Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

54
Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012 Onderzoek & Statistiek

Transcript of Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

Page 1: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

Onderzoek & Statistiek

Page 2: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

Schiedam, mei 2013

Onderzoek & Statistiek

010-2191007 / 2191008

Foto’s: Jan van Kampenhout en Jan van der Ploeg

Page 3: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

3

Inhoud

1 Inleiding ................................................................................................................................... 5

1.1 Aanleiding en opdracht ............................................................................................................... 5

1.2 Responsoverzicht ........................................................................................................................ 5

1.3 Inhoud van het rapport ................................................................................................................ 6

2 Wonen en Sociale samenhang ......................................................................................... 9

2.1 Woning en woonomgeving ......................................................................................................... 9

2.2 Ontwikkeling woonbuurt........................................................................................................... 11

2.3 Bewonersvereniging in de wijk ................................................................................................. 12

2.4 Sociale kwaliteit ........................................................................................................................ 13

2.5 Discriminatie ............................................................................................................................. 14

3 Leefbaarheid ......................................................................................................................... 17

3.1 Buurtproblematiek..................................................................................................................... 17

3.2 Verloedering .............................................................................................................................. 20

3.3 Overlast ..................................................................................................................................... 20

3.4 Functioneren gemeente ............................................................................................................. 22

4 Veiligheid ............................................................................................................................... 25

4.1 Onveiligheidsgevoelens ............................................................................................................ 25

4.2 Onveiligheid en buurtproblemen ............................................................................................... 27

4.3 Onveilige plekken .................................................................................................................... 29

5 Toezicht & Handhaving ..................................................................................................... 33

5.1 Tevredenheid laatste contact ..................................................................................................... 33

5.2 Beoordeling team Toezicht & Handhaving ............................................................................... 34

5.3 Totaal beeld ............................................................................................................................... 35

5.4 Toezicht met behulp van camera’s ........................................................................................... .35

6 Voorzieningen ...................................................................................................................... 37

6.1 Rapportcijfer voorzieningen ...................................................................................................... 37

6.2 Tevredenheid voorzieningen ..................................................................................................... 37

6.3 Sociale voorzieningen ............................................................................................................... 39

7 De wijken nader bekeken ................................................................................................ 41

8 Samenvatting en conclusies ............................................................................................ 51

Page 4: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

4

Page 5: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

5 H1 Inleiding

1.1 Aanleiding en opdracht Het meten van de leefbaarheid en de veiligheidssituatie wordt in Schiedam al vele jaren uitgevoerd.

Reeds in de jaren ’90, na de invoering van het Grotestedenbeleid, ontstond bij de rijksoverheid en de

gemeenten de behoefte aan periodieke informatie over de voortgang en resultaten van het gevoerde

beleid. In het kader daarvan werd met de gemeenten afgesproken dat er minimaal één keer per twee jaar

een Leefbaarheidsonderzoek onder de bevolking werd uitgevoerd. Door middel van een

standaardvragenlijst, waardoor alle Gsb-gemeenten met elkaar konden worden vergeleken, werd het Gsb-

Leefbaarheidsonderzoek in 1998, 2000, 2002, 2004, 2006, en 2007 (verplichte extra meting) in Schiedam

gehouden.

Door de overlap tussen het Gsb-Leefbaarheidsonderzoek en de Politiemonitor Bevolking heeft het

ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2008 deze twee onderzoeken

samengevoegd tot de Integrale Veiligheidsmonitor. Met de hiervoor ontwikkelde vragenlijst is het

mogelijk om zowel de leefbaarheids- als de veiligheidsvraagstukken te beantwoorden. Historische

vergelijkingen op basis van eerder gehouden onderzoek blijven daardoor mogelijk.

Op landelijk niveau worden de bevolkingsenquêtes uitgevoerd door het CBS. Voor de Regionale

Veiligheidsmonitor heeft de politieregio Rotterdam-Rijnmond in 2009 en 2011 de gegevens verzameld.

Op gemeentelijk niveau heeft Onderzoek & Statistiek van de gemeente Schiedam in 2009 het onderzoek

verricht. Inmiddels is het Grotestedenbeleid weliswaar beëindigd, echter de behoefte aan

beleidsinformatie betreffende dit onderwerp is nog steeds aanwezig. Daarom heeft in het najaar van 2012

wederom in Schiedam een onderzoek in het kader van de Leefbaarheids- en Veiligheidsmonitor

plaatsgevonden. Voorliggende rapportage geeft de uitkomsten van dit onderzoek. Het levert een beeld op

van hoe zaken als woonplezier, veiligheid en sociale cohesie zich in Schiedam ontwikkelen. Dit kan

dienen als belangrijke onderbouwing van het gemeentelijk beleid.

1.2 Responsoverzicht Het veldwerk van het onderzoek bestaat evenals in 2009 uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel betreft

een vragenlijst via internet die is voorgelegd aan het gemeentelijk internetpanel. Maar liefst 921

panelleden hebben de vragenlijst ingevuld. Dit komt overeen met een respons van 38 procent. Het

overgrote deel van het veldwerk is echter ingenomen door middel van schriftelijke bevraging van de

vragenlijst. Voor dit doel werd een steekproef van 4.600 personen in de leeftijd van 18 tot en met 80 jaar

aselect uit het bevolkingsregister getrokken. Deze personen kregen een vragenlijst thuisgestuurd met het

verzoek deze in te vullen en terug te sturen. Vijfentwintig formulieren bleken om uiteenlopende redenen

(verhuizing, overlijden, etc,) onbestelbaar. Van de resterende 4.575 stuurden uiteindelijk in totaal 1.431

personen een volledig ingevuld vragenformulier terug. De respons op dit onderdeel bedraagt derhalve 31

procent. In figuur 1.1 is de totale netto respons verdeeld naar de in Schiedam aanwezige wijken.

Inleiding

h o o f d s t u k

Page 6: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

6 H1 Inleiding

Figuur 1.1 NETTO RESPONS PER WIJK (TOTAAL VAN SCHRIFTELIJKE EN DIGITALE METHODE)

wijk aantal respondenten responspercentage

Centrum 193 35%

Oost 229 28%

West 314 35%

Zuid 228 29%

Nieuwland 272 34%

Groenoord 257 32%

Kethel 248 40%

Woudhoek 311 39%

Spaland/Sveaparken 252 33%

Totaal 2.352* 34% * van 48 personen is niet bekend in welke wijk zij woonachtig zijn

Bovenstaande figuur geeft duidelijk weer dat de respons per wijk nogal verschilt. Evenals in voorgaande

onderzoeken blijkt ook nu weer dat de wijken in het noordelijk stadsdeel een relatief hoog

responspercentage laten zien. De animo voor dit onderzoek is in Oost het laagst. Hiermee was van

tevoren rekening gehouden door de omvang van de steekproef in sommige wijken te verhogen. De

uiteindelijk respons van de schriftelijke vragenlijst wordt altijd vergeleken met de samenstelling van de

totale bevolking van Schiedam. Voor zover nodig wordt de respons door middel van weegfactoren

gecorrigeerd zodat uiteindelijk een exacte afspiegeling ontstaat van de totale Schiedamse bevolking in de

leeftijd van 18 tot en met 80 jaar. De uitkomsten van het onderzoek leveren daarmee een betrouwbaar

beeld op van de mening van de Schiedammer. Dit wordt gestaafd door de constatering dat - op basis van

acht metingen sinds 1998 - feitelijkheden zoals inkomen, opleiding en etniciteit weliswaar aan

veranderingen onderhevig zijn maar dat dit slechts heel geleidelijk gaat. En dat is uiteraard logisch want

dat soort dingen veranderen nu eenmaal niet zo snel. Echter als het gaat om zaken als bijvoorbeeld

leefbaarheid, slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens kunnen bepaalde gebeurtenissen of

veranderingen in een buurt in een kort tijdsbestek soms een grote rol spelen. Dat soort effecten zijn dan

ook meestal duidelijk terug te vinden in de uitkomsten van het onderzoek: ondanks het feit dat

meningsvragen over leefbaarheid en dergelijke doorgaans bepaalde trends vertonen, willen deze nogal

eens aan schommelingen onderhevig zijn (met name op wijkniveau).

1.3 Inhoud van het rapport In het eerstvolgende hoofdstuk komt de leefbaarheid op buurt- en wijkniveau aan bod. Aan de orde

komen het wonen en de sociale samenhang in Schiedam. In hoofdstuk 3 ligt de focus op het bestaan van

buurtproblemen; hoe vaak ondervinden bewoners overlast of is er bijvoorbeeld sprake van verloedering.

Hoofdstuk 4 heeft het thema veiligheid als onderwerp. Het gaat hierbij om veiligheidsgevoelens en de

invloed van eventueel cameratoezicht in de stad. Hoofdstuk 5 omvat het functioneren van het team

Toezicht en Handhaving van de gemeente Schiedam en de tevredenheid van de Schiedamse bevolking

over het contact met hen. In het daaropvolgende hoofdstuk komt het voorzieningenniveau (hoofdstuk 6)

aan de orde.

Hoofdstuk 7 geeft per wijk een uiteenzetting van de meest opvallende zaken op het gebied van

leefbaarheid en veiligheid. In dit hoofdstuk zal tevens op een lager schaalniveau dieper worden ingegaan

op een aantal van deze onderwerpen. In het laatste hoofdstuk (8) worden de belangrijkste uitkomsten en

conclusies gepresenteerd.

Page 7: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

7 H1 Inleiding

Page 8: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

8 H2 Wonen en Sociale samenhang

Page 9: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

9 H2 Wonen en Sociale samenhang

De leefbaarheid van buurten en wijken wordt door vele aspecten bepaald. Niet alleen de fysieke omgeving zoals de eigen woning en woonomgeving, maar zeker ook de sociale samenhang in een buurt speelt hierin een belangrijke rol. Aan de hand van dit soort aspecten die een onderdeel vormen van het begrip ‘leefbaarheid’ hebben de bewoners de huidige situatie in hun woonbuurt beoordeeld. Daarnaast is in de enquête gevraagd naar de ontwikkeling van de eigen woonbuurt in het afgelopen jaar.

2.1 Woning en woonomgeving Zoals gezegd speelt de fysieke omgeving een belangrijke rol in de beleving van leefbaarheid. Dit gevoel

van leefbaarheid wordt onder andere door de waardering van de eigen woning en woonomgeving bepaald.

In het onderzoek is Schiedammers daarom gevraagd een rapportcijfer te geven voor hun woning en

woonomgeving.

Het gemiddelde rapportcijfer dat ‘de Schiedammer’ aan zijn of haar woning geeft, is al vele jaren stabiel

te noemen. In vergelijking met de meting in 1998 is dit rapportcijfer met twee tienden van een punt

gestegen naar een 7.7.

Het rapportcijfer waarmee bewoners hun woonomgeving waarderen is de laatste jaren eveneens redelijk

gelijk gebleven. Gemiddeld krijgt de woonomgeving in Schiedam een 6.9.

FIGUUR 2.1 ONTWIKKELING GEMIDDELDE RAPPORTCIJFERS VOOR DE EIGEN WONING EN WOONOMGEVING IN SCHIEDAM

6

6,2

6,4

6,6

6,8

7

7,2

7,4

7,6

7,8

8

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

20

12

rapportcijfer woning

rapportcijfer woonomgeving

h o o f d s t u k

Wonen en Sociale samenhang

Page 10: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

10 H2 Wonen en Sociale samenhang

Wat betreft de waardering voor de eigen woning

lopen de rapportcijfers op wijkniveau nogal

uiteen, maar zijn door de tijd heen redelijk

constant.

FIGUUR 2.2 GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE EIGEN WONING PER WIJK

wijk 2009 2012

Centrum 7.9 8.1

Oost 7.3 7.3

West 8.0 7.8

Zuid 7.5 7.8

Nieuwland 7.3 7.2

Groenoord 7.3 7.3

Kethel 8.2 8.3

Woudhoek 8.1 8.1

Spaland/Sveaparken 8.2 8.3

Schiedam 7.7 7.7

Centrum, Kethel, Woudhoek en

Spaland/Sveaparken zijn de enige wijken die

hoger dan een 8 scoren. Daarentegen ligt het

rapportcijfer in Oost, Nieuwland en Groenoord

al jaren onder het stedelijk gemiddelde.

Nieuwland ontwikkelde zich voorheen wel

gunstig. In het jaar 2000 kreeg een woning in

Nieuwland een gemiddeld rapportcijfer van 6.8

tegen een 7.3 in 2009. Hiermee werd het effect

van de stedenbouwkundige vernieuwings-

impulsen in die periode duidelijk zichtbaar.

Echter door de economische recessie zijn er

minder nieuwbouwwoningen gebouwd dan

voorheen en is deze positieve ontwikkeling tot

stilstand gekomen. Een positief punt is dat de

waardering voor de woning in Centrum en

Kethel de laatste jaren alleen maar is gestegen.

De waardering per wijk hangt samen met het

woningtype waarin men woont. Flats met

minder dan 5 woonlagen, vaak zonder lift,

krijgen een lage waardering. Dit type woningen

komt, ondanks de sloop van dit soort woningen,

nog steeds veel voor in Nieuwland. Dat

verklaart voor een belangrijk deel het lagere

rapportcijfer in Nieuwland.

De wijk Oost bestaat overwegend uit

vooroorlogse boven-/benedenwoningen die niet

altijd in optimale staat van onderhoud verkeren.

Daarnaast komt er ook nog een redelijk aantal

flatwoningen zonder lift voor. Dit alles bij

elkaar verklaart waarom de gemiddelde

woningwaardering in Oost laag uitvalt. Dit is

vooral het geval in het oostelijk deel van de

wijk, waar de waardering op een rapportcijfer

van een 6.9 ligt. In het deel van wijk Oost (met

veel meer eengezinswoningen en/of

koopwoningen) dat aan het Centrum grenst valt

de waardering voor de eigen woning veel hoger

uit, namelijk een 8.0.

Deze situatie is ook van toepassing op de wijken

Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken in

Schiedam-Noord. Deze wijken bestaan voor een

belangrijk deel uit eengezinswoningen die

veelal prima beoordeeld worden. Maar ook het

feit dat in deze gebieden veel koopwoningen

voorkomen, speelt hierbij een rol. Want

eigenaarbewoners beoordelen hun woning

beduidend beter dan huurders: gemiddeld

waarderen eigenaren hun woning met een 8.1 en

huurders met bijna een punt lager, namelijk een

7.2. Omdat kopers vaker dan huurders een hoog

inkomen hebben (hetgeen blijkt uit de

inkomensgegevens), mag worden aangenomen

dat kopers een ruimere keuze hebben op de

woningmarkt. Zij zijn hierdoor beter in staat een

woning naar wens te bemachtigen en deze

vervolgens ook verder naar hun zin te maken.

Lagere inkomensgroepen zijn veelal

aangewezen op de goedkopere, kwalitatief vaak

mindere woningvoorraad in de huursector. Zij

beoordelen hun woning dan ook met een 7.0 een

stuk lager dan hogere inkomensgroepen die de

eigen woning met een 8.4 waarderen.

Allochtonen behoren vaker dan autochtonen tot

de lagere inkomensgroepen en hebben daardoor

eveneens een beperkte keuze op de

woningmarkt. Met als gevolg dat allochtonen

heel vaak in matig gewaardeerde woningen als

flats zonder lift wonen. Allochtonen zijn

gemiddeld genomen dan ook minder tevreden

over hun woonsituatie dan autochtonen (7.2

tegenover 7.9). Dit laatste geldt eveneens voor

jongeren. Zij staan nog aan het begin van hun

woon- en arbeidscarrière waardoor zij veelal in

de minder gewaardeerde woningen wonen.

Voor wat betreft de woonomgeving is in de

enquête de respondenten eveneens gevraagd hun

waardering samen te vatten in een algemeen

rapportcijfer (zie figuur 2.1). Zoals gezegd is dit

cijfer voor geheel Schiedam de laatste jaren

redelijk stabiel gebleven. Gemiddeld krijgt de

woonomgeving in Schiedam hetzelfde

rapportcijfer als in 2009, namelijk 6.9. Dit is een

cijfer dat in vergelijking met andere voormalig

Gsb-gemeenten laag is. Elders in het land

worden doorgaans scores van 7 of hoger

behaald. Het landelijk gemiddeld rapportcijfer

ligt op een 7.5, waarbij de regio Rotterdam-

Rijnmond het laagst scoort met een gemiddeld

rapportcijfer voor de woonomgeving van 7.2.

Uitgesplitst op wijkniveau blijkt het

rapportcijfer te variëren tussen een 6.0 voor

Oost en een 7.9 voor Kethel (zie figuur 2.3).

Page 11: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

11 H2 Wonen en Sociale samenhang

-40 -30 -20 -10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Schiedam

Spal./Sveap.

Woudhoek

Kethel

Groenoord

Nieuwland

Zuid

West

Oost

Centrum

(zeer) onprettig (zeer) prettig

FIGUUR 2.3 GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE

WOONOMGEVING PER WIJK

wijk 2009 2012

Centrum 7.1 7.2

Oost 6.1 6.0

West 7.1 7.1

Zuid 7.0 7.0

Nieuwland 6.6 6.4

Groenoord 6.6 6.5

Kethel 7.8 7.9

Woudhoek 7.3 7.6

Spaland/Sveaparken 7.5 7.7

Schiedam 6.9 6.9

Niet alleen Kethel scoort bovengemiddeld, ook

de bewoners van Woudhoek en

Spaland/Sveaparken waarderen hun

woonomgeving opvallend positief (7.6 of

hoger). De beoordeling van de woonomgeving

in deze wijken, maar ook in wijk Centrum

vertoont tevens een opgaande lijn.

In Oost en Nieuwland wordt de woonomgeving

slechter dan gemiddeld in Schiedam beoordeeld.

Daarnaast blijkt de waardering voor de

woonomgeving in deze wijken nogal te

schommelen. Het gemiddelde rapportcijfer voor

de woonomgeving in Groenoord neemt sinds

2006 enigszins af. In Groenoord heeft dit

waarschijnlijk te maken met de vele

bouwactiviteiten die zich in deze wijk voordoen.

De woonomgeving wordt pas na realisatie van

de nieuwbouw aangepakt.

Als onderdeel van de waardering van de

woonomgeving is gevraagd in hoeverre de

buurt/woonomgeving prettig is om in te wonen.

Daaruit blijkt dat gemiddeld 83 procent van de

Schiedammers van mening is dat men in een

prettige buurt woont. Dit aandeel is redelijk

gelijk aan voorgaande metingen. Op wijkniveau

zijn de verschillen wederom groot.

FIGUUR 2.4 BEOORDELING WOONBUURT IN %

In het overgrote deel van de Schiedamse wijken

is het volgens de bewoners prettig wonen. In

wijken als Centrum, West, Zuid, Kethel,

Woudhoek en Spaland/Sveaparken geven

minstens 8 van de 10 bewoners aan dat zij in

een prettige buurt wonen.

Aan de andere kant zijn bewoners van Oost,

Groenoord en Nieuwland relatief vaak van

mening dat ze in een (zeer) onprettige buurt

wonen, respectievelijk 29, 21 en 20 procent van

de bewoners. 2.2 Ontwikkeling woonbuurt Hoe oordelen Schiedammers over de

ontwikkeling van hun eigen woonbuurt in het

afgelopen jaar? Over de gehele periode dat deze

vraag is voorgelegd aan bewoners blijkt het

negativisme enigszins te overheersen: 35

procent vindt dat de eigen woonbuurt het

afgelopen jaar achteruit is gegaan, terwijl 11

procent juist een positieve ontwikkeling

signaleert. Ongeveer de helft (49%) heeft geen

duidelijke ontwikkelingsrichting kunnen

constateren en zegt dat de buurt gelijk is

gebleven. Een klein deel (5%) kan zich er geen

mening over vormen. In vergelijking met het

landelijke beeld zien de inwoners van Schiedam

vaker een achteruitgang van de eigen

woonbuurt. Ten opzichte van voorgaande

metingen lijkt de verbetering in 2009 een

tijdelijke opleving te zijn geweest.

