Brochure MFOO 2014-2015

26
1 M Coördinator: Drs. C.M.A. van Laarhoven Telefoon: 030-2539798 E-mail: [email protected] MFO&O Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Brochure 2014-2015

Transcript of Brochure MFOO 2014-2015

Page 1: Brochure MFOO 2014-2015

1

M

Coördinator: Drs. C.M.A. van Laarhoven

Telefoon: 030-2539798

E-mail: [email protected]

MFO&O

Interdisciplinaire Mastertrack

Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek

Brochure 2014-2015

Page 2: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

2

Inhoudsopgave

Voorwoord p. 3

1. Verantwoording

1.1. Relevantie van een Mastertrack op het gebied forensische jeugdzorg p. 4

1.2. Relevantie van een interdisciplinaire Mastertrack p. 4

1.3. Relevantie van een integratieve Mastertrack p. 5

2. Het onderwijsprogramma

2.1. Algemene informatie p. 7

2.2. Studiestartweek p. 9

2.3. Inhoud van de twee theoretische cursussen p. 10

2.3.1. FO&O I p. 11

2.3.2. FO&O II p. 13

3. Stage en thesis

3.1. Stage p. 16

3.2. Thesis p. 19

4. Forensische expertise aan de Universiteit Utrecht

4.1. Het expertisecentrum Forensische Jeugdzorg van het

Ambulatorium van de Faculteit Sociale Wetenschappen p. 22

4.2. Achtergrond en studieopdrachten van de kerndocenten p. 23

Bijlage I: Richtlijnen voor een geschikte stageplaats? p.24

Bijlage 2: Concrete informatie voor inschrijving in de forensische mastertrack p.25

Page 3: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

3

Voorwoord

In het studiejaar 2014-2015 biedt de Universiteit Utrecht voor de vijfde maal de interdisciplinaire

Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek (MFO&O) aan. Het is een

Mastertrack die kan worden gevolgd door studenten die gekozen hebben voor het Masterprogramma

Kinder- & Jeugdpsychologie of Orthopedagogiek. Om de inbedding van de praktijk in wetenschap te

verzekeren, wordt door de studenten gelijktijdig cursorisch onderwijs gevolgd, stage gelopen en een

thesis geschreven. Deze onderdelen van het programma zijn afgestemd op vraagstukken uit het

forensisch veld waardoor de integratie tussen theorie, klinische praktijk en wetenschappelijk

onderzoek wordt geborgd. Het is een masterprogramma dat klinisch is georiënteerd en bij studenten

een goede basis legt voor post-masteronderwijs dat opleidt tot gz-psycholoog of gedragstherapeut.

De theorie die aangeboden wordt richt zich enerzijds op analyse en achtergronden van complex

externaliserend probleemgedrag dat in veel gevallen ook gepaard gaat met ernstige internaliserende

problematiek of die in verband kan worden gezien met hechtingsproblemen of psychotrauma. Ook

wordt aandacht besteed aan (vroegtijdige) interventies en behandeling van complex probleemgedrag.

In de twee theoretische cursussen worden studenten geschoold in ontwikkelingspsychopathologie en

persoonlijkheidsstoornissen, diagnostiek, behandeling en coaching/consultatie.

De doelgroep betreft vooral (jonge) adolescenten en hun ouders die veelal vastgelopen zijn in de

reguliere hulpverlening en vanwege de complexer wordende problematiek zijn aangewezen op

gedwongen en vaak ook residentiële hulpverlening. Binnen de Mastertrack zullen de masterstudenten

onderwezen worden door hoogleraren en docenten van Ontwikkelingspsychologie, Orthopedagogiek ,

Algemeen Sociale Wetenschappen en Rechten, die elk hun eigen specialisatie hebben op het terrein

van complex, externaliserend probleemgedrag en de hulpverlening in een juridisch kader. Als

gastdocent zijn een Jurist van de Raad van de Kinderbescherming, een Officier van Justitie en een

Kinderrechter uitgenodigd zodat eveneens aandacht wordt besteed aan het snijvlak tussen

gezondheidszorg en recht.

In deze brochure wordt aandacht besteed aan de verantwoording van de keuze voor de

Interdisciplinaire Mastertrack. Daarnaast wordt uitleg gegeven over het onderwijsprogramma en de

inbedding daarvan in de wetenschappelijke en klinische expertise die bij beide disciplines Kinder- &

Jeugdpsychologie en Orthopedagogiek beschikbaar is.

Wij vertrouwen erop met dit Masterprogramma in te kunnen spelen op de toenemende behoefte aan

afstemming tussen opleiding, onderzoek en klinische praktijk in het forensisch veld.

Informatie over opgave en toelating: www.uu.nl/master en dan doorklikken naar kinder- en

jeugdpsychologie of orthopedagogiek.

Utrecht, maart 2014

Elly van Laarhoven, coördinator

Page 4: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

4

Verantwoording

1.1. Relevantie van een Mastertrack op het gebied forensische jeugdzorg

De op te leiden professional die in het forensisch veld werkzaam zal zijn draagt niet alleen de

verantwoordelijkheid met zich mee om besluiten te nemen in het belang van diens cliënt, maar ook in

het belang van de maatschappij. Deze professional dient bij het handelen niet alleen

verantwoordelijkheid af te leggen aan de cliënt aan wie de hulp wordt verleend, maar ook aan de

ingrijpende overheid. Bij de advisering en besluitvorming over de aanpak van een jongere moet de

clinicus in het forensisch veld bijvoorbeeld rekening houden met het ‘gevaarscriterium’ (strafrechtelijk

kader) of de ‘noodzaak’ om een jongere te beschermen tegen verder afglijden (civielrechtelijk kader).

In de Mastertrack staat complex, externaliserend probleemgedrag centraal en wordt onderwijs

gegeven op het gebied van diagnostiek en behandeling met de bedoeling om de ontwikkeling van

antisociale persoonlijkheidsstoornissen tegen te gaan. De maatschappelijke relevantie van expertise

op dit gebied wordt door de gezondheidsraad onderschreven. Een commissie van de

Gezondheidsraad (2006) heeft in een advies aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

gewezen op de wetenschappelijk onderbouwde mogelijkheden om een antisociale

persoonlijkheidsstoornis te voorkomen en om zorg te verlenen aan mensen met deze stoornis.

Tegelijkertijd wijst de commissie op het gebrek aan goed onderzoek naar de behandeling ervan.

Vastgesteld is dat de mogelijkheden in de praktijk niet ten volle worden benut. De ontwikkeling van

richtlijnen voor diagnostiek en behandeling wordt door de commissie van de Gezondheidsraad

geopperd als mogelijkheid om een eerste stap in de goede richting te zetten. Gewezen wordt op de

noodzaak om op effectieve en doelmatige wijze bij kinderen en adolescenten op latere leeftijd een

gedragsstoornis te voorkomen (Gezondheidsraad, 2006).

De Mastertrack richt zich op deze specifieke vraagstukken die men in het forensisch werkveld tegen

komt; toch is de Mastertrack geen opleidingspad tot een specialisme. De studenten zijn na het

behalen van het Masterdiploma breed inzetbaar als basispsycholoog of orthopedagoog. De kennis op

het gebied van complexe externaliserende problematiek, de vaardigheid om om te gaan met

weerstanden tegen hulpverlening en inzicht in juridische kaders dragen er toe bij dat competenties

ontwikkeld worden die ook in andere werkvelden toepasbaar zijn.

1.2. Relevantie van een interdisciplinaire Mastertrack

De keuze om een Mastertrack aan te bieden waarin zowel orthopedagogiek als

ontwikkelingspsychologie participeren, komt voort uit de overtuiging dat de complexe problematiek in

het forensisch veld vanuit meerdere perspectieven geanalyseerd en aangepakt dient te worden. De

Mastertrack richt zich vooral op vraagstukken over adolescenten die vanwege de complexe

externaliserende problematiek zijn aangewezen op intensieve hulpverlening. Soms moet die hulp

residentieel worden aangeboden, in veel gevallen zelfs in een gedwongen kader. Vraagstukken over

uithuisplaatsing en gedwongen behandeling zijn specifiek voor dit maatschappelijk werkveld. Deze

Forensische Mastertrack wil een substantiële bijdrage leveren aan de expertiseontwikkeling van het

klinisch handelen binnen zowel het civielrechtelijke als strafrechtelijke domein waarbinnen zowel

Page 5: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

5

ontwikkelingspsychologische kennis als orthopedagogische kennis toegepast moet worden. Analyse

en interventies vormen de kern van de theoretische cursussen in de Mastertrack. Een integratie van

de expertise die vanuit de pedagogische en ontwikkelingspsychologische invalshoek wordt

opgebouwd levert juist in dit specifieke veld een meerwaarde op voor de expertise die ontwikkeld

wordt.

