Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing...
Transcript of Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing...
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
1
Buurtsupers:
integrale interventie voor leefbaarheid,
re-integratie en participatie
Kennisprogramma Vakkundig aan het Werk/ ZonMw
Lucienne Berenschot Leo van der Geest
December 2016
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
2
Inhoud
Conclusies en aanbevelingen 4
Inleiding 8
1 De Superrr: concept en ontwikkeling 9
1.1 Het concept Superrr 9
1.2 Ketenpartners 10
1.2.1 Gemeenten 10
1.2.2 Bewonersorganisaties 12
1.2.3 Zorginstellingen 12
1.3 Ontwikkeling Support & Co 13
1.4 Uitbreiding maatschappelijke dienstverlening 14
2 Het onderzoek: doelen en werkwijze 15
2.1 Doelstelling 15
2.2 Aanpak van het onderzoek 16
3 Betekenis van de Superrr voor leefbaarheid en zelfstandig
wonen 19
3.1 Winkelvoorzieningen in kleine kernen 19
3.2 De rol van de Superrr in Almen 20
3.2.1 Gebruik en draagvlak voor de Superrr 22
3.2.2 Bijdrage van de Superrr aan het voorzieningenniveau 22
3.2.3 Imago en woonaantrekkelijkheid 23
3.2.4 Sociale cohesie 25
3.2.5 Ondersteuning bij zelfstandig wonen 26
3.2.6 Economische aspecten 29
4 Resultaten re-integratie 30
4.1 Werkwijze re-integratie 30
4.2 Opzet van trajecten 31
4.3 Kenmerken van de re-integratiekandidaten 32
4.4 Trajectperiode en duur 34
4.5 Resultaten bij beëindiging trajecten 39
4.6 Relatie met persoonskenmerken 44
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
3
4.7 Relatie resultaat en duur van trajecten 46
4.8 Ervaringen van re-integratiekandidaten zelf 49
4.9 Samenwerking met sociale diensten 59
5 Resultaten dagbesteding 61
5.1 Onderzoekspopulatie 61
5.2 Leerdoelen 63
5.3 Trajectduur 64
5.4 Effecten van trajecten 65
5.4.1 Mensen met een verstandelijke beperking 65
5.4.2 Meewerkers met een psychische beperking 73
5.5 Ervaren effecten 73
5.6 Effecten op zorguitgaven 76
6 De business case voor gemeenten 78
6.1 Rendement van de Superrr als re-integratiepartner 78
6.2 Kosten en baten bij inzet van VG-cliënten 84
6.3 Kosten en baten bij beschut-werkplekken 86
6.4 Optimalisering door integrale aanpak 89
7 Samenwerking in het sociale domein: knelpunten en
oplossingsrichtingen 92
7.1 Sociaal domein is financieel ‘ontschot’ 92
7.2 Gemeenten: van transitie naar transformatie 93
7.3 Integraal samenwerken 94
7.4 Aanknopingspunten voor integraal beleid 97
Literatuur 99
Bijlagen 101
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
4
Conclusies en aanbevelingen Een 'sociale supermarkt' die bijdraagt aan de leefbaarheid van een kleine
dorpsgemeenschap en tegelijkertijd werk biedt aan mensen met een
beperking en/of afstand tot de arbeidsmarkt, is een waardevol concept.
Het kan maatschappelijke meerwaarde creëren, bijdragen aan de
participatie en re-integratie van mensen die er werken en kosteneffectief
uitpakken voor gemeenten. Maar het is geen eenvoudig concept. Lokaal
draagvlak, politiek commitment en stevige verankering in de dagelijkse
beleids- en uitvoeringspraktijk binnen het gemeentelijke sociaal domein
zijn noodzakelijke voorwaarden voor goed functioneren. Dit rapport
bespreekt de resultaten van een onderzoek naar de supermarkten die het
bedrijf Support & Co verspreid over het land exploiteert sinds 2007. De
belangrijkste conclusies worden hieronder samengevat.
Een supermarkt kan een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid,
woonaantrekkelijkheid en sociale cohesie van een dorp. Uit de case study
in Almen blijkt dat inwoners uit alle leeftijdsgroepen daar baat bij hebben.
Dat is ook een noodzakelijke voorwaarde voor de duurzaamheid van de
voorziening: dorpsbewoners zelf leveren het leeuwendeel aan economisch
draagvlak.
Bijna de helft van alle ouderen in Almen blijft langer in het dorp wonen en
kan zich thuis beter redden dankzij de aanwezigheid van de winkel. Dat
geldt vooral voor 75-plussers. Het is aannemelijk dat dit leidt tot
besparingen op geïndiceerde Wmo-diensten.
Drie van de tien mensen die een re-integratietraject volgen bij een Superrr,
vinden daarna betaald werk. Zij hervinden hun zelfvertrouwen en
ontwikkelen arbeidsritme, communicatieve vaardigheden en plezier in
werk. Vooral jongere mensen die langere tijd buiten het arbeidsproces
staan, hebben daar baat bij. Voor mensen die hun werkloosheid wijten aan
discriminatie op de arbeidsmarkt, geldt dat niet. Hun kans op betaald werk
kan zelfs verminderen zolang zij een traject doen. Het gaat vooral om
veertigers en vijftigers die al werkervaring hebben.
De re-integratiefunctie van een Superrr is potentieel rendabel voor een
gemeente. Een traject dat leidt tot uitstroom, levert gemiddeld bijna 18.000
euro op aan besparingen op uitkeringslasten. Die baten komen ten goede
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
5
aan het BUIG-budget. Voor sociale diensten is een Superrr echter vooral
een kostenpost die ten laste komt van het slinkende re-integratiebudget.
Dat leidt in veel gevallen tot een moeizame samenwerking en
onderbenutting van de trajectcapaciteit bij Superrr’s. Gemeenten kunnen
prikkels inbouwen om de focus op effectieve re-integratie te versterken
door een deel van de gerealiseerde besparingen te herinvesteren in
re-integratie (overhevelen van het BUIG-budget naar het re-integratie-
budget).
Voor mensen met een verstandelijke beperking is dagbesteding bij een
Superrr een uitstekende manier om te participeren in de maatschappij. Zij
werken er jarenlang en met veel plezier, en vergroten hun redzaamheid en
sociale netwerk. Ook ontwikkelen zij hun arbeidscompetenties en sociale
vaardigheden. Een deel van hen groeit uit tot gekwalificeerde
arbeidskracht in de context van de Superrr. De stap naar de reguliere
arbeidsmarkt wordt echter niet gemaakt. Financiële prikkels en risico’s
spelen daarbij een rol. Beschut werk kan deze groep de mogelijkheid
bieden om door te stromen naar betaald werk.
Mensen met een psychische beperking gedijen vaak niet bij dagbesteding
in een Superrr. Een ruime meerderheid haakt na korte tijd af. Een
minderheid vindt er wel zijn draai en ontleent daaraan dagritme en
stabiliteit. Uitstroom naar regulier werk staat bij deze groep wel op de
agenda, maar blijkt in de praktijk problematisch.
Dagbestedingstrajecten bij een Superrr zijn qua prijs concurrerend met
andere individuele trajecten, maar duurder dan algemene voorzieningen
voor mensen met een beperking.
De business case laat zien dat gemeenten, bij volledige benutting van de
‘meewerk’-capaciteit van een Superrr, de projectfinanciering ruimschoots
kunnen terugverdienen door besparingen op uitkeringslasten en op
geïndiceerde Wmo-diensten. Die mogelijkheid wordt echter maar
mondjesmaat benut. Lochem vormt daarop een uitzondering dankzij een
goede samenwerking tussen de sociale dienst en de lokale Superrr op
uitvoeringsniveau.
Het domein-overstijgende karakter van een Superrr blijkt lastig te hanteren
voor de gemeenten Steenwijkerland en Lochem. Samenwerking tussen de
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
6
afdelingen leefbaarheid, werk & inkomen, Wmo en Jeugd komt niet
eenvoudig van de grond. Belangrijke oorzaken zijn:
• de transitie van rijkstaken en het bijbehorende budget is in beide
gemeenten per domein belegd. Dat heeft geresulteerd in een ordelijke
transitie, maar heeft er ook toe geleid dat processen, partner-
organisaties en producten per domein georganiseerd blijven. Ongewild
zijn daarmee schotten gecreëerd die de samenwerking met de Superrr
op domein-overstijgend niveau in de weg staan;
• binnen elk domein is het beleid gericht op passende voorzieningen
binnen de grenzen van het beschikbare budget. De focus en sturing
liggen op kosten en betaalbaarheid. Baten zijn onzichtbaar en geen
onderdeel van het sturingsinstrumentarium. Wmo-beleidsmakers in
beide gemeenten waren zich niet bewust van de preventieve werking
van de Superrr op de vraag naar ondersteuning, sociale diensten
houden niet systematisch zicht op uitstroomresultaten van de Superrr.
Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel
(de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie zijn gecontinueerd. Dat staat
haaks op de gewenste transformatie naar een participatiesamenleving,
waarin investering, integraliteit en maatschappelijk initiatief centraal staan.
De transformatie kan daarom niet vanuit de domeinen worden gemaakt,
maar vraagt om ruimte voor innovatie boven de domeinen.
Gemeenten doen er daarom goed aan om een ‘transformatieloket’ in te
richten om integrale maatschappelijke initiatieven te faciliteren. Het loket
wordt door een klein, daadkrachtig team van generalisten met een
grondige kennis van de lokale samenleving gerund en krijgt jaarlijks de
beschikking over een klein deel (bijvoorbeeld 5%) van het totale budget
voor het sociale domein. Het team is gemandateerd om initiatieven te
beoordelen en co-financieren op basis van transparante criteria waarin
financieel en maatschappelijk rendement centraal staan. Interne
afstemming en inbedding in de dagelijkse uitvoeringspraktijk behoren tot
de verantwoordelijkheden van het transformatieteam. Eventuele
samenwerking en financiering gebeuren op projectmatige basis,
continuering is afhankelijk van een evaluatie van de daadwerkelijke kosten
en baten en wordt bekostigd uit het reguliere budget Sociaal Domein.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
7
Zo kan een geleidelijke transformatie en ontschotting van het sociaal
domein tot stand komen, waarbij de structuren die tijdens de transitie zijn
opgebouwd continuïteit van ondersteuning waarborgen zolang de
transformatie in opbouw is.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
8
Inleiding
De gemeenten Lochem en Steenwijkerland en sociale onderneming
Support & Co hebben door bureau NYFER een onderzoek laten
uitvoeren naar de effecten van Superrr-vestigingen in kleine kernen. Het
onderzoek is gefinancierd door het kennisprogramma Vakkundig aan het
Werk, een initiatief van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, Divosa, UWV, VNG en VWS en bedoeld om de
professionaliteit van de gemeentelijke uitvoeringspraktijk een krachtige
impuls te geven.
Een Superrr is een kleinschalige winkelvoorziening die in krimpregio’s een
antwoord probeert te geven op meervoudige problematiek rond
werkgelegenheid en participatie, voorzieningenniveau, leefbaarheid en
betaalbaarheid van zorgdiensten. Superrr’s bieden naast reguliere
arbeidsplaatsen ook plaats aan ‘meewerkers’, die een re-integratie- of
participatietraject volgen gericht op maatschappelijke activering en, waar
mogelijk, betaald werk. Ook biedt een Superrr aanvullende dienstverlening
ter ondersteuning van ouderen in en om het dorp. Het concept lijkt bij
uitstek geschikt voor gemeenten in krimpregio’s die zo op kosteneffectieve
wijze hun brede verantwoordelijkheden in het sociale domein waar kunnen
maken. Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat gemeentelijk beleid en
uitvoeringspraktijk zijn ingericht op een integrale aanpak.
Dit onderzoek is uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in (a) de
maatschappelijke effecten van de buurtsuperinterventie en de netto kosten
en baten daarvan voor gemeenten en (b) knelpunten in gemeentelijke
werkprocessen en oplossingsrichtingen voor een integrale, domein-
overstijgende aanpak. De informatie is verzameld met medewerking van
vele meewerkers, bedrijfsleiders van de Superrr-vestigingen, medewerkers
van gemeenten en dorpsbewoners. Een woord van dank voor hun
waardevolle bijdragen is op zijn plaats.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
9
1 De Superrr: concept en ontwikkeling
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de Superrr’s zijn ontstaan en hoe
zij zich in de loop der jaren hebben ontwikkeld. Eind 2016 zijn 13
Superrr’s in bedrijf, verspreid over het hele land.
1.1 Het concept Superrr Het concept van de Superrr is gebaseerd op de gedachte dat mensen die
begeleiding krijgen vanwege een beperking, een positieve bijdrage kunnen
leveren aan het functioneren van een gemeenschap. Op die manier
genereren de maatschappelijke kosten voor begeleiding niet alleen
meerwaarde voor het individu, maar ook voor de maatschappij als geheel.
Dit concept is uitgewerkt in kleinschalige supermarkten in dorpen, die
naast retail ook re-integratie- en dagbestedingstrajecten bieden. De
trajectgelden vormen een bron van inkomsten en omdat de re-integratie-
en dagbestedingscliënten zonder betaling werken, worden de
personeelskosten beperkt. Zo wordt getracht een dekkende exploitatie van
een winkelvoorziening te realiseren in dorpen en kernen die onvoldoende
schaalniveau bieden voor reguliere supermarkten. De maatschappelijke
meerwaarde is de bijdrage die de winkel levert aan het
voorzieningenniveau en de leefbaarheid van het dorp.
Het concept is in Friesland ontwikkeld door Talant, een aanbieder van
VGZ-zorg en onderdeel van de Zorggroep Alliade. In een pilotfase is het
concept in drie supers uitgetest en doorontwikkeld. In 2006 kende VGN
de Best Practice Award toe aan het concept op grond van relevantie en
effectiviteit. In 2007 heeft Alliade een aparte organisatie, Support & Co
BV, opgericht voor de landelijke uitrol van het concept. Naast
dagbesteding gingen de supers ook re-integratietrajecten aanbieden.
Support & Co bundelt de expertise en kennis rond de implementatie, biedt
begeleiding aan individuele buurtsupers en regelt de centrale inkoop van
producten om schaalvoordeel te behalen.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
10
1.2 Ketenpartners
De combinatie van retail met maatschappelijke diensten is een
noodzakelijke voorwaarde voor het voortbestaan van een Superrr-
vestiging. Alleen in samenwerking met ketenpartners kan de voorziening
duurzaam worden geëxploiteerd. De drie r’s in de naam staan voor retail,
re-integratie en relatie met het dorp. Gemeenten en bewoners zijn de
belangrijkste partners. In enkele gevallen gaat het ook om zorgaanbieders.
1.2.1 Gemeenten
Gemeenten vormen een belangrijke partner voor Support & Co, omdat zij
de financier van re-integratietrajecten zijn. Ook leefbaarheid valt onder de
gemeentelijke verantwoordelijkheid. In de praktijk ontstaat de interesse
van een gemeente voor het concept vaak vanwege de bijdrage aan de
leefbaarheid en het belang dat bewoners hechten aan een
winkelvoorziening in hun dorp. De financiering van de samenwerking met
Support & Co wordt vervolgens belegd bij de afdeling Werk & Inkomen/
Participatie middels een ‘lump sum’ vergoeding voor de re-integratie-
trajecten die de Superrr biedt. De sociale dienst dan wel de
Gemeenschappelijke Regeling waar de gemeente de uitvoering van de
Participatiewet heeft ondergebracht, is de directe contractuele en
samenwerkingspartner van Support & Co.
Deze constructie maakt de samenwerking met gemeenten kwetsbaar:
sociale diensten zijn niet altijd blij met de overeenkomst met de Superrr
die zij als van buiten opgelegd ervaren en oneigenlijk omdat leefbaarheid
het voornaamste motief is voor de samenwerking. Ook de ‘lump sum’
financiering wordt soms als problematisch ervaren, met name omdat
Support & Co een BV is: commerciële re-integratiebedrijven worden
doorgaans gefinancierd op basis van gerealiseerde trajecten of resultaten
en niet op basis van beschikbaarheid.
Daarnaast zit de kwetsbaarheid in de afhankelijkheid van één budget: het
Participatiebudget. Dat is de laatste jaren snel afgenomen: in 2014 hadden
gemeenten gemiddeld 1.600 euro per klant te besteden tegen ruim 5000
euro in 2009.1 Met ingang van 2015 ontvangen gemeenten een
1 Divosa, 2015: Monitor-factsheet bijstands- en participatiebudget 2014.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
11
Participatiebudget waarin de middelen voor re-integratie, begeleiding en
uitvoering van de Wsw zijn gebundeld. Daaruit moet ook de toeleiding
naar werk voor nieuwe doelgroepen (voorheen Wajongers) worden
bekostigd.2 Het inkomensdeel van de Participatiewet wordt uitgekeerd via
een apart BUIG-budget.
Het Participatiebudget levert spanning op voor gemeenten: de
onbekendheid met nieuwe doelgroepen, de tekorten op de sociale
werkvoorziening en de voorziene daling van het budget met 9% in de
periode 2015-20203 worden als risico’s ervaren. Het gevolg is dat er minder
middelen voor re-integratie van ‘gewone’ bijstandscliënten worden
gereserveerd.
Het Rijk geeft gemeenten de mogelijkheid om te schuiven tussen het
budget voor WMO begeleiding en het Participatiebudget: beide zijn
onderdeel van het Integratiebudget Sociaal Domein. In de gemeenten
Lochem en Steenwijkerland gebeurt dit (nog) niet. Daarnaast bevat het
BUIG-budget een prikkel voor gemeenten om zoveel mogelijk mensen
aan het werk te helpen. De middelen zijn gebaseerd op de bijstandskans en
niet op het daadwerkelijke aantal bijstandsgerechtigden.4 Gemeenten die
door succesvol beleid minder bijstandsgerechtigden hebben dan verwacht,
mogen het overschot op de begroting houden. Gemeenten met meer
bijstandsgerechtigden dan verwacht, moeten het tekort uit eigen middelen
bijpassen. In de gemeenten Steenwijkerland en Lochem heeft dit
vooralsnog niet geleid tot een verruiming van re-integratiemiddelen:
re-integratie wordt meer als kostenpost dan als investering gezien.
De slinkende re-integratiebudgetten zetten de financiering van de
samenwerking met de Superrr onder druk, de bijdrage aan de leefbaarheid
ten spijt. Het feit dat de samenwerking met de Superrr inmiddels onder het
label re-integratie bekend staat, belemmert bovendien de aansluiting met
de WMO. Voor de gemeenten Lochem en Steenwijkerland was dit de
rechtstreekse aanleiding om het initiatief voor dit onderzoek te nemen.
2 www.divosa.nl/onderwerpen/financien. 3 www.rijksoverheid.nl/documenten/circulaires/2015/06/01/uitsplitsing-bedragen-integratie-uitkering-sociaal-domein-xls. 4 www.divosa.nl/onderwerpen/financien-gebundelde-uitkering-buig).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
12
1.2.2 Bewonersorganisaties
Retail is de belangrijkste inkomstenbron voor Support & Co: zo’n 90%
van de omzet komt uit de winkelverkoop.5 Dat kan alleen als
dorpsbewoners bereid zijn hun inkopen bij de Superrr te doen, ook al is
het prijspeil er hoger dan in de grote supermarktketens. Het draagvlak
onder bewoners is dan ook een vitale factor voor het welslagen van het
concept. Vaak is een bewonersorganisatie de drijvende kracht achter de
komst van een Superrr-vestiging. In Almen (gemeente Lochem) was de
Vereniging Almens Belang vijf jaar actief op zoek naar een winkelketen die
een vestiging in het dorp wilde openen, omdat bewoners dat constant als
prioriteit agendeerden. In Kuinre (gemeente Steenwijkerland) was de
komst van de Superrr een belangrijke schakel voor de bewonersorganisatie
bij de invulling van het nieuwe multifunctionele centrum in het dorp. Ook
na de komst van een Superrr blijven bewonersorganisaties een belangrijke
ketenpartner voor Support & Co om de relatie met het dorp levend te
houden. Via periodiek overleg met het bestuur wordt getracht aan te
sluiten bij initiatieven, behoeften en evenementen in het dorp.
Communicatieorganen van de bewonersorganisatie worden benut om
inwoners te informeren over het reilen en zeilen van de Superrr. De mate
waarin dit lukt, is sterk afhankelijk van het functioneren van de
bewonersorganisatie.
1.2.3 Zorginstellingen
Het oorspronkelijke concept van de Superrr is ontwikkeld met de inzet
van mensen met een beperking, voor wie de winkel een dagbesteding
bood. In de eerste vestigingen zijn de zorgorganisaties, Talant en Wil, nog
altijd de belangrijkste ketenpartners. Belangrijke factor daarbij is dat
Support & Co en de zorgorganisaties dochters zijn van dezelfde
zorggroep: Alliade. Andere zorginstellingen bleken moeilijker te
interesseren voor samenwerking. Zij hebben doorgaans zelf
dagbestedingslocaties waar hun cliënten terecht kunnen. In enkele
gevallen, Alphen aan den Rijn, Oegstgeest, Maasdam en Holwierde, is de
samenwerking met andere zorginstellingen wel van de grond gekomen.
5 J. van der Meer, directeur Support & Co, persoonlijke mededeling.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
13
In vestigingen die geen structurele samenwerking met een zorginstelling
hebben, zijn vaak wel enkele cliënten die een dagbestedingstraject volgen.
Zij hebben zelf de keuze voor de Superrr gemaakt en financieren het
traject met een persoonsgebonden budget.
1.3 Ontwikkeling Support & Co
Sinds 2007 heeft Support & Co, naast de drie pilot vestigingen, 18 nieuwe
Superrr’s geopend, verspreid over het land. Uit acht vestigingen heeft
Support & Co zich inmiddels teruggetrokken. In de meeste gevallen wilde
de betreffende gemeente of zorginstelling de samenwerking niet
voortzetten, soms bleek het economisch draagvlak in het dorp te beperkt.
Tabel 2.1 Vestigingen Superrr Plaats Gemeente Gestart in
Oppenhuizen Súdwest-Fryslân 2004
Holwierde Delfzijl 2007
Wijster Midden Drenthe 2007
Oosterzee De Fryske Marren 2008
Geesbrug Coevorden 2008 Gesloten in 2016
Jirnsum Leeuwarden 2008 Gesloten in 2012
Varik Neerijnen 2008 Gesloten in 2014
Alphen a/d Rijn Alphen a/d Rijn 2008 Gesloten in 2015
Eext Aa en Hunze 2008 Gesloten in 2013
Maasdam Binnenmaas 2008
Boskant St Oedenrode 2008 Gesloten in 2013
Afferden Bergen 2008
Sauwerd Winsum 2008 Gesloten in 2016
Witmarsum Súdwest-Fryslân 2009 Gesloten in 2010
Oldeboorn Heerenveen 2009
Almen Lochem 2011
Wirdum Leeuwarden 2011
Kuinre Steenwijkerland 2013
Oegstgeest Oegstgeest 2014
t Veld Hollands Kroon 2014
Purmerend Purmerend 2016 Bron: Support & Co
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
14
Per eind 2016 beheert Support & Co nog 13 vestigingen. Vier winkels zijn
gesloten, in de dorpen Eext, Sauwerd, Boskant en Geesbrug is de winkel
overgedragen aan de bewonersorganisatie van het dorp. De inzet van
re-integratie- of dagbestedingscliënten is daarmee komen te vervallen.
