boek De Wondere Pluim 2012

174
J a a r 1 0

description

De Wondere Pluim is een project rond schrijfplezier voor kinderen uit de basisschool, waarbij ouders een belangrijke rol spelen in de selectie en waarbij rekening gehouden wordt met de thuistaal van de deelnemers (Nederlands - niet-Nederlands)

Transcript of boek De Wondere Pluim 2012

De

Won

dere

Plu

im |

201

2

EEN INITIATIEF VAN LEZENDE OUDERS

IN SAMENWERKING MET DE VEERMAN VZW

J a a r10

EXTRA BIJDRAGE VAN

Bernard Dewulf, Gerrit Janssens, Aline Sax,

Het Kapersnet (Noëlla Elpers en Peter Holvoet-Hanssen)

en Joke van Leeuwen

STAD ANTWERPEN

DIT BOEK WERD GEREALISEERD

mede dankzij de steun van de Stad Antwerpen, Antwerpen Boekenstad

en de Orde van den Prince, afdeling Land van Ryen

De

Won

dere

Plu

im |

201

2

EEN INITIATIEF VAN LEZENDE OUDERS

IN SAMENWERKING MET DE VEERMAN VZW

J a a r10

EXTRA BIJDRAGE VAN

Bernard Dewulf, Gerrit Janssens, Aline Sax,

Het Kapersnet (Noëlla Elpers en Peter Holvoet-Hanssen)

en Joke van Leeuwen

STAD ANTWERPEN

DIT BOEK WERD GEREALISEERD

mede dankzij de steun van de Stad Antwerpen, Antwerpen Boekenstad

en de Orde van den Prince, afdeling Land van Ryen

| De Wondere Pluim | 2012 | 1

2 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 3

VOORWOORD

De Wondere Pluim viert zijn tiende verjaardag! Als schepen voor Cultuur draag ik dit iniatief een warm hart toe en dit om verschillende redenen. Zo is de Wondere Pluim een iniatief dat van onderuit gegroeid is en dat voor en door ouders wordt georganiseerd. In 2002 werd de Wondere Pluim opgestart door een paar enthousiaste ouders en ondertussen is het uitgegroeid tot een wedstrijd waar meer dan 20 scholen aan deelnemen. Dat levert ieder jaar ongeveer 2000 verhalen op. Ook de jury bestaat uit ouders. Ieder jaar worden de mooiste verhalen mede dankzij de steun van Antwerpen Boekenstad mooi uitgegeven.

Een andere reden waarom ik de Wondere Pluim feliciteeris omdat dit project met heel eenvoudige middelen, grote effecten bekomt. Niets is zo rijk en toch zo goedkoop als de taal. Taal behoort tot de essentie van cultuur, omdat het de belangrijkste drager is van onze ideeën en gedachten. Verhalen bestaan uit woorden die een inkijk geven in ander-mans hoofd, maar ook in andere culturen. Dat die verhalen geschreven en gelezen worden, geeft ons een handvat om die andere culturen te begrijpen.

En wat het project nog uniek maakt, is dat een mogelijke achterstand in taal – wat op die leeftijd niet uitzonderlijk is -in dit project niet als problematiserend wordt beschouwd. De helft van de verhalen zijn geschreven door kinderen waarvan de thuistaal niet het Nederlands is. Zij leren op die manier ook hun gevoelens te uiten, te dromen, te denken in het Nederlands. In deze wedstrijd wordt rekening gehouden met het feit dat niet iedereen vanuit dezelfde startpositie vertrekt. Dit initiatief wil in de eerste plaats stimuleren en niet betuttelen.

4 | De Wondere Pluim | 2012 |

Proficiat aan de duizenden kinderen die tijdens die 10 jaar een verhaal schreven, aan de honderden vrijwillige ouders die ze gelezen hebben, de professionele juryleden en uiter-aard aan de organisatoren zelf. Doe zo voort! Zulke initia-tieven willen we vanuit de stad graag blijven ondersteunen.

Tot slot wil ik zelf een verhaaltje meegeven. Ik heb jammer genoeg niet de tijd gehad om het zelf te schrijven. Maar ik vind het zo mooi, met zoveel betekenissen dat ik het jullie niet wil onthouden. Het gaat over een groot feest, het grootste feest aller tijden, zoals vandaag, en de auteur is Toon Tellegen:

“Zoals zo vaak was er weer een groot feest in het bos, en zoals altijd was dit feest weer het grootste feest aller tijden. De olifant gaf het feest en iedereen moest verkleed komen. De eekhoorn dacht lang na en besloot toen als de mier te gaan. Hij kende de mier zo goed dat het hem geen moeite kostte er precies zo uit te zien als de mier. Toen hij de feestzaal wilde betreden hield de olifant hem tegen: ‘Mier, je mag alleen binnenkomen als je verkleed bent’. ‘Maar…’ ‘Nee. Geen gemaar. Je gaat eerst naar huis en je zorgt maar dat je wat aantrekt zodat ik je niet meer kan herkennen, en dan kom je hier terug. We hebben overigens heerlijke suikerstengels…’. Teleurgesteld ging de eekhoorn naar huis. Hij ging voor de spiegel zitten en dacht lang na. Toen besloot hij als de wesp te gaan. Van een paar beuken-notenschillen en wat hars maakte hij in de kortst mogelijke tijd een fraai wespenpak. Maar weer werd hij terugge-stuurd. ‘Wesp’, zei de olifant, ‘je mag hier alleen komen als je verkleed bent. Ik heb daarnet de mier ook al wegge-stuurd. Ik kan dus geen uitzondering maken voor jou.’ Verdrietig liep de eekhoorn naar huis. Hij had geen zin meer om naar het feest te gaan, en bovendien was het al laat en zouden de meeste lekkere hapjes al op zijn.

| De Wondere Pluim | 2012 | 5

Thuisgekomen gooide hij alle kleren in een hoek, knoopte zijn staart rond zijn middel en plakte één oor met wat hars over één oog en ging weer terug. ‘Ah’, zei de olifant. ‘Kijk eens wie we daar hebben … schitterend, schitterend. Ik herken je niet eens!’ De olifant stond nog te aarzelen of het nu de mier was of de wesp die zich verkleed had als de eekhoorn, toen de eekhoorn al van het eerste stuk noten-taart stond te genieten, terwijl de aardworm sierlijk over de dansvloer gleed.”

Philip HeylenSchepen voor Cultuur en Toerisme

Stad Antwerpen

6 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 7

JURYVERSLAG

“Er waren eens…” Een pak verhalen beginnen met deze drie woorden, en toch heeft deze eerste winnaar de jury verrast met zijn originele verhaal over twee dieren die naar de seizoenen reizen. Mooi verteld en goed tot aan het einde volgehouden. Deze Pluim is voor “Er waren eens twee dieren” van Merel Kegel.

Wat een vreemde sfeer heeft dit verhaal meteen; een beetje geheimzinnig en beangstigend zelfs. De mooie zinnen met mooie klanken en het mooie ritme hebben ons meteen overtuigd. En gelukkig zijn er nog tovenaars die al die rare toestanden weer recht kunnen trekken. De tweede Pluim van 2012 gaat naar “Rare wereld” van Madina Tchirmayeva.

Wat leuk om een verhaal met een einde te begin-nen – want het einde speelt de hoofdrol. Nog leuker is het dat deze winnaar zijn originele idee goed heeft uitgewerkt. Hij houdt tot aan het einde vol en schrijft er nog een verrassend einde aan ook. De derde Wondere Pluim is voor Kobe Delbaere met “Het einde is niet volledig”.

De jury houdt wel van een mysterie, en zeker als een verhaal open eindigt en we zelf moeten uit-vissen wat er precies aan de hand is. Wat is het verband tussen de gewonde haas en de gewonde vrouw in bed met een verband om haar hoofd? Een originele vondst die ook nog eens in erg mooie taal werd gegoten – dat verdient een Wondere Pluim en die is voor “De haas die nooit geraakt werd” van Sidrah Choudhry.

8 | De Wondere Pluim | 2012 |

Dit verhaal, vond de jury, was bijzonder goed verteld. Met veel aandacht voor het waarom en het hoe van wat er allemaal gebeurt met een ongeluk-kige olifant in de Antwerpse zoo. Het is sterk opge-bouwd met oog voor detail en netjes afgerond. Een Wondere Pluim voor “Rikkie is spoorloos” van Mila Mertens.

Dit verhaal hoort bij de sterkste, meest verrassende Pluimen van dit jaar. Het is heel kort, eenvoudig maar het weet ongelooflijk veel te vertellen, zo persoonlijk is het, en zo sprekend. En dat vindt de jury erg verfrissend. Zonder dat er een woord teveel staat, geeft de auteur in een originele vorm weer wat er door haar heengaat wanneer die een duik neemt. Een Wondere Pluim voor het wondere “Hoe voelt het als ik duik” van Ivana Batchvarov

Van dit verhaal was de jury sterk onder de indruk. Met beelden en beschrijvingen die je niet snel zal vergeten, schetst deze schrijver een moeilijk bezoek aan opa in het ziekenhuis. Met de prachtige zin “Ik wou iets zeggen want anders was het stil” vangt zij de stilte en het vreemde van het bezoek. Een Wondere Pluim voor “Angst”, een pareltje van Mona Lahousse.

Dit jaar lazen we veel verhalen over dieren die niet gelukkig waren; maar in deze vertelling speelt gelukkig ook een mama mee die weet gerust te stellen en de oplossing vindt: gaan shoppen. De grappige zinnen en de mooie manier waarop de onhandigheid van het hoofdpersonage wordt geschetst, hebben de jury overtuigd. Een Wondere Pluim voor Sanae Nori met “Leo de olifant”.

| De Wondere Pluim | 2012 | 9

De volgende winnaar komt uit een erg sterke groep. Het was moeilijk kiezen tussen drie straffe verhalen. Daarom geven we eerst een eervolle vermelding aan Siebe Dingemans voor “Het verhaal van Fien de giraf”, dat moeiteloos een pak ideeën en persona-ges aan elkaar weefde. Maar… De Wondere Pluim is voor een origineel verhaal met leuke kronkels en een erg leuke vondst: een man die niet meer uit een boom geraakt. Proficiat, Lore Loyens met “Man in de boom”!

Deze winnaar weet heel mooi te schrijven over anders dan de anderen zijn, en hoe je daarmee kunt leren leven; en dat er gelukkig ook meisjes zijn die vallen voor jongens die niet gewoon ‘gewoon’ zijn. En wat een mooie, slimme vondst om dat te doen met een giraf in de hoofdrol. Deze Wondere Pluim gaat naar “De giraf met de korte nek” van Pamela Soto Gonzalez.

Het liefste hadden we nu twee Wondere Pluimen uitgereikt, zo sterk waren de verhalen. Het talent spatte met elke zin van het blad. Waarvoor moesten we nu kiezen? Een prachtige, boze laatste brief die leek alsof hij echt in de Middeleeuwen was geschre-ven? Of bijzondere, ontroerende brieven met heel diepe persoonlijke gedachten aan god? Na lang overleggen was dit ons besluit: een hoogst eervolle vermelding voor het straffe “Verklaring” van Marieke Ornelis.Maar de Wondere Pluim is voor het verhaal dat prachtig begint met “Dit is een brief, een brief aan niemand”: “Letters to god” van Emma Hessels.

10 | De Wondere Pluim | 2012 |

Oprecht, eenvoudig, ontroerend, echt. De laatste Pluim van dit jaar gaat naar een verhaal met een ziel; heel persoonlijk verteld in een toon die ons meteen greep. De verteller denkt terug aan de laatste keer dat hij zijn opa zag en slaagt erin ook vreugde te vinden in zijn verdriet. En wat een mooie titel. Een Wondere Pluim voor “Hoor je me nog?” van Miles Weberman.

| De Wondere Pluim | 2012 | 11

Al jaar en dag kunnen we vanuit De Wondere Pluim een beroep doen op enthousiaste juryleden die met veel schroom twaalf Pluimen kiezen uit 36 geselecteerde verhalen. Elk jaar opnieuw zijn ze van de partij. Elk jaar opnieuw wikken en wegen ze, lezen ze zinnen luidop aan elkaar voor, proeven ze woorden, laten hun hart spreken en maken verscheurende keuzes. Verscheurend, omdat ze weten hoe moeilijk schrijven kan zijn. Elk jaar opnieuw genieten ze van mooi opgebouwde verhalen, spitsvondige wendingen en originele invalshoeken.

Het zijn:

Mostafa Benkerroum (°1974) is vooral een theateracteur en verhalenverteller. Daarnaast schrijft hij ook kortverhaaltjes voor jong en oud die hij zelf op podium brengt.Momenteel schrijft hij een theatermonoloog, gebaseerd op de verhalen van 1001 nacht.

Gerrit Janssens (°1975) debuteerde in 2002 met de jeugd-roman ‘De grap’. Vandaag is hij vader van twee zonen, copywriter bij een reclamebureau en werkt hij aan zijn tweede boek.

Rachida Lamrabet (°1970) is schrijfster en juriste. In 2006 won ze de KifKif literatuurprijs met ‘Mercedes 2007’ en debuteerde een jaar later met ‘Vrouwland’ (Debuutprijs 2008). In opdracht van t’Arsenaal schreef ze het toneelstuk ‘Belga’ (2009) en in opdracht van het Vlaams-Nederlands Huis De Buren schreef ze de radioboeken ‘Kikker’ en ‘Het meisje en de kat’. Voor haar kortverhalenbundel ‘Een kind van God’ kreeg ze in januari 2009 te Amsterdam de BNG Nieuwe Literatuurprijs 2008.

DE JURYLEDEN

12 | De Wondere Pluim | 2012 |

Begin oktober 2011 verscheen haar tweede roman ‘De man die niet begraven wilde worden’ bij de Bezige Bij Antwerpen.Voor Laika schreef ze de toneeltekst ‘Zetels van goud’ dat dit voorjaar in première ging.

Aline Sax (°1984) schreef op 15-jarige leeftijd haar eerste boek ‘Mist over het strand’ over twee Duitse kindsoldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ondertussen is ze historica en heeft ze negen boeken en één Vlaams Filmpje op haar naam, waaronder het veelvuldig bekroonde ‘Wij, twee jongens’.

Joke van Leeuwen (°1952) schrijft, dicht, tekent, schildert en treedt op, voor kinderen en volwassenen. Ze was in 2008 en 2009 stadsdichter van Antwerpen. Ze won veel prijzen, waaronder een Gouden Uil voor Iep! (1997), de Nederlandse staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur (2000) en de Gouden Ganzenveer (2010) voor haar hele oeuvre.

| De Wondere Pluim | 2012 | 13

14 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 15

Verhalen van kinderen uit het eerste leerjaar, Nederlands moedertaal

ER WAREN EENS tWEE

Er waren eens twee dieren.Een paard en een konijn.Ze hadden het te warm.Ze konden er niks aan doen.Ze zweetten zich dood.Ze wilden uit de stal.Ze gingen uit de stal. Toen gingen ze naar de herfst.Er vloog een blad in het gezicht van het konijn.Ze gingen naar de lente. Ze hadden het nog iets te warm.Toen gingen ze naar de zomer. Ze hadden het nog te warm.Ze gingen naar de winter. Ze vroren bijna vast.

