Cope CogisCope 03 · 2 Denken en doen over onderzoek naar en implementatie van e-health Oyono...
Transcript of Cope CogisCope 03 · 2 Denken en doen over onderzoek naar en implementatie van e-health Oyono...
Themanummer e-healTh
– De mobiele mental heal th revolut ie
– Waarom werken GGZ professionals (nog zo weinig) met e-heal th?
– Onl ine herdenken st imuleert dia loog
– 3MDR – behandel ing in beweging
C o g i s C o p e 03
15
Co
gi
sC
op
e
T i j d s C h r i f T o v e r g e v o l g e nva n s C h o k k e n d e g e b e u r T e n i s s e n
Co
gis
Co
pe
03
15
0315
s C h o l i n g
j a a r g a n g 1 2 n u m m e r 3 o k T o b e r 2 0 1 5
12 oktober 2015Laat professionals hun werk goed doen. Goede diagnostiek in de GGZ leidt tot betere en goedkopere zorgwww.sympopna.nl
15 oktober 2015Congres positieve psychologiewww.tijdschriftpositievepsycho-logie.nl
22-24 oktober 20159th European Congress on Violence in Clinical Psychiatrywww.oudconsultancy.nl
3-6 november 20153rd World Conference of Women’s Shelterswww.worldshelterconference.org
5-7 november 2015ISTSS Annual Meetingwww.istss.org
6 november 2015State of the art Ouderenpsychiatrie. De kracht van kwetsbare ouderenwww.nkop.nl
9 november 2015Bruggenbouwers gevraagd. Verslavingszorg, van basis tot specialistische zorgwww.sympopna.nl
13 november 2015Congres NVGP: de groep in de wereld, de wereld in de groepwww.groepspsychotherapie.nl
26 november 2015TERRA Conferentiewww.terra-net.eu
8 december 2015Arq Najaarssymposiumt.g.v. afscheid prof.dr. Rolf [email protected]
8 december 2015Dag van het Sociaal Werkwww.gemeentenucongressen.nl
10 december 2015Eindcongres INPREZE: Denken en doen. Over onderzoek naar- en implementatie van e-mental healthwww.inpreze.nl
scholingsaanbod arq
Basisopleiding PsychotraumaKenmerken, diagnostiek en behandelingoktober – december 2015
EMDR – vervolgcursusEye Movement Desensitization and Reprocessing bij traumaoktober – december 2015
Behandeling van getraumatiseerde gezinnenEen trauma heb je nooit alleennovember 2015
Beknopte Eclectische Psychotherapie voor PTSS (BEPP)Een integratieve behandelvorm voor traumaproblematieknovember 2015 – mei 2016
Betrouwbare diagnose PTSS met CAPS-5Aanpassingen naar DSM-5december 2015
Narratieve Exposure Therapie (NET)Behandeling van complexe ptssoktober – december 2015
Traumatische rouwBrief Eclectic Psychotherapy for Traumatic Grief (BEP-TG)december 2015
Narratieve Exposure Therapie (NET)Behandeling van complexe ptssfebruari – september 2016
Beknopte Eclectische Psychotherapie voor PTSS (BEPP) Een integratieve behandelvorm voor traumaproblematiekmaart – mei 2016
voor meer informatie: [email protected]
ism rino noord holland, Loc.
Amsterdam, aanmelden: www.rino.nl
ism psy-Zo!, Locatie Groningen,
aanmelden: www.psy-zo.nl
a u T e u r s i n s T r u C T i e C o g i s C o p e 0 315 57
behoefTe om Te publiCeren?schrijf voor Cogiscope – platform voor kennisuit-wisseling – een artikel, essay, column; of inter-view een collega of bericht over uw onderzoek.
auteursinstructieCogiscope is een kwartaalblad over sociale en psychische gevolgen van schokkende gebeurte-nissen. Het stelt zich ten doel om betrokkenen op dit terrein te informeren over ontwik kelingen op het gebied van preventie en hulpverlening. Ook wil het de huidige en sociaal-historische context belichten waarin geweld plaatsvindt en -vond.De redactie ontvangt graag wetenschappelijke, opiniërende en praktijkgerelateerde bijdragen over sociale en psychische gevolgen en achter-gronden van geweld, als ook over de opvang, zorg en nazorg van betrokkenen. De redactie beoordeelt binnengekomen teksten en geeft een beknopte reactie. Daarin zijn de eventuele redenen voor afwijzing opgenomen dan wel vragen en opmerkingen als de tekst in beginsel is geaccepteerd.
instructies voor de auteurAuteur en redactie hebben bij voorkeur contact over omvang en inrichting van het artikel vóórdat het wordt toegezonden.• Indien u noten wilt gebruiken, dan enkel eind
noten. Notenlijst als tekst aan eind van het artikel.
• Indien u geen noten wilt gebruiken, maar wel literatuur wilt vermelden, dan graag aan het slot. * Houd het aantal literatuurverwijzingen beperkt.
• Citaten in het Nederlands.
• De tekst wordt verdeeld in (nietgenummerde) paragrafen, elke paragraaf heeft een titel
(tussenkopje). Werk met korte tussenkopjes (max. 20 karakters).
• Geef het artikel een korte titel, maximaal 30 karakters. De redactie kan kiezen voor een
andere titel. aanleveren en verdere procedureWe ontvangen uw tekst in Word, bij voorkeur per e-mail: [email protected] De tekst zo plat mogelijk aanleveren, dus zo weinig mogelijk opmaakeffecten in de tekst aan-brengen. Onderstrepingen en vet worden niet overgenomen, cursiveringen zijn wel toegestaan. In de regel zult u, korte tijd na de afgesproken inlever datum, de geredigeerde bijdrage ter goedkeuring ontvangen. Indien de redactie geen inhoudelijke wijzigingen of slechts minimale wijzigingen aanbrengt, bijvoorbeeld alleen in de interpunctie, krijgt u uw tekst niet meer voorge-legd. Ook dan ontvangt u bericht van de redactie. Voor de lay-out van uw bijdrage is de redactie verant woordelijk. Cogiscope verschijnt zowel in een papieren als digitale versie. honorariumVoor toegezonden en opgenomen tekst materiaal wordt geen honorarium verstrekt. In andere geval-len wordt het honorarium in overleg vast gesteld.
CopyrightHet copyright van opgenomen materiaal valt toe aan Cogiscope. Uitzonderingen op deze regel zijn mogelijk.
C o g i s C o p e 0 315 r e d a C T i o n e e l
De druk op de zorg neemt toe. Er moet meer met minder. De vraag is hoe.
Een veel gehoord toverwoord is ‘e-health’: pas e-health toe en de zorg wordt
goedkoper en beter. De vraag is of dat zo is. Minister Schippers stuurde in
juli 2014 een brief naar de Kamer met als onderwerp: ‘E-health en zorgver-
betering’. Kort en goed stelt de minister, dat momenteel veel gebeurt op het
gebied van e-health, maar dat dit nog te ongestructureerd is. Er moet meer
regie komen, waardoor implementatie van e-health sneller zal verlopen.
In dit themanummer ‘Ehealth’, dat mogelijk gemaakt is door Kansen voor
West, de provincie NoordHolland en het INPREZEproject, willen we aan de
hand van diverse artikelen bezien hoe het staat met ‘mobiele zorg’ voor de
geestelijke gezondheidszorg, ook wel e-mental-health genoemd. Zeker voor
de vaste lezers van de Cogiscope is dit themanummer interessant, want wat
kan ‘mobiele zorg’ nu betekenen voor de wereld van schokkende gebeurte-
nissen? Als e-mental-health werkt kan het immers altijd en overal worden
ingezet.
We starten met een overzichtsartikel dat beziet waarom e-health zo hot is,
of regie van boven nodig is en welke praktische voorbeelden van e-mental-
health voor handen zijn. Vervolgens komen enkele artikelen aan bod die ver-
halen over in ontwikkeling zijnde e-mental health producten, zoals bijvoor-
beeld de Screening en Advies op je Mobiel (SAM) app, de Support Coach en
een nieuwe, innovatieve EMDR-behandeling: 3MDR.
Ontwikkelen is één ding, maar dit in samenwerking doen en werken
aan integratie is een ander belangrijke zaak. De bijdrage over het e-Lab
Psychotrauma, waarbinnen GGZ-instellingen samenwerken om e-mental
health producten te ontwikkelen, gaat over het belang van gezamenlijke ont-
wikkeling en laat zien waartoe dit concreet toe geleid heeft: de ontwikkeling
van een serious game.
Het zal in genoemde artikelen niet alleen gaan over wat deze producten
doen, maar ook hoe ze onderzocht kunnen worden op effectiviteit. Want dat
laatste zal de komende tijd cruciaal blijken: wil je de vruchten kunnen pluk-
ken van e-mental-health dan is het nodig dat meer onderzoek gedaan wordt,
dat onderzoek sneller gaat en dat meer gebruik gemaakt wordt van geteste
producten. Het dubbelinterview met Heleen Riper (VU) en Fianne Bremmer
(GGZ NL) zal hier op ingaan.
Tot slot sprak Cogiscope In de werkkamer deze keer met GZ- en klinisch
psycholoog in opleiding Tim Wind van Centrum ’45 over zijn bevindingen
met ehealth in de behandeling. Centrum ’45 heeft gekozen voor QULI als
generiek zorgplatform waarop modules en apps aangeboden worden die
cliënten en professionals ondersteunen in de behandeling. Wind verwacht
dat e-health steeds meer ‘gewoon’ onderdeel zal worden van de behande-
ling. Wellicht dat het woord ‘e-health’ over 5 jaar dan ook niet meer bestaat.
E-health is dan hoogst waarschijnlijk onderdeel geworden van reguliere zorg-
verlening. Een mooi woord was het toch al niet.
Corné Versluis, gast-hoofdredacteur
abonnementsinformatie
Cogiscope verschijnt 4x per jaar. Een jaarabonnement kost
€ 27,50. U kunt zich abonneren via de Cogis-site:
www.cogis.nl/cogiscope
Colofon
Redactie: Michel Dückers, Jeroen Knipscheer (hoofdredacteur),
Hans Moors, Onno Sinke, Ine Spee en Corné Versluis (gast
hoofdredacteur)
Eindredactie: Marleen van de Ven
Bureauredactie: Linda Reek
Redactieadres: Cogis, Nienoord 5, 1112 XE Diemen
Telefoon 020-6601930, fax 020-6601931
E-mail [email protected]
Oplage: 2000 exemplaren
Vormgeving: CARTA, communicatie & grafisch ontwerp, Bunnik
Druk: ZuidamUithof, Utrecht
ISBN 18711065 © Cogis
Cogis
Cogis is het kennisinstituut sociale en psychische gevolgen van
oorlog, vervolging en geweld. Hulpverleners vormen de belang-
rijkste doelgroep. Voor hen ontwikkelt en organiseert Cogis cur-
sussen, trainingen, congressen, symposia en studiedagen, ook
op aanvraag. Daarnaast geeft Cogis beleidsadviezen en fungeert
het als vraagbaak voor geweldsgetroffenen.
de bibliotheek van Cogis
Cogis heeft een uitgebreide bibliotheek over de psy chische
gevolgen van geweld. Naast een uitgebreide eigen verzameling
gedrukt- en beeldmateriaal is veel (externe) informatie ook
digitaal toegankelijk. www.cogis.nl/bibliotheek
van de redaCTie
Dit nummer van Cogiscope is mede mogelijk gemaakt door INPREZE, Kansen voor West en de Provincie Noord-Holland.
INPREZE is tot stand gekomen met financiële steun van de Provincie Noord-Holland. Kansen voor West wordt mede mogelijk gemaakt door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling van de Europese Unie.
c o g i s c o p e 0 315 1
2 Denken en doen
over onderzoek naar en implementatie van e-health
Oyono Vlijter en Corné Versluis
8 implementatie van digitale zorg gaat langzaam
‘Wie de stap naar e-health niet zet, gaat hopeloos achterlopen’
(interview met Heleen Riper en Fianne Bremmer)
Maarten Dallinga
12 De mobile mental health revolutie
onderzoek naar apps die ondersteunen na trauma:
sAM en de sUppoRT coach Christianne van der Meer, Anne Bakker en Miranda Olff
16 Herdenken vanachter de computer Digitale herdenkingsactiviteiten stimuleren actieve deelname en dialoog
Onno Sinke
20 Behandeling in beweging
De (r)evolutie van psychotherapie
Marieke van Gelderen, Mirjam Nijdam en Eric Vermetten
26 Het is precies wat u zegt e-health en diagnose in de ggZ
Theo de Vries, Bernard Veldkamp en Eric Vermetten
30 een digitale kameleon voor psychosociale hulp
ontwikkeling europees prototype ondersteunings-
systeem voor psychosociale hulp bij crises
Michel Dückers, Marjolaine Oosterbeek, Victor Kallen en Annelieke Drogendijk
36 Zorgaanbieders en cliënten ontwikkelen samen e-health
Unieke e-health ontwikkeling voor pTss
Henk Maasson
RUBRieken
40 onderzoek
evidentie voor de effectiviteit van e-health – veelbelovend
maar geen one size fits all
Jeroen Knipscheer
42 in de Werkkamer
Tim Wind, gZ-psycholoog en klinisch psycholoog i.o.:
‘Als behandelaar word je een coach die over techni-
sche hulpmiddelen beschikt om iemand weer grip te
geven op het dagelijks leven’ Corné Versluis
45 Boeken
48 Berichten uit het veld
51 ntVp katern
scholing (achterkant omslag)
Arq scholingsaanbod (achterkant omslag)
i n H o U D
Over onderzoek naar en implementatie van e-healthOYono Vlijter en CornÉ VerslUis
2 c o g i s c o p e 0 315 Denken en doen
e-health is niet meer weg te denken uit
het huidige behandelrepertoire in de ggZ;
veel hulpverleners, managers en beleids-
makers zijn er druk mee: waar komt die
urgentie vandaan en is die aandacht om
tools te ontwikkelen wel terecht? en,
belangrijker nog, worden tools uiteinde-
lijk wel gebruikt? in dit artikel gaan we
op zoek naar het ‘waarom’ van e-health,
benoemen we een aantal voorbeelden,
bespreken we veel voorkomende ‘uitda-
gingen’ en bezien we wat nodig is om te
komen tot bredere implementatie.
Denken en doen
Foto Nationale Beeldbank
Denken en doen c o g i s c o p e 0 315 3
Druk Diamanten worden gevormd onder hoge druk.
Dit gebeurt op enorme diepte in de aardlaag
door samenpersing van koolstof. In de wereld
van de bestuurskunde wordt gesproken over
een ‘window of opportunity’ als door hoge
druk, beleidsvernieuwing ineens tot stand
komt. Die ‘hoge druk’ wordt gevormd door
crises, zoals een ramp of bijvoorbeeld dreiging
van oorlog.
Op 2 juli vorig jaar stuurde minister Edith
Schippers van Volksgezondheid een brief naar
de Kamer met als onderwerp ‘e-health en zorg-
verbetering.’ In de brief wordt gesteld dat er al
heel veel kan door e-health toepassingen, maar
het daadwerkelijk gebruik achter blijft. Om dit
op te lossen stelt Schippers dat meer regie no-
dig is en mensen in staat worden gesteld actief
te participeren in het arbeidsproces en zo lang
mogelijk thuis te blijven wonen.
Het ministerie zal hiervoor middels wet- en
regel geving belemmeringen uit de weg ne-
men, zoals daar zijn: de financiering van de
zorg vernieuwing, informatie-uitwisselingen,
gebrek aan samenwerking en het vertrouwen
van zorg professionals in e-health.
Uit bovenstaande moge duidelijk zijn dat de
Rijksoverheid druk zet op de gezondheidssec-
tor om meer te doen met reeds ontwikkelde
‘elektronische zorg’. De overheid ziet, kortom,
dat er veel ontwikkelingen zijn, maar dat de
sector uit zichzelf te weinig gestructureerd
doorzet.
Niet alleen de overheid oefent druk uit, ook van-
uit de verzekeraars zien we dit. Zo was André
Rouvoet, voorzitter van Zorgverzekeraars
Nederland op 18 mei 2015, te gast in het Avro-
Tros programma Radar. Het gesprek kwam
op privacy en Rouvoet vroeg zich hardop af of
de geestelijke gezondheidszorg nog wel in de
Zorgverzekeringswet past als privacy zo een
belangrijk issue is. Immers, zo was de rede-
nering, zorgverzekeraars vergoeden zorg en
daarvoor moet de verzekeraar wel weten wat er
gebeurt tijdens de behandeling. Als vanwege
privacy alles in de behandelkamer moet blijven,
kun je ook niet goed volgen wat de voortgang
is.
Ook de opmerkingen van Rouvoet maakt dui-
delijk dat er grote veranderingen op stapel
staan. De druk wordt opgevoerd om de gezond-
heidssector te veranderen. Maar waar komt die
druk vandaan en is die groot genoeg om daad-
werkelijk (beleids)veranderingen te bewerkstel-
ligen? Zo ja, los je dan de problemen op met
het voeren van meer regie? En als we specifiek
kijken naar de GGZ; is deze sector ongestruc-
tureerd bezig? Is er überhaupt binnen de GGZ
wel sprake van aansprekende voorbeelden die
werken? In het vervolg van dit artikel willen we
op deze vragen ingaan.
Waarom e-health in de GGZ?De vraag naar GGZ is de afgelopen jaren door
onder meer de economische crisis, de toene-
mende complexiteit van de maatschappij en een
grotere toegankelijkheid van de zorg, gestegen
naar 1,3 miljoen patiënten. Hiermee is een be-
drag van bijna 6 miljard euro per jaar gemoeid.
Om de stijgende kosten te beperken stelt de
overheid substitutie van medisch-specialis-
tische zorg naar huisartsenzorg en van huis-
Wat is e-health? Alle ICT en internettechnologie voor behan-deling of begeleiding van mensen met een psychische aandoening. Zoals online be-handelprogramma’s (meestal in combinatie met face-to-face-behandeling), beeldbellen, mobiele apps, cliëntenplatforms (ook wel cliënten portaal genoemd), het persoonlijk gezondheidsdossier, serieus games en virtual reality.
4 c o g i s c o p e 0 315 Denken en doen
artsenzorg naar zelfzorg centraal, alsook pre-
ventie en gezondheidsbevordering1. De zorg
zal zoveel mogelijk naar de voorkant in de ke-
ten worden geschoven.
De GGZ zal daarom goedkoper en efficiënter
(‘slimmer’) moeten gaan werken, zonder dat de
kwaliteit van zorg afneemt. E-health speelt hier-
bij een belangrijke rol.
Inzetten op e-mental healthHet toepassen van e-health in de GGZ krijgt
een belangrijk rol bij het vinden van oplos-
singen voor het betaalbaar houden van zorg.
E-mental health richt zich specifiek op het ge-
bruik van informatie- en communicatietechno-
logieën om de geestelijke gezondheidszorg te
verbeteren en bestaat uit verschillende instru-
menten: internet, virtual reality2, serious ga-
ming3, telepsychiatrie en mobile health (apps).
Bij deze laatste gaat het ook om de combinatie
met wearables: apparaatjes die vitale functies
meten, zoals temperatuur, pols, hartslag, bloed-
druk en het zuurstofgehalte in het bloed. Met
deze technologie wordt het onder ander mo-
gelijk om symptomen van een crisis vooraf te
detecteren, waardoor er sneller hulp kan wor-
den ingezet. Daarnaast kunnen wearables ook
als personal assistant worden gebruikt om de
fysieke gezondheid te bevorderen. Laten we nu
verkennen welke producten worden gebruikt in
de GGZ.
Voorbeelden uit de praktijkEen groeiend aantal GGZ-instellingen biedt be-
handelingen aan die deels online zijn. Circa een
kwart van alle instellingen biedt combinatie-
trajecten aan waarbij GGZ patiënten naast een
aantal face-to-face contacten in de spreekkamer
een aantal onderdelen van de behandeling onli-
ne doen4, zogenaamde blended care. Dit is ech-
ter maar een paar procent van alle cliëntcontac-
ten. Grootschalige implementatie blijft achter
bij de verwachtingen. Het inzetten van e-health
is nu nog vaak afhankelijk van het enthousias-
me van de behandelaar en/of het beleid van de
betreffende GGZ-instelling5.
Wat kan een instelling doen om meer zinvol
gebruik van e-health te stimuleren? Bij Arq
Psychotrauma Expertgroep is er voor gekozen
om eind 2012 te starten met het zogenaamde
INPREZE-project. INPREZE staat voor: kennis-
platform Internet Preventie en Zelfhulp in de
GGZ. Met dit project wil men goed (weten-
schappelijk) onderzochte e-health applicaties
ontwikkelen en bevorderen dat kennis over e-
health wordt uitgewisseld (zie kader).
Jan Schaart (lid raad van bestuur Arq
Psychotrauma Expert Groep) geeft aan waarom
is gestart met INPREZE: ‘Als GGZ-instelling
zaten we een aantal jaren geleden nog aan de
“achterkant” en kwamen pas in beeld als men-
sen hier als cliënt over de drempel kwamen,
terwijl je juist met trauma aan “de voorkant”,
het privédomein, preventieve dingen kunt
doen. E-health was ons middel om de kloof
tussen voorkant en achterkant te overbruggen.
Mensen hebben klachten waarvoor ze niet al-
tijd behandeld hoeven te worden. We willen de-
ze groep vooral helpen klachten te reduceren.
Het aanbieden van online psycho-educatie is
daarbij een heel belangrijk item. Inzicht geven
in klachten na bijvoorbeeld een schokkende ge-
beurtenis kan geruststellen. Verder speelde dat
wij een kleine kennis- en zorgorganisatie zijn
die het moet hebben van samenwerking met
andere organisaties en ook daarvoor hadden
we een goede communicatiestructuur nodig: e-
health.
Wat het meest in het oog springt bij trauma
is dat mensen de greep op hun eigen situatie
kwijt kunnen raken. Dat houdt dus in dat wij
in onze hele benadering moeten zorgen dat
mensen zo veel mogelijk de controle op hun
eigen situatie houden. E-health is daarbij een
fantastisch hulpmiddel. De cliënt zit veel meer
zelf aan de knoppen, hij kan in zijn eigen tijd,
wanneer en waar hij maar wil, werken aan de
eigen geestelijke gezondheid. En daar komt ook
de gaming theorie bij kijken: hoe verleid je men-
sen, hoe maak je resultaat zichtbaar, hoe verleid
je mensen om hun therapie af te maken, hoe
verleid je ze om zaken die behulpzaam zijn zo
lang mogelijk te blijven doen?’
Om goed te kunnen verleiden is het volgens
Schaart van belang dat je weet wat de cliënt
wil: ‘We moeten veel meer uitgaan van de be-
levingswereld van de cliënt. Uiteindelijk zal er
weliswaar een groep overblijven die meer on-
dersteuning en zorg nodig heeft, maar laten we
beginnen met uit te gaan van de cliënt zelf.’
‘Met de digitale toepassingen’, vervolgt Schaart,
‘willen wij ook een bijdrage leveren aan betere
zorg tegen lagere kosten. Tegelijkertijd willen
we de zorg intensiveren voor groepen waarbij
de (digitale) behandeling niet aanslaat. Zo is
Denken en doen c o g i s c o p e 0 315 5
professor Eric Vermetten in samenwerking
met Stichting Centrum ’45 en Defensie gestart
met de zogenaamde 3MDR behandeling, waarbij
gebruikt wordt gemaakt van maximale exposure
met behulp van virtual reality voor een groep
militairen en veteranen die onvoldoende baat
had bij een reguliere EMDR-behandeling. Er
loopt een beloftevolle pilot om bij die groep be-
tere resultaten te boeken.’ (zie pagina 20 de bij-
drage van Van Gelderen, Nijdam & Vermetten)
‘Uitgaan van de behoeftes van een cliënt’,
meent Schaart, ‘betekent dat de GGZ haar
werkproces zeer waarschijnlijk drastisch zal
moeten bijstellen.’ Niet voor niets denkt hij dat
we pas aan de vooravond staan van een groot
De kennis met betrekking tot online preventie- en zelfhulptoepassingen is erg versnipperd en onvoldoende doorontwikkeld. Er zijn diverse toe-passingen op de markt, maar het grootste pro-bleem is het realiseren van brede implementatie en een houdbare business case. Het INPREZE-project probeert de verschillende ontwikkelin-gen en uitdagingen op het gebied van e-mental health inzichtelijk te maken zodat er sneller op-schaling kan plaatsvinden.
De specifieke doelstellingen van dit project zijn: 1 het opzetten van een kennisplatform voor in-
ternet preventie en zelfhulptoepassingen;2 (door)ontwikkelen van effectieve preventie- en
zelfhulptoepassingen; 3 in de praktijk ‘testen’ van toepassingen; 4 het bevorderen van kennisvalorisatie.
Wat is er bereikt? INPREZE is in oktober 2012 gestart en heeft tot nu toe het volgende bereikt: • Kennisbundeling en uitwisseling middels het
oprichten van een kennisplatform: dit platform organiseert verschillende grote en kleine bij-eenkomsten voor organisaties die zijn betrok-ken bij de implementatie van e-health in de GGZ. Het delen van ‘best practices’ en gebrui-
kersfeedback met betrekking tot e-health ont-wikkeling en implementatie in de GGZ staat centraal.
• Ontwikkelen van wetenschappelijk onder-bouwde apps:– BodyGuard: app die tijdig stress meet en
feedback geeft aan de gebruiker zodat deze actie kan ondernemen als de stress te hoog oploopt. De app bestaat uit een hartslagme-ter die de hartfrequentie meet en via blue-tooth in contact staat met de smartphone en een pebble.
– Smart Assessment on your Mobile (SAM): voor het meten van veerkracht en psychische problemen. Deze app maakt zelfmonitoring en educatie mogelijk waardoor psychische problemen snel kunnen worden gesigna-leerd en verholpen. De app ondersteunt ook een goede doorverwijzing.
– Support Coach: bevordert het zelfstandig functioneren in bepaalde situaties waarin angst een rol speelt. De app biedt tools om stress en angst te reduceren.
– Mobile Insight in Risk, Resilience and Online Referral (MIRROR) app: deze app biedt na het meemaken van een schokkende gebeur-tenis direct persoonlijk inzicht in iemands risico’s, klachten, veerkracht en behoeften.
• Onderzoeknaardeeffectiviteitvane-healthinde GGZ: testen van apps die worden ontwik-keld.
• Psychotraumanet:digitaledatabasemetinfor-matie over ontwikkellijnen binnen de (e)GGZ.
• Een business case wordt ontwikkeld voor debovenstaande apps.
• Producten zijn ontwikkeld voor het onder-steunen van gemeenten bij de implementatie van de Wmo: Wmo app Montr, digitale versie Zelfredzaamheids Matrix (ZRM) van de GGD Amsterdam; en een brochure ‘eHealth in de Openbare GGZ’.
