig een einde aan het bestaande economi-sche stelsel. Ze voeren een nieuw econo-misch beleid met als ideologisch model:privatisering en deregulering van de markt. Er

Door Gabriel MAISSIN, Econoom aan de Université catholique de Louvain (UCL)

D e s k u n d i ge n a a n h e t wo o r d

Het denkbeeld

“Actieve

Welvaarts-

staat”

wordt vaak

de derde weg

genoemd:

tussen

“etatisme”

en “ultra-

liberalisme”.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:41 Page 13

komt een loonstop, de stijging van de inko-mens uit kapitaal krijgt voorrang, er wordtflink bespaard in de openbare diensten, heteconomisch beleid wordt gedicteerd door debeurs (dit is wat men de monetarisering vande economie noemt). De staat wordt dusnaar de achtergrond gedrongen en moetplaats maken voor de financiële macht.

Derde periode: van 2000 tot vandaag

Naar een terugkeer van de staat? De rolvan de overheid wordt in een nieuw econo-misch perspectief geplaatst dat door Europade “sociale markteconomie” genoemd wordt.De succesjaren van het neoliberalisme ver-oorzaakten immers groeiende onrust onderde bevolking. De sociale onzekerheid treftiedereen en de beleidsvoerders moeten eriets aan doen. Zij gaan nadenken over nieu-we vormen van sociaal beleid die in de nieu-we economische context passen.

Onder invloed van de globalisering hebben denationale economieën, vooral de Belgische,geen eigen bestaan meer, geen nationalekern. De maatschappij raakt versnipperd ener ontstaat dualiteit. De werkloosheid stijgtenorm.

Er worden afwijkende arbeidsvormen ontwik-keld, die ook steeds onzekerder worden. Definanciële markt is van doorslaggevendbelang bij de economische strategie van deondernemingen. De winstvoet van de onder-nemingen is hersteld, maar wat de werkge-vers verdienen, wordt niet langer systema-tisch opnieuw in de economische activiteitgeïnvesteerd.

De Actieve Welvaartsstaat kan zo dusomschreven worden als een afstellen vanhet sociaal beleid op een geliberaliseerde,gedereguleerde economie die werkt vol-gens de logica van de financiële markt.

Tegen deze achtergrond zijn het activerings-beleid, de versterkte controle op de werklo-zen of de hervorming van de pensioenstel-sels, gericht op meerdere doelstellingen:

> De “bewijslast” verleggen. Het econo-misch systeem is op goede principes

gegrondvest. Het zou soepel kunnen

draaien als het niet afgeremd werd door

sociale-beschermingsmechanismen die

weinig aanzetten tot inspanningen.

> De kosten van de sociale bescherming zo

laag mogelijk houden (door een verlaging

van de fiscale en sociale lasten voor de

ondernemingen) en zo onrechtstreeks

druk uitoefenen op de inkomens uit

arbeid.

> De uitsluitingsmaatregelen verantwoor-

den door de opvatting te voeden dat de

individuen zelf verantwoordelijkheid dra-

gen voor onzekerheid, werkloosheid,...

Deze evolutie van de economische situatie

kan samengevat worden in drie grafieken:

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l14

De ActieveWelvaartsstaat

kan zo dusomschreven

worden als eenafstellen van het

sociaal beleidop een

geliberaliseerde, gedereguleerdeeconomie diewerkt volgensde logica van de financiële

markt.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:41 Page 14

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 15

GRAFIEK 1

Winst en groei van zes grote landen (OESO)in % per jaar

De evolutie van de winst van de ondernemin-gen (winstvoet) is hersteld zonder paralleleffect op de groei, die daarentegen laag blijft(groeipercentage). De afstand tussen beidecurves kan de financiële winst voorstellen, defiscale en andere overdrachten ten voordelevan de inkomens uit eigendom,...

GRAFIEK 2

Winst, investeringen, werkloosheid (61 - 97)

Als de winst (winstmarge) stijgt, volgt hetaandeel dat opnieuw in de ondernemingengeïnvesteerd wordt (investeringspercentage)niet. Het aandeel van de niet-geïnvesteerdewinst loopt parallel met de stijging van dewerkloosheid.

GRAFIEK 3

Aandeel van de lonen in het BNP (EU)1960-2002

De toegevoegde waarde van een economiekan verdeeld worden over de twee productie-factoren en zo opgedeeld worden in kapitaal-inkomens (eigendom) of arbeidsinkomens(lonen en sociale overdrachten). In 1976bereikte het aandeel van de arbeidsinko-mens een hoogtepunt en neemt daarnaweer af. Vanaf 1986 zakte het letterlijk ineenten voordele van het aandeel ontvangendoor het kapitaal.

0

0,00

5,00

15,00

20,00

25,00

30,00

35,00

10,00

Groeipercentage Winstvoet

1

65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94

2

3

4

5

6

11

12

13

14

15

16

17

61 63 65 67 69 71 73 75 77 79 81 83 85 87 89 91 93 95 97

Winstmarge InvesteringenWerkloosheidspercentage Niet-geïnvesteerde winst

62,0

64,0

68,0

70,0

74,0

76,0

78,0

66,0

1960

1962

1964

1966

1968

1970

1972

1974

1976

1978

1980

1982

1984

1986

1988

1990

1992

1994

1996

1998

2000

2002

72,0

1976 1986

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:41 Page 15

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l16

De inzet van de Actieve Welvaartsstaat

Tijdens de dertig gloriejaren kunnen we, omeen beeld te gebruiken, spreken van demaatschappij van de sociale roltrap: deindustriële machine draaide op volle toeren,iedereen trok voordeel uit de sterke groeivan de collectieve rijkdom, kreeg toegang totnieuwe consumptiegoederen en kon er soci-aal op vooruitgaan of tenminste toch hopendat te doen. Met de crisis in de jaren zeven-tig loopt het massaproductie en -consump-tiesysteem vast, de roltrap komt tot stilstanden onderaan de sociale ladder ontstaat ereen opstopping. De instrumenten voor ver-deling van de collectieve rijkdom werken nietlanger. Het werk wordt geleidelijk aan onze-kerder en fenomenen van uitsluiting nemenalsmaar toe.

De verschillende sociale systemen die dit“sociale vraagstuk” het hoofd proberen tebieden, kunnen samengevat worden in driegrote modellen:

> Het Liberale model (VS, Canada), datgebaseerd is op liefdadigheidsbijstand,waarbij iedereen gelijke bescheiden over-drachten ontvangt, maar de hulp aan deminstbedeelden aan privéliefdadigheids-instellingen overgelaten wordt.

> Het zogeheten “Corporatistische” model(België, Frankrijk, Duitsland, Italië,...),gebaseerd op de verplichte verzekering,met belangrijke overdrachten van de rijk-dom volgens de categorie (arbeiders,bedienden, WIGW,...). De overdrachtenworden beheerd door de sociale partners(werkgevers en vakbonden) en minderindividueel maar eerder per gezin ver-deeld, waarbij de solidariteit in zuilen isgeorganiseerd (de socialistische, christe-lijke, liberale,... zuil).

> Het Sociaal-democratische model (Scan-dinavische landen), dat gestoeld is op uni-versaliteit van de rechten en aanzienlijkeoverdrachten organiseert, gratis of sterkgesubsidieerde dienstverlening biedt eneen hoge mate van individuele autono-mie; een systeem dat de gemeenschapuiteraard veel kost.

Het beleid dat in België in het kader van deActieve Welvaartsstaat gevoerd wordt,heeft eigenlijk inspiratie geput uit dezedrie modellen.

Sinds de jaren negentig stelden de opeenvol-gende regeringen de sociale partners reedsmeermaals voor om opnieuw te onderhande-len over het Sociaal Pact van 1944 en devoorwaarden van ons sociaal systeem te her-definiëren.

Denk maar aan de episoden van het GlobaalPlan in 1993 en van het “Generatiepact” in2005. Het is niet zo dat alles op losseschroeven werd gezet; er werd eerder wataan geknabbeld... Wij blijven in een defen-sieve positie.

D e s k u n d i ge n a a n h e t wo o r d

© Consortium de validation des compétences, Didier Forys

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:41 Page 16

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 17

den en geen verplichting. Het loon (een echtinkomen) moet bekeken worden over de heleloopbaan, los van perioden van werkloos-heid, herscholing, opleiding, enz. Mobiliteiten opleiding hebben een prijs, jawel, maarde ondoeltreffendheid van de markt even-zeer (faillissementen, herstructureringen,...).

Indien we de rol van de staat opnieuw ter dis-cussie stellen, moet dit steeds gebeuren inhet kader van een nieuwe koppeling van heteconomische met het sociale. Daarbij moe-ten nieuwe mechanismen voor herverdelingvan de rijkdom worden ingevoerd die steu-nen op een andere visie van vooruitgang enontwikkeling en die een proces van ontmark-ting van de samenleving op gang brengen viasterkere openbare diensten en een verste-vigde non-profitsector.

B r o n n e n :

> Michel Husson, Le grand bluff capitaliste, Paris,

La Dispute, 2001

> Gabriel Maissin, Le rôle de l’Etat à l’épreuve du

néolibéralisme, le cas belge 1977-1995, UCL,

OPES, 1995.

Hoe er beter uitkomen?

De arbeidswereld staat voor de uitdaging ommet dit nieuwe model van de Actieve Wel-vaartsstaat te leren omgaan en het te verbe-teren. Er kunnen meerdere sporen gevolgdworden.

De werklozen, de kwetsbare werknemers ende leefloners (de outsiders) vormen eensociale kracht van gewicht bij de socialegeschillen die beslecht zullen moeten wor-den. Daartoe moeten we hen een verbonddoen aangaan met de loontrekkende werk-nemers (de insiders). Voor verstevigdekrachtsverhoudingen arbeid-kapitaal moe-ten de banden met de werklozen, met dediverse huurdersbewegingen, met de wijk-groeperingen,... (opnieuw) aangehaald wor-den. Er kunnen verbonden gesmeed wordentussen de vakbonden en die bewegingen.

Er moet waarschijnlijk ook nagedacht wor-den over een wijziging van het “Belgische”sociaal-overlegsysteem, dat bipolair is – tus-sen werkgevers en vakbonden (of tussen deopenbare en de privésector). Ideaal zou zijndat ook de non-profitsector zou worden ingevoegd. Deze derde sector vertegenwoor-digt vandaag 10% van het arbeidsvolume inBelgië en 6% van de geproduceerde rijkdom.Hij omvat al die kleine en grote niet-winstge-vende verenigingen die tegemoetkomen aantalloze sociale behoeften die de markt nietbevredigt. Deels ontstaan doordat de staatopenbare dienstverlening afstoot, bieden zeeen afwisseling op het “alles voor de markt”en zijn ze een belangrijke speler in de socia-le economie. De werkgevers van de non-profitsector mogen niet genegeerd worden,maar evenmin gelijkgesteld aan werkgeversvan de handelsssector. Ze moeten echtereen aparte plaats krijgen in de sociale dialoog.

Tot slot moeten er ook nieuwe rechten vero-verd worden op het terrein van de bestaans-zekerheid, waarbij recht op arbeid, recht opinkomen en recht op opleiding aan elkaargekoppeld moeten worden. Begeleiding enopleiding moeten een universeel recht wor-

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:41 Page 17

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l18

D e s k u n d i ge n a a n h e t wo o r d

De dominostenen van de onzekerheid

De positie van loontrekkende draagteen stuk onzekerheid in zich. Wan-neer men afhankelijk is van zijn

werk en van het bijbehorende loon om tekunnen leven alsook om zijn gezin in leven tehouden, dan vormt niet kunnen werken eenbelangrijk risico. Ziekte, arbeidsongeval,werkloosheid of ouderdom zijn wezenlijkegevaren voor de loontrekkende werknemers.

Om deze risico’s in te perken, hebben de orga-nisaties van de arbeidersbeweging bescher-mingssystemen ontwikkeld en druk uitgeoe-fend op de overheid en de werkgevers opdatdergelijke systemen zouden worden ingesteldof erkend. Rustpensioen, ziekte- en invalidi-teitsverzekering en werkloosheidsverzekeringverschaffen een vervangingsinkomen aanwerknemers die niet kunnen werken, of vanwie men vindt dat ze een leeftijd bereikt heb-ben waarop ze zich uit het actieve loontrek-kersleven mogen terugtrekken.

De “sociale staat” die zo werd opgebouwd,zorgde voor minder onzekerheid bij de loon-trekkenden, doordat de positie van wie niet

of niet meer kon werken, verbeterd werd.Door de werklozen een bepaald inkomens-peil te waarborgen, verminderde de socialestaat ook de druk naar beneden die de werk-loosheid uitoefende op de lonen, de arbeids-voorwaarden en het collectieve inschake-lingsvermogen van de actieve werknemers.Wie zonder werk zit, is niet verplicht om zijnwerkkracht tegen elke prijs te verkopen, zoalsdat wel het geval is in een systeem waar desociale bescherming zwak of onbestaande is.

In het midden van de jaren zeventig droegende welvaartsvastheid van de sociale uitkerin-gen, enerzijds, en de invoering van hetbestaansminimum, anderzijds, bij tot de ver-steviging van het “vangnet” dat de socialezekerheid van de loontrekkende werkne-mers5 is.

Maar in dezelfde periode zien we ook dat hetsociaal-democratisch compromis dat naafloop van de Tweede Wereldoorlog in deWesteuropese samenleving was ingevoerd,grondig in vraag wordt gesteld. De lonen vande werknemers zijn duidelijk gestegen en hunlevenskwaliteit is verbeterd, terwijl de winst ende inkomsten die de kapitaalbezitters binnen-rijven, gedaald zijn. In sommige industriële,financiële en intellectuele kringen wordt ooknagedacht over middelen om de geleidelijkeverbetering van de positie van de loontrek-kenden en de verdeling van de rijkdom af teremmen. Het monetaire economisch beleiden, breder, de neoliberale economie, doenzich meer en meer gelden, met niet te ver-waarlozen symbolisch en sociaal, maar somsook fysiek geweld (denk maar aan Chili onderde dictatuur van Pinochet).

De enorme technologische ontwikkelingen lei-den tot industriële herstructureringen die

Door Jean Faniel, Assistent in de Politieke Wetenschappen, Université libre de Bruxelles (ULB)

5 Even erop wijzen dat de logica bij het bestaansminimumverschilt van die bij desociale zekerheid, waarvan het bestaans-minimum geen deel uit-maakt. Het denkbeeldachter het bestaansmini-mum berust op het principe van bijstand diede gemeenschap biedtaan haar leden die innood zijn, zonder datdaarvoor vooraf wordtbijgedragen, maarwaarvoor een onderzoeknaar de inkomstenwordt ingesteld. Desociale zekerheid daarentegen wordtvoornamelijk gespijsddoor de bijdragen vande loontrekkende werk-nemers en biedt wie nietkan werken een vervan-gingsinkomen, zonderverder onderzoek naarhun persoonlijk bezit.Dit onderscheid is even-wel mettertijd en naopeenvolgende hervor-mingen wat vervaagd.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 18

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 19

hard aankomen voor de tewerkstelling en ookde arbeidsvormen zelf worden aanzienlijkgewijzigd. De werkloosheid neemt massaal ensnel toe6, er ontstaat onzekerheid en van deloontrekkenden wordt meer flexibiliteit geëist.

Geconfronteerd met de toename van de kos-ten door het grotere aantal werklozen, heeftde Belgische overheid het bekomen van uit-keringen en de bedragen ervan beperkt.Sommige categorieën werklozen werdensneller uitgesloten van de werkloosheidsver-zekering. Dat was in het bijzonder het gevalvoor de samenwonenden (een begrip dat in1980 in de werkloosheidsregelgeving werdingevoerd en voornamelijk vrouwen treft).Tegelijkertijd werden andere vervangingsin-komens bevroren of verminderd. Het over-grote deel van de loontrekkenden die hunbaan wisten te behouden, ondergingenmeerdere malen gevoelig koopkrachtverlies.

