Carels hoofd

4
01 december 2012 , pag. 6 Carels hoofd ... Om half zeven is hij gewekt. Hij heeft geen oog dicht ge- daan. Doordat hij zijn medicijnen niet meer mocht innemen. Of toch van de zenuwen? Daar had hij niet op gerekend ... Hersenstimulatie In Nederland hebben ongeveer vijftigduizend mensen de ziekte van Parkinson. Bij de meeste patiënten openbaart de ziekte zich tussen hun vijftigste en zestigste. Ze gaan trillen, of worden stijf en traag. Dat wordt veroorzaakt door het afsterven van hersencellen in de ’zwarte kernen’, die te weinig dopamine afgeven, de stof die be- langrijk is voor de motoriek. Waardoor dat ge- beurt, is grotendeels onbekend. Genezing is niet mogelijk. Met medicijnen kan het tekort aan dopamine worden opgevangen. Na verloop van jaren, als de zwarte kernen verder afsterven, wordt het steeds moeilijker dat met medicijnen te ondervangen. Bovendien kunnen er bijwerkingen optreden, zoals overbeweeglijkheid, of plotseling optreden- de periodes met stijfheid of beven. Het verloop van de ziekte is bij elke patiënt anders, waarbij de ziekteduur kan variëren van tien tot meer dan dertig jaar. Uiteindelijk worden de meeste patiën- ten hulpbehoevend. Ook lopen ze een groter risi- co dement te worden. Sinds het midden van de jaren negentig wordt ’diepe hersenstimulatie’ – de operatie die in deze reportage wordt beschreven – ingezet bij Parkin- son. Bij de operatie bestaat een kleine kans op een hersenbloeding of infectie. Aan de ingreep gaat altijd een periode van voorlichting vooraf. De vragen waarmee dit verhaal begint, maken deel uit van een standaard veiligheidsprotocol. REPORTAGE HERSENOPERATIE Carel Dolman is 38 als hij hoort dat hij de ziekte van Parkinson heeft. Zeven jaar later laat hij twee elektrodes in zijn hersenen aanbrengen die hem moeten verlossen van de gekmakende overbeweeglijkheid. Een operatie die alleen mogelijk is als hij zelf bij kennis blijft. Door Henk Blanken D e tanige man op het verrijdbare ziekenhuisbed in operatiezaal 9 moet zijn naam noemen. Carel, zegt hij, Carel Dolman. Michiel Staal staat aan zijn bed. De neurochirurg vraagt of Carel Dol- man weet dat ze in zijn hersenen gaan opereren. Ja, zegt hij. God ja. Natuurlijk weet hij dat. En dat hij tijdens die operatie bij kennis blijft? Maanden heeft Carel Dolman daarover kunnen piekeren. Hoe professor Staal zijn schedel blootlegt, twee gaten boort en met een naald tien centimeter diep in zijn her- senen zal ronddwalen. En dat hij, Carel, dan moet aangeven of die naald goed zit. Carel Dolman knikt. Het is twaalf minuten voor acht op een dinsdagochtend in september. Drie maanden eerder. Als Carel Dolman praat, praat de tafel mee. Doordat alles aan hem beweegt. Zijn armen en benen, zijn handen en voeten. Aan één stuk door plukt Carel aan het vel van zijn hals, slaat hij zijn benen over elkaar, vouwt hij zijn armen voor zijn borst, buigt hij voorover tegen de rand van de houten tafel – bonk – en leunt weer terug. En frunnikt aan zijn nek. En kruist zijn armen voor zijn borst opdat het in vredesnaam even stopt. Bonk. Carel Dolman verontschuldigt zich en trekt de stoel naast hem naar zich toe. Die stoel staat nu niet meer tegen de tafel. De stoel is stil. Carel Dolman – veertiger, gymleraar, gehuwd en vader van twee jonge zoons – vertelt hoe het begonnen is, nu bijna zeven jaar geleden. Tijdens een vergadering op school ontdekte hij dat zijn notities onlees- baar werden. Nadenken bij elke letter. En toch dat rare gepriegel. Hij ging naar zijn huisarts, die aan schrijfkramp dacht. Daarbij bleef het. Totdat Jolanda, zijn echtgenote, aan Carel vroeg wat er toch mis was met zijn voeten. Hij slofte. Carel Dolman ging naar een neuroloog die zijn bloed liet testen en een scan liet maken van zijn hoofd. De arts dacht al dat hij niets kon vinden, toen hij nog eens goed keek naar Carels rare loopje, en aan zijn polsen draaide, en zei: "Ik weet het. U heeft de ziekte van Parkinson." Godsamme. Carel Dolman was 38 jaar. Hij wilde zijn zoontjes nog leren windsurfen. Hij zou met ze gaan fietsen langs de Friese elf steden. En ’s winters skiën. Op zijn naaste familie na, wat vrienden en de directie van zijn school, vertelde hij niemand wat er loos was. Totdat mensen in het dorp over hem begonnen te praten. Dat hij met zó’n sik rondliep. Dat hij zo stijf was en onhandig. De groep van atheneum-4 hoorde het als eerste. Jongens, ga eens even zitten. Een van de jongens had een opa, en die had het ook. Hoe oud is die opa, vroeg Carel Dolman. Tachtig. Joh, zei hij, ik ben nog niet op de helft. Carel Dolman ligt op het verrijdbare bed in operatiezaal 9. Professor Staal heeft hem de vragen gesteld die hij van het protocol moet stellen. De anesthesist heeft blauwe, gele, groene en rode kabeltjes aan zijn lijf verbonden. Carel is wat roezig, maar vast- besloten. Dit is te doen. Om half zeven is hij gewekt. Hij heeft geen oog dicht gedaan. Doordat hij zijn medicijnen niet meer mocht innemen. Of toch van de zenuwen? Daar had hij niet op gerekend. De vorige avond, in kamer 32 van de verpleegafdeling van het UMCG, heeft hij het er nog met Jolanda over gehad. Hoe de ’buren’ op de camping in Zuid-Frankrijk hem telkens hadden aangestaard. Alsof hij niet helemaal goed was. Dat heftige bewe- gen van zijn armen, dat plukken aan zijn hals, tics zijn het, zo onrustig, nooit eens stil, om horendol van te worden. Voor het eerst had Carel zich bekeken gevoeld, op die camping. Hij is er klaar mee, zei hij tegen Jolanda. Klaar met de pillen die de stijfheid en on- handigheid niet meer onderdrukten. Klaar met de andere pillen waarvan hij "zo gek als een deur" werd. Carel ging eindeloos bieden op Marktplaats-bootjes, duizenden euro’s, en zat ’s nachts al maar op internet. Jolanda had zijn koffers al bij de voordeur gezet, toen een verpleegkundige vertelde dat die dwangmatigheid een bekende bijwerking van de medicijnen was. Carel moest weer andere pillen slikken, waarvan hij tenslotte, nu een jaar geleden, steeds beweeglijker > Carels ¬ Professor Michiel Staal brengt met behulp van het frame de elektrode in in het hoofd van Carel Dolman. Foto’s: UMCG/Jacob Wilkens hoofd

description

Carels hoofd

Transcript of Carels hoofd

01 december 2012 , pag. 6

Carels hoofd

... Om half zeven is hij gewekt. Hij heeft geen oog dicht ge-daan. Doordat hij zijn medicijnen niet meer mocht innemen.Of toch van de zenuwen? Daar had hij niet op gerekend ...