Toen hadden ze geleerd dat je blij moet zijn met de seizoenen die er aankwamen.

Merel Kegel7 jaar

Steinerschool

DiEREN

16 | De Wondere Pluim | 2012 |

HEt bEGiN

Er was eens een begin.“Waar is het einde?”, vroeg het begin.Hij zocht overal, maar vond het einde niet.Hij ging slapen.Hij voelde iets onder zijn kussen.Hij keek onder zijn kussenen zaghet einde.

Gustaaf Sioen6 jaar

Wereldschool

| De Wondere Pluim | 2012 | 17

ER WAS EENS EEN pAARD

Er was eens een paard en een schaap en een koe en een varken.Het paard vraagt aan de koe:“Weet jij waarom Krullie een krullenstaartje heeft?”“Nee.”Het paard gaat naar het schaap en vraagt:“Weet jij waarom Krullie een krullenstaartje heeft?”“Nee, vraag het hem zelf.”Hij gaat naar het varken en vraagt:“Waarom heb jij een krullenstaartje?”“Omdat ik veel krullenspaghetti eet.”

Ayla Hoppenbrouwers7 jaar

Veltwijck

18 | De Wondere Pluim | 2012 |

DE VERLiEfDE VULkAAN

Er was eens een vulkaan. Die vulkaan was verliefd.Hij was verliefd op ... Eigenlijk wist hij het niet.Hij was al lang op zoek naar een lief, maar er was niemand. Dus kon hij ook niet verliefd worden.Maar wat zag hij daar? Ja hoor, daar was een andere vulkaan.Hij zei: “Joehoe, hallo, ik ben al jaren alleen. Wil jij mijn liefje zijn?”En ja, ze kwam naar hem. En toen gebeurde het. Ze kusten.Toen leefden ze nog lang en gelukkig en kregen lange kinderen.

Ruben Jacobs6 jaar

Zevensprong

| De Wondere Pluim | 2012 | 19

DE VERLiEfDE VULkAAN

Er was eens een vulkaan.In de verte was een vulkaan.De vulkaan kreeg vlinders in zijn buik.Elke keer dat die vlinders in zijn buik kwamen, vloog al die lava uit de vulkaan.En ze leefden nog lang en gelukkig.

Dot Van herck6 jaar

Sint-Anna Goethe

20 | De Wondere Pluim | 2012 |

DE VLEESEtENDE

Er was eens een paddenstoel.Hij at vlees.Hij woonde in het bos.Er kwam een kabouter die ging zitten op de paddenstoel.Hij is nooit meer gezien.

Gert Santens7 jaar

Kolibrie

pADDENStOEL

| De Wondere Pluim | 2012 | 21

HEt mEiSJE EN DE DRAAk

Er was eens een meisje.Ze wandelde in het bos.Weet je wat er toen kwam? Een draak, een woeste draak. Hij had twee hoofden, een grote bek en twee woeste poten.En weet je wat er toen gebeurde? De draak deed het meisje pijn.

De draak wou iets zeggen. Weet je wat hij wou zeggen? Hij wou haar zeggen dat hij haar vriend wou zijn.

Ze werden verliefd en kregen kinderen. Ze heetten Fikie en Wikie.En ze leefden nog echtig en techtig lang en gelukkig.

Fee Haazen6 jaar

Spiegel

22 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 23

Verhalen van kinderen uit het eerste leerjaar, Nederlands tweede taal

RARE WERELD

Er was eens een rare wereld.In die rare wereld was alles raar.Maar toen het nacht was,toverde de tovenaar de toverspreuk.Toen was de wereld normaal.

Madina Tchirmayeva6 jaar

School aan de Stroom

24 | De Wondere Pluim | 2012 |

WiNNAAR

Jan maakte een raceauto.Mijn raceauto is klaar!“De race is al begonnen, mam.Wij zijn te laat. Wat nu?”

Ik heb een idee!Ik doe volgend jaar mee.

Imad Berrag6 jaar

Zevensprong

| De Wondere Pluim | 2012 | 25

DE RAkEt

Er was eens een raket.De raket was heel mooi! Ze had een vuurstreep!Ze was bijna weg: 3-2-1 naar de maan met de raket en de man!Op de maan waren hele grote putten.De raket viel erin: oei!Maar de astronaut vloog eruit.Hoera!

Mehmet Demir7 jaar

Afrit Zuid

26 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 27

EEN tiJDREizENDE

Ik slaap. Ik droom dat ik Toetanchamon tegenkom.Ik zeg: “Hallo.”Hij vraagt: “Kan je me helpen?”“Waarmee?”“Iemand wil me doden.”“Wat? Dat kan niet”, zeg ik.“We gaan naar mijn huis”, zegt Toetanchamon.Ik speel met hem, maar op een dag is hij dood.Nu is hij een mummie.

Ethan Van Moergastel7 jaar

Tachkemoni

28 | De Wondere Pluim | 2012 |

DE OLifANt

De olifantenneus, daarin zit muis.De olifant stapt traag.

Hitesh Mehta7 jaar

Via Louiza

| De Wondere Pluim | 2012 | 29

DE mOOiStE pRiNSESEr was een meisje dat Samanta heette.Zij ging naar het bos. Ze zag een beer die haar wou opeten. Maar die beer wou haar niet opeten, die beer wou alleen een vriendin.“Een vriendin, maar jij bent een beer, dat kan toch niet. Iedereen gaat bang zijn voor jou. Loop maar weg.”“Bang waarvoor?”“Voor jouw tanden en jouw voeten.” “Oké, ik ga weg.”“Dag.”

“Wacht, wil je met me wonen?”“Ja, maar dan ga je lief zijn.”“Oké.”Toen gingen ze naar huis en ze leefden nog lang en gelukkig.

Erica Ramos Soares6 jaar

School aan de Stroom

30 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 31

WOORDEN

Soms vragen mensen of ik altijd al geschreven heb. Dan zeg ik ja, want het is waar. En ik weet dat het waar is omdat ik geschreven bewijzen heb. In een lade ligt nog een ‘Gedichtenbundel’ uit het derde, vierde leerjaar. ‘10 gedichten met de hand geschreven’ heeft mijn kleine ijdele hand er op gekruld. Ooit zaten er nietjes in en in het eerste gedicht gaat Piet rijmend op jacht met zijn knalgeweer en schiet zwanen op het meer. Het is goed dat ik toen al schreef, want anders had ik geen bewijs dat ik toen al schreef. Misschien wel het mooiste aan schrijven is dat je alles kunt bewijzen, vooral alles wat je graag eens liegt. En hoe beter je kunt schrijven, hoe echter je kunt liegen. Ik hoop nu dus dat je gelooft dat ik zo’n oud boekje heb in een lade.

Je kunt natuurlijk ook proberen de waarheid te schrijven. Maar misschien wel het mooiste aan schrijven is dat je dan voortdurend denkt: wat is eigenlijk de waarheid? Vaak schrijf je dan een nieuwe waarheid. Tussen wat er buiten en wat er binnen gebeurt, in je hoofd. En misschien is dat wel het mooiste aan schrijven: dat je overal kunt zien en overal kunt zijn. En dat je dus ook nergens bent. En misschien is dat wel het mooiste aan schrijven. Dat je natuurlijk altijd ergens bent, in je lichaam en in de tijd, maar dat je met één zin zo weg kunt zijn, ontsnapt naar de woorden. En die hebben een heel ander lichaam en en heel andere tijd. En misschien is dat wel het mooiste aan schrijven: dat woorden wel een lichaam heb-ben, dat zelfs mooi kan zingen, maar geen horloge. Ze kunnen even kort duren, als je ze uitspreekt, als eeuwen meegaan, als je ze opschrijft.

En nu ik dat allemaal heb geschreven, vraag ik me af: is het allemaal wel waar, wat mijn woorden nu weer beweren? Maar wat maakt het uit? Het is mijn woord tegen het jouwe. En onder woorden kan alles.

Bernard DewulfAntwerpse stadsdichter en jurylid van het eerste uur

J a a r10

32 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 33

Verhalen van kinderen uit het tweede leerjaar, Nederlands moedertaal

HEt EiNDE iS NiEt VOLLEDiG

Er was eens een einde.Ze waren boos op elkaar en zijn gescheiden.Maar de e wou zijn vrienden terug en ging op zoek.Na veel zoeken vond hij de andere e terug.Samen gingen ze de anderen zoeken.Na veel zoeken vonden ze de i.Ze zochten verder.Ze zochten en zochten tot ze de ‘n’ vonden op een bord. Ze redden de ‘n’, maar vonden de ‘d’ niet, want de ‘d’ was opgegeten door een kindje.Maar zonder de ‘d’ was het ‘eine’. En ze dachten: “We gaan ook worden opgegeten. Zo wordt het weer einde.”Het kindje keek ze aan en at de ‘e’, de ‘n’, de ‘i’ en de andere ‘e’ ook op en toen was het einde volledig.

Kobe Delbaere7 jaarkRing

34 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 35

ROOSmARiJN

Roosmarijn zit in bad.Haar mama komt en zegt: “Kom er maar uit.”“Nee”, zegt Roosmarijn.Haar mama is boos.“Kom eruit of ik ga naar beneden.”“Nee”, zegt Roosmarijn.Haar mama gaat naar beneden en laat Roosmarijn heel de nacht in het bad.Roosmarijn voelt iets op haar handen en haar voeten, tot het licht wordt. Dan ziet ze dat ze dik geworden is en het bad leeg is. En ze is bang. Ze roept: “Help, help.”Haar mama komt, ze kijkt naar Roosmarijn en ze lacht. Ze pakt Roosmarijn en knijpt heel hard. Water komt uit haar mond. Ze wordt terug dun en het bad is terug vol.Haar mama vraagt of ze nog in bad wil blijven.Ze antwoordt: “Nee, ik wil afdrogen.”

Bilal Tehmaoui7 jaar

Zwemschool

36 | De Wondere Pluim | 2012 |

tEDDY Op REiS

Rik was aan het slapen in bed.Zijn teddybeer was het beu om elke dag in bed te liggen.Hij dacht: “Ik ga op reis!”Toen hij in het vliegtuig zat naar Afrika, zag hij een super-mooi teddymeisje.Het vliegtuig landde. Teddy en het teddymeisje stapten uit.Na een lange wandeling zagen ze een grote olifant. Maar wat was dat? De olifant stapte recht op hen af! Ze renden en renden, zo hard ze maar konden. Uitgeput vielen Teddy en het teddymeisje op de grond.Teddy dacht: “Misschien moet ik maar terug naar bed”, en hij vroeg aan het teddymeisje of ze met hem mee wou naar bed, en ze zei: “Ja.”Toen ze terug in bed waren, dacht het jongetje: “Waar komt die tweede teddy vandaan?”

Bo Grove7 jaarkRing

| De Wondere Pluim | 2012 | 37

izAbEL

“Kom, dan neem ik je mee naar het land van koning Peskwik.” Izabel en haar vader zijn heel blut, daarom besluiten ze om een bezoek te brengen aan de koning. Ze komen in een donker bos bij een open plekje. Daar komen ze de tijgerlelies tegen. Izabel plukt er wat.Daar staat het kasteel. De wachters laten haar niet binnen. Maar Peskwik ziet de tijgerlelies, voor een ruil mag ze door.Daar is de koning: “Hoe heet jij?”“Izabel, maar mijn vader noemt mij prinsesje.”“Maar dan is jouw vader toch een koning.”“Heu, maar mijn vader heeft geen kroon.”“Wacht. Kroketje, haal eens een van mijn gouden kronen.”En zo leefden ze nog lang en gelukkig.

Lisa Verhoeven7 jaar

Prins Boudewijn

38 | De Wondere Pluim | 2012 |

DE VERLiEfDE VULkAAN

Er was eens, heel lang geleden, een verliefde vulkaan. Op een dag was de vulkaan een beetje triest.Ze vroeg aan de vulkaan naast haar: “Wil je het met me aan?” De vulkaan naast haar zei heel verbaasd: “Neen, want jij bent heel groot.”“Ja, maar jij bent toch ook groot”, zei ze.“Ja, dat weet ik. Oké, ik zal er over nadenken.”“Dat is goed”, zei ze heel tevreden.De volgende dag werd de jongensvulkaan wakker en de meisjesvulkaan ook. Ze was heel zenuwachtig. Ze vroeg: “Wil je het nu met me aan?”“Geef me nog wat tijd om na te denken.”“Oké dan. Ben je verlegen?”“Eu, eu, eu, nee hoor.”Eigenlijk was hij ook op haar.Tegen de middag zeiden ze tezamen: “Wil je het met me aan?”“Ja.”Ze waren heel gelukkig met elkaar en kregen drie kleintjes.

Neriah Van den Broeck9 jaar

Jonghelinckshof

| De Wondere Pluim | 2012 | 39

HEt bLOEmpJE zONDER

Er was eens een bloempje zonder blaadjes. Het bloempje was heel verdrietig want zijn vrienden pestten hem altijd. Hij had het vaak koud en hij verloor soms zijn evenwicht. Dat was vaak op het nippertje.Maar hij had nog een vriendje, dat was wel een leuk vriendje, want die pestte hem nooit.Op een dag kwam er een meneer die het vriendje wou plukken. En ja, het was gebeurd. Het vriendje was dood.Nu was hij nog veel, veel verdrietiger. En het bloempje ging dood van verdriet.

Sten van Gestel8 jaar

Spiegel

bLAADJES

40 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 41

Verhalen van kinderen uit het tweede leerjaar, Nederlands tweede taal

DE HAAS DiE NOOit

Er was eens een jager die elke ochtend op dezelfde plaats een haas zag oversteken.Hoe goed hij ook mikte, hij raakte hem nooit.Hij sprak met een boer over het geheimzinnige dier.Die gaf hem de raad drie roggekorrels in de hagel te doen.De volgende ochtend raakte hij de haas, maar het was geen dodelijk schot en hij kreeg de haas niet te pakken.Samen met de boer volgde hij een poosje een bloedspoor. Het leidde naar het huis van de buurvrouw die in bed lag met haar hoofd in het verband. De buurvrouw is beter geworden, maar de haas heeft zich nooit meer vertoond.

