De aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt · Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 5 1...
Transcript of De aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt · Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 5 1...
De aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt
Een verkenning naar de lokale en regionale agenda voor het overleg
tussen overheid, onderwijs en ondernemers
Opdrachtgever: Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap
Utrecht, februari 2012
© Oberon
Postbus 1423
3500 BK Utrecht
tel. 030-2306090
fax 030-2306080
e-mailadres: [email protected]
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 3
Inhoudsopgave
1 Inleiding .......................................................................................................................................... 5
2 Vertrekpunt voor gemeenten ........................................................................................................ 7
3 De Sociaal Economische Agenda Zoetermeer ......................................................................... 11
4 Het Werkplein in Helmond .......................................................................................................... 13
5 Het RPA Noord-Holland Noord ................................................................................................... 17
6 Regionale aanpak in Haarlem ..................................................................................................... 21
7 Academie voor zorg en welzijn Rivierenland ............................................................................ 23
8 De Groene Campus in Helmond ................................................................................................. 27
9 Tot slot .......................................................................................................................................... 34
Bijlage: Met dank aan .......................................................................................................................... 36
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 5
1 Inleiding
Onderwijs, ondernemers en overheid (de 3 O‟s) zijn het er alle drie over eens dat het om diverse
economische en maatschappelijke redenen belangrijk is om gezamenlijke te werken aan verbetering
van de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Voor samenwerking op het terrein van
onderwijs en arbeidsmarkt en het daarbij behorende overleg is nog geen heldere, staande structuur.
In die richting zou de Lokale (of Regionale) Educatieve Agenda (LEA/REA) een belangrijke rol kunnen
spelen.
De LEA is inmiddels een ingeburgerd begrip bij gemeenten en schoolbesturen. Het biedt handvatten
voor samenwerking tussen partners op het gebied van lokaal onderwijs- en jeugdbeleid. Voor de
aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt zal de agenda zich in veel gevallen eerder richten op de
regionale dan op de lokale aanpak. Het sluit daarbij aan op de LEA-ontwikkelingen rond zorg en
Passend onderwijs en de ontwikkelingen in het voortgezet- en het middelbaar (beroeps)onderwijs.
Voorliggende notitie doet verslag van de ervaringen die Oberon heeft opgedaan bij een verkenning
naar de wijze waarop de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt in de praktijk is
georganiseerd. Op basis van gesprekken hebben we bij een aantal (voorbeeld) gemeenten/regio‟s in
kaart gebracht wat de rollen en verantwoordelijkheden zijn van betrokken partijen, wat de knelpunten
en succesfactoren zijn en hoe men omgaat met de korte en lange termijn aanpak. Welke
praktijkvoorbeelden er in deze notitie aan bod komen, leest u hieronder.
Praktijkvoorbeelden aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt
De samenwerking op het gebied van de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt is in Zoetermeer
georganiseerd aan de hand van de Sociaal Economische Agenda (SEA). Binnen deze agenda werken
de gemeente en het georganiseerd bedrijfsleven vanaf 2006 succesrijk samen. Uit een evaluatie van
NICIS1 bleek dat de kracht van de aanpak vooral ligt in de informatiedeling, het wederzijds begrip en
het benutten van elkaars toegevoegde waarde.
In de regio Helmond is de verantwoordelijkheid met betrekking tot sociaal economische
ontwikkelingen een gedeelde verantwoordelijkheid tussen overheid, onderwijs en ondernemers. Het
Werkplein is in 2006 opgericht en vormt een nieuwe verbinding tussen gemeente, UWV, scholing en
re-integratie. Aanleiding voor deze nieuwe vorm van samenwerking was de herverdeling van taken en
verantwoordelijkheden tussen de verschillende ketenpartners die de invoering van de Wet SUWI2 in
2002 met zich meebracht.
Het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Noord-Holland Noord (RPA-NHN) brengt sinds 2000
ondernemers, onderwijsorganisaties en overheden samen om vraag en aanbod op de regionale
arbeidsmarkt beter op elkaar aan te laten sluiten. Het RPA-NHN was het eerste regionale platform dat
in Nederland werd opgericht.
In Haarlem en omstreken is in 2007 is het Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs (PAO) Zuid-
Kennemerland en Haarlemmermeer opgericht. Dit platform heeft als doel te komen tot een goed
werkende lokale en regionale arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven, het onderwijsveld en de gemeenten zijn
alle drie vertegenwoordigd in het platform. Tevens hebben eind 2010 vertegenwoordigers van
schoolbesturen en gemeenten een convenant ondertekend voor de oprichting van een Regionaal
Besturenoverleg Onderwijs (RBO) Kennemerland-Zuid (2011-2015). Dit RBO geeft vorm aan een
Regionale Educatieve Agenda (REA). Binnen de REA is het de bedoeling om ook thema‟s te
1 Koos van Dijken, De Zoetermeerse Sociaal Economische Agenda. Beschrijving, evaluatie en vooruitblik.
2 SUWI-wetgeving 2002: Structuur Uitvoering Werk en Inkomen
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 6
bespreken die van invloed zijn op de aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt. Dit moet uiteindelijk leiden
tot een versnelling van de afspraken die worden gemaakt in het Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs
(PAO)
Praktijkvoorbeelden van regionale samenwerking
Recente ontwikkelingen rondom diverse onderwerpen leiden ertoe dat steeds meer thema‟s op de
beleidsagenda‟s van gemeenten en onderwijsinstellingen het lokale niveau overstijgen. Regionale
samenwerking wordt daardoor belangrijker. Ook de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt is een thema
dat vaak het lokale niveau overstijgt en op regionaal niveau opgepakt zou moeten worden. Het
vormgeven van regionale samenwerking verloopt echter niet altijd even makkelijk. In deze notitie
besteden we daarom ook iets uitgebreider aandacht aan goede voorbeelden van regionale
samenwerking rondom de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt in twee verschillende sectoren: de
zorgsector (de Academie voor Zorg en Welzijn) en de agro-foodsector (De Groene Campus).
De Academie voor Zorg en Welzijn in de Regio Rivierenland is opgericht op initiatief van werkgevers
in de zorgsector en het ROC Rivor en is als project in 2010 gestart om leren en werken in de zorg te
bevorderen. De lokale overheid (in dit geval de Regio Rivierenland)3 is bij de start van de Academie
niet betrokken. De Regio Rivierenland heeft de aanpak van het tekort aan personeel in zorg en
welzijn wel benoemd als één van de speerpunten in haar arbeidsmarktbeleid. Om deze aanpak ook in
de toekomst te faciliteren wil de Regio Rivierenland een vervolg ontwikkelen, waarbij de verdere
ontwikkeling van de Academie voor Zorg en Welzijn centraal staat, maar meer verankerd wordt in de
regio qua organisatie, draagvlak, partnership, aantal deelnemers en betrokkenheid van de
regiogemeenten.
De Groene Campus is een netwerkschool van meerdere onderwijsinstellingen en is vijf jaar geleden in
Helmond opgericht. Naast onderwijsinstellingen is ook het bedrijfsleven betrokken en gevestigd in de
Campus. De gemeente heeft aan de ontwikkeling van de Campus een belangrijke bijdrage geleverd
vanuit het oogpunt van werkgelegenheidsbeleid en het aanbieden van goed, innovatief onderwijs.
Leeswijzer
We beginnen deze notitie met een algemeen hoofdstuk over het vertrekpunt van gemeenten bij de
aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Vervolgens bespreken we de praktijkvoorbeelden. We
sluiten de notitie af met een slothoofdstuk waarin we aanbevelingen geven, op basis van de theorie en
de praktijk, voor succesvolle samenwerking tussen onderwijs, ondernemers en overheid rondom de
aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt.
3 De Regio Rivierenland is een samenwerkingsverband van tien gemeenten tussen de grote rivieren. De Regio
Rivierenland voert een aantal gemeenschappelijke taken uit namens de gemeenten
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 7
2 Vertrekpunt voor gemeenten
Gemeenten moeten een belangrijke regierol vervullen om de kloof tussen aanbod en vraag op de
arbeidsmarkt te dichten. Het invullen van die regierol houdt niet in dat de gemeente zelf beslist en
acteert. Het gaat juist om het met elkaar verbinden van de ambities en mogelijkheden van lokaal,
regionaal en sectoraal georganiseerde partijen. Het vergt van gemeenten de nodige stuurmanskunst
om hun lokale ambities in regionaal of sectoraal perspectief te plaatsen. Daar komt bij dat de
processen met betrekking tot vraag en aanbod op de arbeidsmarkt grotendeels autonoom verlopen en
de beleidsinvloed van lokale overheden op de regionale en lokale arbeidsmarkt marginaal is.
Binnen de Lokale Educatieve Agenda (LEA) wordt het thema aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt
door 25% van de gemeenten opgevoerd.4 Toch spreken vele gemeentelijke beleidsplannen een hoge
ambitie uit waar het gaat om het verhogen van de arbeidsparticipatie en het versterken van de
samenhang tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Of deze ambities werkelijk worden gerealiseerd,
is nog maar de vraag. Slechts de helft van de gemeenten voert een vorm van arbeidsmarktbeleid en
niet alle gemeenten hebben hun doelstellingen voldoende op orde. 5 Het beeld over regievoering is bij
gemeenten niet altijd duidelijk. Regievoering door gemeenten veronderstelt:
het vastleggen van operationele doelstellingen van beleid;
het in kaart brengen van de activiteiten van alle actoren;
de verbinding maken tussen de activiteiten en actoren;
het bewerkstelligen van oplossingen (inspiratie);
het opzetten van een monitoringsysteem.
Hoewel regionaal overleg tussen schoolbesturen en gemeenten steeds belangrijker wordt, onder
andere door de opkomst van thema‟s als Passend onderwijs en Jeugdzorg, neemt regionale
samenwerking niet toe. Het percentage gemeenten dat regionaal overleg voert, naast het verplichte
overleg in het kader van de RMC-functie, blijft steken op 60% (zowel in 2010 als begin 2012 werd dit
percentage gevonden). Over het thema aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt overlegt 28% van de
Nederlandse gemeenten regionaal. 6
Regionale samenwerking
De positie die een gemeente inneemt bij de regie op sociaal-economische ontwikkelingen wordt voor
een groot deel bepaald door de context waarin de gemeente zich bevindt. Een kleine gemeente zal
eerder een volgende positie innemen en een grotere gemeente zal eerder kiezen voor een pro-
actieve, bouwende rol.7 Onderzoek door de Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI) laat zien dat
gemeenten over het algemeen voor een plannende rol kiezen, waarbij zij faciliteren en stimuleren.8 Bij
deze vorm van regie stimuleert en ondersteunt de gemeente andere partijen om samen te werken.
Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid (RPA) en Platforms Onderwijs Arbeidsmarkt (POA) zijn
voorbeelden van bestuurlijke en institutionele samenwerking, waarbij het niet altijd vanzelfsprekend is
dat de gemeente ook de regie heeft. Meestal is sprake van een gezamenlijke regie op de ontwikkeling
van regionaal arbeidsmarktbeleid. Daar waar nog geen samenwerking bestond op regionaal
arbeidsmarktterrein, zijn de gemeenten zich nog aan het oriënteren op een aanpak of wil men
bestaande samenwerkingsvormen voorzichtig uitbreiden met een gezamenlijke aanpak voor
arbeidsmarktbeleid. Gemeenten willen vooral de bestuurlijke en ambtelijke verhoudingen niet
verstoren. Hierdoor trekken zij de regie ook niet nadrukkelijk naar zich toe.
4 Bron: de Lokale Educatieve Jaaragenda 2011/2012, Oberon, 2012 (in voorbereiding)
5 Bron: IWI, 2008
6 Bron: de Lokale Educatieve Jaaragenda 2011/2012, Oberon, 2012 (in voorbereiding)
7 Bron: Hoezo MBO?, een educatieve agenda voor het MBO, Oberon & KBA, 2010
8 Bron:IWI, 2008
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 8
Gemeenten die al intensief regionaal samenwerken zijn gewend om landelijk beleid te vertalen naar
de regionale praktijk en komen daardoor ook sneller met een regionale aanpak. Zo zijn er in diverse
regio‟s portefeuillehoudersoverleggen tussen gemeenten, zoals overleggen over de portefeuilles werk
en inkomen, werkgelegenheid en onderwijs/arbeidsmarkt. Vaak zitten gemeenten nog in een
oriënterende fase als het gaat om de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Enerzijds
zeggen gemeenten dat dit komt doordat arbeidsmarktbeleid veel raakvlakken heeft met andere
beleidsterreinen. Anderzijds vinden zij het lastig om alle actoren bij elkaar te brengen en een
gemeenschappelijke visie te ontwikkelen. Toch bestaat er een behoefte aan samenhangend beleid
om knelpunten op te lossen. Gemeenten kiezen daarbij voor de ontwikkeling van onderop, aansluitend
bij een bestaande samenwerkingsstructuur.