HersenstimulatieIn Nederland hebben ongeveer vijftigduizendmensen de ziekte van Parkinson. Bij de meestepatiënten openbaart de ziekte zich tussen hunvijftigste en zestigste. Ze gaan trillen, of wordenstijf en traag. Dat wordt veroorzaakt door hetafsterven van hersencellen in de ’zwarte kernen’,die te weinig dopamine afgeven, de stof die be-langrijk is voor de motoriek. Waardoor dat ge-beurt, is grotendeels onbekend. Genezing is nietmogelijk.

Met medicijnen kan het tekort aan dopamineworden opgevangen. Na verloop van jaren, als dezwarte kernen verder afsterven, wordt het steedsmoeilijker dat met medicijnen te ondervangen.Bovendien kunnen er bijwerkingen optreden,zoals overbeweeglijkheid, of plotseling optreden-de periodes met stijfheid of beven. Het verloopvan de ziekte is bij elke patiënt anders, waarbij deziekteduur kan variëren van tien tot meer dandertig jaar. Uiteindelijk worden de meeste patiën-ten hulpbehoevend. Ook lopen ze een groter risi-co dement te worden.

Sinds het midden van de jaren negentig wordt’diepe hersenstimulatie’ – de operatie die in dezereportage wordt beschreven – ingezet bij Parkin-son. Bij de operatie bestaat een kleine kans op eenhersenbloeding of infectie. Aan de ingreep gaataltijd een periode van voorlichting vooraf. Devragen waarmee dit verhaal begint, maken deeluit van een standaard veiligheidsprotocol.

CarelsREPORTAGE HERSENOPERATIECarel Dolman is 38 als hij hoort dat hijde ziekte van Parkinson heeft. Zevenjaar later laat hij twee elektrodes inzijn hersenen aanbrengen die hemmoeten verlossen van de gekmakendeoverbeweeglijkheid. Een operatie diealleen mogelijk is als hij zelf bij kennisblijft. Door Henk Blanken

De tanige man op het verrijdbare

ziekenhuisbed in operatiezaal

9 moet zijn naam noemen.

Carel, zegt hij, Carel Dolman.

Michiel Staal staat aan zijn

bed. De neurochirurg vraagt of Carel Dol-

man weet dat ze in zijn hersenen gaan

opereren.

Ja, zegt hij. God ja. Natuurlijk weet hij

dat.

En dat hij tijdens die operatie bij kennis

blijft?

Maanden heeft Carel Dolman daarover

kunnen piekeren. Hoe professor Staal zijn

schedel blootlegt, twee gaten boort en met

een naald tien centimeter diep in zijn her-

senen zal ronddwalen. En dat hij, Carel, dan

moet aangeven of die naald goed zit.

Carel Dolman knikt.

Het is twaalf minuten voor acht op een

dinsdagochtend in september.

Drie maanden eerder. Als Carel Dolman

praat, praat de tafel mee. Doordat alles aan

hem beweegt. Zijn armen en benen, zijn

handen en voeten. Aan één stuk door plukt

Carel aan het vel van zijn hals, slaat hij zijn

benen over elkaar, vouwt hij zijn armen

hoofvoor zijn borst, buigt hij voorover tegen de

rand van de houten tafel – bonk – en leunt

weer terug. En frunnikt aan zijn nek. En

kruist zijn armen voor zijn borst opdat het

in vredesnaam even stopt.

Bonk.

Carel Dolman verontschuldigt zich en

trekt de stoel naast hem naar zich toe. Die

stoel staat nu niet meer tegen de tafel. De

stoel is stil.

Carel Dolman – veertiger, gymleraar,

gehuwd en vader van twee jonge zoons –

vertelt hoe het begonnen is, nu bijna zeven

jaar geleden. Tijdens een vergadering op

school ontdekte hij dat zijn notities onlees-

baar werden. Nadenken bij elke letter. En

toch dat rare gepriegel. Hij ging naar zijn

huisarts, die aan schrijfkramp dacht. Daarbij

bleef het. Totdat Jolanda, zijn echtgenote,

aan Carel vroeg wat er toch mis was met

zijn voeten. Hij slofte.

Carel Dolman ging naar een neuroloog

die zijn bloed liet testen en een scan liet

maken van zijn hoofd. De arts dacht al dat

hij niets kon vinden, toen hij nog eens goed

keek naar Carels rare loopje, en aan zijn

polsen draaide, en zei: "Ik weet het. U heeft

de ziekte van Parkinson."

ofdGodsamme.

Carel Dolman was 38 jaar. Hij wilde zijn

zoontjes nog leren windsurfen. Hij zou met

ze gaan fietsen langs de Friese elf steden.

En ’s winters skiën.

Op zijn naaste familie na, wat vrienden

en de directie van zijn school, vertelde hij

niemand wat er loos was. Totdat mensen in

het dorp over hem begonnen te praten. Dat

hij met zó’n sik rondliep. Dat hij zo stijf

was en onhandig.

De groep van atheneum-4 hoorde het als

eerste.

Jongens, ga eens even zitten.

Een van de jongens had een opa, en die

had het ook.

Hoe oud is die opa, vroeg Carel Dolman.

Tachtig.

Joh, zei hij, ik ben nog niet op de helft.

Carel Dolman ligt op het verrijdbare bed

in operatiezaal 9. Professor Staal heeft hem

de vragen gesteld die hij van het protocol

moet stellen. De anesthesist heeft blauwe,

gele, groene en rode kabeltjes aan zijn lijf

verbonden. Carel is wat roezig, maar vast-

besloten. Dit is te doen.

Om half zeven is hij gewekt. Hij heeft

dgeen oog dicht gedaan. Doordat hij zijn

medicijnen niet meer mocht innemen. Of

toch van de zenuwen? Daar had hij niet op

gerekend. De vorige avond, in kamer 32 van

de verpleegafdeling van het UMCG, heeft

hij het er nog met Jolanda over gehad. Hoe

de ’buren’ op de camping in Zuid-Frankrijk

hem telkens hadden aangestaard. Alsof hij

niet helemaal goed was. Dat heftige bewe-

gen van zijn armen, dat plukken aan zijn

hals, tics zijn het, zo onrustig, nooit eens

stil, om horendol van te worden.

Voor het eerst had Carel zich bekeken

gevoeld, op die camping.

Hij is er klaar mee, zei hij tegen Jolanda.

Klaar met de pillen die de stijfheid en on-

handigheid niet meer onderdrukten. Klaar

met de andere pillen waarvan hij "zo gek als

een deur" werd. Carel ging eindeloos bieden

op Marktplaats-bootjes, duizenden euro’s,

en zat ’s nachts al maar op internet. Jolanda

had zijn koffers al bij de voordeur gezet,

toen een verpleegkundige vertelde dat die

dwangmatigheid een bekende bijwerking

van de medicijnen was. Carel moest weer

andere pillen slikken, waarvan hij tenslotte,

nu een jaar geleden, steeds beweeglijker

>

Carels

¬ Professor Michiel Staal brengt met behulp van het frame de elektrode inin het hoofd van Carel Dolman. Foto’s: UMCG/Jacob Wilkens

hoofd

01 december 2012 , pag. 8

werd. Hij viel tien kilo af, zijn lijf werd

mager.