1.3. Relevantie van een integratieve Mastertrack

De Mastertrack is wel specifiek, maar niet ‘geïsoleerd’. Integendeel, het specifieke bestaat uit het feit

dat er juist aandacht is voor het leggen van verbanden op diverse niveaus. Op drie verschillende

gebieden beoogt de Mastertrack een programma te bieden dat focust op ‘verbinden’:

1. Op het gebied van integratie theorie-praktijk.

Studenten lopen stage in een werkveld waar vraagstukken op het gebied van

gedragsproblematiek op de voorgrond staan en schrijven een thesis over een onderwerp uit dit

veld. Door hen een theoretisch programma aan te bieden dat hierbij aansluit wordt de kans

vergroot dat de integratie theorie-praktijk beter op gang komt. Het professioneel handelen van de

student in de beroepspraktijk krijgt zodoende een academischer karakter en de theoretische

scholing zal beter aansluiten bij de praktijkervaringen. De intentie is aanwezig om de uitwisseling

tussen wetenschap en beroepspraktijk ook via de stage-instellingen vorm te geven.

2. Op analytisch niveau.

De externaliserende problematiek wordt bestudeerd tegen de achtergrond van verklarende en in

standhoudende factoren. Ook is er structureel aandacht voor co-morbiditeit, waardoor de in het

oog springende gedragsproblemen in samenhang worden gezien met internaliserende problemen.

Dit denkmodel, waarbij steeds wordt gekeken naar verbanden met andere factoren ligt aan de

basis van het hypothesen-toetsend model. Dit is een wetenschappelijk gefundeerd beslismodel

waar de studenten mee moeten kunnen werken als zij de basisaantekening diagnostiek willen

halen die door de beide beroepsverenigingen (NIP en NVO) worden afgegeven bij het indienen

van drie casussen volgens genoemde kwaliteitscriteria.

3. Verbanden over disciplinaire grenzen heen.

De Mastertrack biedt een geïntegreerd programma waarin zowel orthopedagogische kennis als

ontwikkelingspsychologische kennis samengaan. Maar ook is er expliciet aandacht voor de

dialoog met professionals in het domein van justitie. Gemeend wordt dat juist door het verbinden

van kennis, de kwaliteit van de kennis zal toenemen. Het specifieke leidt dus niet tot isolement;

maar juist tot participatie in andere velden.

Stageplaatsen die aansluiten bij de Mastertrack zijn plaatsen waar gewerkt wordt met kinderen en

jongeren met complexe externaliserende problematiek en waar sprake is van een (dreigende)

uithuisplaatsing en/of hulp in een gedwongen kader wordt geboden. Ook stageplaatsen waar juist

Page 6: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

6

vanuit preventief oogpunt wordt gewerkt om problematisch gedrag eerder te doen keren en waarbij

verder afglijden wordt getracht te voorkomen sluiten aan bij de Mastertrack. Als een school of

instelling gezien kan worden als partner in de samenwerking met Bureau Jeugdzorg,

jeugdhulpverleningsinstellingen, jeugdzorg-plus instellingen of justitiële instellingen, biedt deze een

stageplaats die goed aansluit op het onderwijsprogramma van de Mastertrack.

In het kader van toetsing en ontwikkeling van het integratieve aspect van het onderwijs in de

Mastertrack loopt gedurende de studiejaren 2012-2013 en 2013-2014 een speciaal project. Dit richt

zich op detectie van knelpunten en kansen op het gebied van aansluiting tussen het academisch

onderwijs en wetenschappelijk onderzoek enerzijds en complexe problematiek waar de stage-

instellingen mee te maken heeft anderzijds. Evaluatiegegevens van studenten en stage-instellingen

zullen de input vormen voor kwaliteitsontwikkeling van het programma. De verbetercyclus zal tijdens

het project al vorm krijgen. Het project wordt gesubsidieerd door EMP-gelden die door de Universiteit

Utrecht ter beschikking worden gesteld voor innovatieve activiteiten.

Page 7: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

7

2. Het onderwijsprogramma

2.1. Algemene informatie

Instroom in het masterprogramma geschiedt vanuit de twee disciplines: Ontwikkelingspsychologie en

Orthopedagogiek. De studenten studeren af in een van deze studierichtingen. Op de cijferlijst wordt

aan de hand van de gevolgde vakken duidelijk dat de Mastertrack is gevolgd binnen de track

Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek.

Het Masterprogramma heeft een klinisch karakter: diagnostiek en behandeling staan centraal. De

registratie voor diagnostiek, bij de NVO en BAPD past binnen het onderwijsprogramma.

Overzicht van het totale Masterprogramma:

Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4

Bachelor Pedagogiek Studiepad Orthopedagogiek

Thesis PEDA 22,5 ECTS

Master Orthopedagoog Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek (MFO&O)

Stage PEDA* 22,5 ECTS

FO&O I

Analyse 7,5 ECTS

FO&O II

Behande-

ling 7,5 ECTS

Bachelor Psychologie Studiepad Kinder- & Jeugdpsychologie

Stage OWP* 22,5

ECTS

Master Kinder- &Jeugdpsycholoog Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek (MFO&O)

Thesis OWP 22,5 ECTS

* Hulpverleningsinstelling voor jeugdigen met complexe, externaliserende problematiek De studenten schrijven zich in voor de master Orthopedagogiek of K&J-psychologie via Studielink, alle

info is te vinden op de studiekiezerswebsite.

De deadlines voor volgend jaar zijn 1 december 2013 (voor start op 1 februari 2014) en 1 juni (voor

start op 1 september 2014). Daarnaast zijn er mogelijkheden voor na-inschrijving.

Toelichting: De Mastertrack biedt toegang voor studenten die een van de volgende voortrajecten hebben afgelegd:

- het bachelorprogramma Pedagogiek, studiepad Orthopedagogiek

- het bachelorprogramma Psychologie, studiepad Kinder- & Jeugdpsychologie

Page 8: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

8

- studenten die een bachelorprogramma hebben gevolgd aan een andere universiteit en door

de examencommissie zijn toegelaten tot de Master Kinder- & Jeugdpsychologie of

Orthopedagogiek.

In blok 1 en 2 volgen alle studenten twee theoretische vakken:

• Blok 1: FO&O I: Analyse en achtergronden (7,5 ECTS)

In FO&O I is een verdiepende cursus Jeugdrecht verwerkt.

• Blok 2: FO&O II: Preventie, behandeling & begeleiding (7,5 ECTS)

In de blokken 1 t/m 3 of 4 wordt stage gelopen op een instelling binnen het forensisch veld (22,5

ECTS). In de blokken 1 t/m 4 of 3 en 4 (eventueel eerdere start in februari) wordt de thesis

geschreven (22,5 ECTS). Stage en thesis vallen binnen het Masterprogramma van Orthopedagogiek

voor de pedagogen en binnen het Masterprogramma Ontwikkelingspsychologie voor de psychologen.

Instroomeis

De instroomeisen die gelden voor het masterprogramma van de betreffende studierichting gelden ook

voor de Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek.

De Minor Jeugd en Criminaliteit van prof. dr. Ido Weijers wordt aanbevolen. Het masterprogramma Forensische

Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek bouwt voort op de basis die in deze minor is gelegd. De colleges Jeugdrecht

en de verplichte literatuur zijn verdiepend. Studenten die de minor niet hebben gevolgd kunnen voor de aanvang van het

Masterprogramma een inhaalslag maken, aan de hand van onderstaande zelfstandige literatuurstudie.

Zelfstudie Literatuur:

Weijers, I., & Eliaerts, C. (red.) (2008). Jeugdcriminologie: achtergronden van jeugdcriminaliteit.

Den Haag: Boom Juridische uitgevers. ISBN 978-90-5454-846-1.

- Hoofdstukken 1, 3, 5, 7, 10, 11 (totaal ongeveer 100 blz.).

Weijers, I., & Imkamp,F. (red.) (2008). Jeugdstrafrecht in internationaal perspectief. Den Haag:

Boom Juridische uitgevers. ISBN 978-90-8974-021-2.

- Hoofdstukken 4, 6, 9, 10, 11, 13 (totaal ruim 100 blz.).

Weijers,I., (red.) (2008). Justitiële interventies. Den Haag: Boom Juridische uitgevers.

ISBN 978-90-8974-022-9.

Hoofdstukken 2, 4, 5, 6, 7, 9, 12 (totaal ongeveer 100 blz.).

De Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek biedt een

cursusprogramma met een klinisch accent.

