Voorstellen voor concrete cases •Voorstellen Tele Atlas •Voorstellen T&I •Demo •Discussie.
BURGERSCHAPSONDERWIJS OP HET MBO...vruchtbaarheid van een discussie niet inziet, kan de docent...
Transcript of BURGERSCHAPSONDERWIJS OP HET MBO...vruchtbaarheid van een discussie niet inziet, kan de docent...
DE INVULLING VAN
BURGERSCHAPSONDERWIJS
OP HET MBO
AFSTUDEERSCRIPTIE Geschreven voor CDA-Tweede Kamerlid
Anne Kuik over de invulling van
burgerschapsonderwijs op het mbo
Julia van der Laan Bestuurskunde/Overheidsmanagement
Onderzoeksrapport De invulling van burgerschapsonderwijs op het mbo
Student Julia van der Laan Studentnummer 3487848 Studentenmail [email protected] School NHL Stenden Hogeschool
Thorbecke Academie Opleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement Eerste lezer Bart-Jan Heine Tweede lezer Avelien Haan Organisatie CDA-fractie Tweede Kamer
Tweede Kamerlid Anne Kuik Bedrijfsbegeleider Anne Kuik Onderwerp De invulling van burgerschapsonderwijs op het mbo Startdatum stage 3 februari 2020 Einddatum stage 3 juli 2020 Datum 10 juni Versie Eerste kans Locatie Den Haag,
Leeuwarden
Voorwoord
Welkom bij de laatste fase van mijn studietijd aan de Thorbecke Academie, welkom bij mijn
afstudeerscriptie: ‘De invulling van burgerschapsonderwijs op het mbo’. De scriptie is geschreven in
het kader van afstuderen aan de opleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement. In de periode van
februari 2020 tot juli 2020, heb ik mijn afstudeerstage gelopen bij CDA-Tweede Kamerlid Anne Kuik.
Mijn stageopdracht bevat een onderzoek naar de invulling van burgerschapsonderwijs op het mbo.
De invulling is onderzocht door te kijken naar doelen van docenten bij burgerschap, de vier dimensies
en praktische invulling van de lessen. Het onderwerp voor de scriptie is in samenwerking met Anne
Kuik tot stand gekomen. Dit is met behulp van de stagebegeleider Bart-Jan Heine gespecificeerd.
De onderzoeksvraag is beantwoord door middel van kwalitatief onderzoek in de vorm van digitale
interviews en het digitaal verspreiden van de interviewlijst. Zesenveertig docenten burgerschap
hebben aan deze interviews meegewerkt. Naast veel kwalitatief onderzoek, is er ook gebruik
gemaakt van deskresearch en zijn er veel gesprekken gevoerd voor achtergrondinformatie.
Gedurende het onderzoeksproces is het corona-tijdperk. Dit heeft ervoor gezorgd dat er geen fysieke
interviews hebben plaats gevonden en weinig is gewerkt op de werkplek in Den Haag. Dit heeft zowel
van mij, als van mijn begeleiders, veel flexibiliteit gevraagd. Ik wil dan ook graag mijn begeleiders,
Anne Kuik, Bart-Jan Heine en Avelien Haan bedanken voor de tijd die zij hebben vrijgemaakt om mij
te voorzien van feedback en ondersteuning gedurende het proces.
Tenslotte wil ik Nynke Borst graag bedanken voor de kennisclips ‘scriptie schrijven’. De docenten
burgerschap wil ik ook graag bedanken voor het delen van de kennis en methoden om burgerschap
te onderwijzen. Zonder deze kennis was mijn scriptie niet tot stand gekomen.
Ik wens u veel leesplezier toe,
Julia van der Laan
Leeuwarden, 10 juni 2020
Samenvatting
‘Het ondergeschoven kindje’, is misschien wel de bijnaam van het burgerschapsonderwijs op het
mbo. Het onderzoek: ‘de invulling van burgerschapsonderwijs op het mbo’ gaat over de inhoudelijke
en praktische invulling van burgerschap op het mbo. Het doel van het onderzoek is om verdieping in
het burgerschapsonderwijs te creëren. De verdieping is verkregen door te kijken naar het doel van
burgerschap, vier dimensies en de praktische invulling van de lessen.
De hoofdvraag van het onderzoek luidt: ‘Hoe wordt er door burgerschapsdocenten invulling gegeven
aan burgerschap op het mbo?’. Om hier een antwoord op te formuleren zijn de volgende deelvragen
gehanteerd: ‘Wat zijn de doelen van de docenten die burgerschap geven?’, ‘Hoe wordt invulling
gegeven aan de vier dimensies van burgerschapsonderwijs?’ en ‘wat is de wijze waarop
burgerschapsonderwijs in de praktijk wordt toegepast?’.
Om een antwoord te geven op deze deelvragen is er met zesenveertig burgerschapsdocenten
verspreidt door Nederland gesproken. Tweeëntwintig docenten hebben individueel deelgenomen
aan het interview, zeventien docenten hebben in groepsverband meegewerkt en er zijn vijf docenten
die de interviewlijst via mailcontact hebben opgestuurd. De twee overige interviews waren niet
bruikbaar en zijn niet meegenomen in de resultaten van het onderzoek.
Uit het onderzoek blijkt dat de docenten de vier dimensies van burgerschap, in combinatie met de
kritische denkvaardigheid, zien als basis van het onderwijs. De vaardigheid kritisch denken wordt aan
de studenten geleerd door te focussen het leren beargumenteren van de mening. Studenten leren zo
beargumenteerd te discussiëren en worden zich bewust van verschillende typen media en
nieuwsbronnen. De studenten worden gestimuleerd om te kijken naar verschillen in de samenleving.
Het doel van de docenten wordt deels gevormd door de eigen ervaringen van de docent, de visie van
de mbo-instelling en door kaders die in de wet vastliggen. Er zijn drie overkoepelende doelen te
onderscheiden: het opleiden tot kritische burgers en werknemers, opleiden tot zelfstandige burgers
met kennis over eigen rechten en plichten en de derde vorm is om de student te vormen voor de
beroepscontext waar hij/zij in terecht komt. De kern van burgerschapsonderwijs komt bij alle drie de
doelen terug: het opleiden van studenten voor een actieve participatie in de maatschappij.
Uit het onderzoek blijkt dat het aantal studiejaren en lesuren voor burgerschap, tussen mbo-
instellingen erg kan verschillen. Bepaalde mbo-instellingen geven éen jaar burgerschap, andere
instellingen twee, drie of zelfs vier jaar. De afrondingseis van burgerschap verschilt zowel, intern als
extern tussen de mbo-instellingen. Bepaalde mbo-instellingen geven aan dat er enkel
aanwezigheidsplicht is, terwijl andere mbo-instellingen een combinatie van inspanningseisen
verplichten om het vak te behalen.
Ook de ruimte voor discussie over maatschappelijke vraagstukken en actuele onderwerpen kan
zowel tussen, als binnen mbo-instellingen verschillen. Dit hangt vaak samen met de methode die de
docenten volgen. De zelfontwikkelde methoden laten vaak ruimte over voor discussie en inbreng
vanuit studenten. De ruimte voor discussie wordt deels bepaald door de docent. Al een docent de
vruchtbaarheid van een discussie niet inziet, kan de docent kiezen om de discussie stop te zetten.
Veel docenten zien het burgerschapsonderwijs als een ondergeschoven kindje op het mbo. De
docenten met vrije uurtjes moeten het erbij geven, waardoor er niet altijd docenten met kennis van
de materie voor de klas komen te staan. Dit zien de docenten die hebben meegewerkt in het
onderzoek niet altijd positief in: dit kan de waarde van het vak naar beneden halen. Er is ook een
groep docenten die graag zou zien dat er een urenverplichting in de wet komt vast te liggen. Dit is
echter een lastige kwestie want niet iedere docent wordt gelukkig van meer eisen aan het onderwijs.
De geïnterviewde docenten geven aan dat er een sterke wens is meer om eenduidigheid te creëren
binnen burgerschap op het mbo. Hierbij is het belangrijk dat de mbo-instellingen elk een visie
opstellen en deze ook uitdragen. Uit het onderzoek blijkt dat de mbo-instelling, visie, locatie en
opleiding invloed hebben op de invulling van burgerschap. Uit het onderzoek blijkt echter dat de visie
vaak zo breed is, dat het lastig is om deze concreet te maken. Het is aan de docent om de brede visie
te implementeren in het onderwijs dat hij/zij geeft. Hierdoor wordt het onderwijs erg persoonlijk.
De invulling van het burgerschapsonderwijs op het mbo is dus erg afhankelijk van de docent.
De aanbevelingen die voortvloeien uit de resultaten zijn: mogelijkheden onderzoeken naar het
vastleggen van burgerschapsuren in de wet, mogelijkheden onderzoeken voor trainingen voor
docenten, mogelijkheden onderzoeken om visies op mbo-instellingen te laten doorwerken en met
studenten in gesprek gaan over het burgerschapsonderwijs.
Inhoudsopgave 1. Inleiding ............................................................................................................................... 8
1.1 Aanleiding ................................................................................................................................ 8
1.2 Probleemstelling ...................................................................................................................... 8
2. Doel- en vraagstelling ........................................................................................................... 9
2.1 Doelstelling .............................................................................................................................. 9
2.2 Vraagstelling ............................................................................................................................ 9
3. Theoretisch kader ............................................................................................................... 10
3.1 De inhoudelijke invulling van het burgerschapsonderwijs ................................................... 10
3.2 De praktische invulling van het burgerschapsonderwijs ....................................................... 13
3.3 Overzicht variabelen .............................................................................................................. 15
3.4 Conceptueel model ............................................................................................................... 16
4. Methodehoofdstuk ............................................................................................................. 17
4.1 Operationalisatie van de variabelen ..................................................................................... 17
4.2 Onderzoeksmethoden ........................................................................................................... 19
4.3 Onderzoeksinstrumenten ...................................................................................................... 19
4.4 Onderzoekgroep .................................................................................................................... 19
4.5 Data-analyse .......................................................................................................................... 20
5. De inhoudelijke invulling van burgerschapsonderwijs ........................................................... 21
5.1 Doel van burgerschapsonderwijs .......................................................................................... 21
5.2 Vier dimensies ....................................................................................................................... 23
6. De praktische invulling van het burgerschapsonderwijs ........................................................ 27
6.1 De praktische invulling van burgerschap............................................................................... 27
7. Analyse ............................................................................................................................... 31
7.1 De inhoudelijke invulling van burgerschapsonderwijs .......................................................... 31
7.2 De praktische invulling van burgerschapsonderwijs ............................................................. 33
8. Conclusie ............................................................................................................................ 37
8.1 Antwoord deelvraag 1 ........................................................................................................... 37
8.2 Antwoord deelvraag 2 ........................................................................................................... 37
8.3 Antwoord deelvraag 3 ........................................................................................................... 38
8.4 Beantwoording hoofdvraag ................................................................................................... 39
9. Discussie ............................................................................................................................. 41
9.1 Corona ................................................................................................................................... 41
9.2 Onderzoeksmethode ............................................................................................................. 41
9.3 Afgenomen interviews .......................................................................................................... 42
10. Aanbevelingen .................................................................................................................... 43
Bibliografie ................................................................................................................................ 44
Bijlagen...................................................................................................................................... 46
1. Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB ....................................................................... 46
2. Interviewlijst ............................................................................................................................................ 49
3. Vragenlijst voor docenten thuis ............................................................................................................... 50
4. Overzicht mbo-instellingen in Nederland ................................................................................................ 51
5. Overzicht resultaten inleidende vragen interview ................................................................................... 53
6. Antwoorden bij variabele: doel van burgerschapsonderwijs, indicator: doel docent ............................. 54
7. Antwoorden bij variabele: doel van burgerschapsonderwijs, indicator: brede visie mbo-instelling ....... 57
8. Antwoorden bij variabele: vier dimensies, indicator: verdeling van de dimensies ................................. 59
9. Antwoorden bij variabele: vier dimensies, indicator: behandeling politiek-juridische dimensie ............ 61
10. Antwoorden bij variabele: vier dimensies, indicator: behandeling sociaal-maatschappelijke dimensie
63
11. Antwoorden bij variabele: vier dimensies, indicator: typen burgerschap .......................................... 65
12. Antwoorden bij variabele: praktische invulling van burgerschap, indicator: moment in het
onderwijsprogramma ....................................................................................................................................... 66
13. Antwoorden bij variabele: praktische invulling van burgerschap, indicator: afrondingseis................ 68
14. Antwoorden bij variabele: praktische invulling van burgerschap, indicator: lesvoorbereiding .......... 69
15. Antwoorden bij variabele: praktische invulling van burgerschap, indicator: sterkere positie ............ 72
1. Inleiding
8
1. Inleiding
1.1 Aanleiding De aanleiding van het onderzoek is de vraag naar verdieping in het burgerschapsonderwijs op het
mbo. De vraag komt vanuit CDA-Tweede Kamerlid Anne Kuik. Mevrouw Kuik heeft het mbo-
onderwijs in haar portefeuille en wil graag verdieping in het burgerschapsonderwijs op het mbo. De
docenten burgerschap hebben de vrijheid om het burgerschapsonderwijs zelf vorm te geven en in te
vullen. Het onderzoek gaat verdieping in het onderwijs brengen, door te kijken naar de verschillen en
overeenkomsten tussen mbo-instellingen op het gebied van het burgerschapsonderwijs.
1.2 Probleemstelling Op het mbo wordt burgerschapsonderwijs gegeven aan de hand van de vier dimensies die zijn
vastgelegd in de wet. Deze dimensies zijn: het vitaal burgerschap, de sociaal-maatschappelijke
dimensie, de economische dimensie en de politiek-juridische dimensie. Er zijn kwalificatie-eisen
vastgesteld in de wet waar mbo-instellingen zich aan horen te houden (Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, 2019). Hierdoor is er veel vrijheid om het onderwijs in te vullen. Naast de
vier dimensies van burgerschap, is de vaardigheid ‘kritische denkvaardigheden’ toegevoegd aan het
programma (Elfering, Baay, & Baarda, 2019).
Burgerschapsonderwijs is in te vullen aan de hand van de bovenstaande vier dimensies (Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2019). Door deze vrijheid worden er per instelling en soms
zelfs per opleiding, andere onderwerpen behandeld bij burgerschap. Hier zijn later ook de kritische
denkvaardigheden aan toegevoegd (Heerts T. , 2020). Uit onderzoek blijkt dat dat de invulling van
het onderwijs per opleiding en per school kan verschillen (ECBO, 2019).
Het onderzoek naar de invulling van burgerschapsonderwijs op het mbo gaat in kaart brengen wat de
verschillen en overeenkomsten zijn van het burgerschapsonderwijs. Uit onderzoek is gebleken dat
het voor burgerschapsdocenten niet altijd helder is wat er exact wordt verwacht van het onderwijs.
Dit resulteert onder andere in verschillende manieren van toetsing, de uren die aan burgerschap
worden besteed maar ook de besproken onderwerpen kunnen per instelling verschillen. Deze vragen
komen terug in het onderzoek. Het probleem is dat er geen duidelijk beeld is van de verschillende
invullingen van burgerschapsonderwijs. Dit onderzoek biedt inzicht in burgerschapsonderwijs als het
gaat om de doelen van burgerschap, vier dimensies en de praktische invulling.
2. Doel- en vraagstelling
9
2. Doel- en vraagstelling
2.1 Doelstelling De invulling van het burgerschapsonderwijs door docenten op het mbo, staat in dit onderzoek
centraal. Het doel is om meer inzicht te krijgen in de inhoud van het burgerschapsonderwijs op het
mbo. Het interne doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de invulling van burgerschap op
het mbo en te kijken naar verschillen en overeenkomsten tussen mbo-instellingen.
Dit is in overeenstemming met het externe doel. Mevrouw Kuik wil verdieping in het
burgerschapsonderwijs op het mbo. De beoogde resultaten van het onderzoek kunnen dit bieden.
Als er inzicht is over de invulling, kan mevrouw Kuik eventueel vanuit haar positie als Kamerlid,
Kamervragen stellen en vervolgonderzoek doen. Ook als er tijdens het onderzoek andere zaken naar
voren komen kan mevrouw Kuik hier verder op inspelen.
Om de verschillen in de invulling van het burgerschapsonderwijs in kaart te brengen is er op een
aantal speerpunten gefocust. Het doel is een overzichtelijk beeld te creëren in de verschillen binnen
het burgerschapsonderwijs op het gebied van het doel van de docent, de vier dimensies en de
praktische invulling van de lessen.
2.2 Vraagstelling De hoofdvraag voor dit onderzoek luidt:
‘Hoe wordt er door burgerschapsdocenten invulling gegeven aan burgerschap op het mbo?’
Om deze hoofdvraag te beantwoorden zijn er deelvragen opgesteld. De deelvragen zijn:
Wat zijn de doelen van de docenten die burgerschap geven?
Burgerschapsonderwijs ligt vastgelegd in de wet, maar laat de invulling vrij aan docenten. Hierdoor
kan de definitie van de wet, op een eigen manier worden uitgelegd aan de studenten, gebaseerd op
het doel van de docent. Als er wordt gekeken naar de doelen van docenten, is het een interessante
vraag om te kijken naar hoe de docenten dit doel willen bereiken. Hier kan ook gekeken worden naar
of er een visie is vanuit de instelling zelf, heeft de instelling hier een instelling brede visie op? En is er,
binnen en/of buiten de instelling contact met andere burgerschapsdocenten voor overeenstemming?
Hoe wordt invulling gegeven aan de vier dimensies van burgerschapsonderwijs? Burgerschapsonderwijs vindt haar basis in de wet, waarbij vier dimensies zijn geformuleerd.
Docenten zijn vrij om hun onderwijs in te vullen en zijn alleen verplicht om de vier dimensies te
behandelen. Dit roept de vraag op hoe er invulling wordt gegeven aan de dimensies, of er dominante
dimensies zijn en of de dimensies evenredig worden verdeeld? Daarna wordt gekeken naar de
verschillende typen burgerschap zodat er onderzocht kan worden welk type docenten gebruiken in
de lessen. Dit wordt allemaal onderzocht in de interviews met de burgerschapsdocenten.
Wat is de wijze waarop burgerschapsonderwijs in de praktijk wordt toegepast?
Burgerschapsonderwijs heeft haar basis bij de dimensies. Dit roept de vraag op, in hoeverre er
verschil is tussen opleidingen en instellingen. Om een helder beeld te vormen over de wijze waarop
dit bij mbo-instellingen wordt gedaan, is het handig om een aantal punten te vergelijken. Zo wordt er
gekeken naar de manier waarop burgerschap wordt afgerond, of studenten input kunnen leveren
voor de inhoud van de lessen en of er op actualiteiten wordt ingespeeld.
3. Theoretisch kader
10
3. Theoretisch kader Mbo-instellingen zijn wettelijk verplicht om burgerschapsonderwijs te geven. In dit onderzoek wordt
burgerschapsonderwijs opgedeeld in twee onderdelen: de inhoudelijke invulling en de praktische
invulling van burgerschap. De inhoudelijke invulling gaat over de totstandkoming van de wet, de vier
dimensies en de verschillende typen burgerschap. De paragraaf over de praktische invulling van het
burgerschapsonderwijs, gaat in op de vertaling van de wet naar de praktijk. Hierbij wordt er gekeken
naar het moment in het onderwijsprogramma, de afrondingseis en naar de lesvoorbereiding.
3.1 De inhoudelijke invulling van het burgerschapsonderwijs Deze paragraaf gaat over het doel van het burgerschapsonderwijs, de inhoud van de vier dimensies
en de verschillende typen burgerschap.
3.1.1 Het doel van burgerschapsonderwijs Tijdens de formatie van Kabinet Balkenende II zei Balkenende het volgende: ‘wij praten hier over het
burgerschap in het onderwijs, voor betere integratie’. Balkenende heeft zich sindsdien hard gemaakt
om burgerschap in het onderwijs te integreren (Hurenkamp M. , 2017). Op 9 december 2005 is het
burgerschapsonderwijs op het basis- en voortgezet onderwijs opgenomen in de wet (Inspectie van
het Onderwijs, 2006). Omdat er niet één manier van onderwijs de beste is voor de verschillende
instellingen, hebben zij de mogelijkheid om zelf invulling te geven aan het burgerschapsonderwijs.
In 2010 is de wet ‘Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB’ in werking getreden, met
daarin specifieke eisen voor het burgerschapsonderwijs op het mbo. Artikel 17A van deze wet geeft
aan dat er kwalificatie-eisen aan burgerschap worden gesteld. Deze kwalificatie-eisen staan in de wet
vermeld in bijlage 1, bij het onderdeel burgerschap (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, 2019). In de wet staat omschreven dat mbo-instellingen verplicht zijn om
burgerschapsonderwijs te geven, maar vrijstaan om dit aan de hand van de vier dimensies in te
vullen (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2019).
Ondanks het feit dat mbo-scholen het burgerschapsonderwijs verschillend invullen, is het doel
hetzelfde: mbo-studenten worden via burgerschapsonderwijs klaargestoomd voor actieve
participatie in de maatschappij (van Engelshoven, 2019). De manier waarop dit wordt ingevuld, is vrij
en afhankelijk van de bestuurders en docenten. Iedere docent geeft les op zijn of haar eigen manier
en brengt zo het doel: ‘studenten opleiden voor actieve participatie in de maatschappij’ op zijn/haar
eigen manier over (Nieuwelink, 2020).
Door de vrijheid van docenten is er veel verschillend burgerschapsonderwijs. Om meer eenheid te
creëren binnen het burgerschapsonderwijs, is er aan de mbo-instellingen gevraagd om een visie op
te stellen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat 21 van de 56 scholen, daadwerkelijk een visie op het
burgerschap hebben ontwikkeld (van Opstal, 2018). Een kanttekening hierbij is dat niet alle mbo-
instellingen een concrete visie hebben, en soms genoegen nemen met de examenreglementen. Dit
onderzoek toont aan dat bestuurders van de mbo-instellingen vaak een abstracte visie vormen,
terwijl de uitvoerende docenten dit meer praktijkgericht zien (van Opstal, 2018). Dit maakt het lastig
om de visie concreet te maken en uit te voeren. De visie vanuit de mbo-instellingen kan bepalend zijn
voor het doel van de docent.
De variabele ‘doel van burgerschapsonderwijs’ wordt onderzocht aan de hand van twee indicatoren.
De eerste indicator is het doel van de docent. Om dit te onderzoeken wordt er gekeken naar het
concrete doel van de docent en hoe de docent dit doel wil bereiken. De tweede indicator is de visie
vanuit de mbo-instelling, hierbij wordt er gekeken of een brede visie vanuit de mbo-instelling is
geformuleerd.
3. Theoretisch kader
11
Variabele Indicator Variatie
Doel van burgerschapsonderwijs
Doel docent Concrete doel docent Invulling doel docent
Visie vanuit de mbo-instelling Brede visie mbo-instelling Tabel 1: Doel van burgerschapsonderwijs
3.1.2 De dimensies van het burgerschapsonderwijs Burgerschapsvorming is een belangrijk onderdeel van het mbo-onderwijs en heeft als doel om kennis
en vaardigheden over te brengen bij de studenten (Heerts & Bussemaker, 2017). Met deze kennis en
vaardigheden kunnen de studenten, na het behalen het diploma, participeren in de Nederlandse
samenleving (Young Impact, n.d.). Tijdens deze lessen worden de studenten gestimuleerd om, dan
wel in- of actief, deel uit te maken van de Nederlandse gemeenschap.
De fundering van het burgerschapsonderwijs voor het mbo ligt vast in de wet: ‘Examen- en
kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB’. Hierin staan vier dimensies beschreven: sociaal-
maatschappelijk, economisch, politiek-juridisch en vitaal burgerschap. De dimensies komen terug in
iedere beroepsrichting, leerweg en niveau (Heerts & Bussemaker, 2017). Mbo-instellingen vrij zijn
om het onderwijs aan de hand van de dimensies in te vullen (Speelman, 2017).
Eén van de achterliggende gedachten om het burgerschapsonderwijs vrij in te laten vullen, is om het
onderwijs toegankelijker voor de studenten te maken. Door de invulling over te laten aan de
instellingen en docenten zelf, kan er worden ingespeeld op de lokale omgeving en de samenstelling
van de studenten (Inspectie van het Onderwijs, 2006). Het gaat er hier dus niet om hoe er onderwijs
wordt gegeven, het gaat erom dát er burgerschapsonderwijs wordt gegeven (Inspectie van het
Onderwijs, 2006, p. 4)
Deze vier dimensies van het burgerschapsonderwijs zijn:
Politiek-juridische dimensie Deze dimensie gaat over het vermogen en de bereidheid om deel te nemen aan de politieke
besluitvorming en focust zich op de betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende politieke
niveaus (van Bijsterveldt-Vliegenthart, Verburg, & Hirsch Ballin, 2019). De dimensie gaat in op de
basiswaarden van de Nederlandse samenleving, de omgang met waardendillema’s en de omzetting
naar meningen en handelen. (Heerts & Bussemaker, 2017). Er wordt ook aandacht geschonken aan
de actieve deelname van de democratie (Elfering, Baay, & Baarda, 2019).
Volgens de wet ‘Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB’ komen de volgende
onderwerpen bij de dimensie aan bod:
- De kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie, rechtstaat en het
rechtssysteem;
- De rol van de overheid;
- Belangrijkste politieke stromingen met daarbij maatschappelijke agenda’s;
- De rol en invloed van de politieke besluitvorming van belangengroeperingen en
maatschappelijke organisaties;
- Invloed van de Europese Unie op het Nederlandse overheidsbeleid en
- De invloed van de Europese Unie op de Nederlandse samenleving, rol en invloed van media.
3. Theoretisch kader
12
Economische dimensie Deze dimensie gaat over arbeidsgemeenschap en het arbeidsproces. Hieronder valt ook het
voorkomen van schulden en bijvoorbeeld de gevolgen van een lening (Heerts & Bussemaker, 2017).
Deze dimensie draait om het functioneren op de arbeidsmarkt maar ook binnen het bedrijfsleven.
Volgens de wet ‘Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB’ komen de volgende
onderwerpen bij de dimensie aan bod:
- De maatschappelijke functies en waardering van arbeid;
- De factoren die van invloed zijn op de bedrijfscultuur;
- De arbeidsverhoudingen in Nederland;
- De rol en de invloed van branche- of vakorganisaties;
- De rol van de overheid op het gebied van arbeid, de verzorgingsstaat en de
consumentenmarkt;
- De belangrijkste principes van budgettering;
- Kenmerken van duurzame consumpties en productie;
- De rol en de invloed van consumentenorganisaties en
- De invloed van de media op het bestedingspatroon van consumenten.
Sociaal-maatschappelijke dimensie Deze dimensie gaat over de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap
en om hier actief aan bij te dragen. Hieronder valt onder andere actieve deelname in de
gemeenschap en de acceptatie van verschillende culturen in de Nederlandse samenleving (Heerts &
Bussemaker, 2017). In deze dimensie is ook ruimte voor de lokale kunst, musea en maatschappelijke
discussies. De focus ligt op actieve participatie in de gemeenschap en omgang met sociale en
culturele verschillen (Elfering, Baay, & Baarda, 2019).