FIGUUR 2.5 ONTWIKKELING AANDEEL BEWONERS DAT DE BUURT VOORUIT/ACHTERUIT VINDT GEGAAN IN HET AFGELOPEN JAAR, IN %

In de huidige meting is het aandeel

Schiedammers dat hun woonbuurt vooruit vindt

gegaan gedaald en het aandeel dat de buurt

achteruit vindt gaan is gestegen.

Op wijkniveau zijn de verschillen groot. Wel

wordt in alle wijken vaker een achteruitgang

dan een vooruitgang geconstateerd.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

20

12

achteruit vooruit

Page 12: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

12 H2 Wonen en Sociale samenhang

FIGUUR 2.6 VOORTUITGANG (+) OF ACHTERUITGANG (-)

VAN DE BUURT IN HET AFGELOPEN JAAR NAAR WIJK (2012)

In de wijken Oost, Zuid, Nieuwland en

Groenoord zijn de bewoners negatiever dan in

2009 over de ontwikkeling van hun woonbuurt.

In Nieuwland was men altijd redelijk positief

gestemd over de ontwikkeling. Echter de laatste

jaren is ook hier het aandeel dat de buurt

achteruit vindt gegaan sterk gestegen (naar 40

procent).

In Centrum zijn bewoners het meest positief:

ongeveer een vijfde van de ondervraagden in

Centrum vindt dat de wijk het afgelopen jaar

vooruit is gegaan. Ook in de noordelijk gelegen

wijken van Schiedam, zoals Kethel, Woudhoek

en Spaland/Sveaparken zijn bewoners over het

algemeen positiever over de ontwikkeling van

de woonbuurten dan bewoners uit andere

wijken.

Jongeren (18-34 jaar) oordelen vaker positief

over de ontwikkeling in het afgelopen jaar van

de eigen woonbuurt dan andere

leeftijdscategorieën. Dit geldt eveneens voor

allochtonen. 16 procent van de allochtone

respondenten vindt dat de eigen woonbuurt het

afgelopen jaar vooruit is gegaan, terwijl dit voor

slechts 9 procent van de autochtone bevolking

geldt. Tussen het oordeel van mannen en

vrouwen bestaat weinig verschil en ook het

opleidingsniveau en de hoogte van het inkomen

geven geen eenduidige verklaring.

2.3 Bewonersvereniging in de wijk Aan het vragenblok over de woonbuurt zijn

enkele vragen met betrekking tot de Schiedamse

bewonersverenigingen toegevoegd. Aan de

respondenten is gevraagd of zij bekend zijn met

de bewonersvereniging in hun wijk. Het blijkt

dat 21 procent van de Schiedammers deze goed

kent. Bijna de helft weet van het bestaan van de

bewonersvereniging, maar kent deze niet zo

goed. Dit betekent dat een derde van de

respondenten de bewonersvereniging in de

eigen wijk niet kent. Figuur 2.7 laat de

uitkomsten op deze vraag op wijkniveau zien.

FIGUUR 2.7 BEKENDHEID BEWONERSVERENIGINGEN IN

SCHIEDAM, NAAR WIJK IN % wijk ja, die

ken ik goed

ja, ik weet

van het bestaan

nee, die ken ik niet

Centrum 16% 47% 37%

Oost 16% 46% 38%

West 21% 48% 32%

Zuid 29% 49% 21%

Nieuwland 13% 46% 41%

Groenoord 21% 41% 39%

Kethel 45% 31% 24%

Woudhoek 28% 41% 30%

Spaland/Sveaparken 19% 55% 25%

Schiedam 21% 46% 34%

De bewonersvereniging in wijk Kethel is het

meest bekend (45% van de bewoners zegt deze

goed te kennen). In Centrum, Oost en

Nieuwland zijn de bewonersverenigingen aldaar

het minst bekend bij de bewoners. In het

algemeen kan gesteld worden dat de

bewonersverenigingen redelijk wat

naamsbekendheid hebben, maar dat bewoners

veelal niet weten wat de activiteiten zijn van de

bewonersverenigingen.

Vervolgens zijn enkele stellingen met

betrekking tot de bewonersverenigingen

voorgelegd. Het gaat dan om het belang dat

wordt toegekend aan bewonersverenigingen te

kunnen meten. Tevens is er gevraagd of de

bewonersverenigingen voldoende informatie

over de wijken geven en of er voldoende

activiteiten worden georganiseerd.

FIGUUR 2.8 STELLINGEN MET BETREKKING TOT DE

BEWONERSVERENIGINGEN IN SCHIEDAM

stelling (helemaal) mee eens

(helemaal) mee

oneens Ik vind het belangrijk dat elke wijk een bewonersvereniging heeft 63% 4% Het is nuttig dat in elke wijk een bewonersvereniging actief is 67% 3% Ik ontvang voldoende informatie van de bewonersvereniging over mijn wijk 36% 29% Er worden voldoende activiteiten door de bewonersvereniging georganiseerd 28% 15%

Het overgrote deel van de bewoners is het eens

met de stelling dat het belangrijk is dat elke wijk

een bewonersvereniging heeft. Ook vinden zij

het nuttig dat er in elke wijk een

-50 -40 -30 -20 -10 0 10 20 30

Schiedam

Spal./Sveap.

Woudhoek

Kethel

Groenoord

Nieuwland

Zuid

West

Oost

Centrum

achteruitgang vooruitgang

Page 13: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

13 H2 Wonen en Sociale samenhang

bewonersvereniging actief is. Slechts een klein

deel van de Schiedammers is het oneens met

deze stellingen.

Over de hoeveelheid informatie die men

ontvangt over de wijk zijn de meningen meer

verdeeld. Opvallend vaak is geantwoord met

‘neutraal’ of ‘weet niet/geen mening’.

Bovendien zijn personen die de

bewonersverenigingen niet (goed) kennen het

meest kritisch. Hier geldt duidelijk het credo

‘onbekend maakt onbemind’. Men is blijkbaar

te weinig bekend met de informatie en de

activiteiten van de bewonersverenigingen om

hier een (positief) oordeel over te geven. Een

betere communicatie zou de bekendheid en het

oordeel over de bewonersverenigingen kunnen

verbeteren.

2.4 Sociale kwaliteit Het sociale klimaat van de omgeving is van

invloed op de waardering voor het wonen.

Daarnaast wordt verondersteld dat sociale

cohesie de dominante factor is bij het versterken

van leefbaarheid en veiligheid. Betrokkenheid

bij de buurt leidt er toe dat burgers zich actiever

opstellen ten aanzien van omgang met de

openbare ruimte en medebewoners. Om dit te

kunnen meten is de indicator ‘waardering

sociale kwaliteit’ opgesteld. Deze indicator is

opgebouwd uit de beantwoording van de

volgende stellingen:

De mensen kennen elkaar in deze buurt

nauwelijks;

De mensen gaan in deze buurt op een

prettige manier met elkaar om;

Ik woon in een gezellige buurt, waar veel

saamhorigheid is;

Ik voel mij thuis bij de mensen die in deze

buurt wonen.

Daarbij geldt dat hoe hoger de indicatorscore,

hoe beter het met de sociale cohesie is gesteld.

FIGUUR 2.9 ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘SOCIALE COHESIE’ IN SCHIEDAM (HOE HOGER, HOE BETER)

De indicatorscore voor sociale cohesie bedraagt

in de huidige meting een 5,7. Hiermee verkeert

Schiedam net als Rotterdam nog altijd in de

onderste regionen van voormalig Gsb-

gemeenten. Landelijk ligt deze indicator op een

waarde van 6,3. Positief is dat de score licht is

verbeterd in vergelijking met de meting van

2009.

FIGUUR 2.10 ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘SOCIALE

COHESIE’ IN SCHIEDAM (HOE HOGER, HOE BETER)

wijk 2009 2012

Centrum 5,7 5,8

Oost 5,2 4,9

West 5,9 6,0

Zuid 6,6 6,3

Nieuwland 4,9 5,3

Groenoord 4,8 5,0

Kethel 7,2 7,2

Woudhoek 5,9 6,0

Spaland/Sveaparken 5,9 6,5

Schiedam 5,6 5,7

Bijna in alle wijken, op Oost en Zuid na, is de

indicatorscore voor sociale cohesie gestegen of

gelijk gebleven. Kethel is al jarenlang de

bestscorende wijk op het gebied van sociale

kwaliteit en samenhang (in deze meting een

7,2).

In Sveaparken is de sociale cohesie inmiddels

van een zeer goed niveau. In 2009 bedroeg de

score nog 6,1. In de huidige meting is dit

gestegen naar 6,9. Het is een bekend

verschijnsel dat het kennen van, omgang met en

het thuisvoelen bij buurtbewoners in een nieuw

gebouwde omgeving jaren duurt en vaak nog

moet groeien.

Opvallend is de afname van sociale cohesie in

Zuid. De sociale cohesie was hier

traditiegetrouw altijd hoog, net als in Kethel,

maar loopt in de afgelopen 10 jaar steeds verder

terug. Bovendien nemen andere zaken zoals het

bestaan van allerlei buurtproblemen en

overlastsituaties toen. Dit zorgt ervoor dat

bewoners niet meer zo positief zijn over Zuid

dan voorheen.

In Oost heeft de forse instroom van MOE-

landers en het hoge aantal verhuisbewegingen

wellicht een negatieve invloed op de mate van

sociale cohesie. Oost is nu de wijk die het laagst

scoort op het gebied van sociale cohesie.

In figuur 2.11 is een aantal stellingen

weergegeven welke eveneens betrekking

hebben op de sociale woonomgeving. Ook hier

is te zien dat Oost op alle onderzochte punten

slecht scoort. Daarnaast is het opvallend dat de

sociale kwaliteit van deze wijk zich negatief

ontwikkelt.

Nieuwland en Groenoord springen er eveneens

uit in negatieve zin. Dit is niet nieuw. Ook deze

wijken verkeren al vele jaren in een

achterstandspositie.

5,0

5,2

5,4

5,6

5,8

6,0

6,2

6,4

6,6

6,8

7,0

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

20

12

Page 14: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

14 H2 Wonen en Sociale samenhang

FIGUUR 2.11 STELLINGEN MET BETREKKING TOT DE

SOCIALE WOONOMGEVING

stelling komt relatief veel voor in:

komt relatief weinig voor in:

De mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks

Oost (41%) Nieuwland (39%) Groenoord (37%)

Kethel (9%) Spal./Sveap. (18%)

Zuid (22%)

De mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om

Kethel (81%) Spal./Sveap. (71%)

Oost (35%) Groenoord (39%)

Als het maar enigszins mogelijk is, ga ik uit deze buurt verhuizen

Oost (36%) Nieuwland (28%)

Kethel (3%) Spal./Sveap. (4%)

Woudhoek (5%)

Ik woon in een gezellige buurt, waar veel saamhorigheid is

Kethel (65%) Zuid (48%)

Groenoord (22%) Oost (23%)

Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt wonen

Kethel (76%) Spal./Sveap. (64%)

Oost (27%) Nieuwland (30%) Groenoord (32%)

Ik heb veel contact met andere buurtbewoners

Kethel (56%) Zuid (40%)

Groenoord (22%) Oost (23%)

Ik ben tevreden over de bevolkingssamen-stelling in deze buurt

Spal./Sveap. (73%) Kethel (72%)

Woudhoek (64%)

Oost (23%) Groenoord (26%) Nieuwland (34%)

Ik ben gehecht aan de buurt waar ik woon

Kethel (79%) Spal./Sveap. (66%)

Oost (38%) Groenoord (40%) Nieuwland (41%)

Ik voel mij mede verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de buurt

Kethel (87%) Spal./Sveap. (77%)

Centrum (74%)

Groenoord (51%) Oost (52%)

Net als in voorgaande metingen wordt de

sociale woonomgeving in Kethel nog altijd zeer

goed gewaardeerd. Op de meeste onderzochte

punten scoort deze wijk veel positiever dan

andere delen van Schiedam. In Zuid geldt dit

ook nog, maar deze kwaliteit neemt wel

duidelijk af. Bij de meeste stellingen is Zuid

ingehaald door Spaland/Sveaparken. De sociale

component van de woonomgeving in deze wijk

wordt inmiddels net zo goed beoordeeld als de

fysieke kenmerken van de wijk. Men gaat

prettig met elkaar om en voelt zich thuis in de

eigen woonbuurt. Zuid scoort wel beter als het

gaat om daadwerkelijk veelvuldig contact met

buurtbewoners en het hebben van een gezellige

buurt waar veel saamhorigheid is. Dan is te zien

dat bewoners van ‘nieuwbouwwijken’ toch wat

meer individualistisch zijn ingesteld. Deze

aspecten komen dan in Woudhoek en

Spaland/Sveaparken minder goed uit de verf.

Schiedam-West en Centrum geven een vrij

gemiddeld beeld te zien, waarbij wel vermeld

moet worden dat de sociale woonomgeving

door de bewoners van Centrum iets beter wordt

beoordeeld dan bij de meting van 2009.

In hetzelfde vragenblok over de woonbuurt is in

de enquête gevraagd of bewoners het afgelopen

jaar actief zijn geweest om de eigen buurt te

verbeteren. Het gaat dan bijvoorbeeld om het

organiseren van een wijk- of buurtfeest of het

leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid in

de eigen straat. De uitkomsten van deze vraag

zijn weergegeven in figuur 2.12.

FIGUUR 2.12 AANDEEL BEWONERS DAT AFGELOPEN JAAR

ACTIEF IS GEWEEST OM DE EIGEN BUURT TE VERBETEREN

wijk 2009 2012

Schiedam 16% 22%

Regio Rotterdam-Rijnmond (2009 en 2011)

17%

17%

Nederland (2009 en 2011) 18% 18%

Het aandeel bewoners dat actief is geweest om

de eigen woonbuurt te verbeteren is in

Schiedam sinds de laatste meting gestegen. Lag

deze in 2009 nog onder het gemiddelde in de

regio Rotterdam-Rijnmond en daarmee ook

lager dan het landelijk gemiddelde, in 2012 is

22 procent van de respondenten actief geweest.

Vooral in Kethel, Centrum, Spaland/Sveaparken

en Zuid kan op de bewoners gerekend worden.

2.5 Discriminatie Net als in het Omnibusonderzoek van 2010 is

aan de respondenten van dit onderzoek

gevraagd of zij zich in het afgelopen jaar wel

eens gediscrimineerd hebben gevoeld. Dat blijkt

in 17 procent van de gevallen inderdaad zo te

zijn geweest. Uit onderzoek in Amsterdam blijkt

een vergelijkbaar aandeel van de bevolking zich

het afgelopen jaar gediscrimineerd te hebben

gevoeld. Gelukkig betekent dit ook dat ruim

acht op de tien inwoners hier niet mee te maken

heeft gehad. In 2010 bedroeg het aandeel

gediscrimineerde personen nog 20 procent.

De mate waarin men zich gediscrimineerd voelt

hangt samen met afkomst. Allochtonen ervaren

vaker discriminatie dan autochtonen. Ook het

opleidings- en inkomensniveau speelt een rol.

Hoe hoger dit is, hoe minder vaak men zich

gediscrimineerd voelt. Van de onderscheiden

leeftijdscategorieën voelen de 65-plussers zich

het minst vaak gediscrimineerd.

Op wijkniveau valt het op dat er volgens de

bewoners weinig sprake is van discriminatie in

de noordelijk gelegen wijken van Schiedam

zoals Kethel, Woudhoek en

Spaland/Sveaparken. In Nieuwland, Oost,

Groenoord en Zuid heeft 20 tot 26 procent van

de bewoners zich het afgelopen jaar wel eens

gediscrimineerd gevoeld.

Vervolgens is in dit onderzoek aan het deel van

de inwoners dat zich gediscrimineerd voelt

gevraagd wat volgens hen de reden van de

discriminatie was.

Page 15: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

15 H2 Wonen en Sociale samenhang

FIGUUR 2.13 REDEN VAN DISCRIMINATIE, IN % VAN HET

AANTAL GEDISCRIMINEERDEN

Dat blijkt in bijna de helft van de gevallen te

gaan om discriminatie op basis van ras, afkomst

of huidskleur en een kwart om geslachts- of

leeftijdsdiscriminatie.

Discriminatie betreffende homoseksualiteit

komt volgens de uitkomsten van dit onderzoek

veel minder voor. Dit kan overigens ook het

gevolg zijn van het feit dat discriminatie

vermeden wordt door in allerlei situaties niet uit

te komen voor seksuele voorkeur1.

Bovendien zijn er in de lokale media geen

berichten over discriminatie, intimidatie, een

negatieve houding of een toegenomen (gevoel

van) onveiligheid. Toch blijkt uit de Schiedamse

Jeugdmonitor 2006 dat volmondige acceptatie

van homoseksuelen niet vanzelfsprekend is.

In het huidige onderzoek is aan Schiedammers

in de leeftijd 18 t/m 80 jaar een aantal stellingen

voorgelegd om een beeld te schetsen van de

houding tegenover homoseksuelen.

FIGUUR 2.14 STELLINGEN M.B.T. HOMO(IN)TOLERANTIE

stelling (helemaal) mee eens

(helemaal) mee

oneens Ik heb er geen problemen mee dat homoseksuele en lesbische paren trouwen en kinderen opvoeden 70% 10% Homoseksuelen moeten niet zo te koop lopen met hun homoseksualiteit (bijv. hand in hand over straat lopen) 19% 50% Ik zou er moeite mee hebben als mijn kind een homoseksuele relatie zou hebben 16% 56%

1 Gemeente Schiedam (2011), Lokaal Emancipatiebeleid

2012-2014

Zeven op de tien respondenten hebben er geen

problemen mee dat homoseksuele en lesbische

paren trouwen en kinderen opvoeden.

Iets minder tolerant zijn Schiedammers als het

gaat om de stellingen ‘Homoseksuelen moeten

niet zo te koop lopen met hun homoseksualiteit

(bijv. hand in hand over straat lopen)’ en ‘Ik zou

er moeite mee hebben als mijn kind een

homoseksuele relatie zou hebben’. Ongeveer de

helft is het oneens met deze stellingen. In de

gemeente Amsterdam zijn in het verleden

soortgelijke stellingen voorgelegd aan

bewoners. De acceptatie van homo´s/lesbo´s in

Schiedam ligt op een redelijk vergelijkbaar

niveau.

In Schiedam is er een duidelijk verband met het

opleidings- en inkomensniveau. Hoe hoger dit

niveau, des te toleranter men is.

Verder geldt dat vrouwen in het algemeen

toleranter zijn dan mannen. Een nog groter

verschil treedt op als wordt gekeken naar de

etnische herkomst. Dan valt op dat het

tolerantieniveau van met name allochtone

mannen behoorlijk achterblijft bij het

gemiddelde.

FIGUUR 2.15 HOMO(IN)TOLERANTIE NAAR GESLACHT EN ETNICITEIT

‘(helemaal) mee eens’ autochtoon allochtoon stelling man vrouw man vrouw Ik heb er geen problemen mee dat homoseksu-ele en lesbische paren trouwen en kinderen opvoeden 74% 82% 52% 56% Homoseksuelen moeten niet zo te koop lopen met hun homoseksu-aliteit (bijv. hand in hand over straat lopen) 25% 14% 26% 13% Ik zou er moeite mee hebben als mijn kind een homoseksuele relatie zou hebben 14% 6% 37% 23%

Onder Nederlandse vrouwen is de

homotolerantie het grootst. De uitkomsten laten

zien dat allochtonen nog altijd een veel

traditionelere kijk op de samenleving hebben

dan Nederlanders.