De Mastertrack bereidt voor op de post-masteropleiding :

• GZ-psycholoog

• Orthopedagoog Generalist

• Cognitief Gedragstherapeut

• Profiel Forensisch Psycholoog

• Rapporteur Pro Justitia van het NIFP

Page 9: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

9

Vanwege de specifieke kennis over het forensisch veld kunnen de volgende beroepsperspectieven,

tijdens of na genoemde post-master opleidingen worden genoemd:

� Behandelcoördinator in Justitiële Jeugdinrichtingen.

� Behandelcoördinator in instellingen voor jeugdzorg-plus

� Behandelaar in Rec-4 scholen die verbonden zijn aan jeugdzorg-plus instellingen of JJI’s.

� Behandelaar in orthopsychiatrische instellingen

� Diagnosticus en behandelaar in hulpverleningsinstellingen voor jeugdigen met ernstige

opvoedings- en gedragsproblemen.

� Gedragswetenschapper bij Bureau Jeugd Zorg

� Gedragswetenschapper bij de Raad voor de Kinderbescherming

Psychodiagnostiek ten behoeve van de diagnostische aantekening BAPD (NIP) of diagnostische

aantekening bij de NVO is onderdeel van de Mastertrack.

2.2. Studiestartweek

Studenten die zich ingeschreven hebben voor onderwijs binnen de Mastertrack krijgen vanuit Kinder-

& Jeugdpsychologie of Orthopedagogiek een uitnodiging voor de studiestartweek.

Op vrijdag 5 september vindt voor beide masterprogramma’s de introductie plaats. Studenten van de

Mastertrack volgen dit programma dat behoort bij het eigen masterprogramma dat voor beide masters

vanaf 11.00u. of later is ingeroosterd.

De gezamenlijke introductie voor alle studenten die (cursussen uit) de Forensische Mastertrack

volgen is van 9.00-10.45u. Dit introductiecollege is tevens het eerste college van de cursus FO&O I.

Op de site www.uu.nl/sw/studiestart kan de informatie worden gevonden over de studiestartweek. De

informatie zal steeds worden geactualiseerd.

2.3. Inhoud van de twee theoretische cursussen

Opbouw van de cursus en betrokken hoogleraren en (gast)docenten

Het theoretisch deel van het Masterprogramma bestaat uit twee cursussen, FO&O I: Analyse en

Achtergronden (blok I) en FO&O II: Preventie, behandeling en begeleiding (blok II). Beide cursussen

bestaan uit een collegereeks en een werkgroep/practicumreeks waarin een vertaalslag wordt gemaakt

van de collegestof en literatuur naar vraagstukken in de praktijk.

De forensische Mastertrack wordt aangeboden door hoogleraren en universitair docenten uit de drie

disciplines Ontwikkelingspsychologie (OWP), Pedagogiek (PEDA) en Algemene Sociale

Wetenschappen (ASW) die allen bijzondere expertise hebben op het gebied van complexe

externaliserende problematiek zoals die in de forensische jeugdzorg veelal wordt tegengekomen. De

meeste docenten die een college verzorgen in blok I bij FO&O I, analyse en achtergronden, verzorgen

ook het college in blok II bij FO&O II, waar ze ingaan op aanknopingspunten voor preventie,

behandeling en begeleiding. Het zijn prof. dr. Bram Orobio de Castro (hoogleraar), dr. Minet de Wied,

dr. Inge van der Valk, drs. Elly van Laarhoven (klinisch psycholoog), dr. Gonneke Stevens en dr. Ina

Koning. Verder zijn gastdocenten uit de klinische praktijk gevraagd om specifieke expertise in te

brengen, drs. Gerard Kocken en drs. Marleen Bressers leveren hun bijdrage aan colleges en/of

Page 10: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

10

werkcolleges/practica. In de werkgroepenreeksen van beide cursussen wordt een vertaalslag gemaakt

van de theorie naar casuïstiekniveau en/of vaardigheidsniveau.

In het onderwijsprogramma wordt een module Jeugdrecht geïntegreerd die verzorgd wordt door prof.

dr. Ido Weijers, bijzonder hoogleraar jeugdrechtspleging en mr. Kristien Hepping. Ook zullen

gastdocenten vanuit het justitiële werkveld hun bijdrage leveren: mr. Isabeth Mijnarends (officier van

justitie), mr. Jeanette van Duffelen (jurist Raad voor de Kinderbescherming), mr. Lieke Verschoor-

Bergsma (kinderrechter). Vanwege het blok Jeugdrecht wordt voldaan aan de hierover opgestelde eis

aan het onderwijs op basis waarvan de studenten in aanmerking kunnen komen voor de LOGO-

verklaring t.b.v. post-academisch onderwijs, w.o. de opleiding tot gz-psycholoog.

Stage- en thesisbegeleiding worden verzorgd door de reguliere Masterprogramma’s K&J-psychologie

en Orthopedagogiek.

Page 11: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

11

2.3.1. FO&O I: Analyse en theoretische achtergronden

Hieronder staat het schema*) van cursustijden, onderwerpen en docenten.

*) Het overzicht is onder voorbehoud en kan nog wijzigingen ondergaan.

05-09-14 12-09-14 19-09-14 26-09-14 03-10-14 10-10-14 17-10-14 24-10-14 31-10-14

9.00-10.45 Collegereeks door kerndocenten OWP, PEDA en ASW 07-11-14

13.30-

16.30u.

Schriftelijk

tentamen

12-12-14

17.00-

20.00

Her-

tentamen:

Introductie

inleidend

college

Jeugdrecht Verdieping (1)

Jeugdrecht Verdieping (2)

Sociale Informatie Verwerking

Empathie en psycho-pathie

Risico-fac-toren voor delinquent gedrag vanuit een ecologisch perspectief

Persoonlijk-heids-stoornissen en psycho-trauma

Trans-culturele problema-tiek

Middelen-misbruik

Drs. E. van

Laar-hoven

Prof. dr. I.Weijers

Mr. K. Hepping

Prof. dr. B. Orobio de Castro

Dr. M. de Wied

Dr. I. van der Valk

Drs. E. van Laarhoven

Dr. I. Koning

Dr. G. Stevens

11.00-12.45 Werkgroepen

31-

10-14

Inleveren

Paper-

opdracht

Diagnostiek volgens HTM

ADHD ASS ODD CD PTSS

Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc.

Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc.

Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc.

Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc

Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc.

Drs. van Laarhoven Dr. de Wied De Leeuw Msc.

13.15-15.00 Onbegeleide werkgroepen en Gastcolleges

Onder-zoeks-vragen en literatuur-studie

Conclusies en klinische implicaties

Adolescen-tenstraf-recht: dilemma straffen of behandelen

Nieuwe wet kinder- bescher-mingsmaatregel

Mach- tiging uithuis-plaatsing/ gesloten plaatsing

Onbegeleid Onbegeleid Mr. I. Mijnarends OvJ

Mr. J. v. Duffelen Jurist RvdK

Mr. L Verschoor-Bergsma kinder-rechter

Verplichte Literatuur bij FO&O I:

Carr, A. (2009). The Handbook of Child and Adolescent Clinical Psychology. London/New-York:

Routledge . ISBN: 9781583918319 (onder voorbehoud)

Matthys, W., & Lochman, J.E. (2010). Oppositional Defiant Disorder and Conduct Disorder in

Childhood. London/Sussex: Wiley-Blackwell. ISBN: 9780470510889

Weijers, I. (2012). Parens patriae en prudentie. Grondslagen van jeugdbescherming. Amsterdam:

SWP. ISBN: 9789088503191

Artikelen aangeleverd door docenten.

Aanbevolen literatuur

Doreleijers, Th. , Boer, F., Huisman, J., Vermeiren, R., & Haan, E. de. (2006). Leerboek psychiatri kinderen en adolescenten.

Utrecht: De tijdstroom. ISBN 9789058980908

Pameijer,N. & Draaisma,N. (2013). Handelingsgerichte Diagnostiek in de Jeugdzorg. Leuven/Den

Haag: Acco. ISBN: 978-90-334-8571-8 (nieuwste uitgave: augustus 2013)

Page 12: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

12

FO&O I: Analyse en Achtergronden

Na een inleidend college vangt de collegereeks aan met twee colleges die gewijd zijn aan

jeugdstrafrecht. Deze colleges zijn verdiepend en sluiten aan bij vraagstukken van de

gedragswetenschapper die zijn/haar taken uitvoert in het forensisch veld. De zes colleges die daarop

volgen gaan in op achtergronden en ontstaan van externaliserend probleemgedrag. De onderliggende

mechanismen van externaliserende problematiek worden besproken vanuit verschillende

verklaringsmodellen, te weten het leertheoretische, biologische en systemische model. Op deze

manier wordt een transactioneel verklaringsmodel toegelicht dat de student handreikingen biedt om

de verklaringsanalyse uit te voeren die een onderdeel vormt van het hypothesen toetsend model, dat

gebruikt wordt in de diagnostiek.

