Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing...

106
1 Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie Kennisprogramma Vakkundig aan het Werk/ ZonMw Lucienne Berenschot Leo van der Geest December 2016

Transcript of Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing...

Page 1: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

1

Buurtsupers:

integrale interventie voor leefbaarheid,

re-integratie en participatie

Kennisprogramma Vakkundig aan het Werk/ ZonMw

Lucienne Berenschot Leo van der Geest

December 2016

Page 2: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

2

Inhoud

Conclusies en aanbevelingen 4

Inleiding 8

1 De Superrr: concept en ontwikkeling 9

1.1 Het concept Superrr 9

1.2 Ketenpartners 10

1.2.1 Gemeenten 10

1.2.2 Bewonersorganisaties 12

1.2.3 Zorginstellingen 12

1.3 Ontwikkeling Support & Co 13

1.4 Uitbreiding maatschappelijke dienstverlening 14

2 Het onderzoek: doelen en werkwijze 15

2.1 Doelstelling 15

2.2 Aanpak van het onderzoek 16

3 Betekenis van de Superrr voor leefbaarheid en zelfstandig

wonen 19

3.1 Winkelvoorzieningen in kleine kernen 19

3.2 De rol van de Superrr in Almen 20

3.2.1 Gebruik en draagvlak voor de Superrr 22

3.2.2 Bijdrage van de Superrr aan het voorzieningenniveau 22

3.2.3 Imago en woonaantrekkelijkheid 23

3.2.4 Sociale cohesie 25

3.2.5 Ondersteuning bij zelfstandig wonen 26

3.2.6 Economische aspecten 29

4 Resultaten re-integratie 30

4.1 Werkwijze re-integratie 30

4.2 Opzet van trajecten 31

4.3 Kenmerken van de re-integratiekandidaten 32

4.4 Trajectperiode en duur 34

4.5 Resultaten bij beëindiging trajecten 39

4.6 Relatie met persoonskenmerken 44

Page 3: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

3

4.7 Relatie resultaat en duur van trajecten 46

4.8 Ervaringen van re-integratiekandidaten zelf 49

4.9 Samenwerking met sociale diensten 59

5 Resultaten dagbesteding 61

5.1 Onderzoekspopulatie 61

5.2 Leerdoelen 63

5.3 Trajectduur 64

5.4 Effecten van trajecten 65

5.4.1 Mensen met een verstandelijke beperking 65

5.4.2 Meewerkers met een psychische beperking 73

5.5 Ervaren effecten 73

5.6 Effecten op zorguitgaven 76

6 De business case voor gemeenten 78

6.1 Rendement van de Superrr als re-integratiepartner 78

6.2 Kosten en baten bij inzet van VG-cliënten 84

6.3 Kosten en baten bij beschut-werkplekken 86

6.4 Optimalisering door integrale aanpak 89

7 Samenwerking in het sociale domein: knelpunten en

oplossingsrichtingen 92

7.1 Sociaal domein is financieel ‘ontschot’ 92

7.2 Gemeenten: van transitie naar transformatie 93

7.3 Integraal samenwerken 94

7.4 Aanknopingspunten voor integraal beleid 97

Literatuur 99

Bijlagen 101

Page 4: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

4

Conclusies en aanbevelingen Een 'sociale supermarkt' die bijdraagt aan de leefbaarheid van een kleine

dorpsgemeenschap en tegelijkertijd werk biedt aan mensen met een

beperking en/of afstand tot de arbeidsmarkt, is een waardevol concept.

Het kan maatschappelijke meerwaarde creëren, bijdragen aan de

participatie en re-integratie van mensen die er werken en kosteneffectief

uitpakken voor gemeenten. Maar het is geen eenvoudig concept. Lokaal

draagvlak, politiek commitment en stevige verankering in de dagelijkse

beleids- en uitvoeringspraktijk binnen het gemeentelijke sociaal domein

zijn noodzakelijke voorwaarden voor goed functioneren. Dit rapport

bespreekt de resultaten van een onderzoek naar de supermarkten die het

bedrijf Support & Co verspreid over het land exploiteert sinds 2007. De

belangrijkste conclusies worden hieronder samengevat.

Een supermarkt kan een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid,

woonaantrekkelijkheid en sociale cohesie van een dorp. Uit de case study

in Almen blijkt dat inwoners uit alle leeftijdsgroepen daar baat bij hebben.

Dat is ook een noodzakelijke voorwaarde voor de duurzaamheid van de

voorziening: dorpsbewoners zelf leveren het leeuwendeel aan economisch

draagvlak.

Bijna de helft van alle ouderen in Almen blijft langer in het dorp wonen en

kan zich thuis beter redden dankzij de aanwezigheid van de winkel. Dat

geldt vooral voor 75-plussers. Het is aannemelijk dat dit leidt tot

besparingen op geïndiceerde Wmo-diensten.

Drie van de tien mensen die een re-integratietraject volgen bij een Superrr,

vinden daarna betaald werk. Zij hervinden hun zelfvertrouwen en

ontwikkelen arbeidsritme, communicatieve vaardigheden en plezier in

werk. Vooral jongere mensen die langere tijd buiten het arbeidsproces

staan, hebben daar baat bij. Voor mensen die hun werkloosheid wijten aan

discriminatie op de arbeidsmarkt, geldt dat niet. Hun kans op betaald werk

kan zelfs verminderen zolang zij een traject doen. Het gaat vooral om

veertigers en vijftigers die al werkervaring hebben.

De re-integratiefunctie van een Superrr is potentieel rendabel voor een

gemeente. Een traject dat leidt tot uitstroom, levert gemiddeld bijna 18.000

euro op aan besparingen op uitkeringslasten. Die baten komen ten goede

Page 5: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

5

aan het BUIG-budget. Voor sociale diensten is een Superrr echter vooral

een kostenpost die ten laste komt van het slinkende re-integratiebudget.

Dat leidt in veel gevallen tot een moeizame samenwerking en

onderbenutting van de trajectcapaciteit bij Superrr’s. Gemeenten kunnen

prikkels inbouwen om de focus op effectieve re-integratie te versterken

door een deel van de gerealiseerde besparingen te herinvesteren in

re-integratie (overhevelen van het BUIG-budget naar het re-integratie-

budget).

Voor mensen met een verstandelijke beperking is dagbesteding bij een

Superrr een uitstekende manier om te participeren in de maatschappij. Zij

werken er jarenlang en met veel plezier, en vergroten hun redzaamheid en

sociale netwerk. Ook ontwikkelen zij hun arbeidscompetenties en sociale

vaardigheden. Een deel van hen groeit uit tot gekwalificeerde

arbeidskracht in de context van de Superrr. De stap naar de reguliere

arbeidsmarkt wordt echter niet gemaakt. Financiële prikkels en risico’s

spelen daarbij een rol. Beschut werk kan deze groep de mogelijkheid

bieden om door te stromen naar betaald werk.

Mensen met een psychische beperking gedijen vaak niet bij dagbesteding

in een Superrr. Een ruime meerderheid haakt na korte tijd af. Een

minderheid vindt er wel zijn draai en ontleent daaraan dagritme en

stabiliteit. Uitstroom naar regulier werk staat bij deze groep wel op de

agenda, maar blijkt in de praktijk problematisch.

Dagbestedingstrajecten bij een Superrr zijn qua prijs concurrerend met

andere individuele trajecten, maar duurder dan algemene voorzieningen

voor mensen met een beperking.

De business case laat zien dat gemeenten, bij volledige benutting van de

‘meewerk’-capaciteit van een Superrr, de projectfinanciering ruimschoots

kunnen terugverdienen door besparingen op uitkeringslasten en op

geïndiceerde Wmo-diensten. Die mogelijkheid wordt echter maar

mondjesmaat benut. Lochem vormt daarop een uitzondering dankzij een

goede samenwerking tussen de sociale dienst en de lokale Superrr op

uitvoeringsniveau.

Het domein-overstijgende karakter van een Superrr blijkt lastig te hanteren

voor de gemeenten Steenwijkerland en Lochem. Samenwerking tussen de

Page 6: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

6

afdelingen leefbaarheid, werk & inkomen, Wmo en Jeugd komt niet

eenvoudig van de grond. Belangrijke oorzaken zijn:

• de transitie van rijkstaken en het bijbehorende budget is in beide

gemeenten per domein belegd. Dat heeft geresulteerd in een ordelijke

transitie, maar heeft er ook toe geleid dat processen, partner-

organisaties en producten per domein georganiseerd blijven. Ongewild

zijn daarmee schotten gecreëerd die de samenwerking met de Superrr

op domein-overstijgend niveau in de weg staan;

• binnen elk domein is het beleid gericht op passende voorzieningen

binnen de grenzen van het beschikbare budget. De focus en sturing

liggen op kosten en betaalbaarheid. Baten zijn onzichtbaar en geen

onderdeel van het sturingsinstrumentarium. Wmo-beleidsmakers in

beide gemeenten waren zich niet bewust van de preventieve werking

van de Superrr op de vraag naar ondersteuning, sociale diensten

houden niet systematisch zicht op uitstroomresultaten van de Superrr.

Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel

(de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie zijn gecontinueerd. Dat staat

haaks op de gewenste transformatie naar een participatiesamenleving,

waarin investering, integraliteit en maatschappelijk initiatief centraal staan.

De transformatie kan daarom niet vanuit de domeinen worden gemaakt,

maar vraagt om ruimte voor innovatie boven de domeinen.

Gemeenten doen er daarom goed aan om een ‘transformatieloket’ in te

richten om integrale maatschappelijke initiatieven te faciliteren. Het loket

wordt door een klein, daadkrachtig team van generalisten met een

grondige kennis van de lokale samenleving gerund en krijgt jaarlijks de

beschikking over een klein deel (bijvoorbeeld 5%) van het totale budget

voor het sociale domein. Het team is gemandateerd om initiatieven te

beoordelen en co-financieren op basis van transparante criteria waarin

financieel en maatschappelijk rendement centraal staan. Interne

afstemming en inbedding in de dagelijkse uitvoeringspraktijk behoren tot

de verantwoordelijkheden van het transformatieteam. Eventuele

samenwerking en financiering gebeuren op projectmatige basis,

continuering is afhankelijk van een evaluatie van de daadwerkelijke kosten

en baten en wordt bekostigd uit het reguliere budget Sociaal Domein.

Page 7: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

7

Zo kan een geleidelijke transformatie en ontschotting van het sociaal

domein tot stand komen, waarbij de structuren die tijdens de transitie zijn

opgebouwd continuïteit van ondersteuning waarborgen zolang de

transformatie in opbouw is.

Page 8: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

8

Inleiding

De gemeenten Lochem en Steenwijkerland en sociale onderneming

Support & Co hebben door bureau NYFER een onderzoek laten

uitvoeren naar de effecten van Superrr-vestigingen in kleine kernen. Het

onderzoek is gefinancierd door het kennisprogramma Vakkundig aan het

Werk, een initiatief van het Ministerie van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid, Divosa, UWV, VNG en VWS en bedoeld om de

professionaliteit van de gemeentelijke uitvoeringspraktijk een krachtige

impuls te geven.

Een Superrr is een kleinschalige winkelvoorziening die in krimpregio’s een

antwoord probeert te geven op meervoudige problematiek rond

werkgelegenheid en participatie, voorzieningenniveau, leefbaarheid en

betaalbaarheid van zorgdiensten. Superrr’s bieden naast reguliere

arbeidsplaatsen ook plaats aan ‘meewerkers’, die een re-integratie- of

participatietraject volgen gericht op maatschappelijke activering en, waar

mogelijk, betaald werk. Ook biedt een Superrr aanvullende dienstverlening

ter ondersteuning van ouderen in en om het dorp. Het concept lijkt bij

uitstek geschikt voor gemeenten in krimpregio’s die zo op kosteneffectieve

wijze hun brede verantwoordelijkheden in het sociale domein waar kunnen

maken. Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat gemeentelijk beleid en

uitvoeringspraktijk zijn ingericht op een integrale aanpak.

Dit onderzoek is uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in (a) de

maatschappelijke effecten van de buurtsuperinterventie en de netto kosten

en baten daarvan voor gemeenten en (b) knelpunten in gemeentelijke

werkprocessen en oplossingsrichtingen voor een integrale, domein-

overstijgende aanpak. De informatie is verzameld met medewerking van

vele meewerkers, bedrijfsleiders van de Superrr-vestigingen, medewerkers

van gemeenten en dorpsbewoners. Een woord van dank voor hun

waardevolle bijdragen is op zijn plaats.

Page 9: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

9

1 De Superrr: concept en ontwikkeling

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de Superrr’s zijn ontstaan en hoe

zij zich in de loop der jaren hebben ontwikkeld. Eind 2016 zijn 13

Superrr’s in bedrijf, verspreid over het hele land.

1.1 Het concept Superrr Het concept van de Superrr is gebaseerd op de gedachte dat mensen die

begeleiding krijgen vanwege een beperking, een positieve bijdrage kunnen

leveren aan het functioneren van een gemeenschap. Op die manier

genereren de maatschappelijke kosten voor begeleiding niet alleen

meerwaarde voor het individu, maar ook voor de maatschappij als geheel.

Dit concept is uitgewerkt in kleinschalige supermarkten in dorpen, die

naast retail ook re-integratie- en dagbestedingstrajecten bieden. De

trajectgelden vormen een bron van inkomsten en omdat de re-integratie-

en dagbestedingscliënten zonder betaling werken, worden de

personeelskosten beperkt. Zo wordt getracht een dekkende exploitatie van

een winkelvoorziening te realiseren in dorpen en kernen die onvoldoende

schaalniveau bieden voor reguliere supermarkten. De maatschappelijke

meerwaarde is de bijdrage die de winkel levert aan het

voorzieningenniveau en de leefbaarheid van het dorp.

Het concept is in Friesland ontwikkeld door Talant, een aanbieder van

VGZ-zorg en onderdeel van de Zorggroep Alliade. In een pilotfase is het

concept in drie supers uitgetest en doorontwikkeld. In 2006 kende VGN

de Best Practice Award toe aan het concept op grond van relevantie en

effectiviteit. In 2007 heeft Alliade een aparte organisatie, Support & Co

BV, opgericht voor de landelijke uitrol van het concept. Naast

dagbesteding gingen de supers ook re-integratietrajecten aanbieden.

Support & Co bundelt de expertise en kennis rond de implementatie, biedt

begeleiding aan individuele buurtsupers en regelt de centrale inkoop van

producten om schaalvoordeel te behalen.

Page 10: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

10

1.2 Ketenpartners

De combinatie van retail met maatschappelijke diensten is een

noodzakelijke voorwaarde voor het voortbestaan van een Superrr-

vestiging. Alleen in samenwerking met ketenpartners kan de voorziening

duurzaam worden geëxploiteerd. De drie r’s in de naam staan voor retail,

re-integratie en relatie met het dorp. Gemeenten en bewoners zijn de

belangrijkste partners. In enkele gevallen gaat het ook om zorgaanbieders.

1.2.1 Gemeenten

Gemeenten vormen een belangrijke partner voor Support & Co, omdat zij

de financier van re-integratietrajecten zijn. Ook leefbaarheid valt onder de

gemeentelijke verantwoordelijkheid. In de praktijk ontstaat de interesse

van een gemeente voor het concept vaak vanwege de bijdrage aan de

leefbaarheid en het belang dat bewoners hechten aan een

winkelvoorziening in hun dorp. De financiering van de samenwerking met

Support & Co wordt vervolgens belegd bij de afdeling Werk & Inkomen/

Participatie middels een ‘lump sum’ vergoeding voor de re-integratie-

trajecten die de Superrr biedt. De sociale dienst dan wel de

Gemeenschappelijke Regeling waar de gemeente de uitvoering van de

Participatiewet heeft ondergebracht, is de directe contractuele en

samenwerkingspartner van Support & Co.

Deze constructie maakt de samenwerking met gemeenten kwetsbaar:

sociale diensten zijn niet altijd blij met de overeenkomst met de Superrr

die zij als van buiten opgelegd ervaren en oneigenlijk omdat leefbaarheid

het voornaamste motief is voor de samenwerking. Ook de ‘lump sum’

financiering wordt soms als problematisch ervaren, met name omdat

Support & Co een BV is: commerciële re-integratiebedrijven worden

doorgaans gefinancierd op basis van gerealiseerde trajecten of resultaten

en niet op basis van beschikbaarheid.

Daarnaast zit de kwetsbaarheid in de afhankelijkheid van één budget: het

Participatiebudget. Dat is de laatste jaren snel afgenomen: in 2014 hadden

gemeenten gemiddeld 1.600 euro per klant te besteden tegen ruim 5000

euro in 2009.1 Met ingang van 2015 ontvangen gemeenten een

1 Divosa, 2015: Monitor-factsheet bijstands- en participatiebudget 2014.

Page 11: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

11

Participatiebudget waarin de middelen voor re-integratie, begeleiding en

uitvoering van de Wsw zijn gebundeld. Daaruit moet ook de toeleiding

naar werk voor nieuwe doelgroepen (voorheen Wajongers) worden

bekostigd.2 Het inkomensdeel van de Participatiewet wordt uitgekeerd via

een apart BUIG-budget.

Het Participatiebudget levert spanning op voor gemeenten: de

onbekendheid met nieuwe doelgroepen, de tekorten op de sociale

werkvoorziening en de voorziene daling van het budget met 9% in de

periode 2015-20203 worden als risico’s ervaren. Het gevolg is dat er minder

middelen voor re-integratie van ‘gewone’ bijstandscliënten worden

gereserveerd.

Het Rijk geeft gemeenten de mogelijkheid om te schuiven tussen het

budget voor WMO begeleiding en het Participatiebudget: beide zijn

onderdeel van het Integratiebudget Sociaal Domein. In de gemeenten

Lochem en Steenwijkerland gebeurt dit (nog) niet. Daarnaast bevat het

BUIG-budget een prikkel voor gemeenten om zoveel mogelijk mensen

aan het werk te helpen. De middelen zijn gebaseerd op de bijstandskans en

niet op het daadwerkelijke aantal bijstandsgerechtigden.4 Gemeenten die

door succesvol beleid minder bijstandsgerechtigden hebben dan verwacht,

mogen het overschot op de begroting houden. Gemeenten met meer

bijstandsgerechtigden dan verwacht, moeten het tekort uit eigen middelen

bijpassen. In de gemeenten Steenwijkerland en Lochem heeft dit

vooralsnog niet geleid tot een verruiming van re-integratiemiddelen:

re-integratie wordt meer als kostenpost dan als investering gezien.

De slinkende re-integratiebudgetten zetten de financiering van de

samenwerking met de Superrr onder druk, de bijdrage aan de leefbaarheid

ten spijt. Het feit dat de samenwerking met de Superrr inmiddels onder het

label re-integratie bekend staat, belemmert bovendien de aansluiting met

de WMO. Voor de gemeenten Lochem en Steenwijkerland was dit de

rechtstreekse aanleiding om het initiatief voor dit onderzoek te nemen.

2 www.divosa.nl/onderwerpen/financien. 3 www.rijksoverheid.nl/documenten/circulaires/2015/06/01/uitsplitsing-bedragen-integratie-uitkering-sociaal-domein-xls. 4 www.divosa.nl/onderwerpen/financien-gebundelde-uitkering-buig).

Page 12: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

12

1.2.2 Bewonersorganisaties

Retail is de belangrijkste inkomstenbron voor Support & Co: zo’n 90%

van de omzet komt uit de winkelverkoop.5 Dat kan alleen als

dorpsbewoners bereid zijn hun inkopen bij de Superrr te doen, ook al is

het prijspeil er hoger dan in de grote supermarktketens. Het draagvlak

onder bewoners is dan ook een vitale factor voor het welslagen van het

concept. Vaak is een bewonersorganisatie de drijvende kracht achter de

komst van een Superrr-vestiging. In Almen (gemeente Lochem) was de

Vereniging Almens Belang vijf jaar actief op zoek naar een winkelketen die

een vestiging in het dorp wilde openen, omdat bewoners dat constant als

prioriteit agendeerden. In Kuinre (gemeente Steenwijkerland) was de

komst van de Superrr een belangrijke schakel voor de bewonersorganisatie

bij de invulling van het nieuwe multifunctionele centrum in het dorp. Ook

na de komst van een Superrr blijven bewonersorganisaties een belangrijke

ketenpartner voor Support & Co om de relatie met het dorp levend te

houden. Via periodiek overleg met het bestuur wordt getracht aan te

sluiten bij initiatieven, behoeften en evenementen in het dorp.

Communicatieorganen van de bewonersorganisatie worden benut om

inwoners te informeren over het reilen en zeilen van de Superrr. De mate

waarin dit lukt, is sterk afhankelijk van het functioneren van de

bewonersorganisatie.

1.2.3 Zorginstellingen

Het oorspronkelijke concept van de Superrr is ontwikkeld met de inzet

van mensen met een beperking, voor wie de winkel een dagbesteding

bood. In de eerste vestigingen zijn de zorgorganisaties, Talant en Wil, nog

altijd de belangrijkste ketenpartners. Belangrijke factor daarbij is dat

Support & Co en de zorgorganisaties dochters zijn van dezelfde

zorggroep: Alliade. Andere zorginstellingen bleken moeilijker te

interesseren voor samenwerking. Zij hebben doorgaans zelf

dagbestedingslocaties waar hun cliënten terecht kunnen. In enkele

gevallen, Alphen aan den Rijn, Oegstgeest, Maasdam en Holwierde, is de

samenwerking met andere zorginstellingen wel van de grond gekomen.

5 J. van der Meer, directeur Support & Co, persoonlijke mededeling.

Page 13: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

13

In vestigingen die geen structurele samenwerking met een zorginstelling

hebben, zijn vaak wel enkele cliënten die een dagbestedingstraject volgen.

Zij hebben zelf de keuze voor de Superrr gemaakt en financieren het

traject met een persoonsgebonden budget.

1.3 Ontwikkeling Support & Co

Sinds 2007 heeft Support & Co, naast de drie pilot vestigingen, 18 nieuwe

Superrr’s geopend, verspreid over het land. Uit acht vestigingen heeft

Support & Co zich inmiddels teruggetrokken. In de meeste gevallen wilde

de betreffende gemeente of zorginstelling de samenwerking niet

voortzetten, soms bleek het economisch draagvlak in het dorp te beperkt.

Tabel 2.1 Vestigingen Superrr Plaats Gemeente Gestart in

Oppenhuizen Súdwest-Fryslân 2004

Holwierde Delfzijl 2007

Wijster Midden Drenthe 2007

Oosterzee De Fryske Marren 2008

Geesbrug Coevorden 2008 Gesloten in 2016

Jirnsum Leeuwarden 2008 Gesloten in 2012

Varik Neerijnen 2008 Gesloten in 2014

Alphen a/d Rijn Alphen a/d Rijn 2008 Gesloten in 2015

Eext Aa en Hunze 2008 Gesloten in 2013

Maasdam Binnenmaas 2008

Boskant St Oedenrode 2008 Gesloten in 2013

Afferden Bergen 2008

Sauwerd Winsum 2008 Gesloten in 2016

Witmarsum Súdwest-Fryslân 2009 Gesloten in 2010

Oldeboorn Heerenveen 2009

Almen Lochem 2011

Wirdum Leeuwarden 2011

Kuinre Steenwijkerland 2013

Oegstgeest Oegstgeest 2014

t Veld Hollands Kroon 2014

Purmerend Purmerend 2016 Bron: Support & Co

Page 14: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

14

Per eind 2016 beheert Support & Co nog 13 vestigingen. Vier winkels zijn

gesloten, in de dorpen Eext, Sauwerd, Boskant en Geesbrug is de winkel

overgedragen aan de bewonersorganisatie van het dorp. De inzet van

re-integratie- of dagbestedingscliënten is daarmee komen te vervallen.

