Cultuurgebonden / Dementerend

19
Cultuurgebonden / Dementerend door Rita van Veen − 29/06/06, 10:13 Met de stijgende levensverwachting groeit het aantal dementerenden. Weinigen die dementie niet meemaken in hun omgeving, op afstand of van nabij. In de Verdieping vandaag het laatste deel van een drieluik over dementie: Een straf van Allah. Ze zegt honderd te zijn, maar haar dochter houdt het op 93. Tsering Lazom woont in een dorp bij Leh, de hoofdstad van de Noord-Indiase provincie Ladakh, waar fotograaf Hapé Smeele eveneens dementerenden portretteerde voor zijn boek 'Met de moed van een ontdekkingsreiziger'. Ergens tussen haar twintigste en dertigste trouwde Lazom een weduwnaar die al vier volwassen kinderen had. Ze werkten beiden als dagloner bij de boeren rond het dorp, en kregen samen vier kinderen. Toen haar man ernstig ziek werd, werd hij door de kinderen uit zijn eerste huwelijk weggehaald en naar een dorp in de Himalaya gebracht. Ze waren bang de erfenis mis te lopen. Van haar vier kinderen zijn er inmiddels twee overleden. Lazom woont bij haar zoon en zijn gezin. Bidden is haar leven. Ze bidt voor het welzijn van de Dalai Lama en voor haar eigen geluk. Bang voor de dood is ze niet. Ze hoopt terug te keren als mens, maar als dier is ook goed. Haar dementie wordt door haar kinderen nauwelijks als een probleem ervaren. Het wordt in de boeddhistisch cultuur als natuurlijk ervaren: je begint als kind en eindigt als kind. Het is vier jaar geleden dat meneer Karatas in de war raakte. ,,Na een hartberoerte is het begonnen'', zegt zijn vrouw. De Turkse meneer Karatas lijdt aan dementie. Hij heeft het tijdsbesef verloren, dwaalt rond in zijn eigen huis, is incontinent en soms behoorlijk agressief.

description

Cultuurgebonden / Dementerend

Transcript of Cultuurgebonden / Dementerend

Cultuurgebonden / Dementerend

door Rita van Veen − 29/06/06, 10:13Met de stijgende levensverwachting groeit het aantal dementerenden. Weinigen die dementie niet meemaken in hun omgeving, op afstand of van nabij. In de Verdieping vandaag het laatste deel van een drieluik over dementie: Een straf van Allah. Ze zegt honderd te zijn, maar haar dochter houdt het op 93. Tsering Lazom woont in een dorp bij Leh, de hoofdstad van de Noord-Indiase provincie Ladakh, waar fotograaf Hapé Smeele eveneens dementerenden portretteerde voor zijn boek 'Met de moed van een ontdekkingsreiziger'. Ergens tussen haar twintigste en dertigste trouwde Lazom een weduwnaar die al vier volwassen kinderen had. Ze werkten beiden als dagloner bij de boeren rond het dorp, en kregen samen vier kinderen. Toen haar man ernstig ziek werd, werd hij door de kinderen uit zijn eerste huwelijk weggehaald en naar een dorp in de Himalaya gebracht. Ze waren bang de erfenis mis te lopen. Van haar vier kinderen zijn er inmiddels twee overleden. Lazom woont bij haar zoon en zijn gezin. Bidden is haar leven. Ze bidt voor het welzijn van de Dalai Lama en voor haar eigen geluk. Bang voor de dood is ze niet. Ze hoopt terug te keren als mens, maar als dier is ook goed. Haar dementie wordt door haar kinderen nauwelijks als een probleem ervaren. Het wordt in de boeddhistisch cultuur als natuurlijk ervaren: je begint als kind en eindigt als kind.Het is vier jaar geleden dat meneer Karatas in de war raakte. ,,Na een hartberoerte is het begonnen'', zegt zijn vrouw. De Turkse meneer Karatas lijdt aan dementie. Hij heeft het tijdsbesef verloren, dwaalt rond in zijn eigen huis, is incontinent en soms behoorlijk agressief.