0 10 20 30 40 50

weet ik niet/wil ik niet zeggen

overige redenen

homoseksualiteit

handicap/chronische ziekte

godsdienst/levens-overtuiging

leeftijd/geslacht

ras/afkomst/huidskleur

Page 16: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

16 H3 Leefbaarheid

Page 17: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

17 H3 Leefbaarheid

De leefbaarheid van buurten en wijken wordt negatief beïnvloed door het bestaan van allerlei buurtproblemen en overlastsituaties. Dit hoofdstuk geeft inzicht in welke problemen op het gebied van leefbaarheid en overlast er volgens de bewoners voorkomen in hun woonbuurt. Verder is in de enquête gevraagd naar het functioneren van de gemeente als het gaat om de aanpak van problemen in de stad.

3.1 Buurtproblematiek Om nader in te gaan op de situatie in een buurt of wijk, is aan de ondervraagden een 32-tal problemen

voorgelegd met de vraag of deze vaak, soms of (bijna) nooit in hun buurt voorkomen. Van deze

buurtproblemen zijn er 28 die ook in de vragenlijst van voorgaande jaren waren opgenomen. De

uitkomsten van deze vraag zijn omgezet in een indicatorscore ’buurtproblemen’. Dit houdt in dat op een

schaal van 0 tot en met 100 de frequentie wordt weergegeven. Een waarde 0 betekent dat een probleem

nooit voorkomt, terwijl de waarde 100 weergeeft dat een probleem zich vaak voordoet. Het gaat hier om

een inschatting van de respondenten die niet gebaseerd hoeft te zijn op eigen ervaringen. Er wordt dus

vooral een beeld gemeten van vervelende voorvallen en misdrijven in de eigen woonbuurt. De

ontwikkeling van het bestaan van dit soort buurtproblemen in Schiedam is middels zo’n indicator in

figuur 3.1 weergegeven op basis van de oorspronkelijke 28 buurtproblemen2.

FIGUUR 3.1 INDICATORSCORE BUURTPROBLEMEN IN SCHIEDAM (0=NOOIT, 100=VAAK)

2 De indicatorscore buurtproblemen berekend over de voorgelegde 32 buurtproblemen bedraagt 31. Echter voor de vergelijking met

voorgaande jaren is gekozen voor het gemiddelde over de oorspronkelijke 28 voorvallen en misdrijven.

15

20

25

30

35

40

45

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

h o o f d s t u k

Leefbaarheid

Page 18: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

18 H3 Leefbaarheid

Na een daling in 2009 vinden bewoners in de

huidige meting dat het aantal buurtproblemen in

Schiedam het afgelopen jaar licht is

toegenomen. Figuur 3.2 geeft aan welke

buurtproblemen onderscheiden zijn. In de

vragenlijst van de Leefbaarheids- en

Veiligheidsmonitor zijn alle voorvallen en

misdrijven uit de landelijke standaard

vragenlijst overgenomen. Uitbreidingen die zich

in de loop der jaren hebben voorgedaan zijn

opgenomen in figuur 3.3.

FIGUUR 3.2 INDICATORSCORE BUURTPROBLEMEN,

2012 (0=NOOIT, 100=VAAK)

Net als in voorgaande jaren vormen

‘hondenpoep’, ‘rommel op straat’, ‘te hard

rijden’, ‘gaten en verzakkingen in de bestrating’

en ‘parkeeroverlast’ de top-5 van

buurtproblemen in Schiedam. De frequentie van

vier van deze problemen neemt volgens de

bewoners wel af. Dit geldt echter niet voor ‘te

hard rijden’. Dit probleem is evenals ‘agressief

verkeersgedrag’ volgens bewoners in 2012

vaker voorgekomen dan in de jaren ervoor.

Verder valt op dat met name autodelicten naar

de beleving van de bewoners vaker zijn

voorgekomen. Er is volgens hen meer sprake

van beschadiging/vernieling aan auto’s en

diefstal uit auto’s dan tijdens de meting in 2009.

Ook het verkeerd aanbieden van huisafval/

vuilnis naast de container, vernieling van

straatmeubilair, dronken mensen op straat,

lawaai op straat en overlast door omwonenden

(zowel geluidsoverlast als overlast anderszins)

wordt door Schiedammers vaker ervaren dan in

voorgaande jaren. Het is eveneens zorgwekkend dat ook

zwaardere delicten als woninginbraak,

bedreiging, gewelddelicten en straatroof volgens

de respondenten vaker zijn voorgevallen.

De problemen die naar de mening van de

respondenten minder vaak zijn voorgekomen in

vergelijking met 2009 hebben vooral betrekking

op de openbare ruimte. Dit betreft, naast de

eerder genoemde problemen hondenpoep,

rommel op straat en gaten/verzakkingen in de

bestrating, bekladding van muren en gebouwen.

Naast bovenstaande voorvallen en misdrijven

bevat de vragenlijst van de Leefbaarheids- en

Veiligheidsmonitor enkele problemen die niet

tot de landelijke standaard vragenlijst behoren.

Deze vier buurtproblemen zijn in 2009 voor het

eerst aan de Schiedammer voorgelegd. Het

betreft voorvallen als ‘industrielawaai’,

‘overlast van zwervers/daklozen’, ‘vrouwen en

meisjes die op straat worden nagefloten,

nageroepen of op een andere manier ongewenst

aandacht krijgen’ en ‘jeugdcriminaliteit’. In

figuur 3.3 zijn ook deze ‘nieuwe’ buurtproble-

men per wijk weergegeven. Het blijkt dat op

wijkniveau de indicatorscores vaak sterk uiteen

lopen. FIGUUR 3.3 INDICATORSCORE BUURTPROBLEMEN PER WIJK, 2012 (0=NOOIT, 100=VAAK)

rang 2012

buurtprobleem

2007

2009

2012

1 hondenpoep 70 68 63

2 rommel op straat 65 62 60

3 te hard rijden 57 56 59

4 gaten/verzakkingen in bestrating 61 59 51

5 parkeeroverlast 54 54 49

6 vuil naast de container 45 48 49

7 overlast van groepen jongeren 40 42 42

8 vernieling van straatmeubilair 38 39 40

9 agressief verkeersgedrag 48 34 38

10 lawaai op straat 39 35 37

11 fietsendiefstal 41 33 37

12 beschadiging/vernieling aan auto 40 33 37

13 geluidsoverlast door verkeer 45 36 36

14 inbraak in woningen 38 27 34

15 lawaai van omwonenden/buren 31 26 30

16 dronken mensen op straat 19 24 29

17 diefstal uit auto’s 34 23 29

18 bekladden van muren/gebouwen 34 35 28

19 andere vormen v. geluidsoverlast 31 25 26

20 wildplassen 26 25 26

21 overlast door omwonenden 17 20 22

22 drugsoverlast 15 14 19

23 aanrijdingen 23 18 18

24 lastig gevallen worden 14 14 17

25 bedreiging 15 13 16

26 gewelddelicten 17 12 15

27 straatroof 12 7 10

28 overlast v. horecagelegenheden 8 6 7

gemiddeld 35 32 33

buurtprobleem C

entr

um

Oo

st

Wes

t

Zu

id

Nie

uw

lan

d

Gro

eno

ord

Ket

hel

Wo

ud

ho

ek

Sp

alan

d/S

vea.

hondenpoep 69 67 69 81 60 64 44 59 50

rommel op straat 64 71 61 70 65 61 41 49 45

te hard rijden 59 70 56 64 57 59 44 55 59

gaten/verzak. bestrat. 44 50 46 52 52 48 53 63 57

parkeeroverlast 58 51 54 64 43 27 46 55 52

vuil naast container 50 66 51 49 52 55 29 42 21

overlast groepen jongeren

50

46

24

43

48

43

30

39

55

vernieling straat- meubilair

35

43

32

44

39

44

34

45

46

agressief verkeers- gedrag

46

52

34

41

45

38

23

25

28

lawaai op straat 53 49 33 41 43 41 25 21 25

fietsendiefstal 34 52 41 39 39 43 27 22 24

beschadiging/ver- nieling aan auto

39

50

35

40

34

39

32

30

29

geluidsoverlast door verkeer

41

42

33

42

39

42

36

20

26

inbraak in woningen 24 31 34 32 40 34 40 29 33

lawaai omwonenden 31 41 25 35 35 34 13 23 19

dronken mensen op straat

57

51

25

33

34

16

12

13

14

diefstal uit auto’s 29 36 22 28 33 31 27 20 27

bekladden van muren/gebouwen

39

32

24

29

34

34

11

20

18

Page 19: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

19 H3 Leefbaarheid

Zo komen in Kethel, Woudhoek en

Spaland/Sveaparken buurtproblemen minder

vaak voor dan in andere delen van de stad. De

gemiddelde frequentie van buurtproblemen is in

Woudhoek zelfs een fractie afgenomen.

Specifieke problemen, die in deze noordelijke

wijken wel veel worden genoemd, zijn

bijvoorbeeld de slechte staat van de bestrating,

jongerenoverlast, vernielingen in de openbare

ruimte en parkeeroverlast.

De buurtproblemen in wijk Oost komen volgens

de bewoners iets minder vaak voor dan in 2009,

maar scoort nog steeds slechter dan gemiddeld.

Bijna alle onderscheiden buurtproblemen

komen vaker voor dan gemiddeld in Schiedam.

Het gaat dan niet alleen om zaken als

hondenpoep en zwerfafval, maar ook om zware

misdrijven zoals gewelddelicten, straatroof en

diefstal.

Ook het Centrum kent zo z’n eigen

buurtproblemen. Lawaai en dronken mensen op

straat, maar ook geluidsoverlast van horeca en

wildplassen is in deze wijk logischerwijs meer

te vinden dan elders. Daarnaast is er in

vergelijking met de vorige meting sprake van

een toename van een aantal buurtproblemen,

met name wat betreft overlastgevende situaties.

Het gaat dan om vernieling van straatmeubilair,

drugsoverlast, ongewenst gedrag tegenover

vrouwen en lawaai van omwonenden.

De situatie in Zuid, Nieuwland en Groenoord is

ten opzichte van de meting in 2009 naar de

mening van de bewoners verslechterd. De

gemiddelde frequentie van buurtproblemen is

3 De gemiddelde frequentie van buurtproblemen per wijk is

berekend over alle 32 onderscheiden voorvallen en misdrijven. Om die reden is dit gemiddelde niet te

vergelijken met de gemiddelde frequentie over 28

buurtproblemen in figuur 3.2.

volgens hen toegenomen. Niet alleen allerlei

overlastsituaties, maar ook zwaardere delicten

komen vaker voor. In Groenoord valt het op dat

veel zaken gerelateerd kunnen worden aan de

fors toegenomen jongerenoverlast en

jeugdcriminaliteit.

Om nader in te gaan op de situatie in een buurt

of wijk is vervolgens gevraagd wat volgens de

bewoners het belangrijkste probleem in de buurt

is, waarvan men vindt dat die met voorrang

moet worden aangepakt. Oftewel aan de hand

van deze vraag kan per wijk een prioriteitenlijst

worden opgesteld.

FIGUUR 3.4 BELANGRIJKSTE BUURTPROBLEMEN DIE

AANPAK BEHOEVEN IN VOLGORDE VAN BELANGRIJKHEID, PER WIJK

wijk 1e 2e 3e

Centrum te hard rijden (15%)

jongeren-overlast (13%)

parkeerover-last (13%)

Oost te hard rijden (13%)

vuil naast container

(12%)

rommel op straat (9%)

West parkeerover-last (18%)

hondenpoep (13%)

te hard rijden (10%)

Zuid parkeerover-last (14%)

hondenpoep (13%)

geluidsover-last door

verkeer (10%)

Nieuwland rommel op straat (14%)

jongerenover-last (11%)

vuil naast container

(8%)

Groenoord bestrating/ verzakkingen

(18%)

geluidsover-last door

verkeer (10%)

rommel op straat + te hard rijden

(8%)

Kethel bestrating/ verzak. (22%)

parkeerover-last (18%)

te hard rijden (8%)

Woudhoek bestrating/ verzak. (22%)

parkeerover-last (21%)

te hard rijden (10%)

Spal./Svea. jongeren-overlast (24%)

bestrating/ verzakkingen

(17%)

parkeerover-last (14%)

Schiedam bestrating/ verzak. (13%)

parkeerover-last (13%)

te hard rijden (10%)

In de huidige meting is de staat van de

bestrating (gaten en verzakkingen) net als in

2009 volgens de respondenten topprioriteit

nummer één in Schiedam. Parkeeroverlast

(plaats 2) en de vervuiling in de vorm van

hondenpoep (plaats 5) en rommel op straat

(plaats 6) komen minder vaak voor, maar zijn

echter nog niet verdwenen.

Verder valt op dat de respondenten te hard

rijden vaker als probleem ervaren en ook hoog

op de prioriteitenlijst zetten (plaats 3).

Jongerenoverlast completeert met een vierde

plaats de prioriteiten volgens de Schiedammers.

buurtprobleem C

entr

um

Oo

st

Wes

t

Zu

id

Nie

uw

lan

d

Gro

eno

ord

Ket

hel

Wo

ud

ho

ek

Sp

alan

d/S

vea.

andere vormen van geluidsoverlast

29

29

19

29

31

29

33

19

24

wildplassen 47 41 17 24 32 32 10 8 10

overlast omwonenden 20 34 18 26 24 30 9 15 12

jeugdcriminaliteit 27 26 11 20 27 26 9 13 19

ongewenst gedrag tav vrouwen

30

37

13

16

27

19

3

5

7

drugsoverlast 26 34 10 23 28 17 4 5 7

aanrijdingen 18 24 17 17 20 20 15 14 11

industrielawaai 15 17 27 29 18 16 12 6 6

lastig gevallen worden 22 30 11 12 25 18 5 6 9

bedreiging 17 21 13 15 26 18 7 6 9

gewelddelicten 22 24 11 14 24 15 5 5 6

straatroof 14 17 7 5 18 11 3 2 3

overlast van horeca 28 13 7 11 6 2 6 1 1

overlast zwervers/dakl. 9 12 3 4 7 2 2 1 2

gemiddelde frequentie3 36 39 28 33 34 31 22 23 23

Page 20: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

20 H3 Leefbaarheid

Ondanks dat de situatie stadsbreed is verbeterd,

geven met name bewoners van de wijken in het

noordelijk deel van Schiedam aan dat het pro-

bleem betreffende gaten en verzakkingen in de

bestrating met voorrang als eerste moet worden

aangepakt.

Ook parkeeroverlast is nog altijd in de

noordelijke wijken een heikel punt. In oude

stadswijken als West en Zuid wordt

parkeeroverlast eveneens als belangrijk

buurtprobleem ervaren gevolgd door

hondenpoep.

In een groot gedeelte van wijk Oost is in

samenwerking met bewoners en ondernemers de

parkeerproblematiek aangepakt door onder

andere de invoering van betaald parkeren. Dit

heeft in de beleving van bewoners duidelijk

invloed gehad. Parkeeroverlast stond in deze

wijk jarenlang als belangrijkste buurtprobleem

bovenaan. In de huidige meting is dit probleem

in Oost uit de top-3 verdwenen. Te hard rijden

staat nu in Oost, maar ook in Centrum,

bovenaan de lijst van buurtproblemen om

volgens de bewoners als eerste aangepakt te

worden.

3.2 Verloedering De frequentie waarmee volgens bewoners

bepaalde voorvallen of vervelende situaties in

de buurt voorkomen, bepaalt mede de beleving

van de fysieke kwaliteit van een buurt. Om dit

te meten is een indicator voor de mate van

“verloedering” in een buurt opgesteld.

De indicator verloedering is opgebouwd uit het

voorkomen van de volgende voorvallen of

situaties:

bekladden van muren en/of gebouwen;

rommel op straat;

hondenpoep op straat;

vernieling van straatmeubilair.

Op een schaal van 0 (=nooit) tot en met 10

(=vaak) scoort Schiedam een 4,8. Dit betekent

wederom een verbetering ten opzichte van de

vorige meting.

FIGUUR 3.5 ONTWIKKELING INDICATORSCORE

‘VERLOEDERING’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)

Drie van de vier genoemde voorvallen zijn

volgens de bewoners van Schiedam minder

vaak voorgekomen dan in 2009. Er wordt

volgens hen vooral minder overlast ervaren van

hondenpoep en bekladding van muren en/of

gebouwen. De rommel op straat is eveneens

licht afgenomen. Het aantal vernielingen van

straatmeubilair is daarentegen in de beleving

een fractie gestegen. Bij elkaar genomen zorgt

dit voor de beste score ooit voor verloedering in

Schiedam. Desondanks blijft de score van

Schiedam in vergelijking met andere grote

gemeenten en in vergelijking met het landelijk

gemiddelde van 3,6 aan de matige kant.

Binnen Schiedam zijn er op wijkniveau grote

verschillen waarneembaar. FIGUUR 3.6 INDICATORSCORE ‘VERLOEDERING’ NAAR

WIJK (HOE LAGER, HOE BETER)

Wijk 2009 2012

Centrum 5,9 5,2

Oost 6,5 5,3

West 5,0 4,6

Zuid 5,5 5,6

Nieuwland 4,9 4,9

Groenoord 5,1 5,1

Kethel 3,8 3,3

Woudhoek 4,6 4,3

Spaland/Sveaparken 4,0 3,9

Schiedam 5,1 4,8

In bijna alle wijken van Schiedam is de

indicatorscore voor verloedering verbeterd. Zo

is in Oost volgens de bewoners de verloedering

fors gedaald van een 6,5 naar een 5,3. Ook in

Centrum en West is de situatie op dit punt sterk

verbeterd.

Kethel scoort net als in de voorgaande metingen

op dit gebied het best; de indicatorscore voor

verloedering bedraagt 3,3.

In Zuid, het oostelijk deel van Nieuwland

(CBS-buurten 63-67) en het deelgebied

Sveaparken is de verloedering van de openbare

ruimte iets toegenomen. Bewoners in deze delen

van de stad ervaren vaker vernielingen van

straatmeubilair en rommel op straat dan in 2009.

3.3 Overlast Een andere indicator die mede bepalend is voor

het woongenot en de leefbaarheid in een wijk of

buurt, is de mate van overlast. Voor het al dan

niet ondervinden van bepaalde vormen van

overlast is op basis van een aantal vragen een

“overlast”-indicator opgesteld. Deze indicator

geeft op een schaal van 0 (=nooit) tot en met 10

(=vaak) aan in welke mate bewoners overlast

ervaren. 4,6

4,8

5,0

5,2

5,4

5,6

5,8

6,0

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

20

12

Page 21: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

21 H3 Leefbaarheid

Voor deze indicator is gevraagd of de volgende

vormen van overlast vaak, soms of (bijna) nooit

voorkomen in de buurt:

overlast van groepen jongeren;

overlast door omwonenden (geen

geluidsoverlast);

lawaai van omwonenden /

burengerucht.

Gemiddeld scoort Schiedam op een schaal van

0-10 een waarde van 3,1. Daarmee is de

overlastindicator in vergelijking met de meting

van 2009 gestegen, oftewel verslechterd.

FIGUUR 3.7 ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘OVERLAST’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)

Omdat in 2006 de vragenlijst op het punt van

overlastproblematiek is aangepast, is een

vergelijking met eerdere jaren niet mogelijk. De

indicatorscore wordt overigens het sterkst

beïnvloed door jongerenoverlast. Maar liefst 61

procent van de respondenten ervaart soms tot

vaak overlast van jongeren. Overlast en lawaai

door omwonenden is volgens de respondenten

toegenomen, maar komt niet zo vaak voor als

jongerenoverlast.