Volgens de wet ‘Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB’ komen de volgende
onderwerpen bij de dimensie aan bod:
- De grondrechten en plichten in Nederland;
- Kenmerken van de verschillende (sub)culturen in Nederland;
- Kenmerken van – en oorzaken van spanningen tussen – verschillende (sub)culturen en
bevolkingsgroepen in Nederland en
- Kenmerken van ethisch en integer handelen en het doel en de invloed van sociale en
professionele netwerken.
Vitaal burgerschap Vitaal burgerschap gaat over jezelf in de samenleving en over zelfreflectie op je eigen vitaliteit en
levensstijl. Er wordt aandacht geschonken aan sporten, bewegen, gevolgen van slechte voeding, seks,
alcohol en drugs. Dit focust op de eigen gezondheid en eigen vitaliteit (Elfering, Baay, & Baarda,
2019).
Volgens de wet ‘Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB’ komen de volgende
onderwerpen bij de dimensie aan bod:
- De kenmerken van een gezonde leefwijze waaronder de nationale norm gezond bewegen en
de aard, plaats en organisatie van gezondheidsbevorderende activiteiten in de samenleving;
- Bewustwording van eigen leefstijl;
- Gezondheidsrisico’s van leefstijl en werk;
- Bewustwording van voeding, roken, alcohol, drugs en seksualiteit.
3. Theoretisch kader
13
De vier dimensies hebben ieder thema’s, die behandeld kunnen worden tijdens de lessen
burgerschap. Naast deze thema’s, zijn er geen verdere normen aan gesteld aan het onderwijs. Van de
vier dimensies worden er twee dimensies onderzocht in dit onderzoek. De politiek-juridische en de
sociaal-maatschappelijke dimensies worden onderzocht, door te kijken naar de behandeling van de
verschillende thema’s die worden aanbevolen in de wet. Daarnaast wordt er onderzocht of er een
evenredige verdeling van de vier dimensies is, en of er eventueel een dominante dimensie is.
Typen burgerschap
Naast de vier dimensies van burgerschap, zijn er ook verschillende typen burgerschap te
onderscheiden. Burgerschapsdocenten leiden de studenten op, met als doel actieve participatie in de
maatschappij. De vorming van de studenten valt in drie typen te onderscheiden: individualistisch,
aanpassingsgericht en kritisch-democratisch burgerschap (Bron, 2006). Dit onderzoek richt zich op de
typen: individualistisch en aanpassingsgericht.
Bij individualistisch burgerschap staan individuele rechten en zelfontplooiing centraal. Deze
opgeleide studenten worden ook wel kritische burgers genoemd. De ‘kritische burger’ wordt geleid
door eigenbelang, vertaalt naar individuele rechten en vrijheden in de samenleving (Jeliazkova,
2015). Als alle individuen zich persoonlijk goed ontwikkelingen, is de ideale uitkomst zijn: een betere
samenleving voor iedereen. De tweede categorie is het aanpassingsgerichte burgerschap, waarbij het
aanpassen naar de gemeenschap centraal staat (Bron, 2006). Een ‘goede burger’ is veranderbaar,
functioneert juist en accepteert openbaar bestuur maar bovenal: de burger kent zijn/haar plaats in
de gemeenschap (Jeliazkova, 2015).
Uit het onderzoek van Jeliazkova (2015) blijkt dat de vorming van studenten afhankelijk is van de
sturing op burgerschap, de docent heeft dus invloed op de ontwikkeling van de student. Om erachter
te komen welke typen burgerschapsdocenten op het mbo hanteren, wordt de indicator typen
burgerschap, onderzocht door te kijken naar ‘individualistische en ‘aanpassingsgericht’ burgerschap.
Deze indicator valt onder de variabele ‘vier dimensies’ van het burgerschapsonderwijs.
De indicator ‘verdeling van de dimensies’ wordt verder onderzocht door te kijken of er een
evenredige verdeling van de dimensies is en of er een dominante dimensie is. De overige twee
indicatoren zijn de ‘behandeling politiek-juridische dimensie’ en ‘behandeling sociaal-
maatschappelijke dimensie’. De thema’s die bij deze indicatoren in de wet staan, komen hier terug.
Onderstaand tabel geeft de variabele ‘vier dimensies’ weer met daarbij de indicatoren die
onderzocht worden. De indicatoren worden onderzocht door middel van de variaties.
Variabele Indicator Variatie
Vier dimensies Verdeling van de dimensies Evenredige verdeling Dominante dimensie
Behandeling politiek-juridische dimensie
Parlementaire democratie, rechtstaat en het rechtssysteem Rol van de overheid Politieke stromingen Rol van media
Behandeling sociaal-maatschappelijke dimensie
De grondrechten en plichten in Nederland; Kenmerken van de verschillende (sub)culturen in Nederland
Typen burgerschap Individualistisch Aanpassingsgericht
Tabel 2: Vier dimensies
3. Theoretisch kader
14
3.2 De praktische invulling van het burgerschapsonderwijs Het tweede deel van het onderzoek naar de invulling van het burgerschapsonderwijs door docenten,
is de praktische invulling. Deze paragraaf bevat literatuur over wat er al bekend is over het moment
in het onderwijsprogramma, de afrondingseis en de voorbereiding van burgerschapslessen.
3.2.1 De praktische invulling van burgerschap Burgerschapsonderwijs is vrij in te vullen aan de hand van vier dimensies (van Bijsterveldt-
Vliegenthart, Verburg, & Hirsch Ballin, 2019). Op dit moment blijkt uit eerder onderzoek dat er veel
verschil zit in de invulling van burgerschapsonderwijs bij mbo-instellingen.
Moment in het onderwijsprogramma
Zo zit er bijvoorbeeld verschil in het moment, van het onderwijsprogramma waarop
burgerschapsonderwijs wordt gegeven: de ene instelling doet dit alleen in het eerste jaar van de
opleiding terwijl andere instellingen dit ieder jaar terug laten komen. Het kan ook zo zijn dat
burgerschap zit verweven in de leerlijn van de mbo-instelling (ECBO, 2019). Dit wordt allemaal
bepaald door de onderwijsteams binnen de mbo-instellingen.
Dit heeft ook te maken met de hoeveelheid uren die worden vrijgemaakt om burgerschap te geven.
De wet geeft niet aan hoeveel uren er aan burgerschapsonderwijs besteed moet worden: ook dit is
vrij in te vullen en wordt bepaald door de onderwijsteams. Het kan dus zijn dat een mbo-instelling
een uur per week burgerschap geeft terwijl een andere instelling dit bijvoorbeeld verspreidt over vier
algemene burgerschapsdagen.
De variabele ‘praktische invulling van burgerschap’ wordt onderzocht door te kijken naar de indicator
‘moment in het onderwijsprogramma’. De indicator wordt onderzocht door te kijken naar het aantal
uren dat er burgerschap wordt gegeven en in welk studiejaar dit is.
Afronding van burgerschap
Niet alleen in deze praktische zaken komen terug maar ook de afronding van burgerschap verschilt
tussen instellingen (ECBO, 2019). Burgerschap is een inspanningsverplichting, en dient behaald te
worden voor het diploma in ontvangst genomen kan worden. Uit eerder onderzoek is gebleken dat
dit per instelling erg kan verschillen. De inspanningsverplichting kan op verschillende manieren
behaald worden (Elfering, den Boer, & Tholen, 2016). De meest voorkomende inspanningseisen zijn:
het maken van opdrachten, het schrijven van een portfolio, een eindgesprek, aanwezigheid bij
voorlichtingen en het maken van toetsen. Hieruit is een combinatie mogelijk.
De ‘praktische invulling van burgerschap’ wordt ook onderzocht door te kijken naar de indicator
‘afronding van burgerschap’. De variatie die hierbij hoort is de afrondingseis van burgerschap.
Lesvoorbereiding
Een belangrijk onderdeel van de praktische invulling van de lessen burgerschap, is de voorbereiding
op de les zelf. Burgerschapsonderwijs is anders dan de gemiddelde les, omdat de invulling niet ligt
vastgelegd in de theorie, zoals bij bijvoorbeeld Nederlands of Frans. De periode en de beschikbare
uren hebben invloed op de invulling van de les.
Een format voor lesvoorbereiding kan bestaan uit vijf verschillende onderdelen (van Pinxteren,
2015). De eerste stap is het leerdoel van de les helder krijgen: wat moet de student na deze les
weten? De tweede stap gaat over de activiteiten van de docent en de student zelf. Hierbij is het
interessant om te kijken naar de mogelijkheid om te discussiëren over maatschappelijke
vraagstukken. De inbreng vanuit studenten voor de invulling van het onderwijs, kan ervoor zorgen
dat studenten zich meer betrokken voelen bij het burgerschapsonderwijs (Pfeifer, 2019). Ook actuele
3. Theoretisch kader
15
onderwerpen kunnen een goede opening van de les zijn (Schlebos, 2017). De invulling van het
burgerschapsonderwijs is ook afhankelijk van het lesmateriaal wat de student gebruikt. Hanteert de
docent bijvoorbeeld een lesboek, of is het volledig gebaseerd op actualiteiten. Dit speelt allemaal
een rol bij de invulling van het burgerschapsonderwijs.
De derde stap van de lesvoorbereiding is het kijken naar het tijdsbestek, zodat alle onderdelen van
de voorbereidde les ook daadwerkelijk worden behandeld. De vierde stap is het hanteren van een
vaste introductie en afsluiting en de vijfde stap geeft aan dat het werken met een afvinklijst voor
lesmateriaal handig, zodat tijdens de les geen onderbreking plaats vindt (van Pinxteren, 2015)
De variabele ‘praktische invulling van burgerschap’ wordt naast de overige twee indicatoren ook
onderzocht door te kijken naar de lesvoorbereiding. De indicator is opgedeeld in drie variaties: het
lesmateriaal dat wordt gebruikt, de behandeling van de actualiteiten en de mogelijkheid tot inbreng
van de studenten. In dit onderzoek wordt er ook gekeken naar de mogelijkheden om de positie van
het burgerschapsonderwijs te versterken. De vierde indicator is daarom ‘positie van burgerschap’. Dit
wordt onderzocht door de docenten te vragen hoe de positie van burgerschap versterkt kan worden.
Variabele Indicator Variatie
Praktische invulling van burgerschap
Moment in het onderwijsprogramma
Uren burgerschap Studiejaar
Afronding van burgerschap Afrondingseis
Lesvoorbereiding Lesmateriaal Behandeling actualiteiten Inbreng studenten
Positie van burgerschap Sterkere positie
Tabel 3: Praktische invulling van burgerschap
3.3 Overzicht variabelen Deze paragraaf bevat een schematische weergave van de drie variabelen die in dit onderzoek
centraal staan. Elke variabele bevat één of meerdere indicatoren, die elk door een variatie worden
onderzocht. Dit tabel is gebaseerd op de twee voorgaande paragrafen.
Variabele Indicator Variatie
Doel van burgerschapsonderwijs
Doel docent Concrete doel docent Invulling doel docent
Visie vanuit de mbo-instelling Brede visie mbo-instelling
Vier dimensies Verdeling van de dimensies Evenredige verdeling Dominante dimensie
Behandeling politiek-juridische dimensie
Parlementaire democratie, rechtstaat en het rechtssysteem Rol van de overheid Politieke stromingen Rol van media
Behandeling sociaal-maatschappelijke dimensie
De grondrechten en plichten in Nederland Kenmerken van de verschillende (sub)culturen in Nederland
Typen burgerschap Individualistisch Aanpassingsgericht
Praktische invulling van burgerschap
Moment in het onderwijsprogramma
Uren burgerschap Studiejaar
3. Theoretisch kader
16
Afronding van burgerschap Afrondingseis
Lesvoorbereiding Lesmateriaal Behandeling actualiteiten Inbreng studenten
Positie van burgerschap Sterkere positie
Tabel 4: Overzicht variabelen
3.4 Conceptueel model In deze paragraaf wordt de link tussen de variabelen van het onderzoek schematisch weergeven. De
verbanden zullen eerst kort worden toegelicht, waarop de schematische weergave volgt.
De wet: ‘Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB’ wordt in dit onderzoek opgedeeld
in twee onderdelen: de inhoudelijk invulling van burgerschapsonderwijs en de praktische invulling
van burgerschapsonderwijs. De inhoudelijke invulling bestaat uit twee variabelen: het doel van
burgerschapsonderwijs en de vier dimensies. Beide indicatoren hangen samen met de inhoudelijke
invulling.
De praktische invulling van burgerschapsonderwijs is het tweede onderdeel van het onderzoek. Dit
onderdeel bevat éen variabele: de praktische invulling van burgerschapsonderwijs. De variabele die
hierbij hoort is ‘praktische invulling van burgerschap’. Deze variabele wordt onderzocht door het
moment in het onderwijsprogramma, de afronding van burgerschap, de lesvoorbereiding en de
positie van burgerschap.
Figuur 1: Conceptueel model
4. Methodehoofdstuk
17
4. Methodehoofdstuk Dit hoofdstuk geeft weer hoe de onderzoeksvragen onderzocht zullen worden.
4.1 Operationalisatie van de variabelen De onderzoeksmethode voor alle deelvragen zijn interviews. De interviewlijst is te vinden in de bijlage en komt voort uit de operationalisatie.
Deelvraag Variabele Indicator Variatie Interviewvraag
1: Wat zijn de doelen van de docenten die burgerschap geven?
Doel van burgerschaps-onderwijs
Doel docent Concrete doel docent
Wat is het doel van burgerschaps-onderwijs? Wat voor studenten wilt u opleiden?
Invulling doel docent Hoe wilt u dit doel bereiken?
Visie vanuit de mbo-instelling
Brede visie mbo-instelling Is er een algemene visie vanuit instelling op burgerschaps-onderwijs? Weet u wat er van u wordt verwacht? Is er contact met andere docenten binnen de instelling over burgerschapsonderwijs?
2: Hoe wordt invulling gegeven aan de vier dimensies van burgerschapsonderwijs?
Vier dimensies
Verdeling van de dimensies
Evenredige verdeling Komen de vier dimensies van burgerschap evenredig aan de orde in de urenverdeling?
Dominante dimensie Merkt u of er dominante dimensies zijn?
Behandeling politiek-juridische dimensie
Parlementaire democratie, rechtstaat en het rechtssysteem
Hoe wordt er invulling geven aan de politiek juridische dimensie van het burgerschap? Wordt er aandacht besteed aan de parlementaire democratie, de rechtstaat en het rechtssysteem?
Rol van de overheid Wordt er uitleg gegeven over de rol van de overheid?
Politieke stromingen
Wordt er gesproken over verschillende politieke stromingen?
4. Methodehoofdstuk
18
Rol van media Wordt er gesproken over de rol van de media op het Nederlands bestel?
Behandeling sociaal-maatschappelijke dimensie
De grondrechten en plichten in Nederland
Hoe wordt er invulling gegeven aan de sociaal-maatschappelijke dimensie? Wordt er aandacht besteed aan de grondrechten en plichten in Nederland?
Kenmerken van de verschillende (sub)culturen in Nederland
Wordt er aandacht besteed aan (sub)culturen?
Typen burgerschap Individualistisch Aanpassingsgericht
Focust u zich op individuele rechten en zelfontplooiing? Zo ja: hoe doet u dat? Focust u zich op aanpassingsgerichte burgers? Zo ja: hoe doet u dat?
3: Wat is de wijze waarop burgerschapsonderwijs in de praktijk wordt toegepast?
Praktische invulling van burgerschap
Moment in het onderwijsprogramma
Uren burgerschap
Hoelang is de periode dat studenten burgerschap krijgen? Hoeveel uren?
Studiejaar In welk jaar krijgen de studenten burgerschap?
Afronding van burgerschap
Afrondingseis Hoe wordt burgerschap afgerond?
Lesvoorbereiding Lesmateriaal
Baseert u uw lessen op lesboeken? Of is er veel vrije invulling?
Behandeling actualiteiten
Is er ruimte tijdens de lessen om actualiteiten te bespreken? Is er ruimte voor discussie (over maatschappelijke vraagstukken)?
Inbreng studenten Komen de studenten zelf met onderwerpen tijdens burgerschap?
Positie van burgerschap
Sterkere positie Wat is er nodig om het burgerschapsonderwijs een sterkere positie te geven?
Tabel 5: Operationalisatie van de variabelen
4. Methodehoofdstuk
19
4.2 Onderzoeksmethoden Bij dit onderzoek zijn verschillende onderzoeksmethoden toegepast. Dit onderzoek bevat
kwalitatieve onderzoeksmethoden. De link wordt gelegd met de onderzoeksvragen.
Deskresearch
Voor het onderzoek van is gestart, is er veel achtergrondinformatie verzameld. Dit is gedaan door
deskresearch te doen naar al bestaande informatie. (Baarda, et al., 2013). Er is ook een gesprek
geweest met dhr. Hesselink voor achtergrondinformatie. Dit was essentieel voor het onderzoek. De
informatie uit het Theoretisch Kader, is door deze onderzoekvormen gevonden. Door de
deskresearch zijn geen deelvragen beantwoord. Door ook achtergrondinformatie te verzamelen is de
betrouwbaarheid van het onderzoek sterker. Door meer bronnen te spreken en te verzamelen
worden er verschillende gegevens over burgerschap gedeeld. Dit werkt positief uit doordat er
triangulatie is toegepast.
Interviews
Er zijn interviews gehouden met burgerschapsdocenten. Deze interviews zijn gehouden om de
deelvragen te onderzoeken. De afgenomen interviews zijn diepte-interviews. Dit betekent dat er op
de standaardvragen is doorgevraagd (Baarda, et al., 2013). Er zijn zowel individuele als
groepsinterviews afgenomen. Vanwege de uitbraak van het COVID-19 virus, zijn de interviews
allemaal digitaal afgenomen. Deze onderzoekvorm is gekozen vanwege de uitbraak van het COVID-19
virus. In eerste instantie was het de bedoeling geweest om op locatie langs te gaan en in combinatie
met een werkbezoek interviews af te nemen.
4.3 Onderzoeksinstrumenten Het onderzoeksinstrument dat wordt gebruikt zijn open vragenlijsten voor interview in de vorm van
gestructureerde interviewlijsten. Hierbij staat een deel van de vragen vast en wordt er doorgevraagd
op de gegeven antwoorden. De vragenlijst staat in de bijlage. Zoals eerder vermeld zijn de interviews
zoveel mogelijk digitaal afgenomen. Vanwege veel respons op de vraag van de interviews is er ook
gekozen om de interviewlijsten via de mail te verspreiden. Mocht een afspraak inplannen niet
lukken, is er ook gekozen om de vragenlijst via de mail op te sturen.
De interviewvragen zijn gebaseerd op de indicatoren die de variabelen meten. Nadat de interviews
gehouden zijn worden de vragen gelabeld op basis van indicatoren in één bestand geplaatst. De
resultaten van deze interviews worden in de scriptie geanalyseerd en met elkaar vergeleken.
De deelvragen die door de interviews beantwoord zullen worden:
- Wat zijn de doelen van de docenten die burgerschap geven?
- Hoe wordt invulling gegeven aan de vier dimensies van burgerschapsonderwijs?
- Wat is de wijze waarop burgerschapsonderwijs in de praktijk wordt toegepast?
4.4 Onderzoekgroep Burgerschapsdocenten op het mbo
Voor de COVID19-crisis uitbrak was het de bedoeling om samen met bedrijfsbegeleider mevrouw
Kuik een ‘mbo-tour’ te organiseren, waar er bij zoveel mogelijk mbo-scholen bezocht zouden
worden. Tijdens deze tour zou de mogelijkheid ontstaan om met de studenten in gesprek te gaan en
de docenten te interviewen. Het is door de nieuwe omstandigheden onmogelijk om op de scholen
een werkbezoek te plannen. Daarom zijn de mbo-instellingen benaderd voor digitale interviews.
Dit heeft geresulteerd tot zesenveertig respondenten. Hiervan zijn er tweeëntwintig individueel
afgenomen via of Microsoft Teams of via Zoom. Daarnaast zijn er vier groepsinterviews geweest,
4. Methodehoofdstuk
20
waarin er in totaal met zeventien docenten gesproken is. Er zijn vijf docenten geweest die de
vragenlijst thuis hebben ingevuld. Dit laat nog twee respondenten over, deze respondenten hebben
tot op heden de vragenlijst niet teruggestuurd.
4.5 Data-analyse Voor het COVID19-virus was het de bedoeling om de interviews face-to-face af te nemen. Dit was
helaas niet meer mogelijk, het alternatief voor het afnemen van face-to-face interviews, is om via de
applicaties zoals ‘zoom’ en ‘Microsoft Teams’ de interviews af te nemen. Het proces van het afnemen
van de interviews is als volgt gegaan:
1. De variaties op de indicatoren omzetten in interviewvragen De indicatoren met bijhorende variaties staan omschreven in de operationalisatie. Hierbij is het
meetinstrument ook direct beschreven. De meetinstrumenten zijn namelijk de variaties omgezet in
interviewvragen.
2. Interviews houden Zodra het interview via zoom of Microsoft Teams wordt afgenomen, wordt er aan de geïnterviewde
gevraagd of het gesprek opgenomen kan worden. Dit maakt het achteraf gemakkelijker om de
afgenomen interviews verder te verwerken.
3. Transcriberen Het interview wordt samenvattend getranscribeerd (Smits, 2019). Dit houdt in dat het interview niet volledig wordt uitgetypt. Er is voor deze vorm gekozen omdat de onderzoeker meer tijd wil besteden aan het afnemen van de interviews dan aan het uittypen. Dit kan ertoe leiden dat de gegevens niet geheel neutraal worden gepresenteerd in het resultatenhoofdstuk. De onderzoeker is hier bewust van en heeft het zo letterlijk mogelijk getranscribeerd.
4. Coderen Nadat de interviews samenvattend zijn uitgeschreven, is er gecodeerd (Dingemanse, 2019). Om de deelvragen te beantwoorden zijn er indicatoren gekoppeld aan de deelvragen. Deze indicatoren zijn de basis voor de codes. Bij het axiaal coderen zijn uitkomsten van de indicatoren gelabeld en zijn de uitkomsten indicator samengevoegd. De onderzoeker heeft dit gedaan door verschillende documenten aan te maken waarin de antwoorden bij dezelfde indicatoren in worden gezet. Op deze manier staat het overzichtelijk in een bestand. Nadat dit is samengevoegd zijn de verschillende antwoorden op dezelfde deelvragen naar voren gekomen. Hieruit komen overeenkomsten en verschillen naar voren gekomen. De schema’s staan gepresenteerd in de bijlagen.
5. Verwerken interviewgegevens in scriptie De samengevatte interviews worden anoniem gemaakt en in de bijlage gezet. Interviewgegevens zullen grotendeels worden geparafraseerd. Dit houdt in dat de onderzoeker niet letterlijk uit de bijlage citeert maar het in eigen woorden verwerkt (Dingemanse, 2019).
5. Resultatenhoofdstuk
21
5. De inhoudelijke invulling van burgerschapsonderwijs Dit hoofdstuk geeft de resultaten van een deel van het onderzoek weer, zoals in het theoretisch
kader is uitgelegd. Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen: dit hoofdstuk geeft de resultaten van
het onderdeel ‘de inhoudelijke invulling van burgerschapsonderwijs’ weer.
De inhoudelijke invulling van burgerschapsonderwijs is onderzocht door te kijken naar twee
variabelen: ‘het doel van burgerschapsonderwijs’ en ‘de vier dimensies’. De eerste paragraaf richt
zich op de resultaten van het ‘doel van burgerschapsonderwijs’. Hier is gekeken naar het doel van de
docent, de invulling van het doel en de visie vanuit de mbo-instelling. De variabele ‘de vier dimensies’
is opgedeeld in vier indicatoren. Dit zijn: verdeling dimensies, behandeling politiek-juridische
dimensie, behandeling sociaal-maatschappelijke dimensie en typen burgerschap.
5.1 Doel van burgerschapsonderwijs Deze paragraaf bevat de resultaten van de indicatoren en variaties, zoals uit het onderzoek naar
voren gekomen. In de bijlagen staan overzichten met alle antwoorden per interviewvraag. Dit geldt
ook voor de overige indicatoren.
5.1.1 Doel van docent Per variatie wordt er toegelicht wat de meest voorkomende antwoorden zijn geweest. De indicator
‘doel van docent’ is onderzocht door te kijken naar het concrete doel van de docent en de invulling
doel docent.
Concrete doel docent
Om erachter te komen wat de docenten voor doel hebben bij het burgerschapsonderwijs, zijn de
vragen ‘wat is het doel van burgerschapsonderwijs?’ en ‘wat voor studenten wilt u opleiden?’
gesteld. De meest voorkomende antwoorden op deze interviewvragen worden hier getoond. De
beantwoording van deze twee interviewvragen, toont de resultaten bij het concrete doel.
Uit de resultaten komen verschillende doelen naar voren, waarbij er drie overkoepelende doelen zijn
te onderscheiden. Zo heeft een groep docenten als doel om haar studenten opleiden tot zowel
goede werknemers, als goede burgers. Onder dit doel valt ook een groep docenten die handvaten wil
bieden aan studenten, voor in de toekomst. Deze handvaten bestaan uit adviezen van de docenten
richting de studenten over eventuele handelingen in de toekomst. Dit kan een advies zijn vanuit de
docenten over waar de studenten kunnen aankloppen voor financiële hulp of gemeentelijke vragen.
Een ander doel dat naar voren komt, is de groep docenten die zich vooral focust op de eigen rechten
en plichten van de studenten en die zelfstandigheid van de studenten stimuleren. Deze docenten
willen de studenten leren te argumenteren om zo de eigen mening uit te laten dragen. Onderdeel
van dit doel is dat de studenten verder kijken dan de eigen leefomgeving, waardoor studenten
begrijpen dat andere culturen anders reageren in andere situaties. Deze wereldburgers begrijpen dat
niet alles gaat zoals zij eventueel zouden willen.
Het derde doel dat valt te onderscheiden, zijn de docenten die zich focussen op het toekomstige
beroepenveld van de studenten. Deze docenten geven aan dat een diploma leidt tot toegang tot het
beroepenveld, maar dat studenten vaak nog geen idee hebben wat ze daar te wachten staan. Deze
docenten gebruiken burgerschap om de studenten daarvoor op te leiden. Zo gebruiken ze
verschillende contexten om toekomstige situaties uit te leggen zodat studenten de opgedane kennis
kunnen toepassen in de praktijk.
5. Resultatenhoofdstuk
22
Invulling doel docent
De invulling doel docent is onderzocht door tijdens de interviews te vragen ‘hoe wilt u dit doel
bereiken’. Deze variatie hoort bij bovenstaande variatie ‘concrete doel docent’. Samen geven zij
inzicht in de indicator ‘doel docent’.
