BW wie zijn huis - NYFER · de verdere toekomst wanneer de vergrijzing van de bevolking haar...

98
Wie zijn huis bouwt op zand... Risico’s op de Nederlandse huizen- en hypotheekmarkt op korte en langere termijn BW_wie_zijn_huis.indd 1 23-4-2008 10:50:14

Transcript of BW wie zijn huis - NYFER · de verdere toekomst wanneer de vergrijzing van de bevolking haar...

Wie zijn huis bouwt op zand...

Risico’s op de Nederlandse huizen- en hypotheekmarkt op korte en langere termijn

BW_wie_zijn_huis.indd 1 23-4-2008 10:50:14

NYFERMaliestraat 13581 sh UTRECHTt 030-2364703f 030-2368345e [email protected] www.nyfer.nl

Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek van en met financiële steun van DBV Verzekeringen. De visies en conclusies weergegeven in dit rapport zijn die van NYFER en komen niet nood-zakelijkerwijs overeen met die van de opdrachtgever.

Ontwerp en zetwerkQuina design, Breukelen

Fotografie omslagMarla van den Haak, Kockengen

Drukwerkgrafisch buro szin, Kockengen

© auteursrecht NYFER, Utrecht, mei 2008

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

ISBN 978 90 76443 81 2

BW_wie_zijn_huis.indd 2 23-4-2008 10:50:14

Leo van der GeestLars Heuts

Wie zijn huis bouwt op zand...

Risico’s op de Nederlandse huizen- en hypotheekmarkt

op korte en langere termijn

BW_wie_zijn_huis.indd 3 23-4-2008 10:50:14

Doelstelling NYFER

NYFER doet toegepast-wetenschappelijk economisch onderzoek op een groot aantal beleidsterreinen. De resultaten daarvan worden ingebracht in het publieke debat over economie en samenleving. NYFER wil meten, analyseren en vergelijken om het sociaal- en financieel-economisch beleid op een hoger plan te brengen. On-derzoeksterreinen zijn arbeidsmarkt en sociale zekerheid, levensloop en pensioen, gezondheidszorg, onderwijs, kenniseconomie, stedelijke vernieuwing en ruimtelijke ontwikkeling, marktordening, regulering en mededinging, en financiële economie. Het onderzoek is multidisciplinair en combineert economische met historische en bestuurlijke inzichten. Veel onderzoek plaatst nationale ontwikkelingen in een breder, internationaal perspectief. Er is bijzondere aandacht voor een heldere presentatie.

Adviseurs

• Prof. dr. Lans Bovenberg hoogleraar economie aan de Universiteit van Tilburg en directeur van Netspar• Prof. dr. Harry Garretsen hoogleraar internationale economie aan de Utrecht School of Economics• Prof. dr. Ton Kreukels hoogleraar planologie aan de Universiteit van Utrecht• Prof. dr. ir. Jan van Ours hoogleraar arbeidseconomie aan de Universiteit van Tilburg, wetenschappelijk

directeur van OSA en tevens verbonden aan wetenschapsinstituut CentER• Prof. dr. Sweder van Wijnbergen hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam• Prof. dr. Eduard Bomhoff Dean Faculty of Social Sciences and Education Director Business School van

de University of Nottingham Malaysia

BW_wie_zijn_huis.indd 4 23-4-2008 10:50:14

�N

Inhoudsopgave

Conclusies in hoofdpunten 9

Inleiding 11

Deel I Ontwikkelingen op de Nederlandse huizenmarkt 1 Ontwikkelingen op de Nederlandse huizenmarkt 17 1.1 Huizenprijzen nemen nog toe 17 1.2 Nederland en de internationale huizenmarkt 18 1.2.1 Gemiddelde groei van de huizenprijzen 18 1.2.2 Nederland en de buurlanden 19 1.2.3 Huizenprijzen overgewaardeerd? 22 1.2.4 Bijzonder grote sociale sector 23 1.3 Determinanten van de huizenprijzen 24 1.3.1 Reëel beschikbaar gezinsinkomen 24 1.3.2 Reële rente 25 1.3.3 Ontwikkeling van het aantal huishoudens 26 1.3.4 Huurprijzen 27 1.3.5 Het consumentenvertrouwen 28 1.3.6 Aanbod van nieuwe woningen 29 1.3.7 Bouwkosten 31 1.3.8 Fiscaal beleid overheid 32 1.3.9 Speculatieve effecten 33 1.4 Scenario’s voor de huizenmarkt 34 1.4.1 Regressiemodel 34 1.4.2 Drie scenario’s 35 1.5 Tot slot 38

Deel II Ontwikkelingen op de Nederlandse hypotheekmarkt2 Risico’s op de Nederlandse hypotheekmarkt 41 2.1 De omvang van de hypotheekmarkt 41 2.1.1 Hoge hypotheekschuld 41

BW_wie_zijn_huis.indd 5 23-4-2008 10:50:14

�N

2.1.2 Oorzaken van hoge hypotheekschuld 42 2.2 Risico’s voor de woningconsument 44 2.2.1 Stijgende loan-to-value ratio 44 2.2.2 Toename loan-to-income ratio 46 2.2.3 Meer gedwongen verkopen 46 2.2.4 Gevaar van renteschommelingen 47 2.3 Starters op de woningmarkt 49 2.3.1 Woningen steeds minder betaalbaar 49 2.3.2 Potentiële steun voor starters 52 2.4 Tot slot 54

3 Gevolgen van de internationale kredietcrisis voor de Nederlandse markt 55 3.1 Hypotheek- en kredietcrisis in de VS 55 3.2 Subprime hypotheken en non-conforming hypotheken 56 3.2.1 De Amerikaanse subprime markt 56 3.2.2 Non-conforming hypotheken in Nederland 57 3.3 Risico’s van non-conforming hypotheken in Nederland 59 3.3.1 Nederlanders minder gevoelig voor renteschommeling 59 3.3.2 Controle op financiële markten 60 3.3.3 Gedragscode Hypothecaire Financieringen 60 3.3.4 Vangnet 61 3.3.5 Tot slot 61 3.4 De secundaire hypotheekmarkt 62 3.4.1 Securitisatie 62 3.4.2 De Amerikaanse securitisatiemarkt 62 3.4.3 De Nederlandse securitisatiemarkt 63 3.5 Gevolgen van de Amerikaanse crisis voor Nederland 65 3.5.1 Doorwerking op de Nederlandse markt 65 3.5.2 Olievlek-scenario voor de Nederlandse huizenprijzen 68 3.6 Tot slot 69

Deel III Vergrijzing en de woningmarkt 4 Effecten van vergrijzing op de Nederlandse huizenmarkt 73 4.1 Aantal ouderen neemt sterk toe 73 4.2 Samenstelling huishoudens verdunt 74 4.3 Vraag naar woningen stijgt 75

BW_wie_zijn_huis.indd 6 23-4-2008 10:50:14

�N

4.4 Eigenwoningbezit ouderen groeit 78 4.5 Ouderen verhuizen niet graag 80 4.6 Tot slot 81

5 Kansen voor nieuwe financiële producten 83 5.1 Ouderen worden rijker 83 5.1.1 Het inkomen van ouderen 83 5.1.2 Het vermogen van ouderen 85 5.2 Ouderen gaan meer uitgeven 87 5.2.1 Hoger consumptiepatroon 87 5.2.2 Langere levensverwachting 87 5.2.3 Waardevaste indexering pensioen 87 5.2.4 Hogere zorgkosten 88 5.3 Nieuwe financiële producten 88 5.3.1 De ‘omgekeerde hypotheek’ 88 5.3.2 Ervaringen in Nederland 89 5.3.3 Ervaringen in de Verenigde Staten 90 5.3.4 Een groeimarkt? 92 5.4 Tot slot 92

6 Literatuurlijst 93

BW_wie_zijn_huis.indd 7 23-4-2008 10:50:15

�N

BW_wie_zijn_huis.indd 8 23-4-2008 10:50:15

�N

Conclusies in hoofdpunten

• Na de prijsexplosie rond de eeuwwisseling heeft de Nederlandse huizenmarkt een zachte landing gemaakt. In 2006 en 2007 zijn de huizenprijzen met ge-middeld 4 à 5% toegenomen. Voor de komende jaren verwacht NYFER dat de huizenprijsstijging afvlakt tot jaarlijks 2 à 3%, net iets boven de inflatie. De gemiddelde woningprijs stijgt dan van ruim € 245.000 in 2007 tot bijna € 278.000 in 2012.

• Scherpe prijsdalingen zoals die zich op de Amerikaanse huizenmarkt voor-doen, vallen in Nederland niet te verwachten. Dat komt onder meer omdat de hypotheekmarkt in ons land onder strenger toezicht staat dan in de VS en er minder gemakkelijk risicovolle hypotheken worden verstrekt aan mensen met een lage kredietwaardigheid. Dat neemt niet weg dat er groepen huishoudens zijn die kwetsbaar zijn voor een stijging van de rente.

• De vertrouwenscrisis op de financiële markten leidt wel tot een mondiale groeivertraging waar ook de Nederlandse economie last van zal hebben. In een ‘olievlekscenario’, waarin de vertrouwenscrisis nog verder om zich heen grijpt en de economische groei voor langere periode terugvalt terwijl de rente relatief hoog blijft, komen de huizenprijzen in ons land bijna € 14.000 lager uit dan bij een trendmatige ontwikkeling.

• Recente berekeningen van het IMF die wijzen op een overwaardering van de Nederlandse huizenprijzen met 30%, gaan voorbij aan specifiek Nederlandse omstandigheden zoals de blijvende schaarste op de woningmarkt en de prijs-opdrijvende werking van de hypotheekrenteaftrek.

• Met name de positie van starters op de huizenmarkt blijft de komende jaren precair. Om een betaalbare woning te bemachtigen moeten starters zeer hoge schulden aangaan, zowel in verhouding tot hun inkomen als in verhouding tot de waarde van de woning. Hierdoor blijven er aanzienlijke risico’s voor starters bestaan. Potentiële ‘oplossingen’ voor de problemen van starters,

BW_wie_zijn_huis.indd 9 23-4-2008 10:50:15

10N

zoals startersleningen, bieden weinig soelaas. Om starters op de huizenmarkt werkelijk te helpen, moeten er meer nieuwe woningen worden gebouwd. De woningproductie blijft nog steeds achter bij de vraag.

• Het aantal ouderen (65+) groeit tussen nu en 2030 met 1,3 miljoen perso-nen. De meesten van hen vormen één- of tweepersoonshuishoudens. Omdat ouderen niet graag hun woning verlaten, vermindert de doorstroming op de woningmarkt. De vergrijzing zorgt aldus voor een extra vraag naar woningen van ruim 25.000 woningen per jaar. De productie van nieuwe woningen is niet toereikend om het gat tussen vraag en aanbod op te vullen. Daardoor zal de prijs van woningen hoog blijven. Dit benadrukt nogmaals het belang van een toename van de productie van nieuwbouwwoningen.

• Ouderen worden de komende jaren steeds welvarender: ze hebben – gemiddeld gesproken – een hoger inkomen en beschikken over meer vermogen. Een groot deel van dat vermogen zit vast in de eigen woning. Een langere levensverwach-ting, een hoger consumptiepatroon en oplopende zorgkosten kunnen ouderen er toe brengen om het vermogen in hun woning te verzilveren. Dit maakt het aan-nemelijk dat nieuwe financiële producten als de omgekeerde hypotheek – die tot nog toe een beperkt succes kennen – in de toekomst steeds populairder worden.

BW_wie_zijn_huis.indd 10 23-4-2008 10:50:15

11N

Inleiding

AchtergrondDe ontwikkelingen op de huizen- en hypotheekmarkt blijven de gemoederen bezighouden. Vooral de crisis op de Amerikaanse huizen- en hypotheekmarkt en de doorwerking naar andere financiële markten leidden het afgelopen jaar tot wereldwijde onrust. Inmiddels is duidelijk dat de solvabiliteit van de over-grote meerderheid van Nederlandse huizenbezitters en hypotheekverstrekkers niet in het geding is. Niettemin kunnen de problemen op de Amerikaanse markt doorwerken in een verscherpt bewustzijn van de risico’s die op de huizen- en hypotheekmarkt worden gelopen. Dit kan ook in ons land leiden tot strengere criteria bij de verstrekking van hypotheken en verhoging van de risico-opslag in de hypotheekrente.

Daarmee wordt het voor starters op de woningmarkt nóg moeilijker een betaalbare koopwoning te vinden. Met name in de Randstad is het voor beginnende kopers bijna een onmogelijkheid geworden om betaalbare woonruimte te vinden in de buurt van een baan. Omdat tegelijkertijd de aantallen opgeleverde nieuwbouw-woningen ondanks recente stijgingen van het bouwvolume nog altijd ruimschoots achterblijven bij de doelstellingen, blijven de spanningen op de woningmarkt on-verminderd groot en moeten huishoudens flinke financiële risico’s nemen als zij de koopwoningmarkt willen betreden.

Hoe ziet het beeld voor de komende jaren er uit? In 2003 en 2005 heeft NYFER voor DBV Verzekeringen een analyse van de risico’s op de huizen- en hypotheek-markt in Nederland verricht. Het laatste onderzoek concludeerde dat in het meest waarschijnlijke scenario de huizenprijzen tot 2010 zouden stijgen met ruim 15% tot € 263.000 gemiddeld.1 Sinds 2005 zijn de huizenprijzen sterker opgelopen dan de NYFER-prognose voorspelde, namelijk met 9,5% tot ruim € 245.000 in 2007. In dit onderzoek worden opnieuw de te verwachten ontwikkelingen op

1 NYFER, 2005: Risico’s op de huizen- en hypotheekmarkt in Nederland 2005-2010.

BW_wie_zijn_huis.indd 11 23-4-2008 10:50:15

12N

de huizenmarkt geanalyseerd. Daarbij wordt echter niet alleen naar de middel-lange termijn (komende vijf jaar) gekeken, maar wordt ook vooruitgeblikt naar de verdere toekomst wanneer de vergrijzing van de bevolking haar hoogtepunt bereikt. De verwachting is dat dit belangrijke implicaties zal hebben voor de hui-zenmarkt.

OnderzoeksvragenDit onderzoek bestaat uit vijf onderdelen. Allereerst wordt een beeld geschetst van de huidige ontwikkelingen op de huizenmarkt in Nederland en wordt aan de hand van een regressiemodel een prognose gegeven van de huizenprijsontwikkelingen in de periode 2008-2012. Vervolgens wordt ingegaan op de actuele ontwikkelingen op de Nederlandse hypotheekmarkt. Daarbij wordt ook de precaire situatie van starters op de woningmarkt besproken. Ten derde wordt aandacht besteed aan de moge-lijke gevolgen van de internationale kredietcrisis voor de Nederlandse huizen- en hypotheekmarkt. Daarbij wordt besproken of een crisissituatie zoals die op de Ame-rikaanse hypotheekmarkt heerst, ook in ons land kan ontstaan. Ten vierde wordt inzicht geboden in de gevolgen van demografische ontwikkelingen – met name de vergrijzing – voor de huizenmarkt op langere termijn (tot 2030). Tot slot wordt gekeken of er als gevolg van de vergrijzing op de woningmarkt behoefte ontstaat aan nieuwe financiële producten (of aanpassing van bestaande hypotheekproducten). In het rapport staan dan ook vijf onderzoeksvragen centraal:

1. Welke actuele ontwikkelingen tekenen zich op de Nederlandse huizenmarkt af en welke trends zijn hierin in de komende jaren (2008-2012) te verwachten?

2. Welke actuele ontwikkelingen tekenen zich op de Nederlandse hypotheek-markt af?

3. Welke gevolgen heeft de internationale kredietcrisis voor de Nederlandse huizen- en hypotheekmarkt?

4. Wat zijn de gevolgen van demografische ontwikkelingen (met name de ver-grijzing) voor de Nederlandse huizenmarkt op langere termijn (tot 2030)?

5. Welke behoefte aan nieuwe financiële producten (of aanpassing van bestaande hypotheekproducten) ontstaat er als gevolg van de vergrijzing op de woning-markt?

BW_wie_zijn_huis.indd 12 23-4-2008 10:50:15

13N

Opzet onderzoekIn hoofdstuk 1 wordt allereerst de huidige en in de komende jaren te verwachten prijsontwikkeling (2008-2012) op de Nederlandse huizenmarkt geanalyseerd. Daar-bij wordt ingegaan op de belangrijkste factoren die de ontwikkeling op deze markt bepalen. Ook worden vergelijkingen gemaakt met ontwikkelingen in omringende landen. Bijzondere aandacht is er voor de verschillen tussen de woningprijsontwik-keling in Nederland en in de buurlanden België en Duitsland.

Hoofdstuk 2 spitst zich vervolgens toe op actuele ontwikkelingen op de hypo-theekmarkt. Belangrijk daarbij zijn de loan-to-value verhouding van hypotheken en de loan-to-income ratio van Nederlandse woningbezitters. Geanalyseerd wordt in hoeverre hier risico’s liggen voor bepaalde groepen woningbezitters die in betalingsproblemen kunnen komen. Evenals voor de huizenmarkt worden de ont-wikkelingen op de hypotheekmarkt in historisch en internationaal vergelijkend perspectief geplaatst. Het hoofdstuk gaat dieper in op het feit dat vooral starters op de woningmarkt steeds meer moeilijkheden ondervinden om een betaalbare woning te vinden. Daarbij wordt aandacht besteed aan de omvang van dit pro-bleem, de oorzaken ervan en mogelijke oplossingen, zoals startersleningen.

Hoofdstuk 3 gaat in op de vraag of de internationale kredietcrisis gevolgen heeft voor de Nederlandse huizen- en hypotheekmarkt. Allereerst worden de achterlig-gende oorzaken van de crisis in de VS besproken. Vervolgens wordt uiteengezet of een crisis zoals in de VS zich ook in Nederland kan voordoen en welke gevolgen de huidige kredietcrisis heeft voor ons land. Tot slot wordt een scenario voor de huizenprijzen tot 2012 geschetst, waarin uitgegaan wordt van een negatief effect van de crisis op de Nederlandse huizen- en hypotheekmarkt.

In hoofdstuk 4 worden de gevolgen van de demografische ontwikkelingen – met name de vergrijzing – voor de woningmarkt besproken. Aan de hand van demo-grafische prognoses wordt geanalyseerd welke effecten de vergrijzing op de woning-markt heeft. Ook de woonwensen van ouderen worden daarbij betrokken.

