Corn cob mix en maiskolvenschroot als krachtvoerbron in ...

4
D e maisteelt levert een viertal verschillende verschijningsvormen: maiskuilvoer, (vochtig) maisgraan, graan met spil (ccm, corn cob mix) en graan met spil en schutbladeren (mks, maiskolven- schroot). Maiskuilvoer waarbij de volledige plant ge- oogst wordt, kan als ruwvoer bestempeld worden. Vochtig maisgraan, ccm en mks zijn eerder kracht- voerachtigen. Onder welke voorwaarden zijn deze geschikt als krachtvoerbron in rantsoenen voor Belgisch-witblauwvleesvee? Inhoud ccm en mks Tabel 1 geeft een overzicht van de samenstelling en de voederwaarde van de verschillende maisvormen aan de hand van diverse literatuurbronnen. De ver- schillende bronnen kunnen de reden zijn waarom ccm ondanks het lager ruwecelstofgehalte in de ta- bel minder vevi en een hogere structuurwaarde zou bevatten dan mks. Wanneer de maisplant integraal geoogst wordt, be- vat het kuilvoer ongeveer evenveel zetmeel (gram per kg droge stof) als droge stof (gram per kg), maar het zetmeelgehalte kan aanzienlijk variëren. Bij mks en ccm daalt het ‘ruwvoeraandeel’ ten opzichte van maiskuilvoer, wat tot uiting komt in een lager ruwecelstofgehalte. Bij ccm kan het aandeel spil va- riëren, waardoor ook het gehalte aan voedende be- standdelen kan schommelen. Wanneer enkel het Maiskrachtvoer Corn cob mix en maiskolvenschroot als krachtvoerbron Met de teelt van mais en door de mais als vochtig mais- graan, ccm of mks te oogsten kan de kostprijs van kracht- voer verlaagd worden. Maar er zijn bij inpassing in het rantsoen wel nutritionele voorwaarden aan verbonden. tekst Leo Fiems graan geoogst wordt, bedraagt het zetmeelgehalte ongeveer 675 g per kg droge stof, met een variatie van nauwelijks 550 tot ruim 700 g, afhankelijk van variëteit en rijpheidstadium. Naarmate de maiskol- ven beter ontwikkeld zijn, kan de energiewaarde van het graankuilvoeder stijgen. Een stijging van het zetmeelaandeel gaat in dit geval wel gepaard met een lichte daling van het eiwitgehalte. Belangrijk voor herkauwers is de afbreekbaarheid van het zetmeel in de pens. Een hoge pensafbreek- baarheid kan resulteren in een snelle fermentatie van het zetmeel met vorming van veel vluchtige vetzuren. Wanneer de vetzuren niet snel genoeg ge- absorbeerd worden, bestaat er een kans dat de melkzuurconcentratie in de pens stijgt. Dit kan leiden tot verzuring, wat nadelig is voor de goede prestaties van het dier. Dit uit zich in een lagere voeropname, een tragere groei, een ongunstige voerconversie en de funeste gevolgen van trommel- zucht. Er treedt echter een ander metabolisme op wanneer er een verschuiving is van pensvertering naar darmvertering (‘by-pass’-zetmeel). In dat geval is de vertering vergelijkbaar met de vertering bij eenmagige dieren. Problemen met pensverzuring zijn dan minimaal. Tabel 1 – Samenstelling (g/kg) en voederwaarde van mais volgens valorisatievorm mais- kuilvoer mks ccm vochtig maisgraan droge stof 333 517 567 634 op ds-basis ruw eiwit 82 89 89 99 ruwe celstof 191 96 77 24 vet 28 41 36 47 as 49 24 22 16 zetmeel 295 535 590 676 vevi 933 1244 1214 1344 dve 54 70 73 83 oeb –28 –34 –25 –42 structuurwaarde 1,67 0,75 0,8 0,4 VEETEELTVLEES OKTOBER 2009 6 VEETEELTVLEES JANUARI 2010 HOOFDARTIKEL

Transcript of Corn cob mix en maiskolvenschroot als krachtvoerbron in ...

Page 1: Corn cob mix en maiskolvenschroot als krachtvoerbron in ...