Sidrah Choudhry7 jaar

Klavertjevier

GERAAkt WERD

42 | De Wondere Pluim | 2012 |

kERSENkOEkJE EN DE REUS

Er was eens een heel raar koekje.Haar naam was Kersje. Ze stapte in een bos. Het koekje had een zwart jasje aan.Plotseling was er een reus.Hij had veel honger.Het koekje liep weg, maar de reus was snel.Hij pakte het koekje op. Het koekje zei: “Laat me met rust.”“Alleen als je me een kusje geeft”, zei de reus.“Nee”, zei het koekje, “laat me gaan.” “Maar ik wil jouw kersje opeten. Ik heb honger.”“Eet maar iets anders. In het bos zijn bomen. Daar groeien appels aan, eet die maar.” En de reus zei weer: “Ik wil jou eten.” Toen kon het koekje loskomen en liep het heel snel weg met haar rode schoentjes en haar zwarte jasje. De reus liep achter haar aan en Kersje verstopte zich achter de boom. Het was wel grappig. Ze speelden verstoppertje.Reus vergat dat hij honger had. Het werd avond. Het werd heel donker. Ze werden allebei bang en liepen zo snel als ze konden uit het bos. Maar daar was het ook donker. Na een tijdje zagen ze een lichtje.In de verte stond een huis. Daarin stond een ijskast en er zaten ijsjes in. Ze aten de ijsjes op en de reus werd een dikke vriend van het kersenkoekje.

Mahnoor Ahmad8 jaar

Kolibrie

| De Wondere Pluim | 2012 | 43

DE kApOttE REGENbOOG

Een grote wind blies sommige stukken weg.Er was een kind dat de regenboog zag.Hij zei: “Moet ik u helpen?”“Ja”, zei de regenboog, “Er zijn vier stukken weg: een blauw, een rood, een groen en een paars.”Het kind vond blauw in het gras en rood bovenop de auto.“Schiet op”, riep de regenboog, “de zon is er bijna.”“Oké”, zei het kind.Het vond paars op een paarse bloem. Het moest nog groen vinden, maar het groen was boven op het dak van een huis. Daar was een ladder.Het kind had de kleuren. Het moest nu naar de regenboog. “Hier zijn alle kleuren die vermist waren. Nu ga ik ze aanhangen: eerst blauw, dan rood, paars, groen.”De regenboog was blij. Daar was de zon. “Dag”, zei het kind.

Darlin Bonilla de Leon8 jaarkRing

44 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 45

DE GiRAf mEt DE kORtE NEk

Er was eens een giraf en hij heette Tim. Zijn mama heette Sara. Ze leefden in de dierentuin. Elke dag kwamen er mensen kijken. Maar iedereen lachte Tim uit en Tim was droevig omdat hij een korte nek had. De mama zei tegen Tim: “Niet huilen. Later ga jij ook zo groot worden zoals ik.”“Maar mama, ik eet en ik groei niet”, zei Tim. Een jaar later was hij nog altijd niet lang. Ineens was Tim ontsnapt uit de dierentuin. De mama riep: “Tim, Tim, waar ben je?” Niemand antwoordde.

Tim was verdwaald. Hij was helemaal alleen in de bossen. Ineens hoorde hij een brul van een leeuw. De leeuw kwam naar Tim. Tim was heel bang.“Je hoeft niet bang te zijn. Mijn naam is Bart. Ik woon hier al 5 jaar. Wat is jouw naam?”“Tim.”“Ben je verdwaald?” “Ja, ik ben ontsnapt uit de dierentuin.”“Waarom?” “Omdat ik niet groei. Ik heb een korte nek.”“Dat zie ik.”Twee maand later. “Ik heb honger”, zei Tim.“Maar hier kan je geen eten vinden”, zei Bart.“Ik wil terug naar mijn mama.”“Maar ik weet de weg niet naar de dierentuin.”

Eén jaar later had Tim een grote nek, net zoals zijn mama. Hij was heel blij! Bart was ook blij, maar er was een pro-bleem. De weg naar de dierentuin.Ineens zagen ze een auto aankomen. Bart zei: “Spring op de auto, de auto brengt je naar de dierentuin.”

46 | De Wondere Pluim | 2012 |

“Oké”, zei Tim, “dag Bart.”

Tim was terug bij mama. Mama was zo blij en Tim zei tegen haar: “Kijk, mama, mijn nek is zo groot als die van jou.”Ze waren zo gelukkig.

Mehmet Ali Cilesum11 jaar

Sint-Jozefinstituut

| De Wondere Pluim | 2012 | 47

DE ONtpLOftE REGENbOOG

Er was eens in een stad oorlog. Telkens meer. Op een dag was de regenboog weg. Ze dachten dat de oorlog er iets mee te maken had en dat was ook zo. Iemand had een bom gegooid naar de regenboog.Daarom vochten ze voor de regenboog. En het gebeurde weer: er ging weer een bom in de lucht.Daarna werd er beslist of er nog oorlog ging zijn. Er werd beslist dat er geen oorlog meer ging zijn. Er was terug vrede en ze leefden nog lang en gelukkig.

Asiya Kizilkiliç8 jaar

Sint Aloysius

48 | De Wondere Pluim | 2012 |

CHiNEzEN

Er waren eens 101 Chinezen. Vijftig spraken Vlaams. De andere vijftig spraken Spaans. En de ene sprak Hebreeuws. Ze maakten veel oorlog. Tot de Hebreeuwse zei: “Stop met oorlog te maken en leer de talen die je nog niet kent.”

Eitham Tzah9 jaar

Tachkemoni

| De Wondere Pluim | 2012 | 49

EEN VOEtbALLER

Er was eens een voetballer.Hij heette Nick. Hij was zo goed dat hij iedereen kon dribbelen.Op een dag brak hij zijn been en kon niet meer voetballen. Hij weende en was boos.Het kwam op het nieuws. Hij voetbalt zo graag.Maar de dokter zei: “Ik heb slecht nieuws. Je moet in een rolstoel zitten en het is gedaan met voetbal.”Dus ging hij naar huis, voetbal kijken op tv en gezelschapsspelletjes spelen met zijn broer.

Aäron Caremans12 jaar

Sint-Jozefinstituut

bREEkt ziJN bEEN

50 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 51

SCHRIJVEN ALS EEN WOLF

Jij en ik zijn mensen omdat we verhalen vertellen. En we geloven ze nog ook. Dat heb ik gelezen in het boek dat ik net uit heb.

Het is geschreven door een professor die meer dan 10 jaar met een wolf heeft samen-geleefd. Mark, zo heet hij, heeft van dichtbij het verschil beleefd tussen wij mensen, de aapachtigen, en de wolf, zijn wolf. Brenin kreeg hij als naam.

De aap in ons, schrijft hij, plant, berekent en telt. Gaat van A naar B naar C. Hij is bezig met vroeger en later om iets te bemachtigen wat hij nu niet heeft. Pas dan kan hij tevreden zijn. Nu is voor de aap dus altijd vroeger of later. Of beide. Hij wil nù alweer ergens anders zijn.

Maar de wolf, die leeft nu. De wolf leeft in cirkels. Van A naar A. Van B naar B. Elk moment is waardevol zoals het zich aanbiedt. Zo is elk moment nieuw. Omdat hij niet denkt aan vroeger of later. De wolf kan niet liegen. Hij is nu tevreden.

Schrijven is plannen en berekenen. Als, dan, opdat. Weten waar je straks wilt eindigen. Met een knap verhaal dat lezers geweldig vinden. En misschien wel die Pluim winnen. Dat is je aap die schrijft.

Maar schrijven is ook schrijven en niets mèèr. Iets wat je nu doet. Alleen, als een wolf. Zonder plannen of doel. Dat schrijven zelf is belangrijker dan wat je er straks mee wint. Rijker. Elk woord wordt waardevol op zich. Als je schrijft als een wolf vertel je jouw verhaal zoals jij en jij alleen dat kan schrijven.

Het is geweldig om in tien jaar Wondere Pluim zo veel verhalen van jonge wolven te hebben gelezen.

Gerrit JanssensJurylid van het eerste uur en zeer gewaardeerd schrijver van het juryrapport

J a a r10

52 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 53

Verhalen van kinderen uit het derde leerjaar, Nederlands moedertaal

RikkiE iS SpOORLOOS

In de zoo van Antwerpen is er paniek. Rikkie, de grote oude olifant, is spoorloos! Niemand weet waar hij is. Gisteren was hij er nog, met die mooie, pas-geboren babyolifant. Maar vandaag is hij verdwenen.De olifant was al een tijdje verdrietig. Sinds het kleine olifantje geboren was, was het hok waarin zij woonden te klein. Het kleine olifantje was een groot succes voor de zoo. Alle mensen wilden het jong bewonderen. Elke dag kwamen er heel veel mensen kijken. Dus die kleine moest blijven en Rikkie zou verhuizen. Rikkie had gehoord dat hij zou verhuizen naar de dieren-tuin in Londen. Dat is heel ver weg, helemaal in Engeland. Dan zou hij in een kist op een boot moeten over zee. Hij wist nog dat hij, toen hij uit Afrika kwam, ook over zee was gekomen en dat hij toen verschrikkelijk misselijk was geworden. Hij wilde niet naar Engeland, omdat hij dan zeeziek zou worden.Hij wilde vooral niet naar Engeland omdat hij dan alles in België zal missen.Zijn verzorgers, Koen en Annick, die hem altijd te eten geven en zijn hok schoonmaken.De apen, uit de andere kooi verderop.De giraffen naast hem.Alle bezoekers, en zeker die lieve oma met haar witte, gebreide muts die elke dag haar boterhammetjes eet op het bankje bij zijn hok.

54 | De Wondere Pluim | 2012 |

En ook haar kleindochter, Fien, die er op woensdag ook was.

Toen Fien hoorde dat Rikkie zou verhuizen, bedacht ze met haar oma een goed plan. Ze zouden Rikkie helpen om te ontsnappen. Fien had samen met haar oma een heel groot lappendeken gebreid. Ze hadden het deken verstopt bij de kooi van de olifanten. Toen de verzorger, Koen, ‘s avonds de poort van het olifantenhok dicht deed, had Fien een steen tussen de poort gedaan zodat ze niet goed gesloten was. Toen iedereen naar huis was en er alleen nog maar dieren waren, pakte Rikkie het lappendeken met zijn slurf en legde het op zijn rug. Hij duwde met zijn poot de poort open en stapte naar buiten.Fien, die wist dat Rikkie gek was op apennootjes, had een spoor van nootjes gelegd tot aan het huis van haar oma. Rikkie snoepte het ene nootje na het andere op en kwam zo bij het huis van Fien haar oma. Fien en haar oma hadden Rikkie al verwacht en openden snel de deur naar de tuin. Er was een hele mooie grote tuin met bomen en bloemen en gras ... Rikkie voelde er zich direct thuis.

In de zoo is er paniek! Iedereen is op zoek naar een grote grijze vlek. Er vliegt een helikopter door de stad op zoek naar Rikkie! Ze zoeken overal in het stadspark, Park Spoor Noord, de tuinen van de mensen ... En plots zien ze in het tuintje van Fien een grote grijze vlek. Daar is Rikkie! De verzorgers leggen Fien en oma uit dat het onmogelijk is om een olifant in huis te houden. Ze beloven dat Rikkie mag blijven. Rikkie gaat terug naar de zoo. Fien en oma komen elke woensdag nog een handje apennootjes brengen.

Mila Mertens8 jaar

Zevensprong

| De Wondere Pluim | 2012 | 55

HEt zONLiCHt DAt

Het begon allemaal zo en niet anders.Boerin Els was boos. Ooo, zo boos!Ze was boos omdat het zonlicht niet bij haar planten kwam.Zo konden haar planten niet groeien en kon ze niets verkopen en had ze dus geen geld.Daarom ging ze eens met de zon praten. De zon zei: “Maar al die wolkenkrabbers houden mijn zonlicht tegen.” Dus ging Els op pad om met de bazen van de wolkenkrabbers een praatje te slaan. Die zeiden niet meer dan: “Anders kunnen mensen nergens wonen.” Daar was ze ook niet veel mee.Die nacht kon ze niet slapen. Ze dacht waar al die mensen konden wonen. Toen ze opstond, wist ze het. Haar plan was dat zij bovenop de wolkenkrabbers ging wonen, samen met haar dieren. Iedereen vond het een goed idee. Zo gezegd, zo gedaan.De dag daarna liep de burgemeester trots door zijn dorp. Hij was heel blij, want veel toeristen kwamen om Els te zien. Toen keek hij op zijn meest trotse manier naar boven en ... boef, er viel recht op zijn gezicht een koeienvlaai. Maar hij vond het gelukkig niet erg en iedereen leefde nog lang en gezond.

Martha Verbergt8 jaar

Veltwijck

NiEt OVERAL GERAAktE

56 | De Wondere Pluim | 2012 |

pOkO DE VLEERmUiS EN

“Nooit van het plafond van de kelder weggaan.”Dat leerden alle vleermuisjes in het nest.Poko was de jongste.Hij was klein, zwart, ondeugend en lief.Zodra Poko kon vliegen, werd hem geleerd om aan het plafond van de kelder te hangen en te eten.Na drie jaar was Poko het hangen en eten beu. Maar hij moest blijven hangen. In het huis boven de kelder woonden Liezelotje en haar papa en mama. Als Poko iets hoorde uit het huis boven hen, gloeide hij van zijn klauw tot het puntje van zijn oor. Hij zou er alles voor doen om te weten wat er boven hem gebeurde.Op een dag hing Poko aan het plafond van de kelder. Hij zuchtte diep: “Ik wou zo graag dat ik wist wat er boven gebeurde.” Poko dacht een tijdje na en zei toen: “Ik heb een idee!” Hij wachtte tot niemand keek en vloog toen door het open kelderraam. Poko keek om zich heen: “Wauw, alles is zo groot en mooi!” Hij liep een beetje achteruit en zag een open raam in het huis boven de kelder. Hij vloog naar het raam. Nu moet je weten dat achter het open raam Liezelotjes kamer was. Liezelotje was vijf jaar en had twee blonde vlechtjes. Ook had ze een groene salopette en rode schoentjes.Poko vloog naar binnen en Liezelotje schrok: “Hoe kom jij hier?”“Ik kom uit jouw kelder.”“O.”Poko vroeg: “Wie ben jij?”

LiEzELOtJE, DE zOEktOCHt EN DE tAS

| De Wondere Pluim | 2012 | 57

“Ik ben Liezelotje”, zei Liezelotje, “en jij?”“Ik ben Poko”, zei Poko, “zullen we vrienden worden?” “Ja, natuurlijk”, zei Liezelotje.Naar boven vliegen door Liezelotjes raam had lang geduurd, het werd al donker. Liezelotje pakte een schoen-doos en deed daar wat wol in. Poko fladderde in de doos en ging slapen.De volgende dag zei Liezelotje: “Vandaag moet ik naar school.”Poko vroeg: “Mag ik mee?”“Oké”, zei Liezelotje en ze legde de schoendoos met Poko erin in haar boekentas. Ze liep naar school. Toen ze aankwam, liep ze naar haar klas en ze zei tegen Poko: “Kom niet uit mijn tas hé.”“Oké”, zei Poko.Toen zei juf dat de les ging beginnen. Alles ging goed tot ‘s middags. Toen Annemie in de tas van Liezelotje keek, vloog Poko weg en ging aan het plafond van de klas hangen. Hij maakte een zielig geluid, want hij was hard geschrokken: “Krieeeeee. Krieeeee, krieeee.”Liezelotje zei zacht: “Er is niets aan de hand, hoor Poko. Echt niet.” Poko stopte met schreeuwen en ging op Liezelotjes hoofd zitten. “Hihi, haha, hoha, hehe!” De hele klas barstte in lachen uit.Liezelotje liep de school uit. Poko vroeg of ze naar het park gingen. “Oké”, zei Liezelotje. Toen ze bij het park kwamen, ging Liezelotje op een bankje zitten en vroeg: “Zullen we tikkertje spelen?”“Ja, leuk”, zei Poko. En ze speelden wel een halfuur lang tikkertje. Het was al twee uur en ze liepen naar huis.Mama was eten aan het maken en papa las de krant. Het eten was snel klaar. Liezelotje at en het was lekker. Poko at wat makreeltjes uit een blikje. “Jammie”, zei hij. In bed las Liezelotje een verhaaltje voor over een worm die Willem heette. Toen vielen ze in slaap. Poko droomde van Willem de worm.