In de werkgroepen wordt eveneens ingegaan op het diagnostisch proces. Aandacht wordt besteed

aan de onderkenning en verklaring van psychopathologie bij jeugdigen die volgens DSM-IV-T/DSM

5.0 worden geclassificeerd op As I. Daarbij is aandacht voor comorbiditeit van gedragsproblemen met

andere psychopathologie. Studenten worden o.a. door opdrachten en presentaties in deze

werkgroepen voorbereid op het schrijven van diagnostiekcasussen volgens het hypothesen toetsend

model. De werkgroepen bereiden ook voor op de paperopdracht. Twee onbegeleide werkgroepen die

’s middags plaatsvinden dienen ter ondersteuning van de paperopdracht.

’s Middags worden aan het einde van de reeks een drietal gastcolleges verzorgd door

achtereenvolgens een officier van justitie, een jurist van de Raad van de Kinderbescherming en een

kinderrechter. Na een inleiding volgt een interactief deel waarbij de studenten in gesprek gaan met de

gastdocent over vragen en dilemma’s die zij hebben voorbereid.

Page 13: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

13

2.3.2. FO&O II: Preventie, behandeling en begeleiding

Hieronder staat het schema*) van cursustijden, onderwerpen en docenten.

*) Het overzicht is onder voorbehoud en kan nog wijzigingen ondergaan.

14-11-14 28-11-14 05-12-14 12-12-14 19-12-14 09-01-15 16-01-15

9.00-10.45 Collegereeks door kerndocenten OWP, PEDA en ASW 23-01-15 13.30-16.30u. Schriftelijk tentamen 06-03-15 13.30-16.30u. Her-tentamen

Effectieve behandel-progamma’s en preventie

Bio-markers en behandel-effect

Behandel-program-ma’s voor ouders

Behandeling van psycho-trauma en Borderline Persoonlijk-heidsstoor-nis

Behandeling van jongeren met een licht verstande-lijke beper-king

Behandeling van verslavings-problematiek

Aanpak trans-culturele problema-tiek

Prof. dr. B. Orobio de Castro

Dr. M. de Wied

Dr. I. v.d. Valk

Drs. v. Laarhoven

Drs G. Kocken M.de Leeuw Msc.

Dr. G. Stevens

11.00-12.45

Algemene Intro CGT

Werk-groep Algemene intro FA

Werk-groep Ind. CGT

Werk- groep Ind. CGT

Werk- groep Ind. CGT

Werk-groep Ind. CGT

College

Holistische theorie en Functie-analyse.

Functie-analyse en aangrijpingspunten voor behandeling

Behandel-plan voor individuele cognitieve gedrags-therapie

Voor-bereiden behandel-sessies

Uitvoeren behandel-sessies

Schrijven Behandel-verslag

Aanpak veel-plegers

16-01-2014 deelopdr.2 deelopdr.3

Drs. v. Laarhoven / Bressers

Drs. v. Laarhoven/Bressers

Drs. v. Laarhoven

Drs. v. Laarhoven

Drs. v. Laarhoven

Drs. v. Laarhoven

Prof. dr. I. Weijers

13.15- 15.00

Werk-groep Effectivi-teit methodiek

Werk-groep Effectivi-teit methodiek

Werk-groep coaching

Werk groep coaching

Werk- groep coaching

Werk-groep coaching

Wetenschappelijke effect-studies analyseren

Wetenschappelijke effect-studies analyseren

FA en Coachings plan voor groeps-leider Aandacht voor de conseqent

FA en Coachings-plan voor groeps-leider Aandacht voor cognities

Omgaan met weerstand Roos van Leary

Omgaan met weerstand Motiveren

Dr.M. de Wied Dr. M. de Wied

Drs. M. Bressers

Drs. M. Bressers

Drs. M. Bressers

Drs. M. Bressers

Literatuur bij FO&O II: :

Carr, A. (2009). The Handbook of Child and Adolescent Clinical Psychology. London/New-York:

Routledge . ISBN: 9781583918319 (omder voorbehoud)

Matthys, W., & Lochman, J.E. (2010). Oppositional Defiant Disorder and Conduct Disorder in

Childhood. London/Sussex: Wiley-Blackwell. ISBN: 9780470510889

Kendall, P.C. (2006). Child and Adolescent Therapy.3th ed. New York: The Guilford Press.

ISBN: 9781606235614 (onder voorbehoud)

Weijers,I, Hepping,K., & Kampijon,M. (2010) Jeugdige veelplegers. Amsterdam: SWP.

ISBN: 9789088501272

Artikelen aangeleverd door docenten

Page 14: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

14

FO&O II: Preventie, behandeling en begeleiding

Dit vak gaat in op wetenschappelijk gefundeerde interventies voor kinderen en jongeren met

externaliserende problematiek. Er is aandacht voor de complexiteit en derhalve ook voor de

comorbiditeit.

In de collegereeks worden interventies en algemene aanpakken besproken voor externaliserend

probleemgedrag, die voortkomen uit de wetenschappelijke analyses die in Blok I aan de orde

kwamen.

In de practica worden een drietal thema’s behandeld, welke door een docent met specifieke expertise

worden aangeboden; per week komen 2 van de drie thema’s aan bod.

• Analyseren en evalueren van effectstudies van behandelprogramma’s (Minet de Wied,

wetenschappelijk onderzoeker, specialiteit: empathie bij kinderen met agressief

probleemgedrag).

• Het opstellen en evalueren van een behandeling die gebaseerd is op cognitieve

gedragstherapie (Elly van Laarhoven, cognitief gedragstherapeut).

• Vaardigheden en inzichten verwerven op het gebied van coaching van professionals (Marleen

Bressers, Behandelcoördinator LSG-Rentray, gespecialiseerd in coaching).

Studenten starten met effectstudies van methodieken en bezoeken de website van de databank van

het NJI over effectieve interventies (www.nji.nl/jeugdinterventies).

Tijdens de practica die gebaseerd zijn op cognitieve gedragstherapie gaan de studenten aan de slag

met een concrete casus, de zgn. ‘oefencasus’ van een 15-jarig meisje dat vanwege haar

gedragsproblemen is geplaatst in een instelling voor jeugdzorg plus. Parallel aan de practica werken

de studenten aan een andere casus, de zgn. toetscasus, die ook gaat over een jongere die geplaatst

is in een instelling voor jeugdzorg-plus vanwege zijn gedragsproblemen. Bij beide jongeren is sprake

van comorbiditeit en dat vraagt bij de aanpak van de gedragsproblemen op de leefgroep voor ook

voor een aanpak van de internaliserende problemen (angst of depressie) in de individuele cognitieve

gedragstherapie. Coaching van professionals, die op de leefgroep de jongeren met de

dubbeldiagnose adequaat moeten aanpakken, wordt in de cursus eveneens behandeld vanuit

modellen uit de cognitieve gedragstherapie. Over de effectstudies, de individuele gedragstherapie en

de coaching van de professional wordt een drieledige opdracht ingeleverd. Omdat de studenten

intensief kennis maken met interventievormen die gebaseerd zijn op cognitieve gedragstherapie wordt

er al een basis gelegd voor de opleiding tot cognitief gedragstherapeut die de studenten na de

Masteropleiding zouden kunnen gaan volgen (www.vgct.nl).

Page 15: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

15

3. Stage en Thesis*)

3.1. Stage

De stage die aansluit bij de forensische mastertrack kan worden gelopen op instellingen waar de

doelgroep wordt gedefinieerd door jongeren met complexe gedragsproblematiek. In de stage-instelling

dient expertise aanwezig te zijn op het gebied van diagnostiek en/of behandeling van jeugdigen die

vanwege hun gedragsproblemen vast (dreigen te) lopen. De hantering van de weerbarstige

gedragsproblemen zal in de stage centraal veelal centraal staan; daarvoor is inzicht nodig in de

achtergronden ervan en in advisering en behandeling van de jongere en/of diens ouders en

begeleiding van professionals. Het ‘dwangelement’ en/of de ‘vrijheidsbeneming’, of de dreiging

daarvan, is vaak kenmerkend voor de inhoud, vorm en context van de praktijkervaringen binnen de

stage. In veel gevallen zal het gaan om instellingen waar zowel op basis van strafrechtelijke of

civielrechtelijke basis diagnostiek of behandeling wordt uitgevoerd. Ook instellingen die hiervan de

ketenpartners vormen of onderwijsinstellingen die over expertise beschikken op het gebied van

gedragsproblematiek kunnen mogelijk een geschikte stageplek bieden voor studenten van de

forensische mastertrack.. De student loopt gedurende 9 a 10 maanden, 2,5 tot 3 dagen stage per

week. De meeste stages betreffen 100-150 dagen. In een convenant met de stage-instelling worden

vaste afspraken hierover gemaakt. Vanuit de universiteit wordt de minimum eis gesteld van 22,5

ECTS = 630 uur.