1.4 Uitbreiding maatschappelijke dienstverlening Support & Co ontwikkelt het aanbod van diensten, inspelend op actuele
behoeften van ketenpartners. Met het oog op de decentralisatie van
zorgtaken naar gemeenten wordt momenteel gewerkt aan een uitbreiding
van de dienstverlening aan ouderen. Het beleid is er immers op gericht om
mensen langer thuis te laten wonen. Naast het thuisbezorgen van
boodschappen wordt vervoer geboden aan ouderen die graag zelf hun
boodschappen blijven doen in het dorp. Dat komt ook hun sociale
contacten ten goede. Ook kunnen ouderen een beroep doen op de Superrr
voor hand- en spandiensten in huis en tuin.
Support & Co probeert zo de relatie met het dorp te versterken maar ook
de relevantie van de Superrr voor de gemeente te vergroten: de nieuwe
diensten kunnen geïndiceerde ondersteuning vervangen of voorkomen en
zo een kostenbesparing voor gemeenten opleveren. In ambtelijke termen:
de Superrr’s proberen zich te ontwikkelen tot voorliggende voorziening in
maatschappelijke ondersteuning.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
15
2 Het onderzoek: doelen en werkwijze
De gemeenten Steenwijkerland en Lochem zijn samen met Support & Co
dit onderzoek gestart, omdat zij de samenwerking met de Superrr breder
willen positioneren in het gemeentelijk beleid. Net als veel gemeenten
streven zij naar een integrale, domein-overstijgende aanpak in het sociaal
domein om de schaarse financiële middelen zo efficiënt mogelijk te
benutten. De Superrr is zo’n integrale interventie. Het onderzoek moet
duidelijk maken welke maatschappelijke en financiële baten de Superrr
genereert op diverse gemeentelijke beleidsterreinen en aanknopingspunten
bieden hoe de gemeenten hier optimaal gebruik van kunnen maken.
2.1 Doelstelling
Dit onderzoek is bedoeld om inzicht te verschaffen in:
1. de maatschappelijke effecten van Superrr-vestigingen op participatie
en re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, het
behoud van werkgelegenheid en de leefbaarheid in kleine kernen en de
netto kosten die daaraan zijn verbonden voor gemeenten;
2. knelpunten in gemeentelijke werkprocessen en oplossingsrichtingen
voor een integrale, domein-overstijgende aanpak in het sociale
domein.
Het onderzoek geeft antwoord op de volgende vragen:
1. Welke objectief meetbare effecten hebben de meewerktrajecten van
Support & Co op de re-integratie naar betaald werk participatie,
zelfredzaamheid en vermindering van de zorgvraag van betrokken
cliënten? Zijn er significante verschillen in effecten voor specifieke
groepen?
2. Welke objectief meetbare effecten heeft een Superrr met een breed
dienstenaanbod op de leefbaarheid van een kleine kern en de
mogelijkheden voor ouderen om langer zelfstandig te wonen?
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
16
3. Wat is de business case voor gemeenten: welke kosten zijn er aan de
interventie verbonden en hoe verhouden de kosten zich tot de baten?
4. Hoe kunnen gemeenten de barrières tussen Participatie (werk &
inkomen) en Maatschappelijke ondersteuning (zorg & welzijn)
slechten en komen tot meer integrale werkprocessen en
financieringsconstructies?
2.2 Aanpak van het onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd in de periode juni tot december 2016.
In de maanden juni tot en met augustus is informatie verzameld over de
effecten van de meewerktrajecten op de re-integratie naar betaald werk,
redzaamheid en participatie van de deelnemers. Daarbij zijn alle trajecten
betrokken van de vestigingen die momenteel open zijn (met uitzondering
van de vestiging in Purmerend die recent is geopend) evenals de trajecten
van twee recent gesloten winkels (Sauwerd en Geesbrug). In totaal gaat het
om informatie uit veertien vestigingen.
In eerste instantie is informatie verzameld uit de centrale administratie van
Support & Co met betrekking tot het aantal meewerkers dat in de diverse
vestigingen een traject heeft doorlopen. Vervolgens hebben de
bedrijfsleiders van de vestigingen informatie over elke meewerker en diens
traject aangeleverd. Het betrof informatie van 294 P-wet cliënten en 45
dagbestedingscliënten. 35 meewerkers bleken tot een andere doelgroep te
behoren (maatschappelijke stages, vrijwilligers, cliënten van een WLZ-
instelling). Na screening van de data zijn 45 P-wet cliënten uitgesloten van
het onderzoek: 6 cliënten waren wel aangemeld maar niet met het traject
gestart, van 39 cliënten was onvoldoende informatie aangeleverd. In twee
vestigingen: Maasdam en Geesbrug, ging het om een significant deel van
de P-wet cliënten. Van deze vestigingen zijn vervolgens alle P-wet cliënten
uitgesloten van het onderzoek omdat de representativiteit van de
beschikbare gegevens niet is gegarandeerd. Per saldo zijn de gegevens van
231 P-wet cliënten uit negen vestigingen gebruikt voor het onderzoek naar
de resultaten van re-integratie.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
17
Re-integratietrajecten De gemeenten die P-wet cliënten hebben aangeleverd, zijn benaderd met
het verzoek om de data over de P-wet (of voorheen Wwb) cliënten te
verifiëren en aan te vullen. Vijf van de negen gemeenten hebben hun
medewerking verleend. De overige vier gemeenten zijn of niet benaderd
omdat het een inmiddels gesloten vestiging betrof of wilden niet
meewerken. Anders dan vooraf aangenomen, bleek het voor gemeenten
een bewerkelijke klus om de gegevens te verifiëren in hun systemen. De
focus is daarom gelegd op een aantal cruciale gegevens, namelijk de trede
van de Participatieladder bij aanvang en beëindiging van het traject en de
uitstroom naar betaald werk.
Daarnaast vormden de interviews met mensen die een meewerktraject
hebben doorlopen (21 in totaal) een controle van de verzamelde data.
Daarbij zijn geen ernstige fouten in de gegevens aangetroffen. Tenslotte is
in een aantal gevallen, met name bij mensen voor wie de uitstroom naar
werk niet door de gemeente kon worden bevestigd, telefonisch navraag
gedaan. De verzamelde informatie heeft betrekking op een totaal van 231
mensen die een re-integratie of participatietraject vanuit de P-wet hebben
doorlopen (zie bijlage 1).
Dagbestedingstrajecten Bij de dagbestedingstrajecten is de focus gelegd op cliënten die relevant
zijn voor gemeenten in het kader van de Wmo. Vestigingen die uitsluitend
met cliënten van een WLZ instelling werken zijn uitgesloten van dit deel
van het onderzoek. Voor 40 van de 45 dagbestedingscliënten kon
voldoende informatie worden verzameld. Die informatie is verstrekt door
de bedrijfsleiders van de vestiging waar de cliënten werken, in individuele
werksessies. Het gaat om zestien cliënten met een psychische beperking,
22 cliënten met een verstandelijke beperking en twee mensen met een
lichamelijke beperking, die verspreid over tien vestigingen een
dagbestedingstraject hebben doorlopen. Het onderzoek heeft zich
vervolgens toegespitst op de mensen met een psychische en verstandelijke
beperking, 38 in totaal. Met twaalf van hen is een interview gehouden.
Tijdens de interviews is aanvullende kwalitatieve informatie verzameld
over de cliëntervaringen met trajecten. Aan de hand van een aantal
stellingen is gekeken welke effecten de trajecten in de beleving van cliënten
zelf hebben gehad op hun persoonlijke situatie en hun
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
18
arbeidsmarktpositie. Daarbij is gebruik gemaakt van de vragenlijsten zoals
die eerder zijn gebruikt in andere gemeenten6, zodat vergelijking mogelijk
is.
Leefbaarheid Almen is als case study genomen om de effecten van de Superrr op de
leefbaarheid en mogelijkheden voor ouderen om zelfstandig te wonen in
kaart te brengen. Daarvoor is een vragenlijst verstuurd naar 400 inwoners
van het dorp: 200 onder ouderen van 65 jaar of ouder, 200 onder
inwoners in de leeftijd van 18 tot en met 64 jaar. De respons was ruim
40% (162 ingevulde vragenlijsten). Voor aanvullende informatie is
gesproken met bestuursleden van de Vereniging Almens Belang, de
huisarts in het dorp en medewerkers van het gebiedsteam WMO.
Business case gemeenten Op basis van de onderzoeksresultaten is de business case voor gemeenten
uitgewerkt. Daarbij is gekeken naar de kosten en baten van de
samenwerking met een Superrr bij volledige benutting van de beschikbare
trajecten voor re-integratie, dagbesteding en beschut werk.
Gemeentelijke werkprocessen Tenslotte is gekeken naar knelpunten voor integrale gemeentelijke
werkprocessen. De landelijke regelgeving en financiering voortvloeiend uit
de Participatiewet en Wmo 2015 en de gemeentelijke procedures zijn in
kaart gebracht door deskresearch en interviews met medewerkers van de
gemeenten Lochem en Steenwijkerland. In een workshop in beide
gemeenten zijn de onderzoeksresultaten gepresenteerd en is gebrainstormd
over de knelpunten en mogelijkheden voor een integrale, domein-
overstijgende werkwijze om de baten van de samenwerking met een
Superrr te optimaliseren.
6 Kok et al., 2011: Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
19
3 Betekenis van de Superrr voor leefbaarheid en zelfstandig wonen
In Almen levert de aanwezigheid van een supermarkt voor alle inwoners
een belangrijke bijdrage aan het voorzieningenniveau en de
woonaantrekkelijkheid van het dorp. De Superrrr vervult ook een rol in de
sociale cohesie: het is één van de ontmoetingspunten, maar zeker niet het
enige in het dorp.
Voor de zeer ouderen (75-plus) is de Superrrr een factor van belang om in
Almen te kunnen blijven wonen. De basale winkelfunctie lijkt daarbij het
belangrijkst: een groot deel van de oudste inwoners doet er boodschappen
en ervaart daardoor een hogere zelfredzaamheid. Voor één op vier is de
Superrr ook het belangrijkste ontmoetingspunt met dorpsgenoten.
Consulenten van het Wmo-team bevestigen dat de vraag naar
ondersteuning laag is in Almen. Het is aannemelijk dat de
winkelvoorziening bijdraagt aan een besparing op geïndiceerde diensten.
De nieuwe diensten die de Superrr biedt aan ouderen kunnen de bijdrage
aan zelfredzaamheid en besparing op individuele ondersteuning verhogen.
Het gebruik van deze diensten is nog beperkt maar de interesse onder
ouderen is hoog.
3.1 Winkelvoorzieningen in kleine kernen
Onderzoek van het ministerie van BZK naar de rol van detailhandel in
krimpgebieden concludeert dat naast onderwijs en zorg ook de
beschikbaarheid van winkels een belangrijke basisvoorziening is die
bijdraagt aan de leefbaarheid.7 Detailhandel heeft een directe relatie met
het woon- en leefklimaat voor inwoners, het vestigingsmilieu voor andere
bedrijven en het draagvlak voor andere voorzieningen (zie figuur 3.1).
7 DNTP, 2013: Detailhandel en leefbaarheid - aanpak detailhandel als strategie in krimp- en anticipeergebieden.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
20
Figuur 3.1 Effecten van winkelvoorzieningen op leefbaarheid Bron: DTNP, 2013 In krimpgebieden is sprake van een bovengemiddelde afname van
winkelvoorzieningen omdat de demografische krimp de autonome krimp
in de detailhandelssector (door o.a. schaalvergroting en de opkomst van
internetverkoop) versterkt. Het verdwijnen van winkelvoorzieningen uit de
directe omgeving is niet voor iedereen een probleem: dankzij de grote
(auto)mobiliteit en opkomst van webwinkels blijven deze voorzieningen
beschikbaar, ook als is het op grotere afstand.
Voor kwetsbare groepen zoals ouderen ligt dat anders: zij zijn vaak minder
mobiel en het verdwijnen van winkels uit hun directe omgeving betekent
voor hen een directe aantasting van de leefbaarheid.8
3.2 De rol van de Superrr in Almen
Almen is een dorp met 1150 inwoners in de gemeente Lochem. Het
aandeel 65-plussers is 28%, van wie bijna de helft (13%) ouder dan 75
8 DNTP, 2013: Detailhandel en leefbaarheid - aanpak detailhandel als strategie in krimp- en anticipeergebieden.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
21
jaar.9 Het landelijk gemiddelde is 18 respectievelijk 7%.10 Het dorp ligt op
zo’n 10 km afstand van het stadje Lochem waar veel voorzieningen zijn
geconcentreerd. Het dorp heeft een rijk verenigingsleven, telt meerdere
sportaccommodaties, een zwembad, dorpshuis en een huisartsenpraktijk.
Rond 2005 sloot de laatste winkel in Almen. Na een jarenlange zoektocht
van bewoners langs diverse partijen, kwamen zij Support & Co op het
spoor. In 2011 is de Superrr-vestiging geopend.
In een schriftelijke bewonersenquête is gevraagd naar de invloed van de
Superrr op imago en woonaantrekkelijkheid, sociale cohesie en het belang
van de winkel voor de ouderen die in het dorp wonen. Er zijn 400
vragenlijsten verstuurd, 200 onder 65-plussers en 200 in de leeftijdsgroep
19 tot en met 65 jaar. Voor beide groepen is een steekproef getrokken op
basis van de gemeentelijke administratie. Er zijn 162 vragenlijsten ingevuld
terug ontvangen, een respons van ruim 40%. Figuur 3.2 toont de
samenstelling van de responsgroep. Dankzij de oversampling zijn ouderen
ruim vertegenwoordigd in de responsgroep. Voor de inwoners jonger dan
50 jaar is de representativiteit met acht procent aan de lage kant. De
resultaten op dorpsniveau zijn gecorrigeerd voor over- en
ondervertegenwoordiging van leeftijdsgroepen.
Figuur 3.2 Samenstelling responsgroep bewonersenquête Leeftijd Inwoners* Respondenten Respondenten als % inwoners 19-50 322 27 8% 51-65 325 54 17% 66-75 175 42 24% 75 plus 145 33 23% Totalen 967 162 17% * per 1.1.2016. Bron: Statistische gegevens gemeente Lochem
Naast de bewonersenquête is informatie verzameld in gesprekken met
bestuursleden van de Vereniging Almens Belang, de dorpsarts en
consulenten van het gebiedsteam Wmo.
9 Gegevens per 1 januari 2016. Statistische gegevens gemeente Lochem. 10 CBS Statline.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
22
3.2.1 Gebruik en draagvlak voor de Superrr
Het overgrote deel van de inwoners doet boodschappen bij de Superrr,
van wie de helft vaak of altijd. Oudere inwoners (75+) maken het meest
gebruik van de Superrr: één op de vier doet er altijd de boodschappen,
46% meestal. Figuur 3.3 Hoe vaak doen dorpsbewoners inkopen bij de Superrr? 3.2.2 Bijdrage van de Superrr aan het voorzieningenniveau
De Superrr biedt vanouds aanvullende diensten zoals het thuisbezorgen
van boodschappen, een servicepunt van Post.nl, stomerij en geld pinnen.
Eens per maand houdt de wijkagent er spreekuur. Het overgrote deel van
de Almenaren is daarvan op de hoogte en veel mensen maken ook gebruik
van die diensten. Bijna iedereen (97%) vindt dat de Superrr een belangrijke
bijdrage levert aan de voorzieningen in het dorp. Alleen onder de 75-
plussers is dat iets lager (87%).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
23
Figuur 3.4 Gebruik van overige diensten 3.2.3 Imago en woonaantrekkelijkheid
Aan de hand van stellingen is onderzocht of de Superrr in de ogen van
inwoners een effect heeft op het imago en de woonaantrekkelijkheid van
Almen.
De overgrote meerderheid van de inwoners (95%) is het eens met de
stelling dat de aanwezigheid van de Superrr hun dorp aantrekkelijker
maakt dan andere dorpen. Dat geldt voor alle leeftijdsgroepen. Ook hier
zijn de 75-plussers iets gematigder in hun enthousiasme, al is ook niemand
van hen het helemaal oneens met de stelling (zie figuur 3.5).
Een tweede stelling betrof de invloed van de aanwezigheid van een
supermarkt op de keuze voor Almen als woonplaats. Bijna drie op de tien
inwoners zegt dat dat zeker of enigszins een rol heeft gespeeld bij het
besluit om in Almen te komen of blijven wonen. Naarmate de leeftijd
hoger is, neemt dat toe. Voor 40% van de 65-75 jarigen en 45% van de 75-
plussers is de nabijheid van een winkel een factor van belang bij hun
beslissing om in Almen te komen of blijven wonen (zie figuur 3.6).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
24
Figuur 3.5 De aanwezigheid van een supermarkt maakt Almen aantrekkelijker dan andere dorpen
Figuur 3.6 Het feit dat Almen een supermarkt heeft, speelde een rol bij mijn besluit om hier te komen of blijven wonen
Bijna één op de vijf inwoners (18%) denkt er weleens over om te
verhuizen. Inwoners tussen de 65 en 75 zijn daar het meest mee bezig: één
op de drie zegt daar weleens over na te denken. Als motieven voor een
verhuizing noemen zij hun (toekomstige) gezondheid, nabijheid van
kinderen of familie, een andere woning (kleiner, gelijkvloers of zonder
tuin) of als voorzieningen in Almen zouden verdwijnen. De 75-plussers
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
25
daarentegen zijn heel weinig geneigd te verhuizen: slechts één respondent
zegt dat te overwegen als de gezondheid dat noodzakelijk zou maken. De
meeste 75-plussers lijken tot hun dood in het dorp te willen blijven wonen.
3.2.4 Sociale cohesie
Over het belang van de Superrr als ontmoetingspunt zijn twee stellingen
opgenomen. Er is gevraagd naar de ontmoetingsfunctie van de Superrr en
naar het relatieve belang ervan, gezien de veelheid aan andere
voorzieningen in Almen waar ontmoeting kan plaatsvinden.
Figuur 3.7 In de Superrr maak ik vaak een praatje met andere mensen Negen van de tien Almenaren maakt vaak of regelmatig een praatje met
andere mensen in de Superrr. Alleen onder 75-plussers is dat lager: 84%.
Voor de meeste mensen (57%) zijn er ook naast de Superrr voldoende
gelegenheden om dorpsgenoten te spreken. Bij de 75-plussers geldt dat
zelfs voor 68% van de mensen.
Voor bijna een kwart van de inwoners (23%) is de Superrr wel een
belangrijk ontmoetingspunt in het dorp. Deze mensen behoren
voornamelijk tot de leeftijdscategorie 75-plus en, opvallend genoeg, 51 tot
65 jaar.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
26
Figuur 3.8 Ook zonder Superrr zijn er genoeg gelegenheden waar ik dorpsgenoten spreek 3.2.5 Ondersteuning bij zelfstandig wonen
Vooral voor ouderen is de Superrr van belang om zelfstandig te
kunnen wonen. Meer dan de helft van de 65 plussers zegt dat het voor
hen zonder Superrr moeilijker zou zijn om in Almen te blijven wonen.
Onder de jongere leeftijdsgroepen is dat veel minder (zie figuur 3.9).
Figuur 3.9 Zonder Superrr zou het voor mij moeilijker zijn om hier te blijven wonen
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
27
Zoals eerder bleek, is de ontmoetingsfunctie van de Superrr daarbij niet
doorslaggevend. Belangrijker is het feit dat ouderen een hogere
zelfredzaamheid ervaren door de aanwezigheid van een supermarkt:
43% van de 75-plussers en één op de drie 66-75 jarigen zegt zich thuis
beter te redden dankzij de hulp die de Superrr biedt (zie figuur 3.10).
Figuur 3.10 Dankzij de hulp die de Superrr biedt, kan ik mij thuis beter redden
De Superrr heeft sinds kort zijn dienstverlening uitgebreid met
diensten voor zelfstandig wonende ouderen en mensen met een
beperking. Zo biedt de winkel naast bezorging aan huis van
boodschappen ook vervoer voor minder mobiele mensen, zodat zij zelf
naar de winkel kunnen gaan. Daar is ook een koffietafel. Tevens kan
hulp worden geboden bij hand en spandiensten thuis en bij kleinere
tuinklussen. Alle diensten zijn gratis. De Superrr in Almen loopt
voorop in deze dienstverlening. Dat kan mede dankzij een relatief hoge
bezetting van de re-integratieplaatsen (zie hoofdstuk 4).
Deze nieuwe diensten zijn nog niet bij iedereen bekend. Het gebruik is
vooralsnog beperkt (zie figuur 3.11).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
28
Figuur 3.11 Gebruik van ondersteunende diensten Superrr
Er lijken wel groeimogelijkheden te zijn: met name in de bezorgdienst,
tuinklussen en hand- en spandiensten thuis hebben veel ouderen interesse
(zie figuur 3.12). Figuur 3.12 Ik denk deze diensten te gaan gebruiken
De betekenis van alleen al de aanwezigheid van de winkel voor de
zelfredzaamheid van ouderen, kan een besparing aan geïndiceerde
ondersteuning opleveren. Boodschappen doen maakt vaak deel uit van
ondersteuning thuis. Bovendien houdt het loopje naar de winkel mensen
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
29
actief en bevordert hun autonomie. De consulenten van het Wmo-team
bevestigden dat zij zelden aanvragen voor ondersteuning krijgen uit
Almen.
De nieuwe diensten die de Superrr biedt kunnen deze bijdrage aan de
zelfredzaamheid van ouderen vergroten en de behoefte aan individuele
ondersteuning verminderen. Zo is het vervoer naar de winkel voor minder
mobiele ouderen, zeker in het buitengebied, een modern alternatief voor
dagbesteding: mensen komen de deur uit, doen hun boodschappen,
drinken koffie en spreken dorpsgenoten. Het verdient aanbeveling de
ontwikkelingen in het gebruik van deze dienstverlening en de effecten op
de ondersteuningsbehoefte de komende jaren goed te volgen. 3.2.6 Economische aspecten De Superrr genereert ook in economisch opzicht voordelen voor Almen.