58 | De Wondere Pluim | 2012 |

Toen hij wakker werd, was het zaterdag. Liezelotje, Poko, mama en papa gingen winkelen in de stad. Liezelotje woonde in een bos. Toen ze in de stad kwamen, zag Poko een vleermuis. Maar eigenlijk was het gewoon een pos-ter. Poko vloog naar de poster terwijl Liezelotje, mama en papa al een eind verderop waren. Poko ontdekte dat de vleermuis een poster was en hij begon zacht te schreeuwen: “Iiee, iiee, iiee, iiee.” Liezelotje, papa en mama zochten hem in alle winkels: “Pokooo! Poookooo!!!” Poko hoorde Lieze-lotje en vond haar snel. Toen ze thuiskwamen, zagen ze een brief bij de deur liggen. Hij kwam van de kelder. Beste Poko,Wij weten waar je bent. En je mag er blijven als je soms op bezoek komt.Liefs, De Vleermuizen.

Sinds die dag woont Poko bij Liezelotje. Hij is superblij. Maar elke maandag wordt Poko weer gewoon een hangende, etende, dagelijkse keldervleermuis.

Lila Thielemans8 jaar

Steinerschool

| De Wondere Pluim | 2012 | 59

HEt CHOCOLADEpALEiSEr was eens een meisje en haar naam was Marie. Ze hield heel veel van haar opa. Niet dat de opa haar hard verwende, maar ze vond het gewoon een leuke, toffe en vooral: lieve opa. Haar oma was net het tegenovergestelde van haar opa. Ze schold iedereen uit, en alles wat mensen deden, vond ze niet goed. Dan had je nog Marie’s ouders. Die waren doodgegaan bij een brand. Marie was toen niet thuis, dus ze was wel in shock toen ze terug thuiskwam en zag dat haar huis was afgebrand. Sindsdien woonde ze bij haar oma en opa. Dan als allerlaatste had je nog Molly, haar kleine zusje. Molly was de enige waar haar oma nog een beetje lief tegen was. Ze was een heel schattig kleutertje van vier jaar. Maar nu genoeg gebabbeld over Marie’s familie (opa, oma, Marie, mama, papa, Molly). Nu moet het echte verhaal beginnen.Het begon allemaal op een doodnormale woensdagmiddag. Opa lag met gesloten ogen op de bank. “Opa haat normaal toch middagdutjes?”, vroeg Molly zich hardop af. “Dat wist ik niet”, zei Marie stilletjes. Ze waren thuisgekomen van school en vonden het wel raar. Ineens stond hun oma met tranen in haar ogen in de deuropening en zei: “Opa”, snik, snik, “is gestorven aan een hartaanval”, snik, snik. “Ik heb van hem niet eens”, snik, snik, “afscheid kunnen nemen.” Even was iedereen stil. Toen ging de bel. Oma deed open en er lag een heel mooie brief op de stoep. Oma kwam naar binnen met de brief in haar handen. Ze zei: “Wie gaat deze brief openmaken?” Molly stak meteen haar hand op: “Ik wil dat wel, maar alleen als jullie ook kijken. Ik ben bang dat het een brief is in verband met opa zijn dood.” Iedereen barstte meteen weer in snikken uit, maar daarna knikten ze. Molly had gelijk. Ze pakte de brief uit oma’s handen, deed hem open en las hem voor:

60 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 61

Beste mensen van dit huis,Meneer Frank Costers (opa)is op w. 29 februari 2012 overleden.Hierbij vragen wij u om dit huis onmiddellijk te verkopen. Zoek eerst de kamer van meneer door. Daar zult u tickets vinden om naar het enige echte chocoladepaleis te gaan met zijn vieren. U zult daar ook een glazen bol vinden, 4 toverstokjes, 4 doosjes met toverpoeder en maskers.O ja, en niet te vergeten ... de handleiding.Wij kunnen u nog niet vertellen wie wij zijn en wat er jullie te gebeuren staat. Daarvoor:SORRYxxxanoniem

Iedereen had aandachtig naar de brief geluisterd en ze hadden alle drie heel veel vragen. Ze maakten een lijstje met vragen:

− Wie is (zijn) de anoniemen?− Wat is “Het chocoladepaleis”?− Waarom staat er “xxx”?− Wat is het voor een brief?− Wat heeft het met opa’s dood te maken?− Waarom per se “vier” mensen?

Ze gingen meteen naar boven om opa’s kamer te door-zoeken. Ze vonden al snel alles en ze zochten genoeg kledij en alles wat ze van opa vonden. Ze pakten al hun geld, eten voor 3 maanden (in geval van nood). Maar de vierde persoon was moeilijker dan ze dachten. Ze maakten (weer) een lijstje.

− de buurman− de buurvrouw− een zwerver− de juf

62 | De Wondere Pluim | 2012 |

− de meester− de poetsvrouw− de commissaris− Nina (vriendin)− Bart (vriend)− ...

“Ik denk dat dit wel genoeg is”, zei Marie. Oma en Molly knikten. Molly zei: “We kunnen stemmen.” Dat vonden ze een goed idee. Iedereen kreeg een briefje.

Oma’s stembriefje Molly’s stembriefje Marie’s stembriefjestem: “Nina” stem: “Nina” stem: “Nina”

Ze waren het erover eens dat Nina meeging. Ze telefoneer-den naar Nina en die wou best mee. Ze vonden het zo spannend. “Ik kan niet wachten”, zeiden ze de hele tijd. Rond 7 uur ging de bel. Nina stond voor de deur. “Klaar voor de reis?”, vroeg ze. Ze knikten. “Oké, vertrekken dan maar. Ik heb 2 caravans.”Ze laadden hun spullen in en ze vertrokken. Maar ... ze wis-ten niet naar waar ze moesten. Na een tijdje riep Molly: “De maskers!” Ze zetten de maskers op en weg waren ze. De caravans scheerden langs de weg. Nu ja: ‘weg’, ze waren in de wolken! Plots remden ze en daar ... Het chocoladepaleis. Eerst moesten ze de 4 tickets, de glazen bol, 4 toverstokjes, 4 doosjes met toverpoeder, de maskers en de handleiding afgeven. Daarna mochten ze binnen. Ze kregen alles wat ze wensten en heel veel rijkdom. Ze vergaten al snel opa die dood in de zetel lag. Op een dag kwam er een man op bezoek ... Je kunt vast al raden wie. (Het is een sprookje!) Opa!Ze omhelsden hem. Hij was ook blij.

| De Wondere Pluim | 2012 | 63

Hier is nu het vragenlijstje + antwoorden

Wie zijn de anoniemen? ChocolademannetjesWat is het Chocoladepaleis? Ons huis!Waarom staat er “xxx”? Het zijn onze vrienden. Wat is het voor een brief? Een leuke brief!!!Wat heeft het met opa’s dood te maken? Hij komt langs.Waarom per se “vier” mensen? Voor de gezelligheid.

En ze leefden nog ... lang en gelukkig!

Marie Costers7 jaar

Via Louiza

64 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 65

Verhalen van kinderen uit het derde leerjaar, Nederlands tweede taal

HOE VOELt HEt ALS ik DUik?10: Ik ga naar de rij9: Ik denk aan familie8: Ik wacht in de rij7: Ik denk aan wat ik heb geleerd6: Ik ga op het blok staan5: Ik denk aan een zonnebloem en witte ballonnen4: Ik span mij op3: Mijn handen zijn in een pijl2: Ik duik1: Het voelt als een vis die ontsnapt is en dan vrij mag zijn.

Ivana Batchvarov9 jaar

Kolibrie

66 | De Wondere Pluim | 2012 |

DE DUiVEL EN DE ENGEL

Er waren eens een duivel en een engel. Nog erger, ze waren buren! Ik weet het, ze pasten niet bij elkaar. De hele dag lang waren ze gemene trucjes op elkaar aan het toveren. Op een dag had de engel een idee. Hij ging de werkstoel van de duivel in een leeuwenstoel veranderen. Wat later zat de duivel op zijn werkstoel. En ineens -BAM- de werkstoel was veranderd in een leeuwenstoel en stond als een hongerige leeuw op en neer te springen.Links en rechts – de lievelingsvaas van de duivel was kapot.-KNAL- de tafel was kapot.De werkstoel was met de duivel een ritje rond de wereld aan het maken. En ooh, die gemene engel was maar uit het raam aan het toekijken. De engel vroeg zich af: “Zal die duivel ooit terugkomen? Ik hoop van niet.”Spijtig voor de engel, maar helaas kwam de duivel wel terug en hij zei: “Ik zal zweren wraak te nemen op die (...) engel!” Toen de duivel weer thuis was, ging hij iets eten en drinken en toen hij dat op had, ging hij direct in zijn tover-boek kijken om een speciaal recept te zoeken in zijn tover-boek van wraak. Een uur later zei hij: “Aha! Dat is wat ik nodig heb! Een leger kleine, sterke, stoere, gemene duivels! Maar ik ga er één van vermommen als een kleine engel.”Wat later werd er aan de deur van de engel geklopt. De engel deed open en bam, een heel leger kleine duivels stormde naar binnen. Gedurende 7 uren waren ze de engel op zijn kop aan het pesten, slagen en schieten! Na 7 uur gingen 110 duivels weg, behalve die ene, die als een kleine engel was vermomd. Hij deed alsof hij aan het janken was. En die domme engel trapte erin. Hij nam de valse engel

| De Wondere Pluim | 2012 | 67

mee, zette hem op een zachte stoel en vroeg: “Waarom huil je?” De valse engel zei: “Ik ben je broer en die anderen hebben me laten krimpen en nu zal ik voor altijd klein blijven! Boehoehoe!” De engel zei: “Kom mee, ik maak je weer normaal: Alhabalha, je bent niet lang meer een kleine boot, maar nu groot.” De valse engel werd groot.Maar ja, de schmink en de kleren waren nu te klein en vielen eraf. En toen zei de engel: “Alle engelen nog aan toe. Ik heb een duivel in mijn huis gelaten.” “Jaja”, riep de duivel heel hard. “En nu ga ik alles verwoes-ten.” En dat is gebeurd. Na één uur was alles kapot. Dan riep de duivel: “Tot in de hel (...)!” De engel was heel boos en zwoer wraak. De volgende dag om 14:30:20 gingen tegelijk de tuindeuren van de engel en van de duivel open en ze deden allebei een toverspreuk in de lucht. Maar de tover-spreuken kwamen op elkaar. De duivel zei: “De toverspreuken! Als ze op elkaar ketsen, dan vormen ze een ... Minotaurus!” De Minotaurus zat hen al 2 uur achterna, tot de duivel zei: “Sorry, van al die toverspreuken en zo. Wil je vriendschap?” En de engel antwoordde: “Het spijt me ook, en voor vriend-schap, ja.” De Minotaurus hoorde het en iedereen weet dat Minotaurussen niet tegen vriendschap kunnen, dus smolt hij weg. En de duivel en de engel leefden nog en lang en gelukkig.

Eloy De Corte8 jaar

Sint-Anna Goethe

68 | De Wondere Pluim | 2012 |

DE bLiJE REGENbOOG

Er was eens een blije regenboog. Hij was blij omdat hij veel kleuren had. Op een dag was er een probleem: hij had zijn kleuren niet meer. Hij was niet meer blij. Hij was verdrietig. Hij wou zich niet meer tonen.De volgende dag kwam er een meisje aangehuppeld. Ze schrok een beetje toen ze de regenboog zag. “Waarom heb jij je kleuren niet meer?”, vroeg ze.De regenboog zei: “Ik weet het niet.”Het meisje zei: “Ik heb thuis veel kleurtjes. Misschien kunnen we jou daarmee weer volkleuren.”Ze gingen naar het huis van het meisje.Het meisje vroeg: “Welke kleurtjes heb je nodig?” De regenboog wist niet welke kleuren hij nodig had. “Ik weet niet welke kleuren ik allemaal heb”, zei hij. Het meisje zei: “Het is niet erg, ik heb er wel een oplossing voor.” Ze vroeg: “Welke kleur vind jij heel mooi?” “Blauw”, zei de regenboog. Dus deed het meisje blauw helemaal van boven. Ze vroeg: “Welke kleur vind je nog mooi?” “Groen.” Dus was groen als tweede. “Zeg nu alle kleuren die je daarna nog mooi vindt.” De regenboog zei: “Geel, paars, oranje en als laatste, rood.” Dus verfde het meisje in de kleuren die de regenboog had gezegd.Nu was de regenboog weer blij. Hij was de meest blije regenboog op aarde.

Damla Cengis8 jaar

Zonnebloem

| De Wondere Pluim | 2012 | 69

DE pRAtENDE SOk

Er was eens een schaal koekjes.Een mens at alle koekjes op, behalve het laatste. Dat begon te huilen. De pratende sok kwam en vroeg: “Wat is er?”“Ik ben alleen. Al mijn vrienden zijn allemaal opgegeten door een kannibaal.”“Kom, lopen”, zei de pratende sok, “voordat de kannibaal komt.”“Ja, goed idee. Kom, we gaan.”“Oké.”Plons. “Ik ben vuil”, zei de pratende sok, “ik ben in een modderplas gevallen. Kom, zullen we vrienden worden, pratend koekje?”“Oké”, zei het koekje.“Gaan we naar het strand” vroeg de sok, “lekker zonnen, chillen en zwemmen en spelen?”“Ja, maar ik wil naar Parijs, de Eiffeltoren zien, Frans stokbrood en zo, leuk is dat.” “Ja, gaan we samen naar Brazilië?”“Ja, het beste idee.”“Oké, koffers inpakken.”

Toen zaten ze in het vliegtuig. “Hoe heet jij?”“Ja, dat zijn we helemaal vergeten. Ik heet Plof”, zei de pratende sok, “en jij?”“Youssef heet ik. Ik ben gestippeld met chocolade. Lekker hé.”“Ja, super.”“We zijn aangekomen. Joepiejee, oma en opa”, zei de pratende sok.“Ja, eindelijk ben je er”, zeiden oma en opa.“En dit is mijn vriend. Hij heet Youssef en hij is gestippeld met chocolade. Lekker, hé?”“Kom, laat hem bij de familie horen”, zeiden opa en oma.