Maar mevrouw Karatas spreekt niet over een ziekte. In sommige allochtone culturen is het een schande om een oudere dement te noemen. ,,Dat staat gelijk aan iemand gek verklaren'', zegt Martha Boven, hoofd van de dagbehandeling in verpleeghuis De Rustenburg in Rotterdam. De familie, vertelt Boven, kan zich heftig tegen de diagnose verzetten. ,,Vergeetachtigheid hoort bij ouder worden, zo vinden zij. Het is niet respectvol zo'n oudere naar de Riagg te sturen om te onderzoeken in hoeverre er sprake is van dementie. Als je naar het Riagg moet, dan ben je gek, zo redeneert de familie. En daarom weigeren ze daarheen te gaan.''De Rustenburg begint steeds meer ervaring op te doen met allochtone ouderen. Het verpleeghuis staat midden in Delfshaven, een buurt waar veel migranten wonen. Aanvankelijk ging de instroom van oudere migranten langzaam, omdat de eerste generaties nog te jong waren. Maar met name de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders, die in de jaren zestig naar Nederland kwamen, genieten tegenwoordig van hun pensioen. En daarmee neemt de behoefte aan ouderenzorg toe. In De Rustenburg is inmiddels zestig procent van de bewoners allochtoon. ,,Wij zien dat deze mensen al vrij jong in een verpleeghuis terechtkomen. Dat komt omdat zij eerder ziek en oud worden dan de meeste Nederlanders. Ze hebben hun hele leven fysiek zwaar werk gedaan en velen zijn uiteindelijk in de WAO terecht gekomen.''Het Rotterdamse verpleeghuis heeft sinds een jaar een afdeling voor islamitische ouderen. Er wordt halal gekookt door een Turkse kok en de woonkamer is oosters aangekleed. Op de diep blauwe muur hangt een schilderijtje met koranteksten. Er is zelfs een nisje omgebouwd tot gebedsruimte. Zo kunnen de ouderen zich beter op hun gemak voelen. Net als de Nederlandse ouderen, voor wie een kamer is ingericht met een schouw, een kolenkit, een staartklok en luie stoelen. Meneer Karatas woont nog niet in De Rustenburg. Zolang het nog kan wil zijn vrouw hem thuis laten. Ze heeft erg geaarzeld om haar man een paar keer per week naar de dagbehandeling te laten gaan in de Rustenburg. Het was Ibrahim, een medewerker van het Centrum Interculturele Zorg van Delfshaven, die haar wist te overreden.Het is voor mevrouw Karatas niet makkelijk te kiezen voor haar man. In vier jaar tijd is hij zo hard achteruitgegaan dat ze hem geen moment meer uit het oog kan verliezen. Zelf is ze 62 en na het grootbrengen van zeven kinderen beginnen de jaren ook bij haar te tellen.

Activiteitenbegeleidster Emisen Soyyigit helpt de oude vrouw, die geen Nederlands spreekt, met het vertalen van haar dagelijkse besognes. ,,Soms moet het, maar eigenlijk kan ik mijn man niet alleen thuis laten. Al ben ik maar vijf minuten weg, dan heeft hij overal in huis gepoept en geplast. Het is moeilijk. Ik dwing hem om naar de wc te gaan. Maar hij is sterk en wil niet altijd. Zelfs als ik sta af te wassen moet ik me steeds omdraaien om te kijken wat hij aan het doen is. In huis draai ik alle deuren op slot en als ik even weg moet, bijvoorbeeld om boodschappen te doen, dan leg ik hem in bed. Hij heeft een bed met hekken, die ik dan omhoog trek. Ik kan hem niet meer meenemen naar buiten omdat hij zo slecht loopt.'' ,,Ik blijf voor hem zorgen. Wat moet ik anders? Soms als hij erg lastig is en iets niet wil, dan zeg ik tegen hem dat ik ziek word als hij zo doorgaat. En wie moet er dan voor je zorgen?, vraag ik hem dan. Daarmee kan ik hem soms nog wel overtuigen. Mijn kinderen vraag ik niet om te helpen. Die hebben hun eigen gezin. Toen ik laatst zelf ziek werd, heeft mijn jongste dochter een paar weken geholpen. Maar ik wil de kinderen niet vragen hun vader te verzorgen.'' Naast het verpleeghuis is het Centrum voor Transculturele Zorg gevestigd. De medewerkers van dit centrum gidsen de allochtonen door de Nederlandse zorgwereld. Want die is groot en voor migranten vaak onbegrijpelijk. Om acceptatie van zorg makkelijker te maken worden imams gevraagd over ouder worden en verzorgingstehuizen te preken op vrijdag. De ervaring leert dat het vanuit de moskee snel rond vertelt in gemeenschappen. Ook de vrouwenverenigingen die aan de moskee verbonden zijn, worden bezocht. Soms kan dementie voor moslim-ouderen zo ondraaglijk zijn dat ze een imam vragen de duivel uit te drijven. ,,We hebben hier eens een Marokkaanse meneer gehad waarvan de familie ons vroeg een imam in huis te halen die de demente man van zijn boze geesten moest verlossen'', weet Martha Boven zich te herinneren. Als het de familie helpt de ziekte te accepteren dan hebben ze er bij De Rustenburg geen bezwaar tegen. ,,Zij geloven dat dementie een straf van Allah is. Tijdens zo'n ritueel spreekt de imam bepaalde koranteksten uit.'' Mevrouw Karatas heeft er geen moment aan getwijfeld dat ze in Nederland blijft. Het zou voor haar man, die in het verleden is gaan leven, misschien rustiger zijn