Naast directe werkgelegenheid in de vorm van drie arbeidsplaatsen, draagt
de winkel bij aan het vestigingsklimaat in het dorp. Hoewel dit aspect niet
in de bewonersenquête was opgenomen, wezen diverse respondenten erop
dat de aanwezigheid van een winkel bevorderlijk is voor de recreatiesector
(campings), agrarische bedrijven (afzet van producten) en internetbedrijfjes
(de pakketservice die de Superrr biedt).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
30
4 Resultaten re-integratie Van alle deelnemers aan re-integratietrajecten bij een Superrr-vestiging
stroomt 30% uit naar betaald werk. Onder deelnemers die starten vanuit
trede 3 en 4 van de Participatieladder is de uitstroom naar werk het
hoogst: 40%.
Het merendeel van de kandidaten uit trede 2 en 3 die het traject afronden
zonder baan, verkleint zijn afstand tot de arbeidsmarkt aanzienlijk.
Ruim 80% van de deelnemers wordt door het traject actiever in zijn
persoonlijk leven. De meeste jongere mensen ervaren ook een stijging in
zelfredzaamheid en gezondheid, en een verbetering in hun arbeidsmarkt-
positie. 40-plussers ervaren weinig effect op hun arbeidsmarktpositie: zij
wijten hun werkloosheid aan het gebrek aan banen en leeftijdsdiscriminatie
op de arbeidsmarkt.
Ondanks de positieve resultaten is er sprake van een forse onderbenutting
van de re-integratiecapaciteit bij de Superrrs door gemeentelijke sociale
diensten. In de loop der jaren is wel een verbetering opgetreden, maar de
benuttingsgraad ligt gemiddeld nog altijd lager dan 50%.
4.1 Werkwijze re-integratie
In een contractuele overeenkomst tussen Support & Co en gemeenten
wordt vastgelegd hoeveel meewerkplaatsen de lokale Superrr-vestiging
beschikbaar stelt voor re-integratie- en participatietrajecten, en welke
bijdrage de gemeenten daar tegenover stelt.11 Ook worden afspraken
gemaakt over de samenwerking tussen de gemeentelijke sociale dienst en
de Superrr. De taakverdeling tussen beide partijen is als volgt:
1. De lokale Superrr-vestiging biedt vijf leerwerk/participatieplaatsen
binnen het kader van de normale bedrijfsactiviteit, met als doel de
activering van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Deze
capaciteit kan worden benut voor tien tot maximaal 15 mensen
11 Support & Co, 2016: Standaard samenwerkingsovereenkomst.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
31
tegelijkertijd. Support & Co draagt zorg voor een zo volwaardig
mogelijke werkplek en taakstelling en passende arbeids-
omstandigheden;
2. De sociale dienst meldt kandidaten aan met een plan van aanpak,
waarin doel, duur en het verwachte resultaat van het traject in relatie
tot het einddoel staan vermeld. Het kan gaan om uiteenlopende
resultaten die de afstand tot de arbeidsmarkt verkleinen, zoals het
opbouwen van arbeidsritme, aanleren van specifieke vaardigheden, het
leren van de taal, etc;
3. Definitieve plaatsing vindt plaats nadat Support & Co een
intakegesprek met de kandidaat heeft gevoerd. De sociale dienst stelt
een overeenkomst op die door beide partijen en de betreffende
kandidaat wordt ondertekend;
4. De begeleiding van deelnemers wordt door medewerkers van de
Support & Co op locatie en gericht op de gestelde doelen uitgevoerd,
waarbij kan worden teruggevallen op medewerkers van de sociale
dienst. Wanneer de doelen niet zijn bereikt binnen de afgesproken
periode, worden in overleg de vervolgstappen bepaald;
5. Support & Co informeert de sociale dienst over de voortgang van
deelnemers middels kwartaalrapportages. Eenmaal per jaar is er een
gezamenlijke evaluatie van de samenwerking.
4.2 Opzet van trajecten De trajecten bij de Superrr gaan uit van een geleidelijke opbouw van het
aantal gewerkte uren en de taken die kandidaten uitvoeren. Per kandidaat
zijn er verschillen, maar doorgaans begint een traject met 2 à 3 dagdelen
per week. In de loop van de tijd wordt dit uitgebreid tot maximaal 32 uur,
als de belastbaarheid van de meewerker dat toelaat.
Ook de werkzaamheden van meewerkers worden in de loop van het
traject uitgebreid. De Superrr maakt daarbij onderscheid tussen de diverse
afdelingen in de winkel naar moeilijkheidsgraad, op basis van de
werkzaamheden zelf, de intensiteit van klantcontacten en (tijds)druk.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
32
Magazijnwerk is het minst belastend, de broodafdeling en kassa draaien
zijn de meest veeleisende afdelingen binnen de winkel.
Gedurende het traject worden meewerkers ‘on the job’ getraind en
gecoacht door de staf van de Superrr. Naast winkelvaardigheden komen
daarbij ook algemene arbeids- en sociale vaardigheden aan bod (bijlage 2).
4.3 Kenmerken van de re-integratiekandidaten
In totaal zijn 231 re-integratietrajecten betrokken bij het onderzoek. Het
merendeel daarvan, 191, is inmiddels afgesloten. De onderzoeksperiode
bestrijkt de jaren 2008 tot medio 2016.
De onderzochte re-integratiepopulatie is divers van samenstelling. Het gaat
in meerderheid om vrouwen (64%). Figuur 4.1 vat de voornaamste overige
kenmerken van de populatie samen.
Zestig procent van de kandidaten was bij aanvang van het traject jonger
dan 40 jaar, twintig procent tussen de 40 en 50 en nog eens twintig
procent is 50-plusser.
Ruim de helft van alle kandidaten heeft een gezin met kinderen, 36%
woont alleen. Een kleine groep woont bij de ouders (8%) of samen met
een partner (4%).
In overgrote meerderheid gaat het om mensen met een V(m)bo (52%) of
MBO (36%) als hoogst voltooide opleiding. Twaalf procent heeft alleen
basisschool of speciaal onderwijs gevolgd, tien procent heeft een
havo/vwo diploma of is hoogopgeleid (hbo/vwo).
Figuur 4.1 Kenmerken van de populatie re-integratieclienten bij Superrr-vestigingen
De instroom betreft kandidaten van alle treden van de Participatieladder.12 Ruim één derde (37%) van alle kandidaten had bij aanvang van het traject
een grote afstand tot de arbeidsmarkt (trede 1 en 2), 27% een matig tot
grote afstand (uitsluitend sociale contacten, geen activiteiten met
verantwoordelijkheid buitenshuis, trede 3). Bij 36% van de kandidaten was
de afstand tot de arbeidsmarkt kleiner: het gaat om mensen die al minimaal
eens per week vrijwilligerswerk of andere onbetaalde activiteiten verrichtten
(trede 4) en soms ook om betaald werk met ondersteuning (trede 5). Onder
de trede-5 kandidaten waren enkele werknemers van een sociale
werkvoorziening die tijdelijk bij een Superrr-vestiging zijn geplaatst en
mensen met kleine part-timebanen.
Bij de achtergrondgegevens is ook gevraagd naar duur van de uitkering bij
aanvang van het traject. Die informatie was te onvolledig om bij de analyse
te betrekken.
4.4 Trajectperiode en duur De onderzochte trajecten hebben plaatsgevonden tussen 2008 en medio
2016. Figuur 4.2 geeft het aantal gestarte en beëindigde trajecten per jaar
weer. Voor 2016 gaat het alleen om de eerste helft van het jaar. Daaruit
blijkt dat verreweg de meeste trajecten (78%) hebben gelopen in de periode
na 2012.
12 De treden van de Participatieladder zijn als volgt afgebakend: 1 = geïsoleerd, 2 = sociale contacten buitenshuis, 3 = deelname georganiseerde activiteiten, 4 = onbetaald werk, 5 = betaald werk met ondersteuning, 6 = betaald werk (volledige uitstroom uit de uitkering).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
35
Figuur 4.2 Onderzochte re-integratietrajecten naar jaar van in/uitstroom
De toename van het aantal trajecten heeft te maken met de groei in het
aantal vestigingen, maar ook met het feit dat de vestigingen uit recente jaren
een hogere instroom van re-integratiekandidaten hebben. In figuur 4.3 is het
jaar van opening en het gemiddelde aantal re-integratietrajecten per jaar
weergegeven voor elf Superrr-vestigingen, berekend over de totale looptijd
van de vestiging. Daarbij is ervan uitgegaan dat het aantal meewerkers zoals
gerapporteerd op basis van de centrale administratie van Support & Co , het
totale aantal betreft. Dat is niet helemaal het geval: bij het verzamelen van
informatie op vestigingsniveau, bleek een beperkt aantal meewerkers niet in
de lijst van Support & Co voor te komen. De aanvullingen van
bedrijfsleiders betroffen vooral recente jaren. Het is mogelijk dat
ontbrekende kandidaten uit eerdere jaren onopgemerkt zijn gebleven. Dat
kan leiden tot een lichte onderschatting van het aantal trajecten bij met
name de oudere vestigingen.
Er zijn grote verschillen tussen de vestigingen: het jaarlijkse aantal trajecten
varieert van één tot 15 trajecten. Er is dus sprake van een sterke
onderbenutting van de re-integratiecapaciteit die de Superrrs bieden. Dat is
een indicator voor de kwaliteit van de samenwerking met de lokale sociale
dienst of GR. Die is immers verantwoordelijk voor de instroom. Een lage
instroom duidt op een moeizame samenwerking. En financiering op basis
van beschikbaarheid in combinatie met een slechte benutting betekent ook
dat de kosten per traject (zeer) hoog kunnen uitvallen. Op den duur is dat
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
36
niet houdbaar. Twee vestigingen met zeer lage aantallen trajecten: Sauwerd
en Geesbrug, zijn inmiddels gesloten omdat de gemeenten de samenwerking
hebben opgezegd.
Figuur 4.3 Gemiddeld aantal trajecten/jaar bij Superrr-vestigingen Bron: Support & Co , bewerking Nyfer
Er bestaat een negatief verband tussen de functioneringsduur van een
vestiging en het gemiddelde aantal trajecten per jaar (Pearson’s
correlatiecoëfficiënt = –0,65). Ofwel, bij de oudere vestigingen is het
gemiddelde aantal trajecten per jaar beduidend lager dan bij vestigingen van
recentere datum. Dat duidt op een leereffect: blijkbaar lukt het de afgelopen
jaren beter om de samenwerking tussen Support & Co en de gemeentelijke
sociale diensten van de grond te krijgen.
De gemiddelde duur van een re-integratietraject bij een Superrr, berekend
als mediaan van alle afgesloten trajecten, is zes maanden. Ook hier zijn de
verschillen echter groot: één op de vier trajecten is korter dan drie maanden,
19% van de meewerkers blijft langer dan een jaar bij een Superrr-vestiging
werken (zie figuur 4.4).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
37
Figuur 4.4 Duur re-integratietrajecten
Ook hier is een ontwikkeling door de jaren heen waarneembaar: de
gemiddelde trajectduur is sinds de beginjaren van Support & Co
teruggebracht van ruim twee jaar naar zes maanden (zie figuur 4.5). Dat
bevestigt het beeld dat er een professionaliseringsslag is gemaakt in de
samenwerking tussen Support & Co en gemeentelijke sociale diensten.
Figuur 4.5 Gemiddelde trajectduur naar startjaar
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
38
Tussen vestigingen loopt de gemiddelde duur van een traject, berekend als
mediaan van alle afgesloten trajecten, uiteen van vier tot veertien maanden.
Er is een samenhang tussen de instroom van re-integratiekandidaten en de
duur van een traject (zie figuur 4.6): hoe lager de instroom, hoe langer de
trajecten in een vestiging doorgaans duren (Pearsons correlatiecoëfficiënt =
–0,67).
Figuur 4.6 Gemiddelde trajectduur en jaarlijkse instroom per vestiging Dat duidt op een ‘lock-in’-effect: als re-integratiekandidaten langer in de
winkel blijven werken dan nodig is voor de ontwikkeling van hun
arbeidsvaardigheden, zoeken zij daardoor wellicht minder intensief naar
betaald werk. Een verklaring hiervoor ligt voor de hand. De Superrr heeft
geen prikkel om trajecten te beëindigen als er weinig instroom van nieuwe
kandidaten is: er zijn immers meewerkers nodig om de winkel draaiende te
houden. De gemeentelijke sociale dienst is de aangewezen partij om de
uitstroom uit trajecten te sturen. Wanneer die verzuimt dat te doen, kunnen
re-integratiekandidaten lang in traject blijven bij een Superrr-vestiging.
Een lange trajectduur is overigens niet per se negatief, mits het om een
goede matching gaat. Bij sommige mensen is de afspraak met de sociale
dienst dat zij het traject langer mogen volgen bij wijze van dagbesteding als
betaald werk er naar verwachting niet in zit, of tot het moment dat zij een
betaalde baan hebben gevonden. En dat kan een zinnige keuze zijn omdat
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
39
sommige mensen meer tijd nodig hebben om hun afstand tot de
arbeidsmarkt te overbruggen (zie ook paragraaf 4.7).
4.5 Resultaten bij beëindiging trajecten Van de 231 trajectkandidaten hebben 191 mensen het traject beëindigd. De
overige 40 zijn nog in traject bij één van de Superrr-vestigingen.
De resultaten van de afgesloten trajecten staan weergegeven in figuur 4.7. In
totaal is 38% van de kandidaten geheel of gedeeltelijk uit de gemeentelijke
uitkering gestroomd. De uitstroom naar betaald werk is 30%, 8% stroomde
om een andere reden uit. 45% van de kandidaten beëindigde het traject
zonder betaald werk te hebben gevonden. Eén op de zes kandidaten (17%)
is voortijdig gestopt met het traject.
Figuur 4.7 Situatie re-integratiekandidaten bij beëindiging traject (n=191) Uitstroom naar werk
In totaal heeft 30% van de trajecten geresulteerd in uitstroom naar betaald
werk. Dat ligt in de buurt van de landelijke cijfers: volgens het SGBO13 lag
13 SGBO, 2007: Assen: van ver gekomen.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
40
het landelijk gemiddelde in 2007 rond de 28%. Het CBS14 becijferde dat
33% van alle deelnemers die een re-integratietraject volgden in 2012, werk
heeft gevonden.
Ruim de helft (55%) van de mensen is uitgestroomd naar een volledige baan
(zonder aanvullende uitkering), 45% vond betaald werk met ondersteuning.
Meestal gaat het om parttime werk, in een aantal gevallen ging het ook om
gesubsidieerd werk in een sociale werkvoorziening, met loonkostensubsidie
of via een leerwerktraject (zie figuur 4.8). Eén op de tien uitstromers is door
Support & Co zelf in dienst genomen
Duurzaamheid van werk Voor ruim de helft van de groep, 33 mensen, is gedurende het onderzoek
ook informatie verkregen over de duurzaamheid van het betaalde werk, via
interviews, gemeenten of omdat zij bij een Superrr werken. Het betreft 17
mensen die een part-timebaan vonden (trede 5) en 16 mensen die volledig
zijn uitgestroomd (trede 6). Van de trede-5 groep is bijna de helft (47%) het
werk inmiddels weer kwijt. Onder de trede-6 uitstromers is het aandeel dat
terugvalt in de uitkering veel lager: 19%. Als deze percentages worden
doorgetrokken naar de hele onderzoekspopulatie, komt het terugval-
percentage op ruim 31%. Dat is vergelijkbaar met het terugvalpercentage dat
werd geconstateerd bij Workfirst-projecten in de gemeenten Helmond en
Meppel, waar ongeveer één op de drie mensen terugstroomde in de
uitkering.15
Naast terugval in de uitkering van mensen die uitstromen naar werk, komt
het ook voor dat mensen die het traject zonder betaald werk eindigen, in de
maanden erna een baan vinden: de zogenaamde ‘baanvinders’. Bij de
controles door gemeenten kwam een aantal baanvinders naar voren. Omdat
dit niet systematisch is onderzocht, kan geen schatting voor de hele
onderzoekspopulatie worden gegeven.
14 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2013/49/minder-mensen-nemen-deel-aan-re-integratietrajecten. 15 Kok et al., 2011: Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
41
Figuur 4.8 Uitstroom naar betaald werk en terugval, gespecificeerd % uitstroom terugval n=58 n=33 Volledige uitstroom (trede 6) 55% 19% Werk met ondersteuning (trede 5): - part time (minder dan 28 u/wk) 33% 47% - sociale werkvoorziening, loonkostensubsidie, leerwerktraject 12% Totaal 100% 31,5% Uitstroom anders Acht procent van de meewerkers zijn uit de uitkering gestroomd om andere
redenen dan werk. In verreweg de meeste gevallen gaat het om verhuizing
naar een andere gemeente. In enkele gevallen is uitstroom naar Aow,
relatievorming, de partner die werk vindt of een sanctie de oorzaak. Deze
groep is niet vertegenwoordigd bij de interviews omdat zij lastig te traceren
zijn. Het is dan ook moeilijk te zeggen of de verplichting tot het volgen van
een re-integratietraject van invloed is geweest op deze uitstroom.
Traject beëindigd, geen betaald werk Bijna de helft van de meewerkers heeft bij het beëindigen van het traject nog
geen betaald werk. Zij stromen door naar een ander traject, gaan
vrijwilligerswerk doen of zitten na het traject bij de Superrr weer thuis. Aan
de hand van de trede op Participatieladder bij aanvang en beëindiging van
het traject is in beeld gebracht wat de trajecten hebben betekend voor hun
afstand tot de arbeidsmarkt (figuur 4.9).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
42
Figuur 4.9 Verschil in trede P-ladder bij afgerond traject zonder betaald werk (n=83) Mutatie op P-ladder na afloop traject Aanvangstrede % cliënten -2 -1 0 +1 +2 +3 1 5% 1% 1% 1% 1% 2 37% 5% 5% 27% 3 22% 1% 5% 16% 4 28% 1% 5% 22% 5 8% 8% Gedurende het traject neemt het aandeel mensen dat in trede 4 of 5 van de
Participatieladder zit (kleine afstand tot de arbeidsmarkt) toe van 26 naar
75% . Die winst wordt vooral geboekt bij de mensen die vanuit trede 2 en 3
stijgen naar trede 4 van de Participatieladder, wat wil zeggen dat zij goed
functioneren in de werksituatie van de Superrr en volgens hun consulent of
bedrijfsleider in staat zijn om de stap naar de arbeidsmarkt te maken.
Uit de interviews blijkt dat deze mensen zelf ook vaak (zelf)vertrouwen
opbouwen en gaan geloven in de mogelijkheid van een betaalde baan (zie
paragraaf 4.7). Dat geldt niet voor iedereen. Met name 45-plussers en
volwassenen die als vluchteling naar Nederland zijn gekomen en al lang
buiten het arbeidsproces staan, schatten hun kansen op de arbeidsmarkt ook
na een traject bij de Superrr laag in.
Voor mensen die een kleine afstand tot de arbeidsmarkt hebben (trede 4),
wordt de afstand tot de arbeidsmarkt alleen kleiner met het vinden van
betaald werk. Als dat niet lukt, leidt het traject niet tot een stijging op de
Participatieladder. Als bij herhaling trajecten worden doorlopen die niet tot
betaald werk leiden, kan dat tot frustratie leiden omdat mensen het gevoel
hebben als onbetaalde arbeidskracht te worden ingezet. Bij de Superrr wordt
dat enigszins gecompenseerd door de prettige sfeer en omdat een bijdrage
wordt geleverd aan een maatschappelijk doel:
“Ik heb na mijn schooltijd altijd gewerkt, 21 jaar lang Toen mijn vader overleed heb ik
acht jaar lang voor mijn moeder gezorgd. Ze werd steeds hulpbehoevender maar ze heeft tot
het einde toe thuis kunnen wonen. Dat eiste wel zijn tol, op mijn werk kon ik op een
gegeven moment mijn targets niet meer halen. De werkgever had geen consideratie met mijn
mantelzorgtaken en het kostte me mijn baan. Ik heb veel gesolliciteerd maar er is weinig
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
43
werk in deze regio, en na verloop van tijd belandde ik van de WW in de bijstand. Van
de sociale dienst moet ik het ene werktraject na het andere volgen. Daarbij wordt de
mogelijkheid van een baan in het vooruitzicht gesteld, maar dat is nog niet uitgekomen.
Het cateringbedrijf waar ik zes maanden heb gewerkt was blij met me, maar heeft nu een
jonger iemand in dienst genomen. Ik heb zelf om een traject bij de Superrr gevraagd omdat
ik het een sympathiek initiatief vind. Ik zag mezelf als een vrijwilliger die een bijdrage
leverde aan de leefbaarheid van een dorp. Ik ben tenslotte een volwaardige arbeidskracht,
ik hoef geen arbeidsvaardigheden te ontwikkelen want die heb ik. Dat vind ik wel een
lastig aspect van de re-integratie inspanningen: ze doen net alsof het aan jou ligt, alsof je
arbeidsgehandicapt bent als je geen baan hebt. Maar er is gewoon weinig werk hier. In de
jaren 80 was dat ook zo, toen kwam er een banenplan voor meer werkgelegenheid.
Waarom gebeurt dat nu niet? Eigenlijk ben ik ook boos op de gemeente, want ze houden
helemaal geen rekening met het feit dat ik door mijn mantelzorgtaken in deze situatie zit”
(Man, 46 jaar, alleenstaand, MBO opleiding).
Een kleine groep begon het traject bij de Superrr vanuit trede 5 van de
Participatieladder. Het merendeel betreft werknemers van de sociale
werkvoorziening die tijdelijk bij de Superrr zijn gedetacheerd. Daarna gaan
zij terug naar de sociale werkvoorziening. Hun positie op de
Participatieladder blijft dus ongewijzigd maar dat lag vooraf al vast.
Tenslotte zijn er enkele mensen die na het traject bij een Superrr dalen op de
Participatieladder. Gemeenten lichten toe dat het gaat om mensen van wie
tijdens het traject duidelijk werd dat hun afstand tot de arbeidsmarkt groter
is dan vooraf ingeschat. Zo zijn er enkele meewerkers voor wie het doel van
re-integratie naar betaald werk is bijgesteld naar participatie door middel van
dagbesteding.
Voortijdige uitval Niet iedereen voltooit het re-integratietraject bij de Superrr. Eén op de zes
mensen stopt binnen de zes maanden, en soms al veel sneller. Als meest
voorkomende reden wordt (gebrek aan) lichamelijke of psychische
belastbaarheid genoemd. De tweede reden is dat mensen zelf afhaken. Een
kleine groep wordt uit het traject gehaald in verband met ongewenst gedrag
of diefstal. Ook deze groep bleek moeilijk te traceren en is niet
vertegenwoordigd bij de geïnterviewde kandidaten.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
44
4.6 Relatie met persoonskenmerken De uitstroom naar werk is sterk gerelateerd met de leeftijd van re-
integratiekandidaten en enigszins met de positie op de Participatieladder bij
aanvang van het traject.
Hoe jonger de kandidaten, hoe hoger het aandeel kandidaten dat betaald
werk vindt tijdens een traject bij Support & Co (zie figuur 4.10). Het relatief
hoge aandeel 50-plussers dat uitstroomt naar werk is enigszins vertekend
omdat de uitstroom als percentage van de beëindigde trajecten is berekend.