1.4 Uitbreiding maatschappelijke dienstverlening Support & Co ontwikkelt het aanbod van diensten, inspelend op actuele

behoeften van ketenpartners. Met het oog op de decentralisatie van

zorgtaken naar gemeenten wordt momenteel gewerkt aan een uitbreiding

van de dienstverlening aan ouderen. Het beleid is er immers op gericht om

mensen langer thuis te laten wonen. Naast het thuisbezorgen van

boodschappen wordt vervoer geboden aan ouderen die graag zelf hun

boodschappen blijven doen in het dorp. Dat komt ook hun sociale

contacten ten goede. Ook kunnen ouderen een beroep doen op de Superrr

voor hand- en spandiensten in huis en tuin.

Support & Co probeert zo de relatie met het dorp te versterken maar ook

de relevantie van de Superrr voor de gemeente te vergroten: de nieuwe

diensten kunnen geïndiceerde ondersteuning vervangen of voorkomen en

zo een kostenbesparing voor gemeenten opleveren. In ambtelijke termen:

de Superrr’s proberen zich te ontwikkelen tot voorliggende voorziening in

maatschappelijke ondersteuning.

Page 15: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

15

2 Het onderzoek: doelen en werkwijze

De gemeenten Steenwijkerland en Lochem zijn samen met Support & Co

dit onderzoek gestart, omdat zij de samenwerking met de Superrr breder

willen positioneren in het gemeentelijk beleid. Net als veel gemeenten

streven zij naar een integrale, domein-overstijgende aanpak in het sociaal

domein om de schaarse financiële middelen zo efficiënt mogelijk te

benutten. De Superrr is zo’n integrale interventie. Het onderzoek moet

duidelijk maken welke maatschappelijke en financiële baten de Superrr

genereert op diverse gemeentelijke beleidsterreinen en aanknopingspunten

bieden hoe de gemeenten hier optimaal gebruik van kunnen maken.

2.1 Doelstelling

Dit onderzoek is bedoeld om inzicht te verschaffen in:

1. de maatschappelijke effecten van Superrr-vestigingen op participatie

en re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, het

behoud van werkgelegenheid en de leefbaarheid in kleine kernen en de

netto kosten die daaraan zijn verbonden voor gemeenten;

2. knelpunten in gemeentelijke werkprocessen en oplossingsrichtingen

voor een integrale, domein-overstijgende aanpak in het sociale

domein.

Het onderzoek geeft antwoord op de volgende vragen:

1. Welke objectief meetbare effecten hebben de meewerktrajecten van

Support & Co op de re-integratie naar betaald werk participatie,

zelfredzaamheid en vermindering van de zorgvraag van betrokken

cliënten? Zijn er significante verschillen in effecten voor specifieke

groepen?

2. Welke objectief meetbare effecten heeft een Superrr met een breed

dienstenaanbod op de leefbaarheid van een kleine kern en de

mogelijkheden voor ouderen om langer zelfstandig te wonen?

Page 16: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

16

3. Wat is de business case voor gemeenten: welke kosten zijn er aan de

interventie verbonden en hoe verhouden de kosten zich tot de baten?

4. Hoe kunnen gemeenten de barrières tussen Participatie (werk &

inkomen) en Maatschappelijke ondersteuning (zorg & welzijn)

slechten en komen tot meer integrale werkprocessen en

financieringsconstructies?

2.2 Aanpak van het onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd in de periode juni tot december 2016.

In de maanden juni tot en met augustus is informatie verzameld over de

effecten van de meewerktrajecten op de re-integratie naar betaald werk,

redzaamheid en participatie van de deelnemers. Daarbij zijn alle trajecten

betrokken van de vestigingen die momenteel open zijn (met uitzondering

van de vestiging in Purmerend die recent is geopend) evenals de trajecten

van twee recent gesloten winkels (Sauwerd en Geesbrug). In totaal gaat het

om informatie uit veertien vestigingen.

In eerste instantie is informatie verzameld uit de centrale administratie van

Support & Co met betrekking tot het aantal meewerkers dat in de diverse

vestigingen een traject heeft doorlopen. Vervolgens hebben de

bedrijfsleiders van de vestigingen informatie over elke meewerker en diens

traject aangeleverd. Het betrof informatie van 294 P-wet cliënten en 45

dagbestedingscliënten. 35 meewerkers bleken tot een andere doelgroep te

behoren (maatschappelijke stages, vrijwilligers, cliënten van een WLZ-

instelling). Na screening van de data zijn 45 P-wet cliënten uitgesloten van

het onderzoek: 6 cliënten waren wel aangemeld maar niet met het traject

gestart, van 39 cliënten was onvoldoende informatie aangeleverd. In twee

vestigingen: Maasdam en Geesbrug, ging het om een significant deel van

de P-wet cliënten. Van deze vestigingen zijn vervolgens alle P-wet cliënten

uitgesloten van het onderzoek omdat de representativiteit van de

beschikbare gegevens niet is gegarandeerd. Per saldo zijn de gegevens van

231 P-wet cliënten uit negen vestigingen gebruikt voor het onderzoek naar

de resultaten van re-integratie.

Page 17: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

17

Re-integratietrajecten De gemeenten die P-wet cliënten hebben aangeleverd, zijn benaderd met

het verzoek om de data over de P-wet (of voorheen Wwb) cliënten te

verifiëren en aan te vullen. Vijf van de negen gemeenten hebben hun

medewerking verleend. De overige vier gemeenten zijn of niet benaderd

omdat het een inmiddels gesloten vestiging betrof of wilden niet

meewerken. Anders dan vooraf aangenomen, bleek het voor gemeenten

een bewerkelijke klus om de gegevens te verifiëren in hun systemen. De

focus is daarom gelegd op een aantal cruciale gegevens, namelijk de trede

van de Participatieladder bij aanvang en beëindiging van het traject en de

uitstroom naar betaald werk.

Daarnaast vormden de interviews met mensen die een meewerktraject

hebben doorlopen (21 in totaal) een controle van de verzamelde data.

Daarbij zijn geen ernstige fouten in de gegevens aangetroffen. Tenslotte is

in een aantal gevallen, met name bij mensen voor wie de uitstroom naar

werk niet door de gemeente kon worden bevestigd, telefonisch navraag

gedaan. De verzamelde informatie heeft betrekking op een totaal van 231

mensen die een re-integratie of participatietraject vanuit de P-wet hebben

doorlopen (zie bijlage 1).

Dagbestedingstrajecten Bij de dagbestedingstrajecten is de focus gelegd op cliënten die relevant

zijn voor gemeenten in het kader van de Wmo. Vestigingen die uitsluitend

met cliënten van een WLZ instelling werken zijn uitgesloten van dit deel

van het onderzoek. Voor 40 van de 45 dagbestedingscliënten kon

voldoende informatie worden verzameld. Die informatie is verstrekt door

de bedrijfsleiders van de vestiging waar de cliënten werken, in individuele

werksessies. Het gaat om zestien cliënten met een psychische beperking,

22 cliënten met een verstandelijke beperking en twee mensen met een

lichamelijke beperking, die verspreid over tien vestigingen een

dagbestedingstraject hebben doorlopen. Het onderzoek heeft zich

vervolgens toegespitst op de mensen met een psychische en verstandelijke

beperking, 38 in totaal. Met twaalf van hen is een interview gehouden.

Tijdens de interviews is aanvullende kwalitatieve informatie verzameld

over de cliëntervaringen met trajecten. Aan de hand van een aantal

stellingen is gekeken welke effecten de trajecten in de beleving van cliënten

zelf hebben gehad op hun persoonlijke situatie en hun

Page 18: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

18

arbeidsmarktpositie. Daarbij is gebruik gemaakt van de vragenlijsten zoals

die eerder zijn gebruikt in andere gemeenten6, zodat vergelijking mogelijk

is.

Leefbaarheid Almen is als case study genomen om de effecten van de Superrr op de

leefbaarheid en mogelijkheden voor ouderen om zelfstandig te wonen in

kaart te brengen. Daarvoor is een vragenlijst verstuurd naar 400 inwoners

van het dorp: 200 onder ouderen van 65 jaar of ouder, 200 onder

inwoners in de leeftijd van 18 tot en met 64 jaar. De respons was ruim

40% (162 ingevulde vragenlijsten). Voor aanvullende informatie is

gesproken met bestuursleden van de Vereniging Almens Belang, de

huisarts in het dorp en medewerkers van het gebiedsteam WMO.

Business case gemeenten Op basis van de onderzoeksresultaten is de business case voor gemeenten

uitgewerkt. Daarbij is gekeken naar de kosten en baten van de

samenwerking met een Superrr bij volledige benutting van de beschikbare

trajecten voor re-integratie, dagbesteding en beschut werk.

Gemeentelijke werkprocessen Tenslotte is gekeken naar knelpunten voor integrale gemeentelijke

werkprocessen. De landelijke regelgeving en financiering voortvloeiend uit

de Participatiewet en Wmo 2015 en de gemeentelijke procedures zijn in

kaart gebracht door deskresearch en interviews met medewerkers van de

gemeenten Lochem en Steenwijkerland. In een workshop in beide

gemeenten zijn de onderzoeksresultaten gepresenteerd en is gebrainstormd

over de knelpunten en mogelijkheden voor een integrale, domein-

overstijgende werkwijze om de baten van de samenwerking met een

Superrr te optimaliseren.

6 Kok et al., 2011: Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken.

Page 19: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

19

3 Betekenis van de Superrr voor leefbaarheid en zelfstandig wonen

In Almen levert de aanwezigheid van een supermarkt voor alle inwoners

een belangrijke bijdrage aan het voorzieningenniveau en de

woonaantrekkelijkheid van het dorp. De Superrrr vervult ook een rol in de

sociale cohesie: het is één van de ontmoetingspunten, maar zeker niet het

enige in het dorp.

Voor de zeer ouderen (75-plus) is de Superrrr een factor van belang om in

Almen te kunnen blijven wonen. De basale winkelfunctie lijkt daarbij het

belangrijkst: een groot deel van de oudste inwoners doet er boodschappen

en ervaart daardoor een hogere zelfredzaamheid. Voor één op vier is de

Superrr ook het belangrijkste ontmoetingspunt met dorpsgenoten.

Consulenten van het Wmo-team bevestigen dat de vraag naar

ondersteuning laag is in Almen. Het is aannemelijk dat de

winkelvoorziening bijdraagt aan een besparing op geïndiceerde diensten.

De nieuwe diensten die de Superrr biedt aan ouderen kunnen de bijdrage

aan zelfredzaamheid en besparing op individuele ondersteuning verhogen.

Het gebruik van deze diensten is nog beperkt maar de interesse onder

ouderen is hoog.

3.1 Winkelvoorzieningen in kleine kernen

Onderzoek van het ministerie van BZK naar de rol van detailhandel in

krimpgebieden concludeert dat naast onderwijs en zorg ook de

beschikbaarheid van winkels een belangrijke basisvoorziening is die

bijdraagt aan de leefbaarheid.7 Detailhandel heeft een directe relatie met

het woon- en leefklimaat voor inwoners, het vestigingsmilieu voor andere

bedrijven en het draagvlak voor andere voorzieningen (zie figuur 3.1).

7 DNTP, 2013: Detailhandel en leefbaarheid - aanpak detailhandel als strategie in krimp- en anticipeergebieden.

Page 20: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

20

Figuur 3.1 Effecten van winkelvoorzieningen op leefbaarheid Bron: DTNP, 2013 In krimpgebieden is sprake van een bovengemiddelde afname van

winkelvoorzieningen omdat de demografische krimp de autonome krimp

in de detailhandelssector (door o.a. schaalvergroting en de opkomst van

internetverkoop) versterkt. Het verdwijnen van winkelvoorzieningen uit de

directe omgeving is niet voor iedereen een probleem: dankzij de grote

(auto)mobiliteit en opkomst van webwinkels blijven deze voorzieningen

beschikbaar, ook als is het op grotere afstand.

Voor kwetsbare groepen zoals ouderen ligt dat anders: zij zijn vaak minder

mobiel en het verdwijnen van winkels uit hun directe omgeving betekent

voor hen een directe aantasting van de leefbaarheid.8

3.2 De rol van de Superrr in Almen

Almen is een dorp met 1150 inwoners in de gemeente Lochem. Het

aandeel 65-plussers is 28%, van wie bijna de helft (13%) ouder dan 75

8 DNTP, 2013: Detailhandel en leefbaarheid - aanpak detailhandel als strategie in krimp- en anticipeergebieden.

Page 21: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

21

jaar.9 Het landelijk gemiddelde is 18 respectievelijk 7%.10 Het dorp ligt op

zo’n 10 km afstand van het stadje Lochem waar veel voorzieningen zijn

geconcentreerd. Het dorp heeft een rijk verenigingsleven, telt meerdere

sportaccommodaties, een zwembad, dorpshuis en een huisartsenpraktijk.

Rond 2005 sloot de laatste winkel in Almen. Na een jarenlange zoektocht

van bewoners langs diverse partijen, kwamen zij Support & Co op het

spoor. In 2011 is de Superrr-vestiging geopend.

In een schriftelijke bewonersenquête is gevraagd naar de invloed van de

Superrr op imago en woonaantrekkelijkheid, sociale cohesie en het belang

van de winkel voor de ouderen die in het dorp wonen. Er zijn 400

vragenlijsten verstuurd, 200 onder 65-plussers en 200 in de leeftijdsgroep

19 tot en met 65 jaar. Voor beide groepen is een steekproef getrokken op

basis van de gemeentelijke administratie. Er zijn 162 vragenlijsten ingevuld

terug ontvangen, een respons van ruim 40%. Figuur 3.2 toont de

samenstelling van de responsgroep. Dankzij de oversampling zijn ouderen

ruim vertegenwoordigd in de responsgroep. Voor de inwoners jonger dan

50 jaar is de representativiteit met acht procent aan de lage kant. De

resultaten op dorpsniveau zijn gecorrigeerd voor over- en

ondervertegenwoordiging van leeftijdsgroepen.

Figuur 3.2 Samenstelling responsgroep bewonersenquête Leeftijd Inwoners* Respondenten Respondenten als % inwoners 19-50 322 27 8% 51-65 325 54 17% 66-75 175 42 24% 75 plus 145 33 23% Totalen 967 162 17% * per 1.1.2016. Bron: Statistische gegevens gemeente Lochem

Naast de bewonersenquête is informatie verzameld in gesprekken met

bestuursleden van de Vereniging Almens Belang, de dorpsarts en

consulenten van het gebiedsteam Wmo.

9 Gegevens per 1 januari 2016. Statistische gegevens gemeente Lochem. 10 CBS Statline.

Page 22: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

22

3.2.1 Gebruik en draagvlak voor de Superrr

Het overgrote deel van de inwoners doet boodschappen bij de Superrr,

van wie de helft vaak of altijd. Oudere inwoners (75+) maken het meest

gebruik van de Superrr: één op de vier doet er altijd de boodschappen,

46% meestal. Figuur 3.3 Hoe vaak doen dorpsbewoners inkopen bij de Superrr? 3.2.2 Bijdrage van de Superrr aan het voorzieningenniveau

De Superrr biedt vanouds aanvullende diensten zoals het thuisbezorgen

van boodschappen, een servicepunt van Post.nl, stomerij en geld pinnen.

Eens per maand houdt de wijkagent er spreekuur. Het overgrote deel van

de Almenaren is daarvan op de hoogte en veel mensen maken ook gebruik

van die diensten. Bijna iedereen (97%) vindt dat de Superrr een belangrijke

bijdrage levert aan de voorzieningen in het dorp. Alleen onder de 75-

plussers is dat iets lager (87%).

Page 23: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

23

Figuur 3.4 Gebruik van overige diensten 3.2.3 Imago en woonaantrekkelijkheid

Aan de hand van stellingen is onderzocht of de Superrr in de ogen van

inwoners een effect heeft op het imago en de woonaantrekkelijkheid van

Almen.

De overgrote meerderheid van de inwoners (95%) is het eens met de

stelling dat de aanwezigheid van de Superrr hun dorp aantrekkelijker

maakt dan andere dorpen. Dat geldt voor alle leeftijdsgroepen. Ook hier

zijn de 75-plussers iets gematigder in hun enthousiasme, al is ook niemand

van hen het helemaal oneens met de stelling (zie figuur 3.5).

Een tweede stelling betrof de invloed van de aanwezigheid van een

supermarkt op de keuze voor Almen als woonplaats. Bijna drie op de tien

inwoners zegt dat dat zeker of enigszins een rol heeft gespeeld bij het

besluit om in Almen te komen of blijven wonen. Naarmate de leeftijd

hoger is, neemt dat toe. Voor 40% van de 65-75 jarigen en 45% van de 75-

plussers is de nabijheid van een winkel een factor van belang bij hun

beslissing om in Almen te komen of blijven wonen (zie figuur 3.6).

Page 24: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

24

Figuur 3.5 De aanwezigheid van een supermarkt maakt Almen aantrekkelijker dan andere dorpen

Figuur 3.6 Het feit dat Almen een supermarkt heeft, speelde een rol bij mijn besluit om hier te komen of blijven wonen

Bijna één op de vijf inwoners (18%) denkt er weleens over om te

verhuizen. Inwoners tussen de 65 en 75 zijn daar het meest mee bezig: één

op de drie zegt daar weleens over na te denken. Als motieven voor een

verhuizing noemen zij hun (toekomstige) gezondheid, nabijheid van

kinderen of familie, een andere woning (kleiner, gelijkvloers of zonder

tuin) of als voorzieningen in Almen zouden verdwijnen. De 75-plussers

Page 25: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

25

daarentegen zijn heel weinig geneigd te verhuizen: slechts één respondent

zegt dat te overwegen als de gezondheid dat noodzakelijk zou maken. De

meeste 75-plussers lijken tot hun dood in het dorp te willen blijven wonen.

3.2.4 Sociale cohesie

Over het belang van de Superrr als ontmoetingspunt zijn twee stellingen

opgenomen. Er is gevraagd naar de ontmoetingsfunctie van de Superrr en

naar het relatieve belang ervan, gezien de veelheid aan andere

voorzieningen in Almen waar ontmoeting kan plaatsvinden.

Figuur 3.7 In de Superrr maak ik vaak een praatje met andere mensen Negen van de tien Almenaren maakt vaak of regelmatig een praatje met

andere mensen in de Superrr. Alleen onder 75-plussers is dat lager: 84%.

Voor de meeste mensen (57%) zijn er ook naast de Superrr voldoende

gelegenheden om dorpsgenoten te spreken. Bij de 75-plussers geldt dat

zelfs voor 68% van de mensen.

Voor bijna een kwart van de inwoners (23%) is de Superrr wel een

belangrijk ontmoetingspunt in het dorp. Deze mensen behoren

voornamelijk tot de leeftijdscategorie 75-plus en, opvallend genoeg, 51 tot

65 jaar.

Page 26: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

26

Figuur 3.8 Ook zonder Superrr zijn er genoeg gelegenheden waar ik dorpsgenoten spreek 3.2.5 Ondersteuning bij zelfstandig wonen

Vooral voor ouderen is de Superrr van belang om zelfstandig te

kunnen wonen. Meer dan de helft van de 65 plussers zegt dat het voor

hen zonder Superrr moeilijker zou zijn om in Almen te blijven wonen.

Onder de jongere leeftijdsgroepen is dat veel minder (zie figuur 3.9).

Figuur 3.9 Zonder Superrr zou het voor mij moeilijker zijn om hier te blijven wonen

Page 27: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

27

Zoals eerder bleek, is de ontmoetingsfunctie van de Superrr daarbij niet

doorslaggevend. Belangrijker is het feit dat ouderen een hogere

zelfredzaamheid ervaren door de aanwezigheid van een supermarkt:

43% van de 75-plussers en één op de drie 66-75 jarigen zegt zich thuis

beter te redden dankzij de hulp die de Superrr biedt (zie figuur 3.10).

Figuur 3.10 Dankzij de hulp die de Superrr biedt, kan ik mij thuis beter redden

De Superrr heeft sinds kort zijn dienstverlening uitgebreid met

diensten voor zelfstandig wonende ouderen en mensen met een

beperking. Zo biedt de winkel naast bezorging aan huis van

boodschappen ook vervoer voor minder mobiele mensen, zodat zij zelf

naar de winkel kunnen gaan. Daar is ook een koffietafel. Tevens kan

hulp worden geboden bij hand en spandiensten thuis en bij kleinere

tuinklussen. Alle diensten zijn gratis. De Superrr in Almen loopt

voorop in deze dienstverlening. Dat kan mede dankzij een relatief hoge

bezetting van de re-integratieplaatsen (zie hoofdstuk 4).

Deze nieuwe diensten zijn nog niet bij iedereen bekend. Het gebruik is

vooralsnog beperkt (zie figuur 3.11).

Page 28: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

28

Figuur 3.11 Gebruik van ondersteunende diensten Superrr

Er lijken wel groeimogelijkheden te zijn: met name in de bezorgdienst,

tuinklussen en hand- en spandiensten thuis hebben veel ouderen interesse

(zie figuur 3.12). Figuur 3.12 Ik denk deze diensten te gaan gebruiken

De betekenis van alleen al de aanwezigheid van de winkel voor de

zelfredzaamheid van ouderen, kan een besparing aan geïndiceerde

ondersteuning opleveren. Boodschappen doen maakt vaak deel uit van

ondersteuning thuis. Bovendien houdt het loopje naar de winkel mensen

Page 29: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

29

actief en bevordert hun autonomie. De consulenten van het Wmo-team

bevestigden dat zij zelden aanvragen voor ondersteuning krijgen uit

Almen.

De nieuwe diensten die de Superrr biedt kunnen deze bijdrage aan de

zelfredzaamheid van ouderen vergroten en de behoefte aan individuele

ondersteuning verminderen. Zo is het vervoer naar de winkel voor minder

mobiele ouderen, zeker in het buitengebied, een modern alternatief voor

dagbesteding: mensen komen de deur uit, doen hun boodschappen,

drinken koffie en spreken dorpsgenoten. Het verdient aanbeveling de

ontwikkelingen in het gebruik van deze dienstverlening en de effecten op

de ondersteuningsbehoefte de komende jaren goed te volgen. 3.2.6 Economische aspecten De Superrr genereert ook in economisch opzicht voordelen voor Almen.