De vergrijzing en verlenging van de levensduur kunnen ook een vraag doen ont-staan naar nieuwe financiële producten, waarbij het in de woning vastzittende vermogen wordt geactiveerd voor consumptieve bestedingen: zogenaamde ‘om-gekeerde hypotheken’. In hoofdstuk 5 wordt allereerst ingegaan op de financiële mogelijkheden die toekomstige ouderen hebben. Vervolgens wordt bekeken om

BW_wie_zijn_huis.indd 13 23-4-2008 10:50:15

14N

welke redenen ouderen er voor zouden kunnen kiezen om het vermogen dat in hun huis vastzit, te activeren. Tot slot wordt ingegaan op de kenmerken van een omgekeerde hypotheek en soortgelijke producten.

BW_wie_zijn_huis.indd 14 23-4-2008 10:50:15

Deel I

Ontwikkelingen op de Nederlandse huizenmarkt

BW_wie_zijn_huis.indd 15 23-4-2008 10:50:15

1�N

1

BW_wie_zijn_huis.indd 16 23-4-2008 10:50:15

1�N

Ontwikkelingen op de Nederlandse huizenmarkt 1Dit hoofdstuk beschrijft de ontwikkeling van de huizenprijzen in Nederland in de periode 2000-2007 en analyseert de factoren die daarop van invloed zijn. Hierbij worden ook internationale vergelijkingen gemaakt, waarbij de nadruk ligt op de ver-schillen met België en Duitsland. Aan de hand van drie scenario’s geeft NYFER een prognose voor de ontwikkeling van de huizenprijzen in de periode 2008-2012.

* De vloeiende lijn geeft de nominale prijsontwikkeling weer (linker-as); de gekartelde lijn de procentu-ele veranderingen van jaar op jaar (rechter-as)Bron: NVM, 2008

Figuur 1.1 De huizenprijzen in Nederland nemen sinds 2003 weer sterker toe*

� 0

� 50.000

� 100.000

� 50.000

� 200.000

� 250.000

� 300.000

1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

20

nominale huizenprijsontwikkeling procentuele huizenprijsontwikkeling

1.1 Huizenprijzen nemen nog toe

Aan het einde van de vorige eeuw was er sprake van een ware prijsexplosie op de Nederlandse huizenmarkt. In 1999 bijvoorbeeld stegen de gemiddelde huizen- prijzen met meer dan 18% (zie figuur 1.1). Velen vreesden dat deze situatie

BW_wie_zijn_huis.indd 17 23-4-2008 10:50:15

1�N

niet voort kon duren en dat de markt in elkaar zou klappen. In plaats van het gevreesde uiteenspatten van de bubble op de woningmarkt, was er echter sprake van een ‘zachte landing’: de prijsstijging nam sterk af tot ongeveer 1,7% in 2003, maar werd niet negatief. Sindsdien nemen de huizenprijzen weer iets sterker toe. In 2007 is de prijs van een gemiddelde woning met 4,3% gestegen tot ruim € 245.000.2

1.2 Nederland en de internationale huizenmarkt

1.2.1 Gemiddelde groei van de huizenprijzen

In vergelijking met andere landen is de groei van de huizenprijzen in Neder-land niet buitensporig. In ons land stegen de nominale huizenprijzen in de periode 1997-2006 met een jaarlijks gemiddelde van zo’n 7,8%. In diezelfde periode steeg de prijs van een woning in Zuid-Afrika met een jaarlijks gemid-delde van 17,5%. In buurland België was in die periode ook sprake van een aanzienlijke prijsstijging, namelijk met een jaarlijks gemiddelde van 9,1%. In Duitsland daalden de huizenprijzen juist licht (0,1%). Figuur 1.2 geeft een en ander weer.

Van een ‘zachte landing’ is in de meeste landen nog geen sprake. In het derde kwartaal van 2006 stegen de huizenprijzen met name in Denemarken fors, na-melijk met 23,3%. Ook in veel andere landen was sprake van een groei van meer dan 10%; zo kende België een prijsstijging van 11,8%. In Duitsland daalden de huizenprijzen juist (0,8%). 3 In Spanje zijn de huizenprijzen in 2007 fors gedaald en lijkt de bubble wel uiteen te spatten; in Madrid zijn de huizenprijzen gedaald met 15-20%. 4

2 NVM, 2008: NVM-cijfers van het 4e kwartaal 2007 voor heel Nederland. NVM geeft de verkoopprijs van de gemiddelde woning (mediaan) in plaats van de gemiddelde waarde van de verkoopprijzen (rekenkun-dig gemiddelde). 3 Zie website EVD: www.evd.nl.4 ‘Zeepbel Spaanse huizenmarkt lijkt te knappen’, zie: www.rtl.nl, 10 december 2007.

BW_wie_zijn_huis.indd 18 23-4-2008 10:50:15

1�N

1.2.2 Nederland en de buurlanden

BelgiëIn het verleden bestonden er aanzienlijke verschillen tussen de huizenprijzen in België en Nederland. De prijs van een woning bij onze zuiderburen kon enkele tientallen procenten lager zijn dan de prijs van een huis in ons land. Terwijl de huizenprijzen in Nederland eind jaren ’90 fors toenamen, steeg de prijs van een woning in België veel minder. De laatste jaren is het beeld omgekeerd. Terwijl de prijzen in ons land minder sterk zijn gegroeid, namen de Belgische huizenprijzen juist aanzienlijk toe (zie figuur 1.3). Hoewel een huis in België nog steeds goed-koper is dan in Nederland, zijn de prijsverschillen dus minder groot geworden.

DuitslandWanneer de ontwikkeling van de huizenprijzen in Nederland vergeleken wordt met de huizenprijzen bij onze oosterburen, vallen enorme verschillen op. Terwijl de huizenprijzen in ons land al jaren toenemen, is er in Duitsland juist sprake van licht dalende huizenprijzen (figuur 1.3). Duitsland heeft in feite twee verschil-lende huizenmarkten: de West-Duitse woningmarkt waar de huizenprijzen licht stijgen en de Oost-Duitse woningmarkt waar sprake is van sterk dalende huizen-

Bron: EVD, 2007

Figuur 1.2 De prijsstijgingen in Nederland zijn niet uitzonderlijk vergeleken met de

ontwikkelingen in andere landen (1���-200�, in %)

-10

-5

0

5

10

15

20

25

ZA IE VK SP AUS FR ZWE BEL DEN VS NL N-Z IT CAN ZWI DU JAP HK

1997-2006 2006-III

BW_wie_zijn_huis.indd 19 23-4-2008 10:50:15

20N

Bron: IMF, 2006

Figuur 1.3 Ontwikkeling van de reële huizenprijzen in zeven landen tussen

1��� en 200� (basisjaar 1��0 = 0)

1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005

200

100

0

-20

België Frankrijk Duitsland Nederland

Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten

Spanje Australië

Bron: Allianz Dresdner Economic Research, 2006

Figuur 1.4 De ontwikkeling van de huizenprijzen verschilt enorm tussen West- en

Oost-Duitsland (1���=100)

80

85

90

95

100

105

110

1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004

West-Duitsland Oost-Duitsland

BW_wie_zijn_huis.indd 20 23-4-2008 10:50:15

21N

prijzen (figuur 1.4). Door hoge werkloosheid en lage lonen in Oost-Duitsland zochten veel Oost-Duitsers sinds de eerste helft van de jaren negentig hun heil in het westen van het land. Dit zorgde voor een toenemende leegstand van wonin-gen in Oost-Duitsland, met als gevolg een neerwaartse druk op de prijzen. 5 Dit is een verklaring voor het verschil in huizenprijzen tussen beide gebieden.

Oorzaken van verschillenEen oorzaak van de verschillen tussen huizenprijzen in Nederland en de buurlanden is het fiscale regime. Vergeleken met Duitsland en België bestaat er in Nederland een veel ruimere aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Dat zorgt voor een grotere vraag naar woningen en daarmee voor hogere huizenprijzen (zie ook paragraaf 1.3.8). 6

Het aanzienlijke verschil tussen huizenprijzen in Nederland en Duitsland wordt verder veroorzaakt door het Nederlandse ruimtelijke-ordeningsbeleid. Nederland-se gemeenten krijgen maar een gering aantal bouwkavels toegewezen. Daardoor is de prijs van beschikbare kavels zeer hoog ten opzichte van de bouwkavelprijs in Duitsland waar veel meer bouwgrond beschikbaar is. 7 Uit figuur 1.5 blijkt dat de grondprijs in Nederland tussen 1995 en 2007 fors is toegenomen.

5 Allianz Dresdner Economic Research, 2006: German residential property.6 Conijn, 2006: Dansen op de vulkaan.7 ‘Prijs van huis in Duitsland fiks lager’, in: Dagblad van het Noorden, 5 oktober 2005.

* De grondprijs is het landelijk gemiddelde van provinciale kavelprijzen (afkomstig van Kadaster, gepubliceerd door NVB), gewogen met het aantal verkochte nieuwe koopwoningen (Monitor nieuwe woningen, OTB). Bron: DNB, 2008

Figuur 1.� De prijs van bouwgrond is de afgelopen jaren enorm gestegen

0

50

100

150

200

250

300

350

400

1995 1999 2003 2007

woningprijsgrondprijs per m2agrarische grondprijs

index 1995 = 100

BW_wie_zijn_huis.indd 21 23-4-2008 10:50:15

22N

Prijsverschillen tussen Nederland en zijn buurlanden worden bovendien veroor-zaakt door een internationaal bezien krappe woningvoorraad. Figuur 1.6 geeft aan dat er in Nederland in 2003 419 woningen per 1.000 inwoners waren. België en Duitsland hadden in datzelfde jaar respectievelijk 462 en 472 woningen per 1.000 inwoners. Spanje en Portugal hadden in 2003 zelfs meer dan 500 woningen per 1.000 inwoners.

* Voor Frankrijk en Luxemburg is uitgegaan van gegevens van 2002. Het aantal van Portugal is ge- baseerd op een schatting.Bron: National Board of Housing, Building and Planning Sweden/ Ministry for Regional Development of the Czech Republic, 2004

Figuur 1.� Het aantal woningen per 1.000 inwoners is in Nederland relatief klein

(cijfers van 2003)*

300

350

400

450

500

550

SP POR GR FR FIN ZWI DEN DU BEL EST VK NL OOS HON LUX IE POL

8 IMF, 2008: World Economic Outlook.

1.2.3 Huizenprijzen overgewaardeerd?

De huizenprijzen zijn volgens het IMF in veel Europese landen overgewaardeerd. Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk worden genoemd als landen waar sprake is van een overwaardering van circa 30% (zie figuur 1.7). In Canada en Oos-tenrijk zijn huizen juist ondergewaardeerd. Een overwaardering van huizenprijzen zorgt voor risico’s op de woningmarkt: dalende huizenprijzen kunnen huishoudens die gespeculeerd hebben op de overwaarde van hun woning, in financiële proble-men brengen.8

BW_wie_zijn_huis.indd 22 23-4-2008 10:50:15

23N

Bron: IMF, 2008

Figuur 1.� Volgens het IMF kennen de huizenprijzen in ons land een

overwaardering van bijna 30% (in %)

-10

-5

0

5

10

15

20

25

30

35

IER NL VK AUS FR NO DEN BEL SP ZWD IT JAP VS FIN DUI CAN OOS

Het IMF houdt bij de schatting van de overwaardering van Nederlandse huizen-prijzen geen rekening met twee belangrijke factoren: de hypotheekrenteaftrek en de aanhoudende krapte op de woningmarkt in ons land (zie paragraaf 1.3.6 en 1.3.8). Bovendien baseert het IMF zijn oordeel vooral op de verhouding tussen de ontwikkeling van de huizenprijzen en de ontwikkeling van het inkomen. Waar het om gaat is de ontwikkeling van de (netto) woonlasten ten opzichte van het gezins- inkomen.9 Deze verhouding is de laatste jaren ongeveer stabiel gebleven.

1.2.4 Bijzonder grote sociale sector

De Nederlandse woningmarkt bestaat uit een koopmarkt en een huurmarkt. In ons land bestaat 55,9% van de woningvoorraad uit koopwoningen. 33,1% van de huizenmarkt bestaat uit huurwoningen die in handen zijn van woning-corporaties (sociale verhuur). Tot slot is 11% van de woningen in bezit van particuliere verhuurders.10 Daarmee kent Nederland in vergelijking met andere

9 Zie ook: Rabobank, 2005: Themabericht: zijn koopwoningen te duur?; ‘IMF maakt grote fouten in ana-lyse’, in: NRC Handelsblad, 10 april 2008.10 Ministerie van VROM, 2007: Cijfers over wonen 2006, p. 8.

BW_wie_zijn_huis.indd 23 23-4-2008 10:50:15

24N

Westerse landen de grootste sociale sector (figuur 1.8). In buurlanden België en Duitsland bestaat weinig sociale verhuur. In tegenstelling tot ons land bestaat er in België veel particulier opdrachtgeverschap in de koopsector.11

11 Ministerie van VROM, 2006: Ruimte geven, bescherming bieden.

Bron: National Board of Housing, Building and Planning Sweden/ Ministry for Regional Development of the Czech Republic, 2004

Figuur 1.� Nederland torent boven andere Europese landen uit wat sociale

verhuur betreft (in % van de totale woningvoorraad)

0

5

10

15

20

25

30

35

NL POL ZWE DEN TSJ FR FIN OOS IE BEL SLOV DUI CYP HON SLOW POR EST LIT LUX SP LET GR

1.3 Determinanten van de huizenprijzen

1.3.1 Reëel beschikbaar gezinsinkomen

De belangrijkste determinant van de huizenprijzen is het reëel beschikbaar gezinsinkomen. Figuur 1.9 geeft aan dat er een duidelijke correlatie bestaat tussen de ontwikkeling van de huizenprijzen en de ontwikkeling van het reëel beschikbaar gezinsinkomen. Potentiële huizenkopers met een stijgend reëel beschikbaar gezins-inkomen hebben meer financiële armslag en zijn daardoor eerder bereid een huis te kopen. Die toenemende vraag zorgt voor hogere huizenprijzen.

BW_wie_zijn_huis.indd 24 23-4-2008 10:50:15

2�N

In de afgelopen jaren was de ontwikkeling van het reëel beschikbaar gezins- inkomen negatief. In 2007 nam het reëel beschikbaar gezinsinkomen sterk toe, namelijk met 2,6%. Voor de jaren 2008 en 2009 wordt voorspeld dat het reëel beschikbaar gezinsinkomen met 1,25% respectievelijk 1,75% zal stijgen.12

1.3.2 Reële rente

Naast het reëel beschikbaar gezinsinkomen speelt de reële rente een belangrijke rol bij de huizenprijsontwikkeling. Een lagere rente maakt de financiering van een woning meer betaalbaar, waardoor mensen eerder geneigd zijn een huis te kopen. De extra vraag leidt tot een stijging van de huizenprijzen. Figuur 1.10 geeft de ontwikkeling van de reële rente in de periode 1990-2007 weer. Van 1990 tot 2001 is de reële rente sterk gedaald. Na het dieptepunt in 2001 vertoont de rente weer een stijging. In 2007 lag de reële rente net als in 2006 op 2,7%. Volgens het CPB zal de reële rente in 2008 en 2009 dalen tot 1,5%.

12 CPB, 2008: Centraal Economisch Plan 2008.

Bron: NVM, CPB

Figuur 1.� De reële huizenprijzen fluctueren met het reëel beschikbaar

gezinsinkomen (in %)

-15

-10

-5

0

5

10

15

20

19811982

19831984

19851986

19871988

19891990

19911992

19931994

19951996

19971998

19992000

20012002

20032004

2005

ontwikkeling reële huizenprijzen ontwikkeling reëel beschikbaar gezinsinkomen

BW_wie_zijn_huis.indd 25 23-4-2008 10:50:15

2�N

1.3.3 Ontwikkeling van het aantal huishoudens

Het aantal huishoudens in Nederland is ook bepalend voor de ontwikkeling van de huizenprijzen. Veelal wordt een woning aangeschaft door een huishouden – dat steeds vaker uit tweeverdieners bestaat – in plaats van een enkel persoon. Meer huishoudens betekent dus een grotere vraag naar koopwoningen met als gevolg hogere huizenprijzen. Al jarenlang groeit het aantal huishoudens sneller dan de bevolking: de zogenaamde gezinsverdunning. Maar het tempo van de huishoudensgroei neemt wel af. In 1990 steeg het aantal huishoudens met meer dan 2%. Sinds 2000 is de huishoudensgroei lager dan 1% per jaar; in 2007 lag dat percentage op zo’n 0,6%. Figuur 1.11 geeft een en ander weer.

Bron: CPB

Figuur 1.10 In 200� lag de reële rente op hetzelfde niveau als in 200� (in %)

0

1

2

3

4

5

6

7

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

BW_wie_zijn_huis.indd 26 23-4-2008 10:50:15

2�N

1.3.4 Huurprijzen

Een andere determinant van de huizenprijzen zijn de kosten van een huurwoning. Dure huurwoningen zorgen er voor dat mensen sneller kiezen voor een koop- woning, waardoor de huizenprijzen stijgen. Dit geldt met name voor starters op de woningmarkt. De overheid speelt hierbij een belangrijke rol: wanneer zij huur-prijzen verhoogt of verlaagt, heeft dat gevolgen voor de huizenprijzen. Figuur 1.12 geeft de ontwikkeling van de huurverhogingen over de periode 1980-2007 weer. Sinds 2007 mag de huurontwikkeling de inflatie van het voorgaande jaar niet te boven gaan; de inflatie lag in 2006 op 1,1% en in 2007 op 1,6%.

Bron: CBS

Figuur 1.11 De jaarlijkse groei van het aantal huishoudens is de laatste jaren

gedaald tot onder 1% (in %)

0

0,5

1

1,5

2

2,5

19951990 2000 2005

BW_wie_zijn_huis.indd 27 23-4-2008 10:50:15

2�N

1.3.5 Het consumentenvertrouwen

Een vijfde factor die de ontwikkeling van de huizenprijzen beïnvloedt, is het consumentenvertrouwen.13 Wanneer het consumentenvertrouwen toeneemt, zijn mensen eerder bereid tot grote aankopen, zoals een woning. Zo kan een toege-nomen consumentenvertrouwen leiden tot een grotere vraag naar koophuizen en daarmee tot hogere huizenprijzen. Figuur 1.13 geeft de ontwikkeling van het consumentenvertrouwen om grote aankopen te doen weer. In de periode 2002-2006 lag het consumentenvertrouwen bijzonder laag. Sindsdien is er sprake geweest van een forse toename. In het eerste kwartaal van 2008 is het consumen-tenvertrouwen om grote aankopen te doen afgenomen, maar het is nog positief.