Zonder pil kwam Carel Dolman nauwe-

lijks vooruit – dan was hij ’off’. Met pillen

ging hij ’on’, zo ’on’ als een batterijkonijn. "Er

zit geen enkele rem op. Je moet maar door.

En zo druk in je hoofd."

Jolanda leerde ermee leven. Zijn jongens

wisten niet beter. Maar de dag kwam dich-

terbij dat Carel Dolman zou moeten stop-

pen met werken. Toen hoorde hij van die

hersenoperatie. Jolanda voelde er niets voor.

"Ik heb liever dat ze je voet amputeren dan

dat ze in je hersenen zitten."

Maar Carel Dolman twijfelde niet, en nu,

het is inmiddels twintig over acht, hij is wel

drie keer naar het toilet geweest, nu scheert

support specialist Cor Kliphuis met een

tondeuse de stoppels van zijn toch al kort-

geknipte hoofd. Daarna zeept Kliphuis zijn

schedel in met scheercrème, en haalt hij

het laatste haar met een mesje weg.

"Dit voelt koud", waarschuwt Kliphuis,

voordat hij Carels spiegelgladde hoofd dept

met een desinfecterende vloeistof.

"Hallekidee", roept Carel, bijna vrolijk.

Vlak daarna legt Kliphuis een kussen over

zijn benen. Plompverloren klimt hij boven-

op Carel Dolman, op het ziekenhuisbed, zijn

knieën aan weerszijden van Carels bovenli-

chaam. In zijn handen houdt Kliphuis de

zware, vierkante, met streepjes afgezette

kroon van donker metaal, het ’frame’, weet

Carel. Neurochirurg Staal staat achter het

hoofdeinde van zijn bed. Als Kliphuis de

kroon over Carels hoofd houdt, begint Staal

("Dit hoeft geen pijn te doen") de stel-

schroeven aan te draaien, op elke hoek van

het frame één.

Het hoofd van Carel Dolman is met een

prikje plaatselijk verdoofd. Hij voelt nauwe-

lijks dat de eerste scherpe punt door de

weke delen van zijn hoofdhuid dringt. Maar

als Staal het metalen frame met kracht

vastzet, kruislings, zoals je de moeren van

>

een autowiel aandraait, linksvoor, rechts-

achter, linksachter, rechtsvoor, voelt hij de

druk op zijn schedel. Blijven ademen nu.

De puntjes van de schroeven dringen

twee of drie millimeter diep in het bot van

zijn schedel.

Zijn hoofd in een bankschroef.

"Best vervelend", zegt Carel Dolman.

Het roesje van de anesthesist, weet Klip-

huis, kalmeert Carel Dolman. Hij vindt het

wat minder erg dan het is – en zal het zich

minder precies herinneren.

Dit is het deel dat de meesten wel willen

vergeten, denkt Staal.

Over het beige marmoleum van de zie-

kenhuisgangen wordt Carel Dolman even

na half negen van de operatiezaal naar de

CT-scan gereden. Hij hoort het geklepper

van slippers, de kalmerende stem van Klip-

huis, het zoemen van de airco, het open-

schuiven van liftdeuren, en weet wat er

komen gaat. Het is niet zijn eerste hersen-

scan, maar hij herinnert zich de paniek van

die eerste keer, een uur in de MRI, kap over

je heen, dopjes in je oren, en tóch het la-

waai van een cirkelzaag in je schedeldak.

Cor Kliphuis heeft hem zijn hersenen

laten zien, een grijze geitenkaas van hon-

derd miljard zenuwcellen, met op de scan

lichtere en donkerder vlekken. Kliphuis

wees hem de zwarte kernen aan, in het

midden van zijn hoofd, die niet meer doen

wat ze moeten doen. Ze geven te weinig

dopamine af. Daardoor slaan twee andere

kernen ter grootte van koffieboontjes, scha-

kelkastjes die de motoriek regelen, op hol.

En hij dus ook.

Een verdieping onder de operatiezaal

wordt Carel Dolman, kroon op zijn hoofd,

in de CT-scan geschoven. Negentig secon-

den later is een tweede beeld van zijn her-

senen gemaakt, dat op een computer wordt

gecombineerd met het beeld van de MRI-

scan. De optelsom is een driedimensionaal

plaatje van de schedel van Carel Dolman,

waarmee akelig precies wordt berekend hoe

de naald van professor Staal straks in die

koffieboontjes zal prikken, diep genoeg om

dat malle bewegen te stoppen.

Kort na negen uur klinkt Clouseau uit de

radio en schroeft Cor Kliphuis de kroon op

het hoofd van Carel Dolman vast aan de

operatietafel. Een blauwe molton en een

opblaasbaar kussen ondersteunen Carels

nek. Zodra hij prettig ligt, tekent neurochi-

rurg Staal met een zwarte stift – een per-manent marker, het mag niet gaan uitlopen

– op het kale hoofd waar hij de huid zal

opensnijden. Hij werkt op de tast, voelt aan

de schedelnaden waar hij moet zijn. Hon-

derden keren heeft hij dit gedaan, "maar

niets is routine".

"Er komt nu een prikje. Mag dat?", vraagt

de chirurg.

"Heb ik een keus?", antwoordt Carel Dol-

man.

"U mag nee zeggen, maar dat zou ik niet

aanraden."

Terwijl de verdoving begint te werken,

trekt de operatieassistent een doorzichtig

plastic scherm op tussen de rest van Carel

Dolman en de zwarte streep op zijn hoofd.

Het scherm wordt met bruine desinfecte-

rende folie aan zijn schedel vastgeplakt.

Aan de steriele snijkant van de zaal ligt nu

alleen het deel van Carels hoofd bloot waar-

in Staal zal werken.

Iemand legt Clouseau het zwijgen op.

Met een mesje snijdt Staal de hoofdhuid

open, een eerste snee die door het plakplas-

tic en de huid gaat, waarna hij vlot twee

hechtdraden door de huidflap trekt en de

draden met klemmen vastmaakt aan het

operatiedoek.

Als de chirurg met een ’elektrisch mes’

dieper snijdt, in het onderhuidse vet en het

beenvlies, ruikt Carel Dolman de geur van

verbrand vlees.

"Het is net puntlassen", zegt Cor Kliphuis.

Staals assistent zuigt bloed af, helpt bij

het dichtbranden van kleine bloedvaten, bij

het maken van een tweede snee boven het

rechteroor, en drukt gaasjes in de wond,

waardoor het hoofd van Carel Dolman

langzaam verandert in een woestmodern

schilderij met gele en bruine jodiumtinten,

een verfomfaaide, rommelige mummie.

Carel Dolman ziet het niet, maar laat het

gebeuren.