In België heeft deze evolutie de vakbondenop een andere manier getroffen dan in demeeste andere Europese landen. Dankzij desterke voet die ze hadden op de werkvloeren dankzij de dienstverlening aan hun aan-geslotenen, maar ook doordat ze fungerenals uitbetalingsinstelling van de werkloos-heidsuitkeringen, zagen de Belgische vak-bonden hun ledental globaal verder stijgen.In Duitsland, Nederland, het VerenigdKoninkrijk en zeker in Frankrijk, kende hetpercentage georganiseerde werknemersdaarentegen een daling.

Het aantal gesyndiceerden dat bijdragenbetaalt, volstaat echter niet om de krachtvan strijdbare vakbondsactie te waarborgen.Doordat werklozen, werknemers in onzekerebanen of met flexibele werktijden en uitzend-krachten moeilijk samen te brengen zijn als-ook door de geheel eigen denkwijze van devakbonden zelf en de druk die op hen weegt,hebben ACV en ABVV geen vormen van syn-dicalisme kunnen noch willen, ontwikkelenen duurzaam maken, waarbij deze loontrek-kenden als volwaardige medespelers van devakbondsstrijd worden betrokken7. De vak-bonden hebben hun krachten meestal toe-gespitst op het verdedigen van de belangenvan de werknemers die zich meer inzetten inde vakbondsactie en de “harde kern” vanhet syndicalisme vormen (werknemers meteen vast statuut, goed georganiseerd, actiefin sterke sectoren). De positie van een groei-end gedeelte van de werknemers, namelijkde werknemers met een onzekere betrek-king, de werklozen of ook nog de meestgemarginaliseerde groepen in de samenle-ving (leefloners, mensen zonder papieren),hebben ze deels verwaarloosd.

Natuurlijk kon de aandacht die de vakbonds-structuren besteedden aan de evolutie vande werkloosheidsregelgeving of van dearbeidsovereenkomst de schade enigszinsbeperken en de afbraak van de langzaamveroverde bescherming wat vertragen. Tochlijkt het erop dat het ACV en het ABVV en desectoren die hun basis vormen, niet voldoen-de beseft hebben dat de afbraak van debescherming in de ‘rand’-segmenten van deloonarbeid ook schade aanrichtte voor allewerknemers, ook voor diegenen die zich inde meest gunstige positie bevinden.

Met de Actieve Welvaartsstaat werd dezeafzwakking van de rechten van de zwakstennog intensiever. De druk op de “stabiele”werknemers werd opgevoerd en hun arbeids-voorwaarden en hun bezoldiging aangetast.De ideologie die door de Actieve Welvaarts-staat wordt uitgedragen, verhult bovendiende verantwoordelijkheid die de werkgeversen de beleidsvoerders dragen in collectieve

6 In België is het aantal

volledig uitkerings-

gerechtigde werklozen

gestegen van zowat

100.000 personen in

1974 (jaargemiddelde),

hetzij zo’n 4,3% van

de actieve bevolking,

tot 172.000 in 1975

(5,5%), 312.000 in 1980

(9,1%) en 495.000

in 1984 (10,9%),

m.a.w. een vervijf-

voudiging in

nauwelijks 10 jaar.

In 2004 bedroeg dit

aantal 434.000 personen

(8,8%). Men weet

echter dat deze

statistieken

onnauwkeurig zijn

en dat talrijke

categorieën van

personen die onder

hun niveau te werk

gesteld zijn, niet in

deze cijfers voorkomen.

7 Deze waarneming

wordt verder

uitgewerkt in de

doctoraatsverhandeling

die ik kortelings

heb geschreven:

Les syndicats, le

chômage et les

chômeurs. Raisons

et évolution d’une

relation complexe,

ULB, département de

science politique, 2006,

4 delen. Dit werk kan

geraadpleegd worden

in de bibliotheek van

de Menswetenschappen

van de ULB,

P. Hegerlaan, Elsene.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 19

fenomenen zoals werkloosheid, onzekerheidof armoede. Ook draagt deze ideologie bij totde verdeeldheid die tussen de verschillendecategorieën loontrekkenden kan bestaan.Leefloners en werklozen worden immers ver-antwoordelijk gesteld voor hun situatie enbeschreven als mensen die behagen schep-pen in nietsdoen, bijvoorbeeld bruggepensio-neerden worden graag voorgesteld als men-sen die liever stoppen met werken.Gemakshalve wordt daarbij even vergetendat het brugpensioen in de eerste plaatswerd ingevoerd om de kwalijke gevolgen vanherstructureringen te verzachten en uitge-breid sociaal protest te vermijden. Tot slotwordt ook de sociale controle opgevoerd doorde maatregelen die in naam van de ActieveWelvaartsstaat worden uitgevaardigd.

In 2001 besliste de paars-groene regeringhet bestaansminimum om te vormen tot“leefloon”. De tewerkstelling van de perso-nen die bijstand vragen, is de voornaamstedoelstelling geworden van het nieuwe sys-teem. Maar de “voorgestelde” banen zijnvoornamelijk onzeker, bieden een slecht sta-tuut en een laag loon. Ook de “opleidingen”die worden “voorgesteld” zijn slecht betaalden verschaffen bepaalde ondernemingengoedkope werkkrachten. De contractgebon-denheid moet ervoor zorgen dat de aanvra-gers van het leefloon dergelijke banen of“opleidingen” aanvaarden. Om het leefloonte ontvangen, moet men een ‘contract’ methet OCMW ondertekenen, waarin bijvoor-beeld staat dat een baan of een opleiding zalworden aanvaard, ook al zijn die van de hogerbeschreven soort. Wie een dergelijk docu-ment weigert te ondertekenen, wordt van hetrecht op leefloon uitgesloten. Dit “contract” iser wel een van bijzondere aard, vermits beidepartijen niet echt dezelfde vrijheid hebben.

Verschillende organisaties vormden eenplatform tegen dit regeringsplan. Sommigevakbondsafdelingen verenigden zich samenmet organisaties, maar de nationale leidingvan het ACV en het ABVV boden niet echtweerstand tegen het plan, wel integendeel8.Nochtans verhoogt de verplichting voor de

leefloontrekkers om onzekere en slechtbe-taalde banen te aanvaarden, de druk op de“gewone” tewerkstelling.

In 2004 keurde de paarse regering het planvoor controle van de werklozen goed, datdoor minister Vandenbroucke was voorge-steld. In tegenstelling tot wat zijn officiëlenaam wil laten verstaan, blijft dit plan voor“toezicht op de beschikbaarheid van dewerklozen” niet beperkt tot nagaan of dewerklozen wel degelijk de banen aannemendie hen voorgesteld worden. De bestaandebepalingen in de werkloosheidsregelgevingmaakten deze controle trouwens al mogelijk.De nieuwe bepalingen verplichten de werklo-zen te bewijzen dat ze actief en voortdurendwerk zoeken. Dit betekent dat de verant-woordelijkheid voor het gebrek aan werkindividueel bij de werklozen zelf wordtgelegd. De actieve werknemers worden ookgesterkt in het idee dat de werklozen op kos-ten van de maatschappij leven. Nochtansheeft minister Vandebroucke zelf erkend dathij de werklozen niet vroeg werk te vinden,maar werk te zoeken.

Heeft het zin mensen te verplichten iets tezoeken dat zeldzaam is of zelfs onbestaand?Zoals we in het begin van deze tekst zagen,is wie zijn werk verliest en niet over een ver-vangingsinkomen kan beschikken, geneigdminder goed betaald werk te aanvaarden omin leven te blijven. Het bestaan van de werk-loosheidsuitkering heeft dus de beneden-waartse druk die de werklozen uitoefenen ophet algemene loonniveau, binnen de perkengehouden. Doordat er minder angst voor detoekomst is, kunnen de werklozen enkel“degelijke” betrekkingen aanvaarden enmoeten ze niet toehappen voor elke “kleinejob” die voorhanden is. Zo wordt de druk vande massale werkloosheid op de actieve loon-trekkenden dus afgezwakt.

Het is dan ook niet toevallig dat het plan datminister Vandenbroucke voorlegde, elemen-ten ontleende aan de eisen van de werkge-vers9. Indien de werklozen op straf van sanc-ties verplicht worden voortdurend werk tezoeken, dan wordt de bedreiging die zij voor

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l20

D e s k u n d i ge n a a n h e t wo o r d

8 Een gedetailleerde

studie van de

hervorming van het

bestaansminimum en

de standpunten van

vakbonden en

organisaties vindt

men in Syndicats et

société civile: des liens

à (re)découvrir,

Labor 2003.

9 Voor een meer

volledige studie van dit

plan en de kritiek erop,

zie Année sociale 2004,

Institut de sociologie

van de ULB:

http://www.ulb.ac.be/is

/Faniel%20133-148.pdf

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 20

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 21

de actieve werkemers vormen, groter. Wiegeen blijk geeft van actief zoeken naar werk,moet met de Rijksdienst voor Arbeidsvoor-ziening (RVA) een “contract” ondertekenen.Ook hier leidt de weigering tot ondertekenentot de schorsing van de uitkeringen. Met ditdocument verplicht de RVA de werklozenmet name zich in te schrijven bij uitzendkan-toren, waardoor een bij uitstek onstabielevorm van werk aangemoedigd wordt. De stij-ging van het aantal uitsluitingen uit de werk-loosheidsverzekering die voorspelbaar was(en stilaan bewaarheid wordt) drijft eenreeks personen tot de noodzaak om onzeke-re en slechtbetaalde banen te aanvaarden ofin het zwart te gaan werken. De uitgeslotenwerklozen die zich tot het OCMW van hungemeente wenden... worden ook daar voordezelfde verplichting geplaatst om een con-tract te ondertekenen en gelijk welk werk teaanvaarden.

Voor de tweede maal in nauwelijks enkelejaren werd de bescherming van de kwets-baarste werknemers ernstig aangetast. Dedoelstellingen stemmen in beide gevallenovereen: de minst georganiseerde segmen-ten van het salariaat aanpakken om de drukop de werknemers met een gunstiger sta-tuut op te drijven.

Ondanks het feit dat verschillende vak-bondssectoren dit wensten en ondanks deactie die ze voerden, organiseerden ACV enABVV geen echte bundeling van hun actievemilitanten om de goedkeuring van deze her-vorming van de controle op werklozen te ver-hinderen. De werklozengroepen waren nietgoed georganiseerd en konden geen gewichtin de schaal werpen tegen de wil van deregering. De middelen die de vakbonden

konden bekomen om de werklozen individu-

eel te begeleiden en te verdedigen, vermin-

deren nauwelijks de uitwerking die het ver-

anderde systeem collectief heeft.

Het “Generatiepact” dat de regering onlangs

heeft goedgekeurd, is de derde dominosteen

die ze omgooit om de hele sociale bescher-

ming aan het wankelen te brengen. Voortdu-

rend wordt erop gehamerd dat het onont-

beerlijk is dat de ouderen langer “actief” aan

het werk blijven. Men zou nochtans denken

dat met een officieel werkloosheidscijfer van

meer dan 400.000, het niet aan beschikba-

re arbeidskracht ontbreekt. De afbrokkeling

van de sociale zekerheid verontrust de werk-

gevers niet echt, maar wel de vermindering

van de voorraad werklozen. Dit is immers

hun beste wapen voor loonmatiging. Het is

dan ook allesbehalve toevallig dat de werk-

gevers en een deel van de regering, onmid-

dellijk nadat ze de geleidelijke ontmanteling

van een deel van het brugpensioenstelsel

wisten te bekomen – waardoor ze zowel het

nodige werknemersbestand als het “gewens-

te” percentage werklozen in stand kunnen

houden – de aanval inzetten om de loonma-

tiging van alle werknemers te verkrijgen.

Doordat ze de Actieve Welvaartsstaat en zijn

ideologie de kans gaven zich te ontwikkelen

en er niet in slaagden, of zelfs niet probeer-

den, de hervorming van het bestaansmini-

mum, eerst van de controle van de werklozen

en tenslotte van het loopbaaneinde tegen te

houden, richtten de nationale organen van

ACV en ABVV zich opnieuw op de toenemen-

de onzekerheid van de positie van de loon-

trekkenden, ook voor diegenen die heden

nog een zekere bescherming genieten. Het

lijkt meer dan ooit noodzakelijk dat er

opnieuw een krachtsverhouding wordt

gesmeed die minder ongunstig is voor de

werknemers. De “stabiele” en de onzekere

werknemers, de actieve en de niet-actieve

werknemers moeten verenigd worden om de

verloren bescherming van de “rand”-segmen-

ten te heroveren en de druk op de werkne-

mers van de “harde kern” te doen afnemen.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 21

Interview met Frank Vandenbroucke

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

In de laatste regeringsverklaring van 1999,tekende de regering Verhofstadt een nieuwsociaal model voor België uit: het idee vande Actieve Welvaartsstaat was geboren. Uwas de man achter deze Actieve Welvaarts-staat. Welke doelstelling wordt ermeenagestreefd? Welke vaststellingen brach-ten u tot het invoeren ervan?

FRANK VANDENBROUCKE : Ik ben begonnen meteen bepaalde opvatting over sociale politiekte verdedigen.

Het centrale idee achter de Actieve Welvaarts-staat is dat het niet volstaat dat je een werk-loze een uitkering geeft; je moet hem ook kan-sen geven om volwaardig te participeren in desamenleving. Dit betekent, onder meer, eenjob, of toch een zinvolle sociale activiteit.

Het debat over de Actieve Welvaartsstaat isin de eerste plaats een debat over de doel-stellingen van de sociale politiek.

Ik denk dat de doelstelling moet zijn omhoogstaande sociale bescherming aan tebieden, maar ook een hoge participatie-graad op de arbeidsmarkt.

Landen met een hoge participatiegraad opde arbeidsmarkt, maar met lage socialebescherming – zoals Groot-Brittannië en deVerenigde Staten – hebben geen goedesociale politiek. Anderzijds zijn landen dieeen goede sociale bescherming bieden,maar een lage participatiegraad op dearbeidsmarkt kennen – zoals België, Frank-rijk, Duitsland,... – ook niet echt goed bezig.

Je moet niet alleen het inkomen van mensenbeschermen, maar hen ook participatiekan-sen geven. Achter dat debat over de doelstel-lingen, zit natuurlijk ook een belangrijke ideo-logische discussie, waarbij twee vragencentraal staan.

Ten eerste, wat zijn de fundamentele ele-menten waarop het sociale welzijn van men-sen gebaseerd is? Ik denk dat participatie,actieve participatie en arbeid, daar bij zekerhoren en dat het niet louter volstaat om demensen een inkomen te geven.

Ten tweede, wat zijn de instrumenten van desociale politiek? Laat me als concreet voor-beeld de werkloosheid nemen, waar we aleen concrete hervorming opgestart hebben.Gedurende vele jaren zijn wij veel te weinigbezig geweest met de concrete individuelewerkzoekende. Wij hebben ons dus eigenlijkvele jaren tevreden gesteld met een beleidwaarbij we uitkeringen gaven aan mensendie werkloos waren en die mensen voor derest lieten verkommeren of lieten marginali-seren in een hoekje. Men contacteerde diemensen niet en zelden werd hen werk aan-geboden. Ter herinnering, dat was de verant-woordelijkheid van de gewesten. Dat zijn wesinds 2004 aan het veranderen en in hetVlaams Gewest gaan we nu voor, wat ikgenoemd heb “de sluitende aanpak”: wijlaten niemand door de mazen van het netvallen. In Vlaanderen wordt nu iedereen diewerkloos is, individueel gecontacteerd, eersttelefonisch. Mensen die lager geschoold zijn,worden ook uitgenodigd voor een persoonlijkgesprek. Sinds 2004 krijgt iedereen dus con-crete hulp aangeboden.

Daar staat ook tegenover dat we beter willenvolgen welke inspanningen mensen preciesdoen met dat aanbod. En ik weet dat datcontroversieel is geweest, met name in deFranstalige socialialistische wereld (NGO’s,vakbonden, politieke partijen). Er was heelveel wantrouwen tegenover het idee vansterker opvolgen van werkzoekenden. Maardat is nodig: als je kansen biedt, mag je vanmensen ook eisen dat ze inspanningen leve-

22

Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 22

ren en mag je ook een beetje druk uitoefe-nen, een positieve druk dan. Niet dat weresultaatverbintenissen (werk vinden) eisen,maar toch zeker wel inspanningen (om werkte zoeken).