* De cijfers voor 2006 en 2007 zijn gebaseerd op de verwachte gemiddelde huurstijgingBron: Ministerie van VROM, 2007

Figuur 1.12 Ontwikkeling van de huurprijzen in 1��0-200� (in %)

0

1

2

3

4

5

6

7

1980 1985 1990 1995 2000 2005

13 De ontwikkeling van het consumentenvertrouwen staat uiteraard niet los van de conjunctuur en van het beschikbaar inkomen. Het zoomt echter sterker in op de manier waarop consumenten de economi-sche ontwikkeling inschatten. Daarom kan het consumentenvertrouwen een nuttige aanvullende indica-tor zijn in een analyse van de prijsontwikkelingen op de huizenmarkt.

BW_wie_zijn_huis.indd 28 23-4-2008 10:50:15

2�N

1.3.6 Aanbod van nieuwe woningen

Het aanbod van nieuwe woningen is de zesde determinant van de huizenprijzen. Wanneer de vraag naar woningen groter is dan het huizenaanbod, heeft dat een opwaarts effect op de huizenprijzen. In Nederland is het aanbod al jaren lager dan de vraag naar koopwoningen. Zo werden er in 2002 545.000 huizen aangeboden, maar 830.000 woningen gevraagd (een tekort van 285.000). Vier jaar later is de vraag-aanbodverhouding nog slechter geworden: in 2006 werden 631.000 koopwoningen aangeboden maar 989.000 huizen gevraagd, oftewel een tekort van 358.000.14 De gebrekkige aanpassing van het aanbod van huizen aan de vraag is het gevolg van een te lage nieuwbouwproductie, lange bouwtijd, stroeve vergunningenprocedures en andere knelpunten.

Figuur 1.14 geeft aan dat het (netto) aanbod van nieuwe woningen tot 2003 is afgenomen. Hierna is er weer sprake van een stijging van het saldo nieuwe wonin-gen. In 2007 zijn er in ons land 63.697 extra huizen bijgekomen. Wat betreft het aanbod van nieuwe woningen presteert Nederland gemiddeld ten opzichte van

Bron: CBS

Figuur 1.13 Consumenten worden iets minder optimistisch om grote aankopen

te doen

-40

-30

-20

-10

0

10

20

30

40

50

19901991

19921993

19941995

19961997

19981999

20002001

20022003

20042005

20062006

2008

14 Ministerie van VROM, 2007: Cijfers over wonen 2006.

BW_wie_zijn_huis.indd 29 23-4-2008 10:50:15

30N

andere Europese landen. In 2003 werden er in ons land 3,7 woningen per 1.000 inwoners opgeleverd. Figuur 1.15 geeft een en ander weer.

Bron: CBS

Figuur 1.14 Sinds 2003 neemt het saldo nieuwe woningen in ons land weer toe,

maar het ligt nog altijd veel lager dan in de jaren ‘�0

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

90.000

100.000

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

Bron: Ministerie van VROM, 2007

Figuur 1.1� Nederland presteert gemiddeld wat betreft de oplevering van

aantallen nieuwe woningen per 1.000 inwoners (in 2003)

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

20

IE SP POR FR FIN DEN POL BEL NL SLOV DUI LUX VK ZWE EST

BW_wie_zijn_huis.indd 30 23-4-2008 10:50:15

31N

Behalve de scheve vraag-aanbodverhouding speelt er nog een ander probleem op de Nederlandse woningmarkt: het type aangeboden woningen sluit niet goed aan op het type gevraagde woningen. Er worden in ons land namelijk meer apparte-menten gebouwd dan gevraagd. Figuur 1.16 geeft een en ander weer.

Bron: NVB, 2006

Figuur 1.1� Er bestaat een mismatch tussen het type gevraagde woningen en het

type aangeboden woningen (200�, in %)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

flat/appartement grondgebonden woning

woonwensen huizenkopers bouwaanbod koopwoningen

1.3.7 Bouwkosten

Ook de bouwkosten zijn een determinant van de ontwikkeling van de huizen-prijzen. Hogere kosten van de bouw van woningen leiden vanzelfsprekend tot stijgende huizenprijzen. Tussen 1996 en 2001 zijn de bouwkosten van koopwo-ningen in Nederland sterk opgelopen; in 2001 stegen de bouwkosten met meer dan 13%. Vooral de grondkosten zijn daar debet aan. In de jaren daarna zijn de kosten van de bouw van koopwoningen minder sterk toegenomen (in 2006 met 2,4%). Figuur 1.17 geeft een en ander weer.

BW_wie_zijn_huis.indd 31 23-4-2008 10:50:15

32N

1.3.8 Fiscaal beleid overheid

In Nederland is de woningmarkt sterk gereguleerd, wat onder meer tot uiting komt in uitgebreide vergunningenprocedures bij nieuwbouw, een stringent ruim-telijke-ordeningsbeleid van het Rijk, provincie en lokale overheden, inkomens-overdrachten, bouwvoorschriften, huurprijsregulering en fiscale regelingen. Met name de hypotheekrenteaftrek in Nederland speelt een zeer belangrijke rol bij de ontwikkeling van de huizenprijzen. Hoewel het oorspronkelijke doel van deze fiscale regeling was om het eigenwoningbezit in Nederland te bevorderen, is het de vraag of dit de betaalbaarheid van een eigen woning werkelijk heeft verhoogd. Als het aanbod van woningen niet of nauwelijks reageert op de vraag, leidt de hypotheekrenteaftrek slechts tot een grotere vraag naar woningen en daarmee tot hogere huizenprijzen.15 In verschillende andere EU-landen bestaat ook een vorm van de hypotheekrenteaftrek, maar daar geldt vaak een maximum aan de fiscale aftrekbaarheid. Tabel 1.1 geeft een en ander weer.

Bron: CBS

Figuur 1.1� De groei van de bouwkosten van koopwoningen is sinds 2001 minder

sterk geworden

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

140.000

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006-2

0

2

4

6

8

10

12

14

ontwikkeling van bouwkosten (linker-as, in €)jaarlijkse groei van bouwkosten (rechter-as, in %)

15 Conijn, 2006: Dansen op de vulkaan.

BW_wie_zijn_huis.indd 32 23-4-2008 10:50:16

33N

1.3.9 Speculatieve effecten

Tot slot is de historische ontwikkeling van de huizenprijzen een verklarende factor voor de huidige prijzen van een woning.16 Wanneer de huizenprijzen een aantal jaren achtereen aanzienlijk toenemen, krijgen mensen het gevoel dat zij er bij moeten zijn om te profiteren van de vermogenswinsten. Dat betekent dus

* Er bestaat wel een subsidieregeling voor huiseigenaren ** Hypotheekrenteaftrek is minder dan 15% van het belastbaar inkomen*** 0,5% renteaftrek op leningen onder MTL 35.000 Bron: National Board of Housing, Building and Planning Sweden / Ministry for Regional Development of the Czech Republic, 2004

Tabel 1.1 Aftrekbaarheid hypotheekrente in de EU-2� (2003)

hypotheekrente aftrekbaar?

België ja

Cyprus -

Denemarken ja

Duitsland nee*

Estland -

Finland ja

Frankrijk nee

Griekenland ja **

Hongarije -

Ierland ja

Italië ja

Letland nee

Litouwen ja

Luxemburg ja

Malta ja ***

Nederland ja

Oostenrijk -

Polen -

Portugal ja

Slovenië -

Slowakije nee

Spanje nee

Tsjechië ja

Verenigd Koninkrijk nee

Zweden ja

16 OTB, 2001: Koopprijsontwikkeling en de fiscale behandeling van het eigen huis, p. 20.

BW_wie_zijn_huis.indd 33 23-4-2008 10:50:16

34N

dat een eenmaal ingezette beweging de neiging heeft zichzelf te versterken. Spe-culatieve kopers trekken zich pas terug uit de woningmarkt wanneer de kloof tussen feitelijk betaalde prijzen en de langetermijn evenwichtswaarde te groot wordt. Dan kan een sterke neerwaartse prijscorrectie volgen. Dit is ook gebeurd aan het eind van de jaren zeventig.

1.4 Scenario’s voor de huizenmarkt

1.4.1 Regressiemodel

In de vorige paragraaf zijn negen determinanten van de ontwikkeling van de huizenprijzen besproken. Deze factoren worden ook door andere Nederlandse stu-dies als belangrijk gezien voor de huizenprijzen.17 NYFER heeft een eenvoudige regressieanalyse uitgevoerd om te achterhalen in hoeverre de genoemde determi-nanten de feitelijke ontwikkelingen in de periode 1980-2007 kunnen verklaren. Uit deze analyse blijkt dat de reële rente en het reëel beschikbaar gezinsinkomen de belangrijkste verklarende variabelen zijn voor de huizenprijsontwikkeling in die periode. De andere zeven genoemde determinanten bleken volgens de regres-sieanalyse geen significante invloed uit te oefenen op de prijzen van woningen. Dat betekent niet dat deze factoren niet van invloed zijn op de huizenprijzen; hun invloed is echter niet op een statistisch betrouwbare wijze vast te stellen. Tabel 1.2 geeft het regressiemodel weer.18

17 CPB, 2005: Welke factoren bepalen de ontwikkeling van de huizenprijs in Nederland?; Van Els en Vlaar, 1996: Morkmon III. Een geactualiseerde versie van het macro-economisch beleidsmodel van De Nederland-sche Bank; De Vries en Boelhouwer, 2004: Langetermijnevenwicht op de koopwoningmarkt; OECD, 2004: OECD Economic Surveys. Netherlands; PricewaterhouseCoopers, 2004: European economic outlook.18 In het model is gebruik gemaakt van de natuurlijke logaritmes van de reële huizenprijzen en het reëel beschikbaar gezinsinkomen.

BW_wie_zijn_huis.indd 34 23-4-2008 10:50:16

3�N

1.4.2 Drie scenario’s

Deze paragraaf presenteert drie verschillende scenario’s voor de ontwikkeling van de huizenprijzen in de periode 2008-2012. In het eerste scenario wordt uitgegaan van een aanhoudende hoogconjunctuur die wordt gevoed door de sterke groei van de wereldhandel. Dit betekent een relatief sterke stijging van het reëel beschikbaar gezinsinkomen (2,5%) en een laag blijvende reële rente van 1,25%. De aanhoudende hoogconjunctuur zorgt bovendien voor een toe-nemende inflatie, namelijk van 3% in 2008 tot 4% in 2012. Scenario 2 gaat uit van trendmatige ontwikkelingen: het reële inkomen stijgt met 1,5% en de reële rente ligt op een niveau van 1,5%. In dit scenario ligt de inflatie op 2,5%. Tot slot komt een scenario aan bod, waarbij de variabelen naar verwachting een neerwaarts effect op de prijzen van woningen hebben: het reëel beschikbaar

* Tussen haakjes staan de t-waarden van de variabelen. Schattingsperiode 1980-2007 (jaarcijfers).Bron: NYFER

Tabel 1.2 Model huizenprijsontwikkeling in Nederland*

ln RHP = -1,40 -0,08 RR + 1,20 ln RBGI

(-0,70) (-4,57) (6,65)

Waarbij geldt:

ln RHP is de logaritme van de reële huizenprijzen; de huizenprijs is de verkoopprijs van

de gemiddelde woning volgens gegevens van de NVM. De nominale huizenprijzen zijn

gedefleerd met de prijsindex van de gezinsconsumptie, zoals berekend door het CPB.

RR is de stand van de reële rente; de nominale rente is de lange rente zoals gepubliceerd

door het CPB; de reële rente is de lange rente gedefleerd met de prijsindex van de gezins-

consumptie, zoals berekend door het CPB.

ln RBGI is de logaritme van het reëel beschikbaar gezinsinkomen; dit is het totale in-

komen van een huishouden verminderd met de betaalde loon-, inkomsten-, en vermo-

gensbelasting zoals gepubliceerd door het CBS, gedefleerd met de prijsindex van de

gezinsconsumptie, zoals berekend door het CPB. Voor 1980 is uitgegaan van cijfers van

het CBS. Vanaf 1981 is gebruik gemaakt van CPB-cijfers van de ontwikkeling van het reëel

beschikbaar gezinsinkomen.

R-kwadraat = 0,90

Aangepaste R-kwadraat = 0,90

BW_wie_zijn_huis.indd 35 23-4-2008 10:50:16

3�N

gezinsinkomen stagneert (groei van 0,25%) en de reële rente stijgt zeer sterk (van 1,5% tot 3,5%). De inflatie ligt in dit scenario op een niveau van 2%. In tabel 1.3 staat bovenstaande schematisch weergegeven.

Bron: NYFER

Tabel 1.3 Drie scenario’s voor de huizenprijsontwikkeling voor de periode 200�-2012

reële groeigezinsinkomen

reële rente inflatie

scenario 1 “aanhoudende hoogconjunctuur”

2,5% 1,25% oplopend van3% tot 4%

scenario 2 “trendmatige groei”

1,5% 1,5% 2,5%

scenario 3 “rentestijging”

0,25% oplopend van 1,5% tot 3,5%

2%

In figuur 1.18 worden de prognoses van de huizenprijzen in de periode 2008-2012 weergegeven. Scenario 1 (“aanhoudende hoogconjunctuur”) geeft aan dat de sterke inkomensgroei leidt tot een gemiddelde huizenprijs van € 293.549 in 2012. In scenario 2 (“trendmatige groei”) blijven de prijzen de komende jaren stijgen, maar slechts met 2% tot 2,7%. In 2008 ligt de gemiddelde huizenprijs op ruim € 250.000; tot en met 2012 nemen de prijzen toe tot € 277.789. Ook in scenario 3 blijft de prijs van een woning toenemen, namelijk tot een bedrag van € 265.689 in 2012; de reële huizenprijs is in dit scenario licht gedaald, namelijk met 1,3% ten opzichte van 2008.

BW_wie_zijn_huis.indd 36 23-4-2008 10:50:16

3�N

Tabel 1.4 geeft de procentuele ontwikkeling van de huizenprijzen overzichtelijk weer. Volgens het meest waarschijnlijke scenario (scenario 2) zullen de nominale huizenprijzen van 2008 tot en met 2012 jaarlijks toenemen met 2,0% tot 2,7%. De groei in scenario 1 ligt in diezelfde jaren tussen 2,7% en 4,3%.

Bron: NYFER

Figuur 1.1� Ontwikkeling van de huizenprijzen in 200�-2012

€ 150.000

€ 170.000

€ 190.000

€ 210.000

€ 230.000

€ 250.000

€ 270.000

€ 290.000

€ 310.000

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

scenario 1 "aanhoudende hoogconjunctuur"scenario 2 "trendmatige groei"

scenario 3 "rentestijging"

Bron: NYFER

Tabel 1.4 Ontwikkeling van de nominale huizenprijzen volgens drie scenario’s voor

de periode 200�-2012 (in %)

200� 200� 2010 2011 2012

scenario 1 “aanhoudende hoogconjunctuur”

2,74 3,51 3,76 4,01 4,26

scenario 2 “trendmatige groei” 1,97 2,66 2,66 2,66 2,66

scenario 3 “rentestijging” 1,34 1,68 1,68 1,68 1,67

BW_wie_zijn_huis.indd 37 23-4-2008 10:50:16

3�N

1.� Tot slot

De huizenprijzen zijn de afgelopen jaren verder opgelopen, ondanks het gevreesde uiteenspatten van de bubble op de huizenmarkt. Sinds 2003 zijn de huizenprijzen gestegen met 3,5% tot 5% per jaar. Volgens prognoses van NYFER blijven de hui-zenprijzen de komende jaren toenemen, zij het in mindere mate (2,0% tot 2,7%). In het scenario, waarbij de reële rente en het reëel beschikbaar gezinsinkomen zich trendmatig ontwikkelen, zullen de huizenprijzen stijgen tot € 277.789 in 2012.

BW_wie_zijn_huis.indd 38 23-4-2008 10:50:16

Deel II

Ontwikkelingen op de Nederlandse hypotheekmarkt

BW_wie_zijn_huis.indd 39 23-4-2008 10:50:16

40N

2

BW_wie_zijn_huis.indd 40 23-4-2008 10:50:16

41N

Risico’s op de Nederlandse hypotheekmarkt 2Dit hoofdstuk bespreekt allereerst een aantal karakteristieken van de Nederlandse hypotheekmarkt. Vervolgens wordt dieper ingezoomd op het probleem van de betaalbaarheid van woningen voor starters op de koopwoningmarkt.

2.1 De omvang van de hypotheekmarkt

2.1.1 Hoge hypotheekschuld

De hypotheekschuld in Nederland is sinds 2000 enorm in omvang toegenomen: van zo’n € 285 miljard tot bijna € 597 miljard in het derde kwartaal van 2007. Figuur 2.1 geeft de ontwikkeling van de hypotheekschuld in de periode 2000-2007-iv weer.

Bron: DNB, 2008

Figuur 2.1 De hypotheekschuld in Nederland is in zeven jaar tijd meer dan

verdubbeld (in mln. €)

0

100.000

200.000

300.000

400.000

500.000

600.000

700.000

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007-IV

BW_wie_zijn_huis.indd 41 23-4-2008 10:50:16

42N

Ook als percentage van het bbp is de hypotheekschuld in Nederland bijzonder sterk gestegen, van 43,9% in 1996 tot 98,4% in 2006. Daarmee heeft ons land na Zwitserland en Denemarken de hoogste hypotheekschuld als percentage van het bbp. Figuur 2.2 geeft een en ander weer.

Bron: EMF, 2008

Figuur 2.2 Internationaal staat Nederland aan kop qua omvang van de

hypotheekmarkt in 200� (in % van het bbp)

0

20

40

60

80

100

120

ZWI DEN NL VK IE POR SP ZWD DUI EU27 FIN BEL LUX FR GR OOS IT

2.1.2 Oorzaken van hoge hypotheekschuld

De forse stijging van de hypotheekschuld in ons land heeft verschillende oor-zaken. Allereerst zorgen de stijgende huizenprijzen natuurlijk voor een groei van het volume aan uitstaande hypotheken. Daarnaast hebben nieuwe hypotheek- producten op de markt voor een verdere toename van de hypotheekschuld gezorgd. Zo hebben de afgelopen jaren steeds meer mensen een aflossingsvrije hypotheek afgesloten. Dit is ten koste gegaan van de andere hypotheekvormen, zo blijkt uit tabel 2.1.