om terug te keren in zijn geboorteplaats Kirsekir in Turkije. ,,Maar voor mij is het niet goed'', zegt ze stellig. ,,Wat moet ik daar als ik lichamelijk achteruit ga? Ik kan nergens terecht. De zorg is daar niet zo goed geregeld als in Nederland.'' Soms staat activiteitenbegeleidster Emisen Soyyigit te kijken van de reacties van meneer Karatas. Ze verwachtte dat deze oude man het Nederlands geheel zou zijn vergeten, maar dat blijkt niet zo te zijn. Onlangs ging ze met de ouderen naar de dierentuin. ,,Ineens viel zijn oog op een slang en riep hij: Godverdomme wat een grote slang. Wij waren stomverbaasd.'' De moeder van Maria Gomez Lopez is licht dementerend. Dat kreeg de dochter in het Dijkzichtziekenhuis te horen, nadat haar moeder voor de tweede maal met ernstig depressieve klachten moest worden opgenomen. De Kaapverdiaanse gelooft het nog steeds niet. ,,Ik werk zelf op de psychiatrisch geriatrische afdeling van een verzorgingstehuis. Als ik naar de bewoners kijk zie ik mijn moeder daar niet in terug. Misschien wil ik het niet inzien, dat zou goed kunnen.'' Ook de 76-jarige mevrouw Gomez Lopez gaat iedere woensdag naar de dagopvang in De Rustenburg. De rest van de week is ze thuis. Ze wordt verzorgd door haar man en jongste dochter Maria, die iedere dag langskomt. ,,De thuiszorg komt moeder 's ochtends wassen. Laatst vroegen ze mij of er ook huishoudelijke hulp nodig was. Ik legde die vraag aan mijn vader voor, die het meteen afwees. Hij vond dat er dan te veel mensen over de vloer kwamen.'' Met haar fulltime baan is de mantelzorg voor Maria maar net vol te houden. Maar ze klaagt niet, want in Kaapverdië is het de plicht van kinderen om voor de ouders te zorgen. De problemen met moeder begonnen vier jaar geleden. Het was vlak voor de vakantie. Moeder zou samen met haar broer voor twee maanden naar haar geboorteland gaan. ,,Een maand voor het vertrek zagen we dat er iets niet goed was. Moeder maakte zich overal druk over, ze was gestresst en af en toe in de war. Een week voor de reis zei ze dat ze er geen zin meer in had. Ze is toch gegaan.'' ,,Mijn broer belde na twee dagen dat het niet goed ging met moeder. Ze wilde

niet meer eten en zei dat het haar huis niet was. Mijn vader is haar meteen gaan halen en samen zijn ze naar een Kaapverdiaanse dokter in België gegaan. Je moet weten dat Kaapverdianen, vooral ouderen, zich schamen om naar een dokter te gaan. Ze zijn lange tijd met keukenmiddeltjes zoals thee en smeersels bezig voor ze naar de dokter gaan.'' Van de Kaapverdiaanse arts kreeg ze antidepressiva voorgeschreven, maar ondanks de medicijnen ging de oudere vrouw snel achteruit. Ze werd maanden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, weer ontslagen en weer opgenomen, in het Dijkzichtziekenhuis. Van de laatste opname is ze aardig opgeknapt. Maria heeft haar vader uitgelegd wat dementie is en hem voorbereid op wat allemaal nog komen gaat. ,,Hij begrijpt het niet. En hij wordt boos op haar. Als mijn moeder iets verwards zegt dan doet hij lelijk tegen haar. Hij wil haar zien zoals ze vroeger was.''Als het helemaal niet meer gaat, zal ze zoeken naar een verpleeghuis. ,,Het is verschrikkelijk, maar we kunnen niet anders. Mijn ouders zeiden altijd: stop ons niet in een tehuis. Dat knaagt. Het past niet in onze cultuur. Mijn dochter zal er later minder moeite mee hebben; zij is hier opgegroeid.'' Maria heeft eens rondgekeken en telde maar weinig Kaapverdiaanse ouderen in verzorgingstehuizen. ,,Waar ik werk wonen er drie. Er wordt al snel lelijk over je geroddeld in de Kaapverdiaanse gemeenschap als je een van je ouders wegbrengt. Snap je dat nou, hoor je dan zeggen, ze stopt haar moeder in een tehuis. Ze willen niet zien hoe moeilijk het is om voor je dementerende ouders te zorgen.'' 01/06/2006

Pindakaas

Lotte van den Bergs fascinatie voor Hapé Smeeles fotografie maakt hem tot een interessante sparring partner voor een gesprek over werk en leven, over de verschillen en gelijkenissen tussen theater en fotografie.

Lotte van den Berg heeft de fotoboeken van Hapé Smeele (1962) steeds binnen handbereik. In 1997 verscheen Een andere werkelijkheid, over verstandelijk gehandicapten in Nederland. Daarna fotografeerde Hapé Smeele vijf jaar lang acht dementerende bejaarden in een kleine woongroep in Rotterdam en in het boeddhistische Ladakh (Noord-India). In Met de moed van een ontdekkingsreiziger (2002) brengt hij hun laatste levensfase in beeld. Deze twee boeken maken deel uit van wat een drieluik wordt over ‘kwaliteit van leven’. Lotte van den Bergs fascinatie voor Smeeles werk brengt ons naar een café op de heide in Laren, vlak bij Hilversum. ‘…omdat iedere situatie in het leven een uitdaging voor de mens betekent en een probleem dat hij zelf moet oplossen, daarom kan de vraag naar de zin van het leven eigenlijk worden omgekeerd. Uiteindelijk moet de mens niet vragen naar de zin van zijn leven, maar moet hij veeleer zich ervan bewust zijn dat hèm iets wordt gevraagd. In het kort gezegd: de mens wordt door het leven ondervraagd; en hij kan alleen maar antwoord geven door middel van zijn eigen leven; op het leven kun je alleen maar antwoord geven door verantwoordelijk zijn.’ (openingswoorden van psychotherapeut Victor Frankl bij Met de moed van een ontdekkingsreiziger) Van den Berg : Je zegt dat je vereerd bent met onze komst. Is dat omdat jij geen theater maakt maar boeken, en daardoor je publiek niet kent? Smeele : Fotografie is inderdaad vrij anoniem werk. Dat bevalt mij wel. Ik hou ervan om kleinschalig en verborgen te werken, en pas naar buiten komen als het werk af is. Al is het op dat moment al klaar voor jezelf natuurlijk. Maken is onderzoeken. Eens het onderzoek rond is, is het klaar. Dan moet je het enkel nog naar buiten brengen.