Het federale opvolgingssysteem dat sinds1999 werd opgezet, is gebaseerd op dezeprincipes. Landen die een dergelijk systeemtoepassen (Denemarken, Zweden, Finland),hebben veel meer succes met hun werkgele-genheidsbeleid dan België. Inzake de Actie-ve Welvaartsstaat staan we trouwens nogmaar aan het begin van het beleid. We moe-ten hiervoor nog vele inspanningen leveren.

Als vakbond steunen wij uiteraard dezebereidheid om werknemers die zonder werkzitten, meer hulp te bieden. Zijn de beschik-bare middelen echter niet onvoldoende, ver-geleken bij wat gedaan wordt in de landendie als voorbeeld dienen voor de ActieveWelvaartsstaat (Denemarken)?

FRANK VANDENBROUCKE : In vergelijking met deScandinavische landen zijn de ingezette mid-delen inderdaad nog onvoldoende. Wij moe-ten daarin nog investeren. Anderzijds mogenwe de activering van de werklozen ook nietuitstellen, onder het voorwendsel dat onzeopleidingsinspanning eerst groter moet wor-den. Nee, we moeten tegelijkertijd investe-ren in opleiding en investeren in onderwijs,maar ook een actieve opvolging doen vanwerkzoekenden.

Net als in de rest van Europa, stijgt ook inBelgië het aantal arme werknemers. Tochberust het model van de Actieve Welvaarts-staat op de opvatting dat “werk de bestesociale bescherming vormt”. Zitten we hierniet met een moeilijk te overbruggen tegen-strijdigheid?

FRANK VANDENBROUCKE : Er is inderdaad eengroeiend segment op de arbeidsmarkt, datgekenmerkt wordt door precaire arbeid. Daar-in zit ook bijvoorbeeld de uitzendarbeid. Maarik vind niet dat we de luxe hebben om dat teweigeren. Neem nu Brussel, met zijn massa-le werkloosheid. We mogen echt niet de pre-tentie hebben te zeggen dat we alleen maar

de meest hoogstaande jobs willen of alleen

maar contracten van onbepaalde duur.

Een job die enigszins precair is, is beter dan

helemaal geen job!

Op voorwaarde dat die job als springplank kan

dienen naar een job die wel zekerheid biedt.

En dat gebeurt ook wel in de praktijk! Er zijn

heel wat mensen die, via uitzendarbeid, wel

aan een contract van onbepaalde duur

komen. Dat is ook het debat dat wij gehad

hebben over de dienstencheques en het

inschakelen van de interimsector. We zijn

daar tot het compromis gekomen dat er,

afhankelijk van het geval, na drie of zes maan-

den een contract van onbepaalde duur komt.

Er is een onderzoek gebeurd naar de tewerk-

stelling in het circuit van de dienstenche-

ques en daaruit blijkt dat dit geen mini-jobs

zijn. De meerderheid van die jobs zijn meer

dan halftijds!

We moeten vertrouwen hebben in die

mechanismen, zonder daarom naïef te zijn.

Als we uitzendcontracten zouden afwijzen,

zou dit voor veel werknemers kunnen bete-

kenen dat ze gewoon niet aan werk geraken.

23

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 23

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l24

Ik heb nu in Vlaanderen een akkoord afge-sloten met Federgon10, de Federatie dieonder meer de uitzendsector vertegenwoor-digt, over jobs die zij kunnen aanbieden aanallochtonen, ouderen en mensen met eenarbeidshandicap. We hebben een vasteafspraak over de opleiding van de werkne-mers. Ik faciliteer de uitzendsector een beet-je, maar ik vraag ook aan de uitzendsectorom ervoor te zorgen, te garanderen, dat diemensen een opleiding krijgen en een con-tract van onbepaalde duur.

Dat is met de vakbonden in Vlaanderen ookeen moeilijke discussie geweest. Ze vindenhet niet vanzelfsprekend dat interimkantorenindividuele begeleiding of beroepsopleidingzouden kunnen bieden op kosten van de over-heid. Ik begrijp deze houding, maar anderzijdsdenk ik dat uitgerekend deze aanpak kan bij-dragen tot het bestrijden van precaire vormenvan arbeid waar de vakbonden tegen zijn.

Leidt de individuele responsabilisering vande werknemers niet tot verzwakte solidari-teit onder de werknemers en het ondergra-ven van vakbondsactie?

FRANK VANDENBROUCKE : Ik vind dit een nogaltheoretische kritiek. Volgens mij moeten wetwee bekommernissen verzoenen. Ik denkdat we inderdaad in het beleid ten aanzienvan werkzoekenden moèten individualise-ren. Wij moeten meer maatwerk leveren datovereenstemt met de individuele situatievan een individu. Toen ik de eerste keer, alsminister van Sociale Zaken in 1999, sprakover de Actieve Welvaartsstaat, legde ik denadruk op maatwerk, juist omdat socialeproblemen en precariteit meer dan ooit ver-bonden zijn met de individuele levensge-schiedenis van mensen. Trouwens, als jeervan uitgaat dat de oplossing voor de werk-loosheid voor een stuk ook ‘investeren inopleiding (menselijk kapitaal)’ is, dan is datallemaal toch zeer individueel.

Maar er is ook een collectieve dimensie, diete maken heeft met de sociale bescherming.In een goed sociaal model worden de indivi-duele en de collectieve aanpak verzoend.

De activering van de individuen betekentniet zozeer hun tewerkstelling, maar voor-al een grotere verplichting werk te zoe-ken: men haalt bepaalde categorieën vanmensen terug op de arbeidsmarkt, dieervan verdwenen waren. Niet het aantalbanen neemt toe, wel het aantal mensendat een baan zoekt. Uiteindelijk leidt dittoch tot meer werklozen en is de eerstedoelstelling dan niet de lonen “inbedwang te houden”?

FRANK VANDENBROUCKE : Vanuit een puur theo-retische logica, kan je dat argument nietzomaar weerleggen. Als er inderdaad meermensen worden aangezet om werk te zoe-ken, dan is er een groter aanbod van werk-krachten en dan is er natuurlijk ook meerconcurrentie onder de werknemers.

Louis Major, een bekende syndicale leidervan na de oorlog, legde me ooit uit dat onswerkloosheidssysteem precies was inge-voerd om te verhinderen dat werkloze arbei-ders gedwongen zouden worden om onderhet bestaansminimum te gaan werken. Datklopt en ik wil natuurlijk het systeem vanwerkloosheidsuitkeringen niet afschaffen.

Maar je mag ook niet in het andere uiterstevervallen, waarbij de werkzoekenden hele-maal niet gestimuleerd worden om werk tezoeken. Anders kan je geen sociaal-econo-misch systeem opbouwen. Het is een kwes-tie van een goed evenwicht te vinden.

Ik ben trouwens een tegenstander van hetbasisinkomen. Ik sta niet achter de politiekefilosofie die vindt dat je de mensen eenbasisinkomen kan geven zonder dat ze ietshoeven te doen!

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

10 Federatie van

privétewerkstellings-

kantoren.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 24

Interview met Yvan Mayeur

overgang van een opvatting van recht op een

sociale voorziening, naar een opvatting van

tegenprestatie voor deze voorziening?

YVAN MAYEUR: Als veldwerker word ik elke dag

geconfronteerd met de aanvragen van de

gebruikers van mijn OCMW en ik stel vast dat

het de rechthebbenden van sociale bijstand zijn

die werk wensen, via het stelsel van artikel 60.

Wat kan men vaststellen?

Volgens mij betekent de wet van 2002 een

vooruitgang ten opzichte van de wet van

1974. Vroeger dienden immers twee voor-

waarden vervuld te zijn opdat een persoon

sociale bijstand kon genieten: ten eerste een

voorwaarde betreffende bestaansmiddelen

en ten tweede een voorwaarde van beschik-

baarheid op de arbeidsmarkt.

Voorzitter van het OCMW van de Stad Brussel

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 25

© O

CM

W S

tad

Bru

ssel

Met de Wet van 7 augustus 1974 werd hetrecht op het bestaansminimum ingevoerd.De wet van 26 mei 2002 vormde dit om inhet recht op maatschappelijke integratie,die “kan bestaan uit een tewerkstellingen/of een leefloon, die al dan niet gepaardgaan met een geïndividualiseerd projectvoor maatschappelijke integratie.” Het uit-gangspunt van deze wet tot “vernieuwingvan het bestaansminimum” is het voorwaar-delijke recht op het inkomen, gebonden aaneen tegenprestatie, namelijk “de inzet vande betrokkene om zich maatschappelijk teintegreren”... In dit nieuwe model spelencontractgebondenheid en activering van demaatschappelijke bijstand een grote rol.Wordt hierdoor de heersende logica rondmaatschappelijke bijstand niet op losseschroeven gezet en wijst dit niet op een

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 25

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l26

De aanvrager, en dit is een fundamenteelgegeven, moest deze beschikbaarheid bewij-zen. Om een wat karikaturaal voorbeeld hier-van te schetsen: in een Brussels OCMW moes-ten de rechthebbenden op het bestaans-minimum enkele jaren geleden, om de uitke-ring te kunnen trekken, een mapje met sollici-tatiebewijzen voorleggen.

Met de nieuwe wet van 2002, werd deze logi-ca volledig omgebogen in het voordeel vande rechthebbenden op maatschappelijke bij-stand. Voortaan immers moet de gemeen-schap die personen via het OCMW een baan,een opleiding of een leefloon aanbieden. Erhoeft geen bewijs van beschikbaarheid meerte worden voorgelegd.

Wel kan men zich inderdaad afvragen of deOCMW’s in staat zijn om deze ambitieuzedoelstelling te verwezenlijken.

Er is dus geen omkering in termen van rechtzoals sommigen beweren. Ik zou zelfs dur-ven zeggen dat bepaalde sociale catego-rieën meer rechten hebben gekregen. Zokunnen nu ook de bijstandsaanvragers met buitenlandse nationaliteit het Leefloon(het vroegere bestaansminimum) genieten.

Het is bovendien ook onjuist en aanstootge-vend te beweren dat deze nieuwe wet in delijn ligt van dwangarbeid. Ons publieksmeekt werkelijk om werk. Wij doen nietsanders dan aan een vraag tegemoetkomen.

Dit gezegd zijnde, ben ik ook geen voorstan-der van een systeem van volstrekt recht,noch van de principes van de universele uit-kering. Rechten houden plichten in. Noch devroegere, noch de huidige wetgeving is ooitonvoorwaardelijk geweest!

Bestaat met de nieuwe wet niet het risicoop meer subjectiviteit bij het toekennenvan bijstand, naargelang het OCMW en zijnmaatschappelijk werkers?

YVAN MAYEUR : Dit gevaar bestaat inderdaad. Ikkan binnen het OCMW van de Stad Brusseluiteraard geen identieke behandeling doorelke maatschappelijk werker waarborgen. Ditis onmogelijk! Toch kan de Raad voor Maat-

schappelijk Welzijn dit gevaar van subjectivi-teit verminderen. De mensen kunnen tegeneen beslissing ook intern beroep aantekenenbij het OCMW en natuurlijk ook voor deArbeidsrechtbank hun gelijk verdedigen.

Bestaat het gevaar niet dat het systeemvan tewerkstelling via het mechanisme vanartikel 60 tot verslechtering van allearbeidsovereenkomsten leidt?

YVAN MAYEUR : Neen, want het gaat om echtearbeidsovereenkomsten. Het enige noe-menswaardige verschil is dat de OCMW’s desociale bijdragen op zich nemen.

Het zijn uiteraard slechts overeenkomsten vanbepaalde duur (namelijk gedurende de tijd dienodig is om rechten op Sociale Zekerheid teopenen), maar die voldoen aan dezelfde loon-voorwaarden als de “klassieke” contracten. Eris dus geen gevaar voor sociale dumping…

Deze banen komen tegemoet aan reëlebehoeften van de gemeenschap (hulp aanouderen, openbare reinheid,…) en zouden trou-wens erkend moeten worden en moeten blijvenbestaan na de periode onder artikel 60.

In dit opzicht vind ik dat de vakbonden teweinig interesse betonen voor de problema-tiek van de bestaansminimumtrekkers. Zel-den worden personen die onder artikel 60werken, verdedigd door de vakbondsafge-vaardigden. Dit is erg schadelijk.

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 26

Hoe evalueert u deze hervorming: is ze

doeltreffend in de strijd tegen armoede en

volstaan de ingezette middelen?

YVAN MAYEUR: Ik ben voor de principes van de

nieuwe wet, maar alles draait om de middelen.

Het is op dit ogenblik ontzettend moeilijk om

deze banen duurzaam te maken. Vaak zijn

de betrokken personen enorm teleurgesteld.

Er is heel wat pedagogische vaardigheid ver-

eist om hen uit te leggen dat het niet zo is

dat ze nu werkloos worden, maar wel dat ze

nu recht hebben op werkloosheidsuitkerin-

gen. Deze nuance is belangrijk, maar je krijgt

het moeilijk uitgelegd.

Ik betreur het zeer dat er in Brussel geen ver-

dere opvang bestaat voor mensen die uit

een OCMW-baan komen. De bekwaamheden

die tijdens de werkervaring werden verwor-

ven, zouden erkend moeten worden. Er zou

concrete nazorg moeten zijn en men zou de

betrokken personen zelfs een andere baan

moeten kunnen voorstellen.

De doeltreffendheid in de strijd tegen de

armoede is zeer miniem. Armoede is immers

een veelomvattend probleem. Vandaag

beschermt een baan de mensen niet langer

tegen een onzeker bestaan. De laagste

lonen zijn veel te laag om in het levensonder-

houd te voorzien. De koopkracht van een

hele categorie werknemers is bedreigd. Men

heeft het trouwens opnieuw over “workingpoor” (mensen die wel werken, maar tochniet uit de armoede geraken).

Hier stuiten we op een belangrijke contradic-tie: welk nut heeft het dat iemand werkheeft, als zijn levensstandaard er niet gevoe-lig door stijgt?

Toch mogen we niet vergeten dat werk, datinderdaad soms tot afstomping leidt, ookeen krachtige factor voor sociale emancipa-tie is. Het loon vormt dus zeker niet het enigemaatschappelijke belang.

Past het nieuwe plan voor begeleiding enactivering van het zoekgedrag van werklo-zen in hetzelfde denkraam? Kon men bij deinvoering van het Begeleidingsplan en deActiveringsmaatregelen, een stijging vanhet aantal bijstandsaanvragen bij deOCMW’s waarnemen?

YVAN MAYEUR : Dit plan past onbetwistbaar ineen andere logica. In het kader van het rechtop maatschappelijke integratie, controleertmen de mensen niet, maar men stelt heneen integratietraject voor. Het gaat natuurlijkom activering, om wedertewerkstelling enom opleiding, maar er wordt niet gecontro-leerd of de personen beschikbaar zijn en ofze werk zoeken.

De RVA-sancties hebben trouwens totaalgeen zin tegen de achtergrond van het tekortaan arbeidsplaatsen en te lage lonen. Alseen baan de situatie van de mensen niet ver-betert, zijn de sancties onrechtvaardig envolkomen nutteloos.

Ik ben het er wel mee eens als het de bedoe-ling is om de privébedrijven en de overheidte responsabiliseren en niet om mensen eenschuldgevoel te geven... Afgezien van eenklein aantal sancties die toe te schrijven zijnaan bijzonder problematische sociale situ-aties, hebben wij bij de invoering van de con-trole op de werklozen geen verschuiving vande last naar de OCMW’s vastgesteld.

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 27

© CASU

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 27

Interview met Patrick Boribon

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Hoe evalueert u het nieuwe plan voor bege-leiding en activering van het zoekgedragvan werklozen? Is het doeltreffend bij debestrijding van de werkloosheid? Staan de ingezette middelen wel in verhoudingtot de bereikte resultaten?

PATRICK BORIBON : Eerst en vooral wil ik eropwijzen dat ik hier niet zal ingaan op de heleproblematiek waarop het plan, dat sinds 1juli 2004 in werking trad, betrekking heeft.