FIGUUR 3.8 INDICATORSCORE ‘OVERLAST’ NAAR WIJK

(HOE LAGER, HOE BETER)

Wijk 2009 2012

Centrum 3,1 3,4

Oost 3,7 4,0

West 2,4 2,2

Zuid 3,3 3,4

Nieuwland 3,3 3,6

Groenoord 3,0 3,5

Kethel 1,9 1,7

Woudhoek 2,5 2,6

Spaland/Sveaparken 2,5 2,9

Schiedam 2,9 3,1

Op wijkniveau vallen de volgende zaken op; in

bijna alle wijken, op West en Kethel na, is de

indicatorscore voor overlast toegenomen. In

Centrum en Oost is vooral burengerucht

toegenomen. In het oostelijk deel van

Nieuwland (CBS-buurten 63 t/m 67) en

Groenoord ervaren de bewoners meer overlast

van omwonenden. In de wijk Spaland /

Sveaparken is de verslechtering van de indicator

geheel toe te schrijven aan een forse stijging van

jongerenoverlast in het deelgebied Sveaparken.

Ondanks deze toename liggen de problemen in

de noordelijke wijken Kethel, Woudhoek en

Spaland/Sveaparken op een aanzienlijk lager

niveau dan in de rest van Schiedam. In Oost,

Nieuwland, Groenoord, Zuid en het Centrum

ervaren de bewoners de meeste hinder van

overlast.

In het kader van de landelijke Integrale

Veiligheidsmonitor is eveneens een

indicatorscore opgesteld met betrekking tot

verkeersoverlast. Deze score is op dezelfde

wijze op basis van een aantal vragen

samengesteld en geeft tevens op een schaal van

0 (=nooit) tot en met 10 (=vaak) aan in welke

mate bewoners hinder van verkeer ervaren. Hoe

hoger de score op deze schaal, hoe meer

overlast men ervaart. De indicator voor

verkeersoverlast bestaat uit de vragen naar:

agressief verkeersgedrag;

geluidsoverlast door verkeer;

te hard rijden;

parkeeroverlast.

Op deze indicatorscore voor verkeersoverlast

scoort de gemeente Schiedam een 4,6. In

vergelijking met de landelijke score van 3,6 en

die van de regio Rotterdam-Rijnmond (4,0)

moet geconstateerd worden dat men in

Schiedam veel hinder ondervindt van verkeer.

Van alle deelnemende gemeenten scoort

Schiedam zelfs het slechtst op deze indicator. In

onderstaande figuur is eveneens de waarde van

voorgaande jaren te zien.

FIGUUR 3.9 ONTWIKKELING INDICATORSCORE ‘VERKEERSOVERLAST’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)

Na een forse daling van de verkeersoverlast in

de periode 2006-2009 is de score in de huidige

meting gestegen (lees: verslechterd). Dit is

vooral het gevolg van een stijging van de hinder

van agressief verkeersgedrag en te hard rijden.

De parkeeroverlast is volgens de bewoners

gemiddeld genomen verminderd (met name de

2,2

2,4

2,6

2,8

3,0

3,2

3,4

3,6

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

20

12

4,2

4,4

4,6

4,8

5,0

5,2

5,4

5,6

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

20

12

Page 22: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

22 H3 Leefbaarheid

afname van parkeeroverlast in Oost heeft voor

deze daling gezorgd). De geluidsoverlast door

verkeer is in vergelijking met de vorige meting

op hetzelfde niveau gebleven.

Op wijkniveau ziet het beeld er als volgt uit:

FIGUUR 3.10 INDICATORSCORE ‘VERKEERSOVERLAST’

NAAR WIJK (HOE LAGER, HOE BETER)

Wijk 2009 2012

Centrum 5,4 5,1

Oost 5,8 5,4

West 4,8 4,4

Zuid 5,1 5,3

Nieuwland 4,0 4,6

Groenoord 4,1 4,2

Kethel 3,7 3,7

Woudhoek 4,2 3,9

Spaland/Sveaparken 4,0 4,1

Schiedam 4,5 4,6

In bijna alle wijken is de hinder van agressief

verkeersgedrag sinds de laatste meting

toegenomen. In Nieuwland heeft dit samen met

de overlast van ‘te hard rijders’ voor een

verslechtering van de indicatorscore gezorgd.

Bewoners van Zuid hebben naar hun mening

veel meer te maken gekregen met

geluidsoverlast door verkeer. 3.4 Functioneren gemeente In de vragenlijst van de Leefbaarheids- en

Veiligheidsmonitor is tevens gevraagd de

leefbaarheid in de eigen woonbuurt door middel

van een rapportcijfer te beoordelen. FIGUUR 3.11 GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE

LEEFBAARHEID (2009 EN 2012)

Wijk 2009 2012

Centrum 6.9 7.1

Oost 6.2 6.0

West 7.1 7.0

Zuid 7.0 6.8

Nieuwland 6.4 6.3

Groenoord 6.6 6.5

Kethel 7.7 7.7

Woudhoek 7.3 7.5

Spaland/Sveaparken 7.4 7.5

Schiedam 6.8 6.8

Nederland (2009, 2011) 7.3 7.4

Voor wat betreft de leefbaarheid komt het

gemiddelde rapportcijfer voor geheel Schiedam

uit op een 6.8, gelijk aan de score van de meting

in 2009. Echter op wijkniveau zijn er wel enkele

verschillen waarneembaar.

Wat opvalt is dat de ‘oude’ stadswijken Oost,

West en Zuid, maar ook de naoorlogse wijken

Nieuwland en Groenoord een fractie minder

scoren dan in 2009. De leefbaarheid in Centrum

en de wijken Woudhoek en Spaland/Sveaparken

in het noordelijk stadsdeel worden beter

beoordeeld dan in de vorige meting. Het

gemiddelde rapportcijfer voor de leefbaarheid is

in wijk Kethel het hoogst (7.7). Het lijkt er op

dat de verschillen tussen het zuidelijk en

noordelijk stadsdeel op het gebied van

leefbaarheid van de woonbuurten groter

worden.

Door middel van een aantal stellingen (zie

figuur 3.12) is de mening van de Schiedammers

bevraagd over het functioneren van de gemeente

in de woonbuurten. Dit betreft onder andere de

aanpak van problemen op het gebied van

leefbaarheid.

FIGUUR 3.12 STELLINGEN M.B.T. HET FUNCTIONEREN VAN DE GEMEENTE IN DE WOONBUURT

Net als in 2009 blijken heel wat Schiedammers

kritisch tegenover het functioneren van de

gemeente te staan als het gaat om de aanpak van

leefbaarheid en het aantrekkelijker maken van

de stad. 38 procent van de ondervraagden zegt

te zien dat de gemeente aan een aantrekkelijke

en plezierige stad werkt. De overige stellingen

scoren minder. Ongeveer een derde van de

respondenten geeft aan dat de gemeente helpt

om de wijken beter te maken. Dit geldt

eveneens voor het vertrouwen hebben in de

toekomst van de eigen wijk.

Een kwart van de ondervraagden is het eens met

de stelling ‘de gemeente reageert op meldingen

en klachten betreffende de leefbaarheid en

overlast in de wijken’. Dit geeft aan dat de

gemeente in de ogen van de Schiedammers

klachten serieuzer zou moeten nemen en meer

zou moeten communiceren over de aanpak van

de melding. Tot slot geeft 22 procent van de

Schiedammers aan dat het bestuur van

Schiedam veel moeite doet om problemen in de

stad aan te pakken.

0% 20% 40% 60% 80% 100%

het bestuur van Schiedam doet moeite om problemen aan te

pakken

gemeente reageert op klachten over leefbaarheid en overlast

ik heb veel vertrouwen in toekomst van mijn wijk

gemeente helpt mijn wijk beter te maken

gemeente werkt aan een aantrekkelijke stad

(helemaal) mee eens neutraal (helemaal) mee oneens

Page 23: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

23 H3 Leefbaarheid

Op basis van figuur 3.12 zou enerzijds de

conclusie kunnen worden getrokken dat de

gemeente in de ogen van de respondenten te

weinig doet, maar anderzijds ook dat het

gevoerde beleid te weinig wordt herkend. Het

grote aandeel personen dat zich hierover geen

mening kan vormen of hierin neutraal staat,

bevestigt deze conclusie min of meer. In de

praktijk zijn echter allerlei maatregelen

getroffen die voor de burger zichtbaar zouden

moeten zijn. Zo zijn er de afgelopen jaren vele

ondergrondse afvalcontainers geplaatst en zijn

er op grote schaal ophogings- en herbestratings-

werkzaamheden uitgevoerd. Ook wordt het

verwijderen van graffiti structureel aangepakt en

is het team Toezicht en Handhaving in alle

wijken van Schiedam actief. Wellicht kan het

imago van de gemeente verbeterd worden

indien zij nog meer en duidelijker laat zien wat

er allemaal in gang wordt gezet om de

leefbaarheid in buurten te optimaliseren.

Kortom, duidelijke communicatie.

Page 24: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

24 H3 Veiligheid

Page 25: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

25 H4 Veiligheid

De leefbaarheid van een buurt wordt in sterke mate bepaald door het gevoel van veiligheid. Het verbeteren van de veiligheidssituatie is dan ook één van de speerpunten van het Grotestedenbeleid. Hierbij gaat het zowel om veiligheid als om slachtofferschap van criminaliteit. Onveiligheidsgevoelens worden door een scala aan factoren veroorzaakt. Daadwerkelijk slachtofferschap is er slechts één van. Verhalen en gebeurtenissen in de omgeving van mensen en berichtgeving in de media blijken eveneens in belangrijke mate te zorgen voor gevoelens van onveiligheid.

In het onderzoek is getracht inzicht te krijgen in de mate waarin Schiedammers zich onveilig voelen,

zowel in het algemeen als toegespitst op de buurt waar men woont. Verder is gevraagd in hoeverre er

sprake is van verschillende vormen van overlast en criminaliteit in de eigen woonbuurt. Ook is

geïnformeerd naar de eigen ervaringen met een aantal misdrijven, waarbij het zowel kan gaan om minder

zware soorten zoals fietsendiefstal als om zwaardere zaken zoals geweldsdelicten.

4.1 Onveiligheidsgevoelens

Over langere tijd bezien vertoont het aandeel van de bevolking dat zich in het algemeen wel eens onveilig

voelt, een licht stijgende lijn. In 2012 lag dit aandeel precies op 50 procent. Als het gaat om de eigen

woonbuurt dan zijn de percentages weliswaar lager maar ook hier is een ongunstige ontwikkeling

zichtbaar. Het aandeel onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt van 37% in 2012, is het hoogste

percentage dat tot nu toe is gemeten.

FIGUUR 4.1 ONTWIKKELING VAN ONVEILIGHEIDSGEVOELENS: IN HET ALGEMEEN EN IN DE EIGEN WOONBUURT, IN %

0

10

20

30

40

50

60

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

20

12

In het algemeen

In de eigen woonbuurt

Veiligheid

h o o f d s t u k

Page 26: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

26 H4 Veiligheid

Naast de constatering dat de

onveiligheidsgevoelens zich niet gunstig

ontwikkelen, zijn deze ten opzichte van andere

gemeenten bovendien ook aan de hoge kant.

Zeker voor zover het de algemene

onveiligheidsgevoelens betreft. Deze zijn

vergelijkbaar met die van de grote steden in

Nederland. Uiteraard speelt hierbij mee dat

Schiedam deel uit maakt van een dichtbevolkte

regio met veel onderlinge interactie van mensen

en verkeer. Dat betekent dat niet alleen

voorvallen en gebeurtenissen die in Schiedam

plaatsvinden van invloed zijn op de

veiligheidsbeleving van Schiedammers, maar

ook wat er zich in de dichtbij gelegen

buurgemeenten voordoet.

Een bekend gegeven is dat vrouwen zich vaker

onveilig voelen dan mannen (57%

respectievelijk 41%). Bovendien blijkt bij elke

meting weer dat jongeren zich vaker onveilig

voelen dan ouderen (zie figuur 4.2)

FIGUUR 4.2 AANDEEL PERSONEN DAT ZICH (IN HET

ALGEMEEN) WEL EENS ONVEILIG VOELT, IN %

Leeftijd %

< 35 jr. 59

35-49 jr. 53

50-64 jr. 48

65+ 40

Totaal gemiddeld 50

Bij jongeren is dat voornamelijk gerelateerd aan

het uitgaansgedrag. Daardoor komen zij vaker

in (nachtelijke) situaties waarbij de veiligheid

wel eens in het geding kan zijn.

Inwoners met een allochtone achtergrond voelen

zich vaker onveilig dan autochtonen. Dat heeft

mede te maken met de woon- en

woonomgevingsfactoren en dus met de wijk

waar men woont. Zo wonen naar verhouding

veel allochtonen in Nieuwland en Oost. Dat zijn

nu precies de wijken waar bewoners het meest

te kampen hebben met gevoelens van

onveiligheid (zie figuur 4.3).

FIGUUR 4.3 AANDEEL PERSONEN DAT ZICH WEL EENS

ONVEILIG VOELT IN HET ALGEMEEN EN IN DE EIGEN WOONBUURT, IN %

Met name als het gaat om de veiligheid in de

eigen woonbuurt, zijn de verschillen tussen de

wijken behoorlijk groot. Zo scoren

Spaland/Sveaparken, Woudhoek en Kethel

aanzienlijk beter dan Nieuwland en Oost. Heel

opmerkelijk is dat de bewoners van Oost zich in

de eigen woonwijk (nog) onveiliger voelen dan

in het algemeen.

Ook is gevraagd de veiligheidssituatie in de

buurt waar men woont, te beoordelen met een

rapportcijfer.

FIGUUR 4.4 GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE VEILIGHEID (2009 EN 2012)

Wijk 2009 2012

Centrum 6.4 6.6

Oost 5.8 5.5

West 6.8 6.6

Zuid 6.7 6.6

Nieuwland 6.1 5.8

Groenoord 6.5 6.0

Kethel 7.1 7.1

Woudhoek 7.0 7.1

Spaland/Sveaparken 7.1 7.0

Schiedam 6.5 6.3

Nederland (2008, 2011) 7.0 7.0

0 10 20 30 40 50 60

Centrum

Oost

West

Zuid

Nieuwland

Groenoord

Kethel

Woudhoek

Spal./Sveap.

Schiedam

in de eigen woonbuurt

in het algemeen

Page 27: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

27 H4 Veiligheid

Gemiddeld wordt de veiligheid gewaardeerd

met een 6,3. Dat is ruim een half punt lager dan

het landelijk cijfer. Kethel, Woudhoek en

Spaland/Sveaparken halen dat landelijk

gemiddelde overigens wel. Daarentegen scoren

Oost, Nieuwland en Groenoord er ruim onder.

Bovendien is het rapportcijfer in Groenoord fors

teruggelopen.

Meer specifiek is gevraagd naar

onveiligheidsgevoelens in het openbaar vervoer.

Ruim de helft (55%) van de ondervraagden

blijkt zich wel eens onveilig te voelen in metro,

bus, tram of trein. In 2009 werd exact hetzelfde

percentage gemeten. Verder is voor de

afzonderlijke trein- en metrostations gevraagd

hoe de (sociale) veiligheid op en rondom deze

locaties wordt beoordeeld. De resultaten hiervan

zijn terug te vinden in figuur 4.5. Overigens is

daar de categorie ‘weet niet’ buiten gelaten (niet

iedere Schiedammer reist met het openbaar

vervoer).

FIGUUR 4.5 MATE WAARIN MEN ZICH ONVEILIG VOELT OP OV-STATIONS, IN %

Evenals in 2009 wordt de veiligheid op en

rondom metrostation Vijfsluizen en NS/Metro

Station Schiedam-Centrum het beste

beoordeeld. Op het metrostation Parkweg scoort

de veiligheid duidelijk minder goed. Rond de 70

procent (!) van de ondervraagden voelt er zich

soms tot vaak onveilig. Cijfers van de RET

bevestigen dit beeld ten dele. Zo stond op de

lijst van alle metrostations in de regio, station

Parkweg in 2012 in de top 10 voor wat betreft

tourniquet-gerelateerde incidenten, dat wil

zeggen het open trappen/-trekken, inslaan van

toegangsdeuren etc. Anderzijds worden er op

het station zelf (op de perrons) relatief weinig

incidenten gemeld. Waar er op de Calandlijn in

2012 gemiddeld 89 incidenten per station

voorkomen, bleef dit op station Parkweg

beperkt tot 63. Kortom, de onveiligheid bij dit

station ligt vooral rondom de toegang op het

plein en niet zo zeer op het station zelf.

Verder zijn er in het onderzoek vragen gesteld

met betrekking tot de veiligheid rondom

uitgaansgelegenheden, plekken waar jongeren

rondhangen en winkelcentra. Dat levert het

volgende beeld op:

FIGUUR 4.6 OORDEEL SOCIALE VEILIGHEID M.B.T. UITGAANSGELEGENHEDEN, JONGERENPLEKKEN, WINKELGEBIEDEN EN THUIS, IN %

Thuis voelt met zich in het algemeen wel veilig.

Opvallend is wel dat de onveiligheidsgevoelens

in de eigen woning ten opzichte van 2009

behoorlijk zijn toegenomen. Voelde drie jaar

geleden nog 8 procent zich in eigen huis niet

altijd veilig, in 2012 is dit aandeel gestegen tot

bijna 20 procent. In Oost en Nieuwland ligt dit

aandeel overigens duidelijk hoger (met 30%

respectievelijk 27%). Buiten de eigen woning

voelen Schiedammers zich in het winkelgebied

in de eigen woonwijk over het algemeen ook

behoorlijk veilig. De veiligheidsgevoelens

nemen behoorlijk af als het gaat om het centrum

van de stad en rondom uitgaansgelegenheden.

Het minst veilig voelt men zich in de buurt van

plekken waar veel jongeren rondhangen. Zo’n

driekwart van de ondervraagden geeft aan zich

daar in meer of mindere mate onveilig te voelen.

4.2 Onveiligheid en buurtproblemen In het onderzoek kregen de respondenten een

aantal buurtproblemen voorgelegd met de vraag

aan te geven in welke mate die zich in de eigen

woonbuurt voordoen. Enkele aan (on)veiligheid

gerelateerde problemen zijn gebundeld in de

indicatoren vermogensdelicten en dreiging. Het

betreft een subjectief oordeel over problemen

die in de buurt kunnen voorkomen. Men hoeft

dus niet noodzakelijkerwijs zelf direct schade of

hinder te hebben ondervonden van deze

problemen.

In figuur 4.7 wordt de indicatorscore voor

‘vermogensdelicten’ weergegeven. Deze score

is berekend op basis van een viertal variabelen:

fietsendiefstal;

diefstal uit auto’s;

0% 20% 40% 60% 80% 100%

plekken waar jongeren rondhangen

centrum van Schiedam

uitgaansgelegenheden

winkelgebied in eigen wijk

in eigen huis

(bijna) nooit soms vaak

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Metrostation Parkweg

Metrostation Troelstralaan

NS Station Schiedam-Nieuwland

NS/Metro Station Schiedam-Centrum

Metrostation Vijfsluizen

(bijna) nooit soms vaak

Page 28: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

28 H4 Veiligheid

beschadiging of vernieling aan auto’s;

inbraak in woningen.

De indicatorscore wordt uitgedrukt in een

waarde van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor ‘komt

(bijna) nooit voor’ en 10 voor ‘komt vaak voor’.

Naarmate de score hoger is, ervaren bewoners

dus meer vermogensdelicten in de buurt.