BW_wie_zijn_huis.indd 42 23-4-2008 10:50:16

43N

Een andere oorzaak van de hoge hypotheekschuld is de verruiming van de financieringsmogelijkheden van huishoudens. Sinds het midden van de ja-ren ’90 worden hypotheken verstrekt op basis van twee inkomens, waardoor veel huishoudens hun hypotheekbedrag hebben kunnen verhogen. Daarnaast maakt het fiscale beleid van de overheid het aantrekkelijk voor mensen een huis te kopen. Hoewel het fiscale voordeel de afgelopen jaren enigszins is beperkt, met name door de bijleenregeling, blijft het aantrekkelijk om een eigen woning maximaal te financieren met vreemd vermogen.

Ook gunstige marktcondities spelen een belangrijke rol bij het oplopen van de hypotheekschuld. De afgelopen jaren lag de kapitaalmarktrente op een erg laag niveau, waardoor veel huizenbezitters hun hypotheek hebben overgesloten; daar-bij viel het hypotheekbedrag vaak hoger uit. De gunstige en verder verruimde financieringsmogelijkheden hebben een opwaarts effect op de huizenprijzen gehad, met als gevolg dat ook de hypotheekbedragen opliepen.19

Bron: Ministerie van VROM, 2003/2007

Tabel 2.1 Het aantal en aandeel hypotheken in Nederland

1��0-1��� 1���-2000 200� aantal 200�

lineaire hypotheek 4% 2% 3% 61.000

annuïteitenhypotheek 10% 6% 8% 182.000

aflossingsvrije hypotheek 26% 28% 44% 1.067.000

levenhypotheek 11% 13% 11% 268.000

spaarhypotheek 39% 34% 23% 556.000

beleggingshypotheek 8% 15% 9% 215.000

andere hypotheekvormen 3% 3% 2,4% 58.000

19 Rabobank, 2007: Kwartaalbericht Woningmarkt mei 2007.

BW_wie_zijn_huis.indd 43 23-4-2008 10:50:16

44N

2.2 Risico’s voor de woningconsument

2.2.1 Stijgende loan-to-value ratio

De snelle groei van de hypothecaire kredietverlening is op macro-niveau gepaard gegaan met een verdere stijging van de gemiddelde loan-to-value ratio, die het ver-band aangeeft tussen de gemiddelde koopprijs van de woning en het afsluitbedrag van de gemiddelde hypotheek. In 2007 lag de gemiddelde loan-to-value ratio op een niveau van zo’n 114%;20 met name starters op de woningmarkt sluiten hoge hypotheken af. Figuur 2.3 geeft een en ander weer.

20 DNB, 2008: Overzicht financiële stabiliteit in Nederland.

Bron: DNB, 2008

Figuur 2.3 De loan-to-value ratio is tussen 2000 en 200�-III sterk toegenomen

(loan-to-value = ltv)

100

105

110

115

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

%

Het aantal ‘tophypotheken’, hypotheken met een loan-to-value ratio van meer dan 100%, is de afgelopen drie decennia steeds verder opgelopen in Nederland. Figuur 2.4 geeft aan dat dit soort hypotheken in de periode 2001-2005 ongeveer 60% uitmaakte van het aantal nieuw verstrekte hypotheken. De gemiddelde loan-to-value ratio op nieuwe hypotheken ligt met 114% in ons land veel hoger dan in andere Europese landen (zie figuur 2.5).

BW_wie_zijn_huis.indd 44 23-4-2008 10:50:16

4�N

Bron: DNB, 2005

Figuur 2.4 Er worden in ons land steeds meer tophypotheken afgesloten (in % van

nieuw afgesloten hypotheken)

0

10

20

30

40

50

60

70

1971-1975 1976-1980 1981-1985 1986-1990 1991-1995 1996-2000 2001-2005

* Gemiddelde van een range of geschatte waardeBron: Calza, Monacelli en Stracca, 2007

Figuur 2.� Nergens worden zulke hoge hypotheken op nieuwe koopwoningen

verstrekt als in Nederland (ltv in %)

0

20

40

60

80

100

% 120

NL BEL* VS SP* JAP FR DEN FIN* POR* GR* CAN* VK DU* IE* IT

BW_wie_zijn_huis.indd 45 23-4-2008 10:50:16

4�N

2.2.2 Toename loan-to-income ratio

Ook de loan-to-income ratio neemt – macro bezien – al een aantal jaren sterk toe. Voor alle uitstaande hypotheken is de verhouding tussen de omvang van de gemiddelde hypotheeklening en het gemiddelde bruto inkomen gestegen van iets minder dan 120% in 2000 naar ruim 170% in 2006. Vooral nieuw afgesloten hypotheken kennen een zeer hoge loan-to-income ratio van gemiddeld 550% in 2006.21 Figuur 2.6 geeft dit weer.

Bron: DNB, 2007

Figuur 2.� Ook de loan-to-income ratio is fors gestegen (in %)

100

110

120

130

140

150

160

170

180

190

200

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006480

500

520

540

560

580

600

gemiddelde loan-to-income hele populatie (schaal links)loan-to-income nieuwe hypotheken (schaal rechts)

2.2.3 Meer gedwongen verkopen

De stijging van de loan-to-value ratio en loan-to-income ratio maakt woningconsu-menten kwetsbaar voor dalende huizenprijzen, een stijgende rente of inkomens-derving.22 Te meer omdat huishoudens steeds gemakkelijker ook leningverplich-tingen aangaan voor andere doelen dan alleen de eigen woning. Huishoudens met betalingsachterstanden lopen het risico – wanneer hun financiële problemen

21 DNB, 2007: Overzicht financiële stabiliteit in Nederland, p. 17.22 Idem, p. 12.

BW_wie_zijn_huis.indd 46 23-4-2008 10:50:16

4�N

aanhouden – dat zij hun woning moeten verkopen om zo hun schulden weg te werken. Het aantal gedwongen verkopen in Nederland is sinds 2001 flink gestegen. In 2007 is er voor de eerste maal in jaren weer sprake van een lichte daling, namelijk van 1.968 gedwongen verkopen in 2006 tot 1.811 in 2007 (zie figuur 2.7). Volgens de Rabobank is die daling met name ontstaan door een gunstige conjunctuur en de verdere afname van de werkloosheid in ons land.23 Het aantal gedeclareerde gedwongen verkopen bij de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen is echter wel toegenomen, namelijk met 21,4% tot 966. Het aantal gedwongen verkopen in ons land ligt nog steeds op een laag niveau. De verhouding tussen het totale aantal verkooptransacties van woningen en het aantal gedwongen verkopen ligt al enkele jaren rond de 0,9%.

Bron: Kadaster, Rabobank, 2008

Figuur 2.� Het aantal gedwongen verkopen in Nederland is sinds 2001 flink

gestegen

0

400

800

1200

1600

2000

1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

0

0,2%

0,4%

0,6%

0,8%

1,0%

12-maands-totaal (l) als percentage van alle transacties (r)

2.2.4 Gevaar van renteschommelingen

In 2005 waarschuwde de Autoriteit Financiële Markten (AFM) al dat veel Ne-derlandse huishoudens in problemen kunnen komen bij het betalen van hun hypothecaire lasten. Bij een rentestand van 4,8% zouden zo’n 180.000 gezinnen in de gevarenzone komen bij het betalen van hun maandelijkse hypotheeklasten.

23 Rabobank, 2008: Kwartaalbericht Woningmarkt februari 2008.

BW_wie_zijn_huis.indd 47 23-4-2008 10:50:16

4�N

Deze huishoudens zijn dan tussen de 30% en 40% van het beschikbaar inkomen aan hypotheeklasten kwijt. Normaal gesproken bedragen de hypothecaire lasten tussen de 22% en 30% (afhankelijk van de hoogte van het inkomen) van het beschikbaar inkomen. Inmiddels ligt de rente al boven dat niveau. Als de rente 6,8% in plaats van 4,8% zou bedragen, dan heeft nog een extra groep van ruim 80.000 huishoudens te weinig inkomen of vermogen om deze rentestijging op te vangen. Dit betekent dat ruim 260.000 huishoudens een risico lopen op beta-lingsproblemen.24

24 AFM, 2005: Renterisico, p. 5-6.

Bron: DNB, 2007/2008

Tabel 2.2 Rentevaste periode van recent afgesloten hypotheken (in %)

200� 200�

aandeel gem. rente aandeel gem. rente

variabele rente en t/m 1 jaar rentevast 23,6 4,04 17,6 5,03

meer dan 1 jaar t/m 5 jaar rentevast 10,7 4,42 8,6 5,02

meer dan 5 jaar t/m 10 jaar rentevast 37,5 4,44 38,1 4,91

meer dan 10 jaar rentevast 28,2 4,54 35,7 4,96

Huizenbezitters hebben hun gevoeligheid voor renteschommelingen in 2007 verminderd ten opzichte van een jaar eerder. Wanneer mensen een hypotheek afsluiten, wordt de hypotheekrente voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld vijf of tien jaar, vastgezet (rentevaste periode). Over het algemeen geldt: hoe langer de rentevaste periode, hoe hoger de hypotheekrente. Als gevolg van de stijgende rente kozen in 2006 en 2007 minder mensen voor een hypotheek met een korte rentevaste periode (zie tabel 2.2). Omdat de lange rente nog steeds relatief laag is, hebben steeds meer huishoudens voor een rentevaste periode van meer dan tien jaar gekozen. Dit zorgt voor minder grote renterisico’s op de hypotheekmarkt.

BW_wie_zijn_huis.indd 48 23-4-2008 10:50:16

4�N

2.3 Starters op de woningmarkt

2.3.1 Woningen steeds minder betaalbaar

De betaalbaarheid van eigen woningen is met name voor starters op de woningmarkt een groot probleem. De toegankelijkheid van de koopwoning-markt wordt volgens onderzoek van het Woningmarkt Expertise Centrum (WEC) van de Erasmus Universiteit Rotterdam ten eerste bepaald door het aanbod, dat gemeten kan worden door middel van de betaalbaarheidsratio. Daarbij staat de vraag centraal hoeveel van de aangeboden woningen binnen de regionale huizenmarkt betaalbaar zijn voor starters. Ten tweede wordt de toegankelijkheid van de markt bepaald door de vraag, die gemeten kan wor-den door middel van de concurrentieratio. Daarbij wordt gekeken met hoeveel andere starters een startershuishouden moet concurreren per betaalbare woning binnen de eigen regio.25

Figuur 2.8 geeft weer dat volgens deze benadering de toegankelijkheid van de koop-woningmarkt voor starters tussen 1985 en 2006 sterk is gedaald: de betaalbaarheid van koopwoningen is afgenomen en er is meer onderlinge concurrentie tussen star-ters op de huizenmarkt ontstaan.

25 Brounen, 2007: Starters op de woningmarkt.

BW_wie_zijn_huis.indd 49 23-4-2008 10:50:16

�0N

Ook onderzoek van de Rabobank wijst op een afgenomen betaalbaarheid van koopwoningen voor starters.26 Al sinds het einde van de vorige eeuw zijn koop-woningen voor starters slecht betaalbaar. In 2008 zullen starters naar verwachting iets beter in staat zijn om een koopwoning aan te schaffen. Figuur 2.9 geeft dit weer. De Rabobank wijst er verder op dat ook de groep starters met een gemid-deld gezinsinkomen van € 45.000 (1,5 maal modaal in 2007) problemen heeft op de woningmarkt en aangewezen is op de goedkopere segmenten van de markt.

Bron: WEC, 2007

Figuur 2.� De toegankelijkheid van de koopwoningmarkt voor starters is sterk

afgenomen

50

60

70

80

90

100

0,5 1,5 2,5concurrentieratio

bet

aalb

aarh

eid

srat

io

2006

1995

1985

26 De betaalbaarheidsindex meet de betaalbaarheid van een gemiddelde koopwoning voor een gezin met een gemiddeld gezinsinkomen in Nederland. Heeft de index een waarde van 100, dan bedragen de bruto maandlasten 30% van het bruto inkomen, waarbij wordt uitgegaan van de aanschaf van een gemiddeld geprijsde woning en een huishouden met een gemiddeld gezinsinkomen. Is de indexwaarde hoger dan 100, dan bedragen de bruto maandlasten minder dan 30% van het bruto inkomen en vice versa. In: Rabobank, 2007: Kwartaalbericht Woningmarkt mei 2007.

BW_wie_zijn_huis.indd 50 23-4-2008 10:50:16

�1N

De crisis op de Amerikaanse hypotheekmarkt kan er toe leiden dat de hypotheek-rente in ons land stijgt (zie hoofdstuk 3). Dat kan nadelige gevolgen hebben voor starters op de woningmarkt, omdat zij daardoor hun woonlasten nog moeilijker kunnen opbrengen. Een stijging van de rente heeft voor mensen die al een hypo-theek hebben afgesloten, geen directe gevolgen omdat zij de hypotheekrente in het algemeen voor een langere periode hebben vastgezet. Figuur 2.10 geeft aan dat de netto maandelijkse woonlasten van eigenwoningbezitters bij een renteniveau van 5,22% (januari 2008) op een bedrag liggen van zo’n € 588. Daarmee vormen de woonlasten zo’n 23% van het beschikbaar gezinsinkomen. Wanneer de hypo-theekrente met 1% stijgt tot 6,22%, nemen de woonlasten toe tot circa € 700, ofwel 27,4% van het inkomen. Neemt de hypotheekrente met 2% toe tot 7,22%, dan vormen de netto woonlasten 31,8% van het beschikbaar gezinsinkomen.

Bron: Rabobank, 2008

Figuur 2.� Koopwoningen zijn slecht betaalbaar voor starters (110% financiering

op basis van gemiddeld gezinsinkomen, indexcijfers)

50

60

70

80

90

100

110

120

130

140

150

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

goed betaalbaar

slecht betaalbaar

BW_wie_zijn_huis.indd 51 23-4-2008 10:50:16

�2N

2.3.2 Potentiële steun voor starters

StartersleningOm de bereikbaarheid van koopwoningen te vergroten bieden veel Nederlandse gemeenten startersleningen aan, waarmee starters tot een bepaalde inkomensgrens de woonlasten van hun woning kunnen verlagen. Zo’n starterslening overbrugt het verschil tussen de totale koopsom van een huis en het maximale bedrag dat een starter kan lenen bij de bank. De lening wordt verstrekt volgens de normen van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) en heeft een rentevaste periode van 15 jaar en een looptijd van maximaal 30 jaar. Mensen die gebruik maken van de starterslening, moeten na het derde jaar wel rente en aflossing gaan be-talen indien hun inkomen in de tussenliggende periode voldoende is gestegen. Wanneer dat niet het geval is, moet de starter een maandlast betalen die past bij zijn inkomen. Het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) verstrekt en beheert, als onafhankelijke financiële partner van gemeenten,

Bron: Ministerie van VROM, CBS, CPB, DNB, bewerkt door NYFER

Figuur 2.10 Een stijging van de hypotheekrente heeft aanzienlijke gevolgen voor

de woonlasten van starters (rechter-as in %)

€ 300

€ 400

€ 500

€ 600

€ 700

€ 800

€ 900

rentestand januari 2008: 5,22%

rente 5,72% rente 6,22% rente 6,72% rente 7,22% rente 7,72%0

5

10

15

20

25

30

35

40

ontwikkeling netto woonlasten per maandaandeel woonlasten in beschikbaar gezinsinkomen (in %)

BW_wie_zijn_huis.indd 52 23-4-2008 10:50:16

�3N

leningen aan particulieren.27 Hoewel het SVn aangeeft dat de starterslening erg in trek is bij gemeenten, hebben de Vereniging van Banken (NVB) en de Vereniging Eigen Huis (VEH) twijfels over het nut van de regeling. Volgens hen werkt de starterslening averechts omdat deze een opwaarts effect heeft op de huizenprijzen, waardoor starters op de woningmarkt alleen maar grotere problemen ervaren.28

Steun van woningcorporaties Starters die een huis van een woningcorporatie kopen, worden sinds kort ook ondersteund. Zo heeft minister Vogelaar bepaald dat woningcorporaties een deel van de rentelasten van starters voor hun rekening mogen nemen, tot maximaal 20% van de totale prijs. De woning moet onder NHG-voorwaarden worden gekocht en mag niet duurder zijn dan € 265.000 (zie ook box 2.1). Wanneer de starter de vol-ledige financieringslasten zelf kan betalen, wordt de ondersteuning beëindigd.29

27 Zie website SVn: www.svn.nl. 28 ‘Starterslening op de huizenmarkt werkt averechts’, in: Het Financieele Dagblad, 19 januari 2007.29 ‘Steun voor huurder die zijn woning koopt’, in: Het Financieele Dagblad, 31 juli 2007. 30 NHG, 2007: Jaarverslag 2006.

Box 2.1 De Nationale Hypotheek Garantie

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen verstrekt sinds 1995 de Nationale Hypotheek

Garantie, een garantie op hypothecaire leningen voor de aankoop en verbetering van een

eigen woning. Door middel van de garantie worden kredietrisico’s op de hypotheekmarkt

beperkt. De Stichting WEW wil met de NHG bijdragen aan een duurzaam gunstig klimaat

voor het eigenwoningbezit door waarborgen te bieden voor een veilige en verantwoorde

financiering van de aankoop, de verbetering van de kwaliteit en het behoud van de eigen

woning. Consumenten worden daarmee in staat gesteld ongeacht de conjuncturele om-

standigheden voldoende financiële middelen tegen een zo laag mogelijke prijs te verkrij-

gen ten behoeve van de financiering van het eigenwoningbezit.

