Ciperaceae (cypergrassen) •Monocotyl •Bladeren in 3 rijen ingepland, vaak ‘gekield’, soms...
Transcript of Ciperaceae (cypergrassen) •Monocotyl •Bladeren in 3 rijen ingepland, vaak ‘gekield’, soms...
Ciperaceae (cypergrassen)
• Monocotyl• Bladeren in 3 rijen ingepland,
vaak ‘gekield’, soms ruwe rand• Stengel vaak opvallend
driekantig, zonder knopen• Bloemen in aren, zonder
opvallende bloemdekblaadjes• Vruchtbeginsel met 2 of 3
stempels• Vrucht; nootje, bij zegges
verpakt in gesnaveld ‘urntje’
Juncaceae (russen, veldbiezen)
• Monocotyl• 6 ± gelijke groene of bruine
bloemdekblaadjes met vliezige rand
• Bloemen meestal in vrij compacte hoofdjes of soms alleenstaand
• Stengel rolrond, bladeren gootvormig of ontbrekend (Juncus)
• Stengel grasachtig, bladeren met lange witte ‘wimperharen’ (Luzula)
• Vrucht; ± ronde doosvrucht
Orchidaceae (orchideeën)
• Monocotyl• Parallelnervige bladeren +
typische, kleurige orchideeënbloemen
• Bloemdek 2-zijdig symmetrisch met 6 gekleurde bladen, waarvan 1 onderlip, vaak met achterwaarts wijzende ‘spoor’
• Meestal 1 meeldraad met ‘stempelzuil’
• Vrucht; doosvrucht
Poaceae (grassen)
• Monocotyl• Stengel met knopen • Vliezig/harig tongetje• Bladen in 2 rijen ingepland• Bloeiwijze aar- of pluimvormig• Vrucht; graanvrucht (korrel)• Meeldraden + veervormige
stempels steken bij rijpheid vaak uit de aartjes
Ranunculaceae (ranonkelfamilie)
• Primitieve Dicotyl, meestal kruiden • Vaak vele losstaande
vruchtbeginseltjes in de bloem • Veel vrijstaande meeldraden• Blad vaak samengesteld, vaak niet
gezaagd of getand• Kelk + kroon niet vergroeid en vaak
5-tallig, kroonbladen met honingschub op basis, kelkbladen vaak onopvallend
• Vrucht; dop- of kokervrucht
Apiaceae (schermbloemigen)
• Geavanceerde Dicotyl, kruiden • Bloemen in schermen • Kroon 5-tallig (wit/geel/roze)• Kelk klein, afwezig of 5-tallig• Vruchtbeginsel onderstandig• Vrucht; 2-delige splitvrucht• Samengestelde bladeren, vaak met
open of opgeblazen schede op stengel ingepland
• Bladeren bij wrijven vaak aromatisch (soms giftig)
Asteraceae (composieten)
• Geavanceerde Dicotyl, kruiden • Bloemen samengepakt tot hoofdje • Aantal groene ‘omwindselblaadjes’
aan basis hoofdje• Bloem bestaat uit bloembuis met
4-5 slippen• Buisbloem, slippen zijn hetzelfde• Lintbloem, één slip is veel groter• Hoofdjes kunnen lint- en
buisbloemen bevatten• Kelk gereduceerd tot witte haren
(pappus) of schubben
Boraginaceae (ruwbladigen)
• Geavanceerde Dicotyl, kruiden • Plant vaak ruw behaard • Jonge bloeiwijze naar één kant
opgerold ‘schicht’• Zowel kelk als kroon vergroeid tot
5-delige of –tandige buis• Kroonslippen vaak met opvallende
witte of gele ‘keelschubben’• Vrucht vierdelig, bij rijpheid
opsplitsend in 4 rondachtige ‘nootjes’
Brassicaceae (kruisbloemigen)
• Geavanceerde Dicotyl, kruiden • 2 kruizen van 4 vrije kelkbladeren
met daartussen 4 vrije kroonblaadjes (vaak wit of geel)
• 4 lange en 2 korte meeldraden• Bladeren verspreid, vaak onderaan
de plant in vorm van rozet• Vrucht met 2 kleppen overlangs
openspringend; ‘hauw’ (veel langer dan breed), ‘hauwtje’ (korter, breder, vaak zijdelings afgeplat)
Caryophyllaceae (anjerfamilie)
• Geavanceerde Dicotyl, kruiden • Bloemen vaak in samengestelde
gevorkte bijschermen met vaak in iedere vork een losse bloem
• Kelk en kroon meestal 5-tallig, kroonbladen vrijstaand (meestal wit, roze of rood)
• 5-10 meeldraden• Vrucht; één-hokkige doosvrucht• Bladeren meestal enkelvoudig,
gaafrandig en tegenoverstaand
Ericaceae (heidefamilie)
• Geavanceerde Dicotyl, dwergstruiken of struiken (houtige takken)
• Bladeren meestal klein, dik en leerachtig
• Zowel kelk als kroon vergroeid; kroonbuis vormt soms een soort belletje
• Bloem vaak roze of wit• Vrucht; meestal doosvrucht of bes
Fabaceae (vlinderbloemigen)
• Geavanceerde Dicotyl, kruiden, struiken en bomen
• Bloembouw; groot bovenste kroonblad (vlag), 2 kleinere zijdelingse (zwaarden) en 2 onderste vergroeid tot langwerpige koker met opwaartse knik (kiel)
• Kelkbladen vergroeid (5-tandig)• 10 meeldraden waarvan minstens
9 vergroeid zijn• Bladeren (vaak samengesteld) met
steunblaadjes aan stengel• Vrucht; meestal peul welke langs
twee naden openspringt
Geraniaceae (ooievaarsbekfamilie)
• Geavanceerde Dicotyl, kruiden • Bloemen regelmatig; 5 kelk- en
kroonbladen• (meestal) twee rijen van 5
meeldraden• Vruchtbeginsel (3-5 hokkig) met
lange snavel (= vergroeide stijlen)• Bladeren sterk ingesneden, dus
gelobd of samengesteld• Soms aromatisch (stinkend)
Lamiaceae (lipbloemigen)
• Geavanceerde Dicotyl, kruiden of dwergstruikjes
• Vergroeide 5-tandige (soms 10) kelk• Vergroeide kroon (kroonbuis),
meestal duidelijke boven- en onderlip
• Meeldraden (2-4) en stijl meestal in of net onder bovenlip geplaatst
• Stengel duidelijk 4-kantig met enkelvoudige, tegenovergestelde bladeren
• Vaak sterk aromatisch (lekker of stinkend)
• Vrucht; 4-delige splitvrucht
Rosaceae (rozenfamilie)
• Geavanceerde Dicotyl, kruiden, struiken en bomen
• Meestal 5 kroon- en kelkblaadjes• Kelkblaadjes vaak opvallend tussen
de kroonblaadjes (sommige met bijkelk, krans 5 extra kelkblaadjes)
• Meestal veel meeldraden ingeplant op rand van holle bloedbodem
• Vrucht; doos-, koker-, steenvrucht of bes
• Bladeren meestal met steunblaadjes, vaak samengesteld en gezaagd of getand