Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013€¦ · Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013...
Transcript of Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013€¦ · Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013...
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
‘Harde kaart’ dieetbehandelingsrichtlijn: Voeding bij gebruik van atypische antipsychotica
Doelgroep: Patiënten (volwassenen, ouderen en adolescenten) die gestart zijn met het gebruik van atypische antipsychotica.
(Para)medische gegevens Ziektebeeld Diagnose
Schizofrenie, bipolaire stoornis en psychose.
Volgens DSM-‐ IV-‐TR criteria
Klachten Klachten als gevolg van ziektebeeld Klachten als gevolg van medicatie
Risicoprofiel Het ziektebeeld en het gebruik van atypische antipsychotica brengt risico’s voor bepaalde complicaties (zoals metabool syndroom) met zich mee, deze worden versterkt door o.a.:
Minder energieverbruik als gevolg van sufheid, slaperigheid;
Onregelmatigheid in het voedingspatroon als gevolg van vermoeidheid;
Toegenomen/veranderde eetlust; Gewichtstoename als gevolg van
toegenomen/veranderde eetlust en verminderde lichamelijke activiteit.
Beperkte zonexpositie (tekort aan vit. D)
Complicaties Vroege complicaties: Overgewicht en obesitas; Verhoogde bloedglucosewaarden; Insulineresistentie en hyperglycemie
met diabetes mellitus type 2 als gevolg; Dyslipidemie; Hypertensie; Orthostatische hypotensie.
Late complicaties: Cardiovasculaire ziekten en metabool
syndroom. Medische geschiedenis Familiaire belasting HVZ, DM,
hyperlipidaemie Laboratoriumonderzoek De arts/psychiater/verpleegkundig
specialist doet onderzoek naar bloeddruk, nuchter bloedglucosewaarde (eventueel HbA1c), nuchter lipidenprofiel in plasma (cholesterol, HDL, LDL, triglyceriden) en levertransaminasewaarden.
Dieetgeschiedenis Nagaan van recente veranderingen in het voedingspatroon of voedingsgewoonten, eventueel gevolgde diëten in het verleden en het gewichtsverloop dienen te worden nagevraagd.
Relevant medicijngebruik Atypische antipsychotica
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
2
Medicatie die invloed kan hebben op de behandeling (denk aan bloeddruk medicatie, cholesterolverlagende medicatie, bloedglucose regulerende medicatie)
Behandeling De behandeling met atypische antipsychotica is gericht op het verminderen van psychotische verschijnselen en ter preventie van terugval.
Anderzijds is de behandeling gericht op het voorkomen c.q. verminderen van complicaties.
Relevante gegevens voor diëtist Voedingsanamnese, voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Nagaan van het voedingsgewoonten met behulp 24-‐uur recall. Bij onderrapportage, eten in weekeinden en bij bijzondere gelegenheden. Voor emotionele beleving van eten en bewustwording van voedingsgewoonte wordt gebruik gemaakt van het eetdagboek.
NB. Aandacht voor koffie, grapefruitsap, grillen en barbecueën, hoeveelheid groente uit de familie Brassicaceae.
Bijzonderheden Antropometrie: bepalen van lengte, gewicht, BMI, vetpercentage, tailleomtrek, en gewichtsverloop.
Beoordelen van regelmaat, energie-‐inname, volwaardigheid t.o.v. RGV en kwaliteit van de maaltijden en vochtinname.
Beoordelen van labaratoriumgegevens. Externe factoren: Navragen woonsituatie/
verblijf op afdeling. Sociaal netwerk en financiën/ budget.
Persoonlijke factoren: voedingsgewoonten van de patiënt en cognities t.a.v. eten/drinken, navraag naar beweegpatroon en leefstijl. Beoordelen van concentratie, gemoedstoestand, informatiebehoefte, motivatie en verwachtingen van de patiënt, misverstanden, beroep.
Diëtistische diagnose Het beroepsspecifieke oordeel van de diëtist dat wordt gesteld na analyse van de verzamelde gegevens: de medische gegevens, de antropometrische gegevens, de voedingsanalyse en de externe en persoonlijke factoren.
Dieetbehandelplan
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
3
Doel Bevorderen van de therapietrouw. Verbeteren van de kwaliteit van het leven. Behalen van gedragsverandering ten aanzien
van eet-‐ en bewegingspatroon/leefstijl. Kennis vergroten wat betreft de gevolgen
van gebruik van atypische antipsychotica en omgaan met deze gevolgen.
Kennis vergroten wat betreft een gezond eet-‐ en leefpatroon.
Realiseren van gewichtsafname tot een gezond gewicht (BMI 20-‐25) of een gewichtsafname van ten minste 10%, en daarmee afname van de risicofactoren voor cardiovasculaire ziekten, diabetes mellitus type 2 en metabool syndroom.
Normaliseren van de glucose-‐ en lipidenwaarden .
Normaliseren van de bloeddruk. Kenmerken Richtlijnen Goede Voeding.
Voedingsadviezen bij overgewicht. Voedingsadviezen bij diabetes mellitus II. Voedingsadviezen bij dyslipidemie. Voedingsadviezen bij hypertensie. Voedingsadviezen bij obstipatie. Adviezen bij een droge mond. Adviezen bij cardiovasculaire ziekten.
Specifieke voedingsadviezen i.v.m. interactie met atypische antipsychotica
Het gebruik van grapefruitsap wordt geheel ontraden.
Adviseren cafeïnevrije koffie te gebruiken, bij gebruik van meer dan 10 kopjes koffie per dag.
Adviseren niet meer dan 500 gram groenten uit de familie Brassicaceae (broccoli, spruiten) per dag te gebruiken.
Dagelijks gebruik van gegrild /gebarbecued vlees wordt ontraden.
Behandeltijd (zorgniveaus) Zorgniveau I
6 CE bij gebruik van atypische antipsychotica, 9 CE in combinatie met psychiatrisch ziektebeeld. Bij een meervoudige diagnose wordt het hoogste zorgniveau vermenigvuldigd met anderhalf.
Methodieken en materialen Richtlijnen Goede Voeding. Folder: ’Voedingsadvies bij gebruik van
moderne antipsychotica’. Voedingsadviezen en schriftelijk informatie
over de volgende onderwerpen: overgewicht/obesitas, diabetes mellitus type 2, hypertensie, cardiovasculaire ziekten, hypercholesterolemie en metabool
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
4
syndroom. Geraadpleegde literatuur Zie dieetbehandelingsrichtlijn voeding bij
atypische antipsychotica
Datum richtlijn: april 2013. Evaluatie uiterlijk na vijf jaar
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
5
Dieetbehandelingsrichtlijn: ‘Voeding bij gebruik van atypische antipsychotica’ Doelgroep Adolescenten, volwassenen en ouderen die gestart zijn met het gebruik van een atypisch antipsychoticum of deze medicatie reeds gebruiken. Inleiding De richtlijn is bedoeld als ondersteuning bij de dieetbehandeling van patiënten die gestart zijn met het gebruik van atypische antipsychotica. Daarnaast levert de richtlijn een bijdrage aan het voorkomen en verminderen van de complicaties als gevolg van het gebruik van atypische antipsychotica. Het risico op het ontwikkelen van het metabool syndroom is hier een belangrijk voorbeeld van, dit zorgt voor een aanzienlijke vermindering op de kwaliteit van het leven van de patiënt. Atypische antipsychotica worden voorgeschreven bij de volgende ziektebeelden: psychosen, schizofrenie, subtypen van schizofrenie, manieën en bipolaire stoornis. In deze richtlijn zal alleen nader worden ingegaan op schizofrenie, bipolaire stoornis of psychose. Dit zijn de drie meest voorkomende ziektebeelden waarbij atypische antipsychotica worden voorgeschreven. Tot de atypische antipsychotica worden gerekend: Clozapine (Leponex®), Olanzapine (Zyprexa®), Risperidon (Risperdal®), Quetiapine (Seroquel®) en Aripiprazol (Abilify®)[ Farmacotherapeutisch Kompas
Antipsychotica (2010)]. Deze antipsychotica zijn ontwikkeld in de jaren 90 en vertonen, in tegenstelling tot de klassieke antipsychotica, vrijwel geen extrapiramidale bijwerkingen, neurologische complicaties en convulsies[Bijl, (2006)]. Anderzijds kunnen de atypische varianten wel cardiovasculaire en metabole bijwerkingen tot gevolg hebben, zoals: overgewicht en obesitas, diabetes mellitus type 2, dyslipidemie, hypertensie en metabool syndroom[Scheepers-‐Hoek, Wessels-‐Hasten, et al. (2008)]. Paramedische gegevens Psychotische ziektebeelden De Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders [American Psychiatric Association (2005)] verdeelt de psychotische ziektebeelden onder in schizofrenie en subtypen hiervan. Een ander ziektebeeld waarbij psychotische episodes kunnen voorkomen is de bipolaire stoornis. Medische diagnose Schizofrenie De diagnose schizofrenie wordt gesteld volgens de DSM-‐IV TR. Men kan spreken van schizofrenie wanneer twee (of meer) van de actieve symptomen, elk gedurende één maand een belangrijk deel van de tijd aanwezig zijn (of korter bij succesvolle behandeling) en de overige symptomen zich gedurende zes maanden aaneengesloten voordoen. Actieve symptomen:
Wanen en/of hallucinaties; Onsamenhangende spraak (draad kwijtraken, onbegrijpelijke spraak); Ernstig chaotisch of katatoon gedrag en/of negatieve symptomen, zoals vervlakking van
emoties, gedachten-‐ of spraakarmoede of apathie. Slechts één van de bovenstaande symptomen wordt vereist indien de wanen bizar zijn of de hallucinaties bestaan uit een stem die voortdurend commentaar levert op het gedrag of de gedachten van betrokkenen, of twee of meer stemmen die met elkaar spreken.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
6
Overige symptomen: De patiënt disfunctioneert op één of meerdere gebieden (beroepsmatig en/of sociaal); Persoonlijke verzorging en hygiëne is gebrekkig.
Voor het diagnosticeren van schizofrenie moet een schizoaffectieve, stemmingsstoornis, een somatische aandoening of het gebruik van middelen (drugs, geneesmiddel) worden uitgesloten. Bipolaire stoornis Volgens de DSM-‐IV-‐TR criteria behoort een bipolaire stoornis tot de stemmingsstoornissen. Een bipolaire stoornis wordt gekenmerkt door het ervaren van verschillende episodes. In de loop van het leven ervaart men manische en hypomane episoden, daarnaast meestal depressieve en soms gemengde episoden. Deze wisselende stemmingen worden afgewisseld met periodes waarin het relatief rustig is. Vooral de manische en depressieve episodes zijn in deze richtlijn van belang, omdat tijdens deze episode psychotische symptomen kunnen optreden. Uitgesloten moet worden dat de symptomen niet worden veroorzaakt door een schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, schizofreniforme stoornis, een waanstoornis of een psychotische stoornis NAO (zie Bijlage II). Ook het gevolg van direct fysiologische effecten van een middel, een andere behandeling of somatische aandoening moet uitgesloten worden. Psychose Een psychose kan omschreven worden als een stoornis die ontstaat door afwijkingen in het hersenstelsel van de mens en is gekenmerkt door gestoorde waarneming (hallucinaties) en denken (wanen), mogelijk door andere cognitieve en affectieve stoornissen (o.a. gevoelsafvlakking) en verstoorde familie-‐, beroeps-‐ en sociale rollen [Kabela, (2003)]. Klachten Patiënten met schizofrenie hebben vaak last van psychosen, deze worden ook wel positieve of duidelijk zichtbare symptomen genoemd. Een waan kan worden gekenmerkt door een onrealistisch beeld in vergelijking met de werkelijkheid. Hallucinaties uiten zich in onrealistische geluiden, beelden en gevoelens. De meest voorkomende hallucinaties zijn gehoorhallucinaties [5] en hallucinaties met betrekking tot de zichtwaarneming van de patiënt. De negatieve symptomen verwijzen naar afwezigheid of afvlakking van daadkracht, emotie, gevoel, spraak en/of gedachten. Er is gebrek aan energie en motivatie, verlies van initiatief en er is sprake van een verminderd sociaal leven. Tevens heeft de patiënt moeite om met een nieuwe ervaring/ontwikkeling te starten en dit te onderhouden. Daarnaast kan er sprake zijn van een concentratiestoornis, problemen met het geheugen en het uitvoeren van gecompliceerde handelingen. Iemand met schizofrenie heeft moeite met het ordenen van gedachten, waardoor onsamenhangende spraak ontstaat en de patiënt niet goed te volgen is. Dit is van belang bij de communicatie met de patiënt [Kabela, (2003) Trimbos Instituut Utrecht Schizofrenie (2009)].