INPREZE heeft geleid tot meer e-health kennisde-ling en transparantie en inzicht in het toepassen van e-health in de GGZ: welke ICT-platformen zijn beschikbaar (zoals Quli.nl, e-Hulp.nl, zorg-innovatie.nl, e-LAB); wat zijn de belangrijkste opschalingsbelemmeringen; hoe zit het met de eGGZ kwaliteitseisen en beveiliging van gege-vens; betere screening, toeleiding naar de juiste zorg; en meer inzicht in hoe een gezonde eGGZ business case kan worden ontwikkeld voor GGZ-instellingen. Het project is gefinancierd door Kansen voorWest, de provincieNoord-Hollanden het Rijk.
inpReZe: kennisplATfoRM inTeRneT pReVenTie en ZelfHUlp in De ggZ
6 c o g i s c o p e 0 315 Denken en doen
implementatieproces in de GGZ: ‘Ik denk dat
we misschien nog wel vijf jaar nodig hebben om
veertig procent van onze cliënten blended care
aan te bieden. We zijn druk bezig, er gebeurt
van alles en tegelijkertijd moeten we blijven kij-
ken wat er wel werkt en niet werkt en daarom
zul je mij niet horen zeggen dat het hard gaat.’
Ziet Schaart ook nadelen van e-health? Jazeker:
‘Het gevaar bestaat dat allerlei apps worden
aangeboden zonder dat bekend is wat het resul-
taat van gebruik is. Daarbij, als je niet afstemt
en iedereen gaat doen waar hij zelf zin in heeft,
ziet de cliënt door de bomen het bos niet meer.
Daarom ben ik zo voor ketensamenwerking. Dat
is ook het mooie van INPREZE. We gaan niet
in ons eentje dingen doen, maar je probeert met
andere partijen af te stemmen en verantwoorde-
lijk te zijn voor de producten die je oplevert. Wij
willen een platform waarin men blijft nadenken
over wat het effect van applicaties is en of ze
werken. Natuurlijk is het niet zo dat e-health alle
GGZ-problemen oplost; we moeten het inzet-
ten waar het kan maar ook goede GGZ-zorg in
stand houden als aanvulling en als e-health niet
in aanmerking komt of niet blijkt te werken.’
Inmiddels heeft het INPREZE-project 7 ap-
plicaties opgeleverd, waaronder een ‘vroege
screener’ zoals de MIRROR en een uitgebreide
screener die SAM heet. Ook is op basis van de
Amerikaanse PTSD-coach een interventie-appli-
catie ontwikkeld: de Support Coach. INPREZE-
projectpartner Interapy heeft voor de Praktijk
Ondersteuner van de Huisarts voor de GGZ
(POH-GGZ) een advies tool gemaakt: de DIPP.
Momenteel worden al deze applicaties onder-
zocht in pilots. Het is daarbij de bedoeling dat
bijvoorbeeld een specialistische GGZ instelling
als Centrum ’45 en het Psychotrauma Diagnose
Centrum (PDC) – allebei partners in Arq – ver-
schillende apps gaan gebruiken in de eigen
zorgpraktijk. Zo helpt een project als INPREZE
de eigen partners in Arq verder met het gebruik
van e-health. Maar andersom ook: zonder me-
dewerking van behandelaren en welwillende
cliënten zou het draaien van een pilot immers
onmogelijk zijn.
Een ander initiatief dat het gebruik van e-he-
alth binnen de GGZ wil bevorderen is het eLab
Psychotrauma. Medio 2014 is deze coöperatie
opgericht. Het landelijk verband dat wil fun-
geren als vliegwiel voor de ontwikkeling van e-
health modules binnen de zorg voor psychotrau-
ma. Het bestuur – bestaande uit Rivierduinen,
Mentaal Beter Cure, CbusineZ, Sinai Centrum,
Arq Psychotrauma Expert Groep en Stichting
Centrum ’45 – wil een impuls geven aan de ei-
gen regie van de cliënt en de efficiëntie binnen
de zorg verhogen, zonder dat er kwaliteitsverlies
optreedt. Door samen te werken ontstaat er voor
deelnemende instellingen natuurlijk ook een
schaalvoordeel: wanneer samen iets ontwikkeld
wordt, zijn de kosten lager.
Met financiering vanuit het Zorgdoorbraak-
fonds wordt samen met experts en cliënten
de eerste serious game ontwikkeld: een app ter
bevordering van zelfmanagement. Het in co-
creatie ontwikkelen van deze app, maakt dat de
cliënt centraal komt te staan. De bedoeling is dat
de app nog dit jaar op de markt komt.
Het moge duidelijk zijn: er gebeurt veel op eigen
initiatief in de GGZ op het gebied van e-mental-
health. Maar veel is nog ‘in ontwikkeling’ en
wordt op werking onderzocht. Waar moet je nu
op letten om e-health breed op te kunnen scha-
len? Wat is nodig?
Uitdagingen op het gebied van e-mental healthHet succesvol ontwikkelen en implementeren
van e-mental health blijkt een complex pro-
ces waarbij er, naast kennisdeling, ook goed
moet worden gekeken naar organisatorisch
draagvlak. Twan Driessen (directeur Stichting
Centrum '45): ‘Centrum ’45 heeft een klein aan-
tal goed omschreven plekken aangewezen om
e-health te introduceren. Plekken waar enthou-
siaste medewerkers te vinden zijn, die bereid
zijn samen met hun collega's tijd en energie
te steken in deze nieuwe manier van werken.
Want techniek is een belangrijk aandachtspunt,
maar ontdekken hoe je werkwijze en de relatie
met de patiënt er anders uit gaat zien is min-
stens zo belangrijk en uitdagend, want de hulp-
verlening zelf en hoe jij je als hulpverlener ver-
houdt tot de patiënt gaat wezenlijk veranderen
met inzet van e-health. De patiënt zal zelf meer
aan het stuur komen te zitten en kan veel meer
zelf doen als voorbereiding op het contact met
zijn of haar behandelaar.’
Wat bij de ontwikkeling nog wel eens vergeten
wordt: hoe voorzie je in beheer- en onderhouds-
kosten? Het is belangrijk om vooraf deze vraag
te stellen. Ontwikkel dus bij elk te maken pro-
duct een businesscase. Niet alleen moet daaruit
Denken en doen c o g i s c o p e 0 315 7
OyONO VLIjTER is subsidie-coördinator bij Arq Psychotrauma Expert Groep en eigenaar van bizzEUROPE consulting.CORNé VERSLUIS is projectleider en adviseur Online psychosociale hulp, support & care bij Arq Psychotrauma Expert Groep.
blijken wie technisch gezien waar voor verant-
woordelijk wordt, maar ook hoe je qua kosten
een applicatie draaiende houdt. Het ontwikke-
len van een solide business case is hierbij cruci-
aal: wat kost iets en wat levert het op?
Wat is verder nodig, wat moeten we doen? Als een businesscase gemaakt wordt, let er
dan ook op dat er ruimte is voor het testen c.q.
doen van onderzoek. Miranda Olff (hoogleraar
Universiteit van Amsterdam en Arq) consta-
teert dat er een explosieve groei aan tools en
online interventies is in het traumaveld. Deze
producten kunnen de zorg efficiënter maken
en iedereen van dienst zijn. Van de aangeboden
producten zijn er echter weinig goed getest (zie
ook de onderzoeksrubriek in dit nummer).
Hoe weet je of een app in vergelijking met een
face to face behandeling betrouwbaar is? Hoe
meet je effecten van e-mental-health? Precies,
door te onderzoeken. Meten is weten. Alleen zo
kun je een ‘Jomanda-app’ voorkomen. Je wilt
immers dat je iets aanbiedt dat niet alleen voor
één persoon werkt. Olff pleit er dan ook voor
goed onderzoek te blijven doen, ondanks de
hoge verwachtingen en druk van buitenaf door
beleidsmakers, zorgverzekeraars en eindgebrui-
kers. Olff besluit dat vanuit een gezamenlijk be-
lang een gezamenlijke roep zou moeten komen
vanuit de gezondheidssector, universiteiten, on-
derzoeksinstituten, app-ontwikkelaars en eind-
gebruikers om alleen onderzochte producten op
de markt te brengen.6
SamenvattendEr is veel, er gebeurt veel. Wat betreft de GGZ
hoeft de Rijksoverheid zich geen zorgen te ma-
ken. Immers, als er vanuit de sector geen ur-
gentie gevoeld zou worden, zou er ook niets
gebeuren. Toch hebben we eerder ook kunnen
lezen dat grootschalige implementatie van e-
mental-health achterblijft. De druk is er wel, de
diamant nog niet.
Heeft de overheid een rol om te zorgen voor
meer regie, zodat meer gebruik wordt gemaakt
van e-health? Als we de voorbeelden uit dit arti-
kel mogen geloven, is die beweging al in gang
gezet. Neem bijvoorbeeld het eLab-psychotrau-
ma, waarin al 14 trauma-instellingen samen-
werken op het gebied van e-mental-health.
Of het MIRRO-keurmerk. Met het MIRRO-
keurmerk kunnen aanbieders in de Basis GGZ
laten zien dat ze zich extra inspannen om de
juiste zorg op het juiste moment te leveren.
Het keurmerk is tot stand gekomen door raad-
pleging van instellingen uit de GGZ-sector zelf.
Wat is dan wel nodig? Onderzoek en imple-
mentatie. Er moeten meer goed geteste en on-
derzochte producten komen die op hun beurt
daadwerkelijk gebruikt worden in de behande-
ling. Klinkt simpel, is het niet. Het is hier dat
de overheid een rol kan spelen, niet zozeer door
regie te voeren, maar prikkels te ontwerpen die
implementatie versnellen. Maar misschien een
nog wel belangrijkere taak is: faciliteren. Dat
laatste kan bijvoorbeeld door onderzoek en
ontwikkeling te ondersteunen. Op deze manier
ontstaan diamanten: effectievere en efficiëntere
online producten die klaar zijn voor de groei-
ende vraag naar GGZ en in het beste geval voor-
komen dat iemand in de (basis)GGZ belandt.
1 http://www.rijksbegroting.nl/2014/voorbereiding/
begroting,kst186652_4.html
2 Virtual reality simuleert een omgeving via een
computer en/of speciale bril om een gebruiker via
diverse zintuigen 'onder te dompelen' in een ervaring.
Denk bijvoorbeeld aan het nabootsen van een missie
voor soldaten en veteranen. Meer hierover in het artikel
over 3DMR in deze Cogiscope.
3 Een serious game is een spel met een ander primair
doel dan puur vermaak. Het voornaamste doel is dan
bijvoorbeeld communiceren, werven of selecteren,
onderwijzen of het verwerven van inzicht. Elders in
deze Cogiscope verhaalt Henk Maasson meer over de
ontwikkeling van een serious game in de GGZ.
4 http://www.GGZnieuws.nl/home/ruim-kwart-miljoen-
nederlanders-krijgt-online-hulp/
5 http://www.GGZnederland.nl/uploads/assets/
Persbericht%20GGZ%20Nederland%20en%20e-hulp.
nl%20werken%20samen%20aan%20opschaling%20
eHealth.pdf
6 M.Olff (2015), http://www.ejpt.net/index.php/ejpt/arti-
cle/view/27882.
8 c o g i s c o p e 0 315 Implementatie van digitale zorg gaat langzaam
Maarten Dallinga
Implementatie van digitale zorg gaat langzaam
‘Wie de stap naar e-health niet zet, gaat hopeloos achterlopen’
Gebruik van de Oculus Rift
(Bram Belloni/HH)
Implementatie van digitale zorg gaat langzaam
Implementatie van digitale zorg gaat langzaam c o g i s c o p e 0 315 9
De patiënt daar, op de bank, de specialist
ertegenover. een gesprek, fysiek in één ruim-
te. Door digitale zorg hoeft dat niet meer per
se en is de behandelkamer overal. e-health
kan zorg effectiever en efficiënter maken,
stellen hoogleraar Heleen Riper en ggZ-
beleidsadviseur fianne Bremmer. Toch loopt
de implementatie van online zorg ver achter
op de verwachtingen.
Het is alsof je echt op een druk plein staat, in een supermarkt of op de kermis. De Oculus Rift,
oorspronkelijk ontwikkeld voor gamers, is een virtual reality-bril die 360-gradenbeelden toont.
GGZ Friesland werkt er sinds kort mee, als eerste instelling in Nederland, om mensen met een
angststoornis te behandelen. Zoals Alina, die kampt met pleinvrees en op de website van GGZ
Friesland haar verhaal doet: ‘De simulaties voelden levensecht en hebben mij geholpen om te
gaan met situaties die angstaanvallen kunnen opwekken.’
De Oculus Rift is een goed voorbeeld van echte innovatie, stelt Fianne Bremmer, beleidsadvi-
seur bij GGZ Nederland. Net als de Temstem, een mobiele app tegen het horen van stemmen.
Dat gratis programma activeert via spelletjes het taalgebied in de hersenen, waardoor daar geen
‘ruimte’ meer is voor het ontstaan van stemmen. Dit moet de gebruiker de ervaring geven con-
trole over de stemmen te hebben. Bremmer: ‘Eigenlijk zijn er teveel mooie initiatieven om op
te noemen, van voorlichting tot en met behandeling. Er is al heel veel mogelijk.’
Toch bestaat slechts vijf tot zeven procent van het Nederlandse GGZ-aanbod uit e-health (ex-
clusief de onderzoeksprojecten), zegt Heleen Riper, hoogleraar e-mental health aan de Vrije
Universiteit Amsterdam. ‘Daarmee zijn we trouwens wel Europees koploper.’ Riper is ook ver-
bonden aan GGZ inGeest, de organisatie voor geestelijke gezondheidszorg die samenwerkt
met het Amsterdamse VUmc.
Kost e-health banen? In opdracht van ZonMw leidde Riper een onderzoek naar de ontwikkeling van eMental-
Health op het gebied van preventie, waarvoor de wetenschappelijke stand van zaken en het
Nederlandse aanbod werden bestudeerd. De belangrijkste conclusie (die ook geldt voor an-
dere vormen van e-health): online preventie van psychische aandoeningen kan het bereik en
de effectiviteit van GGZ-zorg vergroten. Daarom is het volgens de studie uit 2013 spijtig dat
10 c o g i s c o p e 0 315 Implementatie van digitale zorg gaat langzaam
het aanbod, vergeleken met ‘offline’ zorg,
nog beperkt is. Tegelijkertijd is er nog meer
onder zoek nodig, bijvoorbeeld naar wie het
meest baat heeft bij online zorg en naar de
eventuele negatieve bijwerkingen van e-
health (het volledige rapport: https://tinyurl.
com/p8g2zyq).
Nu, twee jaar later, gebeurt er nog steeds
te weinig, vindt Riper: ‘De evidentie dat e-
health werkt is groeiende, wetenschappelijk
wordt het steeds robuuster. Maar de imple-
mentatie loopt ver achter op de verwachtin-
gen die we hadden. Dat is wereldwijd het
geval en komt onder meer doordat de tech-
nologische infrastructuur bij organisaties
ontbreekt of niet goed genoeg is.’ Bremmer:
‘In de GGZ zien we bijvoorbeeld dat syste-
men soms niet goed op elkaar aansluiten.’
Ook zijn hulpverleners onvoldoende ge-
traind, stelt Riper, en zijn ze soms bang dat
ze door e-health hun werk verliezen. Kost
het inderdaad banen? De Amsterdamse
hoogleraar denkt van niet: ‘Online zorg kan
ertoe leiden dat de GGZ efficiënter wordt
ingericht: dankzij e-health kan de behandel-
duur soms misschien worden verkort, zodat
je kosten kunt besparen. Daardoor houd je
meer middelen over voor zwaardere proble-
matiek. Dat is denk ik heel positief en past
ook bij de huidige ontwikkeling binnen de
GGZ: de focus komt steeds meer op kort-
durende interventies en zelfmanagement te
liggen.’
‘De GGZ staat gigantisch onder druk, dus
innoveren is misschien nog nooit zo belang-
rijk geweest’, zegt Riper. ‘Maar dat is juist
ook moeilijk als je in een chaotische cyclus
van bezuinigingen zit. E-health vraagt om an-
dere competenties van behandelaars, ze gaan
misschien ’s avonds werken…: e-health doet je
hele organisatie shaken. De raden van bestuur
moeten beleid uitzetten. Daarbij helpt het als
successen meer aandacht krijgen in de praktijk
van alledag, niet alleen in wetenschappelijke
tijdschriften. Onderzoek en praktijk zitten niet
dicht genoeg op elkaar.’
De jongere generatie is over het algemeen trou-
wens enthousiaster over e-health, denkt Riper:
‘Jongeren zijn zowat digitaal geboren, daardoor
staan ze meer voor e-health open.’ Toch maakt
e-health nog maar nauwelijks deel uit van het
standaard curriculum van studenten in de zorg,
merkt Bremmer op, maar ze zegt dat dit geluk-
kig aan het veranderen is. ‘Internetbankieren
vinden we inmiddels heel normaal en e-health
zou dat ook moeten zijn’, stelt zij. ‘Het zou mis-
schien al schelen als we het anders noemen,
e-health spreekt niet tot de verbeelding. Laten
we het gewoon hebben over digitale of online
zorg.’
24 uur per dag toegankelijke zorg In juli 2014 schreven Volksgezondheid-
minister Edith Schippers en -staatssecretaris
Martin van Rijn aan de Tweede Kamer dat
mensen baat kunnen hebben bij e-health, maar
dat brede toepassing in de zorg vaak achter-
blijft. Ze zien e-health als een ‘middel om de
beweging naar meer zelfredzaamheid, zelf-
regie en zelfzorg [te] ondersteunen’. Daarom
hebben Schippers en Van Rijn, in overleg met
verschillende actoren in het zorgveld (zoals
zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiënten-
organisaties), een aantal doelen geformuleerd.
Eén daarvan: ‘Binnen vijf jaar heeft iedereen
die zorg en ondersteuning thuis ontvangt de
mogelijkheid om – desgewenst – via een beeld-
scherm 24 uur per dag met een zorgverlener
te communiceren. (…) Dit draagt eraan bij dat
mensen langer veilig thuis kunnen wonen.’
Branchevereniging GGZ Nederland pakte de
handschoen op en publiceerde, in samenwer-
king met stakeholders, in oktober 2014 een
rapport met een overzicht van belemmeringen
en adviezen voor e-health-implementatie in
de GGZ (het volledige rapport: https://tinyurl.
com/mnmrmvj). Een van de problemen: de
weerstand bij behandelaren om e-health te ge-
bruiken. Uit het rapport: ‘Weerstand ontstaat
meestal uit angst en onzekerheid of door on-
bekendheid. Behandelaren starten nog steeds
hun loopbaan met het idee dat behandeling
face-to-face plaatsvindt, omdat online zorg nog
geen structureel onderdeel van opleidingen is.’
Gesuggereerd werd om meer aandacht te beste-
den aan online zorg bij na- en bijscholing.
De ontwikkeling van een landelijke informatie-
en vergelijkingssite voor e-health was een van
de andere aanbevelingen. Zo’n website is er nog
niet gekomen en hoogleraar Riper betreurt dat:
‘Mensen zouden makkelijk informatie moeten
kunnen vinden over de opties van online en off-
line zorg.’ Dit soort initiatieven komt volgens
haar moeilijk van de grond: ‘Structurele finan-
ciering ontbreekt.’
Bremmer gaf namens GGZ Nederland leiding
aan het traject dat uitmondde in het e-health-
onderzoek uit 2014. ‘We kregen veel positieve
Implementatie van digitale zorg gaat langzaam c o g i s c o p e 0 315 11
reacties. Veel belemmeringen waren al wel be-
kend, maar er werd heel weinig door partijen
gezamenlijk over gesproken en gezocht naar
oplossingen. Wil je e-health echt goed verder
ontwikkelen, dan moet je dat met alle actoren
samen doen. E-health heeft de toekomst en
daarom proberen we onze leden te ondersteu-
nen, door bijvoorbeeld netwerkbijeenkomsten
te organiseren.’
Volgens de GGZ-beleidsadviseur is een van de
uitdagingen het creëren van een sluitende busi-
ness case: ‘e-health mag toegepast worden en
online behandeltijd wordt door de zorgverzeke-
raar vergoed, dat is goed, maar de verdeling van
de kosten en baten zou eerlijker moeten. De in-
zet van e-health vraagt veel investering vooraf,
denk aan licenties, koppeling van systemen en
trainingen. Al die kosten zijn voor de zorgaan-
bieder, maar de baten komen bij de zorgver-
zekeraar terecht. GGZ Nederland stimuleert
aanbieders en verzekeraars om hier met elkaar
over in gesprek te gaan.’
Lappen tekst‘Als ik zelf iets zou hebben, zou ik eerst zoe-
ken naar informatie op internet’, zegt Riper.
‘Dat is voor veel mensen niet gemakkelijk: er
wordt heel veel aangeboden, maar welke sites
zijn betrouwbaar? Het zou ook goed zijn als de
beste bovenaan in de zoekmachines komen te
staan. Verder gebeurt het nog te vaak dat zorg-
organisaties lappen tekst plaatsen, dat lezen
mensen niet. Offline wordt vaak vrij direct ver-
taald naar online, te weinig wordt gekeken naar
de technische mogelijkheden en het design. Je
moet nadenken over hoe je informatie repre-
senteert, dat moet op een manier die past bij
deze tijd en de gebruiker. In de psycho-educatie
moet meer samengewerkt worden met com-
municatie-experts. Positieve voorbeelden zijn
de websites van Fonds Psychische Gezondheid
en Trimbos.’ Die presenteren op een duidelijke
manier betrouwbare informatie, vindt Riper.
Wat als zij niet genoeg heeft aan informa-
tie op internet en behandeld moet worden?
‘Afhankelijk van de aard van mijn klachten zou
ik graag online behandeld willen worden of
blended, een combinatie van offline en online.
Ik zou het wel fijn vinden om mijn therapeut
te zien, maar dat kan ook via een videocontact.
Online behandeling scheelt mij bijvoorbeeld
reistijd en ik kan een groot deel doen wanneer
dat mij uitkomt. Het past ook bij mijn leefstijl,
die voor een groot deel digitaal is: ik app, mail,
Skype met vrienden…’ Maar zou Riper het off-
line menselijk contact dan niet missen? ‘Ook
via mail of Skype is menselijk contact mogelijk,
het is een waanbeeld dat menselijk contact al-
leen face-to-face bestaat.’
Niet verslappenDe ontwikkeling van e-health begon ongeveer
twintig jaar geleden. Volgens Riper is er al
‘gigantisch veel bereikt, maar we moeten niet
verslappen.’ Een aantal adviezen uit het GGZ
Nederland-rapport krijgt vorm in de praktijk,
merkt Bremmer hoopvol op. Zo worden cliën-
ten steeds beter bij de ontwikkeling en imple-
mentatie van e-health betrokken en is er een
platform ontwikkeld voor vergelijking van e-
health-toepassingen in de Jeugd-GGZ.
‘Ik denk dat digitale zorg een steeds grotere
component van het aanbod zal gaan worden’,
zegt Riper. ‘Als organisaties de stap niet zet-
ten, gaan ze hopeloos achterlopen en missen ze
de boot. Daarbij zie ik ook een rol voor externe
organisaties, die op een vernieuwende manier
naar zorg kijken.’ Bremmer sluit zich daar-
bij aan en kijkt uit naar 2016. ‘Dan bekleedt
Nederland het voorzitterschap van de Europese
Unie en hieraan gekoppeld vindt de e-health-
week plaats, het grootste e-health-evenement
van Europa. GGZ Nederland is met het mi-
nisterie van Volksgezondheid in gesprek over
welke plek e-mental health hierin kan krijgen.’
Riper verwacht veel van het Europese
MasterMind-project, een onderzoek naar de
implementatie van digitale depressiebehande-
lingen binnen 23 zorginstellingen, verspreid
over elf landen binnen de Europese Unie (zie
http://mastermind-project.eu). De VU en GGZ
inGeest participeren hierin. ‘Voor experimen-
ten melden mensen zich aan die het interessant
vinden om mee te doen, maar van de e-health-
ervaringen van de “gewone” patiënt weten we
nog veel te weinig. Implementatieonderzoek
zoals gedaan wordt binnen het MasterMind-
project kan ons verder helpen.’
MAARTEN DALLINGA is socioloog en freelance journalist.
12 c o g i s c o p e 0 315 De mobile mental health revolutie
CHristianne van der Meer, Anne Bakker en Miranda OlFF
De mobile mental health revolutie
Onderzoek naar apps die ondersteunen na trauma: SAM en de SUPPORT Coach
Zorg-apps zijn booming. er is een enorme groei aan apps die zich richten op de preventie en de behan-
deling van psychische problematiek, ook na schokkende gebeurtenissen. De mobile mental health
revolutie is in aantocht. echter, hoe waardevol is de inzet van deze apps wanneer we niet weten of ze
daadwerkelijk behulpzaam zijn?
Wetenschappers van het Academisch Medisch centrum (AMc) zijn één van de eersten die onderzoek
doen naar twee apps die ondersteuning bieden na trauma: sAM en de sUppoRT coach. sAM screent
op traumagerelateerde klachten en de sUppoRT coach biedt directe ondersteuning aan mensen die
reeds last hebben van deze klachten. in dit artikel wordt ingegaan op (het belang van) deze onderzoe-
ken en op de inhoud van beide apps.
De inzet van smartphone apps biedt veelbeloven-
de mogelijkheden in het aanbieden en verbete-
ren van (laagdrempelige) zorg na schokkende ge-
beurtenissen. Apps kunnen ingezet worden voor
het leveren van psycho-educatie, het monitoren
van klachten, het vinden van professionele zorg
en het aanreiken van interventies. Tevens kun-
nen apps dienen als aanvullende tool naast de
behandeling en de betrokkenheid van de patiënt
vergroten (Olff, 2015). Zo vervullen apps zowel
een belangrijke rol voor degene die zorg nodig
heeft, als voor degene die zorg levert.
Eén van de belangrijkste voordelen van de smart-
phone is dat we deze gedurende de hele dag
(en nacht) bij ons dragen, waardoor we onze
apps altijd en overal kunnen raadplegen. Dit is
een belangrijk gegeven. We weten namelijk dat
PTSS-klachten dag en nacht kunnen optreden,
juist op de momenten buiten de behandelkamer.
Apps kunnen directe ondersteuning bieden wan-
neer deze klachten zich voordoen, en hierdoor
de zelfredzaamheid en veerkracht van mensen
vergroten. Ook kunnen apps anoniem gebruikt
worden, wat extra van waarde is bij PTSS, waar-
bij gevoelens van schaamte vaak voorkomen en
een obstakel kunnen vormen bij het zoeken van
hulp. Daarnaast biedt een app de mogelijkheid
om grote groepen mensen tegelijkertijd te berei-
ken, bijvoorbeeld na rampen. Via apps kan gren-
zeloze zorg geleverd en ontvangen worden, ook
in gebieden waar professionele zorg niet voor-
handen is (Olff, 2015).