Samenwerking binnen gemeenten
Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat ook samenwerking tussen verschillende afdelingen
binnen een gemeente nodig is. Het blijkt dat, met name in grotere gemeenten, beleidsontwikkeling
vanuit de afdelingen economische zaken, sociale zaken en onderwijs veelal nog gescheiden werelden
zijn. Het werkgelegenheidsbeleid (stimuleren en voorwaardenscheppend zijn voor het bedrijfsleven) is
vooral belegd bij de afdelingen economische zaken, het arbeidsmarktbeleid (gekoppeld aan de inzet
van instrumenten voor uitkeringsgerechtigden die aan het werk geholpen moeten worden) ligt vooral
bij de afdelingen sociale zaken, onderwijs en welzijn (onderwijs, jeugd).
Op een enkele uitzondering na is er nog geen sprake van het integreren van de sociale en
economische componenten in het arbeidsmarktbeleid. Veel gemeenten richten zich op hun eigen
gemeentegebied en geven geen prioriteit aan regionaal arbeidsmarktbeleid.
Ontwikkeling gezamenlijk beleid
Behalve het aansluiten bij een bestaande samenwerkingsstructuur is er nog een andere variant van
vastleggen van arbeidsmarktbeleid. Dat is een regionale agenda. Hierin wordt voor een langere
periode vastgelegd op welke wijze de knelpunten op de regionale arbeidsmarkt zullen worden
aangepakt. Deze agenda is vaak gebaseerd op de collegeprogramma‟s van de deelnemende
gemeenten. In de meeste gevallen staat verhoging van de arbeidsparticipatie wel op de agenda van
de verschillende partijen. Ontwikkeling van regionaal arbeidsmarktbeleid blijft echter nog beperkt tot
het formuleren van uitgangspunten, het tekenen van een intentieverklaring of vaststellen van een plan
dat uitgewerkt moet worden in projecten. Soms wordt er samengewerkt aan projecten voor
doelgroepen als ouderen, niet-uitkeringsgerechtigden, of aan een vraaggerichte
werkgeversbenadering, maar dit gebeurt vaak niet vanuit een lange termijnvisie op regionaal
arbeidsmarktbeleid.
In deze (bestaande) samenwerkingsvormen trekt de gemeente de regie niet naar zich toe, maar blijft
uitgaan van de afspraken die op bestuurlijk niveau zijn gemaakt tussen partijen. Waar nog geen
samenwerking bestond, zijn gemeenten zich aan het oriënteren op een aanpak of wil men bestaande
samenwerkingsvormen van onderop uitbreiden met een gezamenlijke aanpak voor
arbeidsmarktbeleid. De faciliterende rol die gemeenten aannemen leidt nog niet altijd tot
totstandkoming van een gezamenlijke visie en aanpak op regionaal arbeidsmarktbeleid.
Samenwerking tussen gemeentelijke afdelingen en tussen gemeenten in de regio is vaak nog per
beleidsterrein georganiseerd. Daardoor komen gemeenten zowel intern als extern nog niet tot een
samenhangende visie op het terrein van regionaal arbeidsmarktbeleid. Gemeenten zien wel de
noodzaak tot verbinden, maar komen nog niet overal in actie, mede omdat het verbinden van de
beleidsterreinen als complex ervaren wordt en ze nog niet voor zich zien hoe dat moet.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 9
De rol van de Lokale Educatieve Agenda
Het overleg tussen overheid, ondernemers en onderwijs over sociaal-economische ontwikkelingen
kenmerkt zich als een zoektocht van drie partijen, die het belang van de thema‟s onderschrijven, maar
nog niet altijd de juiste vorm hebben gevonden. Daar komt bij dat niet iedere regio dezelfde
arbeidsmarktproblematiek kent en maatwerk belangrijk is. Beleidsontwikkeling en de afspraken
daarover vinden meestal plaats in regionaal verband. De Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid
(RPA) en Platforms Onderwijs Arbeidsmarkt (POA) zijn hier voorbeelden van. Binnen de Lokale
Educatieve Agenda (LEA) zien we dat gemeenten en beroepsonderwijs steeds meer beseffen dat zij
gemeenschappelijke belangen delen. Denk bijvoorbeeld aan de aanpak van voortijdig schoolverlaten,
de opvang van risicojongeren, het tegengaan van jeugdwerkloosheid, het streven naar sociale
integratie en het versterken van de sociale economie. Toch is een kwalitatief goede en duurzame
samenwerking ook hier niet vanzelfsprekend. Het is dan ook niet wenselijk dat de LEA, ook al wordt
hij regionaal opgezet, de plek in gaat nemen van bestaande regionale overleggen over sociaal-
economische ontwikkelingen en arbeidsmarktbeleid. Deze laatste overleggen zijn ook veel breder
georganiseerd en hebben een meer omvattende focus. Wel kunnen de afspraken tussen gemeenten
en onderwijsinstellingen binnen de LEA een fundament leggen onder het bredere overleg. Gemeenten
en onderwijsinstellingen hebben met de LEA immers een al bestaand instrument in handen dat een
platform biedt om ook over sociaal economische ontwikkelingen en arbeidsmarktbeleid afspraken te
maken. Het is daarbij wel van belang de thema‟s op de LEA vooraf goed te benoemen, zodat voor alle
partijen (ook in een groter verband) helder is waarover afspraken worden gemaakt.
Binnen het thema sociaal-economische ontwikkelingen loert het gevaar van “alles hangt met alles
samen”. Daarom is het aanbrengen van focus en een beperking in de onderwerpen die op de LEA
besproken worden, van belang. Binnen de LEA zal er vooral sprake zijn van een overleg tussen
gemeente en onderwijs. De thema‟s die een relatie hebben met arbeidsmarktbeleid en sociaal-
economische ontwikkelingen moeten daarom een urgentie hebben voor beide partners in het overleg.
Deze thema‟s zullen in het overleg over het algemeen direct gerelateerd worden aan thema‟s op het
gebied van zorg om ook de preventieve aspecten van toeleiding naar de arbeidsmarkt in beeld te
houden. De volgende samenwerkingsthema‟s kunnen dan aan de orde komen:9
leerplicht, kwalificatieplicht en RMC;
de Wet Werken Naar Vermogen (WWNV);
Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO);
zorg: Centra voor Jeugd en Gezin, zorg in en om de school, Passend onderwijs;
de Wettelijke Zorgplicht Arbeidsmarktperspectief (WZA);
convenanten voortijdig schoolverlaten;
plusvoorzieningen overbelaste jongeren.
De urgentie van samenwerking tussen gemeenten en beroepsonderwijs komt niet alleen voort uit een
reeks van wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Daarachter liggen vanzelfsprekend de
maatschappelijke problemen, die de wetten beogen aan te pakken. Door de LEA te gebruiken voor
het maken van een aantal basisafspraken t.b.v. sociaal-economische beleidsontwikkeling is een
eerste belangrijke stap gezet, maar daarmee zijn we er nog niet. Er zijn nog een aantal
randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan om de uitkomsten van het LEA-overleg een plek te
geven binnen het arbeidsmarktoverleg in groter verband. Het is hierbij van belang om:
alle betrokken partners goed te kennen;
de relevante netwerken goed te onderhouden;
gegevens te verzamelen en beschikbaar te stellen;
prioriteiten vast te leggen;
9 Bron: Hoezo MBO?, een educatieve agenda voor het MBO, Oberon & KBA, 2010
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 10
richtlijnen en afspraken vast te leggen;
afspraken uit het LEA-overleg te communiceren naar interne (binnen de gemeente) en externe
partijen.
Gemeenschappelijke visie en opdracht
De opdracht van het onderwijs is om maximaal bij te dragen aan de kennisinfrastructuur voor
economische groei. Deze opdracht loopt als een rode draag door de overlegagenda.
Dit betekent samengevat:
a. Kwalificeren voor de arbeidsmarkt: na de economische crisis is er over enkele jaren
weer een tekort aan goed opgeleide arbeidskrachten. Daarbij is nadrukkelijk aandacht gewenst
voor de voor de economie cruciale tekortsectoren.
b. Zoveel mogelijk bijdragen aan een leven lang leren en aan de noodzakelijke stijging van
het opleidingsniveau van de beroepsbevolking om economisch te kunnen blijven concurreren.
c. Gerichte agendavorming op basis van goede informatie, als onderdeel van meer resultaat- en
vraaggericht werken.
Aanbevelingen
Het regionaal arbeidsmarktbeleid is niet geheel vastgelegd in wet- en regelgeving. Dat biedt
gemeenten en andere partijen veel vrijheid. Om tot een effectief regionaal arbeidsmarktbeleid te
komen onderkennen echter alle partijen het belang van het stellen van randvoorwaarden. Hierbij
gelden de volgende aanbevelingen:10
1. Baseer het beleid altijd op een goede analyse van de regionale arbeidsmarkt. Partijen als het
UWV Werkbedrijf, Colo en de Kamer van Koophandel leveren hiervoor bruikbare informatie aan.
2. Redeneer vanuit de vraag van werkgevers en vertaal die naar een realistische aanpak waardoor
ook mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt toegeleid kunnen worden naar werk.
3. Vertaal de gezamenlijke ambities en beleidsdoelstellingen naar de uitvoering.
4. Zoek naar een goede verdeling van taken. Niet ieder probleem hoeft door de (grotere) gemeente
opgepakt en uitgevoerd te worden. Maak gebruik van de aanwezige kennis en ontwikkelkracht
van andere gemeenten, ROC‟s of kenniscentra.
In de hoofdstukken hierna wordt ingegaan op de ontwikkelingen op sociaal economisch vlak en de
aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt in een aantal steden en regio‟s. Binnen deze
praktijksituaties zijn de aanbevelingen getoetst aan de dagelijkse praktijk.
10
Bron: Inspectie Werk en Inkomen, regionale samenwerking arbeidsmarktbeleid, verkennende studie, 2008
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 11
3 De Sociaal Economische Agenda Zoetermeer
Binnen de Sociaal Economische Agenda (SEA) van de gemeente Zoetermeer werkt de gemeente
samen met het georganiseerde bedrijfsleven. In 2006 hebben de gemeente, bedrijven,
koepelorganisaties en toeleidende organisaties zich middels een convenant verbonden aan het
uitvoeringsprogramma 2006-2010 van de SEA. De SEA heeft zich in deze periode bewezen als een
succesvol samenwerkingsverband waarvan „halen en brengen‟ de uitgangspunten zijn. Uit een
evaluatie van NICIS11
bleek dat de kracht van de SEA ligt in informatiedeling, wederzijds begrip en het
benutten van elkaars toegevoegde waarde. Inmiddels heeft de eerste periode van het
samenwerkingsverband een vervolg gekregen in een nieuw uitvoeringprogramma 2010-2014.
De doelstellingen van de SEA 2010-2014 zijn:
1. het verbeteren van het ondernemersklimaat;
2. het vergroten van de werkgelegenheid;
3. het verminderen van het aantal uitkeringsgerechtigden;
4. het vergroten van de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
De eerste drie doelstellingen waren ook in de periode 2006-2010 van kracht. Voor de
uitvoeringsperiode 2010-2014 is doelstelling vier „het verbeteren van de relatie tussen onderwijs en
arbeidsmarkt‟ erbij gekomen. Sinds 2010 maakt daarom het Samenwerkingsverband Onderwijs
Bedrijven (SOB) ook deel uit van de SEA.
Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt
Om mensen kennis en vaardigheden te laten verwerven, is het belangrijk dat onderwijsinstellingen
leerlingen binnen houden en bedrijven leerlingen goede stageplaatsen aanbieden. Het SOB vindt het
daarom belangrijk dat er aantrekkelijk en innovatief onderwijs wordt geboden, waarbij nauw wordt
samengewerkt met het bedrijfsleven. De hoofddoelstelling van het SOB is om deze relatie tussen het
onderwijs en het bedrijfsleven te verbeteren.
Eén van de vier stedelijke clusters waarbinnen volgens voorspellingen de komende jaren de meeste
werkgelegenheid zal zijn in Zoetermeer is leisure. Met Snowworld, Burggolf Zoetermeer, in- en
outdoor klimcentrum Ayers Rock, wildwater sport complex Dutch Water Dreams en het ijscentrum
PWA Silverdrome (the big five) is Zoetermeer een echte leisure stad. Door een leisure opleiding te
starten wil het ID-college op de groeiende vraag naar werknemers in deze sector anticiperen.