Stageplaatsen zijn:

- Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor jeugdzorg plus

- Orthopsychiatrische instellingen

- Ambulante instellingen of onderwijsinstellingen die gericht zijn op kinderen of jongeren met gedragsproblematiek

- Instellingen voor jeugdhulpverlening die hulp bieden aan jongeren die voor een periode niet thuis kunnen verblijven.

- REC-4 scholen

- Raad voor de Kinderbescherming

- Bureau Jeugdzorg

- NIFP, Ambulatorium Zetten en Ambulatorium Universiteit Utrecht

Vanuit de universiteit krijgt de student een stagebegeleider aangewezen die beschikt over expertise t.a.v. de specifieke

doelgroep.

De begeleiding van de stage wordt gegeven in:

- Stagewerkgroepen (6 bijeenkomsten).

- Intervisiegroepjes.

- Individueel overleg met de stagebegeleider op de stage-instelling (telefonisch en /of face-to-face) n.a.v. stageplan,

midden-evaluatie en stageverslag.

- Individueel ten behoeve van de drie casussen voor de registratie psychodiagnostiek bij NIP

en/of NVO.

*) De stage en thesis vallen onder het onderwijs van het masterprogramma waarin de student af zal studeren.

Page 16: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

16

Inhoud van de stage

Aan het begin van de stage stelt de student in overleg met de stagebegeleider van de instelling een

stageplan op. Dit bevat de stageleerdoelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen inhoudelijke

(academische en professionele) doelen en doelen aangaande het persoonlijk functioneren. Ook

worden de leeractiviteiten met betrekking tot screening, diagnostiek, indicatiestelling, behandeling en

advisering, evaluatie en begeleiding beschreven. In een gesprek (telefonisch of op de stageplaats)

tussen student, stagebegeleider en docent krijgt het stageplan zijn definitieve vorm.

Stagedoelen

Na een succesvolle afronding van de stage binnen de Mastertrack Kinder & Jeugd-

Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek kan de student:

− de belangrijkste actuele ontwikkelingspsychologische en/of orthopedagogische vraagstellingen

binnen het stagewerkveld signaleren en beoordelen en de belangrijkste theorieën en modellen

welke toegepast worden in het betreffende werkveld identificeren en evalueren;

− complexe vraagstellingen vanuit meervoudige theoretische perspectieven analyseren en

relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van het (ortho)pedagogisch handelen in

het werkveld;

− kritisch reflecteren op bestaande ontwikkelingspsychologische en (ortho)pedagogische

interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische, diagnostische en interventiestrategische

overwegingen;

− zichzelf werkveldspecifieke vaardigheden eigen maken die betrekking kunnen hebben op

diagnostiek, begeleiding, behandeling, behandelingscoördinatie, beleid en preventie, en deze op

een wetenschappelijk verantwoorde wijze toepassen;

− op adequate wijze functioneren als ontwikkelingspsycholoog of orthopedagoog binnen de

kaders van de beroepscodes van het werkveld en op die manier zowel een respectvolle en

verantwoordelijke houding als een zakelijke en klantgerichte houding ontwikkelen t.o.v.

studenten, collega’s, respondenten en cliënten;

− reflecteren op de eigen beroepsrol en beroepsattitude;

− kritisch reflecteren op het persoonlijk functioneren en leren.

Stageactiviteiten

Van de student wordt verwacht dat deze met een toenemende mate van zelfstandigheid deelneemt

aan de werkzaamheden van een gedragswetenschapper binnen de stage-instelling. In de praktijk

komt dit er op neer dat de student de eerste maand de verschillende activiteiten bijwoont en hierbij

observeert. De student bereidt deze activiteiten goed voor (handleidingen van

onderzoeksinstrumenten worden bestudeerd, voorlopige werktheorieën voor een intakegesprek

worden geëxpliciteerd, aandachtspunten voor een gesprek met een cliënt worden opgesteld en

hypothesen worden geformuleerd). Vervolgens zal de student een steeds actiever aandeel krijgen in

het uitvoeren van bovenstaande activiteiten.

Page 17: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

17

De stageactiviteiten worden theoretisch onderbouwd door literatuur, collegestof en paperopdrachten

van de twee theoretische cursussen van de Mastertrack.

Psychodiagnostiek en behandelcoördinatie

Het in de opleiding behandelde hypothese-toetsend model (HTM) van De Bruyn, Pameijer,

Ruijssenaars & Van Aarle (2003) vormt hierbij de leidraad. Met het oog op het leerproces van de

student worden in de stagewerkgroepen de stappen van dit model expliciet doorlopen, het liefst aan

de hand van casuïstiek die de student vanuit de stage-instelling (uiteraard geanonimiseerd) kan

aanleveren. De nadruk wordt gelegd op dit aspect van de beroepsvorming als clinicus, ook als het

uitvoeren van diagnostiek in de instelling niet of minder gebruikelijk is. Het kan hierbij gaan om

beslissingsdiagnostiek, maar ook om diagnostiek die wordt uitgevoerd in de loop van

behandeltrajecten ten behoeve van de vervolgindicatiestelling en opstelling van het behandelplan of

als ter voorbereiding van de evaluatie. Ook kan diagnostiek worden uitgevoerd naar aanleiding van

zorg- en hanteringvraagstukken tijdens opvang en behandeling. Het handelingsgerichte aspect van de

diagnostiek staat bij alle voorgestelde vormen centraal. De nieuwste uitgave van Pameijer, N. &

Draaisma, N. (2013). Handelingsgerichte Diagnostiek in de Jeugdzorg. wordt aanbevolen omdat het

een handelingsgerichte vertaalslag is van het HTM binnen de jeugdzorg.

De hierboven beschreven context bepaalt sterk de opbouw van het diagnostisch proces, waarbinnen

de volgende stappen worden onderscheiden.

1) Naar aanleiding van een hulpvraag (al dan niet geformuleerd door de cliënt zelf), maar altijd wel

geaccordeerd door de cliënt) formuleert de student een probleemanalyse. Dit veronderstelt naast

een inventarisatie van klachtgedrag een analyse van de klachten in relatie tot de

opvoedingscontext.

2) Op basis van deze probleemanalyse en theoretische kennis dienen hypothesen te worden

opgesteld ter verklaring van het probleemgedrag. Op grond hiervan dient een onderzoeksopzet te

worden gemaakt ter toetsing van deze hypothesen en dient dit achtereenvolgens te worden

uitgevoerd.

3) De verkregen onderzoeksresultaten worden uitgewerkt en geïnterpreteerd op grond waarvan de

hypothesen worden verworpen of aangenomen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen

onderkennende en verklarende hypotheses, classificatie volgens DSM-IV-TR is een onderdeel van

deze procedure.

4) De op deze wijze verworven resultaten worden geïntegreerd in een ideografische theorie

(integratief beeld), waarbij de verschillende aspecten van het probleemgedrag van de cliënt en de

gevonden verklaringen en in stand houdende c.q. versterkende factoren in samenhang met elkaar

worden beschreven.

5) In het geval van rapportage Pro Justitia zal vervolgens een forensische beschouwing worden

gegeven over een mogelijk behandeltraject in een gedwongen kader (strafrechtelijk of

civielrechtelijk) Bij rapportage in het kader van behandeltrajecten wordt ingegaan op de vraag

Page 18: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

18

welke interventiemogelijkheid de meeste aanknopingspunten biedt. Op grond van deze

ideografische theorie vindt indicatiestelling en advies plaats.

6) In behandelinstellingen kan de therapeutische cyclus verder worden uitgewerkt. Op grond van de

indicatiestelling kan een behandelingsplan worden geschreven, waarna de behandeling wordt

uitgevoerd en vervolgens wordt geëvalueerd en indien nodig wordt aangepast.

Basisaantekening psychodiagnostiek van het NIP (BAPD) of Diagnostiekverklaring NVO

De student dient voor het behalen van deze diagnostische aantekening van drie casussen het totale

diagnostische proces zelf uit te voeren, te weten het intake c.q. kennismakingsgesprek,

dossieranalyse, het afnemen van een anamnese en/of heteroanamnese, het afnemen van testen

(deze kunnen o.m. op de testotheek van de universiteitsbibliotheek worden geleend) waaronder testen

t.b.v. de cognitieve functies en vragenlijsten die aspecten van de persoonlijkheid meten. Ook dienen in

het kader van de diagnostiek gesprekken met onderzochte en diens opvoeders te worden gevoerd.