Bij aankoop van een woning gelden voor de NHG twee maxima: de verkrijgingskosten mo-

gen niet hoger zijn dan € 265.000 én de consument kan niet meer lenen dan € 265.000. In

2006 waren er 113.370 huishoudens die van de NHG gebruik maakten voor de financiering

van de aankoop en/of de verbetering van de kwaliteit van hun woning. Dat is een lichte

daling ten opzichte van 2005, toen er 121.060 huishoudens van de NHG gebruik maakten. In 2006 zijn er 60.500 hypotheekgaranties verstrekt in verband met de aankoop van een

woning. De gemiddelde lening bedroeg dat jaar € 170.226, een stijging van 1,6% ten op-

zichte van het leenbedrag in 2005 (€ 167.600). De grootste groep NHG-leners (28,4%) in

2006 had een gezinsinkomen tussen € 30.000 en € 40.000. De meeste cliënten van de NHG

behoren tot de leeftijdscategorie 25-30-jarigen (32,4%).30

BW_wie_zijn_huis.indd 53 23-4-2008 10:50:16

�4N

2.4 Tot slot

De positie van starters op de huizenmarkt blijft de komende jaren precair. Om een betaalbare woning te bemachtigen moeten zeer hoge leningen worden afgesloten. Hierdoor blijven er aanzienlijke risico’s voor starters bestaan. Wanneer de hypo-theekrente de komende tijd verder stijgt, worden de problemen nog verscherpt. Potentiële ‘oplossingen’ zoals startersleningen lijken weinig soelaas te bieden. Om starters op de huizenmarkt werkelijk te helpen zou er (nog) meer geïnvesteerd moeten worden in de bouw van nieuwe woningen.

vervolg box 2.1 De Nationale Hypotheek Garantie

In 2005 heeft de NHG een nieuw instrument geïntroduceerd om het risico te beperken dat

de eigen woning gedwongen zou moeten worden verkocht wegens betalingsachterstan-

den bij de hypotheektermijnen. Met de Woonlastenfaciliteit (WLF) beoogt de Stichting

WEW huishoudens die buiten hun schuld in betalingsproblemen zijn geraakt door middel

van een borgstelling voor een aanvullende lening meer tijd te geven om hun betalingspro-

blemen op te lossen. De WLF maakt zonder extra kosten voor de consument vast onderdeel

uit van de NHG en is beschikbaar voor alle huishoudens die een NHG-financiering heb-

ben. De WLF is een versterking van de NHG als instrument ter beperking van de financiële

risico’s van het eigenwoningbezit. Tot op heden is echter slechts in drie gevallen gebruik

gemaakt van de WLF.31

3

31 NYFER, 2007: Waarom werkt de WLF niet?

BW_wie_zijn_huis.indd 54 23-4-2008 10:50:16

��N

Gevolgen van de internationale kredietcrisis voor de Nederlandse markt3Het afgelopen jaar hebben de kranten vol gestaan met berichten over de crisis op de Amerikaanse huizen- en hypotheekmarkt en de gevolgen voor de (inter-nationale) economie. In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de achterlig-gende oorzaken van de Amerikaanse huizen- en hypotheekmarktcrisis. Vervolgens wordt besproken of een crisis zoals in de VS zich ook in Nederland kan voordoen en welke gevolgen de crisis kan hebben voor ons land. Daarbij wordt een scenario voor de huizenprijzen tot 2012 geschetst, waarin uitgegaan wordt van een negatief effect van de crisis op de Nederlandse huizen- en hypotheekmarkt.

3.1 Hypotheek- en kredietcrisis in de VS

De Amerikaanse huizenmarkt heeft het sinds 2007 zwaar te verduren. Terwijl de huizenprijzen in 2005 nog stegen met meer dan 12%, was er eind vorig jaar sprake van een prijsdaling van 9%.32 Daarnaast steeg het aantal te koop staande huizen als percentage van de totale woningvoorraad eind 2007 tot 2,7% – het hoogste niveau in veertig jaar – en is het aantal in productie genomen nieuwbouwwonin-gen sinds 2005 afgenomen met meer dan 40%. Aan het eind van 2007 had bijna een vijfde van de Amerikaanse subprime huishoudens (zie paragraaf 3.2) te maken met betalingsachterstanden.33

Doordat de Amerikaanse huizenprijzen jarenlang een sterk opwaartse trend hebben vertoond, hebben steeds meer mensen een woning gekocht in de verwachting dat huizenprijzen alleen maar verder zouden kunnen stijgen. Zij wilden meeprofiteren van de vermogenswinsten die huizenbezitters in de schoot vielen. Toen de rente in 2006 begon te stijgen, kwamen veel speculatieve kopers in de problemen. De stijging van de rente zorgde er tevens voor dat steeds meer Amerikanen met een subprime hypotheek, die wordt verstrekt aan mensen met een lage kredietwaardig-

32 Volgens de Case-Shiller-index. Zie: DNB, 2008: Kwartaalbericht maart 2008.33 DNB, 2008: Kwartaalbericht maart 2008.

BW_wie_zijn_huis.indd 55 23-4-2008 10:50:16

��N

heid, in betalingsproblemen kwamen. Ook de laagconjunctuur met banenverlies als gevolg in sommige Amerikaanse staten leidde tot een toenemend aantal subprime huishoudens met betalingsachterstanden. Dit bracht vervolgens veel geldverstrek-kers in financiële problemen, met als uiteindelijk gevolg dat verscheidene grote Amerikaanse hypotheekbanken die actief waren op de subprime markt, failliet zijn gegaan.

De ontstane hypotheekcrisis in de Verenigde Staten heeft zich als een olievlek uit-gebreid naar andere markten. Dit komt doordat veel risicovolle hypotheken zijn gebundeld en doorverkocht aan internationale beleggers (securitisatie). De ver-sleuteling van financiële risico’s in ingewikkelde derivaten, maakte het buiten- gewoon moeilijk te beoordelen wat precies de risico’s waren die de houders van deze producten liepen. De hypotheekcrisis heeft uiteindelijk geleid tot een wereldwijde vertrouwenscrisis op financiële markten. Volgens de Europese Centrale Bank (ECB) zijn Europese banken als gevolg hiervan strengere voorwaarden voor leningen aan particulieren en bedrijven gaan stellen. In het vierde kwartaal van 2007 heeft 41% van de banken het lenen voor bedrijven moeilijker gemaakt en meer dan een vijfde heeft leningen voor particulieren die een huis willen aanschaffen, minder eenvoudig gemaakt.34 Centrale banken hebben inmiddels veel geld in de financiële markten gepompt om het stilvallen van de interbancaire kredietverlening tegen te gaan. Hoe diep de crisis is en wanneer zij zal zijn uitgewoekerd, is nog altijd niet duidelijk.

3.2 Subprime hypotheken en non-conforming hypotheken

3.2.1 De Amerikaanse subprime markt

Door een versoepelde kredietverstrekking door hypotheekverstrekkers35 is het aantal subprime hypotheken de afgelopen jaren fors toegenomen: van minder dan 9% van de totale hypotheekmarkt in 2001 tot zo’n 20% in 2006. Figuur 3.1 geeft de ontwikkeling van het aandeel subprime hypotheken op de totale Amerikaanse hypotheekmarkt in de periode 1993-2006 weer.

34 ECB, 2008: The Euro area bank lending survey.35 Deze versoepeling is mogelijk gemaakt doordat geldverstrekkers het kredietrisico op risicovolle hypo-theken steeds meer doorschoven naar andere financiële partijen (securitisatie); zie: DNB, 2007: Kwartaal-bericht september 2007.

BW_wie_zijn_huis.indd 56 23-4-2008 10:50:16

��N

3.2.2 Non-conforming hypotheken in Nederland

In 2004 is het idee van de subprime hypotheek vanuit de VS en Groot-Brittannië overgewaaid naar Nederland. In ons land wordt niet van subprime hypotheken ge-sproken maar worden wel non-conforming hypotheken of risicohypotheken verstrekt. Inmiddels wordt in de media ook wel de term ‘rommelhypotheken’ gebezigd. Deze hypotheekvorm wordt verstrekt aan personen die niet voor een ‘gewone’ hypotheek in aanmerking komen, zoals mensen die geregistreerd staan bij het BKR, startende ondernemers of werknemers met een tijdelijk contract. Omdat geldverstrekkers bij deze groep mensen een groter risico lopen, wordt een hogere hypotheekrente, soms wel 4% hoger,36 gehanteerd. Volgens minister Bos zijn non-conforming hypotheken minder riskant dan subprime hypotheken, omdat het nooit om een tophypotheek gaat en in veel gevallen een eigen inleg wordt gevraagd.37

In tegenstelling tot de Amerikaanse en de Britse markt is de markt voor risicohypo-theken in Nederland (nog) zeer beperkt. Het aandeel non-conforming hypotheken

36 ‘Hypotheekmarkt gaat eigen weg’, in: Het Financieele Dagblad, 10 september 2007.37 ‘Bos: Nederlandse hypotheken veilig’, in: NRC Handelsblad, 25 augustus 2007.

Bron: Mortgage Statistical Annual, Merrill Lynch, Standard & Poor’s, Sparck

Figuur 3.1 Het aandeel van subprime hypotheken in de Amerikaanse markt is de

afgelopen jaren fors gegroeid (in %)

0

5

10

15

20

25

1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

BW_wie_zijn_huis.indd 57 23-4-2008 10:50:17

��N

op het totaal van uitstaande hypotheken ligt op zo’n 1% tot 1,5%. Figuur 3.2 geeft de ontwikkeling van het aandeel risicovolle hypotheken in Nederland, de VS en Groot-Brittannië in de periode 2000-2006 weer.

* De precieze definitie van risicohypotheek kan tussen landen verschillenBron: Mortgage Statistical Annual, Merrill Lynch, Standard & Poor’s, Sparck

Figuur 3.2 De markt van risicohypotheken is in Nederland klein in vergelijking met

de Amerikaanse en Britse markt (in %)*

0

5

10

15

20

25

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Nederland Verenigde Staten Groot-Brittannië

De Nederlandse markt van risicohypotheken wordt met name door buitenlandse spelers bezet. Zo is de Amerikaanse bank Lehman Brothers aandeelhouder van het bedrijf ELQ Hypotheken, dat sinds 2004 risicohypotheken in ons land aan-biedt. Een jaar later werd het bedrijf Sparck, gefinancierd door de Amerikaanse Citibank, actief op deze markt. Andere bedrijven die in Nederland risicovolle hypotheken aanbieden, zijn Tadas en Hypotrust. Als gevolg van de kredietcrisis heeft ELQ de kredietvoorwaarden voor klanten met een problematisch krediet-verleden aangescherpt en heeft het bedrijf GMAC zich onlangs van de markt van risicohypotheken teruggetrokken.

De omvang van de non-conforming hypothekenmarkt is in Nederland, zoals ge-zegd, tot nog toe zeer beperkt. De kans bestaat echter dat deze markt de komende jaren in omvang toeneemt. Door de zware concurrentie op de Nederlandse hypo-theekmarkt nemen hypotheekverstrekkers grotere risico’s, wat op den duur kan

BW_wie_zijn_huis.indd 58 23-4-2008 10:50:17

��N

leiden tot een groei van het aantal risicohypotheken in ons land. Sommige spelers op de Nederlandse non-conforming markt verwachten dat risicohypotheken bin-nen enkele jaren een marktaandeel van 10% zullen veroveren.38 De Hypotheker verwacht echter niet dat de non-conforming hypotheek zo populair zal worden als in Groot-Brittannië of de VS.39

3.3 Risico’s van non-conforming hypotheken in Nederland

Een belangrijke vraag is of een hypotheekcrisis zoals in de VS zich ook kan voordoen in Nederland. Wanneer de Nederlandse non-conforming markt de komende jaren in omvang toeneemt, lopen meer mensen het risico dat zij in financiële problemen raken bij een oplopende rente. Zoals aangegeven, ligt de rente op risicohypotheken vaak tot enkele procenten hoger dan op normale hypotheken.

3.3.1 Nederlanders minder gevoelig voor renteschommeling

In hoofdstuk 2 werd al aangegeven dat steeds meer Nederlanders kiezen voor een hypotheek met een lange rentevaste periode. In de VS hebben mensen juist vaak een hypotheek met een korte rentevaste periode, wat hen gevoelig maakt voor renteschommelingen. Bijna 70% van de subprime hypotheken zijn adjusta-ble rate mortgages; dit betekent dat de hypotheeklasten – na een korte rentevaste periode tegen een lage hypotheekrente – schoksgewijs toenemen als gevolg van een hogere rente en/of aflossingspercentage.40 Veel Amerikaanse subprime huis-houdens werden gelokt met een lage beginrente voor een korte periode (vaak twee jaar), de zogenaamde teaser loan. Terwijl deze huishoudens na afloop van dit lage rentetarief al te maken kregen met hogere hypotheeklasten, bracht de extra stijging van de rente veel huishoudens in grote financiële problemen.41 Deze teaser loans bestaan in Nederland niet.

38 ‘Hypotheekmarkt gaat eigen weg’, in: Het Financieele Dagblad, 10 september 2007.39 ‘Hypothekenmarkt in beweging’, in: Elsevier, 21 augustus 2007.40 DNB, 2007: Kwartaalbericht juni 2007.41 ‘Subprime hypotheken leiden in Europa nog niet tot crisis’, in: NRC Handelsblad, 26 september 2007.

BW_wie_zijn_huis.indd 59 23-4-2008 10:50:17

�0N

3.3.2 Controle op financiële markten

Er bestaan in ons land twee controlerende instanties op de financiële markten: de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB). Het toezicht op de soliditeit van financiële instellingen (prudentieel toezicht) ligt bij DNB, het gedragstoezicht ligt bij de AFM.42 De AFM houdt toezicht op de hele markt van hypotheekverstrekkers, inclusief de verstrekkers van non-conforming hypotheken.

In de VS bestaan twee federale toezichthouders: de Federal Reserve en de Federal Deposit Insurance Corporation. In de praktijk spelen deze instanties slechts een beperkte rol in de regulering van de woningmarkt. Toezicht op de huizen- en hypotheekmarkt ligt voornamelijk bij de verschillende Amerikaanse staten. Dit is mede het gevolg van de vele regionale verschillen tussen de huizenmarkten in de VS. Iedere staat heeft zo zijn eigen, in enkele gevallen gebrekkige, voorschrif-ten: in dertien Amerikaanse staten zijn hypotheekverstrekkers niet verplicht om een jaarverslag te publiceren, in veel staten bestaan geen opleidingseisen voor hypotheekagenten, en in Alaska bestaat zelfs helemaal geen regelgeving voor de hypotheekbranche.43

Door het gebrek aan een sterke centrale toezichtinstantie en de gebrekkige regu-lering in verschillende staten is het toezicht op de Amerikaanse huizen- en hypo-theekmarkt minder stringent dan in ons land. De Nederlandse toezichtinstanties zorgen er voor dat leningen onder veel strengere voorwaarden worden verstrekt. DNB en de AFM zorgen er dus in beginsel voor dat crisissituaties als in de VS worden voorkomen.

3.3.3 Gedragscode Hypothecaire Financieringen

Om de kredietrisico’s op de hypotheekmarkt te beperken zijn normen of wettelijke regels voor hypotheekverstrekking erg belangrijk. Begin 2007 hebben banken in Nederland een nieuwe gedragscode voor hypotheekverstrekking vastgesteld, waar-mee huizenkopers beschermd moeten worden tegen te hoge hypotheekschulden.

42 DNB, 2007: Kwartaalbericht juni 2007.43 ‘Niemand greep in op hypotheekmarkt VS’, in: NRC Handelsblad, 27 maart 2007.

BW_wie_zijn_huis.indd 60 23-4-2008 10:50:17

�1N

Deze Gedragscode Hypothecaire Financieringen is opgesteld voor elke hypothecai-re financiering en moet er voor zorgen dat consumenten minder hoge hypotheken kunnen afsluiten.

Hoewel in de media wordt gesuggereerd dat de maximale hypotheeknorm 4,5 maal het bruto jaarinkomen bedraagt, staat dit getal niet vast en varieert deze factor met het inkomen en de rentestand. De maximale hypotheeknorm ver-schilt van net driemaal het bruto jaarinkomen bij minimuminkomens en een hoge rentestand tot ruim 5,5 keer het bruto jaarinkomen van € 100.000 en een lage rentestand.44

3.3.4 Vangnet

In ons land bestaat een uitgebreider sociaal vangnet voor mensen die werkloos of arbeidsongeschikt worden dan in de VS. Dit zorgt er voor dat huizenbezitters niet meteen noodgedwongen de eigen woning moeten verkopen. Amerikaanse eigenwoningbezitters zonder financiële reserves lopen dus sneller betalings- achterstanden op en lopen het risico dat zij uit hun huis worden gezet.45 Daar-naast kent Nederland sinds 1995 de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) (zie box 2.1). Wanneer een hypotheeknemer zijn hypotheeklasten niet kan betalen en zijn woning noodgedwongen moet worden verkocht, staat de NHG onder bepaalde voorwaarden garant voor terugbetaling van de hypothecaire lening aan de geldverstrekker. Overigens bestaat ook in de VS een organisatie die op soort- gelijke wijze kredietrisico’s op de hypotheekmarkt wil beperken, namelijk de Federal Housing Administration.

3.3.5 Tot slot

Al met al zijn de gevaren die samenhangen met risicohypotheken in Nederland tot nog toe beperkt. Dat komt vooral door de geringe omvang van die markt en het feit dat hypotheken in Nederland onder veel strengere voorwaarden worden verstrekt dan in de VS. Ook het bestaan van de Nationale Hypotheek Garantie

44 Zie website Nibud: www.nibud.nl.45 ‘De schokbestendige hypotheek’, in: De Volkskrant, 21 september 2007.

BW_wie_zijn_huis.indd 61 23-4-2008 10:50:17

�2N

verkleint de kredietrisico’s op de hypotheekmarkt. Toch kan een forse toename van het aantal risicohypotheken ook in ons land zorgen voor een groeiend aantal mensen met betalingsproblemen. Om die reden is het erg belangrijk dat DNB en AFM scherp toezicht houden op de hypotheekmarkt en dat hypotheekverstrek-kers zich houden aan de vernieuwde gedragscode.

3.4 De secundaire hypotheekmarkt

3.4.1 Securitisatie

De huizencrisis in de VS heeft ook gevolgen voor de zogenaamde ‘secundaire markt’ waar hypotheekportefeuilles worden verhandeld (securitisatie). Securitisa-tie is een financieringstechniek waarbij geldverstrekkers bepaalde illiquide activa omzetten in verhandelbare effecten of waardepapieren. Zo kunnen geldverstrek-kers hun rechten op hypothecaire leningen verkopen aan een aparte juridische entiteit: special purpose vehicle (spv). Deze spv geeft effecten of waardepapieren (mortgage-backed securities - mbs) uit, waardoor een secundaire hypotheekmarkt ontstaat. Houders van deze mbs hebben recht op de kasstromen uit termijn-betalingen van woningbezitters. Het voordeel voor geldverstrekkers is dat de hypotheekverplichtingen van hun balans verdwijnen, waardoor kapitaal wordt vrijgemaakt dat vervolgens voor andere activiteiten kan worden aangewend.