Relatief veel 50-plussers zijn nog in traject, omdat zij vaak langere trajecten
hebben in de vorm van participatieplaatsen. Figuur 4.10 Uitstroom naar werk in relatie tot leeftijd
Ook de positie op de Participatieladder bij aanvang van het traject is van
invloed. Trede 1 en 2 kandidaten hebben een lagere kans op uitstroom naar
betaald werk dan kandidaten met aanvangstrede trede 3 of 4. Tussen de
treden 3, 4 en 5 ligt het uitstroompercentage dicht bij elkaar (zie figuur 4.11).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
45
Figuur 4.11 Uitstroom naar werk in relatie tot aanvangstrede P-ladder
Er is nauwelijks verschil in de mate waarin vrouwen en mannen uitstromen
naar betaald werk. Mannen zijn wel oververtegenwoordigd in de groep die
om andere redenen uit de uitkering stroomt (zie figuur 4.12). Het gaat
meestal om verhuizing. Blijkbaar zijn mannen mobieler dan vrouwen. Het
feit dat vrouwen vaker thuiswonende kinderen hebben dan mannen, speelt
daarbij mogelijk een rol: vier van de vijf kandidaten met thuiswonende
kinderen, zijn vrouwen. De vraag of het re-integratietraject een rol speelt bij
het besluit naar elders te vertrekken, is niet met zekerheid te beantwoorden. Figuur 4.12 Resultaten trajecten voor vrouwen en mannen 1=voortijdige uitval, 2=traject beëindigd, geen baan, 3= uitstroom naar werk, 4= uitstroom anders, 5=nog in traject
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
46
De analyse op achtergrondkenmerken als woonsituatie en opleidingsniveau
werd bemoeilijkt door de onvolledigheid van data en de zeer kleine omvang
van bepaalde categorieën. Zo waren er maar weinig re-integratiekandidaten
die nog bij hun ouders of met partner woonden. Tussen de twee grote
categorieën, alleenwonenden en mensen met een gezin, zijn geen verschillen
in uitstroom naar werk gevonden. Bij het opleidingsniveau waren alleen
vmbo en mbo ruim vertegenwoordigd. Ook hier zijn geen significante
verschillen in uitstroom naar werk gevonden.
4.7 Relatie resultaat en duur van trajecten
In paragraaf 4.4 kwamen de verschillen in duur van de trajecten al aan de
orde. Re-integratietrajecten bij de Superrr vallen onder de noemer ‘werk-
ervaringsplaatsen’ of ‘participatieplaatsen’. Werkervaringsplaatsen zijn
bedoeld voor mensen die in staat worden geacht op termijn weer betaald
werk te doen en kennen doorgaans een duur van zes maanden. Die duur is
mede vastgesteld om de positie van trajectkandidaten te beschermen.
Participatieplaatsen zijn van langere duur en zijn bedoeld voor mensen die
naar verwachting weinig tot geen kans maken op regulier betaald werk. De
re-integratieresultaten van de Superrr laten echter zien dat ook langdurige
trajecten tot uitstroom naar werk kunnen leiden. Figuur 4.13 geeft de
resultaten van trajecten weer naar duur van het traject. Daaruit blijkt dat de
trajecten van zes tot negen maanden relatief de beste resultaten boeken in
termen van uitstroom naar werk. Maar ook van de mensen die langer dan
twee jaar een meewerktraject bij de Superrr doen, vindt ruim een derde
alsnog betaald werk.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
47
Figuur 4.13 Resultaten van trajecten naar duur van het traject
Omdat de omvang van de groepen niet gelijk is (een trajectduur van drie tot
zes maanden komt het meest voor), kunnen percentages een vertekend
beeld geven. Figuur 4.14 laat de verdeling zien van alle mensen die
uitstromen naar werk over de duur van trajecten. Ook daaruit blijkt dat de
meeste mensen die zijn uitgestroomd naar werk, langer dan zes maanden
een traject bij de Superrr hebben gevolgd.
Figuur 4.14 Trajectduur van de uitstromers naar werk
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
48
Voor slechts één op de drie uitstromers (34%) volstond de standaardduur
van een werkervaringsplek om werk te vinden. Nog eens een kwart had
voldoende aan een verlenging met drie maanden en vond binnen negen
maanden een baan. Maar liefst 42% van de uitstromers naar werk volgde
langer dan negen maanden, soms zelfs jarenlang, een traject bij de Superrr.
Bij hen leidde een participatieplaats dus tot terugkeer naar de arbeidsmarkt.
Dit is een interessant fenomeen, omdat (jaren)lange trajecten niet
gebruikelijk zijn bij re-integratie. Maar de ontwikkeling die nodig is om de
stap naar de arbeidsmarkt te maken, verschilt per persoon en vergt dus
maatwerk. Een langer traject kan zijn vruchten afwerpen. De hamvraag
daarbij is of een traject niet langer duurt dan nodig is voor de uitstroom naar
werk. Daarbij gelden een drietal overwegingen:
1. de bescherming van trajectkandidaten tegen misbruik als gratis
arbeidskracht door werkgevers. Dat risico is niet denkbeeldig maar kan
worden ondervangen door trajectkandidaten niet te verplichten maar de
keus te geven om bij een bedrijf te blijven als een langere re-
integratieperiode nodig is;
2. de uitkeringslasten voor de gemeenten: als iemand in staat is om betaald
werk te doen, is het niet de bedoeling dat hij langer in een traject blijft
en daardoor mogelijk minder intensief zoekt naar een baan (‘lock-in
effect’). Betrokkenheid van consulenten bij het verlengen van de
trajectduur is daarom belangrijk;
3. de hoge kosten van lange trajecten. Op dit moment is dat een
theoretische overweging bij de Superrrs. Er is sprake van een lump sum
financiering voor beschikbare capaciteit in combinatie met een
onderbenutting van diezelfde capaciteit. De schaduwprijs van een
langere trajectduur is dan gelijk aan nul want er worden geen andere
kandidaten verdrongen van een re-integratieplaats. Bij een volledige
benutting van de capaciteit, zoals in de gemeente Lochem, is het
kostenaspect wel relevant. Dan speelt de afweging of de investering in
een lang traject gerechtvaardigd is met het oog op de resultaten die dat
oplevert. Zo’n afweging zal voor iedere persoon afzonderlijk gemaakt
moeten worden door de consulent.
.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
49
Uit de interviews bleek dat een lang traject wel degelijk goed besteed kan
zijn, als de betreffende persoon ‘van ver moet komen’. Dergelijke trajecten
hebben raakvlakken met zorg en ondersteuning, en liggen feitelijk op het
grensvlak van de Participatiewet en Wmo. Zo worden soms kosten op het
gebied van persoonlijke begeleiding, een leerplichtambtenaar, of anderszins
bespaard:
“Op mijn 23e begon ik bij de Superrr. Tot die tijd had ik diverse dingen geprobeerd maar
het was allemaal niets geworden. Ik las in de krant over re-integratie bij de Superrr en
heb me toen aangemeld. Ik heb het er erg naar mijn zin gehad. Er is goede begeleiding, ze
hebben me in alles ondersteund, ook op het persoonlijke vlak. De wetenschap dat je
achtervang hebt, geeft veel rust. Het contact met dorpsgenoten was ook belangrijk voor mij,
op het laatst ken je alle klanten en zij jou. Ik heb nu een brede supermarktervaring, ik
kan alles tot de kassa aan toe, en ik heb zelfvertrouwen gekregen. De mensen van de
Superrr hebben me ook gestimuleerd mijn MBO diploma te halen. Ik had de opleiding
namelijk niet afgemaakt. De gemeente heeft geholpen met de financiering, op voorwaarde
dat ik het in één jaar zou halen. En dat is gelukt. Op het laatst ging het bij me knagen:
ik werkte vier dagen bij de Superrr en de bijstand is alleen genoeg om je rekeningen te
betalen. Ik wilde wel iets meer te besteden hebben. Toen ik dat aankaartte, heeft de
bedrijfsleider met de gemeente geregeld dat ik bij een supermarkt aan de slag kon met
loonkostensubsidie. Mijn contract is inmiddels met een half jaar verlengd.” (man, 27 jaar,
alleenstaand, fysieke beperking)
4.8 Ervaringen van re-integratiekandidaten zelf Met 21 P-wet cliënten die een traject bij een Superrr-vestiging volgen of
hebben gevolgd, zijn interviews gehouden om aanvullende kwalitatieve
informatie te verzamelen. Het gaat om een divers samengestelde groep uit
de onderzoekspopulatie. Alleen mensen uit de categorie “voortijdige uitval”
en “uitstroom om andere redenen dan werk” ontbreken: het bleek
onmogelijk hen te traceren. Een opvallend gegeven dat bij de interviews
naar voren kwam, is dat veel mensen met een beperking te kampen hebben
in de vorm van een fysieke kwaal, ggz-problematiek of een taalachterstand
(zie figuur 4.15).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
50
Figuur 4.15 Kenmerken van geïnterviewde re-integratiekandidaten Geslacht M V 10 11 Leeftijd < 30 jr 30-40jr 40-50jr 50+ 3 6 6 6 Woonsituatie alleen met kinderen met partner bij ouders 9 7 3 2 Beperkingen fysiek psychisch taal
6 5 4 Aanvangstrede P-1 P-2 P-3 P-4 2 12 3 4 Trede na traject P-3 P-4 P-5 P-6 1 11 6 3 Matching
Het merendeel van de mensen was door de sociale dienst benaderd met het
voorstel om een traject bij de Superrr te volgen. Een viertal personen had
zelf het initiatief daartoe genomen.
Niet iedereen was blij met het voorstel van de sociale dienst: ruim een derde
had weinig zin in het traject en begon met frisse tegenzin. De meerderheid
stond echter redelijk tot heel positief tegenover het voorstel omdat zij zelf
ook behoefte voelden iets te ondernemen. Er was geen relatie tussen het
aanvankelijke animo en de ervaringen van kandidaten of de resultaten van
het traject. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de mensen die
voortijdig zijn afgehaakt, niet in deze groep zijn vertegenwoordigd. Het is
dus geen representatief beeld, maar toont wel aan dat enige druk van de
sociale dienst positieve resultaten niet in de weg hoeft te staan.
Waardering van een traject bij de Superrr De overgrote meerderheid van de mensen die zijn geïnterviewd, is zeer
positief over het werken bij een Superrr. Voor velen geldt dat zij er het
liefste altijd zouden blijven werken. De goede sfeer en gezelligheid spelen
daarbij een grote rol. De begeleiding wordt over het algemeen geroemd: de
staf is betrokken en biedt een luisterend oor, ze hebben geen oordeel over je
achtergrond, ze staan klaar met hulp en advies bij het werk maar ook bij
privé zaken. Het woord ‘veiligheid’ viel daarbij meermalen als
onderscheidend kenmerk van het werk bij een Superrr. Voor mensen die
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
51
onzeker zijn over hun mogelijkheden is dat bevorderlijk om zich rustig te
ontwikkelen:
“Na vijf jaren van ziekte en getob met fysieke problemen, wilde ik weer aan de slag. Het
traject bij de Superrr bood een veilige omgeving om inzicht te krijgen in mijn
mogelijkheden en zelfvertrouwen op te bouwen. Ook hebben ze me geholpen met mijn
CV. Ik heb er met veel plezier gewerkt en weet nu wat ik wel en niet aankan. Ik heb er
alle vertrouwen in dat ik een baan ga vinden” (vrouw, 40 jaar, gezin met kinderen, 15
jaar werkervaring)
“Na mijn MBO opleiding heb ik zeven jaar lang gewerkt. Toen kreeg ik problemen en
ben ik een jaar of vijf, zes uit de running geweest. Nu wil ik weer een baan maar dat is
niet eenvoudig. Het traject bij de Superrr heb ik zelf gezocht want ik wil het gat in mijn
CV dichten. Ik heb het er goed naar mijn zin, mijn communicatieve vaardigheden zijn
verbeterd en ik heb weer ritme in mijn dagen gekregen. Ik heb de kennis uit mijn
opleiding opgefrist en kan nu ook de kassa aan. Het is niet eenvoudig om werk te vinden
maar ik blijf zoeken. Eens moet het lukken” (man, 37 jaar, alleenstaand, mbo-
opleiding)
Anderen waarderen de veilige omgeving als contrast met vervelende
ervaringen die zij hebben opgedaan in het verleden:
“Ik heb jarenlang productiewerk gedaan en dat was verschrikkelijk: ik werd er onbeschoft
behandeld, uitgescholden en steeds met ontslag bedreigd. Hier bij de Superrr werk ik met
veel plezier, alles is hier goed geregeld”(man, 40 jaar, alleenstaand, mbo- opleiding)
De regelmaat, het functioneren in een ‘echte’ werkomgeving (weer meetellen
in de maatschappij) en de contacten met het dorp zijn andere elementen die
herhaaldelijk worden genoemd als positieve aspecten van het traject.
Jongere mensen hebben doorgaans meer waardering voor de
ontwikkelingsmogelijkheden die het traject biedt dan ouderen. Ouderen
hebben vaak al werkervaring, soms zelfs jarenlang, en vinden het idee dat ze
arbeidsvaardigheden moeten ontwikkelen aanmatigend. Zij wijten het feit
dat zij geen werk hebben aan leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt en
het gebrek aan banen. Dat idee is niet uit de lucht gegrepen: leeftijd is een
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
52
belangrijke en constante factor bij langdurige werkloosheid.16 De wat oudere
groep waardeert het werk in de Superrr vaak wel maar om andere redenen:
“Ik moest van de sociale dienst een re-integratietraject doen. Toen heb ik voor de Superrr
gekozen. De winkel ligt niet in mijn woonplaats en dat gaf me een nieuwe kans. Ik had
al de nodige vaardigheden dus ik heb niet zoveel nieuws geleerd. Maar de kleinschaligheid
en persoonlijke benadering van de Superrr spreken me erg aan en het contact met collega’s
en klanten is goed. Ik werk er nu 4 dagdelen per week en vind het zo leuk dat ik na het
traject denk te blijven als vrijwilliger. De sociale dienst wil dat ik betaald werk zoek,
maar dat is moeilijk te combineren met de zorgtaken die ik ook heb” (vrouw, 56 jaar,
alleenstaand, lbo-opleiding, 15 jaar werkervaring, sinds meer dan 20 jaar een
bijstandsuitkering).
Een minderheid van de mensen met wie is gesproken heeft het traject niet
zo positief ervaren omdat zij zich niet gewaardeerd voelden of omdat het
werk in de winkel hen niet ligt. Als reden dat zij het traject wel hebben
afgemaakt, geven zij aan dat het beter is dan steeds thuis zitten en dat de
sociale dienst het wilde:
“De sociale dienst heeft mij op een traject bij de Superrr gezet. In 2000 ben ik met mijn
gezin naar Nederland gevlucht. Het duurde een aantal jaren voor we een status kregen, in
die tijd deed ik veel vrijwilligerswerk in een kringloopwinkel. Toen ik eenmaal een
bijstandsuitkering had, heb ik bij verschillende bedrijven stage gelopen. Voor ik bij de
Superrr begon had ik twee jaar niets gedaan vanwege gezondheidsproblemen. De
bezorgdienst vond ik leuk, het werk in de winkel ligt me niet zo. Maar het is beter dan
thuiszitten en mijn Nederlands is verbeterd door het intensieve contact met mensen. Nu
doe ik vier ochtenden in de week vrijwilligerswerk dat beter bij me past. Zo blijf ik actief.
Mijn kinderen zijn hier goed terecht gekomen, dat is belangrijk. Voor mij is er weinig
kans op een betaalde baan: ik spreek de taal niet perfect, heb geen Nederlandse diploma’s
en ben boven de 50: welke werkgever gaat mij nog aannemen? Mijn consulent zei dat er
nu een mogelijkheid is via een uitzendbureau, misschien wordt dat wat”. (man, 55,
getrouwd en buitenlandse afkomst)
Effecten van trajecten bij de Superrr Tijdens de interviews is mensen gevraagd om aan de hand van een aantal
stellingen de effecten van het meewerktraject bij de Superrr op hun
persoonlijke en arbeidsmarktsituatie aan te geven. De resultaten staan
16 Algemene Rekenkamer, 2016: Re-integratie van oudere werklozen.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
53
weergegeven in figuur 4.16. Omdat er markante verschillen zijn tussen
oudere en jongere mensen, zijn de resultaten uitgesplitst in twee
leeftijdsgroepen.
Figuur 4.16 Effecten van meewerktrajecten volgens deelnemers* Allen (n=21) < 40 jr (n= 9) 40 en ouder (n=12) Veranderingen in persoonlijke situatie Sinds ik bezig ben (geweest) met het traject bij de Superrr: Is er niets veranderd in mijn leven 24% 0% 42% Eet ik op vaste tijden, ga ik op vaste tijden naar bed 33% 44% 25% Kom ik gemakkelijker uit mijn bed 43% 67% 25% Doe ik meer 81% 89% 75% Verveel ik me minder 57% 67% 50% Heb ik nieuwe dingen geleerd 81% 100% 67% Kan ik de dingen beter aan 43% 67% 25% Los ik gemakkelijker mijn eigen problemen op 19% 33% 8% Voel ik me niet meer alleen 24% 22% 25% Ga ik gemakkelijker de deur uit 38% 44% 33% Heb ik meer vrienden en kennissen 33% 33% 33% Voel ik me gezonder 48% 67% 33% Veranderingen in situatie op de arbeidsmarkt Sinds ik bezig ben (geweest) met het traject: Heb ik dingen geleerd die helpen bij het vinden van een betaalde baan 43% 56% 33% Is er veel veranderd in mijn situatie op de arbeidsmarkt 48% 78% 25% Heb ik meer kans op betaald werk 43% 67% 25% Heb ik meer zin om te gaan werken 38% 67% 17% Ben ik meer gaan solliciteren* 31% 33% 30% * excl de mensen die een baan hebben gevonden
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
54
Ruim 40% van de oudere groep stelt dat er niets is veranderd in zijn/haar
persoonlijke leven. Bij de jongere groep onderschrijft niemand die stelling.
Dat sluit aan bij het gevoel van veel 40-plussers dat ze niets meer hoeven te
leren van een re-integratietraject.
Het grootste effect van een meewerktraject blijkt dat van activering te zijn:
acht van de tien mensen zeggen nu meer te doen, nieuwe dingen te hebben
geleerd en ruim de helft verveelt zich minder. Dat geldt ook voor een deel
van de mensen die zeggen dat er niets is veranderd in hun leven.
Onder de jongere groep zijn ook het dagritme (vooral uit bed komen), het
gevoel de dingen beter aan te kunnen en de ervaren gezondheid belangrijk
verbeterd; bij ouderen speelt dit in veel minder mate.
De sociale participatie (zich minder alleen voelen, makkelijker de deur
uitgaan, meer vrienden en kennissen) is verbeterd bij zo’n 20 tot 40% van
alle respondenten, zonder grote verschillen per leeftijdsgroep.
Bij de ervaren effecten op de arbeidsmarktsituatie, spelen de verschillen
tussen jong en oud nog sterker. De meerderheid van de jongeren vindt dat
zijn situatie in diverse opzichten is verbeterd, terwijl veel minder ouderen
dat gevoel hebben. Jongeren zeggen in grote meerderheid (67%) dat zij meer
kans hebben op betaald werk, bij ouderen gaat het om slechts 25%. Voor de
totale groep is dat 43%.
De lagere kans die ouderen ervaren op de arbeidsmarkt wordt bevestigd
door de resultaten van Superrr-trajecten (zie figuur 4.10, blz 39). Ook
landelijk is vastgesteld dat de kans op een baan na een re-integratietraject
vermindert bij een hogere leeftijd.17
Het enige aspect met betrekking tot de arbeidsmarktsituatie waarop beide
groepen overeen komen, is het sollicitatie gedrag. Slechts drie op de tien
mensen is meer gaan solliciteren door het re-integratietraject. In een aantal
gevallen was dat omdat mensen al veel sollicitaties deden, in veel gevallen
bleek echter dat de kandidaten verwachten dat de sociale dienst hen helpt bij
het vinden van een baan:
17 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2013/49/minder-mensen-nemen-deel-aan-re-integratietrajecten.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
55
“Ik heb in mijn leven van alles gedaan en veel verschillende banen gehad. Na mijn
scheiding kreeg ik een burn out, toen kon ik een tijd niet werken. Nu doe ik een traject
bij de Superrr. Dat is leuk, het biedt me een goed tijdverdrijf maar ik betwijfel of het
meerwaarde heeft voor mijn kans op betaald werk. Ik kan immers alles al. Met de sociale
dienst heb ik afgesproken dat ik hier blijf tot ik iets anders heb gevonden. Ik ben wel toe
aan iets dat meer uitdaging biedt. Ik denk dat ik te oud en te duur ben voor betaald
werk. Ander vrijwilligerswerk ligt meer in de lijn der verwachting. Ik wacht af wat de
sociale dienst te bieden heeft (‘kom maar op’) en kijk ook zelf om me heen naar
mogelijkheden. Zo houd ik zelf de regie over mijn leven” (Vrouw, 55 jaar, thuiswonend
kind, diverse opleidingen en cursussen)
Vergelijking met effecten van andere re-integratieprogramma’s De ervaren effecten van re-integratietrajecten zijn ook gemeten in de
gemeenten Helmond en Assen. In Assen betrof het fase 4-cliënten die aan
een re-integratietraject hadden deelgenomen, in Helmond ging het om
deelnemers van Direct Werk en Helmond Actief, een programma gericht op
bemiddeling naar werk, sociale activering of zorg.18 Het aandeel oudere
trajectkandidaten ligt in alle drie programma’s lager dan onder de
ge-interviewden in dit onderzoek.19 Figuur 4.17 geeft een overzicht van de ervaren effecten.
Gezien het beperkte aantal respondenten (n=21) is representativiteit van de
ervaringen bij de Superrr niet gegarandeerd. Het gaat uitsluitend om een
indicatie. Op basis daarvan lijken de trajecten bij de Superrr relatief veel
effect te sorteren op opleidingsaspecten (nieuwe dingen leren) activering
(meer doen, minder verveling), gezondheid en weerbaarheid (dingen
aankunnen). Het probleemoplossend vermogen van deelnemers verbetert
minder dan in andere programma’s. Opvallend is dat in de Superrr-groep
minder mensen zeggen dat er niets is veranderd in hun leven, terwijl het
aandeel ouderen hoger is.
18 SGBO, 2007: Assen: van ver gekomen en SGBO, 2007: Re-integratie in Helmond. 19 Assen: 45% 45 jaar of ouder; Direct werk: 36% ouder dan 39 jaar; Helmond Actief: 47% ouder dan 39 jaar. Superrr’s: 57% ouder dan 40 jaar.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
56
Figuur 4.17 Ervaren effecten re-integratietraject op persoonlijke situatie
Ook qua ervaren effecten op de arbeidsmarktpositie lijken de effecten van
de Superrr kandidaten niet onder te doen voor die van andere trajecten (zie
figuur 4.18).