Iemand met een bipolaire stoornis heeft last van verschillende stemmingsepisodes die elkaar afwisselen. Een manische episode kenmerkt zich door een voortdurende verhoogde of prikkelbare stemming die tenminste één week duurt. Tevens is er sprake van een extreem uitgelaten stemming, overdreven reactie, toegenomen activiteit, impulsiviteit en opgewondenheid. Daarnaast is er weinig behoefte aan slaap en grootheidsideeën komen veel voor, evenals sociale en relationele problemen. Psychotische verschijnselen komen in deze episode voor in de vorm van wanen en hallucinaties. Tijdens de hypomane episode is er net als bij de manische episode sprake van een verhoogde of prikkelbare stemming, deze heeft een duur van tenminste vier dagen. Er is geen sprake van psychotische verschijnselen en de overige symptomen zijn in mindere mate aanwezig. Een depressieve episode duurt tenminste twee weken en kenmerkt zich door een aanhoudend neerslachtige stemming of ernstig verlies van interesse. Tijdens deze periode kunnen er psychotische verschijnselen optreden, andere kenmerken zijn afname of toename van de eetlust en het gewicht,
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
7
vermoeidheid, geremd of juist opgewonden zijn, slaapproblemen en daarnaast terugkerende gedachten aan dood of zelfdoding. De gemengde episode wordt gekenmerkt door dagelijkse symptomen die zijn toe te schrijven aan een manische en depressieve episode. Deze symptomen duren minimaal een week [American Psychiatric Association (2005)]. De psychotische verschijnselen die ontstaan tijdens een manische of depressieve episode zijn gerelateerd aan de stemming die de patiënt op dat moment heeft [Trimbos Instituut Utrecht Bipolaire stoornis (2009)]. Atypische antipsychotica kunnen in combinatie met lithium voorgeschreven worden voor de behandeling van een bipolaire stoornis. Prevalentie Per jaar wordt het aantal nieuwe gevallen van schizofrenie en aan schizofrenie verwante psychosen geschat op ongeveer 1 per 10.000. Het komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen [Bijl, (1997) Landelijke Stuurgroep GGZ (2008)]. In Nederland zijn ongeveer 60.000 tot 80.000 mensen met schizofrenie. De ziekte is dus zo omvangrijk dat schizofrenie als een volksziekte kan worden beschouwd [Wiersma en De Jong (1999)].
De kans dat iemand ooit in zijn leven schizofrene of een aan schizofrenie verwante stoornis ontwikkelt wordt geschat op 0,5% [ Graaf, Ten Have, Van Dorsselaer, , et al. (2010)]. In Nederland waren er afgelopen 12 maanden ongeveer 88.400 mensen met een bipolaire stoornis gediagnosticeerd. De kans dat iemand ooit in zijn leven een bipolaire stoornis ontwikkelt (bevolking tussen 18 en 65 jaar) ligt rond 1,3%. Vrouwen hebben een iets grotere kans om een bipolaire stoornis te krijgen [Trimbos Instituut Utrecht Bipolaire stoornis (2009)].
Risicofactoren Schizofrenie Risicofactoren voor het ontstaan van schizofrenie:
Demografie -‐ Leeftijd; -‐ Geslacht; -‐ Etnische achtergrond.
Individuele factoren -‐ Erfelijkheid; -‐ Persoonlijkheid; -‐ Complicaties rondom de geboorte; -‐ Genotmiddelen, zoals alcohol en drugs.
Sociale en omgevingsfactoren en levensgebeurtenissen.
De risicofactor demografie kan worden onderverdeeld in leeftijd, geslacht en etnische achtergrond. Zo hebben jong volwassenen meer risico om schizofrenie te ontwikkelen en komt het vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Mensen van Antilliaanse, Surinaamse en Marokkaanse afkomst lopen een hoger risico om schizofrenie te ontwikkelen. Oorzaken kunnen zijn: psychosociale stress en aspecten die te maken hebben met verwestersing [Selten, Veen, Feller, , Blom, et al.(2001)].
Ook spelen individuele factoren een rol bij het ontstaan van schizofrenie, deze factoren worden onderverdeeld in erfelijkheid, ontwikkeling op jonge leeftijd, persoonlijkheid, complicaties bij de geboorte en genotmiddelen. Kinderen met een schizofrene ouder of ander familielid hebben een verhoogd risico om schizofrenie te ontwikkelen. Daarnaast kunnen complicaties rondom de geboorte zorgen voor een verhoogd risico. Schizofrenie komt gemiddeld iets vaker voor bij mensen met een geremde, neurotische of gevoelige persoonlijkheid [Ormel,Neeleman, Wiersma et al. (2001)].
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
8
Schizofrenie is altijd al in genetisch opzicht aanwezig, voordat het zich openbaart, daarom is er een kleine kans dat genotmiddelen het risico op schizofrenie verhogen. Cannabis kan wel het risico op het krijgen van psychotische verschijnselen vergroten. Schizofrenie verhoogt anderzijds de interesse in genotmiddelen, zoals alcohol en drugs, waarschijnlijk vanwege het verlichtende effect op de symptomen van schizofrenie [Rigter, Laar, Rigter,et al. (2002)]. Opgroeien in een stedelijke omgeving zorgt eveneens voor een verhoogde kans op schizofrenie. Sociale en culturele omstandigheden, zoals discriminatie, kunnen hier oorzaak van zijn [Os, Hanssen, Bijl, Vollebergh et al. (2001)]. Bipolaire stoornis De oorzaak van een bipolaire stoornis is tot op heden nog onbekend. Wel zijn er verschillende risicofactoren voor het ontstaan van deze stoornis:
Erfelijke factoren; Sociale en omgevingsfactoren; Cannabisgebruik; Levensgebeurtenissen.
Voornamelijk erfelijke factoren spelen een belangrijke rol. Zo hebben familieleden van iemand met een bipolaire stoornis een verhoogde kans het ziektebeeld te ontwikkelen. Daarnaast spelen ook sociale en omgevingsfactoren een rol. Alleenstaanden hebben vaker een bipolaire stoornis dan samenwonenden. De reden hiervan is nog onbekend. In een stedelijk gebied komt het ziektebeeld meer voor dan op het platteland [Peen,, Bijl, Spijker, Dekker, et al. (2002)]. Bij cannabisgebruik is het risico op een bipolaire stoornis vijf maal zo groot [Laar, Dosselaer, Monshouwer, Graaf et al. (2006)]. Ook (traumatische) levensgebeurtenissen zoals mishandeling en verwaarlozing kunnen een verhoogde kans vormen op het ontwikkelen van een bipolaire stoornis. Medische behandeling en doel De medicamenteuze behandeling wordt gestart op indicatie van de behandeld arts, psychiater of verpleegkundig specialist. De behandeling met atypische antipsychotica is gericht op het verminderen van psychotische verschijnselen en ter preventie van terugval. Andere positieve effecten van atypische antipsychotica zijn het verminderen van verwardheid, angst, onrust en/of agressie [Meijel, Kuipers, (2006)]. Medische behandeling met betrekking tot bovenstaande ziektebeelden wordt meestal gecombineerd met andere vormen van behandeling zoals psychotherapie en psycho-‐eductie en ondersteunende begeleiding. Hier wordt in deze dieetbehandelingsrichtlijn niet verder op ingegaan. Voor de algemene startdoseringen wordt verwezen naar het Farmacotherapeutisch Kompas 2013, waarin de doseringen van Clozapine, Quetiapine, Aripiprazol, Olanzapine, Risperidon beschreven staan. Indicaties per atypisch antipsychoticum Atypische antipsychotica worden voorgeschreven bij psychosen, schizofrenie, manie en bipolaire stoornis [Farmacotherapeutisch Kompas Antipsychotica (2010)].
Binnen de atypische antipsychotica (zie inleiding) neemt clozapine een aparte plaats in vanwege de bewezen meerwaarde bij therapieresistente patiënten met schizofrenie of een bipolaire stoornis. Bij gebruik van van clozapine is er een risico op levensbedreigende agranulocytose. Dit is een ernstige ziekte van het beenmerg, waarbij te weinig granulocyten worden gevormd [Farmacotherapeutisch Kompas Antipsychotica (2010)]. Indicaties per antipsychoticum [Farmacotherapeutisch Kompas Clozapine (2010)]:
Clozapine: Therapieresistente schizofrenie, die niet of onvoldoende heeft gereageerd op een ander atypisch antipsychoticum.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
9
Olanzapine: Schizofrenie; matige tot ernstige manische episode; ter preventie van een terugval bij patiënten met een bipolaire stoornis, wanneer deze positief heeft gereageerd op deze antipsychotica.
Risperidon: Schizofrenie en matige tot ernstige manische episode bij bipolaire stoornissen. Quetiapine: Ter voorkoming van terugval bij schizofrenie. Behandeling van matige tot
ernstige manische episode; depressieve episode bij bipolaire stoornis. Aripiprazol: Schizofrenie bij volwassenen en adolescenten van 15 jaar en ouder. Matig-‐
ernstige tot ernstige manische episoden bipolaire stoornis; ter preventie van nieuwe manische episode bij patiënten die tijdens manische episoden regeerden op aripiprazol.
Werking atypische antipsychotica Een psychose wordt veroorzaakt door een verstoring van de dopaminehuishouding in de hersenen. Vanwege een slechte verbinding tussen neurotransmitters en receptoren in de hersenen komt een hoeveelheid dopamine vrij in de ruimte tussen de zenuwcellen. Deze verstoring in de dopaminetransmissie zorgt voor een abnormale toekenning van belang aan bepaalde waarnemingen. Atypische antipsychotica verminderen de verstoorde dopaminerge neurotransmissie, hierdoor neemt de importantie van de waarnemingen af. Bij ongeveer 70% van de patiënten verdwijnen de psychotische verschijnselen na enkele weken [Meijel en Kuipers (2006)]. Bijwerkingen Atypische antipsychotica worden over het algemeen beter verdragen dan klassieke antipsychotica en hebben minder direct merkbare bijwerkingen. Daarnaast is er een verminderde kans op acute motorische bijwerkingen zoals tardieve dyskinesie [Bruggeman, Laar, Leenders (2002)].
Zeer vaak (>10%) tot vaak (1-‐10%) voorkomende dosisafhankelijke bijwerkingen, die van invloed kunnen zijn op de diëtistische behandeling, zijn [Scheepers-‐Hoek, Wessels-‐Hasten, Scherders, et al. (2008) Farmacotherapeutisch Kompas Clozapine (2010) Meijel en Kuipers (2006)]:
Sufheid, slaperigheid, duizeligheid, waardoor minder energieverbruik; Vermoeidheid, waardoor te moe om op te staan, waardoor vaak niet wordt ontbeten, dit
zorgt voor onregelmatigheid in het voedingspatroon en daardoor verlagingen in het glucosegehalte in het bloed, waardoor eetbuien kunnen ontstaan;
Toegenomen/veranderde eetlust; Gewichtstoename; Risico op cardiovasculaire ziekten; Verhoogde bloedglucosewaarden en daarmee risico op diabetes mellitus type 2; Verslechtering van het lipidenprofiel, dyslipidemie; Orthostatische hypotensie; Hypertensie, bradycardie, tachycardie en hartstilstand bij clozapinegebruik; Droge mond; Obstipatie; Overmatige speekselvorming; Maag-‐darmklachten, zoals misselijkheid en dyspepsie; Stoornis in de temperatuurregulatie/koorts; Verhoogde levertransaminasespiegel; Oedeem; Bewegingsstoornissen/tremor; Slaapstoornis; Pijn.
Complicaties medicatie
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
10
Bij gebruik van atypische antipsychotica kunnen verschillende complicaties ontstaan, deze worden onderverdeeld in vroege en late complicaties. Deze worden hieronder nader toegelicht. Vroege complicaties 1. Toegenomen behoefte aan eten Er kan een extreem toegenomen behoefte aan eten optreden bij mensen die atypische antipsychotica gebruiken. Het is van belang dat dit hongergevoel zo goed mogelijk onderdrukt wordt, als onderdeel van een gezond eetpatroon. Om het hongergevoel als gevolg van atypische antipsychotica tegen te gaan worden dieetadviezen gegeven. 2. Overgewicht en obesitas Atypische antipsychotica zorgen voor een blokkade van de histamine-‐1 receptoren, de serotonine-‐2A receptoren en in meer of mindere mate de serotonine-‐2C receptoren. Dit zorgt voor hypnosedatie, wat lusteloosheid en lichamelijke inactiviteit tot gevolg kan hebben. Daarnaast zorgen deze blokkades voor een verhoging van het bloedglucose-‐ en het lipidengehalte in het bloed [Scheepers-‐Hoek, Wessels-‐Hasten, Scherders, et al. (2008) Gezondheidsraad, Overgewicht en obesitas (2003) Moleman (2009)]. Gewichtstoename is het gevolg van de toegenomen behoefte aan eten (wat zich uit in bijvoorbeeld eetbuien) wat vervolgens kan leiden tot overgewicht en obesitas. Gewichtstoename vindt vooral plaats in de eerste weken na de start met atypische antipsychotica. Er is sprake van een verhoogd risico op gewichtstoename bij clozapine en olanzapine. Dit risico is minder verhoogd bij risperdon en quetiapine, en er is een lager effect bij aripiprazol. Iemand met de diagnose schizofrenie heeft anderhalf tot twee keer zoveel kans op het ontwikkelen van overgewicht en obesitas, ten opzichte van de algemene bevolking [Landelijke Stuurgroep GGZ (2008)]. Toename van het gewicht kan via een toename van vrije vetzuren leiden tot insulineresistentie, diabetes mellitus type 2 en dyslipidemie[Fenton, Chavez (2006)]. Daarnaast zorgt gewichtstoename voor een verhoogd risico op leververvetting, bepaalde vormen van kanker, artrose, jicht, galstenen, gastro-‐oesofageale reflux, slaapstoornissen, rugklachten, menstruatiestoornissen, overmatige beharing en verminderde vruchtbaarheid. Wanneer er aan de volgende criteria wordt voldaan is er sprake overgewicht en obesitas [Dieetbehandelingsrichtlijn Overgewicht en obesitas]. Categorie
BMI (kg/m2)
Gezond gewicht patiënten van 65 jaar en ouder
20-‐24,9 22-‐27*
Overgewicht 25-‐29,9
Obesitas 30-‐34,9
Ernstige obesitas 35-‐39,9
Morbide obesitas > 40 *[Stuurgroep Ondervoeding 2012]
3. Verhoogde bloedglucosewaarden, insulineresistentie en hyperglycemie met diabetes mellitus type
2 als gevolg Diabetes mellitus type 2 wordt aangeduid als diabetes mellitus met hyperglycemie op basis van insulineresistentie. Het ontstaan van verhoogde bloedglucosewaarden en insulineresistentie met als diabetes mellitus type 2 als gevolg, kan verschillende oorzaken hebben. Door de afgifte van vrije
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
11
vetzuren als gevolg van overgewicht of obesitas of visceraal vet, kunnen afwijkende bloedglucosewaarden ontstaan. Een andere oorzaak kan een verminderde insulinegevoeligheid van de cellen zijn. Anderzijds kunnen er afwijkingen in de bloedglucosewaarden ontstaan als gevolg van gewichtstoename door antipsychotica gebruik. Er is sprake van een verhoogd risico bij clozapine en olanzapine. Er zijn tegenstrijdige resultaten bij quetiapine en er is vrijwel geen risico bij risperdon en aripiprazol. Over het algemeen ontstaat diabetes mellitus type 2 in de eerste maanden na de start met atypische antipsychotica[Bijl (2006)]. Het risico op diabetes mellitus type 2 is anderhalf tot tweemaal zo groot vergeleken met de algemene populatie. Waarschijnlijk heeft dit een genetische oorspong. Men moet er op bedacht zijn dat Hindoestanen een verhoogde kans hebben op het krijgen van diabetes mellitus. Voor aanvullende adviezen wordt verwezen naar de Dieetbehandelingsrichtlijn: Diabetes Mellitus. 4. Stoornis van het lipidenprofiel, dyslipidemie Door de toename van vrije vetzuren, als gevolg van gewichtstoename, kan er verstoring van het lipidenprofiel optreden. Ook leveren atypische antipsychotica, onafhankelijk van de aanwezigheid van overgewicht of obesitas, een bijdrage aan het ontstaan van dyslipidemie. De grootste stijging van totaal cholesterol-‐, LDL-‐cholesterol -‐ en triglyceridenwaarden in plasma en de sterkste daling in HDL-‐cholesterolwaarde in plasma worden hoofdzakelijk veroorzaakt door olanzapine en clozapine. Studies met risperdon en quetiapine leveren tegenstrijdige resultaten, bij gebruik van aripiprazol is er vrijwel geen risico op dyslipidemie. Dyslipidemie zorgt voor een twee tot drie maal vergroot risico op cardiovasculaire ziekten [American Diabetes Association et al (2004) Casey (2005)].