Tot zijn wereld aan de andere zijde van

het zeil dringen geuren door, het getik van

apparatuur, stemmen die zacht met elkaar

overleggen. Hij kan alleen naar zijn voeten-

einde kijken, naar het laken over zijn on-

rustige benen. Hij hoort het schelle, scher-

pe zingen als van een tandartsboor wan-

neer Staal een sleufje in zijn schedel freest,

enkele centimeters lang, een ’lit-jumeaux-

tje’, zoals de chirurg het noemt, waarin het

platte, plastic verbindingsstukje straks

netjes kan liggen, dat de draden in zijn

hoofd zal koppelen aan een draad naar zijn

buik.

Het is vijf minuten over tien als Staal

droog aankondigt dat nu het boren gaat

beginnen. Het klinkt nonchalant en plech-

tig tegelijk, als bij het aansnijden van een

taart. Maar Carel Dolman vangt het seintje

op. Bang is hij niet. Het boren zal hij nau-

welijks voelen – in het bot zitten geen pijn-

zenuwen – en die boor slaat vanzelf af als

hij door het bot heen is. Maar hij zal het

horen. Adem door je open mond, heeft

Kliphuis hem aangeraden, dan is je hoofd

geen afgesloten klankkast.

Staal plaatst de boor op het bot, en maakt

binnen drie minuten twee ronde gaatjes zo

groot als een eurocent, één links, één

rechts.

Steeds iets dieper schroeft Staal een lan-

ge, dunne naald in het hoofd van Carel

Dolman. De weg die de naald aflegt, ligt

vast. Op het frame is een boog gemonteerd,

waardoor alleen de diepte nog verandert en

het puntje van de naald millimeter na mil-

limeter dichterbij zijn doel komt. Hersenen

kunnen dat hebben, heeft Staal uitgelegd.

"Je weet wat een onschuldig traject is, waar

niets gebeurt als je erdoorheen gaat." En

hersenen voelen geen pijn.

Achter het doorzichtige plastic praat

neuroloog Teus van Laar, die even eerder de

operatiezaal binnen kwam, kalm met Carel

Dolman. Hij vraagt de maanden van het

jaar te noemen – "januari, februari, maart…"

Hij pakt zijn linkerhand en voelt hoe soepel

de pols is. Hij kijkt naar de stand van zijn

ogen, zoekt naar kramp in zijn hand. En laat

Carel Dolman duim en wijsvinger tegen

elkaar ’tappen’.

Dit is waar alles samenvalt. Waarom het,

zoals Staal zegt, "verdomd belangrijk is dat

je elkaar heel erg goed kent". De chirurg die

het platina tipje van de naald inbrengt. De

neuroloog die voelt – "je moet het heel vaak

gedaan hebben", zegt Van Laar – hoe een

patiënt reageert. En Carel Dolman zelf, die

wakker moet zijn, zo wakker dat hij hoort

hoe uit het luidsprekertje naast hem iets

komt dat op het gehuil van zeehonden lijkt.

Zo klinkt zijn brein dus, zo klinkt de hyper-

actieve koffieboon in zijn hoofd als de naald

zijn doel heeft bereikt en het elektrische

signaal wordt omgezet in geluid.

Van Laar blijft proberen, eerst aan de

linkerkant, dan rechts, hoe Carel Dolman

reageert op de stroomstootjes van de elek-

trode. Eén volt, twee volt, … en door tot vier

volt. En dat voor elk van de vier contact-

puntjes op de elektrode. Hoe losjes voelt

Carels elleboog, hoe struikelt hij over de

tongbreker ’artillerie’, hoe bewegen zijn

ogen. Gaan zijn voeten tintelen, kan hij nog

tappen met wijsvinger en duim.

Staal en Van Laar – "We stoppen niet voor

we beiden tevreden zijn" – zoeken naar het

beste punt. Een millimeter dieper in de

koffieboon, een millimeter opzij. Zo makke-

lijk als zij het juiste punt vonden in de

rechterhelft van Carel Dolmans hersenen,

een "hole in one" zal Van Laar zeggen, zo

lastig is het links. "We zitten close", zegt

Van Laar, "het doet wel wat, maar dit is het

net niet." En wat later: "Het is beter nu,

maar niet zo overtuigend als de andere

kant."

Soms, weten Staal en Van Laar, stopt een

Parkinsonpatiënt al met trillen als de naald

op zijn plek komt. Nooit laat dat moment

hen onverschillig. Het heeft iets mysteri-

eus: hoeveel zij ook weten over hersencel-

len en neurotransmitters, waaróm het brein

op die stroomstootjes reageert zoals het

doet, begrijpen ze maar ten dele. Maar elke

keer als het werkt, zegt Staal, gaat er een

rilling door hem heen.

Gekscherend worden ze in het UMCG

soms ’staaldraden’ genoemd, de twee dunne

draden die Staal om kwart over twaalf met

blauwe lijm en wat botgruis, bij het boren

opzij gelegd in een aluminium bakje, vast-

zet in de gaten in Carel Dolmans hoofd. De

uiteinden van de draden steken in een

platte, witte, plastic connector die Staal in

het uitgefreesde bedje legt. Daarna hecht

hij het beenvlies en de huid.

Carel Dolman doet een plas in een onder-

steek.

De hoofdwond is dicht. Het gordijn wordt

losgetrokken en weggehaald. Cor Kliphuis

schroeft de kroon los. En om kwart voor

één zit Carel Dolman overeind, een witte

tulband op zijn hoofd. Hij is moe. Ontzet-

tend moe. Breng hem nu maar onder zeil.

Als neurochirurg Michiel Staal een boter-

hammetje eet, wordt Carel Dolman onder

narcose gebracht voor het tweede deel van

zijn operatie. Hij ligt nu naakt op de opera-

tietafel. Zijn hele lichaam is afgedekt met

groen operatiedoek. Alleen een gestrekte

halve meter huid van zijn rechteroor tot aan

zijn zij blijft onbedekt.

Staal wast opnieuw zijn handen, borstelt

zijn armen, trekt een andere operatiejas

aan. Uit de radio klinkt Elton John. Nikita.

De chirurg tornt de eerder dichtgehechte

wond boven het rechteroor open, maakt

een snee in Carel Dolmans zij, en prikt het

uiteinde van een halve meter lange, holle

priem onder de hoofdhuid. Staal moet

kracht zetten om de ’tunnelaar’ door het

onderhuidse vet te dwingen, onder de hals

door, bovenlangs het sleutelbeen – en niet

eronder, daar zitten de longen –, langs zijn

borstkas, duwend, "een beetje poken", zegt

Cor Kliphuis, totdat het puntje van de

priem opduikt tussen het vanillegele vet bij

de buik van Carel Dolman.

Uit de verpakking krijgt Staal een kastje

aangereikt, iets kleiner dan een pakje siga-

retten. Het apparaat, een soort pacemaker,

bevat een batterij die jarenlang stroompjes

naar de hersenen zal sturen, stroompjes die

de overactieve kernen in balans moeten

houden. En het lijf van Carel Dolman soe-

pel, zijn motoriek weer wat normaal.

Cor Kliphuis meet de bedrading door, van

de pacemaker in Carels buik onderhuids

naar zijn schedel. "Je wilt niet dat ergens

nog een aansluiting niet goed zit, want dan

moet alles weer open."

Staal hecht de hoofdwond. Zijn operatie-

assistent maakt de buikwond dicht.