Gezien de vele mogelijkheden is het niet gek dat
zorg-apps in een rap tempo worden ontwikkeld;
mensen kunnen uit talloze zorg-apps kiezen. De
meeste apps beloven van alles, maar gedegen on-
derzoek naar de effectiviteit van deze apps blijft
helaas vaak achterwege. Dit betekent dat we voor
het merendeel van de aangeboden zorg-apps he-
lemaal niet weten of ze daadwerkelijk behulp-
zaam zijn, of in het ergste geval, misschien zelfs
nadelige effecten hebben.
Wanneer apps een belangrijke rol kunnen ver-
vullen in het zorgtraject na schokkende gebeurte-
nissen, zijn we dan niet verplicht om elke app te
onderzoeken op effectiviteit voordat deze wordt
aangeboden? Het antwoord op deze vraag luidt
volgens ons: ‘ja’. Het AMC psychotrauma-team
heeft binnen het INPREZE-project twee apps
ontwikkeld die ondersteuning bieden na schok-
kende gebeurtenissen: SAM (Smart Assessment
on your Mobile) en de SUPPORT Coach. Beide
apps worden momenteel onderzocht.
SAMNa het meemaken van een schokkende gebeurte-
De mobile mental health revolutie c o g i s c o p e 0 315 13
nis is het belangrijk om de mentale gezondheid
in de gaten te houden. SAM is ontwikkeld om
hierbij te helpen. SAM is een web-based app (te
gebruiken op de smartphone, PC en tablet) die
op efficiënte wijze veerkracht en de mentale ge-
zondheid in kaart brengt, in het bijzonder na het
meemaken van een schokkende gebeurtenis.1
SAM brengt verschillende domeinen in kaart
die ‘in gevaar’ kunnen zijn na het meemaken
van een schokkende gebeurtenis, zoals PTSS
klachten, angst en depressie. Daarnaast worden
bekende risicofactoren voor het ontwikkelen van
psychische problemen uitgevraagd, waaronder
eerdere blootstelling aan trauma en reacties tij-
dens en na het trauma, maar ook beschermende
factoren zoals psychologische veerkracht en so-
ciale steun. SAM bestaat uit valide en niet-com-
merciële vragenlijsten. De PTSS vragenlijsten
zijn gebaseerd op het nieuwe diagnostische clas-
sificatiesysteem (DSM-5).
Momenteel wordt de validiteit en gebruiksvrien-
delijkheid van SAM onderzocht. Is SAM echt in
staat veerkracht in kaart te brengen en klachten
als PTSS, somberheid en angst correct te identi-
ficeren? En hoe vinden gebruikers het om SAM
te gebruiken? Dit onderzoek wordt uitgevoerd
onder verschillende hoog-risico beroepen (o.a.
politie en GVB), zowel onder een gezonde groep
als een groep met PTSS klachten.2 De eerste re-
sultaten laten zien dat de app gebruiksvriende-
lijk is en de vragen goed begrepen worden.
SAM kan in de toekomst op verschillende manie-
ren ingezet worden na schokkende gebeurtenis-
sen; zowel tijdens de screening en de intake, als
bij de behandeling van PTSS. Zo kan SAM op
maat gemaakte feedback geven over de mentale
gezondheid en tevens een monitoring functie
vervullen, waarbij gebruikers hun eigen mentale
gezondheid in de gaten kunnen houden. Ook
kan SAM een rapportage genereren voor de zorg-
verlener waardoor een intake mogelijk efficiënter
uitgevoerd kan worden.3 Verder kan SAM inge-
zet worden als meetinstrument (effectmeting)
bij de behandeling en in wetenschappelijke
studies. SAM is zowel geschikt voor medewer-
kers in hoog-risico beroepen, als voor ‘gewone’
burgers die een schokkende gebeurtenis hebben
meegemaakt.
SUPPORT CoachVoor mensen die last hebben van traumagere-
lateerde klachten is de SUPPORT Coach ont-
wikkeld. De SUPPORT Coach is een app die
ondersteuning moet bieden aan mensen met
traumagerelateerde klachten.4 Het doel van de-
ze native app (Android en iOS) is om mensen
te helpen bij het beter begrijpen van hun klach-
ten en het (zelfstandig) leren omgaan met deze
klachten.
De SUPPORT Coach is de Nederlandstalige ver-
sie van de oorspronkelijk in de Verenigde Staten
ontwikkelde PTSD Coach (Kuhn et al., 2014).
De Amerikaanse PTSD Coach is toegespitst op
getraumatiseerde veteranen, de Nederlandse
SUPPORT Coach is echter geschikt voor ieder-
een die last heeft van traumagerelateerde klach-
ten. De app kan zowel naast een behandeling als
zelfstandig gebruikt worden, en is niet alleen
geschikt voor mensen met een PTSS diagnose,
maar ook voor mensen met mildere klachten na
trauma.
Naast psycho-educatie, informatie over professi-
onele hulp, een zelftest en zelfmonitoring func-
tie, biedt de SUPPORT Coach talloze oefenin-
gen (zoals progressieve relaxatie, veranderen van
negatieve gedachten en het zoeken van sociale
steun) die helpen bij het omgaan met trauma-
gerelateerde klachten.
De Amerikaanse PTSD Coach is inmiddels
meer dan 180 000 keer gedownload in 89 lan-
den (Morland et al., 2015) en uit eerder onder-
zoek van Kuhn en collega’s (2014) is gebleken
dat 90% van de PTSS patiënten redelijk tot zeer
tevreden was over de PTSD Coach en het meren-
deel van de patiënten de app behulpzaam vond
bij het omgaan met hun PTSS klachten. Deze
resultaten zijn veelbelovend, maar gaan niet in
op de effectiviteit van de app. De vraag is: leidt
het gebruik van de app tot een daadwerkelijke
afname van PTSS klachten?
Momenteel wordt de uitvoering van een
Randomised Controlled Trial (RCT) als dé gou-
den standaard gezien om de effectiviteit van
een interventie te meten. In onze RCT onder
276 medewerkers in hoog-risico beroepen (o.a.
ambulance) met enige vorm van PTSS klach-
ten wordt momenteel de effectiviteit van de
Nederlandse SUPPORT Coach onderzocht.
In het onderzoek worden twee groepen deel-
nemers met elkaar vergeleken: een groep die
de SUPPORT Coach wel gebruikt en een groep
die de app niet gebruikt. Alle onderzoeksdeel-
nemers vullen drie keer een online meting in die
o.a. ingaat op de mentale gezondheid. De vraag
is of het gebruik van de SUPPORT Coach leidt
tot een afname van PTSS klachten en negatieve
(traumagerelateerde) cognities, en mogelijk ook
leidt tot een toename van veerkracht en sociale
14 c o g i s c o p e 0 315 De mobile mental health revolutie
De mobile mental health revolutie c o g i s c o p e 0 315 15
steun. Daarnaast worden de gebruikerspatronen
binnen de app in beeld gebracht en worden ge-
bruikerservaringen uitgevraagd.
Het onderzoek wordt zeer positief ontvangen
door de deelnemende hoog-risico beroepen.
Het merendeel van de medewerkers wil deel-
nemen aan het onderzoek (in 5 maanden zijn
700 mensen geïncludeerd) en velen geven aan
dat de SUPPORT Coach een laagdrempelige
tool kan zijn bij het omgaan met traumagere-
lateerde klachten. Veruit het merendeel van de
onderzoeksdeelnemers die toegang krijgt tot de
SUPPORT Coach maakt daadwerkelijk gebruik
van de app. De resultaten van het onderzoek
(m.b.t. de effectiviteit van de SUPPORT Coach)
worden in 2016 verwacht.
Het streven is de SUPPORT Coach na het onder-
zoek kosteloos aan te bieden, zodat zo veel mo-
gelijk mensen de app gratis kunnen gebruiken.
Op dit moment wordt gezocht naar een financie-
ringsvorm om dit mogelijk te maken (zie www.
amc.nl/supportcoach voor meer informatie). De
positieve respons op het onderzoek bevestigt dat
er behoefte is aan ondersteunende tools zoals de
SUPPORT Coach, niet alleen voor medewerkers
binnen hoog-risico beroepen, maar voor ieder-
een die last heeft van psychische klachten na een
schokkende gebeurtenis.
Een succesvolle mobile mental health revolutieEr bestaat geen twijfel over dat mobile mental
health veel mogelijkheden biedt in het verbete-
ren van de zorg na schokkende gebeurtenissen.
Er zijn echter ook nog flinke hordes te nemen.
Door de snelle (commerciële) ontwikkelingen
op het gebied van apps, steeds verder geavan-
ceerde technieken en de heersende druk om
apps zo snel mogelijk op de markt aan te bieden,
bestaat de kans dat wordt voorbijgegaan aan de
essentiële ingrediënten om deze mobile men-
tal health revolutie tot een succes te maken: in-
houd, onder zoek en samenwerking.
Het kan verleidelijk zijn om je te laten leiden
door de nieuwste, technische ontwikkelingen
in plaats van uit te gaan van de behoefte van
eindgebruikers. De eindgebruiker moet cen-
traal staan bij het creëren van de inhoud van
de app; zij moeten de app immers kunnen en
willen gebruiken. Voordat een app wordt geïm-
plementeerd, moet deze worden onderzocht op
effectiviteit, zodat er evidence-based apps gele-
verd worden aan iedereen die goede (zelf)zorg
zoekt. Ook moet duidelijk zijn welke apps wel
en welke apps niet zijn onderzocht, bijvoorbeeld
door dit op te nemen in de disclaimer. Tot slot
wijzen we op het belang van een multidiscipli-
nair team: alleen als wetenschappers, zorgverle-
ners, eindgebruikers, sponsoren en ICT-experts
hun krachten bundelen, kan het proces vanaf de
ontwikkeling tot het aanbieden van een zorg-app
succesvol verlopen. CHRISTIANNE VAN DER MEER is promo-venda binnen het psychotrauma team van het Academisch Medisch Centrum.ANNEBAKKEris post-doc onderzoeker binnen het psychotrauma team van het Academisch Medisch Centrum.MIRANDA OLff is bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, het Academisch Medisch Centrum en Arq Psychotrauma Expert Groep.
ReferentiesOlff, M., ‘Mobile mental health: a challenging
research agenda’, in: European Journal of
Psychotraumatology vol. 6, 2015.
Verkrijgbaar via http://www.ejpt.net/index.
php/ejpt/article/view/27882, doi:http://dx.doi.
org/10.3402/ejpt.v6.27882.
Kuhn,E.,C.Greene,J.Hoffman,T.Nguyen,L.Wald,
J.Schmidt,K.M.ramsey&J.ruzek,‘Preliminary
evaluation of PTSD Coach, a smartphone app
for post-traumatic stress symptoms’, in: Military
Medicine vol. 179, (2014) pp. 1-12.
Morland, L., j. Ruzek & C. Rosen, ‘Technology and
PTSD care: an update’, in: PTSD Research
Quarterly: Advancing Science and Promoting
Understanding of Traumatic Stress, vol. 26, 2015.
Verkrijgbaar via http://www.ptsd.va.gov/profes-
sional/newsletters/research-quarterly/V26N2.pdf
1 SAM is ontwikkeld binnen het INPREZE project door
het AMC en Interapy.
2 Het onderzoek naar SAM wordt uitgevoerd in samen-
werking met de PDC politiepoli.
3 De rapportage versie van SAM is mede tot stand ge-
bracht door Stichting Centrum ’45.
4 De SUPPORT Coach is ontwikkeld binnen het INPREZE
project door het AMC in samenwerking met Axilio.
16 c o g i s c o p e 0 315 Herdenken vanachter de computer
Onno Sinke
Digitale herdenkingsactiviteitenstimuleren actieve deelname en dialoog
Herdenken vanachter de computer
Bij de presentatie van de
Digitale Namenwand,
onderdeel van de Community
Joods Monument en het Joods
Digitaal Monument, 2010
(Berry Stokvis/HH).
Herdenken vanachter de computer c o g i s c o p e 0 315 17
Door de toenemende digitalisering
van de samenleving wordt de Tweede
Wereldoorlog steeds vaker ook online
herdacht. Wat voor invloed heeft het
internet op het herdenken van de oorlog?
en wat betekent dit voor het herdenken
van Wo2 in de echte wereld?
Op 4 mei 2015 riep Twitter Nederland op om
om 20.00 uur twee minuten stil te zijn in ver-
band met de Nationale Dodenherdenking. ‘Het
hele land is stil, dus online moeten we ook stil
zijn’, zei Marloes van der Laan, communicatie
manager van Twitter Nederland dezelfde dag
tegen De Telegraaf. Naast bijval kwam er ook
kritiek. Zo tweette @mvw84 als reactie: ‘Tweet
wanneer ik dat wil... dat heeft niks met #respect
te maken. #20.00 #vrijheid #twitterstilte #stu-
pid #verderleven.’ Ook in de virtuele omgeving
ontbreekt de discussie over vorm en inhoud van
de 4 mei herdenking dus niet.
De twitterstilte is maar één voorbeeld van een
groeiend aantal online activiteiten die als doel
hebben de herinnering aan de slachtoffers van
de Tweede Wereldoorlog levend te houden.
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei organiseert
sinds enkele jaren een campagne op het soci-
ale mediaplatform Facebook waarbij mensen
een digitale fakkel op hun profielpagina kun-
nen plaatsen als symbool voor het herdenken
van de oorlog en het vieren van de vrijheid. Er
zijn verder diverse digitale gedenktekens voor
oorlogsslachtoffers: bijvoorbeeld www.erelijst.
nl (verzetsstrijders en militairen), www.joods-
monument.nl (joden in Nederland) en www.
oorlogsdodennijmegen.nl (oorlogsslachtoffers
uit Nijmegen).
Het groeiend aantal digitale herdenkingsactivi-
teiten sluit aan bij het toenemende online ver-
keer in Nederland. Volgens het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS) heeft in 2015 96% van
de huishoudens in Nederland toegang tot in-
ternet.1 Acht op de tien internetgebruikers van
twaalf jaar of ouder was in 2014 actief op een
sociaal netwerk.2 Zowel wat betreft de toegang
tot internet als de activiteit op sociale netwer-
ken loopt Nederland volgens het CBS voorop in
Europa. Geen wonder dat er steeds meer digita-
le activiteiten worden ontplooid om de Tweede
Wereldoorlog te herdenken. Tot welke verschui-
vingen in de manier van herdenken hebben
deze online activiteiten geleid?
Bottum-up in plaats van top downNabestaanden van slachtoffers hebben maar
beperkt of in het geheel geen invloed op de
vormgeving van fysieke monumenten en her-
denkingen. Integendeel, herdenkingsrituelen
en monumenten zijn juist zo ontworpen dat ze
een algemene, enigszins abstracte, boodschap
verkondigen. Online is er meer vrijheid om op
een meer persoonlijke manier te herdenken. Al
was het alleen maar omdat de beperkingen van
tijd en locatie wegvallen. Iedereen kan in princi-
pe op elk moment van de dag, vanaf welke plaats
ter wereld ook, deelnemen aan een digitale her-
denkingsactiviteit.
Gaat het om een digitaal monument of een
website, dan kunnen in principe, afhankelijk
van de technische mogelijkheden van de betref-
fende website, onbeperkt foto’s, video’s, audio,
kaarten, simulaties en digitale afbeeldingen van
objecten worden toegevoegd. Zo ontstaat een
platform waarop plaats is voor meerdere, soms
conflicterende verhalen. Een platform ook, dat
ruimte biedt aan verhalen waarvoor in de fysieke
wereld soms geen plaats is vanwege de beperkte
ruimte en/of tijd of omdat het niet past in het
gangbare verhaal van een bepaalde gebeurte-
nis. Door de gezamenlijke inspanningen van
alle bezoekers krijgen niet alleen de individuele
slachtoffers hun identiteit terug, maar wordt ook
een vernietigde gemeenschap deels, virtueel, ge-
reconstrueerd.
Een mooi voorbeeld is de Community Joods
Monument, een interactieve website die gekop-
peld is aan het Joods Digitaal Monument. Het
Joods Digitaal Monument werd in 2005 gecre-
eerd om de herinnering levend te houden aan
alle joden in Nederland die de Holocaust niet
hebben overleefd. Van ieder slachtoffer is in
het Joods Digitaal Monument in elk geval de
naam opgenomen, aangevuld met verdere ba-
sisinformatie – voor zover bekend – zoals de
geboorte- en sterfdatum, het adres et cetera. De
18 c o g i s c o p e 0 315 Herdenken vanachter de computer
Community uit 2010 is hierop een aanvulling.
Het is een kopie van het Digitaal Monument
waar bezoekers zelf informatie, zoals een levens-
beschrijving of foto’s kunnen plaatsen bij de na-
men van de omgekomen personen. Ook is het
mogelijk om relaties te leggen tussen personen
en de eigen familiebanden aan te geven. Tot slot
kunnen bezoekers een eigen profiel aanmaken
en contact leggen met andere bezoekers.
Interactiviteit en verbondenheid Volgens David B. Nieborg, onderzoeker
aan de Universiteit van Amsterdam en het
Massachusetts Institute of Technology in de
Verenigde Staten, is ‘connectiviteit’ een van de
kenmerkende eigenschappen van sociale media-
platformen: de mogelijkheid om mensen, ma-
chines en informatie met elkaar te verbinden.3
Op deze sociale netwerken staan dialoog en
interactie centraal. Veel van de digitale herden-
kings- en educatieactiviteiten zijn dan ook niet
zozeer gericht op kennisoverdracht, maar op het
stimuleren van actieve deelname en dialoog tus-
sen de bezoekers.
Specifiek voor online gedenktekens geldt dat ze
de mogelijkheid bieden aan mensen die rouwen
om anderen te ontmoeten die een vergelijkbaar
verlies hebben geleden. Zo ontstaat een virtuele
gemeenschap van rouwenden waarvan de leden
elkaar steunen. Volgens sommige auteurs zou
het online vertellen van het eigen verhaal of
het delen van herinneringen aan omgekomen
familieleden helpen bij de rouwverwerking.
Daarnaast worden er ook andere aspecten ge-
noemd van het digitale herdenken die een thera-
peutisch effect hebben. Online is er geen beper-
king in de tijd dat iemand mag rouwen terwijl
men in het werkelijke leven geacht wordt het
verlies na enige tijd verwerkt te hebben. Via een
digitaal monument of een online herdenkings-
activiteit kan de relatie met de overledene wor-
den voortgezet. Zeker wanneer er sprake is van
een plotselinge dood of er bijvoorbeeld geen graf
is, kan dit belangrijk zijn.
Zo schrijft Laurie Fauro in haar proefschrift
Postponed monuments in the Netherlands dat hun
medewerking aan het Joods Digitaal Monument
en de Community op veel mensen van de eer-
ste generatie een positief effect heeft gehad.
Na de oorlog hadden zij lange tijd veel moeite
om hun persoonlijke herinneringen te delen
met anderen. Het toevoegen van hun persoon-
lijke verhalen aan het Digitaal Monument en de
Community lijkt hen te hebben geholpen met
hun emoties om te gaan. Zo vertelde John Blom,
wiens familie en vrienden bijna allemaal waren
vermoord, dat het Joods Digitaal Monument
hem heeft geholpen bij de verwerking van dit
leed: ‘Ik zal het nooit kunnen begrijpen, ik heb
soms het gevoel dat ik uit twee delen besta; er
is een deel dat normaal is en alles kan doen, en
er is een deel dat zich niet laat herstellen, dat is
te veel verminkt, maar nu is het verminkte deel
open gegaan en is er beter mee om te gaan.’ 4
Openbaar in plaats van privéWaar uitingen van rouw in het verleden hoog-
stens bij officiële ceremonies of herdenkingen
in het openbaar zichtbaar waren, zijn dit soort
uitingen online tegenwoordig op elk moment
van de dag voor iedereen te zien. Het open-
bare karakter van het rouwen gaat met enkele
risico’s gepaard. Woorden en beelden die op
een kwetsbaar moment zijn geplaatst, kunnen
op het internet een eigen leven gaan leiden en
bijvoorbeeld aanleiding geven tot ongewenst en
kwetsend commentaar. Over het algemeen zijn
mensen namelijk online minder terughoudend
dan in het echte leven.
De grotere openbaarheid kan ook tot sociale
druk leiden om te voldoen aan de heersende
normen met betrekking tot vorm en inhoud van
herdenkingsrituelen. De socioloog Tony Walter
schrijft dat online rouwen en herdenken ken-
merken vertoont van het gemeenschappelijke
rouwen uit vroeger tijden. Net als vroeger is in
de digitale wereld de rouw zichtbaar voor de hele
gemeenschap, zowel voor de familieleden en
vrienden als voor de kennissen en buitenstaan-
ders. Dit zorgt ervoor dat men elkaar vrijwel
constant in de gaten kan houden. Zo ontstaan er
op internet nieuwe sociale normen die bepalen
om wie gerouwd moet worden en hoe dit moet
gebeuren. Groepsdruk leidt er volgens Walter
soms toe dat soms een herdenkingspagina op
Facebook ‘geliked’ wordt omdat men niet de
indruk wil wekken dat men de overledene niet
respecteert.5
Mix van digitaal en fysiekGaat het online herdenken ten koste van het
herdenken in de fysieke wereld? Dat lijkt niet
het geval. Nog steeds is er grote behoefte aan
fysieke herdenkingsplekken die een gevoel van
authenticiteit oproepen. Zo werd onlangs de
Herdenken vanachter de computer c o g i s c o p e 0 315 19
komst aangekondigd van het Nationaal Sjoa
Museum in Amsterdam, op de plek waar de
deportatie van de Joden en de redding van
honderden Joodse kinderen plaatsvond (de
Hollandsche Schouwburg en de voormalige
Hervormde Kweekschool). Waarschijnlijker is
dan ook dat online en offline herdenkingsacti-
viteiten gecombineerd worden. Zo organiseerde
het Indisch Herinneringscentrum in 2013 een
pelgrimsreis naar de Birma-Siamspoorlijn in
Thailand voor geïnteresseerden, familieleden en
veteranen. Tijdens de reis werd hiervan verslag
gedaan op Facebook, wat tot veel reacties leidde.
Via Facebook werd ook alvast aangekondigd dat
er van de reis een documentaire zou worden
gemaakt. Digitale gedenkplekken en activitei-
ten zijn dan ook niet een vervanging van ge-
denkplekken in de echte wereld. Ze zijn veelal
een aanvulling hierop, een mogelijkheid om op
nieuwe manieren te herdenken.
ONNOSiNKEis historicus en beleidsadviseur bij het WO2 programma van Arq Psychotrauma Expert Groep. Hij is tevens redactielid van Cogiscope.
1 CBS, ‘ICT, kennis en economie’, (2015), p. 82. Te
downloaden op: http://download.cbs.nl/pdf/ict-kennis-
economie-2015-pub.pdf
2 Persbericht CBS ‘Gebruik sociale netwerken sterk
toegenomen’, 30-6-2015. http://www.cbs.nl/nl-NL/
menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/
archief/2015/gebruik-sociale-netwerken-sterk-toegeno-
men.htm
3 David B. Nieborg, ‘#Herdenken #Vieren en
#Herinneren in het digitale tijdperk’ (2014), p. 32. Te
dowloaden op: http://www.4en5mei.nl/documenten/
Onderzoek/herdenken_vieren_en_herinneren_in_het_
digitale_tijdperk_-_david_nieborg.pdf
4 Laurie faro, Postponed monuments in the Netherlands.
Manifestation, context, and meaning, eigen beheer 2015,
p. 143. Zie ook p. 171.
5 Tony Walter, ‘New mourners, old mourners: online me-
morial cultures as a chapter in the history of mourning’,
in: New review of hypermedia and multimedia vol. 21
(2015) nr. 1-2, p. 10-24, aldaar p. 14-17.
Marieke van Gelderen, Mirjam Nijdam en Eric Vermetten
De (r)evolutie van psychotherapie
Behandeling in beweging
20 c o g i s c o p e 0 315 Behandeling in beweging
Gebruik van de head mounted
display (Science Photo Library/
ANP).
Door hoogwaardige technologie te integreren
in bestaande therapeutische principes
kunnen mensen met pTss die onvoldoende
profiteren van reguliere traumatherapie, op
een nieuwe manier aan hun klachten werken.
De Multi-modular Motion-assisted Memory
Desensitization & Reconsolidation (3MDR)
is een innovatieve behandeling waarbij
patiënten lopend door een op hun persoon
toegesneden virtuele context, traumatische
herinneringen kunnen verwerken. Bij stichting
centrum ’45 zijn de eerste ervaringen met deze
revolutionaire aanpak onderzocht.
Behandeling in beweging c o g i s c o p e 0 315 21
Peter is een veteraan. Tijdens zijn uitzending naar Irak in 2004 is hij verschillende keren
onder vuur komen te liggen. Hij heeft ook zelf schoten gelost, maar weet niet of hij daarbij
personen geraakt heeft. Sinds zijn terugkomst slaapt hij slecht, heeft hij nachtmerries en
wordt hij snel boos. Een jaar geleden werd er een Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS)
bij hem vastgesteld en sindsdien werkt hij hard aan zijn herstel bij Centrum ’45. Het lukt
niet goed om een confrontatie met de herinneringen aan te gaan. Er is teveel spanning waar-
door het moeilijk is om zijn gedachten bij een gebeurtenis te houden, terwijl hij dit wel
probeert. Ook tijdens Eye Movement Desensitization and Reprocessing therapie (EMDR) duwt
hij zijn gedachten bewust en onbewust weg zodra deze in zijn hoofd opkomen. ‘Ik kan niet
anders’, zegt hij. Zijn ervaren therapeut raakt uitgeput na pogingen om op verschillende ma-
nieren zijn cognitieve vermijding het hoofd te bieden.
Nieuwe kansen… In de helft van de gevallen kunnen veteranen zoals Peter niet volledig profiteren van de hui-
dige evidence-based therapieën1. Een belangrijke oorzaak hiervoor is hardnekkige cognitieve
vermijding die leidt tot frustratie en uitval van behandeling. De Multi-modular Motion-assisted
Memory Desensitization & Reconsolidation (3MDR) is een nieuwe innovatieve behandeling die
voor een patiënt als Peter uitkomst kan bieden. Door nieuwe technologie te integreren in
bestaande therapeutische principes worden patiënten in deze behandeling uitgedaagd om
bewegend de exposure aan te gaan.
… door technische innovatieIn een samenwerking tussen het Militair Revalidatie Centrum Aardenburg in Doorn en de
Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ) Defensie hebben Eric Vermetten en Agali
Mert sinds 2010 de 3MDR ontwikkeld. Hierin zijn zij geïnspireerd door op interactie geba-
seerde virtual reality en bewegend leren zoals die in de revalidatiegeneeskunde gebruikt wor-
22 c o g i s c o p e 0 315 Behandeling in beweging
den. In de behandeling van PTSS is exposure
essentieel. Bij 3MDR wordt de exposure met
behulp van virtual reality aangeboden en met
beweging gecombineerd. De patiënt loopt in
een virtuele omgeving en wordt blootgesteld aan
zelf gekozen trauma-gerelateerde beelden en
muziek. Tijdens de exposure worden afleidende
opdrachten toegevoegd zoals dat ook bij EMDR
gebeurt. De therapeut begeleidt de patiënt op
coachende wijze door de emotionele confronta-
tie heen en houdt de patiënt scherp.