Programmamanager SEA: “Bij het oprichten van een leisure opleiding is het van groot belang de
wensen van het bedrijfsleven mee te nemen. Om de wensen van de verschillende partijen boven
tafel te krijgen, heeft de gemeente een bijeenkomst georganiseerd waarbij zowel het onderwijs als
het bedrijfsleven aanwezig waren. Dit heeft veel opgeleverd. Omdat leisure bedrijven
seizoensgebonden zijn, waren stageplaatsen voor een heel jaar lastig te realiseren. Tijdens de
bijeenkomst bleek echter dat het in de praktijk eigenlijk helemaal niet zo‟n probleem was en dat de
verschillende leisurebedrijven op dit vlak graag willen samenwerken. Zo kan Snowworld bijvoorbeeld
onderdak bieden aan stagiaires in de winterperiode en Dutch Water Dreams in de zomerperiode.
Bedrijven hebben tijdens de bijeenkomst ook aangegeven dat zij meer behoefte hebben aan
onderlinge afstemming met elkaar en met het onderwijs. De gemeente heeft daarom aangeboden
haar organiserende vermogen in te zetten om deze partijen bij elkaar te krijgen in ruil voor de
realisatie van een goede twee-jarige BBL Leisure opleiding. Prestatie afspraken zullen hierbij ook aan
bod komen, bijvoorbeeld als het gaat om het aantal stageplaatsen dat de bedrijven gaan bieden.”
11
Koos van Dijken, De Zoetermeerse Sociaal Economische Agenda. Beschrijving, evaluatie en vooruitblik.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 12
Inzet en verantwoordelijkheid
De deelnemende partijen van de SEA Zoetermeer hebben zich verenigd in het Sociaal Economisch
Platform. Dit platform komt vier maal per jaar bij elkaar om de vorderingen en de resultaten op de SEA
met elkaar te bespreken. Het platform heeft een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering
van de SEA. Hierbinnen worden ook prestatieafspraken gemaakt. Eén van de programmaonderdelen
is diversiteit. Met de 50 werkgevers die het convenant ondertekend hebben zijn bijvoorbeeld concrete
afspraken gemaakt over de wijze waarop zij vacatures invullen. De rol die de gemeente voor zichzelf
ziet binnen de SEA is vooral faciliteren en organiseren.
Beleid en uitvoering
De gemeente Zoetermeer ontwikkelt haar eigen werkgelegenheidsbeleid. Daarbij wordt zij wel
beïnvloed door landelijke ontwikkelingen. Rijksbeleid is van invloed op het gemeentelijk beleid. Zo
heeft bv. de Wet werken naar vermogen (WWNV) effect op de beleidsnota arbeidsparticipatie van
Zoetermeer. Binnen het werkgelegenheidsbeleid wordt een onderscheid gemaakt tuusen de korte en
de lange termijn.
Programmamanager SEA: “Ondernemers zijn niet gefocust op de lange termijn, de individuele
werkgever richt zich vooral op het nu. Brancheorganisaties houden zich daarentegen wel bezig met
situaties die zich op de lange termijn zullen voordoen.”
De uitvoering van het SEA beleid wordt door de gemeente gemonitord en geëvalueerd. Eens per half
jaar doen de betrokken partijen verslag aan de gemeente van de vorderingen en de resultaten van
hun activiteiten.
Regionaliseren
Zoetermeer valt onder de regio Haaglanden. Elke gemeente binnen Haaglanden heeft zo zijn eigen
karakteristiek. Bij regionale samenwerking is het van belang om de individuele positie van iedere
gemeente te onderkennen: waar liggen de kwaliteiten van een gemeente en zet daarop in. De
gemeente Zoetermeer kiest daarbij de opstelling dat er geen spreekwoordelijke deken over de regio
heen hoeft, maar dat regionale samenwerking gewenst is waar mogelijk. Zo wil Zoetermeer
bijvoorbeeld meer samenwerking zoeken met gemeenten als Pijnacker-Nootdorp om gezamenlijk de
beleidscapaciteit in te zetten als het gaat om de uitvoering van de WWNV. Bovenlokale samenwerking
vindt de gemeente op dit gebied belangrijk.
Het succes van de SEA
De SEA fungeert, in de ogen van de gemeente, als een soort „buitenboordmotor‟ een proces-
versneller. Gemeenten treden meestal beheersmatig op, voeren regelingen uit en houden zich vaak
niet bezig met innovaties. Met de SEA als instrument slaagt de gemeente Zoetermeer er wel in om
alle partijen te binden op gezamenlijkheid en vernieuwing.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 13
4 Het Werkplein in Helmond
Gezamenlijke verantwoordelijkheid overheid, onderwijs en ondernemers
De verantwoordelijkheid met betrekking tot sociaal economische ontwikkelingen in de regio Helmond
is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen overheid, onderwijs en ondernemers. Een voorbeeld
hiervan is het Werkplein Regio Helmond. Het Werkplein is in 2006 opgericht en vormt een nieuwe
verbinding tussen gemeente, UWV, scholing en re-integratie. Aanleiding voor deze nieuwe vorm van
samenwerking was de herverdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de verschillende
ketenpartners die de invoering van de Wet SUWI12
in 2002 met zich meebracht. Het Werkplein is een
„bedrijfsverzamelgebouw‟. Het Servicepunt Leren en Werken Helmond/De Peel vormt een
daadwerkelijk samenwerkingsverband en is nu vier jaar operationeel. De zeven samenwerkende
partners zijn: Fontys Hogescholen, Helicon opleidingen/mbo Helmond, ROC ter AA beroepsonderwijs
en educatie, SBK advies & training, Pyon Opleidingen, UWV WERKbedrijf en de gemeente Helmond.
Het Servicepunt biedt één loket voor alle vragen van werkgevers en werkzoekenden op het gebied
van werk en scholing.
Integraal en regionaal arbeidsmarktbeleid
Op breed regionaal niveau geeft het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) vorm aan de
bestuurlijke samenwerking van de 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant. Een meerjaren sociaal-
economisch beleidsplan (2008-2013) voorziet in de uitvoering van beleid op de lange termijn en geeft
de beleidsprioriteiten aan die het SRE op sociaal-economisch vlak nastreeft. Eveneens op
bovenlokaal niveau hebben de Peellandgemeenten in 2008 tijdens een bestuurlijk overleg besloten tot
meer samenwerking op het gebied van sociale zaken met als doel meer efficiëntie, kwaliteit en
continuïteit, waardoor een betere benutting en doorontwikkeling van arbeidspersoneel en een betere
aanpak van werkloosheid op regionaal niveau ontstaat. Op gemeentelijk niveau geeft de Kadernotitie
arbeidsmarkt (2007-2010) de hoofdlijnen van het Helmondse arbeidsmarktbeleid aan. Dit beleid wordt
jaarlijks uitgewerkt in een arbeidsmarktprogramma. Inmiddels is er ook een nieuw sociaaleconomisch
beleidsplan, met daarin een meerjaren visie op de sociaal-economische situatie van Helmond,
inlcusief de bijborende beleidskaders. De visie op werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid maakt
daar onderdeel van uit.
Rol van de gemeente Helmond
Het beleid van de gemeente Helmond is er op gericht de samenwerking in de regio en met de
Werkpleinpartners zo optimaal mogelijk te laten zijn. Om de arbeidsparticipatie in de regio blijvend te
vergroten, is doorontwikkeling van het Werkplein Regio Helmond noodzakelijk. Op dit moment wordt
daarom hard gewerkt aan het opzetten van een breder loket, het Werkgeversplein Regio Helmond,
met onder meer als doel betere en bredere ondersteuning en een actievere rol voor werkgevers. Het
gaat hierbij om een gemeentelijk initiatief met een pilotkarakter. Er wordt lokaal gestart met de
gemeente Helmond, uitbreiding naar overige Peelgemeenten volgt. Het initiatief wordt (financieel)
ondersteund door de Provincie en sluit aan bij de landelijke ontwikkelingen rondom de invoering van
de „Toonkamerprincipes‟13
12
SUWI-wetgeving 2002: Structuur Uitvoering Werk en Inkomen 13
“Toonkamerprincipes”is de verzamelnaam voor een dienstverleningsformule waarbij ketenpartners samenwerken aan een geïntegreerd ketenklantproces, één aanspreekpunt voor werkzoekenden en werkgevers en een ontschotte dienstverlening.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 14
Projectleider Leren en Werken Helmond/De Peel: “Eindhoven is gericht op de grotere bedrijven maar
Helmond heeft 80% midden- en kleinbedrijf. Deze kleinere bedrijven hebben vaak behoefte aan
ondersteuning op verschillende gebieden. De gemeente wil daarom samen met een aantal
ondernemersverenigingen één werkgeversloket inrichten. Achter het loket zit een soort
providersboog.14 met bijvoorbeeld het UWV en andere specialisten die al dan niet tegen vergoeding
kunnen helpen. Door het investeren in relaties en het binden aan elkaar, zijn toekomstige stappen
makkelijker te zetten. Uiteindelijk is het de bedoeling dat het Servicepunt Leren en Werken volledig
overgaat in het Werkgeversplein Regio Helmond.”
Het samenwerken binnen en tussen gemeenten geeft uiting aan de visie van een integraal en
regionaal arbeidsmarktbeleid. Door het bedrijfsleven te ondersteunen en samenwerking te bevorderen
kan een partnership ontstaan ten aanzien van de bestrijding van de werkloosheid. Primaire invalshoek
van het beleid is de behoefte van het bedrijfsleven („werkgeversbenadering‟). Samenwerking tussen
ondernemers, onderwijs en overheid en daarmee ook het samenbrengen van vraag en aanbod zijn de
belangrijkste elementen van de strategie om doelen op sociaal economisch vlak te bereiken. Het gaat
om integraal en ontschot werken waarbij de behoefte van de klant (werkgever en werknemer) centraal
staat. Helmond is een centrumgemeente en vervult een daarbij passende voortrekkersrol - visiegericht
en faciliterend - door het initiëren of verder brengen van vormen van samenwerking zoals bij de
(door-)ontwikkeling van het Werkplein. De gemeente brengt partijen bij elkaar, geeft richting en biedt
structuur.
Focus in beleid
Het Servicepunt Leren en Werken Helmond/De Peel probeert zoveel mogelijk vooruit te kijken. De
doorontwikkeling naar een HRM-servicecentrum is daar mede op gericht.
Projectleider Leren en Werken Helmond/De Peel: “Soms verhoudt de vierjarige beleidscyclus bij de
gemeente zich niet goed met een langere termijnvisie in het veld, maar een arbeidsmarktvisie wordt
niet zomaar omgegooid. Deze wordt aangepast, met behoud van ieders constateringen. De
ontwikkeling naar een Werkgeversplein Regio Helmond is een inhoudelijke ontwikkeling en begint met
een investering in relaties. Het gaat om een duurzame ontwikkeling, los van beleidscycli. En het gaat
om een onafhankelijk loket, geen gemeentelijk loket. Het zit „m in het samenwerken.”
Een korte termijnfocus kan problemen geven op de langere termijn. Zo is bijvoorbeeld de kans
aanwezig dat snel geplaatste werknemers uiteindelijk weer bij de gemeente aankloppen als zij niet op
de juiste plek zitten. Inzicht in ontwikkelingen op de langere termijn is van belang, evenals het in kaart
brengen van factoren die zowel op de korte als langere termijn een rol kunnen spelen. Helmond wil
samen met omliggende gemeenten bouwen aan een duurzame arbeidsmarktinfrastructuur.
Op de lange termijn betekent dat rekening houden met:
ontgroening en vergrijzing van de beroepsbevolking;
leidend tot een ongekende vervangingsvraag naar personeel;
ten gevolge daarvan een snel groeiend tekort aan gekwalificeerd personeel;
vooral grote tekorten in de technische beroepsgroepen en in de zorgsector;
vanwege de grote krapte een verbeterd perspectief voor langdurig werklozen.
14
Een “providerboog” is een groep zorgvuldig geselecteerde organisaties die interventies kunnen uitvoeren op het gebied van arbozorg/personeelszorg. Het gaat om interventies op het gebied van o.a. psychische problematiek, houding/bewegingsapparaat en pychosociale problematiek.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 15
De prioriteiten voor de kortere termijn die onder meer uit dit inzicht volgen zijn:
vraaggestuurde benadering arbeidsmarktbeleid: het invullen van de werkgeversbenadering onder
meer door intensieve samenwerking met bedrijfsnetwerken en doorontwikkeling van het
Werkgeversplein Regio Helmond;
blijvende aandacht voor de jeugd;
inzet op 45+ (bv de opleidingscheque (crisisactiviteiten) en de brochure Vakmanschap =
Meesterschap, over gezond doorwerken in de metaal en techniek, de procesindustrie en de
bouw);
competentiegericht activeren;
actief en innovatief sectorbeleid „automotive‟ en „food‟;
blijvende aandacht voor preventie van werkloosheid;
afronden en afbouwen maatregelen crisisperiode.