Docenten geven ieder eigen invulling aan de gestelde doelen, waardoor er meerdere manieren voor
invulling zijn. Veelvoorkomend is de koppeling tussen de lesmethode, de actualiteit en persoonlijke
verhalen van de docent. Dit kan ook zonder lesmethode, docenten geven aan bepaalde onderwerpen
te behandelen en dit tastbaar te maken voor de studenten. Het tastbaar maken doen zij bijvoorbeeld
door met de studenten naar het lokale gemeentehuis of naar Den Haag voor een werkbezoek te
gaan. Het tastbaar maken, kan ook door studenten te laten twijfelen aan de eigen mening, door
discussie aan te gaan of in gesprek te gaan. Er wordt aangegeven dat tussen deze twee vormen een
groot verschil zit: bij een discussie is een winnaar en bij een dialoog niet.
Een kleine groep docenten pakt het anders aan, in plaats van een lesmethode te volgen werken zij
enkel met workshops om de dimensies te behandelen. Bepaalde docenten combineren dit met de
verplichting om een verslag te schrijven, waarbij er kritisch nagedacht moet worden over de dag. Bij
bepaalde docenten is dit de eis, terwijl bij andere instellingen aanwezigheid enkel, voldoende is.
Tegenover deze workshops staat de toetsing van de theorie, waarbij er met een voldoende afgerond
moet worden, om burgerschap te behalen.
5.1.2 Visie vanuit de mbo-instelling De visie vanuit de mbo-instelling wordt onderzocht door te kijken naar de brede visie van de mbo-
instelling. Dit is gedaan met de interviewvragen: ‘is er een algemene visie vanuit instelling op
burgerschapsonderwijs?’, ‘weet u wat er van u wordt verwacht?’ en ‘is er contact met andere
docenten binnen de instelling over burgerschapsonderwijs?’.
De resultaten laten zien dat de meeste mbo-instellingen een visie naar buiten dragen. Hoe deze
meestal breed geformuleerde, visie wordt geïmplementeerd is erg verschillend. Een antwoord dat
veel naar voren komt is dat er een mbo-instelling-brede visie is, maar dat de implementatie aan de
docent wordt overgelaten. Sommige visies vanuit instellingen zijn zo breed, dat het lastig is om deze
concreet te maken. Hier tegenover staan de ervaringen van docenten die aan een examenplan
moeten voldoen en dus precies weten waar ze aan toe zijn.
Opvallend is ook dat er enkele docenten zijn die van het visieplan afweten maar niet zouden weten
wat erin staat. Een mogelijke reden hiervan is dat er vaak een visieplan is, maar dat er zoveel
verschillende teams met plannen zijn, dat het erg lastig is om bij te houden. Daarnaast worden er
binnen de instellingen soms ook meerdere lesmethoden behandeld.
De meeste docenten weten in bepaalde mate wat er van ze wordt verwacht. Enkele docenten
verwijzen rechtstreeks naar de kwalificatie-eisen zoals deze in de wet staan vermeld. Andere
docenten verwijzen naar de visie van de mbo-instelling. Uit de resultaten blijkt dat veel docenten de
visie, dan wel vanuit overheid dan wel vanuit mbo-instelling, zelf mogen invullen. Er zijn verschillende
reacties te onderscheiden als het gaat om de vrije invulling van de visie. Een aantal docenten vinden
het prettig dat ze niet worden beperkt in de vrijheid. Andere docenten hebben hier meer moeite
mee. Er wordt ook aangegeven dat er te weinig tijd voor burgerschap is, waardoor het niet de
aandacht krijgt dat het verdient. Dat burgerschap op het mbo een inspanningsverplichting is, wordt
vaak aangehaald. Uit de resultaten blijkt dat veel docenten het idee hebben dat burgerschap op
andere mbo-instellingen, snel kan worden behaald. Het voorbeeld wordt dan gegeven dat
5. Resultatenhoofdstuk
23
aanwezigheid bij een gastspreker of een werkbezoek voldoende is voor de afronding van
burgerschap.
Ook de resultaten op de vraag of er intern veel contact is, is uiteenlopend. Bepaalde docenten geven
aan burgerschapscoördinator, projectleider of aanspreekpunt te zijn. Andere docenten geven aan dat
er geen contact is met andere docenten binnen de mbo-instelling. Er is ook een tussenweg; een
aantal docenten geven aan dat er intern overleg is en dat de burgerschapsdocenten soms drie, vier of
vijf keer per studiejaar samen komen om het onderwijs door te spreken.
5.2 Vier dimensies Deze paragraaf bevat de resultaten van de indicatoren en variaties, zoals uit het onderzoek naar
voren is gekomen. De paragraaf bevat een samenvattende weergave van de resultaten, waarbij de
meest voorkomende antwoorden worden benoemd. In de bijlagen staan overzichten met alle
antwoorden per interviewvraag. Dit geldt ook voor de overige indicatoren. De paragraaf ‘vier
dimensies’ is opgedeeld in de sub-paragrafen: verdeling van de vier dimensies, behandeling politiek-
juridische dimensie, behandeling sociaal-maatschappelijke dimensie en typen burgerschap.
5.2.1 Verdeling van de vier dimensies De verdeling van de vier dimensies is onderzocht door te kijken naar twee variaties: evenredige
verdeling en dominantie dimensie. De resultaten die staan beschreven komen voort uit de
interviewvragen: ‘komen de vier dimensies van burgerschap evenredig aan orde in de
urenverdeling?’ en ‘merkt u of er dominante dimensies zijn?’.
Evenredige verdeling
Uit de resultaten komt naar voren dat veel docenten vinden dat zij de vier dimensies evenredig terug
laten komen. Deze docenten geven aan dat zij een lesmethode volgen, waarbij de vier dimensies
allemaal evenveel terugkomen. De docenten geven aan dat er vaak per periode een dimensie wordt
behandeld. De evenredige verdeling komt ook terug bij de mbo-instellingen die in plaats van lessen,
workshops organiseren. De studenten zijn verplicht om per dimensie een workshop te volgen. Er is
ook een groep docenten die aangeeft dat de verdeling van de vier dimensies erg afhankelijk is van de
persoonlijke keuze van de docent en ‘wat je er zelf van maakt’.
Er zijn veel docenten uit het vakgebied zorg en welzijn geïnterviewd. Het valt op dat binnen dit
vakgebied uiteenlopende antwoorden zijn gegeven op de vraag over de evenredige verdeling. Een
aantal docenten geeft aan dat er geen aandacht wordt besteed aan de vitale dimensie, omdat dit
verspreidt over de opleiding terugkomt. Andere docenten geven het tegenovergestelde aan: juist de
vitale dimensie is belangrijk voor het toekomstige werkveld. Daarnaast geven een aantal docenten
aan dat er minder tijd aan de vitale dimensie wordt besteed, dan aan de politiek-juridische. Dit wordt
bij het volgende kopje uitgelegd.
Dominantie dimensie
De resultaten geven aan dat de vitale dimensie erg verschillend wordt behandeld. Bepaalde
docenten geven aan dat deze dimensie meer uren krijgt dan de andere dimensies. Dit is niet in de
vorm van lesuren, maar in de vorm van sporturen. Andere docenten geven aan dat vitaal
burgerschap minder uren krijgt. De reden die hiervoor wordt gegeven, is dat de politiek-juridische
dimensie als lastig wordt ervaren en meer uren nodig heeft, deze extra uren worden bij het vitaal
burgerschap weggehaald.
5. Resultatenhoofdstuk
24
De economische dimensie wordt voor de studenten interessant zodra zij op stage zijn geweest en in
aanraking komen met de stagevergoeding. Dit geldt ook voor de vitale dimensie; de docenten geven
aan dat zodra de theorie raakvlak heeft met de persoonlijke leefwereld van de student, de theorie
interessanter wordt. Dit werkt ook zo bij de politiek-juridische dimensie. Als het gaat om lokale
politiek, lijken studenten het eerder interessant te vinden dan als het gaat over de Haagse politiek
wat verder van hun bedje is.
5.2.2 Behandeling politiek-juridische dimensie De behandeling politiek-juridische dimensie is onderzocht door de volgende interviewvragen: ‘hoe
wordt er invulling gegeven aan de politiek-juridische dimensie van burgerschap?’, ‘wordt er aandacht
besteed aan de parlementaire democratie, de rechtstaat en het rechtssysteem?’, ‘wordt er uitleg
gegeven over de rol van de overheid?’, ‘wordt er gesproken over verschillende politieke stromingen?’
en ‘de rol van de media op het Nederlandse bestel?’.
Op de algemene vraag: ‘hoe wordt er invulling gegeven aan de politiek-juridische dimensie?’, is het
antwoord vaak dat het boek als leidraad wordt gebruikt voor de verdeling. Docenten maken het
tastbaarder door lokale werkbezoeken te plannen en te combineren met de actualiteiten. Hier wordt
aangegeven dat er veel gebruik wordt gemaakt van voorbeelden uit de praktijk en de leefwereld.
Prodemos speelt bij de politiek-juridische dimensie een grote rol en wordt meerdere keren
aangehaald. De resultaten geven aan dat er veel gebruik wordt gemaakt van de online quizzen,
werkbezoeken een politiek spel waarbij studenten politieke partijen en coalitievorming naspelen.
Parlementaire democratie, rechtstaat en het rechtssysteem
Opvallend is dat de vraag over de parlementaire democratie, rechtstaat en het rechtssysteem vooral
laat zien dat de docenten met de studenten langs het Gemeentehuis, Provinciehuis of Tweede Kamer
gaan. Ook worden de verschillende methoden hier aangehaald. De onderwerpen zoals Prinsjesdag,
de fundering van de democratie en de politieke geschiedenis worden hier besproken.
Rol van de overheid
De rol van de overheid wordt volgens een aantal docenten uitgelegd door middel van de methodes,
filmpjes en werkvormen van Prodemos. Een docent geeft aan dat de studenten uitleg krijgen over
het proces rondom wetswijzigingen aan de hand van een voorbeeld dat dicht bij hen staat: de
alcohol leeftijdsverhoging van 16 naar 18 jaar. Hier wordt ook de rol van de overheid naar voren
gebracht door middel van de belastingdienst en de belastingaangifte. Hier wordt ook de link gelegd
met het werkveld, door bijvoorbeeld wetgeving voor de beroepscontext aan te halen: de overheid
bepaalt meer dan de studenten waarschijnlijk denken.
Politieke stromingen
De politieke stromingen in Nederland worden uitgelegd door middel van het boek en de opdrachten,
maar ook door het tastbaar te maken. Een veelvoorkomend voorbeeld is dat docenten de klas
opdelen in verschillende groepen, om vervolgens politieke partijen te ontleden en de kernpunten
laten presenteren. Een aantal docenten laat de studenten een stap verder denken en laat ze een
coalitieproces uitvoeren. Naast deze vorm, geven veel docenten ook aan dat ze studenten een
stemwijzer laten invullen om hierna met elkaar de uitkomsten te bespreken. Dit geldt dan als kapstok
voor uitleg over politiek links, rechts, conservatief en progressief.
5. Resultatenhoofdstuk
25
Rol van media
De rol van de media op het Nederlands bestel wordt aangehaald door te kijken naar de verzuiling,
ontzuiling en door framing van het nieuws uit te leggen. Het nieuwe fenomeen ‘fakenews’ wordt ook
een aantal keren aangehaald. Er zijn docenten dat de rol van de media bij andere lessen thuishoren,
terwijl andere docenten aangeven dat hier juist een aantal lessen expliciet aan worden besteed.
5.2.3 Behandeling sociaal-maatschappelijke dimensie Om inzicht te geven in de behandeling van de sociaal-maatschappelijke dimensie is er gekeken naar
de invulling van de sociaal maatschappelijke dimensie, de grondrechten en plichten in Nederland en
naar of er aandacht wordt besteed aan (sub)culturen.
Uit de resultaten komt naar voren dat de sociaal-maatschappelijke dimensie als een brede en
populaire dimensie wordt ervaren. Uit de interviewvragen blijkt dat er vooral praktisch invulling
wordt gegeven aan de dimensie door middel van workshops of gastsprekers. De docenten geven ook
aan dat de studenten uit de comfortzone getrokken worden, om met elkaar in gesprek te gaan.
De grondrechten en plichten in Nederland
Deze variatie is één van de thema’s die staat omschreven bij de sociaal-maatschappelijke dimensie.
Docenten geven echter aan dat dit thema meer bij de politiek-juridische dimensie hoort. De
docenten die dit wel onder de sociaal-maatschappelijke dimensie scharen geven aan dat er vooral
uitleg wordt gegeven over de grondrechten en plichten van de studenten. Een docent geeft aan dat
dit heel realistisch wordt gemaakt door de praktijk te combineren met de theorie. Het voorbeeld is
dat de docent verder wil gaan in de pauze van de studenten: dit veroorzaakt ophef.
Kenmerken van de verschillende (sub)culturen in Nederland
Bij de sociaal-maatschappelijke dimensie worden ook (sub)culturen in de Nederlandse samenleving
besproken. De resultaten geven weer dat hier een grote verscheidenheid in antwoorden en
mogelijkheden is. Er worden werkbezoeken gepland aan kerken, moskeeën en synagogen. Er wordt
veel aandacht besteed aan verschillende culturen en de kenmerken hiervan. Er komt ook veel naar
voren dat er, op ‘witte scholen’ veel wordt gesproken over culturen om de studenten een breder
perspectief te bieden. Dit wordt ook tastbaar gemaakt door in gesprek te gaan met medestudenten
en/of andere personen. Zo geven bepaalde mbo-instellingen de opdracht aan de studenten, om zich
te verdiepen in een andere cultuur en hier bijvoorbeeld een recept van te koken of een betoog over
te schrijven. Daarnaast wordt er ook veel aandacht geschonken aan diversiteit binnen de
samenleving en komt er bijvoorbeeld naar voren dat er met personen in gendertransitie wordt
gesproken.
5.2.4 Typen burgerschap De verschillende typen burgerschap zijn onderzocht door te kijken naar twee typen: individualistisch
en aanpassingsgericht burgerschap. Dit is onderzocht door de volgende interviewvragen: ‘focust u
zich op individuele rechten en zelfontplooiing? Zo ja: hoe doet u dat?’ en ‘focust u zich op
aanpassingsgerichte burgers? Zo ja: hoe doet u dat?’. Gedurende het onderzoek bleek dat deze vraag
veel onduidelijkheid bij de docenten opriep.
5. Resultatenhoofdstuk
26
Individualistisch
Uit de resultaten komt naar voren dat er een breed scala antwoorden op deze variatie is. De
individuele rechten van de student worden benadrukt door te kijken naar de rechten en plichten van
de student in de maatschappij. Bij zelfontplooiing worden diverse antwoorden geven. Zo richt een
respondent zich vooral op vergelijken van het eigen eetpatroon met andere studenten. Bij
zelfontplooiing komt ook naar voren dat studenten uitgedaagd worden om in gesprek te gaan met
andere studenten of een werkstuk te maken en dit vervolgens klassikaal bespreken. Docenten geven
aan dat dit ook een stukje stimuleren om de wereld ontdekken is. Daarnaast is door een respondent
aangegeven dat het onderwijs erop is gericht om studenten zichzelf te laten ontplooien.
Aanpassingsgericht
Een aantal docenten geeft aan dat er geen aandacht wordt besteed aan aanpassingsgerichte burgers,
met verschillende redenatie. Andere docenten geven aan dat de aanpassingsgerichte burgers juist
belangrijk zijn in de maatschappij, bijvoorbeeld door te kijken naar de omgang met andere
groeperingen in maatschappij en in het toekomstige beroep. Ook inleving in andere culturen horen
hierbij. Dit is dan niet enkel gericht op culturen anders dan de Nederlandse, maar ook op culturen
buiten een bepaalde samenleving, om. Ook komt hier naar voren dat aanpassingsgericht niet per se
het aanpassen op zich hoeft te zijn, maar ook het aanvoelen van de omgeving en het eventueel niet
verkondigen van de eigen mening.
6. Resultatenhoofdstuk
27
6. De praktische invulling van het burgerschapsonderwijs Dit is het tweede resultatenhoofdstuk van het onderzoek naar ‘de invulling van
burgerschapsonderwijs op het mbo’. De praktische invulling van het burgerschapsonderwijs toont de
uitkomsten van het onderzoek naar de variabele ‘de praktische invulling van burgerschap’.
6.1 De praktische invulling van burgerschap Het onderzoek naar deze variabele is gedaan door middel van de indicatoren: ‘moment in het
onderwijsprogramma’, ‘afronding van burgerschap’, ‘lesvoorbereiding’ en ‘sterkere positie’. Per
indicator worden de onderzoeksresultaten beschreven aan de hand van de variaties. Deze paragraaf
sluit af met een korte samenvatting van alle uitkomsten.
6.1.1 Moment in het onderwijsprogramma Het moment in het onderwijsprogramma is onderzocht door te kijken naar twee variaties: studiejaar
en uren burgerschap. De resultaten komen voort uit de volgende interviewvragen: ‘in welk jaar
krijgen de studenten burgerschap?’ en ‘hoelang is de periode en hoeveel uren krijgen de studenten
burgerschap?’. Er wordt eerst ingegaan op het studiejaar en vervolgens op het aantal uren.
Studiejaar
De resultaten geven aan dat er bij alle mbo-instellingen in ieder geval in het eerste studiejaar
burgerschap wordt gegeven. Er zijn drie mogelijkheden vanuit de resultaten te onderscheiden over
het studiejaar waarin burgerschap wordt gegeven. De eerste optie is om enkel in het eerste
studiejaar burgerschapsonderwijs te geven. De tweede optie is om dit verspreidt over het eerste én
het tweede studiejaar te onderwijzen. Hier wordt onderscheid gemaakt tussen de twee leerlijnen op
het mbo: voltijd studenten krijgen het eerste én het tweede jaar burgerschap, terwijl de
werken/leren studenten enkel het eerste jaar burgerschap krijgen. De derde optie is om burgerschap
alle studiejaren te onderwijzen. De derde en laatste optie kan op twee manieren worden ingevuld:
de eerste optie is om het als les op het rooster te geven, terwijl het ook verweven kan worden in de
algemene leerlijn.
Uren burgerschap
Het aantal uren dat er burgerschap wordt gegeven, hangt samen met het aantal jaren dat het
onderwijs wordt gegeven. Uit het onderzoek komt naar voren dat als er één jaar burgerschap wordt
gegeven, het aantal uren per week/periode hoger kan liggen. De resultaten geven aan dat docenten
die één jaar burgerschap geven, dit als te weinig ervaren. De docenten die twee studiejaren
burgerschap geven doen dat gemiddeld zo’n negentig minuten per week. Er zijn ook docenten die
burgerschap door de studiejaren heen hebben geven. Docenten geven aan dat het aantal uren vast is
gelegd door de onderwijsteams en dat de docenten hier geen invloed op kunnen uitoefenen worden.
De periode dat studenten burgerschap geven hangt dus samen met het aantal jaren dat zij
burgerschap krijgen. Hoe korter de periode, des te meer uren per week/periode. Dit wordt bevestigd
door de docenten die burgerschap over twee jaren verspreidt geven. Deze docenten geven aan dat
zij ieder studiejaar, twee perioden burgerschap geven. Het kan ook anders, zo geeft een docent als
voorbeeld dat er in het eerste jaar burgerschap als kennisvak wordt gegeven, in het tweede jaar de
praktische ervaring wordt opgedaan en in het derde jaar burgerschap wordt verweven.
6. Resultatenhoofdstuk
28
6.1.2 Afronding van burgerschap De afronding van burgerschap is onderzocht met de volgende interviewvraag: ‘hoe wordt
burgerschap afgerond?’.
Afrondingseis
Burgerschap is een kwalificatie-eis op het mbo en moet behaald zijn om je diploma in ontvangst te
kunnen nemen. Maar wat studenten moeten doen om de kwalificatie-eis te behalen verschilt per
instelling. Uit de resultaten blijkt dat er veel verschillende manieren en combinaties zijn om aan de
afrondingseis te voldoen. Het is opvallend dat er veel docenten zijn die een combinatie van
afrondingseisen hanteren. Zo moeten studenten vaak in bepaalde mate aanwezig zijn geweest bij de
lessen. Niet alle studenten voldoen op deze manier aan de inspanningsverplichting. Veel studenten
moeten een portfolio, een verslag of een bepaald aantal opdrachten inleveren. Docenten kiezen
ervoor om de studenten de opdrachten te laten presenteren en bij de presentatie, een actueel
probleem aan te koppelen. Het is meestal een combinatie van bovenstaande afrondingseisen.
De aanwezigheidsplicht verschilt per instelling tussen 80% en 100%. Als dit niet wordt behaald, zijn
de studenten verplicht om een vervangende opdracht moeten maken of naar een inhaaldag moeten.
Bij sommige mbo-instellingen geldt ook een aanwezigheidsplicht voor activiteiten buiten de school
zoals werkbezoeken en excursies. Er zijn ook docenten die aangeven dat de kennis per dimensie
wordt afgetoetst. Een kleine groep docenten geeft aan dat zij de materie via een toets toetsen,
waarbij de studenten per dimensie minimaal een voldoende moeten behalen.
6.1.3 Lesvoorbereiding De lesvoorbereiding van burgerschap gaat in op de lessen burgerschap zelf. Om hier een beeld van te
creëren is zijn de volgende variaties onderzocht: lesmateriaal, behandeling actualiteiten en inbreng
van studenten.
Lesmateriaal
De variatie lesmateriaal is getoetst door te vragen aan de docenten of er gebruikt is gemaakt van een
lesboek/methode of de lessen zijn gebaseerd op de vrije invulling. De resultaten laten zien dat er
vaak een combinatie van beide wordt toegepast. Opvallend is dat er veel docenten hebben
aangegeven dat zij door de jaren heen een eigen methode hebben ontwikkeld. De docenten die de
methode zelf hebben ontwikkeld geven aan dat dit vaak op basis van andere methoden is gedaan. De
reden hiervoor is dat de standaard lesmethoden niet genoeg ruimte over laten om in te spelen op
actualiteiten. Door zelf een methode te ontwikkelen is hier meer ruimte voor.
Naast dat veel docenten een eigen methode hebben ontwikkeld, zijn er ook veel docenten die
lesboeken en methoden hanteren. De methoden die vaak worden genoemd zijn de methoden ‘Code
Name Future’ en ‘Schokland’. Volgens de docenten, geven deze methoden sturing aan het onderwijs
door theorie te behandelen en hier opdrachten aan toe te voegen. Deze opdrachten worden online
geactualiseerd en geven ook op ‘andere manieren’ vorm aan het onderwijs door filmpjes te maken.
De methoden worden vaak gebruikt als leidraad: er blijft veel ruimte over voor discussie.
Behandeling actualiteiten
Deze variatie is getoetst door de docenten te vragen naar de ruimte voor discussie over
maatschappelijke vraagstukken en over de behandeling van de actualiteiten. De docenten geven aan
dat er veel wordt ingespeeld op de actualiteiten, om hier vervolgens over in discussie te gaan. Een
voorbeeld hiervan is dat docenten de les openen met tien minuten nieuws bespreken en te kijken
naar wat de gevolgen van het nieuws zijn. Hierbij kan de koppeling gemaakt worden met de
6. Resultatenhoofdstuk
29
dimensies van burgerschap. Het algemene beeld is dat de meeste docenten tijd vrijmaken om te
spreken over actualiteiten.
Een ander voorbeeld dat uit de resultaten naar voren komt is dat de docenten de les met een
provocerende stelling opent. Het doel hiervan is om reactie uit te lokken bij de studenten en op deze
manier te argumenteren. Het leren beargumenteren van meningen komt vaak naar voren als een
belangrijk onderdeel van burgerschap. Het leren beargumenteren komt ook terug bij de debatvorm
die de docenten gebruiken om met studenten in gesprek te gaan.
Niet alle docenten zijn voorstander van de discussievorm en gaan liever de dialoog aan met de
studenten. Dit kan zorgen voor een veiliger klimaat waar er geen goed, fout, verliezer of winnaar is.
Uit de resultaten blijkt ook dat de actualiteiten vaak als voorbeelden worden gebruikt om de theorie
tastbaar te maken. Er wordt aangegeven dat de actualiteiten bij bepaalde docenten alleen besproken
worden, als ze merken dat de studenten hier behoefte aan hebben. De docenten die methodes
gebruiken, geven aan dat er niet altijd de gewenste ruimte is om in te springen op actualiteiten die
dan wel door studenten, dan wel spontaan opkomen.
Inbreng studenten
De inbreng van de studenten is onderzocht door tijdens het interview de volgende vraag te stellen:
‘komen de studenten zelf met onderwerpen tijdens burgerschap?’. Uit de resultaten blijkt dat het
grootste deel van de docenten aangeeft aan dat er weinig input vanuit de studenten komt, alhoewel
er altijd ruimte voor is. Als de studenten met onderwerpen komen, zijn dat vaak de onderwerpen die
op dat moment in het nieuws zijn of waar ze tegenaan zijn gelopen tijdens de stage.
Als de studenten met onderwerpen komen, zijn dit onderwerpen die gaan over drugs, alcohol,
etnisch profileren, seksualiteit, vluchtelingen, stikstof en nu zelfs complottheorieën over de corona-
uitbraak. Docenten geven ook aan dat studenten niet per se een onderwerp aankaarten voorafgaand
aan de les, maar gedurende de les vragen stellen. Hier wordt dan ook op ingespeeld. Een docent
geeft aan dat de onderwerpen die studenten zelf aankaarten ‘leiden tot de mooiste gesprekken’.
De zwartepietendiscussie komt vaak vanuit de studenten naar voren. Hoe docenten hierop reageren
verschilt erg. Sommige docenten kappen dit gesprek af, omdat er ‘nu eenmaal voor- en
tegenstanders zijn en er geen compromis gesloten kan worden’. Andere docenten gaan dit gesprek
juist aan en proberen zo beide kanten te belichten, zodat beide kanten elkaar leren te respecteren.
6.1.4 Positie van burgerschap De laatste indicator van de ‘praktische invulling van burgerschap’ is de positie van burgerschap. Dit is
onderzocht door de docenten de vraag ‘wat is er nodig om burgerschapsonderwijs een sterkere
positie te geven?’. De resultaten hiervan zijn in drie categorieën op te schrijven, namelijk: vaardige
docenten voor de klas, behoefte naar eenduidigheid en uren verplichten. Vanuit de respondenten is
er meerdere malen aangegeven dat burgerschapsonderwijs op het mbo wordt gezien als het
‘ondergeschoven kindje’ waarbij iedere docent op het mbo, burgerschap kan geven.
Vaardige docenten voor de klas
De resultaten geven aan dat er veel docenten zijn met de wens om vaardige docenten voor de klas te
zetten, die affiniteit met de materie hebben. Hierbij zien de docenten ook het liefst dat de docenten
een achtergrond hebben als leraar maatschappij, geschiedenis of aardrijkskunde. Hierbij wordt vaak
genoemd dat er een verplichte burgerschapscursus in het leven geroepen moet worden, voor de
docenten die deze achtergrond niet hebben.
6. Resultatenhoofdstuk
30
Voor de docenten die deze achtergrond niet hebben is het belangrijk dat ze weten waar burgerschap
over gaat. Veel docenten worden nu in het diepe gegooid bij burgerschap. Uit het onderzoek blijkt
dat er veel docenten zijn, die uren over hebben en dus maar burgerschap erbij moeten geven. Het
algemene beeld is dat de iedereen nu maar burgerschap kan geven, terwijl de materie belangrijk is
en onderschat wordt.