Mensen met schizofrenie (zonder medicatie) bleken vaker dyslipidemie te hebben, vergeleken met de algemene bevolking [Scheepers-‐Hoek, Wessels-‐Hasten, Scherders, et al. (2008)].
Bij dyslipidemie is er sprake van één of meerdere van onderstaande afwijkingen:
Verhoogd plasma LDL-‐cholesterolwaarde (> 4,5 mmol/l); Verlaagd plasma HDL-‐cholesterolwaarde (< 1,29 mmol/l voor vrouwen en < 1,03 voor
mannen); Verhoogde plasma triglyceridenwaarde (> 1,7 mmol/l); Totaal plasma cholesterolwaarde van > 6,5 mmol/l; Cholesterol/HDL ratio plasma: 2,0 – 8,0.
Voor aanvullende adviezen wordt verwezen naar de Dieetbehandelingsrichtlijn: ‘Hyperlipidemie’. 5. Hypertensie Als gevolg van overgewicht of obesitas bij het gebruik van atypische antipsychotica kan hypertensie ontstaan. Er is sprake van hypertensie indien er na 3 controles een gemiddelde van een diastolische bloeddruk 90 mm Hg en/of systolische bloeddruk 140 mm Hg is. Hypertensie zorgt voor een verhoogde kans op cardiovasculaire ziekten [Artsenwijzer Diëtetiek Hypertensie (2010)]. 6. Orthostatische hypotensie Orthostatische hypotensie kan ontstaan door gebruik van atypische antipsychotica bij het overeind komen van liggende naar staande positie. Onder orthostatische hypotensie wordt verstaan: een daling van de systolische bloeddruk met meer dan 20 mm Hg of een daling van de diastolische bloeddruk met 10 mm Hg binnen 3 minuten. Bij gebruik van clozapine bestaat het hoogste risico op het ontstaan van orthostatische hypotensie [Cahn, Ramlal, Bruggeman, et al. (2008)].
7. Obstipatie
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
12
Atypische antipsychotica hebben obstipatie als mogelijke bijwerking. Vooral bij langdurig gebruik. De oorzaak hiervan kan zijn een vertraagde schildklierwerking. Door het ontstaan van obstipatie worden er vervolgens meer geneesmiddelen (laxantia) gebruikt en ontstaat een vicieuze cirkel. Chronisch gebruik van met name contactlaxantia geeft waterige diarree met excessief verlies van water en zouten en beschadiging van de zenuwen van de darm. Er treedt bovendien tolerantie op, waardoor de werking na verloop van tijd vermindert[Dieetbehandelingsrichtlijn Chronische obstipatie]. 8. Droge mond Een droge mond ontstaat door een verminderde speekselproductie door een anticholinergische werking van de medicatie. Late complicaties
1. Cardiovasculaire ziekten Cardiovasculaire ziekten zijn late complicaties, die ontstaan ten gevolge van de vroege complicaties bij het gebruik van atypische antipsychotica en verkeerde eet-‐ en leefgewoonten. De risicofactoren voor het ontstaan van cardiovasculaire ziekten zijn een stoornis in de plasmalipidenwaarden, een hoge bloeddruk en roken. Daarnaast spelen overgewicht en obesitas, lichamelijke inactiviteit, roken, verkeerde samenstelling van de voeding, hoog alcoholgebruik, lage sociaal-‐economische status en psychosociale factoren een belangrijke rol in het ontwikkelen van cardiovasculaire ziekten. Vrijwel al de voorgaande risicofactoren kunnen voorkomen bij mensen met het ziektebeeld schizofrenie of bipolaire stoornis, dat zorgt voor een sterk verhoogde kans op het ontwikkelen van cardiovasculaire ziekten. Het risico op cardiovasculaire ziekten is verhoogd wanneer er sprake is van toename van abdominaal vet [Hartman et al. (2006)].
2. Metabool syndroom
Door het gebruik van atypische antipsychotica, met als gevolg overgewicht of obesitas en verhoogde bloedglucosewaarden, lijdt ongeveer een derde van de psychotische patiënten aan het metabool syndroom. De prevalentie van metabool syndroom neemt toe door het gebruik van atypische antipsychotica, voornamelijk bij clozapine en olanzapine. Metabool syndroom wordt gekenmerkt door cardiovasculaire en metabole insulineresistentie. Bij metabool syndroom is er sprake van obesitas met verhoogde hoeveelheid abdominaal vet (tailleomtrek > 88 cm voor vrouwen en > 102 cm voor mannen of BMI > 30 kg/m2)en minimaal twee van de andere onderstaande criteria:
Verhoogde triglyceridenwaarden in plasma (> 1,7 mmol/l), verlaagd HDL-‐cholesterolwaarden in plasma (< 1,29 mmol/l voor vrouwen en < 1,03 voor mannen);
Hypertensie (≥ 85 mm Hg diastolisch en ≥ 130 mm Hg systolisch of diagnose hypertensie); Verhoogde bloedglucosewaarden (≥ 5,6 mmol/l nuchter of diagnose diabetes mellitus type
2). Metabool syndroom leidt tot een verhoogd risico op hart-‐ en vaatziekten. Er is aangetoond dat schizofreniepatiënten een twee tot vier maal verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van metabool syndroom vergeleken met de algemene populatie. Het risico wordt groter (vooral bij vrouwen) naarmate de ziekteduur langer is [Alberti, Zimmer,Schaw. (2005) IDF (2005) McEvoy, Meyer, Goff, et al. (2005) Schorr (2010)]. Contra-‐indicaties Er bestaan verschillende contra-‐indicaties voor gebruik van atypische antipsychotica [Landelijke Stuurgroep GGZ (2008)]:
-‐ Bij risico van nauwe kamerhoekglaucoom. Roken versnelt de eliminatie van olanzapine. Dit kan door pupilverwijding de oogdruk verhogen en een aanval van acuut glaucoom veroorzaken;
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
13
-‐ Indien medicatie (alleen op strikte indicatie) bij zwangerschap onvermijdelijk is, is olanzapine de eerste keus. Het gebruik van antipsychotica tijdens de zwangerschap wordt ontraden;
-‐ Borstvoeding (bij gebruik van antipsychotica wordt in veel gevallen afgeraden, soms alleen op strikte indicatie);
-‐ Indien sprake van ernstige lever-‐ en nierfunctiestoornissen, verhoogd risico op cumulatie; -‐ Bij orthostatische hypotensie (met cardiovasculaire stoornissen tot gevolg); -‐ Bij een gestoorde beenmergfunctie, agranulocytose, alcoholpsychosen en psychosen ten
gevolge van intoxicaties (o.a. geneesmiddelenintoxicaties), coma, ernstige nier-‐ en hartziekten, epilepsie, circulatoire collaps, depressie van het zenuwstelsel, myeloproliferatieve ziekten en paralytisch ileus bij clozapinegebruik.
Olanzapine niet toedienen bij instabiele medische condities als acuut hartinfarct en behandeling staken bij hepatitis. Interacties Er bestaan verschillende interacties tussen atypische antipsychotica en andere farmaca en voedingsmiddelen, zoals [Landelijke Stuurgroep GGZ (2008)]:
Gebruik van atypische antipsychotica in combinatie met antihistaminica, antidepressiva, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking;
Benzodiazepinen kan het sedatieve effect versterken (en in sommige gevallen leiden tot circulatoire collaps) en mag slechts met een tussentijd van ten minste één uur en met voorzichtigheid worden gebruikt;
Gelijktijdig gebruik van lithium, anticholinerge antiparkinsonmiddelen, parasympathicolytia, antidepressiva, anti-‐emetica met dopamine antagonistische werking, of andere psychotica verhoogt de kans op het ontstaan van tardieve dyskinesie. Lithium in combinatie met het gebruik van clozapine verhoogt het risico op maligne antipsychotica syndroom, dit is een levensbedreigende aandoening ten gevolge van een groep van bijwerkingen ten gevolge van het gebruik van antipsychotica. Zie De Dieetbehandelingsrichtlijn: ‘Voeding bij lithiumgebruik’;
Verminderde werking van levodopa en dopamine –agonisten; Het bloeddrukverlagende effect van alfa blokkerende sympathicolytica of antihypertensiva
kan worden versterkt; Fluoxetine en paroxetine (preparaatnamen: Prozac en Seroxat) en mogelijk ook andere
vergelijkbare medicatie verhogen de plasmaconcentratie van atypische antipsychotica; Grapefruitsap kan de werking van aripiprazol en quetiapine versterken (zie pagina 19); Cafeïne kan de werking van olanzapine en clozapine versterken (zie pagina 19); Grote hoeveelheden broccoli en spruitjes kunnen de werking van atypische antipsychotica
verminderen (zie pagina 19); Sedativa, hypnotica, narcotica, MAO-‐remmers en ander psychofarmaca kunnen worden
versterkt door het gebruik van clozapine; Moment van verwijzen door behandelaar Het zou wenselijk zijn als de patiënt direct bij de start met gebruik van atypische antipsychotica door de behandelaar wordt doorverwezen naar diëtetiek. De patiënt kan door worden verwezen naar de diëtist als patiënt niet meer psychotisch is. Het is van groot belang dat de verwijzing bij de start van de behandeling plaatsvindt, omdat het grootste gedeelte van de gewichtstoename plaatsvindt in de eerste weken van de behandeling en diabetes mellitus type 2 eveneens in het begin van de behandeling ontwikkeld kan worden. Wanneer de patiënt direct wordt doorverwezen, kan gewichtstoename onder controle worden gehouden. Tevens kan de patiënt geadviseerd worden over de bijwerkingen die kunnen optreden bij gebruik van atypische antipsychotica, zodat hier rekening mee gehouden kan worden.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
14
Somatische screening Door het toegenomen risico op metabool syndroom is het belangrijk dat patiënten jaarlijks gescreend worden op eventuele complicaties. Hierbij is het van belang dat het gewicht, de tailleomtrek, de bloeddruk, de plasma triglyceriden-‐, LDL-‐, HDL-‐, cholesterol-‐ en glucosewaarden gemeten worden. Het is noodzakelijk dat de patiënt wordt doorverwezen naar de diëtist als er sprake is van vroege en/of late complicaties. Recente lab-‐ en antropometrische gegevens moeten op het verwijsformulier worden vermeldt, evenals de gebruikte medicatie. Controles tijdens behandeling door behandelaar
Nierfunctie (creatinineklaring).
Periodiek controleren van levertransaminasewaarden (ALAT, ASAT) bij patiënten met gestoorde leverfunctie.
Vanwege het risico op diabetes mellitus en metabool syndroom wordt geadviseerd de glucose-‐ en lipiden-‐plasmawaarden bij de start van de behandeling te controleren en daarna periodiek in ieder geval de bloedglucosewaarde [Landelijke Stuurgroep GGZ (2008)].
Vanwege risico op de bijwerking granulocytopenie/agranulocytose bij gebruik van clozapine is het van belang dat het bloedbeeld van de witte bloedcellen wekelijks wordt gecontroleerd. Later wordt de controle teruggebracht naar eens per 2 maanden. Deze bijwerking kan in de eerste achttien weken optreden na start van de behandeling.