Naast directe werkgelegenheid in de vorm van drie arbeidsplaatsen, draagt

de winkel bij aan het vestigingsklimaat in het dorp. Hoewel dit aspect niet

in de bewonersenquête was opgenomen, wezen diverse respondenten erop

dat de aanwezigheid van een winkel bevorderlijk is voor de recreatiesector

(campings), agrarische bedrijven (afzet van producten) en internetbedrijfjes

(de pakketservice die de Superrr biedt).

Page 30: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

30

4 Resultaten re-integratie Van alle deelnemers aan re-integratietrajecten bij een Superrr-vestiging

stroomt 30% uit naar betaald werk. Onder deelnemers die starten vanuit

trede 3 en 4 van de Participatieladder is de uitstroom naar werk het

hoogst: 40%.

Het merendeel van de kandidaten uit trede 2 en 3 die het traject afronden

zonder baan, verkleint zijn afstand tot de arbeidsmarkt aanzienlijk.

Ruim 80% van de deelnemers wordt door het traject actiever in zijn

persoonlijk leven. De meeste jongere mensen ervaren ook een stijging in

zelfredzaamheid en gezondheid, en een verbetering in hun arbeidsmarkt-

positie. 40-plussers ervaren weinig effect op hun arbeidsmarktpositie: zij

wijten hun werkloosheid aan het gebrek aan banen en leeftijdsdiscriminatie

op de arbeidsmarkt.

Ondanks de positieve resultaten is er sprake van een forse onderbenutting

van de re-integratiecapaciteit bij de Superrrs door gemeentelijke sociale

diensten. In de loop der jaren is wel een verbetering opgetreden, maar de

benuttingsgraad ligt gemiddeld nog altijd lager dan 50%.

4.1 Werkwijze re-integratie

In een contractuele overeenkomst tussen Support & Co en gemeenten

wordt vastgelegd hoeveel meewerkplaatsen de lokale Superrr-vestiging

beschikbaar stelt voor re-integratie- en participatietrajecten, en welke

bijdrage de gemeenten daar tegenover stelt.11 Ook worden afspraken

gemaakt over de samenwerking tussen de gemeentelijke sociale dienst en

de Superrr. De taakverdeling tussen beide partijen is als volgt:

1. De lokale Superrr-vestiging biedt vijf leerwerk/participatieplaatsen

binnen het kader van de normale bedrijfsactiviteit, met als doel de

activering van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Deze

capaciteit kan worden benut voor tien tot maximaal 15 mensen

11 Support & Co, 2016: Standaard samenwerkingsovereenkomst.

Page 31: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

31

tegelijkertijd. Support & Co draagt zorg voor een zo volwaardig

mogelijke werkplek en taakstelling en passende arbeids-

omstandigheden;

2. De sociale dienst meldt kandidaten aan met een plan van aanpak,

waarin doel, duur en het verwachte resultaat van het traject in relatie

tot het einddoel staan vermeld. Het kan gaan om uiteenlopende

resultaten die de afstand tot de arbeidsmarkt verkleinen, zoals het

opbouwen van arbeidsritme, aanleren van specifieke vaardigheden, het

leren van de taal, etc;

3. Definitieve plaatsing vindt plaats nadat Support & Co een

intakegesprek met de kandidaat heeft gevoerd. De sociale dienst stelt

een overeenkomst op die door beide partijen en de betreffende

kandidaat wordt ondertekend;

4. De begeleiding van deelnemers wordt door medewerkers van de

Support & Co op locatie en gericht op de gestelde doelen uitgevoerd,

waarbij kan worden teruggevallen op medewerkers van de sociale

dienst. Wanneer de doelen niet zijn bereikt binnen de afgesproken

periode, worden in overleg de vervolgstappen bepaald;

5. Support & Co informeert de sociale dienst over de voortgang van

deelnemers middels kwartaalrapportages. Eenmaal per jaar is er een

gezamenlijke evaluatie van de samenwerking.

4.2 Opzet van trajecten De trajecten bij de Superrr gaan uit van een geleidelijke opbouw van het

aantal gewerkte uren en de taken die kandidaten uitvoeren. Per kandidaat

zijn er verschillen, maar doorgaans begint een traject met 2 à 3 dagdelen

per week. In de loop van de tijd wordt dit uitgebreid tot maximaal 32 uur,

als de belastbaarheid van de meewerker dat toelaat.

Ook de werkzaamheden van meewerkers worden in de loop van het

traject uitgebreid. De Superrr maakt daarbij onderscheid tussen de diverse

afdelingen in de winkel naar moeilijkheidsgraad, op basis van de

werkzaamheden zelf, de intensiteit van klantcontacten en (tijds)druk.

Page 32: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

32

Magazijnwerk is het minst belastend, de broodafdeling en kassa draaien

zijn de meest veeleisende afdelingen binnen de winkel.

Gedurende het traject worden meewerkers ‘on the job’ getraind en

gecoacht door de staf van de Superrr. Naast winkelvaardigheden komen

daarbij ook algemene arbeids- en sociale vaardigheden aan bod (bijlage 2).

4.3 Kenmerken van de re-integratiekandidaten

In totaal zijn 231 re-integratietrajecten betrokken bij het onderzoek. Het

merendeel daarvan, 191, is inmiddels afgesloten. De onderzoeksperiode

bestrijkt de jaren 2008 tot medio 2016.

De onderzochte re-integratiepopulatie is divers van samenstelling. Het gaat

in meerderheid om vrouwen (64%). Figuur 4.1 vat de voornaamste overige

kenmerken van de populatie samen.

Zestig procent van de kandidaten was bij aanvang van het traject jonger

dan 40 jaar, twintig procent tussen de 40 en 50 en nog eens twintig

procent is 50-plusser.

Ruim de helft van alle kandidaten heeft een gezin met kinderen, 36%

woont alleen. Een kleine groep woont bij de ouders (8%) of samen met

een partner (4%).

In overgrote meerderheid gaat het om mensen met een V(m)bo (52%) of

MBO (36%) als hoogst voltooide opleiding. Twaalf procent heeft alleen

basisschool of speciaal onderwijs gevolgd, tien procent heeft een

havo/vwo diploma of is hoogopgeleid (hbo/vwo).

Page 33: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Figuur 4.1 Kenmerken van de populatie re-integratieclienten bij Superrr-vestigingen

Page 34: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

De instroom betreft kandidaten van alle treden van de Participatieladder.12 Ruim één derde (37%) van alle kandidaten had bij aanvang van het traject

een grote afstand tot de arbeidsmarkt (trede 1 en 2), 27% een matig tot

grote afstand (uitsluitend sociale contacten, geen activiteiten met

verantwoordelijkheid buitenshuis, trede 3). Bij 36% van de kandidaten was

de afstand tot de arbeidsmarkt kleiner: het gaat om mensen die al minimaal

eens per week vrijwilligerswerk of andere onbetaalde activiteiten verrichtten

(trede 4) en soms ook om betaald werk met ondersteuning (trede 5). Onder

de trede-5 kandidaten waren enkele werknemers van een sociale

werkvoorziening die tijdelijk bij een Superrr-vestiging zijn geplaatst en

mensen met kleine part-timebanen.

Bij de achtergrondgegevens is ook gevraagd naar duur van de uitkering bij

aanvang van het traject. Die informatie was te onvolledig om bij de analyse

te betrekken.

4.4 Trajectperiode en duur De onderzochte trajecten hebben plaatsgevonden tussen 2008 en medio

2016. Figuur 4.2 geeft het aantal gestarte en beëindigde trajecten per jaar

weer. Voor 2016 gaat het alleen om de eerste helft van het jaar. Daaruit

blijkt dat verreweg de meeste trajecten (78%) hebben gelopen in de periode

na 2012.

12 De treden van de Participatieladder zijn als volgt afgebakend: 1 = geïsoleerd, 2 = sociale contacten buitenshuis, 3 = deelname georganiseerde activiteiten, 4 = onbetaald werk, 5 = betaald werk met ondersteuning, 6 = betaald werk (volledige uitstroom uit de uitkering).

Page 35: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

35

Figuur 4.2 Onderzochte re-integratietrajecten naar jaar van in/uitstroom

De toename van het aantal trajecten heeft te maken met de groei in het

aantal vestigingen, maar ook met het feit dat de vestigingen uit recente jaren

een hogere instroom van re-integratiekandidaten hebben. In figuur 4.3 is het

jaar van opening en het gemiddelde aantal re-integratietrajecten per jaar

weergegeven voor elf Superrr-vestigingen, berekend over de totale looptijd

van de vestiging. Daarbij is ervan uitgegaan dat het aantal meewerkers zoals

gerapporteerd op basis van de centrale administratie van Support & Co , het

totale aantal betreft. Dat is niet helemaal het geval: bij het verzamelen van

informatie op vestigingsniveau, bleek een beperkt aantal meewerkers niet in

de lijst van Support & Co voor te komen. De aanvullingen van

bedrijfsleiders betroffen vooral recente jaren. Het is mogelijk dat

ontbrekende kandidaten uit eerdere jaren onopgemerkt zijn gebleven. Dat

kan leiden tot een lichte onderschatting van het aantal trajecten bij met

name de oudere vestigingen.

Er zijn grote verschillen tussen de vestigingen: het jaarlijkse aantal trajecten

varieert van één tot 15 trajecten. Er is dus sprake van een sterke

onderbenutting van de re-integratiecapaciteit die de Superrrs bieden. Dat is

een indicator voor de kwaliteit van de samenwerking met de lokale sociale

dienst of GR. Die is immers verantwoordelijk voor de instroom. Een lage

instroom duidt op een moeizame samenwerking. En financiering op basis

van beschikbaarheid in combinatie met een slechte benutting betekent ook

dat de kosten per traject (zeer) hoog kunnen uitvallen. Op den duur is dat

Page 36: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

36

niet houdbaar. Twee vestigingen met zeer lage aantallen trajecten: Sauwerd

en Geesbrug, zijn inmiddels gesloten omdat de gemeenten de samenwerking

hebben opgezegd.

Figuur 4.3 Gemiddeld aantal trajecten/jaar bij Superrr-vestigingen Bron: Support & Co , bewerking Nyfer

Er bestaat een negatief verband tussen de functioneringsduur van een

vestiging en het gemiddelde aantal trajecten per jaar (Pearson’s

correlatiecoëfficiënt = –0,65). Ofwel, bij de oudere vestigingen is het

gemiddelde aantal trajecten per jaar beduidend lager dan bij vestigingen van

recentere datum. Dat duidt op een leereffect: blijkbaar lukt het de afgelopen

jaren beter om de samenwerking tussen Support & Co en de gemeentelijke

sociale diensten van de grond te krijgen.

De gemiddelde duur van een re-integratietraject bij een Superrr, berekend

als mediaan van alle afgesloten trajecten, is zes maanden. Ook hier zijn de

verschillen echter groot: één op de vier trajecten is korter dan drie maanden,

19% van de meewerkers blijft langer dan een jaar bij een Superrr-vestiging

werken (zie figuur 4.4).

Page 37: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

37

Figuur 4.4 Duur re-integratietrajecten

Ook hier is een ontwikkeling door de jaren heen waarneembaar: de

gemiddelde trajectduur is sinds de beginjaren van Support & Co

teruggebracht van ruim twee jaar naar zes maanden (zie figuur 4.5). Dat

bevestigt het beeld dat er een professionaliseringsslag is gemaakt in de

samenwerking tussen Support & Co en gemeentelijke sociale diensten.

Figuur 4.5 Gemiddelde trajectduur naar startjaar

Page 38: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

38

Tussen vestigingen loopt de gemiddelde duur van een traject, berekend als

mediaan van alle afgesloten trajecten, uiteen van vier tot veertien maanden.

Er is een samenhang tussen de instroom van re-integratiekandidaten en de

duur van een traject (zie figuur 4.6): hoe lager de instroom, hoe langer de

trajecten in een vestiging doorgaans duren (Pearsons correlatiecoëfficiënt =

–0,67).

Figuur 4.6 Gemiddelde trajectduur en jaarlijkse instroom per vestiging Dat duidt op een ‘lock-in’-effect: als re-integratiekandidaten langer in de

winkel blijven werken dan nodig is voor de ontwikkeling van hun

arbeidsvaardigheden, zoeken zij daardoor wellicht minder intensief naar

betaald werk. Een verklaring hiervoor ligt voor de hand. De Superrr heeft

geen prikkel om trajecten te beëindigen als er weinig instroom van nieuwe

kandidaten is: er zijn immers meewerkers nodig om de winkel draaiende te

houden. De gemeentelijke sociale dienst is de aangewezen partij om de

uitstroom uit trajecten te sturen. Wanneer die verzuimt dat te doen, kunnen

re-integratiekandidaten lang in traject blijven bij een Superrr-vestiging.

Een lange trajectduur is overigens niet per se negatief, mits het om een

goede matching gaat. Bij sommige mensen is de afspraak met de sociale

dienst dat zij het traject langer mogen volgen bij wijze van dagbesteding als

betaald werk er naar verwachting niet in zit, of tot het moment dat zij een

betaalde baan hebben gevonden. En dat kan een zinnige keuze zijn omdat

Page 39: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

39

sommige mensen meer tijd nodig hebben om hun afstand tot de

arbeidsmarkt te overbruggen (zie ook paragraaf 4.7).

4.5 Resultaten bij beëindiging trajecten Van de 231 trajectkandidaten hebben 191 mensen het traject beëindigd. De

overige 40 zijn nog in traject bij één van de Superrr-vestigingen.

De resultaten van de afgesloten trajecten staan weergegeven in figuur 4.7. In

totaal is 38% van de kandidaten geheel of gedeeltelijk uit de gemeentelijke

uitkering gestroomd. De uitstroom naar betaald werk is 30%, 8% stroomde

om een andere reden uit. 45% van de kandidaten beëindigde het traject

zonder betaald werk te hebben gevonden. Eén op de zes kandidaten (17%)

is voortijdig gestopt met het traject.

Figuur 4.7 Situatie re-integratiekandidaten bij beëindiging traject (n=191) Uitstroom naar werk

In totaal heeft 30% van de trajecten geresulteerd in uitstroom naar betaald

werk. Dat ligt in de buurt van de landelijke cijfers: volgens het SGBO13 lag

13 SGBO, 2007: Assen: van ver gekomen.

Page 40: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

40

het landelijk gemiddelde in 2007 rond de 28%. Het CBS14 becijferde dat

33% van alle deelnemers die een re-integratietraject volgden in 2012, werk

heeft gevonden.

Ruim de helft (55%) van de mensen is uitgestroomd naar een volledige baan

(zonder aanvullende uitkering), 45% vond betaald werk met ondersteuning.

Meestal gaat het om parttime werk, in een aantal gevallen ging het ook om

gesubsidieerd werk in een sociale werkvoorziening, met loonkostensubsidie

of via een leerwerktraject (zie figuur 4.8). Eén op de tien uitstromers is door

Support & Co zelf in dienst genomen

Duurzaamheid van werk Voor ruim de helft van de groep, 33 mensen, is gedurende het onderzoek

ook informatie verkregen over de duurzaamheid van het betaalde werk, via

interviews, gemeenten of omdat zij bij een Superrr werken. Het betreft 17

mensen die een part-timebaan vonden (trede 5) en 16 mensen die volledig

zijn uitgestroomd (trede 6). Van de trede-5 groep is bijna de helft (47%) het

werk inmiddels weer kwijt. Onder de trede-6 uitstromers is het aandeel dat

terugvalt in de uitkering veel lager: 19%. Als deze percentages worden

doorgetrokken naar de hele onderzoekspopulatie, komt het terugval-

percentage op ruim 31%. Dat is vergelijkbaar met het terugvalpercentage dat

werd geconstateerd bij Workfirst-projecten in de gemeenten Helmond en

Meppel, waar ongeveer één op de drie mensen terugstroomde in de

uitkering.15

Naast terugval in de uitkering van mensen die uitstromen naar werk, komt

het ook voor dat mensen die het traject zonder betaald werk eindigen, in de

maanden erna een baan vinden: de zogenaamde ‘baanvinders’. Bij de

controles door gemeenten kwam een aantal baanvinders naar voren. Omdat

dit niet systematisch is onderzocht, kan geen schatting voor de hele

onderzoekspopulatie worden gegeven.

14 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2013/49/minder-mensen-nemen-deel-aan-re-integratietrajecten. 15 Kok et al., 2011: Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken.

Page 41: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

41

Figuur 4.8 Uitstroom naar betaald werk en terugval, gespecificeerd % uitstroom terugval n=58 n=33 Volledige uitstroom (trede 6) 55% 19% Werk met ondersteuning (trede 5): - part time (minder dan 28 u/wk) 33% 47% - sociale werkvoorziening, loonkostensubsidie, leerwerktraject 12% Totaal 100% 31,5% Uitstroom anders Acht procent van de meewerkers zijn uit de uitkering gestroomd om andere

redenen dan werk. In verreweg de meeste gevallen gaat het om verhuizing

naar een andere gemeente. In enkele gevallen is uitstroom naar Aow,

relatievorming, de partner die werk vindt of een sanctie de oorzaak. Deze

groep is niet vertegenwoordigd bij de interviews omdat zij lastig te traceren

zijn. Het is dan ook moeilijk te zeggen of de verplichting tot het volgen van

een re-integratietraject van invloed is geweest op deze uitstroom.

Traject beëindigd, geen betaald werk Bijna de helft van de meewerkers heeft bij het beëindigen van het traject nog

geen betaald werk. Zij stromen door naar een ander traject, gaan

vrijwilligerswerk doen of zitten na het traject bij de Superrr weer thuis. Aan

de hand van de trede op Participatieladder bij aanvang en beëindiging van

het traject is in beeld gebracht wat de trajecten hebben betekend voor hun

afstand tot de arbeidsmarkt (figuur 4.9).

Page 42: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

42

Figuur 4.9 Verschil in trede P-ladder bij afgerond traject zonder betaald werk (n=83) Mutatie op P-ladder na afloop traject Aanvangstrede % cliënten -2 -1 0 +1 +2 +3 1 5% 1% 1% 1% 1% 2 37% 5% 5% 27% 3 22% 1% 5% 16% 4 28% 1% 5% 22% 5 8% 8% Gedurende het traject neemt het aandeel mensen dat in trede 4 of 5 van de

Participatieladder zit (kleine afstand tot de arbeidsmarkt) toe van 26 naar

75% . Die winst wordt vooral geboekt bij de mensen die vanuit trede 2 en 3

stijgen naar trede 4 van de Participatieladder, wat wil zeggen dat zij goed

functioneren in de werksituatie van de Superrr en volgens hun consulent of

bedrijfsleider in staat zijn om de stap naar de arbeidsmarkt te maken.

Uit de interviews blijkt dat deze mensen zelf ook vaak (zelf)vertrouwen

opbouwen en gaan geloven in de mogelijkheid van een betaalde baan (zie

paragraaf 4.7). Dat geldt niet voor iedereen. Met name 45-plussers en

volwassenen die als vluchteling naar Nederland zijn gekomen en al lang

buiten het arbeidsproces staan, schatten hun kansen op de arbeidsmarkt ook

na een traject bij de Superrr laag in.

Voor mensen die een kleine afstand tot de arbeidsmarkt hebben (trede 4),

wordt de afstand tot de arbeidsmarkt alleen kleiner met het vinden van

betaald werk. Als dat niet lukt, leidt het traject niet tot een stijging op de

Participatieladder. Als bij herhaling trajecten worden doorlopen die niet tot

betaald werk leiden, kan dat tot frustratie leiden omdat mensen het gevoel

hebben als onbetaalde arbeidskracht te worden ingezet. Bij de Superrr wordt

dat enigszins gecompenseerd door de prettige sfeer en omdat een bijdrage

wordt geleverd aan een maatschappelijk doel:

“Ik heb na mijn schooltijd altijd gewerkt, 21 jaar lang Toen mijn vader overleed heb ik

acht jaar lang voor mijn moeder gezorgd. Ze werd steeds hulpbehoevender maar ze heeft tot

het einde toe thuis kunnen wonen. Dat eiste wel zijn tol, op mijn werk kon ik op een

gegeven moment mijn targets niet meer halen. De werkgever had geen consideratie met mijn

mantelzorgtaken en het kostte me mijn baan. Ik heb veel gesolliciteerd maar er is weinig

Page 43: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

43

werk in deze regio, en na verloop van tijd belandde ik van de WW in de bijstand. Van

de sociale dienst moet ik het ene werktraject na het andere volgen. Daarbij wordt de

mogelijkheid van een baan in het vooruitzicht gesteld, maar dat is nog niet uitgekomen.

Het cateringbedrijf waar ik zes maanden heb gewerkt was blij met me, maar heeft nu een

jonger iemand in dienst genomen. Ik heb zelf om een traject bij de Superrr gevraagd omdat

ik het een sympathiek initiatief vind. Ik zag mezelf als een vrijwilliger die een bijdrage

leverde aan de leefbaarheid van een dorp. Ik ben tenslotte een volwaardige arbeidskracht,

ik hoef geen arbeidsvaardigheden te ontwikkelen want die heb ik. Dat vind ik wel een

lastig aspect van de re-integratie inspanningen: ze doen net alsof het aan jou ligt, alsof je

arbeidsgehandicapt bent als je geen baan hebt. Maar er is gewoon weinig werk hier. In de

jaren 80 was dat ook zo, toen kwam er een banenplan voor meer werkgelegenheid.

Waarom gebeurt dat nu niet? Eigenlijk ben ik ook boos op de gemeente, want ze houden

helemaal geen rekening met het feit dat ik door mijn mantelzorgtaken in deze situatie zit”

(Man, 46 jaar, alleenstaand, MBO opleiding).

Een kleine groep begon het traject bij de Superrr vanuit trede 5 van de

Participatieladder. Het merendeel betreft werknemers van de sociale

werkvoorziening die tijdelijk bij de Superrr zijn gedetacheerd. Daarna gaan

zij terug naar de sociale werkvoorziening. Hun positie op de

Participatieladder blijft dus ongewijzigd maar dat lag vooraf al vast.

Tenslotte zijn er enkele mensen die na het traject bij een Superrr dalen op de

Participatieladder. Gemeenten lichten toe dat het gaat om mensen van wie

tijdens het traject duidelijk werd dat hun afstand tot de arbeidsmarkt groter

is dan vooraf ingeschat. Zo zijn er enkele meewerkers voor wie het doel van

re-integratie naar betaald werk is bijgesteld naar participatie door middel van

dagbesteding.

Voortijdige uitval Niet iedereen voltooit het re-integratietraject bij de Superrr. Eén op de zes

mensen stopt binnen de zes maanden, en soms al veel sneller. Als meest

voorkomende reden wordt (gebrek aan) lichamelijke of psychische

belastbaarheid genoemd. De tweede reden is dat mensen zelf afhaken. Een

kleine groep wordt uit het traject gehaald in verband met ongewenst gedrag

of diefstal. Ook deze groep bleek moeilijk te traceren en is niet

vertegenwoordigd bij de geïnterviewde kandidaten.

Page 44: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

44

4.6 Relatie met persoonskenmerken De uitstroom naar werk is sterk gerelateerd met de leeftijd van re-

integratiekandidaten en enigszins met de positie op de Participatieladder bij

aanvang van het traject.