Dit plan omvat immers twee luiken dienauw met elkaar verbonden zijn: enerzijdsgaat het om de controle op het zoekgedragdoor de R.V.A. (de Rijksdienst voor Arbeids-voorziening), anderzijds om begeleiding vande werkzoekenden door de BGDA (de Brus-selse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbe-middeling).

Als Directeur-Generaal van de R.V.A. zal ik hetvoornamelijk hebben over de consequentiesdie dit nieuwe systeem voor controle vanwerklozen op federaal vlak heeft. Mijnsinziens mogen beide luiken evenwel nietgescheiden worden. De enorme inspanningendie de gewesten leveren op het vlak van debegeleiding, moeten in de verf gezet worden.Eigenlijk is dit het belangrijkste onderdeel vande operatie. In verschillende Europese landenis de hulp bij de zoektocht naar werk inmid-dels geïndividualiseerd en ook al volstaat hetnog niet, toch wordt veel geld besteed aaneen betere begeleiding van de Belgischewerkzoekenden. De kwalitatieve vooruitgangmoet absoluut onderstreept worden!

Een concreet antwoord op uw vragen nu.

Ik vind het zeker nuttig dat geld besteedwordt aan de begeleiding en de activeringvan het zoekgedrag van werkzoekenden. Hetheeft evenwel enkel zin als het op gerichtewijze gebeurt. Niet iedereen heeft noodzake-

lijk hulp nodig bij het vinden van werk. Ophet moment van dit interview werden reeds50.000 werklozen ontvangen voor eenonderhoud bij de R.V.A. in verband met deactivering van hun zoekgedrag. Aan de handvan de ervaringen van dit eerste jaar, stel ikvast dat heel veel personen compleet hetnoorden kwijt zijn wanneer ze werk moetenzoeken. Voor hen is begeleiding dan ookonontbeerlijk.

Het plan moet echter niet gezien worden alseen middel tot bestrijding van de werkloos-heid. Dat is trouwens niet het doel ervan.

De doelstelling van dit plan is personen weer-baarder te maken op de arbeidsmarkt. Al teveel werklozen hebben nog geen enkel con-tact gehad met een instelling die hulp enbegeleiding biedt. Elk basisinitiatief dat deeluitmaakt van de zoektocht naar werk, moethen duidelijk gemaakt worden. Sommigewerkzoekenden danken ons trouwens voor deconcrete hulp die we hen bieden. Het is bijzon-der erg dat men daarop zo lang heeft moetenwachten. Wie deze begeleiding tot stand moetbrengen en hoe, dat is een andere vraag!

Sancties als rechtstreeks gevolg van hetnieuwe plan zijn er tot op heden, objectiefbekeken, weinig. Er is wel een belangrijketoename van het aantal sancties voor men-sen die zich niet aanbieden of niet antwoor-den op de brieven (bijna 4.800 sancties). Endit aantal vermindert niet! Ik denk dat demensen de procedure niet altijd goed begrij-pen. Maar hoe wil je dat personen die wijniet kunnen bereiken, gecontacteerd kun-nen worden door een werkgever en aange-worven worden?

Alleen al daarom zijn deze nieuwe begelei-dingsmaatregelen en de activering van hetzoekgedrag van de werklozen nuttig!

28

Directeur-Generaal, R.V.A.

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

Het Plan

moet echter

niet gezien

worden als

een middel

tot bestrijding

van de

werkloosheid.

Dat is

trouwens

niet het doel

ervan.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 28

Heeft men bij de invoering van het plan eenstijging van het aantal zogenaamde geacti-veerde banen vastgesteld? Moet voor debestrijding van de werkloosheid voorranggegeven worden aan deze aanpak?

PATRICK BORIBON : Inderdaad en deze bewe-ging ontstond zelfs al eerder, vermits hetaantal geactiveerde banen in vijf jaar tijdaanzienlijk gestegen is. Van bijna 17.000personen is het aantal personen met eenactiveringsovereenkomst nu opgelopen tot46.000. Grote en nadelige uitzonderingdaarop vormt het Brussels Gewest, waar decijfers hardnekkig stabiel zijn gebleven!

De begroting van de R.V.A. vermindert niet,maar ik ben van oordeel dat de actieve uitga-ven (activeringsovereenkomsten) en de pas-sieve uitgaven (werkloosheidsuitkeringen)evenwichtiger verdeeld zouden moeten zijn.Wat aan activering besteed wordt, ligt bijzon-

der laag in vergelijking met wat aan uitkerin-

gen wordt uitgegeven.

De werkloosheidsuitkering moet echt als hef-

boom dienen voor de herinschakeling. Hier

staat de deugdelijkheid van ons stelsel van

werkloosheidsuitkeringen op het spel.

Komt het optreden van de R.V.A. niet

wat laat? De werklozen worden immers

pas na 15 of 21 maanden werkloosheid

uitgenodigd11.

PATRICK BORIBON : Dat de R.V.A. de werklozen

zo laat uitnodigt voor de activering, ligt aan

het Belgische systeem van uitkeringen voor

onbeperkte duur. In veel andere landen,

waar de werkloosheidsuitkeringen in de tijd

beperkt zijn, zou dit inderdaad geen zin heb-

ben. Bovendien valt de begeleiding van de

werklozen, zoals ik reeds aangehaald heb,

onder de bevoegdheid van de BGDA en die

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 29

11 Jongeren onder

de 25 worden door

de RVA uitgenodigd

na 15 maand

werkloosheid en

werklozen ouder

dan 25 na 21 maand.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 29

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l30

treedt al in de eerste maanden werkloos-heid op. Men gaat er ook van uit dat veelpersonen op eigen kracht opnieuw werk zullen vinden.

Daarom spitst de R.V.A. zijn aandacht toe opde langdurig werklozen. Het is de bedoelingnog eens in te grijpen, net voor het definitie-ve vastlopen. Dankzij de begeleidingsinspan-ningen van de gewesten, kon het aantal per-sonen dat, na afloop van de 15 en 21 eerstemaanden werkloosheid werd opgeroepen,beperkt worden.

Dreigt het nieuwe controlesysteem aan dehand van individuele gesprekken met dewerkzoekenden niet tot meer subjectiviteitbij de controle te leiden? Onze organisatiebeschouwt dit als een groot gevaar van hetnieuw ingevoerde systeem...

PATRICK BORIBON: Wij zijn er ons zeer goed vanbewust dat er een stuk subjectiviteit bestaat inde behandeling van de concrete gevallen. Ditis onvermijdelijk! Wij hebben dan ook een helereeks maatregelen uitgewerkt om dit gevaarbinnen de perken te houden. Zo hebben wijeen overzicht opgesteld per werkloosheidsbu-reau (resultaten, aantal gesprekken,...). Dade-lijk van bij de invoering van het plan werd ditdag na dag opgevolgd. We konden ons geenonverklaarbare verschillen tussen de bureau’sveroorloven, wat trouwens in het begin hetgeval was. De werkloosheidsbureau’s hebbende beslissingen dus bijgehouden en bewaardopdat we de koers zouden kunnen bijstellen.

Bovendien worden in eenzelfde bureau deprobleembeslissingen collectief behandeld.Maar dit is niet voldoende...

Daarom organiseren wij ook workshops rondconcrete gevallen waarover de RVA-medewer-kers die deze opdracht toegewezen kregen(“facilitatoren” genoemd) de knoop niet kun-nen doorhakken. Ook in die gevallen is debeslissing collectief. Wij zullen op basis hier-van trouwens een jurisprudentie opstellen.

Getracht wordt dus het effect van deze subjec-tiviteit tot een minimum te beperken. De geest,niet de letter, moet doorslaggevend zijn!

Zorgt de invoering van het plan niet vooreen belangrijke verandering in de werkwij-zen van de R.V.A.?

PATRICK BORIBON : Absoluut. De functie van deR.V.A. evolueert. Met de aanwerving van defacilitatoren, heeft een nieuw functieprofielzijn intrede gedaan bij de R.V.A.: dat vanmaatschappelijk werker.

De R.V.A. ontdekt nieuwe beroepen, eennieuwe cultuur zelfs. Vroeger hadden dewerkzoekenden enkel contact met de Gewes-telijke Bemiddelingsdienst, de uitbetalings-instelling en eventueel, bij het stempelen,met de gemeente.

De R.V.A. ontving weinig mensen en nauwelijks50% van zijn publiek bestond uit werklozen, derest waren vooral werknemers met ouder-schapsverlof, in loopbaanonderbreking,...

Vandaag zien wij massaal veel werklozen diewe vroeger niet hadden gezien, gewoonomdat er geen probleem was met hun uitke-ring. We hebben het onthaal opgesplitst, wehebben geleerd files te beperken. Ook heb-ben we veel inspanningen geleverd op het ter-rein van de schriftelijke communicatie. Op dewebsite trachten wij zo onder andere de infor-matie voor iedereen toegankelijk te maken.

Uiteraard zijn we er ons van bewust dat vooreen groot aantal rechthebbenden het recht-streekse contact de enige bron van informa-tie is.

In dit opzicht ben ik van mening dat recht-streeks informeren de rol is van bekwamemensen. Die mensen vindt men onderandere in de uitbetalingsinstellingen van de vakbonden.

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 30

Levenslang leren: hefboom voor een nieuw sociaal compromis?

Sommigen beschouwen levenslang lerenslechts als een handig hulpmiddel. In eengedereguleerde en steeds verder gedestabi-liseerde arbeidsmarkt, dient het om de pilvan de flexibiliteit en de verlaging van deloonlasten beter te laten doorslikken.

Voor hen draagt levenslang leren de ideologieuit van de Actieve Welvaartsstaat. Het illus-treert hoe de Verzorgingsstaat geliquideerdwordt en de sociale verworvenheden afgezwaktworden. De sociale krachtsverhoudingen vallenvoortaan in het nadeel van de vakbonden uit,waardoor de kwalificatieroosters en de wedde-schalen kunnen worden aangetast.

Anderen zien levenslang leren als een moge-lijke smeltkroes voor een nieuw sociaalakkoord zoals na de tweede wereldoorlogwerd opgebouwd, maar dat enerzijds econo-mische en sociale veranderingen van delaatste 20 jaar zou omvatten en, anderzijds,

de noodzaak van een nieuwe regeling van dearbeidsmarkt zou onderschrijven.

Zij gokken op de ontwikkeling van een sociaal-economisch model waarin opleiding en werkgeïntegreerd zouden zijn, dat flexibiliteit enarbeidsmobiliteit zou verzoenen en de werk-nemers een hoge mate van individuelebescherming zou bieden. Ze bepleiten eenheropgebouwde structuur van de kwalifica-ties en bijgevolg van het niveau van de titels,getuigschriften en diploma’s.

Van de collectieve relatie“tewerkstelling-kwalificatie”naar de individuele relatie“inzetbaarheid-competentie”

Sinds de naoorlogse periode, en meteendaarna de periode van economische groei inde jaren zestig, ontstond een onderhandelden sterk gestructureerd systeem vanberoepskwalificatie van de functies in deondernemingen. Dit systeem, dat vaste vormaannam in de collectieve arbeidsovereen-komsten, omlijnde de kwalificaties van dewerknemers aan de hand van een gedetail-leerde omschrijving van de werkposten ende activiteiten die er gepresteerd werden(kwalificatieroosters) en verwees bovendiennaar het niveau van het diploma.

De organisatie van het werk zelf was uitzon-derlijk nauwkeurig, dank zij de wetenschappe-lijke organisatie van het werk (taylorisme) en

Door Marc THOMMES, ondervoorzitter van de Conseil de l’Education et de la Formation de la Communauté française,Adjunct-Directeur-Generaal van Bruxelles Formation*

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 31

* Marc Thommès

vertolkt hier zijn

persoonlijke visie.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 31

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l32

lag in de lijn van een nogal traagverlopendeevolutie van het “vak” en van het “beroep”.

In een dergelijke, vrij stabiele context, waar-in de toekomst van de productie en het pro-ductievolume meestal voorspelbaar was,beantwoordden het onderwijssysteem en deberoepsopleiding bijna “planmatig” aan deopleidings- en tewerkstellingsbehoeften. Ookde onderneming zelf speelde een belangrijkerol in de opleiding van de werknemers. Deberoepsopleiding in de ondernemingenmaakte deel uit van een methode om hetpersoneel te integreren in het bedrijf enkaderde in een beleid van soms paternalisti-sche signatuur.

Algemeen genomen was er dus een vrij even-wichtige krachtsverhouding ontstaan tussende vakbonden en de werkgevers. De arbeids-markt werd in goede banen geleid door hetdrieluik “baan - kwalificatie - loonschaal” enook door het optreden van de openbaretewerkstellings- en beroepsopleidingsdien-sten die aanleunden bij het systeem van

kwalificatieroosters en van diploma’s, getuig-schriften en attesten.

In de loop van de voorbije 20 jaar echter,ondergingen de ondernemingen tweebelangrijke veranderingen waardoor de verhouding “baan-kwalificatie-loonschaal”en de krachtsverhouding bij de collectieveonderhandelingen op losse schroeven kwa-men te staan. Deze laatste was trouwens alaangetast door een massale werkloosheiddie de positie van de vakbonden blijvendverder verzwakte.

De zeer snel toenemende ontwikkeling vantechnologische vernieuwingen en de auto-matisering van de maatschappij zorgdendus tijdens de laatste twee decennia voortwee ingrijpende veranderingen in de onder-nemingen: de dematerialisatie van de pro-ductie en de sterke opkomst van de dien-sten. Met dematerialisatie van de productiewordt bedoeld dat de materiële goederenmeer en meer opgenomen zijn in ingewikkel-de systemen waarbij de kosten voor de pro-

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 32

ductie en de grondstoffen sterk dalen, terwijlde kosten voor organisatie, onderzoek enontwikkeling enerzijds en interne en externecommmunicatie anderzijds juist stijgen. Degroei van de diensten houdt verband met ditfenomeen. Steeds vaker koopt men eengeheel van materiële goederen samen metde daaraan verbonden diensten (onderhoud,aanpassing van software, enz....).

Naast deze technische vooruitgang, heeftook de globalisering van de economie, diemogelijk gemaakt werd door het einde vande USSR en het communisme, alle econo-mieën en grondgebieden in een ongelooflijkeconcurrentiewedloop meegesleurd.

Door het wereldwijde kapitalisme is hetbeheer van de ondernemingen grondiggewijzigd, zowel wat het management enhet personeelsbeheer betreft, als op het vlakvan de arbeidsorganisatie.

Veel huidige managers hebben absoluutgeen uitstaans meer met de oude “loonbe-trekkingen” die voor de jaren tachtig beston-den tussen de eigenaars-aandeelhouders enhun directeurs en kaderleden. Toentertijdzaten die laatsten vaak in hetzelfde schuitjeals de andere loontrekkende werknemers.

Vandaag slaagt een nieuwe klasse vanbeheerders-aandeelhouders, huurlingenzonder vlag, erin een nieuwe oligarchie tevormen die nauwelijks verantwoordelijk istegenover de samenleving in het algemeenen die de solidariteit met de gemeenschapverbroken heeft. De priviliges en hoogaan-staande functies die ze op slechts enkelejaren tijd weten te verzamelen – denk maaraan de “golden parachutes”– zorgen erimmers voor dat zijzelf en hun gezin er, zelfsvoor meerdere generaties, warm bij zitten!12

Ook de KMO’s ondergaan de ijzeren wet vande internationale concurentie en ontsnap-pen niet aan de voor hun werkkrachten bij-zonder veeleisende beheerswijze.

Het kan karikaturaal lijken, maar op het vlakvan personeelsbeheer kunnen we stellen dattot in de jaren zeventig van de vorige eeuw,

de relatie tussen het individu, de school, deberoepsopleiding en de onderneming vrijharmonisch en doeltreffend verliep. Deondernemingen zelf droegen bij tot de over-dracht van een beroepscultuur en een kwali-ficatie. Ze hadden een intern opleidingsbe-leid op de werkvloer dat bijdroeg tot deintegratie van de werknemer in de onderne-ming, tot het duurzaam maken van de werk-gelegenheid en tot het verbeteren van dekwaliteit ervan.