Behoefte naar eenduidigheid
De vraag om meer eenduidigheid komt naar voren bij docenten die veel verschillen binnen de
instelling zelf merken. De docenten geven aan dat door de grote verschillen, het lastig is om binnen
de mbo-instelling te switchen van opleiding. De verschillen zorgen ervoor dat de studenten
burgerschap telkens opnieuw moeten afronden. De respondenten geven aan dat dit verbetert kan
worden door burgerschap toe te voegen aan het verplichte rijtje ‘Nederlands, Engels en rekenen’.
Vanuit de respondenten is er nog een tegenstrijdig beeld geschetst. Een groep respondenten pleit
voor het verweven van burgerschap door de leerlijn. Deze docenten geven aan dat de uitstraling van
de school bijdraagt aan de manier waarop studenten zich ontwikkelen. De docenten dragen ook bij
aan de waarde die de school uitdraagt. Als er veel zorg en omkijken naar elkaar is, leren studenten
dit zichzelf ook aan. Bepaalde docenten pleiten ervoor dat burgerschap, niet wordt verweven in de
leerlijn. Dit zou ten koste gaan van de kracht van burgerschap en wordt het zo een vergeten vak.
Deze docenten willen burgerschap als vak op het rooster zien.
Uren verplichten
Een aantal respondenten geven aan dat er behoefte is aan duidelijkere eindtermen, in de vorm van
meer richtlijnen. Dit moet tegelijkertijd niet de vrijheid van de docenten beperken. Daarentegen, zijn
er ook respondenten die geen eindtermen en afvinklijstjes willen gebruiken. Dit is tegenstrijdig.
Een groot deel van de respondenten heeft de wens om de uren die nu vrij bepaald kunnen worden,
vast worden gelegd in de wet. Dit kan ervoor zorgen dat burgerschap niet wordt afgedaan door een
aantal makkelijke lessen te geven of een workshop te organiseren. Vanuit de respondenten is een
algemene wens. De respondenten geven ook aan dat dit de eenduidigheid in burgerschap kan
veranderen. Het roept echter ook weer een nieuwe verplichting op.
Dit gaat samen met de wens om de inspanningsverplichting in het algemeen te verduidelijken. Er zijn
respondenten geweest die aangeven dat de inspanningsverplichting onduidelijk is en dat scholen hier
ook misbruik van maken. Bepaalde respondenten geven aan dat er aan de verplichting wordt voldaan
door enkel het bijwonen van excursies. Er zijn ook respondenten die aangeven dat juist die excursies
en werkbezoeken zorgen voor diepgang.
Niet onbelangrijk is de wens van een respondent om niet ieder jaar de kwalificatie-eisen van
burgerschap te veranderen. Het is nu namelijk vaak zo dat docenten zich niet geheel bewust zijn van
wat er onder de eisen valt. Dit maakt het lastig om eraan te voldoen.
7. Analyse
31
7. Analyse Dit hoofdstuk bestaat uit twee onderdelen: de analyse over de inhoudelijke invulling van
burgerschapsonderwijs en de analyse over de praktische invulling van burgerschapsonderwijs. De
resultaten van het onderzoek worden hier geanalyseerd en vergeleken met de theorie uit het
Theoretisch Kader.
7.1 De inhoudelijke invulling van burgerschapsonderwijs De inhoudelijke invulling van burgerschapsonderwijs is onderzocht door te kijken naar twee
variabelen. Per variabele worden de uitkomsten vergeleken met de theorie om hier vervolgens
verbanden en verschillen uit te trekken. De indicatoren worden ook onderling met elkaar vergeleken.
7.1.1 Het doel van burgerschapsonderwijs Het doel van burgerschapsonderwijs is onderzocht door te kijken naar twee indicatoren: het doel van
de docent en de visie vanuit de mbo-instelling, waarbij er naar de brede visie van de mbo-instelling is
gekeken. Het doel van de docent is onderzocht door te kijken naar het concrete doel van de docent
en de invulling van het doel van de docent.
Doel docent
Uit de resultaten blijkt dat er drie doelen zijn die de docenten hanteren. Deze doelen zijn:
- Opleiden van studenten tot zowel goede werknemers als goede burgers;
- Opleiden tot zelfstandige studenten met kennis over eigen rechten en plichten;
- Opleiden van studenten met het beroepenveld centraal.
Het doel dat vanuit de overheid is gesteld luidt als volgt: ‘mbo-studenten worden via
burgerschapsonderwijs klaargestoomd voor actieve participatie in de maatschappij (van
Engelshoven, 2019). Er zit enige vorm van overlap tussen het door de overheid gestelde doel en de
doelen die uit het onderzoek voortkomen. De kern van de drie doelen die uit het onderzoek naar
voren komen, focussen zich allemaal op de participatie in de maatschappij, maar in een steeds
andere vorm. Het eerste doel heeft de actieve participatie als goede werknemer en goede burger
ingericht. Hier worden de studenten letterlijk klaargestoomd om te werken en zich burger te voelen
in de maatschappij. Het tweede doel behandeld de actieve participatie op de individuele rechten van
de student, waarbij de studenten handvaten meekrijgen voor de toekomst. Het derde en laatste doel
heeft de actieve participatie vormgegeven door het beroepenveld centraal te stellen. Dit doel wordt
dan ook vaak bereikt door op excursie te gaan naar toekomstige werkveld.
Uit het onderzoek blijkt dat de invulling van het doel van de docent, afhankelijk is van het concrete
doel van de docent. De meest voorkomende manier van invulling geven aan het concrete doel is door
een combinatie van de theorie en de praktijk te gebruiken. Dit kan door de theorie uit de lesmethode
aan te vullen met actualiteiten en persoonlijke ervaringen van de docent. Dat de invulling van de les
afhankelijk is van het doel van de docent, staat ook in de literatuur omschreven. Nieuwelink (2020)
geeft aan dat docenten lesgeven op hun eigen manier en hier ook het doel om te activeren tot
actieve participatie, aan verbinden.
Visie vanuit mbo-instelling
Uit de resultaten komt naar voren dat de meeste mbo-instellingen een visie op
burgerschapsonderwijs hebben. De docenten die van de mbo-brede visie afweten, hebben
aangegeven dat deze visie over het algemeen breed opgesteld is en zij deze zelf moeten
implementeren in het onderwijs. Deze docenten combineren de visie vanuit de mbo-instelling, met
hun eigen doel. Deze vrijheid wordt over het algemeen positief ervaren. Dat mbo-instellingen een
7. Analyse
32
vaak brede visie hebben op het burgerschapsonderwijs, komt ook terug in het onderzoek van: Van
Opstal (2019). Dit onderzoek toont aan dat de bestuurders van mbo-instellingen een vaak abstracte
visie creëren, terwijl de uitvoerende burgerschapsdocenten deze visie graag meer praktijkgerichter
zien. Dit komt in uit de resultaten van dit onderzoek. Zo blijkt dat de meeste mbo-instellingen wel
een instelling-brede visie uitdragen, maar lang niet alle docenten hiervan op de hoogte zijn.
Daarnaast komt vaak terug dat de burgerschapsdocenten niet altijd intern contact met elkaar
hebben. Een docent gaf als voorbeeld, dat door het gebrek aan interne communicatie en een
algemene visie, veel verschillende invullingen van burgerschap binnen de instelling zijn. Deze docent
geeft aan dat één van de risico’s hiervan is, dat het intern zo erg verschild, dat studenten niet meer
binnen de instelling van opleiding kunnen switchen. Hier liggen punten van verbetering.
Er is ook een groep docenten die aangeeft dat zij precies weten wat zij moeten behandelen in de
lessen, door middel van een examenplan vanuit de mbo-instelling. Een aantal mbo-instellingen heeft
burgerschap doorontwikkeld en hebben hierdoor projectleiders, aanspreekpunten of coördinatoren
voor over de mbo-instellingen. Een aantal docenten geeft ook aan dat er intern overleg is, door
middel van drie tot vijf bijeenkomsten per jaar. De laatste groep docenten geeft aan geen intern
overleg te hebben over het burgerschapsonderwijs.
7.1.2 De vier dimensies van burgerschapsonderwijs Verdeling van de dimensies
De vier dimensies van burgerschapsonderwijs zijn onderzocht door te kijken naar vier variabelen. Uit
de resultaten van de verdeling van de vier dimensies blijkt dat de verdeling over het algemeen
evenredig is. Docenten die een lesmethode volgen, geven aan dat er op die manier per periode een
dimensie afgerond kan worden. Een van de opvallende bevindingen uit de resultaten, is dat de
verdeling van de dimensies afhankelijk kan zijn van de docenten die het vak geven. De vier dimensies
van burgerschap vormen het onderwijs, maar zijn zoals bekend vrij in te vullen door de docenten
(Speelman, 2017). Het onderwijs wordt zoveel mogelijk toegespitst op de leefwereld van de student
en daar komen niet alle dimensies van burgerschap in terug.
Een grote, dominante dimensie is niet expliciet aanwezig, hoewel de politiek-juridische dimensie
over het algemeen meer tijd opeist vanwege de moeilijkheidsgraad van de theorie. De extra tijd
wordt weggehaald bij de vitale dimensie van burgerschap. Het vitaal burgerschap wordt ook gezien
als een ingewikkelde dimensie: jongeren zijn niet altijd geïnteresseerd in ‘gezond leven’. Andere
docenten geven hieraan dat dit juist een interessante dimensie is, omdat het ook over seksualiteit,
drugs en alcohol kan gaan. Daarnaast wordt de vitale dimensie ook vaak in een andere vorm
gegeven, bijvoorbeeld door studenten te laten sporten op school.
Politiek-juridische en sociaal-maatschappelijke dimensie
De politiek-juridische en de sociaal-maatschappelijke dimensie, worden deels uit het lesboek en
deels praktisch ingevuld. Het praktische deel van de dimensies wordt ingevuld door studenten mee
te nemen in praktijkvoorbeelden en persoonlijke ervaringen van de studenten. Bij deze twee
dimensies wordt vaak aangehaald dat de studenten op werkbezoek naar bijvoorbeeld het lokale
gemeentehuis, de Tweede Kamer of een rechtbank gaan.
In de kwalificatie-eisen bij de politiek-juridische dimensie staat omschreven dat de politiek-juridische
dimensie gaat om het deelnemen aan politieke besluitvorming op meerdere niveaus (Heerts &
Bussemaker, 2017). Uit de resultaten blijkt dat de politieke dimensie vooral tastbaar wordt gemaakt
door veel, informatieve, werkbezoeken te regelen via Prodemos in de Tweede Kamer of bijvoorbeeld
met het Statenspel bij het provinciehuis.
7. Analyse
33
Er zijn twee manieren om invulling te geven aan de politiek-juridische dimensie: enerzijds door de
praktijk direct in te gaan en anderzijds door eerst de theorie uit te leggen en die vervolgens toe te
passen. Er wordt in ieder geval veel theorie gebruikt met voorbeelden, waardoor de theorie tastbaar
wordt gemaakt. De kritische denkvaardigheden die eerder genoemd zijn, komen ook bij deze vraag
terug. Het lijkt alsof de kritische denkvaardigheden goed verwerven zitten in de leerlijn. De docenten
geven vaak aan dat de studenten hun mening altijd moeten beargumenteren en dat er goed gekeken
moet worden naar betrouwbare bronnen.
De sociaal-maatschappelijke dimensie maakt de theorie tastbaar door daadwerkelijk met andere
culturen of groepen in de samenleving in gesprek te gaan. Uit de resultaten blijkt dat de docenten
veelal in de praktijk invulling geven aan de sociaal-maatschappelijke dimensie. Dit betekent dat er
volop gebruikt gemaakt wordt van de vrije invulling van de docenten.
Typen burgerschap
De laatste indicator van de vier dimensies, is het type burgerschap dat wordt gehanteerd op mbo-
instellingen. Over het algemeen is het type ‘individualistische burgerschap’, het type dat wordt
gehanteerd op de mbo-instellingen. De docenten geven hier vorm aan door de studenten uit te
dagen om te spreken over complexe onderwerpen, eetpatronen te vergelijken met die van hun
klasgenoten en door zich te ontwikkelen als wereldburger.
De aanpassingsgerichte burger hanteert waarden van de eigen samenleving en kent zijn/haar plaats
hierin (Jeliazkova, 2015). Deze redenatie komt niet terug in de afgenomen interviews. De docenten
die over aanpassingsgerichte burgers spraken, hadden burgers voor ogen die zich kunnen inleven in
andere groeperingen, culturen en meningen. Er kan dus gesteld wordt dat de burgerschapsdocenten
niet sturen op ‘aanpassingsgerichte burgers’.
De ‘kritische burger’ wordt gestimuleerd om zich persoonlijk te ontwikkelen en een ander de vrijheid
hierin ook geven (Bron, 2006). De kritische burger wordt dus geacht kritisch na te denken, te
luisteren en te discussiëren. Vanuit de overheid wordt sturing gegeven aan dit type burgerschap. In
2016 is er een ‘vijfde’, dimensie ofwel een nieuwe vaardigheid aan de vier dimensies toegevoegd: de
‘kritische denkvaardigheden’ (MBO Raad, n.d.).
De antwoorden die de docenten geven op de vraag hoe zij de studenten opleiden tot kritische
burgers, heeft overlap met deze vijfde vaardigheid. De aspecten die vanuit de overheid aan deze
vaardigheden zijn toegevoegd zijn: bronnen of waarde weten te schatten, perspectief van een ander
kunnen innemen en nadenken over hoe eigen opvattingen, beslissingen en handelingen tot stand
komen (Heerts T. , 2020). Dit komt terug in de resultaten van het interview. Docenten geven aan dat
ze de studenten hun beargumenteerde mening klassikaal laten presenteren maar ook door het
vergelijken van eetpatronen kan dit zo zijn. Studenten kijken dan naar perspectieven van andere
studenten en vergelijken dit met hun eigen opvattingen. Een andere docent geeft ook aan dat de
kwaliteit van bronnen gecontroleerd moet worden. Dit sluit ook aan bij de kritische
denkvaardigheden, die vanuit de overheid gegeven zijn.
7.2 De praktische invulling van burgerschapsonderwijs De praktische invulling van burgerschapsonderwijs is onderzocht door te kijken naar de variabele
‘praktische invulling van burgerschap. De uitkomsten bij deze variabele worden vergeleken met de
literatuur, waarnaar er verbanden en verschillen kunnen worden geconstateerd.
7.2.1 Praktische invulling van burgerschap Moment in het onderwijsprogramma
Uit het onderzoek blijkt dat burgerschap op drie verschillende manieren wordt ingeroosterd:
7. Analyse
34
- De eerste optie is om het enkel in het eerste jaar te geven;
- De tweede optie is om het verspreidt over twee studiejaren te geven;
- De derde optie is om het ieder studiejaar te geven, waarbij er ook nog de optie is om het te
verweven in de algemene leerlijn van de instelling.
Deze opties komen ook uit de literatuur naar voren. Volgens ECBO (2019) zit er veel verschil in het
moment in het onderwijsprogramma en wordt het bij de ene instelling het eerste jaar gegeven,
terwijl het bij andere mbo-instellingen verspreidt over de studiejaren wordt gegeven. Dit is dus een
overeenkomst met wat er al bekend was over het moment in het onderwijsprogramma.
Het aantal uren dat burgerschap wordt gegeven op het mbo, hangt samen met het aantal jaren. Uit
de resultaten blijkt dat hoe minder jaren er burgerschap wordt gegeven, des te meer uren de
docenten per week of periode geven. Als er over meerdere jaren burgerschap wordt gegeven, is het
vaak twee periodes per jaar. Dit komt neer op vier periodes totaal. Dit is ook het beeld bij de
burgerschapslessen die in één jaar worden gegeven: vier perioden. Het algemene beeld is dat er per
periode een dimensie wordt behandeld.
Los van de samenhang met het moment in het onderwijsprogramma, kwam uit het onderzoek naar
voren dat het aantal uren dat er burgerschap wordt gegeven, erg kan verschillen per mbo-instelling.
De reden die hiervoor gegeven kan worden is dat het aantal uren niet is vastgelegd in de wet (ECBO,
2019). Dit bleek ook uit eerder onderzoek en wordt met deze resultaten bevestigd. Uit ditzelfde
onderzoek kwam naar voren dat de afrondingseis van burgerschap erg kan verschillen.
Afronding van burgerschap
De afrondingseis van burgerschap is vastgelegd in de wet, in de vorm van een
inspanningsverplichting. Mbo-instellingen kunnen hier zelf invulling aangeven. Meestal wordt er
voldaan aan door middel van een combinatie van activiteiten. Uit het onderzoek blijkt dat de meest
voorkomende activiteiten zijn:
- Aanwezigheidsplicht, 80% of 100%; - Aanwezigheid bij
excursies/werkbezoeken; - Verslag schrijven over
excursies/werkbezoeken; - Toets voldoende afronden;
- Portfolio schrijven; - Opdrachten inleveren; - Presentaties geven.
Dit komt overeen met wat uit de literatuur uit het Theoretisch Kader naar voren komt. Hier staat
omschreven dat de inspanningsverplichting vaak door een combinatie van inspanningseisen behaald
kan worden (Elfering, den Boer, & Tholen, 2016). De overlap zit in de volgende inspanningseisen:
afronden van opdrachten, schrijven van een portfolio, aanwezigheid en het maken van toetsen.
Lesvoorbereiding
De resultaten geven aan dat er veel burgerschapsdocenten zijn die de lesmethoden als basis
gebruiken voor de lessen. Als de docent de methode volgt, is er weinig ruimte over voor gesprekken
met de studenten. Uit de theorie komt dit ook naar voren, de mate waarop het lesboek wordt
gevolgd is bepalend voor de invulling van de lessen. Dit wordt als zonde ervaren, de docenten gaan
juist graag het gesprek aan met de studenten. Het gesprek of de discussie aangaan, wordt als een
belangrijk onderdeel van het onderwijs gezien. Docenten geven ook aan dat burgerschap de plek is
om onderwerpen te bespreken, dat bij andere vakken niet kan.
7. Analyse
35
De docenten die langer burgerschapsonderwijs geven, geven vaak aan dat zij zelf een methode
hebben ontwikkeld. Hier wordt vaak een methode als basis voor gebruikt, maar wordt het eigen
gemaakt door veel actualiteiten en persoonlijke verhalen toe te voegen. Het risico hiervan is dat deze
methoden niet altijd mbo-instelling breed zijn. Dat leidt ertoe dat de invulling dus per instelling,
locatie en zelfs per opleiding kan verschillen.
Docenten geven aan zoveel mogelijk ruimte vrij te maken om de actualiteiten te behandelen. Dit
wordt op verschillende manieren gedaan: de ene docent opent de les met het nieuws en bespreekt
dit met de studenten terwijl een andere docent de theorie uitlegt aan de hand van de actualiteiten.
Het algemene beeld is dat de meeste docenten graag inspelen op de actualiteiten, mede om het
onderwijs toegankelijker te maken voor de studenten. Er wordt aangegeven dat de studenten het
beter begrijpen, als het in hun eigen leefwereld past.
Een kleine groep docenten geeft overigens aan dat er niet wordt ingespeeld op de actualiteiten,
tenzij de docenten het idee hebben dat de studenten er behoefte aan hebben. Dit kan komen
doordat de lesmethode strikt wordt gevolgd en er geen vrije ruimte meer over is voor discussie. De
mate waarop er ruimte is voor actualiteiten, discussie of inbreng van de studenten is afhankelijk van
de docent. Hoe strikter de methode wordt gevolgd, hoe minder vrije ruimte er is voor de docent.
Uit het onderzoek blijkt dat de inbreng van de studenten is niet zo groot als de docenten dat graag
zouden willen maar, er is altijd ruimte voor. Uit de resultaten komt naar voren dat er verschil kan
zitten in inbreng van de studenten zelf. Het is gebleken dat dit ook erg afhankelijk is van het niveau
en de opleiding van de studenten. Studenten die niveau 2 volgen, hebben meer behoefte aan
structuur in de lessen maar zijn beter in de discussie aangaan.
Op niveau 2 zitten veel studenten die de Nederlandse taal nog niet volledig onder de knie hebben,
waardoor het lesboek meer houvast geeft. Hieruit valt op te maken dat burgerschapsonderwijs
maatwerk vereist vanuit de docenten: per doelgroep wordt er anders lesgegeven. Bij de studenten
die niveau 3 en 4 volgen is er meer ruimte om een eigen lesmethode te gebruiken. Bij deze
studenten wordt er ook meer eigen input gevraagd en ook geleverd.
Naast de niveauverschillen, zit er ook verschil in opleiding en de onderwerpen die de studenten
aankaarten. Beveiligers en kappers lopen beide tegen andere onderwerpen aan. Uit de resultaten
komt naar voren dat het ook afhankelijk van de opleiding is waar de studenten over willen spreken.
Zo hebben de studenten die een opleiding tot beveiliger volgen, meer behoefte aan onderwerpen
over alcohol en drugs op straat, terwijl kappers meer willen weten over etnisch profileren. Vanuit de
landbouwopleidingen komt erg naar voren dat de stikstofcrisis een onderwerp is waar de studenten
meer over willen spreken. Docenten geven hier ook aan, dat er van verschillende manier perspectief
wordt geboden en dat er naast protesteren in Den Haag ook andere manieren zijn om
ontevredenheid te laten blijken.
De onderwerpen die de studenten over het algemeen aankaarten zijn redelijk overkoepelend. Deze
onderwerpen liggen vaak dicht bij de leefwereld van de student, voorbeelden hiervan zijn: drugs,
alcohol, etnisch profileren, stikstof, vluchtelingen en seksualiteit. De zwartepietendiscussie wordt
ook door de studenten vaak aangekaart, maar kan niet bij iedere docent behandeld worden.
7. Analyse
36
Positie van burgerschap
Om het burgerschapsonderwijs op het mbo een sterkere positie te geven, zijn er een aantal opties
benoemd door de docenten die hieraan kunnen bijdragen. Deze opties zijn:
- Vaardige docenten voor de klas;
- Behoefte naar eenduidigheid;
- Uren verplichten.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de docenten die burgerschap geven, vooral veel
behoefte hebben aan meerwaarde aan het vak. De drie bovenstaande opties, kunnen hieraan helpen
bijdragen. Burgerschap wordt nu vaak het ‘ondergeschoven kindje’ van het mbo genoemd, de wens
van de docenten is om een waardig vak van burgerschap te maken.
De docenten zien graag dat er docenten met een relevante achtergrond voor de klas komen te staan.
Dit zijn de docenten met een maatschappijleer, geschiedenis, omgangskunde of aardrijkskundige
achtergrond. Dit zorgt voor meer expertise in de klas. Als deze docenten voor de klas komen te staan,
kan worden voorkomen dat er docenten burgerschap gaan geven, die nog uurtjes over hadden in de
planning. Dit is voor veel docenten een doorn in het oog.
Ook is er vanuit de docenten vraag naar eenduidigheid binnen de mbo-instellingen zelf te creëren.
Dit hangt samen met de visie op het burgerschapsonderwijs van de mbo-instellingen. Dit blijft echter
lastig, bepaalde docenten binnen dezelfde mbo-instellingen hebben hier andere meningen over. Zo
willen bepaalde docenten juist de vrijheid houden om de visie zelf te implementeren en burgerschap
te verweven in de leerlijn, terwijl andere docenten graag willen dat het concreet wordt gemaakt.
De laatste wens van de docenten is om de uren voor burgerschap vast te leggen in de wet. Dit geeft
ook meer waarde aan het vak, volgens de docenten. Om nog meer waarde aan het vak te leggen, zijn
er docenten die burgerschap tussen het verplichte rijtje van ‘Nederlands, Engels en rekenen’ terug
willen zien.
8. Conclusie
37
8. Conclusie Dit onderzoek heeft als doel om inzicht te krijgen in de invulling van burgerschap op het mbo en te
kijken naar verschillen en overeenkomsten tussen mbo-instellingen. De achterliggende reden hiervan
is de wens van mevrouw Kuik om meer verdieping en inzicht te krijgen in het burgerschapsonderwijs
op het mbo. Dit hoofdstuk beantwoordt eerst de deelvragen waarna de beantwoording van de
hoofdvraag volgt.
8.1 Beantwoording deelvraag 1 De eerste deelvraag luidt: ‘wat zijn de doelen van de docenten die burgerschap geven?’. Om hier een
antwoord op te kunnen formuleren, is er onderzoek gedaan naar de variabele ‘doel van
burgerschapsonderwijs’. Dit is aan de hand van het doel van de docent en de visie vanuit de mbo-
instelling onderzocht.
Als het gaat om het doel van de docent, zijn er drie verschillende doelen te onderscheiden, waarbij
de kern hetzelfde is. De docenten willen allemaal studenten opleiden die actief participeren in de
maatschappij. Het eerste doel is om de studenten tot zowel goede werknemers als goede burgers op
te leiden. Het tweede doel is om de studenten tot zelfstandige burgers, met kennis over de eigen
rechten en plichten op te leiden. Het derde doel is om studenten op te leiden die weten wat er van
hen wordt verwacht in het toekomstige beroepenveld.
De docenten geven ieder les op zijn/haar eigen manier. Het onderwijs is erg afhankelijk van de
persoon, waardoor het doel om actief te participeren ook afhankelijk is van de docent. Maar het doel
hangt niet alleen van de persoon af, het gaat samen met de visie vanuit de mbo-instelling. De
docenten die bekend zijn met de visie vanuit de mbo-instelling, proberen dit ook uit te dragen in de
lessen. Het probleem is echter dat de visie vanuit de mbo-instelling zo vrij is in te vullen, dat het als
lastig wordt ervaren om dit concreet te maken en te implementeren.
Uit het onderzoek blijkt ook dat het niet vanzelfsprekend is dat de docenten burgerschap, contact
hebben met andere docenten. Dit geldt niet alleen extern maar ook intern, binnen de mbo-instelling.
Hierdoor kunnen de verschillen binnen de mbo-instellingen erg groot zijn.
8.2 Beantwoording deelvraag 2 De tweede deelvraag van dit onderzoek luidt: ‘hoe wordt invulling gegeven aan de vier dimensies van
burgerschapsonderwijs?’. Dit is onderzocht door te kijken naar vier indicatoren. Deze indicatoren zijn
de verdeling van de dimensies, de behandeling van de politiek-juridische en sociaal-maatschappelijke
dimensie en als laatste de typen burgerschap.
Uit het onderzoek is gebleken dat de vier dimensies van burgerschapsonderwijs over het algemeen
evenredig worden verdeeld over de beschikbare tijd. Wel is er meerdere malen aangegeven dat de
politiek-juridische dimensie als moeilijkst wordt ervaren, waardoor er soms tijd wordt ingenomen
van de vitale dimensie. Hier is de mogelijkheid vaak voor omdat de vitale dimensie ook in de vorm
van sport wordt aangeboden op het mbo. Daarmee kan er ook gesteld worden dat er niet expliciet
een dominante dimensie aanwezig is, maar de politiek-juridische dimensie wel de meeste tijd
inneemt. De populairste dimensie onder de studenten is de sociaal-maatschappelijke dimensie.