Multi-modulairDe eerste pijler binnen 3MDR is virtual reality
exposure. Deze techniek, ook wel bekend als
virtual reality exposure therapy (VRET), is sterk
in ontwikkeling en
kent vele toepassin-
gen. Vaak wordt er
gebruik gemaakt van
een bril waarin een
virtuele omgeving
geprojecteerd wordt
(head mounted display
(HMD)). Een nadeel
daarvan is dat deze gevoelens van misselijkheid
en draaierigheid kan veroorzaken, zogenaamde
‘simulatieziekte’2. Bij 3MDR is er voor geko-
zen om de virtuele omgeving te projecteren op
een gebogen scherm om de cliënt heen. In het
midden daarvan staat de loopband. De behande-
ling wordt gepersonaliseerd doordat patiënten
afbeeldingen aanleveren die sterk geassocieerd
zijn met een of meerdere traumatische herin-
neringen. Dit kunnen foto’s van de uitzending
zijn, maar ook afbeeldingen van internet of te-
keningen. Deze beelden worden in de virtuele
omgeving geprojecteerd en gebruikt om de her-
innering te activeren. Daarnaast kiest de patiënt
twee muziekstukken uit. Eén nummer dat doet
denken aan de tijd van de uitzending en één he-
dendaags nummer. Deze muziek wordt gebruikt
om patiënten als het ware terug te brengen naar
het verleden en aan het einde van de sessie weer
naar het heden te halen.
Motion-assistedLopen is voor veel veteranen een tweede natuur,
maar biedt tijdens de sessie meer dan alleen ge-
mak. Het lopen tijdens een 3MDR-sessie zorgt
voor een actieve – in plaats van passieve – hou-
ding bij het
aangaan van
de exposure
en verkleint
daarmee de
kans op drop-
out. Patiënten
lopen naar
het trauma-
gerelateerde beeld, de herinnering, toe. Deze
beweging contrasteert sterk met het (cognitief)
vermijden van de traumatische herinnering.
Zodoende bewegen de veteranen door de ver-
mijding heen. De fysieke inspanning draagt er
enerzijds aan bij dat patiënten gefocust blijven
op de beelden en herinneringen. Anderzijds
geeft de beweging ruimte om spanning die ge-
paard gaat met de exposure te verdragen. In een
recente studie werd beweging gebruikt om het
therapeutisch effect van exposure-therapie te
versterken3. Beweging bleek te zorgen voor ver-
hoogde productie van brain-derived neurotrophic
factor in de hersenen. Dit was geassocieerd met
een toename van de heropslag van herinnerin-
gen (reconsolidatie). Zodoende zorgt de toevoe-
ging van beweging aan exposure mogelijk voor
versterkte reconsolidatie en daarmee een ver-
hoogd therapeutisch effect.
Memory De laatste M betreft het desensitiseren van de
traumatische herinneringen en de reconsoli-
datie hiervan. Tijdens één 3MDR sessie wordt
diverse keren naar trauma-gerelateerde beelden
toe bewogen en een traumatische herinnering
opgehaald. De therapeut motiveert de patiënt
en helpt bij het verwoorden van de herinnerin-
gen en de emoties die deze herinneringen in het
hier en nu oproepen. Wanneer het associatieve
netwerk van de herinnering maximaal actief is,
wordt de afleidende opdracht gepresenteerd.
Deze is gebaseerd op het principe dat achter de
oogbewegingen in EMDR steekt.
Het therapeutische effect van EMDR wordt be-
reikt doordat een patiënt tijdens het ophalen
van een herinnering een extra taak (de oogbe-
wegingen) moet uitvoeren. Beide taken belasten
het werkgeheugen. Doordat het werkgeheugen
een beperkte capaciteit heeft, zorgt een extra
cognitieve taak ervoor dat er minder ruimte be-
schikbaar is om de primaire taak (het ophalen
van de traumatische herinnering) uit te voeren.
Hierdoor wordt de herinnering minder helder
en emotioneel en vervolgens met minder ne-
Bij 3MDR wordt de exposure met behulp
van virtual reality aangeboden en met
beweging gecombineerd
Behandeling in beweging c o g i s c o p e 0 315 23
gatief affect opgeslagen. Bij 3MDR wordt deze
duale taak uitgebreid: patiënten volgen op het
scherm een bewegende bal met hun ogen en
noemen getallen op. Al die tijd blijft de patiënt
gewoon doorlopen. Na deze fysiek en mentaal
vermoeiende ervaring drinken de therapeut en
patiënt een kop koffie of water en staan zij stil
bij de sessie en de betekenis van wat de patiënt
ervaren heeft.
Een stap verderDeze verschillende modules tezamen maken
3MDR een unieke benadering. De behandeling
stimuleert een actieve houding. Hierdoor zou
de therapie bij kunnen dragen aan een toename
van betrokkenheid en vermindering van drop-
out. De virtuele omgeving versterkt het gevoel
terug te zijn in de ervaring van het verleden en
sterk aanwezig te zijn bij de beleving die dat in
het heden oproept. Door naar beelden toe te lo-
pen wordt vermijding van de traumatische her-
innering doorbroken. Dit geeft de patiënt een
gevoel van autonomie en overwinning: ‘ik heb
het zelf gedaan’. Tezamen draagt dit bij aan een
herwaardering van de gevoelens van nu en de
relatie van deze gevoelens tot de traumatische
herinnering.
Wat vinden patiënten?In het eerste exploratieve onderzoek van
Vermetten et al. (2013)4 werd de behandeling als
intensief en confronterend, maar tegelijkertijd
als prettig ervaren. De behandeling resulteerde
in een afname van PTSS symptomen. Daarnaast
herinnerden patiënten zich nieuwe (positieve)
dingen uit die tijd en werd de motivatie voor the-
rapie aangewakkerd. Op basis van deze resulta-
ten is de methode doorontwikkeld en verhuisd
van het CAREN systeem in Doorn naar een
behandelruimte in Centrum ’45 in Oegstgeest.
Tussen augustus 2014 en januari 2015 is hier
ervaring opgedaan met 3MDR. Een aantal pa-
tiënten liet een sterke vooruitgang zien in de
vermindering van PTSS klachten en verwante
klachten. Daarnaast rapporteerden patiënten een
doorbraak in therapie en gaven zij aan nieuwe
emoties en herinneringen te ervaren. Opvallend
was dat er geen drop-out was bij de behandeling.
Op dit moment is er bij Centrum ’45 een geran-
3MDR behandeling bij Centrum ’45 (foto Erik Kottier)
24 c o g i s c o p e 0 315 Behandeling in beweging
MAriEKEvANGELdErENis promovendus bij Stichting Centrum ’45 | Arq Psychotrauma Expert Groep. Ze promoveert op het onderzoek naar de werking van 3MDR.MIRjAM NIjDAM is GZ-psycholoog en hoofd van de ontwikkellijn ‘Evidence-based behandeling van PTSS’ bij Stichting Centrum ’45 | Arq Psychotrauma Expert Groep.ERIC VERMETTEN is als bijzonder hoogleraar verbonden aan de Universiteit Leiden en Arq Psychotrauma Expert Groep. Daarnaast is hij als psychiater verbonden aan het MGGZ in Utrecht.
Referenties1 Bisson, j.I., A. Ehlers, R. Matthews, S. Pilling, D.
Richards & D. Turner, D., ‘Psychological treat-
ments for chronic post-traumatic stress disorder:
Systematic review and meta-analysis’, in: British
Journal of Psychiatry, 190 (2017) pp. 97-104.
2 Kiryu,T.,&r.H.Y.So,‘Sensationofpresence
and cybersickness in applications of virtual re-
ality for advanced rehabilitation’, in: Journal of
Neuroengineering and Rehabilitation, 4 (2017) 34.
3 Powers,M.B.,J.L.Medina,S.Burns,B.Y.Kauffman,
M. Monfils, G.j.G. Asmundson, A. Diamond, C.
McIntyre & j.A.j. Smits, ‘Exercise Augmentation
of Exposure Therapy for PTSD: Rationale and Pilot
Efficacy Data’, Cognitive Behaviour Therapy, 44
(2015) 4, pp. 314-327.
4 Vermetten, E., L. Meijer, P. van der Wurff & A. Mert,
‘The effect of Military Motion-assisted Memory
Desensitization and Reprocessing Treatment on
the symptoms of combat-related Posttraumatic
Stress Disorder: first preliminary results’, in:
Annual Review of Cybertherapy and Telemedicine, 11
(2013) pp. 125-127.
domiseerd en gecontroleerd onderzoek (RCT)
gestart naar de effectiviteit van 3MDR voor ve-
teranen met chronische PTSS die na eerdere be-
handeling nog substantiële PTSS klachten heb-
ben. Twee groepen worden hierbij met elkaar
vergeleken. De interventiegroep ontvangt zes
sessies 3MDR gevolgd door 10 weken treatment
as usual. In de controlegroep mogen patiënten
behandeling ontvangen, maar vindt er geen in-
dividuele trauma-gerichte therapie plaats. Na
16 weken ontvangen patiënten uit de controle-
groep alsnog 3MDR.
In beide groepen wor-
den PTSS klachten en
verwante domeinen,
cognitieve en gedrags-
matige vermijding en
neuro psychologisch
functioneren in kaart
gebracht. Daarnaast
wordt tijdens 3MDR de hartslag gemeten. De
exposure tijdens de 3MDR-sessies wordt geva-
lideerd door de stress response te bepalen door
cortisol in het speeksel van patiënten te meten
vlak voor, vlak na en enige tijd na elke sessie.
(R)evolutiePsychotherapie heeft zich voortdurend ontwik-
keld, van langdurige analyse, tot kortdurende
interventies. Hierbij vond de behandeling steeds
in zittende houding plaats. 3MDR is geen revo-
lutie in therapieland; het is een aanvulling op de
reeds bestaande evidence-based trauma-gerichte
psychotherapieën. De kracht van 3MDR ligt
in het actief doorbreken van vermijding en het
daardoor volledig aan kunnen gaan van de trau-
matische herinneringen. Als de behandeling
effectief blijkt voor veteranen met chronische
PTSS die van andere behandelingen niet volle-
dig hebben geprofiteerd, dan betekent dat een
enorme verbetering in de zorg voor deze chro-
nische groep. 3MDR kan mogelijk als ‘booster’
binnen een behandeling ingezet worden wan-
neer door vermijding uitputting optreedt of wan-
neer men moeilijk bij de traumatische herinne-
ringen kan komen. De ontwikkeling van 3MDR
gaat hand in hand
met andere innova-
ties, zoals e-health,
neuro feedback, en
de ‘gamification’
van therapie en
sport. Belangrijk is
de rol van techno-
logie, al blijft deze
in dienst staan van het individu. Juist in deze in-
novaties is een sturende rol weggelegd voor de
patiënt. Niemand weet precies hoe de evolutie
van psychotherapie eruit zal zien, maar dat deze
stilstaat is allerminst het geval.
De kracht van 3MDR
ligt in het actief doorbreken
van vermijding
Bruikbare apps voor de GGZ c o g i s c o p e 0 315 25
BrUiKBArEAPPSvOOrdEGGZBreathe2relaxEen app die stress reguleert mid-dels ontspannende ademhalings-oefeningen.Platform Android en AppleKosten gratisBeoordeling 3,9 uit 5
CBT iCoachEen app die dient om slaap te ver-beteren door gebruik te maken van cognitieve gedragstherapie.Platform Android en AppleKosten gratisBeoordeling 3,7 uit 5
DAPPR De DAPPR app is de tool waarmee professionals zicht krijgen op hun persoonlijke stijl om met agressie om te gaan. De app bestaat uit drie onderdelen. Eerst maakt de pro-fessional een zelftest waarvan de uitslag een persoonlijk leeradvies is dat doorlinkt naar verschillende e-learningmodules. Hier bekwaamt de professional zich verder in het herkennen van en omgaan met agressie. Tot slot is de app een in-formatiepunt. Professionals lezen er over het omgaan met agressie, maar bijvoorbeeld ook over het verwerken van schokkende gebeurtenissen. De
DAPPR app is onderdeel van een breder pakket aan interventies die zowel digitaal als face-to-face kunnen worden gebruikt. Platform iOs en AndroidKosten GratisBeoordeling – Apple Store: geen beoordeling, – Android Store: 3,7 uit 5
iCouch CBTDeze app maakt het mogelijk en makkelijk voor cliënten om (nega-tieve) gedachten en emoties vast te leggen en anders te gaan denken over deze automatische gedachten. Het biedt mobiel CGT aan.Platform AppleKosten € 2,99Beoordeling 4 uit 5
HeadspaceApp biedt meditatie en mindfulness biedt. Platform Android en AppleKosten gratis, wel in app aankopenBeoordeling 4,3 uit 5
Na de missieNa de missie is bedoeld als wegwij-zer bij terugkeer na de uitzending en bevat praktische tips en tools. Deze app geeft inzicht en perspectief voor
militairen en veteranen na de missie en biedt ondersteuning bij de over-gang naar het dagelijks leven. Ook het thuisfront komt ruimschoots aan bod.Platform Android en AppleKosten gratisBeoordeling 4 uit 5
Therappi stemmingDe app werkt volgens de principes van de cognitieve gedragstherapie. Via de app leer je wat een depressie is en negatieve gedachten te herken-nen en uit te dagen.Platform Android en AppleKosten gratisBeoordeling 4 uit 5
VERS-appDe VERS-app wordt gebruikt bij de Vaardigheidstraining Emotie Regulatiestoornis (VERS-training). Door het dagelijks invullen van si-tuatiepannen en wekelijks invullen van de VERS-schaal krijg je een goed overzicht over het verloop en de hoogte van je emotieproblemen en welke vaardigheden helpen om emo-ties beter te reguleren.Platform Android en AppleKosten gratisBeoordeling 4,4 uit 5
Apps in ontwikkeling
Agressie-AppDe Agressie-App is vast onderdeel van alle agressie-trainingen van het Instituut voor Psychotrauma (IVP) en bevat filmpjes, oefeningen, testjes en theorie. De app is ge-maakt vanuit het INPREZE-project. Momenteel wordt de app onder-zocht en getest door het IVP.
BodyGuardDe BodyGuard is een zelfhulpmid-del, die stress meet en hierover feed-back geeft aan de gebruiker op een intuïtieve manier. De hart frequentie wordt gemeten met behulp van een borstband, die via bluetooth in con-tact staat met een smartphone en een ‘pebble’.
EMD-appDe EMD app is bedoeld voor men-sen die last hebben van nare beel-den of herinneringen aan een schok-kende gebeurtenis, die ook wel herbelevingen worden genoemd. De EMD-app biedt EMDR aan op de mobiel. Momenteel wordt de app onderzocht en getest door Stichting Centrum ’45. >
> vervolg bruikbare apps voor GGZ
MIRRORMIRROR staat voor Mobile Insight in Risk, Resilience and Online Referral. Uitgangpunt van MIRROR is voorzien in een betere geleiding naar enerzijds zelfhulp en anderzijds professio-nele zorg. De app is gemaakt vanuit het INPREZE-project en wordt mo-menteel onderzocht en getest door Impact en Slachtofferhulp Nederland.
SAMSAM is een slimme en efficiënte mo-biele applicatie om te screenen op veerkracht en psychische problemen zoals PTSS, angst en depressie. De app is gemaakt vanuit het INPREZE-project en wordt momenteel onder-zocht en getest door het AMC.
Support CoachDe Support Coach is een app die mensen helpt de symptomen van PTSS te begrijpen en hier beter mee om te gaan. De app is gebaseerd op de meest recente, wetenschap-pelijke inzichten op het gebied van PTSS en werd ontwikkeld door de US Department of Veterans Affairs. Op dit moment is de PTSD-coach alleen beschikbaar in het Engels. INPREZE heeft de app vertaald en verbeterd. Momenteel wordt de app onder-zocht en getest door het AMC.
THeo de Vries, Bernard VeldkamP en Eric Vermetten
E-health en diagnose in de GGZ
Het is precies wat u zegt
Foto: Foodcollection/HH.
26 c o g i s c o p e 0 315 Het is precies wat u zegt
E-health en diagnose in de GGZ
De Universiteit Twente (UT) heeft in
samenwerking met diverse partners,
waar onder de Militaire geestelijke
gezondheidzorg (MggZ) en Arq psycho-
trauma expert groep, een instrument
ontwikkeld waardoor het categoriseren van
klachten na een traumatiserende gebeurtenis
door een computer mogelijk bleek. De
computer bleek verrassend goed te zijn in
het diagnosticeren van een posttraumatische
stress stoornis op basis van een bescheiden
hoeveelheid tekst van een patiënt. in deze
bijdrage wordt het belang van de ontwikkelde
online tool belicht.
Het is precies wat u zegt c o g i s c o p e 0 315 27
E-health is ‘in’E-health wordt steeds meer gezien als hét
wondermiddel om zorg persoonlijker en be-
taalbaarder te maken. Opvallend is echter dat
hierbij de behandeling vrijwel steeds centraal
staat, terwijl diagnose vaak buiten beeld blijft
van de mogelijkheden die e-health biedt.
Voor de GGZ is dit niet noodzakelijk anders.
Dit beeld is ook te zien in de recente litera-
tuur: e-health wordt vaak in verband gebracht
met een guirlande van behandelingsmetho-
den, terwijl nog weinig concrete en getoetste
voorbeelden van computer ondersteunde di-
agnoses worden gerapporteerd. Veel artikelen
zijn verschenen, een echte lijn valt helaas niet
te ontdekken. Eerst twee voorbeelden:
a. Een inmiddels klassieke meta analyse van
Grove et al. uit 2000 over het stellen van
onder andere diagnoses met behulp van
klinische methoden of statistische technie-
ken, laat zien dat de laatste gemiddeld 10%
accurater waren dan eerstgenoemde, met
uitschieters van 33% tot 47%1. Hoewel het
hier een mêlee aan diagnoses en predicties
ging, bleek uit deze studie zonneklaar dat,
het de moeite waard is om te onderzoeken
of genoemde technieken ook van waarde
kunnen zijn bij meer concrete aandoenin-
gen met een duidelijke oorzakelijke aanja-
ger, zoals de posttraumatische stress-stoor-
nissen (PTSS).
b. Niet alle studies zijn unisono. Een latere
studie van Bergman uit 2008 vond geen
verschil tussen de klassieke ‘papier en
potlood’- en door computer ondersteunde
diagnoses2. Bij met name ‘moeilijke ge-
vallen’ bleek de klassieke methode beter.
Ondanks de beperkingen van deze studie,
bevat zij impliciet een belangrijke waar-
schuwing. Bij ‘moeilijke gevallen’ is voor-
alsnog de ondersteuning van de diagnose
met behulp van software tools niet per se
beter. Hoewel de studie uitgevoerd werd
in 2008 en de ontwikkeling van moderne
technieken zich erg snel voltrekt, blijft deze
waarschuwing belangrijk.
Volgens diverse bronnen is het aantal toepas-
singen van e-health in de GGZ snel groei-
end, al zijn er weinig concrete aanwijzingen
daarvoor. Besnet et al. bijvoorbeeld, noemen
11.000 artikelen op basis van een search in
PubMed en Medline, maar met een schatting
van het aantal feitelijke, getoetste, toepassin-
28 c o g i s c o p e 0 315 Het is precies wat u zegt
gen komen ze niet. Wel melden ze 250 toepas-
singen in de jaren 1999 en 20013. Olff trekt een
vergelijkbare conclusie en constateert nadrukke-
lijk dat er wel veel gebeurt, maar dat de weten-
schappelijke evaluatie te wensen overlaat4.
Een paar kritische opmerkingenHet gebrek aan wetenschappelijke evaluatie is
overigens een probleem voor de hele medische
sector5+6. Kritische studies over e-health zijn
met een lantaarntje te zoeken, terwijl, gegeven
het potentieel ervan, dit een zaak zou moeten
zijn van de hoogste prioriteit. Juist door deze
studies immers, zou een meer kritische houding
ontwikkeld kunnen worden bij zowel de zorg-
verlener als zijn patiënt.
Veel artikelen en studies betreffen vooral het
zorgtraject, waarbij de inzet van ICT centraal
staat. De benodigde diagnostiek valt vaak bui-
ten beeld, vooral waar het de GGZ betreft. Dit
is jammer, omdat er dan continuïteitsvraagstuk-
ken kunnen ontstaan. Navolgend zullen wij er
daarom van uitgaan dat de definitie van e-health
in de GGZ zowel de diagnose als de behande-
ling omvat. Dit is wezenlijk, aangezien de gege-
vens die worden aangetroffen in de diagnose,
stelselmatig in de behandeling van een patiënt
moeten worden geëvalueerd.
Kenmerken van psychiatrische diagnostiekDe psychiatrische diagnostiek is niet wezenlijk
anders dan diagnostiek in de somatische ge-
neeskunde. Een groot verschil zit echter in het
gebruikte instrumentarium. Een internist kan
bijvoorbeeld beschikken over allerlei instrumen-
ten als bloedtesten, beeldvorming of genetische
analyse die tot diagnoses kunnen leiden.
Geheel anders zijn de instrumenten waarover
een psychiater beschikt. In een diagnostisch pro-
ces – het psychiatrisch onderzoek, de anamnese,
de klinische analyse, en uiteindelijk de diagnose
– staat het gebruik van taal centraal7. Natuurlijk
dient taal in context gezien te worden, met alle
versprekingen, ontkenningen en vervormingen.
Daarnaast moet ook het belang van gedragsob-
servatie in de psychiatrische diagnostiek niet
verwaarloosd worden8. Toch is taal een essenti-
ele basis in de diagnostische set van tools. Dit
instrumentarium heeft zijn weerslag in potenti-
ele toepassingen die voor e-health in de GGZ be-
reikbaar zijn. In het behandelingstraject waarin
de talige communicatie centraal staat, kunnen
e-health technieken zeer waardevol zijn.
ICT is sterk in communicatie, bijvoorbeeld via
internet, om het even of het gaat over talige- of
andersoortige berichten. Geheel anders is dat
voor diagnose en de vaststelling van de mate van
vooruitgang tijdens de therapie. Daar staat veelal
de talige interpretatie centraal.
Ontwikkeling van software en algoritmen die be-
doeld zijn ter ondersteuning van de uiteindelijk
te stellen diagnose of vooruitgang, is complex
en lastiger te ontwerpen dan in situaties waar
kwantitatieve scores of gegevens centraal staan.
Dit is een van de redenen waarom computer-as-
sisted diagnoses in de psychiatrie de kinderschoe-
nen nog niet ontgroeid is. Een andere reden is
omdat de feitelijke meerwaarde, in vergelijking
met de gangbare praktijk, vaak onduidelijk is en
nauwelijks onderwerp is geweest van goed ge-
programmeerd wetenschappelijk onderzoek.
Een casus: diagnose van post-traumatische stress-stoornissenIn het kader van het project ‘Verkorting en
verbetering intake-trajecten bij personen met
Posttraumatische Stress Stoornis’ van de
Universiteit Twente is een digitaal instrument
ontwikkeld dat op basis van blogteksten (‘egodo-
cumenten’) patiënten screent op het hebben van
kenmerken van een PTSS.
De randvoorwaarden van het project waren: prak-
tische bruikbaarheid (bijvoorbeeld bij screening
of bij e-health), mogelijkheid tot laagdrempelig
gebruik en kosteneffectiviteit. Binnen dit instru-
ment wordt gebruik gemaakt van geavanceerde
text-mining technieken die het taalgebruik van
patiënten analyseren en hen op basis daarvan
indelen in een risico-categorie voor het al of niet
hebben van PTSS-kenmerken.
Het project is allereerst uitgevoerd in samenwer-
king met een aantal Amerikaanse patiëntenfora.
Om het instrument te ontwikkelen kregen de
onderzoekers de beschikking over ongeveer 150
blogs van PTSS-patiënten en ongeveer 150 blogs
van patiënten die leden aan andere psychische
aandoeningen. De diagnose was gesteld door
Amerikaanse psychologen. In hun blogs beschre-
ven al deze patiënten wat ze meegemaakt hadden
en hoe ze zich voelden. De blogteksten hadden
een omvang van 5 à 10 regels. Binnen deze tek-
sten werd gekeken naar het gebruik van woorden
of tekstfragmenten op basis waarvan de kenmer-
ken van de patiënt geclassificeerd konden wor-
den. In de Engelse tekst behoorden de volgende
woord(fragmenten) tot de top tien: emot, rape,
abus, car, flashback, home, nightmar, fire, therapi.
Door gebruik te maken van 200 of meer (combi-
Het is precies wat u zegt c o g i s c o p e 0 315 29
naties van deze) termen kon meer dan 80% van
de patiënten op een juiste manier geclassificeerd
worden. Daarmee kan dit instrument in principe
een belangrijke rol spelen bij de intake van nieu-
we patiënten en hen helpen om op een laagdrem-
pelige manier gescreend te worden. Dit laatste
kan van cruciale betekenis zijn indien tijdige diag-
nose belangrijk is voor het slagen van de therapie.
Het project werd afgesloten met een proefschrift
en internationale publicaties9.
De studie van een mogelijk instrument was ge-
richt op het (Amerikaans-) Engelse taalgebied. Uit
diverse gesprekken bleek dat de waarde van zo’n
instrument ook in Nederland van belang werd
geacht. Het project kende daarmee een logisch
vervolg. Gegeven de linguïstische eigenschappen
van beide talen kon men niet volstaan met het
simpelweg vertalen. Zodoende moest een heel
nieuw traject worden opgestart. Inmiddels is dit
afgerond en bestaat er een demo-instrument. Er is
hard gewerkt om een in de praktijk bruikbaar in-
strument te realiseren (inclusief ondersteuning).
Thans worden er gesprekken gevoerd over con-
crete toepassingen in een periodieke screening.
Het diagnosticeren op basis van geschreven taal
heeft zijn beperkingen. Niet iedereen kan zich
goed schriftelijk uitdrukken. Dit was de reden
om ook te onderzoeken of het mogelijk is een
diagnostisch instrument te ontwikkelen op basis
van (Nederlandse) spraak. Dit onderzoek is in po-
sitieve zin afgerond. Het blijkt mogelijk om ook
op basis van gesproken taal een vergelijkbaar in-
strument te ontwikkelen. Of er een feitelijke toe-
passing zal komen, hangt af van draagvlak en de
belangstelling in de praktijk.
Tot slotWe staan aan het begin van een tijdperk waarin
kunstmatige intelligentie een steeds grotere in-
vloed zal krijgen. De waarde voor de psychiatrie
kan aanzienlijk zijn, zorgverleners zullen alert
moeten zijn op de razendsnelle ontwikkelingen.
Zorg kan beter en goedkoper gemaakt worden.