Van den Berg : Met theater is dat toch helemaal anders. Je hoopt dat je voorstelling tegen de première klaar is, maar toch is het elke avond anders. Theater is een heel vluchtig medium, dus ‘klaar’ is het eigenlijk nooit. Een boek of foto’s kunnen klaar zijn, maar als na een tijdje een voorstelling niet meer gespeeld wordt, dan is het afgelopen in plaats van klaar. Dan kan nooit meer iemand het zien. Smeele : Maar zie jij je werk ook als onderzoek?Van den Berg : Ja. In Stillen onderzocht ik hoe mensen samen zijn of niet samen zijn, wat ze van elkaar nodig hebben en hoe ze alleen kunnen zijn. Opeens zijn er dan zes acteurs die allemaal andere antwoorden op die vragen hebben, en dan ben je, door twee mensen naast elkaar te zetten, heel direct met dat onderzoek bezig. Ik heb ook een keer een voorstelling gemaakt met zeven gevangenen in een gevangenis, Begijnenstraat 42. Dat is een hele andere manier van werken dan met acteurs, die opgeleid zijn om dat onderzoek te doen. Smeele : Dat kan ik me voorstellen. Als er één groep moeilijk te fotograferen is, dan zijn het wel acteurs, vind ik. Ik laat me heel snel imponeren door hen en denk dat ik mooie foto’s aan het maken ben, maar dan kom ik thuis en blijkt het helemaal niks. Ik vind het heel moeilijk om tot een soort echtheid door te dringen bij acteurs. Het lijkt me dan wel interessant voor jou om te kunnen werken met gevangenen die niet geschoold zijn. Van den Berg : Ik leer erg veel van het werken met niet-professionele acteurs. Ergens staat er nu een iglo leeg was een voorstelling met verstandelijk gehandicapte spelers. Ik vind het heel fijn om wat ik daar leer of meemaak mee te nemen in mijn werk met professionelen. Het is voor mij een uitdaging om te blijven werken met zowel professionele als niet-professionele acteurs. Een acteur is gewoon een mens. Het is zeker mogelijk hem ‘uit te kleden’.

Smeele : Het is gewoon belangrijk je niet te laten belazeren. Je moet scherp zijn om er doorheen te kijken. Van den Berg : Grappig dat je dat ‘belazeren’ noemt. Als er kinderen naar Het blauwe uur kwamen kijken, dan vroegen die me achteraf ook altijd wat nep was en wat echt. De acteurs waren dan nep. Die kinderen waren helemaal in de war, bijvoorbeeld over de poes, of die dan echt of nep was. Smeele : Ik moet bekennen dat ik dezelfde vragen heb. Kwam die poes toevallig langs en heb je dat er mooi in verwerkt? Of zat er iemand in de struiken klaar met die poes? Van den Berg : Het is heel wonderlijk dat mensen, op het moment dat ze een kader krijgen en door dat kader naar de werkelijkheid kijken, plots het gevoel krijgen dat alles geënsceneerd is. Ik doe niets met die poes, je perceptie doet dat. Omdat ik de mensen in een straat op stoeltjes zet en hen een uur lang laat kijken, gaan ze plots helemaal anders kijken en dingen met elkaar verbinden. En ze zijn daar dan zo door verrast, omdat ze daar kennelijk elke dag aan voorbijlopen. Smeele : Dat vind ik wel een mooi gegeven. Binnenkort moet ik een lezing houden voor managers uit de zorg, en ik ga hen vooraf vragen om de afstand tussen hun auto, fiets of trein en hun werkplek te te fotograferen. Een afstand die ze misschien al honderdduizend keer afgelegd hebben, maar door een camera zullen ze die ineens anders gaan bekijken. Van den Berg : Ik begin mijn voorstellingen altijd met het bouwen van de tribune. Ik besteed heel veel aandacht aan de toeschouwer, aan wat het is om te kijken, om toeschouwer te zijn. Wat betekent het om in de gevangenis naar een voorstelling te kijken, of op een lange grijze bank op een braakliggend terrein. Voor Het blauwe uur moest iedereen zelf zijn krukje meebrengen. En omdat mensen beginnen te

kijken, is er iets te zien. Niet omdat ik hen zeg dat ze naar iets moeten kijken.