"Carel, het is klaar", zegt de anesthesist.

Het is vijf voor twee. Maar Carel Dolman

zal pas uren later wakker worden.

Drie maanden later. Carel Dolman staat

in de deuropening van zijn woning. Voller

in zijn gezicht, onder het litteken op zijn

voorhoofd grijnzend van oor tot oor – hij

steekt zijn armen uit, zoals hij dat ook deed

toen hij net ontwaakte uit zijn narcose. Kijk

eens hoe rustig.

Carel Dolman scheert zich weer met

rechts. Hij maait het gras. Hij plakt de lekke

banden van zijn zoons. Zet de aardappelen

op, morst niet met koffie. "En ik hoor je niet

meer, ik hoor je ’s ochtends niet schuifelen",

zegt Jolanda.

Uit een lade pakt Carel Dolman de af-

standsbediening waarmee hij zijn pacema-

ker als het moet zelf aan en uit kan zetten.

In het UMCG is dat apparaat ingesteld. De

frequentie, het voltage, de beste combinatie

van platina puntjes. Gewoon: proberen.

Gaat zijn lip hangen, voelt hij tintelingen,

beweegt zijn hand te veel, spreekt hij on-

verstaanbaar. "Heel wonderlijk", herinnert

Jolanda zich, "hoe ze hem aanzetten en je

ineens weer gewoon begon te praten."

Genezen is Carel Dolman niet. De Parkin-

son is niet weg. Hij slikt medicijnen, maar

minder. Niemand weet hoe lang het duurt,

maar hij heeft er een aantal jaren zonder

dat gekmakende bewegen bij gekregen. En

straks gaat hij weer aan het werk op school.

@ [email protected]

Punt voor Parkinson

Samen met het Martini Ziekenhuis en de

Zorggroep Groningen wil het UMCG in

2014 een nieuw Parkinson Expertisecen-

trum openen, waarschijnlijk in het ver-

pleeghuis Maartenshof in Groningen-

Zuid. De drie raden van bestuur hebben

het plan hiervoor onlangs goedgekeurd.

Volgens neurologen Teus van Laar en

Wijnand Rutgers (Martini) is de zorg

aan Parkinsonpatiënten nu nog te ver-

snipperd en wordt de zorg "niet rondom

de patiënt georganiseerd". Veel mensen

worden niet optimaal behandeld, omdat

er te weinig tijd en deskundigheid be-

schikbaar is. Het expertisecentrum

("Punt voor Parkinson") wordt de spil

van een regionaal netwerk van neurolo-

gen en andere gespecialiseerde hulpver-

leners voor Parkinsonpatiënten in de

drie noordelijke provincies. In het exper-

tisecentrum worden poliklinische zorg,

ziekenhuisbedden, verpleeghuisbedden

en onder meer dagbehandeling onderge-

bracht. Meer informatie: www.punt-

voorparkinson.nl.

... Zo klinkt zijn brein dus, zo klinkt de hyperactieve koffieboonin zijn hoofd als de naald zijn doel heeft bereikt en het elektri-

sche signaal wordt omgezet in geluid ...

¬ Computerbeeld van het hoofd van Carel Dolman. De rode en groene lijn

geven weer langs welke weg de naald zijn weg vindt. Bij de uiteinden be-

vinden zich de kernen die weer in balans gebracht moeten worden met

stroomstootjes. Vlak daaronder zitten de ’zwarte kernen’, die bij Parkinson-

patiënten te weinig dopamine afgeven.

¬ Aan weerszijden van het plastic doek staan neurochirurg Michiel Staal (links) en

neuroloog Teus van Laar gebogen over Carel Dolman.

01 december 2012 , pag. 6

Carels hoofd

... Om half zeven is hij gewekt. Hij heeft geen oog dicht ge-daan. Doordat hij zijn medicijnen niet meer mocht innemen.Of toch van de zenuwen? Daar had hij niet op gerekend ...

HersenstimulatieIn Nederland hebben ongeveer vijftigduizendmensen de ziekte van Parkinson. Bij de meestepatiënten openbaart de ziekte zich tussen hunvijftigste en zestigste. Ze gaan trillen, of wordenstijf en traag. Dat wordt veroorzaakt door hetafsterven van hersencellen in de ’zwarte kernen’,die te weinig dopamine afgeven, de stof die be-langrijk is voor de motoriek. Waardoor dat ge-beurt, is grotendeels onbekend. Genezing is nietmogelijk.

Met medicijnen kan het tekort aan dopamineworden opgevangen. Na verloop van jaren, als dezwarte kernen verder afsterven, wordt het steedsmoeilijker dat met medicijnen te ondervangen.Bovendien kunnen er bijwerkingen optreden,zoals overbeweeglijkheid, of plotseling optreden-de periodes met stijfheid of beven. Het verloopvan de ziekte is bij elke patiënt anders, waarbij deziekteduur kan variëren van tien tot meer dandertig jaar. Uiteindelijk worden de meeste patiën-ten hulpbehoevend. Ook lopen ze een groter risi-co dement te worden.

Sinds het midden van de jaren negentig wordt’diepe hersenstimulatie’ – de operatie die in dezereportage wordt beschreven – ingezet bij Parkin-son. Bij de operatie bestaat een kleine kans op eenhersenbloeding of infectie. Aan de ingreep gaataltijd een periode van voorlichting vooraf. Devragen waarmee dit verhaal begint, maken deeluit van een standaard veiligheidsprotocol.

CarelsREPORTAGE HERSENOPERATIECarel Dolman is 38 als hij hoort dat hijde ziekte van Parkinson heeft. Zevenjaar later laat hij twee elektrodes inzijn hersenen aanbrengen die hemmoeten verlossen van de gekmakendeoverbeweeglijkheid. Een operatie diealleen mogelijk is als hij zelf bij kennisblijft. Door Henk Blanken

De tanige man op het verrijdbare

ziekenhuisbed in operatiezaal

9 moet zijn naam noemen.

Carel, zegt hij, Carel Dolman.

Michiel Staal staat aan zijn

bed. De neurochirurg vraagt of Carel Dol-

man weet dat ze in zijn hersenen gaan

opereren.

Ja, zegt hij. God ja. Natuurlijk weet hij

dat.

En dat hij tijdens die operatie bij kennis

blijft?

Maanden heeft Carel Dolman daarover

kunnen piekeren. Hoe professor Staal zijn

schedel blootlegt, twee gaten boort en met

een naald tien centimeter diep in zijn her-

senen zal ronddwalen. En dat hij, Carel, dan

moet aangeven of die naald goed zit.

Carel Dolman knikt.

Het is twaalf minuten voor acht op een

dinsdagochtend in september.

Drie maanden eerder. Als Carel Dolman

praat, praat de tafel mee. Doordat alles aan

hem beweegt. Zijn armen en benen, zijn

handen en voeten. Aan één stuk door plukt

Carel aan het vel van zijn hals, slaat hij zijn

benen over elkaar, vouwt hij zijn armen

hoofvoor zijn borst, buigt hij voorover tegen de

rand van de houten tafel – bonk – en leunt

weer terug. En frunnikt aan zijn nek. En

kruist zijn armen voor zijn borst opdat het

in vredesnaam even stopt.