Het Rathenau instituut maakte in 201410 ech-
ter een belangrijke kanttekening: ‘… overheden,
bedrijven en andere burgers [kunnen] intieme
technologieën inzetten om invloed, of zelfs
dwang, op ons uit te oefenen.’ De kennis opbouw
is niet te stoppen en deze waarschuwing dient
ook juist om ons bewust te laten blijven van de
potentiële impact. En in bijzonder om ons te
vergewissen dat de kennisopbouw ten dienste
moet komen van de gezondheid van die mens-
heid. En daar hoort de psychiatrie bij.
THEO DE VRIES is wiskundige en als bijzonder hoogleraar toekomststudies gezondheidzorg verbonden aan de Universiteit Twente.BErNArdvELdKAMP is hoofd van het Research Center voor Examinering en Certificering en verbonden als hoogleraar aan de faculteit Behavioral Managerial and Social Sciences van de Universiteit Twente. ERIC VERMETTEN is als bijzonder hoogleraar verbonden aan de Universiteit Leiden en Arq Psychotrauma Expert Groep. Daarnaast is hij als psychiater verbonden aan het MGGZ in Utrecht.
1 Grove, W.M. et al. (2000), ‘Clinical versus mechanical prediction: a meta-analysis’, in: Psychological Assessment, vol 12,
no 1, 19-30.
2 Bergman, L.G. et al. (2008), ‘Decision support in psychiatry – a comparison between the diagnostic outcomes using a
computerized decision support system versus manual diagnosis’, in: BMC Medical Informatics and Decision Making, 8-9.
3 Basnet, S. et al.(2014), ‘The feasibility of eHealth in Mental Health Care’, in: J Addict Res Ther, 4-5.
4 Olff, M. (2015), ‘Mobile mental health: a challenging research agenda’, in: European Journal of Psychotraumatology vol 6.
5 Hernandez-Aguado (2002), ‘The winding road towards evidence based diagnostics’, in: JECH, 56, 323-325.
6 Vries T. de (2005), Technologie en zorg, Wie wordt er beter van. SWP,31.
7 Milders, f. (2014), ‘Psychiatrie en narrativiteit’, in: Waardenwerk no 56, 81.
8 Olthof, j. en E. Vermetten (1994), De mens als verhaal; narrativitiet in de psychotherapie van kinderen en volwassenen, De
Tijdstroom.
9 Zie bijvoorbeeld: He, Q., B.P. Veldkamp, T. de Vries (2011), ‘Screening for posttraumatic stress disorder using verbal fea-
tures in self narratives: a text mining approach’, in: Psychiatry Research.
10 Zie: Est, R. van, e.a. (2014), Intieme technologie: De slag om ons lichaam en gedrag. Rathenau.
MiCHeldÜCKerS,MarJolaineOoSterBeeK,viCtorKallenenAnnelieKedroGendiJK
Een digitale kameleon voor psychosociale hulp
Ontwikkeling Europees prototype ondersteuningssysteem voor psychosociale hulp bij crises
30 c o g i s c o p e 0 315 Een digitale kameleon voor psychosociale hulp
De gevolgen van de tsunami
in Japan in 2011 (Everett
Collection/HH).
De psychosociale hulp bij rampen en crises in europa is niet
constant en ook niet overal conform de norm. De hoeveelheid
richtlijnen, aanbevelingen, modellen, hulpmiddelen en instru-
menten is enorm en bovendien breed verspreid. Dat vraagt om
een praktische oplossing, betogen de auteurs van dit artikel.
Relevante kennis moet worden samengebracht en gericht per
doelgroep worden ontsloten. Het eU project ‘operationalising
psychosocial care in crises’ (opsic) voorziet in een belang-
rijke vooruitgang. Het ontwikkelde prototype biedt een kans
om variatie per land en lokale setting tegen te gaan, maar het
systeem zal vele gedaanten moeten kunnen aannemen.
Een digitale kameleon voor psychosociale hulp c o g i s c o p e 0 315 31
Het probleem van de te dichten kloofVariatie. Vele gesprekken over maatschappelijke problemen – denk aan
veiligheid, gezondheid, welzijn, onderwijs – beginnen met inzicht in lo-
kale variatie. Voor de psychosociale hulp bij rampen is dit niet anders.
Meerdere onderzoeken wijzen op variatie. Tussen verschillende Europese
regio’s bestaan verschillen in de mate waarin gezaghebbende richt-
lijnen worden nageleefd.1 Europese experts en professionals (waaronder
Nederlandse ondervraagden) wijzen ondubbelzinnig op een kloof tussen
norm en praktijk: we doen niet wat zou moeten.2 Bovendien: landkenmer-
ken (o.m. goed bestuur, goede toegang tot huisartsen en ziekenhuiszorg,
private en publieke gezondheidsuitgaven) hangen weliswaar samen met
de kwaliteit van de capaciteit om multidisciplinaire en gecoördineerde psy-
chosociale hulp bij calamiteiten te bieden, lokaal bestaat veel variatie en
dus ruimte voor verbetering.3
Nu is er aan goede raad geen gebrek. Integendeel. De hoeveelheid docu-
menten met aanbevelingen, tips en achtergronden voor uiteenlopende ty-
pen gebeurtenissen, gevolgen, doelgroepen en tijdsfasen is eigenlijk niet
te overzien. En al helemaal niet tijdens of kort na een incident. Er is nog
geen slim instrument om die kennis gericht te ontsluiten en beschikbaar
te maken voor overheden, publieke diensten, professionals, vrijwilligers
en, niet in de laatste plaats, getroffenen zelf.
32 c o g i s c o p e 0 315 Een digitale kameleon voor psychosociale hulp
OPSIC en het OGSHet is de achtergrond van het OPSIC-project
dat in dit artikel nader wordt toegelicht. OPSIC
staat voor ‘operationalizing psychosocial care
in crisis’ en wordt gefinancierd vanuit het ze-
vende kaderprogramma van de Europese Unie.
OPSIC wordt uitgevoerd door een consortium
onder leiding van het IFRC Reference Centre for
Psychosocial Support, een internationaal cen-
trum verbonden aan het
Deense Rode Kruis. Van
februari 2013 tot februari
2016 spant dit consortium
zich in om de meest actu-
ele inzichten uit weten-
schappelijk onderzoek en
de praktijk om te zetten in
een ‘operational guidance system’, een proto-
type, hierna kortweg ‘het OGS’ genoemd.
GebruikersdoelgroepenDe beoogde gebruikers van het OGS vallen uit-
een in twee categorieën. Aan de ene kant gaat
het om aanbieders en ondersteuners van psy-
chosociale hulp:
- algemene crisis managers en publieke autori-
teiten: partijen die verantwoordelijk zijn voor
de omgang met dreigingen voor, tijdens en na
een incident (na het afschalen van de crisisor-
ganisatie valt het onder het reguliere bestuur
en beleid);
- psychosociale crisis managers en experts: par-
tijen die verantwoordelijk zijn voor veiligheid,
welzijn en gezondheid van een getroffen po-
pulatie (uiteindelijk gaat het crisisaspect hier
eveneens over in reguliere ondersteuning en
zorg);
- organisaties met een verantwoordelijkheid
voor professionals, vrijwilligers en cliënten;
- professionals en vrijwilligers: bijvoorbeeld
opvangkrachten, hulpdiensten, zorgprofessio-
nals, publieke bestuurders, geestelijk verzor-
gers, leerkrachten.
Aan de andere kant bestaan de gebruikersdoel-
groepen ook uit ‘ontvangers’; degenen waarvoor
de ondersteuning en zorg bedoeld zijn. Denk
aan directe getroffenen zoals overlevenden, na-
bestaanden, maar ook hulpdiensten en het alge-
mene publiek. Deze mensen hebben dezelfde
gebeurtenis meegemaakt of zijn blootgesteld
aan een vergelijkbaar risico.
Activiteiten binnen OPSICHet eerste jaar van OPSIC is hoofdzakelijk ge-
wijd aan onderzoek naar en analyse van bestaan-
de richtlijnen (Universiteit van Innsbruck), best
practices in nazorgprogramma’s (Academisch
Medisch Centrum Amsterdam) en de lange
termijn psychosociale gevolgen van rampen
(Universiteit van Zagreb). Daaruit is een ont-
zagwekkende hoeveelheid kennis en inzichten
naar voren gekomen. Het onderzoeksproces was
uitdagend, net als de daarop volgende stap. Het
verzamelde materiaal – aangevuld met eisen
en wensen van de EU, partners, geraadpleegde
potentiële eindgebruikers en een internationale
adviesraad – moest een plek krijgen in een werk-
baar prototype. Voorbereidingen zijn getroffen
in het eerste jaar, maar met name in het tweede
jaar is een inhoudelijke synthese van alle input
uitgevoerd. In samenspraak met alle partners
is vervolgens een ontwerp gemaakt (met ge-
prioriteerde functionaliteiten) dat vervolgens
is vertaald naar een werkbare testversie (TNO,
HintTech en Impact). OPSIC zit momenteel in
het laatste jaar dat in het teken staat van tests en
simulaties (MDA, SAMUR, CRISMART) en ver-
dere aanpassing.
Hoe ziet het OGS eruit?Er zijn drie hoofdonderdelen aan te wijzen bin-
nen het OGS (zie de tabel). De ‘Base’ kennis-
bank is toegankelijk voor alle doelgroepen. Men
kan gericht zoeken naar gewenste informatie.
Het ‘Management portal’ is in het bijzonder
toegespitst op psychosociale crisis managers
en organisaties. Dit onderdeel van het OGS fa-
ciliteert de samenwerking in teamverband om
richting te geven aan een kwalitatieve ondersteu-
ning van en zorg voor specifieke doelgroepen,
inclusief het modereren van de websites – denk
aan informatie- en verwijscentra (IVC’s) – die
onder ‘Phase’ vallen. In Nederland is eerder
ervaring opgedaan met IVC’s na rampen (denk
aan Libanon, Koninginnedag, de vliegramp in
Tripoli en de meer recente MH17 ramp). Het
OPSIC: actuele inzichten uit wetenschappelijk
onderzoek en de praktijk omzetten in een
Operational Guidance System
Een digitale kameleon voor psychosociale hulp c o g i s c o p e 0 315 33
OGS stelt betrokkenen in staat – ook bij lokale
gebeurtenissen – om sneller een open of beslo-
ten website te lanceren, om informatie te delen,
steun te vinden en een vinger aan de pols te hou-
den.
Prototype en contextgeboden maat-werk: de Catch-22Een prototype ter reductie van variatie. De eer-
ste stap na afloop van OPSIC is dat het systeem
moet worden doorontwikkeld en vertaald naar
de veelvormige praktijk waarbinnen de diverse
doelgroepen werken. Daarin is een rol wegge-
legd voor de operationele diensten, crisiscoör-
dinatoren en kennisinstituten binnen Europa.
Zij kunnen een ingang vormen naar partijen ter
plaatse. Binnen OPSIC is te denken aan opera-
tionele crisisorganisaties (waaronder het Rode
Kruis vanuit Denemarken en Oostenrijk, hulp-
diensten vanuit Spanje en Israël en Impact van-
uit Nederland) die psychosociale onder steuning
bieden voor getroffenen, maar ook aan eigen
mensen. In de Nederlandse context worden mo-
menteel concrete mogelijkheden verkend om
de hoofdonderdelen toe te passen in de context
van geüniformeerde diensten zoals politie en de-
fensie; denk aan het monitoren van veerkracht
en het bieden van een checklist om na te gaan
in hoeverre aan de richtlijn psychosociale on-
dersteuning geüniformeerden wordt voldaan
(bijvoorbeeld de inrichting van collegiale on-
dersteuning).4 Een tweede doelgroep waarmee
gesprekken plaatsvinden zijn GGD’en in het
licht van de psychosociale hulp bij calamitei-
ten. Buiten monitoring en preparatiechecklists
kan worden gedacht aan het verwerven van rou-
tine in het lanceren en onderhouden van IVC’s.
Vele sectoren, organisaties en toepassingen zijn
denkbaar.
Het OGS systeem is zo ontworpen dat gebrui-
kers zelf eigen documenten kunnen toevoegen
aan Base, eigen scenario’s kunnen ontwerpen
en ook voorgeprogrammeerde checklists – die
op een willekeurig moment van potentieel nut
zijn – zelf kunnen aanvullen, opschonen, verwij-
deren, vervangen etc. in het Management por-
tal. De vorm en inhoud van de Phase websites
voor getroffenen is flexibel. Het opnemen van
afwijkende teksten, afbeeldingen, screeners en
e-tools (zoals onder meer elders beschreven in
dit themanummer), alsmede koppelingen naar
andere webadressen is zonder meer mogelijk.
Kortom, het OGS als systeem zou flexibel ge-
noeg moeten zijn voor brede toepassing. Het ge-
zegde luidt niettemin ‘the proof of the pudding
is in the eating’. Wat geldt voor psychosociale
hulp gaat evenzeer op voor de implementatie
Hoofdonderdelen operational guidance system (ogs)
Onderdeel Omschrijving Base Een bibliotheek met honderden gestructureerde ‘action sheets’ (aanbevelingen en aandachtspunten per thema), richtlijnen en handboeken, omschrijvingen van goede voorbeelden, studie- resultaten, een begrippenlijst, en informatie over relevante projecten en experts in Europa.Management portal Een digitale omgeving waar aangewezen mensen en teams kunnen inloggen en de inhoud van Base kunnen benutten voor:
•hetplannen,uitvoerenenevaluerenvanpsychosocialehulpvoorverschillende groepen getroffenen door de tijd heen, variërend van enkele dagen tot jaren, bij echte crises of oefenomstandig-heden;
•hetmonitorenvangezondheidenveerkrachtvanpopulaties getroffenen.
Phase Websites voor specifieke getroffenenpopulaties, met een mogelijkheid om informatie te delen en elkaar te ontmoeten op (open of gesloten) fora, te lanceren en te onderhouden vanuit het Management portal.
34 c o g i s c o p e 0 315 Een digitale kameleon voor psychosociale hulp
MiCHELdüCKErSis programmacoördina-tor rampen en crisis bij Impact.Hij is tevens redactie lid van Cogiscope. MArJOLAiNEOOSTErBEEK is beleids-adviseur bij Impact en als psycholoog werk-zaam bij Stichting Centrum ’45. viCTOrKALLEN, klinisch psychofysioloog, is senior scientist bij TNO, Nederlandse organi-satie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek.ANNELiEKEdrOGENdiJKis directeur van Impact en Cogis.
Alle auteurs zijn betrokken bij het EU OPSIC project. OPSIC is gefinancierd vanuit het ze-vende kaderprogramma van de Europese Unie.
Referenties1 Witteveen,A.B.,J.l.Bisson,d.Ajdukovic,F.K.Arnberg,K.BerghJohannesson,H.B.Bolding,etal.,‘Postdisaster
psychosocial services across Europe: The TENTS project’, in: Social Science & Medicine (2012) 75, 1708-1714.
2 Te Brake H, M. Dückers, ‘Early psychosocial interventions after disasters, terrorism and other shocking events: Is
there a gap between norms and practice in Europe?’, in: European Journal of Psychotraumatology (2013) 4, 19093.
3 Dückers M.L.A., A.B. Witteveen, j.I. Bisson, M. Olff, ‘The association between disaster vulnerability and post-
disaster psychosocial service delivery across Europe’, in: Administration and Policy in Mental Health and Mental
Health Services Research, 2015 (in press).
4 Richtlijn psychosociale ondersteuning geüniformeerden. Amsterdam: Impact, 2010.
5 De Vries G.j., M. Olff, ‘The lifetime prevalence of traumatic events and posttraumatic stress disorder in the
Netherlands’, in: Journal of Traumatic Stress (2009) 22, 259-67.
van een innovatie in een altijd unieke lokale con-
text: de behoeften en problemen waar gebrui-
kers mee worstelen zullen variëren, net als de
omstandigheden, de taal en de gewoonten. Het
opleveren van een werkend OGS prototype is op
zichzelf niet echt ambitieus. Het is een onder-
grens om van een geslaagd internationaal pro-
ject te mogen spreken. Zodra OPSIC erin slaagt
een OGS op te leveren dat zonder rigoureus
herontwerp de variatie in verschillende landen
en toepassingsgebieden overbrugt – en daarmee
de gebundelde kennis uit onderzoek en praktijk
ontsluit ter ondersteuning van doelgroepen met
complexe vraagstukken en behoeften, kan met
recht worden gesproken van een indrukwek-
kende prestatie.
Het OGS moet een weg vinden rondom de al-
oude ‘Catch-22’ van richtlijnontwikkeling en
implementatie: om een systeem te maken dat
aantrekkelijk is voor een zekere partij, moet het
aansluiten bij de bijzonderheden van die partij.
Maar als het weer teveel aansluit bij die partij, is
het onaantrekkelijk voor andere partijen die niet
zo zijn. En laten er nu meer partijen zijn die niet
op elkaar lijken dan die wel op elkaar lijken. Die
diversiteit is ontzettend uitdagend. Laat het OGS
een kameleon zijn qua lichaam en een constan-
te qua geest. Het digitale karakter van het pro-
totype zou juist beter in staat moeten zijn dan
welk papieren versie dan ook, om de Catch-22
te omzeilen. In Europa, maar bij voorkeur ook
in Nederland; een land waarin een substantieel
deel van de samenleving tijdens dit leven wordt
blootgesteld aan een schokkende gebeurtenis.5
Mental health in war-affected populationsPim Scholte, proefschrift 2013€ 19,90 ISBN 9789461057631
Long term psychosocial consequences for disaster affected persons belonging to ethnic minoritiesAnnelieke N. Drogendijk, proefschrift 2012€ 19,90 ISBN 9789461056382
Trauma, lichaamsbeleving en seksualiteit. Een geïnte-greerd behandel programma met bewegings-, lichaams-gerichte en verbale compo-nentenMia Scheffers en Ria Helleman, 2013e-book € 10,50 ISBN 789461052643
Levensverhalen en psycho-trauma. Narratieve exposure therapie in theorie en praktijkRuud jongedijk, 2014€ 37,50 ISBN 9789461056375
A new generation: how refugee trauma affects parenting and child developmentElisa van Ee, proefschrift 2013 € 24,90 ISBN 9789089532671
Linking post-disaster mental health to the erosion of social fabricTim Wind, proefschrift 2013€ 24,90 ISBN 9789089531957
ARq-BoekenReeks
Voor PTSS-patiënten zijn er succesvolle traumagerichte therapieën zoals CGT of EMDR. Deze behandelingen zijn niet altijd toereikend en kunnen ook te belastend zijn voor patiënten die in het verleden meerdere en complexe traumatiserende gebeurtenissen hebben meegemaakt.
Speciaal voor deze PTSS-patiënten is Narratieve Exposure Therapie (NET) ontwikkeld. Het doel van NET is de patiënt het overzicht over zijn gehele leven te geven en om de trauma-tiserende gebeurtenissen te integreren in het levens verhaal. Dit gebeurt op basis van drie pijlers: de chronologische levenslijn, de narratieve exposure en het getuigenisverslag. NET is inmiddels een bewezen effectieve behandelvorm.
Dit eerste Nederlandse handboek over NET bevat een prak tische handleiding over de behandelmethodiek, met veel voorbeelden en casuïstiek. Diverse gerenommeerde auteurs belichten NET vanuit hun eigen invalshoek: levens verhalen van de vrouwen van Srebrenica, zwijgen als coping bij seksueel trauma, biografi e en hechting bij vroeg getrauma-tiseerde kinderen, getuigenistherapie, NET in Uganda, NET bij ouderen, KIDNET, NET en dissociatie en NET in een groeps setting.
Dit inspirerende boek is een aanrader voor traumathera peuten en voor hen die geïnteresseerd zijn in levensverhalen bij getraumatiseerde mensen.
Ruud Jongedijk is psychiater en directeur Zorg & Innovatie bij Stichting Centrum ’45 en Arq Psychotrauma Expert Groep. Hij heeft NET als behandelmethode in Nederland geïntrodu-ceerd en heeft NET-trainingen en supervisietrajecten opgezet.
www.boompsychologie.nl
Ruud Jongedijk
Levensverhalen en psychotrauma
Ruud Jongedijk
Narratieve Exposure Therapie in theorie en praktijk
Levensverhalen en psychotrauma
Ruud Jongedijk
Levensverhalen en psychotrauma
Narratieve Exposure Therapie in theorie en praktijk
>
ISBN 978-9-4610563-7-5
9 789461 056375
S.064.008 Arq_cover_RuudJongedijk_11.indd 1 25-02-14 14:10
Long term psycho-social consequences for disaster affected persons belonging to ethnic minorities
Anna Neeltje Drogendijk
Long term psychosocial consequences for disaster affected persons belonging to ethnic minorities
Experiencing a disaster can profoundly affect one’s psycho-logical well-being. The impact can last even longer when there are ongoing adversities, such as severe physical health issues, property damage, forced relocation or fi nancial loss.
In recent years, an increasing number of studies have been published indicating several psychosocial consequences of disasters. Only some of these studies specifi cally address the effects on non-Western populations. This thesis complements the growing body of literature on ethnic minorities. It describes the psychosocial consequences for ethnic minorities affected by the Enschede Fireworks Disaster in The Netherlands in 2000.
The central question of this thesis is: what is the impact of a disaster on ethnic minorities? Is the mental health impact of a disaster greater for affected ethnic minorities than for affected Dutch natives? What is the relationship between acculturation into the Dutch community and the social support systems that address mental health problems after a disaster? And concerning after-care, do General Practitioners recognise mental health problems that arise from the disaster?
To answer these questions, we examined comparative data from the Enschede Fireworks Disaster Study, looking at affected ethnic minorities, affected Dutch natives and non-affected ethnic minority and Dutch natives. Furthermore, we conducted in-depth interviews with Dutch Turkish people affected by the fi reworks disaster. Finally, we used a GP-monitor, a record of all problems, diagnoses and interventions used to address the impact of the disaster.
The overall conclusion is that the impact of a disaster tends to be greater for affected ethnic minorities than for affected Dutch natives. The reason for this discrepancy can be found in the fact that ethnic minority populations tend to live in a more vulnerable situation before a disaster, and that probably increases the negative psychosocial impact after the disaster.
The author of this thesis is Anna Neeltje (Annelieke) Drogendijk. She is the director of the Impact Knowledge and advice centre for psychosocial care concerning critical incidents. She worked for 11 years as a researcher with the Institute for Psychotrauma.
Anna Neeltje Drogendijk
Long term psychosocial consequences for disaster affected persons belonging to ethnic m
inoritiesA
nna Neeltje D
rogendijk
S.064.003 Arq_covers_ANDrogendijk_wt.indd 2 19-10-12 13:16
Verbinden na traumaMiranda Ollf, Oratie 2012e-book € 9,95 ISBN 9789461273833
Deconstructing delayed posttraumatic stressGeert Smid, proefschrift 2011€ 15,90 ISBN 9789461057884
Trauma en beschaving. Een historisch-sociologisch on-derzoek naar de opkomst en verbreiding van de zorg voor slachtoffers van schokkende gebeurtenissenfrank Hermans, 2010€ 36,90 ISBN 9789461053336
Verbinden na trauma
Miranda Olff
Verbinden na trauma
Een ongeval, overval, brand of uit de hand gelopen caféruzie; het kan iedereen overkomen. Bij zo’n tien procent van de slachtoffers leidt een dergelijke gebeurtenis tot een posttraumatische stress-stoornis (PTSS). Traumatische ervaringen doen iets met de werking van het angstsysteem en met ons gevoel van veiligheid en vertrouwen. In haar oratie zet Miranda Olff uiteen hoe het angstsysteem bij PTSS ontregeld raakt. Ook schetst ze het belang van regulatie hiervan door het oxytocinesysteem. Dit systeem, waarbij de sociale context een grote rol speelt, stimuleert gevoelens van veiligheid en verbondenheid: aspecten die juist bij PTSS zo verstoord zijn.
Miranda Olff is bijzonder hoogleraar Neurobiological mechanisms of prevention and treatment in trauma and PTSD aan de Universiteit van Amsterdam vanwege Stichting Arq Psychotrauma Onderzoek. Daarnaast is zij editor-in-chief van de European Journal of Psychotraumatology (EJPT).
www.arq.orgwww.uitgeverijboom.nl
Miranda Olff
Arq psychotrauma expert groep en Uitgeverij Boom geven samen een reeks wetenschappelijke boeken en e-books uit op het gebied van psycho-trauma. De boeken zijn te bestellen via de website van Uitgeverij Boom (www.boompsychologie.nl) en zijn ook te leen in de bibliotheek van cogis.
- advertentie -
ARq BoekenReeks c o g i s c o p e 0 315 35
Henk Maasson
Zorgaanbieders en cliënten ontwikkelen samen e-health
Foto Corbis/HH
Unieke e-health ontwikkeling voor PTSS
36 c o g i s c o p e 0 315 Zorgaanbieders en cliënten ontwikkelen samen e-health
Zorgaanbieders en cliënten ontwikkelen samen e-health c o g i s c o p e 0 315 37
gekscherend zou je kunnen zeggen dat het met het gebruik
van e-health in de ggZ is als met ‘de wereldvrede’: een
eeuwige belofte, waar veel over gesproken wordt, congressen
over worden georganiseerd, waar niemand op tegen kan zijn,
maar waar de realisatie ver achter blijft bij de verwachtingen en
de mogelijkheden. Maar het kan ook anders. Hoe? Bijvoorbeeld
door middel van cocreatie: als je een product ontwikkelt in
samenwerking met cliënten én behandelaren is de kans groter
dat het niet ‘op de plank’ blijft liggen. in dit artikel wordt een
voorbeeld van zulks gegeven: een behandelgame die onder-
steuning geeft aan mensen met een pTss.
Waar in allerlei andere sectoren van dienstverlening het gebruik van on-
line tools een vlucht neemt, blijft het in de GGZ achter. Er wordt beperkt
gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de technologische ontwikkelin-
gen ons bieden.
Het invoegen van e-health in het bestaande zorgaanbod is vaak een puz-
zel, het declareren en terugverdienen van de investeringen een uitdaging.
Daarnaast zijn er allerlei IT-technische hindernissen die gebruiksgemak
niet bepaald bevorderen.
Samenwerking Voor het Zorgdoorbraakfonds van zorgverzekeraar CZ1 was bovenstaande
aanleiding om de ontwikkeling van e-health een flinke duw in de rug te
willen geven. Zij doet dit door samen met zorgaanbieders state of the art
e-health te ontwikkelen. De zorgaanbieders leveren de inhoudelijke exper-
tise, het Zorgdoorbraakfonds stelt een ontwikkelbudget en projectmanage-
ment beschikbaar.
De samenwerking is steeds rondom een stoornis en de coöperatie is
de juri dische samenwerkingsvorm waarvoor gekozen is. Zo is er een
Coöperatie eLab Autisme, Coöperatie eLab Verslaving en een Coöperatie
eLab Psycho trauma (CEP). Uitgangspunt van de coöperaties is dat eind-
gebruikers nadrukkelijk betrokken worden bij de ontwikkeling van de e-
health modules.