Stoppen met roken leidt tot een verhoging van de clozapinespiegel. Diëtistische gegevens Algemene anamnese Het is van belang om bij aanvang van het gesprek navraag te doen naar de stemming en gewenste informatie, zodat gezamenlijk met de patiënt de behandeling bepaald kan worden. De diëtist zal zich op de hoogte moeten stellen van de voedingsgewoonten van de patiënt en zijn eetgedrag en cognities t.a.v. eten/drinken. Het kan zo zijn dat de patiënt (tijdelijk) in een instelling verblijft tijdens de dieetbehandeling. Dan kunnen de eetgewoonten anders zijn dan thuis. Daarnaast behoort de diëtist navraag te doen naar het beweegpatroon en leefstijl. Dieetgeschiedenis Recente veranderingen in voedingsgewoonten, eventueel gevolgde diëten in het verleden en het gewichtsverloop dienen te worden nagevraagd. Relevant medicijngebruik Er dient navraag te worden gedaan naar relevant medicijngebruik (welke invloed kan hebben op de diëtistische behandeling) van voor en tijdens het instellen van atypische antipsychotica. Laboratoriumgegevens Bloeddruk, nuchter bloedglucosewaarde (eventueel HbA1c), nuchter lipidenprofiel in plasma (cholesterol, HDL, LDL, triglyceriden) en levertransaminasewaarden [Meijel en Kuipers (2006)].
Persoonlijke factoren De diëtist dient rekening te houden met persoonlijke factoren ( geslacht, leefstijl, sociaal-‐economische status, opleiding, roken ed.)en met de mentale functie, informatiebehoefte en verwachtingen van de patiënt. Externe factoren Navraag naar woonsituatie, omgeving, verblijf op afdeling en sociaal netwerk.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
15
Voedingsanamnese Methodiek De voedingsgewoonte kan worden nagegaan met behulp van de 24-‐uurs recall methode. De hoeveelheden worden geschat met modellen van voedingsmiddelen en/of huishoudelijke maten. Wanneer er sprake blijkt te zijn van ernstige onderrapportage kan gebruik worden gemaakt van het eetdagboek, zodat er een realistisch beeld wordt gevormd van de gemiddelde voedsel-‐ en vochtinname. Een bijkomend voordeel van het eetdagboek is de bewustwording van de eigen voedingsgewoonten. Wanneer sprake is van afwijkende voedingsgewoonten tijdens de weekeinden of bijzondere gelegenheden, of wanneer sprake is van emotioneel eetgedrag, kan tevens gebruik worden gemaakt van het eetdagboek. Voedingsanalyse/voedingsmiddelen en voedingstoffen Beoordeling gegevens voedingsanamnese
Is er sprake van regelmaat in het dagelijks voedingspatroon? Is er sprake van toegenomen behoefte aan eten? Voldoen de voedingsgewoonten aan de Richtlijnen Goede Voeding? Hoeveel en wat wordt er overdag en ‘s nachts genuttigd? Is de energie-‐inname in overeenstemming met het beweegpatroon? Wat is de snelheid en tempo van eten? Wat is het eetgedrag? Wat zijn cognities t.a.v. eten en drinken? Extra aandacht voor de hoeveelheid en frequentie van inname van de volgende
voedingsmiddelen: grapefruit(sap), cafeïne bevattende dranken, alcohol bevattende dranken, kool, broccoli, spruiten, wortel, winterpeen, selderij, koriander en aangebrand vlees (toelichting zie pagina 19 en 20).
Antropometrische gegevens Voor het bepalen van de verhouding lichaamslengte en lichaamsgewicht van de patiënt wordt gebruik gemaakt van de Body Mass Index. Bij het wegen van de patiënt moet rekening gehouden worden met eventueel oedeem. Voor een realistische bepaling van de lichaamssamenstelling kan dan gebruik worden gemaakt van een huidplooimeter. Daarnaast is het van belang om de tailleomtrek te meten, zodat er een inschatting gemaakt kan worden van de vetverdeling. Voedingsgewoonten Regelmaat, energie-‐inname, voldoet voeding aan de Richtlijnen Goede Voeding en kwaliteit van de maaltijden en vochtinname. Leefstijl Bijwerkingen van atypische antipsychotica, zoals sufheid, vermoeidheid en slaperigheid zorgen voor een verminderd actieve leefstijl. Daarnaast verkeren gebruikers van atypische antipsychotica vaak in een sociaal isolement als gevolg van het ziektebeeld, waarin zij zichzelf verwaarlozen en (in bepaalde periodes/stemming) weinig waarde meer hechten aan het leven. Dit zorgt ervoor dat patiënten meestal niet gemotiveerd zijn iets nieuws te starten of te onderhouden. Er is veelal onregelmatigheid in het dagelijkse leven als gevolg van de aandoening, dit zorgt voor weinig dagstructuur en dus ook weinig eetstructuur. Als gevolg van de bijwerkingen kan er sprake zijn van obstipatie, het is van belang dat hier bij de anamnese aandacht aan besteed wordt.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
16
Diëtistische diagnose De diëtistische diagnose kan worden vastgesteld op basis van analyse van verzamelde gegevens over de patiënt:
- Antropometrische gegevens, gewichtsverloop en beoordeling van de vetverdeling, - Beoordeling veranderde eetlust, activiteiten, slaapritme; - Beoordeling van de voeding t.a.v. energie, koolhydraten, vetten, eiwitten voedingsvezels,
gebruik van voedingsmiddelen die de werking van de atypische antipsychotica beïnvloeden;
- Medicatie niet alleen de antipsychotica maar ook andere medicatie i.v.m. mogelijke interactie en bijwerkingen;
- Laboratoriumgegevens (lipidenwaarden, glucosewaarden, leverfuncties); - Overige somatische klachten (hypertensie, maag-‐darmklachten); - Externe en persoonlijke factoren.
Op basis van bovenstaande punten kan de diëtist een oordeel geven over de gezondheid in relatie tot voeding en kunnen de problemen die de diëtist kan behandelen worden geformuleerd. Op basis van de diëtistische diagnose kan de diëtist een behandelplan formuleren. Dieetbehandelplan De diëtist kan pas overgaan tot het behandelen van een patiënt na verwijzing van de behandelaar. Het streven hierbij is dat de patiënt direct (of na een psychose) wordt verwezen naar de diëtist wanneer ongewenste gewichtstoename ongewenst gewichtsverlies plaatsvindt. De patiënt moet één keer per week gewogen worden voor de bepaling hiervan. De dieetbehandeling is het geheel van activiteiten dat bijdraagt aan het voorkomen en het verminderen van de gevolgen van atypische antipsychotica op de kwaliteit van het leven van de patiënt. Het is belangrijk de patiënt te motiveren en te stimuleren, daarnaast is er begrip en begeleiding nodig voor het behalen van de gewenste gedragsverandering [Artsenwijzer Diëtetiek Werkwijze diëtist (2010)]. Doelen Dieetbehandeldoelen
-‐ Behalen van gedragsverandering met betrekking tot voedingsgewoonten en bewegingspatroon/leefstijl volgens Richtlijnen Goede Voeding en Beweegnorm (half uur matig intensieve beweging per dag).
-‐ Kennis vergroten wat betreft een gezonde voedingsgewoonten en leefstijl. -‐ Gewichtsafname tot een gezond gewicht (BMI 20-‐25) of een gewichtsafname van ten minste
10%. Deze gewichtsafname heeft al een positief effect op de gezondheid van de patiënt en leidt tot afname van de risicofactoren voor cardiovasculaire ziekten, diabetes mellitus type 2 en metabool syndroom [Hartman et al. (2006)].
-‐ Kennis vergroten t.a.v. voedingsmiddelen die interactie geven met atypische antipsychotica. Multidisciplinaire doelen
-‐ Bevorderen van de therapietrouw (met betrekking tot de medicatie). -‐ Verbeteren van de kwaliteit van het leven. -‐ Kennis vergroten wat betreft de gevolgen van gebruik van atypische antipsychotica en
omgaan met deze gevolgen. -‐ Normaliseren van de bloedglucose-‐ en lipidenwaarden en bloeddruk (zie late complicaties,
metabool syndroom). Therapietrouw
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
17
Door de bijwerkingen van psychofarmaca hebben patiënten de neiging therapieontrouw te zijn. Daarom is het van belang de niet-‐medicamenteuze aspecten te benadrukken, waardoor de motivatie voor therapietrouw toeneemt. Doorslaggevend voor therapietrouw is de kwaliteit van de behandelrelatie. Ook goede familiaire begeleiding en psycho-‐educatie spelen hierbij een belangrijke rol. Voor patiënten met schizofrenie of een aanverwante stoornis kost het vaak moeite om iets te starten en dit vol te houden [Trimbos Instituut Utrecht Schizofrenie (2009)]. Het is van belang hier rekening mee te houden tijdens de behandeling [Appelo, Louwerens, Vries et al. (2005)]. Inhoud
Voeding bij atypische antipsychotica Ten gevolge van het gebruik van atypische antipsychotica kunnen verschillende vroege en late complicaties ontstaan. De dieetkenmerken bij de belangrijkste complicaties worden hieronder beschreven. Voeding bij vroege complicaties
Onder de vroege complicaties worden verstaan: 1. Toegenomen behoefte aan eten; 2. Overgewicht en obesitas; 3. Verhoogde bloedglucosewaarden, insulineresistentie en hyperglycemie met diabetes
mellitus type 2 als gevolg; 4. Verslechtering van het lipidenprofiel, dyslipidemie; 5. Hypertensie; 6. Obstipatie; 7. Droge mond.
De dieetkenmerken bij deze vroege complicaties worden hieronder nader toegelicht.
1. Dieetkenmerken bij toegenomen behoefte aan eten Regelmatig eetpatroon: 3 hoofdmaaltijden en 3 tussendoortjes verdeeld over de dag; Richtlijnen Goede Voeding; Beperkte inname (verzadigd) vet-‐ en suiker; Voldoende voedingsvezels, minimaal 30 gram voedingsvezel per dag. Dit betekent voor de voeding van de patiënt: Voedingsmiddelen gebruiken met een groot volume en een lange verzadigingsduur, die tevens voldoende voedingstoffen, vitamines en mineralen bevatten; Weglaten/verminderen van producten met een grote energiedichtheid en weinig
vitamines en mineralen bevatten; Leren omgaan met toegenomen behoefte aan eten, aanleren van gezond eetgedrag.
2. Dieetkenmerken bij overgewicht en obesitas: Energiebeperkt, 500 kcal minder dan gebruikelijke voeding; Richtlijnen Goede Voeding [Gezondheidsraad RGV (2006)].
Voor aanvullende adviezen en dieetkenmerken zie de Dieetbehandelingsrichtlijn: Overgewicht en obesitas.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
18
3. Dieetkenmerken bij verhoogde bloedglucosewaarden, insulineresistentie en hyperglycemie met diabetes mellitus type 2 als gevolg: Energiebeperkt dieet (zie De Dieetbehandelingsrichtlijn overgewicht en obesitas); Richtlijnen Goede Voeding[41]; Goede verdeling van koolhydraten over de dag; Beperking van verzadigd vet ( minder dan 10en %); Gebruiken van voldoende voedingsvezel (> 30 gram per dag);
Voor aanvullende adviezen wordt verwezen naar de Dieetbehandelingsrichtlijn: ‘Diabetes mellitus’.
4. Dieetkenmerken bij verslechtering van het lipidenprofiel, dyslipidemie:
Richtlijnen Goede Voeding[Gezondheidsraad RGV (2006)]; verzadigde vetten, transvetzuren en onverzadigde vetten: 20-‐40 en% totaal vet, waarvan
10% verzadigd vet en maximaal 1 en% transvet en daarnaast een inname van 2en% linolzuur;
voedingsvezels > 30 g per dag Voor aanvullende adviezen wordt verwezen naar de Dieetbehandelingsrichtlijn: ‘Hyperlipidemie’.
5. Dieetkenmerken bij hypertensie [Artsenwijzer Diëtetiek Hypertensie (2010)]: Energiebeperkt dieet Natriumbeperkt tot maximaal 2.400 mg Na (= 6 gram zout) of bij zeer hoge
natriuminname een reële beperking naar inzicht van de diëtist. Maximaal 10 en% verzadigd vet; Maximaal 400 mg cafeïne, (dit staat gelijk aan 5 kopjes koffie Voeding volgens Richtlijnen Goede Voeding[Gezondheidsraad RGV (2006)] en de Schijf van Vijf
van het Voedingscentrum. Aandacht voor voldoende kalium, magnesium, calcium en jodium, dit is van belang bij daling van de bloeddruk;
Voor aanvullende adviezen wordt verwezen naar De Dieetbehandelingsrichtlijn: ‘Hypertensie’.
6. Dieetkenmerken bij obstipatie: Voor de dieetbehandeling van obstipatie wordt het volgende geadviseerd:
Voedingsvezelrijke voeding, 30 à 40 gram per dag (oplosbare en onoplosbare voedingsvezels); Ruim voldoende vochtinname, 2-‐2,5L per dag; Vet: volgens voedingsnormen 20-‐40 en% bij normaal gewicht en 20-‐35 en% bij te hoog gewicht; Regelmatig eten; Zie voor aanvullende dieetadviezen de Dieetbehandelingsrichtlijn: ‘Chronische obstipatie’.
7. Dieetkenmerken bij een droge mond:
Voldoende vochtinname; Lichtzure producten stimuleren de speekselproductie. Zie voor aanvullende dieetadviezen, wat betreft een droge mond, de Dieetbehandelingsrichtlijn: ‘Voeding bij lithiumgebruik’.