Keuze voor doelgroepen
De economische crisis zorgde voor een omslag naar een meer korte termijn focus met „ad hoc‟
regelingen, vooral gericht op de jeugdwerkloosheid. Sinds de afname van de werkloosheid begin vorig
jaar, herleven er weer wat oudere overlegvormen, zoals die van het Servicepunt Leren en Werken met
de Provincie en het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven. Naast een aanpak voor de jeugd bleek
er een urgentie te bestaan voor een regeling voor de doelgroep 45+. Uiteindelijk zijn er vanuit
genoemde contacten en samenwerking twee regelingen ontstaan: de werkcheque (voor jongeren tot
27 jaar) en de Regeling 45+.
De werkcheque is bedoeld om in de huidige economische situatie werkgevers te stimuleren om een
jongere (18-27 jr) een arbeidsovereenkomst voor minimaal een jaar (en opleiding) aan te bieden. De
cheques geven recht op maximaal 5.500 euro per jaar. De regeling is geldig tot 2013.
De Regeling 45+ is samen met de SRE door de Servicepunten ontwikkeld. Het gaat hierbij om twee
producten:
- Een opleidingscheque ter waarde van 2000 euro (tot 5000 euro met baangarantie) voor 45+
werkzoekenden. Door middel van een (aanvullende) cursus of opleiding kan deze doelgroep de kans
op werk vergroten of werkloosheid juist proberen te voorkomen.
- Een plaatsingsbonus voor MKB-bedrijven en uitzendbureaus bij het in dienst nemen van een 45+
werkzoekende (variërend van € 2000,- tot € 4000,- per plaatsing, afhankelijk van de duur van het
dienstverband en het aantal afgesproken werkuren per week).
De eerste resultaten van het inzetten van de cheques en de plaatsingsbonus zijn zeer positief.
Hiermee is het jeugdwerkloosheidsbudget voor een deel ingezet voor een andere doelgroep (45+).
Deze shift in focus en bijbehorende regeling is tot stand gekomen vanuit hetgeen men in de praktijk
(bij verschillende Servicepunten Leren en Werken in de regio) constateerde als aankomend probleem
op mogelijk grotere schaal dan gedacht.
Aansluiting opleiding en arbeidsmarkt: kortcyclisch opleiden
Een ander signaal vanuit de praktijk betreft de aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt.
Eindhoven en Helmond hebben de informele afspraak dat Eindhoven zich richt op innovatieve
technologie en dat Helmond meer gericht is op food (productmatige ontwikkeling) met uitzondering
van de Hightech Automotive Campus. De eerder genoemde opleidingscheques zijn vooral naar de
techniek en de zorg gegaan, daar waar de grootste tekorten zich voordoen. De opleidingen zijn in
overleg met de werkcoach uitgezocht en vonden plaats bij de ROC‟s maar ook bij andere
opleidingsinstituten. Daarbij kwam het belang van kortcyclisch vakgericht opleiden sterk naar voren.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 16
Projectleider Leren en Werken Helmond/De Peel: “Het gaat om kortcyclische vakgerichte opleidingen,
daar vraagt de markt om en daar waren de ROC‟s niet altijd even goed opvoorbereid. De markt zit niet
te wachten op drie jaar bbl-opleiding, laat staan een bol-opleiding. De opleiding moet niet ten koste
gaan van werk. Het was even pionieren maar nu hebben ROC‟s ook dat inzicht. Naast de
vaktechnische component is het aanleren van werknemersvaardigheden minstens zo belangrijk.
Werknemersvaardigheden verouderen bovendien niet.”
Onlangs bleek uit onderzoek van het Ministerie van Economische Zaken dat de gemeente Helmond in
2011 voor het tweede jaar (ook in 2007) het beste ondernemersklimaat voor het midden- en
kleinbedrijf van Nederland heeft. Het samenwerken en het samen verantwoordelijkheid dragen
hebben bijgedragen aan dat succes.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 17
5 Het RPA Noord-Holland Noord
Het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Noord-Holland Noord (RPA-NHN) is het eerste regionale
platform dat in Nederland is opgericht. Sinds 2000 brengt het RPA-NHN ondernemers,
onderwijsorganisaties en overheden samen om vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt beter
op elkaar aan te laten sluiten.
Organisatiestructuur
Het RPA-NHN zet zich al jaren in voor een goed functionerende arbeidsmarkt ten behoeve van de
regionale economie in Noord-Holland Noord. Het Kennis- en Adviescentrum RPA-NHN ondersteunt
haar hierin. Het RPA-NHN is een bestuurlijk overleg van werkgevers-, werknemers, onderwijs- en
overheidsorganisaties in de regio Noord-Holland Noord. Het platform bestaat uit:15
Gemeenten in Noord-Kennemerland & West-Friesland
UWV WERKbedrijf, Regio Noordwest
Hogeschool INHolland
Horizon College
ROC Kop van Noord-Holland
Uitzendbranche
Kamer van Koophandel Noordwest Holland
CNV, afdeling Noord-Holland
FNV, afdeling Noord-Holland
MKB, afdeling Noordwest Holland
VNO-NCW
Unie MHP
Platform Sociale Zekerheid Alkmaar.
Projectleider Leerwerkloket NHN en de programmamanager RPA-NHN: “Bedrijven nemen zelf geen
zitting in het platform, zij worden vertegenwoordigd door onder andere het MKB. Om wel in contact te
staan met de bedrijven in de regio, worden ondernemers actief betrokken bij bijeenkomsten van het
RPA-NHN en gaan medewerkers van het Leerwerkloket NHN regelmatig langs bij de ondernemers.”
De stuurgroep van het RPA bewaakt de grote lijnen van het programma en stelt zich besluitvormend
op. Ook bepaalt zij de actuele thema‟s die in de Algemene Vergadering (welke twee tot drie keer per
jaar plaatsvindt) aan bod komen. De stuurgroep komt vier keer per jaar bij elkaar en bestaat uit de
volgende leden:
een afgevaardigde van het ROC Horizon College (namens het onderwijs gemandateerd);
een afgevaardigde van het UWV;
een afgevaardigde van de Kamer van Koophandel;
een afgevaardigde van de gemeente Alkmaar (voorzitter van de stuurgroep) en Hoorn.
De gemeente Alkmaar kan gezien worden als de trekker van de stuurgroep.
Rollen en afspraken
Het RPA-NHN heeft een signaleringsfunctie en kan gezien worden als een kennis- en adviesgroep.
De rol van het regionale platform is verbinden en faciliteren. Het samenbrengen van de drie O‟s,
Onderwijs, Ondernemers en Overheid, en de samenwerking faciliteren is de kracht van het platform.
Het RPA zorgt dat kennis en informatie wordt gedeeld en dat gezamenlijke initiatieven ontplooid
worden of afgestemd.
15
Bron: RPA-NHN, organisatie, werkwijze en resultaten.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 18
De projectleider Leerwerkloket en de programmamanager RPA-NHN: “Bij de start van het project
Leren & Werken (een samenwerkingsproject van een aantal arbeidsmarktgerelateerde partijen en
het RPA-NHN) heeft de gemeente Alkmaar de regie op zich genomen. Nu de structuur stevig staat
is dat niet meer nodig. De regie ligt nu feitelijk bij de projectgroepen in de uitvoering. Zij krijgen de
kaders aangereikt waarbinnen activiteiten uitgevoerd dienen te worden, de verdere invulling en
uitvoering ligt helemaal bij deze projectgroepen.”
Met de projectgroepen maakt het RPA-NHN prestatieafspraken over de uitvoering. Op basis hiervan
worden de financiën verstrekt. Wanneer de projectgroepen de prestatieafspraken niet halen, volgt er
een kwalitatief onderzoek naar de oorzaak. Hoe concreet de prestatieafspraken op jaarbasis zijn, is
afhankelijk van de conjunctuur en de actualiteiten van dat moment.
Beleid en focus
Het RPA-NHN stelt haar beleid op, op basis van een knelpunten- en kansenanalyse. De onderwerpen
van beleid zijn:16
verhogen participatie,
aanpak jeugdwerkloosheid,
vraaggerichte werkgeversbenadering,
behouden hoger opgeleiden in de regio en de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
De projectleider Leerwerkloket en de programmamanager RPA-NHN: “Hoewel beleid op basis van
cijfers wordt geformuleerd, kunnen cijfers alleen niet altijd richtinggevend zijn. Er is altijd sprake van
een grijs gebied dat niet in de cijfers terugkomt. Kwantitatief onderzoek wordt daarom altijd
gekoppeld aan kwalitatieve gegevens voordat het beleid wordt bepaald. De provincie voert jaarlijks
de arbeidsmarkt monitor uit. Hier speelt het verhaal van de „onzichtbare‟ jongeren die niet
ingeschreven staan bij een opleiding, niet werken, maar ook geen uitkering ontvangen. Deze
jongeren komen niet in de cijfers terug. De vraag is „hoe vind je deze jongeren, hoe bereik je ze en
hoe krijg je ze in beweging‟. Activering is een belangrijke doelstelling.”
Door de vergrijzing en ontgroening in Nederland zal er binnenkort sprake zijn van een krapte op de
arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven houdt zich nog niet zo bezig met deze krapte. Zij richten zich op hun
core business en de korte termijn. Brancheorganisaties en het KvK zijn zich hier al wel van bewust.
Grotere bedrijven richten wel hun eigen leer-werkplekken op om op de toekomstige krapte in te
kunnen spelen. Dit wordt mede bewerkstelligd door de financiële voordelen die daar op dit moment
aan vast zitten. De focus van het RPA-NHN is gericht op de korte, middellange en lange termijn.
Regionale aanpak
Het RPA-NHN hanteert een regionale aanpak waarin zij verbinding legt tussen de drie O‟s (Onderwijs,
Ondernemers, Overheid). Een thema als arbeidsmarktbeleid zou volgens de projectleider
Leerwerkloket en de programmamanager van het RPA deels passen binnen een Regionale
Educatieve Agenda (REA). „Deels‟ omdat de REA vooral gericht is op de gemeente en het onderwijs:
“Juist de betrokkenheid van de ondernemers maakt het tot een succes”.
Leerwerkloket
In 2009 zijn het leerwerkloket en het jongerenloket op het Werkplein in Alkmaar vorm gegeven. De
doelgroepen van het leerwerkloket zijn: werkgevers, werknemers en werkzoekenden. Werkgevers
weten het loket te vinden en komen er op virtuele wijze naartoe. De samenwerking tussen het
leerwerkloket en het jongerenloket verloopt goed, wanneer het nodig is verwijzen zij ook naar elkaar.
16
Bron: RPA-NHN, organisatie, werkwijze en resultaten.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 19
Het grootste probleem in de samenwerking is het matchingsprobleem. De ingeschreven jongeren zijn
dikwijls niet, zonder voortraject, te plaatsen op de arbeidsmarkt.
In de sectoren Zorg en Techniek zal in de toekomst een tekort ontstaan en gaan kwaliteitseisen een
rol spelen. Om dit te ondervangen is er al een vakcollege Techniek en een vakcollege Mens &
Dienstverlening opgericht in Alkmaar. Deze opleidingen worden samen met het bedrijfsleven vorm
gegeven, waardoor de vraag en het aanbod goed op elkaar wordt afgestemd. De jongeren die de
opleiding afronden voldoen aan de eisen die de praktijk stelt. Op de behoefte aan ondernemerschap
wordt ook ingespeeld. Zo heeft ROC Horizon een opleiding voor ondernemers opgericht.
De activiteiten van het Leerwerkloket zijn vooral gericht op de korte termijn. Het Leerwerkloket wil zich
wel wat meer op de lange termijn focussen, maar lange termijn voorspellingen doen en daar op
inspelen is lastig. Prognoses zijn er wel, maar die blijven vrij algemeen.