De leden van de coöperatie kunnen vrijelijk beschikken over alle ont-
wikkelde en door de leden ingebrachte e-health producten. Zij hoeven
hierdoor dus niet meer zelf e-health te ontwikkelen en de daarvoor hoge
kosten te dragen. Daarnaast is er een koppeltaal, die er voor zorgt dat de
38 c o g i s c o p e 0 315 Zorgaanbieders en cliënten ontwikkelen samen e-health
e-health modules geïntegreerd kunnen worden
in bestaande e-health platforms. De coöperaties
staan open voor nieuwe leden.
CEP bestaat uit een aantal gespecialiseerde
aanbieders van behandelingen van PTSS en
het Zorgdoorbraakfonds. Bij het bepalen van
de ontwikkelkalender heeft CEP gezocht naar
aanvulling op het reeds bestaande en geplande
e-health aanbod binnen Arq en het kennisplat-
form Internet Preventie en Zelfulp in de GGZ
(INPREZE). In deze samenwerking wordt een
eerste e-health product ontwikkeld. In de tekst
van dit artikel zal dit e-health product worden
aangeduid met de term ‘behandelgame’.
CocreatieDe ontwikkeling van de behandelgame is in
nauwe samenwerking met cliënten en behande-
laren van de deelnemende instellingen gedaan.
Het unieke aan het samenwerken met cliënten
in de ontwikkeling van de game is dat de game
tot stand komt op basis van gebruikerservaring,
waardoor deze zowel in presentatie als inhoud
goed aansluit bij de doelgroep.
Dit proces laat zich opdelen in een inhoudelijke
en een creatieve fase. In de inhoudelijke fase is
de inhoudelijke reikwijdte van de behandelgame
vastgesteld. Dit is vervolgens in de creatieve
fase, samen met de game ontwikkelaar verder
uitgewerkt en gerealiseerd. Er wordt steeds in
kleine iteraties of sprints gewerkt, waarvan het
resultaat wordt getoetst en op basis van feedback
wordt bijgesteld.
De behandelgameDe behandelgame wordt ontwikkeld als een app
voor iOS (Apple) en Android en zal daarmee be-
schikbaar zijn via mobiele telefoon en tablet.
Centraal in de behandelgame staat de ‘Window
of Tolerance (WOT)’. WOT is een begrip dat ge-
introduceerd is door Siegel en wordt nu gebruikt
in de behandeling van PTSS maar wordt ook in
andere behandelings- en onderzoeksdomeinen.
Het is een model dat de hoeveelheid gevoel die
een persoon ervaart in drie gebieden onder ver-
deeld: teveel voelen, te weinig voelen en een op-
timale zone.
Teveel voelen gaat gepaard met klachten als
angst, paniek, boosheid, emotionele uitbarstin-
gen. Te weinig voelen gaat gepaard met disso-
ciatie, afwezigheid en passiviteit. In de optimale
zone ben je emotioneel in balans. Wanneer een
persoon te veel of te weinig voelt, is het belang-
rijk deze eerst terug te brengen naar de optimale
zone. Pas dan kunnen de oorzaken besproken
en geëvalueerd worden. Een belangrijk doel van
de behandeling van PTSS is om de optimale
zone te vergroten. Dit gebeurt onder andere
door bewustwording van de triggers die leiden tot
teveel of te weinig voelen en het vergroten van
zelfmanagement vaardigheden.
De behandelgame heeft een registratiefunctie,
waarmee onder andere door de gebruiker de
hoeveelheid gevoel geregistreerd wordt. Wordt
er teveel of te weinig gevoeld, dan biedt de be-
handelgame een door de speler zelf geconfigu-
reerde oplossing aan vanuit de toolbox die de
speler kan helpen om weer terug te komen in
de optimale zone. Daarnaast biedt de behandel-
game een ontdekkingsreis (queeste) naar het
door de gebruiker gewenste leven. Deze drie on-
derdelen worden hieronder nader toegelicht.
1 De queeste
2 The Window of Tolerance (WOT)
3 Toolkit
De queesteDe queeste laat zich het best vergelijken met een
bordspel. Centraal staat de vraag aan gebruiker:
‘Hoe zou je graag willen dat jouw leven eruit
zou zien?’ In diverse vervolgstappen wordt het
antwoord op deze vraag vertaald naar concrete
doelen en acties.
De queeste richt zich op alle levensdomeinen
van de gebruiker en is niet specifiek stoornis- of
klachtgericht. Wanneer de stoornis of klachten
een belemmering vormen in het dagelijks leven
zal dit blijken bij de vertaling naar doelen en ac-
ties.
Aan de queeste worden een groot aantal apps
gekoppeld die de gebruiker kan uitproberen.
Dat wat bruikbaar is kan worden bewaard in de
toolkit. De queeste helpt de speler mogelijke op-
lossingen te vinden voor het omgaan met teveel
en te weinig voelen. Daarnaast kan de gebruiker
eigen oplossingen toevoegen. Deze worden dan
aangeboden door de WOT-module op momen-
ten dat er te veel of te weinig gevoeld wordt.
WOT-moduleHet principe van de WOT is hierboven beschre-
Zorgaanbieders en cliënten ontwikkelen samen e-health c o g i s c o p e 0 315 39
ven. De WOT bestaat uit een verticale slider
waarmee de gebruiker kan aangeven waar hij
zich bevindt (te weinig voelen, optimale zone,
of te veel voelen). Wanneer de gebruiker niet in
de optimale zone is biedt de behandelgame een
van de mogelijke oplossingen om hier mee om
te gaan. We zagen bij de queeste dat de speler
deze oplossingen eerder zelf heeft geselecteerd
of ingevoerd.
De WOT module biedt pushberichten, waarvan
de frequentie kan worden ingesteld, zodat de
gebruiker gefaciliteerd wordt om de WOT in te
vullen.
Naast de slider waarmee de intensiteit van het
gevoel kan worden aangegeven biedt de WOT-
module een aantal aanvullende vragen, waar-
door verband gelegd kan worden tussen triggers,
context en intensiteit van de ervaren emoties.
ToolkitDe toolkit is een onderdeel waarin de speler al-
lerlei relevante informatie, links, foto’s, apps,
kan verzamelen die behulpzaam zijn bij het
realiseren van de veranderwens. De speler kan
zelf items toevoegen en hier filters en selecties
op toepassen. Algemene informatie kan hier
worden aangeboden, maar ook specifieke infor-
matie, zoals bijvoorbeeld helpende gedachten,
noodplan, hoe om te gaan met triggers.
De toolkit kan ook een belangrijke ondersteu-
nende functie vervullen in de behandeling. De
gebruiker kan dat wat geleerd is in het contact
met de behandelaar toevoegen. Samen kunnen
ze zoeken naar de ideale oplossing in het om-
gaan met klachten. Deze kan buiten de therapie
worden opgeroepen en toegepast. Hiermee kan
de behandelaar een belangrijke rol in de behan-
delgame vervullen door samen met de gebruiker
te zoeken naar de meest geschikte tools en op-
lossingen.
Omdat de toolkit onderdeel is van de app is hij
via de mobiele telefoon altijd dichtbij en makke-
lijk te bereiken.
De zelfmanagement app helpt met de WOT om
meer inzicht in en controle over de klachten te
krijgen, via de queeste veranderwens en doelen
te definiëren en te realiseren en via de toolkit
bruikbare oplossingen en hulpmiddelen bij de
hand te hebben om met klachten om te gaan en
veranderwens te realiseren.
Plaats in het zorgaanbodDe behandelgame is ontworpen om tijdens de
behandeling te worden aangeboden. De mate
waarin de behandelaar betrokken wordt bij de
voortgang van de gebruiker kan gevarieerd wor-
den. Zo zou een speler onafhankelijk van de be-
handelaar de behandelgame kunnen gebruiken,
maar de behandelaar zou ook nauw betrokken
kunnen zijn. Het realiseren van veranderwen-
sen of (levens-)doelen stopt niet na een behan-
deling. Daarom blijft de behandelgame ook na
een behandeling beschikbaar. De gebruiker kan
zo alles wat voor hem of haar nuttig is gebleken
dicht bij de hand houden om in het leven van al-
ledag te gebruiken en toe te passen.
Naast gebruik binnen de context van behande-
ling zien alle betrokkenen (cliënten, behandela-
ren, game-ontwikkelaars) ook andere mogelijk-
heden om de behandelgame in te zetten, onder
literatuur
Ogden,P.,K.Minton&C.Pain,Trauma and the body:
A sensorimotor approach to psychotherapy. New
york: W.W. Norton & Company, 2006.
Boon,S,K.Steele&O.vanderHart,Omgaan met
traumagerelateerde dissociatie. Amsterdam:
Pearson Assessment and information, 2012.
andere in wachtlijstgroepen, zelfhulpgroepen en
zelfs als standalone product (dus zonder begelei-
ding van een zorginstelling) via de Appstore of
via Google Play.
HENKMAASSON is psycholoog en e-health consultant. Bij Coöperatie E-lab Psychotrauma is hij projectleider.
1 Het Zorgdoorbraakfonds financiert zorginnovaties die
bijdragen aan kwalitatief betere, toegankelijkere en be-
taalbare zorg, maar die om welke reden dan ook niet in
aanmerking komen voor financiering vanuit de reguliere
betaalstromen. De CZ Groep vindt het belangrijk om
zelf een bijdrage te leveren aan een betere gezondheids-
zorg. In dit fonds worden gelden gereserveerd waarmee
zorginnovaties kunnen worden gefinancierd en indien
nodig begeleid.
40 c o g i s c o p e 0 315 onDeRZoek
Er is iets met de wereld
onDeRZoek
Evidentie voor de effectiviteit van e-health – veelbelovend maar geen one size fits all
testen van effectiviteit van e-health interven-
ties zoals uitgevoerd met gerandomiseerde en
gecontroleerde studies (RCT’s), maar vooral
naar zogenaamde systematic reviews en meta-
analyses, waarin de resultaten uit meerdere ef-
fectiviteitsstudies gezamenlijk worden geana-
lyseerd om meer betrouwbare uitkomsten en
inzichten te verkrijgen die op basis van elk van
de afzonderlijke onderzoeken niet mogelijk wa-
ren. Alleen dan kunnen we, nog altijd met de
nodige voorzichtigheid uiteraard, aannemen
dat de interventie daadwerkelijk werkt – en dan
nog zijn er vaak tal van mitsen en maren, denk
aan methodologische zwakheden van de studie
maar ook aan bias van het onderzoeksdesign,
publicatiebias en vooringenomenheid van de
onderzoeker zelf.
Er zijn diverse meta-analyses uitgevoerd naar
effectiviteit van e-health interventies, vooral
waar deze zijn bedoeld als preventie, zoals het
ontwikkelen van een gezonde leefstijl (bewegen,
roken), met betrekking tot het verbeteren van
somatische condities (hoofdpijn) en chronische
aandoeningen zoals diabetes, fybromyalgie, en
reuma. Zo bleek uit een recente meta-analyse
naar verbetering van psychologisch functione-
ren bij dergelijke chronisch somatische aandoe-
E-health speelt een steeds belangrijker rol in de
GGZ. Maar zijn e-health interventies wel effec-
tief in het reduceren van gezondheidsklachten
of het verbeteren van de kwaliteit van leven?
En, zo ja: is e-health dan ook net zo effectief als
een face-to-face interventie? De app-ontwikke-
lingen volgen elkaar in razend tempo op, maar
de wetenschap is traag, zo is vaak de kritiek.
Niettemin zal een ieder beamen dat uiteindelijk
alleen bewezen effectieve e-health producten op
de markt zouden moeten komen. Dus gedegen
onderzoek blijft nodig om te bezien of wat ont-
wikkeld is, ook daadwerkelijk werkt.
We zien veelbelovende ontwikkelingen in
e- en m-health tools gericht op screening,
assess ment, preventie en behandeling. In het
Nederlandse taalgebied is bijvoorbeeld recent
een fraai proefschrift verschenen dat overtui-
gend laat zien dat cognitieve gedragstherapie
aangeboden via internet effectief is. En met
effectief wordt hier bedoeld klachtenverminde-
rend tot onder het pathologie-niveau bij diverse
stoornissen, waaronder PTSS (Ruwaard, 2013).
Maar we weten: één onderzoek is geen onder-
zoek, dus moeten we niet (alleen) kijken naar
kwalitatief hoogwaardig onderzoek voor het
ningen, dat begeleide, via internet aangeboden
CGT, een veelbelovende en effectieve behande-
ling is (Van Beugen et al., 2014).
In de wereld van de psychiatrische aandoenin-
gen zijn minder meta-analyses gedaan, maar
het onderzoek wat er is, toont effectiviteit aan
voor e-health interventies bij angst en depres-
sie (Cuijpers et al., 2008; Davies et al., 2014).
Dat klinkt veelbelovend maar methodologische
problemen met de geïncludeerde studies zijn
soms fors qua gehanteerde instrumentaria of
de samenstelling van de steekproef (zoals enkel
studenten in de Davies et al. studie).
Nochtans lijkt bewijs voor de effectiviteit van
e-health zich op te stapelen. Maar is deze be-
handelvorm wel net zo effectief als we het
rechtstreeks vergelijken met de behandeling in
‘de ware werkelijkheid’ van de spreekkamer,
face-to-face dus? Daarover is nog weinig bekend.
Een recente meta-analyse van RCT’s waarbij via
internet aangeboden CGT direct werd vergele-
ken met face-to-face CGT (bij onder meer sociale
angst, paniekstoornis, en depressie) liet gelijk-
waardige overall effecten zien. Er zijn echter nog
maar weinig studies verricht voor elke afzon-
derlijke psychiatrische aandoening (Andersson
onDeRZoek c o g i s c o p e 0 315 41
Er is iets met de wereld
et al., 2014) en dat is een belangrijke omissie
want enkel rechtstreekse vergelijking kan evi-
dentie genereren over de effecten van internet
behandelingen vergeleken met reguliere behan-
delingen en het type patiënten dat er van kan
profiteren.
Kijken we specifiek naar het veld van trauma
en PTSS, dan zien we dat er minder e- of m-
health onderzoek voorhanden is vergeleken met
andere psychische stoornissen. Voorlopige on-
dersteuning bestaat er voor het gebruik van spe-
cifieke web behandelingen voor het reduceren
van PTSS symptomen (Bolton & Dorstyn, 2015).
Therapeuten hebben echter nog altijd wel sub-
stantiële input in de web-based interventies voor
trauma getroffenen. De effectiviteit van de mo-
biele applicaties (apps) in dit veld is nog weinig
gedegen onderzocht. Zo zijn voor een van de
meest bekende mobiele apps, de ‘PTSD Coach’,
effectiviteitsstudies nog in uitvoering. En een
studie naar een van de weinige preventieve zelf
begeleide internet interventies: de zogenaamde
Trauma TIPS, ontwikkeld om het ontstaan van
PTSS symptomen bij gewonde patiënten te
voorkomen (Mouthaan et al., 2013), liet nu juist
zien dat deze vorm minder goed werkt dan ge-
hoopt. Het gebruik lag laag en een significante
verlaging van PTSS symptomen werd alleen
gevonden in een subgroep van patiënten met
ernstige initiële symptomen. Een toevoeging
van gameplay en inbedding in een blended care
context, als ook specifieke gerichtheid op indi-
viduen met een hoog risico, kan de effectivi-
teit mogelijk verhogen aldus de onderzoekers
(Mouthaan et al,. 2013).
Concluderend: er zijn zwaarwegende argumen-
ten die de inzet van e-health interventies onder-
steunen maar er zijn nog vele uitdagingen (zie
ook: Olff, 2015). Belangrijke vragen zijn hoe te
bewerkstelligen dat een app ook daadwerkelijk
wordt gebruikt en wat de mate van de effectivi-
teit is in vergelijking met face-to-face contacten.
Evidence-based richtlijnen zijn nodig om deze
uitdagingen aan te gaan. E-health lijkt de toe-
komst, maar dergelijke interventies leiden niet
zonder meer tot effectieve en doelmatige zorg
voor iedereen. Zoals steeds duidelijker wordt
in de traditionele GGZ, lijkt ook voor e-health
maatwerk en een sterk op de persoon toegesne-
den benadering cruciaal.
ReferentieAndersson, G., P. Cuijpers, P. Carlbring, H. Riper & E.
Hedman (2014), ‘Guided Internet-based vs. face-to-
face cognitive behavior therapy for psychiatric and
somatic disorders: a systematic review and meta-
analysis’, in: World Psychiatry 13 (3): 288–295. doi:
10.1002/wps.20151.
Beugen, S. van, M. ferwerda, D. Hoeve , M.M. Rovers,
S.Spillekom-vanKoulil,H.vanMiddendorp&
A.W.M. Evers (2014), ‘Internet-Based Cognitive
Behavioral Therapy for Patients With Chronic
Somatic Conditions: A Meta-Analytic Review’, in: j
Med Internet Res. 16 (3): e88.
Bolton, A., & D. Dorstyn (2015), ‘Telepsychology for
posttraumatic stress disorder: A systematic re-
view’, Journal of Telemedicine and Telecare. doi:
10.1177/1357633X15571996.
Cuijpers, P., A. van Straten & G. Andersson (2008),
‘Internetadministered cognitive behavior therapy for
health problems: A systematic review’, in: Journal of
Behavioral Medicine 31 (2), 169_177. doi: 10.1007/
s10865-007-9144-1.
Davies, E.B., R. Morriss & C. Glazebrook (2014),
‘Computer-delivered and web-based interventions to
improve depression, anxiety, and psychological well-
being of university students: a systematic review
and meta-analysis’, in: J Med Internet Res. 16; 16 (5):
e130. doi: 10.2196/jmir.3142.
Mouthaan, j., M. Sijbrandij, G.-j. de Vries, j.B. Reitsma,
R. van de Schoot, j.C. Goslings et al. (2013),
‘Internet-based early intervention to prevent post-
traumatic stress disorder in injury patients: rando-
mized controlled trial’, in: Journal of Medical Internet
Research 15 (8). doi: 10.2196/jmir.2460.
Ruwaard, j., A. Lange, B. Schrieken, C.V. Dolan & P.
Emmelkamp (2012), ‘The Effectiveness of Online
Cognitive Behavioral Treatment in Routine Clinical
Practice’, PLoS ONE 7 (7): e40089. doi:10.1371/jour-
nal.pone.0040089.
JErOENKNiPSCHEEr (psycholoog) is hoofd-redacteur van Cogiscope.
in De WeRkkAMeR
‘Als behandelaar word je
een coach die over technische
hulpmiddelen beschikt
om iemand weer grip te
geven op het dagelijks
leven’
GZ-psycholoog en klinisch psycholoog in opleiding Tim Wind
Tim Wind (foto Gerda Heslinga).
42 c o g i s c o p e 0 315 in De WeRkkAMeR
in De WeRkkAMeR c o g i s c o p e 0 314 43
Tim Wind is momenteel in opleiding tot klinisch psycholoog bij Stichting Centrum ’45 , zodat hij uiteindelijk de complexere diagnostiek en behan-deling van cliënten mag gaan doen. Het com-plexe ontrafelen als een puzzel vindt hij leuk. ‘Als een soort detective aan de gang om mensen weer grip te laten krijgen op hun bestaan’, dat is een drijfveer van Tim. De opleiding tot klinisch psycholoog kent ook een managementgedeelte, zodat je eventueel een afdeling of een team kunt aansturen. Voor dit gedeelte van zijn opleiding is hij momen-teel projectleider e-health binnen Stichting Centrum ’45. Zijn taken bestaan er uit e-health te implementeren in de zorggroep van Arq, waar Centrum ’45 onderdeel van is.
De introductie van e-health binnen Centrum ‘45
Wat betekent dat precies ‘implementatie’ van e-health? ‘E-health moet landen en gebruikt gaan worden binnen de Zorggroep Arq. Hiervoor hebben we een lang traject gehad om te bekijken wat in het land gebeurt en wat de beste producten zijn. De vraag was: hoe moet e-health er voor ons uitzien? Het antwoord was een generiek platform, Quli, waarbinnen we producten, zogenaamde modu-les aan kunnen bieden. Zo’n module kun je zien als online Cognitieve Gedragstherapeutische protocollen voor bijvoorbeeld stoornissen als depressie en paniekstoornis, die samen met een behandelaar doorlopen kunnen worden Dit heet blended care.
Nu zijn we per team aan het kijken waar we e-health in kunnen zetten, of e-health een deel van een behandeling kan vervangen of dat het als aanvulling op een behandeling wordt inge-zet. Daarvoor hebben we enkele modules ont-wikkeld, zoals een “Voorbereiding op een trau-mabehandeling”, waarmee mensen die op de wachtlijst staan alvast aan de slag kunnen met psycho-informatie, opdrachten en filmpjes. Zo kunnen mensen goed voorbereid beginnen aan hun behandeling bij Centrum ’45.’
E-health voor complexe doelgroepen
Is het niet raar dat iemand die juist in het complexe de uitdaging zoekt, de introductie van e-health on-der zijn hoede heeft? Immers: is elektronische zorg niet net als andere automatiseringstrajecten een vervanging van mens door machine; waarbij de computer repeterende zaken overneemt? ‘E-health kan zeker ook voor een complexe doel-groep ondersteuning bieden. je kunt namelijk een complexe casus ontleden in verschillende probleemgebieden. je kunt iemand hebben die door zijn complexe trauma depressief én ver-slaafd is. Voor deze zaken zijn allemaal online behandelmodules ontwikkeld. Dus iemand met dit type trauma en deze klachten zou je twee behandelmodules aan kunnen bieden, waar hij zelf mee aan de slag kan, terwijl een behandelaar mee kijkt.Maar basale, algemene zaken van e-health bie-den ook goede ondersteuning. Getraumatiseerde mensen zijn de grip kwijt op een normaal leven door wat ze meegemaakt hebben. E-health geeft
Minister edith schippers van
Volksgezondheid wil dat de mogelijkhe-
den van e-health beter worden benut.
De minister ziet nieuwe technologieën
waardoor zorg op afstand geboden
kan worden en waar mensen veel baat
bij kunnen hebben. Toch signaleert
schippers dat brede implementatie nog
vaak achterblijft. Hoe zit dit bij een spe-
cialistische ggZ-instelling als stichting
centrum ’45? Ziet deze instelling de
voordelen van het gebruik van e-health?
en, als dat zo is, maakt centrum ’45 er
ook al gebruik van? cogiscope sprak
met Tim Wind, klinisch psycholoog i.o.
én projectleider e-health bij centrum
‘45. een gesprek over de kansen en pro-
blemen van e-health.
44 c o g i s c o p e 0 315 Titel van het artikel44 c o g i s c o p e 0 315 in De WeRkkAMeR
structuur door het bieden van bijvoorbeeld een spanningsregistratie gekoppeld aan een agen-da.’
Eerste resultaten
Je bent nu al een tijdje bezig met de implementatie, zijn er al eerste resultaten bekend? ‘De meeste cliënten willen er graag mee wer-ken en zien e-health als aanvulling op hun be-handeling. De modules zelf worden ook erg in-teressant gevonden door behandelaren, omdat ze goed te gebruiken zijn om informatie aan te bieden. Behandelresultaten zelf zijn nog niet be-kend, maar dat gaan we zeker bekijken, nadat we de implementatie goed hebben neergezet.’
Hiervoor heb je een aantal voordelen genoemd van e-health, zijn er ook nadelen?‘ja. Het ontwikkelen van bepaalde ICT, zoals koppelingen tussen platform en ROM-systeem, kost veel moeite en tijd.’
Ben je niet bang dat je implementatiewerk instort als zaken niet werken? ‘Nee, die problemen moeten opgelost worden en gaan ook opgelost worden. De status is dat er al mee gewerkt kan worden zoals het nu is.’
En de behandelaren zelf; zijn zij niet bang dat ze zaken gaan missen als er minder face to face con-tacten komen? ‘Nee, zeer zeker niet. je spreekt af met de cliënt wat hij of zij in de tussentijd gaat doen: bijvoor-beeld het bijhouden van de spanningsregistratie
en het maken van opdrachten. je weet juist wat cliënten in de tussentijd, ‘thuis’ doen, omdat als iets af is je daar bericht van krijgt. je krijgt dus meer grip.’
Zijn behandelaren niet bang dat ze vervangen wor-den door een computer? ‘Er is altijd een wachtlijst. Dus als er sessies ver-vangen kunnen worden, betekent dat dat je meer mensen kunt behandelen en de wachtlijst klei-ner wordt. Maar zoals ik het zie zal het ook met name als iets extra’s worden ingezet; ik denk dat je bijvoorbeeld hooguit 2 van 10 sessies kan ver-vangen door e-health.’
De toekomst
Over drie jaar: wat is er anders geworden aan het werk van behandelaren? ‘E-health is dan veel meer gewoon standaard on-derdeel. Voorbeelden: meer gebruik van psycho-educatie, veel meer gebruik van modules, je gaat beeldbellen als iemand ver weg woont. Dit bete-kent ook dat we veel meer gaan werken met de iPad. Voor de cliënten betekent het meer regie en je werkt transparanter door inzicht te geven in het behandelplan.’
Ben je niet bang dat cliënten verwachten dat be-handelaren 24/7 beschikbaar zijn? ‘Cliënten kunnen dat verwachten, maar je moet vanaf het begin duidelijk maken dat dat niet zo is. je hebt daarvoor verschillende opties: je kunt aangeven dat je bijvoorbeeld pas reageert op gemaakte opdrachten in een volgende face to
CORNé VERSLUIS is projectleider en adviseur Online psycho sociale hulp, support & care bij Arq Psychotrauma Expertgroep.
face-sessie, of je maakt een e-healthspreekuur doordeweeks, waarbinnen cliënten via chat con-tact op kunnen nemen. En wat belangrijk is om aan te geven is dat een crisissituatie nooit via e-health zal gaan, maar altijd telefonisch, via de huisarts of via de behandelaar.’
Hoe ziet de verre toekomst eruit? ‘Ik denk dat er veel meer gemeten gaat worden door middel van apps en dat cliënten zelf ook veel meer gemeten hebben voordat ze ergens aankloppen. Als behandelaar word je zo veel meer een coach die technische hulpmiddelen tot z’n beschikking heeft om iemand weer grip te geven op het dagelijks leven.’
Boeken c o g i s c o p e 0 315 45
B o e k e n
Aggelen, Laurens van, Oorlogskind
in vredestijd. Hoe oorlogstrauma's
en PTSS ons gezin sloopten. White
Elephant Publishing, 2015.
ISBN 9789079763139; 128 pag.
Door het optekenen van zijn per-
soonlijke ervaringen laat de auteur
zien welke enorme impact het le-
ven met een PTSS-patiënt heeft op
partners en kinderen. Oorlogskind
in vredestijd is het verhaal van een
jarenlange strijd tegen de gevolgen
van het opgroeien met een vader
die door de oorlog kampte met
PTSS. Een strijd die tot vele jaren
na de dood van de vader voort-
duurde.
Bakker, Edwin, Terrorism and
Counterterrorism Studies. Comparing
Theory and Practice, Leiden
University Press, 2015.
ISBN 9789087282219; 238 pag.