70 | De Wondere Pluim | 2012 |

“Ja, goed idee. Zijn familie is opgegeten door een kannibaal.”“Ooo, wat erg.”“Ja. Gaan we pannenkoeken eten?”“Ja lekker.” Smik, smak. Krak. “O, je bent zwaar geworden, hé. De stoel is gebroken.”“Ja, een nieuwe kopen.”“Ja. We moeten terug naar huis.”“Nee, zo snel al weg?”“Ja, tot gauw.”“Oké, dag.”

Toen zaten ze weer in het vliegtuig. “Even het raam open doen”, zei Youssef. “Help!”“Te laat”, zei de sok, “mijn vriend, mijn vriend.” Plof is alleen en springt het koekje achterna.

“Ik ben gevallen in een kikkerpoel, ieuw, zo vies, ja hé, vies. Als Plof hier was, ging hij me helpen. Nu ben ik alleen. O, een rots om op te zitten. Ei, slijm. Dat is geen rots, dat is een ei, een dinosaurusei. Rennen. Ieuw, een schorpioen. Lopen. Zal ik mijn vriend ooit terugzien?” snikte Youssef.

Er is een andere sok: “Hé, knapperd”, zei het sokmeisje. “Ik heet Liana.”“Mooie naam.” “En jij, hoe heet jij?”“Youssef.”“Zullen we vrienden worden?”“Ja. Kun jij me helpen mijn vriend te zoeken, de pratende sok, Plof? Hij heeft zich ook laten wegvliegen. Ja, als zijn vriend weg was, ging hij ook weg. Ik wil hem terug zien. Hij steunde mij en nu ben ik hem kwijt, snik, snik.”

| De Wondere Pluim | 2012 | 71

Plons. “Wat was dat? Ik ben bang”, zei Plof, “heel bang, en is ... is ... is dat een krokodil? Rennen. Ja, ik mis mijn vriend. Hij is zo lief.” “Wie ben jij?”, vroeg Plof.“Ik ben een meisjessok. Ik heet Rozalina en jij?”“Plof. Mijn broer heet Domme Banaan.”“Hahaha, wat een grappige naam.”“Ja, vind ik ook. Kan jij mij helpen?”“Waarmee?”“Mijn vriend terug te vinden?”“Oke, ik kan je helpen. Kun jij mij ook helpen?”“Waarmee?”“Mijn vriendin terugvinden.”

“Samen op tocht, moerassen, vervloekt zand er doorheen. Allemaal voor de vriendschap. Mijn vriend wil ik nooit verliezen. We blijven voor altijd samen. Dat is echte vriend-schap. Eén voor allen, allen voor één. Zo is dat. Zo blijven we voor altijd. Zal ik hen ooit terugzien? Misschien.”

Alles gedaan voor vriendschap. Plof, Youssef, Liana, Rozalina. Eén voor allen, en allen voor één. Zo is dat. Ze geraakten elkaar nooit weer kwijt. Ze leefden lang en gelukkig. Ze kregen een kind: een kannibaal. Ze was mooi, maar groot. Ze heette Bo.

Fatoumata Barry Lamarana9 jaar

School aan de Stroom

72 | De Wondere Pluim | 2012 |

ik WOU DAt

Ik wou dat ik een tovenaar was. Dan kon ik de kinderen helpen in sommige landen. Kinderen werken voor hun familie, maar ze moeten naar school. En de mensen die veel honger hebben, simsalabim, dan hadden ze eten. En waren ze dankbaar. En dan kon ik ook de zieke mensen met mijn magische krachten beter maken.

Zeshan Rana Ferreira10 jaar

Emmaüs

ik EEN tOVENAAR WAS

| De Wondere Pluim | 2012 | 73

ik tOVER NiEUWE VRiENDEN

Op een hete zomerdag ging Stephanie naar haar vrienden. Eerst ging ze naar Tom. Ze klopte op de deur en zag zijn mama. Stephanie zei: “Hallo, mevrouw Van de Berg. Mag ik met Tom spelen a.u.b.?” “Nee, sorry, Tom is ziek.” “Hoe komt dat?” “Hij heeft in het bos een rotte, vergiftigde boomstam aangeraakt en nu heeft hij waterpokken. Dus moet hij in bed blijven.” “Tot hoe lang?” “Twee weken.” Stephanie vond het niet leuk. Ze zei: “Oké, dan ga ik naar Maarten.” “Oké”, zei de mama van Tom, “een fijne dag nog.”Stephanie stapte op de bus. Ze kwam bij Maarten en belde aan. De vader deed open. Stephanie zei: “Hallo mijnheer Stijn. Mag ik met Maarten spelen, a.u.b.?” “Nee, hij is uitgegleden met zijn fiets en zijn arm zit in het gips. Dus, nee, sorry Stephanie.” “Oké, dan ga ik naar huis.” Ze kwam thuis en keek heel boos. Ze ging naar de kelder om zich op te vrolijken. Ze rommelde en vond een tover-boek. Ze ging naar haar kamer en las een spreuk: “Pista boem, bla, bla, bla, ik tover nieuwe vrienden.” En ineens was alles anders. Ze hoorde de bel, ging naar de deur en deed open. “Dag”, zei ze, “wie zijn jullie?” “Je nieuwe vrienden.” Ze zei: “Yes!” Ze was zo gelukkig en zei: “Het toverboek is echt.” De nieuwe vrienden zeiden: “Ja, het is echt.”

74 | De Wondere Pluim | 2012 |

“Oké”, zei Stephanie, “wat gaan we doen?” De nieuwe vrienden vroegen: “Gaan we naar het skate-park?” Stephanie zei opgewonden: “Ja, we gaan skaten.” Ze pakte haar roze helm en haar skateboard. “Kom, we kunnen.” Ze skateten snel, die nieuwe vrienden van Stephanie. Stephanie zei: “Rustig.” De nieuwe vrienden zeiden: “Nee, we mogen snel zijn als we willen.” Ze deden stoer om aandacht te trekken. Stephanie zei woedend: “Ik ben het beu.” Ze skatete weg. De nieuwe vrienden volgden. Stephanie kwam thuis. Ze ging in haar kamer de spreuk ongedaan maken. De spreuk ongedaan maken was: “Boem, bla bla bla, pista, de spreuk ongedaan.” Alles was weer normaal. Ze moest slapen want het was zondag.De volgende dag waren Maarten en Tom op school. Stephanie was verbaasd, rende ernaartoe en zei: “Jullie zijn terug.” Maarten zat nog in het gips, maar Tom zijn water-pokken waren weg. Maarten en Tom keken boos naar Stephanie. Ze zeiden: “We hebben je met je nieuwe vrienden gezien.” “Waar heb je me gezien?” “In het skatepark.” Stephanie legde alles uit en liet het boek zien aan de jon-gens. Ze sprak een spreuk van ijsjes uit en zei: “Choco, vanille en aardbei, krijg nu ijs.” Alle drie de ijsjes kwamen op tafel. De jongens geloofden Stephanie en bleven vrienden.

Christina Mbungu Mbambi9 jaar

Emmaüs

| De Wondere Pluim | 2012 | 75

KRIEBELKRACHT

Ik besta van en uit verhalen. Dat was als kind al zo. Ik wilde voortdurend verhalen horen en verhalen verzinnen. Als kleuter bleven dat verhalen die me verteld werden en die ik ver-telde, maar toen ik leerde lezen en schrijven, ontdekte ik een makkelijkere en oneindig rijke manier om verhalen in mijn hoofd op te nemen en uit mijn hoofd vrij te laten. Ik leerde met betoverende verwondering wat je op papier allemaal tot leven kan laten komen. Die betoverende verwondering zie ik ook in de Wondere Pluimverhalen. Kinderen die pas leren schrijven, ontdekken dat ze met hun woorden hele werelden kunnen scheppen. Dat ze sokken kunnen doen praten en giraffen kunnen doen reizen. Met hun beperkte bagage aan woordenschat en spellingsregels komen ze tot de meest originele vondsten. Alles kan op papier, dat hebben die jonge verhalenschrijvers meteen door. De flexibiliteit en originaliteit spat al bij die allerjongsten van het papier. Langzaamaan zie je dat er ook inzicht bijkomt, inzicht in verhaalstructuur en opbouw. De verhalen worden complexer, de personages worden echter. Niet alleen kunnen de sokken praten, ze krijgen ook een karakter, een ziel. Ze beginnen te leven.In alle Pluimverhalen voel je het plezier van het scheppen, van het verzinnen. En dat moeten we levend houden. Verhalen verzinnen en schrijven blijft te vaak een eenzame bezigheid in je eigen kamer, in je eigen hoofd. De Wondere Pluim brengt die verhalen naar buiten, brengt kinderen samen rond hun eigen creativiteit en stimuleert het plezier van het scheppen, het verzinnen, het schrijven.Maar de Wondere Pluim doet meer. De Wondere Pluim is geen schrijfwedstrijd zoals alle andere.Kinderen van het eerste leerjaar mogen al meedoen. Je kan niet jong genoeg beginnen met schrijven. Als jongeren me zeggen dat ze ‘later schrijver willen worden’, dan antwoord ik altijd: je moet niet wachten, je moet doen. Schrijver kan je op elke leeftijd worden. Door te schrijven. En dat heeft de Wondere Pluim goed begrepen. Kinderen van alle leeftijden kunnen schrijver zijn!Bij de Wondere Pluim gaat het bovendien om de verhalen. Niet om de grammatica, niet om de spelling. Een andere moedertaal mag geen belemmering vormen om je verhaal te vertellen. Door rekening te houden met de moedertaal van de kinderen, krijgt elke schrijver, elk verhaal een gelijke kans, ongeacht de vlotheid waarmee iemand al dan niet de taal beheerst. Kinderen met een anderstalige achtergrond worden niet afgeremd, maar gestimu-leerd: vertel jullie verhalen!

J a a r10

76 | De Wondere Pluim | 2012 |

Het is vooral door die twee factoren dat de Wondere Pluim me zo na aan het hart ligt. Toch is het niet uit puur altruïsme of idealisme dat ik in de jury zetel. Ik doe dit niet enkel omdat ik het initiatief onderschrijf, ik doe het ook voor mezelf. Want de verhalen die ik lees, prikkelen. Aan de creativiteit van sommige kinderen kunnen wij al volwassenen niet meer tippen. Wij zijn ergens een spontaniteit kwijtgeraakt die deze jonge schrijvers wel hebben. Hun verhalen barsten van originaliteit omdat ze zich niet door rationale regels aan banden laten leggen. En dat kriebelt in mijn schrijverslijf. Dat doet me goesting krijgen om weer, los van alles regels, los van al het bekende, werelden te scheppen in mijn eigen hoofd.Die kriebels doen ontstaan, bij mij, bij de kinderen, bij de ouders, dát is de kracht van de Wondere Pluim. Ik hoop dan ook dat, door die wervende kracht van de Wondere Pluim, kinderen die mis-schien niet hadden gedacht dat ze verhalen konden schrijven, nu van hun eigen fantasie geproefd hebben en gemerkt hebben dat ook zij verhalen te vertellen hebben. Dat ze, net als ik, met betoverende verwondering gemerkt hebben wat je op papier allemaal tot leven kan laten komen.

Aline Sax, jeugdschrijfster en jurylid

| De Wondere Pluim | 2012 | 77

Verhalen van kinderen uit het vierde leerjaar, Nederlands moedertaal

ANGSt

Mijn opa ligt in het ziekenhuis omdat hij te veel had gedronken.Samen met mijn mama ging ik er naartoe.Ik dacht dat het leuk ging zijn, maar het was vreselijk.Daar stond hij, in zijn trainingspak met allemaal vlekken.Zijn haar was helemaal vettig.Opa stelde voor om naar de cafetaria te gaan. Het was een groot gebouw, dus het duurde wel even voordat we er waren. Zeker ook door opa, want hij stapte zo traag als eens slak. Het was heel raar om te zien, hij sprak ook heel traag.We waren er, in de cafetaria. Mama moest de drankjes gaan halen. Ik wou iets zeggen want anders was het te stil. Ik zei: ”Vind je het hier mooi?” Hij zei: “Het enige wat hier is, zijn mensen die worden opgesloten en lange gangen!“ Dat kwam heel hard aan.

Later, toen we in de auto zaten, zei mama dat opa het niet meer goed wist dat je dat niet mocht zeggen tegen een kind van 9. Toen we in de auto zaten, net voor ik in slaap viel, had ik nog een dikke traan omdat ik aan opa dacht.

Mona Lahousse9 jaar

Wereldschool

78 | De Wondere Pluim | 2012 |

bLAUWHet was stil.Of toch niet: ergens in de verste verte hoorde je gefluister.Je stapte er naartoe.Het werd nu gepraat, stapje voor stapje dichter. Ineens werd het luider: het werd gejuich, geroep en gegil.En daar was .... Blauw!Het was een jongen, ze noemden hem aarde.Door al dat geroep, begon hij te huilen. Het waren zo’n mooie blauwe traantjes. Daarom was zijn bijnaam Blauw. En toen gebeurde het, het was ongelooflijk. Door al zijn tranen kwamen er overal zeeën en oceanen. Zijn oudere broers Pluto, Mercurius, Mars, Jupiter, Uranus, zijn zus, Venus, zijn tante, Saturnus, en zijn nichtjes, de ster-ren, waren superblij voor mama zon en papa maan. Mama zon pakte Blauw op. Iedereen was verbaasd door hem. Ze gingen allemaal stapje voor stapje achteruit, zodat ze tegen de krukjes van eikenhout botsten met de fluweelrode kussens.

Twee jaar later. Pluto nam Blauw elke dag mee op reis door de ruimte. Op een dag, het was een zondag zonder zon, want die was op bezoek bij tante, liet Pluto zijn geheime plek zien. Blauw vond het ongelooflijk. Hij bekeek elk gaat-je, elke hoek (ook al waren er geen hoeken) en toen moesten ze terug. Ze reden door de laan met mangobomen. Ze zoch-ten één voor één de takken af. Pluto pakte een mango en at hem op. Blauw keek er verwonderd naar en werd bang. Maar Pluto zei dat ze eetbaar waren. Dus pakte Blauw er één en at hem op. Papa maan riep dat het eten klaar was. Ze gingen aan tafel. Blauw was ondertussen al flink gegroeid. Elke dag gingen ze op avontuur, ook al kon je het geen avontuur noemen.Op een dag wilden ze naar het huis van de heks. Ze kregen van mama zon veel mee, want ze was heel ongerust. Ze vertrokken, de laan met mangobomen uit, voorbij het oneindige meer, het eikenbomenbos door, de bergen vol

| De Wondere Pluim | 2012 | 79

bloemetjes over, met hun grote toppen vol sneeuw, tot bij het huis van de heks. Ze gingen de tuin in, want de heks was aan het planten. Toen de heks hen zag, gaf zij Blauw een paar planten en bomen op stukken gras. Oeps, het was de verkeerde heks. Ze zeiden gedag en gingen verder, onder vliegende auto’s door, tot ze bij het huisje van een andere heks kwamen. Het was de dierenheks. Zij gaf de aarde dieren. Ze gingen verder. Toen kwamen ze hopelijk bij de echte heks. Ze klopten aan en vroegen of ze binnen mochten. De heks zei: “Ja.” Pluto vroeg aan de heks waarom Blauw zo speciaal was. De heks wist het niet, maar ging nadenken. Een uur later zei ze tegen Pluto dat er mensen moesten komen en op Blauw wonen. Pluto vroeg wat mensen waren. De heks zei dat het een soort dier was dat op heksen leek, maar niet kon toveren.