Figuur 4.18 Ervaren effecten van trajecten op de arbeidsmarktpositie Rol van traject bij betaald werk
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
57
Aan de mensen die inmiddels betaald werk hebben gevonden, is gevraagd
hoe belangrijk het traject bij de Superrr is geweest om weer aan het werk te
komen. Het ging om mensen in de leeftijd van 22 tot 46 jaar. Van de acht
personen antwoordden er zes dat het traject ‘heel belangrijk’ is geweest, één
‘enigszins belangrijk’ en één ‘moeilijk te zeggen’. Een ruime meerderheid
vindt dus dat het traject een (grote) rol heeft gespeeld bij het vinden van
betaald werk.
Op een schaal van 1 tot 4 waarderen vijf mensen hun huidige werk met een
4 (zeer tevreden), één met een 3 (redelijk tevreden) en twee met een 2 (wel
oké maar moet beter worden). Eén baan is part-time, de overige banen
variëren van 28 tot 40 uur per week.
Redenen voor tevredenheid met de baan zijn aspecten van het werk zelf
(leuk werk, leuke collega’s, perspectief op doorgroei), maar veel mensen
noemen ook het feit dat ze geen bemoeienis van de sociale dienst meer
hebben (autonomie) als belangrijk pluspunt.
Minder positieve kanten die werden genoemd zijn de onzekere
arbeidspositie (tijdelijk en/of 0-uren contract) en de confrontatie met eigen
beperkingen: één persoon viel terug in oude gewoonten en is inmiddels de
baan weer kwijt, een ander heeft moeite met het arbeidsritme en vreest dat
dat hem zijn baan kan gaan kosten.
Financieel betekende een betaalde baan een verbetering variërend van 100
tot 600 euro per maand voor betrokkenen: zij kwalificeerden dat als ‘iets
beter’ tot een ‘forse vooruitgang’. Niemand van de mensen die betaald werk
vonden noemde een armoedeval, terwijl enkele mensen die geen baan
hebben dat wel als argument aanvoerden om het belang van betaald werk te
relativeren.
“Nadat ik mijn (creatieve) MBO opleiding had afgerond, heb ik drie jaar lang
gesolliciteerd maar ik kwam nergens aan de bak. Ik woonde nog thuis bij mijn ouders en
mijn broer. Die was ook werkzoekend. Het is verschrikkelijk om zolang niets te doen te
hebben, op het laatst weet je niet meer waarvoor je je bed uit moet komen. De sociale
dienst kwam met het voorstel om een traject te doen en daar was ik blij mee. Ik had echt
behoefte om iets te gaan doen. Ik heb voor de Superrr in mijn eigen dorp gekozen. Ik vond
het er ontzettend leuk, als het had gekund was ik zeker gebleven! Ik was weer onder de
mensen en kreeg goede begeleiding bij het inwerken. Als ik problemen had, was er altijd
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
58
hulp en begrip. Ik begon met drie dagdelen en bouwde dat op tot bijna full-timewerk. Tja,
dan werk je gewoon en je krijgt er maar 780 euro (uitkering) voor. Dat vond ik wel
bezwaarlijk. En door de kostendelersnorm bestond de kans dat ik 400 euro gekort zou
worden op mijn uitkering. Toen ben ik hard gaan zoeken en vond een tijdelijke baan.
Het werk bij de Superrr is heel belangrijk geweest om betaald werk te krijgen: je hebt
weer arbeidsritme en werkervaring op je CV. Ineens was ik niet meer te oud, te jong of
een andere vage reden die ik voorheen altijd te horen kreeg. Inmiddels heb ik al
verschillende banen gehad, het zijn steeds tijdelijke contracten op een 0-uren basis maar
het geeft me behoorlijk meer financiële armslag. Ik ben naar de stad verhuisd, dat wilde ik
altijd al, en woon daar nu samen met mijn vriend (vrouw, 24 jaar, mbo-opleiding).
Ook in immaterieel opzicht kan een baan een groot verschil maken.
Verschillende mensen vertelden dat ze psychische problemen hadden en
door de re-integratie en hun huidige baan zich veel beter voelen:
“Twintig jaar geleden ben ik naar Nederland gevlucht vanwege de politieke onrust in mijn
land. Ik heb mijn inburgeringscursus gedaan maar de taal blijft moeilijk. Ik woon alleen,
en had niets te doen. Al mijn buren werken, en ik zat hier maar. Ik kreeg er heel veel
stress van. Via de sociale dienst ben ik enkele re-integratietrajecten gaan doen, ook bij de
Superrr. Ik was blij om weer onder de mensen te zijn, gezelschap doet me goed en ik kan
nu mijn Nederlands ook verbeteren. De mensen bij de Superrr zijn erg aardig, ik vond
het er helemaal goed. Nu heb ik een tijdelijk contract bij een bedrijf van de gemeente en ik
volg een cursus machineonderhoud. Als ik die haal, kan ik er blijven werken. Dit sluit
heel goed aan bij de opleiding en het werk dat ik in mijn land deed, ik ga die cursus zeker
halen! Ik voel me een stuk beter nu ik werk en collega’s heb en weer kan doen waar ik
goed in ben (man, 46 jaar, alleenstaand, geen Nederlandse diploma’s).
Relatie met de factoren van Wanberg Op basis van deze ervaringen kan worden geconcludeerd dat de interventie
van Support & Co vooral aangrijpt op de factoren ‘menselijk kapitaal’ en
‘beperkingen’ uit het model van Wanberg.20
De kennis en vaardigheden van deelnemers worden versterkt, met name
waar het de ‘soft skills’ betreft zoals arbeidsritme, plezier in het werk,
zelfvertrouwen en communicatieve vaardigheden. Voor mensen die op dat
vlak behoefte hebben aan versterking is een traject bij de Superrr een veilige
20 TNO, 2015: Quick scan van wetenschappelijke literatuur gemeentelijke uitvoeringspraktijk. Zie bijlage 3
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
59
en effectieve manier om dat te bereiken.
In het verlengde daarvan kan een traject bij de Superrr ook bijdragen aan het
wegnemen of verkleinen van beperkingen. Concrete voorbeelden daarvan
zijn taalbeheersing, aantoonbare werkervaring of gebrek aan diploma’s. De
aanpak kan ook de psychische stabiliteit van kandidaten verbeteren. De
veiligheid die mensen bij een Superrr ervaren is daarbij een kernkwaliteit. In
combinatie met de mogelijkheid tot een langdurig traject, ontstaat feitelijk
een verbreding van ‘gewone’ re-integratie naar een maatschappelijk
ondersteuningstraject.
Voor mensen die geen arbeidsbeperkingen hebben maar moeilijk aan de slag
komen door discriminatie op de arbeidsmarkt, is een traject bij de Superrr
minder geschikt. Dat is zichtbaar bij de mensen die wat ouder zijn en vaak al
werkervaring hebben Zij hebben behoefte aan een baan maar achten de
kans daarop klein. Re-integratie-inspanningen gericht op het vergroten van
de (perceptie van) kans op werk lijken meer gepast voor deze groep. Een
traject bij de Superrr wordt vooral als maatschappelijke tegenprestatie
gezien; het risico van ‘lock-in’-effecten is groot.
4.9 Samenwerking met sociale diensten
Het succes van de re-integratiediensten van een Superrr-vestiging is sterk
afhankelijk van de samenwerking met de gemeentelijke sociale dienst. Die
verloopt in veel gevallen niet zo soepel. In hoofdstuk 1 kwam al aan de orde
dat sociale diensten het contract met de Superrr soms als een oneigenlijke en
onder politieke druk opgelegde verplichting beschouwen. Vervolgens wordt
de beschikbare capaciteit bij een Superrr ook vaak slecht benut. Over de
oorzaken daarvan zijn geen uitspraken in het algemeen te doen omdat het
onderzoek hier alleen voor Lochem en Steenwijkerland nader op in is
gegaan (zie hoofdstuk 7). Wel is duidelijk dat veel gemeenten hier een kans
laten liggen.
Kok schetst op treffende wijze hoe de samenwerking tussen gemeenten en
commerciële re-integratiebedrijven begin deze eeuw voor de nodige
perikelen heeft gezorgd.21 Als reactie daarop zijn veel gemeenten de
re-integratie zelf gaan uitvoeren. Zij maken daarbij veelal gebruik van de
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
60
diensten van aan de gemeente gelieerde partijen. De sociale werkvoorziening
speelt daarin een hoofdrol. Zo konden gemeenten gelden uit het werkdeel
van de Wwb gebruiken om tekorten op de sociale werkvoorziening aan te
vullen.22 In de huidige omstandigheden gebeurt in feite hetzelfde: de
oplopende tekorten van sociale werkvoorzieningen drukken op het
Participatiebudget, waardoor gemeenten minder middelen reserveren voor
de inkoop van re-integratiediensten bij externe partijen. Daarmee komt de
positie van een Superrr als re-integratiepartner verder onder druk te staan.
Het concept van Support & Co vraagt om een beleidscontext gericht op
samenwerking: gemeenten die een sterke regierol combineren met een
nauwe samenwerking met re-integratiebedrijven voor de uitvoering.23 Deze
gemeenten zetten in op betere prestaties door intensieve samenwerking met
een beperkt aantal bedrijven die bereid moeten zijn om te investeren in een
lange-termijn relatie. Als die context ontbreekt, doen gemeenten en Support
& Co er beter aan de samenwerking niet op re-integratiediensten te baseren.
21 Kok et al., 2011: Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken. 22 SEOR, 2007: Reïntegratie door gemeenten: zelf doen, uitbesteden of samenwerken? 23 Idem
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
61
5 Resultaten dagbesteding Mensen met een verstandelijke beperking zijn gebaat bij een positie als
‘meewerker’ in een Superrr. Zij werken er jarenlang en met veel plezier,
vergroten zo hun sociaal kapitaal en ontwikkelen hun arbeidsvaardigheden.
Mensen met lichtere beperkingen ontwikkelen zich dusdanig goed dat zij na
verloop van tijd op veel fronten geschikt lijken voor de arbeidsmarkt, al
blijven een aantal beperkingen bestaan, zoals psychische belastbaarheid en
stressbestendigheid. De trajecten voor deze groep lijken daarmee op
re-integratietrajecten, zij het van veel langere duur. Bij mensen met een
psychische beperking zijn de ervaringen minder positief.
5.1 Onderzoekspopulatie Van de 40 dagbestedingscliënten hebben 16 mensen een psychische, 22 een
verstandelijke beperking en twee mensen een lichamelijke beperking. De
rapportage beperkt zich tot mensen met een psychische en verstandelijke
beperking. Binnen die groepen bestaat overigens veel variatie en soms is er
sprake van een additionele beperking (bv psychische beperking en een laag
IQ, verstandelijke beperking met lichamelijke beperking).
Figuur 5.1 geeft een aantal kenmerken van de onderzoekspopulatie weer. In
zowel de groep met een psychische als die met een (lichte) verstandelijke
beperking zijn mannen en vrouwen ongeveer gelijk vertegenwoordigd. Het
gaat om een relatief jonge groep: de overgrote meerderheid is jonger dan 35
jaar. Twee derde van de mensen met een psychische beperking begon de
dagbesteding bij de Superrr vanuit een instelling (begeleid wonen of een
ggz-instelling), een derde woonde zelfstandig: alleen, met partner of in
gezinsverband. Bij de mensen met een verstandelijke beperking ligt die
verhouding omgekeerd: een derde van hen woonde in instellingsverband,
twee derde woonde nog bij de ouders of zelfstandig toen zij bij de Superrr
aan de slag gingen. Inmiddels is een aantal van hen uit het ouderlijk huis
vertrokken naar een begeleide woonsituatie: per medio 2016 is de
verhouding begeleid versus thuiswonend omgekeerd.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
62
Figuur 5.1 Man-vrouw verdeling, leeftijd en woonvorm van dagbestedingscliënten bij aanvang traject lvb= licht verstandelijk beperkt Alle mensen met een verstandelijke beperking hebben speciaal onderwijs
gehad. Van de mensen met een psychische beperking waren maar beperkt
gegevens voorhanden, het betrof veelal een vmbo- of mbo-opleiding. Voor
beide groepen geldt dat vrijwel iedereen een Wajong-uitkering heeft. In een
enkel geval was sprake van een Participatiewet-uitkering.
Mensen met een psychische beperking hebben in een aantal gevallen
werkervaring in een reguliere baan of sociale werkvoorziening. De mensen
met een verstandelijke beperking hebben geen van allen werkervaring. Wel
hebben zij tijdens hun opleiding maatschappelijke stages gedaan als
oriëntatie op de arbeidsmatige dagbestedingsmarkt. De keuze voor de
Superrr is bij diverse mensen met een verstandelijke beperking gemaakt op
basis van hun ervaringen tijdens zo’n stageperiode.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
63
5.2 Leerdoelen Dagbesteding is onderdeel van een breder pakket aan ondersteuning voor de
mensen met een beperking. Voor de mensen die begeleid of in een ggz-
instelling wonen, is de instelling verantwoordelijk voor de dagelijkse
begeleiding. Het gaat dan om een persoonlijk begeleider en aanvullende
woonbegeleiding. De mensen die zelfstandig buiten een instelling wonen,
worden ondersteund door een ambulante begeleider. Voor cliënten die nog
thuis wonen, vervullen ouders een belangrijke rol in de begeleiding.
Support & Co begeleidt de dagbestedingscliënten ‘on the job’. De
verantwoordelijkheid voor de algehele begeleiding ligt bij de zorgorganisatie,
de ouders of de pgb-houder. Met cliënt begeleiders worden afspraken
gemaakt over de doelen van de dagbesteding, als onderdeel van het
zorgplan. De leerdoelen zijn gericht op verbeteringen in de factoren
Menselijk Kapitaal (werkervaring en arbeidscompetenties), Sociaal Kapitaal
(het persoonlijke netwerk en sociale vaardigheden) en Belemmeringen uit
het model van Wanberg.24
Bij de groep met psychische beperkingen ligt de nadruk in leerdoelen sterk
op het ontwikkelen van werkritme en een actieve werkhouding (Human
Capital) en sociale vaardigheden (Social Capital). Daarnaast zijn bij ongeveer
één op de vijf cliënten ook doelen geformuleerd op het gebied van de
persoonlijke weerbaarheid (Belemmeringen). Het gaat dan bijvoorbeeld om
grenzen leren stellen of verbeteren van het zelfbeeld.
Bij de groep met een verstandelijke beperking zijn twee groepen te
onderscheiden op basis van de gestelde doelen. Bij twaalf van de 22 mensen
is ‘dagbesteding’ een belangrijk doel op zich: bezigheden hebben binnen de
mogelijkheden van het individu. Het gaat om mensen met een zwaardere
beperking. Daarnaast zijn ook doelen geformuleerd gericht op de
persoonlijke ontwikkeling van persoonlijke en sociale vaaridgheden, zoals
meer zelfvertrouwen, grenzen leren stellen en omgaan met mensen.
24 Wanberg et al., 2002, in: TNO, 2015: Quick scan wetenschappelijke literatuur gemeentelijke uitvoeringspraktijk.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
64
Bij de tweede groep zijn de doelen vooral gericht op het ontwikkelen van
arbeidscompetenties (Human Capital), vergelijkbaar met die van de groep
met psychische beperkingen.
5.3 Trajectduur Er zijn grote verschillen in de trajectduur van mensen met verstandelijke en
psychische beperkingen. Cliënten met een verstandelijke beperking zijn zeer
stabiel in hun dagbesteding: zij blijven vaak jarenlang bij een Superrr in het
kader van hun dagbesteding. De trajectduur loopt op tot 13 jaar voor de
mensen die al sinds de pilotfase in een winkel werken. Drie van de 22
mensen in de onderzoeksgroep zijn gestopt om redenen als verhuizing,
beperkingen in fysieke belastbaarheid en de behoefte om nieuwe ervaringen
op te doen.
Figuur 5.2 Trajectduur van mensen met een verstandelijke beperking rood: cliënt is inmiddels gestopt blauw: cliënt nog in traject
Bij de mensen met een psychische beperking is het patroon grilliger. De
meerderheid (62%) stopt binnen twee tot acht maanden zijn dagbesteding
bij de Superrr. In de meeste gevallen was dat de keuze van de cliënt, soms
moest een traject worden stopgezet in verband met een terugval of omdat er
sprake was van onaanvaardbaar gedrag. Zes van de 16 trajecten zijn
aanzienlijk langer, tot soms 10 jaar. In vier gevallen betreft het lopende
trajecten (zie figuur 5.3).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
65
Figuur 5.3 Trajectduur van mensen met een psychische beperking rood: cliënt is inmiddels gestopt blauw: cliënt nog in traject
5.4 Effecten van trajecten Support & Co registreert de competentieontwikkeling van meewerkers aan
de hand van drie typen competenties: arbeidsmarktvaardigheden, algemeen
gedrag en persoonlijke kenmerken (zie bijlage 2). Dat is als aanknopingspunt
gebruikt om de competentieontwikkeling van meewerkers met een
beperking in beeld te brengen. De overwegingen hiervoor waren enerzijds
pragmatisch: het is een uniform instrument dat voor alle cliënten wordt
gebruikt en de bedrijfsleiders zijn hiermee bekend. Daarnaast is het een
interessant instrument omdat het de competenties van dagbestedings-
cliënten vanuit werkgeversperspectief weergeeft. Met het oog op de
beleidsmatig gewenste integratie van mensen met beperkingen in de
reguliere arbeidsmarkt, lijkt dat een nuttige toevoeging aan de analyses
vanuit zorgperspectief.
5.4.1 Mensen met een verstandelijke beperking
Bij cliënten met een verstandelijke beperking is onderscheid gemaakt naar de
groep met leerdoelen gericht op de ontwikkeling van arbeidsmatige
competenties, en de groep van mensen voor wie ‘dagbesteding’ een doel op
zich is, in combinatie met de ontwikkeling van sociale vaardigheden.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
66
Tussen beide groepen zijn grote verschillen in competenties bij aanvang van
het traject: de groep die werkt aan de ontwikkeling van arbeidsvaardigheden
scoort op vrijwel alle competenties hoger dan de dagbestedingsgroep (zie
figuren 5.4, 5.5 en 5.6). Die verschillen zijn in de meeste gevallen significant
(zie figuur 5.9). De leerdoelen lijken dus goed afgestemd op het ontwikkelen
van arbeidscapaciteiten als die aanwezig zijn.
Figuur 5.4 Persoonlijke kenmerken van clienten met een verstandelijke beperking blauw = arbeidsmatige leerdoelen groen = dagbesteding als doel
Figuur 5.5 Arbeidsmarktcompetenties van cliënten met een verstandelijke beperking blauw = arbeidsmatige leerdoelen groen = dagbesteding als doel
Figuur 5.6 Werknemersgedrag van clienten met een verstandelijke beperking blauw =arbeidsmatige leerdoelen groen = dagbesteding als doel
Mensen met dagbesteding als doel (12 personen) schieten op veel fronten
tekort vanuit arbeidsmarktperspectief. Hun arbeidsinstelling is merendeels wel
voldoende: ze hebben een positieve houding, zijn gemotiveerd, kunnen
functioneren in teamverband bij de Superrr, tonen inzet en accepteren leiding.
De belastbaarheid (vooral psychisch) en de meeste cognitieve vaardigheden
zijn echter matig.
De mensen die arbeidsmatige ontwikkeling als leerdoel hebben (10 personen),
hebben een veel betere uitgangspositie. Zij scoren op werknemersgedrag ruim
voldoende tot goed. Ook hun arbeidsmarkt-competenties zijn merendeels
voldoende tot ruim voldoende, met uitzondering van zelfstandig en
systematisch werken, probleemoplossend vermogen en het inbrengen van
ideeën. De belangrijkste beperkingen liggen op het gebied van hun
persoonlijke vaardigheden: de psychische belastbaarheid, stressbestendigheid
en sociale redzaamheid zijn zwakke punten. Competentieontwikkeling door meewerktraject Bij vrijwel alle cliënten met een verstandelijke beperking is sprake van een
consistent positieve ontwikkeling in competenties. Om te kijken in hoeverre
de leerdoelen worden gerealiseerd, is voor cliënten ‘dagbesteding’ gekeken
naar de ontwikkeling van sociale vaaridgheden, bij de groep met arbeidsmatige
competenties naar de verbetering van arbeidscompetenties.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
69
Voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden is gekeken naar de
competenties gerelateerd aan communicatie en omgang met mensen, evenals
representativiteit en sociale redzaamheid. De ontwikkelingen per cliënt laten
aanzienlijke verschillen zien, variërend van geen progressie tot een verbetering
in zes van de zeven onderscheiden competenties. Gemiddeld boeken cliënten
vooruitgang zien op 2,6 competenties. In figuur 5.7 is de ontwikkeling per
competentie weergegeven als gemiddelde voor de groep ‘dagbestedings’
cliënten evenals de totaalscore ‘sociale vaardigheden’, berekend als het
gemiddelde van de zeven competenties. De totaalscore laat een stijging zien
van 2,70 naar 3,16 op een schaal van 1 (onvoldoende) tot 5 (goed). Deze
stijging is significant bij een 90% betrouwbaarheidsinterval (p= 0,075).
Figuur 5.7 Ontwikkeling sociale vaardigheden VG clienten ‘dagbesteding’* * dagbesteding als doel, geen arbeidmatige doelen
Meewerktrajecten bij een Superrr dragen zo bij aan de sociale vaardigheden en
vergroten de redzaamheid en weerbaarheid van deze kwetsbare groep. Dat
heeft niet alleen effecten op de werkvloer maar ook daarbuiten (zie paragraaf
5.5). De arbeidsmarktcompetenties van deze groep blijven echter voor een
groot deel onder de maat (zie figuur 5.9). De dagbesteding kan geen functie
vervullen als opstap naar regulier werk.
Voor de groep cliënten met arbeidsmatige leerdoelen is de ontwikkeling in
arbeidsmarktcompetenties en persoonlijke kenmerken onderzocht. Daar lagen
goed
ruim
voldoende
voldoende
matig
onvoldoende
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
70
de meeste verbeterpunten bij aanvang van de trajecten (zie figuur 5.4 en 5.5).
De ontwikkelingen in arbeidsmatige competenties zijn overwegend positief
maar verschillen sterk per individu. De uitersten variëren van geen
vooruitgang tot progressie op elf van de zestien competenties. Gemiddeld is
sprake van verbetering op 4,9 competenties. De grootste gemene deler in de
ontwikkeling is het vermogen om zelfstandig te werken, die bij een ruime
meerderheid van de cliënten verbetert. Ook het vermogen om systematisch en
nauwkeurig te werken neemt sterk toe. Figuur 5.8 laat de gemiddelde
ontwikkeling in arbeidsvaardigheden zien voor de groep (n=10) evenals de
totaalscore arbeidsvaardigheden, berekend als gemiddelde van de zestien
onderscheiden vaardigheden. De totaalscore laat een stijging van 3,49 naar
3,96 op de schaal van 1 (onvoldoende) tot 5 (goed). Dat is een significant
verschil met de aanvangsscore bij een 95% betrouwbaarheidsinterval
(p=0,032).