Hoe jonger de kandidaten, hoe hoger het aandeel kandidaten dat betaald

werk vindt tijdens een traject bij Support & Co (zie figuur 4.10). Het relatief

hoge aandeel 50-plussers dat uitstroomt naar werk is enigszins vertekend

omdat de uitstroom als percentage van de beëindigde trajecten is berekend.

Relatief veel 50-plussers zijn nog in traject, omdat zij vaak langere trajecten

hebben in de vorm van participatieplaatsen. Figuur 4.10 Uitstroom naar werk in relatie tot leeftijd

Ook de positie op de Participatieladder bij aanvang van het traject is van

invloed. Trede 1 en 2 kandidaten hebben een lagere kans op uitstroom naar

betaald werk dan kandidaten met aanvangstrede trede 3 of 4. Tussen de

treden 3, 4 en 5 ligt het uitstroompercentage dicht bij elkaar (zie figuur 4.11).

Page 45: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

45

Figuur 4.11 Uitstroom naar werk in relatie tot aanvangstrede P-ladder

Er is nauwelijks verschil in de mate waarin vrouwen en mannen uitstromen

naar betaald werk. Mannen zijn wel oververtegenwoordigd in de groep die

om andere redenen uit de uitkering stroomt (zie figuur 4.12). Het gaat

meestal om verhuizing. Blijkbaar zijn mannen mobieler dan vrouwen. Het

feit dat vrouwen vaker thuiswonende kinderen hebben dan mannen, speelt

daarbij mogelijk een rol: vier van de vijf kandidaten met thuiswonende

kinderen, zijn vrouwen. De vraag of het re-integratietraject een rol speelt bij

het besluit naar elders te vertrekken, is niet met zekerheid te beantwoorden. Figuur 4.12 Resultaten trajecten voor vrouwen en mannen 1=voortijdige uitval, 2=traject beëindigd, geen baan, 3= uitstroom naar werk, 4= uitstroom anders, 5=nog in traject

Page 46: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

46

De analyse op achtergrondkenmerken als woonsituatie en opleidingsniveau

werd bemoeilijkt door de onvolledigheid van data en de zeer kleine omvang

van bepaalde categorieën. Zo waren er maar weinig re-integratiekandidaten

die nog bij hun ouders of met partner woonden. Tussen de twee grote

categorieën, alleenwonenden en mensen met een gezin, zijn geen verschillen

in uitstroom naar werk gevonden. Bij het opleidingsniveau waren alleen

vmbo en mbo ruim vertegenwoordigd. Ook hier zijn geen significante

verschillen in uitstroom naar werk gevonden.

4.7 Relatie resultaat en duur van trajecten

In paragraaf 4.4 kwamen de verschillen in duur van de trajecten al aan de

orde. Re-integratietrajecten bij de Superrr vallen onder de noemer ‘werk-

ervaringsplaatsen’ of ‘participatieplaatsen’. Werkervaringsplaatsen zijn

bedoeld voor mensen die in staat worden geacht op termijn weer betaald

werk te doen en kennen doorgaans een duur van zes maanden. Die duur is

mede vastgesteld om de positie van trajectkandidaten te beschermen.

Participatieplaatsen zijn van langere duur en zijn bedoeld voor mensen die

naar verwachting weinig tot geen kans maken op regulier betaald werk. De

re-integratieresultaten van de Superrr laten echter zien dat ook langdurige

trajecten tot uitstroom naar werk kunnen leiden. Figuur 4.13 geeft de

resultaten van trajecten weer naar duur van het traject. Daaruit blijkt dat de

trajecten van zes tot negen maanden relatief de beste resultaten boeken in

termen van uitstroom naar werk. Maar ook van de mensen die langer dan

twee jaar een meewerktraject bij de Superrr doen, vindt ruim een derde

alsnog betaald werk.

Page 47: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

47

Figuur 4.13 Resultaten van trajecten naar duur van het traject

Omdat de omvang van de groepen niet gelijk is (een trajectduur van drie tot

zes maanden komt het meest voor), kunnen percentages een vertekend

beeld geven. Figuur 4.14 laat de verdeling zien van alle mensen die

uitstromen naar werk over de duur van trajecten. Ook daaruit blijkt dat de

meeste mensen die zijn uitgestroomd naar werk, langer dan zes maanden

een traject bij de Superrr hebben gevolgd.

Figuur 4.14 Trajectduur van de uitstromers naar werk

Page 48: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

48

Voor slechts één op de drie uitstromers (34%) volstond de standaardduur

van een werkervaringsplek om werk te vinden. Nog eens een kwart had

voldoende aan een verlenging met drie maanden en vond binnen negen

maanden een baan. Maar liefst 42% van de uitstromers naar werk volgde

langer dan negen maanden, soms zelfs jarenlang, een traject bij de Superrr.

Bij hen leidde een participatieplaats dus tot terugkeer naar de arbeidsmarkt.

Dit is een interessant fenomeen, omdat (jaren)lange trajecten niet

gebruikelijk zijn bij re-integratie. Maar de ontwikkeling die nodig is om de

stap naar de arbeidsmarkt te maken, verschilt per persoon en vergt dus

maatwerk. Een langer traject kan zijn vruchten afwerpen. De hamvraag

daarbij is of een traject niet langer duurt dan nodig is voor de uitstroom naar

werk. Daarbij gelden een drietal overwegingen:

1. de bescherming van trajectkandidaten tegen misbruik als gratis

arbeidskracht door werkgevers. Dat risico is niet denkbeeldig maar kan

worden ondervangen door trajectkandidaten niet te verplichten maar de

keus te geven om bij een bedrijf te blijven als een langere re-

integratieperiode nodig is;

2. de uitkeringslasten voor de gemeenten: als iemand in staat is om betaald

werk te doen, is het niet de bedoeling dat hij langer in een traject blijft

en daardoor mogelijk minder intensief zoekt naar een baan (‘lock-in

effect’). Betrokkenheid van consulenten bij het verlengen van de

trajectduur is daarom belangrijk;

3. de hoge kosten van lange trajecten. Op dit moment is dat een

theoretische overweging bij de Superrrs. Er is sprake van een lump sum

financiering voor beschikbare capaciteit in combinatie met een

onderbenutting van diezelfde capaciteit. De schaduwprijs van een

langere trajectduur is dan gelijk aan nul want er worden geen andere

kandidaten verdrongen van een re-integratieplaats. Bij een volledige

benutting van de capaciteit, zoals in de gemeente Lochem, is het

kostenaspect wel relevant. Dan speelt de afweging of de investering in

een lang traject gerechtvaardigd is met het oog op de resultaten die dat

oplevert. Zo’n afweging zal voor iedere persoon afzonderlijk gemaakt

moeten worden door de consulent.

.

Page 49: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

49

Uit de interviews bleek dat een lang traject wel degelijk goed besteed kan

zijn, als de betreffende persoon ‘van ver moet komen’. Dergelijke trajecten

hebben raakvlakken met zorg en ondersteuning, en liggen feitelijk op het

grensvlak van de Participatiewet en Wmo. Zo worden soms kosten op het

gebied van persoonlijke begeleiding, een leerplichtambtenaar, of anderszins

bespaard:

“Op mijn 23e begon ik bij de Superrr. Tot die tijd had ik diverse dingen geprobeerd maar

het was allemaal niets geworden. Ik las in de krant over re-integratie bij de Superrr en

heb me toen aangemeld. Ik heb het er erg naar mijn zin gehad. Er is goede begeleiding, ze

hebben me in alles ondersteund, ook op het persoonlijke vlak. De wetenschap dat je

achtervang hebt, geeft veel rust. Het contact met dorpsgenoten was ook belangrijk voor mij,

op het laatst ken je alle klanten en zij jou. Ik heb nu een brede supermarktervaring, ik

kan alles tot de kassa aan toe, en ik heb zelfvertrouwen gekregen. De mensen van de

Superrr hebben me ook gestimuleerd mijn MBO diploma te halen. Ik had de opleiding

namelijk niet afgemaakt. De gemeente heeft geholpen met de financiering, op voorwaarde

dat ik het in één jaar zou halen. En dat is gelukt. Op het laatst ging het bij me knagen:

ik werkte vier dagen bij de Superrr en de bijstand is alleen genoeg om je rekeningen te

betalen. Ik wilde wel iets meer te besteden hebben. Toen ik dat aankaartte, heeft de

bedrijfsleider met de gemeente geregeld dat ik bij een supermarkt aan de slag kon met

loonkostensubsidie. Mijn contract is inmiddels met een half jaar verlengd.” (man, 27 jaar,

alleenstaand, fysieke beperking)

4.8 Ervaringen van re-integratiekandidaten zelf Met 21 P-wet cliënten die een traject bij een Superrr-vestiging volgen of

hebben gevolgd, zijn interviews gehouden om aanvullende kwalitatieve

informatie te verzamelen. Het gaat om een divers samengestelde groep uit

de onderzoekspopulatie. Alleen mensen uit de categorie “voortijdige uitval”

en “uitstroom om andere redenen dan werk” ontbreken: het bleek

onmogelijk hen te traceren. Een opvallend gegeven dat bij de interviews

naar voren kwam, is dat veel mensen met een beperking te kampen hebben

in de vorm van een fysieke kwaal, ggz-problematiek of een taalachterstand

(zie figuur 4.15).

Page 50: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

50

Figuur 4.15 Kenmerken van geïnterviewde re-integratiekandidaten Geslacht M V 10 11 Leeftijd < 30 jr 30-40jr 40-50jr 50+ 3 6 6 6 Woonsituatie alleen met kinderen met partner bij ouders 9 7 3 2 Beperkingen fysiek psychisch taal

6 5 4 Aanvangstrede P-1 P-2 P-3 P-4 2 12 3 4 Trede na traject P-3 P-4 P-5 P-6 1 11 6 3 Matching

Het merendeel van de mensen was door de sociale dienst benaderd met het

voorstel om een traject bij de Superrr te volgen. Een viertal personen had

zelf het initiatief daartoe genomen.

Niet iedereen was blij met het voorstel van de sociale dienst: ruim een derde

had weinig zin in het traject en begon met frisse tegenzin. De meerderheid

stond echter redelijk tot heel positief tegenover het voorstel omdat zij zelf

ook behoefte voelden iets te ondernemen. Er was geen relatie tussen het

aanvankelijke animo en de ervaringen van kandidaten of de resultaten van

het traject. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de mensen die

voortijdig zijn afgehaakt, niet in deze groep zijn vertegenwoordigd. Het is

dus geen representatief beeld, maar toont wel aan dat enige druk van de

sociale dienst positieve resultaten niet in de weg hoeft te staan.

Waardering van een traject bij de Superrr De overgrote meerderheid van de mensen die zijn geïnterviewd, is zeer

positief over het werken bij een Superrr. Voor velen geldt dat zij er het

liefste altijd zouden blijven werken. De goede sfeer en gezelligheid spelen

daarbij een grote rol. De begeleiding wordt over het algemeen geroemd: de

staf is betrokken en biedt een luisterend oor, ze hebben geen oordeel over je

achtergrond, ze staan klaar met hulp en advies bij het werk maar ook bij

privé zaken. Het woord ‘veiligheid’ viel daarbij meermalen als

onderscheidend kenmerk van het werk bij een Superrr. Voor mensen die

Page 51: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

51

onzeker zijn over hun mogelijkheden is dat bevorderlijk om zich rustig te

ontwikkelen:

“Na vijf jaren van ziekte en getob met fysieke problemen, wilde ik weer aan de slag. Het

traject bij de Superrr bood een veilige omgeving om inzicht te krijgen in mijn

mogelijkheden en zelfvertrouwen op te bouwen. Ook hebben ze me geholpen met mijn

CV. Ik heb er met veel plezier gewerkt en weet nu wat ik wel en niet aankan. Ik heb er

alle vertrouwen in dat ik een baan ga vinden” (vrouw, 40 jaar, gezin met kinderen, 15

jaar werkervaring)

“Na mijn MBO opleiding heb ik zeven jaar lang gewerkt. Toen kreeg ik problemen en

ben ik een jaar of vijf, zes uit de running geweest. Nu wil ik weer een baan maar dat is

niet eenvoudig. Het traject bij de Superrr heb ik zelf gezocht want ik wil het gat in mijn

CV dichten. Ik heb het er goed naar mijn zin, mijn communicatieve vaardigheden zijn

verbeterd en ik heb weer ritme in mijn dagen gekregen. Ik heb de kennis uit mijn

opleiding opgefrist en kan nu ook de kassa aan. Het is niet eenvoudig om werk te vinden

maar ik blijf zoeken. Eens moet het lukken” (man, 37 jaar, alleenstaand, mbo-

opleiding)

Anderen waarderen de veilige omgeving als contrast met vervelende

ervaringen die zij hebben opgedaan in het verleden:

“Ik heb jarenlang productiewerk gedaan en dat was verschrikkelijk: ik werd er onbeschoft

behandeld, uitgescholden en steeds met ontslag bedreigd. Hier bij de Superrr werk ik met

veel plezier, alles is hier goed geregeld”(man, 40 jaar, alleenstaand, mbo- opleiding)

De regelmaat, het functioneren in een ‘echte’ werkomgeving (weer meetellen

in de maatschappij) en de contacten met het dorp zijn andere elementen die

herhaaldelijk worden genoemd als positieve aspecten van het traject.

Jongere mensen hebben doorgaans meer waardering voor de

ontwikkelingsmogelijkheden die het traject biedt dan ouderen. Ouderen

hebben vaak al werkervaring, soms zelfs jarenlang, en vinden het idee dat ze

arbeidsvaardigheden moeten ontwikkelen aanmatigend. Zij wijten het feit

dat zij geen werk hebben aan leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt en

het gebrek aan banen. Dat idee is niet uit de lucht gegrepen: leeftijd is een

Page 52: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

52

belangrijke en constante factor bij langdurige werkloosheid.16 De wat oudere

groep waardeert het werk in de Superrr vaak wel maar om andere redenen:

“Ik moest van de sociale dienst een re-integratietraject doen. Toen heb ik voor de Superrr

gekozen. De winkel ligt niet in mijn woonplaats en dat gaf me een nieuwe kans. Ik had

al de nodige vaardigheden dus ik heb niet zoveel nieuws geleerd. Maar de kleinschaligheid

en persoonlijke benadering van de Superrr spreken me erg aan en het contact met collega’s

en klanten is goed. Ik werk er nu 4 dagdelen per week en vind het zo leuk dat ik na het

traject denk te blijven als vrijwilliger. De sociale dienst wil dat ik betaald werk zoek,

maar dat is moeilijk te combineren met de zorgtaken die ik ook heb” (vrouw, 56 jaar,

alleenstaand, lbo-opleiding, 15 jaar werkervaring, sinds meer dan 20 jaar een

bijstandsuitkering).

Een minderheid van de mensen met wie is gesproken heeft het traject niet

zo positief ervaren omdat zij zich niet gewaardeerd voelden of omdat het

werk in de winkel hen niet ligt. Als reden dat zij het traject wel hebben

afgemaakt, geven zij aan dat het beter is dan steeds thuis zitten en dat de

sociale dienst het wilde:

“De sociale dienst heeft mij op een traject bij de Superrr gezet. In 2000 ben ik met mijn

gezin naar Nederland gevlucht. Het duurde een aantal jaren voor we een status kregen, in

die tijd deed ik veel vrijwilligerswerk in een kringloopwinkel. Toen ik eenmaal een

bijstandsuitkering had, heb ik bij verschillende bedrijven stage gelopen. Voor ik bij de

Superrr begon had ik twee jaar niets gedaan vanwege gezondheidsproblemen. De

bezorgdienst vond ik leuk, het werk in de winkel ligt me niet zo. Maar het is beter dan

thuiszitten en mijn Nederlands is verbeterd door het intensieve contact met mensen. Nu

doe ik vier ochtenden in de week vrijwilligerswerk dat beter bij me past. Zo blijf ik actief.

Mijn kinderen zijn hier goed terecht gekomen, dat is belangrijk. Voor mij is er weinig

kans op een betaalde baan: ik spreek de taal niet perfect, heb geen Nederlandse diploma’s

en ben boven de 50: welke werkgever gaat mij nog aannemen? Mijn consulent zei dat er

nu een mogelijkheid is via een uitzendbureau, misschien wordt dat wat”. (man, 55,

getrouwd en buitenlandse afkomst)

Effecten van trajecten bij de Superrr Tijdens de interviews is mensen gevraagd om aan de hand van een aantal

stellingen de effecten van het meewerktraject bij de Superrr op hun

persoonlijke en arbeidsmarktsituatie aan te geven. De resultaten staan

16 Algemene Rekenkamer, 2016: Re-integratie van oudere werklozen.

Page 53: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

53

weergegeven in figuur 4.16. Omdat er markante verschillen zijn tussen

oudere en jongere mensen, zijn de resultaten uitgesplitst in twee

leeftijdsgroepen.

Figuur 4.16 Effecten van meewerktrajecten volgens deelnemers* Allen (n=21) < 40 jr (n= 9) 40 en ouder (n=12) Veranderingen in persoonlijke situatie Sinds ik bezig ben (geweest) met het traject bij de Superrr: Is er niets veranderd in mijn leven 24% 0% 42% Eet ik op vaste tijden, ga ik op vaste tijden naar bed 33% 44% 25% Kom ik gemakkelijker uit mijn bed 43% 67% 25% Doe ik meer 81% 89% 75% Verveel ik me minder 57% 67% 50% Heb ik nieuwe dingen geleerd 81% 100% 67% Kan ik de dingen beter aan 43% 67% 25% Los ik gemakkelijker mijn eigen problemen op 19% 33% 8% Voel ik me niet meer alleen 24% 22% 25% Ga ik gemakkelijker de deur uit 38% 44% 33% Heb ik meer vrienden en kennissen 33% 33% 33% Voel ik me gezonder 48% 67% 33% Veranderingen in situatie op de arbeidsmarkt Sinds ik bezig ben (geweest) met het traject: Heb ik dingen geleerd die helpen bij het vinden van een betaalde baan 43% 56% 33% Is er veel veranderd in mijn situatie op de arbeidsmarkt 48% 78% 25% Heb ik meer kans op betaald werk 43% 67% 25% Heb ik meer zin om te gaan werken 38% 67% 17% Ben ik meer gaan solliciteren* 31% 33% 30% * excl de mensen die een baan hebben gevonden

Page 54: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

54

Ruim 40% van de oudere groep stelt dat er niets is veranderd in zijn/haar

persoonlijke leven. Bij de jongere groep onderschrijft niemand die stelling.

Dat sluit aan bij het gevoel van veel 40-plussers dat ze niets meer hoeven te

leren van een re-integratietraject.

Het grootste effect van een meewerktraject blijkt dat van activering te zijn:

acht van de tien mensen zeggen nu meer te doen, nieuwe dingen te hebben

geleerd en ruim de helft verveelt zich minder. Dat geldt ook voor een deel

van de mensen die zeggen dat er niets is veranderd in hun leven.

Onder de jongere groep zijn ook het dagritme (vooral uit bed komen), het

gevoel de dingen beter aan te kunnen en de ervaren gezondheid belangrijk

verbeterd; bij ouderen speelt dit in veel minder mate.

De sociale participatie (zich minder alleen voelen, makkelijker de deur

uitgaan, meer vrienden en kennissen) is verbeterd bij zo’n 20 tot 40% van

alle respondenten, zonder grote verschillen per leeftijdsgroep.

Bij de ervaren effecten op de arbeidsmarktsituatie, spelen de verschillen

tussen jong en oud nog sterker. De meerderheid van de jongeren vindt dat

zijn situatie in diverse opzichten is verbeterd, terwijl veel minder ouderen

dat gevoel hebben. Jongeren zeggen in grote meerderheid (67%) dat zij meer

kans hebben op betaald werk, bij ouderen gaat het om slechts 25%. Voor de

totale groep is dat 43%.

De lagere kans die ouderen ervaren op de arbeidsmarkt wordt bevestigd

door de resultaten van Superrr-trajecten (zie figuur 4.10, blz 39). Ook

landelijk is vastgesteld dat de kans op een baan na een re-integratietraject

vermindert bij een hogere leeftijd.17

Het enige aspect met betrekking tot de arbeidsmarktsituatie waarop beide

groepen overeen komen, is het sollicitatie gedrag. Slechts drie op de tien

mensen is meer gaan solliciteren door het re-integratietraject. In een aantal

gevallen was dat omdat mensen al veel sollicitaties deden, in veel gevallen

bleek echter dat de kandidaten verwachten dat de sociale dienst hen helpt bij

het vinden van een baan:

17 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2013/49/minder-mensen-nemen-deel-aan-re-integratietrajecten.

Page 55: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

55

“Ik heb in mijn leven van alles gedaan en veel verschillende banen gehad. Na mijn

scheiding kreeg ik een burn out, toen kon ik een tijd niet werken. Nu doe ik een traject

bij de Superrr. Dat is leuk, het biedt me een goed tijdverdrijf maar ik betwijfel of het

meerwaarde heeft voor mijn kans op betaald werk. Ik kan immers alles al. Met de sociale

dienst heb ik afgesproken dat ik hier blijf tot ik iets anders heb gevonden. Ik ben wel toe

aan iets dat meer uitdaging biedt. Ik denk dat ik te oud en te duur ben voor betaald

werk. Ander vrijwilligerswerk ligt meer in de lijn der verwachting. Ik wacht af wat de

sociale dienst te bieden heeft (‘kom maar op’) en kijk ook zelf om me heen naar

mogelijkheden. Zo houd ik zelf de regie over mijn leven” (Vrouw, 55 jaar, thuiswonend

kind, diverse opleidingen en cursussen)

Vergelijking met effecten van andere re-integratieprogramma’s De ervaren effecten van re-integratietrajecten zijn ook gemeten in de

gemeenten Helmond en Assen. In Assen betrof het fase 4-cliënten die aan

een re-integratietraject hadden deelgenomen, in Helmond ging het om

deelnemers van Direct Werk en Helmond Actief, een programma gericht op

bemiddeling naar werk, sociale activering of zorg.18 Het aandeel oudere

trajectkandidaten ligt in alle drie programma’s lager dan onder de

ge-interviewden in dit onderzoek.19 Figuur 4.17 geeft een overzicht van de ervaren effecten.

Gezien het beperkte aantal respondenten (n=21) is representativiteit van de

ervaringen bij de Superrr niet gegarandeerd. Het gaat uitsluitend om een

indicatie. Op basis daarvan lijken de trajecten bij de Superrr relatief veel

effect te sorteren op opleidingsaspecten (nieuwe dingen leren) activering

(meer doen, minder verveling), gezondheid en weerbaarheid (dingen

aankunnen). Het probleemoplossend vermogen van deelnemers verbetert

minder dan in andere programma’s. Opvallend is dat in de Superrr-groep

minder mensen zeggen dat er niets is veranderd in hun leven, terwijl het

aandeel ouderen hoger is.

18 SGBO, 2007: Assen: van ver gekomen en SGBO, 2007: Re-integratie in Helmond. 19 Assen: 45% 45 jaar of ouder; Direct werk: 36% ouder dan 39 jaar; Helmond Actief: 47% ouder dan 39 jaar. Superrr’s: 57% ouder dan 40 jaar.