Ze gingen terug, maar stopten deze keer niet bij de andere heksen. Daarom wilden die heksen op de tiende verjaardag van Blauw wraak nemen, dus begonnen ze nu al van alles te verzamelen. Het was de negende verjaardag van Blauw. Over één jaar ging de wraak van de heksen beginnen. Ze gingen met de hele familie naar een pretpark. Ze speelden er superleuk en gingen daarna weer naar huis. Elke dag was nu ongeveer hetzelfde: naar school en terug. Zo vlogen de dagen voorbij. De heksen waren alles aan het klaarzetten en toverden dat heel de familie in het niets verdween. Maar de meter van Blauw, de heks die alles wist, toverde ze als planeten in de Melkweg. En zo ontstonden de planeten en zo verloren ze contact met elkaar. Alleen Pluto en Blauw bleven broers.En hoe de zon en de maan ontstaan zijn? Dat is dan weer een ander verhaal.

Anaclara De Vos9 jaarkRing

80 | De Wondere Pluim | 2012 |

DE pRAtENDE SOk

Ik ben sok en mijn broer is kous.Wij zijn twee rode tweelingbroers.Wij zijn altijd bij elkaar.En worden altijd samen aan voetjes gebruikt.Dat vinden we niet altijd zo leuk, want we worden soms heel vuil en laten soms een geurtje achter.Een zweetgeurtje.Bah.Wij worden ook gebruikt als het heel koud is, om voetjes te verwarmen. En worden dan in leuke schoentjes gestopt. Doordat ik, sok, en mijn broer, kous, soms dat vervelende geurtje hebben, worden we ook vaak gewassen. We worden in een grote trommel gestopt en draaien en draaien maar rond met een heleboel schuimende, grote kleren. Maar wanneer we in de wind hangen met op de achtergrond een zonnetje, dan zijn we die duizeligheid snel vergeten.

Toen ik op zo een dag in de zon hing, ging plots voor mij een hele nieuwe wereld open. Dit was geen dag zoals een andere, dit was een speciale dag en een mooie dag, zoals er nog vele mooie zouden volgen. Naast mij hing voor de eerste keer niet mijn broer, kous, maar een nieuwe sok. Het was een mooie roze sok met kleine, fijne, witte hartjes. Nu, per toeval, waren deze roze sokken ook met twee. Het waren roze tweelingzusjes met de namen Minnie en Mannie. Dit was natuurlijk ook heel goed voor kous, zo kon hij ook eens een vriendinnetje hebben, want hij had, ocharme, nog nooit een vriendinnetje gehad.Telkens ik naast Mannie hang, ben ik zo gelukkig en begin ik te fantaseren en te dromen. En ik droom en droom maar over hoe mooi Mannie wel is en hoe gelukkig wij samen zouden kunnen zijn. Tot we weer elk apart in een kast worden gedumpt. Dan moeten we weer wachten tot we

| De Wondere Pluim | 2012 | 81

gebruikt worden aan voetjes. Een paar dagen later is het weer zo ver. Ik ben weer in de draaierige trommel gestopt, samen met kous uiteraard en dan komt het mooie moment eraan, dat we weer worden opgehangen, naast onze mooie roze sokjes.

Maar op een keer was het anders. Er gebeurde iets ver-schrikkelijks: er waren nieuwe sokken bijgekomen. Twee bruine broers, genaamd Bas en Das. En natuurlijk waren Bas en Das ook verliefd op Minnie en Mannie. Wel te begrijpen natuurlijk, dromen en dromen en fantaseren. Even later, op de wasdraad, hingen Bas en Das naast onze roze sokjes. Dit was echt een grijze dag voor mij en kous. Onze roze sokjes hingen voor de eerste keer ver weg van ons. Ik moest iets bedenken om van die vervelende Bas en Das af te raken, maar hoe? Ik heb toen een manier bedacht om van die wasdraad af te raken. Ik ben uit de wasknijper geglipt en op de grond gevallen. Toen hoorde ik geluid. Ik hoorde een stemmetje, maar wist niet waar het vandaan kwam, of van wie het stemmetje kon zijn. Ik keek maar rond en rond en zag niemand. Het enige wat ik zag waren boven mij allemaal sokken op de wasdraad en naast mij groene grassprieten. Vreemd! Plots had ik het door, het stemmetje kwam van mij. Een wonder, een mirakel. Ik, sok, kon praten. Ik ben waarschijn-lijk de eerste en de enigste sok ter wereld die kan praten. “Joepie”, riep ik luid. “Ik ben een pratende sok. Ik zal deze gave gekregen hebben voor een goede reden”, dacht ik. “Ik moet deze gave dan ook gebruiken en wat is een goede reden? Minnie en Mannie natuurlijk.”Dat was mijn manier om ze terug te winnen. Ik zei tegen kous dat hij ook moest proberen om van de wasdraad te komen en zich ook te laten vallen. Wat hem na lang proberen ook uiteindelijk lukte. Daar lagen we dan met ons twee tussen de grassprieten. Kous had de gave niet ge-kregen om te praten, maar hij kon wel alles verstaan wat ik

82 | De Wondere Pluim | 2012 |

tegen hem zei. Hij had dan ook een gave gekregen, namelijk oortjes. Dit was een hele goede zaak, zo kon ik alles tegen hem zeggen en kon hij alles verstaan. Terwijl we met ons twee op de grond lagen, bedacht ik een plannetje om weer naast onze mooie, roze meisjes te komen hangen. Ik bleef maar denken en denken, maar kon niets vinden. Toen op een avond mevrouw barones naar buiten kwam om ons van de draad te halen, want het begon heftig te regenen, heb ik haar voorzichtig aangesproken. Amaai, barones schrok zich bijna een ongeluk toen ze mijn stemmetje hoorde. Ze kon het eerst niet geloven. Allee, hoe kan een sok nu in godsnaam praten? Na urenlang praten en uitleggen wat er gebeurd was, was het uit-eindelijk doorgedrongen tot de barones. Zij was de eigenares van een pratende sok.Ik vroeg haar om de roze sokjes voortaan naast mij en kous te hangen omdat we verliefd waren. Alhoewel mevrouw barones zelf geen liefde had of kende in haar leven, begreep ze mijn verhaal. Ze was dan ook zo blij en trots eigenares te zijn van een pratende sok en ze vond ons liefdesverhaaltje dan ook zo mooi dat ze voortaan altijd Mannie naast mij hing en kous naast Minnie. Bas en Das waren versleten en hadden gaatjes. De barones heeft hen weggesmeten.

Ik kan niet meer spreken en kous heeft geen oortjes meer. Maar dat is niet erg. Je moet niet kunnen praten om iemand graag te zien. Wij, ik en kous, Mannie en Minnie, leefden nog lang en gelukkig naast elkaar op de wasdraad.

Dario Torfs9 jaar

Zevensprong

| De Wondere Pluim | 2012 | 83

GEJAAGD DOOR DE WiNDEr was eens een slechte tijd ... in de toekomst. Niet dat de stofzuigers geen lawaai meer maakten, maar echt een slechte tijd dat de mensen gingen tenondergaan. Oorlog ... De mensen hadden de wereld te veel beschadigd, dus de aarde vocht terug. Met aarde, water en vuur. Maar de wind bleef gewoon waaien zoals nu. Alle mannen moesten vechten. De vrouwen niet. De mannen moesten stampen op de grond om de aarde te verjagen. Ze moesten water temmen met een zweep om het vuur te doven. De vrouwen moesten al het eten maken (ook geen pretje).Maar er was een vrouw, Lina. Ze was dapper en sterk, maar mocht niet bij het leger tot ... er iets gebeurde. Professor Lievehelp (een rare, hoor!) had weer iets nieuws uitgevon-den, een tijdmachine. Professor Lievehelp was de papa van Lina. Lina mocht de tijdmachine uitproberen, dus dat deed ze. Ze ging 5 jaar verder in de toekomst. Ze zag dat zij een echte held van het leger was.Ze wou terug naar de gewone tijd, maar dat lukte niet. Professor Lievehelp had er niet aan gedacht om haar terug naar de gewone tijd te zetten. Lina was eenzaam ... Ze zat net in een bioscoop waar de film niet wou stoppen. Toen hoorde ze iets. “Lievehelp ...!” Dat was Professor Lievehelp natuurlijk! Ze probeerde nog eens om terug te flitsen naar de gewone tijd en het lukte. Ze had aandachtig gezien wat er in de bioscoop gebeurde, dus ze wist wat ze moest doen.Maar toen ze uit de tijdmachine kwam, zag ze dat de wind ook meevocht. Dat was heel erg! Opeens kwam een windhoos op haar af en ... Ze was gejaagd door de wind. Ze offerde zich op om haar te laten meenemen. Nu kon ze de wind besturen en dan kon de wind de wereld kalmeren. Dan konden de mensen nog lang en gelukkig verder leven.

Imke Donckers9 jaar

Prins Boudewijn

84 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 85

DE VERLiEfDE VULkAAN

Er was eens een eiland met een dorpje en twee grote vulkanen: een mannetjesvulkaan en een vrouwtjesvulkaan. De mannetjesvulkaan was verliefd op de vrouwtjesvulkaan en het vrouwtje ook op hem. Maar ze wisten het niet van elkaar. Dus wou de mannetjesvulkaan aandacht trekken en spuwde hij vuur zodat het op het dorpje terechtkwam. Maar daardoor gingen alle bezoekers weg van het eiland.Op een dag waren er twee superhelden, Tom en Koen. Die waren zo dapper om op de vulkaan te klimmen en met hem te gaan praten, want niemand anders zou dat ooit durven. Ze vroegen aan de vulkaan: “Wat is hier aan de hand?”“Ik ben verliefd op het vrouwtje”, zei de mannetjesvulkaan,“En waarom dan al dat vuur?”, vroegen de twee super-helden.“Omdat ik het wil laten zien”, zei de vulkaan.“Ik heb een idee”, zei Koen, “je schrijft het gewoon in de lucht met je rook.”“Ja”, zei Tom.De vulkaan deed het en schreef met zijn rook: “Ik hou van jou.”Het vrouwtje antwoordde terug: “Ik ook van jou.”En zo schreven ze elke dag liefdesbrieven van rook naar elkaar en soms een kusje. En er was ook meer bezoek omdat de mensen wilden komen kijken. En ze leefden nog lang en gelukkig.

Ditte Dupré9 jaar

Veltwijck

86 | De Wondere Pluim | 2012 |

HEt HEiLiGE EiLAND

Ksss ... het vliegtuig kraste tegen de steile rotswand. De piloot, Jan, zat half op zijn stoel en kon het stuur nauwelijks onder controle krijgen. De regen kletterde op de ramen en de donder deed alles trillen Achterin zat Kengo, een expert in dino’s. Hij probeerde zich vast te houden aan zijn stoel toen een bliksemschicht de motor raakte. Kengo keek door het raam en zag een vaag iets: een razende orkaan naderde het vliegtuig! “Hou je vast, Jan”, riep Kengo, “dit gaat heftig worden.” De orkaan raasde sneller dan het licht, knalde tegen het vliegtuig en toen lagen ze bewusteloos in het vliegtuig.Ze werden wakker en merkten dat ze op een eiland zaten, een wondermooi eiland, met gouden bomen en beekjes zo helder als glas, geen afval te bekennen en zelfs geen mens. Ze stonden bewegingsloos op het gras toen ze een dier op hen af zagen rennen. Het was een hellehond, het drie-koppige beest sprong op Kengo af en beet in zijn been. Jan zocht snel een tak en joeg het beest weg. Toen het beest mijlenver weg was, zocht Jan wat bladeren om de wonde te bedekken. “Waar zijn we hier?”, vroeg Jan zich af. “We moeten hier weg”, zei hij, “en snel.” Maar hoe, dat was de vraag. Ze besloten het defecte vliegtuig daar te laten en op pad te gaan.Maar ver zouden ze niet geraken, want ze hadden nauwelijks een mijl gelopen of er kwam een duistere gestalte uit de grond en de hellehond zat er bij: “Wat doen jullie hier?” Jan en Kengo stonden geruisloos. “Zeg op!”, zei de man met een duistere stem. Toen zette Kengo een stap naar voren en begon het verhaal te vertellen.Na het verhaal vroeg Jan wie de man was. “Hades is mijn naam, en jullie hebben Cerberus, de hellehond, gekwetst.” Toen Jan en Kengo wilden weglopen,

| De Wondere Pluim | 2012 | 87

werden ze omsingeld door een tiental zwarte mannen tot de tanden gewapend, klaar om toe te slaan.“Jullie hebben geen idee waar jullie zijn, hé? In het Rijk der goden. Hier leven alle goden die jullie kennen, de Griekse, Romeinse, Egyptische, allemaal, en ik weet de weg terug naar de aarde. Ik breng jullie erheen op één voorwaarde.” “En die is?”, vroeg Kengo. “De ondergang van Zeus, de oppergod.”Kengo en Jan stonden stokstijf bij die naam. Zeus, de god van donder en bliksem, de machtigste god van al. “Geen sprake van!”, zei Jan. “Oké, dan naar de onderwereld met hen.” Hij opende een speciaal portaal, maar toen verschenen Zeus en alle andere goden rondom Hades en er barstte een strijd los. De titanen, helpers van Zeus, gigantische reuzen, verpletterden de vijand. Hades zijn mannen werden uit het portaal terug tot leven gewekt. Zeus pakte zijn schicht en met een flits vernietigde hij het portaal en Hades en zijn mannen trokken zich terug.Zeus stapte naar de doodsbange Kengo en Jan: “Wat is jullie wens?” “Naar de aarde”, zei Jan en Zeus vervulde de wens.