Op het gebied van persoonlijke kenmerken is er geen sprake van een
significante ontwikkeling. Daarbij moet worden bedacht dat deze groep bij
aanvang van het traject al voldoende scoorde op de kenmerken
communicatieve vaardigheden, mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid en
fysieke belastbaarheid. Sociale redzaamheid, stressbestendigheid en psychische
belastbaarheid waren de zwakke punten. Qua sociale redzaamheid is er
aanzienlijke vooruitgang, gemiddeld is de score nu voldoende. De psychische
belastbaarheid en stressbestendigheid blijven echter matig (zie figuur 5.9).
Overall leidt de ontwikkeling die deze groep doormaakt tijdens een
meewerktraject ertoe dat zij op alle arbeidscompetenties en veel persoonlijke
vaardigheden op het niveau voldoende of hoger komen. Alleen de psychische
belastbaarheid en stressbestendigheid blijven matig. De dagbesteding voor
deze groep heeft daarmee kenmerken van een (langdurig) leerwerktraject. De
ontwikkeling in competenties is een indicatie dat loonvormende arbeid, en
daarmee doorstroming naar betaald werk, niet denkbeeldig is. Wel ligt de
behoefte aan een beschutte werkomgeving voor de hand om de overstap naar
betaald werk te kunnen maken.
Daarbij moet worden aangetekend dat het niet om ‘conclusive evidence’ gaat.
Het betreft een kleine onderzoeksgroep, het instrument voor competentie-
Figuur 5.8 Ontwikkeling arbeidsvaardigheden van VG clienten met arbeidsmatige leerdoelen
Figuur 5.9 Competenties voor en na een meewerktraject van cliënten met arbeidsmatige leerdoelen en cliënten ‘dagbesteding´ bij aanvang traject nu/bij afsluiting traject Arbeidscompetenties arb matig dagb signif arb matig dagb signif Probleemoplossend vermogen 2,4 1,5 ** 2,9 1,6 *** Komt met ideeën 2,2 1,6 ** 2,9 1,8 ** Initiatief nemen 3,2 1,8 *** 3,8 2,4 *** Flexibiliteit 3,0 2,0 ** 3,5 2,2 *** Leergierigheid 3,3 2,1 ** 3,5 2,8 * Zelfstandig werken 2,8 2,2 * 3,9 2,5 *** Werkt nauwkeurig 3,3 2,2 ** 4,1 2,5 *** Werkt systematisch 2,6 2,3 3,5 2,6 * Doorzettingsvermogen 4,1 2,3 *** 4,4 2,6 *** Opdrachten accepteren 4,3 2,6 *** 4,5 3,2 *** Bereid aan te pakken 3,6 2,8 * 3,8 3,2 Omgang klanten 3,9 2,8 ** 4,6 3,4 *** Samenwerken 3,4 3,1 3,9 3,5 Omgang collega's 4,1 3,2 ** 4,6 3,6 *** Leiding accepteren 4,5 3,2 ** 4,5 3,7 * Representatie 4,4 3,3 ** 4,8 3,6 *** Op tijd komen 4,3 4,2 4,3 4,7 Algemeen gedrag Maakt contact met anderen 3,9 2,5 *** 4,4 2,8 *** Positieve houding 4,6 2,9 *** 4,6 3,5 *** Werk in teamverband 4,1 3,0 ** 4,5 3,5 ** Werkt gemotiveerd 3,9 3,2 4,3 3,7 Persoonlijke kenmerken Schriftelijke taalvaardigheid 3,3 1,8 *** 3,5 1,9 *** Sociaal redzaam 2,4 1,8 ** 2,9 2,3 ** Psychische belastbaarheid 2,4 2,0 * 2,8 2,2 * Stressbestendig 2,2 2,1 2,4 2,3 Communicatief vaardig 3,2 2,4 * 4,0 2,8 ** Mondelinge taalvaardigheid 3,9 2,7 ** 4,2 2,8 *** Fysieke belastbaarheid 3,9 2,8 ** 3,9 2,9 * 1=onvoldoende 2=matig 3=voldoende 4=ruim voldoende 5=goed * p < 0,10 ** p < 0,05 *** p < 0,01
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
73
waardering is niet gevalideerd en de waardering is uitgevoerd door de
bedrijfsleiders van Support & Co. Zij hebben een commerciële achtergrond
maar zijn als ‘sociale’ ondernemers ook ingesteld op medewerkers met
beperkingen. Zij oordelen mogelijk anders dan ‘reguliere’ werkgevers. Met
het oog op de gewenste omslag naar een participatiesamenleving is het
echter alleszins de moeite waard om nader onderzoek te doen, gericht op
de inzet van meewerk-trajecten als leer-werktraject en de
doorstromingsmogelijkheden naar arbeidsparticipatie voor een deel van de
cliëntengroep.
5.4.2 Meewerkers met een psychische beperking Voor de dagbestedingscliënten met een psychische beperking is het niet
mogelijk om algemene uitspraken te doen over de effecten van een traject
bij de Superrr. Het gaat veelal om korte trajecten en de competentie-
ontwikkeling van de deelnemers laat een sterk wisselend patroon zien. Bij
sommigen was sprake van een positieve ontwikkeling van competenties
tijdens het traject, anderen bleven stabiel en bij een deel van de groep trad
een verslechtering op. Maar ook bij één en dezelfde persoon konden
schommelingen voorkomen, waarbij eerst vooruitgang en vervolgens een
terugval werd geregistreerd. Dat is overigens een bekend patroon bij ggz-
cliënten.25 5.5 Ervaren effecten Met twaalf clienten met een beperking is een interview gehouden: negen met
een verstandelijke beperking en drie mensen met psychische beperkingen.
Mensen met een verstandelijke beperking De mensen met een verstandelijke beperking ervaren de voornaamste
effecten van het traject bij de Superrr in hun persoonlijke situatie: ze doen
meer, hebben meer vrienden en kennissen en lossen makkelijker hun eigen
problemen op.
Hun positie op de arbeidsmarkt is voor de mensen met ‘dagbesteding’ geen
issue. Een enkeling zegt wel dat hij liever voor zijn geld zou werken maar
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
74
inmiddels inziet dat dat helaas geen haalbare kaart is.
Ook bij de mensen met een traject gericht op arbeidscompetenties is de
mogelijkheid van betaald werk niet nadrukkelijk in beeld. De bedrijfsleiders
zien betaald werk slechts voor een enkeling als potentiële optie. Soms
agenderen ouders de doorstroom van hun kind naar regulier werk, maar hun
oordeelkundig vermogen schiet volgens professionals vaak tekort. Veel
ouders zijn daarentegen ook gericht op het handhaven van de huidige
situatie om stabiliteit te garanderen. Het UWV brengt de mogelijkheden
voor doorstroom naar werk soms ook ter sprake.
De beleidsveranderingen zorgen voor veel onrust bij cliënten en hun ouders.
Dat werd ook bij de verzoeken om interviews voor dit onderzoek duidelijk.
Eén van de geinterviewde cliënten heeft wel serieus nagedacht over de stap
naar werk en vindt de afweging moeilijk vanwege de risico’s die het met zich
meebrengt:
“Ik ben als kind uit huis geplaatst. Ik kwam in een begeleide woongroep terecht en ging
naar een zmlk school. Dat was heel moeilijk. Op die school ging het er ruig aan toe. Mijn
maatschappelijke stage deed ik bij de Superrr. De bedrijfsleider was een fijn mens, ik kon
goed met hem praten. Toen ik van school kwam heb ik gezegd dat ik mijn dagbesteding
daar wilde doen. Toen de vestiging sloot, raakte hij zijn baan kwijt. Hij heeft toen wel een
baan gevonden, maar ik hoorde dat hij nu weer zonder werk is. Zelf ben ik naar een
andere Superrr gegaan, en inmiddels ben ik in de derde vestiging begonnen. Ik ken nu het
hele supermarktvak, alles! Ook privé gaat het goed. Ik heb mijn eigen appartement en doe
alles zelf, behalve koken. Mijn persoonlijk begeleider komt nog maar eens in de twee
weken langs. En ik doe veel met mijn opa en oma. De overstap naar betaald werk…,
daar heb ik met mijn UWV-coach over gesproken. Als ik halftijds ga werken, kan ik
mijn recht op Wajong wel houden. Het probleem is dat ik dan wel mijn pgb voor
dagbesteding kwijtraak. Ik ga eerst nog maar een jaartje bij mijn nieuwe Superrr-vestiging
aan de slag, dan zien we wel weer verder” (man, 23 jaar, lichte verstandelijke beperking).
Mensen met een psychische beperking Een klein aantal (6) mensen met een psychische beperking heeft langer dan
een jaar een meewerktraject bij de Superrr gevolgd. Eén persoon is
uitgestroomd naar een betaalde baan bij een supermarktketen maar kon die
25 Transitiebureau Invoering Wmo, 2014: Cliëntgroepen extramurale begeleiding.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
75
niet vasthouden, en doet nu dagbesteding elders. Eén persoon is
weggestuurd in verband met onaanvaardbaar gedrag jegens collega´s. Vier
mensen zijn nog altijd meewerker bij een Superrr. Met drie van hen is
gesproken in het kader van dit onderzoek. Daarbij kwam naar voren dat zij
vooral positieve effecten van het traject ervaren op hun persoonlijke situatie:
het werk bij de Superrr geeft regelmaat en structuur en helpt hen om actief
te blijven. Dankzij die regelmaat kunnen zij dingen ook beter aan. De
effecten op hun arbeidsmarktpositie beperken zich tot het feit dat zij meer
zin hebben om te werken, maar dat geldt vooral voor het werk bij de
Superrr zelf. Daar is een veilige omgeving met goede begeleiding, een
prettige sfeer en er wordt rekening met je gehouden.
Regulier werk is wel een thema dat speelt bij deze mensen. Veel mensen
hebben ervaring in een reguliere werkomgeving of sociale werkvoorziening.
Dat konden zij niet volhouden. Het resultaat is dat mensen er de voorkeur
aan geven om bij de Superrr te blijven werken, en de stap naar de
arbeidsmarkt voor zich uitschuiven dan wel uitsluiten als reële optie.
Juist voor mensen met ggz-problematiek wordt vaak gesteld dat werk een
positieve bijdrage aan hun herstel en stabiliteit levert Als redenen dat veel
ggz-clienten geen werk hebben, worden discriminatie op de arbeidsmarkt en
gebrek aan begeleiding genoemd.26 De ervaringen bij de Superrrs, die een
kleinschalige reguliere werkomgeving bieden waarin rekening wordt
gehouden met de beperkingen en begeleiding wordt geboden aan ggz-
cliënten, suggereren dat ‘werk als medicijn’ nog niet zo eenvoudig is. De
matching luistert nauw: een meerderheid van de ggz-cliënten gedijde niet in
het dagbestedingstraject bij een Superrr. Voor degenen die wel hun draai
vinden in het meewerktraject, biedt de veilige werkomgeving van de Superrr
inderdaad structuur en stabiliteit in hun dagelijks functioneren. De afstand
naar betaald werk lijkt daarmee echter niet kleiner te worden omdat de
reguliere arbeidsmarkt als afschrikwekkend wordt ervaren.
´Ik ben na de praktijkschool naar het MBO gegaan en heb mijn diploma MBO-1 in
administratie gehaald. Ik heb een tijd in een reguliere werkomgeving gewerkt, bij de
bibliotheek bijvoorbeeld. Dat kan ik echt niet aan, veel te druk voor mij. In de beginjaren
van deze winkel heb ik hier mijn dagbesteding gedaan. Toen ik andere dagbesteding moest
26 Zorgvisie, Werk helpt bij herstel ggz-cliënten. www.zorgvisie.nl/kwaliteit/ nieuws/ 2016/10/werk-helpt-bij-herstel-ggz-clienten.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
76
zoeken, ben ik naar een activiteitencentrum gegaan. Dat ging helemaal niet goed, ik zat
al snel overspannen thuis. Met online therapieën ben ik er zelf uit gekomen. Toen heb ik
gevraagd of ik weer hier bij de Superrr kon werken als dagbesteding. Ik kom drie
ochtenden in de week, ‘s zomers op de fiets en ‘s winters met de bus. Het werk heeft me
veel zelfstandiger gemaakt, en ik kan beter dingen aangeven aan mijn begeleiders. Ik ben
veel minder angstig voor mensen, maar soms moet ik toch even weg uit de winkel. Dat
kan hier, dan ga ik wat op kantoor doen. Ik ga echt niet weer aan een reguliere baan
beginnen. Ik hoorde dat er plannen voor een nieuwe Superrr zijn in de buurt van de
woonplaats van mijn vriend. We willen gaan samenwonen, het zou wel heel fijn zijn als
ik daar dan ook bij een Superrr kan werken” (vrouw, 30 jaar, zelfstandig wonend met
begeleiding, MBO-1 opleiding).
Prikkels voor doorstroom naar werk Van oudsher is dagbesteding niet ingesteld op de doorstroom van mensen
met een beperking naar betaald werk. Inmiddels is dat wel een
beleidsvoornemen. De financiële prikkels zijn daar nog niet op afgestemd.
Voor Support en co als aanbieder van dagbesteding betekent een goede
kracht arbeidsvermogen en inkomsten uit trajectvergoedingen. Uitstroom
naar werk is vanuit bedrijfsmatig perspectief niet interessant. Cliënten zelf
nemen risico als zij de stap naar werk zetten. Als zij daarbij ook het recht op
Wajong en dagbesteding verliezen, wordt dat risico groter en de stap
moeilijker. Het is dan ook een goede zaak dat er een overgangsperiode is
waarin het recht op terugval op de Wajong is gegarandeerd.27 Een geleidelijke overgang van dagbesteding naar betaald werk kan het risico voor
cliënten verder beperken.
De financiering voor de meeste mensen met een beperking is op dit
moment nog verdeeld tussen het UWV, dat de Wajong uitkeert, en
gemeenten die de dagbestedingstrajecten betalen. Voor ‘nieuwe’ cliënten ligt
sinds 2015 ook de inkomensondersteuning bij gemeenten. Daarmee neemt
het financiële belang van gemeenten toe en zijn zij de aangewezen partij om
actief te sturen op uitstroom naar (beschut) werk..
5.6 Effecten op zorguitgaven In het onderzoek is ook aandacht besteed aan de effecten van dagbesteding
op zorguitgaven. De gedachte daarachter is dat dagbesteding gericht op het
27 https://perspectief.uwv.nl/artikelen/hoelang-terugvallen-op-wajong.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
77
vergroten van de zelfredzaamheid van cliënten, ook tot een vermindering
van de zorgbehoefte leidt.
De informatie levert een wisselend beeld op. Bij de mensen met een
psychische beperking was in twee gevallen tijdens hun meewerktraject
sprake van ontslag uit een intramurale instelling en terugkeer naar een
zelfstandige woonsituatie met ambulante begeleiding. In één geval is die stap
duurzaam gebleken, in combinatie met een doorlopend traject bij de
Superrr. In het tweede geval was er sprake van een terugval met heropname
tot gevolg. Het meewerktraject is toen stopgezet.
Twee algemene trends komen naar voren bij de mensen die langdurig een
meewerktraject volgen. De eerste is die van een dalende
ondersteuningsbehoefte als gevolg van een toename in stabiliteit (bij
psychische cliënten) en zelfstandigheid (bij mensen met een verstandelijke
beperking). Dat uit zich in minder persoonlijke begeleiding, minder beroep
op ondersteuning van de begeleid-woneninstelling, of bijvoorbeeld het
afbouwen van hulp bij financiële zaken. In enkele gevallen werden ook
positieve gezondheidsontwikkelingen en lager medicijngebruik
gerapporteerd. Deze trend kan zich vertalen in lagere zorguitgaven, mits de
zorgzwaarte-indicatie wordt bijgesteld.
Meer zelfstandigheid leidt echter niet altijd tot lagere zorguitgaven. Veel van
de jongere cliënten maken tijdens het meewerktraject de stap van het
ouderlijk huis naar een begeleid-woneninstelling. Dat leidt tot meer
zelfstandigheid maar ook tot hogere zorguitgaven.
Het is lastig te duiden in hoeverre de veranderingen in zorgbehoefte zijn toe
te schrijven aan de dagbesteding bij een Superrr. Vrijwel iedereen heeft
daarnaast ook persoonlijke en woonbegeleiding van een professional of
ouder. Het feit dat cliënten zelf aangeven stabiliteit, zelfstandigheid en
sociale vaardigheden te ontwikkelen door hun werk bij de Superrr, maakt
wel duidelijk dat de dagbesteding een rol speelt.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
78
6 De business case voor gemeenten In dit hoofdstuk worden de kosten en baten doorgerekend die de
samenwerking met Support & Co met zich meebrengt voor gemeenten. Er
zijn drie opties uitgewerkt: volledige benutting voor re-integratie, voor
dagbesteding en voor beschut werkplekken. De ‘inverdien’-functie van de
maatschappelijke diensten die cliënten verrichten, is daarbij meegeteld in het
resultaat. Re-integratie geeft financieel de meest gunstige resultaten, beschut
werk levert een klein tekort, ook als alle faciliteiten uit het Participatiewet-
budget zijn ingezet.
Omdat Superrrs veelal in kleinere gemeenten zijn gevestigd, is een volledige
benutting met één functie/doelgroep vaak niet haalbaar. Een domein-
overstijgende aanpak waarbij diverse doelgroepen gebruik maken van de
Superrr als algemene voorziening, kan gemeenten uitkomst bieden om een
efficiënte benutting mogelijk te maken. De financiële effecten van een
‘gemengde’ invulling zijn doorgerekend voor twee scenario’s: re-integratie en
dagbesteding, en re-integratie, dagbesteding plus beschut werk.
6.1 Rendement van de Superrr als re-integratiepartner
Aan de hand van de resultaten van het onderzoek zijn de kosten en baten
van de re-integratietrajecten te berekenen. Maatschappelijk gezien levert re-
integratie kosten en baten op voor diverse actoren: de uitvoerder van sociale
zekerheid, de cliënt die werk vindt, de werkgever en de overige maatschappij
(zie figuur 6.1).28
Hier wordt uitgegaan van het perspectief van de gemeente als uitvoerder van
de Participatiewet. De baten van re-integratie zijn voor de gemeente de
besparing op uitkeringslasten en de uitvoeringskosten die daarmee
samenhangen. De kosten betreffen de prijs van de trajecten en de kosten die
aan de uitvoering zijn verbonden. Daarnaast leidt re-integratie tot lagere
kosten voor maatschappelijke ondersteuning. Deels gaat het om
trajectkandidaten zelf, die door re-integratie hun isolement doorbreken en
28 Kok et al., 2006: Kosten en baten van re-integratie.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
79
Figuur 6.1 Kosten en baten van re-integratietrajecten Sociale zekerheid Werk- gever Cliënt Overige maatschappij Totaal Uitkering + - 0 Uitvoeringskosten uitkering + + Kosten re-integratietraject - - Uitvoeringskosten traject - - Productie + + Loon - + 0 Werkgerelateerde kosten - - Belasting Vrije tijd - Immaterieel inkomen + Zorguitgaven +* + Minder verstorende werking belastingheffing + Totaal Bron: Kok et al, 2006 * toevoeging Nyfer
hun psychische gezondheid verbeteren. Re-integratie voorkomt of
vermindert zo gemeentelijke uitgaven aan maatschappelijke ondersteuning.
Die effecten zijn geobserveerd tijdens het onderzoek, maar niet
gekwantificeerd en worden hier pro memorie genoemd. Daarnaast zijn er
besparingen op ondersteuning aan zelfstandig wonende ouderen in de
kernen waar een Superrr functioneert. Deze besparingen zijn wel in euro’s te
vertalen en worden als baten van de trajecten opgenomen.
De kosten en baten voor de cliënt worden buiten beschouwing gelaten.
Daarbij past de aantekening dat deze wel een politiek belang
vertegenwoordigen, omdat de cliënten inwoners van de gemeente zijn.
Baten zoals een verbetering van inkomenspositie, meer geluk en autonomie
van inwoners zullen voor een gemeentebestuur meewegen in de waardering
van re-integratie.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
80
Parameters en aannames bij de business case De berekening is gebaseerd op een volledige benutting van de capaciteit die
een Superrr biedt. Zo wordt inzichtelijk wat het potentieel van de
voorziening is. Bij 5 fte, een deeltijdfactor van 0,5 (het gemiddelde van 0,2 -
0,8) en een trajectduur van 0,5 jaar (mediaan van alle trajecten) gaat het om
20 trajecten per jaar. De aanname daarbij is dat gemeentelijke sociale
diensten altijd voldoende trajectkandidaten aanleveren. In de huidige
omstandigheden is dat niet het geval.
De jaarlijkse bijdrage aan de Superrr is opgenomen als projectsubsidie van
50.000 euro/jaar.
Bij de Superrrr re-integratietrajecten gaat het om relatief kleine aantallen
trajectkandidaten per gemeente. Er wordt daarom geen rekening gehouden
met effecten als verdringing op de arbeidsmarkt en een dreigeffect over het
overige cliëntenbestand (het effect dat ook cliënten die geen traject krijgen
aangeboden actiever op zoek gaan naar werk en vaker zullen uitstromen).
De onderzoeksresultaten betreffen de bruto effectiviteit van de trajecten.
Om de netto effectiviteit te berekenen, moet gecorrigeerd worden voor de
uitstroom die ook zonder traject zou hebben plaatsgevonden. Kok et al.
vonden in hun onderzoek dat trajecten gericht op werkervaring de meest
effectieve vorm van re-integratie zijn en de kans op uitstroom naar werk
vergroten met een factor 5 (werkervaringsplaatsen Rotterdam: 5,31;
participatiebanen Eindhoven: 5,45).29 Met andere woorden, 20% van de
uitstromers naar werk had ook een baan gevonden zonder het traject te
volgen, 80% van de uitstroom is toe te schrijven aan de trajecten. Deze
factor is gebruikt om de netto effectiviteit van de Superrr-trajecten te
berekenen. Bij een bruto uitstroom van 30% wordt de netto uitstroom
gesteld op (0,80 * 30% =) 24% .
Voor de besparing op uitkeringslasten is een horizon van 3 jaar gehanteerd.