Succesfactoren van het RPA
De succesvolle aanpak van het RPA-NHN zit vooral in de wijze van regie voeren. Regie ziet het RPA
niet als sturing of beheersing, maar veel meer als verbinden. Het platform verbindt en faciliteert, dat is
volgens de projectleider Leerwerkloket en de programmamanager van het RPA de sleutel tot het
succes. Daarnaast noemen zij de volgende succesfactoren:
praktische aanpak;
resultaatgerichtheid;
draagvlak en vertrouwen;
de vertaling van beleid naar de uitvoering komt goed door.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 21
6 Regionale aanpak in Haarlem
Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs (PAO)
In 2007 is het Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs (PAO) Zuid-Kennemerland en Haarlemmermeer
opgericht. Dit platform heeft als doel te komen tot een goed werkende lokale en regionale
arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven, het onderwijsveld en de gemeenten zijn alle drie vertegenwoordigd in
het platform. Zij bespreken knelpunten en ontwikkelen initiatieven en maatregelen om de lokale en
regionale arbeidsmarkt te stimuleren. Ze streven met elkaar naar:
goede aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven;
meer werkgelegenheid;
goed opgeleid personeel voor werkgevers;
re-integratie van uitkeringsgerechtigden.
De werkzaamheden van het PAO zijn gericht op samenhang, afstemming en regie en het
nemen van initiatieven in het kader van een betere aansluiting van onderwijs en
arbeidsmarkt. Uitgangspunt daarbij is dat de verschillende partijen een gelijkwaardige inbreng hebben.
Sinds de oprichting heeft het PAO enkele ontwikkelingen doorgemaakt.
Beleidsadviseur onderwijs gemeente Haarlem: Bij aanvang was er vooral behoefte aan een platform
met een netwerkfunctie tussen ondernemers, onderwijs en overheid. Naast de behoefte aan het
delen van kennis, ontstond gaandeweg ook de behoefte om resultaatgerichte en meetbare
activiteiten te verrichten. Om dit te realiseren zijn enkele werkgroepen opgestart.
In het eerste jaar is het platform opgezet en is de arbeidsmarktmonitor over de gebieden Zuid- en
Midden-Kennemerland en Haarlemmermeer ontwikkeld. De monitor bevestigde het beeld van een
economisch sterke regio en toonde de probleemthema‟s als voortijdig schoolverlaten en groenpluk,
vergrijzingsproblematiek en de te verwachten tekorten op de arbeidsmarkt aan. Het PAO heeft
vervolgens een aantal programmalijnen ontwikkeld, waaraan een stuurgroeplid als trekker gekoppeld
is.
De huidige ambitie van de gemeente Haarlem is om het thema onderwijs en arbeidsmarkt niet alleen
een onderwerp van het PAO te laten zijn, maar ook onder te brengen op de recent ontwikkelde
Regionale Educatieve Agenda (REA) van Kennemerland-Zuid. Voordeel hiervan is de grote
betrokkenheid van schoolbesturen bij de REA. Het PAO heeft sterkere banden met de arbeidsmarkt.
Regionaal Besturenoverleg Onderwijs Kennemerland-Zuid (REA)
Eind 2010 hebben vertegenwoordigers van schoolbesturen en gemeenten een convenant
ondertekend voor de oprichting van een Regionaal Besturenoverleg Onderwijs (RBO) Kennemerland-
Zuid (2011-2015). Schoolbesturen en gemeenten bleken behoefte te hebben aan afstemming en
besluitvorming op regionaal niveau, wat aanleiding gaf voor de oprichting van het RBO, met als motto
„Doe wat lokaal moet en regionaal kan‟.
Het RBO geeft vorm aan de REA, welke een aanvulling is op de LEA‟s van de betrokken gemeenten:
Heemstede, Bloemendaal, Zandvoort, Velsen bezuiden het Noordzeekanaal, Haarlem en
Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Naast de gemeenten zijn de schoolbesturen van het po, vo, mbo
en hbo betrokken bij het RBO. De grenzen van de REA zijn gelijkgesteld aan de grenzen van de
bestaande samenwerkingverbanden WSNS en Samenwerkingsverband vo-svo.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 22
De volgende thema‟s staan op de REA van Kennemerland-Zuid:
1. zorg;
2. aanbod van onderwijsvoorzieningen;
3. doorlopende leerlijnen.
De thema‟s op de REA zijn verder uitgewerkt in verschillende agendapunten. Deze agendapunten zijn
weer verdeeld over vier kamers:
1. kamer maatschappelijke opgave;
2. kamer voorwaardelijke zaken;
3. kamer zorg;
4. kamer doorlopende leerlijn.
Per kamer zijn werkgroepen opgericht met een bestuurlijke opdracht. Het thema onderwijs en
arbeidsmarkt staat nog niet op de REA, maar die ambitie is er wel en de link met de REA is inmiddels
ook al gelegd.
Onderwijs en arbeidsmarktthema’s voor op de REA
Onderwerpen die voor de REA-agenda in aanmerking komen als het om onderwijs en arbeidsmarkt
gaat, zijn:
uitval leerlingen;
arbeidsmarktanalyse/monitoring.
Beleidsadviseur onderwijs gemeente Haarlem: “Wat betreft de uitval van leerlingen gaat het niet
alleen om schooluitval maar ook om werkuitval. Wanneer bijvoorbeeld BBL-werkplekken verloren
gaan, dan gaat de schooluitval ook omhoog. Dit probleem is in het PAO reeds besproken. Om
werkuitval tegen te gaan zijn nu job-coaches ingezet.”
Om te kijken waar behoeften aan is voert de gemeente Haarlem een arbeidsmarktanalyse uit. De
uitkomsten worden besproken met de scholen waarbij ook gekeken wordt naar een marktgericht
opleidingenaanbod en de mogelijkheden voor flexibele instroom. Thema‟s als de aanpak van voortijdig
schoolverlaten (VSV-aanpak) staan op dit moment al op de REA. Een knelpunt hierbij is de
gebiedsindeling, omdat de RMC regio en de regio van de samenwerkingsverbanden niet gelijk is.
Interne afstemming binnen de gemeente Haarlem
Onderwijs en economische zaken vallen in Haarlem onder stadszaken, sociale zaken en
werkgelegenheid is een aparte hoofdafdeling. In Haarlem vallen onderwijs en sociaal/economische
zaken wel onder één wethouder. Maandelijks vindt er overleg plaats met medewerkers van de
afdeling economie, sociale zaken en onderwijs. De onderlinge interne afstemming is daarmee goed
geregeld.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 23
7 Academie voor zorg en welzijn Rivierenland
De Academie voor Zorg en Welzijn is opgericht op initiatief van werkgevers in de zorgsector en het
ROC Rivor en is als project in 2010 gestart om leren en werken in de zorg te bevorderen. In de
projectgroep van de academie zitten afgevaardigden van: het ROC Rivor, het hbo, het UWV, twee
vmbo-scholen en vier instellingen uit de zorgsector. Gedurende de projectfase 2010-201217
hebben
de projectpartners uit onderwijs en zorg met elkaar de problematiek en de aanpak verkend om samen
te werken aan verbeterde instroom in de opleidingen voor de zorg en werk in de zorgsector. In het
kader van deze samenwerking zijn diverse activiteiten georganiseerd op het gebied van scholing,
nascholing en kennisdeling met betrekking tot opleiden en arbeidsmarktvraagstukken in de regio
Rivierenland. Gedurende de projectfase zijn er vernieuwde opleidingen ontwikkeld en uitgevoerd
door het ROC in samenwerking met de zorginstellingen. Deze opleidingen zijn gericht op reguliere
studenten (BBL –leerweg), maar ook op zij-instromers en herintreders.
Projectleider Academie voor Zorg en Welzijn: “Vooruitlopend op de evaluatie van de projectfase,
kan nu al vastgesteld worden dat het succes van de projectfase leidt tot de wens van de
projectpartners om hun samenwerking op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt ook na de
projectfase voort te zetten, uit te breiden met andere partners en steviger te verankeren in het
beleid van de regio.
Om de aanpak van de Academie voor Zorg en Welzijn ook in de toekomst te faciliteren wil de Regio
Rivierenland,18
een vervolg geven aan het project. Hierbij staat de verdere ontwikkeling van de
academie centraal, en wordt deze meer verankerd in de regio qua organisatie, draagvlak, partnership,
aantal deelnemers en betrokkenheid van de regiogemeenten. Ook de financiering op lange termijn
vormt een onderdeel van deze verankering.
De arbeidsmarkt voor zorg en welzijn
Net als in andere regio‟s heeft Rivierenland te maken met personeelstekorten in de zorgsector. Deze
zullen de komende jaren nog sterk toenemen. Daar komt nog bij dat de regio te maken heeft met een
aantal variabelen die het probleem van personeelstekorten in de zorg nog eens extra accentueren. De
regio heeft te maken met bovengemiddelde vergrijzing en ontgroening, een dalend aantal inwoners en
een gemiddeld laag opleidingsniveau. Een laag opleidingsniveau kent vervolgens weer een relatie met
een lager gezondheidsniveau. Hiermee worden de structurele uitdagingen op de arbeidsmarkt van
zorg voor de (nabije) toekomst nadrukkelijk zichtbaar.
Bij het aanpakken van arbeidsmarktvraagstukken in de zorgsector gaat het niet alleen om het
oplossen van de kwantitatieve vervangingsvraag, er is ook een kwaliteitsslag nodig. De vraag naar
andere kwaliteiten binnen de zorgberoepen ontstaat door demografische ontwikkelingen en
financieringsvraagstukken. Een verschuiving van taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
(AWBZ) naar de Wet Maatschappelijke Ontwikkeling (WMO) en een grotere rol en
verantwoordelijkheid voor gemeenten zijn hier mede debet aan. Binnen de WMO is sprake van een
ingrijpende kanteling, die resulteert in een veel grotere verantwoordelijkheid voor het individu en
zijn/haar directe omgeving bij het oplossen van zorgvragen. Ook van zorgaanbieders,
maatschappelijke organisaties wordt verwacht dat zij hierop inspelen. Deze ontwikkelingen betekenen
dat in de –met name extramurale- zorg een kwaliteitsslag noodzakelijk is. Uiteraard heeft dit ook
17
In de projectfase is door het Platform Beroepsonderwijs (HPBO) een subsidie toegekend aan het project in het kader van de regeling Innovatiearrangementen
.
18 De Regio Rivierenland is een samenwerkingsverband van tien gemeenten tussen de grote rivieren. De Regio
Rivierenland voert een aantal gemeenschappelijke taken uit namens de gemeenten.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 24
consequenties voor de arbeidsmarkt, zowel wat betreft de omvang van de vraag naar personeel als
de kwaliteit en het opleidingsniveau daarvan.
Om op deze toekomstige situatie te anticiperen wil de regio Rivierenland een project ontwikkelen,
waarbij meer inzicht wordt verkregen in de aard en omvang van deze arbeidsmarktconsequenties om
vervolgens een passende aanpak te vinden. Binnen deze aanpak wordt aangesloten op het al in gang
gezette initiatief van de Academie voor Zorg en Welzijn.
Behaalde resultaten
Na haar oprichting, heeft de Academie voor Zorg en Welzijn in haar projectfase al het volgende
gerealiseerd:19
Bekendheid geven aan de activiteiten van de Academie
In de projectfase is een website ontwikkeld en zijn in diverse regionale/lokale media artikelen
verschenen onder de noemer „leren en werken in de zorg‟.
Het uitvoeren van onderzoek naar de arbeidsmarktsituatie voor de zorgsector in Rivierenland
Zowel een nulmeting (2010) als een verkennend onderzoek naar verwachtingen voor de middellange
termijn (2012) is uitgevoerd. De nulmeting leverde naast een aantal belangrijke gegevens m.b.t. de
arbeidsmarkt, ook informatie over de beschikbare en bruikbare bronnen. Een van de conclusies die
hierbij getrokken zijn, luidt dat het niet eenvoudig is om toegesneden informatie te verkrijgen: de regio
Rivierenland is niet altijd afzonderlijke gespecificeerd, de sector Zorg en Welzijn wordt verschillend
omschreven, „kleine‟ vacatures of werkende mensen met een aanstelling van minder dan 12 uur per
week zijn vaak niet in overzichten verwerkt. Daarnaast zijn een aantal bronnen moeilijk toegankelijk
omdat ze ofwel alleen voor leden beschikbaar zijn, of eerst nog een bewerking van de data vragen.
Feit is wel dat er meerdere soorten informatiebronnen zijn. De arbeidsmarktmonitor20
laat zien welke
„fricties‟ er tussen 2012 en 2020 te verwachten zijn in vraag en aanbod naar personeel in de zorg.
Onderzoek naar de uitstroom in het onderwijs (vmbo) en onder gediplomeerden van het mbo naar hun
vervolgtraject: werken, doorleren, wel of niet binnen de zorgsector
Dit onderzoek maakt onderdeel uit van de arbeidsmarktmonitor. Binnen deze monitor zijn inmiddels de
ontwikkelingen aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt van zorg en welzijn in kaart gebracht. Op basis
van de verwachte ontwikkelingen aan de vraagzijde is inmiddels ook duidelijk hoe het benodigde
arbeidsaanbod de komende jaren zal moeten zijn. Met de indicatoren naar de uitstroom van
opleidingen naar de arbeidsmarkt wordt het verwachte arbeidsmarktaanbod in kaart gebracht.