De studenten ontvangen richtlijnen voor de uitvoering van de diagnostiek. Het feit dat het onderzoek

veelal plaats vindt in een gedwongen kader en/of tegen de zin in van een jongere of diens ouders

maakt de diagnostiek in alle fasen extra gecompliceerd. Zowel de hulpvragen, de contactname,

afname en interpretatie van het testmateriaal en het adviesgesprek worden door deze bijzondere

context gekleurd en vragen om specifieke expertise van de diagnosticus.

De studenten dienen de casussen op de stageplaats overwegend zelfstandig en/of met begeleiding

vanuit de stageplaats te kunnen maken. Gestimuleerd wordt om de casussen te bespreken binnen de

intervisiegroepjes waardoor de studenten elkaar kunnen adviseren en ondersteunen. Vanuit de

universiteit wordt de theoretische ondersteuning geboden (FO&O I en stagebijeenkomsten). Op elke

casus die de student tijdens de stage maakt t.b.v. de diagnostische aantekening wordt door de docent

twee keer feedback gegeven voordat deze wordt beoordeeld. De docent van de universiteit is

geautoriseerd om de casussen voor de diagnostische aantekening af te tekenen.

3.2. Thesis

Doel stelling van de thesis

De studenten schrijven een thesis om praktische ervaring te verwerven in het opzetten, uitvoeren,

rapporteren en beoordelen van empirisch onderzoek op het gebied van ontwikkelingpsychologie of

orthopedagogiek.

Inhoud van de thesis

De thesis dient uit te gaan van een ontwikkelingspsychologische (voor de K&J-psychologen) of

orthopedagogische probleemstelling (voor de orthopedagogen), d.w.z. dat hij een wetenschappelijke

bijdrage beoogt te leveren aan de ontwikkelingspsychologische of orthopedagogische theorievorming

in ruime zin en/of aan de verbetering van de kwaliteit van het functioneren van

ontwikkelingspsychologen of orthopedagogen die werkzaam zijn op een maatschappelijk werkterrein.

De probleemstelling wordt beknopt theoretisch onderbouwd.

Page 19: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

19

Thesisvoorstel

De student schrijft in overleg met de thesisbegeleider een thesisvoorstel (onderzoeksplan) en spreekt

de omvang af. Het ontwerp moet in kort bestek (2-4 pagina's A4) een zo volledig mogelijk plan

bevatten op grond waarvan een in de ontwikkelingspsychologie of orthopedagogiek geschoolde

buitenstaander zich een oordeel kan vormen over de wetenschappelijke en/of praktische relevantie

van het onderzoek, de methodische kwaliteit van het onderzoek en de uitvoerbaarheid van het

onderzoek. Het ontwerp moet de volgende elementen bevatten:

- Een korte inleiding waarin de wetenschappelijke en praktische context van het onderzoek wordt

beschreven (onderwerp, soort verschijnselen, algemene theoretische problematiek, eventuele

opdrachtgevers en hun opdracht, instelling waar en ten bate waarvan het onderzoek plaats zal

vinden)

- Een vraagstelling, eventueel toegespitst op de te toetsen hypothesen, in ieder geval zo ver

uitgewerkt dat het in concreet voorgestelde onderzoek inderdaad antwoord kan geven op de

gestelde vragen.

- Een werkwijze, waaruit duidelijk blijkt dat het onderzoek uitvoerbaar is en goed doordacht is.

Benodigde middelen, aard van te verzamelen gegevens, de gekozen methodiek en een

verantwoording daarvan zullen vermeld moeten worden. De vorm waarin de werkwijze wordt

uitgewerkt kan verschillen naar gelang het type van empirisch onderzoek. Bij een experiment

zullen hier aantallen en bijzonderheden van proefpersonen, design, condities, materiaal,

procedure en statistische analyse vermeld worden. Bij een survey worden naast bijzonderheden

van de steekproef, de instrumenten, procedure en statistische analyses vermeld.

- Een planning: Een korte beschrijving van het te volgen tijdspad. Hierbij dient rekening gehouden

te worden dat het Masterprogramma in principe binnen 1 jaar wordt afgerond en dat de cijfers

voor de thesis uiterlijk eind juli ingeleverd dienen te worden. Rekening houdend met 10

werkdagen voor nakijken van elke versie, en de mogelijkheid tot het indienen van minimaal één

revisie, betekent dat het thesis verslag in ieder geval in de derde week van juni zal moeten

worden ingeleverd (zie onder beoordeling). De planning dient hier dan ook in te voorzien.

Voorbeelden van thesisonderwerpen van studenten uit het studiejaar 2012-2013 waarvan op 16 mei

2012 een posterpresentatie werd gegeven tijdens een studiedag van de EFCAP zijn:

• Empathiegebrek bij adolescenten met ADHD.

• Communicatie van de kinderrechter. De invloed van participatie en begrip van ouders bij OTS-

zittingen.

• Aansluiting van behandelprincipes bij allochtone en autochtone jongeren met meervoudige

problematiek.

• De toetsing van toetsers. De kwaliteit van de beoordeling van de toetsingsadviescommissie

van de rapporteurs pro justitia en de invloed van de ontkenning van het delict of de weigering

om mee te doen aan het P.O. door de verdachte jongere op de kwaliteit van de rapportage

pro justitia.

Page 20: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

20

4. Forensische expertise aan de Universiteit van Utrecht

4.1. Het Expertisecentrum Forensische jeugdzorg van het Ambulatorium van de Faculteit

Sociale Wetenschappen UU

Binnen het Ambulatorium van de Universiteit van Utrecht zijn zowel klinisch geschoolde

orthopedagogen als psychologen werkzaam. Aan het Expertisecentrum Forensische Jeugdzorg van

het Ambulatorium (www.forensischejeugdzorg.nl) zijn medewerkers verbonden met een

orthopedagogische of ontwikkelingspsychologische achtergrond. Het Ambulatorium, sectie FJZ is een

erkende praktijkinstelling voor de opleiding tot gz-psycholoog en onlangs door de visitatiecommissie

positief beoordeeld. In een convenant met Lindenhorst/Almata, instelling voor Jeugdzorgplus worden

vier opleidelingen begeleid en gesuperviseerd.

In de sectie worden klinische werkzaamheden verricht binnen het forensisch werkveld en aanpalende

hulpverleningsinstellingen.

- Outreachend wordt gewerkt met een instelling voor jeugdzorg-plus bij het aanbod van diagnostiek

en behandeling.

- In samenwerking met instellingen voor jeugdhulpverlening in de provincie Utrecht worden

opdrachten uitgevoerd t.a.v. methodiekontwikkeling.

- Via het Nederlands Instituut voor Psychiatrie en Psychologie worden onderzoeksopdrachten

uitgevoerd die plaatsvinden in een strafrechtelijk of civielrechtelijk kader.

- Vanuit het ambulatorium wordt ook supervisie gegeven aan gz-psychologen in opleiding, aan

orthopedagogen die de opleiding volgen voor Orthopedagoog Generalist van het NVO of aan

rapporteurs Pro Justitia i.o.

De klinische expertise waarover de medewerkers van het Ambulatorium beschikken wordt ingezet in

onderwijsprogramma’s van de Mastertrack, zodat de link met de praktijk gewaarborgd blijft.

In het Ambulatorium zijn werkzaam

- Drs. Elly van Laarhoven, klinisch psycholoog (BIG), gedragstherapeut VGCT rapporteur Pro

Justitia bij het NIFP en hoofddocent supervisorenopleiding

- Sanne Verhaaren Msc, gz-psycholoog (BIG), gedragstherapeut VGCT i.o., rapporteur NIFP i.o.

- Marije de Hoogd Msc, gz-psycholoog (BIG), gedragstherapeut VGCT i.o., rapporteur NIFP i.o.

- Margot Verberk Msc., orthopedagoog, gz-psycholoog i.o.

- Myrte Gerrits Msc, orthopedagoog, gz-psycholoog i.o., gedragstherapeut VGCT i.o.

- Frederique Pars Msc, orthopedagoog, gedragstherapeut VGCT i.o.

-

Per 1 september 2014 zullen opnieuw studenten van de Mastertrack Forensische

Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek stage gaan lopen bij het expertisecentrum

Forensische jeugdzorg. Ook zijn er vacatures voor werkervaringsplaatsen.

Page 21: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

21

4.2. Achtergrond en studieopdracht van de kerndocenten

Bij het onderwijs van de Mastertrack Forensische Jeugdzorg zijn docenten betrokken vanuit diverse

disciplines. Zij stellen zich voor en leggen uit wat hun expertise is op het forensische werkveld.

- Mr. K. Hepping

Kristien Hepping combineert haar huidige onderzoeksbaan bij het Openbaar Ministerie met een

docentschap in de Utrechtse Minor Jeugd en Criminaliteit van hoogleraar jeugdrechtspleging Ido

Weijers. Zij is co-auteur (samen met o.a. Ido Weijers) van de uitgave ‘Jeugdige veelplegers’ die in

2010 is gepubliceerd. In het kader van een andere opdracht, n.l. van de Gemeente Utrecht sprak

Kristien met dertig Marokkaanse ouders en met een aantal oudercoaches om te achterhalen of ouders

door de gesprekken gemotiveerd worden om naar de zitting te komen.