Dat is conservatief: SEO hanteert in zijn studies een horizon van 4 jaar.30 De
toekomstige besparingen zijn verdisconteerd met een discontovoet van 3%,
conform de voorschriften voor het sociaal domein31. De besparingen
29 Kok en Houkes, 2011: Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken. 30 SEO, 2007: Effect van re-integratie op de uitgaven aan sociale zekerheid; Idem, 2008: Zelfstandig uit de bijstand. 31 SEO, 2016: Werkwijzer voor kosten-batenanalyse in het sociale domein.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
81
worden geheel toegerekend aan de gemeente omdat de Rijksbudgetten voor
inkomensondersteuning (BUIG) gebaseerd zijn op de bijstandskans op
huishoudensniveau en niet op het daadwerkelijke aantal uitkeringen. De
opbrengsten van een succesvol re-integratiebeleid vallen dus geheel toe aan
de gemeente.
De terugval in de uitkering is gesteld op 50% van de mensen die uitstromen
naar werk: 30% binnen een half jaar, 10% na 1 jaar en nog eens 10% na 2
jaar. Dat is een conservatieve aanname: in het onderzoek werd, gemeten
over de helft van alle uitstromers, een terugval van 31,5% gevonden.
Er zijn geen kosten opgenomen voor hogere uitkeringslasten die
samenhangen met een langer verblijf in de uitkering als gevolg van een
traject. De mogelijkheid dat er sprake is van een ‘lock in’-effect bij
trajectkandidaten is niet denkbeeldig, maar moeilijk te kwantificeren.
Bovendien is dit effect te beperken bij goede begeleiding vanuit de
gemeentelijke sociale dienst.
De gemiddelde bruto uitstroom naar werk over alle Superrr-vestigingen en
alle jaren is 30%. Uitstroomcijfers voor individuele gemeenten kunnen
hiervan afwijken. Omdat de hoogte van de uitstroom doorslaggevend is
voor het financiële resultaat, is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd met het
bruto uitstroompercentages van 25 en 20% .
De verdeling van uitstroom naar full-time (0,50), part-time (0,33) en
gesubsidieerd werk (0,12) is gebaseerd op de uitkomsten van dit onderzoek.
Voor een bijstandsuitkering en het wettelijk minimumloon zijn de bedragen
gebruikt zoals die gelden per 1 juli 2016.32 De uitvoeringskosten voor
inkomensondersteuning en begeleiding van de gemeente die GR Het Plein
aan de gemeente Lochem in rekening brengt, bedragen 1500 euro per cliënt
per jaar. Daarvan is 800 euro bestemd voor re-integratie-inspanningen.
De uitstroompremie is het bedrag dat mensen krijgen bij uitstroom uit de
uitkering. In Lochem is dat 600 euro: 300 euro op het moment van
uitstroom, 300 euro nadat zij zes maanden uit de uitkering zijn.
32 www.rijksoverheid.nl
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
82
Bij gedeeltelijke uitstroom uit de uitkering is uitgegaan van een
dienstverband van 20 uur per week tegen het wettelijk minimumloon. De
aanvullende uitkering is het verschil tussen de verdiensten en de hoogte van
een uitkering.
Bij gesubsidieerd werk is uitgegaan van werk met een loonkostensubsidie
van 50%, de gemiddelde hoogte bij garantiebanen bij GR Het Plein.
De re-integratiekandidaten leveren met hun arbeidsproductiviteit een
bijdrage aan de winkelvoorziening en dienstverlening aan ouderen in het
dorp. Daarmee verbetert de leefbaarheid en woonaantrekkelijkheid van het
dorp. Deze baten worden pro memorie genoemd, omdat het lastig is de
waarde ervan in euro’s uit te drukken. Voor de besparingen op
maatschappelijke ondersteuning die voortvloeien uit de aanwezigheid van de
winkel en de aanvullende dienstverlening aan ouderen, is wel een schatting
gemaakt op basis van het onderzoek in Almen. Daarbij zijn de volgende
aannames gemaakt:
1. besparingen op ‘ondersteuning thuis’ (hulp bij huishouden)
In Almen maakt 13% van de 75-plussers gebruik van de ondersteuning
van de Superrr met het bezorgen van boodschappen, hand- en
spandiensten thuis en tuinklussen. Nog eens 40% heeft interesse in
deze diensten. Aannemende dat het gebruik stijgt tot 25% van alle 75-
plussers, en dat de ondersteuning van de Superrr in een kwart van de
gevallen 1 uur ondersteuning thuis per week bespaart, is de besparing
(0,25*0,25*100 hh)= 6 uur ondersteuning thuis per week;
2. 4 tot 8% van de 75-plussers maakt gebruik van vervoer naar de winkel
en de koffietafel. Nog eens 25% heeft interesse. Aannemende dat het
gebruik stijgt tot 15% van alle 75-plussers en dat bij één op de tien
mensen dit een dagdeel dagbesteding per week voorkomt, betekent dit
een besparing van (0,15*0,10*145pp=) 2 dagdelen/week dagbesteding
en bijkomend vervoer.
Voor de kosten van ondersteuning thuis, dagbesteding en vervoer zijn de
tarieven van de gemeente Lochem gehanteerd.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
83
Dat resulteert in een business case bij volledige benutting voor
re-integratiedoeleinden zoals weergegeven in figuur 6.1.33
Figuur 6.1 Business case re-integratie Kosten gemeente: Projectsubsidie 50.000 Uitvoeringskosten re-integratie (800 pp/pj) 8.000 Uitstroompremie (600 euro pp) bij - 30% bruto uitstroom 2.880 - 25% bruto uitstroom 2.400 - 20% bruto uitstroom 1.920 Besparing uitkeringslasten: - 30% bruto uitstroom 85.477 - 25% bruto uitstroom 71.231 - 20% bruto uitstroom 56.985 Besparing Wmo-dienstverlening 6 uur ondersteuning thuis/week 8.610 2 dagdelen dagbesteding incl vervoer 3.892 Totaal 12.502 Saldo bij - 30% bruto uitstroom 37.099 - 25% bruto uitstroom 23.333 - 20% bruto uitstroom 9.567 Leefbaarheid en woonaantrekkelijkheid p.m. Besparing zorgkosten re-integratiekandidaten p.m.
De re-integratiefunctie van een Superrr sec levert een batig saldo op bij een
bruto uitstroom van 30% ( 24.597 euro) en 25% (10.831 euro). Bij een bruto
uitstroom van 20% is het financiële resultaat van re-integratie negatief
(-2.935 euro). Met de besparingen op Wmo-diensten die de
33 Voor de gedetailleerde berekeningen: zie bijlage 4
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
84
trajectkandidaten genereren: 12.500 euro, resulteert de business case in alle
drie gevallen in een batig saldo.
6.2 Kosten en baten bij inzet van VG-cliënten
Een gemeente kan er ook voor kiezen de trajecten bij de Superrr in te vullen
als dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking. Uit het
onderzoek blijkt dat deze groep zijn arbeidscompetenties en persoonlijke
vaardigheden ontwikkelt in de functie van meewerker bij een Superrr en
daar ook veel voldoening uit haalt.
Bij de business case voor deze optie zijn de volgende parameters en
aannames gehanteerd:
1. Er wordt uitgegaan van een volledige bezetting van de beschikbare
capaciteit. Ofwel: de gemeente neemt de Superrr op in het aanbod van
dagbesteding en voldoende cliënten kiezen voor de Superrr. Uitgaande
van 5 fte, een gemiddelde van 6 dagdelen dagbesteding per week
(deeltijdfactor 0,6) en stabiliteit van de cliënten, gaat het om 8,3 cliënten
op jaarbasis.
2. Voor de gemeente zijn er uitvoeringskosten gemoeid met dagbesteding.
Die worden niet aan de trajecten bij een Superrr toegerekend maar pro
memorie opgenomen omdat het niet om meerkosten gaat.
3. De projectfinanciering aan de Superrr is ook hier op 50.000 euro per
jaar gesteld.
4. De besparingen bestaan uit de kosten van de dagbesteding die voor
cliënten zouden zijn gemaakt op andere locaties. Bij de berekening van
deze kosten is ervan uitgegaan dat de gemeente voor 60% van de
cliënten nog individuele trajecten inkoopt, in gelijke mate verdeeld over
mate mensen met een lichte en mensen met een middelzware beperking.
De kosten voor geïndiceerde dagbestedingstrajecten zijn gebaseerd op
de tarieven zoals de gemeente Lochem die hanteert: 15.540 euro/jaar
voor volledige (10 dagdelen/week) dagbesteding VG licht en 19.670
euro/jaar voor volledige dagbesteding VG middelzwaar. Er zijn geen
aparte vervoersvergoedingen opgenomen.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
85
5. Voor de overige 40% van de cliëntgroep is aangenomen dat zij gebruik
maken van algemene voorzieningen die de gemeente contracteert als
inloopfunctie voor mensen die behoefte hebben aan een daginvulling.
De kosten voor de algemene inloopvoorziening liggen belangrijk lager
per cliënt per jaar dan geïndiceerde trajecten. Hier is gebruik gemaakt
van het tarief dat de gemeente Lochem hanteert.
6. De VG-cliënten leveren met hun arbeidsproductiviteit een bijdrage aan
de winkelvoorziening en dienstverlening aan ouderen in het dorp.
Daarmee worden besparingen op maatschappelijke ondersteuning
gerealiseerd. Deze zijn op dezelfde wijze berekend als bij re-
integratiecliënten (zie par 6.1).
De business case bij volledige benutting van een Superrr voor dagbesteding
van VG cliënten staat in figuur 6.2. Bij deze invulling is er een batig saldo
van 10.754 euro. De projectsubsidie is een fractie hoger dan de bespaarde
dagbestedingskosten elders. De winst voor de gemeente komt volledig uit de
besparingen die de inzet van cliënten voor ondersteunende dienstverlening
oplevert. Figuur 6.2 Business case dagbesteding VG cliënten Kosten gemeente: Projectsubsidie 50.000 Uitvoeringskosten gemeente p.m. Totaal 50.000 Besparing op dagbesteding elders Gemiddelde kosten per cliënt (6 dagdelen): 5.790 Totale besparingen 48.252 Besparing Wmo-dienstverlening Totaal 12.502 Bijdrage leefbaarheid dorp p.m Saldo 10.754
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
86
6.3 Kosten en baten bij beschut-werkplekken
Een derde optie voor gemeenten is om de capaciteit bij een Superrr te
benutten voor beschut-werkplekken. Gemeenten hebben binnen de
Participatiewet de opdracht om voor mensen die uitsluitend in een
beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden tot
arbeidsparticipatie in staat zijn, te zorgen dat zij een dienstbetrekking onder
passende omstandigheden krijgen.34 In het budget voor de uitvoering van de Participatiewet is een aantal voorzieningen opgenomen voor het realiseren
van beschut werk. Deze middelen zijn echter niet geoormerkt. Een
gemeente kan er dus voor kiezen deze middelen voor andere voorzieningen
dan beschut werk in te zetten.
Een gemeente kan overwegen om beschut-werk plekken te creëren bij een
Superrr. De kosten en baten van deze optie zijn in deze business case
uitgewerkt. Daarbij zijn de volgende parameters en aannames gebruikt:
1. De belangrijkste aanname is dat de gemeente de beleidskeuze maakt om
de voorziening beschut werk te realiseren en daarvoor alle beschikbare
middelen vanuit de BUIG budgetten in te zetten.
2. Werknemers beschut werk komen in dienst bij de gemeente (of het
sociaal werkbedrijf) en worden gedetacheerd bij de Superrr, die de
begeleiding voor zijn rekening neemt. Het dienstverband is 0,75 fte, het
salaris is gebaseerd op 100% van het wettelijk minimumloon.
3. De capaciteit van een Superrr (5 fte) wordt volledig benut voor beschut-
werkplekken. Dat betekent dat er 6,7 beschut werkplekken worden
gecreëerd.
4. De uitvoeringskosten van de gemeente (het sociaal werkbedrijf) zijn
gelijk gesteld aan de uitvoeringskosten van andere P-wet cliënten: 700
euro per persoon per jaar (1500 euro min de 800 euro die voor
re-integratiebegeleiding is bestemd).
34 Participatiewet Artikel 10b: Participatievoorziening beschut werk.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
87
5. Alle daartoe bestemde financiële voorzieningen binnen de
Participatiewet uitkering worden aangewend. Dat betekent dat er aan de
batenkant sprake is van:35 - 70% loonkostensubsidie per fte vanuit het inkomensdeel van het
Participatiewetbudget; - 8.500 euro voor begeleidingskosten per fte beschut werk, vanuit het
budget voor begeleidingskosten
Daarnaast zijn er twee aanvullende faciliteiten voor beschut werk:36 - een impuls voor het realiseren van beschut werk. Het gaat
gemiddeld om 3000 euro per plek per jaar voor een periode van 5
jaar; - het Lage Inkomens Voordeel (LIV), bedoeld om het voor
werkgevers aantrekkelijk te maken om mensen met lage lonen in
dienst te nemen. Het LIV komt voor werknemers met 100%
minimumloon neer op 2000 euro per fte per jaar.
De werknemers beschut-werk leveren met hun arbeidsproductiviteit een
bijdrage aan de winkelvoorziening en dienstverlening aan ouderen in het
dorp. Daarmee verbetert de leefbaarheid en woonaantrekkelijkheid van het
dorp en worden besparingen op maatschappelijke ondersteuning
gerealiseerd. Deze zijn op dezelfde wijze berekend als bij de
re-integratiecliënten (zie paragraaf 6.1).
De business case bij volledige benutting van een Superrr voor beschut
werkplekken is uitgewerkt in figuur 6.3.
Dit scenario levert een licht negatief saldo op van -4.921 euro. De uitgaven
aan beschutte werkplekken zijn 17.424 euro hoger dan de middelen die de
35 CEDRIS, 2016: Beschut werk in de praktijk. 36 Ministerie van SZW, 2016: Kennisdocument Beschut Werk.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
88
Figuur 6.3 Business case beschut werk Kosten gemeente: Projectsubsidie 50.000 Uitvoeringskosten gemeente (700 euro/fte) 4.667 Salariskosten (17.629 per plek) 117.525 Totaal 172.192 Baten (Rijksuitkeringen): Impuls Beschut Werk 20.000 Lage Inkomens Voordeel 10.000 BUIG-budget: -70% LKS (Inkomensdeel) 82.268 -Begeleidingskosten 42.500 Totaal 154.786 Besparing Wmo-dienstverlening Totaal 12.502 Bijdrage leefbaarheid dorp p.m Saldo -4.922
gemeente hiervoor van het Rijk ontvangt. Per beschutte werkplek moet de
gemeente dus 2.614 euro per jaar bijpassen uit eigen middelen. Door de
inzet voor maatschappelijke doelen wordt een deel hiervan terugverdiend
door de besparingen op geïndiceerde Wmo-diensten. Het tekort per
beschutte werkplek wordt zo teruggebracht tot 738 euro per jaar.
Beschut werk is in financiële termen de meest kostbare van de drie
uitgewerkte opties. Dat komt ook omdat er in deze business case geen
schaduwkosten worden opgevoerd voor de situatie zonder beschut werk:
het gaat om de volledige kosten, niet de meerkosten van een BW-plek. Die
schaduwkosten zijn er wel en verschillen afhankelijk van de situatie. Ter
illustratie: als een P-wet cliënt naar een beschutte werkplek gaat, staan
tegenover de uitgaven aan beschut werk besparingen van uitkeringslasten en
eventueel begeleidings- of dagbestedingskosten. Als een SW-werknemer
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
89
naar een beschutte werkplek gaat, bespaart de gemeente de vergoeding aan
het sociaal werkbedrijf. De meerkosten van een beschutte werkplek dalen
dan navenant.
6.4 Optimalisering door integrale aanpak In de voorgaande paragrafen is uitgegaan van volledige benutting van een
Superrr voor één doelgroep. In de praktijk blijkt dit voor de veelal kleinere
gemeenten waar Superrrs zijn gevestigd, geen realistische optie. Geen van de
gemeenten slaagt erin de capaciteit van een Superrr volledig te benutten
voor re-integratiedoeleinden. De doelgroep voor dagbesteding is aanzienlijk
kleiner. Het valt dan ook te betwijfelen of er voldoende geïnteresseerde VG-
cliënten zijn om de capaciteit volledig te benutten. Evenmin ligt het voor de
hand dat een kleine gemeente 6 à 7 (dure) beschut-werkplekken zal creëren.
Een kleine gemeente kan de voorziening beter benutten als cliënten uit
verschillende doelgroepen er terecht kunnen. Met gebruikmaking van
kengetallen uit de voorgaande scenario’s kan de business case bij een
domein-overstijgende benutting worden uitgewerkt.
In figuur 6.4 is de eenvoudigste optie weergegeven: naast 15 re-
integratietrajecten per jaar biedt de Superrr dagbesteding aan twee VG
cliënten. De gemeente benut zo de beschikbare capaciteit vrijwel volledig
(4,95 fte). Zelfs bij een conservatieve aanname voor bruto uitstroom van
20%, levert deze invulling een gemeente een batig saldo op van 9.381 euro
op jaarbasis.
Als een gemeente ervoor kiest om 1 beschut werkplek te realiseren bij de
Superrr en daarnaast 12 re-integratietrajecten en 2 dagbestedingstrajecten
benut. is eveneens sprake van een vrijwel volledige benutting. De bruto
uitstroom is ook hier op 20% gesteld. Het saldo is in dat geval 7.208 euro
(zie figuur 6.5).
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
90
Figuur 6.4 De business case bij combinatie van re-integratie en dagbesteding (o.b.v. 20% bruto uitstroom) Parameter Waarde FTE Kosten/jr Baten/jr 1) Superrr als algemene voorziening Capaciteit werk & begeleiding 5 Projectsubsidie 50.000 2) Re-integratiefunctie Aantal cliënten 15 Deeltijdfactor 0,5 Trajectduur (jr) 0,5 Benutte capaciteit 3,75 Bijkomende kosten/traject 496 7.440 Gemiddelde baten/traject 2.849 42.739 3) Dagbestedingsfunctie Aantal VG-cliënten 2 Deeltijdfactor 0,6 Trajectduur (jr) 1 Benutte capaciteit 1,2 Bijkomende kosten/traject p.m. Gemiddelde baten/traject 5.790 11.580 4) Besparingen ondersteuning zelfstandig wonen (Wmo) Ondersteuning thuis per uur 27,60 Dagactiviteit basis incl vv/dagdl 37,42 Uren ondersteuning thuis/wk 6 Dagdelen dagact. basis + vv /wk 2 12.502 Totalen 4,95 57.440 66.821 Saldo 9.381
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
91
Figuur 6.5 De business case bij combinatie van re-integratie, dagbesteding en beschut werkplek Parameter Waarde FTE Kosten/jr Baten/jr 1) Superrr als algemene voorziening Capaciteit werk & begeleiding 5 Projectsubsidie 50.000 2) Re-integratiefunctie Aantal cliënten 12 Deeltijdfactor/trajectduur (jr) 0,5/0,5 Benutte capaciteit 3 Bijkomende kosten/traject 496 5.952 Gemiddelde baten/traject 2.849 34.191 3) Dagbestedingsfunctie Aantal VG cliënten 2 Deeltijdfactor 0,6 Trajectduur (jr) 1 Benutte capaciteit 1,2 Bijkomende kosten/traject 0 Gemiddelde baten/traject 5.790 11.580 4) Beschut werk plekken Aantal BW plekken 1 Deeltijdfactor 0,75 Trajectduur (jr) 1 Benutte capaciteit 0,75 Bijkomende kosten per BW plek 18.329 18.329 Gemiddelde baten per BW plek 23.215 23.215 5) Besparingen ondersteuning zelfstandig wonen (Wmo) Ondersteuning thuis per uur 27,60 Dagactiviteit basis incl vv/dagdl 37,42 Uren ondersteuning thuis//wk 6 Dagdelen dagactiviteit basis + vv 2 12.502 Totalen 4,95 74.281 81.489 Saldo 7.208
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
92
7 Samenwerking in het sociale domein: knelpunten en oplossingsrichtingen
Het eerste deel van het onderzoek was gericht op de effecten van de Superrr
als integrale interventie en de kosten en baten die dit met zich meebrengt
voor gemeenten. Daaruit blijkt dat gemeenten op kosteneffectieve wijze
meerdere doelen tegelijk kunnen realiseren via de samenwerking met een
Superrr maar die potentie niet volledig benutten. Aan de hand van de
gesprekken en workshops die zijn gehouden met ambtenaren van de
gemeenten Lochem en Steenwijkerland, wordt in dit hoofdstuk nader
ingegaan op de knelpunten en mogelijkheden voor gemeenten om meer
profijt te trekken uit de samenwerking met de Superrrs.
7.1 Sociaal domein is financieel ‘ontschot’
Integraal, domein-overstijgend samenwerken om efficiënt en op maat
gesneden dienstverlening te bieden is één van de doelen van de
decentralisaties in het sociaal domein. Zowel de rijksoverheid als lokale
overheden dragen deze werkwijze sinds enkele jaren hoog in het vaandel.
Inmiddels zijn de meeste belemmeringen die samenwerking tussen de
beleidsvelden binnen het sociaal domein in de weg stonden, weggenomen.
De middelen die het Rijk ter beschikking stelt aan gemeenten voor de
uitvoering van hun taken en verantwoordelijkheden in het sociaal domein
zijn goeddeels ontschot. In de Integratie-Uitkering Sociaal Domein zijn het
Participatiebudget voor (oude en nieuwe) P-wet cliënten, de middelen voor
Wmo en Jeugd gebundeld.37 Zo heeft een gemeente de ruimte om inwoners
die ondersteuning nodig hebben, naar beste inzicht te bedienen en daarbij
de verbindingen te leggen die bijdragen aan het gezamenlijke doel:
redzaamheid, maatschappelijke participatie en werk naar vermogen voor alle
inwoners. Financiële schotten die voorheen een soepele overgang van
bijvoorbeeld jeugd naar volwassenheid en van begeleiding naar beschut en
betaald werk belemmerden, zijn uit de weg geruimd.
Naast die beleidsvrijheid hebben gemeenten ook een financiële prikkel om
de zelfredzaamheid van hun inwoners te bevorderen. Het budget dat zij
37 www.divosa.nl/onderwerpen/financiën.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
93
krijgen voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen, het zogenaamde
BUIG-budget, is niet gebaseerd op het daadwerkelijke aantal uitkeringen
maar op de bijstandskans van huishoudens in de gemeente. Een overschot
op het budget mag een gemeente vrij besteden, maar een tekort moet zij in
beginsel ook zelf opvangen. Zo worden gemeenten geprikkeld tot activering
van bijstandsgerechtigden en duurzame beperking van de uitgaven aan
uitkeringen in het kader van de Participatiewet.38
Ook binnen de gemeenten Lochem en Steenwijkerland is de begroting
ingericht op samenhang binnen het sociaal domein. In beide gemeenten zijn
de Participatiewet, Wmo en Jeugd & Onderwijs ondergebracht in één
begrotingsprogramma.39 De gemeenteraad stelt het programmabudget vast,
binnen een programma is flexibiliteit bij de inzet van middelen toegestaan.