Voeding bij late complicaties
Onder de late complicaties worden verstaan: 1. cardiovasculaire ziekten; 2. metabool syndroom.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
19
De dieetkenmerken bij deze late complicaties worden hieronder nader toegelicht. 1. Dieetkenmerken bij cardiovasculaire ziekten[Hartman et al. (2006) Gezondheidsraad, Voedingsnormen (2001)]:
Energiebeperkt dieet bij overgewicht; Richtlijnen Goede Voeding[Gezondheidsraad RGV (2006)] verzadigd vet, transvetzuren en te weinig onverzadigd vet:20-‐40 en% totaal vet, waarvan
10% verzadigd vet en maximaal 1 en% transvet en daarnaast een inname van 2% en% linolzuur;
Bevordering van de inname van plantaardige voedingsmiddelen, in plaats van de combinatie verzadigd vet, transvetzuren en cholesterol;
Natriumbeperkt maximaal 2400 mg Na/dag. Voor uitgebreide adviezen wordt verwezen naar de Dieetbehandelingsrichtlijnen: ‘Hartfalen’ en ‘Hyperlipidemie’.
2. Dieetkenmerken bij metabool syndroom: De dieetkenmerken van het metabool syndroom worden beschreven bij de vroege complicaties en in de dieetbehandelingsrichtlijnen (zie vroege complicaties 2,3,4 en 5)
Interactie met verschillende voedingsmiddelen Extra aandacht is geboden voor de hoeveelheid en frequentie van inname van de volgende voedingsmiddelen: grapefruit(sap), cafeïne bevattende dranken/voedingsmiddelen, alcohol bevattende dranken/voedingmiddelen, koolsoorten als broccoli en spruiten, wortel, winterpeen, selderij, koriander en aangebrand vlees. Grapefruit en cafeïne bevattende dranken/voedingsmiddelen zijn hierbij de twee meest relevante voedingsmiddelen [Smidt (2010) Sjak Shie (2009) Farkas,Greenblatt (2008)]. Clozapine en olanzapine worden o.a. afgebroken door het enzym CYP1A2 in de darmlumen of lever. Verlaging van dit enzym zorgt voor een verminderde afbraak van atypische antipsychotica. Een verhoging van het CYP1A2 zorgt juist voor een hogere afbraak [Sjak Shie (2009) Brink (2005)]. Toename van de CYP1A2 activiteit:
Toename van CYP1A2 activiteit met 10-‐20% bij gebruik van meer dan 250 gram kool, zoals broccoli of spruitjes (groenten uit de familie Brassicaceae) per dag, gedurende 14 dagen. Bij gebruik van 500 gram per dag, gedurende 6 dagen, gaf 40% toename van CYP1A2. Na gemiddeld 12 dagen was CYP1A2 weer genormaliseerd. Wanneer de dagelijkse inname van bovenstaande groenten minder is dan 500 gram per dag is de kans op interactie klein [Sjak Shie (2009) Brink (2005)].
Afname van de CYP1A2 activiteit:
Cafeïne is een voorbeeld van een CYP1A2 remmer. CYP1A2-‐remmers kunnen de werking van clozapine en olanzapine versterken. Clozapine gebruikers lopen het grootste risico op complicaties. Indien er verandering is opgetreden met betrekking tot het cafeïne gebruik, is het van belang dat de dosis olanzapine of clozapine wordt aangepast om bijwerkingen te voorkomen. Het staken van het gebruik van cafeïne kan de clozapinespiegel met 50% verlagen [Farmacotherapeutisch Kompas Clozapine (2010) Sjak Shie (2009)]. Advies is om niet > 750 mg caffeine per dag te gebruiken. Ter vergelijking: één kop koffie bevat 75 mg cafeïne, thee 30-‐40 mg en cola 40 mg.
Vlees dat zodanig bereid wordt dat er hoge concentraties polycyclische aromatische koolstoffen of hetrocyclische aromatische amines in voorkomen kan afname van de CYP1A2 activiteit veroorzaken. Hiervoor moet wel ten minste een week voldoende van gegeten
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
20
worden om interactie te kunnen veroorzaken met antipsychotica. Dit kan voorkomen bij mensen die zeer veel barbecueën, hierbij is extra aandacht geboden.
Er is een laag risico op afname van CYP1A2 bij gebruik van 250 gram of meer wortelen, selderij of winterpeen (extra aandacht bij de behandeling van clozapine) [Sjak Shie (2009) Brink (2005)].
Aripiprazol of quetiapine in combinatie met grapefruitsap CYP3A4-‐remmers kunnen de werking van quetiapine en tevens (in mindere mate) aripiprazol versterken, daarom wordt geadviseerd geen grapefruitsap te gebruiken tijdens de behandeling met deze medicatie. CYP3A4-‐remmers kunnen in combinatie met bovengenoemde medicatie de bloedspiegel op onvoorspelbare wijze laten stijgen en dit bemoeilijkt de therapie. Bij een inname van 300 ml grapefruitsap duurt het twee tot drie dagen voordat het CYP3A4 enzym weer effectief werkt. Daarom wordt geadviseerd grapefruitsap geheel te vermijden [Sjak Shie (2009) Farkas,Greenblatt (2008)].
Alcohol in combinatie met atypische antipsychotica Alcohol heeft in combinatie met atypische antipsychotica een versterkt sederende werking op centrale zenuwstelsel, daarom wordt het gebruik hiervan sterk afgeraden [Brink (2005)]. Voeding bij gebruik van andere psychofarmaca Voor adviezen bij gebruik van lithium wordt verwezen naar de dieetbehandelingsrichtlijn: ‘Voeding bij lithiumgebruik’ [Melissen-‐Leeuwen en Pruissen-‐Boskaljon (2008)].
Leefstijladvies Naast bovenstaande voedingsadviezen geeft de diëtist ook leefstijladviezen namelijk
-‐ Bewegen volgens de Beweegnorm; -‐ Indien nodig stoppen met roken; -‐ Mondhygiëne; -‐ Slaaphygiëne.
Opbouw van de behandeling De dieetbehandeling is als volgt opgebouwd [Artsenwijzer Diëtetiek Werkwijze diëtist (2010)]:
Eerste consult Kennismaking en opbouwen vertrouwensrelatie. Diëtistisch onderzoek: onder andere onderzoek naar verwachtingen, hulpvraag formuleren,
medische en aanvullende gegevens, medische en dieet voorgeschiedenis, huidige laboratoriumwaarden, voedingsgewoonten, eetgedrag, bewegingspatroon, bepalen BMI en voedingstoestand.
Diëtistische diagnosestelling: analyse van het diëtistisch onderzoek en formuleren van het kernprobleem van de voedingsgewoonten en eetgedrag, als gevolg van het gebruik van atypische antipsychotica.
Bewustwording probleem/ziekte-‐inzicht, nagaan in welke fase van gedragsverandering men zit.
Vaststellen behandeling: bepalen van de doelstelling van de behandeling en het opstellen van het behandelplan.
Informeren over de werking en bijwerkingen van atypische antipsychotica. Uitleg voeding bij gebruik van atypische antipsychotica en meegeven van relevante
brochures. Terugrapportage naar de verwijzer.
Vervolgconsulten
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
21
Bijwerkingen atypische antipsychotica bespreken, bepalen van het gewicht en ingaan op vragen.
Bewustwording creëren met behulp van feiten, hulpmiddelen (zoals een voor-‐ en nadelenmatrix) en gesprekstechnieken.
Advies gericht op de bijwerkingen die de patiënt ervaart ten aanzien van de medicatie. Informatie geven met betrekking tot de gevolgen van deze bijwerkingen.
Begeleiding bij gedragsverandering ten aanzien van voeding en bewegingspatroon. Laatste consult
Resultaten en doelstelling van de behandeling evalueren. Advisering voor de lange termijn.
- Afsluiting van de behandeling: registreren van de eindgegevens, reden van afsluiting, terugrapportage naar de verwijzer.
Duur en intensiteit De duur en intensiteit van de behandeling is afhankelijk van het ziekteverloop, de ernst van de ziekte, de klachten en complicaties die zich voordoen en de voedingstoestand van de patiënt. Daarnaast is het van belang of de patiënt zich in een klinische of een poliklinische setting bevindt. Dieetbehandeling bij gebruik van antipsychotica valt onder zorgniveau I [Artsenwijzer Diëtetiek Werkwijze diëtist (2010)]. Behandeltijd De behandeltijd wordt uitgedrukt in consulteenheden. Eén consulteenheid (CE) heeft een duur van 30 minuten. Een patiënt die antipsychotica gebruikt valt onder zorgniveau I, dit houdt in dat er 6 CE nodig zijn voor een kwalitatief verantwoorde dieetbehandeling. Bij de diagnose van een psychiatrisch ziektebeeld (wat vrijwel altijd het geval is bij het gebruik van antipsychotica) is extra behandeltijd geboden. Dit houdt in anderhalf maal de behandeltijd volgens zorgniveau 1, dit zou dan uitkomen op 9 CE. Wanneer er sprake is van een meervoudige diagnose, bijvoorbeeld een psychiatrisch ziektebeeld in combinatie met doofheid, wordt het hoogste zorgniveau als norm aangehouden, de behandeltijd dient dan met anderhalf vermenigvuldigd te worden [Artsenwijzer Diëtetiek Werkwijze diëtist (2010)]. Tijdsduur per consult Het eerste consult neemt 45 à 60 minuten in beslag, een vervolgconsult 15 à 30 minuten. Methodiek en hulpmiddelen Aanbevolen materialen
Richtlijnen Goede Voeding 2006 [Gezondheidsraad RGV (2006) De patiëntenfolder: ’Voedingsadvies bij gebruik van Zyprexa, Leponex of Risperdal’. Voedingsadviezen en schriftelijke informatie over de volgende onderwerpen: overgewicht en
obesitas, diabetes mellitus type 2, hypertensie, cardiovasculaire ziekten, hypercholesterolemie en metabool syndroom.
Aanbevolen hulpmiddelen Er kan gebruik gemaakt worden van verschillende gesprekstechnieken. Bij voorkeur kan gebruik gemaakt worden van Motivational Interviewing, vanwege de lage motivatie voor dieetbehandeling als gevolg van het ziektebeeld. Soms biedt Motivational Interviewing te weinig structuur en vraagt men om meer duidelijkheid. Dit kan gegeven worden met bijvoorbeeld een voorbeeld dagmenu. Abstraheren is vaak moeilijk voor mensen met schizofrenie. Daarom is het van belang dat de
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
22
adviezen visueel gemaakt worden en in begrijpelijke taal worden uitgelegd. Er kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een afbeeldingenboek of van samples. Checklist Een checklist kan handig zijn voor het informeren van de patiënt wat betreft voeding bij gebruik van atypische antipsychotica. Op deze manier kan er worden nagegaan wat reeds behandeld is. Zie bijlage ‘Checklist voeding bij gebruik van atypische antipsychotica’. Overig Dieetkostenvergoeding Aangezien er geen indicaties zijn voor dieetkosten, worden deze niet vergoed. Vergoeding dieetadvisering Diëtetiek Voor patiënten met Diabetes mellitus, COPD en Cardiovasculaire risico’s wordt drie uur extramurale dieetadvisering per kalenderjaar vergoed via de basisverzekering. Voor andere aandoeningen vindt vergoeding plaats via een aantal aanvullende verzekeringspakketten. In sommige gevallen heeft de aanvullende verzekering ook een vergoeding voor preventie en/of cursussen, waaruit dieetadvisering kan worden bekostigd. Intramurale dieetadvisering blijft vergoed als onderdeel van een diagnose behandel combinatie respectievelijk een zorg zwaarte pakket [Paramedische zorg (2012) NVD (2012)].