De maisteelt levert een viertal verschillende verschij ningsvormen: maiskuilvoer, (vochtig)

maisgraan, graan met spil (ccm, corn cob mix) en graan met spil en schutbladeren (mks, maiskolven-schroot). Maiskuilvoer waarbij de volledige plant ge-oogst wordt, kan als ruwvoer bestempeld worden. Vochtig maisgraan, ccm en mks zij n eerder kracht-voerachtigen. Onder welke voorwaarden zij n deze geschikt als krachtvoerbron in rantsoenen voor Belgisch-witblauwvleesvee?

Inhoud ccm en mksTabel 1 geeft een overzicht van de samenstelling en de voederwaarde van de verschillende maisvormen aan de hand van diverse literatuurbronnen. De ver-schillende bronnen kunnen de reden zij n waarom ccm ondanks het lager ruwecelstofgehalte in de ta-bel minder vevi en een hogere structuurwaarde zou bevatten dan mks. Wanneer de maisplant integraal geoogst wordt, be-vat het kuilvoer ongeveer evenveel zetmeel (gram per kg droge stof) als droge stof (gram per kg), maar het zetmeelgehalte kan aanzienlij k variëren. Bij mks en ccm daalt het ‘ruwvoeraandeel’ ten opzichte van maiskuilvoer, wat tot uiting komt in een lager ruwecelstofgehalte. Bij ccm kan het aandeel spil va-riëren, waardoor ook het gehalte aan voedende be-standdelen kan schommelen. Wanneer enkel het

Maiskrachtvoer doorgelichtCorn cob mix en maiskolvenschroot als krachtvoerbron in rantsoenen bij Belgisch-witblauwvleesvee

Met de teelt van mais en door de mais als vochtig mais-

graan, ccm of mks te oogsten kan de kostprij s van kracht-

voer verlaagd worden. Maar er zij n bij inpassing in het

rantsoen wel nutritionele voorwaarden aan verbonden.

tekst Leo Fiems

graan geoogst wordt, bedraagt het zetmeelgehalte ongeveer 675 g per kg droge stof, met een variatie van nauwelij ks 550 tot ruim 700 g, afhankelij k van variëteit en rij pheidstadium. Naarmate de maiskol-ven beter ontwikkeld zij n, kan de energiewaarde van het graankuilvoeder stij gen. Een stij ging van het zetmeelaandeel gaat in dit geval wel gepaard met een lichte daling van het eiwitgehalte.Belangrij k voor herkauwers is de afbreekbaarheid van het zetmeel in de pens. Een hoge pensafbreek-baarheid kan resulteren in een snelle fermentatie van het zetmeel met vorming van veel vluchtige vetzuren. Wanneer de vetzuren niet snel genoeg ge-absorbeerd worden, bestaat er een kans dat de melkzuurconcentratie in de pens stij gt. Dit kan leiden tot verzuring, wat nadelig is voor de goede prestaties van het dier. Dit uit zich in een lagere voeropname, een tragere groei, een ongunstige voerconversie en de funeste gevolgen van trommel-zucht. Er treedt echter een ander metabolisme op wanneer er een verschuiving is van pensvertering naar darmvertering (‘by-pass’-zetmeel). In dat geval is de vertering vergelij kbaar met de vertering bij eenmagige dieren. Problemen met pensverzuring zij n dan minimaal.

Tabel 1 – Samenstelling (g/kg) en voederwaarde van mais volgens valorisatievorm

mais-kuilvoer mks ccm

vochtig maisgraan

droge stof 333 517 567 634op ds-basis ruw eiwit 82 89 89 99

ruwe celstof 191 96 77 24vet 28 41 36 47as 49 24 22 16zetmeel 295 535 590 676vevi 933 1244 1214 1344dve 54 70 73 83oeb –28 –34 –25 –42structuurwaarde 1,67 0,75 0,8 0,4

V E E T E E L T V L E E S O K T O B E R 2 0 0 96 V E E T E E L T V L E E S J A N U A R I 2 0 1 0

H O O F D A R T I K E L

VV01_HoofdCCMMKS 6 19-01-2010 16:59:43

Page 2: Corn cob mix en maiskolvenschroot als krachtvoerbron in ...