Nu doen de ondernemingen niet noodzake-lijk meer aan interne kennisopbouw. Tal vanstudies tonen ook aan dat de opleidingsin-spanningen binnen het bedrijf ongelijk ver-deeld zijn. Voor de loontrekkenden werdgeleidelijk aan afgestapt van het vroegereintegratie- en opleidingsbeleid voor het per-soneel binnen de onderneming en men koosvoor toegenomen flexibel beheer van dearbeidskracht. De ondernemingen willenhun werknemers niet langer in het bedrijfzelf opleiden en ze willen er ook de kostenniet voor dragen. De onderneming beheertnu het “bestand” en concentreert zich uit-sluitend op de kosten van de arbeidskracht.Ze gaat zich gedragen als een “werkkracht-verbruikende” entiteit en ziet in de werkne-mers een hulpbron als een andere. Ze laatde taak om een flexibel inzetbaar menselijkkapitaal op te leiden, geheel of gedeeltelijkover aan de maatschappij. Zo houdt deonderneming nu dus niet langer de collectie-ve vaardigheden in stand, die vroeger internwerden ontwikkeld en doorgegeven. Geluk-kig ontstaat er, zeer geleidelijk aan, ook eentegengestelde tendens: de bekommernis omeen “lerende” onderneming en een “kwalifi-cerende organisatie” wint veld.

In feite zijn de verwachtingen ten aanzienvan de werknemer veranderd: men vergt vanhem dat hij zich helemaal geeft, dat hij infor-matie uitwisselt met zijn collega’s en dat hijanticipeert op problemen die zich in eeningewikkelder werkorganisatie vaak onver-wachts kunnen voordoen.

Inzicht in de technische en organisatorischesamenhang binnen het bedrijf is net zo zeer

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 33

12 Deze vaststelling

smaakt bijzonder bitter

als men weet dat er

voortaan “openbare

managers” zijn die

“aan marktprijs”

betaald worden en

die dus op hun beurt,

door de privileges die

ze genieten, niet meer

verantwoordelijk

zijn tegenover

de gemeenschap.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 33

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l34

belangrijk voor de goede uitvoering van een

taak of een functie, als de zuiver technische

beheersing van het werkinstrument of het

weergeven van een bepaalde theoretische

kennis. Vandaar de semantische (volgens

sommigen ideologische) verschuiving van

kwalificatie naar bekwaamheid/competentie.

Voortaan eisen de werkgevers zowel algeme-

ne als technische cognitieve bekwaamhe-

den, “morele” aanleg (zoals opletttendheid,

verantwoordelijkheid, creativiteit, aanpas-

singsvermogen,...), relationele en sociale

vaardigheden (zelfstandigheid, contactvaar-

digheid,...). Veel onderzoekers zijn evenwel

van mening dat deze zogenaamde “nieuwe”

bekwaamheden al in de oude arbeidsorgani-

satie bestonden, maar dan meestal infor-

meel. Bovendien maakten ze deel uit van de

“impliciete en persoonlijke kwaliteiten” van

de werknemer en van het eventuele team.

De werknemers zelf omschreven ze soms als

bronnen van macht binnen de organisatie.

Deze onbeschreven en niet in kwalificaties

omgezette bekwaamheden konden, bij stipt-

heidsstakingen of in ruimere sociale conflic-

ten, ook gevaarlijke strijdmiddelen worden.

In dergelijke momenten van conflict werden

enkel de formele kwalificaties ingezet, metals gevolg dat het tempo en de kwaliteit vande productie daalden. Zoals Mateo Alaluf enMarcelle Stroobants erop wijzen “wordt dewaardevolle bron van arbeiderscreativiteit,die vroeger werd aangewend zonder haar tevermelden of zelfs zonder het te beseffen,[voortaan] ten volle uitgebuit”.13

Met de massale werkloosheid en het flexibe-ler maken van de arbeidskracht, hebben dewerkgevers de niet te onderschatten neigingom bij aanwerving overdreven kwalificatieste eisen, waardoor de kwalificaties, de diplo-ma’s en dus ook het loon in waarde gaandalen. De logica van de bekwaamheid hante-ren tegen de achtergrond van verzwakte col-lectieve arbeidsbetrekkingen, zou in feiteeen alibi kunnen zijn voor de geleidelijkeafbraak van de kwalificatieroosters en deweddeschalen. Bovendien dragen ze bij totde verdere deregulering van de lonen en, bijuitbreiding, tot de desorganisatie van dearbeidsmarkt. De overheidsdiensten vanWerk, Opleiding en Onderwijs bevinden zichin het oog van die storm...

Laten we na deze diagnose even stilstaan bijde perspectieven.

13 La compétence

mobilise-t-elle

l’ouvrier door

Matteo Alaluf en

Marcelle Stroobants,

ULB, in Les compé-

tences. Le mot et

les faits, Cedefop,

Formation profession-

nelle, nr. 1, 1994.

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 34

Het kwalificatie- en bekwaam-hedensysteem collectief reorganiseren, levenslang leren ontwikkelen en de socia-le zekerheid herschikken.

Op de verschillende machtsniveaus moeten4 maatregelenpaketten worden ingevoerd ofversneld uitgevoerd worden. Die moeten inonderlinge samenhang gebracht worden enmeteen ook afgestemd worden op de Euro-pese koers, die trouwens nauwlettend in hetoog gehouden moet worden.

1. Naar een bredere sociale zekerheid

Het activeringsbeleid, dat erop gericht is hetindividu te verplichten zich te vormen en zijneigen “inzetbaarheid” te onderhouden en dathet toekennen van een vervangingsinkomendaarom aan deze verplichting koppelt,bereikt weldra zijn beperkingen. Om te begin-nen doordat de burgers weigeren om in groei-ende onzekerheid te leven (cf. de gevolgenvan het nieuwe begeleidingsplan voor werklo-zen en het probleem van de huisvesting).

De Actieve Welvaartsstaat hinkt op dit ogen-blik op één been: er zijn nieuwe stimulerings-en controle-instrumenten ingevoerd die de“inzetbaarheid”14 van de personen moetenbevorderen, maar de sociale beschermingen het statuut van de personen zijn echterniet aangepast aan dit nieuwe gegeven. Zowerd bijvoorbeeld de opleidingspremie voorhet laatst geïndexeerd in 1981, toen deberoepsopleiding gecommunautariseerdwerd. Deze politieke en sociale wisselwerkin-gen zullen nog meer barsten slaan in desociale samenhang van onze maatschappij,vooral omdat nu steeds grotere groepen vande werkende bevolking in onzekerheid leven.

Men kan de werknemers en de burgers inhet algemeen slechts aanzetten tot levens-lang leren indien dat leren gelijkgesteldwordt aan een arbeidsprestatie, nuttigvoor de gemeenschap, het individu en deproductie. Bovendien moet er ook vermeden

worden dat de werknemer daarvan recht-streeks of onrechtstreeks zelf de risico’smoet dragen, zeker wanneer zijn sociale enfinanciële toestand wankel is.

Op federaal niveau, met de gewesten engemeenschappen en met de sociale part-ners, moeten onderhandelingen gestartworden over de oprichting van een verzeke-ringssysteem, waarin de privésector deopenbare diensten financieel zou kunnen bij-springen en waarbij ook uitgegaan wordt vansolidariteit tussen de generaties. Onderne-mingen die weinig arbeidskrachten te werkstellen of die een beroep doen op flexibelearbeidskrachten (deeltijds werk, franchise-nemers, uitzendkrachten, enz.) zouden eenbijzondere bijdrage moeten betalen.

Algemeen gesteld komt het erop aan dat dewaarborg die de sociale zekerheid biedt– voorzichtig! – losgekoppeld wordt van hetstatuut van de werkende persoon en dat hetverbonden wordt aan nieuwe dimensies, metbijvoorbeeld het gelijkstellen van opleidingaan arbeidsactiviteit. Met deze verruimdevisie op een te hervormen en beter te financie-ren sociale zekerheid gaat men de uitdagingaan van zowel levenslang leren als de socialebescherming ervan en slaagt men erin econo-mische en sociale vooruitgang te verzoenen.

2. Een individueel en een collectiefrecht waarover centraal onderhandeld moet worden

Invoering van een individueel opleidingsrechthoudt in dat de werknemer (dit is niet vantoepassing op de werkloze) niet eerst de toe-stemming van zijn werkgever moet bekomen.

Sinds 1985 evenwel, kwamen er verschillen-de beperkingen op de uitoefening van hetBetaald Educatief Verlof, zoals het bijzonde-re stelsel dat werd ingevoerd voor de KMO’s.Hierdoor werd het Betaald Educatief Verlofondermijnd en de ontwikkeling van levens-lang leren werd verhinderd. Bovendien ver-tekenen de sectoropleidingen die “op maat”van de ondernemingen worden gemaakt en die veel weg hebben van voortdurende

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 35

14 Dit is een

afschuwelijk woord.

Onderverstaan is

immers dat men cynisch

vaststelt dat er in

onze samenleving

“onbruikbare”

personen zijn.

Ziedaar de weerslag

van de Angelsaksische

ideologie (“employa-

bility”) op de taal.

Het systeem van sociale

bescherming werd

evenwel niet aangepast.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 35

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l36

vorming (op de werkvloer; in de functie) hetstelsel van betaald educatief verlof.15 Derecente regeringsbeslissingen gaan nog eenstap verder in de slechte richting.

Zowel in verband met levenslang leren alsmet permanente vorming in de bedrijven,moet er dan ook onderhandeld worden overtwee soorten rechten:

> een individueel recht op vorming,gewaarborgd door de wet, waarvoor dewerknemer zelf kiest: hieronder zou in hetbijzonder zijn recht op een overzicht en deerkenning van zijn bekwaamheden vallen.Hij zou daarvoor ook fiscale voordelenkunnen genieten;

> een collectief recht, binnen een wettelijkkader, dat de huidige opleidingsplannendie binnen de onderneming onderhandeldworden zou versterken, op basis van meeralgemene sectorovereenkomsten. Viadeze plannen zouden de stages en deopleidingen van alternerend lerende jon-geren plaatsvinden en ook de herscholin-gen, de beroepsvervolmaking, de perma-nente vorming op de werkvloer,...

3. De beroepenkaart en de kwalificatiestructuur moeten permanent opnieuw vormgegevenen bijgewerkt worden

Bij het begin van de jaren negentig van de vori-ge eeuw, richtte de Franse Gemeenschap naaraanleiding van het decreet rond “de opdrach-ten van de school” de Commission commu-nautaire des profils et des qualifications(CCPQ - Gemeenschapscommissie voor profie-len en kwalificaties) op. Die moest, vanuit eenomschrijving van de beroepen en de daarmeesamenhangende bekwaamheden (beroeps-profielen), opleidingsprofielen opstellen waar-aan de scholen moesten tegemoetkomen.

Vanuit dit oogpunt van levenslang leren,heeft de regering van de Franse Gemeen-schap zich ertoe verbonden om, in het kadervan haar ‘Contrat pour l’école’, de CCPQ teverruimen en te herschikken. Dit is nodigvoor de noodzakelijke hervorming van hettechnisch en beroepsonderwijs tot een bredekwalificerende onderwijsruimte die het strik-te kader van het onderwijs zou overstijgen.Samenwerking met de beroepsopleiding voorvolwassenen en met het hoger onderwijs vanhet korte type, moet de jonge en minderjonge leerlingen toelaten een vlotter trajectte lopen en op eigen tempo de bekwaamhe-den te verwerven, in plaats van door misluk-king op school in een impasse te belanden.

Daartoe moeten de beroepen en ambachtenin kaart gebracht worden, moeten de ervoorvereiste kwalificaties gestructureerd wordenin modules – waarbij sommige kwalificatiesrechtstreeks toegang zouden kunnen geventot geschoold werk, dat als dusdanig ookerkend wordt door de sociale partners, deregelgeving of op de vrije markt.

Samengesteld uit modules zouden deze rich-tingen – die overigens ook ruimte zoudenbieden voor meer individueel afgestemdetrajecten – op bepaalde niveaus bekrachtigdworden door proeven waarin de verworvenbekwaamheden opgenomen zijn, ook wat dealgemene kennis betreft. Zo krijgt “diplome-ren” een nieuwe invulling.

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

15 Zie hierover

Le congé formation

en Europe - Une

stratégie pour l’accès

à la formation tout

au long de la vie,

verslag van het

colloquium dat

georganiseerd

door CESEP, 1999.

© Consortium de validation des compétences - Jean Pierre Ghilyssen

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 36

Die opheldering van het kennislandschapmoet de sociale gesprekspartners de kansbieden om deze herschikking van beroepenen kwalificaties in de sectoren en de onder-nemingen sociaal-economisch aan te wen-den bij de collectieve overeenkomsten, bijhet bepalen van kwalificaties en van lonen.

Deze hele hervorming past tenslotte binnenhet Europees Kwalificatiekader dat 8 niveausbepaalt waarbij de lidstaten hun eigen syste-men moeten doen aansluiten. Op dit ogenblikstellen de beide gemeenschappen hunrespectieve raamwerk op, in de hoop vervol-gens tot overeenstemming te komen over eenfederaal Belgisch kader, dat nauwe samen-hang zal vertonen met de 8 door het Euro-pees Kwalificatiekader omschreven niveaus.

4. Een globaal beleid van levenslange voortdurende school- en beroepsoriëntering

Voor de gebruiker is een algemeen overzichtvan de ambachten en beroepen onontbeerlijk.Natuurlijk is er een uitgewerkte visie van dekwalificatie- en modulestructuur nodig. Maardeze twee aspecten alleen volstaan niet. Deburger-gebruiker moet ook wegwijs gemaaktworden en een steuntje in de rug krijgen.

Helaas biedt de school geen “oriëntatie” enleert ze de jongeren niet hun lot in eigen han-den te nemen en verdringt ze het levensplanvan de jongere eerder dan er richting aan tegeven. Ook in de chaos in de sector van de vol-wassenenoriëntatie moet orde geschapenworden: overzicht van de bekwaamheden, hettesten van technische en beroepsbekwaam-heid, screening, coaching,... Er moet een glo-baal oriënteringsbeleid gevoerd worden.

In het verlengde van het systeem dat deFranse Gemeenschap, het Waals Gewest, deFranse Gemeenschapscommissie (COCOF)van Brussel en de Vlaamse Gemeenschap alingevoerd hebben, moet ook een dynamischmaar niet dwingend beleid voor erkenningvan competenties ontwikkeld worden.

Tot besluit en op gevaar af te karikaturise-ren door al te beknopt te willen zijn, kunnen

we stellen dat we vandaag in een informatie-maatschappij leven, maar dat de kennis-maatschappij (en de sociaal-economischeaanwending daarvan) nog niet bestaat. Deindustriële samenleving, gekenmerkt doorde arbeidersbeweging en het stelsel vansociaal overleg, was erin geslaagd de infor-matie van toen te bundelen in “kennis” dieoverdraagbaar en sociaal-economisch bruik-baar was voor de hele samenleving en meerin het bijzonder voor de sociale spelers,werkgevers en werknemers (cf. de beroe-pen, de kwalificaties en de diploma’s).

Vandaag, tegen een geglobaliseerde kapita-listische achtergrond, beleven we een zoek-tocht naar nieuwe vormen om de huidigeinformatie met betrekking tot de zogenaamdnieuwe bekwaamheden om te zetten in ken-nis. Kennis die niet enkel nuttig is voor deonderneming (beroepskennis, kwalificaties),maar ook voor de gemeenschap en de indivi-duen (via een nieuwe vormgeving van dekennis in ervaringsbewijzen, getuigschriften,en diploma’s).

Daarin ligt ook de kiem voor een nieuw soci-aal compromis, waarbij de staat weer eengrotere rol speelt en de sociale zekerheidbeter gefinancierd wordt om de burgers hetrecht te geven zich “in alle zekerheid” levens-lang te kunnen vormen.