E-‐health
Recent is een E-‐health module ontwikkeld voor patiënten die antipsychotica gebruiken. Het voordeel is dat de patiënt in eigen tijd aan de behandeling kan werken. De module kan ingezet worden bij de behandeling van gewichtstoename, maar is zeer zeker ook ter preventie van gewichtstoename. E-‐health behandeling is kosteneffectief en tijdbesparend en kan aansluiten bij de behoefte van de patiënt. De e-‐health module is gebaseerd op de reguliere behandeling zoals beschreven in deze behandelrichtlijn (http://www.parnassia.nl/Service/mijn-‐parnassia/Ehealth-‐modules). Patiëntenverenigingen Patiëntenvereniging Anoiksis, vereniging voor patiënten met schizofrenie, psychosen en aanverwante stoornissen. Deze vereniging zet zich in voor lotgenotencontact, daarnaast doet men aan voorlichting en belangenbehartiging (www.anoiksis.nl). De patiëntenvereniging voor Manisch-‐depressieven en Betrokkenen (VMDB). Deze vereniging zet zich met behulp van vrijwilligers in voor mensen met een manisch depressieve stoornis en betrokkenen (www.vmdb.nl). Het Hersencentrum verzorgt diagnostiek, therapie en begeleiding op basis van wetenschappelijk onderzoek. Patiënten kunnen terecht bij de gz-‐psycholoog, psychotherapeut, neuropsycholoog en neurofeedbackpsycholoog (www.hersencentrum.nl). Patiëntenvereniging ‘Niet Gek’, vereniging voor mensen met verschillende psychische klachten. Hier is informatie te vinden over verschillende soorten psychische klachten. Tevens kunnen er ervaringen gedeeld worden via het forum of door contact op te nemen met een helpdesk (www.nietgek.nl). DPN (Diëtetiek Psychiatrie Nederland) De DPN is een door de NVD (Nederlandse Vereniging voor Diëtisten) erkend netwerk en bestaat uit een landelijk netwerk van diëtisten met specifieke deskundigheid binnen de psychiatrie. De DPN is opgericht in 1987 en is onderverdeeld in vijf regio’s, deze regio’s hebben één keer per jaar intern
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
23
landelijk overleg om onder andere de deskundigheid te bevorderen. Bij de DPN aangesloten diëtisten hebben deskundigheid op het gebied van psychiatrie en voeding en worden ingezet in het intra-‐, extra-‐ en transmurale diëtistische werkveld om zorg te leveren aan mensen met een psychiatrisch ziektebeeld. Het doel hiervan is: het geven van een kwalitatief hoogwaardige dieetbehandeling die past binnen het psychiatrische ziektebeeld waarin de patiënt zich op dat moment bevindt, zodat de kwaliteit van het leven kan worden gehandhaafd of zelfs kan worden verbeterd [DPN (2010)]. Verantwoording Deze richtlijn is geschreven door Rosa van Hoorn en Anke Pruissen-‐Boskaljon, diëtisten Parnassia Groep en is becommentarieerd door:
Sjaak Hurkmans, huisarts Consultatief Medisch Centrum Parnassia Groep Janny Melissen-‐Leeuwen, diëtist werkzaam bij Parnassia Groep Joke Nijmeijer, diëtist werkzaam bij Dimence Monique Admiraal, diëtist werkzaam bij het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
24
Geraadpleegde literatuur
Alberti, K.G., Zimmer, P., Schaw.J. (2005). The metabolic syndrome: a new worldwide definition, Lancet, 366, p1059-‐1062. American Psychiatric Association (2005). Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-‐IV-‐TR, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, Harcourt Book Publishers. American Diabetes Association, American Psychiatry Association, American Association of Clinical Endocrinologists, et al. (2004). Consensus development conference on antipsychotic drugs and obesity and diabetes, The Journal of Clinical Psychiatry, 65, p267-‐272. Appelo, M., Louwerens, J.W., Vries, de, I., et al. (2005). Minder zwaar met psychofarmaca, pilot study naar de effecten van een nieuw gezondheidsprogramma. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 60, p411-‐426 Artsenwijzer Diëtetiek (2010). Voedingsadviezen bij hypertensie, Artsenwijzer Diëtetiek is een uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Diëtisten, http://www.artsenwijzer.info/site/index.php?page=11&lg=nl#Hypertensie. Artsenwijzer Diëtetiek (2010). Werkwijze diëtist. Artsenwijzer Diëtetiek is een uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Diëtisten, www.artsenwijzer.info. Bijl, A.M.H. (2006). Diabetes door atypische antipsychotica, Farmaceutisch Weekblad nr. 5, p164-‐165. Bijl, R. V. (1997). Schizofrenie, In: I.A.M.Maas, R.Gijsen, I.E.Lobbezoo and M.J.J.C.Poos (red.). Volksgezondheid Toekomst Verkenning: de gezondheidstoestand: een actualisering.Amsterdam ; Utrecht ; Bilthoven: Elsevier : De Tijdstroom : Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. p293-‐300. Brink, van den G. (2005). Interacties tussen voeding en geneesmiddelen, Informatorium voor Voeding en Diëtetiek. Bruggeman, R., Laar T. van, Leenders, K.L. (2002). Atypische antipsychotica: toepassingen bij neurologische ziektebeelden, Ned Tijdschr Neurol;6: p459-‐464. Cahn, W., Ramlal, D., Bruggeman, R., et al.(2008). Preventie en behandeling van somatische complicaties bij antipsychotica gebruik, Tijdschrift voor de psychiatrie 50, p579-‐588. Casey, D.E. (2005). Dyslipidemia and atypical antipsychotic drugs, The Journal of Clinical Psychiatry, 65, p27-‐35. Diëtetiek Psychiatrie Nederland (2010). www.dpndiëtist.nl Farkas, D., Greenblatt, D.J. (2008). Influence of fruit juices on drug disposition: discrepancies between in vitro and clinical studies, Expert Opin. Drug, Metab.Toxicol. 4 (4): p381-‐393. Farmacotherapeutisch Kompas (2010). Antipsychotica, Commissie Farmaceutische Hulp van het College voor Zorgverzekeringen, http://www.fk.cvz.nl/.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
25
Farmacotherapeutisch Kompas (2010). Clozapine, Quetiapine, Aripiprazol, Olanzapine, Risperidon, Commissie Farmaceutische Hulp van het College voor Zorgverzekeringen, http://www.fk.cvz.nl/ Fenton, W.S., Chavez, M.R. (2006). Medication-‐induced weight gain and dyslipidemie in patients with schizophrenia, The American Jounal of Psychiatry, 163, p1697-‐1704. Gaal, L.F. van (2006). Long-‐term health considerations in schizophrenia: metabolic effects and the role of abdominal adiposity, European Neuropsychopharmacology, 16 (suppl.3), p142-‐148. Gezondheidsraad (2001). Voedingsnormen energie, eiwitten, vetten en verteerbare koolhydraten. Den Haag: Gezondheidsraad, publicatie nr. 2001/19. Gezondheidsraad Den Haag (2003). Overgewicht en obesitas. Den Haag: Gezondheidsraad, publicatie nr. 2003/07. http://www.gezondheidsraad.nl. Gezondheidsraad (2006). Richtlijnen Goede Voeding 2006. Den Haag: Gezondheidsraad, publicatie nr.2006/21. Graaf, de, R., et al. (2010). NEMESIS-‐2: De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos instituut. Hartman, E., et al. (2006). Mens en Voeding, zesde druk, eerste oplage, HBuitgevers Baarn, p293-‐294. International Diabetes Foundation (2005). IDF-‐consensus worldwide definition of the metabolic syndrome’, Brussels: IDF, http://www.idf.org/webdata/docs/metabolic-‐syndrome-‐definition.pdf. Kabela,M. (2003). Psychosen en schizofrenie, theorie en behandeling, Harcourt Assessment B.V.: p17-‐19. Laar, M. van, et al. (2006). Does cannabis use predict the First incidence of mood an anxiety disorders in the adult population?, Volume 102, Number 8, August 2007 , p1251-‐1260(10), Blackwell Publishing. Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ en het Trimbos instituut (2008). Richtlijn Schizofrenie, http://www.ggzrichtlijnen.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&richtlijn_id=56. McEvoy, J.P., Meyer, J.M., Goff, D.C., et al. (2005). Prevalence of the metabolic syndrome in patients with schizophrenia: baseline results from the Clinical Antipsychotic Trials of Intervention Effectiveness schizophrenia trial and comparison with national estimates from NHANESIII, Schizophrenia Research, 80, p19-‐32. Meijel, B. en Kuipers, T. (2006). Zorg rondom schizofrenie, Bohn Stafleu van Loghum, p41-‐55. Melissen-‐Leeuwen, J.A en Pruissen-‐Boskaljon, J.C., (2008).Voeding bij lithiumgebruik, Dieetbehandelingsrichtlijn, Elsevier Gezondheidszorg Nederland, Maarssen. Moleman, P. (2009). Praktische psychofarmacologie, vijfde herziene druk, Prelum uitgevers Houten, p189-‐206. Nederlandse Diabetes Federatie. Stationsplein 139, 3818 LE AMERSFOORT, http://www.diabetesfederatie.nl/bloedglucosespiegel.html.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
26
Nederlandse Vereniging van Diëtisten (2012). www.nvdiëtist.nl Ormel, J., et al. (2001). Determinanten van psychische ongezondheid; implicaties voor onderzoek en beleid. Tijdschrift voor Psychiatrie, 43: p245-‐257. Os, J. v., Hanssen, M., Bijl, R. V., en Vollebergh, W., et al. (2001). Prevalence of psychotic disorder and community level of psychotic symptoms: an urban-‐rural comparison. Arch. Gen. Psychiatry, 58: p663-‐668. Paramedische zorg (2012). Vergoedingen dieetadvisering. College voor Zorgverzekeringen, http://www.cvz.nl. Peen, J., Bijl, R.V., Spijker, J., Dekker, J., et al. (2002) Neemt de prevalentie van psychiatrische stoornissen toe met de stedelijkheidsgraad? Tijdschrift voor Psychiatrie, 44 (4): p225-‐235. Rigter, H., Laar, M. v., Rigter, S., et al. (2002). Cannabis: Feiten en cijfers anno 2002. Utrecht: Bureau NDM. Scheepers-‐Hoek, A.M.J.W., Wessels-‐Hasten, S.J.W., Scherders, M.J.W.T., et al. (2008). Schizofrenie en antipsychotica: samenhang met het metabool syndroom, Tijdschrift voor Psychiatrie 50,10: p645-‐654. Schorr, S. (2010). Drug safety in patients with psychotic disorders, Rijksuniversiteit Groningen. Selten, J. P., Veen, N., Feller, W., Blom, et al.(2001). Incidence of psychotic disorders in immigrant groups to The Netherlands. Br. J. Psychiatry, 178: p367-‐372. Sjak Shie, M.S.S. (2009). De invloed van voeding en fytotherapeutica op de farmacokinetiek van psychofarmaca, Apotheek Haagse Ziekenhuizen locaties Rivierduinen en Bronovo, Psyfar, p36-‐42. Smidt de, P.C. Apotheker Geneesmiddelencommissie,Parnassia Bavo Groep, Monsterseweg 83, 2553 RJ Den Haag. Stichting Stuurgroep Ondervoeding, Nicolaas Witsenkade 13, 1017 ZR Amsterdam, www.stuurgroepondervoeding.nl. Stichting Voedingscentrum Nederland (2009-‐2010). Schijf van Vijf, Voedingscentrum, eerlijk over eten. Http://www.voedingscentrum.nl/nl/acties-‐achtergronden/schijf-‐van-‐vijf.aspx Trimbos Instituut Utrecht (2009). Schizofrenie, Nederlands Institute of Mental Health and Addiction, http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-‐gezondheid/schizofrenie. Trimbos Instituut Utrecht (2009). Bipolaire stoornis, Nederlands Institute of Mental Health and Addiction, http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-‐gezondheid/bipolaire-‐stoornis. Wiersma, D. en De Jong, A. (1999). Schizofrenie en aanverwante stoornissen. In: A.d.Jong, W.v.d.Brink and J.Ormel (red.). Handboek psychiatrische epidemiologie, Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
27
Bijlage I Checklist dieetbehandelingsrichtlijn voeding bij gebruik van atypische antipsychotica
Naam ziektebeeld: Schizofrenie, bipolaire stoornis en psychosen Gegevens patiënt: Aandachtspunt Mondeling Schriftelijk Doel van het dieet Bevorderen van de therapietrouw (met betrekking tot de
medicatie); Verbeteren van de kwaliteit van het leven; Behalen van gedragsverandering met betrekking tot eet-‐
en bewegingspatroon/leefstijl; Kennis vergroten wat betreft de gevolgen van gebruik van
atypische antipsychotica en omgaan met deze gevolgen; Kennis vergroten wat betreft een gezond eet-‐ en
leefpatroon; Gewichtsafname tot een acceptabel gewicht, en daarmee
afname van de risicofactoren voor cardiovasculaire ziekten, diabetes mellitus type 2 en metabool syndroom;
Normaliseren van de glucose-‐ en lipidenwaarden door veranderingen in eet-‐ en beweegpatroon;
Normaliseren van de bloeddruk door veranderingen in eet-‐ en beweegpatroon.
Kennis Wat zijn atypische antipsychotica; Werking atypische antipsychotica; Risicofactoren bij gebruik van atypische antipsychotica; Omgaan met toename van de eetlust; Uitleg vroege complicaties bij gebruik van atypische
antipsychotica; Uitleg late complicaties bij gebruik van atypische
antipsychotica.
Complicaties Vroege complicaties: Overgewicht en obesitas; Verhoogde bloedglucosewaarden, insulineresistentie en
hyperglycemie met diabetes mellitus type 2 als gevolg; Dyslipidemie; Hypertensie; Orthostatische hypotensie.
Late complicaties: Cardiovasculaire ziekten; Metabool Syndroom.
01166840� 9-1-13 09:24Met opmaak: Inspringing:Links: 0,32 cm,Met opsommingstekens + Niveau: 1 +Uitgelijnd op: 1,27 cm + Tab na: 1,9 cm +Inspringen op: 1,9 cm, Tabs: 0,95 cm,Tab weergeven + Niet op 1,27 cm + 1,9
01166840� 9-1-13 09:24Met opmaak: Inspringing:Links: 0,32 cm,Met opsommingstekens + Niveau: 1 +Uitgelijnd op: 0,63 cm + Tab na: 1,27 cm+ Inspringen op: 1,27 cm, Tabs:Niet op1,27 cm
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
28
Uitgangspunten van het dieet Richtlijnen Goede Voeding; Dieetbehandelingsrichtlijn: overgewicht en obesitas; Vermijd grapefruitsap; Gebruik van cafeïnevrije koffie bij gebruik van meer dan 10
kopjes koffie; Gebruik van niet meer dan 500 gram groeten uit de familie
Brassicaceae (broccoli, spruiten etc.); Vermijd dagelijks gebruik van gegrild/gebarbecued vlees; Vermijd alcohol. Zie checklist gericht op specifiek hypertensie,
hyperlipidemie , diabetes mellitus.
Attitude Voedingsgewoonten en eetgedrag: regelmaat, RGV,
energie inname Beweegpatroon; Therapietrouw.