Maiskrachtvoer doorgelichtCorn cob mix en maiskolvenschroot als krachtvoerbron in rantsoenen bij Belgisch-witblauwvleesvee

Bij maisgraan is de pensafbreekbaarheid van het zetmeel aanzienlij k lager (40-75 procent) dan bij tarwe of gerst (>95 procent). Dit verklaart waarom de structuurwaarde hoger is bij mks, ccm en voch-tig graan dan bij tarwe en gerst (ongeveer 0,30). Bij mais is de pensafbreekbaarheid van het zetmeel echter niet constant. Naarmate mais afrij pt en het drogestofgehalte stij gt, daalt de afbreekbaarheid be-tekenisvol: van ruim 85 procent in kuilvoer met minder dan 30 procent droge stof tot ongeveer 40 procent bij een drogestofgehalte van 40 procent.

Niet fij nmalenDat maiskuilvoer een hogere structuurwaarde heeft dan mks en ccm ondanks zij n hogere zetmeelaf-breekbaarheid in de pens, komt doordat er minder zetmeel aanwezig is en meer ruwe celstof. Sommige literatuurbronnen vermelden een zetmeelafbreek-baarheid in de pens van ruim 90 procent voor voch-tig maisgraan. Hierbij kan de zuurtegraad (de pH-waarde) dalen tot beneden 5,5. Deze waarde wordt vaak beschouwd als het begin van pensverzuring. In andere proeven daalt de pH-waarde dan weer niet onder 5,7. De verschillende pH-waarden tonen aan dat de fij nheid waarmee mks en ccm gemalen

De pensafbreekbaarheid van het zetmeel van

maisgraan is veel lager dan van tarwe of gerst

worden, een belangrij ke rol speelt. Om een struc-tuurtekort te voorkomen, is het daarom aan te ra-den om niet te fij n te malen bij het oogsten. De structuurwaarde is immers niet constant en naast de chemische samenstelling ook afhankelij k van de deeltjesgrootte van de voederpartikeltjes.

Ongunstige voederomzetAl is de pensafbreekbaarheid van het maiszetmeel relatief laag – wat de kans op verzuring dus ver-kleint – het is niet allemaal winst wat mais te bie-den heeft. Het zetmeel dat niet in de pens afgebro-ken wordt, stroomt door naar de dunne darm, waar het verder verteerd wordt. Dat gebeurt door de en-zymewerking van de alvleesklier. Uit onderzoek blij kt dat er procentueel minder zetmeel afgebro-ken wordt in de dunne darm naarmate er meer zet-meel aanwezig is. Dit kan als een minpunt gezien worden van het maiszetmeel dat bestendiger wordt naarmate het drogestofgehalte stij gt. Dit betekent dat de darmverteerbaarheid van zetmeel lager zal zij n bij mks en ccm dan bij maiskuilvoer. Onderzoek op het ILVO heeft aangetoond dat af-mestrantsoenen met hetzelfde gehalte aan ener-gie, eiwit, mineralen en vitaminen en eenzelfde

V E E T E E L T V L E E S O K T O B E R 2 0 0 9 7V E E T E E L T J A N U A R I 1 / 2 2 0 0 9 7V E E T E E L T V L E E S J A N U A R I 2 0 1 0

Leo Fiems, onderzoeker ILVO-Dier, Melle (B)

VV01_HoofdCCMMKS 7 19-01-2010 17:00:07

Page 3: Corn cob mix en maiskolvenschroot als krachtvoerbron in ...

Ccm/mks vraagt maximaal respect basisregels inkuilen

structuurwaarde, maar met verschillende zetmeel-gehalten en verschillende pensbestendigheid, resul-teren in een betekenisvolle ongunstiger voeder-omzet bij dikbilstieren. De voederomzet van het rantsoen met veel pensbestendig zetmeel (afkom-stig van mais) was ongeveer 5 procent ongunstiger dan het rantsoen met veel onbestendig zetmeel (af-komstig van tarwe en gerst). De dagelij kse groei was echter niet wezenlij k verschillend. Recent Amerikaans onderzoek toont aan dat extra eiwit in de dunne darm kan leiden tot effi ciëntere benutting van het pensbestendig zetmeel. Parallel uitgevoerd onderzoek met melkvee in Israël liet zien dat de darmverteerbaarheid van zetmeel met meer bestendig eiwit in het rantsoen wezenlij k verbeterde.