Het opzetten van een doorlopende „leerlijn-zorg‟
Ontwikkeling en afstemming van het onderwijs waar al vanaf het vmbo de zorgsector in beeld komt en
praktijk ervaring wordt opgedaan zodat een soepele overgang naar het mbo mogelijk is. Idem voor de
doorstroom van studenten vanuit het mbo naar het hbo.
Het opzetten van het „Startplein‟
Dit is een aanpak waarin werkzoekenden (onderverdeeld naar vier categorieën) in de gelegenheid
worden gesteld zich gedurende een bepaalde periode te oriënteren op het werken in de zorg. Daarna
kiezen ze voor een bij hun niveau en belangstelling passende vervolgopleiding. Deze kandidaten
rouleren over de vier zorginstellingen die in de pilotfase van de Academie participeren. Evaluatie van
de pilot is gepland in april 2012.
19
Bron: www.azwr.nl 20
KBA Nijmegen; Zorg & Welzijn Rivierenland; ontwikkelingen op de arbeidsmarkt
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 25
Het organiseren van nascholingsactiviteiten
Vanuit het belang van „aantrekkelijk werkgeverschap‟ en „loopbaanperspectief‟ biedt de academie
diverse nascholingsactiviteiten: workshops (zoals domotica, omgaan met agressie) en een mini-
college reeks (chronisch zieken). Dit aanbod staat open voor medewerkers van de zorginstellingen,
onderwijsinstellingen en studenten van de mbo opleidingen. De Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN)
levert een bijdrage als projectpartner door het inzetten van lectoren.
Toekomstplannen van de academie
Voor de nabije toekomst is de academie bezig om de volgende ontwikkelingen in gang te zetten.
Innovatie en technologie
De zorg innoveert, gedeeltelijk noodgedwongen vanwege minder beschikbaar personeel. Technologie
doet steeds meer haar intrede om werkzaamheden slimmer, sneller, nauwkeuriger uit te voeren. In
hoeverre komen deelnemers in opleiding (zowel BOL als BBL) in aanraking met deze nieuwe
technologieën, nieuwe werkwijzen? In hoeverre komen de zorginstellingen in aanraking met de
mogelijkheden. Vaak zijn hoge kosten een belemmering om vernieuwingen in te voeren. Vanwege
demografische, geografische en sociale ontwikkelingen is zorginnovatie echter een aangewezen
oplossing. Vandaar dat in 2012 een onderzoek wordt gestart om de mogelijkheden te verkennen een
Regionaal Expertisecentrum op te bouwen. Waarin kennismaking met en scholing in nieuwe vormen
van technologie mogelijk zijn.
Werving en selectie
Werving en selectie van kandidaten voor functies in de zorgsector zullen al binnen een paar jaar
steeds moeilijker worden. Om die reden hebben een aantal zorginstellingen de handen ineen
geslagen. „Samen kun je meer‟ in plaats van ieder voor zich. Mobiliteit in de regio bewerkstelligen
komt niet alleen de werkgevers ten goede; het is ook aantrekkelijk vanuit loopbaanperspectief van
werknemers en voor het behoud van hoger opgeleiden voor de regio Rivierenland. Om de mobiliteit te
versterken en het imago van werken in de zorg te verbeteren worden de hieronder genoemde
initiatieven ontplooid. Het Startplein voegt meerdere activiteiten uit het projectplan samen.
Verdere ontwikkeling van het „Startplein‟
Dit initiatief bundelt een aantal doelstellingen uit het project van de Academie voor Zorg & Welzijn,
namelijk:
1. de ontwikkeling van een centrum voor loopbaanontwikkeling;
2. de ontwikkeling van een introductiemodule oriëntatie sector Zorg & Welzijn;
3. een gezamenlijke wervingscampagnes door de zorginstellingen.
Na de pilotfase gaan de betrokkenen evalueren hoe de organisatie efficiënt kan worden geregeld,
welke begeleiding de deelnemers nodig hebben, op welke wijze de partners in de regio betrokken
worden en welke meerwaarde de zorginstellingen toekennen aan dit initiatief.
Beroepsbeeld zorg
Jongeren kiezen beroepen die „flitsend en cool‟ zijn. Kiezen voor de zorg staat daarbij niet voorop in
de belangstelling. Investeren in niet-traditionele oriëntatiemogelijkheden kan een bijdrage leveren aan
de oplossing voor de te verwachten knelpunten in het arbeidspotentieel voor de zorgsector. We
moeten hierbij bv. denken aan het opdoen van praktijkervaring voor VO scholieren (met name de
vmbo-tl en havo leerlingen). Traditionele wervingscampagnes werpen maar mondjesmaat hun
vruchten af. Gezocht moet worden naar een aanpak die aansluit bij deze jongere doelgroep.
Voorafgaand aan de inzet van een wervingscampagne is het noodzakelijk om een goed inzicht te
krijgen in het beeld dat jongeren hebben van de zorg. Pas dan kan zinvol worden geïnvesteerd in
middelen en activiteiten die aansprekend zijn.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 26
De rol van de lokale overheid
Zoals al is aangegeven is de Academie voor Zorg en Welzijn, in eerste instantie een initiatief van
zorginstellingen en het beroepsonderwijs. Het sluit goed aan bij de arbeidsmarktambities van de
lokale overheden, vertegenwoordigd door de Regio Rivierenland. De Regio Rivierenland zal in dit
proces haar verantwoordelijkheid nemen door te ondersteunen, te faciliteren en goed oog te houden
voor mogelijke dwarsverbanden (bv. richting participatie en zelfredzaamheid). De inhoudelijke
dynamiek ontstaat vooral in de samenwerking tussen instellingen en onderwijs.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 27
8 De Groene Campus in Helmond
De bio-based economy of kortweg de bio-economie biedt grote kansen voor Nederland, zowel om
onze samenleving duurzamer te maken als om de economie op succesvolle wijze te ontwikkelen. In
haar regeerakkoord „Vrijheid en Verantwoordelijkheid‟ onderkent de regering Rutte-Verhagen het
belang van de agrofoodsector en wil daar ook verder in investeren. In het advies van de commissie
Corbey21
wordt ingegaan op de vraag hoe de regering haar ambitie kan verwezenlijken. Een gedeelte
van de aanbevelingen richt zich op het belang van verdere ontwikkelingen op het gebied van
onderwijs, techniek en innovatie. Maar ook plattelandsontwikkeling en duurzaam
werkgelegenheidsbeleid komen aan de orde. Thema‟s die onderdeel kunnen uitmaken van het
overleg binnen de Lokale Educatieve Agenda.
In het verlengde hiervan voert de gemeente Helmond een actief beleid om de relatie tussen het
bedrijfsleven en het beroepsonderwijs te versterken. Dit met het oog op de personeelsvoorziening op
termijn en om contextrijk onderwijs te kunnen ontwikkelen. Speerpunten daarbij zijn onder meer
automotive (mechatronica) en food & technology. De ontwikkeling van doorlopende leerlijnen vmbo-
mbo-hbo vinden ook in dit kader plaats. De Groene Campus past binnen deze ontwikkelingslijn.
Aanleiding voor de Groene Campus
Eind jaren „90 hadden zowel het vmbo als het mbo in Helmond een zwakke positie. De
leerlingaantallen liepen terug en samenwerking binnen de beroepskolom ontbrak. MBO Helicon vroeg
zich af of zij de vestiging in Helmond moest aanhouden, of dat zij zich meer moest richten op de
grotere steden in de regio. Het was in ieder geval duidelijk voor de bestuurders dat ze moesten
innoveren om de Helicon opleiding in Helmond in stand te kunnen houden. In dezelfde periode stond
er een grote verbouwing aan het pand van de Helicon opleiding in Helmond gepland. In de ogen van
de net nieuw aangestelde vestigingsdirecteur was een gebouw van grote waarde voor de marketing
van een opleiding. De opleiding gehuisvest laten in hetzelfde oude pand, weliswaar verbouwd, leek
hem geen goede uitgangssituatie voor het aantrekken van meer leerlingen. Om de opleiding anders
vorm te kunnen geven en meer kans te maken op een nieuw pand heeft de mbo-tak van Helicon in
Helmond in eerste instantie samenwerking gezocht met de vmbo-tak van Helicon in Eindhoven. Deze
samenwerking maakte het mogelijk een doorgaande leerlijn te creëren van vmbo-mbo. Samen wilden
zij één opleiding vmbo-mbo starten: De Groene Campus.
Om bekendheid aan het idee van De Groene Campus te geven (een brede groene opleiding
gevestigd in één gebouw) zocht MBO Helicon de publiciteit op. Naar aanleiding van het artikel dat
hierover verscheen in de lokale pers, nam de directeur van het Jan van Brabant College (een vmbo
school) contact op met Helicon. Hij wilde graag samenwerken binnen De Groene Campus. Het idee
was dat de vmbo-t opleiding van het Jan van Brabant College bij De Groene Campus zou aansluiten.
Met deze vmbo afdeling erbij zouden er 300 leerlingen bij komen in De Groene Campus. Toen het Jan
van Brabant College zich als vmbo aansloot bij het idee van de Groene Campus heeft Helicon
Eindhoven zich teruggetrokken. Niet omdat zij het idee niet steunde, maar omdat zij graag in
Eindhoven gevestigd wilde blijven.
Een ander schoolbestuur in de stad met vmbo, Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) was in eerste
instantie niet betrokken bij de samenwerking, maar wilde zelf ook inzetten op een verbreding van hun
opleidingen met het beroepsonderwijs binnen de groen sector. Daarvoor had het bestuur ook de
licenties, licenties die bij het Jan van Brabant College ontbraken. Een dergelijke ambitie van twee
schoolbesturen in één stad kan leiden tot een impasse. Het Jan van Brabant College en Helicon
21
Duurzaamheid en Daadkracht, advies over duurzame bio-economie, Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa, januari 2011
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 28
dienden samen een verzoek in voor de realisatie van De Groene Campus in een nieuw pand. Dit
tegen de zin van het andere schoolbestuur, OMO. De gemeente wilde echter de planvorming
doorzetten en heeft zich ingezet om tot een oplossing te komen. Daarbij is overeengekomen dat
Helicon en het Jan van Brabant College De Groene Campus mochten realiseren en dat OMO een
school mocht oprichten in de nieuwbouwwijk Brandevoort. Uiteindelijk zijn zowel OMO als het Jan van
Brabant College partners geworden binnen De Groene Campus. Daarmee was de betrokkenheid van
vmbo en mbo geborgd, maar nog niet van het hbo.
In dezelfde periode stond Helmond bekend als een arme stad, die veel werkloosheid kende door het
verdwijnen van industrie. De gemeente Helmond wilde de stad een nieuwe impuls geven door onder
andere de bouw van de wijk Brandevoort. Deze wijk trok hoger opgeleide bewoners aan. In Helmond
was destijds echter geen hbo opleiding gevestigd. Om het hbo naar de stad te halen, vroeg de
gemeente aan Helicon of zij ook met Fontys (waar de gemeente Helmond nauwe contacten mee had)
wilde gaan samenwerken.
Lid College van bestuur Helicon Opleidingen: “Dit riep bij Helicon de gedachte op van een brede
Groene Campus: „Als wij gaan samenwerken met het vmbo en het hbo en daarnaast ook nieuwe
huisvesting willen realiseren, waarom dan niet gelijk een brede Groene Campus oprichten met
leerlijnen vmbo-mbo-hbo.“
Nadat het idee van de Groene Campus meer vorm had gekregen heeft Helicon aan het IVA gevraagd
onderzoek te doen naar de haalbaarheid van het idee: een Groene Campus waarin het vmbo-mbo-
hbo en het bedrijfsleven worden verenigd. Nadat dit onderzoek positieve resultaten opleverde, is
begonnen met het schrijven van een businessplan en is er een stuurgroep opgericht.
Strategisch beleidsadviseur College van Bestuur Avans Hogeschool: “De drive en inzet kwamen
vooral vanuit Helicon en de gemeente. De medewerkers van de gemeente Helmond zijn zowel op
bestuurlijk als ambtelijk niveau zeer bevlogen. Het succes van een project als de Groene Campus
hangt ook erg af van de mensen die erbij betrokken zijn.”