- Dr. I. Koning

Ina Koning is werkzaam aan de Universiteit Utrecht bij de afdeling Algemene en Sociale

Wetenschappen. Zij promoveerde op een grootschalig onderzoek naar de effectiviteit van twee

alcohol preventie programma’s. Ze is een expert op het gebied van alcoholpreventie onder jongeren

en de rol van ouders. Ze heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de effectiviteit van een

alcohol interventie gericht op jongeren en op ouders. Naast dit interventie onderzoek heeft ze

verschillende artikelen geschreven over hoe ouders middels hun opvoeding het alcoholgebruik van

hun kind kunnen beïnvloeden. De rol van ouders in het alcoholgebruik van jongeren blijft de focus in

haar huidige en toekomstige onderzoek. Deze bevindingen dragen niet alleen bij aan de

wetenschappelijke kennis over alcoholgebruik onder jongeren, ook hebben ze belangrijke implicaties

voor de praktijk.

- Drs. C.M.A. van Laarhoven-Aarts

Elly van Laarhoven is klinisch psycholoog (BIG) gedragstherapeut VGCT. Sinds maart 2012

ingeschreven in het Register voor Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) als Psycholoog Rapporteur.

Na 16 jaar werkzaam te zijn geweest binnen Justitie (als psycholoog verbonden aan de JJI de

Lindenhorst en Eikenstein) heeft Elly van Laarhoven in 2003 de overstap gemaakt naar de Universiteit

Utrecht. Elly van Laarhoven is universitair docent bij de vakgroep Ontwikkelingspsychologie en werd

met ingang van het studiejaar 2010-2011 de coördinator van de nieuwe interdisciplinaire Master

Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek.

Binnen het Ambulatorium, sectie Forensische Jeugdzorg is Elly praktijkopleider voor de gz-opleiding.

- Prof. dr. B. Orobio de Castro

Bram Orobio de Castro is hoogleraar op het gebied van de Experimentele Ontwikkelings-

psychopathologie aan de Faculteit Sociale Wetenschappen. Hij is gespecialiseerd in het ontstaan en

tegengaan van agressie. Zijn oratie op 11 januari 2009 droeg als titel: Woede, Wraak & Leedvermaak

- Op zoek naar drijvende krachten achter de ontwikkeling van gedragsproblemen. Bram Orobio de

Castro probeert middels een combinatie van het volgen van de ontwikkeling van individuen (middels

longitudinaal onderzoek) en het beïnvloeden van drijvende krachten achter deze ontwikkeling

(experimenteel onderzoek) te verklaren waardoor een problematische ontwikkeling ontstaat en –

ondanks haar problematisch karakter- veelal langdurig in stand blijft. Bram Orobio de Castro

onderzoekt de effectiviteit van onder meer de oudertraining voor kinderen van gedetineerde moeders,

Page 22: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

22

preventieve interventies op scholen en gedragsinterventies in Justitiële Jeugdinrichtingen in opdracht

van o.a. Het Ministerie van Justitie, Zorg Onderzoek Nederland en de Vereniging van

Orthopedagogische Behandelcentra Licht Verstandelijke Beperking (LVB).

- Dr. G. Stevens

Gonneke Stevens is verbonden aan de discipline Algemene Sociale Wetenschappen (ASW) en heeft

in de afgelopen tien jaar verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de ontwikkeling van

probleemgedrag bij allochtone jeugdigen. Zij promoveerde op een grootschalig onderzoek naar

(risicofactoren voor) emotionele en gedragsproblemen van Marokkaanse jeugdigen in de algemene

bevolking (afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Erasmus MC Rotterdam). Momenteel werkt zij

onder andere aan onderzoek naar risicoprofielen van Marokkaanse en Nederlandse jongens in

Justitiële Jeugdinrichtingen, naar de gevoeligheid voor de effecten van discriminatie op agressie bij

bepaalde jongens en naar zorggebruik van allochtone jeugdigen met emotionele problemen.

- Dr. I. van der Valk

Inge van der Valk is universitair docent bij de onderzoeksgroep Jeugd & Gezin van de Universiteit

Utrecht. Zij geeft onderwijs in de bachelor en master Pedagogische Wetenschappen, en in de

research master (DaSCA). Zij begeleidt daarbij onder meer bachelor- en master thesissen. Sinds

1999 onderzoekt zij de samenhang tussen ouderlijke conflicten, ouderlijke scheiding en het

functioneren van kinderen en jongeren. Daarbij is zij onder meer met een langlopend onderzoek

nagegaan wat de effecten van een ouderlijke scheiding zijn op internaliserende en externaliserende

problemen bij jongeren, heeft zij zich gericht op verschillen tussen conflictueuze en niet-conflictueuze

scheidingen, en doet een effectonderzoek naar het preventieve interventieprogramma KIES voor

scheidingskinderen. Naast onderwijs en onderzoek is zij nauw betrokken bij SOS, een landelijk

samenwerkingsverband voor de ondersteuning van scheidingskinderen, en is zij voorzitter van de

werkgroep Richtlijnontwikkeling Jeugdzorg voor scheidingskinderen.

- Dr. M. de Wied

Minet de Wied is docent/onderzoeker bij de opleiding Pedagogiek, onderzoeksgroep adolescentie van

de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek richt zich op de ontwikkeling van empathie, meer in het

bijzonder op empathiegebrek bij kinderen en jeugdigen met disruptieve gedragsstoornissen DPB:

Disruptive Behavior Disorder). Empathie, oftewel inlevingsvermogen, is een essentieel aspect van het

sociaal functioneren. Een gebrek aan empathie is kenmerkend voor kinderen en jeugdigen met

disruptieve gedragsstoornissen, in het bijzonder voor kinderen en jeugdigen met psychopathische

trekken. Over de aard en oorzaak is echter weinig bekend. Een nadere analyse en beschrijving van

mogelijke deficiënties in het empathisch functioneren van kinderen en jeugdigen met DBD is van

belang omdat inzicht in de aard van het empathiegebrek zou kunnen bijdragen aan een betere

diagnostiek en behandeling van DBD. Dit onderzoeksproject biedt ruimte aan masterstudenten met

belangstelling voor klinisch onderzoek, psycho-fysiologisch onderzoek, en voor studenten die

interesse hebben in het ontwikkelen van diagnostische instrumenten. Masterstudenten die graag zelf

een onderzoek ontwerpen en uitvoeren binnen dit thema zijn natuurlijk ook van harte welkom.

Page 23: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

23

- Prof. dr. I. Weijers

Ido Weijers is behalve hoofddocent bij de opleiding Pedagogiek en coördinator van de Minor Jeugd en

Criminaliteit ook als bijzonder hoogleraar Jeugdrechtspleging verbonden aan het Willem Pompe

Instituut voor strafrechtwetenschappen. Hij leidt onder andere twee langlopende onderzoeksprojecten

waaraan masterstudenten kunnen deelnemen. Het eerste betreft een langlopend rechtbankonderzoek

in Nederland en buitenland. Het onderzoek richt zich op onderzoek naar de praktijk van de

jeugdstrafzitting, in Nederland en elders. Het tweede langlopend onderzoek gaat over desistance bij

jeugdige veelplegers. Het onderzoek bestudeert het ‘stoppen met criminaliteit’ door jeugdige en

jongvolwassen veelplegers.

Aan de studenten laat Ido het volgende weten: “Als je belangstelling hebt voor alles wat met

problematische jongeren, jeugdcriminaliteit, jeugdstrafrecht en forensische zorg te maken heeft, dan

biedt de Mastertrack Forensische Jeugdzorg een ideale gelegenheid om die interesse ook in de

laatste fase van je studie te volgen. Op dit terrein bestaat grote behoefte aan goed ingevoerde

pedagogen en ontwikkelingspsychologen. In Utrecht is de afgelopen jaren een stevige en landelijk

unieke basis gelegd met de Minor Jeugd en Criminaliteit. Inmiddels bestaat voor de Utrechtse

pedagogen ook de mogelijkheid om de bachelorthesis op dit terrein te richten. Het is bijzonder

verheugend dat aansluitend met inbreng van meerdere specialisten en met een aantrekkelijk en breed

stageaanbod ook een gecombineerde Mastertrack tot stand is gekomen. Ik verwacht dat de

deelnemers met deze achtergrond en kennis van het forensisch veld veel kans maken op werk op dit

boeiende terrein.”

Maart 2014

Elly van Laarhoven

Coördinator MFO&O

Page 24: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

24

Bijlage I: Richtlijnen voor een geschikte stageplaats?