In veel delen van de wereld, is
terrorisme een van de belangrijk-
ste bedreigingen voor de vrede,
veiligheid en stabiliteit. Wat is de
aard van deze dreiging? Wat kan
worden gedaan om ten minste de
gevolgen van terrorisme te beper-
ken? Dit boek buigt zich over deze
en meer vragen. Het is opgedeeld
in drie delen waarvan het eerste
deel zich richt op terrorisme als
middel om bepaalde doelen te be-
reiken. Het tweede deel verzamelt
wetenschappelijk onderzoek over
dit onderwerp en vergelijkt dit met
empirisch bewijs. Dit om eventuele
mythevorming tegen te gaan. Het
laatste deel kijkt naar de mogelijk-
heden voor beleidsvorming.
Bank, Jan, God in de oorlog. De rol
van de Kerk in Europa 1939-1945.
Uitgeverij Balans, 2015.
ISBN 9789460038068; 560 pag.
Hoe hebben de christelijke kerken
de Tweede Wereldoorlog overleefd?
Welke rol speelden ze tijdens de
oorlog? Dit boek beschrijft het
christendom in al zijn facetten op
het moment dat het onder de druk
van bezetting en terreur zijn ware
aard moest tonen. Alle staten van
Europa die bezet waren door Hitler
of Stalin, worden geanalyseerd.
Collaboratie en verzet, persoonlijke
moed en zwijgend of actief verraad,
katholiek, calvinistisch, luthers of
oosters orthodox, het hele religi-
euze palet wordt geschilderd. Van
de Oekraïne tot Noorwegen, van
Italië tot Bulgarije, van Nederland
tot Polen en Duitsland.
Blaustein, Margaret E. en
Kristine M. Kinniburgh, Het
behandelen van trauma bij kinderen
en jongeren. Hoe veerkracht door
hechting, zelfregulatie en competen-
ties versterkt kan worden. Uitgeverij
SWP 2015.
ISBN 9789088505157; 416 pag.
Deze handleiding biedt een kader
B o e k e n
voor interventies bij jeugdigen en
hun families die te maken hebben
met meervoudig trauma en/of
voortdurend trauma. Het beschrijft
het behandelkader dat gebruik
maakt van Hechting, Zelfregulatie
en Competenties, het zogenaamde
ARC-model. De hierin beschreven
inzichten zijn toepasbaar in meer-
dere situaties. Ze zijn gebaseerd
op onderzoek over de belangrijkste
gevolgen van trauma en over facto-
ren die veerkracht en een normale
ontwikkeling bevorderen.
Het boek is geschreven voor hulp-
verleners die met kinderen werken
die chronische traumatische stress
hebben ervaren. De uitgave heeft
45 werkbladen, handouts en for-
mulieren om in de dagelijkse prak-
tijk te gebruiken.
Captain, Esther en Trudy
Mooren, Congresbundel Familie,
generaties en oorlog. Historische,
psychologische en artistieke inzichten.
Nationaal Comité 4 en 5 mei, 2015.
ISBN 9789077294116; 160 pag
Op het internationale symposium
Family, Generations and War
kwamen historici, psychologen,
sociologen, museumprofessionals,
journalisten en documentairema-
kers samen om over vragen van
gedachten te wisselen als: Welke
invloed heeft oorlog op gezinnen
en volgende generaties? Welke
impact hebben individuele en
familieverhalen op de collectieve
herinnering? Welke impact heeft
geschiedenis op individuele en fa-
milieherinneringen? Deze bundel
vormt de weerslag van dit congres
en brengt bijdragen bijeen van
Marina Ajdukovíc, Rosemarie
Buikema, Rolf Kleber, Haris
Paovíc, Maggie Schauer en Jay
Winter.
Cloitre, Marylène en Ulrich
Schnyder, Evidence Based
Treatments for Trauma-Related
Psychological Disorders : A Practical
Guide for Clinicians. Springer
Science and Business Media, 2015.
ISBN 9783319071084; 523 pag.
Een evidence-based gids voor kli-
nisch psychologen, psychiaters,
psychotherapeuten en andere art-
sen die werken met overlevenden
van traumatische gebeurtenissen.
Het volledige scala van trauma en
stress gerelateerde aandoeningen
komt aan bod, met inbegrip van
acute stressstoornis, complex PTSS
en langdurige rouw.
Elk hoofdstuk begint met een korte
samenvatting van de theoretische
onderbouwing over de aanpak
van de behandeling, dan wordt
een casus gepresenteerd die het
behandelingsprotocol illustreert,
met voorbeelden die specifiek zijn
voor de uitvoering van deze be-
handeling. Het hoofdstuk eindigt
met een overzicht van gerelateerde
onderzoeksresultaten. Extra hoofd-
stukken zijn gewijd aan de behan-
deling van comorbiditeit, speciale
populaties en farmacologische
behandelingen voor traumagerela-
teerde stoornissen.
Driever, Jan, met medewerking
van Onno Sinke, De onderlinge
belofte. Zeventig jaar Stichting 1940-
1945. Amsterdam: Boom, 2015.
ISBN: 9789089532060; 300 pag.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog
gold in verzetskringen de on-
geschreven belofte ook na de
bevrijding voor elkaar en de na-
bestaanden te zorgen. Met dat
doel werd Stichting 1940-1945
opgericht. In de loop der jaren
breidde de Stichting haar zorg uit
tot vervolgingsslachtoffers en bur-
ger-oorlogsslachtoffers. Met veel
46 c o g i s c o p e 0 315 B o e k e n
Familie, generaties en oorlog Historische, psychologische en artistieke inzichten
Family, generations and war Historical, psychological and artistic views
Esther Captain a Trudy Mooren
Welke invloed heeft oorlog op gezinnen en volgende generaties?
Welke impact hebben individuele en familieverhalen op de collectieve
herinnering?
Welke impact heeft geschiedenis op individuele en familie-
herinneringen?
Op het internationale symposium ‘Family, Generations and War’ kwamen
historici, psychologen, sociologen, museumprofessionals, journalisten en
documentairemakers samen om over bovenstaande vragen van gedachten
te wisselen. Prof. dr. Jay Winter opende met een keynote-lezing over stilte
als taal van herinnering en de rol van familiegeheimen. In deze congres-
bundel zijn bijdragen bijeengebracht van Marina Ajdukovic , Rosemarie
Buikema, Rolf Kleber, Haris Pašovic , Maggie Schauer en Jay Winter.
Redactie
Esther Captain is historica en hoofd onderzoek bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
Trudy Mooren is klinisch psychologe en senior onderzoeker bij Stichting Centrum ’45.
How does war infl uence family and further generations?
How do individual and family narratives impact societal memory?
How does history impact individual and family memories?
At the international symposium ‘Family, Generations and War’ historians,
psychologists, sociologists, museum professionals, journalists and fi lmmakers
gathered together to discuss these questions. Prof. dr. Jay Winter opened the
conference with a keynote lecture on silence as a language of memory and the
role of family secrets. The lectures by Marina Ajdukovic , Rosemarie Buikema,
Rolf Kleber, Haris Pašovic , Maggie Schauer and Jay Winter are collected in this
volume.
Editors
Esther Captain is a historian and head of research at the
National Commitee for 4 and 5 May.
Trudy Mooren works as a clinical psychologist and senior researcher in
Foundation Centrum ’45.
Familie, generaties en oorlog - Fam
ily, generations and war Esther C
aptain - Trudy Mooren
14132_familieOmslag_def.indd 1 03-02-15 11:56
B o e k e n c o g i s c o p e 0 315 47
persoonlijke verhalen brengen de
auteurs de zeventigjarige geschie-
denis van de Stichting in beeld.
Kampman, Dick, De NSB en de
NSB’ers Kennisonrechtvaardigheid
en stereotypering. VU University
Press, 2015.
ISBN 9789086597024; 228 pag.
Kampman wil in dit boek laten
zien dat de informatie over col-
laboratie volgens hem nog steeds
wordt beheerst door vooroordelen
en stereotypering. Hij staaft dat
met een sociaalwetenschappelijke
analyse van recente geschiedschrij-
ving en literatuur, waarbij hij on-
der meer ingaat op bekende titels
als Jodenjacht, Mussert & Co., Dat
nooit meer en Verzwegen levens. De
boeken die hij behandelt zijn alle
geschreven door publicisten van de
tweede en derde generatie.
Kramer, Sander, Mariëtte
Hoogsteder, Erik Olsman en Loes
van Willigen, Handreiking ethische
dilemma's in de GGZ voor asielzoe-
kers. Johannes WIer Stichting,
2015.
ISBN 9789073550001; 36 pag.
Professionals in de geestelijke
gezondheidszorg (GGZ) worstelen
regelmatig met hun persoonlijke
en professionele normen en waar-
den in hun zorg aan asielzoekers.
In het project Ontwikkeling van een
handreiking voor ethische dilemma’s
in de GGZ voor asielzoekers zijn de
belangrijkste dilemma’s die profes-
sionals in de GGZ voor asielzoe-
kers onderkennen, evenals hun
beslissingen en handelen daarbij,
middels een literatuuronderzoek,
interviews met individuele zorg-
verleners en focusgroepen, geïn-
ventariseerd en geanalyseerd. De
resultaten van het project hebben
geleid tot deze handreiking.
Sprey, A., Praktijkboek persoonlijk-
heidsstoornissen. DSM-5, diagnostiek,
cognitieve gedragstherapie en thera-
peutische relatie. Bohn Stafleu van
Loghum, 2015.
ISBN 9789036805698; 612 pag.
Deze geheel vernieuwde en her-
ziene uitgave integreert de inno-
vatieve, dimensionele diagnostiek
van de DSM-5 met de cognitief-
gedragstherapeutische functie-
analyse en behandeling van de
persoonlijkheidsstoornis.
De verbindende schakel tussen
DSM-5-diagnostiek en cognitieve
gedragstherapie is de holistische
theorie. Het zelf maken van een
holistische theorie, een functie-
analyse en behandelplan wordt uit-
gelegd. Van elke persoonlijkheids-
stoornis worden kenmerkende
en/of geïndividualiseerde DSM-5-
patronen van disfunctioneren en
pathologische trekken gegeven.
Ook worden profielen van psy-
chologische testen, de functie- en
betekenisanalyse, de valkuilen in
de therapeutische relatie en een
behandelplan gepresenteerd. De
werkwijze wordt geïllustreerd met
casussen uit de praktijk.
Wielinga, Jakob en Leo Wilhelm,
met medewerking van Joyce
Neijenhuis, Rouwregels. Handvatten
voor organisaties rond overlijden
en terminale ziekte, Witsand
Uitgevers, 2015.
ISBN 9789492011237; 240 pag.
Dit boek wil een praktische hand-
reiking zijn in het omgaan met
verlies en rouw op het werk door
achtergrondinformatie te geven
over verlies en rouw en het ‘wat’
en het ‘hoe’ te combineren. Wat
doe je als werkgever, personeels-
verantwoordelijke of hoofd P&O
wanneer je oog en oor wilt hebben
voor de minder ‘maakbare’ kanten
Tijdens de Tweede Wereldoorlog gold in verzetskringen de ongeschreven belofte
ook na de bevrijding voor elkaar en de nabestaanden te zorgen. Met dat doel werd
Stichting 1940–1945 opgericht. In de loop der jaren breidde de Stichting haar zorg uit tot vervolgingsslachtoffers
en burger-oorlogsslachtoffers. Met veel aandacht voor persoonlijke
verhalen brengen de auteurs de zeventigjarige geschiedenis van de Stichting in beeld.
Jan Driever is historicus en directeur van Stichting 1940 –1945. Onno Sinke is historicus en beleidsadviseur van het wo2-programma
van Arq Psychotrauma Expert Groep.
789 089 5320609
www.uitgeverijboom.nl
Handreiking ethische dilemma’s in de GGZ voor asielzoekers
B o e k e n
48 c o g i s c o p e 0 315 B e R i c H T e n U i T H e T V e l D
in de organisatie? Hoe spreek je de
veerkracht van medewerkers weer
aan, wanneer die geconfronteerd
zijn met verlies en de eindigheid
van het leven?
Witsand
Uitgevers
ROUWREGELSHandvatten voor organisaties
rond overlijden en terminale ziekte
Met medewerking van Joyce Neijenhuis
Jakob van Wielink & Leo Wilhelm
Witsand Uitgevers
Voor meer boeken, artikelen en dvd’s bezoek onze bibliotheek www.cogis.nl/bibliotheek
heeft gewerkt om de directe familie-leden en betrokken organisaties bij te staan. Daarnaast zal ze ingaan op de huidige werkzaamheden in het nafase traject van de ramp. Wat zijn de lessons learned en hoe gaan we hiermee verder?Berthold Gersons is lid van de Ad-viesraad van de Stichting Vliegramp MH17. Deze stichting behartigt de belangen van nabestaanden van slachtoffers van de ramp. In zijn referaat gaat hij in op de proble-matiek van een ramp die eigenlijk nooit overgaat en op de dilemma's die hier uit voortkomen voor de na-bestaanden. Ook gaat hij in op de lessen die we kunnen trekken uit de aanpak van uit ons GGZ-veld van de MH17-ramp.Datum 3 december 2015 (Oegstgeest) 15 december 2015 (Diemen)Tijd 16.30-18.00 uur
U i T H e T V e l DB e R i c H T e n Refereerbijeenkomsten Arq Psychotrauma Expert Groep
Trauma en WalgingReferenten zijn jannetta Bos van Stichting Centrum ’45 en Anja Lok van Equator foundation.In dit referaat zal jannetta Bos, psychotherapeut en seksuoloog, ingaan op het thema walging. Tot nu toe is de meeste aandacht in de context van PTSS uitgegaan naar de emotie angst; er is echter toene-mende evidentie dat ook de emotie walging betrokken kan zijn bij PTSS-achtige klachten. Dat geldt zeker voor PTSS waarbij (ook) sprake is van seksueel misbruik. Onderzoek van Engelhard et al., in 2011 heeft la-ten zien dat met name walgingsge-voeligheid voorspellend bleek voor het ontwikkelen van PTSS-klachten na een traumatische (oorlogs-) er-varing. Wat betekent walging in de behandeling en wat zou je er mee kunnen doen?Anja Lok, psychiater, zal ingaan op walging als affectieve predictor voor obsessieve en compulsieve klach-
ten, zoals overmatig (handen) was-sen, voortkomende uit een (seksu-eel) trauma.Datum 27 oktober (Diemen)Tijd 16.30-18.00 uur
De MH17 ramp: terugkijken en vooruitblikkenReferenten zijn Berthold Gersons, senior wetenschappelijk adviseur van Arq Psychotrauma Expert Groep en Annelieke Drogendijk, directeur van Impact.In dit referaat zal Annelieke Drogen-dijk ingaan op de rol en taken die de partners in Arq, in het bijzonder Im-pact en het IVP, hebben vervuld di-rect na de ramp met de MH17 tot de dag van vandaag. Het was de eerste weken na de ramp een hectische pe-riode die zich enerzijds kenmerkte door het verdriet over het verlies van een collega en haar gezin van Stichting Centrum ’45, en ander-zijds door de enorme inzet van het crisisteam dat toen dag en nacht
B e R i c H T e n U i T H e T V e l D c o g i s c o p e 0 315 49
U i T H e T V e l D
Ter gelegenheid van het 70-jarig bestaan van Stichting 1940-1945 stelt de Stichting in samenwerking met de Universiteit Utrecht een bij-zondere leerstoel in. Deze leerstoel met de naam Stichting 1940-1945: geschiedenis en betekenis van verzet tegen onderdrukking en vervolging wordt geplaatst in het departement Geschiedenis en Kunstgeschiede-nis van de Universiteit Utrecht. De nieuwe hoogleraar is dr. Ismee Ta-mes (1976), die naast deze nieuwe functie als directeur onderzoek ver-bonden is aan het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Geno-cidestudies. Stichting 1940-1945 is al tijdens de oorlog ontstaan toen vertegen-woordigers van een groot aantal verzetsorganisaties gezamenlijk het initiatief namen om de invalide ge-worden verzetsdeelnemers en de gezinnen van de overleden verzets-
deelnemers ook na de bevrijding te blijven ondersteunen. Zij zagen dit als hun ‘ereschuld’. Met dat doel werd Stichting 1940-1945 opgericht. 70 jaar later is de Stichting nog steeds actief en helpt zij ook vervol-gingsslachtoffers en burgerslachtof-fers van oorlogen.Nu de doelgroep van de Stichting kleiner wordt, heeft de Stichting be-sloten het gedachtegoed in stand te houden en te verspreiden. Het doel van de leerstoel is om de herinne-ring levend te houden aan zowel verzet, vervolging en geweld tegen burgers in de jaren 1940-1945 als aan de wijze waarop Stichting 1940-1945 invulling heeft gegeven aan de ‘ereschuld’ en bijzondere soli-dariteit. Dit gebeurt enerzijds door wetenschappelijk onderzoek en an-derzijds door het versterken van het maatschappelijk bewustzijn inzake vervolging en verzet. Ismee Tames (foto Allard de Witte).
Nieuwe leerstoel beoogt herinnering aan verzet levend te houden
Ismee Tames wordt bijzonder hoogleraar Stichting 1940-1945
50 c o g i s c o p e 0 315 B e R i c H T e n U i T H e T V e l D
U iT HeT VelDB e R i c H T e n Arq en Centrum ’45 ontwikkelen landelijke Zorgstandaard psychotrauma
Arq Psychotrauma Expert Groep en Stichting Centrum ’45 gaan in op-dracht van het Netwerk Kwaliteits-ontwikkeling GGZ – en in nauwe samenwerking met diverse partijen uit het psychotraumaveld – een lan-delijke Zorgstandaard Trauma- en stressorgerelateerde stoor nissen ont wikkelen. Het doel van het Zorgstandaard project is het ontwikkelen en sa-menbrengen van helder onder-bouwde standaarden voor preven-tie, diagnostiek en behandeling van trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. Dit project is van grote meerwaarde voor het psychotrau-maveld omdat het alle relevante partijen bij elkaar brengt voor het ontwikkelen van de Zorgstandaard Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen. Het betekent een ver-snelde ontsluiting van informatie en intensievere en meer structurele samenwerking in de toekomst. Pa-tiënten, zorgprofes sionals, GGZ-
instellingen en zorgverzekeraars hebben direct baat bij de beschik-baarheid van een dergelijke stan-daard. De standaard zal leiden tot meer transparantie, kwaliteitsver-betering, inzicht in de kosten van de zorg en tevreden patiënten met meer regie over hun leven en behan-deling.
- advertentie -
Geen noodhulp zonder psychosociale hulp War Trauma Foundation helpt mensen en gemeenschappen die zijn getroffen door oorlog, geweld of andere humanitaire rampen.
Noodhulp wordt efficiënter en bereikt meer langetermijndoelen als het hand in hand gaat met psychosociale hulp. War Trauma Foundation zet zich samen met andere Nederlandse en internationale hulporganisaties in om miljoenen vluchtelingen en ontheemden in Syrië, Irak, Soedan, Kameroen, Tsjaad, de Centraal Afrikaanse Republiek en , Burundi, te helpen. War Trauma Foundation helpt ook slachtoffers van de Ebolacrisis in West Afrika en andere humanitaire rampen.
De noodzaak van psychosociale hulp tijdens en na oorlogen en rampen moet hoger op de agenda van Nederlandse beleidsmakers en politici komen te staan. Psychosociale zorg is een belangrijke, maar vaak vergeten component in humanitaire hulp. Er is simpelweg te weinig aandacht en geld voor. De oorlog laat naast zichtbare ook onzichtbare littekens na. Psychosociale steun maakt mensen weerbaar en veerkrachtig waardoor ze hun toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen treden.
Helpt u mee met uw donatie?Maak een gift over op ING Bank NL29INGB0000001050 t.n.v. War Trauma Foundation, Diemen.
Meldt u aan als donateur, vrijwilliger of voor onze nieuwsbrief via www.wartrauma.nl
Voor meer nieuws zie www.cogis.nl/nieuws
NtVP-Katern c o g i s c o p e 0 315 51
Welkom bij het katern van de Neder-landstalige Vereniging voor Psycho-trauma. In deze tweede uitgave komt u meer te weten over het belang van het NtVP-certificaat van psychotrauma-therapeut en bespreken we het re-cent verschenen handboek Evidence Based Treat ments for Trauma-Related Psychological Disorders: A Practical Guide for Clinicians (Schnyder en Cloitre, red.). In dit nummer starten we met de ru-briek ‘Supervisievraag en -antwoord’, waarin het onderwerp zwangerschap en traumabehandeling naar voren komt. Wilt u na het lezen ook graag een casuïstiekvraag voorleggen aan een expert? Stuur deze dan aan [email protected]. De supervisie-vragen en -antwoorden komen ook op www.NtVP.nl.
De redactie
in dit katern
Maarten van son is voorzitter van de accreditatiecommissie van de ntVp. Deze commissie
heeft als taak vast te stellen welke cursussen voldoen aan de eisen die gelden voor het profiel
van de psychotraumatherapeut. naast Van son bestaat deze commissie uit Ad de Jongh, Rolf
kleber en Ton de Wijs, tevens manager van deze commissie. Maarten van son is emeritus hoog-
leraar klinische psychologie aan de Universiteit Utrecht. Hij was actief in onderzoek, onderwijs
en als praktiserend klinisch psycholoog. Tevens was hij betrokken bij de opzet en opbouw van
de opleiding tot gZ-psycholoog en klinisch psycholoog.
Interview met Maarten van Son
Bram Bijleveld
Het belang van certificering als psychotraumatherapeut
Wat is het nut/belang van de certificering Psycho-traumatherapeut NtVP?De vereniging moet met één stem spreken, aange-ven dat het specialistische kennis en ervaring vergt om met PTSS om te gaan. Dat moet blijken uit de eisen die gesteld worden aan de gecertificeerden, uit de kwaliteit en inhoud van de noodzakelijke oplei-dingsonderdelen èn uit de manier waarop deze ei-sen in de praktijk worden getoetst. Bovendien zou de vereniging als het ware een katalysator, een ken-nismakelaar, moeten zijn van kennis en ideeën die
in wetenschap en in het veld leven. Uiteraard moet ze bijdragen aan verdere ontwikkelingen op het ge-bied van preventie, diagnostiek en behandeling van PTSS. Er is nog veel te ontwikkelen op het gebied van psychotrauma. De generatie van collega’s die het initiatief hebben genomen voor het oprichten van de NtVP zijn in feite de pioniers op dit gebied. Kennisbegonzichpasteontwikkelennadeeerstewereldoorlog en in Nederland is de kennis erover nog maar recent wijder verbreid. Met de vereniging kun je als professional je vak-
52 c o g i s c o p e 0 315 NtVP-Katern
gebied op het podium zetten. Ik denk dat PTSS nog vaak wordt onderschat en als zodanig niet herkend. Te weinig nog worden de gevolgen er-van gekend, ook door professionals. Het stand-punt van de NtVP is dan ook dat het specifieke competenties vergt om met PTSS te werken en dat de vereiste competenties boven de kwalifi-caties van de BIG-registraties uitstijgen. De titel psychotraumatherapeut garandeert dat het NtVP-lid met deze titel het gehele gebied overziet en de meest adequate diagnostiek en behandeling kan inzetten.
Welke speciale competenties vereist het werken met PTSS? Overzicht over het gehele gebied. Op z’n minst de vele verschijningsvormen kunnen herkennen. De fenomenologie is breed, zeker als je het ge-hele gebied impliceert, van vroegkinderlijk mis-bruik tot trauma’s in de volwassenheid. In de diagnostische fase moet je inzicht hebben in wat maakt dat de persoon die voor je zit de PTSS-ver-schijnselen (nog) heeft, wat het verloop is, welke factoren er meespelen en wat de mogelijkheden zijn voor het reduceren van de verschijnselen. En ook: welke therapie kan de cliënt aan en wat is geschikt (mede gezien eventuele comorbiditeit)? Daarnaast moet je als vanzelfsprekend een goed overzicht hebben over de therapeutische moge-lijkheden en deze adequaat kunnen toepassen.
Overstijgt dit de kwalificaties van bijvoorbeeld een klinisch psycholoog?Ongetwijfeld hebben klinische psychologen (en ik denk ook veel psychiaters) die via de nieuwe op-
leiding zijn geregistreerd het competentie niveau om zich snel te specialiseren op het specifieke ge-bied van de PTSS (mogelijk al in de loop van hun werk gedurende de opleiding), maar niet iedereen zal uitgebreide ervaring hebben op dit gebied. Met het NtVP-keurmerk zou je aan de buitenwe-reld de garantie kunnen geven dat je te maken hebt met een specialist op het gebied van PTSS.
Waarom eigenlijk een certificaat voor psychotrau-matherapie en niet voor, bijvoorbeeld, depressie?In de verschillende (BIG-)opleidingen wordt al veel aandacht besteed aan depressie en angst-stoornissen. Per slot van rekening zijn het de meest voorkomende stoornissen in de GGZ. je maakt in die opleidingen echter niet automatisch uitgebreid kennis met PTSS. In vergelijking tot angst- en stemmingsstoornissen is naar PTSS nog betrekkelijk weinig onderzoek gedaan en kennis hierover is dan ook nog minder algemeen verspreid. In feite heeft de NtVP mogelijk dáárom PTSS gedefinieerd als een kennisgebied om je in te specialiseren, zoals je bijvoorbeeld ook speci-alisaties ziet op het gebied van verslaving, foren-sische psychologie, ouderen en bijvoorbeeld ook seksuologie.
Hoe wordt bepaald welke behandelmethoden pas-sen in het curriculum? Was het vanzelfsprekend dat BEPP (Beknopte Eclectische Psychotherapie voor PTSS) en NET (Narratieve Exposure Thera-pie) er in zitten?Een vereniging met de naam NtVP heeft een ver-antwoordelijkheid om uitspraken te doen – impli-ciet, zoals in de opleidingsvereisten, of expliciet
– over adequate behandelingen. Het liefst zou je zien dat zij dat doet op basis van de hoogste richtlijnnorm, namelijk gunstige meta-analyses. Is dergelijke bewijsgrond er niet, dan moet er toch een goed onderbouwde overeenstemming tussen professionals zijn om specifieke diagnostiek en/of behandelingen de voorkeur te geven boven an-dere. De NtVP moet dan wel bevorderen dat er alsnog goed onderzoek komt naar de effectiviteit. Per slot van rekening zou de NtVP moeten wil-len dat 'haar' diagnostiek en behandelingen ge-dragen worden door de hele PTSS-gemeenschap, ook in het buitenland. Over EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) is in korte tijd veel gepubliceerd. Bij cognitief gedragstherapeutische tech nieken is een veel bredere beschrijving gebruikt in de certificeringeisen, waardoor NET en BEPP er eveneens onder vallen. Die methoden voldoen (op dit moment nog) niet aan de hoogste richt-lijnnorm van gunstige meta-analyses. Onderzoek is zich aan het ontwikkelen, maar vooralsnog lijkt het erop dat de beide methoden voldoen aan de norm dat de PTSS-gespecialiseerde gemeen-schap deze methoden op goede gronden als adequaat beschouwt. Het lijkt me wel dat de on-derbouwing van de bruikbaarheid en effectiviteit nog voortdurende aandacht behoeft. Los daarvan lijkt het me dat onderzoek op component-niveau – onderdelen van de compoundtherapieën – van belang is: welk onderdeel werkt wel, welk niet en hoe werkt het?