Page 56: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

56

Figuur 4.17 Ervaren effecten re-integratietraject op persoonlijke situatie

Ook qua ervaren effecten op de arbeidsmarktpositie lijken de effecten van

de Superrr kandidaten niet onder te doen voor die van andere trajecten (zie

figuur 4.18).

Figuur 4.18 Ervaren effecten van trajecten op de arbeidsmarktpositie Rol van traject bij betaald werk

Page 57: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

57

Aan de mensen die inmiddels betaald werk hebben gevonden, is gevraagd

hoe belangrijk het traject bij de Superrr is geweest om weer aan het werk te

komen. Het ging om mensen in de leeftijd van 22 tot 46 jaar. Van de acht

personen antwoordden er zes dat het traject ‘heel belangrijk’ is geweest, één

‘enigszins belangrijk’ en één ‘moeilijk te zeggen’. Een ruime meerderheid

vindt dus dat het traject een (grote) rol heeft gespeeld bij het vinden van

betaald werk.

Op een schaal van 1 tot 4 waarderen vijf mensen hun huidige werk met een

4 (zeer tevreden), één met een 3 (redelijk tevreden) en twee met een 2 (wel

oké maar moet beter worden). Eén baan is part-time, de overige banen

variëren van 28 tot 40 uur per week.

Redenen voor tevredenheid met de baan zijn aspecten van het werk zelf

(leuk werk, leuke collega’s, perspectief op doorgroei), maar veel mensen

noemen ook het feit dat ze geen bemoeienis van de sociale dienst meer

hebben (autonomie) als belangrijk pluspunt.

Minder positieve kanten die werden genoemd zijn de onzekere

arbeidspositie (tijdelijk en/of 0-uren contract) en de confrontatie met eigen

beperkingen: één persoon viel terug in oude gewoonten en is inmiddels de

baan weer kwijt, een ander heeft moeite met het arbeidsritme en vreest dat

dat hem zijn baan kan gaan kosten.

Financieel betekende een betaalde baan een verbetering variërend van 100

tot 600 euro per maand voor betrokkenen: zij kwalificeerden dat als ‘iets

beter’ tot een ‘forse vooruitgang’. Niemand van de mensen die betaald werk

vonden noemde een armoedeval, terwijl enkele mensen die geen baan

hebben dat wel als argument aanvoerden om het belang van betaald werk te

relativeren.

“Nadat ik mijn (creatieve) MBO opleiding had afgerond, heb ik drie jaar lang

gesolliciteerd maar ik kwam nergens aan de bak. Ik woonde nog thuis bij mijn ouders en

mijn broer. Die was ook werkzoekend. Het is verschrikkelijk om zolang niets te doen te

hebben, op het laatst weet je niet meer waarvoor je je bed uit moet komen. De sociale

dienst kwam met het voorstel om een traject te doen en daar was ik blij mee. Ik had echt

behoefte om iets te gaan doen. Ik heb voor de Superrr in mijn eigen dorp gekozen. Ik vond

het er ontzettend leuk, als het had gekund was ik zeker gebleven! Ik was weer onder de

mensen en kreeg goede begeleiding bij het inwerken. Als ik problemen had, was er altijd

Page 58: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

58

hulp en begrip. Ik begon met drie dagdelen en bouwde dat op tot bijna full-timewerk. Tja,

dan werk je gewoon en je krijgt er maar 780 euro (uitkering) voor. Dat vond ik wel

bezwaarlijk. En door de kostendelersnorm bestond de kans dat ik 400 euro gekort zou

worden op mijn uitkering. Toen ben ik hard gaan zoeken en vond een tijdelijke baan.

Het werk bij de Superrr is heel belangrijk geweest om betaald werk te krijgen: je hebt

weer arbeidsritme en werkervaring op je CV. Ineens was ik niet meer te oud, te jong of

een andere vage reden die ik voorheen altijd te horen kreeg. Inmiddels heb ik al

verschillende banen gehad, het zijn steeds tijdelijke contracten op een 0-uren basis maar

het geeft me behoorlijk meer financiële armslag. Ik ben naar de stad verhuisd, dat wilde ik

altijd al, en woon daar nu samen met mijn vriend (vrouw, 24 jaar, mbo-opleiding).

Ook in immaterieel opzicht kan een baan een groot verschil maken.

Verschillende mensen vertelden dat ze psychische problemen hadden en

door de re-integratie en hun huidige baan zich veel beter voelen:

“Twintig jaar geleden ben ik naar Nederland gevlucht vanwege de politieke onrust in mijn

land. Ik heb mijn inburgeringscursus gedaan maar de taal blijft moeilijk. Ik woon alleen,

en had niets te doen. Al mijn buren werken, en ik zat hier maar. Ik kreeg er heel veel

stress van. Via de sociale dienst ben ik enkele re-integratietrajecten gaan doen, ook bij de

Superrr. Ik was blij om weer onder de mensen te zijn, gezelschap doet me goed en ik kan

nu mijn Nederlands ook verbeteren. De mensen bij de Superrr zijn erg aardig, ik vond

het er helemaal goed. Nu heb ik een tijdelijk contract bij een bedrijf van de gemeente en ik

volg een cursus machineonderhoud. Als ik die haal, kan ik er blijven werken. Dit sluit

heel goed aan bij de opleiding en het werk dat ik in mijn land deed, ik ga die cursus zeker

halen! Ik voel me een stuk beter nu ik werk en collega’s heb en weer kan doen waar ik

goed in ben (man, 46 jaar, alleenstaand, geen Nederlandse diploma’s).

Relatie met de factoren van Wanberg Op basis van deze ervaringen kan worden geconcludeerd dat de interventie

van Support & Co vooral aangrijpt op de factoren ‘menselijk kapitaal’ en

‘beperkingen’ uit het model van Wanberg.20

De kennis en vaardigheden van deelnemers worden versterkt, met name

waar het de ‘soft skills’ betreft zoals arbeidsritme, plezier in het werk,

zelfvertrouwen en communicatieve vaardigheden. Voor mensen die op dat

vlak behoefte hebben aan versterking is een traject bij de Superrr een veilige

20 TNO, 2015: Quick scan van wetenschappelijke literatuur gemeentelijke uitvoeringspraktijk. Zie bijlage 3

Page 59: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

59

en effectieve manier om dat te bereiken.

In het verlengde daarvan kan een traject bij de Superrr ook bijdragen aan het

wegnemen of verkleinen van beperkingen. Concrete voorbeelden daarvan

zijn taalbeheersing, aantoonbare werkervaring of gebrek aan diploma’s. De

aanpak kan ook de psychische stabiliteit van kandidaten verbeteren. De

veiligheid die mensen bij een Superrr ervaren is daarbij een kernkwaliteit. In

combinatie met de mogelijkheid tot een langdurig traject, ontstaat feitelijk

een verbreding van ‘gewone’ re-integratie naar een maatschappelijk

ondersteuningstraject.

Voor mensen die geen arbeidsbeperkingen hebben maar moeilijk aan de slag

komen door discriminatie op de arbeidsmarkt, is een traject bij de Superrr

minder geschikt. Dat is zichtbaar bij de mensen die wat ouder zijn en vaak al

werkervaring hebben Zij hebben behoefte aan een baan maar achten de

kans daarop klein. Re-integratie-inspanningen gericht op het vergroten van

de (perceptie van) kans op werk lijken meer gepast voor deze groep. Een

traject bij de Superrr wordt vooral als maatschappelijke tegenprestatie

gezien; het risico van ‘lock-in’-effecten is groot.

4.9 Samenwerking met sociale diensten

Het succes van de re-integratiediensten van een Superrr-vestiging is sterk

afhankelijk van de samenwerking met de gemeentelijke sociale dienst. Die

verloopt in veel gevallen niet zo soepel. In hoofdstuk 1 kwam al aan de orde

dat sociale diensten het contract met de Superrr soms als een oneigenlijke en

onder politieke druk opgelegde verplichting beschouwen. Vervolgens wordt

de beschikbare capaciteit bij een Superrr ook vaak slecht benut. Over de

oorzaken daarvan zijn geen uitspraken in het algemeen te doen omdat het

onderzoek hier alleen voor Lochem en Steenwijkerland nader op in is

gegaan (zie hoofdstuk 7). Wel is duidelijk dat veel gemeenten hier een kans

laten liggen.

Kok schetst op treffende wijze hoe de samenwerking tussen gemeenten en

commerciële re-integratiebedrijven begin deze eeuw voor de nodige

perikelen heeft gezorgd.21 Als reactie daarop zijn veel gemeenten de

re-integratie zelf gaan uitvoeren. Zij maken daarbij veelal gebruik van de

Page 60: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

60

diensten van aan de gemeente gelieerde partijen. De sociale werkvoorziening

speelt daarin een hoofdrol. Zo konden gemeenten gelden uit het werkdeel

van de Wwb gebruiken om tekorten op de sociale werkvoorziening aan te

vullen.22 In de huidige omstandigheden gebeurt in feite hetzelfde: de

oplopende tekorten van sociale werkvoorzieningen drukken op het

Participatiebudget, waardoor gemeenten minder middelen reserveren voor

de inkoop van re-integratiediensten bij externe partijen. Daarmee komt de

positie van een Superrr als re-integratiepartner verder onder druk te staan.

Het concept van Support & Co vraagt om een beleidscontext gericht op

samenwerking: gemeenten die een sterke regierol combineren met een

nauwe samenwerking met re-integratiebedrijven voor de uitvoering.23 Deze

gemeenten zetten in op betere prestaties door intensieve samenwerking met

een beperkt aantal bedrijven die bereid moeten zijn om te investeren in een

lange-termijn relatie. Als die context ontbreekt, doen gemeenten en Support

& Co er beter aan de samenwerking niet op re-integratiediensten te baseren.

21 Kok et al., 2011: Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken. 22 SEOR, 2007: Reïntegratie door gemeenten: zelf doen, uitbesteden of samenwerken? 23 Idem

Page 61: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

61

5 Resultaten dagbesteding Mensen met een verstandelijke beperking zijn gebaat bij een positie als

‘meewerker’ in een Superrr. Zij werken er jarenlang en met veel plezier,

vergroten zo hun sociaal kapitaal en ontwikkelen hun arbeidsvaardigheden.

Mensen met lichtere beperkingen ontwikkelen zich dusdanig goed dat zij na

verloop van tijd op veel fronten geschikt lijken voor de arbeidsmarkt, al

blijven een aantal beperkingen bestaan, zoals psychische belastbaarheid en

stressbestendigheid. De trajecten voor deze groep lijken daarmee op

re-integratietrajecten, zij het van veel langere duur. Bij mensen met een

psychische beperking zijn de ervaringen minder positief.

5.1 Onderzoekspopulatie Van de 40 dagbestedingscliënten hebben 16 mensen een psychische, 22 een

verstandelijke beperking en twee mensen een lichamelijke beperking. De

rapportage beperkt zich tot mensen met een psychische en verstandelijke

beperking. Binnen die groepen bestaat overigens veel variatie en soms is er

sprake van een additionele beperking (bv psychische beperking en een laag

IQ, verstandelijke beperking met lichamelijke beperking).

Figuur 5.1 geeft een aantal kenmerken van de onderzoekspopulatie weer. In

zowel de groep met een psychische als die met een (lichte) verstandelijke

beperking zijn mannen en vrouwen ongeveer gelijk vertegenwoordigd. Het

gaat om een relatief jonge groep: de overgrote meerderheid is jonger dan 35

jaar. Twee derde van de mensen met een psychische beperking begon de

dagbesteding bij de Superrr vanuit een instelling (begeleid wonen of een

ggz-instelling), een derde woonde zelfstandig: alleen, met partner of in

gezinsverband. Bij de mensen met een verstandelijke beperking ligt die

verhouding omgekeerd: een derde van hen woonde in instellingsverband,

twee derde woonde nog bij de ouders of zelfstandig toen zij bij de Superrr

aan de slag gingen. Inmiddels is een aantal van hen uit het ouderlijk huis

vertrokken naar een begeleide woonsituatie: per medio 2016 is de

verhouding begeleid versus thuiswonend omgekeerd.

Page 62: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

62

Figuur 5.1 Man-vrouw verdeling, leeftijd en woonvorm van dagbestedingscliënten bij aanvang traject lvb= licht verstandelijk beperkt Alle mensen met een verstandelijke beperking hebben speciaal onderwijs

gehad. Van de mensen met een psychische beperking waren maar beperkt

gegevens voorhanden, het betrof veelal een vmbo- of mbo-opleiding. Voor

beide groepen geldt dat vrijwel iedereen een Wajong-uitkering heeft. In een

enkel geval was sprake van een Participatiewet-uitkering.

Mensen met een psychische beperking hebben in een aantal gevallen

werkervaring in een reguliere baan of sociale werkvoorziening. De mensen

met een verstandelijke beperking hebben geen van allen werkervaring. Wel

hebben zij tijdens hun opleiding maatschappelijke stages gedaan als

oriëntatie op de arbeidsmatige dagbestedingsmarkt. De keuze voor de

Superrr is bij diverse mensen met een verstandelijke beperking gemaakt op

basis van hun ervaringen tijdens zo’n stageperiode.

Page 63: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

63

5.2 Leerdoelen Dagbesteding is onderdeel van een breder pakket aan ondersteuning voor de

mensen met een beperking. Voor de mensen die begeleid of in een ggz-

instelling wonen, is de instelling verantwoordelijk voor de dagelijkse

begeleiding. Het gaat dan om een persoonlijk begeleider en aanvullende

woonbegeleiding. De mensen die zelfstandig buiten een instelling wonen,

worden ondersteund door een ambulante begeleider. Voor cliënten die nog

thuis wonen, vervullen ouders een belangrijke rol in de begeleiding.

Support & Co begeleidt de dagbestedingscliënten ‘on the job’. De

verantwoordelijkheid voor de algehele begeleiding ligt bij de zorgorganisatie,

de ouders of de pgb-houder. Met cliënt begeleiders worden afspraken

gemaakt over de doelen van de dagbesteding, als onderdeel van het

zorgplan. De leerdoelen zijn gericht op verbeteringen in de factoren

Menselijk Kapitaal (werkervaring en arbeidscompetenties), Sociaal Kapitaal

(het persoonlijke netwerk en sociale vaardigheden) en Belemmeringen uit

het model van Wanberg.24

Bij de groep met psychische beperkingen ligt de nadruk in leerdoelen sterk

op het ontwikkelen van werkritme en een actieve werkhouding (Human

Capital) en sociale vaardigheden (Social Capital). Daarnaast zijn bij ongeveer

één op de vijf cliënten ook doelen geformuleerd op het gebied van de

persoonlijke weerbaarheid (Belemmeringen). Het gaat dan bijvoorbeeld om

grenzen leren stellen of verbeteren van het zelfbeeld.

Bij de groep met een verstandelijke beperking zijn twee groepen te

onderscheiden op basis van de gestelde doelen. Bij twaalf van de 22 mensen

is ‘dagbesteding’ een belangrijk doel op zich: bezigheden hebben binnen de

mogelijkheden van het individu. Het gaat om mensen met een zwaardere

beperking. Daarnaast zijn ook doelen geformuleerd gericht op de

persoonlijke ontwikkeling van persoonlijke en sociale vaaridgheden, zoals

meer zelfvertrouwen, grenzen leren stellen en omgaan met mensen.

24 Wanberg et al., 2002, in: TNO, 2015: Quick scan wetenschappelijke literatuur gemeentelijke uitvoeringspraktijk.

Page 64: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

64

Bij de tweede groep zijn de doelen vooral gericht op het ontwikkelen van

arbeidscompetenties (Human Capital), vergelijkbaar met die van de groep

met psychische beperkingen.

5.3 Trajectduur Er zijn grote verschillen in de trajectduur van mensen met verstandelijke en

psychische beperkingen. Cliënten met een verstandelijke beperking zijn zeer

stabiel in hun dagbesteding: zij blijven vaak jarenlang bij een Superrr in het

kader van hun dagbesteding. De trajectduur loopt op tot 13 jaar voor de

mensen die al sinds de pilotfase in een winkel werken. Drie van de 22

mensen in de onderzoeksgroep zijn gestopt om redenen als verhuizing,

beperkingen in fysieke belastbaarheid en de behoefte om nieuwe ervaringen

op te doen.

Figuur 5.2 Trajectduur van mensen met een verstandelijke beperking rood: cliënt is inmiddels gestopt blauw: cliënt nog in traject

Bij de mensen met een psychische beperking is het patroon grilliger. De

meerderheid (62%) stopt binnen twee tot acht maanden zijn dagbesteding

bij de Superrr. In de meeste gevallen was dat de keuze van de cliënt, soms

moest een traject worden stopgezet in verband met een terugval of omdat er

sprake was van onaanvaardbaar gedrag. Zes van de 16 trajecten zijn

aanzienlijk langer, tot soms 10 jaar. In vier gevallen betreft het lopende

trajecten (zie figuur 5.3).

Page 65: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

65

Figuur 5.3 Trajectduur van mensen met een psychische beperking rood: cliënt is inmiddels gestopt blauw: cliënt nog in traject

5.4 Effecten van trajecten Support & Co registreert de competentieontwikkeling van meewerkers aan

de hand van drie typen competenties: arbeidsmarktvaardigheden, algemeen

gedrag en persoonlijke kenmerken (zie bijlage 2). Dat is als aanknopingspunt

gebruikt om de competentieontwikkeling van meewerkers met een

beperking in beeld te brengen. De overwegingen hiervoor waren enerzijds

pragmatisch: het is een uniform instrument dat voor alle cliënten wordt

gebruikt en de bedrijfsleiders zijn hiermee bekend. Daarnaast is het een

interessant instrument omdat het de competenties van dagbestedings-

cliënten vanuit werkgeversperspectief weergeeft. Met het oog op de

beleidsmatig gewenste integratie van mensen met beperkingen in de

reguliere arbeidsmarkt, lijkt dat een nuttige toevoeging aan de analyses

vanuit zorgperspectief.

5.4.1 Mensen met een verstandelijke beperking

Bij cliënten met een verstandelijke beperking is onderscheid gemaakt naar de

groep met leerdoelen gericht op de ontwikkeling van arbeidsmatige

competenties, en de groep van mensen voor wie ‘dagbesteding’ een doel op

zich is, in combinatie met de ontwikkeling van sociale vaardigheden.

Page 66: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

66

Tussen beide groepen zijn grote verschillen in competenties bij aanvang van

het traject: de groep die werkt aan de ontwikkeling van arbeidsvaardigheden

scoort op vrijwel alle competenties hoger dan de dagbestedingsgroep (zie

figuren 5.4, 5.5 en 5.6). Die verschillen zijn in de meeste gevallen significant

(zie figuur 5.9). De leerdoelen lijken dus goed afgestemd op het ontwikkelen

van arbeidscapaciteiten als die aanwezig zijn.

Figuur 5.4 Persoonlijke kenmerken van clienten met een verstandelijke beperking blauw = arbeidsmatige leerdoelen groen = dagbesteding als doel

Page 67: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Figuur 5.5 Arbeidsmarktcompetenties van cliënten met een verstandelijke beperking blauw = arbeidsmatige leerdoelen groen = dagbesteding als doel

Page 68: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Figuur 5.6 Werknemersgedrag van clienten met een verstandelijke beperking blauw =arbeidsmatige leerdoelen groen = dagbesteding als doel

Mensen met dagbesteding als doel (12 personen) schieten op veel fronten

tekort vanuit arbeidsmarktperspectief. Hun arbeidsinstelling is merendeels wel

voldoende: ze hebben een positieve houding, zijn gemotiveerd, kunnen

functioneren in teamverband bij de Superrr, tonen inzet en accepteren leiding.

De belastbaarheid (vooral psychisch) en de meeste cognitieve vaardigheden

zijn echter matig.

De mensen die arbeidsmatige ontwikkeling als leerdoel hebben (10 personen),

hebben een veel betere uitgangspositie. Zij scoren op werknemersgedrag ruim

voldoende tot goed. Ook hun arbeidsmarkt-competenties zijn merendeels

voldoende tot ruim voldoende, met uitzondering van zelfstandig en

systematisch werken, probleemoplossend vermogen en het inbrengen van

ideeën. De belangrijkste beperkingen liggen op het gebied van hun

persoonlijke vaardigheden: de psychische belastbaarheid, stressbestendigheid

en sociale redzaamheid zijn zwakke punten. Competentieontwikkeling door meewerktraject Bij vrijwel alle cliënten met een verstandelijke beperking is sprake van een

consistent positieve ontwikkeling in competenties. Om te kijken in hoeverre

de leerdoelen worden gerealiseerd, is voor cliënten ‘dagbesteding’ gekeken

naar de ontwikkeling van sociale vaaridgheden, bij de groep met arbeidsmatige

competenties naar de verbetering van arbeidscompetenties.

Page 69: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

69

Voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden is gekeken naar de

competenties gerelateerd aan communicatie en omgang met mensen, evenals

representativiteit en sociale redzaamheid. De ontwikkelingen per cliënt laten

aanzienlijke verschillen zien, variërend van geen progressie tot een verbetering

in zes van de zeven onderscheiden competenties. Gemiddeld boeken cliënten

vooruitgang zien op 2,6 competenties. In figuur 5.7 is de ontwikkeling per

competentie weergegeven als gemiddelde voor de groep ‘dagbestedings’

cliënten evenals de totaalscore ‘sociale vaardigheden’, berekend als het

gemiddelde van de zeven competenties. De totaalscore laat een stijging zien

van 2,70 naar 3,16 op een schaal van 1 (onvoldoende) tot 5 (goed). Deze

stijging is significant bij een 90% betrouwbaarheidsinterval (p= 0,075).

Figuur 5.7 Ontwikkeling sociale vaardigheden VG clienten ‘dagbesteding’* * dagbesteding als doel, geen arbeidmatige doelen

Meewerktrajecten bij een Superrr dragen zo bij aan de sociale vaardigheden en

vergroten de redzaamheid en weerbaarheid van deze kwetsbare groep. Dat

heeft niet alleen effecten op de werkvloer maar ook daarbuiten (zie paragraaf

5.5). De arbeidsmarktcompetenties van deze groep blijven echter voor een

groot deel onder de maat (zie figuur 5.9). De dagbesteding kan geen functie

vervullen als opstap naar regulier werk.

Voor de groep cliënten met arbeidsmatige leerdoelen is de ontwikkeling in

arbeidsmarktcompetenties en persoonlijke kenmerken onderzocht. Daar lagen

goed

ruim

voldoende

voldoende

matig

onvoldoende

Page 70: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

70

de meeste verbeterpunten bij aanvang van de trajecten (zie figuur 5.4 en 5.5).

De ontwikkelingen in arbeidsmatige competenties zijn overwegend positief

maar verschillen sterk per individu. De uitersten variëren van geen

vooruitgang tot progressie op elf van de zestien competenties. Gemiddeld is

sprake van verbetering op 4,9 competenties. De grootste gemene deler in de

ontwikkeling is het vermogen om zelfstandig te werken, die bij een ruime

meerderheid van de cliënten verbetert. Ook het vermogen om systematisch en

nauwkeurig te werken neemt sterk toe. Figuur 5.8 laat de gemiddelde

ontwikkeling in arbeidsvaardigheden zien voor de groep (n=10) evenals de

totaalscore arbeidsvaardigheden, berekend als gemiddelde van de zestien

onderscheiden vaardigheden. De totaalscore laat een stijging van 3,49 naar

3,96 op de schaal van 1 (onvoldoende) tot 5 (goed). Dat is een significant

verschil met de aanvangsscore bij een 95% betrouwbaarheidsinterval

(p=0,032).