Natuurlijk alle stageplaatsen die genoemd worden in de stagebank van k&j-psychologie of het veld

forensische zorg van orthopedagogie. Het gaat om stageplaatsen die zich duidelijk onderscheiden

van reguliere GGZ doordat er sprake is van hulp die moet worden opgelegd of dreigt te worden

opgelegd. een gedwongen behandelkader. Het hoeven niet alleen forensische instellingen te

betreffen; als de doelgroep bestaat uit jongeren die ontspoord zijn of dat dreigen te doen sluit de stage

aan bij de theorie van de mastertrack.

Ook is het mogelijk om op eigen kracht een stageplek te vinden. Indien dat het geval is, zal je de

stageplaats wel moeten laten beoordelen door de stage coördinator, zodat gekeken of de begeleiding

en de stage-activiteiten aansluiten bij de eisen van de klinische masteropleiding.

Hieronder volgen wat criteria voor geschikte stageplaatsen.

- Stageplaatsen waar je onder leiding van psycholoog of pedagoog hulp verleent aan kinderen

of adolescenten die te maken hebben met gedragsproblematiek, spijbelen of verwijdering van

school, weglopen van huis, verkeerde vrienden maar bijvoorbeeld ook loverboyproblematiek.

Daarbij geldt vaak dat het gaat om complexe externaliserende problematiek. Ook het

opgroeien in probleemgezinnen waarbij sprake kan zijn van mishandeling, verwaarlozing,

hechtingsproblemen is kenmerkend voor de problematiek die je in het forensisch veld vaak

tegenkomt.

Veel jongeren in het forensisch veld blijken te maken te hebben met LVB-problematiek;

instellingen die zich op de doelgroep richten van gedragsgestoorde kinderen/jongeren met

LVB zijn dus ook geschikt

- Stageplaatsen waar hulp wordt geboden aan uit huis geplaatste kinderen of jongeren sluiten

eveneens aan bij de forensische mastertrack. De uithuisplaatsingen worden meestal in een

civielrechtelijk kader gerealiseerd; soms in een strafrechtelijk kader. Ook indien er sprake is

van een vrijwillig kader is een stageplek op een residentiele setting geschikt. De

uithuisplaatsing moet wel in verband staan met de gedragsproblemen van de

kinderen/jeugdigen of de complexe problematiek in het gezin. Residentiele instellingen in het

forensisch veld, maar ook binnen ortho-psychiatrie of jeugdhulpverlening sluiten hierbij aan.

Samengevat gaat het om instellingen of instanties uit het forensisch veld, of de ketenpartners

van deze instellingen. Het gaat immers om de keten van jeugdhulpverlening.

- Voor de kwaliteit van je eindniveau is het belangrijk dat je tijdens je stage je diagnostische

aantekening of BAPD kunt halen. Daarvoor moet je drie casussen diagnostiek uitvoeren onder

begeleiding van de gedragswetenschapper van je stage. Vaak is deze eis op niet alle

stageplekken te realiseren en moet je ervoor kiezen om die aantekening na je afstuderen te

behalen, tenminste als je je later verder klinisch wil kwalificeren door je te registreren. Toch

blijken er vaak wel mogelijkheden te bestaan om diagnostiek uit te voeren dan in eerste

instantie lijkt. Ik raad je daarom aan om daar tijdens je sollicitatiegesprekken nadrukkelijk

aandacht aan besteden en daarbij te kiezen voor een pro-actieve, oplossingsgerichte aanpak.

Page 25: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

25

Bijlage 2: Concrete informatie voor inschrijving in de forensische mastertrack

Studenten die een bachelor hebben gevolgd binnen psychologie of pedagogiek kunnen de keuze

maken om de Interdisciplinaire Mastertrack te volgen in Utrecht .

Er kan op 2 momenten worden ingestroomd:

- Per 1 september 2014

- Per 1 februari 2015

De inschrijving vindt plaats via de volgende link:

Voor psychologie-studenten:

http://www.uu.nl/university/masters/NL/kindjeugdpsych/Pages/default.aspx

N.B. Bij k&j-psychologie is het niet mogelijk om via deze site door te geven dat je je in wil schrijven

voor de forensische Mastertrack.

Dit wordt bijgehouden door de coördinator [email protected]

Psychologiestudenten die zich hebben ingeschreven via de link bij k&j psychologie kunnen hun

specifieke keuze voor de mastertrack dan per mail doorgeven aan de coördinator mevr. van

Laarhoven.

Voor pedagogiekstudenten

http://www.uu.nl/university/masters/NL/Orthopedagogiek/Pages/default.aspx

Wanneer je via die link aangeeft dat je je wil inschrijven zie je de volgende tekst:

1. Download de Toelichting Inschrijven voor een Masterprogramma.

Let op: Heb je je relevante vooropleiding gevolgd aan een buitenlandse universiteit? Volg dan de

‘Instructions applying for a Master’s programme’.

2. Ga naar Studielink en doe een verzoek tot inschrijving. Hiervoor heb je je DigiD* nodig.

3. Stuur de gevraagde formulieren en documenten op naar de toelatingscommissie van jouw opleiding.

N.B. Houd rekening met:

- Aanvullende informatie voor toelating na het hbo.

- Aanvullende informatie voor toelating met een buitenlands diploma.

*Nog geen DigiD? Ga naar www.DigiD.nl/aanvragen. Na aanvraag duurt het nog ongeveer 5 werkdagen voordat je de

inloggegevens thuisgestuurd krijgt. Uitzondering: als je op dit moment officieel niet in Nederland woont (niet staat

ingeschreven bij een Nederlandse gemeente), kun je geen DigiD aanvragen. Je kunt dan via Studielink een

gebruikersnaam en wachtwoord aanvragen

Page 26: Brochure MFOO 2014-2015

Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek 2014-2015 Universiteit Utrecht

26

Zodra bekend is of je bent toegelaten, kun je terecht op de site van de stagebank; beide

masterprogramma’s waarbinnen de mastertrack valt, hebben een eigen stagebank. De stage-

coördinator van het forensisch veld bij orthopedagogiek is Dr. M. de Wied.

De stagecoordinator bij k&jpsychologie is Dr. L. Aleva.

Bij k&j psychologie bestaat geen aparte stagebank voor de forensische Mastertrack, maar in de

algemene stagebank van k&j wordt wel alle informatie verstrekt over deze Mastertrack.

Toelating tot de mastertrack:

Deze wordt door de toelatingscommissie bepaald. Hieronder staan wat richtlijnen:

- De toelatingscommissie zal nagaan of in het bachelorprogramma voldoende klinische

programmaonderdelen zijn opgenomen. Met name is het belangrijk om diagnostiekvakken bij

kinderen & jeugdigen te hebben gevolgd in het bachelorprogramma.

- Toelating is niet afhankelijk van een bachelorprogramma op het gebied van jeugdcriminaliteit.

De minor die verzorgd wordt door prof.dr. Ido Weijers op de UU “Jeugd & Criminaliteit’ wordt

wel sterk aanbevolen.

Voor deelname aan het cursusprogramma per 1 september wordt in principe een stageplaats

verplicht gesteld. De onderwijsfilosofie waarbij integratie van theorie en praktijk wordt nagestreefd, kan

alleen vorm worden gegeven als op maandag, dinsdag, woensdag en/of donderdag stage wordt

gelopen en op vrijdag de theoretische vakken op de UU worden gevolgd.

Studenten die starten op 1 februari beginnen doorgaans met het schrijven van hun thesis. Zij starten

dan in september met stage en theoretische vakken.

Universiteit Utrecht streeft ernaar om onderwijs/onderzoek en/of stage in het buitenland te bevorderen.

Om die reden past een buitenlandse stage binnen dit streven. Echter praktische bezwaren hebben het

tot nu toe nog niet mogelijk gemaakt om een buitenlandse stage te volgen. Dat heeft vooral te maken

met de studieopzet waarbij een dag in de week cursorisch onderwijs moet worden gevolgd gedurende

5 maanden (september t/m januari). Indien studenten echter in overleg met de docent een constructie

kunnen bedenken waarbinnen een buitenlandse stage wel gerealiseerd zou kunnen worden, dan

worden deze plannen gewogen en beoordeeld. Daarbij speelt bovendien de kwaliteit van de

stageplaatsen; de taakstelling en begeleiding moet aansluiten bij de eisen van een klinische

masterstage.

Het Masterprogramma is gebaseerd op een studiebelasting die het mogelijk moet maken om binnen

een jaar de bul te halen. Ervaringen leren dat het een heel pittig jaar is vanwege de combinatie

theorie, praktijk (inclusief behalen diagnostiekaantekening) en wetenschappelijk onderzoek.