Het onderzoek heeft zich verder toegespitst op de invulling van de politiek-juridische en sociaal-
maatschappelijke dimensie. Uit het onderzoek is gebleken dat de meeste docenten aangeven dat de
ideale combinatie van burgerschap een combinatie tussen de praktijk en de theorie is. De theorie
wordt vaak vanuit het lesboek gegeven waarbij vaak een werkbezoek wordt gepland naar de lokale
gemeenteraad, de Tweede Kamer of een religieus gebouw. De politiek-juridische dimensie wordt
8. Conclusie
38
vaak ingevuld door de theorie tastbaar te maken als het gaat om de politieke stromingen en het
Nederlands bestel. Dit wordt gedaan door de klassen te splitsen en in politieke partijen op te delen.
De studenten moeten hierna de partij uitleggen en soms ook formeren.
De sociaal-maatschappelijke dimensie wordt naast de theorie veel ingevuld door in gesprek te gaan
met personen met een andere culturele achtergrond of etniciteit. Dit wordt vooral belangrijk geacht
op scholen waarbij er weinig diversiteit aanwezig. Over het algemeen zijn alle scholen hier erg mee
betrokken en worden er veel voorbeelden gegeven over de aanpak van deze dimensie.
Veelvoorkomende voorbeelden zijn de studenten die verslagen schrijven over andere culturen of dit
tastbaar te maken door gerechten uit een andere culturele keuken te bereiden. Bij alle docenten
komt het onderzoek naar en de presentatie over andere culturen terug.
Het type burgerschap dat veel wordt gebruikt op de mbo-instellingen is het type ‘kritisch
burgerschap’. Hierbij worden de studenten opgeleid waarbij persoonlijke ontwikkeling en vrijheid in
de samenleving centraal staan. Dit heeft veel overlap met de vaardigheid ‘kritische
denkvaardigheden’. Deze vaardigheid staat in dezelfde wet als burgerschap omschreven en
stimuleert studenten om zicht te ontwikkelen tot kritische burgers.
8.3 Beantwoording deelvraag 3 De laatste deelvraag van dit onderzoek luidt: ‘wat is de wijze waarop burgerschapsonderwijs in de
praktijk wordt toegepast?’. Om hier een antwoord op te kunnen formuleren is er onderzoek gedaan
naar het moment in het onderwijsprogramma, de afronding van burgerschap en de lesvoorbereiding.
De praktische invulling van het burgerschapsonderwijs is grotendeels afhankelijk van de
onderwijsteams, die burgerschap inroosteren. Uit het onderzoek blijkt dat dit op drie manieren kan
gebeuren: enkel in het eerste jaar, verspreidt over twee studiejaren óf ieder studiejaar burgerschap
geven waarbij de mogelijkheid is om het te verweven in de algemene leerlijn. Er zit een verband
tussen het aantal uren burgerschap en het moment in het onderwijsprogramma. Uit het onderzoek
blijkt namelijk dat als burgerschap enkel in het eerste jaar wordt gegeven, er meer uren aan besteed
worden dan als dit verspreid is over de studiejaren. Er wordt dan minder uren per week of per
periode gegeven, omdat het langer gegeven kan worden. Tussen de mbo-instellingen zitten grote
verschillen als het gaat om het aantal uren burgerschap. Dit werkt intern door, tussen verschillende
organisaties van dezelfde instelling, kan ook verschil zitten. Dit heeft uiteindelijk allemaal te maken
met de onderwijsteams die burgerschap inroosteren.
Naast het aantal uren dat kan verschillen, zit er ook verschil in de afrondingseisen van burgerschap.
De reden die hiervoor is gegeven, is dat burgerschapsonderwijs wettelijk gezien een
inspanningsverplichting is. Er kan gesteld worden dat als een mbo-instelling burgerschap erg serieus
neemt, er ook meer eisen aan de afronding worden gesteld. Over het algemeen hanteren bijna alle
mbo-instellingen een aanwezigheidsplicht, verschillend van 80 tot 100 procent. Als er niet aan deze
aanwezigheidsplicht wordt voldaan, moeten de studenten een vervangende opdracht maken. Andere
inspanningseisen die naar voren komen uit het onderzoek zijn: afrondende toetsen, presentaties,
opdrachten, portfolio’s schrijven en aanwezigheid bij excursies/werkbezoeken. Bij sommige mbo-
instellingen moet over de excursies ook een verslag over geschreven worden, bij andere mbo-
instellingen is enkel aanwezigheid voldoende.
De manier waarop de lessen worden ingevuld, is erg afhankelijk van de docent. De docent is meestal
vrij om te kiezen welke lesmethode hij/zij wil gebruiken in de les. Uit het onderzoek blijkt dat vooral
de docenten die net burgerschap geven, veel behoefte hebben aan de lesmethode. Het voordeel van
de methode is dat de vier dimensies allemaal behandeld worden en dat als iedereen binnen de mbo-
8. Conclusie
39
instelling dit gebruikt, er geen grote verschillen ontstaan. Het nadeel van de lesmethode is dat er
weinig ruimte voor discussie en actualiteiten overblijft. Veel docenten geven aan dat dit als zonde
wordt ervaren en dit juist een belangrijk onderdeel van burgerschap is. Bij burgerschap zouden de
studenten alles wat ze niet bij andere vakken kunnen bespreken, hier wel kunnen aankaarten. Over
het algemeen zijn het de docenten met meer ervaringen in het burgerschapsonderwijs die zelf een
methode ontwikkelen waarbij er ruimte overblijft voor actualiteiten en discussie.
De docenten die veel vrij in te delen ruimte hebben, geven ook de studenten de kans om met
onderwerpen te komen. De onderwerpen die veel door de studenten worden aangekaart zijn: drugs,
alcohol, etnisch profileren, stikstof, vluchtelingen en seksualiteit maar ook de zwartepietendiscussie
komt hier aan bod. Uit het onderzoek blijkt dat de docent vaak bepaald of bepaalde discussies wel of
niet doorgaan. Dit wordt vaak bepaald door de houdbaarheid van de discussie: als het geen zin heeft
omdat de groepen recht tegenover elkaar staan, dan kiezen bepaalde docenten ervoor om het af te
kappen.
De positie van burgerschap wordt nu vaak door de docenten als een ondergeschoven kindje
bestempeld. Om van dit ondergeschoven kindje, een waardig vak te maken zien de docenten het
liefst dat er enkel vaardige docenten voor de klas komen te staan, er eenduidigheid binnen de mbo-
instellingen ontstaat en dat er een urenverplichting wordt opgenomen in de wet. De urenverplichting
is echter een lastig onderwerp. Uit het onderzoek blijkt dat niet iedere mbo-instelling lesgeeft aan de
hand van lesmethoden, maar ook in de vorm van workshops over de dimensies.
8.4 Beantwoording hoofdvraag Nu de deelvragen zijn beantwoord, kan de hoofdvraag: ‘hoe wordt er door burgerschapsdocenten
invulling gegeven aan burgerschap op het mbo?’ worden beantwoord.
Aan de hand van de vier dimensies van burgerschapsonderwijs, in combinatie met de vaardigheid
‘kritische denkvaardigheden’ wordt het onderwijs vormgegeven. Vanuit de docenten wordt de
vaardigheid kritisch denken aan de studenten geleerd door te focussen op de redenatie achter het
argument, dit is een onderdeel dat erg vaak terugkomt en dus belangrijk weegt bij de invulling van
burgerschapsonderwijs. Studenten leren hierdoor beargumenteerd te discussiëren en worden zelf
bewust van verschillende typen media en nieuwsbronnen. De studenten worden gestimuleerd om te
kijken naar verschillende aspecten in de samenleving.
De docenten geven burgerschapsonderwijs op basis van hun eigen ervaringen, wat wordt
overgebracht op de student. Het doel van de docent wordt deels gevormd door de eigen ervaringen
van de docent, de visie van de mbo-instelling, maar ook door de kaders die in de wet vastliggen. Er
zijn drie doelen te onderscheiden: het opleiden tot kritische burgers en werknemers, opleiden tot
zelfstandige burgers met kennis over eigen rechten en plichten en de studenten kunnen worden
opgeleid met het beeld dat heerst in het toekomstig beroepenveld. Dit is afhankelijk van de docenten
die burgerschap geven. De kern van burgerschapsonderwijs komt bij alle drie de doelen terug: het
opleiden van studenten voor een actieve participatie in de maatschappij.
De visie vanuit de mbo-instelling die werd genoemd, speelt niet vanzelfsprekend een rol bij het
vormen van een doel. Een deel van de docenten is niet op de hoogte van de visie vanuit de mbo-
instelling of vinden de visie zo breed, dat deze niet concreet te maken valt. Vanuit de geïnterviewde
docenten komt er een sterke wens naar voren om voor meer eenduidigheid te zorgen binnen het
burgerschap op het mbo. Hierbij is het belangrijk dat de mbo-instellingen elk een visie opstellen en
deze ook willen uitdragen. Daar tegenover staan de groep docenten die precies weet waar ze aan toe
zijn, omdat de invulling van burgerschap ligt vastgelegd in bijvoorbeeld een examenplan. Deze
8. Conclusie
40
docenten hebben daardoor minder vrije invulling, maar zo wordt er over het algemeen binnen de
mbo-instelling hetzelfde onderwijs gegeven.
Wat de docenten wel allemaal weten, is dat de invulling van burgerschapsonderwijs gebaseerd is op
de vier dimensies vanuit de wet. Veel docenten geven ook aan dat de kritische denkvaardigheden
hierbij horen. Binnen de vier dimensies is er niet een dominante dimensie te onderscheiden maar
valt het wel op dat de politiek-juridische dimensie de meeste tijd nodig heeft. Dit komt doordat de
theorie als lastig wordt ervaren. De docenten geven aan dat alle vier de dimensies zoveel mogelijk
tastbaar worden gemaakt. Dit kan door middel van gastsprekers, klassikale oefeningen en het
aanbieden van workshops. Veel docenten hebben aangegeven dat zij Prodemos als een handige
organisatie zien, zij bieden niet alleen veel lesmateriaal aan maar geven ook rondleidingen in de
Tweede Kamer. Naast de rondleiding in de Tweede Kamer, nemen veel docenten de studenten mee
naar lokale gemeenteraden, het Provinciehuis of naar religieuze gebouwen.
Het type burgerschap dat door veel docenten wordt gehanteerd op het mbo is het type ‘kritisch
burgerschap’. Bij dit type staat de persoonlijke ontwikkeling en vrijheid in de samenleving centraal.
Dit heeft veel overlap met de ‘kritische denkvaardigheid’, deze vaardigheid ook terug bij de
praktische invulling van het burgerschapsonderwijs. Veel docenten geven aan dat zij graag de dialoog
of de discussie aangaan met de studenten. Hierbij is het belangrijk dat de studenten leren om de
eigen mening te beargumenteren. Sommige docenten hebben hier langer voor dan de andere
docenten. Dit is afhankelijk van het aantal studiejaren en lesuren er burgerschap wordt gegeven.
Bepaalde mbo-instellingen geven één jaar burgerschap, een aantal docenten geeft aan dat dit twee
jaren zijn. De kleinste groep docenten geeft aan dat het gedurende de hele opleiding gegeven wordt
of dat burgerschap door de leerlijn verweven zit.
De afrondingseis van burgerschap, is net als het als moment in het onderwijsprogramma, afhankelijk
van de onderwijsteams. Bepaalde mbo-instellingen geven aan dat er enkel aanwezigheidsplicht is,
terwijl andere mbo-instellingen een combinatie van inspanningseisen verplichten voor het bepalen
van het vak. Andere inspanningseisen zijn onder andere het schrijven van portfolio’s, verslagen over
excursies en het voldoende afronden van toetsen. Uit het onderzoek blijkt dat zelfs dit intern bij
verschillende locaties, binnen dezelfde mbo-instelling kan verschillen.
Ook de ruimte voor discussie over maatschappelijke vraagstukken en actuele onderwerpen kan
zowel tussen, als binnen mbo-instellingen verschillen. De nieuwe burgerschapsdocenten geven vaak
aan een lesmethode te volgen. De docenten die langer burgerschap geven, geven vaak aan zelf een
methode ontwikkeld te hebben. De zelfontwikkelde methoden laten vaak ruimte over voor discussie
en inbreng vanuit de studenten. Als de studenten zelf met onderwerpen komen, zijn dit vaak
onderwerpen die dicht bij de leefwereld van de student staan. Deze onderwerpen zijn onder andere:
drugs, alcohol, etnisch profileren, stikstof, vluchtelingen en seksualiteit maar ook de
zwartepietendiscussie komt hier aan bod. De ruimte voor discussie is niet enkel afhankelijk van de
overgebleven ruimte voor discussie, als een docent de vruchtbaarheid van een discussie niet ziet, kan
de docent ervoor kiezen om de discussie stop te zetten.
Momenteel zien veel van de docenten het burgerschapsonderwijs als een ondergeschoven kindje op
het mbo. De docenten met vrije uurtjes moeten het erbij geven, waardoor er niet altijd vaardige
docenten voor de klas komen te staan. Dit zien de docenten die hebben meegewerkt in het
onderzoek, niet altijd positief in. Dit kan de waarde van het vak naar beneden halen. Er is ook een
groep docenten die graag zou zien dat de er een urenverplichting in de wet komt vast te liggen. Dit is
echter een lastige, niet iedere docent wordt gelukkig van nog meer eisen aan het onderwijs.
9. Discussie
41
9. Discussie Het discussiehoofdstuk geeft een overzicht weer van de dan, wel ongewenste, situaties die zich voor
hebben gedaan tijdens het schrijven van de scriptie. Per paragraaf wordt een onderwerp behandeld.
9.1 Corona Een belangrijke gebeurtenis gedurende het schrijven van de afstudeerscriptie is de COVID-19-
uitbraak. Door het coronavirus is er noodgedwongen de keuze gemaakt om digitale interviews af te
nemen. Mocht het coronavirus er niet zijn geweest, was de kans groot geweest dat er face-to-face
interviews waren afgenomen.
Het coronavirus heeft wellicht een positieve werking gehad op de afgenomen interviews.
Waarschijnlijk was er niet met zoveel docenten gesproken, mocht het virus niet zijn uitgebroken.
Doordat de docenten, onderzoeker en mevrouw Kuik verplicht thuis moesten werken, is het
gemakkelijker geworden een digitale afspraak te plannen. Op deze manier hoefde de onderzoeker
niet het hele land door om de interviews af te nemen. Enerzijds is dit natuurlijk jammer, er is minder
praktijkervaring opgedaan maar het heeft wel geleidt tot meer afgenomen interviews.
9.2 Onderzoeksmethode
9.2.1 Indicator typen burgerschap Deze indicator is beantwoord door te kijken naar de verschillende typen burgerschap die de
docenten aanhouden in de lessen. Dit is getoetst door te kijken naar individualistisch en
aanpassingsgericht burgerschap. Gedurende het onderzoek bleek dit te vaag geformuleerd,
waardoor dit niet bij ieder interview is gevraagd. Dit heeft ertoe geleidt dat de resultaten en de
analyse van deze indicator gebaseerd zijn op de antwoorden die er zijn gegeven. Dit zijn er niet erg
veel, waardoor het beeld misschien niet geheel representatief is.
9.2.2 Respons docenten Dit onderzoek is voornamelijk uitgevoerd door diepte-interviews met burgerschapsdocenten op
mbo-instellingen, verspreidt door Nederland. Waarschijnlijk is er door het thuiswerken vanwege
corona, boven verwachting veel respons geweest vanuit burgerschapsdocenten in het mbo. Door de
hoge mate van respons, is er veel data verzameld. De onderzoeksmethode vergt echter veel tijd, wat
ertoe heeft geleid dat er niet voldoende tijd is geweest om alle docenten digitaal te interviewen.
Dit heeft als gevolg gehad dat er ook vragenlijsten via mail naar een aantal docenten is verstuurd en
deze ingevuld door de docenten zijn teruggestuurd. De onderzoeker heeft dit niet voldoende
voorbereid, waardoor er veel ‘ja/nee’ antwoorden zijn gegeven op de vragen zonder verdere
diepgang. Dit is enigszins verklaarbaar: de interviewlijsten zijn een basis voor diepte-interviews,
waarbij er wordt doorgevraagd op de gegeven antwoorden. In de bijlage staan zowel de interviewlijst
als de vragenlijst voor docenten thuis.
9.2.3 Onderzoekvorm Mocht de verwachting vooraf zijn geweest dat er hoeveelheid respons vanuit de docenten zou
komen, was er misschien voor een combinatie van onderzoeksmethoden gekozen. Dit was
bijvoorbeeld de enquêtevorm geweest in combinatie met diepte-interviews. De diepte-interviews
zijn desondanks de hoge mate van respons, de juiste onderzoekvorm: de meeste docenten zijn
geïnterviewd waardoor er veel achterliggende informatie naar is voren gekomen door het stellen van
verdiepende vragen. Er dan ook bewust gekozen om met de interviews door te gaan.
9. Discussie
42
De vragen die via de mail zijn opgestuurd zijn namelijk niet zo uitgebreid beantwoordt als de
interviewvragen. Als alle vragen in enquêtevorm waren gesteld, was er niet een breed scala aan
antwoorden ontvangen en had het interview beperkter geweest in de resultaten.
Als er wel was gekozen voor de enquêtevorm, had er wellicht meer kwantitatieve
onderzoeksmethoden toegepast kunnen worden. Vanwege het hoge aantal respondenten hadden er
dan duidelijke conclusies getrokken kunnen worden. Dit is met diepte-interviews lastig, omdat de
data dan eerst naar kwantitatieve data omgezet had moeten worden. Pas nadat de vraag voor
interviews is uitgezet, bleek dat er veel respondenten kwamen. Op dat moment was het ook te laat
geweest om de onderzoeksopzet om te gooien en enquêtes te verspreidden.
9.3 Afgenomen interviews De interviews die zijn afgenomen, zijn met docenten geweest die dermate trots zijn op hun vak en
invulling, dat zij dit willen delen met een Kamerlid. Dit is belangrijk voor de generaliseerbaarheid van
het onderzoek en is belangrijk dat dit wordt vermeld. Er zijn namelijk mbo-instellingen geweest die
niet wilden meewerken. De vraag is of dit ligt aan de kwaliteit van het onderwijs, eventuele
onduidelijkheid over het onderzoek of simpelweg te weinig tijd door docenten om mee te werken.
Vanuit de respondenten is er ook aangegeven dat er intern vaak veel verschillen zitten. Deze
docenten geven ook aan dat zij merken dat er echt te veel verschil zit en dat ze hier geen positief
beeld van hebben.
Dit zorgt ervoor dat de docenten die wel geïnterviewd zijn, niet per se representatief zijn voor het
grotere geheel van de mbo-instellingen. Er zijn namelijk vierenveertig docenten geïnterviewd, wat
betekent dat er nog een grotere groep niet is geïnterviewd. Desondanks dat dit niet de grootste
groep is, is het belangrijk dat er toch inzicht is verkregen in het onderwijs.
Van de afgenomen interviews zijn er acht niet verwerkt en meegenomen in de onderzoeksresultaten.
De reden hiervoor is dat een aantal interviews in groepsverband zijn opgenomen, waardoor de juiste
vragen niet gesteld konden worden. Een ander interview bevat niet de juiste vragen en is daarom
ook niet meegenomen in het interview. Dit is ook de verklaring waarom er in de
resultatenhoofdstukken bepaalde respondenten ontbreken.
10. Aanbevelingen
43
10. Aanbevelingen De aanbevelingen die aan mevrouw Kuik worden gegeven, zijn gebaseerd op de uitkomsten van het
onderzoek waarbij er wordt teruggekoppeld naar het doel van het onderzoek. Het doel van het
onderzoek was om inzicht te bieden en verdieping te geven aan mevrouw Kuik over de invulling van
het burgerschapsonderwijs op het mbo. De invulling is afhankelijk van de docenten die het
burgerschapsonderwijs geven. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de resultaten van het onderzoek.
Mogelijkheden onderzoeken naar richtlijnen voor burgerschapsuren in de wet
Uit het onderzoek blijkt dat er een groep docenten graag meer richtlijnen wil zien als het gaat om het
burgerschapsonderwijs. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat er van de wensen van de
docenten, het vastleggen van de uren burgerschap het meeste draagvlak had. Hierbij worden
docenten niet gekort in de vrijheid om het onderwijs invulling te geven en zit er tegelijkertijd een
stok achter de deur om daadwerkelijk te investeren is het burgerschapsonderwijs.
Naast het vastleggen van de uren in de wet, is het ook verstandig om te kijken of er een eenduidigere
lijn getrokken kan worden in het behalen van de kwalificatie-eisen. Nu is het zo dat de docenten dit
of vanuit de mbo-instelling doorkrijgen of zelf bepalen. Dit zorgt voor veel verschillende
afrondingseisen, wat tot gevolg heeft dat bepaalde mbo-instellingen burgerschap gemakkelijker
afronden dan andere instellingen. Dit heeft invloed op de vrijheid van de docent en is dus een lastig
onderwerp.
Mogelijkheden onderzoeken voor trainingen voor docenten
Uit het onderzoek komt naar voren dat er vanuit de geïnterviewde docenten ook een wens is voor
bevoegde docenten voor de klas. Burgerschapsonderwijs is nu afhankelijk van de kennis van de
docent en de methode die de docent gebruikt. Veel docenten die nu voor de klas komen te staan om
burgerschap te geven, staan daar omdat ze vrije uurtjes over hadden. Deze docenten hebben er
soms affiniteit en ervaring mee maar ook vaak niet. Daarom is de aanbeveling aan mevrouw Kuik om
te kijken naar de mogelijkheden om een training of cursus voor docenten te organiseren die
burgerschap gaan geven. Op deze manier hebben de docenten in ieder geval enige vorm van
voorkennis over de vier dimensies en de kritische denkvaardigheden voordat ze les gaan geven.
Mogelijkheden onderzoeken om visies op mbo-instellingen te laten doorwerken
De taak aan de mbo-instellingen zelf, is om de visie op burgerschapsonderwijs te laten doorwerken.
Nu blijkt uit het onderzoek dat niet alle docenten op de hoogte zijn van de visie en deze ook niet
concreet kunnen maken. Dit maakt het onderwijs erg afhankelijk van de docent. Als het visie breed
wordt gedragen, is er meer kans dat de mbo-instellingen op dezelfde manier onderwijs geven. Dit
maakt het ook voor de studenten gemakkelijker om intern te switchen van opleiding.
Met studenten in gesprek gaan over het burgerschapsonderwijs
Zoals in de onderzoeksmethode en de discussie staat beschreven, was voor de COVID-19-uitbraak de
bedoeling om een ‘mbo-tour’ te organiseren. Het zou een toevoeging zijn op dit onderzoek om dit in
de toekomst alsnog te doen. De kant van de docent en de kant van de student is dan helder, wat
ertoe leidt, dat mochten er stappen worden ondernomen naar dit onderzoek, beide perspectieven
meegenomen kunnen worden.
Bibliografie
44
Bibliografie Baarda, B., Bakker, E., Fischer, T., Julsing, M., Peters, V., van der Velden, T., & de Goede, M. (2013).
Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv.
Bron, J. (2006). Een basis voor burgerschap. Enschede: Stichting Leerplanontwikkeling (SLO).
Dingemanse, K. (2019, juli 1). Hoe verwerk je een interview in een scriptie? Opgeroepen op maart 31,
2020, van scribbr.nl: https://www.scribbr.nl/onderzoeksmethoden/hoe-verwerk-je-een-
interview-een-scriptie/
Dingemanse, K. (2019, juli 1). Ultiem stappenplan voor het coderen van interviews. Opgeroepen op
maart 31, 2020, van scribbr.nl: https://www.scribbr.nl/onderzoeksmethoden/coderen-
interview/
ECBO. (2019). Eindrapportage MBO BurgerschapLabs. Opgeroepen op februari 19, 2020, van MBO
Burgerschaplab:
file:///C:/Users/julia/Downloads/MBO%20BurgerschapLab.%20Eindrapportage.pdf
Elfering, S., Baay, P., & Baarda, J. (2019, mei). Canon Beroepsonderwijs | Burgerschapsonderwijs in
het mbo. Opgehaald van canonberoepsonderwijs.nl:
https://www.canonberoepsonderwijs.nl/Burgerschapsonderwijs-in-het-mbo
Elfering, S., den Boer, P., & Tholen, R. (2016, december). LOB en burgerschapsonderwijs in het mbo.
Opgehaald van LOB-en-burgerschapsonderwijs-in-het-mbo-eindrapport-consortium-2B-
MBO: https://www.nro.nl/wp-content/uploads/2015/05/LOB-en-burgerschapsonderwijs-in-
het-mbo-eindrapport-consortium-2B-MBO.pdf
Heerts, T. (2020, maart 17). Kritische denkvaardigheden: een praktische handreiking voor het mbo.
MBO Raad. Opgehaald van
https://www.mboraad.nl/sites/default/files/documents/handreiking_kd-lr.pdf
Heerts, T., & Bussemaker, J. (2017, september 14). burgerschapsagenda-mbo-2017-2021-een-impuls-
voor-burgerschapsonderwijs. Opgeroepen op februari 18, 2020, van Burgerschapsagenda
mbo 2017 - 2021: file:///C:/Users/julia/Downloads/burgerschapsagenda-mbo-2017-2021-
een-impuls-voor-burgerschapsonderwijs.pdf
Hurenkamp, M. (2017). Sociaal burgerschap aan het begin van de 21 eeuw. Amsterdam: Van Gennep.
Hurenkamp, M. (2020, januari 21). Slob verwacht te veel van nieuwe lessen burgerschap. NRC.
Inspectie van het Onderwijs. (2006). Toezichtkader actief burgerschap en sociale integratie. Utrecht:
Inspectie van het Onderwijs.
Jeliazkova, M. I. (2015). Citizenship education: social science teachers' views in three European
countries. Twente: University of Twente.
MBO Raad. (n.d.). Handreiking kritische denkvaardigheden | MBO Raad. Opgehaald van mboraad.nl.
Ministerie van Cultuur, Onderwijs en Wetenschap. (n.d.). Scholen - KiesMBO. Opgeroepen op april 5,
2020, van kiesmbo.nl: https://www.kiesmbo.nl/scholen
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2019, augustus 1). Examen- en kwalificatiebesluit
beroepsopleidingen WEB. Opgehaald van wetten.nl - Regeling - Examen- en
Bibliografie
45
kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB:
https://wetten.overheid.nl/BWBR0027963/2019-08-01#Bijlage1
Nieuwelink, H. (2020, april 20). Informatie over burgerschapsonderwijs. (J. van der Laan, & A. Kuik,
Interviewers)
Pfeifer, B. (2019, december 17). Geef student stem bij lessen burgerschap. Opgehaald van Trouw:
https://www.trouw.nl/opinie/geef-student-stem-bij-lessen-
burgerschap~b4d43d39/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.nl%2F
Schlebos, D. (2017, oktober 1). Hoe gebruik jij de actualiteit in de les? -maatschappijleer.nl.