Op het gebied van persoonlijke kenmerken is er geen sprake van een

significante ontwikkeling. Daarbij moet worden bedacht dat deze groep bij

aanvang van het traject al voldoende scoorde op de kenmerken

communicatieve vaardigheden, mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid en

fysieke belastbaarheid. Sociale redzaamheid, stressbestendigheid en psychische

belastbaarheid waren de zwakke punten. Qua sociale redzaamheid is er

aanzienlijke vooruitgang, gemiddeld is de score nu voldoende. De psychische

belastbaarheid en stressbestendigheid blijven echter matig (zie figuur 5.9).

Overall leidt de ontwikkeling die deze groep doormaakt tijdens een

meewerktraject ertoe dat zij op alle arbeidscompetenties en veel persoonlijke

vaardigheden op het niveau voldoende of hoger komen. Alleen de psychische

belastbaarheid en stressbestendigheid blijven matig. De dagbesteding voor

deze groep heeft daarmee kenmerken van een (langdurig) leerwerktraject. De

ontwikkeling in competenties is een indicatie dat loonvormende arbeid, en

daarmee doorstroming naar betaald werk, niet denkbeeldig is. Wel ligt de

behoefte aan een beschutte werkomgeving voor de hand om de overstap naar

betaald werk te kunnen maken.

Daarbij moet worden aangetekend dat het niet om ‘conclusive evidence’ gaat.

Het betreft een kleine onderzoeksgroep, het instrument voor competentie-

Page 71: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Figuur 5.8 Ontwikkeling arbeidsvaardigheden van VG clienten met arbeidsmatige leerdoelen

Page 72: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Figuur 5.9 Competenties voor en na een meewerktraject van cliënten met arbeidsmatige leerdoelen en cliënten ‘dagbesteding´ bij aanvang traject nu/bij afsluiting traject Arbeidscompetenties arb matig dagb signif arb matig dagb signif Probleemoplossend vermogen 2,4 1,5 ** 2,9 1,6 *** Komt met ideeën 2,2 1,6 ** 2,9 1,8 ** Initiatief nemen 3,2 1,8 *** 3,8 2,4 *** Flexibiliteit 3,0 2,0 ** 3,5 2,2 *** Leergierigheid 3,3 2,1 ** 3,5 2,8 * Zelfstandig werken 2,8 2,2 * 3,9 2,5 *** Werkt nauwkeurig 3,3 2,2 ** 4,1 2,5 *** Werkt systematisch 2,6 2,3 3,5 2,6 * Doorzettingsvermogen 4,1 2,3 *** 4,4 2,6 *** Opdrachten accepteren 4,3 2,6 *** 4,5 3,2 *** Bereid aan te pakken 3,6 2,8 * 3,8 3,2 Omgang klanten 3,9 2,8 ** 4,6 3,4 *** Samenwerken 3,4 3,1 3,9 3,5 Omgang collega's 4,1 3,2 ** 4,6 3,6 *** Leiding accepteren 4,5 3,2 ** 4,5 3,7 * Representatie 4,4 3,3 ** 4,8 3,6 *** Op tijd komen 4,3 4,2 4,3 4,7 Algemeen gedrag Maakt contact met anderen 3,9 2,5 *** 4,4 2,8 *** Positieve houding 4,6 2,9 *** 4,6 3,5 *** Werk in teamverband 4,1 3,0 ** 4,5 3,5 ** Werkt gemotiveerd 3,9 3,2 4,3 3,7 Persoonlijke kenmerken Schriftelijke taalvaardigheid 3,3 1,8 *** 3,5 1,9 *** Sociaal redzaam 2,4 1,8 ** 2,9 2,3 ** Psychische belastbaarheid 2,4 2,0 * 2,8 2,2 * Stressbestendig 2,2 2,1 2,4 2,3 Communicatief vaardig 3,2 2,4 * 4,0 2,8 ** Mondelinge taalvaardigheid 3,9 2,7 ** 4,2 2,8 *** Fysieke belastbaarheid 3,9 2,8 ** 3,9 2,9 * 1=onvoldoende 2=matig 3=voldoende 4=ruim voldoende 5=goed * p < 0,10 ** p < 0,05 *** p < 0,01

Page 73: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

73

waardering is niet gevalideerd en de waardering is uitgevoerd door de

bedrijfsleiders van Support & Co. Zij hebben een commerciële achtergrond

maar zijn als ‘sociale’ ondernemers ook ingesteld op medewerkers met

beperkingen. Zij oordelen mogelijk anders dan ‘reguliere’ werkgevers. Met

het oog op de gewenste omslag naar een participatiesamenleving is het

echter alleszins de moeite waard om nader onderzoek te doen, gericht op

de inzet van meewerk-trajecten als leer-werktraject en de

doorstromingsmogelijkheden naar arbeidsparticipatie voor een deel van de

cliëntengroep.

5.4.2 Meewerkers met een psychische beperking Voor de dagbestedingscliënten met een psychische beperking is het niet

mogelijk om algemene uitspraken te doen over de effecten van een traject

bij de Superrr. Het gaat veelal om korte trajecten en de competentie-

ontwikkeling van de deelnemers laat een sterk wisselend patroon zien. Bij

sommigen was sprake van een positieve ontwikkeling van competenties

tijdens het traject, anderen bleven stabiel en bij een deel van de groep trad

een verslechtering op. Maar ook bij één en dezelfde persoon konden

schommelingen voorkomen, waarbij eerst vooruitgang en vervolgens een

terugval werd geregistreerd. Dat is overigens een bekend patroon bij ggz-

cliënten.25 5.5 Ervaren effecten Met twaalf clienten met een beperking is een interview gehouden: negen met

een verstandelijke beperking en drie mensen met psychische beperkingen.

Mensen met een verstandelijke beperking De mensen met een verstandelijke beperking ervaren de voornaamste

effecten van het traject bij de Superrr in hun persoonlijke situatie: ze doen

meer, hebben meer vrienden en kennissen en lossen makkelijker hun eigen

problemen op.

Hun positie op de arbeidsmarkt is voor de mensen met ‘dagbesteding’ geen

issue. Een enkeling zegt wel dat hij liever voor zijn geld zou werken maar

Page 74: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

74

inmiddels inziet dat dat helaas geen haalbare kaart is.

Ook bij de mensen met een traject gericht op arbeidscompetenties is de

mogelijkheid van betaald werk niet nadrukkelijk in beeld. De bedrijfsleiders

zien betaald werk slechts voor een enkeling als potentiële optie. Soms

agenderen ouders de doorstroom van hun kind naar regulier werk, maar hun

oordeelkundig vermogen schiet volgens professionals vaak tekort. Veel

ouders zijn daarentegen ook gericht op het handhaven van de huidige

situatie om stabiliteit te garanderen. Het UWV brengt de mogelijkheden

voor doorstroom naar werk soms ook ter sprake.

De beleidsveranderingen zorgen voor veel onrust bij cliënten en hun ouders.

Dat werd ook bij de verzoeken om interviews voor dit onderzoek duidelijk.

Eén van de geinterviewde cliënten heeft wel serieus nagedacht over de stap

naar werk en vindt de afweging moeilijk vanwege de risico’s die het met zich

meebrengt:

“Ik ben als kind uit huis geplaatst. Ik kwam in een begeleide woongroep terecht en ging

naar een zmlk school. Dat was heel moeilijk. Op die school ging het er ruig aan toe. Mijn

maatschappelijke stage deed ik bij de Superrr. De bedrijfsleider was een fijn mens, ik kon

goed met hem praten. Toen ik van school kwam heb ik gezegd dat ik mijn dagbesteding

daar wilde doen. Toen de vestiging sloot, raakte hij zijn baan kwijt. Hij heeft toen wel een

baan gevonden, maar ik hoorde dat hij nu weer zonder werk is. Zelf ben ik naar een

andere Superrr gegaan, en inmiddels ben ik in de derde vestiging begonnen. Ik ken nu het

hele supermarktvak, alles! Ook privé gaat het goed. Ik heb mijn eigen appartement en doe

alles zelf, behalve koken. Mijn persoonlijk begeleider komt nog maar eens in de twee

weken langs. En ik doe veel met mijn opa en oma. De overstap naar betaald werk…,

daar heb ik met mijn UWV-coach over gesproken. Als ik halftijds ga werken, kan ik

mijn recht op Wajong wel houden. Het probleem is dat ik dan wel mijn pgb voor

dagbesteding kwijtraak. Ik ga eerst nog maar een jaartje bij mijn nieuwe Superrr-vestiging

aan de slag, dan zien we wel weer verder” (man, 23 jaar, lichte verstandelijke beperking).

Mensen met een psychische beperking Een klein aantal (6) mensen met een psychische beperking heeft langer dan

een jaar een meewerktraject bij de Superrr gevolgd. Eén persoon is

uitgestroomd naar een betaalde baan bij een supermarktketen maar kon die

25 Transitiebureau Invoering Wmo, 2014: Cliëntgroepen extramurale begeleiding.

Page 75: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

75

niet vasthouden, en doet nu dagbesteding elders. Eén persoon is

weggestuurd in verband met onaanvaardbaar gedrag jegens collega´s. Vier

mensen zijn nog altijd meewerker bij een Superrr. Met drie van hen is

gesproken in het kader van dit onderzoek. Daarbij kwam naar voren dat zij

vooral positieve effecten van het traject ervaren op hun persoonlijke situatie:

het werk bij de Superrr geeft regelmaat en structuur en helpt hen om actief

te blijven. Dankzij die regelmaat kunnen zij dingen ook beter aan. De

effecten op hun arbeidsmarktpositie beperken zich tot het feit dat zij meer

zin hebben om te werken, maar dat geldt vooral voor het werk bij de

Superrr zelf. Daar is een veilige omgeving met goede begeleiding, een

prettige sfeer en er wordt rekening met je gehouden.

Regulier werk is wel een thema dat speelt bij deze mensen. Veel mensen

hebben ervaring in een reguliere werkomgeving of sociale werkvoorziening.

Dat konden zij niet volhouden. Het resultaat is dat mensen er de voorkeur

aan geven om bij de Superrr te blijven werken, en de stap naar de

arbeidsmarkt voor zich uitschuiven dan wel uitsluiten als reële optie.

Juist voor mensen met ggz-problematiek wordt vaak gesteld dat werk een

positieve bijdrage aan hun herstel en stabiliteit levert Als redenen dat veel

ggz-clienten geen werk hebben, worden discriminatie op de arbeidsmarkt en

gebrek aan begeleiding genoemd.26 De ervaringen bij de Superrrs, die een

kleinschalige reguliere werkomgeving bieden waarin rekening wordt

gehouden met de beperkingen en begeleiding wordt geboden aan ggz-

cliënten, suggereren dat ‘werk als medicijn’ nog niet zo eenvoudig is. De

matching luistert nauw: een meerderheid van de ggz-cliënten gedijde niet in

het dagbestedingstraject bij een Superrr. Voor degenen die wel hun draai

vinden in het meewerktraject, biedt de veilige werkomgeving van de Superrr

inderdaad structuur en stabiliteit in hun dagelijks functioneren. De afstand

naar betaald werk lijkt daarmee echter niet kleiner te worden omdat de

reguliere arbeidsmarkt als afschrikwekkend wordt ervaren.

´Ik ben na de praktijkschool naar het MBO gegaan en heb mijn diploma MBO-1 in

administratie gehaald. Ik heb een tijd in een reguliere werkomgeving gewerkt, bij de

bibliotheek bijvoorbeeld. Dat kan ik echt niet aan, veel te druk voor mij. In de beginjaren

van deze winkel heb ik hier mijn dagbesteding gedaan. Toen ik andere dagbesteding moest

26 Zorgvisie, Werk helpt bij herstel ggz-cliënten. www.zorgvisie.nl/kwaliteit/ nieuws/ 2016/10/werk-helpt-bij-herstel-ggz-clienten.

Page 76: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

76

zoeken, ben ik naar een activiteitencentrum gegaan. Dat ging helemaal niet goed, ik zat

al snel overspannen thuis. Met online therapieën ben ik er zelf uit gekomen. Toen heb ik

gevraagd of ik weer hier bij de Superrr kon werken als dagbesteding. Ik kom drie

ochtenden in de week, ‘s zomers op de fiets en ‘s winters met de bus. Het werk heeft me

veel zelfstandiger gemaakt, en ik kan beter dingen aangeven aan mijn begeleiders. Ik ben

veel minder angstig voor mensen, maar soms moet ik toch even weg uit de winkel. Dat

kan hier, dan ga ik wat op kantoor doen. Ik ga echt niet weer aan een reguliere baan

beginnen. Ik hoorde dat er plannen voor een nieuwe Superrr zijn in de buurt van de

woonplaats van mijn vriend. We willen gaan samenwonen, het zou wel heel fijn zijn als

ik daar dan ook bij een Superrr kan werken” (vrouw, 30 jaar, zelfstandig wonend met

begeleiding, MBO-1 opleiding).

Prikkels voor doorstroom naar werk Van oudsher is dagbesteding niet ingesteld op de doorstroom van mensen

met een beperking naar betaald werk. Inmiddels is dat wel een

beleidsvoornemen. De financiële prikkels zijn daar nog niet op afgestemd.

Voor Support en co als aanbieder van dagbesteding betekent een goede

kracht arbeidsvermogen en inkomsten uit trajectvergoedingen. Uitstroom

naar werk is vanuit bedrijfsmatig perspectief niet interessant. Cliënten zelf

nemen risico als zij de stap naar werk zetten. Als zij daarbij ook het recht op

Wajong en dagbesteding verliezen, wordt dat risico groter en de stap

moeilijker. Het is dan ook een goede zaak dat er een overgangsperiode is

waarin het recht op terugval op de Wajong is gegarandeerd.27 Een geleidelijke overgang van dagbesteding naar betaald werk kan het risico voor

cliënten verder beperken.

De financiering voor de meeste mensen met een beperking is op dit

moment nog verdeeld tussen het UWV, dat de Wajong uitkeert, en

gemeenten die de dagbestedingstrajecten betalen. Voor ‘nieuwe’ cliënten ligt

sinds 2015 ook de inkomensondersteuning bij gemeenten. Daarmee neemt

het financiële belang van gemeenten toe en zijn zij de aangewezen partij om

actief te sturen op uitstroom naar (beschut) werk..

5.6 Effecten op zorguitgaven In het onderzoek is ook aandacht besteed aan de effecten van dagbesteding

op zorguitgaven. De gedachte daarachter is dat dagbesteding gericht op het

27 https://perspectief.uwv.nl/artikelen/hoelang-terugvallen-op-wajong.

Page 77: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

77

vergroten van de zelfredzaamheid van cliënten, ook tot een vermindering

van de zorgbehoefte leidt.

De informatie levert een wisselend beeld op. Bij de mensen met een

psychische beperking was in twee gevallen tijdens hun meewerktraject

sprake van ontslag uit een intramurale instelling en terugkeer naar een

zelfstandige woonsituatie met ambulante begeleiding. In één geval is die stap

duurzaam gebleken, in combinatie met een doorlopend traject bij de

Superrr. In het tweede geval was er sprake van een terugval met heropname

tot gevolg. Het meewerktraject is toen stopgezet.

Twee algemene trends komen naar voren bij de mensen die langdurig een

meewerktraject volgen. De eerste is die van een dalende

ondersteuningsbehoefte als gevolg van een toename in stabiliteit (bij

psychische cliënten) en zelfstandigheid (bij mensen met een verstandelijke

beperking). Dat uit zich in minder persoonlijke begeleiding, minder beroep

op ondersteuning van de begeleid-woneninstelling, of bijvoorbeeld het

afbouwen van hulp bij financiële zaken. In enkele gevallen werden ook

positieve gezondheidsontwikkelingen en lager medicijngebruik

gerapporteerd. Deze trend kan zich vertalen in lagere zorguitgaven, mits de

zorgzwaarte-indicatie wordt bijgesteld.

Meer zelfstandigheid leidt echter niet altijd tot lagere zorguitgaven. Veel van

de jongere cliënten maken tijdens het meewerktraject de stap van het

ouderlijk huis naar een begeleid-woneninstelling. Dat leidt tot meer

zelfstandigheid maar ook tot hogere zorguitgaven.

Het is lastig te duiden in hoeverre de veranderingen in zorgbehoefte zijn toe

te schrijven aan de dagbesteding bij een Superrr. Vrijwel iedereen heeft

daarnaast ook persoonlijke en woonbegeleiding van een professional of

ouder. Het feit dat cliënten zelf aangeven stabiliteit, zelfstandigheid en

sociale vaardigheden te ontwikkelen door hun werk bij de Superrr, maakt

wel duidelijk dat de dagbesteding een rol speelt.

Page 78: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

78

6 De business case voor gemeenten In dit hoofdstuk worden de kosten en baten doorgerekend die de

samenwerking met Support & Co met zich meebrengt voor gemeenten. Er

zijn drie opties uitgewerkt: volledige benutting voor re-integratie, voor

dagbesteding en voor beschut werkplekken. De ‘inverdien’-functie van de

maatschappelijke diensten die cliënten verrichten, is daarbij meegeteld in het

resultaat. Re-integratie geeft financieel de meest gunstige resultaten, beschut

werk levert een klein tekort, ook als alle faciliteiten uit het Participatiewet-

budget zijn ingezet.

Omdat Superrrs veelal in kleinere gemeenten zijn gevestigd, is een volledige

benutting met één functie/doelgroep vaak niet haalbaar. Een domein-

overstijgende aanpak waarbij diverse doelgroepen gebruik maken van de

Superrr als algemene voorziening, kan gemeenten uitkomst bieden om een

efficiënte benutting mogelijk te maken. De financiële effecten van een

‘gemengde’ invulling zijn doorgerekend voor twee scenario’s: re-integratie en

dagbesteding, en re-integratie, dagbesteding plus beschut werk.

6.1 Rendement van de Superrr als re-integratiepartner

Aan de hand van de resultaten van het onderzoek zijn de kosten en baten

van de re-integratietrajecten te berekenen. Maatschappelijk gezien levert re-

integratie kosten en baten op voor diverse actoren: de uitvoerder van sociale

zekerheid, de cliënt die werk vindt, de werkgever en de overige maatschappij

(zie figuur 6.1).28

Hier wordt uitgegaan van het perspectief van de gemeente als uitvoerder van

de Participatiewet. De baten van re-integratie zijn voor de gemeente de

besparing op uitkeringslasten en de uitvoeringskosten die daarmee

samenhangen. De kosten betreffen de prijs van de trajecten en de kosten die

aan de uitvoering zijn verbonden. Daarnaast leidt re-integratie tot lagere

kosten voor maatschappelijke ondersteuning. Deels gaat het om

trajectkandidaten zelf, die door re-integratie hun isolement doorbreken en

28 Kok et al., 2006: Kosten en baten van re-integratie.

Page 79: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

79

Figuur 6.1 Kosten en baten van re-integratietrajecten Sociale zekerheid Werk- gever Cliënt Overige maatschappij Totaal Uitkering + - 0 Uitvoeringskosten uitkering + + Kosten re-integratietraject - - Uitvoeringskosten traject - - Productie + + Loon - + 0 Werkgerelateerde kosten - - Belasting Vrije tijd - Immaterieel inkomen + Zorguitgaven +* + Minder verstorende werking belastingheffing + Totaal Bron: Kok et al, 2006 * toevoeging Nyfer

hun psychische gezondheid verbeteren. Re-integratie voorkomt of

vermindert zo gemeentelijke uitgaven aan maatschappelijke ondersteuning.

Die effecten zijn geobserveerd tijdens het onderzoek, maar niet

gekwantificeerd en worden hier pro memorie genoemd. Daarnaast zijn er

besparingen op ondersteuning aan zelfstandig wonende ouderen in de

kernen waar een Superrr functioneert. Deze besparingen zijn wel in euro’s te

vertalen en worden als baten van de trajecten opgenomen.

De kosten en baten voor de cliënt worden buiten beschouwing gelaten.

Daarbij past de aantekening dat deze wel een politiek belang

vertegenwoordigen, omdat de cliënten inwoners van de gemeente zijn.

Baten zoals een verbetering van inkomenspositie, meer geluk en autonomie

van inwoners zullen voor een gemeentebestuur meewegen in de waardering

van re-integratie.

Page 80: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

80

Parameters en aannames bij de business case De berekening is gebaseerd op een volledige benutting van de capaciteit die

een Superrr biedt. Zo wordt inzichtelijk wat het potentieel van de

voorziening is. Bij 5 fte, een deeltijdfactor van 0,5 (het gemiddelde van 0,2 -

0,8) en een trajectduur van 0,5 jaar (mediaan van alle trajecten) gaat het om

20 trajecten per jaar. De aanname daarbij is dat gemeentelijke sociale

diensten altijd voldoende trajectkandidaten aanleveren. In de huidige

omstandigheden is dat niet het geval.

De jaarlijkse bijdrage aan de Superrr is opgenomen als projectsubsidie van

50.000 euro/jaar.

Bij de Superrrr re-integratietrajecten gaat het om relatief kleine aantallen

trajectkandidaten per gemeente. Er wordt daarom geen rekening gehouden

met effecten als verdringing op de arbeidsmarkt en een dreigeffect over het

overige cliëntenbestand (het effect dat ook cliënten die geen traject krijgen

aangeboden actiever op zoek gaan naar werk en vaker zullen uitstromen).

De onderzoeksresultaten betreffen de bruto effectiviteit van de trajecten.

Om de netto effectiviteit te berekenen, moet gecorrigeerd worden voor de

uitstroom die ook zonder traject zou hebben plaatsgevonden. Kok et al.

vonden in hun onderzoek dat trajecten gericht op werkervaring de meest

effectieve vorm van re-integratie zijn en de kans op uitstroom naar werk

vergroten met een factor 5 (werkervaringsplaatsen Rotterdam: 5,31;

participatiebanen Eindhoven: 5,45).29 Met andere woorden, 20% van de

uitstromers naar werk had ook een baan gevonden zonder het traject te

volgen, 80% van de uitstroom is toe te schrijven aan de trajecten. Deze

factor is gebruikt om de netto effectiviteit van de Superrr-trajecten te

berekenen. Bij een bruto uitstroom van 30% wordt de netto uitstroom

gesteld op (0,80 * 30% =) 24% .

Voor de besparing op uitkeringslasten is een horizon van 3 jaar gehanteerd.

Dat is conservatief: SEO hanteert in zijn studies een horizon van 4 jaar.30 De

toekomstige besparingen zijn verdisconteerd met een discontovoet van 3%,

conform de voorschriften voor het sociaal domein31. De besparingen

29 Kok en Houkes, 2011: Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken. 30 SEO, 2007: Effect van re-integratie op de uitgaven aan sociale zekerheid; Idem, 2008: Zelfstandig uit de bijstand. 31 SEO, 2016: Werkwijzer voor kosten-batenanalyse in het sociale domein.