FIGUUR 4.7 ONTWIKKELING INDICATOR ‘VERMO-

GENSDELICTEN’ IN SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)

Op een schaal van 0 (=nooit) tot 10 (=vaak)

scoort Schiedam een 3,4. Voor het eerst sinds

2002 betekent dat een verslechtering ten

opzichte van voorgaande metingen. Overigens

is in vergelijking met andere steden de score

voor vermogensdelicten in Schiedam een

redelijk normale waarde.

FIGUUR 4.8 INDICATORSCORE ‘VERMOGENSDELIC-TEN’ 2009 EN 2012 PER WIJK (0=NOOIT, 10=VAAK)

In alle wijken worden vermogensdelicten in

meerdere mate ervaren dan in 2009. In Oost

doen vermogensdelicten zich relatief het sterkst

voor (score 4,2). Groenoord en Nieuwland doen

het met een score van 3,6 iets beter. Zoals

gebruikelijk is de situatie in Woudhoek en

Spaland/Sveaparken gunstiger: in deze wijken

komen in de beleving van de bewoners

vermogensdelicten minder vaak voor dan elders

in de stad.

Figuur 4.9 geeft de scores voor de indicator

‘dreiging’ weer. Deze is samengesteld op basis

van het aantal keer dat de volgende voorvallen -

in de beleving van de bewoners - voorkomen:

dreiging in de buurt;

mensen die op straat worden lastig

gevallen;

dronken mensen op straat;

gewelddelicten;

straatroof;

drugsoverlast.

Ook hier geldt weer dat 0 de meest gunstige

score is (‘komt nooit voor’) en 10 de meest

ongunstige (‘komt vaak voor’).

FIGUUR 4.9 ONTWIKKELING INDICATOR ‘DREIGING’ IN

SCHIEDAM (HOE LAGER, HOE BETER)

De indicatorscore voor dreiging komt voor

geheel Schiedam uit op 1,8. Dit is de hoogste

waarde die ooit gemeten is. Overigens geeft de

score van 1,8 aan dat (ernstige) delicten die tot

de categorie ‘dreiging’ behoren in ieder geval

wel veel minder vaak voorkomen dan

vermogensdelicten als fietsendiefstal en auto-

inbraken (want een score van 3,4).

2,4

2,6

2,8

3,0

3,2

3,4

3,6

3,8

4,0

4,2

4,4

4,6

4,8

5,0

5,2

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2009

2010

2011

2012

1,0

1,2

1,4

1,6

1,8

2,0

19

98

19

99

20

00

20

01

20

02

20

03

20

04

20

05

20

06

20

07

20

08

20

09

20

10

20

11

20

12

0 1 2 3 4 5 6 7

Centrum

Oost

West

Zuid

Nieuwland

Groenoord

Kethel

Woudhoek

Spal./Sveap.

2009

2012

Page 29: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

29 H4 Veiligheid

FIGUUR 4.10 INDICATORSCORE ‘DREIGING’ 2009 EN 2012

PER WIJK (0=NOOIT, 10=VAAK)

Binnen Schiedam worden de hoogste (lees:

slechtste) scores gemeten in Oost (3,0),

Nieuwland (2,6) en Centrum (2,6). In

Groenoord en Nieuwland is de situatie er ten

opzichte van de meting in 2009 er het meeste op

achteruit gegaan. Maar ook in Zuid, West en

Centrum is de beleving van ‘dreiging’

verslechterd. Hoewel de score in

Spaland/Sveaparken nog altijd gunstig laag, is

de situatie wel verslechterd. Dat heeft

voornamelijk te maken met klachten over

rondhangende jongeren bij het winkelcentrum

Krona die regelmatig voor een dreigende sfeer

zouden zorgen. In Kethel en Woudhoek zijn de

scores voor dreiging – eigenlijk zoals altijd -

relatief gunstig en bovendien gelijk gebleven

ten opzichte van 2009.

4.3 Onveilige plekken In het onderzoek kregen de respondenten de

vraag voorgelegd of er bepaalde plekken zijn in

Schiedam die men liever mijdt omdat men er

zich onveilig voelt. Bijna de helft van de

ondervraagden antwoordde bevestigend en

noemde vervolgens één of meerdere locaties. In

totaal leverde dat 1484 antwoorden op. Deze

konden worden teruggebracht tot 35 locaties. In

figuur 4.11 staat hiervan de top 15 afgebeeld.

FIGUUR 4.11 TOP 15 VAN GENOEMDE ONVEILIGE

PLEKKEN IN SCHIEDAM

locatie

aantal

x ge-

noemd

Binnenstad (m.n. Hoogstraat, Koemarkt) 218

Parkweg (incl. metrostation) 181

Prinses Beatrixpark 133

wijk Oost (m.n. Singel en Boerhaavelaan) 130

Mgr. Nolenslaan 101

Omgeving Station S’dam Centrum (achterz.) 96

wijk Nieuwland 87

NS- en metrostations in het algemeen 59

Troelstralaan (incl. metrostation) 59

Tunnels bij sporthal Margriet, Hazepad 44

Maasboulevard 34

Hof van Spaland / Blauwe Brug/ Bachplein 33

Bedrijventerreinen 29

wijk West 22

wijk Groenoord 20

Zo’n 10 procent van alle ondervraagden noemt

de binnenstad van Schiedam als plek waar men

zich niet (altijd) veilig voelt. De meest

genoemde locaties zijn de Hoogstraat,

Koemarkt, Broersvest en Broersveld. Vooral na

sluitingstijd van de winkels voelen relatief veel

mensen zich dan niet echt prettig. Dat wordt nog

eens versterkt door de winkelleegstand, zo

wordt soms gezegd.

Evenals in 2009 staat het gebied rondom

metrostation Parkweg onveranderd hoog op de

lijst van onveilige plekken.

Zoals gebruikelijk wordt (de toegang tot) het

Prinses Beatrixpark en de gebieden daarom

heen, genoemd als plek waar men niet graag

komt. Wel is de frequentie waarin deze locatie

wordt genoemd, wat lager dan in 2009. Met

name het gebied rondom zwembad Groenoord

en sporthal Margriet komt minder vaak voor.

Opvallend in de lijst is de 4e positie van de wijk

Oost. In 2009 kwam deze wijk in de top 15 zelfs

in het geheel niet voor. De Boerhaavelaan, Van

’t Hoffplein en Singel worden daarbij het meest

genoemd. Maar daarnaast komen eigenlijk alle

buurten in Oost wel op de lijst voor. Kortom,

het onveiligheidsgevoel beperkt zich niet tot een

enkele locatie maar geldt vrijwel voor de gehele

wijk.

Op plaats 5 staat de Mgr. Nolenslaan in

Nieuwland. Dit keer is deze locatie aanzienlijk

vaker genoemd dan in 2009. Anderzijds is er

een behoorlijke daling zichtbaar van

metrostation Troelstralaan en omgeving. Het

lijkt er sterk op dat de maatregelen die enkele

jaren geleden door de gemeente, politie en RET

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0

Centrum

Oost

West

Zuid

Nieuwland

Groenoord

Kethel

Woudhoek

Spal./Sveap.

Schiedam

2009

2012

Page 30: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

30 H4 Veiligheid

zijn genomen om allerlei overlastproblemen aan

te pakken, zich langzaam laten vertalen in een

verbetering van het imago.

Op plaats 6 staat station Schiedam-Centrum.

Het stationsgebouw en de perrons worden

weliswaar redelijk goed beoordeeld (zie figuur

4.5), de omgeving van het station echter een

heel stuk minder. Met name de achteruitgang en

het aangrenzende gebied worden daarbij

genoemd, maar ook de omgeving van het

stationsplein aan de voorkant van het gebouw

vindt men niet altijd even prettig.

Net niet in de top 15 maar wel nieuw op de lijst

is het winkelcentrum Krona in Sveaparken. De

onveiligheid hier wordt telkens in verband

gebracht met rondhangende jongeren.

Page 31: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

31 H4 Veiligheid

Page 32: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012
Page 33: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

33 H5 Toezicht & Handhaving

Hoe het functioneren van het team Toezicht & Handhaving gewaardeerd wordt, komt in dit hoofdstuk aan de orde: hoe worden de contacten tussen bewoners en het team beoordeeld, wat is het imago van het team en in welke mate is de Schiedammer tevreden over Toezicht & Handhaving. Op basis van de uitkomsten kunnen wellicht zaken verbeterd worden. Ook wordt ingegaan op de mening over cameratoezicht.

5.1 Tevredenheid laatste contact Zo’n 21 procent van de Schiedammers heeft in een tijdsbestek van 12 maanden contact gehad met het

team Toezicht & Handhaving (ook wel Lichtblauwe Brigade genoemd). Aan hen is gevraagd wat de

reden was van dat contact en in hoeverre daar men tevreden over was.

FIGUUR 5.1 REDEN VAN LAATSTE CONTACT MET TOEZICHT & HANDHAVING, IN %

Reden %

vragen of klachten over huisvuil 14

in verband met een bekeuring 12

in verband met parkeren (controle, overlast) 40

algemene informatievragen 15

andere reden (o.a. overlast honden(poep), jongeren, verkeer) 20

Zaken met betrekking tot parkeren (overlast, bekeuring, controle etc.) zijn de meest genoemde redenen

waarom men contact heeft gehad met het team Toezicht & Handhaving. Overigens verschilt dit aandeel

nogal per wijk. Zo geeft in het Centrum en Oost ongeveer één op de drie bewoners aan contact gehad te

hebben met de Lichtblauwe Brigade terwijl dat in Schiedam-Noord voor één op de zes bewoners geldt.

Aan de ondervraagden die contact met medewerker(s) van het team Toezicht & Handhaving hebben

gehad, is vervolgens een oordeel gevraagd over het optreden van hen bij die gelegenheid. Omdat in 2008

dezelfde vraag is gesteld, is een vergelijking in de tijd mogelijk. Dat levert het volgende beeld op:

FIGUUR 5.2 MATE VAN TEVREDENHEID OVER HET LAATSTE CONTACT MET HET TEAM TOEZICHT & HANDHAVING, IN %

Zo’n 43 procent van de Schiedammers die de afgelopen 12 maanden contact hebben gehad met het team

Toezicht & Handhaving, is daar tevreden over. Anderzijds is 31 procent ontevreden. Daarmee is de

situatie in 2012 minder gunstig dan in 2008. Toen was namelijk nog 60% van de ondervraagden tevreden

over het contact met Toezicht & Handhaving. Overigens zijn in 2009 dezelfde vragen gesteld over

contacten met de politie. Daaruit valt af te leiden dat de waardering van het contact voor politie en

Toezicht & Handhaving op een vergelijkbaar niveau ligt.

Toezicht & Handhaving

24

16

60

31

26

43

0 10 20 30 40 50 60 70

(zeer) ontevreden

niet tevreden, niet ontevreden

(zeer) tevreden

%

2012

2008

h o o f d s t u k

Page 34: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

34 H5 Toezicht & Handhaving

5.2 Beoordeling team Toezicht & Handhaving Om inzicht te krijgen in de mening van

Schiedammers ten aanzien van het functioneren

en de beschikbaarheid van het team Toezicht &

Handhaving, is alle ondervraagden een 12-tal

stellingen voorgelegd die met het functioneren

van het team te maken hebben. De stellingen

zijn afwisselend positief en negatief

geformuleerd om beïnvloeding van de

respondenten te voorkomen. Voor de

leesbaarheid van de figuren en tabellen zijn alle

stellingen in dit rapport in een geheel positieve

formulering omgezet. Daarbij geldt dat hoe

hoger de score, des te beter Toezicht &

Handhaving op het betreffende item uit de bus

komt. De maximale score is 100 (hetgeen

betekent dat iedereen het ‘zeer eens’ is met de

stelling).

FIGUUR 5.3 INDICATORESCORE IMAGO TEAM TOEZICHT

& HANDHAVING OP EEN SCHAAL VAN 0 (= ZEER MEE ONEENS) TOT 100 (= ZEER) MEE EENS)

Stelling

2008

2012

toe-/af-name

doet haar best 61 53 -8

voldoende tijd (*) 54 49 -5

is voldoende aanspreekbaar (*) 49 46 -3

reageert goed op problemen 44 44 0

heeft voldoende kennis van zaken 48 44 -4

komt professioneel over 46 42 -4

pakt de zaken efficiënt aan 44 42 -2

grijpt voldoende in (*) 40 42 +2

deelt niet te veel bekeuringen uit (*) 48 42 -6

straalt gezag uit 40 37 -3

heeft voldoende contact 35 35 0

is voldoende zichtbaar (*) 31 35 +4

totaal alle stellingen 45 43

-2

* Deze stellingen waren in de vragenlijst negatief

geformuleerd

De meeste ondervraagden vinden dat de

medewerkers van het team Toezicht &

Handhaving haar best doen. Anderzijds leeft er

bij de ondervraagden het gevoel dat het team

weinig zichtbaar is en onvoldoende contacten

onderhoudt met de bevolking. Verder valt op

dat op de meeste onderdelen de scores enigszins

lager zijn dan in 2008 toen dezelfde vragen zijn

gesteld. Kortom, het imago van de Lichtblauwe

Brigade is er de afgelopen vier jaar niet op

vooruit gegaan.

Een deel van de stellingen uit figuur 5.3 was

ook in het onderzoek van 2009 voorgelegd maar

dan voor wat betreft het functioneren van de

politie. Daar komen in grote lijnen vergelijkbare

scores en ongeveer dezelfde rangorde uit als die

van Toezicht & Handhaving. Wel scoort de

politie beter op het punt van goed reageren op

problemen, terwijl anderzijds Toezicht &

Handhaving wat hoger scoort op zichtbaarheid

en aanspreekbaarheid.

Leeftijd

Ten aanzien van de stellingen valt allereerst op

dat ouderen (65+) vaker dan gemiddeld geen

mening hebben over het functioneren van het

team Toezicht & Handhaving. Daarentegen

heeft de groep tot 50 jaar een wat meer

uitgesproken mening. Zij staan ook het meest

kritisch tegenover de Lichtblauwe Brigade. Zo

vinden zij vaker dan gemiddeld dat de

Lichtblauwe Brigade te weinig contact heeft

met buurtbewoners en de zaken niet efficiënt

aanpakt.

Geslacht

Mannen hebben iets vaker een mening over het

team Toezicht & Handhaving dan vrouwen.

Toch zijn de verschillen in opvatting tussen

mannen en vrouwen niet erg groot. Wel zijn

mannen zijn wat meer van mening dat het team

te weinig ingrijpt.

Etniciteit

Tot nu toe beoordeelden in diverse onderzoeken

Schiedammers met een allochtone achtergrond

het functioneren van de politie beduidend

positiever dan autochtone Schiedammers. Als

het gaat om de beoordeling van het team

Toezicht & Handhaving dan is er echter

nauwelijks een verschil waarneembaar. Slechts

op één punt verschillen allochtonen en

autochtonen wat meer van mening:

Schiedammers met een allochtone achtergrond

vinden vaker dat de Lichtblauwe Brigade te veel

bekeuringen uitdeelt.

Wijkniveau

Op wijkniveau lopen de meningen niet zo heel

erg ver uiteen. Schiedam-Oost is wat dat betreft

een duidelijke uitzondering: waar in andere

wijken soms een behoorlijk deel van de

ondervraagden geen mening heeft over het

functioneren van het team Toezicht &

Handhaving, is in Oost het tegendeel het geval.

Relatief veel bewoners van Oost hebben zich

juist wel een mening kunnen vormen over

Toezicht & Handhaving. Dat komt mede omdat

meer dan in andere wijken bewoners van Oost

contact hebben gehad met het team. Overigens

is men wel aanzienlijk kritischer over het

functioneren van het team dan in andere wijken.

Vermoedelijk houdt dit verband met de

leefbaarheidsproblematiek die in Oost groter is

dan gemiddeld (zie hoofdstuk 3). Kennelijk

worden juist in een wijk die te kampen heeft

met overlastproblemen, de werkzaamheden en

de effectiviteit van het team Toezicht &

Handhaving door de bewoners nog

nadrukkelijker onder het vergrootglas gelegd.

Page 35: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

35 H5 Toezicht & Handhaving

5.3 Totaal beeld Naast de stellingen over de beschikbaarheid en

het functioneren van het team Toezicht &

Handhaving is ook gevraagd een alomvattend

oordeel te geven over de mate waarin men

tevreden is over het optreden van Toezicht &

Handhaving in de eigen woonbuurt. Dat levert

met name op wijkniveau een iets ander beeld op

dan op basis van de stellingen in de vorige

paragraaf.

FIGUUR 5.4 MATE VAN TEVREDENHEID OVER HET

OPTREDEN VAN HET TEAM TOEZICHT & HANDHAVING, IN %

Figuur 5.4 geeft een beeld van het imago van

Toezicht & Handhaving. Daaruit valt op te

maken dat 14 procent van de ondervraagden

(zeer) tevreden is over het functioneren van

Toezicht & Handhaving. Daarentegen is een

grotere groep (22%) ontevreden over het team.

Bovendien is de ontwikkeling door de tijd

ongunstig. Zo is er ten opzichte van 2008 een

duidelijke verschuiving waarneembaar in de

richting van ‘tevreden’ naar ‘neutraal’.

Slechts onder ouderen (65+) is het aandeel

‘tevreden’ fractioneel groter dan het aandeel

‘ontevreden’.

Wat opvalt is dat als het gaat over

daadwerkelijke contacten met de Lichtblauwe

Brigade, de tevredenheid aanzienlijk hoger is

(zie figuur 5.2). Kortom, de contacten scoren

een stuk beter dan het imago van Toezicht &

Handhaving.

Een vergelijking met het oordeel over de politie

(monitor Leefbaarheid & Veiligheid 2009) laat

zien dat de politie toen een iets beter imago had

dan Toezicht & Handhaving in zowel 2008 als

2012. Zo was in 2009 33 procent (zeer) tevreden

over het functioneren van de politie en 16

procent ontevreden.

Op wijkniveau valt op dat met betrekking tot het

team Toezicht & Handhaving het Centrum de

enige wijk is waar de groep ‘tevreden’ nog iets

groter is dan de groep ‘ontevreden’ (figuur 5.5).

FIGUUR 5.5 SALDO (ZEER) TEVREDEN MINUS (ZEER)

ONTEVREDEN PER WIJK (IN %)

Stelling

% (zeer) tevreden

% (zeer) ontevreden

saldo tevreden-ontevreden

Centrum 18 16 +2

Oost 17 30 -13

West 17 20 -3

Zuid 10 21 -11

Nieuwland 19 23 -4

Groenoord 11 24 -13

Kethel 8 13 -8

Woudhoek 8 20 -12

Spal./Sveap. 9 20 -11

totaal 14 22

-8

In alle andere wijken is het saldo negatief, in

Oost en Groenoord nog het meest.

Voor de wijk Oost is dit beeld zeker niet nieuw.

Bij eerder onderzoek scoorde Toezicht &

Handhaving in Oost ook het minst van alle

wijken. Overigens is dat zelfde beeld al vele

jaren waarneembaar als het gaat om de

beoordeling van de politie. Ook op dat punt

scoorde Oost altijd laag. Maar zoals eerder

gezegd is dit dan ook de wijk met relatief veel

problemen op het gebied van overlast (o.a.

overbewoning) en veiligheid. Zolang de

bewoners niet het gevoel hebben dat er

zichtbare resultaten worden geboekt in de vorm

van minder overlast en een betere veiligheid, zal

het oordeel over de Lichtblauwe Brigade in de

wijk waarschijnlijk niet snel verbeteren.