Bonk.

Carel Dolman verontschuldigt zich en

trekt de stoel naast hem naar zich toe. Die

stoel staat nu niet meer tegen de tafel. De

stoel is stil.

Carel Dolman – veertiger, gymleraar,

gehuwd en vader van twee jonge zoons –

vertelt hoe het begonnen is, nu bijna zeven

jaar geleden. Tijdens een vergadering op

school ontdekte hij dat zijn notities onlees-

baar werden. Nadenken bij elke letter. En

toch dat rare gepriegel. Hij ging naar zijn

huisarts, die aan schrijfkramp dacht. Daarbij

bleef het. Totdat Jolanda, zijn echtgenote,

aan Carel vroeg wat er toch mis was met

zijn voeten. Hij slofte.

Carel Dolman ging naar een neuroloog

die zijn bloed liet testen en een scan liet

maken van zijn hoofd. De arts dacht al dat

hij niets kon vinden, toen hij nog eens goed

keek naar Carels rare loopje, en aan zijn

polsen draaide, en zei: "Ik weet het. U heeft

de ziekte van Parkinson."

ofdGodsamme.

Carel Dolman was 38 jaar. Hij wilde zijn

zoontjes nog leren windsurfen. Hij zou met

ze gaan fietsen langs de Friese elf steden.

En ’s winters skiën.

Op zijn naaste familie na, wat vrienden

en de directie van zijn school, vertelde hij

niemand wat er loos was. Totdat mensen in

het dorp over hem begonnen te praten. Dat

hij met zó’n sik rondliep. Dat hij zo stijf

was en onhandig.

De groep van atheneum-4 hoorde het als

eerste.

Jongens, ga eens even zitten.

Een van de jongens had een opa, en die

had het ook.

Hoe oud is die opa, vroeg Carel Dolman.

Tachtig.

Joh, zei hij, ik ben nog niet op de helft.

Carel Dolman ligt op het verrijdbare bed

in operatiezaal 9. Professor Staal heeft hem

de vragen gesteld die hij van het protocol

moet stellen. De anesthesist heeft blauwe,

gele, groene en rode kabeltjes aan zijn lijf

verbonden. Carel is wat roezig, maar vast-

besloten. Dit is te doen.

Om half zeven is hij gewekt. Hij heeft

dgeen oog dicht gedaan. Doordat hij zijn

medicijnen niet meer mocht innemen. Of

toch van de zenuwen? Daar had hij niet op

gerekend. De vorige avond, in kamer 32 van

de verpleegafdeling van het UMCG, heeft

hij het er nog met Jolanda over gehad. Hoe

de ’buren’ op de camping in Zuid-Frankrijk

hem telkens hadden aangestaard. Alsof hij

niet helemaal goed was. Dat heftige bewe-

gen van zijn armen, dat plukken aan zijn

hals, tics zijn het, zo onrustig, nooit eens

stil, om horendol van te worden.

Voor het eerst had Carel zich bekeken

gevoeld, op die camping.

Hij is er klaar mee, zei hij tegen Jolanda.

Klaar met de pillen die de stijfheid en on-

handigheid niet meer onderdrukten. Klaar

met de andere pillen waarvan hij "zo gek als

een deur" werd. Carel ging eindeloos bieden

op Marktplaats-bootjes, duizenden euro’s,

en zat ’s nachts al maar op internet. Jolanda

had zijn koffers al bij de voordeur gezet,

toen een verpleegkundige vertelde dat die

dwangmatigheid een bekende bijwerking

van de medicijnen was. Carel moest weer

andere pillen slikken, waarvan hij tenslotte,

nu een jaar geleden, steeds beweeglijker

>

Carels

¬ Professor Michiel Staal brengt met behulp van het frame de elektrode inin het hoofd van Carel Dolman. Foto’s: UMCG/Jacob Wilkens

hoofd

01 december 2012 , pag. 8

werd. Hij viel tien kilo af, zijn lijf werd

mager.

Zonder pil kwam Carel Dolman nauwe-

lijks vooruit – dan was hij ’off’. Met pillen

ging hij ’on’, zo ’on’ als een batterijkonijn. "Er

zit geen enkele rem op. Je moet maar door.

En zo druk in je hoofd."

Jolanda leerde ermee leven. Zijn jongens

wisten niet beter. Maar de dag kwam dich-

terbij dat Carel Dolman zou moeten stop-

pen met werken. Toen hoorde hij van die

hersenoperatie. Jolanda voelde er niets voor.

"Ik heb liever dat ze je voet amputeren dan

dat ze in je hersenen zitten."

Maar Carel Dolman twijfelde niet, en nu,

het is inmiddels twintig over acht, hij is wel

drie keer naar het toilet geweest, nu scheert

support specialist Cor Kliphuis met een

tondeuse de stoppels van zijn toch al kort-

geknipte hoofd. Daarna zeept Kliphuis zijn

schedel in met scheercrème, en haalt hij

het laatste haar met een mesje weg.

"Dit voelt koud", waarschuwt Kliphuis,

voordat hij Carels spiegelgladde hoofd dept

met een desinfecterende vloeistof.

"Hallekidee", roept Carel, bijna vrolijk.

Vlak daarna legt Kliphuis een kussen over

zijn benen. Plompverloren klimt hij boven-

op Carel Dolman, op het ziekenhuisbed, zijn

knieën aan weerszijden van Carels bovenli-

chaam. In zijn handen houdt Kliphuis de

zware, vierkante, met streepjes afgezette

kroon van donker metaal, het ’frame’, weet

Carel. Neurochirurg Staal staat achter het

hoofdeinde van zijn bed. Als Kliphuis de

kroon over Carels hoofd houdt, begint Staal

("Dit hoeft geen pijn te doen") de stel-

schroeven aan te draaien, op elke hoek van

het frame één.

Het hoofd van Carel Dolman is met een

prikje plaatselijk verdoofd. Hij voelt nauwe-

lijks dat de eerste scherpe punt door de

weke delen van zijn hoofdhuid dringt. Maar

als Staal het metalen frame met kracht

vastzet, kruislings, zoals je de moeren van

>

een autowiel aandraait, linksvoor, rechts-

achter, linksachter, rechtsvoor, voelt hij de

druk op zijn schedel. Blijven ademen nu.

De puntjes van de schroeven dringen

twee of drie millimeter diep in het bot van

zijn schedel.

Zijn hoofd in een bankschroef.

"Best vervelend", zegt Carel Dolman.

Het roesje van de anesthesist, weet Klip-

huis, kalmeert Carel Dolman. Hij vindt het

wat minder erg dan het is – en zal het zich

minder precies herinneren.

Dit is het deel dat de meesten wel willen

vergeten, denkt Staal.

Over het beige marmoleum van de zie-

kenhuisgangen wordt Carel Dolman even

na half negen van de operatiezaal naar de

CT-scan gereden. Hij hoort het geklepper

van slippers, de kalmerende stem van Klip-

huis, het zoemen van de airco, het open-

schuiven van liftdeuren, en weet wat er

komen gaat. Het is niet zijn eerste hersen-

scan, maar hij herinnert zich de paniek van

die eerste keer, een uur in de MRI, kap over

je heen, dopjes in je oren, en tóch het la-

waai van een cirkelzaag in je schedeldak.