Dieet bij veranderde omstandigheden Eten op de afdeling; Weekend/ verjaardagen/ feesten; Vakantie en reizen; Buiten de deur eten.
Bijzonderheden Vergoeding dieetconsulten; Patiëntenverenigingen.
Schriftelijk materiaal verstrekt Schijf van Vijf van het voedingscentrum; Folder: ’Voedingsadvies bij gebruik van moderne
antipsychotica’. Voedingsadviezen en schriftelijk informatie met betrekking
tot de volgende onderwerpen: overgewicht/obesitas, diabetes mellitus type 2, hypertensie, cardiovasculaire ziekten, hypercholesterolemie en metabool syndroom.
01166840� 9-1-13 09:24Met opmaak: Inspringing:Links: 0,32 cm,Met opsommingstekens + Niveau: 1 +Uitgelijnd op: 0,72 cm + Tab na: 1,36 cm+ Inspringen op: 1,36 cm, Tabs: 0,95 cm,Tab weergeven + Niet op 1,27 cm + 1,36
01166840� 9-1-13 09:24Met opmaak: Inspringing:Links: 0,32 cm,Met opsommingstekens + Niveau: 1 +Uitgelijnd op: 0,63 cm + Tab na: 1,27 cm+ Inspringen op: 1,27 cm, Tabs: 0,95 cm,Tab weergeven + Niet op 1,27 cm + 1,36
01166840� 9-1-13 09:24Met opmaak: Inspringing:Links: 0,32 cm,Met opsommingstekens + Niveau: 1 +Uitgelijnd op: 0,63 cm + Tab na: 1,27 cm+ Inspringen op: 1,27 cm, Tabs: 0,95 cm,Tab weergeven + Niet op 1,27 cm
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
29
Bijlage II DSM-‐IV Criteria (zie per mei 2013 de DSM V ) American Psychiatric Association (2005). Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-‐IV-‐TR, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, Harcourt Book Publishers, p210-‐215, 224-‐237
Schizofrenie A. Kenmerkende symptomen: Twee [of meer] van de volgende, elk gedurende één maand een belangrijk deel van de tijd aanwezig [of korter bij succesvolle behandeling]:
1. wanen 2. hallucinaties 3. onsamenhangende spraak [bv. frequent de draad kwijtraken of incoherentie] 4. ernstig chaotisch of katatoon gedrag 5. negatieve symptomen, dat wil zeggen afvlakking van het affect, gedachten-‐ of
spraakarmoede of apathie
N.B.: Slechts één symptoom uit Criterium A wordt vereist indien de wanen bizar zijn of de hallucinaties bestaan uit een stem die voortdurend commentaar levert op het gedrag of de gedachten van betrokkene, of twee of meer stemmen die met elkaar spreken. B. Sociaal/Beroepsmatig disfunctioneren: Vanaf het begin van de stoornis ligt het functioneren, voor een belangrijk deel van de tijd, op een of meer terreinen zoals werk, relaties of zelfverzorging duidelijk onder het niveau dat voor het begin van de stoornis werd bereikt [of indien het begin in de kinderleeftijd of adolescentie ligt is het niet gelukt het niveau te bereiken, dat op relationeel, school of beroepsmatig terrein verwacht kon worden]. C. Duur: Symptomen van de stoornis zijn gedurende ten minste zes maanden ononderbroken aanwezig. In deze periode van zes maanden moeten er ten minste één maand symptomen aanwezig zijn die voldoen aan Criterium A [d.w.z. symptomen uit de actieve fase] en kunnen er periodes voorkomen met symptomen met prodromale of restsymptomen. Gedurende deze prodromale of restperiode kunnen de symptomen van de stoornis zich beperken tot negatieve symptomen of tot twee of meer symptomen van Criterium A in een lichte vorm [bv. vreemde overtuigingen, ongewone zintuiglijke ervaringen]. D. Uitsluiting van schizoaffectieve of stemmingsstoornissen: Een schizoaffectieve stoornis en een stemmingsstoornis met psychotische kenmerken zijn uitgesloten omdat ofwel er geen depressieve episodes, manische of gemengde episodes tegelijk met symptomen van de actieve fase zijn voorgekomen; of [2] indien er episodes met een stemmingsstoornis tijdens de actieve fase zijn voorgekomen met de totale duur die kort was in verhouding tot de duur van de actieve en de restperiode. E. Uitsluiting van het gebruik van middelen/of een somatische aandoening: De stoornis is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel [bv. drug, geneesmiddel] of een somatische aandoening. F. Samenhang met een pervasieve ontwikkelingsstoornis: Indien er een voorgeschiedenis is met een autistische stoornis of een andere pervasieve ontwikkelingsstoornis wordt de aanvullende diagnose schizofrenie alleen gesteld indien er gedurende ten minste één maand [of korter indien met succes behandeld] opvallende wanen of hallucinaties zijn.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
30
Bipolaire stoornis
296.0x Bipolaire stoornis, (F30.x) eenmalige manische episode
A. Aanwezigheid van slechts één manische episode (zie pagina 212 van DSM-‐IV Criteria) en geen eerdere depressieve episodes.
N.B.: Recidief wordt gedefinieerd als er ofwel sprake is van een verandering in de polariteit vanuit een depressie ofwel van een interval van ten minste twee maanden zonder manische symptomen.
B. De manische episode is niet eerder toe te schrijven aan een ‘schizoaffectieve stoornis’ en is niet gesuperponeerd op ‘schizofrenie’, schizofreniforme stoornis’, ‘waanstoornis’ of ‘psychotische stoornis NAO’.
296.40 Bipolaire I stoornis, (F31.0) laatste episode hypomaan
A. Momenteel (of zeer recent) in een hypomane episode (zie pagina 214 van DSM-‐IV Criteria). B. Er is eerder ten minste één manische episode (zie pagina 212 van DSM-‐IV Criteria) of
gemengde episode (zie pagina 213 van DSM-‐IV Criteria) geweest.
C. De stemmingssymptomen veroorzaken in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
D. De stemmingsepisodes in criterium A en B zijn niet eerder toe te schrijven aan een
‘schizoaffectieve stoornis’ en is niet gesuperponeerd op ‘schizofrenie’, schizofreniforme stoornis’, ‘waanstoornis’ of ‘psychotische stoornis NAO’.
296.4x Bipolaire I stoornis, (F31.x) laatste episode manisch
A. Momenteel (of zeer recent) in een manische episode (zie pagina 212 van DSM-‐IV Criteria). B. Er is eerder ten minste één depressieve episode (zie pagina 210 van DSM-‐IV Criteria),
manische episode (zie pagina 212 van DSM-‐IV Criteria) of gemende episode (zie pagina 213 van DSM-‐IV Criteria) geweest.
C. De stemmingsepisodes in criterium A en B zijn niet eerder toe te schrijven aan een
‘schizoaffectieve stoornis’ en is niet gesuperponeerd op ‘schizofrenie’, schizofreniforme stoornis’, ‘waanstoornis’ of ‘psychotische stoornis NAO’.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
31
296.6x Bipolaire I stoornis, (F31.6) laatste episode gemengd
A. Momenteel (of zeer recent) in een gemengde episode (zie pagina 213 van DSM-‐IV Criteria). B. Er is eerder ten minste één depressieve episode (zie pagina 210 van DSM-‐IV Criteria),
manische episode (zie pagina 212 van DSM-‐IV Criteria) of gemende episode (zie pagina 213 van DSM-‐IV Criteria) geweest.
C. De stemmingsepisodes in criterium A en B zijn niet eerder toe te schrijven aan een
‘schizoaffectieve stoornis’ en is niet gesuperponeerd op ‘schizofrenie’, schizofreniforme stoornis’, ‘waanstoornis’ of ‘psychotische stoornis NAO’.
296.5x Bipolaire I stoornis, (F31.x) laatste episode depressief
A. Momenteel (of zeer recent) in een depressieve episode (zie pagina 210 van DSM-‐IV Criteria). B. Er is eerder ten minste één depressieve episode (zie pagina 210 van DSM-‐IV Criteria ),
manische episode (zie pagina 212 van DSM-‐IV Criteria) of gemende episode (zie pagina 213 van DSM-‐IV Criteria) geweest.
C. De stemmingsepisodes in criterium A en B zijn niet eerder toe te schrijven aan een
‘schizoaffectieve stoornis’ en is niet gesuperponeerd op ‘schizofrenie’, schizofreniforme stoornis’, ‘waanstoornis’ of ‘psychotische stoornis NAO’.
296.7 Bipolaire I stoornis, (F31.9) episode niet-‐gspecificeerd
A. Aan de criteria voor een manische (pagina 212 van DSM-‐IV Criteria) een hypomane (pagina 214 van DSM-‐IV Criteria), een gemengde (zie pagina 213 van DSM-‐IV Criteria) of depressieve episode (zie pagina 210 van DSM-‐IV Criteria) wordt, uitgezonderde de duur, momenteel (of zeer recent) voldaan.
B. Er is eerder ten minste één depressieve episode (zie pagina 210 van DSM-‐IV Criteria),
manische episode (zie pagina 212 van DSM-‐IV Criteria) of gemende episode (zie pagina 213 van DSM-‐IV Criteria) geweest.
E. De stemmingssymptomen veroorzaken in significante mate lijden of beperkingen in het
sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
C. De stemmingsepisodes in criterium A en B zijn niet eerder toe te schrijven aan een ‘schizoaffectieve stoornis’ en is niet gesuperponeerd op ‘schizofrenie’, schizofreniforme stoornis’, ‘waanstoornis’ of ‘psychotische stoornis NAO’.
D. De stemmingssymptomen in criterium A en B zijn niet het gevolg van directe fysiologische
effecten van een middel (bijvoorbeeld drug, geneesmiddel of andere behandeling) of een somatische aandoening ((bijvoorbeeld hypothyreoïdie).
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
32
Psychose 298.8 Kortdurende psychotische stoornis
A. Aanwezigheid van één [of meer] van de volgende symptomen:
1. wanen 2. hallucinaties 3. onsamenhangende spraak [bv. frequent de draad kwijtraken of incoherentie] 4. ernstig chaotisch of katatoon gedrag
N.B.: Sluit een symptoom uit indien het een cultureel aanvaard reactiepatroon is. B. De duur van een episode van de stoornis is ten minste één dag maar niet langer dan één maand met uiteindelijk een volledige terugkeer naar het premorbide niveau van functioneren. C. De stoornis is niet eerder toe te schrijven aan een stemmingsstoornis met psychotische kenmerken, schizoaffectieve stoornis of schizofrenie, en is niet het gevolg van een middel [bv. drug, geneesmiddel] of een somatische aandoening. Specificeer indien: (F23.81) Met duidelijke stress veroorzakende factor(en): [kortdurende reactieve psychose]: indien de symptomen optreden kort na en kennelijk in reactie op gebeurtenissen die, alleen of samen, bij vrijwel iedereen in dezelfde omstandigheden en binnen de eigen cultuur uitgesproken stressvol zouden zijn. (F23.80) Zonder duidelijke stressveroorzakende factor(en): Indien de symptomen niet optreden kort na en kennelijk niet voorkomen in reactie op gebeurtenissen die, alleen of samen, binnen de eigen cultuur uitgesproken stress-‐ vol zouden zijn Met begin post partum: Indien begin binnen 4 weken post partum.
297.3 Gedeelde psychotische stoornis
A. Een waan ontwikkelt zich bij een persoon in de context van een nauwe relatie met (een) ander(en) bij wie reeds een waan is vastgesteld. B. De waan heeft dezelfde inhoud als bij degene bij wie reeds een waan is vastgesteld. C. De Stoornis is niet eerder toe te schrijven aan een andere psychotische stoornis (bijvoorbeeld schizofrenie) of een stemmingsstoornis met psychotische kenmerken en is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld drug, geneesmiddel) of een somatische aandoening.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
33
293.8x Psychotische stoornissen door…
A. Opvallende hallucinaties of wanen.
B. Er zijn aanwijzingen vanuit anamnese, lichamelijke onderzoek of laboratoriumuitslagen dat de stoornis de directe fysiologische consequentie is van een somatische aandoening.
C. De stoornis is niet eerder toe te schrijven aan een andere psychotische stoornis.
D. De stoornis komt niet uitsluitend voor in het beloop van een delirium.
Codenummer gebaseerd op het op de voorgrond staande symptoom:
.81 (.2) Met wanen: indien wanen het op de voorgrond staande symptoom zijn.
.82 (.0) Met hallucinaties: indien hallucinaties het op de voorgrond staande symptoom zijn.