Joaquim Vannot9 jaar

Kolibrie

88 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 89

Verhalen van kinderen uit het vierde leerjaar, Nederlands tweede taal

LEO DE OLifANt

Vroeg in de morgen. Leo ging naar school. Leo vond school te moeilijk. Hij kon nog niet zo goed schrijven met zijn poot. Soms maakte hij vlekken en dan zat zijn schrift vol inkt. Toen was het pauze. De juf zei: “Leo, wacht.” Hij vroeg: “Waarom?” “Kun je iets doen?” “Oké.”“Kun je wat wind blazen met je slurf?”“Oké.” Maar toen vielen alle bladen van juf op de grond. Juf zei: “Stop, stop, ga maar spelen.”Leo ging voetbal spelen met zijn vrienden. De school was gedaan, dan moest hij naar de muziekles. Eerst mochten ze een instrument uitkiezen. Leo pakte de piano, maar dat liep uit de hand. Het geluid was erger dan kattengezang en de juf was boos. Dus verstopte hij zich in de kast en speelde trompet met zijn slurf. Hij deed dat verbluffend goed.De muziekles was gedaan. Leo ging naar huis. Mama zei: “Hallo, Leo, wil je wat boomschors?” Leo zei: “Ik rammel van de honger.” “Roep eerst je vader.” “Oké.” Leo at en dan moest hij zijn pyjama aandoen, tanden poetsen en slapen. Leo droomde dat hij een mens was en dat hij mooier zou schrijven en normaal kon zijn, maar dat kan niet.

90 | De Wondere Pluim | 2012 |

Hoe kan je een olifant toveren in een mens? ’s Ochtends vraagt hij aan mama: “Zijn er leuke dingen aan een olifant?”“Ja”, zei mama. “Je kunt uit je slurf drinken en dat kunnen mensen niet. Wij eten boomschors omdat wij dat lekker vinden, zij eten koekjes omdat zij dat lekker vinden. En zij verschillen. Het is ook leuk om olifant te zijn.” “Je hebt gelijk. Ik dacht dat olifant zijn niet leuk was, maar bij nader inzien is het wel leuk.”

Mama zei: “Kom, we gaan shoppen.” Leo en mama gingen shoppen want de winter kwam er aan en dus ging mama een dikke trui kopen voor Leo. En dat was het.

Sanae Nori10 jaar

Wereldschool

| De Wondere Pluim | 2012 | 91

fANtASiELAND

Michelle was op school bij haar kluisje. Opeens kwam haar vriendin helemaal hyper: “Michelle, raad wat!”“Wat is er, Marissa?”“Ik heb iets gevonden op internet.”Michelle glimlachte. “Wat heb je dan gevonden?” “Nou ja ... iets heel geks.”“Zeg op dan!”“Er zijn vijf mensen in de hele wereld die een fantasie-spiegel hebben.”“Dat soort onzin geloof ik niet.”“Dan doen we het vannacht in jouw badkamer.”“Prima, maar het is toch een leugen.” Na school ging ze samen naar Michelle haar huis. Toen ze daar waren, vroeg Michelle’s moeder: “Hoi, Michelle, hoe ging het op school?”“Goed, mam. Doei mam.” Ze gingen naar boven, naar de badkamer. Toen ze daar waren, zei Marissa: “Je moet drie keer draaien en dan bukken.”Ze draaiden driemaal rond en bukten zich.Ze tikten op de spiegel.Er gebeurde niets.“Ik zei het toch.”“Laten we gewoon opnieuw proberen.”Ze draaiden opnieuw driemaal rond, bukten zich, maar Michelle klapte.Ze tikten opnieuw en het lukte.Voorzichtig stapten ze in de spiegel.“Waauw”, riepen ze allebei. “Je zou me maar moeten bedanken, Michelle.”Michelle knuffelde Marissa: “Dank je, dit is mijn droom-stad. Huizen van snoep, kleren gratis.”

92 | De Wondere Pluim | 2012 |

“Ja, maar je moet wel op tijd terug in de spiegel gaan, anders zit je hier vast.” Michelle hoorde niets van wat Marissa zei. Ze was druk bezig met gratis kleren te pakken. “Michelle, hoorde je wel wat ik zei?”“Jaja ...”“Wat zei ik dan?”“Iets?”“Michelle, stop met te snoepen van die huizen.”“Maar die lolly’s zijn zo lekker.”Marissa pakte Michelle vast: “De spiegel sluit over één minuut.”“Ja, en?”“Michelle, je moet echt naar me luisteren.”“Je moet deze lolly’s echt proberen”, en ze gaf een lolly aan Marissa.“Ik wil die stomme lolly’s niet!” Ze gooide ze op de grond. “Nog 50 seconden.” “Nee, ik blijf hier. Weet je niet hoeveel lol je hier kan heb-ben?”“Zo te zien veel. Maar zo mist je moeder je en denken de mensen dat je wordt vermist.”“Dat boeit me niet, joh.”“Dat boeit jou wel.”“Nee, niet echt.”“Ik ga.”“Oké dan.”Marissa ging in de spiegel ... De tijd was om. Zij was op tijd, maar Michelle was daar nog.

1 JAAR LATER“We hebben niets gevonden ... Ik vrees dat ze vermist is”, zei de politie. Niemand heeft nog ooit van haar gehoord.

Arijana Demir9 jaar

Evenaar

| De Wondere Pluim | 2012 | 93

HEt EENzAmE VOGELtJE

Op een zonnige dag op het platteland was er een eenzame plek.Op het eenzame plekje was er een eenzaam boompje.In het eenzame boompje was er een eenzaam vogeltje te zien.Een vogeltje dat geen vriendjes had en geen gezinnetje. Het was een eenzaam vogeltje. Maar toen kwam Jasper terecht op het eenzame plekje en zag het eenzame vogeltje op de grond liggen. Hij schrok zich dood. Jasper pakte het vogeltje voorzichtig op en bracht het naar de dierenarts. De dokter zei dat het vogeltje oké was. Het was gewoon eenzaam.

Jasper bracht het vogeltje naar de boerderij van boer Jan en zette het in de vogelkooi. Het vogeltje bleef zolang tot het fit en gezond was. Een maand later was het vogeltje fit en gezond en Jasper liet het vrij. Het vogeltje leefde lang en gelukkig.

Mahdi Bigdelian10 jaar

Jonghelinckshof

94 | De Wondere Pluim | 2012 |

ik tOVER NiEUWE OUDERS

Er was eens een jongen. Hij heette Sina en was 9 jaar. Toen hij van school kwam, vroeg hij aan zijn moeder: “Mag ik blijven spelen bij Nick?” Mama zei met een luide stem: “Nee!!” Hij ging boos naar buiten, maar op dat moment zag hij een oude mevrouw met veel rimpels en die zei tegen hem: “Hallo jongeman, wilt u alstublieft dit doosje kopen?”“Ja”, zei Sina, “hoeveel kost het?” “1 euro”, zei ze.“Oké.” Hij gaf 1 euro.“Dank u”, zei de oude mevrouw.Sina ging naar zijn oude fiets en zei: “Ik wil graag een nieuwe fiets.” En in één keer was zijn fiets in het doosje beland. “Hé”, zei hij, “hoe komt dat nu?” Op dat moment sprong er een nieuwe fiets uit. “Net dezelfde”, dacht hij. “Hm”, dacht hij sluw, “ik kan het ook proberen met mijn ouders.”Hij ging naar binnen en dacht aan nieuwe ouders en in één keer ging mama in het doosje en dan zijn vader. “Zo”, zei hij, “mijn werk zit erop.” Maar toen sprongen er een nieuwe mama uit en ook een papa. Ze waren heel lief, maar hij zei: “Na een week haal ik ze er uit.”De volgende dag, toen Sina van school kwam, vroeg hij aan zijn mama: “Mag ik bij Nick blijven spelen?”“Natuurlijk”, zei ze. Hij ging naar Nick. Hij vertelde het hele verhaal over de oude mevrouw en over het doosje. Toen hij thuiskwam, vroeg hij aan zijn moeder: “Mag ik langer op blijven?”“Ja”, zei ze.

Na een week zei hij: “Ik wil mijn oude ouders terug.” Maar er sprong alleen een fiets uit het doosje. “Oké”, zei

| De Wondere Pluim | 2012 | 95

hij tegen zichzelf, “blijf rustig, Sina.” Toen hij zijn zwarte broek aandeed, zag hij een schilderij en daar zag hij zijn echte ouders. Hij ging naar het schilderij en huilde. Toen kwamen de nieuwe ouders en zeiden: “Je bent erin getrapt.” Maar hij pakte het schilderij en sloeg het tegen zijn ouders. Toen kwamen zijn oude ouders uit het schilde-rij en de valse waren in het schilderij. Hij knuffelde zijn ouders, gooide het doosje weg en ze leefden lang en gelukkig.

Nick Nikolayev9 jaar

Veltwijck

96 | De Wondere Pluim | 2012 |

HEt ONtVOERDE mEiSJEEr was eens een prinses. Ze heette Alisia. Op een dag, klokslag 12 uur, werd ze ontvoerd. Ze was nog een baby. De heks had haar ontvoerd, maar dat wist ze niet. Dus ze dacht dat de heks haar mama was. En ze wist ook niet dat ze een heks was.Op een dag, toen ze buiten aan het spelen was, ontmoette ze een jongen. Ze werden beste vrienden. Toen moest ze met haar mama weg naar een heel hoog kasteel, waar nie-mand hen kon vinden. Ze werd alles beu. Wanneer haar moeder aan het slapen was, liep ze weg. Ze ging naar haar beste vriend. Hij heette Emmanuel. Eigenlijk was ze verliefd op hem. Toen ze bij hem was, zei ze dat ze alles beu was. Maar hij zei dat ze terugmoest. Ze wou dat hij meeging, dus ging hij mee.Toen ze bij de poort waren, gingen ze samen naar binnen. Ze hoorden haar moeder praten in haar kamer. Ze zei: “Hahaha, Alisia weet niet dat ik een heks ben. Hahaha, wat is ze dom.” Alisia en Emmanuel hoorden alles. Ze gingen naar binnen en zeiden: “Dus jij bent een heks.” Alisia zei: “Ik ga weg”, en ze ging echt weg.Maar de heks liet haar niet gaan. Ze zei: “Ik ga me in een draak veranderen. Als Emmanuel mij kan doden, winnen jullie. Als hij het niet kan, blijf jij bij mij. En dan moet jij voor mij werken als een slaaf.”De heks veranderde zich in een draak. Emmanuel kreeg van Alisia een zwaard. Hij begon te vechten met de heks die een draak was. En hij won. Hij kon de heks doden. Alisia zei tegen Emmanuel dat zij verliefd op hem was. En hij zei dat hij ook verliefd op haar was. Hij vroeg haar ten huwelijk. Ze antwoordde: “Ja, dat wil ik zeker.” Ze trouw-den en kregen kinderen. En op een dag vond ze haar echte ouders terug. Ze was blij. Ze vertelde hen alles. Ze leefden nog lang en gelukkig.

Sandra Bikhan9 jaar

Sint-Aloysius

| De Wondere Pluim | 2012 | 97

EEN PLUIM VOOR DE WONDERE PLUIM

Negen jaar heeft Het Kapersnest de Wondere Pluim zien groeien, maar het tiende jaar zijn we op reis en hebben we niet kunnen mee lezen… Schrijven is als toveren. Met letters maak je woorden. Met woorden maak je zinnen. Met zinnen maak je verhalen.Sommige verhalen komen terecht in een boek. Als je een boek opent, stap je een andere wereld binnen. Er kunnen wonderlijke dingen gebeuren. De maan is van kaas, de dieren kunnen praten en draken bestaan echt. Je kan in je zeteltje gaan zitten en naar IJsland rei-zen zonder koude voeten te krijgen. Je gaat ten onder met de Titanic zonder te verdrinken. Je beklimt een vulkaan of voert een zeeslag aan tegen een stel piraten. Je wordt een vogel of een vis, een elf of een trol. Het kan een spannend avontuur zijn, een romantische belevenis of een griezelige ervaring. En soms is het verhaal zo mooi geschreven dat je er tranen van in de ogen krijgt.

Hier in Antwerpen zorgen vele juffen, meesters en vrijwilligers er al tien jaar voor dat kinderen de verhalen vangen die zomaar boven hun hoofd in de lucht zweven. Ze pennen ze neer op een leeg blad. Het is een magje, geen moetje. Of je thuis Nederlands spreekt of niet: iedereen krijgt een gelijke kans. Hier in Het Kapersnest stellen wij ons dat plaatje graag voor: al die schrijvers die op hun pen kauwen en ijverig lettertjes op het papier krassen.Als al die verhalen geschreven zijn, gaan de leesmama’s en leespapa’s aan de slag. Bij sommige schrijfsels lijkt het wel alsof er een spin over de bladzijde heeft gelopen. Dan hebben ze een extra brilletje nodig. Of de letters marcheren als soldaten. Soms moeten ze lachen om een woord dat zo grappig verkeerd is geschreven. En elke keer weer moeten die leesouders beslissen op welk stapeltje ze het verhaal zullen leggen: doorgaan… of niet. Wij zouden echt niet in hun schoenen willen staan.

De vakjury krijgt slechts zesendertig verhalen te lezen: dat zijn de beste van de besten.Gemakkelijk, zul je denken.Toch niet. Het is moeilijk en een hele verantwoordelijkheid. Ieder jurylid heeft zijn eigen me-ning en die wordt met hand en tand verdedigd. Toch is het elke keer weer de moeite waard: de deur naar telkens weer een andere wereld die voor ons opengaat. Die verwondering over een kind uit het derde dat iets heeft geschreven zoals wij het niet hadden kunnen bedenken. Elk jaar smeken we om een paar extra pluimen, maar de voorzitster moet streng zijn: er worden slechts twaalf pluimen uitgedeeld.

J a a r10

98 | De Wondere Pluim | 2012 |

Gelukkig komen er ieder jaar een heleboel verhalen in een echt boek terecht. Dit bijzondere, tiende jaar dient Het Kapersnest een verzoekschrift in: wij EISEN een pluim op de hoed van de Wondere Pluim en alle kinderen, juffen, meesters en vrijwilligers die er aan meewerkten!

Het Kapersnest: jeugdauteur Noëlla Elpers en dichter Peter Holvoet-Hanssen (stadsdichter 2009-2011)

| De Wondere Pluim | 2012 | 99

Verhalen van kinderen uit het vijfde leerjaar, Nederlands moedertaal

mAN iN DE bOOm

“Heeeelp! Heeelp!”, roept de man. “Help me!” Elke keer als er mensen voorbij de boom lopen, klinkt er hetzelfde geroep: “Heeelp! Heeelp me! Help!” Al dagen, weken, zelfs maanden lang. Eigenlijk komen er zelden mensen langs, maar niemand is zo vriendelijk om de man even uit de boom te helpen. De man is nu zelfs een soort monument geworden. Mensen komen met groepen van 20 naar hem kijken. De gids vertelt dan over de man zijn gescheurde kleren, over wat hij eet en hoe hij er terecht is gekomen.