KIJKEN NAAR EEN BOOM EN DE WIND IN DE TAKKEN

Smeele : Je hebt al op vele plekken gewoond en gewerkt, je doet heel veel verschillende dingen. Is er iets als een constante in je werk of leven? Een thema dat je al jaren bezighoudt of zo? Van den Berg : Ik denk dat ik inderdaad een beetje nomadisch ben. Ik hou er heel erg van om nieuwe terreinen te verkennen, andere mensen te leren kennen, in een gebouw te ontdekken waar het kopieerapparaat staat… Ik wil zowel in de kleine als de grote zaal werken, zowel binnen als buiten het theater, voor jongeren of volwassenen, met amateurs of professionelen. Ik vind het heerlijk om binnen al die variabelen steeds weer mezelf te vinden. De constante in mijn werk is de vraag hoe we omgaan met de vergankelijkheid van de dingen in het leven, met doodgaan, met imperfectie en het verlangen naar perfectie. Ik heb de voorstelling Braakland gemaakt, en daarvoor hebben we ons gebaseerd op de boeken van Coetzee. Hij heeft het o.a. over een blanke vrouw in Zuid-Afrika die verkracht wordt door haar buurman, maar besluit om die man niet aan te geven en gewoon daar te blijven wonen en haar leven verder te zetten, tot groot onbegrip van haar vader. In Braakland vroegen we ons af wat er gebeurt op het moment dat je besluit je niet te verzetten en je leven niet te verdedigen. Enerzijds heb je de gedachte dat het prachtig is om de dingen te accepteren zoals ze op je afkomen en met het leven mee te bewegen, maar tegelijkertijd vraag je je natuurlijk ook af waar de grens ligt. Om die paradox draaide de voorstelling: je moet je leven willen leven en ervoor vechten, maar je moet ook accepteren dat het eindig is en dat je er niet veel aan kan veranderen. Smeele : Je lijkt me nochtans een heel dynamisch persoon; ik zou denken dat jij juist iemand bent die zich wel zou

verzetten en in actie komen. Van den Berg : Ja, eigenlijk wel. Toch gaat het in veel van mijn voorstellingen niet om de actie. Smeele : En wat spreekt je dan zo aan in die gelatenheid? Het feit dat je het onbegrijpelijk vindt? Van den Berg : Nee, ik vind het niet onbegrijpelijk, ik vind het net heel mooi. In mijn voorstellingen wil ik beide dingen laten zien: het samengaan van reageren en niet reageren. Heel vaak laat ik mijn spelers handelingen uitvoeren die vervolgens heel langzaam doodbloeden of wegvloeien. Een beweging van iets en dan weer niets. Ik vind het fijn om te kijken naar een boom, een tak die beweegt in de wind, en daarnaast iemand bij de bushalte met een boodschappentas met daarin een pot pindakaas. Het hele dagelijkse naast het ongrijpbare. Snap je wat ik daarmee bedoel? Smeele : Ja, ik denk het wel. Een kennis van mij was een tijdje geleden in Terschelling, en hij vertelde mij dat hij elke dag langs het strand liep en zich plots realiseerde dat dat strand en die zee er over honderd jaar nog zullen zijn, maar hij niet meer. Dat gaf hem gek genoeg een veilig gevoel. KWALITEIT VAN LEVEN

Van den Berg : Ik heb je twee boeken ooit tegelijk gekocht, ergens in Amsterdam. Er ligt altijd wel een van de twee op tafel als ik begin met een nieuwe voorstelling. Ik kijk er zelf in, of samen met de acteurs. Wat mij zo raakt in je foto’s, is de aandacht, de rust, de tijd en het geduld die ervan uitgaan. Dat vind ik heel fijn om te krijgen. Smeele : Mijn onderzoek in die twee boeken gaat over kwaliteit van leven. Het sluitstuk, het derde boek, moet ik nog maken. Dat zal over mijn zoontje Wolf gaan, die

geboren werd met een dodelijke genetische afwijking. In die drie boeken komt dus telkens een groep mensen aan bod van wie gezegd wordt dat hun leven niet voldoende waard is. Ik was al tien jaar bezig met dat onderwerp, toen Wolf in mijn leven kwam. Ik wist al van bij het eerste boek over verstandelijk gehandicapten dat ik drie delen wilde, zonder te weten waarover dat derde deel dan zou moeten gaan. Toen Wolf geboren werd, besefte ik dat ik er niet meer omheen kon. Het thema kwam plots op alle fronten mijn eigen leven binnen. We hebben heel veel foto’s van Wolf gemaakt, en mijn vrouw, die ook fotografe is, heeft in die periode ook veel geschreven. Al het materiaal is er dus, maar ik wacht het juiste moment af, want ik wil geen therapeutisch boek maken. Misschien maak ik het volgend jaar, of over tien jaar, of misschien wel nooit. Van den Berg : Ik vind het heel mooi dat je het tweede boek, over dementerende ouderen, begint met een foto van Wolf en een brief aan hem. Dat je dat hele kleine, korte leven plaatst tegenover die lange levens, en dat het eigenlijk zo gelijk is. Smeele : Dat is een heel gedoe geweest, want de uitgever zag dat eigenlijk niet zitten. Maar ik wilde dat boek absoluut aan mijn zoontje opdragen. Ik kom als fotograaf zo dicht bij anderen in hun leven, en op zulke tere momenten, dat ik vond dat ik er toen niet omheen kon om ook een stuk van mezelf bloot te geven.