Opgehaald van M: https://maatschappijleer.net/1345-hoe-gebruik-jij-de-actualiteit-in-de-
les/
Smits, L. (2019, oktober 8). Hoe transcribeer je een interview? | Voorbeelden & vergelijking software.
Opgeroepen op maart 31, 2020, van scribbr.nl:
https://www.scribbr.nl/onderzoeksmethoden/interview-transcriberen/
Speelman, B. (2017, juli 25). Competentiegericht leren is voorbij - Springtest Blog (NL). Opgehaald van
Springtest: https://over.springest.nl/2017/07/25/competentiegericht-leren-is-voorbij/
van Bijsterveldt-Vliegenthart, J., Verburg, G., & Hirsch Ballin, E. (2019, augustus 1). Examen- en
kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB. Opgehaald van wetten.nl - Regeling - Examen-
en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB:
https://wetten.overheid.nl/BWBR0027963/2019-08-01#Bijlage1
van Engelshoven, I. (2019, april 16). Besluit van 16 april 2019 tot wijziging van het Examen- en
kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB met betrekking tot de kwalificatie-eisen voor
loopbaan en burgerschap [Kamerbrief]. Opgehaald van Staatsblad van het Koninkrijk der
Nederlanden.
van Opstal, S. (2018). Een visie op burgerschap, doet het ertoe? Algemene Sociale Wetenschappen.
Universiteit van Amsterdam. Opgeroepen op juni 2020, van
https://burgerschapmbo.nl/app/uploads/Sophie-van-Opstal-Een-visie-op-burgerschap-doet-
het-ertoe.pdf
van Pinxteren, V. (2015, september 3). Docentenissues #3.2: Help! Ik moet een les voorbereiden.
Opgehaald van Tumult: https://www.tumult.nl/docentenissues-3-2-help-ik-moet-een-les-
voorbereiden/
Young Impact. (n.d.). Wat is burgerschap? Young Impact. Opgeroepen op maart 9, 2020, van Young
Impact: https://youngimpact.nl/wat-is-burgerschap/
Bijlagen
46
Bijlagen
1. Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB Bijlage 1. Behorend bij artikel 17a, derde lid
Generieke kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap
Algemeen
Het kwalificatie-onderdeel loopbaan en burgerschap bereidt deelnemers voor op het vormgeven van
hun eigen loopbaan en op participatie in de maatschappij. In dat kader is het van belang dat
deelnemers kritische denkvaardigheden ontwikkelen. Onder kritische denkvaardigheden wordt
verstaan:
• Informatie (-bronnen) op waarde weten te schatten; daarbij het onderscheid kunnen maken
tussen argumenten, beweringen, feiten en aannames;
• Het perspectief van anderen kunnen innemen;
• Kunnen nadenken over hoe eigen opvattingen, beslissingen en handelingen tot stand komen.
1. Loopbaan
Loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling draagt maatschappelijk gezien bij aan employability en
ondernemerschap. Daarnaast draagt de loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling bij aan de persoonlijke
ontplooiing.
Het gaat hierbij om het sturing geven aan het vinden van betekenisvol werk of vervolgonderwijs dat
aansluit op de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven.
Daarvoor is nodig dat een deelnemer inzicht heeft in de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden
en motieven. Maar het vereist ook oriëntatie op en inzicht in de mogelijkheden die de arbeidsmarkt
biedt. De deelnemer is in staat de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven te
vergelijken met gevraagde waarden en kwaliteiten van verschillende soorten werk. Ook oriëntatie op
mogelijke doorstroomtrajecten in het vervolgonderwijs (hbo, een volgend niveau in het mbo of
andere scholingsmogelijkheden) en op ondersteuningsmogelijkheden ten behoeve van de
loopbaanontwikkeling zijn hierbij van belang. Op basis van de vergelijking komt de deelnemer tot
weloverwogen keuzes en vervolgstappen om gemaakte keuzes te realiseren.
De elementen die bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding aan bod komen zijn:
- Capaciteitenreflectie: beschouwing van de capaciteiten die van belang zijn voor de loopbaan,
- Motievenreflectie: beschouwing van de wensen en waarden van belang voor de loopbaan,
- Werkexploratie: onderzoek naar werk en mobiliteit in de loopbaan,
- Loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van het leer- en werkproces,
- Netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidsmarkt, gericht op
loopbaanontwikkeling.
2. Burgerschap
2.1. De politiek-juridische dimensie
De politiek-juridische dimensie betreft de bereidheid en het vermogen om deel te nemen aan
politieke besluitvorming. Hierbij gaat het om de participatie in formele zin (stemmen bij officiële
verkiezingen) en meer (inter)actieve vormen van betrokkenheid bij besluitvorming op verschillende
politieke niveaus (Europees, landelijk, regionaal, gemeentelijk, buurt). Maar ook om actuele, meer op
Bijlagen
47
issues gerichte vormen van politieke participatie, zoals duurzaamheid, veiligheid,
internationalisering, ondernemerschap, interculturaliteit en levensbeschouwing.
Hiervoor is nodig dat een deelnemer inzicht heeft in de onderwerpen die voor hem van belang zijn en
waarover politieke besluiten worden genomen, in de verschillende meningen en opvattingen die
erover bestaan en in de verschillende belangen die daarbij een rol spelen. De deelnemer herkent en
erkent de basiswaarden van onze samenleving zoals mensenrechten en acceptatie van diversiteit
(onder meer etnische, religieuze, seksuele en gender diversiteit), leert omgaan met
waardendilemma’s en hanteert de basiswaarden als richtlijn en uitgangspunt in zijn meningsvorming
en bij zijn handelen.
De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de politiek-juridische
dimensie aan bod komen: de kenmerken en het functioneren van een parlementaire democratie, de
rechtsstaat en het rechtssysteem, de rol van de overheid, de belangrijkste politieke stromingen en
hun maatschappelijke agenda’s, de rol en de invloed op de politieke besluitvorming van
belangengroeperingen en maatschappelijke organisaties, de invloed van de Europese Unie op het
Nederlandse overheidsbeleid en daarmee op de Nederlandse samenleving, en de rol en de invloed
van de (massa)media.
2.2. De economische dimensie
De economische dimensie is in twee deelgebieden uitgesplitst en heeft betrekking op
- De bereidheid en het vermogen om een bijdrage te leveren aan het arbeidsproces en aan de
arbeidsgemeenschap waar men deel van uitmaakt;
- De bereidheid en het vermogen om op adequate en verantwoorde wijze als consument deel
te nemen aan de maatschappij.
Hierbij gaat het om het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt en binnen een bedrijf en om het
verantwoord handelen op de consumptiemarkt. Voor het adequaat functioneren op de arbeidsmarkt
en binnen een bedrijf is nodig dat een deelnemer zich algemeen aanvaarde regels en standaard
(bedrijfs)procedures eigen maakt en zich daaraan houdt. De deelnemer kent de rechten en plichten
van de beroepsbeoefenaar en stelt zich collegiaal op. Voor het functioneren als kritisch consument is
nodig dat een deelnemer weet hoe hij informatie over producten en diensten kan verzamelen om
een weloverwogen keuze te kunnen maken. Hij heeft inzicht in zijn eigen wensen in relatie met zijn
financiële speelruimte. En het is nodig dat hij bij de aanschaf van producten en diensten afwegingen
kan maken met betrekking tot maatschappelijke belangen zoals duurzaamheid en
gezondheidsaspecten.
De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de economische
dimensie aan bod komen: de maatschappelijke functies en waardering van arbeid, de factoren die
van invloed zijn op de bedrijfscultuur, de arbeidsverhoudingen in Nederland, de rol en de invloed van
branche- of vakorganisaties, de rol van de overheid op het gebied van arbeid, de verzorgingsstaat en
de consumentenmarkt, de belangrijkste principes van budgettering, kenmerken van duurzame
consumptie en productie, de rol en de invloed van consumentenorganisaties, de invloed van de
media op het bestedingspatroon van consumenten.
2.3. De sociaal-maatschappelijke dimensie
De sociaal-maatschappelijke dimensie heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om deel
uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren.
Bijlagen
48
Het gaat hier om het adequaat functioneren in de eigen woon- en leefomgeving, in zorgsituaties en
in de school; om de acceptatie van diversiteit (onder meer etnische, religieuze, seksuele en gender
diversiteit) en culturele verscheidenheid.
Om adequaat te kunnen functioneren in de sociale omgeving is het nodig dat de deelnemer de
aspecten van breed geaccepteerde sociale omgangsvormen kent en deze kan toepassen in
verschillende situaties. De deelnemer heeft inzicht in de kenmerken van verschillende culturen. In
zijn opvattingen en gedrag toont hij respect voor culturele verscheidenheid.
De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de sociaal-
maatschappelijke dimensie aan bod komen: de grondrechten en plichten in Nederland, kenmerken
van de verschillende (sub)culturen in Nederland, kenmerken van – en oorzaken van spanningen
tussen – verschillende (sub)culturen en bevolkingsgroepen in Nederland, kenmerken van ethisch en
integer handelen, en het doel en de invloed van sociale en professionele netwerken.
2.4. De dimensie vitaal burgerschap
De dimensie vitaal burgerschap heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om te
reflecteren op de eigen leefstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger en werknemer.
Hierbij gaat het om de zorg voor de eigen vitaliteit en fitheid. Daarbij is een belangrijke taak om de
juiste afstemming te vinden tussen werken, zorgen (voor jezelf en voor anderen), leren en
ontspannen.
De deelnemer heeft kennis over en inzicht in de volgende onderwerpen die bij de dimensie vitaal
burgerschap aan bod komen: de kenmerken van een gezonde leefwijze waaronder de nationale
norm gezond bewegen en de aard, plaats en organisatie van gezondheidsbevorderende activiteiten
in de samenleving en het arbeidsproces.
Om zorg te kunnen dragen voor de eigen gezondheid is het nodig dat de deelnemer zich bewust is
van zijn eigen leefstijl, gezondheidsrisico’s van leefstijl en werk in kan schatten, op basis daarvan
verantwoorde keuzes kan maken en activiteiten onderneemt die bijdragen aan een gezonde leefstijl.
Het gaat naast bewegen en sport ook om aspecten als voeding, roken, alcohol, drugs en seksualiteit.
Bijlagen
49
2. Interviewlijst Geïnterviewde Naam & mbo-instelling Datum -
Intro:
- Julia van der Laan, student Bestuurskunde aan de Thorbecke Academie; - Anne heeft mbo in haar portefeuille en wil verdieping in het burgerschapsonderwijs; - Onderzoek naar de invulling van burgerschapsonderwijs op het mbo; - Om hier meer informatie over te krijgen interviews met docenten burgerschap; - Mag ik opnemen?
Interview: de vragen
- Hoe lang bent u al burgerschapsdocent? - Bent u als docent opgeleid in burgerschap of bent u docent in een ander vak? - Welke opleidingen geeft u burgerschap?
Wat is burgerschap
- Weet u waar het burgerschapsonderwijs vandaan komt? - Wat voor studenten wilt u opleiden? - Focust u zich op individuele rechten en zelfontplooiing? Zo ja: hoe doet u dat? - Focust u zich op aanpassingsgerichte burgers? Zo ja: hoe doet u dat? - Weet u wat er van u wordt verwacht?
Doel burgerschapsonderwijs
- Wat is het doel van burgerschapsonderwijs? - Hoe wilt u dit doel bereiken? - Is er een algemene visie vanuit instelling op burgerschapsonderwijs? - Is er contact met andere docenten binnen de instelling over burgerschapsonderwijs?
Aandacht voor de vier dimensies
- Komen de vier dimensies van burgerschap evenredig aan de orde in de urenverdeling? - Merkt u of er dominante dimensies zijn? - Hoe wordt er invulling geven aan de politiek juridische dimensie van het burgerschap? - Wordt er aandacht besteed aan de parlementaire democratie, de rechtstaat en het rechtssysteem? - Wordt er uitleg gegeven over de rol van de overheid? - Wordt er gesproken over verschillende politieke stromingen? - Wordt er gesproken over de rol van de media op het Nederlands bestel? - Hoe wordt er invulling gegeven aan de sociaal-maatschappelijke dimensie? - Wordt er aandacht besteed aan de grondrechten en plichten in Nederland? - Wordt er aandacht besteed aan (sub)culturen?
Hoe wordt er invulling gegeven aan burgerschapsonderwijs?
- In welk jaar krijgen de studenten burgerschap? - Hoelang is de periode dat studenten burgerschap krijgen? Hoeveel uren? - Hoe wordt burgerschap afgerond? - Baseert u uw lessen op lesboeken? Of is er veel vrije invulling? - Is er ruimte voor discussie (over maatschappelijke vraagstukken)? - Komen de studenten zelf met onderwerpen tijdens burgerschap? - Is er ruimte tijdens de lessen om actualiteiten te bespreken?
Conclusie
- Wordt de beroepscontext betrokken bij de lessen? - Wat is er nodig om burgerschapsonderwijs een sterkere positie te geven? - Bent u eventueel bereikbaar voor andere vragen? - Heeft u nog vragen aan mij of aan mevrouw Kuik? - Bedankt voor uw tijd
Bijlagen
50
3. Vragenlijst voor docenten thuis Geïnterviewde Naam & mbo-instelling
Intro: Dank wel voor het invullen van deze vragenlijst! Mijn naam is Julia van der Laan, studente Bestuurskunde aan NHL Stenden in Leeuwarden. Mijn afstudeerstage loop ik bij CDA-Tweede Kamerlid Anne Kuik. Mevrouw Kuik heeft het mbo in haar portefeuille en wil graag verdieping in het burgerschapsonderwijs. Dit wordt gedaan door te kijken naar de invulling van de lessen. Inleidende vragen
- Hoe lang bent u al burgerschapsdocent? - Bent u als docent opgeleid in burgerschap of bent u docent in een ander vak? - Welke opleidingen geeft u burgerschap?
Wat is burgerschap?
- Weet u waar het burgerschapsonderwijs vandaan komt? - Wat voor studenten wilt u opleiden? - Focust u zich op individuele rechten en zelfontplooiing? Zo ja: hoe doet u dat? - Focust u zich op aanpassingsgerichte burgers? Zo ja: hoe doet u dat? - Weet u wat er van u wordt verwacht?
Doel burgerschapsonderwijs - Wat is het doel van burgerschapsonderwijs? - Hoe wilt u dit doel bereiken? - Is er een algemene visie vanuit instelling op burgerschapsonderwijs? - Is er contact met andere docenten binnen de instelling over burgerschapsonderwijs?
Aandacht voor de vier dimensies
- Komen de vier dimensies van burgerschap evenredig aan de orde in de urenverdeling? - Merkt u of er dominante dimensies zijn? - Hoe wordt er invulling geven aan de politiek juridische dimensie van het burgerschap? - Wordt er aandacht besteed aan de parlementaire democratie, de rechtstaat en het rechtssysteem? - Wordt er uitleg gegeven over de rol van de overheid? - Wordt er gesproken over verschillende politieke stromingen? - Wordt er gesproken over de rol van de media op het Nederlands bestel? - Hoe wordt er invulling gegeven aan de sociaal-maatschappelijke dimensie? - Wordt er aandacht besteed aan de grondrechten en plichten in Nederland? - Wordt er aandacht besteed aan (sub)culturen?
Hoe wordt er invulling gegeven aan burgerschapsonderwijs? - In welk jaar krijgen de studenten burgerschap? - Hoelang is de periode dat studenten burgerschap krijgen? Hoeveel uren? - Hoe wordt burgerschap afgerond? - Baseert u uw lessen op lesboeken? Of is er veel vrije invulling? - Is er ruimte voor discussie (over maatschappelijke vraagstukken)? - Komen de studenten zelf met onderwerpen tijdens burgerschap? - Is er ruimte tijdens de lessen om actualiteiten te bespreken?
Conclusie - Wordt de beroepscontext betrokken bij de lessen?
- Wat is er nodig om burgerschapsonderwijs een sterkere positie te geven?
- Bent u eventueel bereikbaar voor andere vragen?
Dankuwel voor uw tijd! Mocht u nog vragen hebben aan mij of voor mevrouw Kuik kunt u ons bereiken op het
mailadres:
Bijlagen
51
4. Overzicht mbo-instellingen in Nederland Onderstaand tabel geeft alle publieke mbo-instellingen in Nederland weer (Ministerie van Cultuur,
Onderwijs en Wetenschap, n.d.). Iedere mbo-instelling is gecontacteerd vanuit de onderzoeker. De
contactgegevens van de geïnterviewde personen zijn anoniem en worden hier niet gedeeld. De
volgende bijlage geeft weer welke mbo-instellingen daadwerkelijk zijn geïnterviewd en ook hoeveel
docenten per mbo-instelling.
Mbo-instelling Locatie Website/contact Geïnterviewd
Alfa-college Drenthe, Groningen Overijssel
[email protected] Ja, 3
AOC Terra Drenthe, Groningen https://www.terra.nl/Home/Contact.html
Drenthe College Drenthe [email protected] Ja, 4 ROC Da Vinci College Drenthe, Noord-Brabant
Zuid-Holland
https://www.davinci.nl/contact-en-service/algemeen
Aeres MBO Flevoland, Groningen Gelderland
[email protected] Ja, 2
Landstede MBO Flevoland, Gelderland Overijssel
ROC Friese Poort Flevoland, Friesland [email protected] Ja, 2 ROC van Flevoland Flevoland [email protected] Friesland College Friesland Respondent direct benaderd Ja, 1
Nordwin College Friesland [email protected] Ja, 1 SVO-vakopleiding food Friesland, Gelderland
Groningen, Limburg Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland, Zuid-Holland
[email protected] Ja, 1
Aventus College Gelderland, Noord-Brabant, Overijssel, Zuid-Holland
https://nl.tfaforms.net/178 Geweigerd
Helicon Opleidingen Gelderland Noord-Brabant
Hoornbeeck College Gelderland, Overijssel Utrecht, Zeeland Zuid-Holland
https://www.hoornbeeck.nl/contact/ Ja, 1
Rijn IJssel Gelderland [email protected] ROC A12 Gelderland, Utrecht [email protected] ROC Nijmegen Gelderland, Noord-
Brabant
https://www.roc-nijmegen.nl/contact Ja, 1
ROC Rivor Gelderland http://rocrivor.m9.mailplus.nl/genericservice/code/servlet/React?wpEncId=VEjepcamRa&wpMessageId=1085&userId=3900496&command=viewPage
SOMA College Gelderland, Noord-Brabant, Overijssel
Zone college Gelderland, Overijssel https://zonecollege.nl/contact-college/ Ja, 1 Noorderpoort Groningen, Noord-
Holland
Contactpersoon direct benaderd
ROC Menso Alting Groningen, Overijssel [email protected] CITAVERDE College Limburg [email protected]
[email protected] [email protected]
Ja, 3
Bijlagen
52
Gilde Opleidingen Limburg https://www.gildeopleidingen.nl/contact/ Ja, 1 VISTA College Limburg [email protected] Curio Noord-Brabant [email protected] Ja, 4 De Rooi Pannen Noord-Brabant [email protected] Koning Willem 1 College Noord-Brabant https://www.kw1c.nl/contact/vraag ROC de Leijgraaf Noord-Brabant https://www.leijgraaf.nl/contact/?gclid=Cjw
KCAjwqJ_1BRBZEiwAv73uwA1GQFKTqf79vLAUAoHuim8NDML7-C12MFbXuKTDvHVnqfJcFThEbxoClKIQAvD_BwE#decline
Ja, 2
ROC ter AA Noord-Brabant [email protected] ROC Tilburg Noord-Brabant [email protected] Ja, 4 Sint Lucas Noord-Brabant [email protected] Summa College Noord-Brabant https://www.summacollege.nl/contact Ja, 1 Clusius College Noord-Holland https://www.clusius.nl/mbo/contact-1 Hout en Meubileringscollege
Noord-Holland, Zuid-Holland
[email protected] [email protected]
Ja, 1
MBO Utrecht Noord-Holland, Utrecht [email protected] Mediacollege Amsterdam
Noord-Holland [email protected]
Regio College Noord-Holland [email protected] Ja, 3 ROC Horizon College Noord-Holland [email protected]
[email protected] [email protected] [email protected]
Ja, 1
ROC Kop van Noord-Holland
Noord-Holland https://www.rockopnh.nl/onze-school/contact/
ROC Nova College Noord-Holland http://novacollege.m9.mailplus.nl/genericservice/code/servlet/React?wpEncId=rSKPpxUNfW&wpMessageId=1228&userId=3900344&command=viewPage&activityId=test&encId=1
ROC TOP Noord-Holland [email protected] ROC van Amsterdam Noord-Holland [email protected] Wellant mbo Noord-Holland, Utrecht
Zuid-Holland
Cibap Overijssel [email protected] Deltion College Overijssel [email protected] ROC van Twente Overijssel [email protected] STC-mbo college Overijssel, Zuid-Holland [email protected] Grafisch Lyceum Utrecht, Zuid-Holland [email protected] MBO Amersfoort Utrecht [email protected] MboRijnland Utrecht, Zuid-Holland [email protected] Ja, 3 Nimeto Utrecht [email protected] ROC Midden-Nederland Utrecht [email protected] Scalda Zeeland https://portal.scalda.nl/ords/f?p=221:201:0::
:::
Albeda Zuid-Holland https://www.albeda.nl/contact Lentiz Zuid-Holland [email protected] Leidse instrumentenmakers
Zuid-Holland [email protected]
ROC Mondriaan Zuid-Holland [email protected] Techniek College Rotterdam
Zuid-Holland [email protected] Ja, 2
Zadkine Zuid-Holland [email protected] Ja, 3
Bijlagen
53
5. Overzicht resultaten inleidende vragen interview Bent u als docent opgeleid in burgerschap of bent u docent in een ander vak?
2 Docent maatschappijleer
3 Zijinstroom, in burgerschap gerold.
4 Docent Nederlands en studiebegeleider → uren moesten ingevuld worden.
5 Docent maatschappijleer
6 Coördinator burgerschap
7 Coördinator burgerschap
8 Coördinator burgerschap
9 Bezig met docentenaantekening, uren moesten ingevuld worden.
10 Leraar geschiedenis. Via afstuderen terecht gekomen op het mbo.
11 Leraar geschiedenis
12 Educatie & alfabetisering van studenten. Bij burgerschap naar binnen gestroomd.
13 Vanuit Loopbaanbegeleiding doorgestroomd naar burgerschap
14 Leraar geschiedenis en Nederlands + Maatschappijleer
15 Leraar maatschappijleer
16 Leraar maatschappijleer
17 Leraar geschiedenis. Projectleider burgerschap
18 Culturele en maatschappelijke vorming. Burgerschap was bewuste keuze
19 Leraar geschiedenis & aardrijkskunde
20 Leraar werktuigbouwkunde maar via zijinstroom burgerschap.
21 Docent lichamelijke opvoeding
22 Docent tuinbouw, doorgestroomd naar burgerschap.
23 Docent pedagogiek, ingestroomd in burgerschap
24 Leraar Nederlands en geschiedenis
25 Docent maatschappijleer
26 Achtergrond theoloog
27 Leraar Nederlands en burgerschap erbij gekregen
29 Leraar maatschappijleer
30 Leraar geschiedenis en Nederlands en op eigen verzoek burgerschap gaan geven
31 Agrarische lerarenopleiding, uurtjes over en moest burgerschap gaan geven
32 Achtergrond in de diersector, ingestroomd bij burgerschap
41 Leraar maatschappijleer
42 Leraar economie en geschiedenis
43 Opgeleid burgerschap
44 Leraar geschiedenis
45 Zijinstroom en basis in facilitaire vakken
46 Sportdocent
Bijlagen
54
6. Antwoorden bij variabele: doel van burgerschapsonderwijs, indicator: doel docent Wat is het doel van burgerschapsonderwijs? / Wat voor studenten wilt u opleiden?
Hoe wilt u dit doel bereiken?
2 Duiding geven aan politieke context/ Kennis over financiering van de zorg meebrengen. Ook je eigen rechten en plichten, hoe de samenwerking werkt uitleggen. Gezondheid voor je zelf en cliënten.
Lesmethode, onderwerp + verhaal. Veel opdrachten inleveren en moskee- en kerkbezoek. Gemeenteraad & actuele onderwerpen. Combinatie tussen ‘binnen (literatuur) en buiten (gastsprekers + werkbezoeken).
3 Kritische, zelfstandige & nadenkende studenten opleiden/ Kritische, nadenkende burgers die bewuste keuzes maken.
Prikkelende onderwerpen behandelen over dat wat er gebeurt in de wereld. In combinatie met lesmethode ‘Kies’.
4 Kritische, meningsvormende maar respectvolle burgers opleiden. Sociale activiteiten kunnen ook vanuit studenten komen i.p.v. altijd iemand anders/ Kritische burgers: nadenken over argumentatie.
5 Handvaten meegeven aan studenten. Zorgen dat ze stemmen, praten over werkeloosheid/ Actieve burgers die weten hoe de maatschappij reilt en zeilt.
Voorbeeld stikstofcrisis: je kan gaan demonstreren maar je hebt ook andere mogelijkheden tot protest. Start met argumentatie achter een mening.
6 7 8
Studenten verschillende onderdelen van de maatschappij onder ogen brengen door middel van workshops in een burgerschapscarrousel/ Ervaringen in de praktijk met een opgebouwd netwerk.
Workshops 1 x in de 10 weken
9 Plichten kennen die buiten je eigen omgeving liggen/ Rechten en plichten kennen, snappen hoe het sociale domein werkt en wat je met het vitale domein kunt bereiken.
Economisch boek volgen en dan discussiëren en je eigen normen & waarden overbrengen. Boek is leidend en de gesprekken worden steeds beter.
10 Handvaten bieden om vooruit te kunnen in de maatschappij/ Kennis over rechten/plichten en waar ze heen moeten met problemen.
Praktijk koppelen met gastlessen, excursies & kennisoverdracht. Lesboek niet voldoende en ontwerpt 2/3 van lessen zelf.
11 Vroeger combinatie NL & burgerschap en dat werkte goed. Nu is het gesplitst en behandel je alsnog alles 2 x en dat wekt ophef op/ Niet alleen werknemers maar ook burgers van de toekomst.
Studenten willen het ‘zo snel mogelijk halen’ maar toch inspanningsverplichting dus ze werken met cijfers.
12 Het idee is dat de studenten worden opgeleid tot goede werknemer, en om gezond te kunnen deelnemen aan de maatschappij/ Vaardige studenten.
Dimensies behandelen
13 Kennis maken met maatschappelijke onderwerpen zodat ze zelfbewust en zelfdenkende burgers worden/ Naast vakgerichte lessen ook persoonlijkheidsontwikkeling.
Onderwerpen aanbieden die hieraan bijdragen
14 Wereldwijs maken van studenten, meer dan alleen eigen leefomgeving. Wegwijs maken in stad, gemeente, land en wereld/ Kritische studenten die zich in situaties kunnen verplaatsen en een mening kunnen vormen.
Voorbeelden gebruiken en praktijk ervaren. Bijvoorbeeld naar de PS met Prodemos. Mee laten denken over bepaalde onderdelen zoals wegaanlegging.
15 Redenen geven achter argumentatie/ In gesprek met studenten waarbij ze alles mogen zeggen zolang het maar beargumenteerd is. Leren wat gevolgen van bepaalde beslissingen zijn.