NtVP-Katern c o g i s c o p e 0 315 53
De certificering is voor GZ-psychologen, klinisch psychologen, psychotherapeuten en psychiaters. In het veld werken ook veel SPV’ers en vakthera-peuten. Zijn er ideeën om hun expertise te waar-borgen in een curriculum?Kijk naar de vGCT. daar heb je de gedrags-therapeutisch werkers. Die kunnen deel behande-lingen uitvoeren onder supervisie van de hoofd-behandelaar. Daar ben ik wel voor. Nu nog staan de HBO’ers in de uitwerking van de NtVP-certifi-catie op een afstand. Ik vind dat je ze recht doet door ze eveneens op een of andere manier te be-trekken bij de kwaliteitsverhoging van de PTSS-behandeling. Dat hoeft echter niet per se door een registratie, het kan ook door HBO-cursussen
Maarten van Son
te certificeren. je moet echter eerst zorgen dat je ‘generaals’ heel goed opgeleid zijn, de specialis-ten, en vervolgens de mensen die onder hun lei-ding met hen samenwerken.
Wat is eigenlijk het nadeel van een nieuwe registratie?Achter de naam van GGZ-professionals zie je tegenwoordig hele rijtjes met registraties. Huis-artsen bijvoorbeeld weten vaak niet meer wat dat allemaal betekent. Elke nieuwe registratie doet af aan de waarde van de bestaande. Dat kan nogal verwarrend zijn. De NtVP heeft enige tijd geleden gekozen voor een registratie, maar zij zou ook hebben kunnen kiezen voor de aanduiding van een specialisatiegebied achter een BIG-titel.Er is nog een ander nadeel: de registratie zou een conserverende werking kunnen hebben; de op-gestelde eisen voor een registratie kunnen gaan gelden als eeuwige maatstaf en het kan moeilijk zijn om daar met de tijd verandering in aan te brengen, bijvoorbeeld vanwege gevestigde belan-gen van beoefenaars en docenten in een bepaalde vorm van diagnostiek of behandeling. Dat wat nu in de eisen staat kan bovendien de neiging heb-ben er te blijven staan, omdat het moeite heeft gekost om de lijst van eisen als zodanig op te stel-len. Maar als de NtVP op die gevaren attent blijft en zich voortdurend bezint op de state of the art van de diagnostiek en behandeling van PTSS, dan kunnen de voordelen opwegen tegen de nade-len. Dat is zeker het geval in een vereniging waar de discussie gevoerd mag worden en waar men open blijft staan voor nieuwe ontwikkelingen en signalen uit het veld.
Om het certificaat psychotraumatherapeut te krijgen moet je verschillende technieken beheer-sen; EMDR, BEPP, NET en imaginaire exposure. Waarom kun je niet heel goed zijn in één techniek en op grond daarvan de registratie krijgen?PTSS is een breed gebied. Eigenlijk wil je dat de specialist op alle gebieden zijn mannetje of vrouwtje staat. Vroeger, in mijn tijd, werd je opge-leid in één stroming, bijvoorbeeld de psychoana-lyse. Of kijk naar de toenmalige huisarts: die werd opgeleid en deed 40 jaar later nog precies het-zelfde. Dat is op geen van die gebieden meer de praktijk. Ook op het gebied van de PTSS is geen van de bestaande methoden voor elk van onze patiënten 100% effectief. Alleen daarom al dien je, als je je reputatie als specialist waar wilt ma-ken, bedreven te zijn in de meest onderschreven diagnostiekmethoden en behandelingen. De NtVP-titel heeft pretentie; je moet als titeldra-ger de facto de beste zijn op het gebied van de PTSS. En je moet je bewust zijn dat de registratie niet blijvend is. je moet een attitude hebben dat je je mee wilt blijven ontwikkelen. Dat je naar je eigen werk kijkt en onderzoekt waarom het niet aanslaat bij deze cliënt en bij de andere wel, wel-ke groep profiteert en welke niet. Nagaan of het komt door comorbiditeit, het type cliënten, de geschiktheid van de methode voor subgroepen, zoals cultuurspecificiteit in bepaalde methoden, type trauma, omstandigheden van trauma, et ce-tera.
Als de registratie 20 jaar geleden al had bestaan, zou u hem dan hebben gehaald?Ik weet zeker dat ik – zeker in mijn beginjaren, 40 jaar geleden – PTSS wel eens over het hoofd heb gezien en dat dat niet het geval zou zijn geweest als toen de huidige kennis beschikbaar zou zijn geweest. Ik denk dat voor mij eerder telt dat ik mezelf de benodigde competenties eigen maak dan dat ik per se een registratie zou moeten heb-ben. Maar als ik binnen een in PTSS-gespeciali-seerde instelling zou hebben gewerkt, dan zou ik het zeker hebben gedaan. Ook omdat je daarmee je instelling een ‘boost’ geeft; je versterkt daar-mee de reputatie van een dergelijke instelling. Als bestuurder van zo’n organisatie zou ik het zelfs eisen van de medewerkers.
54 c o g i s c o p e 0 315 NtVP-Katern
CarienS.deKloet
Boekbespreking
Uitgangspunt van de redacteurs was om een boek te schrijven voor clinici dat zich primair richt op de vraag hoe getraumatiseerde patiënten het beste kunnen worden behandeld. Dit lijkt gelukt te zijn. Het boek telt meer dan 500 pagina’s en is opge-bouwd uit zes delen waarbij een aanzienlijk deel van de hoofdstukken is geschreven door kopstuk-ken op het gebied van traumabehandeling. Het boek start met een overzicht van epidemi-ologische studies naar zowel de incidentie van potentieel traumatische ervaringen als van PTSS. Na een beschouwing over de gevonden verschil-len in incidentie wordt kort aandacht besteed aan studies met betrekking tot de incidentie van acute stress stoornis en verlengde rouwreactie. Aan de relatie tussen trauma exposure en overige psychi-atrische stoornissen, zoals stemmings- en psy-chotische stoornissen wordt jammer genoeg geen noemenswaardige aandacht besteed. Op heldere wijze komen vervolgens de verschil-lende theorieën over de ontwikkeling van trau-magerelateerde klachten aan bod en worden de hierop gebaseerde behandelstrategieën kort aangestipt. De uitkomsten van neurobiologisch onderzoek worden binnen de context van het fear network model besproken. Om dit hoofdstuk kort en leesbaar te houden voor clinici lijken de editors bewust te hebben gekozen voor een selectie van het aantal studies en onderwerpen.Prof. Richard Bryant geeft in het tweede deel een
historisch perspectief op de DSM- en ICD-classifi-catie van traumagerelateerde stoornissen. Daarbij bespreekt hij ook de afwegingen die gemaakt zijn bij de ontwikkeling van de DSM-5 en de plek van de complexe PTSS. Gezien het belang van goede di-agnostiek voor behandeling mis ik hier een hoofd-stuk over de diagnostiek van trauma gerelateerde aandoeningen en de mogelijkheden die er zijn om hiermee behandeleffecten te evalueren. In het volgende en sterkste deel van dit boek wor-den de verschillende evidence-based psychothera-peutische behandelmethoden voor PTSS, gecom-pliceerde rouw en vroege interventies na trauma uitgebreid besproken. Hierbij wordt stil gestaan bij de achterliggende ideeën ten aanzien van werkingsmechanismen, de evidentie en wordt de behandeling zelf besproken. Deze uitgebreide be-spreking van de verschillende effectieve behandel-methoden maken het boek naar mijn idee, zeker in een tijd dat veel behandelaren niet weten dat er meer is dan EMDR, een echte aanrader voor elke psycholoog, psychiater en huisarts (i.o.). In de laatste delen, die wisselend van kwaliteit zijn, komen achtereenvolgens comorbide stoornissen, de behandeling van speciale doelgroepen en spe-ciale behandelmodules aan bod. De keuzes die bij de samenstelling hiervan zijn gemaakt zijn voor mij niet altijd duidelijk. In de volgorde mis ik, door de plaatsing van het farmacotherapiehoofdstuk aan het eind van het boek en los van de psychothe-
Evidence Based Treatments for Trauma-Related Psychological Disorders: A Practical Guide for Clinicians door Ulrich Schnyder en Marylene Cloitre (Eds.); Springer International Publishing, 2015. ISBN 978-3-319-07109-1
DRS. BRAM BIjLEVELD is werkzaam als GZ-psycholoog in opleiding tot specialist bij Stichting Centrum ’45 te Diemen.
NtVP-Katern c o g i s c o p e 0 315 55
rapeutische behandel-strategieën, de samen-hang daartussen. In dit hoofdstuk is er verder weinig aandacht voor werkingsmechanismen en wordt summier in-gegaan op de mogelijke vervolgstappen wan-neer eerstekeusbehan-deling niet effectief blijkt. Voor deze onderwerpen heeft het Handboek Posttraumatische Stressstoor-nissen(E.vermetten,r.J.Kleber,O.vanderHart,2012) daarom zeker mijn voorkeur.
Anders dan de titel doet vermoeden blijft het vi-zier van dit boek naar mijn idee wat te beperkt. Het hoofdstuk over PTSS met comorbide border-line persoonlijkheidsstoornis maakt enigszins het gebrek aan aandacht voor complexe PTSS en de behandeling van deze complexe doelgroep goed. Aan dissociatieve symptomen wordt, hoewel zeer relevant, helaas slechts enkele korte passages be-steed. Verder ontbreekt de relatie met en trauma-behandeling van psychotische en andere ernstige psychiatrische aandoeningen. Desalniettemin blijft het boek naar mijn idee door de uitvoerige beschrijving van de verschillende psychologische behandel strategieën en de onderliggende theorie-en, zeker voor de minder ervaren trauma therapeut en behandelaar betrokken bij getraumatiseerde patiënten, de moeite van het aanschaffen waard.
dr.CAriENdEKLOET is psychiater bij Stichting Centrum ’45.
sUpeRVisieVRAAg en -AnTWooRDRUBRiek
In deze eerste editie van de rubriek stelt drs. Wendela Zwennes, GZ-psycholoog GGZ Noord-Holland Noord, een vraag over zwangerschap en behandeling.
Vraag Zijn er bezwaren en/of bepaalde zaken waar-op gelet moet worden bij het behandelen van chronische PTSS bij een vrouw met drie kinde-ren en die voor vierde keer zwanger is (nu 15 weken)? Zij zelf wil graag starten na maanden op wachtlijst gestaan te hebben. Ze gebruikte voor de zwangerschap medicatie waar ze mee gestopt is toen bleek dat ze zwanger was. Bij alle eerdere bevallingen heeft ze last gehad van herbelevingen door pijn in haar onderlijf. Vroeg-ste trauma is op vierjarige leeftijd waarbij haar moeder haar veel oudere broer in elkaar slaat. De laatste trauma's zijn lichamelijke mishan-deling door ex en biologische vader van aantal kinderen. Hier tussenin zijn trauma's waarbij ze seksueel is misbruikt en bijna is gestikt door wur-ging. Ze gaat over twee maanden trouwen met de vader van haar ongeboren kind. Haar oudere kinderen zijn tussen vier en acht jaar oud en zijn alleen bij haar in het weekend sinds de scheiding twee jaar terug.
Antwoord van de expertZwangerschap wordt door sommigen beschouwd als contra-indicatie voor traumabehandeling.De onderliggende gedachte is als volgt: in een traumabehandeling wordt allerlei traumatisch materiaal geactiveerd, en dit zou verstorend wer-ken op de groei van de band tussen moeder en kind. In plaats van zich te kunnen richten op contact met haar kindje, zou de moeder in beslag geno-men worden door allerlei nare beelden, gedach-ten en herinneringen; een psychologische zwan-gerschapsvergiftiging als het ware.je kunt daar de volgende overweging tegenover zetten: de zwangerschap zèlf maakt sluimerende trauma’s wakker, die angst en pijn met zich mee-brengen. De herbelevingen waarover deze cliënte spreekt, zijn waarschijnlijk opgeroepen door haar zwangerschap en verstoren deze. Behandeling van deze trauma’s kan juist rust brengen en bij-dragen aan een voorspoedige bevalling.Voorbeelden van trauma’s die een overgave aan de bevalling in de weg staan: eerdere traumatisch verlopen bevallingen, doodgeboren kindjes, me-dische trauma’s, seksueel misbruik (vooral wan-neer dit gepaard is gegaan met veel geweld en lichamelijke pijn).
oproep voor de rubriek Supervisievraag en -antwoordHebt u casuïstiekvragen over diagnostiek, indicatiestelling of behandeling, stuur die dan naar [email protected]. Diverse experts in de psycho traumazorg beantwoorden uw vraag binnen deze rubriek in een volgende uitgave van Cogiscope of op www.NtVP.nl
56 c o g i s c o p e 0 315 NtVP-Katern
Deze cliënte wil zelf graag aan het werk, en haar leven staat in het teken van herkansing en nieuw begin. Wanneer zij verdriet, woede en angst door zich heen durft te laten gaan, en (enigszins) lief-devol naar zichzelf en haar kindje kan kijken, zou ik haar zeker een traumabehandeling gunnen.De volgorde van werken zou dan kunnen zijn:
1 Uit de weg ruimen van trauma’s die in verband staan met de pijn in haar onderlijf en de trau-ma’s waarnaar haar herbelevingen verwijzen.
2 Zoveel mogelijk andere trauma’s opruimen, tot ook in de therapie haar zwangerschapsverlof ingaat, waarbij je voorrang geeft aan thema’s rond seksualiteit en lijfelijkheid.
3 De andere thema’s uit haar kindertijd kunnen eventueel later aan bod komen.
Tot slot een laatste punt van aandacht: Drie van haar kinderen zijn door de week bij een mishan-delende ex-partner; zijn haar kinderen veilig bij deze man?
DRS. jOANy SPIERINGS is GZ-psycholoog en psychotherapeut, en behandelcoördinator Team Trauma, ambulante en intensieve deel-tijdbehandeling, GGZ Oostbrabant. Daarnaast is zij docent in het post-academisch onderwijs, en geeft workshops op gebied van complex trauma in binnen- en buitenland.
De Nederlandstalige Vereniging voor Psychotrauma (NtVP) is een onafhanke-lijke vereniging, die streeft naar continue kwaliteitsverbetering op het gebied van psychotraumatologie voor diegenen die zich professioneel of binnen een profes-sionele organisatie met psychotrauma bezighouden.Dit doet de NtVP door zich in te zetten voor:n het ontwikkelen en verbeteren van kennis, opleiding, wetenschappelijk onder-
zoek en standaarden ten aanzien van de preventie, het ontstaan, diagnostiek en de behandeling van aan psycho trauma gerelateerde klachten;
n het bieden van een multidisciplinair netwerk met psychotrauma expertise, waarin kennis wordt gedeeld en leden discussie voeren ter bevordering van hun professionele ontwikkeling;
n het behartigen van de belangen van het vakgebied van psychotraumatologie.
De NtVP maakt deel uit van de Europese vereniging voor Psycho trauma (ESTSS). De ESTSS heeft verbindingen met een groot aantal nationale verenigingen, waar-door een Europees breed netwerk van Psychotrauma verenigingen ontstaat.
www.ntvp.nl
over de ntVp
Dit katern binnen de Cogiscope wordt verzorgd door de werkgroep Communicatie van de
Nederlandstalige Vereniging voor Psychotrauma, www.NtVP.nl.
redactie: JoanneMouthaanenEllenKlaassens
Contact: [email protected]
© NtVP 2015
a u T e u r s i n s T r u C T i e C o g i s C o p e 0 315 57
behoefTe om Te publiCeren?schrijf voor Cogiscope – platform voor kennisuit-wisseling – een artikel, essay, column; of inter-view een collega of bericht over uw onderzoek.
auteursinstructieCogiscope is een kwartaalblad over sociale en psychische gevolgen van schokkende gebeurte-nissen. Het stelt zich ten doel om betrokkenen op dit terrein te informeren over ontwik kelingen op het gebied van preventie en hulpverlening. Ook wil het de huidige en sociaal-historische context belichten waarin geweld plaatsvindt en -vond.De redactie ontvangt graag wetenschappelijke, opiniërende en praktijkgerelateerde bijdragen over sociale en psychische gevolgen en achter-gronden van geweld, als ook over de opvang, zorg en nazorg van betrokkenen. De redactie beoordeelt binnengekomen teksten en geeft een beknopte reactie. Daarin zijn de eventuele redenen voor afwijzing opgenomen dan wel vragen en opmerkingen als de tekst in beginsel is geaccepteerd.
instructies voor de auteurAuteur en redactie hebben bij voorkeur contact over omvang en inrichting van het artikel vóórdat het wordt toegezonden.• Indien u noten wilt gebruiken, dan enkel eind
noten. Notenlijst als tekst aan eind van het artikel.
• Indien u geen noten wilt gebruiken, maar wel literatuur wilt vermelden, dan graag aan het slot. * Houd het aantal literatuurverwijzingen beperkt.
• Citaten in het Nederlands.
• De tekst wordt verdeeld in (nietgenummerde) paragrafen, elke paragraaf heeft een titel
(tussenkopje). Werk met korte tussenkopjes (max. 20 karakters).
• Geef het artikel een korte titel, maximaal 30 karakters. De redactie kan kiezen voor een
andere titel. aanleveren en verdere procedureWe ontvangen uw tekst in Word, bij voorkeur per e-mail: [email protected] De tekst zo plat mogelijk aanleveren, dus zo weinig mogelijk opmaakeffecten in de tekst aan-brengen. Onderstrepingen en vet worden niet overgenomen, cursiveringen zijn wel toegestaan. In de regel zult u, korte tijd na de afgesproken inlever datum, de geredigeerde bijdrage ter goedkeuring ontvangen. Indien de redactie geen inhoudelijke wijzigingen of slechts minimale wijzigingen aanbrengt, bijvoorbeeld alleen in de interpunctie, krijgt u uw tekst niet meer voorge-legd. Ook dan ontvangt u bericht van de redactie. Voor de lay-out van uw bijdrage is de redactie verant woordelijk. Cogiscope verschijnt zowel in een papieren als digitale versie. honorariumVoor toegezonden en opgenomen tekst materiaal wordt geen honorarium verstrekt. In andere geval-len wordt het honorarium in overleg vast gesteld.
CopyrightHet copyright van opgenomen materiaal valt toe aan Cogiscope. Uitzonderingen op deze regel zijn mogelijk.
C o g i s C o p e 0 315 r e d a C T i o n e e l
De druk op de zorg neemt toe. Er moet meer met minder. De vraag is hoe.
Een veel gehoord toverwoord is ‘e-health’: pas e-health toe en de zorg wordt
goedkoper en beter. De vraag is of dat zo is. Minister Schippers stuurde in
juli 2014 een brief naar de Kamer met als onderwerp: ‘E-health en zorgver-
betering’. Kort en goed stelt de minister, dat momenteel veel gebeurt op het
gebied van e-health, maar dat dit nog te ongestructureerd is. Er moet meer
regie komen, waardoor implementatie van e-health sneller zal verlopen.
In dit themanummer ‘Ehealth’, dat mogelijk gemaakt is door Kansen voor
West, de provincie NoordHolland en het INPREZEproject, willen we aan de
hand van diverse artikelen bezien hoe het staat met ‘mobiele zorg’ voor de
geestelijke gezondheidszorg, ook wel e-mental-health genoemd. Zeker voor
de vaste lezers van de Cogiscope is dit themanummer interessant, want wat
kan ‘mobiele zorg’ nu betekenen voor de wereld van schokkende gebeurte-
nissen? Als e-mental-health werkt kan het immers altijd en overal worden
ingezet.
We starten met een overzichtsartikel dat beziet waarom e-health zo hot is,
of regie van boven nodig is en welke praktische voorbeelden van e-mental-
health voor handen zijn. Vervolgens komen enkele artikelen aan bod die ver-
halen over in ontwikkeling zijnde e-mental health producten, zoals bijvoor-
beeld de Screening en Advies op je Mobiel (SAM) app, de Support Coach en
een nieuwe, innovatieve EMDR-behandeling: 3MDR.
Ontwikkelen is één ding, maar dit in samenwerking doen en werken
aan integratie is een ander belangrijke zaak. De bijdrage over het e-Lab
Psychotrauma, waarbinnen GGZ-instellingen samenwerken om e-mental
health producten te ontwikkelen, gaat over het belang van gezamenlijke ont-
wikkeling en laat zien waartoe dit concreet toe geleid heeft: de ontwikkeling
van een serious game.
Het zal in genoemde artikelen niet alleen gaan over wat deze producten
doen, maar ook hoe ze onderzocht kunnen worden op effectiviteit. Want dat
laatste zal de komende tijd cruciaal blijken: wil je de vruchten kunnen pluk-
ken van e-mental-health dan is het nodig dat meer onderzoek gedaan wordt,
dat onderzoek sneller gaat en dat meer gebruik gemaakt wordt van geteste
producten. Het dubbelinterview met Heleen Riper (VU) en Fianne Bremmer
(GGZ NL) zal hier op ingaan.
Tot slot sprak Cogiscope In de werkkamer deze keer met GZ- en klinisch
psycholoog in opleiding Tim Wind van Centrum ’45 over zijn bevindingen
met ehealth in de behandeling. Centrum ’45 heeft gekozen voor QULI als
generiek zorgplatform waarop modules en apps aangeboden worden die
cliënten en professionals ondersteunen in de behandeling. Wind verwacht
dat e-health steeds meer ‘gewoon’ onderdeel zal worden van de behande-
ling. Wellicht dat het woord ‘e-health’ over 5 jaar dan ook niet meer bestaat.
E-health is dan hoogst waarschijnlijk onderdeel geworden van reguliere zorg-
verlening. Een mooi woord was het toch al niet.
Corné Versluis, gast-hoofdredacteur
abonnementsinformatie
Cogiscope verschijnt 4x per jaar. Een jaarabonnement kost
€ 27,50. U kunt zich abonneren via de Cogis-site:
www.cogis.nl/cogiscope
Colofon
Redactie: Michel Dückers, Jeroen Knipscheer (hoofdredacteur),
Hans Moors, Onno Sinke, Ine Spee en Corné Versluis (gast
hoofdredacteur)
Eindredactie: Marleen van de Ven
Bureauredactie: Linda Reek
Redactieadres: Cogis, Nienoord 5, 1112 XE Diemen
Telefoon 020-6601930, fax 020-6601931
E-mail [email protected]
Oplage: 2000 exemplaren
Vormgeving: CARTA, communicatie & grafisch ontwerp, Bunnik
Druk: ZuidamUithof, Utrecht
ISBN 18711065 © Cogis
Cogis
Cogis is het kennisinstituut sociale en psychische gevolgen van
oorlog, vervolging en geweld. Hulpverleners vormen de belang-
rijkste doelgroep. Voor hen ontwikkelt en organiseert Cogis cur-
sussen, trainingen, congressen, symposia en studiedagen, ook
op aanvraag. Daarnaast geeft Cogis beleidsadviezen en fungeert
het als vraagbaak voor geweldsgetroffenen.
de bibliotheek van Cogis
Cogis heeft een uitgebreide bibliotheek over de psy chische
gevolgen van geweld. Naast een uitgebreide eigen verzameling
gedrukt- en beeldmateriaal is veel (externe) informatie ook
digitaal toegankelijk. www.cogis.nl/bibliotheek
van de redaCTie
Dit nummer van Cogiscope is mede mogelijk gemaakt door INPREZE, Kansen voor West en de Provincie Noord-Holland.
INPREZE is tot stand gekomen met financiële steun van de Provincie Noord-Holland. Kansen voor West wordt mede mogelijk gemaakt door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling van de Europese Unie.
Themanummer e-healTh
– De mobiele mental heal th revolut ie
– Waarom werken GGZ professionals (nog zo weinig) met e-heal th?
– Onl ine herdenken st imuleert dia loog
– 3MDR – behandel ing in beweging
C o g i s C o p e 03
15
Co
gi
sC
op
e
T i j d s C h r i f T o v e r g e v o l g e nva n s C h o k k e n d e g e b e u r T e n i s s e n
Co
gis
Co
pe
03
15
0315
s C h o l i n g
j a a r g a n g 1 2 n u m m e r 3 o k T o b e r 2 0 1 5
12 oktober 2015Laat professionals hun werk goed doen. Goede diagnostiek in de GGZ leidt tot betere en goedkopere zorgwww.sympopna.nl
15 oktober 2015Congres positieve psychologiewww.tijdschriftpositievepsycho-logie.nl
22-24 oktober 20159th European Congress on Violence in Clinical Psychiatrywww.oudconsultancy.nl
3-6 november 20153rd World Conference of Women’s Shelterswww.worldshelterconference.org
5-7 november 2015ISTSS Annual Meetingwww.istss.org
6 november 2015State of the art Ouderenpsychiatrie. De kracht van kwetsbare ouderenwww.nkop.nl
9 november 2015Bruggenbouwers gevraagd. Verslavingszorg, van basis tot specialistische zorgwww.sympopna.nl
13 november 2015Congres NVGP: de groep in de wereld, de wereld in de groepwww.groepspsychotherapie.nl
26 november 2015TERRA Conferentiewww.terra-net.eu
8 december 2015Arq Najaarssymposiumt.g.v. afscheid prof.dr. Rolf [email protected]
8 december 2015Dag van het Sociaal Werkwww.gemeentenucongressen.nl
10 december 2015Eindcongres INPREZE: Denken en doen. Over onderzoek naar- en implementatie van e-mental healthwww.inpreze.nl
scholingsaanbod arq
Basisopleiding PsychotraumaKenmerken, diagnostiek en behandelingoktober – december 2015
EMDR – vervolgcursusEye Movement Desensitization and Reprocessing bij traumaoktober – december 2015
Behandeling van getraumatiseerde gezinnenEen trauma heb je nooit alleennovember 2015
Beknopte Eclectische Psychotherapie voor PTSS (BEPP)Een integratieve behandelvorm voor traumaproblematieknovember 2015 – mei 2016
Betrouwbare diagnose PTSS met CAPS-5Aanpassingen naar DSM-5december 2015
Narratieve Exposure Therapie (NET)Behandeling van complexe ptssoktober – december 2015
Traumatische rouwBrief Eclectic Psychotherapy for Traumatic Grief (BEP-TG)december 2015
Narratieve Exposure Therapie (NET)Behandeling van complexe ptssfebruari – september 2016
Beknopte Eclectische Psychotherapie voor PTSS (BEPP) Een integratieve behandelvorm voor traumaproblematiekmaart – mei 2016
voor meer informatie: [email protected]
ism rino noord holland, Loc.
Amsterdam, aanmelden: www.rino.nl
ism psy-Zo!, Locatie Groningen,
aanmelden: www.psy-zo.nl