Cor Kliphuis heeft hem zijn hersenen

laten zien, een grijze geitenkaas van hon-

derd miljard zenuwcellen, met op de scan

lichtere en donkerder vlekken. Kliphuis

wees hem de zwarte kernen aan, in het

midden van zijn hoofd, die niet meer doen

wat ze moeten doen. Ze geven te weinig

dopamine af. Daardoor slaan twee andere

kernen ter grootte van koffieboontjes, scha-

kelkastjes die de motoriek regelen, op hol.

En hij dus ook.

Een verdieping onder de operatiezaal

wordt Carel Dolman, kroon op zijn hoofd,

in de CT-scan geschoven. Negentig secon-

den later is een tweede beeld van zijn her-

senen gemaakt, dat op een computer wordt

gecombineerd met het beeld van de MRI-

scan. De optelsom is een driedimensionaal

plaatje van de schedel van Carel Dolman,

waarmee akelig precies wordt berekend hoe

de naald van professor Staal straks in die

koffieboontjes zal prikken, diep genoeg om

dat malle bewegen te stoppen.

Kort na negen uur klinkt Clouseau uit de

radio en schroeft Cor Kliphuis de kroon op

het hoofd van Carel Dolman vast aan de

operatietafel. Een blauwe molton en een

opblaasbaar kussen ondersteunen Carels

nek. Zodra hij prettig ligt, tekent neurochi-

rurg Staal met een zwarte stift – een per-manent marker, het mag niet gaan uitlopen

– op het kale hoofd waar hij de huid zal

opensnijden. Hij werkt op de tast, voelt aan

de schedelnaden waar hij moet zijn. Hon-

derden keren heeft hij dit gedaan, "maar

niets is routine".

"Er komt nu een prikje. Mag dat?", vraagt

de chirurg.

"Heb ik een keus?", antwoordt Carel Dol-

man.

"U mag nee zeggen, maar dat zou ik niet

aanraden."

Terwijl de verdoving begint te werken,

trekt de operatieassistent een doorzichtig

plastic scherm op tussen de rest van Carel

Dolman en de zwarte streep op zijn hoofd.

Het scherm wordt met bruine desinfecte-

rende folie aan zijn schedel vastgeplakt.

Aan de steriele snijkant van de zaal ligt nu

alleen het deel van Carels hoofd bloot waar-

in Staal zal werken.

Iemand legt Clouseau het zwijgen op.

Met een mesje snijdt Staal de hoofdhuid

open, een eerste snee die door het plakplas-

tic en de huid gaat, waarna hij vlot twee

hechtdraden door de huidflap trekt en de

draden met klemmen vastmaakt aan het

operatiedoek.

Als de chirurg met een ’elektrisch mes’

dieper snijdt, in het onderhuidse vet en het

beenvlies, ruikt Carel Dolman de geur van

verbrand vlees.

"Het is net puntlassen", zegt Cor Kliphuis.

Staals assistent zuigt bloed af, helpt bij

het dichtbranden van kleine bloedvaten, bij

het maken van een tweede snee boven het

rechteroor, en drukt gaasjes in de wond,

waardoor het hoofd van Carel Dolman

langzaam verandert in een woestmodern

schilderij met gele en bruine jodiumtinten,

een verfomfaaide, rommelige mummie.

Carel Dolman ziet het niet, maar laat het

gebeuren.

Tot zijn wereld aan de andere zijde van

het zeil dringen geuren door, het getik van

apparatuur, stemmen die zacht met elkaar

overleggen. Hij kan alleen naar zijn voeten-

einde kijken, naar het laken over zijn on-

rustige benen. Hij hoort het schelle, scher-

pe zingen als van een tandartsboor wan-

neer Staal een sleufje in zijn schedel freest,

enkele centimeters lang, een ’lit-jumeaux-

tje’, zoals de chirurg het noemt, waarin het

platte, plastic verbindingsstukje straks

netjes kan liggen, dat de draden in zijn

hoofd zal koppelen aan een draad naar zijn

buik.

Het is vijf minuten over tien als Staal

droog aankondigt dat nu het boren gaat

beginnen. Het klinkt nonchalant en plech-

tig tegelijk, als bij het aansnijden van een

taart. Maar Carel Dolman vangt het seintje

op. Bang is hij niet. Het boren zal hij nau-

welijks voelen – in het bot zitten geen pijn-

zenuwen – en die boor slaat vanzelf af als

hij door het bot heen is. Maar hij zal het

horen. Adem door je open mond, heeft

Kliphuis hem aangeraden, dan is je hoofd

geen afgesloten klankkast.

Staal plaatst de boor op het bot, en maakt

binnen drie minuten twee ronde gaatjes zo

groot als een eurocent, één links, één

rechts.

Steeds iets dieper schroeft Staal een lan-

ge, dunne naald in het hoofd van Carel

Dolman. De weg die de naald aflegt, ligt

vast. Op het frame is een boog gemonteerd,

waardoor alleen de diepte nog verandert en

het puntje van de naald millimeter na mil-

limeter dichterbij zijn doel komt. Hersenen

kunnen dat hebben, heeft Staal uitgelegd.

"Je weet wat een onschuldig traject is, waar

niets gebeurt als je erdoorheen gaat." En

hersenen voelen geen pijn.

Achter het doorzichtige plastic praat

neuroloog Teus van Laar, die even eerder de

operatiezaal binnen kwam, kalm met Carel

Dolman. Hij vraagt de maanden van het

jaar te noemen – "januari, februari, maart…"

Hij pakt zijn linkerhand en voelt hoe soepel

de pols is. Hij kijkt naar de stand van zijn

ogen, zoekt naar kramp in zijn hand. En laat

Carel Dolman duim en wijsvinger tegen

elkaar ’tappen’.

Dit is waar alles samenvalt. Waarom het,

zoals Staal zegt, "verdomd belangrijk is dat

je elkaar heel erg goed kent". De chirurg die

het platina tipje van de naald inbrengt. De

neuroloog die voelt – "je moet het heel vaak

gedaan hebben", zegt Van Laar – hoe een

patiënt reageert. En Carel Dolman zelf, die

wakker moet zijn, zo wakker dat hij hoort

hoe uit het luidsprekertje naast hem iets

komt dat op het gehuil van zeehonden lijkt.

Zo klinkt zijn brein dus, zo klinkt de hyper-

actieve koffieboon in zijn hoofd als de naald

zijn doel heeft bereikt en het elektrische

signaal wordt omgezet in geluid.

Van Laar blijft proberen, eerst aan de

linkerkant, dan rechts, hoe Carel Dolman

reageert op de stroomstootjes van de elek-

trode. Eén volt, twee volt, … en door tot vier

volt. En dat voor elk van de vier contact-

puntjes op de elektrode. Hoe losjes voelt

Carels elleboog, hoe struikelt hij over de

tongbreker ’artillerie’, hoe bewegen zijn

ogen. Gaan zijn voeten tintelen, kan hij nog

tappen met wijsvinger en duim.