Page 81: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

81

worden geheel toegerekend aan de gemeente omdat de Rijksbudgetten voor

inkomensondersteuning (BUIG) gebaseerd zijn op de bijstandskans op

huishoudensniveau en niet op het daadwerkelijke aantal uitkeringen. De

opbrengsten van een succesvol re-integratiebeleid vallen dus geheel toe aan

de gemeente.

De terugval in de uitkering is gesteld op 50% van de mensen die uitstromen

naar werk: 30% binnen een half jaar, 10% na 1 jaar en nog eens 10% na 2

jaar. Dat is een conservatieve aanname: in het onderzoek werd, gemeten

over de helft van alle uitstromers, een terugval van 31,5% gevonden.

Er zijn geen kosten opgenomen voor hogere uitkeringslasten die

samenhangen met een langer verblijf in de uitkering als gevolg van een

traject. De mogelijkheid dat er sprake is van een ‘lock in’-effect bij

trajectkandidaten is niet denkbeeldig, maar moeilijk te kwantificeren.

Bovendien is dit effect te beperken bij goede begeleiding vanuit de

gemeentelijke sociale dienst.

De gemiddelde bruto uitstroom naar werk over alle Superrr-vestigingen en

alle jaren is 30%. Uitstroomcijfers voor individuele gemeenten kunnen

hiervan afwijken. Omdat de hoogte van de uitstroom doorslaggevend is

voor het financiële resultaat, is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd met het

bruto uitstroompercentages van 25 en 20% .

De verdeling van uitstroom naar full-time (0,50), part-time (0,33) en

gesubsidieerd werk (0,12) is gebaseerd op de uitkomsten van dit onderzoek.

Voor een bijstandsuitkering en het wettelijk minimumloon zijn de bedragen

gebruikt zoals die gelden per 1 juli 2016.32 De uitvoeringskosten voor

inkomensondersteuning en begeleiding van de gemeente die GR Het Plein

aan de gemeente Lochem in rekening brengt, bedragen 1500 euro per cliënt

per jaar. Daarvan is 800 euro bestemd voor re-integratie-inspanningen.

De uitstroompremie is het bedrag dat mensen krijgen bij uitstroom uit de

uitkering. In Lochem is dat 600 euro: 300 euro op het moment van

uitstroom, 300 euro nadat zij zes maanden uit de uitkering zijn.

32 www.rijksoverheid.nl

Page 82: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

82

Bij gedeeltelijke uitstroom uit de uitkering is uitgegaan van een

dienstverband van 20 uur per week tegen het wettelijk minimumloon. De

aanvullende uitkering is het verschil tussen de verdiensten en de hoogte van

een uitkering.

Bij gesubsidieerd werk is uitgegaan van werk met een loonkostensubsidie

van 50%, de gemiddelde hoogte bij garantiebanen bij GR Het Plein.

De re-integratiekandidaten leveren met hun arbeidsproductiviteit een

bijdrage aan de winkelvoorziening en dienstverlening aan ouderen in het

dorp. Daarmee verbetert de leefbaarheid en woonaantrekkelijkheid van het

dorp. Deze baten worden pro memorie genoemd, omdat het lastig is de

waarde ervan in euro’s uit te drukken. Voor de besparingen op

maatschappelijke ondersteuning die voortvloeien uit de aanwezigheid van de

winkel en de aanvullende dienstverlening aan ouderen, is wel een schatting

gemaakt op basis van het onderzoek in Almen. Daarbij zijn de volgende

aannames gemaakt:

1. besparingen op ‘ondersteuning thuis’ (hulp bij huishouden)

In Almen maakt 13% van de 75-plussers gebruik van de ondersteuning

van de Superrr met het bezorgen van boodschappen, hand- en

spandiensten thuis en tuinklussen. Nog eens 40% heeft interesse in

deze diensten. Aannemende dat het gebruik stijgt tot 25% van alle 75-

plussers, en dat de ondersteuning van de Superrr in een kwart van de

gevallen 1 uur ondersteuning thuis per week bespaart, is de besparing

(0,25*0,25*100 hh)= 6 uur ondersteuning thuis per week;

2. 4 tot 8% van de 75-plussers maakt gebruik van vervoer naar de winkel

en de koffietafel. Nog eens 25% heeft interesse. Aannemende dat het

gebruik stijgt tot 15% van alle 75-plussers en dat bij één op de tien

mensen dit een dagdeel dagbesteding per week voorkomt, betekent dit

een besparing van (0,15*0,10*145pp=) 2 dagdelen/week dagbesteding

en bijkomend vervoer.

Voor de kosten van ondersteuning thuis, dagbesteding en vervoer zijn de

tarieven van de gemeente Lochem gehanteerd.

Page 83: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

83

Dat resulteert in een business case bij volledige benutting voor

re-integratiedoeleinden zoals weergegeven in figuur 6.1.33

Figuur 6.1 Business case re-integratie Kosten gemeente: Projectsubsidie 50.000 Uitvoeringskosten re-integratie (800 pp/pj) 8.000 Uitstroompremie (600 euro pp) bij - 30% bruto uitstroom 2.880 - 25% bruto uitstroom 2.400 - 20% bruto uitstroom 1.920 Besparing uitkeringslasten: - 30% bruto uitstroom 85.477 - 25% bruto uitstroom 71.231 - 20% bruto uitstroom 56.985 Besparing Wmo-dienstverlening 6 uur ondersteuning thuis/week 8.610 2 dagdelen dagbesteding incl vervoer 3.892 Totaal 12.502 Saldo bij - 30% bruto uitstroom 37.099 - 25% bruto uitstroom 23.333 - 20% bruto uitstroom 9.567 Leefbaarheid en woonaantrekkelijkheid p.m. Besparing zorgkosten re-integratiekandidaten p.m.

De re-integratiefunctie van een Superrr sec levert een batig saldo op bij een

bruto uitstroom van 30% ( 24.597 euro) en 25% (10.831 euro). Bij een bruto

uitstroom van 20% is het financiële resultaat van re-integratie negatief

(-2.935 euro). Met de besparingen op Wmo-diensten die de

33 Voor de gedetailleerde berekeningen: zie bijlage 4

Page 84: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

84

trajectkandidaten genereren: 12.500 euro, resulteert de business case in alle

drie gevallen in een batig saldo.

6.2 Kosten en baten bij inzet van VG-cliënten

Een gemeente kan er ook voor kiezen de trajecten bij de Superrr in te vullen

als dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking. Uit het

onderzoek blijkt dat deze groep zijn arbeidscompetenties en persoonlijke

vaardigheden ontwikkelt in de functie van meewerker bij een Superrr en

daar ook veel voldoening uit haalt.

Bij de business case voor deze optie zijn de volgende parameters en

aannames gehanteerd:

1. Er wordt uitgegaan van een volledige bezetting van de beschikbare

capaciteit. Ofwel: de gemeente neemt de Superrr op in het aanbod van

dagbesteding en voldoende cliënten kiezen voor de Superrr. Uitgaande

van 5 fte, een gemiddelde van 6 dagdelen dagbesteding per week

(deeltijdfactor 0,6) en stabiliteit van de cliënten, gaat het om 8,3 cliënten

op jaarbasis.

2. Voor de gemeente zijn er uitvoeringskosten gemoeid met dagbesteding.

Die worden niet aan de trajecten bij een Superrr toegerekend maar pro

memorie opgenomen omdat het niet om meerkosten gaat.

3. De projectfinanciering aan de Superrr is ook hier op 50.000 euro per

jaar gesteld.

4. De besparingen bestaan uit de kosten van de dagbesteding die voor

cliënten zouden zijn gemaakt op andere locaties. Bij de berekening van

deze kosten is ervan uitgegaan dat de gemeente voor 60% van de

cliënten nog individuele trajecten inkoopt, in gelijke mate verdeeld over

mate mensen met een lichte en mensen met een middelzware beperking.

De kosten voor geïndiceerde dagbestedingstrajecten zijn gebaseerd op

de tarieven zoals de gemeente Lochem die hanteert: 15.540 euro/jaar

voor volledige (10 dagdelen/week) dagbesteding VG licht en 19.670

euro/jaar voor volledige dagbesteding VG middelzwaar. Er zijn geen

aparte vervoersvergoedingen opgenomen.

Page 85: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

85

5. Voor de overige 40% van de cliëntgroep is aangenomen dat zij gebruik

maken van algemene voorzieningen die de gemeente contracteert als

inloopfunctie voor mensen die behoefte hebben aan een daginvulling.

De kosten voor de algemene inloopvoorziening liggen belangrijk lager

per cliënt per jaar dan geïndiceerde trajecten. Hier is gebruik gemaakt

van het tarief dat de gemeente Lochem hanteert.

6. De VG-cliënten leveren met hun arbeidsproductiviteit een bijdrage aan

de winkelvoorziening en dienstverlening aan ouderen in het dorp.

Daarmee worden besparingen op maatschappelijke ondersteuning

gerealiseerd. Deze zijn op dezelfde wijze berekend als bij re-

integratiecliënten (zie par 6.1).

De business case bij volledige benutting van een Superrr voor dagbesteding

van VG cliënten staat in figuur 6.2. Bij deze invulling is er een batig saldo

van 10.754 euro. De projectsubsidie is een fractie hoger dan de bespaarde

dagbestedingskosten elders. De winst voor de gemeente komt volledig uit de

besparingen die de inzet van cliënten voor ondersteunende dienstverlening

oplevert. Figuur 6.2 Business case dagbesteding VG cliënten Kosten gemeente: Projectsubsidie 50.000 Uitvoeringskosten gemeente p.m. Totaal 50.000 Besparing op dagbesteding elders Gemiddelde kosten per cliënt (6 dagdelen): 5.790 Totale besparingen 48.252 Besparing Wmo-dienstverlening Totaal 12.502 Bijdrage leefbaarheid dorp p.m Saldo 10.754

Page 86: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

86

6.3 Kosten en baten bij beschut-werkplekken

Een derde optie voor gemeenten is om de capaciteit bij een Superrr te

benutten voor beschut-werkplekken. Gemeenten hebben binnen de

Participatiewet de opdracht om voor mensen die uitsluitend in een

beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden tot

arbeidsparticipatie in staat zijn, te zorgen dat zij een dienstbetrekking onder

passende omstandigheden krijgen.34 In het budget voor de uitvoering van de Participatiewet is een aantal voorzieningen opgenomen voor het realiseren

van beschut werk. Deze middelen zijn echter niet geoormerkt. Een

gemeente kan er dus voor kiezen deze middelen voor andere voorzieningen

dan beschut werk in te zetten.

Een gemeente kan overwegen om beschut-werk plekken te creëren bij een

Superrr. De kosten en baten van deze optie zijn in deze business case

uitgewerkt. Daarbij zijn de volgende parameters en aannames gebruikt:

1. De belangrijkste aanname is dat de gemeente de beleidskeuze maakt om

de voorziening beschut werk te realiseren en daarvoor alle beschikbare

middelen vanuit de BUIG budgetten in te zetten.

2. Werknemers beschut werk komen in dienst bij de gemeente (of het

sociaal werkbedrijf) en worden gedetacheerd bij de Superrr, die de

begeleiding voor zijn rekening neemt. Het dienstverband is 0,75 fte, het

salaris is gebaseerd op 100% van het wettelijk minimumloon.

3. De capaciteit van een Superrr (5 fte) wordt volledig benut voor beschut-

werkplekken. Dat betekent dat er 6,7 beschut werkplekken worden

gecreëerd.

4. De uitvoeringskosten van de gemeente (het sociaal werkbedrijf) zijn

gelijk gesteld aan de uitvoeringskosten van andere P-wet cliënten: 700

euro per persoon per jaar (1500 euro min de 800 euro die voor

re-integratiebegeleiding is bestemd).

34 Participatiewet Artikel 10b: Participatievoorziening beschut werk.

Page 87: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

87

5. Alle daartoe bestemde financiële voorzieningen binnen de

Participatiewet uitkering worden aangewend. Dat betekent dat er aan de

batenkant sprake is van:35 - 70% loonkostensubsidie per fte vanuit het inkomensdeel van het

Participatiewetbudget; - 8.500 euro voor begeleidingskosten per fte beschut werk, vanuit het

budget voor begeleidingskosten

Daarnaast zijn er twee aanvullende faciliteiten voor beschut werk:36 - een impuls voor het realiseren van beschut werk. Het gaat

gemiddeld om 3000 euro per plek per jaar voor een periode van 5

jaar; - het Lage Inkomens Voordeel (LIV), bedoeld om het voor

werkgevers aantrekkelijk te maken om mensen met lage lonen in

dienst te nemen. Het LIV komt voor werknemers met 100%

minimumloon neer op 2000 euro per fte per jaar.

De werknemers beschut-werk leveren met hun arbeidsproductiviteit een

bijdrage aan de winkelvoorziening en dienstverlening aan ouderen in het

dorp. Daarmee verbetert de leefbaarheid en woonaantrekkelijkheid van het

dorp en worden besparingen op maatschappelijke ondersteuning

gerealiseerd. Deze zijn op dezelfde wijze berekend als bij de

re-integratiecliënten (zie paragraaf 6.1).

De business case bij volledige benutting van een Superrr voor beschut

werkplekken is uitgewerkt in figuur 6.3.

Dit scenario levert een licht negatief saldo op van -4.921 euro. De uitgaven

aan beschutte werkplekken zijn 17.424 euro hoger dan de middelen die de

35 CEDRIS, 2016: Beschut werk in de praktijk. 36 Ministerie van SZW, 2016: Kennisdocument Beschut Werk.

Page 88: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

88

Figuur 6.3 Business case beschut werk Kosten gemeente: Projectsubsidie 50.000 Uitvoeringskosten gemeente (700 euro/fte) 4.667 Salariskosten (17.629 per plek) 117.525 Totaal 172.192 Baten (Rijksuitkeringen): Impuls Beschut Werk 20.000 Lage Inkomens Voordeel 10.000 BUIG-budget: -70% LKS (Inkomensdeel) 82.268 -Begeleidingskosten 42.500 Totaal 154.786 Besparing Wmo-dienstverlening Totaal 12.502 Bijdrage leefbaarheid dorp p.m Saldo -4.922

gemeente hiervoor van het Rijk ontvangt. Per beschutte werkplek moet de

gemeente dus 2.614 euro per jaar bijpassen uit eigen middelen. Door de

inzet voor maatschappelijke doelen wordt een deel hiervan terugverdiend

door de besparingen op geïndiceerde Wmo-diensten. Het tekort per

beschutte werkplek wordt zo teruggebracht tot 738 euro per jaar.

Beschut werk is in financiële termen de meest kostbare van de drie

uitgewerkte opties. Dat komt ook omdat er in deze business case geen

schaduwkosten worden opgevoerd voor de situatie zonder beschut werk:

het gaat om de volledige kosten, niet de meerkosten van een BW-plek. Die

schaduwkosten zijn er wel en verschillen afhankelijk van de situatie. Ter

illustratie: als een P-wet cliënt naar een beschutte werkplek gaat, staan

tegenover de uitgaven aan beschut werk besparingen van uitkeringslasten en

eventueel begeleidings- of dagbestedingskosten. Als een SW-werknemer

Page 89: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

89

naar een beschutte werkplek gaat, bespaart de gemeente de vergoeding aan

het sociaal werkbedrijf. De meerkosten van een beschutte werkplek dalen

dan navenant.

6.4 Optimalisering door integrale aanpak In de voorgaande paragrafen is uitgegaan van volledige benutting van een

Superrr voor één doelgroep. In de praktijk blijkt dit voor de veelal kleinere

gemeenten waar Superrrs zijn gevestigd, geen realistische optie. Geen van de

gemeenten slaagt erin de capaciteit van een Superrr volledig te benutten

voor re-integratiedoeleinden. De doelgroep voor dagbesteding is aanzienlijk

kleiner. Het valt dan ook te betwijfelen of er voldoende geïnteresseerde VG-

cliënten zijn om de capaciteit volledig te benutten. Evenmin ligt het voor de

hand dat een kleine gemeente 6 à 7 (dure) beschut-werkplekken zal creëren.

Een kleine gemeente kan de voorziening beter benutten als cliënten uit

verschillende doelgroepen er terecht kunnen. Met gebruikmaking van

kengetallen uit de voorgaande scenario’s kan de business case bij een

domein-overstijgende benutting worden uitgewerkt.

In figuur 6.4 is de eenvoudigste optie weergegeven: naast 15 re-

integratietrajecten per jaar biedt de Superrr dagbesteding aan twee VG

cliënten. De gemeente benut zo de beschikbare capaciteit vrijwel volledig

(4,95 fte). Zelfs bij een conservatieve aanname voor bruto uitstroom van

20%, levert deze invulling een gemeente een batig saldo op van 9.381 euro

op jaarbasis.

Als een gemeente ervoor kiest om 1 beschut werkplek te realiseren bij de

Superrr en daarnaast 12 re-integratietrajecten en 2 dagbestedingstrajecten

benut. is eveneens sprake van een vrijwel volledige benutting. De bruto

uitstroom is ook hier op 20% gesteld. Het saldo is in dat geval 7.208 euro

(zie figuur 6.5).

Page 90: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

90

Figuur 6.4 De business case bij combinatie van re-integratie en dagbesteding (o.b.v. 20% bruto uitstroom) Parameter Waarde FTE Kosten/jr Baten/jr 1) Superrr als algemene voorziening Capaciteit werk & begeleiding 5 Projectsubsidie 50.000 2) Re-integratiefunctie Aantal cliënten 15 Deeltijdfactor 0,5 Trajectduur (jr) 0,5 Benutte capaciteit 3,75 Bijkomende kosten/traject 496 7.440 Gemiddelde baten/traject 2.849 42.739 3) Dagbestedingsfunctie Aantal VG-cliënten 2 Deeltijdfactor 0,6 Trajectduur (jr) 1 Benutte capaciteit 1,2 Bijkomende kosten/traject p.m. Gemiddelde baten/traject 5.790 11.580 4) Besparingen ondersteuning zelfstandig wonen (Wmo) Ondersteuning thuis per uur 27,60 Dagactiviteit basis incl vv/dagdl 37,42 Uren ondersteuning thuis/wk 6 Dagdelen dagact. basis + vv /wk 2 12.502 Totalen 4,95 57.440 66.821 Saldo 9.381

Page 91: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

91

Figuur 6.5 De business case bij combinatie van re-integratie, dagbesteding en beschut werkplek Parameter Waarde FTE Kosten/jr Baten/jr 1) Superrr als algemene voorziening Capaciteit werk & begeleiding 5 Projectsubsidie 50.000 2) Re-integratiefunctie Aantal cliënten 12 Deeltijdfactor/trajectduur (jr) 0,5/0,5 Benutte capaciteit 3 Bijkomende kosten/traject 496 5.952 Gemiddelde baten/traject 2.849 34.191 3) Dagbestedingsfunctie Aantal VG cliënten 2 Deeltijdfactor 0,6 Trajectduur (jr) 1 Benutte capaciteit 1,2 Bijkomende kosten/traject 0 Gemiddelde baten/traject 5.790 11.580 4) Beschut werk plekken Aantal BW plekken 1 Deeltijdfactor 0,75 Trajectduur (jr) 1 Benutte capaciteit 0,75 Bijkomende kosten per BW plek 18.329 18.329 Gemiddelde baten per BW plek 23.215 23.215 5) Besparingen ondersteuning zelfstandig wonen (Wmo) Ondersteuning thuis per uur 27,60 Dagactiviteit basis incl vv/dagdl 37,42 Uren ondersteuning thuis//wk 6 Dagdelen dagactiviteit basis + vv 2 12.502 Totalen 4,95 74.281 81.489 Saldo 7.208

Page 92: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

92

7 Samenwerking in het sociale domein: knelpunten en oplossingsrichtingen

Het eerste deel van het onderzoek was gericht op de effecten van de Superrr

als integrale interventie en de kosten en baten die dit met zich meebrengt

voor gemeenten. Daaruit blijkt dat gemeenten op kosteneffectieve wijze

meerdere doelen tegelijk kunnen realiseren via de samenwerking met een

Superrr maar die potentie niet volledig benutten. Aan de hand van de

gesprekken en workshops die zijn gehouden met ambtenaren van de

gemeenten Lochem en Steenwijkerland, wordt in dit hoofdstuk nader

ingegaan op de knelpunten en mogelijkheden voor gemeenten om meer

profijt te trekken uit de samenwerking met de Superrrs.

7.1 Sociaal domein is financieel ‘ontschot’

Integraal, domein-overstijgend samenwerken om efficiënt en op maat

gesneden dienstverlening te bieden is één van de doelen van de

decentralisaties in het sociaal domein. Zowel de rijksoverheid als lokale

overheden dragen deze werkwijze sinds enkele jaren hoog in het vaandel.

Inmiddels zijn de meeste belemmeringen die samenwerking tussen de

beleidsvelden binnen het sociaal domein in de weg stonden, weggenomen.

De middelen die het Rijk ter beschikking stelt aan gemeenten voor de

uitvoering van hun taken en verantwoordelijkheden in het sociaal domein

zijn goeddeels ontschot. In de Integratie-Uitkering Sociaal Domein zijn het

Participatiebudget voor (oude en nieuwe) P-wet cliënten, de middelen voor

Wmo en Jeugd gebundeld.37 Zo heeft een gemeente de ruimte om inwoners

die ondersteuning nodig hebben, naar beste inzicht te bedienen en daarbij

de verbindingen te leggen die bijdragen aan het gezamenlijke doel:

redzaamheid, maatschappelijke participatie en werk naar vermogen voor alle

inwoners. Financiële schotten die voorheen een soepele overgang van

bijvoorbeeld jeugd naar volwassenheid en van begeleiding naar beschut en

betaald werk belemmerden, zijn uit de weg geruimd.

Naast die beleidsvrijheid hebben gemeenten ook een financiële prikkel om

de zelfredzaamheid van hun inwoners te bevorderen. Het budget dat zij

37 www.divosa.nl/onderwerpen/financiën.

Page 93: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

93

krijgen voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen, het zogenaamde

BUIG-budget, is niet gebaseerd op het daadwerkelijke aantal uitkeringen

maar op de bijstandskans van huishoudens in de gemeente. Een overschot

op het budget mag een gemeente vrij besteden, maar een tekort moet zij in

beginsel ook zelf opvangen. Zo worden gemeenten geprikkeld tot activering

van bijstandsgerechtigden en duurzame beperking van de uitgaven aan

uitkeringen in het kader van de Participatiewet.38

Ook binnen de gemeenten Lochem en Steenwijkerland is de begroting

ingericht op samenhang binnen het sociaal domein. In beide gemeenten zijn

de Participatiewet, Wmo en Jeugd & Onderwijs ondergebracht in één

begrotingsprogramma.39 De gemeenteraad stelt het programmabudget vast,

binnen een programma is flexibiliteit bij de inzet van middelen toegestaan.

Ook op gemeenteniveau zijn er dus geen financiële schotten die de gewenste

integrale, domein-overstijgende aanpak in het sociaal domein in de weg

staan.