Er zou ongetwijfeld heel wat meer vooruitganggeboekt moeten worden op deze 4 werkterrei-nen voor levenslang leren, mocht de socialebeweging zich opnieuw op de voorgrondwagen voor een echt debat over “flexibiliteit”en voor een nieuwe opvatting van de socialezekerheid. We moeten dringend komaf makenmet het huidige gepraat over “tekorten” enover “veiligheid” en het eindelijk weer eenshebben over “sociale zekerheid”.

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 37

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 37

Wie zei ook weer: “Wie begrijpt, heeft half gewonnen”...

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l

Loopbaanbeheer is een van de prioriteiten

van de VDAB geworden. Daartoe zal aan

werknemers een nieuw dienstverlenings-

platform worden aangeboden, zodat ze zelf

hun loopbaan kunnen beheren. Op dit plat-

form worden aan de oorspronkelijke oplei-

ding ook de vervolmaking toegevoegd en

de competenties die na de studies zijn ver-

worven. Geleidelijk aan worden de oplei-

dingscentra van de VDAB omgevormd tot

competentiecentra waar, naast opleidin-

gen, ook een nieuwe loopbaandienstverle-

ning wordt geboden.

Elk jaar veranderen in Vlaanderen zowat

6 tot 7% van de werknemers van werk.

Via “mijn loopbaan” zullen de werknemershun competenties kunnen screenen en hunberoepsbekwaamheid inschatten, zodat zeop basis hiervan een nieuw loopbaanplankunnen uittekenen. Diploma’s, beroepserva-ring en titels van beroepsbekwaamheid zul-len opgenomen worden in een portfolio, datde werknemer gedurende zijn hele loopbaankan bijhouden en dat hem helpt bij zijn zoek-tocht naar werk. Hij kan het via internet aanwerkgevers bezorgen voor een eventueleaanwerving.

Voor kleine en middelgrote ondernemingen isdeze dienstverlening van groot belang; zij zijnimmers minder goed uitgerust om de compe-tenties van de werknemers te beheren.

38

Een concreet voorbeeld : het project “Mijn loopbaan”, het nieuwe platform van de VDAB

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

Bondige samenvatting vande uiteenzetting die Gaston DEMAN,Adjunct-AlgemeenDirecteur van de VDAB, voor de Vakbondsraadhield.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 38

Hoe zal de Actieve Welvaartsstaat dewerklozen in België een loer draaien?

Een verleidelijk denkbeeld

Links of rechts?

Tegen de huidige achtergrond van massaleen structurele werkloosheid, werd het modelvan de Actieve Welvaartsstaat (AWS) geest-driftig onthaald. Het kon zowel links alsrechts verleiden. De AWS heeft dan ook tweezijden. Christian Arnsperger onderscheiddetwee versies: de versie van rechts “die erinbestaat de staat in te zetten als bestrafferdie personen, voorheen vrijgesteld van elkeverplichting, aanzet tot actief gedrag en eensanctieschema instelt wanneer ze zich aanhun participatieve burgerplicht trachten teonttrekken”; de versie van links “die de staatinzet als begeleider die alle leden van desamenleving bijstaat om de “sociale risico’s”beter te voorkomen en hen een aanmoedi-gingsschema voorstelt”.16

Angelsaksische Workfare of Scandinavische activering?

Het links/rechts-prisma blijkt hier niet aange-wezen. Het model van de AWS kan inderdaadop twee wijzen uitgevoerd worden, maar debreuklijn lijkt ons eerder te liggen bij de keuzevoor het maatschappijmodel dat een landinzet om, via beleidsmaatregelen, de omvor-ming van de Welvaartsstaat in Actieve Wel-vaartsstaat concreet te verwezenlijken. Hetlinks/rechts-denkschema kan hier niet toege-past worden, in elk geval niet als men onder“links” de partijen verstaat die lid zijn van dePES (Party of European Socialists). Tal van

zogenaamd linkse regeringen immers, willen

hervormingen doorvoeren en beroepen zich

daarvoor op de AWS, terwijl de gegeven

impulsen absoluut niet gelijk zijn. Wij vinden

dat er eerder een onderscheid moet worden

gemaakt tussen het Angelsaksische en het

Scandinavische model. Het eerste zet alles in

op tewerkstelling, het andere is meer gericht

op begeleiding.

Van ontwerp tot verwezenlijking – hoe verloopt dit in België?

Het ingeroepen model

Wie beweert een model te volgen, pleegt

bedrog wanneer hij scheve vergelijkingen

gebruikt en hele stukken van het voorbeeld

waarop hij zich beroept, verdoezelt. F. Vanden-

broucke, meesterontwerper van de AWS in

België, heeft ontegensprekelijk inspiratie

gehaald bij het Angelsaksische model toen hij

doctoreerde in Oxford. De hervorming van het

bestaansminimum, die onder de paars-groe-

ne regering al werd gesteund door de Vlaam-

se socialisten (via Vande Lanotte), wees er

trouwens op dat de activering voornamelijk,

zo niet uitsluitend, met tewerkstelling te

maken had. Zou de activering van de werk-

lozen dan anders gepland worden? Jean

Faniel (Réactions syndicales et associatives

face au «contrôle de la disponibilité

des chômeurs», L’année sociale 2004, Brus-

sel, 2005, pp. 133-148) zegt daarover: “Toen

Door Yves Martens, medewerker van het Collectif SolidaritéContre l’Exclusion (Collectief Solidariteit tegen Uitsluiting) en woordvoerder van het Platform ‘Stop de Jacht op Werklozen’

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 39

16 Arnsperger,

Christian, L’État Social

Actif : concepts

fondamentaux et

problèmes éthiques,

november 2001,

Chaire Hoover, U.C.L.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 39

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l40

F. Vandenbroucke op 6 februari 2004 eenakkoord aankondigde met de sociale part-ners, legde hij uit dat, zijns inziens, het uitein-delijk aanvaarde mechanisme geïnspireerdwas op het ‘Scandinavisch model: in ruil vooreen strikter individueel recht op begeleiding,zal de werkloze verplicht zijn opleiding en con-trole te aanvaarden.’ Er zal een samenwer-kingsovereenkomst komen met de gefederali-seerde entiteiten die verantwoordelijk zijnvoor de begeleiding van de werklozen. Maarde federale tekst, omgedoopt in “controle opde beschikbaarheid van de werklozen” omvatgeen enkele begeleidingsmaatregel voor dewerklozen en beperkt zich tot de dwangdi-mensie die ook uit de titel spreekt.”

De typisch Belgische “mengelmoes”

Een typische Belgische ingewikkelde situ-atie! Het is vergeefs zoeken hoe het planvoor de “jacht op de werklozen” zich metrecht zou kunnen beroepen op het beroem-de Scandinavische model. Daarnaar verwij-zen lijkt de regering eerder de kans gebodente hebben om de vrees van de vakbondenwat te sussen. De begeleiding werd voorge-steld als het positieve luik van het plan, daterop gericht was de werklozen, enerzijds,werkelijk te helpen (door activering op zijnScandinavisch) en, anderzijds, te bescher-men tegen sancties van de RVA (die zichvooral toespitst op tewerkstelling op zijnAngelsaksisch). De vakbonden hebben hetspel meegespeeld, maar tegelijk duidelijkvoorbehoud tegen het plan aangetekend engeëist dat die goede bedoelingen ook tijdenseen evaluatie zouden worden nagetrokken.Doordat ze bekwamen dat syndicale begelei-ders aanwezig mochten zijn bij de RVA-con-troles en door voor deze opdracht de nodigemiddelen in te zetten, zijn ABVV en ACV erdaadwerkelijk in geslaagd de schade tebeperken (de werklozen die syndicale bege-leiding genieten, komen er onbetwistbaarbeter van af dan wie er alleen voor staat).

Onwetendheid of slechte wil?

Het Scandinavische (of Deense) model kanniet alleen onmogelijk zomaar overgebrachtworden omdat de realiteit op het terrein

totaal verschillend is. Zoals Jean-ClaudeBarbier van het Centre d’études del’emploi17 zegt: “Wil men echt iets leren vanDenemarken (…), dan moet men zich eeneenvoudige sociologische regel eigenmaken: duurzame en doeltreffende hervor-ming van een stelsel van tewerkstelling ensociale bescherming is slechts mogelijkwanneer ze ingebed is in een eigen maat-schappelijke samenhang. Die samenhangis echter iets wat in de meeste economischeanalyses en politieke uitspraken over hethoofd wordt gezien.”

Komt deze onwetendheid voort uit een kort-zichtig beleid, uit een gebrek aan analyse endenkwerk door onze besluitvormers en/ofuit het feit dat dit model puur als een instru-ment wordt beschouwd? We kunnen moeilijkgeloven in de onwetendheid en de naïviteitvan een briljant vernuft als Vandenbroucke.We veronderstellen dan ook dat het Deens-Scandinavisch model louter gebruikt wordtom te sussen, zonder echte bereidheid/mogelijkheid om het toe te passen en welwetend, bovendien, dat vermits dit deel vande opdracht voornamelijk opgelegd is aan degewesten, men achteraf gemakkelijk zal kun-nen zeggen dat zij in gebreke zijn geblevenen hun deel van het werk niet hebbengedaan. Maar het werkterrein is enorm: deherwaardering van het onderwijs, van hetonderzoek en van de non-profitsector zouminstens 20 jaar vergen!

De maatschappelijke samenhang eigen aan Denemarken

Vakbonden en sociale bescherming

“Van Denemarken onthoudt men vooral deflexibele contracten op de arbeidsmarkt,de gemakkelijke aanwerving en het ont-slag. In de meeste uiteenzettingen wordtgeen aandacht geschonken aan de andereaspecten van de Deense ‘gouden drie-hoek’ (de gulle sociale bescherming en hetbelang van het zogenaamde actievebeleid) en men heeft het nooit over de rol

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

17 Apprendre

vraiment du

Danemark : réflexion

sur le ‘miracle danois’,

document van de

EU 05/2, februari

2005, Noisy-le-Grand,

miméo.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 40

van de werkgelegenheid bij de overheid en

bij de dienstverlening.” 18

Het is immers niet omdat er geen wet op het

ontslag is, dat men het land als een liberale

Far West kan bestempelen. In een land waar

de syndicalisatiegraad hoger ligt dan 80%,

vindt het sociaal overleg minder zijn neer-

slag in wetten, maar eerder in bijzondere

overeenkomsten, omdat die uiteraard inte-

ressanter zijn voor de partijen dan uniforme

regels. Deze consensus overstijgt bovendien

de collectieve overeenkomsten in een

samenleving waar bijna volledige tewerk-

stelling bestaat. Barbier gaat zelfs zo ver te

schrijven: “In Denemarken kan men zich

geen voorstelling maken van “onzeker werk”.

Dit begrip heeft daar geen enkele zin. Bij

werkloosheid ontvangt elkeen een hoge

uitkering, die voor lange tijd en egalitair toe-

gekend wordt en samengaat met een “acti-

veringsaanbod” (opleiding, ondernemings-

stage, ondersteund contract in de openbare

of de privésector, enz.).” 19

En nu zijn we bij de essentie aanbeland! Als devoorwaarden die het Deense model werkbaarmaken, bij ons niet toegepast worden – welis-waar in een eigen en aangepaste samenhangmaar op deze grondslagen – kan het systeemonmogelijk overgeplant worden. Bij ons is derelatieve waarde van de werkloosheidsuitkerin-gen onophoudelijk gedaald. Wij kennen geen“hoge uitkeringen”, wel integendeel, allearmoederapporten blijven erop hameren dathet niveau van de sociale uitkeringen geenwaardig leven mogelijk maakt. Onze bestuur-ders weigeren ze op te trekken onder het voor-wendsel dat werkloosheidsvallen moeten ver-meden worden! In Denemarken bedraagt dewerkloosheidsuitkering echter 90% van hetreferentieloon, begrensd tot € 394 per week.De uitdrukking “egalitair toegekend” betekentvoornamelijk dat de rechten individueel gelden,ongeacht de gezins- en zelfs de financiële toe-stand van de uitkeringsgerechtigden. Hier geenstatuut van samenwonenden. In dezeomstandigheden is het natuurlijk veel gerieflij-ker om “actief” te zijn.

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 41

18 Barbier, op.cit.

19 Barbier, ibidem

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 41

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l42

Een echte actieve staat

De Scandinavische landen onderscheiden

zich ook door hun massale en doeltreffende

investeringen in onderwijs, onderzoek, per-

manente vorming (de uitgaven voor opleiding

maken meer dan de helft uit van de zoge-

naamde activeringsuitgaven) en dienstverle-

ning. De dienstverlening bestrijkt een hele

reeks domeinen die bij ons ware werkloos-

heidsvallen zijn: hoeveel werklozen kunnen

bij ons een bepaald werk niet aanvaarden,

omdat er geen plaats is voor hun kind in een

crèche, of omdat ze geen opvang vinden

voor een bejaard familielid? Bovendien

neemt werk bij de overheid een belangrijke

plaats in: zowat een derde van de actieve

bevolking werkt voor de staat, hoofdzakelijk

in plaatselijke collectieve voorzieningen.

Daar is dus geen sprake van de “ontvetting”,

die in België maar blijft woeden.

De beste der werelden?

Zoals elke ideologie heeft ook de AWS, zelfs

de Scandinavische versie, zijn mindere kant:

het gaat om een samenleving waar voortdu-

rend alles gecontroleerd wordt, waar een

enorme druk wordt uitgeoefend op de indivi-duen (de noordelijke landen zijn koplopers inEuropa wat het aantal zelfmoorden betreft),een zeer gesloten samenleving ook. Hetimmigratiebeleid is bijzonder beperkt en iszelfs nog strikter geworden met de centrum-rechtse coalitie die er sinds 2001 aan demacht is. Doordat ze in het parlement in eenminderheidspositie zit, is ze afhankelijk vande stemmen van een xenofobe bondgenoot.Een dergelijke conservatieve regering, diegesteund wordt door extreem rechts, is ookwat J.-M. Dedecker in België met het VlaamsBelang zou willen zien!

Het systeem heeft ook bijgedragen tot eenverlaging van alle lonen. In Denemarkendaalde het aandeel van de lonen in de toege-voegde waarde van 79,1% in 1980 tot70,9% in 1990 en nog slechts 68,3% in2000.

Besluit: steeds lager?

Van in het begin al heeft het platformwww.stopjachtopwerklozen.be gewezen ophet gevaar dat niet enkel de rechten van dewerklozen zouden worden aangetast, maarook de rechten en de lonen van alle werkne-mers. In België is de AWS tot nu toe slechtstoegepast met betrekking tot de dwingendeaspecten en het op de helling zetten van desociale rechten. Wij denken niet dat het omeen “verstrooidheid” van onze bestuurdersgaat. Zij zien af van hun opdracht om voorsociale vooruitgang te zorgen ten voordelevan een meedogenloze neoliberale economie.

Meer uitleg over het nieuwe controlesysteem en tal van getuigenissenen analyses zijn beschikbaar op de website www.stopjachtopwerklozen.be.

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 42

Interview met Philippe Van Muylder

Welke fundamentele veranderingen veroor-zaakt het concept “Actieve Welvaarts-staat” volgens u?

PHILIPPE VAN MUYLDER: Het idee “Actieve Wel-vaartsstaat” heeft te maken met een ver-haal: het woelige verhaal van een duo dat inde loop van de voorbije dertig jaar grondigeveranderingen heeft ondergaan. Ik heb hetover solidariteit en verantwoordelijkheid.De Actieve Welvaartsstaat is de vrucht vande veranderingen die dit duo onderging opeen specifiek actieterrein van de staat: debehandeling en het beheer van personen diezich bewegen in de marge van de samenle-ving en dan denk ik – voornamelijk – aan dewerklozen, de leefloongerechtigden, maarook aan de jongeren die afhaken van school.Maar alvorens de geschiedenis van dit duonader te bekijken, moeten we eerst deinhoud van beide begrippen goed begrijpen.

‘Solidariteit’ is een begrip dat zowel naar eenrealiteit verwijst: de onderlinge afhankelijk-heid van de mensen, als naar een project:namelijk deze onderlinge afhankelijkheid tebekrachtigen, ze doeltreffend en duurzaamte maken.