TopSFEER FOTOGRAFEREN

Smeele : Ik vind dat je werk zich heel erg voor film leent. Je hebt gewoon een hele goede cameraman nodig. Van den Berg : Ik ben er zelf heel erg mee bezig op dit moment. Ik denk dat voorstellingen als Braakland en Stillen makkelijk verfilmd zouden kunnen worden. Na Stillen werd ik trouwens spontaan benaderd door een filmproducent. In 2008 ga ik geen voorstelling maken, maar me bezig houden met die

filmvraag. Niet gewoon om een voorstelling te registreren, maar echt om een nieuwe film te maken. Daar zou ik graag een paar maanden onderzoek naar doen. Ik ben in mijn voorstellingen altijd heel erg met de toeschouwer bezig, en in film ligt dat natuurlijk helemaal anders. Ik zal mijn verhaal op een andere manier moeten vertellen. Ik heb heel veel zin om daaraan te beginnen; tegelijkertijd heb ik nog nooit een camera in mijn hand gehouden. Ik hou er niet van foto’s te maken. Ik vind het sowieso al lastig om overal toeschouwer te zijn en voortdurend te observeren. Toen ik op reis ging naar Siberië en Mongolië heb ik bewust geen camera meegenomen, om me niet nog meer buiten de dingen te plaatsen. Smeele : Ik kan me voorstellen dat de camera een blokkade is. Maar je zou net zo goed naar Siberië kunnen gaan en de hele dag alleen maar door je fototoestel kijken. Dan ben je op een of andere manier ook heel erg aanwezig. Van den Berg : Maar doe jij een stap achteruit als je fotografeert? Als je een familie aan het fotograferen bent, zit je dan met hen aan tafel, of sta je naast de kast naar hen te kijken? Smeele : Ik werk altijd met hele korte brandpuntafstanden, ik zit er als het ware bovenop. Meestal is de afstand tot iemand die ik fotografeer kleiner dan een meter. Ik ben altijd geïntrigeerd geweest door de vraag hoe dicht je bij iemand kan komen. Hoe intiem kan je worden met iemand die je al jaren kent of die je tien minuten geleden voor het eerst ontmoet hebt? Eigenlijk fotografeer ik geen mensen of dingen; ik fotografeer sfeer. Ik zoek voortdurend waar die sfeer inzit, hoe die zich uitdrukt. HET DENKEN GETACKELD

Van den Berg : In een van haar boeken heeft Patricia De Martelaere het over de westerse en de oosterse Verlichting. Beide vormen van Verlichting gaan over bewustzijn. In het

westen werd dat bewustzijn door Descartes benoemd als de ratio: ik denk dus ik ben. Terwijl je volgens de oosterse leer pas bewust kan worden als je het denken uitschakelt. Over dat verschil heeft De Martelaere een ontzettend mooi stuk geschreven. Ze schrijft hoe de paradox in het oosten gezien wordt als de enige manier om de waarheid te benoemen. Je krijgt een schijnbaar onoplosbaar raadsel; je hoofd erover breken helpt niet. Je moet het denken proberen uit te schakelen, te tackelen, en pas dan zal je de waarheid onder ogen kunnen zien. In het westerse denken daarentegen is een paradox iets heel vervelends, wat we zo snel mogelijk willen oplossen. Smeele : Je ratio tackelen, dat moet je volgens mij als fotograaf of theatermaker voortdurend doen. Je maakt plannen, je loopt vooruit, en steeds weer moet je alles onderuit durven halen en de absoluutheid eraf halen. Zodat alles openblijft. Van den Berg : Tegelijk heb je die absoluutheid ook wel nodig. Of je komt niet op gang. Je moet willen handelen, dingen willen doen, en op elk moment toch weer bereid zijn alles te herzien. Dus dan kom ik opnieuw bij het samengaan van het actief zijn enerzijds en het laten gebeuren en accepteren anderzijds… Smeele : Ik laat me in mijn werk heel erg inspireren door religie en filosofie. Mijn onderzoeksmiddel is mijn camera, maar fotografie is niet mijn inspiratiebron. Ik kan me voorstellen dat jij ook geïnspireerd bent door andere dingen dan door theater zelf, door literatuur, film, … Ik kom uit de politiek, maar dat was niet echt mijn plek. Het ijle van de religie is ook mijn plek niet. De taoïsten zeggen dat je de hemel en de aarde hebt, en daartussen de mens. Dat vind ik wel mooi. De hemel stroomt door de mens naar de aarde, de mens is een soort verbindingsschakel. Hij zwoegt en ploetert, dingen gaan fout, … dat vind ik een heel intrigerend proces.