5.4 Toezicht met behulp van camera’s Hoe staat de Schiedammer tegenover

cameratoezicht? FIGUUR 5.6 MENING T.A.V. TOEZICHT MET BEHULP VAN CAMERA’S (IN %)

cameratoezicht % Ik ben er voor 78

het maakt mij niet uit 14

ik ben er op tegen 5

weet niet / geen mening 3

totaal 100

Ruim driekwart van de ondervraagden is daar

voorstander van. Slechts een zeer beperkte

groep (5%) is er op tegen. Naarmate de leeftijd

stijgt, is men vaker voorstander van

cameratoezicht. Zo is onder jongeren 71 procent

daar voorstander van terwijl dit aandeel bij de

groep 65+ op 84 procent ligt. In mindere mate

zijn ook het opleidings- en inkomensniveau van

invloed: hoger opgeleiden en hogere

inkomensgroepen zijn iets minder vaak

voorstander van cameratoezicht dan gemiddeld.

25

47

28

22

64

14

0 10 20 30 40 50 60 70

(zeer) ontevreden

neutraal

(zeer) tevreden

%

2012

2008

Page 36: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012
Page 37: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

37 H6 Voorzieningen

De leefbaarheid van een buurt wordt mede bepaald door de kwaliteit van het voorzieningenniveau. Goede voorzieningen in een buurt maken het aantrekkelijker om er te wonen. In het onderzoek is aan de inwoners van Schiedam gevraagd aan te geven in welke mate zij tevreden zijn over een aantal uiteenlopende voorzieningen.

6.1 Rapportcijfer voorzieningen Schiedammers geven gemiddeld een 6.9 voor de voorzieningen in de eigen woonbuurt. Dit is wederom

een lichte verbetering ten opzichte van de vorige meting. Op wijkniveau zijn er enkele verschillen, maar

de rapportcijfers kruipen steeds meer naar elkaar toe.

FIGUUR 6.1 GEMIDDELD RAPPORTCIJFER VOOR DE VOORZIENINGEN PER WIJK

wijk 2006 2007 2009 2012

Centrum 7.2 7.1 7.1 7.5

Oost 6.6 5.8 6.2 6.7

West 6.5 6.4 6.8 6.7

Zuid 6.9 6.7 6.9 6.8

Nieuwland 6.3 6.2 6.6 6.5

Groenoord 6.8 6.9 7.0 6.9

Kethel 7.1 7.5 7.6 7.5

Woudhoek 7.2 7.2 7.2 7.5

Spaland/Sveaparken 6.6 6.8 6.9 7.2

Schiedam 6.7 6.6 6.8 6.9

De voorzieningen in de wijken Kethel, Woudhoek en Centrum worden het best beoordeeld, namelijk met

een 7.5. Forse verbeteringen zijn te zien in Oost en Centrum. Het voorzieningenniveau in Nieuwland

ontvangt het laagste rapportcijfer. Als wordt ingezoomd binnen de wijk dan scoort het westelijk deel van

Nieuwland gemiddeld het laagst, namelijk 5.9.

6.2 Tevredenheid voorzieningen Een algemeen rapportcijfer voor voorzieningen in de buurt zegt nog niets over met welke voorzieningen

men tevreden is en met welke niet. Daarom is in het onderzoek tevens gevraagd naar een afzonderlijke

beoordeling van een aantal uiteenlopende voorzieningen.

In figuur 6.2 is duidelijk te zien dat de grootste ontevredenheid de jongerenvoorzieningen betreft. Dit is

overigens al jaren het geval. Slechts 14 procent van de respondenten is tevreden over de voorzieningen

voor jongeren in de buurt. Over parkeergelegenheid en speelplekken voor jonge kinderen is men eveneens

niet erg te spreken, ook al is de tevredenheid daarover in vergelijking met de meting in 2009 gestegen.

h o o f d s t u k

Voorzieningen

Page 38: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

38 H6 Voorzieningen

FIGUUR 6.2 TEVREDENHEID OVER VOORZIENINGEN

IN DE BUURT IN 2009 EN 2012

* De tevredenheid over de voorziening ‘crèches/kinderdagverblijven’

maakte in 2009 nog geen onderdeel uit van de vragenlijst.

Schiedammers zijn over het algemeen wel

tevreden als het gaat om mogelijkheden in de

buurt voor dagelijkse boodschappen, openbaar

vervoer, basisscholen en straatverlichting.

Over het algemeen is het oordeel over de

voorzieningen verbeterd ten opzichte van de

meting in 2009. De voorzieningen die hierbij

zeer positief opvallen betreffen de wegen, paden

en pleinen en het groen (perken, plantsoenen en

parken). Deze voorzieningen in de openbare

ruimte worden veel beter beoordeeld dan bij de

meting in 2009. Zo was toentertijd 37 procent

van de respondenten tevreden over de wegen,

paden en pleinen, nu is dit gestegen naar 57

procent. Voor het groen betreft het een stijging

van de tevredenheid van 44 naar 58 procent.

Op wijkniveau zijn er soms forse verschillen in

tevredenheid over de diverse voorzieningen. In

figuur 6.3 is per wijk het aandeel (in %) van de

bewoners weergegeven dat (zeer) tevreden is

met de betreffende voorziening. De laagste en

hoogste scores zijn steeds gearceerd.

FIGUUR 6.3 TEVREDENHEID OVER VOORZIENINGEN IN DE BUURT, PER WIJK (IN %)

voorziening

Ce

ntr

um

Oo

st

We

st

Zuid

Nie

uw

lan

d

Gro

en

oo

rd

Ke

the

l

Wo

ud

ho

ek

Spal

and

/

Sve

apar

ken

Sch

ied

am

winkels dagelijkse boodschappen 96 80 68 79 84 93 98 95 91 85

(haltes van het) openbaar vervoer 90 82 72 55 75 80 83 86 73 77

basisscholen 43 67 77 72 55 56 81 85 88 70

straatverlichting 68 59 69 64 61 66 75 71 74 66

groen (perken, plantsoenen en parken) 50 35 56 48 64 68 80 65 71 58

wegen, paden en pleinen 61 44 52 52 57 62 68 65 65 57

crèches / kinderdagverblijven 44 49 64 44 50 49 64 69 76 57

parkeergelegenheid 33 43 34 24 49 78 59 41 43 45

speelvoorzieningen voor kinderen 33 45 38 38 41 44 51 53 57 45

voorzieningen voor jongeren 15 11 13 9 18 16 14 11 14 14

Hoogste scores Laagste scores

0 20 40 60 80 100

voorzieningen voor jongeren

speelvoorzieningen

parkeergelegenheid

crèches/kinderdagverblijven*

wegen, paden en pleinen

groenvoorzieningen

straatverlichting

basisscholen

openbaar vervoer

winkels dagelijkse boodschappen

2009

2012

Page 39: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

39 H6 Voorzieningen

De mogelijkheden voor het doen van de

dagelijkse boodschappen worden goed

gewaardeerd; 85 procent is hier tevreden over.

Vooral in Kethel met de aanwezigheid van

winkelcentrum Hof van Spaland is de

tevredenheid groot. Het ontbreken van een

grootschalige winkelconcentratie in West zorgt

voor relatief veel ontevredenheid over de

mogelijkheden om dagelijkse inkopen te doen.

In Zuid is men evenals bij voorgaande

metingen, nog altijd kritisch ten aanzien van het

openbaar vervoer.

Wat betreft het basisonderwijs zijn de meningen

zeer verdeeld. Zeven op de tien bewoners zijn

hierover tevreden. Echter in Centrum zijn de

aldaar wonende kinderen door de afwezigheid

van een basisschool gedwongen om over de

wijkgrenzen heen te kijken. Het overgrote deel

van deze kinderen gaat naar een basisschool in

Oost. In Nieuwland en Groenoord is de

tevredenheid over het basisonderwijs eveneens

laag. Het is bekend dat een groot deel van de

kinderen uit deze gebieden op scholen in

naburige wijken zijn georiënteerd. De

aanwezigheid van ‘zwarte’ scholen in

Nieuwland en Groenoord speelt een belangrijke

rol, waardoor ouders bij de schoolkeuze vaak

voor basisscholen buiten de eigen woonwijk

kiezen.

De straatverlichting wordt in alle wijken

redelijk goed beoordeeld (van 59% tevreden

bewoners in Oost tot 75% in Kethel). In Oost is

men het minst te spreken over de openbare

ruimte (wegen, paden en pleinen) en het groen.

Wat betreft crèches/kinderdagverblijven is men

in Centrum en Zuid het minst tevreden.

Parkeergelegenheid is een probleem dat het

sterkste wordt ervaren in Zuid. In deze wijk is er

een relatie te leggen met de hoge

woningdichtheid. Hierdoor is er relatief weinig

openbare ruimte beschikbaar hetgeen zich

vertaalt in een hoge parkeerdruk. Anderzijds

zijn er in een ruim opgezette wijk als Groenoord

juist weinig klachten over parkeren.

Over de speelmogelijkheden voor kleine

kinderen is men in geheel Schiedam matig

tevreden (gemiddeld 45% van de bewoners is

tevreden). Met name in de oude wijken

Centrum, West en Zuid zijn de mogelijkheden

volgens de bewoners beperkt. Veruit het meest

ontevreden is men over de voorzieningen voor

jongeren. De ontevredenheid hierover is

stadsbreed, maar in Zuid sterker dan gemiddeld.

6.3 Sociale voorzieningen Naast voorzieningen als winkels, openbaar

vervoer en basisscholen biedt Schiedam diverse

sociale voorzieningen om de bevolking te

ondersteunen en adviseren. De bekendheid en

het gebruik van 11 voorzieningen is onderzocht.

FIGUUR 6.4 BEKENDHEID EN GEBRUIK SOCIALE

VOORZIENINGEN

voorziening bekend-heid

gebruik

Thuiszorg 56% 18%

Maatschappelijk werk 46% 12%

Centrum voor Jeugd & Gezin 38% 16%

Schuldhulpverlening 34% 6%

Het WMO-loket 28% 8%

Steunpunt mantelzorg 27% 5%

Opvoedingsondersteuning 21% 5%

Instituut Sociaal Raadslieden 21% 7%

Formulierenbrigade 20% 6%

Ouderenadviseurs 17% 4%

De Vraagwijzer 9% 2%

Net als tijdens het Omnibusonderzoek van 2010

is de Thuiszorg het meest bekend en de

Vraagwijzer het minst. De bekendheid van de

diverse sociale voorzieningen onder

Schiedammers van 18 t/m 80 jaar is licht

gedaald. Dit geldt overigens ook voor het

gebruik van enkele van deze voorzieningen.

Verder is het opmerkelijk dat de meeste

mantelzorgers onbekend zijn met bijvoorbeeld

het WMO-loket en het Steunpunt mantelzorg.

Van de Schiedamse bevolking helpt 21 procent

een familielid, vriend of kennis die langdurig

ziek is, hulpbehoevend of gehandicapt. Toch

wordt het Steunpunt mantelzorg door slechts 5

procent van de bevolking gebruikt. Dit relatief

lage percentage kan niet (geheel) verklaard

worden uit ‘onbekendheid’, want het Steunpunt

is bij 27 procent van de Schiedammers bekend.

Van de respondenten die hebben aangegeven

mantelzorg te verlenen kent 37 procent het

WMO-loket.

Aan Schiedammers die (wel eens) gebruik

hebben gemaakt van één van deze sociale

voorzieningen is gevraagd naar de

tevredenheid4.

Gemiddeld blijkt ongeveer de helft van de

cliënten tevreden te zijn over de voorziening.

De mate van tevredenheid over

Schuldhulpverlening en de Formulierenbrigade

blijft enigszins achter bij de andere

voorzieningen.

4 De waardering van sociale voorzieningen hangt ook samen met het resultaat dat men voor de cliënt weet te bereiken.

Het oordeel is niet altijd een kwestie van een ‘goede’ of

‘slechte’ dienstverlening. Het is bijvoorbeeld bekend dat organisaties die vaak ‘slecht nieuws’ moeten brengen daarop

worden ‘afgerekend’ in klanttevredenheidsonderzoeken.

Dergelijke organisaties kunnen een prima dienstverlening bieden maar de cliënten kunnen ontevreden zijn over het

resultaat en de organisatie daarop beoordelen.

Page 40: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012
Page 41: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

41 H7 De wijken nader bekeken

In de voorgaande hoofdstukken zijn reeds vele aspecten van leefbaarheid en veiligheid beschreven. In dit hoofdstuk wordt dieper ingezoomd op de situatie in de afzonderlijke wijken. Voor zover mogelijk wordt afgedaald tot het niveau van wijkdelen. Om het beeld te complementeren worden er tevens enkele statistische gegevens gepresenteerd.

h o o f d s t u k

De wijken nader bekeken

Page 42: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

42 H7 De wijken nader bekeken

Centrum Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)

Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)

17% 10% 33% 15,3

Woningvoorraad: 2.524 woningen (1-1-2013)

koopwoning eengezinswoning

58% 18%

Sociaal

Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)

Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)

32,3 5,8%

Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor

rang probleem score

1 hondenpoep 69

2 rommel op straat 64

3 te hard rijden 59

4 parkeeroverlast 58

5 dronken mensen op straat 57

Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)

verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)

5,2 3,4 3,1 2,6 5,8

Verantwoordelijkheid eigen buurt

Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt

30%

Rapportcijfers

Leefbaarheid

Veiligheid

7.1

6.6

Centrum Het Centrum heeft een

bevolkingssamenstelling die

typerend is voor veel

binnensteden in Nederland.

De bevolking bestaat naar

verhouding veel uit personen

tussen de 20 en 50 jaar. Dit

betreft enerzijds jonge alleen-

staanden (tot 35 jaar). Anderzijds gaat het om

tweepersoonshuishoudens tussen de 35 en 50.

Gezinnen met kinderen komen relatief weinig

voor evenals ouderen. Een deel van de jonge

huishoudens staat nog aan het begin van de

wooncarrière. Dat heeft tot gevolg dat er

redelijk veel wordt verhuisd. De

verhuismobiliteit ligt dan ook ruim boven het

stedelijk gemiddelde.

De jongere huishoudens richten zich

voornamelijk op de huursector. Toch bestaat de

meerderheid van de woningen in de wijk uit

koopwoningen. Want naast jonge startende

huishoudens wordt de binnenstad ook bevolkt

door tweepersoonshuishoudens met een hoog

opleidingsniveau en een bovengemiddeld

inkomen. Dat heeft mede tot gevolg dat het

werkloosheidspercentage beneden het stedelijk

gemiddelde ligt.

Waar de bewoners van het Centrum enerzijds

profiteren van het wonen in een binnen-

stadsmilieu, krijgt men noodgedwongen ook te

maken met de nadelen hiervan. Naast het

voordeel van veel voorzieningen dicht bij de

hand, leidt het uitgaansgedrag van de bezoekers

van het Centrum soms tot problemen. Het

gevolg hiervan is dat problemen als wildplassen

en overlast van horecagelegenheden, weliswaar

niet in de top-5 van buurtproblemen staan, maar

wel vaker in het Centrum dan in de andere

wijken een rol spelen. Andere vormen van

overlast die volgens de bewoners veel

voorkomen zijn lawaaiige en dronken mensen

op straat. Dit kan vooral ’s avonds en in het

weekend wel eens voor een minder prettige

sfeer zorgen. Hierdoor scoren zaken als overlast

en (de perceptie van) het voorkomen van

dreiging slechter dan gemiddeld in Schiedam.

Als het gaat om de frequentie waarmee allerlei

andere buurtproblemen voorkomen, dan scoort

het Centrum gunstiger dan voorheen.

Hondenpoep en rommel op straat staan nog wel

bovenaan maar volgens de bewoners komen

deze zaken minder vaak voor dan in 2009.

Kenmerkend voor de wijk is het hoge aandeel

bewoners dat zich actief inzet voor de eigen

buurt. En ondanks de uitgaansgedrag

gerelateerde problemen vinden de bewoners het

een redelijk leefbare en veilige wijk.

0 10 20 30 40 50

0 10 20 30 40 50 60 70

0 10 20 30 40

0 1 2 3 4 5 6 7

0 20 40 60 80 100

0 2 4 6 8 10

0 2 4 6 8 10

Page 43: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

43 H7 De wijken nader bekeken

Oost Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)

Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)

23% 10% 54% 18,9

Woningvoorraad: 5.422 woningen (1-1-2013)

koopwoning eengezinswoning

51% 14%

Sociaal

Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)

Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)

25,8 8,4%

Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor

rang probleem score

1 rommel op straat 71

2 te hard rijden 70

3 hondenpoep 67

4 vuil naast container 66

5 agressief verkeersgedrag 52

Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)

verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)

5,3 4,0 4,2 3,0 4,9

Verantwoordelijkheid eigen buurt

Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt

23%

Rapportcijfers

Leefbaarheid

Veiligheid

6.0

5.5

Oost Schiedam-Oost wordt

gekenmerkt door een jonge

bevolking. Met name de

groep 20-34 jarigen is naar

verhouding sterk vertegen-

woordigd. Deze groep zit

vaak nog aan het begin van

de arbeids- en wooncar-

rière. Met als gevolg dat er

veel wordt verhuisd. Dat

komt mede omdat er veel kamerverhuur-

bedrijven in de wijk actief zijn. Vaak betreft de

in- en uitstroom in Oost personen van niet-

Nederlandse komaf. Dat verklaart waarom ruim

de helft van de bevolking een allochtone

achtergrond heeft. Met name MOE-landers

(Polen, Bulgaren etc.) vinden vaak (tijdelijke)

huisvesting in Oost. Het is dan ook een wijk

waar men gemiddeld genomen niet erg lang

blijft wonen.

Wellicht speelt hierbij ook de soms matige

kwaliteit van de woningvoorraad een rol. Het

gevolg van dit alles is een komen en gaan van

mensen. Op elke 1000 inwoners verhuizen er

jaarlijks gemiddeld 189 personen. In andere

delen van de stad zijn dat er aanzienlijk minder.

In Oost wonen weinig ouderen. Slechts 10

procent is 65 jaar of ouder. Stedelijk ligt dit op

16 procent. De woningvoorraad in Oost – met

overwegend vooroorlogse boven- en

benedenwoningen – is doorgaans ook niet zo

geschikt voor ouderen. Met als gevolg dat veel

ouderen op een bepaalde leeftijd wegtrekken

naar andere delen van de stad.

In sociaal-economsich opzicht staat het gebied

er niet zo goed voor. Het inkomen is aan de lage

kant en de werkloosheid is er redelijk hoog.

Ook de verschillende indicatorscores zijn niet

positief te noemen. Veel buurtproblemen komen

in Oost vaker voor dan gemiddeld in Schiedam.

Het grootste deel daarvan heeft betrekking op de

verloedering van het openbaar gebied. De

betreffende indicator is met een 5,3 hoog. Dit

geldt eveneens voor overlast. In de beleving van

de bewoners komen overlast van jongeren en

omwonenden aanzienlijk vaker voor dan elders

in de stad. Maar ook op het gebied van

vermogensdelicten (inbraak e.d.) en dreiging in

de buurt, scoort Oost zeer matig.

Waarschijnlijk mede als gevolg van de vele

verhuizingen is er weinig onderlinge samenhang

in de buurt. Dat vertaalt zich in een matige score

voor sociale cohesie.

Alles overziende moet worden geconcludeerd

dat dit deel van de stad er op het gebied van

leefbaarheid en veiligheid niet goed voor staat.