Hoe ziet de campus er nu uit
De Groene Campus is een netwerkschool van meerdere onderwijsinstellingen en is vijf jaar geleden in
Helmond opgericht. Naast onderwijsinstellingen is ook het bedrijfsleven betrokken en gevestigd in de
Campus (onder andere het Food Connection Point, FCP). Onderwijs en bedrijfsleven komen hier dus
samen. De volgende onderwijsinstellingen waren bij de start van de Groene Campus betrokken:
- Jan van Brabant College (vmbo-t)
- OMO scholengroep Helmond (vmbo-g/k/b)
- Helicon Opleidingen
- Fontys Hogescholen (hbo)
Voor de besturing van De Groene Campus is een curatorium opgericht. Hierin zitten de bestuurders
van de aangesloten scholen, twee afgezanten van de bedrijven uit het pand en een afgezant van de
gemeente. Deze laatste neemt als adviseur zitting in het curatorium. Het curatorium komt eens in de 6
weken bij elkaar.
Helicon Opleidingen MBO Helmond heeft bij de oprichting van De Groene Campus steeds gekeken
naar kansen voor het opleidingenaanbod en het ontwikkelen van nieuwe opleidingen. Hierbij keken zij
naar wat er gaande was in de sector en aan welke opleidingen er behoefte was. Zo werd er
bijvoorbeeld een opleiding opgezet voor het behoud van de kwaliteit van zwemwater (een recreatieve
opleiding voortgekomen uit de expertise van het behoud en beheer van de kwaliteit van viswater).
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 29
De opgezette structuur van het vmbo binnen De Groene Campus is dat de vmbo-leerlingen instromen
in leerjaar 3 en de eerste twee schooljaren doorbrengen op de locaties van OMO of het Jan van
Brabant College. Van de OMO scholen komen leerlingen met vmbo-b/k/gl niveau naar de campus,
van het Jan van Brabant College leerlingen met vmbo-t niveau. Leerlingen die afkomstig zijn van het
Jan van Brabant College of OMO blijven op het brinnummer van de oorspronkelijke school staan
omdat de samenwerkende partijen niet administratief samenwerken. De bestuurlijke
verantwoordelijkheid voor de vmbo-opleiding ligt bij Jan van Brabant en OMO, de uitvoering ligt bij de
directeur van De Groene Campus. Dit is formeel zo geregeld binnen het curatorium.
Fontys heeft zich inmiddels teruggetrokken uit de Campus. Fontys was van plan een leisure-opleiding
op De Groene Campus te beginnen. De gemeente Helmond was hier erg enthousiast over. Het
nieuwe College van Bestuur van Fontys heeft hier echter van af gezien. De directie van de Groene
Campus wil wel het hbo blijven betrekken bij de verdere ontwikkeling en is daarover nu in gesprek met
Avans Hogescholen om met hen te gaan samenwerken. Helicon biedt al middenkader mbo en AD
(Associate Degree)-opleidingen met Avans aan. Hierdoor is het hbo wel vertegenwoordigd. De focus
ligt echter op dit moment bij het vmbo en het MBO en de bedrijven.
Daarnaast heeft de opleiding toegepaste Natuurwetenschappen van Fontys aangegeven in de
toekomst gebruik te willen maken van het te realiseren Food & Freshlab.
Rol van de gemeente
De gemeente Helmond is vanaf het begin actief betrokken geweest bij De Groene Campus. Dit is
belangrijk geweest voor de realisatie ervan. Naast betrokkenheid van de gemeente is het bij een
dergelijk project van belang dat ook de andere benodigde partijen zich betrokken voelen: het
onderwijs, het bedrijfsleven en de provincie. Vanuit de Groene campus wordt aangegeven dat de
contacten met de gemeente in de uitvoeringsfase eigenlijk nog sterker zijn geworden. Nu de Groene
Campus aan het uitbreiden is (er wordt een nieuwe vleugel aangebouwd en er komen laboratoria bij),
is de gemeente nog meer betrokken. De relatie met de gemeente wordt door alle betrokkenen
gekenschetst als open. De gemeente Helmond is benoemd tot de meest vriendelijke MKB stad, in die
sferen kijkt zij ook naar De Groene Campus. De rol van de gemeente is divers, zij houdt zich bezig
met ontwikkelingen op het gebied van food (een van de speerpunten van het economisch beleid van
de gemeente Helmond), maar zij heeft zich ook (binnen economische zaken) bezig gehouden met de
start van het bedrijvencentrum van De Groene Campus. De schaal van de gemeente Helmond speelt
ook een rol. De gemeente is niet te klein en ook niet te groot. De onderwijsinstellingen en het
bedrijfsleven ervaren dat de wethouders en ambtenaren een sterke band met de stad hebben: zij
willen er echt iets van maken. Bij een dergelijk project is de steun van de gemeente en de regionale
overheid cruciaal. De gemeente Helmond geeft deze steun.
Rol van het bedrijfsleven
In de Groene Campus komen onderwijs en bedrijfsleven samen. In 2006 is het Food Connection Point
(FCP) opgericht. Dit is een samenwerkingsverband van foodondernemers. Het FCP heeft pro-actief
de link met het onderwijs gezocht. Zij wilde het onderwijs met de arbeidsmarkt verbinden en zich
vestigen in De Groene Campus. De bedrijven in het FCP zijn erg actief geweest om de relatie tussen
het onderwijs en de arbeidsmarkt te leggen. Deze actieve houding van het bedrijfsleven heeft mede
geleid tot het succes van De Groene Campus.
Voor bedrijven waren er een aantal units gereserveerd in het pand van De Groene Campus. Het FCP
was de eerste organisatie die zich in het pand vestigde. Toen het eerste schaap over de dam was
volgden al snel andere bedrijven die zich in de campus wilden vestigen. Inmiddels zijn er al een aantal
bedrijven gehuisvest op de Campus en gaat ook TripleE zich nu op het terrein vestigen. Dit bedrijf
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 30
gaat twee labs aanbouwen: een Micoorrhiza lab en een Thermo lab. Beide laboratoria worden gezien
als aanwinsten voor de campus.
Gebouw
De provincie, de gemeente, het Jan van Brabant College, OMO en Helicon hebben allemaal geld
gestoken in de realisatie van De Groene Campus. Helicon is formeel juridisch eigenaar van het
gebouw. Het Jan van Brabant College en OMO hebben doorgedecentraliseerd huisvestingsgeld
vanuit de gemeente geïnvesteerd om zich te kunnen vestigen op de campus. Met deze scholen heeft
Helicon een contract voor 18 jaar afgesloten wat betreft de huisvesting. Fontys had in eerste instantie
ook een huurcontract voor een bepaalde periode. Met de bedrijven zijn losse huurovereenkomsten
afgesloten.
Het gebouw heeft een onderwijsvleugel en een bedrijvenvleugel. Op de bovenverdieping van het
gebouw is een conferentieruimte gevestigd. Bedrijven kunnen hier ook gebruik van maken. Op de
benedenverdieping is een restaurant en een lounge gevestigd. Deze ruimte is voor iedereen
toegankelijk: voor leerlingen, docenten en ook voor de medewerkers van de bedrijven. De synergie
tussen medewerkers van bedrijven en de leraren begint de laatste tijd goed op gang te komen, zeker
op het gebied van de Food.
Binnenkort wordt het gebouw uitgebreid met een Food en Fresh Lab. Direct achter De Groene
Campus wordt het Food Technology Park Brainport en Fitland (Hotel en Wellnesscenter) gerealiseerd.
Tussen het gebouw van Fitland en De Groene Campus komt wellicht zelfs een loopbrug. Fitland kan
zo gebruik maken van de conferentieruimte van De Groene Campus en andersom kunnen zij voor de
wellnessopleiding gebruik maken van het wellness gedeelte van Fitland. De faciliteiten worden zo
optimaal benut.
Onderwijsinnovatie
De functies binnen de agrarische sector zijn aan verandering onderhevig. Als voorbeeld: AOC‟s gaan
opleidingen voor recreatieve functies verzorgen omdat dergelijke functies ook ontstaan in de
landbouw zelf. Het bedrijfsleven vraagt ook naar dergelijke opleidingen. Dergelijke opleidingen worden
ook vanuit het bedrijfsleven gevraagd. Als AOC moet je jezelf beperken tot groen onderwijs waardoor
sommige opleidingen net op het randje liggen van wat een AOC mag aanbieden. Omdat Helicon niet
alles mag aanbieden, heeft De Groene Campus samenwerking gezocht met ROC ter AA. Zij
verzorgen nu de horeca opleiding van de campus.
Eén van de doelstellingen van De Groene Campus is het stimuleren van kennistransfer op het gebied
van welzijn voor mens en natuur. Het is nu nog te vroeg om te zeggen of dit is gerealiseerd, maar er is
wel een trend zichtbaar.
Directeur De Groene Campus: “Na de start van de campus kregen de gevestigde bedrijven studenten
aan de deur met de vraag of zij nog projecten voor hen hadden, daar stonden ze in het begin een
beetje raar van te kijken. Nu is het zo dat de gevestigde bedrijven ondersteuning bieden aan
studenten voor het realiseren van een project of een eigen bedrijf. Er zijn een vijf-tal studenten die
een eigen onderneming op gaan richten en begeleiding krijgen vanuit de bedrijven binnen de
campus. Deze studenten zijn niet geworven, maar hebben zelf kenbaar gemaakt dat zij begeleiding
bij de start van een eigen bedrijf zochten. Op dit punt komen bedrijven en leerlingen samen.”
Een nieuwe ontwikkeling rond De Groene Campus is dat het bedrijf TripleE zich gaat vestigen op het
terrein. TripleE gaat twee laboratoria inrichten: een Mycorrhiza Lab en een Thermo Lab. Afgesproken
is dat medewerkers van TripleE ook onderdelen gaan uitvoeren van het lesprogramma. Dit is
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 31
contractueel vastgelegd. De reden dat TripleE zich wil vestigen op het terrein is dat zij hun onderzoek
ook toepasbaar willen laten zijn in de praktijk.
Internationalisering
Eén van de doelstellingen van De Groene Campus is om de internationale concurrentiekracht van de
regio te versterken en te behouden. Internationalisering is echter bij de oprichting van de campus
bewust geen thema geweest waarop men zich in de aanvangsperiode wilde richten. Eerst wilde men
de opleiding regionaal opzetten. Medewerkers hebben bewust hun energie gestoken in Helmond en
omgeving. Dat de ontwikkeling in eerste instantie op de regio was gericht blijkt ook uit de verschillende
subsidies die de campus heeft ontvangen. Zo heeft het gebouw geld gekregen van het
samenwerkingsverband regio Eindhoven (SRE). Ook investeren de provincie en de steden in de regio
samen in het nieuwe Food & Fresh Lab waarmee de campus wordt uitgebreid.
De Groene Campus heeft recentelijk een vijfjarige subsidie binnengehaald van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken voor een internationaliseringproject. In dit project willen zij hun studenten met
verre landen als Thailand, India en Afrika laten kennismaken. Ook wil De Groene Campus samen
gaan werken met de Oekraïne. Docenten zijn nu voor de tweede keer naar dit land toegegaan om te
kijken of er een structurele samenwerking tot stand gebracht kan worden. Verder gaan leerlingen voor
hun stage met grote regelmaat naar het buitenland. In de hal van de Groene Campus is een
wereldkaart te bewonderen waarop staat aangegeven naar welke landen studenten zijn uitgezonden.
Buitenlandse studenten komen echter nog maar sporadisch naar De Groene Campus toe. De
Campus zal in de toekomst meer en meer internationale studenten en ook medewerkers aantrekken
vanwege de High Tech ontwikkelingen die er gaande zijn.
Knelpunten
Er zijn een aantal knelpunten te benoemen waar De Groene Campus mee te maken heeft (gehad).
Cultuurverschil
In de ontwikkelfase is binnen de stuurgroep al gesproken over de cultuurverschillen tussen vmbo en
mbo docenten en de manier waarop er één team van gemaakt kon worden. De onderkenning van
deze cultuurverschillen heeft echter niet geleid tot een gerichte aanpak. Wel heeft men op
bestuursniveau oog gehad voor de cultuurverschillen en acties ondernomen om bestuurders nader tot
elkaar te brengen. Op uitvoeringsniveau is dit nagelaten. Tussen de medewerkers van het vmbo en
medewerkers van het mbo bestaat daarom nog steeds een kloof. Ook de pedagogische verschillen
tussen vmbo en mbo docenten zorgen er voor dat men moeizaam tot elkaar komt. Een aantal
betrokkenen geven ook aan dat dit innovatieve concept vraagt om een ander soort leerkracht.