Ook op gemeenteniveau zijn er dus geen financiële schotten die de gewenste
integrale, domein-overstijgende aanpak in het sociaal domein in de weg
staan.
7.2 Gemeenten: van transitie naar transformatie De decentralisaties stelden gemeenten voor een grote opgave. In weerwil
van de ambitie tot integraal werken, hebben de meeste gemeenten er in
eerste instantie voor gekozen om de voorbereiding en uitvoering van de
nieuwe taken via de bestaande lijnen: Participatiewet, Wmo en Jeugd, te
organiseren. De eerste prioriteit lag bij een verantwoorde transitie. Ook in
Lochem en Steenwijkerland is dat het geval.
De gemeente Lochem heeft vanaf het begin de transitie als opstap naar de
transformatie gepositioneerd.40 Het beleid voor de periode 2015 – 2018 is
per beleidsterrein (Wmo, Participatie, Jeugd) uitgewerkt, maar van meet af is
het streven naar een ontschot budget voor het totale sociale domein
genoemd om zoveel mogelijk samenhang in oplossingen te stimuleren en de
inzet van middelen daar waar ze het meest effectief zijn.41 38 Soede en Versantvoort, 2014: Verdelen op niveaus. 39 Gemeente Lochem, 2015; Gemeente Steenwijkerland, Meerjaren Programma Begroting 2016-2019 40 Gemeente Lochem- Zutphen, 2014: Algemeen beleidskader sociaal domein 41 Idem.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
94
De gemeente Steenwijkerland heeft in eerste instantie beleid ontwikkeld
voor een transitieperiode van twee jaar (2015-2016) en maakt zich nu op
voor de transformatie. De hoofddoelen daarbij zijn een grotere zelf- en
samenredzaamheid van de samenleving en meer effectieve en efficiënte
ondersteuning, met als leidende principes o.a. een integrale benadering,
gebruik maken van de kracht van de samenleving en het verankeren van
ondersteuning in de lokale leefwereld van inwoners.42
In beide gemeenten lijkt een Superrr ter ondersteuning van leefbaarheid,
zelfredzaamheid, re-integratie en participatie dus goed aan te sluiten bij het
gemeentelijk beleid. Toch heeft de (verbreding van) de samenwerking nogal
wat voeten in de aarde.
7.3 Integraal samenwerken
Integraal werken blijkt in de praktijk lastig. Een gemeente is weliswaar één
organisatie maar bestaat uit veel onderdelen (diensten, afdelingen, teams) die
elk hun eigen verantwoordelijkheden, budget en werkwijze hebben.
Samenwerking ontstaat niet spontaan in zo’n situatie. Het vergt afstemming
en communicatie. Er kan sprake zijn van conflicterende belangen. Het
proces waarin de samenwerking wordt ‘gesmeed’ werkt door in de
uitvoering: alle betrokken partijen moeten zich committeren en de
meerwaarde van samenwerking zien om het tot een succes te maken.
Huidige samenwerking met Support & Co Dat zo’n proces in de praktijk niet altijd vlekkeloos verloopt, is zichtbaar bij
de start van de samenwerking tussen Support & Co en de beide gemeenten.
Dorpsbewoners agendeerden het initiatief voor een Superrr bij de gemeente
bij de contactfunctionaris en de wethouder onder de vlag van leefbaarheid.
Die zagen de meerwaarde van een winkelvoorziening voor het dorp. In
Steenwijkerland speelde bovendien een rol dat de winkel kon bijdragen aan
de invulling en exploitatie van het recent vernieuwde multifunctionele
centrum in het dorp. De sociale dienst wordt geacht een cruciale rol in de
samenwerking te spelen, maar werd pas in een laat stadium betrokken bij de
plannen. In beide gemeenten voelde de sociale dienst zich voor een
42 Gemeente Steenwijkerland, 2016: Beleidsplan Sociaal Domein 2017-2020.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
95
voldongen feit gesteld door de wethouder. Bovendien krijgen zij de rekening
gepresenteerd, die ten laste komt van een budget dat onder druk staat en
waaruit ook een deel van het eigen personeel wordt betaald. Dat leidt tot
een onevenwichtige ‘winst- en verliesrekening’: de wethouder en
leefbaarheidsambtenaren gaan met de eer strijken, de sociale dienst moet het
dagelijkse werk opknappen en de rekening betalen.
Het is dan ook niet zo vreemd dat de samenwerking tussen de sociale dienst
en de Superrr in beide gemeenten een moeizame start heeft gekend. In
Lochem is inmiddels grote vooruitgang geboekt. In de loop der jaren is de
instroom van re-integratiekandidaten sterk toegenomen en daarmee ook de
uitstroom naar werk. Een belangrijke succesfactor daarbij is de kwaliteit van
de accountmanager die als schakel tussen de Superrr en de consulenten van
de sociale dienst fungeert.
In Steenwijkerland, waar de samenwerking met de Superrr van recentere
datum is, verloopt de samenwerking nog altijd moeizaam. Er is wel
ontwikkeling: zo worden binnenkort concrete (prestatie)afspraken gemaakt
tussen de Superrr en sociale dienst.
In beide gemeenten is de kosteneffectiviteit van de uitgaven aan re-integratie
geen criterium voor samenwerking. Dat is opvallend, omdat de gemeente
een aanzienlijk financieel belang heeft bij succesvolle re-integratie. De
verklaring ligt waarschijnlijk in het feit dat de re-integratieafdeling van een
sociale dienst geen direct belang heeft bij succesvolle re-integratie via
externe partners: dat brengt kosten voor het Participatiebudget met zich
mee maar de baten komen ten goede aan het BUIG-budget. Het verdient
dan ook aanbeveling om de re-integratieafdeling te belonen voor succesvolle
re-integratie. Dat kan als de gemeente een deel van de gegenereerde
besparingen beschikbaar stelt voor herinvestering in re-integratieactiviteiten,
ofwel: overhevelt van het BUIG-budget naar het Participatiebudget.
Verbreding van de samenwerking In beide gemeenten leeft de wens tot een meer integrale positionering van
de Superrr voorziening. Dat is ook de reden geweest om dit onderzoek te
doen. Uit bovenstaande moge duidelijk zijn dat inzicht in de effecten van de
Superrr weliswaar helpt maar niet voldoende is om die verbreding te
realiseren. Dat bleek ook tijdens de workshops die in beide gemeenten zijn
gehouden. De potentie voor een bredere benutting van de trajecten bij de
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
96
Superrr is op de agenda gezet, in beide gemeenten is afgesproken dat
hierover wordt doorgesproken door vertegenwoordigers van de diverse
beleidsvelden binnen het sociaal domein en Support & Co.
Een aantal zaken viel op tijdens de voorbereidende gesprekken en de
workshops:
• de (beleids)ambtenaren zijn zich bewust van de ambitie tot integraal
werken en staan daar ook voor open. De manier van kijken is echter
sterk ‘van binnen naar buiten’: past dit initiatief binnen de regels en
afspraken die de afgelopen jaren zijn uitgewerkt in de uitvoeringskaders
van Wmo en Jeugd? Dat is begrijpelijk omdat de afgelopen jaren een
intensief afstemmingsproces heeft plaatsgevonden met externe spelers
waaruit die afspraken zijn voortgekomen. Naast het formele
gelijkheidsbeginsel (alle aanbieders moeten gelijk worden behandeld)
speelt ook een rol dat tijdens dat proces vertrouwen is opgebouwd. Dat
vertrouwen is er (nog) niet bij een nieuw initiatief. Zo zijn ongewild de
schotten binnen het sociaal domein bestendigd tijdens de transitie. Dat
vormt een belemmering voor de tansformatie naar integraal werken;
• medewerkers van de gemeente die veel met de praktijk in aanraking
komen, zoals de contactfunctionarissen voor inwoners en bedrijven en
consulenten van de gebiedsteams, zijn veel beter in staat om de
integraliteit van initiatieven op waarde te schatten. Zij zijn een
belangrijke schakel om ‘van buiten naar binnen’ verbindingen te leggen.
Daarbij moeten zij het vooral hebben van hun wervende capaciteiten
om afdelingen ‘mee te krijgen’;
• er is een micro-macro spanningsveld tussen de schaal van een initiatief
als de Superrr en de verantwoordelijkheid voor het grote geheel die
gemeentelijke diensten hebben. Elk domein heeft tijdens de transitie
gemeente-breed passende voorzieningen geregeld binnen het
beschikbare budget. Een klein nieuw initiatief als de Superrr kan als een
druppel op de gloeiende plaat en bewerkelijk worden ervaren. Voor de
sociale dienst gaat het om twintig trajecten op jaarbasis versus
honderden bijstandsgerechtigden die geactiveerd moeten worden.
Hetzelfde geldt voor enkele dagbestedingstrajecten of leerwerkplekken
vanuit het perspectief van Wmo of Jeugd en onderwijs;
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
97
• efficiëntie in termen van kosten/baten bleek amper een ‘trigger’ voor de
meeste beleidsambtenaren. De focus en sturing liggen op kosten en
betaalbaarheid op jaarbasis, niet op baten of besparingen die de Superrr
genereert of kan genereren. Mogelijk speelt ook hier de geringe impact
op het totale budget een rol;
• een Superrr wordt niet meer als bewonersinitiatief gezien maar vooral
als samenwerking met het bedrijf Support & Co. De bekende voetangels
en klemmen van publiek-private samenwerking (verschillen in
bedrijfscultuur, procesvoering en tempi) manifesteren zich ook hier en
maken de samenwerking niet eenvoudiger;
• ‘projectfinanciering’ lijkt vanuit gemeentelijk perspectief een goed
financieel instrument bij een domein-overstijgende samenwerking met
de Superrr. Zo kan een gemeente onderhandelen over een sociaal-
domein brede invulling van de trajectcapaciteit die aansluit bij de lokale
behoeften, zonder differentiatie naar producten en tarieven voor
specifieke cliëntgroepen. Dat sluit goed aan bij het brede spectrum van
ondersteuning – van activering, begeleiding en re-integratie tot beschut
werk – dat Support & Co biedt en voorkomt selectief, tariefgedreven
‘winkelen’ van de aanbieder.
7.4 Aanknopingspunten voor integraal beleid
Een Superrr is een voorbeeld van het type oplossing waar gemeenten naar
streven in de transformatie van het sociaal domein: integraal, verankerd in
de leefwereld van inwoners die zelf voor draagvlak zorgen. Het concept
vindt ook weerklank bij gemeenten: in 9 jaar tijd zijn 18 vestigingen van start
gegaan. In de uitvoering blijkt de samenwerking tussen gemeenten en
Support & Co echter niet eenvoudig. Daaruit kan lering worden getrokken:
het transformatieproces dat de gemeenten willen stimuleren, staat of valt
immers met een goede samenwerking met maatschappelijke initiatieven en
bedrijven.
Op basis van de bevindingen in dit onderzoek zijn de volgende suggesties
geformuleerd:
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
98
• Stel routine en rust veilig.
De komende jaren zal het overgrote deel van de verantwoordelijkheden
in het gemeentelijk sociaal domein nog worden uitgevoerd volgens de
lijnen die tijdens de transitiefase zijn uitgestippeld. Dat is de routine
waarmee een gemeente veiligstelt dat inwoners ondersteuning kunnen
krijgen als zij dat nodig hebben. De meeste medewerkers en het meeste
budget zullen gemoeid zijn met de uitvoering van deze routine;
• Organiseer één loket voor nieuwe initiatieven die passen binnen de
transformatie gedachte waar initiatiefnemers kunnen aankloppen. Het
loket bestaat uit een klein, daadkrachtig team met de juiste competenties
dat de beschikking heeft over een klein deel (bv 5%) van het totale
budget voor het sociaal domein en is gemandateerd om nieuwe
initiatieven te beoordelen en financieren. Interne communicatie en
afstemming met de deeldomeinen is de verantwoordelijkheid van dat
team. Zo wordt een snelle procedure mogelijk en zijn externe partijen
gevrijwaard van interne processen;
• ‘transformatie-initiatieven’ hebben per definitie een projectmatig
karakter en financiering, en worden achteraf geëvalueerd op
maatschappelijke effecten en kosteneffectiviteit. Bewezen waardevolle
initiatieven worden permanent (onderdeel van de routine en reguliere -
95% - budget Sociaal Domein) en vormen de bouwstenen van het
getransformeerde sociaal domein.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
99
Literatuur
Algemene Rekenkamer, 2016: Re-integratie van oudere werklozen
CBS Statline
CBS, 2013: Minder mensen nemen deel aan re-integratietrajecten.
www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2013/49
Divosa, oktober 2015: Monitor-factsheet bijstands- en participatiebudget 2014
DNTP, 2013: Detailhandel en leefbaarheid - aanpak detailhandel als strategie in
krimp- en anticipeergebieden
Gemeente Lochem-Zutphen, januari 2014: Algemeen beleidskader sociaal domein
Gemeente Lochem, 2015: Meerjaren Programma Begroting 2016-2019
Gemeente Lochem, 2016: Statistische gegevens gemeente Lochem
Gemeente Steenwijkerland, 2015: Meerjaren Programma Begroting 2016-2019
Gemeente Steenwijkerland, 2016: Beleidsplan Sociaal Domein 2017-2020
Kok, L., D. Hollander en J.P. Hop, 2006: Kosten en baten van re-integratie, SEO Kok, L. en A. Houkes, 2011: Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken, SEO
Ministerie van SZW, 2016: Kennisdocument beschut werk – veel gestelde vragen en
antwoorden
SEO, 2007: Effect van re-integratie op de uitgaven aan sociale zekerheid SEO, 2008: Zelfstandig uit de bijstand. De kosten en baten van het besluit Bijstandsverlening zelfstandigen SEO, 2016: Werkwijzer voor kosten-batenanalyse in het sociale domein
SEOR, 2007: Reïntegratie door gemeenten: zelf doen, uitbesteden of samenwerken?
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
100
SGBO, 2007a: Assen: van ver gekomen
SGBO, 2007b: Re-integratie in Helmond
Soede, A. en M Versantvoort, 2014: Verdelen op niveaus. Een multiniveaumodel
voor de verdeling van het inkomensdeel van de Participatiewet over gemeenten, SCP
Support & Co, 2016: Standaard samenwerkingsovereenkomst re-integratie
TNO, 2015: Quick scan van wetenschappelijke literatuur gemeentelijke
uitvoeringspraktijk
UWV, 2016. Hoelang terugvallen op Wajong?
htpps://perspecief.uwv.nl/artikelen
www.divosa.nl/onderwerpen/financien
www.divosa.nl/onderwerpen/financien-gebundelde-uitkering-buig
www.rijksoverheid.nl/documenten/circulaires/2015/06/01/uitsplitsing-
bedragen-integratie-uitkering-sociaal-domein-xls
Zorgvisie, oktober 2016: Werk helpt bij herstel ggz-cliënten.
www.zorgvisie.nl/kwaliteit/nieuws/2016/10
Bijlage 1 Verantwoording onderzoekspopulatie
Stappen: 1. Aantal
2. Rapportage vestigingsleiders
3. Uitsluiting niet-valide gegevens 4. Netto aantal 5. Onvoldoende
6. Onderzoeks 7. Controle op informatie
geregistreerde
P-wet
Dagbested Geen
representativiteit populatie
deelnemers
bij Support
P-wet Dagbest Anders* Totaal
niet onvold onvoldoende doelgoep P-wet Dagbest
P-wet
P-wet Dagbest gemeente
Inter
views
Tele-
fonisch
gestart info info
200 Holwierde 25 10
15 25
15 10
10
1
201 Wijster 36 29 7
36 1 2 26 7
26 7 ja 3 1
202 Geesbrug 27 17 4 4 25
8 4 9 4 9 0 4
204 Oldeboorn 21 7 2 11 20 2
11 5 2
5 2 nee 2
208 Maasdam 38 37
37
28 9
9 0
210 Afferden 35 32 2
34
32 2
32 2 ja 2 3
211 Sauwerd 20 15 1 4 20
1 4 14 1
14 1 nee 3
212 Almen 79 74 5
79
74 5
74 5 ja 4 1
213 Wirdum 13
11 1 12
3 1
8
0 8 3
214 Oppenhuizen 7
8
8
2
6
0 6 3
215 Oosterzee 5 1 4
5
1 4
1 4 nee 2
216 Kuinre 13 17
17 2
15
15
ja 3
217 Oegstgeest 25 25
25 1
24
24
nee 4 2
218 t Veld 29 30 1
31
30 1
30 1 ja 3 1
Totaal 373 294 45 35 374 6 39 5 35 249 40 18 231 40 33 8
* Het gaat om maatschappelijke stage, vrijwilligers, WLZ cliënten, kinderen die met ouders meekwamen
Bijlage 2 Support & Co competentielijst Competenties 1e periode 2e periode 3e periode 4e periode eindevaluatie
Beoordeling: 1 onvoldoende, 2 matig, 3 voldoende, 4 ruim voldoende en 5 goed
Arbeidsmarktgedrag
- komt op tijd
- representatief
- neemt initiatief
- is flexibel
- is leergierig
- is bereid aan te pakken
- kan zelfstandig werken
- kan samenwerken
- gaat goed om met klanten
- gaat goed om met collega’s
- accepteert de leiding
- accepteert opdrachten
- werkt systematisch
- werkt nauwkeurig
- doorzettingsvermogen
- probleemoplossend vermogen
- komt met ideeën
- ambitie voor reguliere baan
Algemeen gedrag
- werkt gemotiveerd
- werkt in goed teamverband
- maakt contact met anderen
- positieve houding
Persoonlijke kenmerken
- sociaal redzaam
- stressbestendig
- communicatief vaardig
- mondelinge taalvaardigheid
- schriftelijke taalvaardigheid
- fysieke belastbaarheid
- psychische belastbaarheid
Eindevaluatie is besproken (datum)
Handtekening begeleider: Handtekening meewerker:
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
103
Bijlage 3 Het model van Wanberg Het model van Wanberg is voor het kennisprogramma Vakkundig aan het
Werk centraal gesteld als overkoepelend kader waarin de diverse factoren die
een rol spelen bij de afstand tot de arbeidsmarkt en dus een rol spelen bij het
succes van re-integratie, zijn samengebracht43.
Conceptueel model van de primaire variabele groepen, geassocieerd met re-integratie succes (Wanberg et al., 2002)
Human capital is alles wat een persoon aan arbeidsvaardigheden heeft
ontwikkeld door opleiding en (werk)ervaring. Social capital is het netwerk
waarin mensen functioneren. Belemmeringen kunnen betrekking hebben op
verstandelijke, fysieke of psychische beperkingen, maar ook op praktische
belemmeringen als gebrek aan kinderopvang, mobiliteit of schulden.
Economische noodzaak heeft te maken met de financiële druk om werk te
vinden. Zoekgedrag betreft de focus, intensiteit en kwaliteit van de manier
waarop iemand werk zoekt.
Twee factoren hebben betrekking op de arbeidsmarkt: Discriminatie betreft
het selectiegedrag van werkgevers op basis van algemene kenmerken als
bijvoorbeeld leeftijd of etniciteit van werkzoekenden. Vraagversterking van de
arbeidsmarkt gaat over maatregelen die worden genomen om de mogelijkheden
voor de minder kansrijke groepen te vergroten.
43 TNO. 2015. Quick scan Wetenschappelijke literatuur gemeentelijke uitvoeringspraktijk.
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
104
Bijlage 4 Business modellen 1. Volledige benuttig voor re-integratie
Parameter Waarde pp pj Kosten Baten bij bruto uitstroom
30% 25% 20%
Projectsubsidie 50.000 50.000
aantal fte 5
Deeltijdfactor, trajectduur (jr) 0,5/0,5
aantal trajecten/jaar 20
Uitvoeringslasten per cliënt per jaar 800 8.000
Uitstroompremie 600 2.880 2.400 1.920
Besparing uitkering bij uitstroom 12.227
uitkering alleenstaande 977
uitkering samenwonende 1.396
% alleenstaand 0,9
% samenwonend 0,1
Horizon 3
Discontovoet 3%
Bruto/netto uitstroom 0,8
108.606 90.505 72.404
terugval na 6 mnd 0,3 6.024
terugval na 1 jaar 0,1 11.871
terugval na 2 jaar 0,1 23.396
geen terugval 0,5 34.585
Kosten ondersteuning uit P-budget:
WML netto 1.224
% full-time (>32 uur) 0,55
% parttime (20 uur) 0,33
aanvullende uitkering parttimers -365 -4.380
-7.810 -6.508 -5.207
% gesubsidieerd werk 0,12
WML bruto 1537
factor vakantiegeld 1,08
factor werkgeverslasten 1,18
Deeltijdfactor 0,8
Loonkostensubsidie (%) 0,50
Loonkostensubsidie -784 -9.402
-15.319 -12.765 -10.212
Totale kosten en baten
58.000 +
uitstroompremie 85.477 71.231 56.985
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
105
2. Besparingen op Wmo-diensten ouderen
Tarieven per product*: euro/jaar
Ondersteuning thuis/uur 27,6
Dagactiviteit basis/dagdeel 29,14
Vervoer/dagdeel 8,28
Besparingen 1 u/wk ondersteuning thuis bij:
1 huishouden 1.435
5 huishoudens 7.176
10 huishoudens 14.352
15 huishoudens 21.528
Besparingen 1 dagdeel dagbesteding/wk:
1 persoon 1.946
2 personen 3.892
5 personen 9.729
* tarieven gemeente Lochem
3. Business case dagbesteding Parameter Waarde pp pj Kosten Baten
Projectsubsidie 50.000 50.000
aantal fte 5
deeltijdfactor 0,6
trajectduur (jr) 1
aantal trajecten 8,3
Uitvoeringslasten gemeente p.m.
Besparing arbeidsmatige dagbestedingstrajecten
Gemiddelde kosten pp per jaar 9.650
VG licht full-time* 15.540 48.252
deeltijdfactor 0,8
% VG licht 0,3
VG midden full-time* 19.670
deeltijdfactor 0,8
% VG midden 0,3
inloop dagbesteding 3.000
% inloop 0,4
Totale kosten en besparingen 50.000 48.252
Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie
106
4. Business case Beschut Werk
Parameter Waarde pp pj Kosten Baten
Projectsubsidie 50.000 50.000
aantal fte 5
deeltijdfactor 0,75
trajectduur (jr) 1
aantal trajecten 6,7
Uitvoeringslasten per cliënt per jaar 700 4.667
Salariskosten 17.629 117.525
WML bruto 1.537
factor vakantiegeld 1,08
werkgeverslasten 0,18
Rijksuitkeringen
Impuls Beschut Werk/BW plek 3.000 20.000
Lage Inkomens Voordeel/fte 2.000 10.000
BUIG budget/BW plek/jr: 18.715
I-deel (70% lks)/BW plek 1.371 82.268
Begeleidingskosten/fte 8.500 42.500
Totaal 172.192 154.768