Staal en Van Laar – "We stoppen niet voor

we beiden tevreden zijn" – zoeken naar het

beste punt. Een millimeter dieper in de

koffieboon, een millimeter opzij. Zo makke-

lijk als zij het juiste punt vonden in de

rechterhelft van Carel Dolmans hersenen,

een "hole in one" zal Van Laar zeggen, zo

lastig is het links. "We zitten close", zegt

Van Laar, "het doet wel wat, maar dit is het

net niet." En wat later: "Het is beter nu,

maar niet zo overtuigend als de andere

kant."

Soms, weten Staal en Van Laar, stopt een

Parkinsonpatiënt al met trillen als de naald

op zijn plek komt. Nooit laat dat moment

hen onverschillig. Het heeft iets mysteri-

eus: hoeveel zij ook weten over hersencel-

len en neurotransmitters, waaróm het brein

op die stroomstootjes reageert zoals het

doet, begrijpen ze maar ten dele. Maar elke

keer als het werkt, zegt Staal, gaat er een

rilling door hem heen.

Gekscherend worden ze in het UMCG

soms ’staaldraden’ genoemd, de twee dunne

draden die Staal om kwart over twaalf met

blauwe lijm en wat botgruis, bij het boren

opzij gelegd in een aluminium bakje, vast-

zet in de gaten in Carel Dolmans hoofd. De

uiteinden van de draden steken in een

platte, witte, plastic connector die Staal in

het uitgefreesde bedje legt. Daarna hecht

hij het beenvlies en de huid.

Carel Dolman doet een plas in een onder-

steek.

De hoofdwond is dicht. Het gordijn wordt

losgetrokken en weggehaald. Cor Kliphuis

schroeft de kroon los. En om kwart voor

één zit Carel Dolman overeind, een witte

tulband op zijn hoofd. Hij is moe. Ontzet-

tend moe. Breng hem nu maar onder zeil.

Als neurochirurg Michiel Staal een boter-

hammetje eet, wordt Carel Dolman onder

narcose gebracht voor het tweede deel van

zijn operatie. Hij ligt nu naakt op de opera-

tietafel. Zijn hele lichaam is afgedekt met

groen operatiedoek. Alleen een gestrekte

halve meter huid van zijn rechteroor tot aan

zijn zij blijft onbedekt.

Staal wast opnieuw zijn handen, borstelt

zijn armen, trekt een andere operatiejas

aan. Uit de radio klinkt Elton John. Nikita.

De chirurg tornt de eerder dichtgehechte

wond boven het rechteroor open, maakt

een snee in Carel Dolmans zij, en prikt het

uiteinde van een halve meter lange, holle

priem onder de hoofdhuid. Staal moet

kracht zetten om de ’tunnelaar’ door het

onderhuidse vet te dwingen, onder de hals

door, bovenlangs het sleutelbeen – en niet

eronder, daar zitten de longen –, langs zijn

borstkas, duwend, "een beetje poken", zegt

Cor Kliphuis, totdat het puntje van de

priem opduikt tussen het vanillegele vet bij

de buik van Carel Dolman.

Uit de verpakking krijgt Staal een kastje

aangereikt, iets kleiner dan een pakje siga-

retten. Het apparaat, een soort pacemaker,

bevat een batterij die jarenlang stroompjes

naar de hersenen zal sturen, stroompjes die

de overactieve kernen in balans moeten

houden. En het lijf van Carel Dolman soe-

pel, zijn motoriek weer wat normaal.

Cor Kliphuis meet de bedrading door, van

de pacemaker in Carels buik onderhuids

naar zijn schedel. "Je wilt niet dat ergens

nog een aansluiting niet goed zit, want dan

moet alles weer open."

Staal hecht de hoofdwond. Zijn operatie-

assistent maakt de buikwond dicht.

"Carel, het is klaar", zegt de anesthesist.

Het is vijf voor twee. Maar Carel Dolman

zal pas uren later wakker worden.

Drie maanden later. Carel Dolman staat

in de deuropening van zijn woning. Voller

in zijn gezicht, onder het litteken op zijn

voorhoofd grijnzend van oor tot oor – hij

steekt zijn armen uit, zoals hij dat ook deed

toen hij net ontwaakte uit zijn narcose. Kijk

eens hoe rustig.

Carel Dolman scheert zich weer met

rechts. Hij maait het gras. Hij plakt de lekke

banden van zijn zoons. Zet de aardappelen

op, morst niet met koffie. "En ik hoor je niet

meer, ik hoor je ’s ochtends niet schuifelen",

zegt Jolanda.

Uit een lade pakt Carel Dolman de af-

standsbediening waarmee hij zijn pacema-

ker als het moet zelf aan en uit kan zetten.

In het UMCG is dat apparaat ingesteld. De

frequentie, het voltage, de beste combinatie

van platina puntjes. Gewoon: proberen.

Gaat zijn lip hangen, voelt hij tintelingen,

beweegt zijn hand te veel, spreekt hij on-

verstaanbaar. "Heel wonderlijk", herinnert

Jolanda zich, "hoe ze hem aanzetten en je

ineens weer gewoon begon te praten."

Genezen is Carel Dolman niet. De Parkin-

son is niet weg. Hij slikt medicijnen, maar

minder. Niemand weet hoe lang het duurt,

maar hij heeft er een aantal jaren zonder

dat gekmakende bewegen bij gekregen. En

straks gaat hij weer aan het werk op school.

@ [email protected]

Punt voor Parkinson

Samen met het Martini Ziekenhuis en de

Zorggroep Groningen wil het UMCG in

2014 een nieuw Parkinson Expertisecen-

trum openen, waarschijnlijk in het ver-

pleeghuis Maartenshof in Groningen-

Zuid. De drie raden van bestuur hebben

het plan hiervoor onlangs goedgekeurd.

Volgens neurologen Teus van Laar en

Wijnand Rutgers (Martini) is de zorg

aan Parkinsonpatiënten nu nog te ver-

snipperd en wordt de zorg "niet rondom

de patiënt georganiseerd". Veel mensen

worden niet optimaal behandeld, omdat

er te weinig tijd en deskundigheid be-

schikbaar is. Het expertisecentrum

("Punt voor Parkinson") wordt de spil

van een regionaal netwerk van neurolo-

gen en andere gespecialiseerde hulpver-

leners voor Parkinsonpatiënten in de

drie noordelijke provincies. In het exper-

tisecentrum worden poliklinische zorg,

ziekenhuisbedden, verpleeghuisbedden

en onder meer dagbehandeling onderge-

bracht. Meer informatie: www.punt-

voorparkinson.nl.

... Zo klinkt zijn brein dus, zo klinkt de hyperactieve koffieboonin zijn hoofd als de naald zijn doel heeft bereikt en het elektri-

sche signaal wordt omgezet in geluid ...

¬ Computerbeeld van het hoofd van Carel Dolman. De rode en groene lijn

geven weer langs welke weg de naald zijn weg vindt. Bij de uiteinden be-

vinden zich de kernen die weer in balans gebracht moeten worden met

stroomstootjes. Vlak daaronder zitten de ’zwarte kernen’, die bij Parkinson-

patiënten te weinig dopamine afgeven.

¬ Aan weerszijden van het plastic doek staan neurochirurg Michiel Staal (links) en

neuroloog Teus van Laar gebogen over Carel Dolman.