0 10 20 30 40 50 60

0 10 20 30 40 50 60 70

0 10 20 30 40

0 1 2 3 4 5 6 7

0 20 40 60 80 100

0 2 4 6 8 10

0 2 4 6 8 10

Page 44: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

44 H7 De wijken nader bekeken

West Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)

Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)

22% 16% 31% 13,6

Woningvoorraad: 5.472 woningen (1-1-2013)

koopwoning eengezinswoning

64% 33%

Sociaal

Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)

Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)

33,1 5,4%

Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor

rang probleem score

1 hondenpoep 69

2 rommel op straat 61

3 te hard rijden 56

4 parkeeroverlast 54

5 vuil naast container 51

Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)

verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)

4,6 2,2 3,3 1,3 6,0

Verantwoordelijkheid eigen buurt

Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt

22%

Rapportcijfers

Leefbaarheid

Veiligheid

7.0

6.6

West Zo op het oog is West een

redelijk gemiddelde wijk in

Schiedam. Dat geldt onder

meer voor de leeftijds-

verdeling van de bevolking.

Als het gaat om sociaal-

economische kenmerken zijn

er wel verschillen maar niet

in extreme mate. Anderzijds

valt op dat de verschillen

binnen de wijk wel behoorlijk groot zijn. Waar

andere wijken in Schiedam vrij homogeen zijn

qua samenstelling, is dat in West zeker niet het

geval. Zo is er een duidelijk onderscheid te

maken tussen de gebieden ten noorden en ten

zuiden van de Burgemeester Knappertlaan.

Waar in het zuidelijk deel (rondom het oude

ziekenhuisterrein) er nauwelijks werkloosheid is

en de inkomens relatief hoog zijn (gemiddeld

€45.200 netto), is dat in het noordelijk deel

precies andersom: hogere werkloosheid en veel

lagere inkomens-groepen (gemiddeld €29.200

netto). Datzelfde beeld is zichtbaar bij de

samenstelling van de bevolking: een relatief

laag aandeel allochtonen in het zuidelijk deel

(17%) tegen ruim het dubbele (36%) in het

noordelijk deel. Alles bij elkaar genomen vallen

de cijfers voor West toch redelijk gemiddeld uit.

Dat geldt in grote lijnen eigenlijk ook voor de

beleving van de leefbaarheid en veiligheid.

Vooropgesteld dient te worden dat de scores

voor geheel West beter zijn dan het stedelijk

gemiddelde. Binnen de wijk is de situatie in het

zuidelijk deel nog (aanzienlijk) gunstiger.

Verder zijn er enkele specifieke buurtproblemen

aanwijsbaar die met name in het noordelijk deel

van de wijk spelen en in het zuidelijk deel niet.

Dat betreft bijvoorbeeld parkeeroverlast. In het

noordelijk deel is de bebouwingsdichtheid zeer

hoog en zijn de straten relatief smal.

Parkeerterreinen en/of –garages zijn niet

aanwezig. Met als gevolg dat er veel klachten

zijn over parkeeroverlast. In het veel ruimer

opgezette zuidelijk deel van de wijk komen deze

klachten slechts sporadisch voor. Een ander

punt betreft overbewoning. In het noordelijk

deel van de wijk is er in toenemende mate

sprake van een instroom van arbeidsmigranten

(met name MOE-landers). Dat zorgt in de

beleving van de bewoners soms voor

overlastsituaties. Ondanks de genoemde

problematiek ligt de beoordeling van de

leefbaarheid en de veiligheid in het noordelijk

deel slechts iets onder het stedelijk cijfer. De

betere situatie in het zuidelijk deel zorgt ervoor

dat het totaalcijfer voor West boven het

Schiedams gemiddelde uitkomt.

0 10 20 30 40 50

0 10 20 30 40 50 60 70

0 10 20 30 40

0 1 2 3 4 5 6 7

0 20 40 60 80 100

0 2 4 6 8 10

0 2 4 6 8 10

Page 45: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

45 H7 De wijken nader bekeken

Zuid Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)

Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)

19% 17% 26% 11,4

Woningvoorraad: 2.978 woningen (1-1-2013)

koopwoning eengezinswoning

50% 41%

Sociaal

Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)

Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)

28,1 6,4%

Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor

rang probleem score

1 hondenpoep 81

2 rommel op straat 70

3 parkeeroverlast 64

4 te hard rijden 64

5 gaten / verzakkingen in bestrating 52

Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)

verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)

5,6 3,4 3,5 1,7 6,3

Verantwoordelijkheid eigen buurt

Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt

26%

Rapportcijfers

Leefbaarheid

Veiligheid

6.8

6.6

Zuid De leeftijdsgroepen 0-19 jr.

en 20-34 jr. zijn in Zuid

relatief wat minder

vertegenwoordigd. Daar-

entegen is voor een oude

stadswijk als Zuid het

aandeel allochtonen naar

verhouding vrij laag.

Doorgaans ligt dit aandeel

in andere gebieden met een vergelijkbare

woningvoorraad aanzienlijk hoger.

In sociaal-economisch opzicht doet de wijk het

redelijk. Het inkomen ligt onder het stedelijk

gemiddelde maar de werkloosheid ook. Een

groot deel van de woningvoorraad behoort tot

de goedkope prijsklasse. De woonlasten van

veel huishoudens zullen daardoor niet zo heel

erg hoog zijn.

De woningdichtheid in dit deel van de stad is

zeer hoog. Bovendien zijn veel woningen aan de

kleine kant. Desondanks zijn de meeste

bewoners van Zuid nog altijd behoorlijk sterk

aan hun wijk verknocht. De sociale structuur is

er naar verhouding nog redelijk hecht hoewel

dat volgens de bewoners snel minder wordt.

Maar de sociale controle is er nog altijd wel

groter dan in andere oude stadsdelen van

Schiedam. Op het punt van sociale samenhang

en veiligheid scoorde de wijk altijd boven-

gemiddeld goed. Verontrustend is wel dat het

rapportcijfer dat hierop betrekking heeft, bij

elke meting steeds verder afneemt. Tot 2009

kwam Zuid samen met Kethel altijd als beste uit

de bus. Dat is in 2012 voor het eerst niet meer

het geval. Een score van 6,3 voor sociale

cohesie is nog wel beter dan het stedelijk cijfer

maar het verschil is lang niet meer zo groot als

vroeger.

De problemen in de wijk die duidelijk boven het

stedelijk gemiddelde uitspringen hebben te

maken met verloedering (hondenpoep, rommel

op straat), parkeren en te hard rijden. Verder

zijn er bij elke meting in Zuid altijd veel

klachten die betrekking hebben op diverse

vormen van overlast. Dat heeft waarschijnlijk

mede te maken met het feit dat de wijk zo

dichtbebouwd is: er is gewoonweg (te) weinig

ruimte. Een punt waar bewoners van Zuid in

vergelijking met andere wijken bij elke meting

opnieuw behoorlijk ontevreden over zijn, is het

openbaar vervoer. Daarnaast is men in Zuid niet

te spreken over het aanbod aan

kinderdagverblijven en de voorzieningen voor

jongeren.

Al met al zijn de scores in Zuid voor

leefbaarheid en veiligheid weliswaar niet erg

goed maar voor een oude stadswijk vooralsnog

niet verontrustend.

0 10 20 30 40 50

0 10 20 30 40 50 60 70

0 10 20 30 40

0 1 2 3 4 5 6 7

0 20 40 60 80 100

0 2 4 6 8 10

0 2 4 6 8 10

Page 46: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

46 H7 De wijken nader bekeken

Nieuwland Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)

Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)

25% 16% 64% 12,5

Woningvoorraad: 6.520 woningen (1-1-2013)

koopwoning eengezinswoning

30% 13%

Sociaal

Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)

Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)

26,1 9,7%

Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor

rang probleem score

1 rommel op straat 65

2 hondenpoep 60

3 te hard rijden 57

4 vuil naast container 52

5 gaten / verzakkingen in bestrating 50

Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)

verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)

4,9 3,6 3,6 2,6 5,3

Verantwoordelijkheid eigen buurt

Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt

18%

Rapportcijfers

Leefbaarheid

Veiligheid

6.3

5.8

Nieuwland De wijk Nieuwland heeft

de laatste jaren een flinke

metamorfose ondergaan.

Zo is de voormalige

Slachthuisbuurt gesloopt

en inmiddels voor een

groot deel herbebouwd met

eengezinswoningen. Dat-

zelfde geldt voor de Goe-

manbuurt, de omgeving

van het Dr. Wibautplein en het gebied Parkweg-

Noord. Toch heeft dat tot nu toe op de

samenstelling van de bevolking nog niet zo heel

veel effect gehad. Er zijn wel meer gezinnen

met kinderen naar de wijk getrokken maar nog

altijd bestaat een groot deel (39%) van de

huishoudens uit alleenstaanden. De bouw van

nieuwe woningen heeft echter wel voor meer

stabiliteit in Nieuwland gezorgd. De verhuis-

mobiliteit ligt tegenwoordig op een gemiddeld

niveau. Dat is het resultaat van enerzijds weinig

verhuizingen in de nieuwbouwgebieden en

anderzijds een zeer hoge mobiliteit in met name

de oudbouw-huurflats in de Staatsliedenbuurt.

Door het vervangen van huurflats door

voornamelijk eengezinswoningen in de

koopsector is zowel het aandeel koop als het

aandeel eengezinswoningen toegenomen.

Desondanks liggen deze aandelen nog altijd ver

onder het stedelijk gemiddelde. Wat opvalt is

dat heel wat nieuwe woningen gekocht zijn door

bewoners met een allochtone achtergrond, die

voorheen vaak ook al in Nieuwland woonden.

Kennelijk hebben zij een bepaalde band met de

wijk opgebouwd hetgeen uiteraard een positieve

zaak is. Het toevoegen van nieuwbouw

verandert echter nog niets aan de situatie van de

bevolking in de bestaande flats. Deze is nog

altijd niet erg rooskleurig. Het gemiddelde

huishoudensinkomen in Nieuwland behoort tot

het laagste niveau van Schiedam. De

werkloosheid is er relatief zeer hoog. Dat geldt

evenzeer voor het aandeel bijstandsgerech-

tigden.

Positief is dat de meest voorkomende

buurtproblemen de afgelopen jaren wat minder

vaak door bewoners worden ervaren. Ook het

openbaar gebied wordt steeds beter beoordeeld.

Zo was in het verleden verloedering een thema

dat zeer sterk speelde in de wijk. De meting van

2009 liet al wel een gunstige trend zien. In 2012

heeft dit zich doorgezet en is de score voor

verloedering van het openbaar gebied gelijk aan

het stedelijk gemiddelde. Anderzijds blijven

scores voor dreiging, overlast en sociale cohesie

aan de verkeerde kant van het gemiddelde

steken.

0 10 20 30 40 50 60 70

0 10 20 30 40 50 60 70

0 10 20 30 40

0 1 2 3 4 5 6 7

0 20 40 60 80 100

0 2 4 6 8 10

0 2 4 6 8 10

Page 47: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

47 H7 De wijken nader bekeken

Groenoord Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)

Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)

21% 27% 37% 12,3

Woningvoorraad: 4.633 woningen (1-1-2013)

koopwoning eengezinswoning

27% 6%

Sociaal

Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)

Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)

26,2 8,9%

Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor

rang probleem score

1 hondenpoep 64

2 rommel op straat 61

3 te hard rijden 59

4 vuil naast container 55

5 gaten / verzakkingen in bestrating 48

Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)

verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)

5,1 3,5 3,6 1,6 5,0

Verantwoordelijkheid eigen buurt

Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt

19%

Rapportcijfers

Leefbaarheid

Veiligheid

6.5

6.0

Groenoord Groenoord wordt geken-

merkt door een bevolking

waarvan veel ouderen deel

uitmaken. Hun aandeel

begint wel langzaam af te

nemen maar nog altijd is

27 procent 65 jaar of

ouder. Dat is ruim 11%

hoger dan het stedelijk ge-

middelde. Lange tijd vormde de oudere

bevolking een stabiele groep. Vooral de laatste

jaren is in het zuidelijk deel van de wijk het

aantal verhuisbewegingen zeer hoog. De

inkomende huishoudens hebben vaak andere

kenmerken dan de zittende bewoners. Zo is met

name in de middelhoogbouw portiek- en

galerijflats het aandeel allochtone huishoudens

met kinderen zeer hoog. De oudere autochtone

Groenoorders zijn heel nadrukkelijk in de

hoogbouwflats met lift geconcentreerd. Op het

punt van sociale samenhang scoort Groenoord

dan ook samen met Nieuwland en Oost naar

verhouding laag. De sloop van flats in

Groenoord-midden en de nieuwbouw van

eengezinswoningen hebben dit deel van wijk

een ander aanzien gegeven. Evenals in

Nieuwland zijn het ook hier vooral bewoners

met een allochtone achtergrond die een

nieuwbouwwoning gekocht hebben. Een deel

van hen woonde voorheen in een flatwoning in

Groenoord. Voor de wijkbinding is dat uiteraard

een prima ontwikkeling.

Ondanks het toevoegen van een ander

woningtype in een duurdere prijsklasse is het

werkloosheidsniveau en het aandeel bijstands-

gerechtigden in Groenoord nog steeds hoog.

Mede hierdoor is het besteedbare inkomen per

huishouden laag. Dit wordt mede veroorzaakt

door het hoge aandeel 65-plussers in de wijk.

Veel ouderen hebben namelijk niet meer

inkomen dan een AOW-uitkering, soms

aangevuld met een (klein) pensioen.

Tot 2009 zakte Groenoord in de metingen met

betrekking tot de diverse leefbaarheidsaspecten

steeds verder weg. In 2009 leek de situatie zich

enigszins te stabiliseren. In 2012 is er echter

opnieuw sprake van een achteruitgang. De

meeste leefbaarheidsscores blijven achter bij het

stedelijk gemiddelde.

Overigens lijken de problemen waar Groenoord

mee te maken heeft zich vooral in het midden en

het zuidelijk deel van de wijk te concentreren.

Vanuit Groenoord-Noord (omgeving Bachplein,

Lisztplein, Borodinlaan etc.) zijn de geluiden

toch wat positiever. Wat bij elke meting weer

opvalt is dat in Groenoord - als een van de

weinige gebieden in Schiedam - parkeeroverlast

bepaald geen hot issue is.

0 10 20 30 40 50

0 10 20 30 40 50 60 70

0 10 20 30 40

0 1 2 3 4 5 6 7

0 20 40 60 80 100

0 2 4 6 8 10

0 2 4 6 8 10

Page 48: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

48 H7 De wijken nader bekeken

Kethel Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)

Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)

22% 25% 15% 6,2

Woningvoorraad: 1.674 woningen (1-1-2013)

koopwoning eengezinswoning

72% 83%

Sociaal

Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)

Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)

38,6 3,0%

Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor

rang probleem score

1 gaten / verzakkingen in bestrating 53

2 parkeeroverlast 46

3 hondenpoep 44

4 te hard rijden 44

5 rommel op straat 41

Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)

verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)

3,3 1,7 3,1 0,6 7,2

Verantwoordelijkheid eigen buurt

Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt

35%

Rapportcijfers

Leefbaarheid

Veiligheid

7.7

7.1

Kethel Ook in meting van 2012

blijkt opnieuw dat vrijwel

nergens in Schiedam

bewoners beter te spreken

zijn over hun wijk dan in

Kethel. Het is dan ook een

zeer stabiele wijk waar heel

weinig wordt verhuisd.

Hoewel de woningvoorraad

overwegend uit eengezins-

woningen bestaat, is deze toch behoorlijk

gevarieerd qua grootte en prijsniveau.

Bovendien herbergt de wijk een behoorlijke

hoeveelheid appartementen voor ouderen. De

eengezinswoningen worden voornamelijk

bewoond door autochtone gezinnen met oudere

kinderen of waarvan de kinderen de deur uit

zijn. Het gevolg is wel dat de wijk snel vergrijst.

Het inkomens- en opleidingsniveau is in Kethel

bovengemiddeld hoog. En van werkloosheid is

maar in beperkte mate sprake.

De frequentie waarmee allerlei buurtproblemen

voorkomen is naar verhouding heel erg laag.

Verzakkingen en/of een slechte bestrating staan

in Kethel evenals bij eerdere metingen

bovenaan de lijst van buurtproblemen.

Voor wat betreft de verschillende leefbaarheids-

indicatoren als verloedering van het openbaar

gebied, overlast, dreiging en onveiligheids-

gevoelens doet Kethel het voor Schiedamse

begrippen bovengemiddeld goed. Ook op het

punt van sociale cohesie doet Kethel het prima:

met een score van 7,2 behaalt de wijk de

hoogste waarde van de stad. Kethel is daarmee

de enige wijk in Schiedam die - overigens al

vele jaren - boven de 7 uitkomt.

Alles overziend lijkt het alsof de bewoners van

Kethel helemaal niets te klagen hebben. En dat

is natuurlijk af en toe wel het geval, alleen is de

mate waarin dat gebeurt meestal vrij beperkt.

De ontevredenheid op het gebied van

voorzieningen richt zich evenals in veel andere

wijken vooral op het gebrek aan jongeren-

voorzieningen.

Het aandeel bewoners dat aangeeft zich het

afgelopen jaar actief voor de buurt te hebben

ingezet is met 35 procent het hoogst gemeten

percentage in Schiedam.

Het voorafgaande in ogenschouw nemend is het

niet verwonderlijk dat de algemene

rapportcijfers voor de leefbaarheid en veiligheid

in Kethel met respectievelijk een 7.7 en een 7.1

bovengemiddeld hoog uitvalt.

0 10 20 30 40 50

0 20 40 60 80 100

0 10 20 30 40

0 1 2 3 4 5 6 7 8

0 20 40 60 80 100

0 2 4 6 8 10

0 2 4 6 8 10

Page 49: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

49 H7 De wijken nader bekeken

Woudhoek Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)

Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)

19% 23% 16% 7,0

Woningvoorraad: 3.423 woningen (1-1-2013)

koopwoning eengezinswoning

52% 58%

Sociaal

Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)

Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)

36,2 4,0%

Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor

rang probleem score

1 gaten / verzakkingen in bestrating 63

2 hondenpoep 59

3 parkeeroverlast 55

4 te hard rijden 55

5 rommel op straat 49

Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)

verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)

4,3 2,6 2,5 0,6 6,0

Verantwoordelijkheid eigen buurt

Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt

17%

Rapportcijfers

Leefbaarheid

Veiligheid

7.5

7.1

Woudhoek De bevolkingssamenstel-

ling van de wijk

Woudhoek is typerend

voor wijken die eind jaren

’70-begin jaren ’80 zijn

gebouwd. Een groot deel

van de bevolking heeft een

leeftijd tussen de 50 en 65

jaar. Het merendeel van de

huishoudens bestaat uit

gezinnen met veelal oudere kinderen of waarvan

de kinderen reeds de deur uit zijn. Ook het

aandeel 65-plussers is hoger dan gemiddeld in

Schiedam. Dit wordt onder andere veroorzaakt

door de vestiging van zorgcentrum. Er wonen

relatief weinig personen met een niet-

Nederlandse achtergrond. De verhuismobiliteit

ligt op een gunstig laag niveau.

De woningvoorraad in Woudhoek is zeer

gevarieerd. De helft bestaat uit koop- en de

andere helft uit huurwoningen. De meeste

woningen behoren tot de categorie

eengezinswoningen en tot het middeldure

segment. De woningdichtheid is vrij hoog.

Bovendien zijn in delen van Woudhoek de

tuinen gemiddeld niet zo heel erg groot. Het

gevolg is een compact woongebied waar in

sommige buurten van de wijk het parkeren nog

wel eens voor overlast kan zorgen. Desondanks

is deze wijk een vrij populair woongebied mede

door de aanwezigheid van groen en

voorzieningen zoals winkels en basisscholen.

Hoewel Woudhoek er in sociaal-economisch

opzicht relatief goed voor staat, loopt de situatie

wel iets terug. Het besteedbaar huishoudens-

inkomen ligt nog steeds ruim boven het stedelijk

gemiddelde. Dat geldt eveneens voor het

opleidingsniveau. Daarnaast is het werkloos-

heidspercentage naar verhouding gunstig laag.