7.2 Gemeenten: van transitie naar transformatie De decentralisaties stelden gemeenten voor een grote opgave. In weerwil

van de ambitie tot integraal werken, hebben de meeste gemeenten er in

eerste instantie voor gekozen om de voorbereiding en uitvoering van de

nieuwe taken via de bestaande lijnen: Participatiewet, Wmo en Jeugd, te

organiseren. De eerste prioriteit lag bij een verantwoorde transitie. Ook in

Lochem en Steenwijkerland is dat het geval.

De gemeente Lochem heeft vanaf het begin de transitie als opstap naar de

transformatie gepositioneerd.40 Het beleid voor de periode 2015 – 2018 is

per beleidsterrein (Wmo, Participatie, Jeugd) uitgewerkt, maar van meet af is

het streven naar een ontschot budget voor het totale sociale domein

genoemd om zoveel mogelijk samenhang in oplossingen te stimuleren en de

inzet van middelen daar waar ze het meest effectief zijn.41 38 Soede en Versantvoort, 2014: Verdelen op niveaus. 39 Gemeente Lochem, 2015; Gemeente Steenwijkerland, Meerjaren Programma Begroting 2016-2019 40 Gemeente Lochem- Zutphen, 2014: Algemeen beleidskader sociaal domein 41 Idem.

Page 94: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

94

De gemeente Steenwijkerland heeft in eerste instantie beleid ontwikkeld

voor een transitieperiode van twee jaar (2015-2016) en maakt zich nu op

voor de transformatie. De hoofddoelen daarbij zijn een grotere zelf- en

samenredzaamheid van de samenleving en meer effectieve en efficiënte

ondersteuning, met als leidende principes o.a. een integrale benadering,

gebruik maken van de kracht van de samenleving en het verankeren van

ondersteuning in de lokale leefwereld van inwoners.42

In beide gemeenten lijkt een Superrr ter ondersteuning van leefbaarheid,

zelfredzaamheid, re-integratie en participatie dus goed aan te sluiten bij het

gemeentelijk beleid. Toch heeft de (verbreding van) de samenwerking nogal

wat voeten in de aarde.

7.3 Integraal samenwerken

Integraal werken blijkt in de praktijk lastig. Een gemeente is weliswaar één

organisatie maar bestaat uit veel onderdelen (diensten, afdelingen, teams) die

elk hun eigen verantwoordelijkheden, budget en werkwijze hebben.

Samenwerking ontstaat niet spontaan in zo’n situatie. Het vergt afstemming

en communicatie. Er kan sprake zijn van conflicterende belangen. Het

proces waarin de samenwerking wordt ‘gesmeed’ werkt door in de

uitvoering: alle betrokken partijen moeten zich committeren en de

meerwaarde van samenwerking zien om het tot een succes te maken.

Huidige samenwerking met Support & Co Dat zo’n proces in de praktijk niet altijd vlekkeloos verloopt, is zichtbaar bij

de start van de samenwerking tussen Support & Co en de beide gemeenten.

Dorpsbewoners agendeerden het initiatief voor een Superrr bij de gemeente

bij de contactfunctionaris en de wethouder onder de vlag van leefbaarheid.

Die zagen de meerwaarde van een winkelvoorziening voor het dorp. In

Steenwijkerland speelde bovendien een rol dat de winkel kon bijdragen aan

de invulling en exploitatie van het recent vernieuwde multifunctionele

centrum in het dorp. De sociale dienst wordt geacht een cruciale rol in de

samenwerking te spelen, maar werd pas in een laat stadium betrokken bij de

plannen. In beide gemeenten voelde de sociale dienst zich voor een

42 Gemeente Steenwijkerland, 2016: Beleidsplan Sociaal Domein 2017-2020.

Page 95: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

95

voldongen feit gesteld door de wethouder. Bovendien krijgen zij de rekening

gepresenteerd, die ten laste komt van een budget dat onder druk staat en

waaruit ook een deel van het eigen personeel wordt betaald. Dat leidt tot

een onevenwichtige ‘winst- en verliesrekening’: de wethouder en

leefbaarheidsambtenaren gaan met de eer strijken, de sociale dienst moet het

dagelijkse werk opknappen en de rekening betalen.

Het is dan ook niet zo vreemd dat de samenwerking tussen de sociale dienst

en de Superrr in beide gemeenten een moeizame start heeft gekend. In

Lochem is inmiddels grote vooruitgang geboekt. In de loop der jaren is de

instroom van re-integratiekandidaten sterk toegenomen en daarmee ook de

uitstroom naar werk. Een belangrijke succesfactor daarbij is de kwaliteit van

de accountmanager die als schakel tussen de Superrr en de consulenten van

de sociale dienst fungeert.

In Steenwijkerland, waar de samenwerking met de Superrr van recentere

datum is, verloopt de samenwerking nog altijd moeizaam. Er is wel

ontwikkeling: zo worden binnenkort concrete (prestatie)afspraken gemaakt

tussen de Superrr en sociale dienst.

In beide gemeenten is de kosteneffectiviteit van de uitgaven aan re-integratie

geen criterium voor samenwerking. Dat is opvallend, omdat de gemeente

een aanzienlijk financieel belang heeft bij succesvolle re-integratie. De

verklaring ligt waarschijnlijk in het feit dat de re-integratieafdeling van een

sociale dienst geen direct belang heeft bij succesvolle re-integratie via

externe partners: dat brengt kosten voor het Participatiebudget met zich

mee maar de baten komen ten goede aan het BUIG-budget. Het verdient

dan ook aanbeveling om de re-integratieafdeling te belonen voor succesvolle

re-integratie. Dat kan als de gemeente een deel van de gegenereerde

besparingen beschikbaar stelt voor herinvestering in re-integratieactiviteiten,

ofwel: overhevelt van het BUIG-budget naar het Participatiebudget.

Verbreding van de samenwerking In beide gemeenten leeft de wens tot een meer integrale positionering van

de Superrr voorziening. Dat is ook de reden geweest om dit onderzoek te

doen. Uit bovenstaande moge duidelijk zijn dat inzicht in de effecten van de

Superrr weliswaar helpt maar niet voldoende is om die verbreding te

realiseren. Dat bleek ook tijdens de workshops die in beide gemeenten zijn

gehouden. De potentie voor een bredere benutting van de trajecten bij de

Page 96: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

96

Superrr is op de agenda gezet, in beide gemeenten is afgesproken dat

hierover wordt doorgesproken door vertegenwoordigers van de diverse

beleidsvelden binnen het sociaal domein en Support & Co.

Een aantal zaken viel op tijdens de voorbereidende gesprekken en de

workshops:

• de (beleids)ambtenaren zijn zich bewust van de ambitie tot integraal

werken en staan daar ook voor open. De manier van kijken is echter

sterk ‘van binnen naar buiten’: past dit initiatief binnen de regels en

afspraken die de afgelopen jaren zijn uitgewerkt in de uitvoeringskaders

van Wmo en Jeugd? Dat is begrijpelijk omdat de afgelopen jaren een

intensief afstemmingsproces heeft plaatsgevonden met externe spelers

waaruit die afspraken zijn voortgekomen. Naast het formele

gelijkheidsbeginsel (alle aanbieders moeten gelijk worden behandeld)

speelt ook een rol dat tijdens dat proces vertrouwen is opgebouwd. Dat

vertrouwen is er (nog) niet bij een nieuw initiatief. Zo zijn ongewild de

schotten binnen het sociaal domein bestendigd tijdens de transitie. Dat

vormt een belemmering voor de tansformatie naar integraal werken;

• medewerkers van de gemeente die veel met de praktijk in aanraking

komen, zoals de contactfunctionarissen voor inwoners en bedrijven en

consulenten van de gebiedsteams, zijn veel beter in staat om de

integraliteit van initiatieven op waarde te schatten. Zij zijn een

belangrijke schakel om ‘van buiten naar binnen’ verbindingen te leggen.

Daarbij moeten zij het vooral hebben van hun wervende capaciteiten

om afdelingen ‘mee te krijgen’;

• er is een micro-macro spanningsveld tussen de schaal van een initiatief

als de Superrr en de verantwoordelijkheid voor het grote geheel die

gemeentelijke diensten hebben. Elk domein heeft tijdens de transitie

gemeente-breed passende voorzieningen geregeld binnen het

beschikbare budget. Een klein nieuw initiatief als de Superrr kan als een

druppel op de gloeiende plaat en bewerkelijk worden ervaren. Voor de

sociale dienst gaat het om twintig trajecten op jaarbasis versus

honderden bijstandsgerechtigden die geactiveerd moeten worden.

Hetzelfde geldt voor enkele dagbestedingstrajecten of leerwerkplekken

vanuit het perspectief van Wmo of Jeugd en onderwijs;

Page 97: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

97

• efficiëntie in termen van kosten/baten bleek amper een ‘trigger’ voor de

meeste beleidsambtenaren. De focus en sturing liggen op kosten en

betaalbaarheid op jaarbasis, niet op baten of besparingen die de Superrr

genereert of kan genereren. Mogelijk speelt ook hier de geringe impact

op het totale budget een rol;

• een Superrr wordt niet meer als bewonersinitiatief gezien maar vooral

als samenwerking met het bedrijf Support & Co. De bekende voetangels

en klemmen van publiek-private samenwerking (verschillen in

bedrijfscultuur, procesvoering en tempi) manifesteren zich ook hier en

maken de samenwerking niet eenvoudiger;

• ‘projectfinanciering’ lijkt vanuit gemeentelijk perspectief een goed

financieel instrument bij een domein-overstijgende samenwerking met

de Superrr. Zo kan een gemeente onderhandelen over een sociaal-

domein brede invulling van de trajectcapaciteit die aansluit bij de lokale

behoeften, zonder differentiatie naar producten en tarieven voor

specifieke cliëntgroepen. Dat sluit goed aan bij het brede spectrum van

ondersteuning – van activering, begeleiding en re-integratie tot beschut

werk – dat Support & Co biedt en voorkomt selectief, tariefgedreven

‘winkelen’ van de aanbieder.

7.4 Aanknopingspunten voor integraal beleid

Een Superrr is een voorbeeld van het type oplossing waar gemeenten naar

streven in de transformatie van het sociaal domein: integraal, verankerd in

de leefwereld van inwoners die zelf voor draagvlak zorgen. Het concept

vindt ook weerklank bij gemeenten: in 9 jaar tijd zijn 18 vestigingen van start

gegaan. In de uitvoering blijkt de samenwerking tussen gemeenten en

Support & Co echter niet eenvoudig. Daaruit kan lering worden getrokken:

het transformatieproces dat de gemeenten willen stimuleren, staat of valt

immers met een goede samenwerking met maatschappelijke initiatieven en

bedrijven.

Op basis van de bevindingen in dit onderzoek zijn de volgende suggesties

geformuleerd:

Page 98: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

98

• Stel routine en rust veilig.

De komende jaren zal het overgrote deel van de verantwoordelijkheden

in het gemeentelijk sociaal domein nog worden uitgevoerd volgens de

lijnen die tijdens de transitiefase zijn uitgestippeld. Dat is de routine

waarmee een gemeente veiligstelt dat inwoners ondersteuning kunnen

krijgen als zij dat nodig hebben. De meeste medewerkers en het meeste

budget zullen gemoeid zijn met de uitvoering van deze routine;

• Organiseer één loket voor nieuwe initiatieven die passen binnen de

transformatie gedachte waar initiatiefnemers kunnen aankloppen. Het

loket bestaat uit een klein, daadkrachtig team met de juiste competenties

dat de beschikking heeft over een klein deel (bv 5%) van het totale

budget voor het sociaal domein en is gemandateerd om nieuwe

initiatieven te beoordelen en financieren. Interne communicatie en

afstemming met de deeldomeinen is de verantwoordelijkheid van dat

team. Zo wordt een snelle procedure mogelijk en zijn externe partijen

gevrijwaard van interne processen;

• ‘transformatie-initiatieven’ hebben per definitie een projectmatig

karakter en financiering, en worden achteraf geëvalueerd op

maatschappelijke effecten en kosteneffectiviteit. Bewezen waardevolle

initiatieven worden permanent (onderdeel van de routine en reguliere -

95% - budget Sociaal Domein) en vormen de bouwstenen van het

getransformeerde sociaal domein.

Page 99: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

99

Literatuur

Algemene Rekenkamer, 2016: Re-integratie van oudere werklozen

CBS Statline

CBS, 2013: Minder mensen nemen deel aan re-integratietrajecten.

www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2013/49

Divosa, oktober 2015: Monitor-factsheet bijstands- en participatiebudget 2014

DNTP, 2013: Detailhandel en leefbaarheid - aanpak detailhandel als strategie in

krimp- en anticipeergebieden

Gemeente Lochem-Zutphen, januari 2014: Algemeen beleidskader sociaal domein

Gemeente Lochem, 2015: Meerjaren Programma Begroting 2016-2019

Gemeente Lochem, 2016: Statistische gegevens gemeente Lochem

Gemeente Steenwijkerland, 2015: Meerjaren Programma Begroting 2016-2019

Gemeente Steenwijkerland, 2016: Beleidsplan Sociaal Domein 2017-2020

Kok, L., D. Hollander en J.P. Hop, 2006: Kosten en baten van re-integratie, SEO Kok, L. en A. Houkes, 2011: Gemeentelijk re-integratiebeleid vergeleken, SEO

Ministerie van SZW, 2016: Kennisdocument beschut werk – veel gestelde vragen en

antwoorden

SEO, 2007: Effect van re-integratie op de uitgaven aan sociale zekerheid SEO, 2008: Zelfstandig uit de bijstand. De kosten en baten van het besluit Bijstandsverlening zelfstandigen SEO, 2016: Werkwijzer voor kosten-batenanalyse in het sociale domein

SEOR, 2007: Reïntegratie door gemeenten: zelf doen, uitbesteden of samenwerken?

Page 100: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

100

SGBO, 2007a: Assen: van ver gekomen

SGBO, 2007b: Re-integratie in Helmond

Soede, A. en M Versantvoort, 2014: Verdelen op niveaus. Een multiniveaumodel

voor de verdeling van het inkomensdeel van de Participatiewet over gemeenten, SCP

Support & Co, 2016: Standaard samenwerkingsovereenkomst re-integratie

TNO, 2015: Quick scan van wetenschappelijke literatuur gemeentelijke

uitvoeringspraktijk

UWV, 2016. Hoelang terugvallen op Wajong?

htpps://perspecief.uwv.nl/artikelen

www.divosa.nl/onderwerpen/financien

www.divosa.nl/onderwerpen/financien-gebundelde-uitkering-buig

www.rijksoverheid.nl/documenten/circulaires/2015/06/01/uitsplitsing-

bedragen-integratie-uitkering-sociaal-domein-xls

Zorgvisie, oktober 2016: Werk helpt bij herstel ggz-cliënten.

www.zorgvisie.nl/kwaliteit/nieuws/2016/10

Page 101: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Bijlage 1 Verantwoording onderzoekspopulatie

Stappen: 1. Aantal

2. Rapportage vestigingsleiders

3. Uitsluiting niet-valide gegevens 4. Netto aantal 5. Onvoldoende

6. Onderzoeks 7. Controle op informatie

geregistreerde

P-wet

Dagbested Geen

representativiteit populatie

deelnemers

bij Support

P-wet Dagbest Anders* Totaal

niet onvold onvoldoende doelgoep P-wet Dagbest

P-wet

P-wet Dagbest gemeente

Inter

views

Tele-

fonisch

gestart info info

200 Holwierde 25 10

15 25

15 10

10

1

201 Wijster 36 29 7

36 1 2 26 7

26 7 ja 3 1

202 Geesbrug 27 17 4 4 25

8 4 9 4 9 0 4

204 Oldeboorn 21 7 2 11 20 2

11 5 2

5 2 nee 2

208 Maasdam 38 37

37

28 9

9 0

210 Afferden 35 32 2

34

32 2

32 2 ja 2 3

211 Sauwerd 20 15 1 4 20

1 4 14 1

14 1 nee 3

212 Almen 79 74 5

79

74 5

74 5 ja 4 1

213 Wirdum 13

11 1 12

3 1

8

0 8 3

214 Oppenhuizen 7

8

8

2

6

0 6 3

215 Oosterzee 5 1 4

5

1 4

1 4 nee 2

216 Kuinre 13 17

17 2

15

15

ja 3

217 Oegstgeest 25 25

25 1

24

24

nee 4 2

218 t Veld 29 30 1

31

30 1

30 1 ja 3 1

Totaal 373 294 45 35 374 6 39 5 35 249 40 18 231 40 33 8

* Het gaat om maatschappelijke stage, vrijwilligers, WLZ cliënten, kinderen die met ouders meekwamen

Page 102: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Bijlage 2 Support & Co competentielijst Competenties 1e periode 2e periode 3e periode 4e periode eindevaluatie

Beoordeling: 1 onvoldoende, 2 matig, 3 voldoende, 4 ruim voldoende en 5 goed

Arbeidsmarktgedrag

- komt op tijd

- representatief

- neemt initiatief

- is flexibel

- is leergierig

- is bereid aan te pakken

- kan zelfstandig werken

- kan samenwerken

- gaat goed om met klanten

- gaat goed om met collega’s

- accepteert de leiding

- accepteert opdrachten

- werkt systematisch

- werkt nauwkeurig

- doorzettingsvermogen

- probleemoplossend vermogen

- komt met ideeën

- ambitie voor reguliere baan

Algemeen gedrag

- werkt gemotiveerd

- werkt in goed teamverband

- maakt contact met anderen

- positieve houding

Persoonlijke kenmerken

- sociaal redzaam

- stressbestendig

- communicatief vaardig

- mondelinge taalvaardigheid

- schriftelijke taalvaardigheid

- fysieke belastbaarheid

- psychische belastbaarheid

Eindevaluatie is besproken (datum)

Handtekening begeleider: Handtekening meewerker:

Page 103: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

103

Bijlage 3 Het model van Wanberg Het model van Wanberg is voor het kennisprogramma Vakkundig aan het

Werk centraal gesteld als overkoepelend kader waarin de diverse factoren die

een rol spelen bij de afstand tot de arbeidsmarkt en dus een rol spelen bij het

succes van re-integratie, zijn samengebracht43.

Conceptueel model van de primaire variabele groepen, geassocieerd met re-integratie succes (Wanberg et al., 2002)

Human capital is alles wat een persoon aan arbeidsvaardigheden heeft

ontwikkeld door opleiding en (werk)ervaring. Social capital is het netwerk

waarin mensen functioneren. Belemmeringen kunnen betrekking hebben op

verstandelijke, fysieke of psychische beperkingen, maar ook op praktische

belemmeringen als gebrek aan kinderopvang, mobiliteit of schulden.

Economische noodzaak heeft te maken met de financiële druk om werk te

vinden. Zoekgedrag betreft de focus, intensiteit en kwaliteit van de manier

waarop iemand werk zoekt.

Twee factoren hebben betrekking op de arbeidsmarkt: Discriminatie betreft

het selectiegedrag van werkgevers op basis van algemene kenmerken als

bijvoorbeeld leeftijd of etniciteit van werkzoekenden. Vraagversterking van de

arbeidsmarkt gaat over maatregelen die worden genomen om de mogelijkheden

voor de minder kansrijke groepen te vergroten.

43 TNO. 2015. Quick scan Wetenschappelijke literatuur gemeentelijke uitvoeringspraktijk.

Page 104: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

104

Bijlage 4 Business modellen 1. Volledige benuttig voor re-integratie

Parameter Waarde pp pj Kosten Baten bij bruto uitstroom

30% 25% 20%

Projectsubsidie 50.000 50.000

aantal fte 5

Deeltijdfactor, trajectduur (jr) 0,5/0,5

aantal trajecten/jaar 20

Uitvoeringslasten per cliënt per jaar 800 8.000

Uitstroompremie 600 2.880 2.400 1.920

Besparing uitkering bij uitstroom 12.227

uitkering alleenstaande 977

uitkering samenwonende 1.396

% alleenstaand 0,9

% samenwonend 0,1

Horizon 3

Discontovoet 3%

Bruto/netto uitstroom 0,8

108.606 90.505 72.404

terugval na 6 mnd 0,3 6.024

terugval na 1 jaar 0,1 11.871

terugval na 2 jaar 0,1 23.396

geen terugval 0,5 34.585

Kosten ondersteuning uit P-budget:

WML netto 1.224

% full-time (>32 uur) 0,55

% parttime (20 uur) 0,33

aanvullende uitkering parttimers -365 -4.380

-7.810 -6.508 -5.207

% gesubsidieerd werk 0,12

WML bruto 1537

factor vakantiegeld 1,08

factor werkgeverslasten 1,18

Deeltijdfactor 0,8

Loonkostensubsidie (%) 0,50

Loonkostensubsidie -784 -9.402

-15.319 -12.765 -10.212

Totale kosten en baten

58.000 +

uitstroompremie 85.477 71.231 56.985

Page 105: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

105

2. Besparingen op Wmo-diensten ouderen

Tarieven per product*: euro/jaar

Ondersteuning thuis/uur 27,6

Dagactiviteit basis/dagdeel 29,14

Vervoer/dagdeel 8,28

Besparingen 1 u/wk ondersteuning thuis bij:

1 huishouden 1.435

5 huishoudens 7.176

10 huishoudens 14.352

15 huishoudens 21.528

Besparingen 1 dagdeel dagbesteding/wk:

1 persoon 1.946

2 personen 3.892

5 personen 9.729

* tarieven gemeente Lochem

3. Business case dagbesteding Parameter Waarde pp pj Kosten Baten

Projectsubsidie 50.000 50.000

aantal fte 5

deeltijdfactor 0,6

trajectduur (jr) 1

aantal trajecten 8,3

Uitvoeringslasten gemeente p.m.

Besparing arbeidsmatige dagbestedingstrajecten

Gemiddelde kosten pp per jaar 9.650

VG licht full-time* 15.540 48.252

deeltijdfactor 0,8

% VG licht 0,3

VG midden full-time* 19.670

deeltijdfactor 0,8

% VG midden 0,3

inloop dagbesteding 3.000

% inloop 0,4

Totale kosten en besparingen 50.000 48.252

Page 106: Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re ... · Domein-denken en kostenbeheersing zijn kenmerken van het ‘oude’ stelsel (de verzorgingsstaat) die tijdens de transitie

Buurtsupers: integrale interventie voor leefbaarheid, re-integratie en participatie

106

4. Business case Beschut Werk

Parameter Waarde pp pj Kosten Baten

Projectsubsidie 50.000 50.000

aantal fte 5

deeltijdfactor 0,75

trajectduur (jr) 1

aantal trajecten 6,7

Uitvoeringslasten per cliënt per jaar 700 4.667

Salariskosten 17.629 117.525

WML bruto 1.537

factor vakantiegeld 1,08

werkgeverslasten 0,18

Rijksuitkeringen

Impuls Beschut Werk/BW plek 3.000 20.000

Lage Inkomens Voordeel/fte 2.000 10.000

BUIG budget/BW plek/jr: 18.715

I-deel (70% lks)/BW plek 1.371 82.268

Begeleidingskosten/fte 8.500 42.500

Totaal 172.192 154.768