Maximaal 50 en 65 procentAangezien mks en ccm bij na 330 vevi per kg droge stof meer bevatten dan maiskuilvoer, is het logisch dat deze vooral krachtvoer kunnen vervangen. Een rantsoen op basis van uitsluitend mks of ccm kan

niet, omdat dan niet voldaan wordt aan de struc-tuurbehoefte van 0,6 per kg droge stof. Om tot een structuurwaarde te komen van 0,6 in het rantsoen, zou er naast mks of ccm minstens 15 procent maiskuilvoer op drogestofbasis moeten worden verstrekt. Alleen is er dan nog een dve-tekort. Voor stieren met een gewicht lager dan 500 kg of hoger dan 500 kg moet het rantsoen respectie-velij k minimaal 100 en 80 g dve per kg droge stof bevatten. Dit betekent dat er extra eiwit moet wor-den verstrekt. Wanneer voor sojaschroot gekozen wordt omdat het naast dve ook een aanzienlij ke hoeveelheid oeb aanbrengt, dan zal er bij stieren met een gewicht lager dan 500 kg ongeveer 24 pro-cent sojaschroot ingemengd moeten worden in het rantsoen. Omdat sojaschroot een lage structuur-waarde heeft, zal het aandeel maiskuilvoer moeten worden opgetrokken tot plusminus 22 procent om ook aan de structuurbehoefte te blij ven voldoen. Verder is er een kernvoer noodzakelij k voor de aan-breng van de nodige mineralen en vitaminen.

De productiekostprij s van mks/ccm is bij na dubbel zo hoog als die van kuil-mais. Een juiste rassenkeuze, een aange-paste teelttechniek en een goede bewa-ring zij n de beste garantie voor een goed, nutritioneel eindproduct. Dirk Coomans en Geert Rombouts (Vlaamse overheid, departement Land-bouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling) en Joos Latré (Hogeschool Gent, departement Biotech-nologische Wetenschappen en Land-bouw) geven enkele tips.

Tip 1 Rassenkeuze: kies voor oogst-zekerheidMks en ccm zij n twee oogstwij zen van korrelmais waarbij het minder belang-rij k is te streven naar een zo laag moge-lij k vochtgehalte van de korrel. Mks kan het best geoogst worden bij een vochtge-

Tips voor juiste rassenkeuze, aangepaste teelttechniek en bewaringhalte van 40, maximaal 45 procent in de kolf; dit is één tot twee weken na het ide-ale oogststadium als kuilmais. Oogst als ccm gebeurt het beste bij 35 tot 40 pro-cent vocht in de korrel. Een lager vocht-gehalte nastreven is niet zinvol.Aldus komen de laatrij pere korrelmais-rassen, met doorgaans een hoger op-brengstpotentiëel, ook in aanmerking. Een regelmatige korrelopbrengst is de voornaamste keuzeparameter: hoe ho-ger de opbrengst per ha, hoe lager de kostprij s per kilogram product.Daarnaast zij n legervastheid en stengel-rotresistentie niet te versmaden rasken-merken, vooral gezien de langere veldpe-riode van korrelmais in het najaar. Gevoeligheid voor builenbrand is min-der belangrij k en jeugdgroei is helemaal niet belangrij k bij de rassenkeuze. Er is tot nog toe geen enkel verband vastge-

steld tussen de jeugdgroei en de uitein-delij ke opbrengst.– Zaai uitsluitend rassen die in het prak-

tij konderzoek getest zij n.– Spreid het risico door meerdere rassen

uit te zaaien.– Maak vooral gebruik van al meerdere

jaren geteste rassen. – Schakel nieuwe rassen in op een be-

perkte oppervlakte.– Wees voorzichtig met maisrassen zon-

der enig proefresultaat in eigen regio. De resultaten in uw eigen situatie kun-nen teleurstellen.

Tip 2 Teelttechniek: korrelmais stelt meer eisen dan kuilmais– Zaai korrelmais op de betere en vooral

drogere maispercelen; dit verzekert een goede toegankelij kheid in het voor- en najaar.

H O O F D A R T I K E L

8 V E E T E E L T V L E E S J A N U A R I 2 0 1 0

VV01_HoofdCCMMKS 8 19-01-2010 17:00:29

Page 4: Corn cob mix en maiskolvenschroot als krachtvoerbron in ...

Conclusies– Bij maisgraan is de pensafbreekbaarheid

van het zetmeel aanzienlij k lager (40-75 procent) dan bij tarwe of gerst (>95 pro-cent).

– De voederomzet van een rantsoen met veel pensbestendig zetmeel (afkomstig van mais) is ongeveer 5 procent ongunstiger dan van een rantsoen met veel onbestendig zetmeel (afkomstig van tarwe en gerst).