Op het gebied van leefbaarheid en veiligheid

zijn er niet zo heel veel problemen. De

leefbaarheidscores bevinden zich allemaal aan

de positieve kant. Doordat de wijk op slappe

veengrond is gebouwd, zijn er bij elke meting

opnieuw veel klachten over gaten en

verzakkingen in de bestrating.

Ten tijde van de vorige meting werd

jongerenoverlast nog als een veel voorkomend

probleem genoemd. Daar was in die tijd ook wel

reden toe. Inmiddels lijkt dit probleem minder

manifest aanwezig: jongerenoverlast wordt

tegenwoordig in Woudhoek niet vaker genoemd

als in andere delen van de stad.

De algemene rapportcijfers voor leefbaarheid en

veiligheid van de eigen woonbuurt zijn in

Woudhoek een stuk hoger dan gemiddeld.

Daarmee behoort Woudhoek tot de best

presterende wijken van Schiedam.

0 10 20 30 40 50

0 10 20 30 40 50 60 70

0 10 20 30 40

0 1 2 3 4 5 6 7

0 20 40 60 80 100

0 2 4 6 8 10

0 2 4 6 8 10

Page 50: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

50 H7 De wijken nader bekeken

Spaland/Sveaparken Schiedam Bevolking: 4.364 personen (1-1-2013)

Samenstelling < 20 jr. 65+ allochtoon verhuismobiliteit (per 100 inw.)

29% 7% 17% 5,2

Woningvoorraad: 3.043 woningen (1-1-2013)

koopwoning eengezinswoning

85% 73%

Sociaal

Besteedb. ink. per huishouden (x1000 €)

Arbeid Werkzoekend (in % bevolking 15-64 jr.)

45,0 2,6%

Top 10 Meest voorkomende buurtproblemen Indicatorscore: 0= komt nooit voor, 100= komt vaak voor

rang probleem score

1 te hard rijden 59

2 gaten / verzakkingen in bestrating 57

3 overlast van jongeren 55

4 parkeeroverlast 52

5 hondenpoep 50

Leefbaarheidscores (hoe lager, hoe beter)

verloedering overlast vermogensdelicten dreiging sociale cohesie (hoe hoger, hoe beter)

3,9 2,9 2,8 0,8 6,5

Verantwoordelijkheid eigen buurt

Heeft zich actief ingezet voor eigen buurt

26%

Rapportcijfers

Leefbaarheid

Veiligheid

7.5

7.0

Spaland/Sveaparken Spaland/Sveaparken is een

gebied met overwegend

gezinshuishoudens. Dit is

duidelijk te zien aan de

bevolkingsopbouw van de

wijk. Een hoog aandeel

jongeren en van alle wijken

het laagste aandeel

alleenstaanden en 65-

plussers. Ook het percentage personen met een

allochtone achtergrond is laag te noemen. Nu de

wijk al enige tijd vrijwel helemaal afgebouwd

is, is de verhuismobiliteit bijzonder laag.

De wijk bestaat voornamelijk uit koopwoningen

in het midden en dure segment. Naast een groot

aandeel eengezinswoningen, 80 procent van de

woningvoorraad, is er ook een aantal

appartementencomplexen aanwezig.

Het besteedbaar inkomen op huishoudensniveau

valt door de aanwezigheid van veel

tweeverdieners zeer hoog uit. Het werkloos-

heidspercentage is het laagste van Schiedam.

Wat dat betreft scoort Spaland/Sveaparken

samen met Kethel het meest gunstig van alle

wijken.

Ook op het gebied van veiligheid en

leefbaarheid doet de wijk het uitstekend.

Desondanks zijn er enkele aandachtspunten. Er

wordt redelijk veel geklaagd over gaten/en

verzakkingen in de bestrating en is er sprake

van parkeeroverlast. En ten opzichte van 2009 is

geheel nieuw dat jongerenoverlast hoog op de

lijst staat. De klachten concentreren zich met

name rondom het winkelcentrum Krona. Te

hard rijden is ook een veel gehoorde klacht.

Nogal wat bewoners maken zich zorgen om

hardrijders in het gebied rondom de

basisscholen De Violier en De Vlinder.

Ondanks deze klachten zijn de leefbaarheids-

scores zeer goed te noemen. Criminaliteit en

verloedering komen volgens de bewoners

weinig voor. De rapportcijfers die men geeft

voor de woning, de eigen woonomgeving en de

veiligheid van de buurt zijn het hoogst van

Schiedam.

De sociale cohesie (kennen van, omgang met en

thuisvoelen bij buurtbewoners) zou gezien de

andere indicatoren en rapportcijfers wat hoger

mogen worden verwacht. Echter dit verschijnsel

is in nieuwbouwwijken niet ongewoon. De animo onder de wijkbewoners om zich actief

in te zetten voor de wijk is redelijk hoog.

0 10 20 30 40 50

0 20 40 60 80 100

0 10 20 30 40 50

0 1 2 3 4 5 6 7

0 20 40 60 80 100

0 2 4 6 8 10

0 2 4 6 8 10

Page 51: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

51 H8 Samenvatting en conclusies

De achtste meting van de Leefbaarheids- en Veiligheidsmonitor laat zien dat Schiedam zich op dit gebied niet eenduidig ontwikkeld. Op enkele onderwerpen is sprake van een lichte verbetering, echter dit geldt niet voor alle onderwerpen. In onderstaand overzicht is nog eens schematisch weergegeven wat de belangrijkste ontwikkelingen zijn op het gebied van leefbaarheid en veiligheid.

onderwerp

ontwikkeling t.o.v. 2009

onderwerp

ontwikkeling t.o.v. 2009

woning o leefbaarheid o

woonomgeving o buurtproblemen o/-

ontwikkeling buurt - verloedering +/+ voorzieningen + sociale overlast - verkeersoverlast o/-

sociale kwaliteit o/+

verhuisgeneigdheid - veiligheid o/- actieve bewoners + vermogensdelicten - dreiging -

ontwikkeling: + positief

o neutraal

- negatief

Wonen en woonomgeving De uitkomsten in het verleden voor Nieuwland lieten zien dat ingrepen in de woningvoorraad en

woonomgeving (gecombineerd met allerlei activiteiten op sociaal gebied) voor steeds betere

rapportcijfers zorgden als het gaat om leefbaarheid van woonbuurten. Nu er nog maar heel weinig

nieuwbouw wordt gerealiseerd, heeft dat zijn weerslag op de rapportcijfers. Dit heeft tot gevolg dat

Nieuwland in de onderste regionen blijft verkeren. Dat laatste geldt overigens ook voor wijk Oost en

Groenoord. In het voordeel van Groenoord is wel dat de woonomgeving pas na realisatie van de

nieuwbouw wordt aangepakt. In enkele delen van de wijk is dat nog niet helemaal gereed en is er dus nog

ruimte voor verbetering. Gemiddeld genomen over geheel Schiedam, is de situatie de afgelopen drie jaar

stabiel gebleven.

Voorzieningen Gemiddeld geven Schiedammers een 6.9 voor de voorzieningen in de eigen woonbuurt. Dit betekent

wederom een lichte verbetering ten opzichte van de vorige meting. Opvallend is de beoordeling in wijken

als Centrum en Oost. De voorzieningen in beide wijken scoren naar de mening van de bewoners fors

hoger dan drie jaar geleden. In het westelijk deel van Nieuwland wordt het voorzieningenniveau met een

rapportcijfer van 5.9 het laagst beoordeeld. Indien de tevredenheid over de afzonderlijke voorzieningen

geanalyseerd wordt dan valt vooral de openbare ruimte positief op. De tevredenheid over de wegen,

paden en pleinen, maar ook over de groenvoorzieningen is sterk gestegen. Na jaren van lage waardering

voor de openbare ruimte is in het gemeentelijk beleid hoge prioriteit gegeven aan de verbetering ervan.

Zo zijn er diverse grootschalige projecten met betrekking tot wegen en fietspaden gerealiseerd. Kortom,

als het gaat om het onderhoud van het openbaar gebied, zijn zichtbare resultaten een randvoorwaarde om

de mening van de burger in positieve zin te kunnen beïnvloeden.

h o o f d s t u k

Samenvatting en conclusies

Page 52: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

52 H8 Samenvatting en Conclusies

Sociale kwaliteit Sinds 1998 is de sociale kwaliteit in Schiedam

gedaald. In de huidige meting bedraagt de score

voor sociale cohesie een 5,7, een fractie beter

dan in 2009. Ondanks deze lichte verbetering is

de score van Schiedam vergeleken met

landelijke cijfers aan de lage kant.

In de meeste wijken is de sociale kwaliteit

gestegen, echter in Oost en Zuid is dat niet het

geval. In Zuid was dit altijd traditiegetrouw zeer

hoog. De daling van de sociale kwaliteit hangt

in deze wijk samen met allerlei buurtproblemen

en overlastsituaties die vaker zijn voorgekomen

dan voorheen.

In Oost heeft de instroom van EU-

arbeidsmigranten en het hoge aantal

verhuisbewegingen in de ogen van de bewoners

een negatieve invloed op de sociale kwaliteit

van de wijk.

Bovenstaande geeft aan dat het niet alleen

uiterst belangrijk is energie te steken in de

verbetering van de sociale kwaliteit van buurten,

maar ook dat klachten van bewoners betreffende

overlast of andere vervelende situaties blijvend

serieus moeten worden genomen. Want dat

heeft zowel een positieve invloed op de

beleving van leefbaarheid en veiligheid, als op

de sociale kwaliteit van een wijk. Buurtproblematiek en openbare ruimte De staat van onderhoud van het openbaar gebied

wordt steeds beter beoordeeld, Zo werd in 2009

gesproken van een positief omslagpunt. In de

meting van 2012 heeft deze trend zich krachtig

doorgezet. Het onderhoud van straten, fiets- en

voetpaden wordt opnieuw een stuk beter beoor-

deeld. Verzakkingen en gaten in het wegdek

worden ook nu nog wel genoemd als probleem

maar toch aanzienlijk minder dan in voorgaande

jaren. Evenzo volgt ook de beoordeling van het

onderhoud van het openbaar groen de opgaande

lijn die enkele jaren geleden is ingezet. Kortom,

het oordeel van Schiedammers ten aanzien van

het openbaar gebied is in zo’n tien jaar tijd

veranderd van zeer matig in heel redelijk, een

waardering zoals die ook in veel andere

gemeenten wordt gemeten.

Minder positief is dat de totale omvang van de

buurtproblemen een fractie is toegenomen.

Hoewel de problemen die betrekking hebben op

het openbaar gebied weliswaar vrijwel allemaal

zijn afgenomen, is er sprake van een behoorlijke

toename van allerlei zaken op het gebied van

overlast en veiligheid. Lawaai van omwonen-

den, diefstal uit auto’s, inbraak, bedreiging en

geweld worden in 2012 heel wat vaker gemeld

dan drie jaar geleden. De aard van de buurt-

problematiek is daarmee behoorlijk verscherpt.

Dat is een signaal dat serieuze aandacht verdient

en waar niet zo maar aan voorbij kan worden

gegaan.

In voorgaande metingen bleek telkens dat

Schiedammers nogal pessimistisch zijn

ingesteld. Dat is ook deze keer geen verandering

in opgetreden. Zo is de groep die vindt dat de

eigen woonbuurt er op vooruit is gegaan, lang

niet zo groot als de groep die een achteruitgang

heeft waargenomen.

Ondanks de forse verbetering van beoordeling

van het openbaar gebied, blijven Schiedammers

kritisch ten aanzien van het functioneren van de

gemeente in de wijken. Wellicht speelt hierbij

een rol dat de buurtproblemen zich in de huidige

meting minder toespitsen op het onderhoud van

het openbaar gebied maar meer op een veilige

woonomgeving. Ten aanzien hiervan zijn er

overigens diverse voorbeelden van maatregelen

die de gemeente heeft getroffen. Maar het heeft

er de schijn van dat veel gemeentelijk beleid

nauwelijks als zodanig wordt herkend. Dat

vraagt om een nog duidelijkere communicatie

vanuit de gemeente over wat er allemaal in gang

is en wordt gezet om de leefbaarheid en

veiligheid van buurten te verbeteren.

Veiligheid Het algemene veiligheidsgevoel is enigszins

terug gelopen. Bovendien is het vergeleken met

andere steden ook aan de ongunstige kant. Het

veiligheidsgevoel in de eigen woonbuurt scoort

wat dat betreft beter en loopt ook meer in de pas

met wat elders in den lande gebruikelijk is.

Maar ook op dit punt is er sprake van een

achteruitgang. Dat geldt al helemaal voor

bewoners van de wijken Nieuwland, Groenoord

en Oost, want ook in de eigen woonbuurt voelen

zij zich relatief vaak onveilig. In Oost voelen de

bewoners zich in de eigen woonwijk zelfs

onveiliger dan elders in de stad! Normaal

gesproken is dat andersom.

De veiligheidssituatie bij het metrostation

Parkweg blijft verontrustend. Het zou vooral te

maken hebben met rondhangende jongeren die

voor problemen en dreiging zorgen. Maar ook

de situatie rondom de Mgr. Nolenslaan vraagt

om aandacht. Sowieso komen er relatief veel

locaties op de lijst voor die in de wijk

Nieuwland zijn gelegen.

De verslechtering van het veiligheidsgevoel is

ook terug te vinden in de ontwikkeling van de

indicatorscores voor vermogensdelicten en

dreiging. In de beleving van de Schiedammer

komen zaken als inbraak, diefstal, straatroof,

geweld etc. tegenwoordig vaker voor dan

voorheen. In het gehele zuidelijke stadsdeel en

Groenoord is deze mening zichtbaar.

Daarentegen is in Kethel, Woudhoek en

Page 53: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

53 H8 Samenvatting en Conclusies

Spaland/Sveaparken de situatie naar verhouding

gunstig en ook redelijk stabiel. Zodoende wordt

het verschil in veiligheidsbeleving tussen deze

drie noordelijke wijken en de rest van de stad

wel steeds groter.

Toezicht & Handhaving Het algemene oordeel over het functioneren van

het team Toezicht & Handhaving is niet erg

gunstig. Bovendien lijkt er sprake van een

dalende trend. Uiteindelijk zijn de behaalde

resultaten bepalend voor de mate van

tevredenheid over het team. Een goed contact

tussen burger en Toezicht & Handhaving kan

daarbij helpen. Het zorgt voor meer herkenning

van en begrip voor het werk van het team. Want

ontevredenheid over de Toezicht & Handhaving

blijkt in een deel van de gevallen gebaseerd op

beeldvorming en imago. Onbekend maakt vaak

onbemind. Wellicht kan het helpen als er (nog)

meer bekendheid wordt gegeven aan de

resultaten die door Toezicht & Handhaving zoal

worden geboekt. Toezicht met camera’s blijkt

overigens een breed geaccepteerd hulpmiddel.

Wijken Bewoners van Oost geven aan dat allerlei

buurtproblemen iets minder vaak zijn

voorgekomen dan in 2009. Zo zien de bewoners

met name voor wat betreft het openbaar gebied

een verbetering. De mate van verloedering is

weliswaar nog steeds hoog, maar wel

aanzienlijk lager dan in 2009. Desondanks

scoort Oost nog altijd slechter dan gemiddeld.

De verbeteringen met betrekking tot het

openbaar gebied zijn echter niet te zien aan het

gemiddeld rapportcijfer dat de bewoners van

Oost geven voor de leefbaarheid in de buurt.

Want er is namelijk nog steeds sprake van een

zorgelijke situatie als het gaat om allerlei

vormen van overlast, de veiligheid op straat, de

kwaliteit van de woningvoorraad en de hoge

verhuismobiliteit. Met name het oostelijk deel

van de wijk staat er niet goed voor. In dit deel

van Oost wordt er bijzonder veel melding

gemaakt van overlast en verloedering. Wat niet

helpt in deze situatie is het enorm hoge aantal

verhuizingen. Een komen en gaan van mensen

(waaronder veel arbeidsmigranten) is niet

bevorderlijk voor de sociale samenhang in een

buurt.

Ook in Nieuwland is de situatie niet echt

gunstig. In grote delen van de wijk is er nog

altijd sprake van een hoge werkloosheid en een

laag inkomen. In de nieuwbouwgebieden is de

situatie wel aanmerkelijk gunstiger maar gezien

de schaal van Nieuwland is dit maar beperkt in

de cijfers terug te vinden. Minstens zo veel

aandacht vraagt de zeer matige score voor

sociale cohesie in Nieuwland. Daarnaast komt

Nieuwland opvallend vaak voor op de lijst van

onveilige plekken.

Bij voorgaande metingen zakte het leefbaar-

heidsniveau in Groenoord langzaam weg. In

2009 leek er even sprake dat deze trend in

positieve zin doorbroken zou worden.

Vermoedelijk had dit deels te maken met de

herstructurering van de wijk waarbij veel

flatwoningen plaats hebben gemaakt voor een

andersoortige nieuwbouw. Sloop van woningen

brengt weliswaar onrust teweeg, maar de daarop

volgende nieuwbouw zorgt doorgaans juist weer

voor positieve geluiden. In de meting van 2012

is er echter sprake van een terugval van

indicatoren die de veiligheid weergeven. De

problemen met betrekking tot dreiging, geweld,

inbraak en het veiligheidsgevoel zijn in

Groenoord behoorlijk verslechterd.

Alles overziende wordt duidelijk dat Groenoord,

Nieuwland en Oost nog een lange weg te gaan

hebben om uit het dal te geraken. Het ingezette

beleid vraagt dan ook om een krachtige

voortzetting en dient waar mogelijk te worden

geïntensiveerd.

Voor een oude stadswijk scoorde Zuid in de

loop der jaren op het gebied van leefbaarheid en

veiligheid doorgaans relatief goed. Wel was er

bij elke meting telkens een kleine terugval

zichtbaar. In 2012 is dat wederom het geval.

Met als gevolg dat Zuid zo langzamerhand toch

in de gevarenzone dreigt te geraken. De woning,

woonomgeving en sociale cohesie zijn punten

waar Zuid nog wel goed op scoort.

Anderzijds scoren gebieden als Sveaparken,

Spaland, Kethel, Woudhoek en het deel van

West ten zuiden van de Burg. Knappertlaan op

veel onderzochte punten heel positief. Het

verschil tussen deze gebieden en de wijken

Oost, Nieuwland, Groenoord (en Zuid) is vrij

groot. Zorgelijk is bovendien dat het verschil

geleidelijk aan toeneemt.

Tot slot De uitkomsten van de meting in 2012 laten zien

dat Schiedam op sommige punten duidelijk de

weg omhoog heeft gevonden. In het onderzoek

van 2009 werd gemeld dat de aanpak van de

verloedering van de stad hoge prioriteit had

gekregen qua aandacht en middelen. Dat was

toen de verklaring voor het positieve effect dat

werd gemeten ten aanzien van de beoordeling

van het openbaar gebied. Op de ingezette weg

verder gaan en een lange adem hebben, was het

devies In het onderzoek van 2012 lijkt deze

beleidslijn duidelijk z’n vruchten te hebben

afgeworpen: de beoordeling van het openbaar

gebied is wederom verbeterd. En in deze meting

zelfs bijzonder sterk!

Het meest verontrustend is de verscherping van

de buurtproblematiek. Het werken aan een

Page 54: Monitor Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam 2012

54 H8 Samenvatting en Conclusies

veilige woonomgeving zal de uitdaging moeten

zijn voor de komende tijd. Dat is mede

noodzakelijk omdat de verschillen tussen de

achterstandsgebieden en de overige wijken

anders wel erg groot dreigen te worden.