‘Verantwoordelijkheid’ betekent dat we in juri-disch individualistische samenlevingen levenwaar de onafhankelijkheid van de individuenals basisbeginsel geldt. Een individu verant-woordelijkheid toekennen, is hem vollediggezag toekennen over zichzelf. De ander, alleanderen, kunnen hem dan ook alles wat hijdoet en alles wat hij is, aanrekenen. Dat bete-kent het, wanneer men over iemand zegt dathij ‘verantwoordelijk is voor zijn lot’.

Deze opvatting van verantwoordelijkheid doetde werkelijkheid geweld aan. Het schuift metname alles terzijde wat de mensen door hetnoodlot ongevraagd toebedeeld krijgen. We

kiezen immers niet om rijk of arm geboren teworden en over het algemeen zijn we niet bijmachte om daar veel aan te veranderen.

Eigenlijk hebben we deze beide begrippen(verantwoordelijkheid en solidariteit) nodigom inzicht te krijgen in de problematischekoppeling bij uitstek van onze samenleving,namelijk die tussen het individuele en hetsociale. Het ene begrip - de solidariteit - ver-wijst naar wat de personen verwachten vande gemeenschap, terwijl het andere – de ver-antwoordelijkheid – betrekking heeft op watde gemeenschap verwacht van de personen.

Let wel: verantwoordelijkheid en solidariteitvormen geen twee mogelijke formules voorsamenleven, het zijn geen opties waartus-sen de sociale geschiedenis zich zougewaagd hebben. Zo mag de sociaal-demo-cratie niet enkel aan het verwezenlijken vanlouter solidariteit gehouden zijn. In de socia-le geschiedenis is het eerder zo dat een cur-sor beweegt tussen de twee polen die beideconcepten vormen.

Algemeen Secretaris van het ABVV-Brussel

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 43

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 43

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l44

Hoe sluiten “solidariteit” en “verantwoor-

delijkheid” in de hedendaagse geschiede-

nis op elkaar aan?

PHILIPPE VAN MUYLDER: In de 19e eeuw is de

staat een politiestaat; zijn optreden is

beperkt tot het doen naleven van wet en

orde, de algemene en juridische veiligheid te

waarborgen, het privébezit te beschermen

en, zo mogelijk, bovendien de werknemers in

het gareel te doen lopen. De staat als een

soort “nachtwacht” die zich beperkt tot het

doen naleven van enkele (vooral voor de

markt...) essentiële vrijheden. De maat-

schappij wordt beschouwd als de som van

autonome individuen, die volkomen vrije

keuze hebben en dus ook individueel verant-

woordelijk zijn voor hun leefomstandighe-

den. In deze hyperindividualistische wereld

is er nauwelijks plaats voor solidariteit.

Op het einde van de 19e eeuw ontstaat gelei-

delijk aan wat later de sociale staat wordt

genoemd of Verzorgingsstaat, of ook nog

sociaal-democratie. Sleutelwoorden zijn hier:herverdeling van de rijkdom en regeling vande markt.

Uit dit model kwam ambitieus het sociaalbeleid voort, dat zijn wortels had in eengemeenschappelijke visie op de mens enverbonden was met onze twee fundamente-le waarden: individuele verantwoordelijkheiden sociale solidariteit.

Dit model heeft openbare diensten opge-richt, overheidsondernemingen, kortom eendemocratische openbare macht die tot doelhad eenieder gelijke toegang te bieden totde basisrechten.

De algemene context waarbinnen dezeomwenteling plaatsvond, is bekend. De snel-le opkomst van extreme armoede waarvande oorzaak niet lag in de afwezigheid vanwerk of in marginaliteit zoals onder hetAncien Régime, maar eerder... in de bloeivan de industrie waarvan ze zowel voorwaar-de als gevolg was.

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 44

De sociale staat is evenwel ook geboren uit

een nieuwe voorstelling van de begrippen

risico en ongeval: in de industriële samenle-

ving was een “ongeval” niet langer te wijten

aan een speling van de natuur, aan individu-

eel gedrag of aan het “noodlot”. Het was niet

langer uitzonderlijk of buitengewoon, maar

vloeide voort uit de normale loop van de col-

lectieve activiteiten, het had te maken met

de sociale omstandigheden, meer bepaald

met de gevaren die eigen zijn aan het leven

in een samenleving. Het is in de samenle-

ving zelf en juist door de organisatie ervan

dat individuen, met geduchte regelmaat,

schade oplopen. Dit is een belangrijke vast-

stelling die ertoe zal leiden dat aan de bur-

gerlijke verantwoordelijkheid van gemeen

recht, gebaseerd op de fout, ook een “socia-

le verantwoordelijkheid” wordt toegevoegd,

die gebaseerd is op het risico... Vandaar de

uiteraard zeer vernieuwende idee dat de

samenleving moet werken als een giganti-

sche verzekeringsmaatschappij...

Het vervolg kennen we: na afloop van deTweede Wereldoorlog werd een systeem inge-voerd dat recht op uitkeringen biedt wanneermen slachtoffer wordt van een bepaald risi-co: dit systeem is onze Sociale Zekerheid.

Sinds enkele jaren werd het duo solidari-teit/verantwoordelijkheid, de hoeksteen vande sociaal-democratische constructie, aanhet wankelen gebracht. Het idee verantwoor-delijkheid won geleidelijk aan kracht, zodatde algemene economie van de sociale staatop verschillende niveaus verstoord werd. Zozijn we aanbeland bij het ontstaan van deActieve Welvaartsstaat, sinds juli 1999 deofficiële doctrine van de Federale regering.

Op het eerste gezicht gaat het om een bui-tengewoon sympathiek idee: Actief - welvaart- staat, allemaal begrippen die een positieveklank hebben. Volgens zijn verdedigers is deActieve Welvaartsstaat een nieuw projectdat ontworpen is om het hoofd te bieden aannieuwe problemen waarmee de traditionelesociale staat geconfronteerd wordt, zoals deveroudering van de bevolking en de over-gang van een industriële economie naar eeninformatie-economie.

Door deze nieuwe elementen, door de werk-loosheid en de pensioenen, door de huidigeopvatting van het sociale-zekerheidssysteem,zijn de individuen steeds meer afhankelijkvan de Verzorgingsstaat. Frank Vandenbrouc-ke is van mening dat deze groeiende afhan-kelijkheid de traditionele sociale staat dreigtte verstikken. Allereerst omdat de verschillen-de uitkeringen de staat veel kosten en ookomdat de afhankelijkheid van uitkeringen totsociale kwetsbaarheid leidt (de werklozenbijv. in een val sluit). Bovendien is het socialerisico voorspelbaar (bijv. het beduidend grote-re gevaar op sociale uitsluiting voor personenmet een laag scholingsniveau, doordat op dewerkvloer nieuwe eisen worden gesteld).

Mensen die sociale bescherming genietenmoeten dan ook, indien mogelijk, opnieuwingeschakeld worden in de samenleving endus geen uitkering krijgen maar... een twee-de kans.

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 45

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 45

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l46

Maar die tweede kans grijpen, dat behoort totde verantwoordelijkheid van de personen zelf!

Doen ze dat niet, dan dreigen ze gewoon hunuitkering te verliezen, voor altijd of voor eenbepaalde periode.

In België werd dit sociaal denkbeeld in 2002ingevoerd door minister Vande Lanotte, diede wet op het bestaansminimum heeft gewij-zigd. Binnen hetzelfde denkraam moeten weook het recent verscherpte toezicht op debeschikbaarheid van de werklozen situeren,evenals de verplichting voor ontslagen oude-re werknemers om via een “reconversiecel”te gaan vooraleer eventueel met brugpen-sioen gesteld te worden (een verplichting diesinds het Generatiepact op hen weegt). Metdeze hervormingen wordt opnieuw de zeeroude verdenking ingevoerd dat wie een uit-kering ontvangt misschien niet de nodigeinspanningen heeft geleverd om zich uit dietoestand te redden en er dus ook wel enigeschuld aan heeft. Vandaar ook, dat zijn laks-heid of slechte wil met recht gesanctioneerdmag worden...

Verantwoordelijkheid lijkt dus voortaan hethele toneel te willen inpalmen; de egalitairebevliegingen en strakke staatsinmengingvan de Verzorgingsstaat zijn naar de achter-grond verdrongen.

Blijft nog de vraag: een staat die de socialehulp aan zijn uitgeslotenen aan voorwaardenverbindt, is dan misschien wel actief, maar ishij nog wel sociaal?

Wat zijn volgens u de gevolgen van dezeevolutie voor de vakbonden?

PHILIPPE VAN MUYLDER: Ik zie er minstenstwee. De eerste heeft te maken met de his-torische rol die de vakbonden – en danvooral het ABVV – gespeeld hebben in hetontstaan, de versteviging en het beheer vande sociale staat. Het lot van de grote vak-bonden en van de sociale staat zijn intrin-siek met elkaar verbonden: de vakbondenzijn gestoeld op het idee van solidariteit enhebben hiermee een stempel gedrukt op deontwikkeling van de staat.

Ze gingen zo ver om deel te nemen aan hetbeheer van deze nieuwe staat door hun aan-wezigheid in veel openbare instellingen (RVA,NAR,...); ze konden dit doen omdat de grond-beginselen van deze staat ook hun principeswaren. Zoals we hebben gezien, is vandaagde cursor verplaatst: het idee van fout steektopnieuw de kop op, natuurlijk ten koste vanhet idee van collectieve verantwoordelijkheid.

Principes ondergaan veranderingen, eennieuwe staat tekent zich af. Welke rol zullende vakbonden spelen of zullen ze nog willenspelen in dit scenario? Hoe zal het ABVV zichopstellen in deze nieuwe omgeving? Dit isgeen eenvoudige zaak...

Een tweede implicatie zie ik voor onze func-tie als “tegenmacht”. In de debatten over decrisis waarin de sociale bescherming zichbevindt, legt de pers bijna uitsluitend denadruk op de financiële problemen (hetberoemde “tekort in de Sociale Zekerheid”)en op de structurele, voornamelijk demogra-fische evolutie (de beruchte vergrijzing).

Men zou gaan geloven dat de hervormingenvan de sociale bescherming (en het verschij-nen van de nieuwe staat waarvan ze de voor-bode zijn) het noodzakelijke gevolg zijn vaneconomische dwang.

In werkelijkheid echter, wordt binnen deEuropese Unie vandaag dubbel zoveel rijk-dom geproduceerd als in 1970: het is van-daag dus tweemaal zo makkelijk om desociale bescherming te organiseren en teversterken! Een dergelijke maatschappijkeu-ze blijft mogelijk, die hoeft niet verstoord teworden door enig “economisch pragmatis-me”. Als tegenmacht is het onze taak omdeze waarheden opnieuw aan het licht tebrengen en de simplistische redeneringen teontkrachten waaruit het “eenheidsdenken”ontstaat. In onze door de media beheerstemaatschappij moeten we, om die doelstel-ling te bereiken, ons communicatievermogenaanzienlijk versterken.

H e t s t a n d p u n t va n d e a c t o r e n

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 46

Enkele syndicale krijtlijnen

H et ABVV blijft vasthouden aan degrondvesten van de sociale staat,die de arbeidersbeweging in de

loop van de vorige eeuw en na harde strijdwist op te dringen. Deze sociale staat berustop sterke openbare diensten die openstaanvoor iedereen en op sociale overeenkomstentussen werkgevers en werknemers, diegebaseerd zijn op duurzame ontwikkelingvan het productie-apparaat, op een collectie-ve verdediging van de arbeid en op een billij-ke verdeling tussen werkgevers en werkne-mers van de vruchten van de groei.

Het ABVV verzet zich en zal zich altijd blijvenverzetten tegen het aantasten van dit soci-aal compromis onder het dictaat van hetliberalisme, beursspeculatie en wereldwijdeconcurrentie.

Daarom heeft het ABVV ook het beruchte“Generatiepact” verworpen, dat de Federaleregering in het kader van de Actieve Wel-vaartsstaat voorstelde. De voorwaarden vooreen nieuw sociaal compromis zijn duidelijkallerminst vervuld. De verdere evolutie naareen nieuwe invulling van de sociale rol vande overheid kon echter niet gestuit worden.

Het activeringsbeleid dat we in dit dossierbespreken, stelt de volledige tewerkstellingcentraal in het sociale debat en opteertvoor een belangrijke verschuiving van hetoverheidsoptreden.

Voor de 90.000 Brusselse werknemers zon-der werk is het belangrijk dat dit nieuwewerkgelegenheidsbeleid tenminste een syn-dicale omkadering gewaarborgd krijgt.

In dit stadium van het debat dat binnen hetABVV-Brussel wordt gevoerd, zijn drie krijt-lijnen voor vakbondsactie uitgetekend:1. de grondige kritiek op de doctrine van de

activiteitsgraad2. voorrang aan de bestrijding van werkloos-

heid en uitsluiting3. het invoeren van een collectief loopbaan-

beheer.

1 – Een grondige kritiek op de activiteitsgraad

Ter herinnering, het optrekken van de activi-teitsgraad en van de werkzaamheidsgraadwordt voorgesteld als doelstelling van hetactiveringbeleid20. In België benadert de acti-viteitsgraad 67% en de werkzaamheidsgraadbedraagt ongeveer 60%. Sommigen bewerendat deze cijfers abnormaal laag zijn. Daarbijvergeten ze dat heel veel mensen op arbeids-actieve leeftijd erin berusten om de arbeids-markt te verlaten bij gebrek aan bevredigen-de arbeidsvooruitzichten: ze studeren zo langmogelijk, ze maken gebruik van de maatrege-len m.b.t. brugpensioen of trachten te overle-ven met hun werkloosheidsuitkeringen.

Als argumenten voor het optrekken van deactiviteitsgraad, voert men enerzijds aan datde niet-actieven zwaar doorwegen op de col-lectieve solidariteit en op het concurrentie-vermogen van de ondermeningen en, ander-zijds, de vrees dat er een tekort aanarbeidskrachten zou ontstaan in strategi-sche economische sectoren, met het aan deloonstijgingen gebonden gevaar op inflatie...

Als het nieuwe werkgelegenheidsbeleid in het kader van de Actieve Welvaartsstaat beperkt blijft tot het invoeren van het Britse en Amerikaanse Workfarebeleid – d.w.z. gedwongen tewerkstelling waarbij de meest elementaire sociale rechten in de verdrukking komen –dan hebben de werknemers er natuurlijk niets bij te winnen.

B e s l u i t

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 47

20 Een bondige

definitie van

activiteitsgraad

en werkzaamheids-

graad vindt u in de

inleiding op pagina 4.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 47

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l48

Als men meer mensen aanzet om werk tezoeken, heeft dit ook als gevolg dat de eisenvoor loonsverhoging worden tegengehouden.De druk op de lonen, die veroorzaakt wordtdoor toegenomen concurrentie onder dewerknemers, zal volgens de voorstandersvan het economisch liberalisme banenscheppen: het oude liberale refrein dus, datons wil doen geloven dat hoe meer winst deondernemingen maken, hoe meer investerin-gen er nodig zijn om banen te scheppen. Wehebben reeds aangetoond21 dat dit nietklopt: 25 jaar lang al stijgen de winstenzowat voortdurend, terwijl de accumulatie-graad (m.a.w. het deel van de winst dat wer-kelijk opnieuw in het productie-apparaatgeïnvesteerd wordt en banen zou kunnenscheppen), stagneert.

Daar men terzelfdertijd dus niet voldoendebanen schept om het gestegen aantal werk-zoekenden op te vangen, leidt dit beleid vanwerkzaamheidsgraad niet tot een daling vanhet aantal werklozen, maar juist tot een stij-ging ervan!

Dit blijkt slechts een schijnbare contradictiewanneer men er de neoliberale economischeliteratuur op naslaat, waar het idee vanNAIRU22 vandaag een sleutelpositie inneemt.Wat is die NAIRU? Het is de werkloosheids-graad die net voldoende hoog is om een loon-stijging te voorkomen...

Ook al lijkt dit op het eerste gezicht niet duide-lijk, een beleid gericht op de werkzaamheids-graad, kan in werkelijkheid leiden tot “meermensen aan het werk & meer werklozen”.