Van den Berg : Dat is precies wat ik bedoel met die vrouw met haar boodschappentas en haar pot pindakaas. Zij staat in de wereld en snuit haar neus, en boven haar hoofd komt er een wolk voorbij of beweegt er een takje. In elk moment is het vergankelijke en het niet-vergankelijke aanwezig, de actie en datgene wat gewoon gebeurt. Smeele : Wat mij aanspreekt in het taoïsme, is de lichtheid en de anarchie ervan. In de eerste tekst staat dat de Tao dat is wat we niet kunnen kennen, de essentie. Het meest essentiële is onkenbaar en onbenoembaar. Omdat we de essentie niet kunnen vertellen, bewegen we er voortdurend omheen, met mythes, sprookjes, theater, foto’s, … Van den Berg : Toch is het zo dat we het telkens wel proberen; we kunnen ons niet verzoenen met het feit dat we de essentie nooit zullen bereiken. In elke foto die jij maakt, in elke voorstelling die ik maak, proberen we het onbenoembare toch te benoemen, nee? We proberen er ons in ieder geval toe te verhouden. RELIGIE

Van den Berg : Religie is voor mij ook een belangrijk thema. Dat heeft heel erg te maken met mijn vader, Jozef van den Berg. Hij was theatermaker en poppenspeler, maar zonder poppenkast: hij stond in zijn eentje op het podium en er waren ook poppen. Hij was een groot acteur denk ik, hij heeft mensen diep geraakt en geïnspireerd. Op een gegeven moment is hij heel erg in de war geraakt – zo noem ik dat, zo zal hij het zelf niet benoemen. Zijn broer was gestorven, en hij wilde een voorstelling voor hem maken. Om de dood te verlichten, te bestrijden, ik weet het niet, ik denk dat hij hem de hemel wilde geven. Maar dat lukte niet. Zelf zegt hij dat hij toen God gevonden heeft. Hij is heel religieus geworden. Hij wilde een voorstelling maken over de waarheid die hij gevonden had, maar hij slaagde daar niet in. Theater gaat namelijk heel erg over doen alsof.

Dat is een groot verschil met fotografie: jij laat in jouw foto’s de mens zien, het echte, of zo wordt het toch gelezen. Theater gaat over representatie: ik doe alsof ik een prinses ben. In mijn werk probeer ik te presenteren in plaats van te representeren. “De man die hier voor u staat, zit al twee jaar in de gevangenis.” Punt. Maar over het algemeen werkt theater zo niet. Het vertelt uiteindelijk wel iets over het leven, maar met omwegen. En op het podium, dat dient om te doen alsof en omwegen te maken, kan je niet zeggen dat je gisteren God gezien hebt. Mijn vader wilde die omweg echter niet meer maken, hij wilde geen verhaaltjes meer vertellen. Zijn laatste voorstelling was in deSingel in Antwerpen, voor een uitverkochte zaal. Hij had enkel zijn bijbel mee, en had besloten die op een willekeurige bladzijde open te slaan en voor te lezen. Er stond iets in de zin van “gij moet mijn weg gaan”. Op dat moment heeft hij besloten te stoppen met theater maken. Hij zei aan het publiek dat hij ermee stopte en dat ze aan de kassa hun geld konden terughalen. Gelach. Hij zei dat hij het meende, en de mensen begonnen nog harder te lachen. Hij zei toen aan het publiek dat dat voor hem het bewijs was dat het onmogelijk is om op scène de waarheid te zeggen. Sindsdien – dat is nu zestien jaar geleden – heeft hij nooit meer op de planken gestaan. Hij heeft zijn eigen pelgrimsoord gebouwd, hier niet zo ver vandaan, en leeft er als monnik, met een pij en een hele lange baard. Ik was vijftien toen dat gebeurde; het was een heel verwarrende periode. Hij zei zelf dat hij niet gek geworden was, maar veel mensen noemden het godsdienstwaanzin. Plots heb je een vader die zegt dat er maar één weg is, en dat hij die gaat volgen in al zijn extremen. Mijn zoektocht bestond erin daarmee te leren omgaan. Eerst dacht ik dat ik hetzelfde moest geloven als hij om hem te kunnen begrijpen, maar op een gegeven moment kwam ik tot het besef dat het voldoende is om gewoon te geloven dat hij gelooft. Om het bij hem te laten. Ik vertel dit allemaal om uit te leggen waarom religie, en de manier waarop je daar mee omgaat, zo belangrijk is voor mij.

Smeele : Ik kan me wel voorstellen dat mensen dat interpreteren als waanzin. Volgens mij beweegt het zich ook op de grens daarvan. Hij heeft jarenlang geloofd in zijn werk en geleefd voor die poppen. De dag dat je dan besluit dat dat allemaal geen waarde meer heeft… Volgens mij is dat bijna niet te verdragen. Je had het over vergankelijkheid en loslaten en doodgaan, maar een idee waar je zo erg in geloofd hebt loslaten, lijkt me een enorm moeilijke stap. Van den Berg : Het is mooi om het over de vergankelijkheid van een gedachte of een idee te hebben. Het gaat vaak over materiële dingen – wat is het vervelend dat ik rimpels krijg, of dat mijn huis op instorten staat, of dat dit jurkje niet meer proper te krijgen is – en dat soort vergankelijkheid is al zo ingewikkeld. Maar de vergankelijkheid van ideeën, gedachten, concepten waaraan je je vasthoudt, is nog veel ingrijpender. Smeele : Ja, inderdaad, daar zit je nog veel meer aan vastgeklonken. Van den Berg : In dat opzicht is kennis eigenlijk net zo goed materialisme. Materialisme van het hoofd. Smeele : Eigenlijk is het toch vreemd: kunst heeft eeuwenlang ten dienste gestaan van religie, en nu is het een taboe om religie in kunst te tonen. Er is hier in Nederland een enorme drang om taboes te doorbreken, maar dat gaat dan altijd over seks en schaamte, nooit over religie. Van den Berg : Ik denk dat dat voornamelijk met onze angst te maken heeft om dingen te benoemen. Om te zeggen dat je een zoekend mens bent, en een manier wil vinden om je als kleine mens te verhouden tot een groter geheel. Ooit maakte ik de voorstelling Ik zou mezelf willen weggeven maar ik weet niet aan wie. Die ging heel erg over dat verlangen om