Werkstukken schrijven met visie van student erin verwerkt. Actualiteiten bespreken en documentaires bekijken. Vragen wat studenten ergens van vinden.
16 Er zijn niet veel uren burgerschap dus veel over de positionering in de maatschappij. -
18 Naast een goede werknemer op leiden tot een goed mens in de maatschappij/ Naast een goede werknemer ook een goed mens in de maatschappij, bewustwording van je toekomstig werkveld en omgeving.
Combinatie van loopbaan & burgerschap. Theorie per dimensie met een zelf gekozen, bijhorende activiteit
Bijlagen
55
19 Richten op zelfontplooiing en veel excursies voor verschillende inzichten voor de student. Door excursies te organiseren en in gesprek te gaan met de studenten.
20 Naast klaar stromen voor de arbeidsmarkt, ook kritisch zijn op nieuws en actualiteiten bijhouden/ Voorbereiden tot een volwaardig mens in de maatschappij.
Inspelen op de actualiteiten, daar ligt interesse van de studenten. Verder focussen op de vijf dimensies.
21 Bewustwording van verschillende meningen en zaken die belangrijk zijn in de maatschappij. Focussen op zelfontplooiing/ Mogelijk om studenten wegwijs te maken in de diversiteit van de maatschappij. Maatschappelijke problematiek bespreekbaar maken.
Naast de methodes ook de discussie aangaan met studenten en laten nadenken over hen en hun klasgenoten hun mening. Zonder waardeoordeel de studenten laten nadenken over de mening.
22 Studenten opleiden tot goede werknemers en burgers/ Niet alleen beroepsgericht opleiden maar ook als burger zijnde.
Fundamenteel studenten laten twijfelen aan hun mening door te discussiëren en dialogen aan te gaan. In het eerste jaar vooral discussie en dialogen, tweede jaar ervaring met excursies en het derde jaar geïntegreerd in de algemene leerlijn.
23 Naast meningsvorming ook wegwijs worden in de samenleving/ Bewust maken van verschillen in de maatschappij.
Dimensies uit het werkboek aanbieden en debatteren over stellingen. Bij de stelling de student een andere mening dan de eigen, laten beargumenteren.
24 Studenten betrekken bij de maatschappij/ Studenten die in grote lijnen weten in wat voor beroepsomgeving ze terecht komen en politiek bewust zijn.
Lesgeven over politieke stromingen, geen langdradige en saaie theorie geven. Bewustwording van het werkveld is belangrijk/
25 Democratisch burgerschap aanwakkeren, bewustwording van de samenleving/ Studenten die kennis toe kunnen passen in de praktijk.
De dialoog met de studenten aangaan waarbij maatschappelijk contexten worden belicht. Kijken naar de invloed op het leven van de student, werkt goed om de student centraal te zetten.
26 Studenten laten participeren in een steeds complexere omgeving/ Studenten laten participeren in een steeds complexere omgeving. Hoe werkt de wet, waar moet je op letten als je een huis koopt.
Leren hoe ze de wet interpreteren, op de hoogte zijn van nieuws en methode handhaven
27 Meer ervaren dan alleen de bubbel van de leefomgevingen/ Studenten zitten in een bubbel en alles moet in hun straatje passen. Met burgerschap een sfeer creëren dat ook andere opvattingen goed zijn.
Methode en aanhaken op de actualiteiten en daarover discussiëren. Eigen maken van de methode zodat studenten het leuk gaan vinden
29 Studenten volwaardig burger laten zijn in de samenleving, begrijpen dat verschillende culturen anders reageren op bepaalde situaties/ Gezond eten, sporten, bewegen en volwaardig bezig zijn als burger.
Voorbeelden uit de praktijk halen en dit gebruiken.
30 Dat studenten zich beseffen dat ze onderdeel zijn van de maatschappij en dat ze hierop inspelen. Verantwoordelijkheden liggen bij studenten zelf, initiatief tonen en anderen willen helpen/ Wat je ziet in het nieuws, is niet altijd de volledige waarheid. Probeer nieuwsgierigheid aan te wakkeren.
Kennistoets met inzichtvragen. Per thema een opdracht waar een mening gepresenteerd moet worden.
31 Maatschappij meenemen, het diploma geeft toegang tot het beroepenveld/ Argumentatie achter de redenatie.
Beroepscontext betrekken
32 Bewuste studenten in de maatschappij/ Burgers van de toekomstbewust maken van zichzelf als sociaal wezen. Eigen plek kennen in de maatschappij en bewust hiervan zijn.
Methode toepassen en de discussie aangaan. Inspelen op de achtergrond van de studenten en mening vragen. Argumentatie staat centraal.
41 Studenten kritische denkvaardigheden bijbrengen. Voordelen democratische rechtstaat, participeren in een multiculturele samenleving en een eigen mening vormen met waardeoordeel over informatiebronnen/
Niet alleen lesgeven maar ook studenten laten participeren en burgerschap terug laten komen in de besluitvorming en omgangsvormen
Bijlagen
56
Alle studenten die opgeleid willen worden.
42 Voorbereiden van studenten op volwaardige deelname aan de maatschappij en functioneren in hun toekomstige beroep/ Deelnemende burgers van de maatschappij en een mening kunnen vormen en overbrengen.
4 dimensies en de 21-eeuwse vaardigheden. Lessen, projecten, gastsprekers en excursies.
43 Sociale vaardigheden geven naast de beroepsgerichte vakken/ Burgers die weten wat er in de wereld gebeurt en een mening kunnen vormen.
Leerstof op het juiste niveau aanbieden.
44 Studenten opleiden tot kritische burgers/ Geen keuze, studenten moeten dit vak gewoon halen.
Informatie presenteren en uitdagen om er iets over te vinden. Op de reacties inhaken en ze verder uitdagen.
45 Wat als burger je rechten/plichten zijn en studenten motiveren om zich te ontwikkelen/ Alle studenten die opgeleid willen worden.
Bewust maken van jezelf in de maatschappij door middel van opdrachten, debatten, filmpjes en persoonlijke aandacht.
Bijlagen
57
7. Antwoorden bij variabele: doel van burgerschapsonderwijs, indicator: brede visie mbo-instelling - Is er een algemene visie vanuit instelling op burgerschapsonderwijs?
Weet u wat er van u wordt verwacht? Is er contact met andere docenten binnen de instelling over burgerschapsonderwijs?
2 In ontwikkeling, docenten worden hierbij betrokken. Respondent zelf ook, heeft ‘juiste’ achtergrond en mag mensen scholen.
Democratische opvoeding. Vanuit de overheid de domeinen. Studenten moeten aan de inspanningsverplichting voldoen. Ook beroepsgericht kijken: extra duiding aan het beroep geven.
Ja. Meerdere docenten die BS geven, niet iedereen ook docent BS. Heel veel verschil intern, binnen de opleiding zelf. Veel fouten, heeft te maken met de bevoegdheden van de docent zelf.
3 Iedereen gebruikt methode ‘kies’. Overleggroep met docenten burgerschap voor zorg/techniek.
Studenten laten nadenken waarom ze doen, wat ze doen. Door corona veel zelf. Veel overleg mocht er van methode gewisseld worden. Overleggroep met docenten burgerschap voor zorg/techniek.
4 Examenplan met veel vrijheid. Zelfontwikkelde lesmethode. Altijd quiz, filmpje, stelling en terugblik.
Voldoen aan het examenplan. Team komt elke 8 weken bij elkaar, bespreken voortgang studenten.
5 Doel is opleiden tot actieve participatie. Geen visie uit instelling. Veel verschillende meningen. Klaarmaken van student hoe ze moeten leven in de maatschappij, leven na opleiding & handvaten bieden.
Met één docent, met een ander boek als basis.
6 7 8
Alle locaties werken met burgerschapscarrousel Het begrip inspanningsverplichting is vertaald naar punten. Studenten moeten zoveel workshops volgen om hun inspanningsverplichting te behalen. Geen druk van een toets en je kan ontspannend een workshop volgen.
Coördinatoren dus ja
9 Waarschijnlijk wel, docent niet op de hoogte. Je moet t leuk maken i.p.v. herhaling van maatschappijleer. Geen opdracht gekregen, wel een boek.
Geen contact, van bovenaf is bepaald dat er met economische dimensie wordt gestart.
10 Visiestuk is in ontwikkeling. Hoofdlijnen is student keuzevrijheid geven in zijn ontwikkeleng, digitale vaardigheden en werknemer.
Landelijke eisen met vier dimensies en kritische denkvaardigheden.
Soms, zijn 2 à 3 dagen waarbij er wordt samengekomen. Tips & tricks delen, vanuit ieder team 1 persoon.
11 Vier pijlers: inclusiviteit, uitdagende leeromgeving, partner van de regio en meer dan een diploma (kennis vanuit burgerschap)
Breed kwalificatiedossier maar helder wat er wordt verwacht.
Werkt in een team met vier docenten en heeft overleg
12 Vier pijlers: inclusiviteit, uitdagende leeromgeving, partner van de regio en meer dan een diploma (kennis vanuit burgerschap)
Kan niet voldoen aan de kwalificatie-eisen in een kort tijdbestek. Bij zorg erg verweven in alle vakken. Vooral leren hoe je met elkaar omgaat.
Alle docenten hebben geen burgerschapsachtergrond en overleggen met elkaar.
13 Handreiking vanuit mbo-instelling Ja Heel weinig. BS moet intensiever zodat het leuker wordt gezien. Te weinig tijd voor.
14 Er is een werkgroep maar dat heeft niet veel animo. Dit is noodzakelijk voor de docenten met een andere achtergrond dan geschiedenis/maatschappijleer/
Zelf in de hand, enige docent die het geeft. Verschillende methodes vergeleken.
Valt erg tegen, burgerschap wordt vanuit eilandjes gegeven.
15 Document maar dat laat alle vrijheid over aan de docenten Er is niet een ‘dit-doet-een-burgerschapsdocent-handboek’. Heel veel zelf onderzoeken.
Niet veel contact met andere scholen en docenten. Wel steeds meer afstemming onderling vanwege het switchen van studenten.
16 Platvorm voor burgerschapsdocenten. Methode wordt gevolgd wat wordt aangevuld met maatschappelijke/politieke en juridische zaken.
Breed kenbaar maken wat de positie van de burger in de rechtstaat is
Docent Nederlands krijgt dit er vaak bij.
Bijlagen
58
17 Vier pijlers: inclusiviteit, uitdagende leeromgeving, partner van de regio en meer dan een diploma (kennis vanuit burgerschap)
Vijf dimensies, kritische denkvaardigheden als vijfde dimensie beschouwd.
Zit in werkgroep burgerschap
18 Ja er is een overkoepelende visie waarbij de regio wordt verbonden aan de student en andersom.
Burgerschap is vaag en vooral een ondergeschoven kindje, je moet er iets mee maar wat staat vrij. Kwaliteit van onderwijs gaan ten koste van de inspanningsverplichting.
Ja
19 Visie: excursie en het is gehaald, visie: ‘het is belangrijk maar je moet zo min mogelijk geld en tijd eraan kwijt zijn’
Landelijke eisen met vier dimensies en kritische denkvaardigheden.
Was er wel, het is nu helaas weer ieder voor zich. Komt ook door het tekort aan regelgeving.
20 Hele uitgebreide visie maar niet concreet, lastig te vertalen Nee, ieder team doet het op zijn/haar eigen manier Niks
21 Nog nooit van gehoord Methode en richtlijn die vrij ingevuld mogen worden. Af en toe komt vakgroep samen, meerdere docenten en meerdere methodes
22 Ja, instelling breed vastgelegd. Ja, visiedocument en vastgelegd in curriculum. 5 x per jaar een samenkomst
23 Visie is op studenten op te leiden tot bewuste, maatschappelijke burgers waarbij de invulling daarvan vrij ligt bij de docenten
Openstaan voor meningen zonder te oordelen. Basis voor omgang met anderen, niet alleen zelfontplooiing.
Met 1 collega direct contact. Voor de rest af en toe samenkomsten
24 Te veel locaties om het haalbaar te maken Kwalificaties behandelen op eigen manier Geen contact tenzij je dat zelf regelt
25 Ja er is een algemene visie maar de invulling ligt bij de docent Burgerschap is om studenten te motiveren om te participeren en context aan te brengen. Vrije invulling aan de vier dimensies, visie hierop zelf creëren.
Ja, met de collega op locatie.
26 Ja maar niet strak geformuleerd. Gelukkig niet ‘geïntrigeerd maar vast lesuur op het rooster.
Veel docenten zonder juiste achtergrond op het mbo. Zijn allemaal ‘leuke opdrachten’. Het doel is niet helder, de kwalificatie-eisen wel. Te weinig aandacht voor mentale gezondheid.
Ja binnen de mbo-instelling voortdurend overleg door middel van tools en studiedagen
27 Is er wel maar zou niet weten wat erin staat Studenten een idee geven van wat er speelt in de maatschappij.
Op de locatie 1 directe collega
29 Theoretisch component met praktijkvoorbeelden. Praktijk zelf doen, iedere opleiding doet dit. De praktijk is opleidingsafhankelijk.
Kwalificatie burgerschap behalen, heeft zelf lesmethode ontwikkeld.
Elke week quizzen en lesmethodes delen via interne communicatie
30 Algemene visie in een meerjarenplan met daarin ondernemendheid en verantwoordelijkheid
Kwalificaties en competenties worden intern besproken. Veel overleg met twee docenten van mbo-instelling
31 Aan de hand van het meerjarenplan/visie vormgeven aan al het burgerschapsonderwijs.
Veel overleg met twee andere docenten van mbo-instelling
32 Organisatie bepaalt niet de richtlijnen, doet de overheid met de vier dimensies. Groene school dus veel in duurzaamheid.
De deelgebieden zijn helder, weet als docent welke kwalificaties en competenties er zijn.
Veel overleg met twee andere docenten van mbo-instelling
41 Ja Ja vanaf volgend jaar voor de leerlijn BBL
42 Er is een visiedocument Ja Ja
43 Ja Ja Kenniskringen en netwerkbijeenkomsten
44 Ja Ja en dat is heel weinig Beperkt
45 Ja een lesplan om de inspanningsverplichting te voldoen. Ja Ja, lessen worden afgestemd.
46 Vier pijlers: inclusiviteit, uitdagende leeromgeving, partner van de regio en meer dan een diploma (kennis vanuit burgerschap)
Zit in werkgroep burgerschap
Bijlagen
59
8. Antwoorden bij variabele: vier dimensies, indicator: verdeling van de dimensies Komen de vier dimensies van burgerschap evenredig aan orde in de urenverdeling? Merkt u of er dominante dimensies zijn?
2 Politiek, sociaal-maatschappelijk & economisch meer. Vitaal burgerschap minder omdat het een zorgopleiding is. Dit onderwerp komt terug bij collega’s.
Alle dimensies behalve vitaal burgerschap.
3 Ja. Boek heeft 5 dimensies: 4 vanuit de overheid + wereldburger. Nee
4 Ja, 4 lessen per onderwerp. Verschilt per docent. Lastig om van alle dimensies genoeg te weten.
5 Ja Vitaal is lastig omdat de doelgroep jong is en niet per se geïnteresseerd in ‘gezond leven’. Drugs en alcohol wel interessant.
6 7 8
Burgerschapscarrousel dagen: vier workshops op 1 dag. Politiek minst aantrekkelijk omdat het ‘saai’ is
Vitaal burgerschap valt deels onder carrouseldagen en een stuk heet fitforlife die 2 x per week 2 studiejaren lang sporten.
9 Is wat je er zelf van maakt. Vitaal interessanter omdat dat bij het beroepenveld past.
10 Vier keer 10 weken burgerschap → SM, PJ en economisch. Vitaal is laatste periode in mindere mate vanwege examens. Kunt je aanmelden voor afvalprogramma of stoppen met roken cursus.
11 Vitaal burgerschap heeft de meeste verplichte uren (16). Invulling voor de rest vrij. Zorgen dat er geen dubbele lessen worden gegeven dus zoveel mogelijk dimensies combineren.
Veel ruimte voor sociaal-maatschappelijk omdat dat vaak wordt vergeten bij techniek.
12 Vitaal burgerschap heeft de meeste verplichte uren (16). Invulling voor de rest vrij. Zorgen dat er geen dubbele lessen worden gegeven dus zoveel mogelijk dimensies combineren.
Sociaal-maatschappelijk is verweven door de hele opleiding. Daardoor meer ruimte voor economische dimensie.
13 Ja Nee
14 Heeft te maken met eigen voorkeur docent en groep. Indeling afhankelijk van opleiding. Sociaal-maatschappelijk minder, PJ saai. Vitaal bevat kritische vaardigheden en economie veel vraag naar.
15 Afhankelijk van docent, persoonlijk. Sociaal-maatschappelijke dimensie is dominant, komt in veel beroepenvelden terug.
16 Methode wordt gevolgd Meer uren voor de sociaal-maatschappelijke en politiek-juridische dimensie omdat dat lastigere theorie is
17 Vitaal burgerschap heeft de meeste verplichte uren (16). Invulling voor de rest vrij. Zorgen dat er geen dubbele lessen worden gegeven dus zoveel mogelijk dimensies combineren.
Vitaal burgerschap
18 4 uren voorzorg, 1 uur project en 1 uur nazorg. Evenredig verdeeld Niet echt
19 Strak verdeeld: vier periodes met 8 uren, per peridode 1 dimensie Nee eerlijke verdeling
20 Sociaal-maatschappelijk, politiek-juridisch en vitaal burgerschap neemt de meeste tijd Sociaal-maatschappelijk, politiek-juridisch en vitaal burgerschap neemt de meeste tijd
21 Methode is de richtlijn. Sociaal en vitaal leuker Politiek-juridisch neemt meer tijd in beslag
22 Vanwege de methode evenredig verdeeld. Meer aandacht voor politiek omdat dat lastig is
23 Sociaal-maatschappelijk en vitaal erg belangrijk vanwege de toekomstige banen. Politiek is lastig
24 Per periode een dimensie Sociaal-maatschappelijk meest relevant bij opleiding. Vitaal lastig en economie pas interessant na stage i.v.m. stagevergoeding
25 Evenredig verdeeld met de tijd die beschikbaar is. Vitaal vanwege bespreking seksualiteit en vragen daarover
26 Afhankelijk van de docent. Docent economie vindt dat leuker dan sportdocent die vitaal leuker vindt. De lesmethode behandeld de dimensies evenredig
Politiek kun je interessant maken als de omgeving wordt betrokken, wordt vaak als saai en moeilijk gezien
Bijlagen
60
27 Heel evenredig. Politiek neemt meer tijd in beslag dan vitaal omdat politiek lastiger is dan de vitale dimensie
29 Allemaal evenveel maar sommige dimensies wel meer populariteit. Economische dimensie interessant door contactbesprekingen maar verpleegkunde heeft meer affiniteit met seksualiteit en culturele minderheden.
30 Burgerschap wordt verdeeld over vier dimensies in twee jaren
31 Burgerschap wordt verdeeld over vier dimensies in twee jaren
32 Burgerschap wordt verdeeld over vier dimensies in twee jaren Economische dimensie omdat het relevant is voor de sector.
41 Ja leerlijn bevat de vier dimensies -
42 Redelijk Meer aandacht voor de economische dimensie
43 Ja Politiek-juridisch, economisch, sociaal-maatschappelijk, vitaal, talent en loopbaansturing.
44 Afhankelijk van de docent Veel aandacht aan politiek
45 Ja, looptijd 10 weken Politiek-juridisch is lastiger.
46 Vitaal burgerschap heeft de meeste verplichte uren (16). Invulling voor de rest vrij. Zorgen dat er geen dubbele lessen worden gegeven dus zoveel mogelijk dimensies combineren.
Vitaal burgerschap
Bijlagen
61
9. Antwoorden bij variabele: vier dimensies, indicator: behandeling politiek-juridische dimensie Hoe wordt er invulling geven aan
de politiek juridische dimensie van het burgerschap?
Wordt er aandacht besteed aan de parlementaire democratie, de rechtstaat en het rechtssysteem?
Wordt er uitleg gegeven over de rol van de overheid?
Wordt er gesproken over verschillende politieke stromingen?
De rol van de media op het Nederlands beste
2 Veel praktijkvoorbeelden. Respondent is Raadslid. Gebruikt veel praktijkvoorbeelden.
Literatuur, filmpjes, Prodemos. Objectief in het onderwijs desondanks achtergrond. Veel stellingen en ruimte voor discussies over onderwerpen.
Ver- en ontzuiling bespreken. NOS en RTL4 nieuws vergelijken → beeld werkt beter dan tekst.
3 Heel veel → theorie en dan praktijkopdracht waarbij ze theorie toepassen.
Trias politica Verschil links/rechts, conservatief/progressief. Standpunt innemen van partij die ver bij je weg ligt.
4 Quiz Prodemos, eigen staat maken → vergelijken met NL.
Filmpje met uitleg Brainstormen over stromingen en dit presenteren.
Mediawijsheid valt onder een andere les.
5 Lesboek hoe het werkt. Eerst het systeem snappen en dan overzicht maken hoe de praktijk is.
Wetgevingsproces. Concreet maken door voorbeeld alcoholleeftijd van 16 naar 18 → wetgevingsproces doorlopen.
Naast het boek opdrachten inleveren. 1 partij kiezen, normen & waarden beschrijven en uitleggen waarom dat past.
Media heel veel invloed op studenten → framing voorbeeld bij Trump en Poetin.
6 7 8
Door gastlessen van Prodemos Door gastlessen van Prodemos Door debatvorm in het gemeentehuis Gastlessen van Prodemos
10 Wat kunnen werknemers van jou verwachten/eisen. Linken aan leefwereld
Langs gemeenteraad, rechtbank Diepgang is afhankelijk van de student zelf.
Gemeentelijk en inhaken op de campagnes van partijen
11 Vergelijken met de studentverkiezingen op mbo
Stemwijzer invullen en over in discussie gaan
12 Afhankelijk van de actualiteiten. Bezoek gemeentehuis Debatteren in de Statenzaal van de provincie
Verkiezingsmarkt -
13 Prodemos op school of op locatie Ja Ja Ja Ja waarschijnlijk wel
14 Belangrijkste onderdeel met scheiding van de machten en Trias Politica
Alles is reactie op verleden dus dat ook uitleggen Tastbaar maken
Waardeoordelen behandelen, elke partij heeft goede en minder goede punten
15 Wat is democratie & waarom is dat belangrijk? Prinsjesdag
Uitleg over grondrechten Stemwijzer in laten vullen & dan daarop inspelen.
16 Hoe werkt een democratie wordt behandeld
Systeemuitleg Uitleg partijsysteem en verschillen links/rechts & conservatief/progressief.
Bijlagen
62
Eigen partij oprichten en dan meningen beargumenteren. Coalitieproces vormgeven met stemverhoudingen en daarover praten
18 Werkbezoek naar Den Haag of de rechtbank
Uitleg over hoe het land bestuurd wordt door het realistisch te maken
Stemwijzer
19 Boek als leidraad (50%) Theorie en werkbezoek naar de Tweede Kamer
Theorie Politieke partij oprichten (50%) Theorie
20 Per thema inleidende opdrachten Tweede Kamer bezoek met Prodemos
Opdrachten Opdrachten Opdrachten
21 Tastbaar maken Introductiefilmpje van de PPV en hierover in gesprek gaan. Uitleg over links/rechts en conservatief/progressief
22 Eerst methode daarna praktijk in Bezoek Provinciale Staten Bezoek rechtbank Bezoek Provinciale Staten -
23 Theorie en praktijk Werkbezoek provinciehuis Zorgverzekeringen en de belastingdienst met de belastingaangifte.
Formatiespel van Prodemos -
24 Veel uitleg over de geschiedenis van de partijen en Nederland.
- Klas opdelen in groepen en een partij laten uitpluizen en presenteren.
-
25 Democratie staat centraal. Politiek dichtbij brengen door lokaal te betrekken
Overheid bepaalt veel voor beroepscontext, daarop inhaken
- -
26 Lokaal en tastbaar maken Bespreken wat een politicus doet in de week: fractieoverleg, coalitieoverleg en voorbespreking raad.
Financiering van lokale bedrijven uitleggen
Coalitie-overleggen met politieke partijen uitwerken
-
29 Wordt behandeld Wordt behandeld Wordt behandeld Aparte dimensie
30 Volgens lesboek
31 Volgens lesboek
32 Link/rechts, conservatief/progressief uitleggen
- - - Fakenews
42 Naast lessen moeten studenten onderzoek doen en debatteren
Ja Ja Ja Ja
43 Ja Ja Ja Ja vooral over fakenews
44 Opdrachten, nieuws, documentaires
Ja Ja Ja Ja
45 Opdrachten en een rollenspel met een hoorzitting.
Vragenlijst voor politieke kleur Fakenews
Bijlagen
63
10. Antwoorden bij variabele: vier dimensies, indicator: behandeling sociaal-maatschappelijke dimensie Hoe wordt er invulling gegeven aan de
sociaal-maatschappelijke dimensie? Wordt er aandacht besteed aan de grondrechten en plichten in Nederland?
Wordt er aandacht besteed aan (sub)culturen?
2 Discussie over de grondrechten, basis van de rechtstaat.
Door studenten te wijzen op rechten en plichten. Voorbeeld: docent wil doorgaan in pauze. Studenten boos → hun recht op pauze.
Kerk- en moskeebezoeken, migratievormen behandelen en geschiedenis & waarom bedrijven zich hier of in Afrika vestigen.
3 Arbeidsrecht, grondrecht/plicht → veel weetjes en dan discussie
Weetjes over bv. instelling vrouwenrecht en dan kijken naar verschil vroeger en nu.
4 Interview met maatschappelijke werker in groepjes van 4.
Interview met een andere achtergrond dan Nederland. Kern: anders is niet fout.
5 Rechten en plichten = basis van burgerschap. Groot beginnen en klein maken → waar heb jij recht op en welke plichten horen hierbij.
Les op een ‘witte’ school, zoveel mogelijk bespreekbaar maken van andere culturen.
6 7 8
Ervaringen van ‘loverboymeisjes’ en vluchtelingen
Uitleg tijdens workshops over grondrechten en plichten Gesprekken met vluchtelingen met een andere achtergrond
9 Vrijwilligersinitiatief uitvoeren. Plan bedenken over wie verantwoordelijk is in bepaalde situaties.
Tijdens bezoek aan Tweede Kamer Gesprekken over cliënten met andere culturele achtergrond
10 Vooral lokaal: waar kun je heen voor hulp, wat staat er in je contract.
Veel verschillende culturen in de klas dus dat loopt automatisch wel
11 Maatschappelijk probleem uitpluizen: wat gebeurt er en waarom?
Behandelen tijdens maatschappelijk vraagstuk: wat zijn je rechten en plichten in zo’n situatie?
Besef dat studenten bij mensen over de vloer komen betekent ook dat studenten andere normen & waarden moeten begrijpen/kennen
12 Aandacht voor diversiteit, discriminatie en vooroordelen
13 Meldpunt discriminatie en aanvullen met gastsprekers en vluchtelingenwerk.
Ja Door het vluchtelingenwerk. Kan nog beter.