3.4.2 De Amerikaanse securitisatiemarkt

De sterke groei van de Amerikaanse subprime markt is mede te danken aan een versoepelde kredietverstrekking, die mogelijk was doordat banken steeds meer het kredietrisico op risicovolle hypotheken securitiseerden.46 De uitgifte van effecten met hypotheken als onderpand (mbs) is in de VS de afgelopen jaren sterk gegroeid. In 2001 stond de Amerikaanse markt van mortgage-backed securities op een niveau van meer dan $ 4.000 miljard. In 2007 was dat bedrag opgelopen tot meer dan $ 7.000 miljard. Figuur 3.3 geeft een en ander weer. Inmiddels worden bijna twee op de drie hypotheken in de VS gesecuritiseerd.47

46 DNB, 2007: Kwartaalbericht september 2007. 47 DNB, 2007: Kwartaalbericht juni 2007.

BW_wie_zijn_huis.indd 62 23-4-2008 10:50:17

�3N

3.4.3 De Nederlandse securitisatiemarkt

De Nederlandse securitisatiemarkt is in vergelijking met de VS relatief jong en is pas sinds 2000 sterker aan het groeien. De eerste mortgage-backed security was een uitgifte van 500 miljoen gulden door de VSB Bank in juli 1996. In 2000 bedroeg het volume van de securitisatiemarkt ruim € 27 miljard; in het derde kwartaal van 2007 lag het niveau op meer dan € 210 miljard, waarvan zo’n 60% betrekking heeft op hypotheken. Figuur 3.4 geeft een en ander weer. De Nederlandse banken nemen circa 75% van de securitisatiemarkt in ons land voor hun rekening.48 In ons land is één op de vijf hypotheken gesecuritiseerd.49

48 DNB, 2007: Kwartaalbericht september 2007.49 DNB, 2007: Kwartaalbericht juni 2007

Bron: SIFMA, 2008

Figuur 3.3 De Amerikaanse markt van mortgage-backed securities lag in 200� op

meer dan $ �.000 miljard

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

7000

8000

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

BW_wie_zijn_huis.indd 63 23-4-2008 10:50:17

�4N

Bron: DNB, 2008

Figuur 3.4 De securitisatiemarkt in ons land is sterk in omvang gegroeid (linker-as,

in miljoenen euro’s) en aandeel hypotheken in securitisatiemarkt

(rechter-as, in %)

0

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007-III0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

ontwikkeling van de securitisatiemarktpercentage hypotheken in totale securitisatiemarkt

Bron: DNB, 2007

Figuur 3.� Spelers op de Nederlandse securitisatiemarkt (mbs)

18%

8%

7%

8%

11%11%

5%

3%

4%

2%

23%

ABN AMROFortisASR BankObvionPostbankSNS BankDelta Llloyd RabobankGMACDBV VerzekeringenOverig

BW_wie_zijn_huis.indd 64 23-4-2008 10:50:17

��N

Uit gegevens van DNB blijkt dat ABN-AMRO het grootste aandeel mortgage-backed securities in Nederland heeft uitgegeven, namelijk zo’n 18% van het totaal. Ook de SNS Bank en de Postbank hebben een groot marktaandeel (beide 11%). Figuur 3.5 geeft de spelers op de Nederlandse securitisatiemarkt (mbs) en hun marktaandeel in 2007 weer.

3.� Gevolgen van de Amerikaanse crisis voor Nederland

3.5.1 Doorwerking op de Nederlandse markt

De Amerikaanse hypotheekcrisis en de dalende huizenprijzen hebben geen directe gevolgen voor de huizenprijzen in ons land. Dat komt omdat woningmarkten lokale markten zijn. Indirect zal de hypotheek- en kredietcrisis echter wel van invloed zijn op de Nederlandse huizenmarkt doordat de crisis doorwerkt op de financiële markten en ook een effect heeft op de reële economie.

Financiële marktenDe crisis op de Amerikaanse subprime markt heeft in de eerste plaats gevolgen voor de Nederlandse markt via directe of indirecte uitzettingen van Nederlandse banken op de subprime hypotheekmarkt in de VS. Volgens DNB is dit effect betrekkelijk klein, omdat Nederlandse banken nauwelijks uitzettingen op deze markt hebben en verzekeraars en pensioenfondsen in kwalitatief goede hypo-theekportefeuilles belegd hebben.50 Toch zijn de belangrijkste Nederlandse ban-ken en verzekeraars getroffen door de kredietcrisis, de een iets sterker dan de andere. In totaal hebben zij bijna € 7,5 miljard afgeboekt. Tabel 3.1 geeft een en ander weer.

50 DNB, 2007: Kwartaalbericht juni 2007.

BW_wie_zijn_huis.indd 65 23-4-2008 10:50:17

��N

Daarnaast raakt de kredietcrisis speciale vehikels die banken hebben opgezet (con-duits); deze vehikels beleggen in subprime hypotheken en zijn kort gefinancierd. Door het onderling sterk gedaalde vertrouwen in de financiële sector is het bij-zonder moeilijk geworden voor deze conduits om de vaak kortlopende kredieten te herfinancieren. Nederlandse banken zijn sterk vertegenwoordigd in de markt voor deze conduits: ABN Amro met $ 83 miljard, ING met $ 36 miljard, Rabo-bank met $ 33 miljard en Fortis met $ 25 miljard.51 Volgens het IMF kunnen de verliezen in de financiële sector wereldwijd als ge-volg van de kredietcrisis stijgen tot € 600 miljard. Ook in andere segmenten van de kredietsector, zoals hoogwaardige hypotheken, consumentenkrediet, leningen voor commercieel vastgoed en riskante bedrijfsleningen, kunnen de komende tijd nog forse verliezen worden geleden. Van die verliezen nemen banken de helft voor hun rekening, de andere helft komt terecht bij hedgefondsen, pensioenfondsen, verzekeraars en andere beleggers.52 Andere economen zijn minder zwartgallig over de gevolgen van de kredietcrisis.

Duidelijk is wel dat de crisis in de VS belangrijke gevolgen heeft voor het vertrou-wensklimaat op de financiële markten en daarmee voor de financiële stabiliteit. DNB geeft aan dat de gevolgen voor Nederland afhankelijk zijn van de vraag of beleggers oog hebben voor de verschillen tussen gesecuritiseerde hypotheken in de VS en in Nederland. In ons land behoren gesecuritiseerde hypotheken namelijk tot het prime segment, en zijn daarom beduidend minder risicovol dan de Ameri-

Bron: NOS, 2008

Tabel 3.1 Verliezen van Nederlandse banken en verzekeraars als gevolg van de

kredietcrisis (in €)

netto verlies afschrijvingen totaal

Fortis 1,5 miljard 1,2 miljard 2,7 miljard

ABN Amro 338 miljoen 1,56 miljard 1,9 miljard

Rabobank 568 miljoen 824 miljoen 1,4 miljard

ING 319 miljoen 751 miljoen 1,1 miljard

Aegon - 487 miljoen 487 miljoen

Totaal �,� miljard

51 Theodoor Gilissen Bankiers, 2007: Hoe groot is de ‘subprime crisis’?52 IMF, 2008: Global financial stability report.

BW_wie_zijn_huis.indd 66 23-4-2008 10:50:17

��N

kaanse subprime hypotheken. Indien beleggers daar rekening mee houden bij hun risicoafweging, bestaat er een grote kans dat de hypotheek- en kredietcrisis weinig sporen achterlaat op de Nederlandse securitisatiemarkt. Wanneer de onrust toch naar ons land overslaat, kan het gebeuren dat beleggers ook hier hogere risico-premies eisen of hun posities liquideren. Dit kan door de omvang van de securiti-satiemarkt ernstige gevolgen hebben, namelijk aantasting van effectenprijzen wat kan doorwerken op het Nederlandse financiële stelsel. Met name kleinere banken, die voor hun financiering sterk zijn aangewezen op de securitisatiemarkt, kunnen in financieringsproblemen komen door het opdrogen van de liquiditeit.53

Nederlandse economieIn de derde plaats heeft de Amerikaanse hypotheek- en kredietcrisis een negatief effect op de reële economie van de VS. Het IMF verwacht dat de Amerikaanse economie in 2008 in een ‘milde’ recessie terecht zal komen.54 De crisis heeft er bovendien voor gezorgd dat de rente voor hypotheekleningen in de maanden na juni 2007 sterk is gestegen; door renteverlagingen van de Fed lag de rente eind 2007 weer op het niveau van juni 2006.55 Figuur 3.6 geeft dit weer.

53 DNB, 2007: Kwartaalbericht juni 2007.54 IMF, 2008: World Economic Outlook.55 Jumbo-leningen zijn leningen groter dan $ 417.000 die verstrekt worden aan consumenten met een goede krediethistorie (prime borrowers). In: Theodoor Gilissen Bankiers, 2007: Hoe groot is de subprime crisis’?

Bron: ING, 2008

Figuur 3.� De hypotheek- en kredietcrisis hebben gevolgen voor de rentestand in

de VS

3.5

4.5

5.5

6.5

7.5

jun/0530jr vast (jumbo)

5/1jr variabel (benchmark) 1jr variabel (benchmark)

dec/05 jun/06 dec/06 jun/07 dec/07

30jr vast (benchmark)

in %

BW_wie_zijn_huis.indd 67 23-4-2008 10:50:17

��N

Volgens het IMF zal de kredietcrisis doorwerken op de gehele wereldeconomie. In 2008 wordt in de VS een economische groei van 0,5% verwacht, veel lager dan in voorgaande jaren.56 Het Centraal Planbureau voorspelt dat de Amerikaanse economie in 2008 groeit met 1%; in 2007 lag de groei nog op 2,2%. Dit werkt door op de reële economie van Nederland. Het CPB raamt de economische groei in ons land op 2,25% in 2008 en 1,75% in 2009.57

3.5.2 Olievlek-scenario voor de Nederlandse huizenprijzen

Het is dus zeer waarschijnlijk dat de internationale kredietcrisis negatieve gevol-gen heeft voor de economische groei in Nederland en tevens leidt tot een hogere hypotheekrente. Dan zal dat zijn uitwerking hebben op de ontwikkeling van de huizenprijzen in ons land. In deze paragraaf wordt een prognose gegeven van de huizenprijzen tot 2012 in een ‘olievlek-scenario’. In dit scenario daalt het reële inkomen tot 2012 jaarlijks met 1% en neemt de reële rente toe van 1,5% in 2008 tot 3,5% in 2012. De inflatie ligt in de periode 2008-2012 op 2%. In dit olievlek-scenario stijgen de prijzen tot € 263.957 in 2012, bijna € 14.000 minder dan in het trendmatige scenario. Dit betekent dat de reële huizenprijzen dalen met zo’n 2,5%. Jaarlijks groeien de huizenprijzen in dit scenario 0,8-1,1% minder sterk dan wanneer de huizenprijzen zich trendmatig ontwikkelen. Figuur 3.7 geeft een en ander weer.

56 IMF, 2008: World Economic Outlook.57 CPB, 2008: Centraal Economisch Plan 2008.

BW_wie_zijn_huis.indd 68 23-4-2008 10:50:17

��N

3.� Tot slot

De crisis op de Amerikaanse hypotheekmarkt heeft geleid tot het faillissement van verschillende geldverstrekkers in de VS, met als gevolg een kredietcrisis. De samenloop van een stijgende rente en een vertrouwenscrisis heeft er voor gezorgd dat de huizenprijzen in de VS sterk gedaald zijn. Omdat in ons land strengere toezichthouders bestaan dan in de VS en hypotheken minder gemakkelijk wor-den verstrekt aan mensen met een lage kredietwaardigheid, zullen in Nederland minder snel crisissituaties ontstaan als die op de Amerikaanse subprime markt.

Aangezien Nederlandse banken, op een enkele uitzondering na, beperkte uitzettingen hebben op de subprime markt, vallen de negatieve effecten van de Amerikaanse crisis in ons land mee. Wel bestaat het risico dat de krediet- crisis via de securitisatiemarkt doorwerkt op de Nederlandse financiële mark-ten, waardoor beleggers wellicht hogere risicopremies gaan eisen. Met name kleinere hypotheekverschaffers die zijn aangewezen op securitisatie, kunnen daardoor marktaandeel verliezen op de Nederlandse hypotheekmarkt. Omdat de huizenmarktcrisis een negatief effect heeft op de Amerikaanse economie, zal

Figuur 3.� Ontwikkeling van de huizenprijzen volgens olievlek-scenario en

trendmatige groei (in €)

200.000

210.000

220.000

230.000

240.000

250.000

260.000

270.000

280.000

290.000

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012olievlek-scenario scenario "trendmatige groei"

BW_wie_zijn_huis.indd 69 23-4-2008 10:50:17

�0N

dit ook doorwerken op de reële economie van Europese landen. In dit olievlek-scenario zullen de huizenprijzen in ons land veel lager (bijna € 14.000) uitvallen dan wanneer de huizenprijsontwikkeling zich trendmatig ontwikkelt.

BW_wie_zijn_huis.indd 70 23-4-2008 10:50:17

Deel III

Vergrijzing en de woningmarkt

BW_wie_zijn_huis.indd 71 23-4-2008 10:50:17

�2N

4

BW_wie_zijn_huis.indd 72 23-4-2008 10:50:17

�3N

Effecten van vergrijzing op de Nederlandse huizenmarkt4De vergrijzing van de Nederlandse samenleving heeft gevolgen voor de kosten van de gezondheidszorg en AOW, maar ook voor de woningmarkt. In dit hoofd-stuk worden de gevolgen van de vergrijzing voor de Nederlandse huizenmarkt besproken.

4.1 Aantal ouderen neemt sterk toe

Het aantal ouderen binnen onze samenleving zal de komende jaren sterk toene-men. Terwijl in 1990 het aantal 65-plussers nog rond de 1,9 miljoen lag, is dat aantal in 2030 naar verwachting bijna verdubbeld. Het aantal jongeren (0-19 jaar) zal in diezelfde periode iets dalen, namelijk van circa 3,8 miljoen tot zo’n 3,7 miljoen. Figuur 4.1 geeft een en ander weer.

Bron: Ministerie van VROM, 2007

Figuur 4.1 Het aantal ��-plussers neemt tot 2030 sterk toe (x 1.000)

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030

0-19 jaren 20-64 jaren 65 jaren en ouder

BW_wie_zijn_huis.indd 73 23-4-2008 10:50:17

�4N

Momenteel is de vergrijzing in Nederland in vergelijking met andere Europese landen relatief laag (13,8%). Italië had in 2004 met een percentage van 19,2% de meeste 65-plussers, gevolgd door Duitsland (18%) en Griekenland (17,5%). Figuur 4.2 geeft een en ander weer.

Bron: Ministerie van VROM, 2007

Figuur 4.2 In 2004 hadden Italië, Duitsland en Griekenland het hoogste percentage

��-plussers (in % van totale bevolking)

0

5

10

15

20

25

IT DUI GR ZWE BEL POR SP EU-25 FR ENG OOS FIN HON DEN LUX TSJ NL MAL POL IE

4.2 Samenstelling huishoudens verdunt

Een tweede belangrijke demografische trend is dat huishoudens de komende jaren veranderen van samenstelling. Zo zal het aantal huishoudens dat uit één of twee personen bestaat, sterk toenemen tot 2030. Vooral het aantal eenpersoonshuis-houdens stijgt fors: van circa 2,5 miljoen in 2005 tot zo’n 3,4 miljoen in 2030. Tegelijkertijd zal het aantal huishoudens met drie of meer personen langzaam afnemen. Figuur 4.3 geeft een en ander weer.

Van de 7.131.000 huishoudens aan het begin van 2006 behoorde de meerderheid (57%) tot de leeftijdscategorie 35-65 jaar. 22% van de Nederlandse huishoudens was 65 jaar of ouder. De meeste alleenstaande huishoudens (44%) in de leeftijds-categorie 65+ huurden een meergezinswoning in 2006.

BW_wie_zijn_huis.indd 74 23-4-2008 10:50:17

��N

4.3 Vraag naar woningen stijgt

De toename van het aantal eenpersoonshuishoudens zorgt voor een grotere vraag naar woningen. Dit vereist dat er de komende jaren veel nieuwe woningen bij- gebouwd worden. De prognose is dat in de periode tot 2009 jaarlijks 89.800 nieuwe huizen worden gebouwd. In de perioden 2010-2014 en 2015-2019 komen er jaarlijks respectievelijk 72.473 en 68.689 nieuwe woningen bij (zie figuur 4.4).58 Toch verwacht het ministerie van VROM dat er in de periode tot 2030 een betere match zal ontstaan tussen vraag en aanbod op de woningmarkt.59 Ondanks een mogelijk verbeterende situatie blijft er krapte op de woningmarkt bestaan, zo blijkt uit figuur 4.5. De aanhoudende spanning tussen vraag en aan-bod blijft een opwaartse druk op de prijzen uitoefenen.

Bron: Ministerie van VROM, 2007

Figuur 4.3 Het aantal eenpersoonshuishoudens in Nederland neemt de komende

decennia sterk toe

0

500.000

1.000.000

1.500.000

2.000.000

2.500.000

3.000.000

3.500.000

4.000.000

2005 2010 2015 2020 2025 2030

1 persoon 2 personen 3 personen4 personen 5 of meer personen

58 Ministerie van VROM, 2007: Cijfers over wonen 2006.59 Ministerie van VROM, 2007: Woningmarktverkenningen; er wordt hier uitgegaan van restvraag en restaanbod. Restvraag is een spanningsindicator en niet direct een woningtekort; restaanbod is een indi-cator voor mogelijk overaanbod en leidt niet meteen tot leegstand.

BW_wie_zijn_huis.indd 75 23-4-2008 10:50:17

��N

Figuur 4.4 De nieuwbouwproductie zal tot 2020 naar verwachting afnemen

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

90.000

100.000

t/m 2009 2010-2014 2015-2019

* Er wordt hier uitgegaan van restvraag en -aanbod (zie voetnoot 59).Bron: Ministerie van VROM, 2007

Figuur 4.� Hoewel de match tussen vraag en aanbod de komende jaren verbetert,

blijft er krapte op de woningmarkt bestaan*

0

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

300.000

2007 2009 2011 2013 2015 2017 2019 2021 2023 2025 2027 20290

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

300.000

ontwikkeling restvraag ontwikkeling restaanbod

BW_wie_zijn_huis.indd 76 23-4-2008 10:50:17

��N

Tabel 4.1 geeft aan dat het aantal oudere huishoudens in de periode 2010-2030 jaarlijks toeneemt met 26.085; in dezelfde periode groeit de woningvoorraad jaar-lijks met 54.783 woningen. Dat betekent dat alleen al het groeiend aantal oudere huishoudens ongeveer de helft van de saldo toename van de woningvoorraad in beslag zal nemen. Om de krapte op de woningmarkt te verminderen zullen er meer nieuwbouwwoningen dan nu gepland moeten bijkomen.