– De droge stof in een rantsoen kan maxi-maal uit ongeveer 50 en 65 procent mks of ccm bestaan, respectievelij k voor stieren die lichter of zwaarder zij n dan 500 kg, vanwege de structuurwaarde.

– Bij gebruik van ccm/mks is een aanvulling met een eiwit (soja) en een kern noodzake-lij k om aan de volledige nutriëntenbehoef-te te voldoen.

– Let op met té droge percelen. Een vocht-tekort uit zich in slechte kolfvulling.

– Zorg voor een degelij ke zaaibedvoorbe-reiding door een aangedrukte bouw-voor en een vlakke, verkruimelde top-laag.

– Bemest op maat met aandacht voor magnesium en potas voor de kolfvul-ling. Overdrij f niet met stikstof uit dierlij ke mest. Te veel stikstof stimu-leert de plantontwikkeling ten nadele van de kolf en houdt risico in op een moeilij ke afrij ping.

– Zaai vroeg voor een optimale kolfont-wikkeling. Zaaien tussen 20 april en 1 mei is ideaal.

– Zaaidichtheid: maximaal 90.000 plan-ten per ha; dit stemt overeen met 90.000 tot 95.000 korrels per ha bij een afstand in de rij van 14 cm en een tus-senrij afstand van 75 cm.

– Zaaidiepte: 4 cm is een goede maat; een diepere zaai kan alleen bij een droog zaaibed.

– Zorg voor een niet-remmende onkruid-bestrij ding in het twee- of driebladsta-dium, mogelij k al twee weken na op-komst. Een toepassing is zelfs mogelij k op licht verkleurd maisgewas.

– Let op bij de staalname voor het oog-sten van het vochtige product. Het vochtgehalte is 1 tot 2 procent hoger bij oogst op hetzelfde moment.

Tip 3 Bewaring: maximaal respect basisregels inkuilenGezien de hoge productiekostprij s moe-ten de basisregels bij het inkuilen maxi-maal gerespecteerd worden om verliezen te beperken. – Zorg voor verharde ondergrond en bij

voorkeur muren.

– Zorg voor dunne lagen bij het lossen en druk goed aan.

– Werk glad en effen af en dek snel af met twee lagen plastic plus bescherm-zeil.

– Respecteer de uitkuilsnelheid.Voorzichtigheidshalve kan bij aanwezig-heid van een gronddek een uitkuilsnel-heid van minimaal 1,25 meter per week voor de winter en 2 meter voor de zomer vooropgesteld worden. Zonder gronddek moeten die waarden nog met 0,75 meter verhoogd worden. Bij een beperktere uitkuilsnelheid is een broeiremmer op basis van Lactobacillus buchneri zinvol. Een broeiende kuil kan bij een beperkte temperatuurstij ging van 5°C een dagelij ks verlies betekenen van circa 1,2 procent aan droge stof, op weekbasis betekent dit circa 8,4 pro-cent verlies.

Onder deze omstandigheden kan de droge stof maximaal uit ongeveer 50 en 65 procent mks of ccm bestaan, respectievelij k voor stieren van min-der dan 500 kg of meer dan 500 kg gewicht.

Financieel gunstigEen rantsoen waarbij we het krachtvoer (78% van het rantsoen; 0,36 euro/kg ds) vervangen door ccm en aanvullen met sojaschroot (24%; 0,375 euro/kg ds) en een kern (3%; 1 euro/kg ds), maar met een-zelfde deel maiskuilvoer (22%; 0,121 euro/kg ds), resulteert bij een gelij kblij vende kostprij s per kg droge stof in een waarde van 0,2 euro per kg droge stof voor ccm. Wanneer de voeromzet 5 procent ongunstiger is dan bij het rantsoen met krachtvoer en maiskuilvoer, zou de waarde van ccm 0,18 euro per kg droge stof bedragen. Op basis van de recente krachtvoerwaardeprij s is ccm momenteel 0,15 euro per kg droge stof waard. Bij gevolg is ccm vanuit fi nancieel oogpunt een in-teressant alternatief, en dat geldt ook voor mks. l

9V E E T E E L T V L E E S J A N U A R I 2 0 1 0

VV01_HoofdCCMMKS 9 19-01-2010 17:00:51