Directeur De Groene Campus:“Je moet het leuk vinden om te weten wat de richting is, maar niet het
eindpunt te kennen. Het sturen op leerkrachtcompetenties en teamontwikkeling zit inmiddels wel
meer in het aanname- en personeelsbeleid geïntegreerd. “
Stagnerende instroom
In het begin heeft het Jan van Brabant College veel aandacht gegeven aan het bestaan van De
Groene Campus onder haar leerlingen. De toestroom van leerlingen verliep in de eerste twee jaren
ook goed. Daarna stagneerde het. Op dit moment zitten er 112 vmbo-leerlingen op De Groene
Campus, terwijl het gebouw ruimte heeft voor 300 vmbo-leerlingen (300 leerlingen was een
kwantitatief doel van De Groene Campus). Op dit moment is het zo dat de vmbo leerlingen
binnenkomen in het derde jaar van hun vmbo-opleiding. Doordat ze pas in het derde jaar instromen,
moeten zij over een grote motivatie beschikken om naar de campus over te stappen. Daarnaast weten
de leerlingen dat zij ook na vier jaar vmbo-t naar De Groene Campus kunnen gaan, dus blijven zij
liever vier jaar op dezelfde school zitten.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 32
Zoals eerder vermeld wilde De Groene Campus 300 VMBO-leerlingen aantrekken. Tot op heden zijn
dat er ruim 100. Het aantal mbo-leerlingen is echter veel hoger dan beoogd: de inzet was 450, dit zijn
er nu 800. Dit veroorzaakt een onevenwichtige schoolpopulatie. Daarnaast verzorgt De Groene
Campus in het kader van de bedrijfsopleidingen van Helicon het onderwijs aan ongeveer 1200
medewerkers op de bedrijven. Studenten hbo zijn nog niet structureel geplaatst op de campus,
doordat Fontys heeft afgezien van de opleiding Leisure. In de toekomst hoopt de directie wel hbo
studenten met een andere opleiding aan te trekken. Nog een instroomdoelstelling was om 50
bedrijvenunits te realiseren. Dit bleek binnen de beschikbare ruimte niet realiseerbaar. Het zijn in
plaats van 50 ongeveer 10 bedrijvenlocaties geworden. Op dit moment hebben deze een 70%
bezettingsgraad.
Onderwijsconcept: vmbo versus mbo
Naast de tegenvallende leerlingaantallen in het vmbo, is het onderwijskundige concept van De Groene
Campus vooral een mbo-concept. Het concept van de doorlopende leerlijnen wordt nog steeds gezien
als een goed concept. In de praktijk is het echter niet realistisch om te denken dat je dit zo maar
neerzet. Behalve met instroom en onderwijsconcept, heb je, bij doorlopende leerlijnen, ook te maken
met verschil in pedagogische opvattingen tussen het vmbo en mbo.
Gebouw: geen vmbo uitstraling
Het gebouw van de Groene Campus heeft vooral een mbo uitstraling en inrichting. Vmbo leerlingen
kunnen daar nog niet altijd mee omgaan. Ook sommige vmbo docenten vinden dit lastig. Een tweetal
betrokkenen geven aan dat er wellicht meer gebruik had kunnen worden gemaakt van de regio als
leeromgeving.
Ontwikkelfase
In de ontwikkelfase is vooral veel op een inspirerende manier met ideeënontwikkeling gewerkt. Dit
vond plaats in een stuurgroep en een aantal werkgroepen. Hoewel de thema‟s die in de verschillende
werkgroepen werden besproken van invloed waren op elkaar, was er geen overkoepelend orgaan
waar deze thema‟s (verschillende niveaus van onderwijs en het gebouw) samen kwamen. Om dit te
verhelpen, is in een latere fase een projectgroep onderwijs ingesteld. Een groep met een integraal
karakter waar alle lijnen van de verschillende werkgroepen bij elkaar kwamen. De plannen voor het
gebouw waren toen al gemaakt, maar de ruimte kon nog wel aangepast worden op basis van de
inzichten van deze projectgroep onderwijs.
Een ander knelpunt in deze fase was het ontbreken van één duidelijke leider, die verantwoordelijk was
voor het proces en de sturing daarop. Sturing op het proces had er toe kunnen leiden dat er meer en
snellere voortgang had kunnen worden geboekt. Verder had ook kunnen worden voorkomen dat
sommige vertegenwoordigers in de stuurgroep zonder mandaat hun inbreng leverden en dat
afspraken niet schriftelijk werden vastgelegd.
Succesfactoren
Naast knelpunten zijn er ook succesfactoren te benoemen.
Competenties van betrokkenen
Een dergelijk project staat of valt met de mensen die erbij betrokken zijn. Zo stonden er bijvoorbeeld
aan de start van de campus mensen met een visie en ondernemerschap. Ook zijn de medewerkers
van de gemeente Helmond zowel bestuurlijk als ambtelijk als zeer bevlogen ervaren door één van de
oprichters, waardoor er samen met hen veel bereikt kon worden.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 33
Op de vraag over welke competenties men moet beschikken om een dergelijk project als De Groene
Campus van de grond te krijgen en te laten slagen, komen de volgende competenties naar voren:
onderwijskundig leiderschap;
ondernemerschap;
visionair zijn;
strategische competenties.
Momentum
Naast de mensen is het momentum van belang voor het ontstaan van een project als De Groene
Campus. Het heeft te maken met „het pakken van het moment‟. Op het moment dat de eerste ideeën
over De Groen Campus op tafel kwamen, speelde voor de gemeente Helmond een nieuwe koers in
het werkgelegenheidsbeleid en hadden de vmbo- en mbo-stellingen te maken met verminderde
instroom en huisvestingsproblemen. Men heeft succesvol ingespeeld op de situatie. De éne
ontwikkeling trok de andere aan, zo is er gaandeweg steeds meer ontstaan. Daarbij heeft men bij de
ontwikkeling heel goed naar het bedrijfsleven geluisterd en de bedrijven leidend laten zijn voor de
opleidingen die worden aangeboden. Oftewel: niet doen wat het bedrijfsleven niet relevant vindt.
Sturen op dynamiek
Een andere succesfactor is dat het project gestuurd is op dynamiek. Hoe het project zou verlopen
stond aan het begin niet vast.
Strategisch beleidsadviseur College van Bestuur Avans Hogeschool: “De campus is organisch; er
ontstaat steeds iets nieuws. Je moet een richting hebben waar je naartoe wilt en daar moet je enorm
in geloven, maar het moet geen vaststaande structuur hebben. Deze manier van managen maakt het
tot een succes. Daarbij is het belangrijk om de mensen van het eerste uur zo lang mogelijk bij De
Groene Campus te houden, zodat kennis van de voorgeschiedenis van dit project behouden blijft. Zij
kunnen dit overbrengen aan nieuwe betrokkenen.
Ontmoeting
De Groene Campus is wat betreft haar motto „op de groene campus ontmoeten wij elkaar‟ geslaagd.
De bedrijven zijn gevestigd op het terrein en er komen ook steeds meer bedrijven bij. TripleE is zo‟n
bedrijf, die ook sterk op innovatie gericht is. De leerlingaantallen op het mbo zijn de doelen voorbij
gegaan, meer leerlingen hebben zich aangemeld dan beoogd. Alleen het vmbo blijft achter en het hbo
moet zich nog gaan vestigen op de campus.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 34
9 Tot slot
Deze notitie zijn we begonnen met een theoretische benadering om het vertrekpunt van gemeenten
inzichtelijk te maken. Hierbij zijn we ingegaan op de wijze van regievoeren, regionale samenwerking,
visieontwikkeling en de rol van de Lokale Educatieve Agenda. Ook hebben we vanuit de theorie een
aantal randvoorwaarden genoemd om tot effectief regionaal arbeidsmarktbeleid te komen en om het
LEA-overleg een plek te kunnen geven binnen het bredere arbeidsmarktoverleg.
Voorwaarden voor succes
De theorie wordt in de dagelijkse praktijk onderschreven. Daarbij lijken vooral de volgende punten
belangrijk te zijn voor het behalen van succes:
bekendheid met alle betrokken partners;
samenwerken in de regio;
goed onderhouden van de relevante netwerken;
een faciliterende en verbindende rol van de gemeente;
uitgaan van de vraag van de werkgevers.
Daar waar de samenwerking in de regio tussen gemeenten onderling en tussen gemeenten en
regionale werkgevers en onderwijsinstanties goed geregeld is, zien we dat partijen sneller tot een
succesvolle aanpak komen.
Naast bovenstaande punten komt de praktijkverkenning ook nog een ander voorwaarde voor succes
naar voren. Tijdens de gesprekken gebruikten de gesprekspartners termen als: buitenboordmotor, zo
praktisch mogelijk, bevlogenheid, momentum en dynamiek. Het zijn niet alleen de termen die
opvallen, maar vooral ook het enthousiaste waarmee ze worden uitgesproken. Een succesvolle
aanpak blijkt ook afhankelijk van een goede samenwerkingscultuur, waarin partners open staan voor
elkaar en bereid zijn om ook op een onconventionele en innovatieve wijze hun doel te bereiken. In de
gesprekken die zijn gevoerd is steeds nadrukkelijk onderstreept dat succes voor een groot gedeelte
afhangt van de mensen die erbij betrokken zijn.
Lange termijn aanpak beperkt
Zoals de Inspectie voor Werk en Inkomen ook adviseert,22
wordt het arbeidsmarktbeleid bijna altijd
gebaseerd op een goede arbeidsmarktanalyse. Hoewel de analyses een beeld geven voor de korte en
de lange termijn, blijken ook de goede praktijkvoorbeelden in deze notitie nog veelal gefocust op de
korte termijn. Als de cijfers wat meer branchespecifiek worden ingezet en gekoppeld worden aan het
strategisch personeelsbeleid van de ondernemingen en instellingen, dan zou ook de lange
termijnaanpak beter in beeld komen (zoals bijvoorbeeld bij de Academie voor Zorg en Welzijn in regio
Rivierenland).
LEA als fundament voor het bredere overleg
Het overleg tussen overheid, ondernemers en onderwijs over sociaal-economische ontwikkelingen
kent vele vormen. Beleidsontwikkeling en de afspraken daarover vinden meestal plaats in regionaal
verband. De Regionale Platforms Arbeidsmarktbeleid (RPA) en Platforms Onderwijs Arbeidsmarkt
(POA) zijn hier voorbeelden van. Binnen de Lokale Educatieve Agenda (LEA) zien we dat gemeenten
en beroepsonderwijs steeds meer beseffen dat zij gemeenschappelijke belangen delen. Denk
bijvoorbeeld aan de aanpak van voortijdig schoolverlaten, jeugdwerkloosheid en het versterken van de
sociale economie. Deze thema‟s worden steeds meer in regionaal verband (Regionaal Educatieve
Agenda- REA) besproken. Toch is een kwalitatief goede en duurzame samenwerking ook hier niet
vanzelfsprekend. Daar komt bij dat de ondernemers over het algemeen niet zijn vertegenwoordigd bij
22
Bron: Inspectie voor Werk en Inkomen, regionale samenwerking arbeidsmarktbeleid, verkennende studie 2008.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 35
de LEA. Het is dan ook niet wenselijk dat de LEA, ook al wordt hij regionaal opgezet, de plek in gaat
nemen van bestaande regionale overleggen over sociaal-economische ontwikkelingen en
arbeidsmarktbeleid. Deze laatste overleggen zijn ook veel breder georganiseerd en hebben een meer
omvattende focus. Wel kunnen de afspraken tussen gemeenten en onderwijsinstellingen binnen de
LEA een fundament leggen onder het bredere overleg.
Oberon – de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt 36
Bijlage: Met dank aan
Zoetermeer
Yvonne van Amstel, programmamanager Sociaal Economische Agenda Zoetermeer
Werkplein Regio Helmond
Jean-Louis van Oeffel, projectleider Servicepunt Werken en Leren Werkplein Regio Helmond
Noord Holland
Anita Kerssens, projectleider Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Noord Holland Noord
Sharon Smit, programmamanager Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Noord Holland Noord
Haarlem
Hanneke van der Meer, beleidsadviseur gemeente Haarlem
Academie voor Zorg en Welzijn Rivierenland
Jonne van Diggele, projectleider/extern adviseur Academie voor Zorg en Welzijn, JVD-
onderwijsadvies
Inge-Marie van Klaveren, programmamanager Zelfredzaam Rivierenland- Regio Rivierenland
Peter Salet, beleidsadviseur- Regio Rivierenland
Gert Veenendaal, programmamanager arbeidsmarkt- en participatiebeleid – Regio Rivierenland
De Groene Campus
Carel Dahmen, beleidscoordinator gemeente Helmond
Lambert van Genugten, directeur bestuurder Jan van Brabantcollege
Louise van der Heijden, Bent adviseurs
Theo Koolen, lid College van Bestuur Helicon Opleidingen
Willem den Ouden, strategisch beleidsadviseur College van Bestuur Avans Hogeschool
Dick van der Star, directeur De Groene Campus