Een andere vakbondskritiek op deze doctrinebetreft de kwaliteit van de nieuwe of nog tescheppen banen. De dienstenchequebanenzijn daarvan het beste voorbeeld. 30.000plaatsen voor thuisschoonmaak worden zovoor driekwart door de overheid gefinancierdvia dit systeem van cheques. Deze banenmogen dan al een alternatief bieden voorzwartwerk, toch blijven ze bijzonder onzeker.

De vakbond moet uiterst kritisch blijvenstaan tegenover deze nieuwe doctrine vande activiteitsgraad en campagne blijven

voeren tegen het eenheidsdenken achterdeze technocratische term. Hiermee wilmen immers de schuld voor de werkloos-heid bij de werklozen zelf leggen en dewerkgevers ontslaan van enige verant-woordelijkheid; men roemt de weldadenvan het liberalisme en schildert de openba-re diensten voor werkgelegenheid af alsuitermate ondoeltreffend.

2 - Voorrang aan de strijdtegen werkloosheid en uitsluiting

Het is absoluut noodzakelijk meer geïndivi-dualiseerde oplossingen te zoeken, opdatelkeen zijn recht op arbeid zou kunnen uitoe-fenen: individuele bekwaamheden ontwikke-len, zorgen voor een gunstige omgeving,zodat het individu kan ingeschakeld wordenin een arbeidsmarkt die zijn rechten respec-teert… Daarom vraagt het ABVV massaleinvesteringen in de opleiding van de werkne-mers en de hulp aan werkzoekenden innood. Helaas moeten we vaststellen dat desystemen die vandaag in België ingevoerdworden, meer weg hebben van administra-tieve haarkloverij en een jacht op werklozen.

Tot een jaar of tien geleden, voerde een voluntaristisch werkgelegenheidsbeleid deboventoon dat berustte op de opvatting datwerkloosheid vooral een structureel pro-bleem van het kapitalisme is en dat debestrijding van de werkloosheid dus nietlouter op de markt kon gebaseerd zijn. DeActieve Welvaartsstaat en het werkgelegen-heidsbeleid dat hij schraagt, steunen opeen totaal verschillende opvatting overwerkloosheid, die goed lijkt op wat in de 19eeeuw gangbaar was: het individu is verant-woordelijk voor zijn situatie. Het is dus aanhem zich in te passen in de markt om aande werkloosheid te ontsnappen. Om hemdaarbij te helpen, stelt de Actieve Welvaarts-staat zich tot doel de werkzoekenden indivi-dueel te begeleiden bij hun zoektocht enelkeen de kans te bieden “levenslang teleren”. Bij de invoering van de Actieve Wel-

B e s l u i t

21 De openbare dien-

sten : een principe,

dossier van het ABVV

nr. 4, mei 2004, p. 25

22 Non Accelerating

Inflation Rate of

Unemployement,

minimale werkloos-

heidsgraad waarbij de

inflatie niet versterkt.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 48

vaartsstaat in België en vooral dan in Brus-sel, is het luik “begeleiding en opleiding” bij-zonder zwak gebleven. Als begeleiding wordtaan de werklozen voornamelijk een ver-scherpte controle van hun zoekgedrag voor-gesteld. Het budget dat gewijd is aan oplei-ding blijft volstrekt ontoereikend om dehonderdduizenden werklozen in ons landopnieuw aan werk te helpen.

Begin jaren negentig spande het nog jongeBrussels Gewest zich in om het hoofd te bie-den aan hoge werkloosheid onder de Brus-selse jongeren, vooral migrantenjongerendie de school hadden verlaten zonder diplo-ma. De gewestregering steunde een experi-ment en later ook de ontwikkeling van plaat-selijke initiatieven voor socio-professioneleinschakeling die uitgingen van het midden-veld, van sommige Brusselse gemeenten envan de OCMW’s.

Deze originele initiatieven bestonden eruit,nog steeds trouwens, dat men deze jongerendie in grote moeilijkheden verkeerden, gingopzoeken en hen voorstelde om samen eenberoepsproject uit te tekenen, opleidingen tevolgen, eventueel studies te hervatten en,vooral, al hun problemen (thuis, met hetgerecht, sociale problemen,…) op te lossendie hindernissen vormen bij hun zoektochtnaar een eerste baan. In de jaren negentigwerd deze aanpak omschreven als eenbeleid van “positieve discriminatie”.

Het tewerkstellingsbeleid van de OCMW’sen de hervorming van het bestaansmini-mum liggen in dezelfde lijn van socio-pro-fessionele inschakeling, met nog een bijko-mende doelstelling, namelijk de werklozendie uit de sociale zekerheid zijn gesloten,de kans bieden er opnieuw in te stappen.Daartoe worden elk jaar zowat 1.500OCMW-steuntrekkers door de OCMW’s zelfaangeworven, zodat ze opnieuw aan hetwerk gaan en hun rechten op sociale zeker-heid herwinnen.23

Naar aanleiding van de enorme stijging vanwerkloosheid en uitsluiting in Brussel, wer-den deze socio-professionele inschakeling-

spraktijken uitgebreid tot andere catego-

rieën zoals werklozen en, sinds het begelei-

dingsplan voor werklozen ook tot alle werk-

lozen, dadelijk vanaf hun eerste dag

werkloosheid. Alle werklozen die zich bij de

BGDA inschrijven, krijgen individuele bege-

leiding aangeboden en men stelt hen voor

een contract voor beroepsproject af te slui-

ten. Oudere werknemers die het slachtoffer

worden van herstructurering, zouden het-

zelfde parcours moeten doorlopen via

tewerkstellingscellen en outplacement-

maatregelen.

Zo verliezen deze praktijken dus hun effect

van “positieve discriminatie” ten voordele

van werknemers met de meeste problemen.

Ze worden steeds vaker op straf van sanctie

opgelegd aan de werknemers en bij gebrek

aan voldoende middelen voor opleiding,

worden ze volledig uitgehold en dreigen ze

overdreven gebureaucratiseerd te worden…

De overheid telt immense bedragen neer

voor de controle en de begeleiding van de

werklozen, zonder enige waarborg van doel-

treffendheid…

Is dit uiteindelijk geen grove verspilling? Zou

een aanzienlijk deel van deze middelen niet

nuttiger kunnen besteed worden aan het

ondersteunen van de opleiding van de werk-

nemers en aan onderzoek en ontwikkeling,

zodat de bedrijven hun concurrentievermo-

gen op gebied van kwaliteit kunnen verho-

gen; maar ook aan het financieren van echte

banen, bijvoorbeeld in de dienstverlening

aan de gemeenschap (sociaal, opvoeding,

cultuur, milieu,…)?

De vakbondsbeweging vindt dat de ontwik-

keling van een activeringsbeleid in Brussel

minstens het volgende vergt:

> vooraf massale investeringen in de

onderwijs- en opleidingssystemen

> een economisch herstelbeleid dat

banen schept

> syndicale omkadering van de active-

ringsmaatregelen zodat de jacht op

werklozen gebannen wordt.

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 49

23 Artikel 60 van

de organieke wet op

de OCMW’s van 1976

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 49

D o s s i e r s v a n h e t A B V V - B r u s s e l50

3 – Voor een collectief loopbaanbeheer

Opleiding is een recht van de werknemers:bij het begin van de loopbaan als aanvangs-opleiding, maar ook gedurende de hele loop-baan met het oog op sociale promotie, bij-scholing en beroepsomscholing.

Als positief aspect voor de arbeidswereld,moet gewezen worden op de bereidheid omwerknemers kansen op sociale promotie tebieden. Beroepsmobiliteit en arbeidsflexibili-teit kunnen door de werknemers als positiefervaren worden, indien ze bijdragen tot meerwelzijn en hen toelaten werk en gezin beter tecombineren. In een handelseconomie dieopenstaat voor de wereld, zijn massale inves-teringen nodig in het concurrentievermogenvan de ondernemingen op gebied van kwali-teit. Dit moet gebeuren via onderzoek en ont-wikkeling, technologische vernieuwingen,beroepsopleiding van de werknemers, zonderechter in de fout te vervallen van de kwantita-tieve concurrentie die tot lagere lonen leidt.

Het ABVV steunt het opzetten van verschil-lende voorzieningen met betrekking tot oplei-ding, beroepsoriëntering, socio-professione-le begeleiding en inschakeling, erkenningvan beroepsbekwaamheden, gelijkstellingvan beroepsgetuigschriften,… maar danenkel en alleen met het oog op sociale pro-motie van de werknemers en vrijwillig.

Het voorstel wordt negatief, wanneer al dezevoorzieningen aanmaningen worden vooralle werknemers, zoals dat het geval is in hetGeneratiepact waar de erkenning van com-petenties, de loopbaanbalans en outplace-ment verplichte trajecten worden in de loop-baan. Dan is het een gewicht dat op deschouders van de werknemers drukt. Na hunsteeds langer durende zoektocht naar werk,moeten ze, willen ze aan het werk blijven,hun hele loopbaan lang aldoor opleidingenvolgen, zich omscholen, testen en oriënte-ringsproeven afleggen.

Erger nog, dit “nieuwe” loopbaanbeheermaakt de werknemers “verantwoordelijk” en

“Helpen zonder uit te sluiten” Congresresolutie van het ABVV-Brussel - 15 mei 2006

Het activeringsbeleid (activering van de werknemers en van hunsociale uitkeringen) van de “Actieve Welvaartsstaat” zou eropgericht zijn ons sociaal stelsel doeltreffender te maken en hettekort in de sociale zekerheid te verminderen. Dit beleid berustop de overtuiging dat “armoede enkel kan bestreden wordendoor werk”. En sommigen voegen daaraan toe: “werk, ongeachtde aard en de kwaliteit ervan”. In deze logica geldt dat “onzekerwerk beter is dan helemaal geen werk”.

Het ABVV-Brussel ziet het anders.

Uiteraard moet de overheid uitdagingen als werkloosheid en uit-sluiting aangaan en nieuwe beleidslijnen voor “volledige tewerk-stelling” uittekenen. De begeleidende maatregelen voor hulp bijde zoektocht naar werk, de inschakelings- en opleidingsinstru-menten, het aanwenden van middelen van de sociale zekerheidom nieuwe banen van algemeen nut te scheppen, zijn ongetwij-feld nuttig. Voorwaarde is echter, dat de menselijke waardig-heid en de sociale verworvenheden worden gerespecteerd;dat er, met andere woorden, geen uitsluiting is en dat hetbestaande werk niet onzeker gemaakt wordt. Bovendien ver-eist dit op zijn minst dat de overheid meer geld steekt in de oplei-ding van de werknemers en in werkgelegenheidsbeleid. Het is,tot slot, ook volkomen onaanvaardbaar dat de werklozen verant-woordelijk gesteld worden voor de werkloosheid, of dat er drukop hen wordt uitgeoefend door te dreigen met het afnemen vanhun uitkeringen. Zeer algemeen kunnen we stellen dat niet dewerknemers onbeschikbaar zijn, maar het werk! Niet de werk-lozen moeten gestraft worden; de fraudeurs gebruiken henimmers (we verwijzen in dit verband naar de toestand in deBrusselse sector van de “phone shops”).

Het ABVV blijft waakzaam voor het gevaar van jacht op werk-lozen en zal elke andere vorm van activeringsbeleid met syndi-cale argusogen volgen.

Naar aanleiding van de nieuwe maatregelen voor begeleidingen controleren van de werklozen, heeft het ABVV-Brussel initiatieven genomen waardoor gestaag nieuwe solidariteits-banden met de de werklozen zijn aangeknoopt. Het is ons doeldeze acties verder uit te diepen.

B e s l u i t

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 50

De Actieve Welvaartstaat: vaart de werknemer er wel bij? 51

effent het pad voor een verdere individuali-sering van de arbeidsbetrekkingen. Voor hetmerendeel van de werknemers wordt deloopbaan binnen de onderneming gepland,via het gezamenlijke werk, door middel vanhet voorbeeld en de raadgevingen van oude-ren. Er worden “collectieve” onderhandelin-gen over gevoerd. De invoering van dezenieuwe technieken van buiten het bedrijf(het loopbaanoverzicht, de oriëntering, deerkenning van bekwaamheden, outplace-ment,...) zal op termijn tot gevolg hebben datieders beroepstraject zal verschillen, dat desolidariteit die gesmeed was door hetgemeenschappelijke lot, gebroken wordt.

Bovendien maakt het tekort aan overheids-middelen (vooral bij de Franstalige Gemeen-schapscommissie) voor deze beruchte“derde weg”, dit nieuwe loopbaanbeheer defacto ontoegankelijk voor de meerderheidvan de werknemers, in het bijzonder voor demeest kwetsbare op de arbeidsmarkt.

De vakbondsbeweging wil dat dit enormewerkterrein van levenslang leren onder col-lectieve bevoegdheid blijft. Dit mag geens-zins op de individuele verantwoordelijkheidwegen. Behalve de aanvangsopleiding, dieonder de bevoegdheid van de overheid valt,moet dit levenslang leren ondergebrachtworden bij de collectieve arbeidsbetrekkin-gen en verbonden aan de loononderhande-lingen binnen het bedrijf, op sector- eninterprofessioneel niveau.

Het zijn de ondernemingen die de kostenvoor de nieuwe maatregelen rond flexibili-teit en loopbaanbeheer moeten dragen,ofwel rechtstreeks, ofwel via het sociale-zekerheidssysteem. Tijdens de periodesvan opleiding, loopbaanoverzicht, out-placement, enz… moet het inkomen van de werknemers gewaarborgd zijn.

Dossiers van het ABVV-BrusselReeds verschenen nummers:

Nr. 8 Kentering in de industrie en omvorming van het werk:

welke syndicale aanpak voor het ABVV-Brussel?

Februari 2006.

Nr. 7 Een toekomst voor Brussel: volwaardig werk voor iedereen!

De prioriteiten van het ABVV voor economie

en tewerkstelling in Brussel, juni 2005.

Nr. 6 Brussel: industrie in de stad ?!, januari 2005.

Nr. 5 Brussel, die schone…

Een politiek en syndicaal project voor Brussel,

september 2004.

Nr. 4 De openbare diensten: een principe?

Campagne voor het behoud en de bevordering

van de openbare diensten, 1 mei 2004.

Nr. 3 Uitsluiting: een sociale boemerang?

Campagne Syndicalisten tegen uitsluiting,

september 2003, uitgeput.

Nr. 2 Straffeloosheid van de multinationals, 1 mei 2003.

Nr. 1 Vrijheid en Tolerantie:

Een campagne tegen fascisme en racisme,

voorjaar 2003, uitgeput.

Deze nummers zijn downloadbaar op

www.abvvbrussel.irisnet.be en gratis beschikbaar op

aanvraag bij de Studiedienst van het ABVV-Brussel:

telefoon: 02 552 03 34,

e-mail: [email protected]

Indien u onze volgende publicaties wil ontvangen,

deel ons uw volledige gegevens mee.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 51

pie

zo

.be

Deze brochure werd gedrukt op gerecycleerd papier

Op de Vakbondsraad van 16 november 2005 probeerden we inzicht te krijgen

in de omvorming van het werk in België en vooral dan in ons Gewest.

We stelden vast dat het verdwijnen van de industrie de organisatie van de

arbeidsbetrekkingen overhoop gooit, voor meer onzekere banen zorgt en

de “verdeling” van de werknemers in de hand werkt. Samen dachten wij na

over mogelijk syndicaal weerwerk.

Deze analyse leidt bijna zonder omwegen naar de vraag: wat doet de staat

of wat kan de staat doen aan deze omvorming? Sinds enkele jaren gaat het sociale

beleid, zowel in België als in Europa, min of meer expliciet uit van het idee

“Actieve Welvaartsstaat”.

Dit begrip wordt soms enthousiast onthaald en niet alleen aan de rechterzijde van het

politieke spectrum – ook de linkerzijde wijst het niet af. Het is een eerder vaag begrip,

een omstreden begrip ook, want het wordt gebruikt om hervormingen te rechtvaardigen

die vaak strijdig worden geacht met de belangen van de werknemers.

NL_DOSS_9_AWS 6/12/06 17:42 Page 52