* Zie paragraaf 4.4 voor toekomstige ontwikkelingen van het eigenwoningbezit onder ouderen.** Hierbij is er van uitgegaan dat eenderde van de 65-plussers een eenpersoonshuishouden vormt.*** Voor de periode 2020-2030 is uitgegaan van hetzelfde aantal nieuwbouwwoningen als de prognose van het ministerie van VROM voor de periode 2015-2019.**** Het aantal onttrekkingen aan de woningvoorraad is gebaseerd op het gemiddelde aantal onttrek-kingen in de periode 1988-2006.Bron: Ministerie van VROM, CBS, bewerkt door NYFER

Tabel 4.1 Ontwikkeling oudere huishoudens en saldo toename woningvoorraad

in de periode 2010-2030

aantal 65-plussers in 2010 2.481.000

aantal 65-plussers in 2030 3.798.000

toename ��-plussers 1.31�.000

aantal ouderen met eigen woning in 2010 (45%)* 1.116.450

aantal ouderen met eigen woning in 2030 (50%)* 1.899.000

totale toename 2010-2030 782.550

jaarlijkse toename aantal ouderen met eigen woning 2010-2030 39.128

jaarlijkse toename aantal oudere huishoudens

met eigen woning 2010-2030** 2�.0��

nieuwbouwproductie 2010-2030*** 1.388.916

saldo toename woningvoorraad 2010-2030**** 1.095.656

jaarlijkse saldo toename woningvoorraad 2010-2030 �4.��3

Overigens hoeft de productie van nieuwe woningen niet in elke Nederlandse regio toe te nemen. De verwachting is namelijk dat het aantal huishoudens in bepaalde gebieden de komende decennia niet stijgt maar juist zal afnemen. In de periode tot 2025 zal in 20% van de gemeenten het aantal huishoudens dalen. Deze krimp doet zich voor in de regio’s Zuid-Limburg, Noordoost-Groningen, het zuidwesten van Zeeland, grote delen van Drenthe en gemeenten verspreid over het midden van het land.60

60 Rob-Rfv, 2008: Bevolkingsdaling.

BW_wie_zijn_huis.indd 77 23-4-2008 10:50:17

��N

4.4 Eigenwoningbezit ouderen groeit

Het eigenwoningbezit bij 65-plussers is sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw sterk opgelopen. Terwijl het aantal 65-69-jarigen dat in 1982 een eigen woning had op 33% lag, is dat aantal in 2006 gestegen tot 54%. Ook het aandeel eigenaar-bewoners in de leeftijdscategorieën 70-74 jaar en 75-79 jaar is fors toegenomen. Figuur 4.6 geeft een en ander weer.

Bron: Ministerie van VROM, 2007

Figuur 4.� Steeds meer ouderen beschikken over een eigen woning (in %)

0

10

20

30

40

50

60

70

1982 1986 1990 1994 1998 2002 2006

55-59 jaar 60-64 jaar 65-69 jaar

70-74 jaar 75-79 jaar 80 jaar of ouder

De verwachting is dat het eigenwoningbezit de komende decennia verder zal stijgen. Figuur 4.7 geeft aan dat binnen elke leeftijdscategorie het aantal eigenaar-bewoners zal toenemen. Het aandeel 65-74-jarigen met een eigen huis neemt toe tot meer dan 50% in 2030, terwijl het aandeel 75-plussers dat een eigen woning heeft, groeit tot bijna 45%.

BW_wie_zijn_huis.indd 78 23-4-2008 10:50:17

��N

Hoe ouder mensen zijn, hoe minder hoog hun hypothecaire lening in het alge-meen is en hoe hoger het netto vermogen dat vastzit in de woning (figuur 4.8).

Bron: Hooimeijer, 2007

Figuur 4.� Het eigenwoningbezit zal de komende decennia verder toenemen (in %)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

<30 jaar 30-45 jaar 45-65 jaar 65-75 jaar >75 jaar

1990 2000 2010 2020 2030

Bron: Ministerie van VROM, 2007

Figuur 4.� Naarmate mensen ouder worden daalt hun hypothecaire lening en

stijgt het netto vermogen dat is vastgelegd in de woning

� 0

� 50.000

� 100.000

� 150.000

� 200.000

� 250.000

� 300.000

<25 jaar 25-35 jaar 35-45 jaar 45-55 jaar 55-65 jaar >65 jaar

geleend bedrag geschatte verkoopwaarde

BW_wie_zijn_huis.indd 79 23-4-2008 10:50:17

�0N

Wel stijgt tegelijk met het aantal ouderen dat een eigen woning bezit, ook het aantal 65-plussers met een hypothecaire schuld. Terwijl in 1990 45% van de 65-jarigen met een eigen woning nog een hypotheek had, is dat aandeel in 2002 gestegen tot 72%. Figuur 4.9 geeft een en ander weer.

Bron: CPB, 2007

Figuur 4.� Het percentage ouderen met een hypotheek op hun woning neemt toe

10

20

30

40

50

60

70

80

90

% 100

42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 66 68 70 72 74 76 78 80leeftijd

1990 2002

4.� Ouderen verhuizen niet graag

Ouderen blijven graag in hun eigen huis wonen: de mediane woonduur van 65-plussers in gekochte eengezinswoningen ligt op 31 jaar; voor gehuurde eengezins-woningen geldt een woonduur van 25 jaar. Ter vergelijking: de mediane woon-duur van 35-44-jarigen in eengezinskoopwoningen ligt op zeven jaar. Tabel 4.2 geeft een en ander weer.

Tabel 4.3 bevestigt dat maar weinig ouderen verhuisgeneigd zijn. Van de 55-64-jarigen heeft maar 16% plannen om te gaan verhuizen; 65-plussers zijn nog minder verhuisgeneigd. De meeste woningzoekende ouderen zijn op zoek naar een nultredenwoning, maar die woning hoeft niet alleen bestemd voor ouderen te zijn. Van de 55-64-jarigen geeft maar 28% aan te willen verhuizen naar een seniorenwoning, bij 65-74-jarigen ligt dat percentage op 55%. Ouderen die op

BW_wie_zijn_huis.indd 80 23-4-2008 10:50:17

�1N

zoek zijn naar een seniorenwoning, willen naarmate men ouder wordt in een complex wonen. Terwijl 47% van de 55-64-jarigen in een op zichzelf staand huis wil wonen, zit 69% van de 75-plussers het liefst in een complex.

Bron: Ministerie van VROM, 2007

Tabel 4.2 Mediane woonduur naar leeftijd hoofdbewoner en woonvorm (in jaren)

leeftijd

eengezinswoningen meergezinswoningen

koop huur koop huur

<25 1 1 1 2

25-34 3 3 3 3

35-44 7 6 5 6

45-54 13 12 6 9

55-64 20 20 7 12

65+ 31 25 8 10

Tabel 4.3 Verhuisgeneigdheid en woonwensen van ouderen (in %)

aandeel

verhuisgeneigden

wensen

woningzoekenden gewenste soort ouderenwoning

nultreden voor

ouderen

op zichzelf

staand

in complex geen

voorkeur

55-64 jaar 16 54 28 47 34 20

65-74 jaar 14 76 55 34 49 17

75+ 11 90 78 15 69 16

4.� Tot slot

Het aantal ouderen (65+) groeit tussen nu en 2030 met 1,3 miljoen personen. Dit betekent een sterke toename van het aantal een- en tweepersoonshuishoudens. Een groeiend deel van hen beschikt over een eigen woning en wil daarin blijven wonen. De productie van nieuwe woningen is niet toereikend om het gat tussen vraag en aanbod op te vullen. Bij de huidige prognoses zal het woningtekort in de komende decennia voortduren en zal de prijs van woningen hoog blijven. Zo kan de vergrijzing voor extra problemen op de Nederlandse huizenmarkt zorgen. Dat benadrukt het belang van een toename – in plaats van een daling – van de productie van nieuwbouwwoningen. Echter niet in alle regio’s is de behoefte aan

BW_wie_zijn_huis.indd 81 23-4-2008 10:50:18

�2N

nieuwbouw even groot. Vooral in de Randstad en andere centraal gelegen delen van het land doet de krapte op de woningmarkt zich het sterkst voelen. 5

BW_wie_zijn_huis.indd 82 23-4-2008 10:50:18

�3N

Kansen voor nieuwe financiële producten5Het is denkbaar dat (welvarende) ouderen met een eigen woning een deel van het illiquide vermogen dat in de woning vastzit, willen verzilveren en gebruiken als aanvulling op het pensioeninkomen. De eigen woning is dan de vierde pijler van de pensioenvoorziening, naast AOW, aanvullende pensioenen en particuliere voorzieningen in de vorm van lijfrentes of koopsompolissen. In de VS bieden ver-schillende verzekeraars en hypotheekverstrekkers zogenaamde ‘omgekeerde hypo-theken’ (reverse mortgages) aan om op deze vraag in te spelen. Ook in Nederland worden enkele producten aangeboden die hierop lijken, al is de markt hiervoor (nog?) zeer beperkt.

In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de financiële mogelijkheden die ouderen in de toekomst hebben. Daarna wordt besproken om welke reden(en) ouderen het vermogen in hun woning zouden willen verzilveren. Tot slot worden de kenmerken van de omgekeerde hypotheek en soortgelijke nieuwe financiële producten besproken.

�.1 Ouderen worden rijker

5.1.1 Het inkomen van ouderen

Het beschikbaar gezinsinkomen van mensen varieert met de leeftijd. Wanneer het hoofd van het huishouden zo’n 40 jaar oud is, wordt het hoogste inkomensniveau bereikt. Hierna daalt het gemiddelde gezinsinkomen tot de leeftijd van 65 jaar als gevolg van een dalende arbeidsparticipatie en het niet doorgroeien in carrière. Doordat mensen dan recht op AOW en pensioen hebben en geen AOW-premie meer hoeven te betalen, neemt het gemiddelde inkomen enigszins toe. Vervol-gens daalt het inkomen van ouderen met de leeftijd, omdat de oudere generaties

BW_wie_zijn_huis.indd 83 23-4-2008 10:50:18

�4N

minder pensioen hebben opgebouwd dan mensen die net 65 jaar zijn geworden.61 Figuur 5.1 geeft een en ander weer.

61 Ministerie van SZW, 2006: De toekomstige inkomenspositie van ouderen. Om huishoudens van ver-schillende samenstelling (alleenstaand, samenwonend, met en zonder kinderen) vergelijkbaar te maken wordt uitgegaan van het gestandaardiseerde gezinsinkomen. Daarbij worden de gemiddelde uitgaven voor kinderen afgetrokken van het inkomen, waarmee het inkomen van samenwonenden zonder en met kinderen vergelijkbaar wordt gemaakt. 62 Ministerie van SZW, 2006: De toekomstige inkomenspositie van ouderen.

Bron: Ministerie van SZW, 2006

Figuur �.1 Ontwikkeling van het besteedbaar gezinsinkomen naar leeftijd in 200�

� 0

� 5.000

� 10.000

� 15.000

� 20.000

� 25.000

� 30.000

� 35.000

18 21 24 27 30 33 36 39 42 45 48 51 54 57 60 63 66 69 72 75 78 81 84 87 90

Verschillende factoren hebben een opwaarts effect op het reële inkomen van toe-komstige ouderen.62 Ouderen zullen steeds hoger opgeleid zijn en hun salaris zal steeds hoger zijn, waarmee ook een hoger pensioen wordt opgebouwd. Ook is de arbeidsparticipatie van vrouwen gestegen waardoor er meer pensioen wordt opgebouwd en het nabestaandenpensioen vaker kan worden afgekocht. Het pre-pensioen wordt bovendien vaker uitgesteld, wat uiteindelijk zorgt voor een hoger oudedagspensioen. Ook zullen de in het verleden opgebouwde 3e pijlerpensioe-nen tot uitkering komen.

Twee factoren hebben een neerwaarts effect op het inkomen van ouderen. Zo zal het aantal alleenstaande ouderen toenemen, waardoor de schaalvoordelen

BW_wie_zijn_huis.indd 84 23-4-2008 10:50:18

��N

van samenwonen deels verdwijnen: twee alleenstaanden hebben namelijk ho-gere kosten dan twee samenwonenden. De tweede factor is dat het inkomen uit vermogen van ouderen minder toeneemt dan het inkomen uit AOW en aanvul-lend pensioen. Dit drukt de inkomensstijging. Ondanks deze twee factoren is het de verwachting dat het inkomen van ouderen tot 2030 sterk zal toenemen. Dat geldt voor elke categorie ouderen, zo blijkt uit figuur 5.2.

Bron: Ministerie van SZW, 2006

Figuur �.2 Prognose van het inkomen van ouderen (in €)

� 0

� 5.000

� 10.000

� 15.000

� 20.000

� 25.000

� 30.000

� 35.000

� 40.000

� 45.000

65 jaar 66-75 jaar 75-85 jaar >85 jaar

2006 2010 2020 2030

5.1.2 Het vermogen van ouderen

Ouderen hebben vaak een groot eigen vermogen dat in de eigen woning vastzit. Het aantal eigenaren-bewoners zonder hypotheek op de woning of met een vol-ledig afgeloste hypotheek neemt toe met de leeftijd. Van de 55-65-jarigen heeft 17% geen hypotheek (meer) op de woning; dat aandeel is bij 75-plussers gestegen tot 68%.63 In hoofdstuk 4 werd al gezegd dat er steeds meer mensen op oudere leeftijd nog een hypotheek op hun woning hebben. De verwachting is dat het aantal oudere eigenwoningbezitters dat nog een hypotheek heeft, verdubbelt.64

63 SCP, 2005: Ouderen van nu en van de toekomst.64 Ministerie van SZW, 2006: De toekomstige inkomenspositie van ouderen.

BW_wie_zijn_huis.indd 85 23-4-2008 10:50:18

��N

Dat komt mede door de toenemende populariteit van aflossingsvrije hypotheken onder ouderen.

Ondanks het groeiend aantal ouderen met een hypotheekschuld zal het vermogen van oudere generaties de komende decennia sterk toenemen. Het toenemende aantal oudere eigenwoningbezitters is hier een oorzaak van. Ook blijven de hui-zenprijzen naar verwachting meer dan de inflatie toenemen, waardoor het vermo-gen in de woning groeit.65 Een factor met een neerwaarts effect op het vermogen van ouderen, is het consumptiepatroon. Doordat toekomstige ouderen steeds meer zullen spenderen, neemt het vermogen de komende decennia per leeftijd steeds sterker af (zie ook paragraaf 5.2.1). Figuur 5.3 geeft een en ander weer.

Bron: Ministerie van SZW, 2006

Figuur �.3 Prognose van het vermogen van ouderen (in €)

� 0

� 50.000

� 100.000

� 150.000

� 200.000

� 250.000

� 300.000

� 350.000

65-70 jaar 70-75 jaar 75-80 jaar >80 jaar

2006 2010 2020 2030

65 Ministerie van SZW, 2006: De toekomstige inkomenspositie van ouderen.

BW_wie_zijn_huis.indd 86 23-4-2008 10:50:18

��N

�.2 Ouderen gaan meer uitgeven

5.2.1 Hoger consumptiepatroon

Toekomstige ouderen in Nederland zijn in een welvarende omgeving opgegroeid en zullen hun consumptiepatroon niet wezenlijk veranderen naarmate zij ouder worden.66 Wellicht vinden zij hun pensioen en opgebouwde vermogen ontoe-reikend om het consumptiepatroon waaraan zij gewend zijn, te handhaven. Dit kan een motief zijn om het vermogen dat vastzit in hun woning te verzilveren. In vergelijking met de huidige ouderen zullen zij zich bovendien minder bezwaard voelen om het vermogen in de eigen woning te activeren.

5.2.2 Langere levensverwachting

Een andere reden waarom ouderen in de toekomst wellicht het vermogen in hun huis willen verzilveren, heeft te maken met de steeds langere levensverwachting van mensen. In Nederland is de levensverwachting bij geboorte voor mannen sinds 1970 toegenomen van 70,8 naar 76 jaar en die voor vrouwen van 76,5 naar 80,7 jaar. Volgens het CBS stijgt de levensverwachting van Nederlandse mannen tot 78,0 jaar en van Nederlandse vrouwen tot 81,7 jaar in 2020.67 Ook het aantal jaren dat in goede gezondheid wordt doorgebracht, neemt toe. Door een langere levensverwachting hebben mensen meer tijd om geld te spenderen. Dit kan er toe leiden dat ouderen op een gegeven moment besluiten om een deel van het vermogen in de eigen woning te verzilveren.

5.2.3 Waardevaste indexering pensioen

De AOW en aanvullende pensioenen kunnen op twee verschillende manieren worden geïndexeerd: ‘welvaartsvast’ (geïndexeerd aan de loonontwikkeling) en ‘waardevast’ (geïndexeerd aan de prijsontwikkeling). Na de beurscrisis rond 2000 worden pensioenen door steeds meer pensioenfondsen waardevast geïndexeerd.

66 SCP, 2001: Het nieuwe consumeren.67 CBS, 2005: De toekomst van onze levensverwachting.

BW_wie_zijn_huis.indd 87 23-4-2008 10:50:18

��N

Bovendien wordt in steeds meer pensioenregelingen uitgegaan van ‘middelloon’ in plaats van ‘eindloon’ als basis van de pensioenuitkering. Dat heeft aanzienlijke gevolgen voor de inkomens van ouderen uit aanvullend pensioen: wanneer het pensioen ‘waardevast’ in plaats van ‘welvaartsvast’ wordt geïndexeerd, leidt dat er toe dat de pensioenuitkering jaarlijks ongeveer één procent achterblijft bij de lan-delijke inkomensontwikkeling. De AOW is de afgelopen decennia niet volledig welvaartsvast geweest. Aanpassingen van de AOW in de toekomst zullen van grote invloed zijn op de inkomenspositie van ouderen. Een waardevaste indexering zal een neerwaarts effect hebben op de inkomens van ouderen. In dat geval kunnen ouderen besluiten om tekorten op te vangen met het vermogen dat in hun wo-ning vastzit.