te durven zeggen dat je op zoek bent, om je over te geven aan iets. Smeele : Volgens mij gaat het ook heel erg tegen het principe van zelfbeschikking in. Bij zelfbeschikking hoort controle, en religie gaat om overgave. Dat gaat in tegen ons verlangen om alles onder controle te hebben. Onze fixatie op vrijheid is tevens een fixatie op controle; onder vrijheid verstaan wij vrijheid van keuze, en kiezen is tegenstrijdig met zich overgeven. Van den Berg : In het najaar ga ik een voorstelling maken over religie. Ik maakte een reis door Siberië en Mongolië. Ik verbleef er een tijdje in een nonnenklooster, dat tegelijk ook een soort boerenbedrijf was. Toen ik daar was, was het veel te koud om de kerk te verwarmen, en daarom hielden de vrouwen hun diensten rond de kachel in de keuken. Ze stonden daar te bidden, te prevelen en te zingen, en tegelijk werd er in de pap geroerd. De absolute menselijkheid van dat bidden, heeft mij ontzettend geraakt. Dat was zo anders dan wat ik ken van de kerk hier, waar alles prachtig en perfect moet zijn. Ik heb religie daar echt als iets moois ervaren: mensen die proberen zich te verhouden tot iets wat ze niet begrijpen, tot iets wat veel groter is dan hen. Smeele : Wij hebben inderdaad een ontzettend heilig beeld van oosterse religie. In film en fotografie worden we geconfronteerd met serene sfeerbeelden, terwijl het alledaagse wat er toch ook doorheen fietst er systematisch uitgepoetst wordt. Van den Berg : Wat ik ook zo verwarrend vind, is dat wij zelf concepten als liefde of religie zo mythisch en groot maken, waardoor we ze niet meer kunnen benaderen. Alsof we ons voortdurend willen omringen met dingen waar we nooit bij kunnen, waar we ons niet meer toe kunnen verhouden. Dé mooiste foto. Hét geweldigste toneelstuk. We vinden het

blijkbaar fijn om onszelf het onmogelijke aan te meten en ons daarmee te kwellen. Smeele : Dat gaat ook over perfectie en imperfectie. Perfectie is altijd onbereikbaar, perfectie creëert afstand, het slaat dood. DE FOYER

Smeele : Eigenlijk ben ik het niet eens met je vader als hij zegt dat het onmogelijk is oprecht te zijn op scène. Als ik die avond in de zaal had gezeten, zou ik me wellicht ook geen raad met mezelf hebben geweten. Maar de werking van zijn woorden moet dan nog beginnen. Je gaat je geld terugvragen aan de kassa, je gaat naar huis, en het blijft in je hoofd hangen. Dus wat hij daar op dat podium gezegd en gedaan heeft, heeft wel iets in gang gezet. Van den Berg : Maar dan gaat het niet zozeer om wat je precies zegt, als wel om de ervaring. Dan is de vraag niet meer of je als kunstenaar de waarheid kan vertellen, maar je kan iemand wel een werkelijke ervaring bezorgen. Smeele : In die zin ontmoet jij je publiek dan net zo min als ik. Want jouw voorstelling werkt ook nog door als de mensen al lang naar huis zijn en er in hun bed nog over liggen nadenken. Van den Berg : Ik ben blij dat je dat zegt, want dat wordt in theater erg vaak misbegrepen. Gesprekken over een voorstelling vinden doorgaans onmiddellijk achteraf in de foyer plaats. Ik vind dat moeilijk. Smeele : Eigenlijk zou die foyer gewoon afgeschaft moeten worden. Iedereen gaat naar buiten en wandelt en fietst nog een eindje, in plaats van onmiddellijk te gaan analyseren. Van den Berg : Ja maar eigenlijk zit je al in je hoofd te analyseren, terwijl je kijkt. Misschien is het wel een

beetje beroepsmisvorming: nog terwijl een voorstelling bezig is, ben je haar al aan het uitkleden en doodmaken. Smeele : Terwijl je de essentie toch niet zal kunnen vatten. Dat brengt ons weer bij het eerste citaat van de Tao: de essentie is onbegrijpelijk en onbenoembaar. Dat is ook het onverteerbare ervan. Van den Berg : Dat is vreselijk onverteerbaar, maar we doen ons best. (lacht) OPGETEKEND DOOR ELLEN STYNEN(Toneelhuis Antwerpen)