Psychotische stoornis door een middel A. Opvallende hallucinaties of wanen. N.B.: Sluit hallucinaties uit waarvan betrokkene inziet dat deze veroorzaakt worden door middelen. B. Er zijn aanwijzingen vanuit anamnese, lichamelijk onderzoek of laboratoriumuitslagen voor ofwel (1) of (2): (1) de symptomen van A ontstonden tijdens, of binnen een maand na, de intoxicatie of onthouding van het middel (2) het gebruik van een geneesmiddel staat oorzakelijk in verband met de stoornis. C. De stoornis is niet eerder toe te schrijven aan een psychotische stoornis die niet veroorzaakt is door een middel. Tot de aanwijzingen dat de symptomen eerder zijn toe te schrijven aan een psychotische stoornis die niet veroorzaakt is door een middel kunnen de volgende gerekend worden: de symptomen gaan vooraf aan het gebruik van het (genees)middel, de symptomen bleven een substantiële periode (bijvoorbeeld ongeveer een maand) aanwezig na het einde van de acute onthouding of ernstige intoxicatie, of zijn aanzienlijk ernstiger dan wat men zou kunnen verwachten op basis van de aard of hoeveelheden van het gebruikte middel of de duur van het gebruik, of er zijn andere aanwijzingen die het bestaan van een onafhankelijke met door een middel teweeggebrachte psychotische stoornis aannemelijk maken (bijvoorbeeld een anamnese met recidiverende niet-‐ middelafhankelijke episodes). D. De stoornis komt niet uitsluitend voor tijdens het beloop van een delirium. N.B.: Deze diagnose moet alleen in plaats van de diagnose ‘Intoxicatie of onthouding van een middel’ gesteld worden als de symptomen ernstiger zijn dan die welke meestal samengaan met het intoxicatie-‐ of onthoudingssyndroom en als de symptomen voldoende ernstig zijn om afzonderlijke zorg te rechtvaardigen.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
34
298.9 Psychotische stoornis Niet Anderszins Omschreven Deze categorie omvat psychotische symptomatologie (dat wil zeggen wanen, hallucinaties onsamenhangende spraak, sterk chaotisch of katatoon gedrag), waarover onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een specifieke diagnose te stellen of waarover tegenstrijdige informatie bestaat, of stoornissen met psychotische symptomen die niet voldoen aan de criteria voor een van de specifieke psychotische stoornissen. Tot de voorbeelden behoren:
(1) Post partum psychose die niet voldoet aan de criteria voor ‘stemmingstoornis met psychotische kenmerken’, ‘kortdurende psychotische stoornis’, ‘psychotische stoornis als gevolg van een somatische aandoening’, of een ‘psychotische stoornis door een middel’.
(2) Psychotische symptomen die korter dan één maand hebben geduurd maar die nog niet in remissie zijn, zodat niet voldaan wordt aan de criteria voor een kortdurende psychotische stoornis.
(3) Persisterende gehoorshallucinaties bij afwezigheid van andere kenmerken. (4) Persisterende niet-‐bizarre wanen met overlappende stemmingsepisodes die aanwezig
waren gedurende een aanzienlijke periode van de waanstoornis. (5) Situaties waarin een psychotische stoornis vastgesteld is maar waarbij niet kan worden
vastgesteld of deze primair is, het gevolg is van een somatische aandoening of door een middel is teweeggebracht.
Medio 2013 komt DSMV uit, daarmee komen de paginaverwijzingen te vervallen.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
35
Bijlage III
Afdeling Diëtetiek
Informatie voor cliënten Voedingsadvies bij gebruik van moderne antipsychotica Inleiding Zyprexa, Leponex, Risperdal, Seroquel en Abilify behoren tot de groep van de moderne antipsychotica. Zij worden gegeven om klachten zoals het horen van stemmen, het hebben van vreemde gedachten, het angstig voelen en dergelijke te verminderen. Deze medicijnen kunnen ook bijwerkingen hebben op het gebied van voeding zoals toename van de eetlust, droge mond, gewichtstoename en/of obstipatie. In deze brochure kunt u lezen hoe u om kunt gaan met een toename van de eetlust en hoe u gewichtstoename kunt voorkomen. Bij obstipatie ofwel slechte stoelgang kunt u de brochure dieetadvies bij obstipatie lezen*. Gezonde voeding We hebben dagelijks eten nodig om voldoende voedingsstoffen zoals eiwit, koolhydraten, vitamines, mineralen etc. op te nemen. Om nu te weten of u gezond eet, kunt u onderstaand schema bekijken. Wanneer u eet wat in onderstaand schema staat, dan weet u dat u voldoende voedingsstoffen opneemt. Vergelijk uw eigen eetgewoonten met het advies door de tabel in te vullen: Voedingsmiddel Aanbevolen voor volwassenen per dag (20-‐
50 jaar) gebruik nu advies
Brood 6 – 7 sneetjes Aardappelen 4 – 5 stuks (200 -‐ 250 gram) Groente 4 groentelepels (200 gram) Fruit 2 stuks (200 gram) Melk/melkproducten 3 glazen (450 ml) Kaas 1 ½ plakken (30 gram) Vlees/vis/kip/ei/tahoe 100 gram Vleeswaren 2 plakjes (25 gram) Halvarine op brood 5 gram per snee brood Margarine voor 15 gram voor de bereiding Vocht 1 ½ liter Handhaving van een stabiel gewicht Bijna alle voedingsmiddelen leveren energie. De hoeveelheid energie wordt aangegeven in calorieën. Energie heeft u bijvoorbeeld nodig om te kunnen bewegen, het lichaam op temperatuur te houden en voor de stofwisseling. Als u te veel eet en drinkt en weinig beweegt, wordt u zwaarder. U neemt dan meer energie op dan u nodig heeft en u kunt dit niet direct gebruiken. Het lichaam is erg zuinig en bewaart al deze energie. Het wordt opgeslagen in de vorm van vet, waardoor u dikker wordt. Als u op gewicht wilt blijven, kunt u twee dingen doen: net zoveel eten als u nodig heeft en voldoende in beweging blijven. Als u wilt afvallen, kunt u ook twee dingen doen: iets minder eten dan u verbruikt en meer bewegen. Als u minder eet, neemt u minder energie op. Hierdoor gaat het lichaam vet verbranden en valt u af. Omdat bewegen energie kost, valt u sneller af als u daarbij ook meer beweegt.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
36
U kunt in onderstaande tabel kijken of u een goed gewicht heeft. (Nb. Hier hoort een nomogram van Deurenberg te komen voor het aflezen van de bmi, deze moet apart toegevoegd worden of zit al in jullie bestand). Beweegtips Neem wat vaker de fiets of ga lopen. Als u met de bus of tram gaat, stap dan een halte eerder uit en loop het laatste stuk. Ook kunt u meer bewegen door een uurtje te gaan wandelen of fietsen. Natuurlijk kunt u ook lid worden van een sportvereniging of fitnessclub. Daar kunt u alleen of in teamverband sporten. Tijdens een uur flink sporten verbruikt u natuurlijk meer energie dan een blokje om wandelen. Belangrijk is vooral dat u een manier van beweging zoekt die u plezierig vindt. Voor meer informatie kunt u de brochure “Bewegen doet wonderen” van de Nederlandse Hartstichting lezen*. Regelmaat Aan te raden is om uw voeding over de dag verdelen. Dat wil zeggen: een ontbijt, een broodmaaltijd(lunch) en een warme maaltijd. Gebruikt u naast de 3 hoofdmaaltijden ook nog 3 tussendoortjes (fruit, ontbijtkoek, magere yoghurt) dan voorkomt dit een hongergevoel. Bij het weglaten van een ontbijt en de tussendoortjes krijgt u in de loop van de dag trek. Door niet toe te geven aan het hongergevoel en de trek te stillen met bijvoorbeeld zoete of vette tussendoortjes wordt gewichtstoename in de hand gewerkt. Gezonde voeding U hoeft vaak niet minder te eten om hetzelfde gewicht te kunnen behouden. Het is vaak al voldoende om een andere keuze van voedingsmiddelen te maken. Ontbijt en lunch: • U kunt volkorenbrood, roggebrood, volkorenbeschuit etc. gebruiken. Omdat witbrood minder
vezels bevat, vult het niet zo en er moet meer van gegeten worden om een verzadigd gevoel te krijgen.
• Het brood kan dun met halvarine worden besmeerd en als beleg kunt u per dag 1,5 plak kaas gebruiken. Probeer ook eens 20+, 30+ of 40+ kaas. Goudse kaas is volvet (48+). De rest van het brood kan belegd worden met niet al te vette vleeswaren of vis. Ook kunt u kiezen voor een gekookt ei, sandwichspread, appelstroop, jam, honing of ontbijtkoek. Chocoladepasta, chocoladehagelslag en pindakaas bevatten veel calorieën!
• Bij de broodmaaltijd kunt u halfvolle of magere melkproducten, thee of koffie zonder suiker (wel met zoetstof) en vruchtensap bij voorkeur met vruchtvlees drinken.
• Vezelrijke producten zijn tomaat, komkommer, sla, appels en peren met schil. Warme maaltijd: Variatie in uw voeding is van groot belang. Door regelmatig afwisseling van voedingsmiddelen zorgt u ervoor dat u van alle benodigde voedingsstoffen voldoende binnenkrijgt. Minstens zo belangrijk is dat u geniet van het eten! Daarom is het belangrijk om bewust te eten, goed te kauwen en de tijd te nemen voor het eten. Daarnaast zorgt dit ervoor dat u sneller een vol gevoel heeft. • Vooraf aan de warme maaltijd kunt u een kopje heldere soep of bouillon gebruiken.
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
37
• Het is noodzakelijk om iedere dag een portie (100 gram) niet al te vet vlees of vis (liefst 2x per week) of kip of een omelet of een vegetarisch gerecht zoals tahoe, tempeh, producten van Quorn of Tivall te gebruiken.
• Gebruikt u iedere dag een flinke portie (200 gram) gekookte groente en/of rauwe groenten dan neemt u weinig calorieën en veel vitamines, mineralen en vezels op.
• Bij het vlees en de groente kunt u aardappelen, rijst, pasta of peulvruchten gebruiken. De hoeveelheid is afhankelijk van hoeveel u in beweging bent. Bent u weinig in beweging, gebruik dan niet meer dan 2 -‐ 3 aardappelen of 4 -‐ 6 eetlepels rijst en pasta. Eet u peulvruchten zoals bruine-‐ of witte bonen dan is het niet nodig om er vlees bij te eten.
• U kunt aan de aardappelen, rijst of pasta jus (1 deel vet en 2 delen water) of saus toevoegen. Bruine en witte sauzen bevatten meer calorieën dan de rode sauzen.
• Als nagerecht kunt u magere yoghurt al dan niet met fruit, of magere yoghurt gemengd met vla en bij uitzondering vla, pudding of ijs gebruiken. Kiest u voor fruit als nagerecht zorg er dan voor dat u voldoende (3 porties) melkproducten gebruikt.
Gebruikt u een eenpansgerecht zoals nasi, bami, stamppot etc. schep dan 1x op zodat de hoeveelheid niet meer wordt dan een maaltijd met aardappelen, groente en vlees. Tussendoortje Een tussendoortje is een eetmoment tussen de hoofdmaaltijden door. Beperk zo’n eetmoment tot 1 of 2 keer en eet niet de hele tijd door. We noemen dit grazen b.v. zak chips, zak drop of een rol snoepjes. Een tussendoortje zou kunnen zijn: • koffie, thee, vruchtensap, light dranken, magere melkproducten • plak ontbijtkoek, een voedingsbiscuit zoals b.v. evergreen, vitalinea, sultana, bolletje graanoogst,
ontbijtkoek, volkoren biscuit, fruit, tomaat, komkommer, wortel of een schaaltje Japanse mix. Als u iets extra's tussendoor wilt nemen wat veel vet en suiker zoals een gebakje, een stuk chocolade, een kroket of een schaaltje chips beperk dit dan tot 1 x per 1-‐2 weken, geniet ervan, maar ga niet compenseren door bij de hoofdmaaltijden iets weg te laten. Op een dag dat u veel beweging gehad hebt, heeft u veel energie verbruikt en kunt u dus ook iets meer eten, bijvoorbeeld een tussendoortje of een extra opscheplepel van een eenpansgerecht. Cafeïne Bij gebruik van Leponex en Zyprexa is het belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan de hoeveelheid cafeïne per dag. Bij het gebruik van meer dan tien kopjes koffie kan het de werking van de medicatie versterken, waardoor er meer of sterker aanwezige bijwerkingen kunnen optreden. Er wordt bij een inname van meer dan tien kopjes koffie per dag geadviseerd aan te vullen met cafeïnevrije koffie of te minderen in koffiegebruik. Het algeheel staken van het gebruik van cafeïne wordt ontraden, omdat hierdoor de werking van de medicatie kan verminderen. Grapefruitsap Bij gebruik van Seroquel en Abilify is het van belang dat er gelet wordt op het gebruik van grapefruitsap. Grapefruitsap versterkt de werking van deze medicatie en kan er voor zorgen dat er meer of sterker aanwezige bijwerkingen optreden. Daarom wordt geadviseerd geen grapefruitsap te gebruiken. Barbecueën en grillen Voor mensen die vaak vlees grillen of in de zomermaanden veel barbecueën is het van belang dat ze erop letten dat geroosterd/verbrand vlees eveneens de werking van atypische antipsychotica versterkt. Let er daarom op dat vlees niet verbrandt of erg donker kleurt, niet alleen vanwege het effect op de medicatie, maar ook omdat het om andere redenen niet goed is voor de gezondheid. Dagelijks gebruik van gegrild of gebarbecued vlees wordt ontraden.
Yvonne Heerkens� 13-11-12 14:36Verwijderd:
Concept dieetbehandelingsrichtlijn 04-04-2013
38
Vindt u het moeilijk om voor u zelf te bepalen hoeveel u per dag kunt eten om op gewicht te blijven, dan kunt u een persoonlijk voedingsadvies verkrijgen bij de afdeling diëtetiek. * Deze brochures zijn verkrijgbaar bij de afdeling diëtetiek. Controle gewicht Momenteel weegt u .............. kg bij een lengte van .........m = BMI .......Normaal (20-‐25) Uw vetpercentage:................. normaal vrouwen 20-‐30% en mannen 10-‐20% Meer informatie? Misschien heeft u na het lezen van deze folder nog vragen. Uw diëtist of behandelend arts zal ze graag beantwoorden. Bereikbaarheid E-‐mail adres afdeling Diëtetiek [email protected] Uitgave: afdeling Diëtetiek www.parnassia.nl November 2010 datum folder niet vermelden