14 - Niet concreet maar in combinatie met het Statenspel van Prodemos behandelen. De studenten kennen hun rechten maar de plichten minder.
-
15 Buiten comfortzone dingen bespreken, andere beelden van de oorlog maar ook gevangenis & de criminaliteit
Uitleg en discussie over grondrechten Veel culturen en bijpassende normen & waarden bespreken. Ook grote mix culturen in klas
16 Tastbaar maken Ja bijvoorbeeld verkeersveiligheid, kun je zelf wat aan veranderen.
18 Bezoek rechtbank Moskee, kerk- en synagogebezoek maar ook Humanity House
19 50% lesboek en opdrachten Theorie Nederlandse cultuur vergelijken met andere culturen. Werkbezoek naar moskee, synagoge en kerk met een verslag
20 Hangt van de actualiteiten Inspelen op Paarse Vrijdag
Bijlagen
64
21 Meer politiek-juridisch Start met ‘wie ben ik en wat is mijn handleiding’. Bewustwording van onderlinge verschillen
22 Bespreekbaar maken van verschillen. Studenten kunnen kiezen uit verschillende workshops die ze kunnen volgen
- In gesprek met vluchtelingen, verslaafden in herstel en personen in gendertransitie
23 Opdrachten vanuit het werkboek, kijken naar jezelf als burger en dat presenteren aan elkaar. Tastbaar maken en meningen horen.
Via de theorie en via Amnesty International Klas in groepen verdelen en cultuur uit laten werken. Presenteren met eten uit dezelfde cultuur.
24 Voorbeelden koppelen aan burgerschap. Meer politiek-juridisch Betoog schrijven over ervaringen uit de zorg en koppelen aan onder andere Nederlands
25 Democratie verklaren en de verschillen in meningen uitleggen Genderdiversiteit bespreken
26 Groepsdruk, hoe onderscheid je jezelf. Uitleg over seksualiteit en drugs
27 Eén keer per jaar een thema - -
29 ‘Jij in de maatschappij’ - Culturen met elkaar verbinden
30 Aantonen door opdracht dat studenten zich kunnen inzetten in de maatschappij.
-
32 Toezicht houden en studenten aanspreken om hun gedrag.
- Veiligheid in de klas: geen onderscheid maken in huiskleur of gender
42 Nadenken over zichzelf, samenleving, cultuur, diversiteit en vrijheid.
Dit is meer voor de politiek-juridische dimensie Ja
43 Actuele onderwerpen koppelen aan de lesstof.
Rechten en plichten maar ook rechten van mensen uit de LGHBTI-community
Hoe het voor asielzoekers is om hier te vestigen en over racisme
44 Werkstukken waarin aandacht wordt besteed aan multiculturele samenleving
Ja Ja
45 10 weken anderhalf uur Anderhalf uur met 2 opdrachten Onderzoek subcultuur
Bijlagen
65
11. Antwoorden bij variabele: vier dimensies, indicator: typen burgerschap Focust u zich op individuele rechten en zelfontplooiing? Zo ja: hoe doet u dat? Focust u zich op aanpassingsgerichte burgers? Zo ja: hoe doet u dat?
4 Focus op zelfontplooiing → vergelijken van eetpatronen en activiteiten. Meningsuiting komt niet altijd van pas → dat meegeven.
5 Opleiden met kritische denkvaardigheden. Landbouw spreekt erg voor zichzelf en moet zich ook leren ‘aanpassen’ naar mensen van buiten de landbouw.
10 Wat zijn je rechten als burger? Wat vind jij interessant? Nee
13 Zelfontplooiing door in gesprek te gaan en te reflecteren Geen focus in het programma maar komt af en toe ter sprake
14 Focus hierop in de rol als burger. Partijen die bijvoorbeeld voor belangen van studenten opkomen.
-
15 Werkstukken door het jaar heen waarbij ze werkstukken maken en waarbij ze de bronnen kenbaar moeten maken. Vervolgens kijken naar de betrouwbaarheid en cetera
19 Bij bepaalde doelgroepen vooral op zelfontplooiing -
21 Onderwijs is gericht op zelfontplooiing Inleving in andere culturen
23 Vooral bij SLB Omgang met anderen in je beroep en betrekken in situaties waarin je hebt gezeten.
30 Beide Acceptatie van groeperingen in de maatschappij. Kracht van burgerschap ligt bij het tastbaar maken.
31 Beide Acceptatie van groeperingen in de maatschappij. Kracht van burgerschap ligt bij het tastbaar maken.
32 Beide Acceptatie van groeperingen in de maatschappij. Kracht van burgerschap ligt bij het tastbaar maken.
42 Accent leggen op persoonsvorming en stimuleren om de wereld te ervaren Nee ze moeten hun eigen weg vinden en niet aanpassen.
43 Leuke actuele onderwerpen behandelen in de klas Nederlanders passen zich altijd aan
44 Werkstuk maken en dit klassikaal beargumenteren. Nee
45 Verplichte onderwerpen zijn je rechten/plichten en wat je wilt bereiken. Ook ruimte voor discussie elke week.
Iedereen is gelijk, mensen met een allochtone achtergrond hebben meer hulp nodig.
Bijlagen
66
12. Antwoorden bij variabele: praktische invulling van burgerschap, indicator: moment in het onderwijsprogramma In welk jaar krijgen de studenten burgerschap? Hoelang is de periode dat studenten burgerschap krijgen? Hoeveel uren?
2 BOL: 1e jaar & 2e jaar BBL: 1e jaar
BOL: 1e jaar, 2 periodes. 2e jaar, 10 uren. BBL: 1e jaar, elke periode 30 uren. 1 uur = 60 minuten.
3 2e jaar, elke periode andere dimensie 2e jaar, 1 uur per week → 38 uren
4 1e en 2e jaar 1e jaar: vitaal burgerschap & sociaal-maatschappelijk 2e jaar: politiek & economisch (voorbereiden stage). Iedere dimensie 4 lessen van 2 uren.
5 3 studiejaren Iedere week 1 lesuur van 45 minuten
1e jaar: sociaal-maatschappelijk & politiek. 2e jaar: economisch & vitaal + criminaliteit + rechtstaat 3e jaar: wereldburgerschap, kritisch denken + einddebat
6 7 8
1e en 2e studiejaar, eerste jaar door gastdocenten 4 per dag, tweede jaar dagdeel ‘uit huis’
Niveau 1: 10 punten → 10 workshops 2: 18 maximaal 3 workshops per dag 3 & 4: 4 workshops per dag → vier dimensies moeten elke keer.
9 1e jaar 4 blokken van 9 weken 1 uur per week
10 1e jaar Anderhalf uur omdat ze het maar 1 jaar krijgen
11 1e jaar 54 lesuren zonder vitaal burgerschap. Totaal: dus nog 32 uren daarbij
12 1e en 2e jaar. Verpleegkunde ook in jaar 3 2 x 54 uren of 3 x 53 uren
13 1e en 2e jaar 4 dagen burgerschap zodat je de diepte in kunt
14 1e jaar en ieder jaar deelname aan de dag van de vrijwilliger
Vier periodes, 10 weken lang 1 uur per week
15 1e jaar BOL: 2 uur per week BBL: 1 uur per week
16 1e jaar 2 uren per week maar wordt gezien als te weinig
18 1e en 2e jaar 40 weken, 4 x 9 weken les. 1 dimensie = 1 activiteit + 1 uur nazorg
19 1e jaar 4 periodes, per periode dimensie
20 1e jaar, daarna verweven 40 weken met 2 uren per week
21 1e jaar 30 weken met 90 minuten per week + excursies
22 Alle jaren Jaar 1, kennis Jaar 2, ervaring Jaar 3, integratie
23 1e jaar Periode 1, 9 weken met 2 uren, debat + een dimensie Periode 2,3 en 4: 9 weken 1 uur en daarnaast tijd om opdrachten te maken
24 Jaar 1, 2 en 3 Jaar 1, elke week elke periode 1 uur Jaar 2, elke week elke periode 1 uur Jaar 3, verspreidt over blokken van een half uur
25 Verschilt per opleiding, minimaal 52 uren eraan besteden. Bij respondent zijn/haar opleiding Periode 1, 2: twee blokuren
Bijlagen
67
Periode 3, 4: één lesuur
26 1e jaar Per periode 1 dimensie, 1 uur per week
27 Alle jaren Jaar 1, 2 periode Jaar 2, 2 periodes Jaar 3, 1 periode
29 Alle leerjaren BOL: 2 uren per week BBL: 1 uur per week
30 31 32
1e en 2e jaar Zowel leerjaar 1 als 2, 2 periodes, per week 1 uur. Eerst sociaal-maatschappelijk, dan economisch. Jaar 2 politiek juridisch.
41 Elk leerjaar BOL-leerweg 2 uur per week BBL-niveau 1/2 14 uur per jaar BBL-niveau ¾ 8 uur per jaar
42 1e jaar, deels 2e jaar 1e jaar 4 perioden van 90 minuten.
43 1e en 2e jaar 90 minuten per week, iedere periode 2 jaar lang
44 Alle jaren 1 uur per week per jaar
45 1e en 2e jaar Per leerjaar 2 x 10 weken met 15 uren
46 Afhankelijk van opleiding Afhankelijk van opleiding
Bijlagen
68
13. Antwoorden bij variabele: praktische invulling van burgerschap, indicator: afrondingseis Hoe wordt burgerschap afgerond?
2 Verzameling van opdrachten, 100 % aanwezigheidsplicht en een eindopdracht met beargumenteerde, eigen mening over een actueel onderwerp. Minimaal 2 à 3 excursies bijgewoond.
3 Boek invullen + nagekeken → inspanningsverplichting. Geen toetsing.
4 Examen bestaat uit aanwezigheidsplicht van 80%. Per dimensie werkstuk inleveren.
5 Toetsen over theorie en opdrachten voor cijfer. Vormt samen het einddossier.
678 Aftekenkaart → zoveel workshops aanwezig geweest, anders geen diploma.
9 Economische dimensie toets, politiek bezoek Tweede Kamer + verdiepende opdracht. Vitale dimensie: Gezondheidsbeurs bezoeken + verslag. Sociale dimensie: vrijwilligersopdracht.
10 Per opdracht een stempel halen en per dimensie een eindopdracht inleveren. Opdrachtenboek moet ook af zijn
11 Aanwezigheid, actieve houding in de les, groepsopdrachten voldoende halen, aanwezigheid bij gastsprekers en een reflectieverslag per dimensie en een eindverslag over alle dimensies bij elkaar.
12 Aanwezigheid, actieve houding in de les, groepsopdrachten voldoende halen, aanwezigheid bij gastsprekers en een reflectieverslag per dimensie.
13 Alle dagen aanwezig en anders vervangende opdracht. Inspanningsverplichting wordt afgevinkt.
14 Per dimensie meerdere opdrachten inleveren en in gesprek gaan. Participatie & aanwezigheid erg belangrijk.
15 Vier opdrachten voldoende maken door het eerste jaar heen.
16 Sectorafhankelijk. Inspanningsverplichting kan uitgelegd worden als één activiteit. Respondent zijn sector toets het door een schriftelijk examen en verslagen waarin ze aantonen kritisch na te denken. 10 weken elke dimensie, behalve vitaal → daar worden 5 weken verspreidt over de politiek-juridische en de sociaal-maatschappelijke dimensie.
17 Afhankelijk van het de opleiding
18 Opdrachten en aanwezigheid
19 Aanwezigheid bij excursies, indien niet aanwezig, alternatieve dag
20 Portfolio inleveren in jaar 1: dat is de inspanningsverplichting.
21 Aanwezigheidsplicht van 80%, beantwoording vragen van het boeken meedoen in de lessen.
22 Inspanningsverplichting is voldaan bij het halen van de toetsen bij de dimensies (min. 5.5) en portfolio’s. Jaar 2 bewijs van deelname en jaar 3 is afhankelijk van de docent.
23 Exameneisen zijn 80% aanwezigheidsplicht en de opdrachten uit de werkboeken maken.
24 Studiepunten aan jaar 2 gekoppeld die ze verdienen door opdrachten voldoende te maken.
25 Elke dimensie afronden met een voldoende. Sociaal-maatschappelijk: verbanden in project aangeven. Poltiek-juridisch: project + presentatie en toets. Economisch: vraagstuk behandelen. Vitaal: werkstuk schrijven.
26 Inspanningsverplichting is uniek, vastgelegd in verantwoordingsdocument. Staat gelukkig verplicht op het lesrooster. Afronding is toets, werkstuk, presentaties per dimensie.
27 Elke dimensie wordt afgetoetst met toetsten van Schokland
29 5 kennistoetsen, per hoofdstuk 1. Media aparte toetsing bij ander vak.
30 Kennistoets en per dimensie een project. Voorafgaand aan praktijkexamen burgerschap voldoende gehaald zijn. Ieder leerjaar moet voldoende zijn.
41 Betoog of presentatie over een actueel en relevant onderwerp van één van der vier dimensies
42 Slotopdrachten per dimensie en een opdracht over 21-eeuwse vaardigheden
43 Prestaties en het invullen van het examenformulier
44 Werkstukken
45 Portfolio met opdrachten en bij negen opdrachten inspanningsverplichting voldaan.
46 Afhankelijk van de opleiding
Bijlagen
69
14. Antwoorden bij variabele: praktische invulling van burgerschap, indicator: lesvoorbereiding Baseert u uw lessen op lesboeken? Is er
veel vrije invulling? Is er ruimte voor discussie over maatschappelijke vraagstukken?
Is er ruimte om actualiteiten tijdens de lessen te bespreken?
Komen de studenten zelf met onderwerpen tijdens burgerschap?
2 BOL: methodes BBL: methodes en input studenten. Meer oudere studenten die levenservaring hebben.
Elke les discussie en dialogen voeren over onderwerpen.
Voor de les aangeven: dan wordt de les eraan geweid.
Mogen altijd onderwerpen aankaarten
3 Lesboek maar met veel vrijheid. Theorie aanpassen naar actualiteit (pandemie)
Ja zoveel mogelijk. Bv. zwarte pietendiscussie.
Tijdens les kan dat zelfs nog opkomen. Krant: Trouw bespreken.
Voorbeeld van zwarte pieten discussie.
4 Eigen ontwikkelde methode. Elke les discussie over een stelling Ja vanuit studenten moet het aangedragen worden
Hangt van de klas af → heeft docent wel het liefst.
5 Ja lesboek. Hoeven niet alle opdrachten te maken
Ja mits het op een nette manier gaat Zwarte pietendiscussie Stikstof komt vaak naar voren.
6 7 8
Alleen maar vrije invulling door middel van de burgerschapscarrousel
Ja tijdens de carrousels. Verschillende studierichtingen komen samen dus verschillende inzichten bij elkaar.
Tijdens de workshops. Ja ze kunnen op het eind van een studiejaar aangeven wat ze hebben gemist bij de carrousel
9 Code Name Future In de toekomst meer Vooral in de vorm van voorbeelden.
Economische niet, te weinig tijd om voor te bereiden
10 Eigen lessen geschreven, steeds meer van het boek af. ‘Kies 1’ is het boek nu.
Sommige lessen erop gericht → mening vormend.
Als het vanuit de studenten wordt aangedragen wel. Soms is de stof al te veel voor de korte tijd
Alleen vanuit de studenten van niveau 3 of 4. Niveau 2 studenten focussen zich meer op de opdrachten
11 Zelf methode ontwikkeld. Start met coaching in plaats van lesgevend.
Eerste stap: wat heb je op het nieuws gezien? En wat heeft dat voor invloed?
Ja, wordt de les dus mee gestart Hangt van het nieuws af. Wel les besteed aan de blokkeerfriezen.
12 Eigen lessen ontwikkeld Les starten met provocerende stellingen zodat het gesprek op gang komt
Ja Soms kaarten studenten onderwerpen aan op basis van ervaringen die zij hebben
13 Beide Ja Ja Levert de mooiste gesprekken op
14 Lesboek Code Name Future Geen discussie maar de dialoog aan gaan. Er is geen goed of fout antwoord.
Actualisatie met filmpjes vanuit de methode. Lesopening 10 minuten actualiteit behandelen.
Wisselend
15 Niveau 2 krijgt een methode. Andere niveaus zelf creëren door geschiedenis, film en kranten te behandelen. Als studenten met onderwerpen komen mag dat altijd.
Altijd ruimte en meer dan genoeg ruimte voor.
Zoveel mogelijk grote dingen bespreken
Sommige onderwerpen vanuit de studenten zoals etnisch profileren bij kappers en bijvoorbeeld drugs of alcohol op straat bij beveiligers.
16 Heel vrij maar wel methode. Kijken naar wat erom je heen gebeurt
Gesprekken aangaan werkt positief voor het vormen van een mening
Veel ruimte voor gesprekken naar aanleiding van actualiteiten
Is ruimte voor
Bijlagen
70
18 Paar methoden gekozen door onderwijsmanager. Vrijheid in het team over de invulling.
Debat voor argumentatie achter mening Opdrachten niet dichttimmeren zodat je kunt aansluiten bij praktijk
Hangt van studenten af, bepaalde groepen meer dan andere groepen.
19 Alleen excursies en hiervan uit opdrachten inleveren
Was er toen het klassikaal was wel, nu niet meer.
De ‘wat vindt u hiervan’-vragen is ruimte voor maar door de excursies niet meer tijd hiervoor.
Nee Jaja
20 Eigen geschreven methode Ja maar oppassen dat discussies niet uit de bocht vliegen. Pas wanneer studenten de mening goed kunnen onderbouwen.
Elke les wordt gestart met 10 minuten actualiteiten bespreken.
Niet echt
21 Code Name Future, je kunt dit als leidraad gebruiken. De opdrachten moeten gemaakt worden.
Is het waardevolle van burgerschap, werkt beter dan vraag-antwoord. Zwarte pietdiscussie wordt afgekapt
Ja maar eerst peilen of er interesse is vanuit de studenten om dit te bespreken
Nee
22 Methode met quizzen en filmpjes voor dialogen
Nu met corona, vanuit alle dimensies belichten. Wat zijn de gevolgen per dimensie?
Niet veel, maar is altijd ruimte en tijd voor.
23 Code Name Future Beperkt omdat de methode wordt gevolgd
Altijd ruimte voor Zwarte piet wordt vaak aangewakkerd en negatief social media gebruik, dit krijgt altijd prioriteit omdat dit zorgt voor kritische denkvaardigheden
24 Zelf ontwikkeld. 1 thema het hele jaar door vanuit elke dimensie belichten.
Ja als studenten dit aangegeven Ja als dit wordt aangegeven Niet erg veel, sommige studenten kaarten elke week een onderwerp aan
25 Eigen methode ontwikkeld met projecten, toetsen met eigen visie.
Discussie bij bepaalde onderwerpen, dialogen bij controversionele thema’s. Alle dimensies hierbij betrekken.
Nu bijvoorbeeld social distancing: wat zijn de volgen bij alle dimensies?
Ja, vooral mondiale vraagstukken door studenten aangekaart. Ruzie China en VS. Maar ook complottheorieën houdt studenten bezig.
26 Schokland met veel eigen invulling Door cultuurverschillend komt dit automatisch
Ja nu vooral corona en de opstellingen van China en VS
Veel studenten zitten in de fase dat ze een huis gaan kopen en dat bespreken ze dan bij burgerschap. Ook persoonlijke problemen kunnen besproken worden.
27 Schokland is leidraad maar er is veel ruimte voor discussie
Ja stikstofcrisis komt vaak naar voren. Studenten prikkelen om na te denken over bepaalde onderwerpen en de dialoog aan te gaan.
Alleen belangrijke onderwerpen uit het journaal bespreken en als er iets in de klas gebeurt
Studenten komen vaak met het stikstofprobleem aanzetten
29 Eigen methode, alle locaties hebben deze methode overgenomen.
Graag, methode laat er veel ruimte voor over. Handelingen in bepaalde situaties bespreken.
Weekjournaal bijvoorbeeld bespreken en kennis-quizzen afnemen.
Niet uit zichzelf, wel tijdens de les met voorbeelden waardoor er van onderwerp wordt geswitcht.
30 Schokland, stappen over naar Code Name Future
Ja Actualiteiten bij het thema worden besproken
Ja met veel onderwerpen zoals belastingaangifte en vluchtelingencrisis
31 Schokland, stappen over naar Code Name Future
Ja Actualiteiten bij het thema worden besproken
Bijlagen
71
32 Schokland, stappen over naar Code Name Future
Ja Actualiteiten bij het thema worden besproken
41 BBL vrij invulling, wel een lesprogramma. Bij BOL-niveau 3 methode en bij BOL-niveau 4 vrije invulling en twee presentaties
Discussie is een leermiddel voor argumentatie van mening vorming en onderbouwen
Actualiteiten die leven bij studenten
Soms, niet alle docenten doen dit
42 Half om half Ja Ja Weinig input vanuit studenten helaas
43 Vaste lesboeken en eigen stof Discussie is de kern van burgerschap: meningen delen, uiten en luisteren en beargumenteren
Ja Studenten vragen vaak om werkbezoeken op locatie.
44 Alleen maar vrije invulling Ja, docentafhankelijk Jazeker Wordt niet op ingespeeld
45 Methode ter ondersteuning. Veel onderling overleg en delen van de les
Ja elke week 20 minuten discussie Elke dag een dag start van 15 minuten
Thema’s worden opgenomen in de lesstof
Bijlagen
72
15. Antwoorden bij variabele: praktische invulling van burgerschap, indicator: sterkere positie Wat is er nodig om burgerschapsonderwijs een sterkere positie te geven?
2 Inspanningsverplichting is niet duidelijk genoeg → veel scholen maken misbruik. Zorg voor eenduidigheid, veel studenten switchen intern van opleiding maar er is geen saamhorigheid. Voeg burgerschap toe aan rijtje van rekenen, Engels en wiskunde. Kundige mensen (met een maatschappij-achtergrond/studie) voor de klas)
3 Bevlogen docenten voor de klas → docent moet achter de theorie staan en weten waar t over gaat. Vrijheid = fijn. Geen verplichte toetsing.
4 Het is examenvak vanuit overheid dus moet er een verplichte opleiding komen voor de docenten. Iedereen staat nu voor de klas.
5 Duidelijkere eindtermen: vrijheid is goed maar iets meer richtlijnen zouden fijn zijn.
6 7 8
Houden van de ruimte van het burgerschapsonderwijs → geen eisen aan de afronding. Geen eindtermen, afvinklijstjes
9 Beter aangeven bij studenten wat de toevoegde waarde is i.p.v. vervolg van maatschappijleer.
10 Het gebeurde vroeger wel dat docenten burgerschap erbij krijgen, maar nu tegenwoordig gebeurt dat niet meer door te focussen op docenten geschiedenis + maatschappijleer. Meer docenten met affiniteit met de thematiek.
11 Techniekdocenten zien het nut niet, gelukkig op zijn mbo-instelling wel.
12 Zorg ervoor dat de burgerschap niet wordt gegeven aan docenten met vrij uurtjes. Geef het aan docenten met de juiste interesse en kennis.
13 Vergoeding voor gastdocenten. Gemeenten beter hun mogelijkheden presenteren. Meer geld voor onderwerpen over depressiviteit en de gevangenis.
14 Voeg burgerschap toe aan verplichte rijtje met ‘Nederlands, rekenen en Engels’. Nu onder geschoven kindje.
15 Exameneis is reden dat studenten hun best doen voor burgerschap. Persoonlijk maken van situaties zodat studenten er beter op kunnen inlezen.
16 Sterkere positie krijgen waardoor niet iedereen er zomaar op neergezet wordt.
17 Het moet niet te geïntrigeerd worden: dan vervalt de hele basis van het burgerschapsonderwijs. Het moet apart vak blijven maar verdient meer aandacht.
18 Burgerschap nu nog ondergeschoven kindje maar met nieuwe leerlijn komt het goed. Doordat er geen uren aan verbonden zitten, maken sommige scholen er een makkelijke les van.
19 Bevoegde docenten voor de klas
20 Database met allemaal opdrachten voor burgerschap
21 Burgerschap moet meer waardering krijgen en vanuit mbo-instelling meer eisen eraan vastplakken. Er is geen vast aantal uren voor burgerschap, dit zou in de wet vastgelegd moeten worden. Dan zorg je ervoor dat het ‘ondergeschoven kindje’ overal goed wordt behandeld.
22 Opleiding voor burgerschapsdocenten, affiniteit met de materie. Ook belangrijk dat de ‘losse uurtjes burgerschap’ niet aan random docenten worden gegeven. Dat moet veranderen. De school draagt waarden uit, dit moet terugkomen bij burgerschap. Inspanningsverplichting zou veranderd moeten worden.
23 Burgerschap is nu een ondergeschoven kindje, dat moet anders. Het mist eenheid door de inspanningsverplichting. Als de overheid het echt zo belangrijk vindt, zorg dan voor meer richtlijnen op het gebied van verplichte uren in de wet. Dit gaat niet ten koste van de vrijheid maar zorgt wel voor meer eenheid en betere burgerschapslessen.
24 Groot verschil in kwaliteit van docenten, niet goed dat er losse uurtjes zijn die nog ingevuld moeten worden. Moet iemand met de juiste achtergrond voor de klas
25 Bevoegdheid voor docenten die voor de klas moeten komen, geen docenten met vrije uurtjes burgerschap laten geven. Den Haag moet niet de onderwerpen bepalen, dat moet wel bij docenten blijven.
26 Waardering voor het vak: Jan en Alleman geeft het nu. Professionele docenten voor de klas met kennis van de materie. Verplichte cursus voor burgerschapsdocenten.
Bijlagen
73
27 Goed zoals het nu is op de mbo-instelling. Zonde dat sommige scholen het afdoen met alleen projectdagen. Juist leuk om de studenten wegwijs te maken in de wereld. De lestijd vliegt voorbij.
29 Inspanningsverplichting verduidelijken en niet onder een ander vak brengen, moet geen vrijwilligerswerk worden. Docenten met juiste achtergrond voor de klas: als je het zelf niet interessant vindt kun je het niet goed overbrengen. Ideale situatie: 1e jaar theorie, 2e stap de vertaling naar de praktijk.
30 Geen uren aan de inspanningsverplichting, moet bij de beroepscontext van de studenten aansluiten
31 45 minuten is te weinig, moet meer tijd voor komen.
32 Projectmatiger het vak aanhalen
41 Burgerschap zou onderdeel moeten zijn van het klimaat van de school. Student wordt gemaakt door hoe de school dilemma’s behandeld, lessen geeft en democratie uitvoert.
42 Wens om verplicht burgerschap te geven in alle leerjaren van studie en integratie met de beroepsvakken.
43 Campagne maken dat het een belangrijk vak is, wordt niet als essentieel gezien. Meer toetsen, bezoeken en instellingen. Meer politici die langskomen.
44 Goede methode ontwikkelen, overleg tussen docenten en meer status aan het vak geven.
45 Niet steeds de regels veranderen → onduidelijk. Makkelijker maken om langs te gaan in de TK en hier een werkbezoek te doen.
46 Zorg ervoor dat het verweven wordt door het hele onderwijs. Je moet bij iedere les actualiteiten kunnen bespreken.