5.2.4 Hogere zorgkosten

Zorgkosten van ouderen zullen de komende jaren steeds sterker toenemen als ge-volg van demografische, epidemiologische en medisch-technologische trends. Zo zullen uitgaven aan langdurige zorg voor ouderen tot 2020 met 50% zijn gestegen. Hierna zullen de zorgkosten voor ouderen nog verder oplopen. De vraag is hoe onze samenleving deze sterke groei van de zorgkosten gaat opvangen. Het is zeer wel denkbaar dat een groter beroep zal worden gedaan op de eigen middelen van toekomstige ouderen. Verzilvering van het vermogen dat in het eigen huis vastzit, kan in dat geval een manier zijn voor ouderen om hun deel van de zorgkosten te financieren.68

�.3 Nieuwe financiële producten

5.3.1 De ‘omgekeerde hypotheek’

Eigenwoningbezitters die hun huis geheel of grotendeels hebben afbetaald, kun-nen door middel van de ‘omgekeerde hypotheek’ het vermogen in het eigen huis activeren. In dat geval mag de eigenaar gewoon in zijn huis blijven wonen en ontvangt hij een lening die pas hoeft te worden afbetaald wanneer het huis wordt

68 NYFER, 2005: Blijvende zorg.

BW_wie_zijn_huis.indd 88 23-4-2008 10:50:18

��N

verkocht, bijvoorbeeld bij verhuizing of overlijden. Ook de rentelast die aan de lening vastzit, hoeft niet te worden afgelost maar wordt bij de lening opgeteld. De hoogte van de lening is gebaseerd op de verkoopwaarde van het huis: hoe hoger deze is, hoe hoger de lening. Ook de leeftijd van de huiseigenaar speelt een belangrijke rol: hoe ouder men is, hoe meer men kan lenen. Aan elke omgekeerde hypotheek zit een kredietlimiet, waarmee financiële instellingen zich indekken tegen het risico dat de lening na verloop van tijd boven de verkoopwaarde van de woning uitstijgt.

5.3.2 Ervaringen in Nederland

In Nederland biedt de Rabobank mensen vanaf 55 jaar de mogelijkheid een zo-geheten ‘opeet-hypotheek’ te nemen. Deze is bedoeld voor ouderen die de hy-potheek op hun huis (bijna) helemaal hebben afgelost, een (verwacht) mager pensioen hebben en te weinig liquide middelen hebben om in hun consumptieve behoeften te voorzien. De potentiële klant wordt geselecteerd op een inkomens-lastentoets en mag ten hoogste 75% van de verkoopwaarde van zijn huis in één keer of in gedeeltes lenen.69

Het bedrijf Torenstad Verzilverd Wonen biedt mensen van 55 jaar of ouder de mogelijkheid om het vermogen in de eigen woning te activeren door deze te verko-pen aan een woningcorporatie. Zij kunnen dan zonder woonlasten in het eigen huis blijven wonen. Onderhoud van de woning valt vanaf dat moment onder de verant-woordelijkheid van de woningcorporatie. De koopsom die mensen ontvangen voor hun huis, varieert per leeftijd omdat dit het aantal jaren woonrecht van mensen beïnvloedt. Torenstad Verzilverd Wonen biedt drie verschillende manieren van ver-zilvering van de eigen woning. Zo kunnen mensen er voor kiezen hun woning te verkopen en in één keer de totale koopsom van het huis te ontvangen. Ook kan men er voor kiezen om de koopsom niet in één keer, maar in jaarlijkse termijnen over een bepaalde periode te laten uitkeren. Tot slot kunnen mensen hun woning verkopen aan een woningcorporatie om deze vervolgens weer terug te huren. Wanneer er sprake is van achterstallig onderhoud en/of een nog niet geheel afgeloste hypotheek, worden de kosten hiervan in mindering gebracht op de koopsom.70

69 ‘Bakstenen verzilveren’, in: NRC Handelsblad, 26 en 27 februari 2005. 70 Zie website Torenstad Verzilverd Wonen: www.torenstad-verzilverdwonen.nl.

BW_wie_zijn_huis.indd 89 23-4-2008 10:50:18

�0N

Ook het bedrijf AMVEST biedt een soortgelijk product aan. Mensen kunnen de bereikte overwaarde van hun huis verzilveren door hun woning aan AMVEST te verkopen en weer terug te huren. Afhankelijk van de huur die men wil betalen, wordt er 60% tot 90% van de getaxeerde waarde van de woning uitgekeerd. Voor-waarde om de eigen woning aan AMVEST te verkopen, is dat de waarde van de woning € 200.000 of hoger is.71

Een nadeel van het verzilveren van de overwaarde van het eigen huis is dat de eige-naar-bewoner bij verkoop van de woning niet meer kan profiteren van een moge-lijke waardestijging van het huis in de toekomst. Daarnaast ontvangt de consument een koopsom die lager is dan de eigenlijke marktwaarde van de woning.72

5.3.3 Ervaringen in de Verenigde Staten

In de Verenigde Staten bestaat er al ruime ervaring met de omgekeerde hypotheek of reverse mortgage. Sinds 1990 hebben ruim 345.000 oudere huizenbezitters (van 62 jaar of ouder) een zogeheten Home Equity Conversion Mortgage (HECM) afge-sloten; deze reverse mortgage beslaat circa 90% van de totale markt van omgekeerde hypotheken. Sinds 2000 is het aantal omgekeerde hypotheken sterk toegenomen: van 6.637 in 2000 tot zo’n 107.000 in 2007.73 Figuur 5.4 geeft een en ander weer.

Hoewel de omgekeerde hypotheek de afgelopen jaren steeds populairder is gewor-den, wordt toch nog ‘slechts’ minder dan 1% van het marktpotentieel behaald.74 Volgens een enquête onder 2.383 Amerikaanse volwassenen blijkt dat 2% van de 62-plussers een omgekeerde hypotheek heeft afgesloten.75

Amerikaanse huizenbezitters van 62 jaar of ouder met een lage resterende hypo-theekschuld die tevens zelf in hun huis wonen, komen in aanmerking voor een reverse mortgage. Zij kunnen (een deel van) het vermogen dat in hun woning

71 Zie website AMVEST HomeFree: www.amvesthomefree.nl.72 ‘Zorgeloos wonen is niet voor niets’, in: Eigen Huis Magazine, juni 2006.73 Zie website U.S. Department of Housing and Urban Development: www.hud.gov.74 NRMLA/Hollister Group, 2007: ‘Reverse mortgage market currently at $ 4.3 trillion, less than 1% penetrated’.75 Harris Interactive, 2007: ‘Two-thirds of US adults believe current mortgage product advertising and marketing lacks credibility’.

BW_wie_zijn_huis.indd 90 23-4-2008 10:50:18

�1N

vastzit, activeren in de vorm van een lening zonder daarbij hun woning te hoeven verkopen. Pas als de geldnemer zijn huis niet meer als hoofdwoning gebruikt, moet hij de lening gaan afbetalen. De hoogte van de lening hangt af van de leef-tijd, het renteniveau en de waarde van de woning. Over het algemeen geldt: hoe meer een huis waard is, hoe ouder een persoon is en hoe lager de rente is, des te meer men kan lenen. 76

Een grote groep Amerikaanse senioren sluit een omgekeerde hypotheek af omdat zij weinig inkomen hebben en het vermogen in hun huis willen gebruiken voor bijvoorbeeld verbouwingen aan het huis, ter aanvulling op het pensioen of het be-talen van hun zorgkosten. In 2000 werd in de Verenigde Staten een wet ingevoerd die de omgekeerde hypotheek probeerde te verbinden aan de financiering van de langdurige ouderenzorgverzekering; het succes hiervan is tot op heden echter zeer beperkt.77 Het zijn echter niet alleen arme ouderen die gebruik maken van de reverse mortgage. Ook senioren die vaker op vakantie willen gaan of een tweede huis willen kopen, sluiten een omgekeerde hypotheek af.

Bron: NRMLA, 2007/Reverse Mortgage Guide, 2008

Figuur �.4 Ontwikkeling van het aantal reversemortgages (HECM) in de periode

1��0-200�

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007

76 Zie website U.S. Department of Housing and Urban Development: www.hud.gov.77 Ahlstrom, Tumlison en Lambrew, 2004: Linking reverse mortgages and long-term care insurance, p. 13.

BW_wie_zijn_huis.indd 91 23-4-2008 10:50:18

�2N

5.3.4 Een groeimarkt?

In Nederland bestaat sinds enige jaren de omgekeerde hypotheek als financieel product voor senioren die het vermogen in hun eigen huis willen verzilveren. Momenteel is de markt voor dit product in ons land nog niet erg groot. Aangezien toekomstige generaties ouderen meer zullen uitgeven dan de huidige ouderen, zal deze markt de komende decennia naar alle waarschijnlijkheid groeien. Ook zullen mensen steeds meer gewend raken aan het bestaan van de omgekeerde hypotheek; vaak duurt het een poos voordat consumenten nieuwe (financiële) producten ‘ver-trouwen’. Dat blijkt ook uit de groeiende populariteit van de reverse mortgage in de VS. Hoewel het product daar al vele jaren bestaat, is de omgekeerde hypotheek de afgelopen jaren pas echt aan het doorbreken.

�.4 Tot slot

Ouderen worden de komende jaren steeds welvarender: ze krijgen een hoger inkomen en bouwen een groter vermogen op. Een groot deel van dat vermogen zit vast in de eigen woning. Toekomstige ontwikkelingen als oplopende zorg-kosten, een hogere levensverwachting en een hoger consumptiepatroon kunnen ouderen er toe brengen om het vermogen in hun woning te verzilveren. Dit maakt het aannemelijk dat nieuwe financiële producten als de omgekeerde hypotheek – die tot nog toe een beperkt succes kennen – in de toekomst steeds populairder worden.

BW_wie_zijn_huis.indd 92 23-4-2008 10:50:18

�3N

Literatuurlijst

Ahlstrom, A., A. Tumlinson en J. Lambrew, 2004: Linking reverse mortgages and long-term care insurance, George Washington University, Washington D.C.

Allianz Dresdner Economic Research, 2006: German residential property: signs of a pick-up in prices, ADER, München

Autoriteit Financiële Markten, 2005: Renterisico. De gevolgen van een mogelijke renteschok voor huishoudens in Nederland, AFM, Amsterdam

Brounen, D., 2007: Starters op de woningmarkt, WEC, Rotterdam

Calza, A., T. Monacelli en L. Stracca, 2007: Mortgage markets, collateral constraints, and monetary policy: do institutional factors matter?, CFS Working Paper Series 2007/10, Center for Financial Studies, Frankfurt am Main

Centraal Bureau voor de Statistiek, 2005: De toekomst van onze levensverwachting, CBS, Den Haag

Centraal Planbureau, 2005: Welke factoren bepalen de ontwikkeling van de huizen-prijs in Nederland?, CPB, Den Haag

Centraal Planbureau, 2007: Home and mortgage ownership of the dutch elderly. Explaining cohort, time and age effects, CPB, Den Haag

Centraal Planbureau, 2008: Centraal Economisch Plan 2008, CPB, Den Haag

Conijn, J., 2006: Dansen op de vulkaan, Vossiuspers UvA, Amsterdam

De Nederlandsche Bank, 2005: Kwartaalbericht september 2005, DNB, Amsterdam

BW_wie_zijn_huis.indd 93 23-4-2008 10:50:18

�4N

De Nederlandsche Bank, 2006: Overzicht financiële stabiliteit in Nederland, DNB, Amsterdam

De Nederlandsche Bank, 2007: Overzicht financiële stabiliteit in Nederland, DNB, Amsterdam

De Nederlandsche Bank, 2007: Kwartaalbericht juni 2007, DNB, Amsterdam

De Nederlandsche Bank, 2007: Kwartaalbericht september 2007, DNB, Amsterdam

De Nederlandsche Bank, 2008: Kwartaalbericht maart 2008, DNB, Amsterdam

De Nederlandsche Bank, 2008: Overzicht financiële stabiliteit in Nederland, DNB, Amsterdam

De Nederlandsche Bank, 2008: Statistisch Bulletin maart 2008, DNB, Amsterdam

Els, P.J.A. van, en P.J.G Vlaar, 1996: Morkmon III. Een geactualiseerde versie van het macro-economisch beleidsmodel van De Nederlandsche Bank, DNB, Amsterdam

Europese Centrale Bank, 2007: The Euro area bank lending survey, ECD, Frankfurt am Main

Harris Interactive, 2007: ‘Two-thirds of US adults believe current mortgage prod-uct advertising and marketing lacks credibility’, Harris Interactive, Rochester, N.Y.

Hooimeijer, P., 2007: Wonen voor senioren, Universiteit Utrecht, Utrecht

IMF, 2006: Country Report No. 06/76. Belgium: selected issues, IMF, Washington D.C.

IMF, 2008: Global financial stability report. Containing systemic risks and restoring financial soundness, IMF, Washington D.C.

IMF, 2008: World Economic Outlook. Housing and the business cycle, IMF, Washington D.C.

BW_wie_zijn_huis.indd 94 23-4-2008 10:50:18

��N

ING, 2008: Monthly Forecast Update - February 2008, ING

Ministerie van SZW, 2006: De toekomstige inkomenspositie van ouderen, Ministerie van SZW, Den Haag

Ministerie van VROM, 2003: Beter thuis in wonen. Kernpublicatie WoningBehoefte Onderzoek 2002, RIGO, Amsterdam

Ministerie van VROM, 2006: Ruimte geven, bescherming bieden. Een visie op de woningmarkt, Ministerie van VROM, Den Haag

Ministerie van VROM, 2007: Cijfers over wonen 2006. Feiten over mensen, wensen, wonen, Ministerie van VROM, Den Haag

Ministerie van VROM, 2007: Woningmarktverkenningen. Socrates 2006, Ministerie van VROM, Den Haag

Ministerie van VROM, 2007: Wonen op een rijtje. De resultaten van het Woon-onderzoek Nederland 2006, Ministerie van VROM, Den Haag

National Board of Housing, Building and Planning Sweden/ Ministry for Regional Development of the Czech Republic, 2005: Housing statistics in the European Union in 2004, Boverket, Karlskrona

Nationale Hypotheek Garantie, 2007: Jaarverslag 2006. Liquiditeitsprognose 2007-2012, NHG, Zoetermeer

NRMLA/Hollister Group, 2007: ‘Reverse mortgage market currently at $ 4.3 trillion, less than 1% penetrated’, NRMLA/Hollister Group, Washington, D.C./McClean, V.A.

NVB, 2006: Grondprijsbeleid en marktconjunctuur. Gezien vanuit de ontwikkelaar/bouwondernemer, NVB, Voorburg

NVM, 2008: NVM – cijfers van het 4e kwartaal 2007 voor heel Nederland, NVM, Nieuwegein

BW_wie_zijn_huis.indd 95 23-4-2008 10:50:18

��N

NYFER, 2005: Blijvende zorg, RVZ, Zoetermeer

NYFER, 2005: Risico’s op de huizen- en hypotheekmarkt in Nederland 2005-2010, NYFER, Breukelen

NYFER, 2007: Waarom werkt de WLF niet?, NYFER, Breukelen

OECD, 2004: Economic Surveys. The Netherlands, OECD, Parijs

OECD, 2005: Recent house price developments: the role of fundamentals, OECD, Parijs

OTB, 2001: Koopprijsontwikkeling en de fiscale behandeling van het eigen huis, OTB, Delft

PriceWaterhouseCoopers, 2004: European economic outlook, PWC

Raad voor het openbaar bestuur/Raad voor de financiële verhoudingen, 2008: Bevolkingsdaling. Gevolgen voor bestuur en financiën, Rob-Rfv, Den Haag

Rabobank, 2005: Themabericht: zijn koopwoningen te duur?, Kennis en Economisch Onderzoek, Utrecht

Rabobank, 2007: Kwartaalbericht Woningmarkt mei 2007, Kennis en Economisch Onderzoek, Utrecht

Rabobank, 2007: Kwartaalbericht Woningmarkt augustus 2007, Kennis en Economisch Onderzoek, Utrecht

Rabobank, 2008: Kwartaalbericht Woningmarkt februari 2008, Kennis en Economisch Onderzoek, Utrecht

SCP, 2001: Het nieuwe consumeren. Een vooruitblik vanuit demografie en indi-vidualisering, SCP, Den Haag

SCP, 2005: Ouderen van nu en van de toekomst. Hun financiële spankracht, zorg-behoefte en woonwensen, SCP, Den Haag

BW_wie_zijn_huis.indd 96 23-4-2008 10:50:18

��N

Securities Industry and Financial Markets Association, 2008: Research quarterly February 2008, SIFMA, New York/Washington/Londen

Theodoor Gilissen Bankiers, 2007: Hoe groot is de ‘subprime crisis’?, TGB, Amsterdam

Vereniging Eigen Huis, 2004: Startersleningen, VEH, Amersfoort

Vries, P. de en P.J. Boelhouwer, 2004: Langetermijnevenwicht op de koopwoning-markt; NETHUR, Utrecht

Artikelen‘Bakstenen verzilveren’, in: NRC Handelsblad, 26 en 27 februari 2005

‘Bos: Nederlandse hypotheken veilig’, in: NRC Handelsblad, 25 augustus 2007

‘De schokbestendige hypotheek’, in: De Volkskrant, 21 september 2007

‘Hypotheekmarkt gaat eigen weg’, in: Het Financieele Dagblad, 10 september 2007

‘Hypothekenmarkt in beweging’, in: Elsevier, 21 augustus 2007

‘IMF maakt grote fouten in analyse’, in: NRC Handelsblad, 10 april 2008

‘Niemand greep in op hypotheekmarkt VS’, in: NRC Handelsblad, 27 maart 2007

‘Prijs van huis in Duitsland fiks lager’, in: Dagblad van het Noorden, 5 oktober 2005

‘Starterslening op de huizenmarkt werkt averechts’, in: Het Financieele Dagblad, 19 januari 2007

‘Steun voor huurder die zijn woning koopt’, in: Het Financieele Dagblad, 31 juli 2007

‘Subprime hypotheken leiden in Europa nog niet tot crisis’, in: NRC Handelsblad, 26 september 2007

BW_wie_zijn_huis.indd 97 23-4-2008 10:50:18

��N

‘Zeepbel Spaanse huizenmarkt lijkt te knappen’, zie: www.rtl.nl, 10 december 2007

‘Zorgeloos wonen is niet voor niets’, in: Eigen Huis Magazine, juni 2006

Websiteswww.amvesthomefree.nl (AMVEST HomeFree)www.bestreversemortgages.com (Reverse Mortgage Guide)www.cbs.nl (Centraal Bureau voor de Statistiek)www.cpb.nl (Centraal Planbureau)www.evd.nl (EVD)www.hud.gov (U.S. Department of Housing and Urban Development)www.hypo.org (EMF)www.minvrom.nl (Ministerie van VROM)www.nibud.nl (Nibud)www.nvm.nl (NVM)www.nos.nl (NOS)www.nrmlaonline.org (National Reverse Mortgage Lenders Association)www.svn.nl (SVn)www.torenstad-verzilverdwonen.nl (Torenstad Verzilverd Wonen)

BW_wie_zijn_huis.indd 98 23-4-2008 10:50:18