“Een paar maanden geleden wandelde de man door het bos. Hij zocht bessen en ander fruit om aan zijn geel parkietje Picasso te geven.Hij plukte ze uit struiken, raapte ze van de grond en klom in bomen om het fruit te vinden.Hij had al een mand vol bessen, een mand vol peren, een mand vol kersen en een mand vol druiven. Hij miste alleen nog appels.Hij klom in de boom en plukte wat appels. Nu had hij alles. Hij sprong uit de boom maar: “Aaauw!” Hij bleef met zijn T-shirt aan een tak haken. Daar bleef hij minstens drie uur hangen. Opeens kwamen er wat vogeltjes aangevlogen. Ze pakten de man op, vlogen naar boven in de boom en zetten de man neer op het topje van de boom. Sindsdien leeft hij in de boom. Hij durft niet meer naar beneden te springen, dan loopt hij het risico dat hij weer blijft hangen.”

100 | De Wondere Pluim | 2012 |

Zo vertelt de gids het verhaal. Hij vergeet wel eens een paar kleine details.De mensen die gewoon zonder gids in het bos lopen, kunnen in een boek alle informatie lezen. Dat bevindt zich op een sokkel onder de boom. De man overleeft van het fruit dat hij had geplukt voor zijn parkiet en van de appels uit de boom. Het fruit is al helemaal rot, dus laat hij de vogeltjes ook soms fruit brengen. Er zitten ook eekhoorns die hem af en toe eikels brengen. Ondertussen kan hij al een beetje tsjirpen. Want zo vraagt hij de vogels om eten. Zijn hemd hangt in stukken uit elkaar, samengehouden met wat dunne takjes om zijn lijf. Zijn schoenen zijn op de grond gevallen en zijn broek is vuil. Heel erg is het leven er niet, maar als iemand ooit zo vriendelijk zou willen zijn om hem uit de boom te helpen, zou dat toch fijn zijn. Hoe geraakt hij ooit uit die boom, dat blijft de vraag ...

Lore Loyens11 jaarkRing

| De Wondere Pluim | 2012 | 101

DE kRONiNG

PersonagesKatherine: een ideale huisvrouw. Ze kent alle natuurregels op haar duimpje. Ze is getrouwd met Skommel. Ze komt van Geelmeer en draagt daarom een gele muts. Samen met Skommel heeft ze een zoon, Mystic.Skommel: een kippenverzorger. Hij verzorgt de kippen Henni, Henna en Henno. Hij is nogal klunzig en niet erg slim, maar ook niet dom.Mystic: is slim en werd daarom door zijn vader naar prof. Krekcelus gestuurd om alles, maar dan echt alles over astronomie en het ‘kabouterlijk lichaam’1 te leren. Hij is even koppig als zijn moeder. Hij heeft al jaren een oogje op Hannelore, de nicht van kroonprins Bortheus. Omdat zijn leraar 7 pels2 van Roodbeek woont, verblijft hij daar bij de prof. en zijn vrouw Helena.

Het verhaalHet was een zonnige morgen. Katherine stond op en maakte het ontbijt, waste zich en kleedde zich aan. Toen ze klaar was, ging ze naar de markt om boodschappen. “Och, Julian, geen lekkere bosbessen meer?”“Nee, die zijn uitverkocht.”“Jammer”, dacht Katherine. Ze haastte zich naar het volgende kraampje. Tettereteut. Katherine schrok en zag dat er een kabouter stond met een trompet: “Groot nieuws! Prins Bortheus wil koning worden van Roodbeek! De kroning is overmorgen!” Toen liep hij weg. Katherine holde naar huis om het goede nieuws te melden.

1 Kabouterlijk lichaam is het lichaam van een kabouter en telt slechts 106 botten2 Pels staat gelijk aan km. Dus voor een kabouter is dat heel veel.

102 | De Wondere Pluim | 2012 |

Skommel was al op zijn werk. Ze pakte papier en potlood en schreef een lange brief naar Mystic, haar zoon. In het dorp zocht ze een duif om haar brief te laten overbrengen. Diezelfde dag nog ging de grote grijs-witte duif de brief bezorgen. Toen ze thuiskwam, zat Skommel op een stoel. “We krijgen een nieuwe koning!”, joelde hij. “Heb je onze zoon al verwittigd?”“Tuurlijk!” Ze vielen mekaar in de armen, zo blij waren ze.“Hebben de kippen nog eieren gelegd?”“Ja, een heleboel! Wel vier eieren!”Intussen vloog een grote duif vermoeid, maar voldaan. Hij was bijna op zijn bestemming.

Bij MysticMystic keek naar zijn huiswerk. “Och”, zuchtte hij, “prof. Krekcelus, zoveel huiswerk?” Krekcelus keek hem aan en zei: “Anders leer je het nooit.” Mystic begon aan zijn werk. Halverwege gilde Helena vanuit de keuken: “Komen eten!”“Ja, ja, we komen”, zei de prof. Toen ze allen aan tafel zaten en begonnen te eten, zei He-lena: “Mystic, er is post voor je.”“Post, voor mij?”, zei hij met een vreemde blik. “Ik krijg nooit post. Van wie is het?”“Van je ouders. Je moet naar huis voor de kroning van prins Bortheus en zijn echtgenote prinses Borthea. Daarna kom je weer naar hier om je studies af te maken.”“Oké”, antwoordde Mystic kortaf. “Ik heb je koffer gepakt. Je gaat via de duif reizen.”“Goed”, antwoordde hij. Na het eten pakte hij zijn koffer vast en zei Helena en de prof gedag. Hij klom op de gigan-tische grijs-witte duif en keek recht in haar donkerblauwe ogen. “Goede reis”, zei prof. Krekcelus en samen met zijn vrouw wuifde hij hem uit. De duif spreidde haar vleugels en ze vertrokken. Steeds hoger en hoger de lucht in.

| De Wondere Pluim | 2012 | 103

WerkSkommel werd wakker. Mystic was om middernacht aan-gekomen. Skommel keek op de klok. “6 uur”, dacht hij, “ik moet opstaan.” Hij waste zich en at een walnoot. Hij zette zijn rode muts op (hij kwam van hier, Roodbeek). Hij trok een blauwe T-shirt aan en een rode broek. Hij pakte zijn bruine schoenen en strikte zijn veters. En hij vertrok naar zijn werk. Onderweg floot hij een liedje.Norbert, zijn collega, was er nog niet. Die had een groene muts en broek. Hij was geboren in Groenrivier. En zijn vrouw in Geelmeer. Die had een gele muts en rok. Hij bleef maar denken. Norbert was aangekomen en riep: “Wakker worden, slaapkop!”“Heu, ja, ja. Ik begin te werken.” Skommel maakte de veren van Henni, Henna en Henno netjes. Hij mestte, samen met Norbert, de kippenren uit. “Voor de koning moeten er veel eieren zijn. En alles moet er piekfijn uitzien.”“Jaja, weet ik.” Eindelijk pauze.Na de pauze was het tijd om terug te werken. Hij dronk zijn muntthee en begon te werken. Hij mocht een uur vroe-ger naar huis. Thuis deed hij zijn mooiste kleren aan. “Het feest mag beginnen”, zei hij.

De kroningHet was tijd. De kabouters liepen naar het dorpsplein en wachtten op de (bijna) nieuwe koning. Katherine en Skommel baanden zich een weg door de menigte. “Wat is het druk”, mompelde Skommel. Toen ze een goede plaats hadden gevonden, viel het Katherine op dat Mystic niet was meegelopen. Ze keek rond en zag Mystic staan bij Hannelore. Ze glimlachte. “Hopelijk voor hem, groeit er iets moois uit”, dacht ze.Er klonk een luid trompetgeschal. Prins Bortheus en

104 | De Wondere Pluim | 2012 |

prinses Borthea verschenen op het grote balkon. Er kwam een lange kroningsmis. Alle kabouters uit het dorpje Rood-beek (elke stad/dorp heeft een koning en een koningin in kabouterland) keken strak toe. Toen de kronen op de hoofden van hun nieuwe koning en koningin werden gezet, klapten en juichten ze allemaal. Het feest kon beginnen. De dans werd geopend door koning Bortheus en koningin Borthea. En dan begon iedereen te dansen. Het orkest speelde rustige liedjes en de kabouters stijldansten en slowden. Iedereen had plezier. Mystic mocht met Hannelore dansen.Het was een gedenkwaardige avond. Voor iedereen.

Ana Dekoning10 jaar

Via Louiza

| De Wondere Pluim | 2012 | 105

HEt VERHAAL VAN

Het eenzame koekjeEr was eens een koekje. Het was een American cookie. Het zat met zijn vrienden en familie in de verpakking, tot op een dag een kindje die opendeed. Het deed er een paar apart in een doosje, onder andere het koekje, Emely. Zo werd Emely gescheiden van haar moeder en vader. Het jongetje nam het doosje mee naar de dierentuin. Emely huilde en huilde. Toen het jongetje het doosje opendeed bij de giraf, pakte hij Emely eruit. Hij wou er net in bijten toen er opeens een vervelend jongetje (een pestkop) kwam. Die sloeg Emely uit de handen van het jongetje. Emely vloog in de boom bij de giraffen. Emely huilde nu nog harder dan ooit tevoren. Opeens kwam Fien de giraf en vroeg wat er was.

De giraf met de korte nekEmely legde alles uit aan Fien. Fien had zoveel medelijden dat ze er zelf van moest huilen. “Ik heb ook niet zo’n leuk leventje, maar jouw verhaal is nog veel erger”, zei Fien. “Maakt niet uit”, zei Emely, “ik wil jouw verhaal ook wel eens horen.”Fien begon met haar verhaal. “Ik weet niet of je het ziet, zei ze, maar ik heb een korte nek en alle andere giraffen lachen me uit en pesten me ermee. Ze zeggen dat ik een mislukte giraf ben.” Emely had ook medelijden met Fien. “Waarom blijf je hier dan?”, vroeg ze. Fien antwoordde dat ze wel weg wou gaan, maar dat ze dan zo eenzaam zou zijn. “Dan”, zei het koekje, “ga ik met je mee.”“Maar hoe komen we voorbij de bewaking?”, vroeg Fien.“Iedereen heeft een zwak voor American cookies. Dus leid ik ze af met mijn “cookie power” en dan ren jij weg.”

fiEN DE GiRAf

106 | De Wondere Pluim | 2012 |

“En jij dan?” vroeg Fien.“Ik kom wel achter je aan, dan til jij me op (want ik kan niet zo snel lopen) en dan ren je harder dan ooit.”“Waar naartoe?”, vroeg Fien.“Dat maakt niet uit”, zei Emely, “naar Afrika, naar Oceanië of naar Azië.” Toen kwam de dierenverzorger. Opeens hoorden de giraf en het koekje iets. Het kwam niet van de dierenverzorger, want zijn mond bewoog niet. Het kwam van zijn sok. Emely en Fien keken superverbaasd.

De pratende sok“Heeeelp”, zei de sok. “Met wat dan?”, vroeg Fien, nog steeds verbaasd omdat de sok praatte. “Met me hier weg te krijgen”, zei de sok helemaal in paniek. “Waarvan weg te krijgen?”, vroeg Fien. “Van deze voet”, zei de sok haastig, “hij heeft superscherpe nagels, hij heeft wratten, hij zweet enorm en zijn voet stinkt ook nog.”“Maar hoe moeten we je daar dan weghalen?”“Geen idee, doe het gewoon!”“Maar we weten echt niet hoe”, zei Emely en sprong uit de boom.“Gewoon”, riep de sok. Toen kwamen er ineens een heleboel mensen, dus ging de verzorger weg. “Neeeeeeeeeeeeeeeeeee!”, riep de sok, “laat me niet achter, laat me niet achter, met deze rampzalige voet, neeee.”

101 ChinezenToen de dierenverzorger en zijn pratende sok weg waren, viel het Emely en Fien op dat al die mensen Chinezen waren die Fien stonden aan te staren met hun kleine spleet-oogjes. Emely en Fien vonden het eng, hoeveel Chinezen er wel waren. Het leken er wel honderd. Toen er dan nog een Chinees bijkwam, waren het er honderd en één. Toen kwam de hoofdgiraf Julia, en ze begon Fien weer eens te pesten met haar korte nek.

| De Wondere Pluim | 2012 | 107

De Chinezen keken toe hoe Julia tegen Fien bezig was.De Chinezen wisten niet dat Julia Fien aan het uitschelden was. Neen, die dachten eerder dat ze beste maatjes waren. Totaal verkeerd, dus!Emely wou haar nieuwe vriendin helpen en begon stoer te doen. “Hé”, riep ze, “kom eens hier, dat ik u een lap geef.” Toen Julia Emely heel boos en dreigend aankeek, bood Emely snel haar excuses aan. Ondertussen waren de Chinezen weg en ging Julia er ook vandoor. Nu konden ze eindelijk hun plan uitvoeren. Het plan liep foutloos en ze gingen er vandoor.

Gejaagd door de windFien rende en rende en rende er maar op los met Emely op haar rug. Emely stond haar vriendin volop aan te moedigen terwijl ze eigenlijk zelf niets deed. Er stond wel een vreselijke wind die, als ze niet sterk waren, hen zo terug in de dierentuin zou schoppen. Emely moest zich goed vasthouden aan Fien, die ook moeite had met lopen met die sterke wind. Ze vonden de wind allebei niet leuk, maar terug naar de dierentuin gaan ook niet. Ze liepen en liepen tot ze in een regenwoud kwamen. Daar rustten ze even uit.

Het kleine elfjeOpeens ritselde er iets tussen de bladeren. Plots sprong er iets uit. Het was een soort elfje. Het had geen vleugels, was groen, had spitsoortjes, kraaloogjes en was heel klein. “Hallo”, zei het elfje.“Hallo”, zeiden Emely en Fien geschrokken.“Ik ben Kruimel”, zei Kruimel, “en wie zijn jullie?”“Ik ben Emely en zij is Fien”, zei het koekje dat bijna een hartaanval had gekregen van het verschieten.“Leuke namen”, zei Kruimel.“Dank je”, zei Fien, “die van jou ook.”“Dank je”, zei Kruimel, “sorry, maar ik moet ervandoor. Maar het was fijn om jullie ontmoet te hebben. Daaaag.”

108 | De Wondere Pluim | 2012 |

“Daaag”, zeiden Emely en Fien. Kruimel dook terug in de struiken. Toen hoorden Emely en Fien gebrul en kwam er een beertje tevoorschijn.

Ik tover nieuwe oudersDe beer riep: “Ik tover nieuwe ouders. Ik tover nieuwe ouders.”“Wow, wow, rustig, big daddy”, zei Emely, “Wat is er?”“Mijn ouders zijn heel streng, altijd”, zei het kleine beertje.“Maar dat moet ook, ouders moeten streng zijn. Trouwens, wees blij dat je ouders hebt”, zei Emely boos.“Mij best”, zei het beertje, “maar mijn ouders zijn te streng.” En hij ging weg.“Dat was raar”, zei Emely tegen Fien.“Zeg dat wel.”

De verliefde vulkaanOpeens vielen Emely en Fien naar beneden en gilden super luid.“He, rustig, rustig”, zei een stem.“Wie ben jij?”, vroeg Emely bang.“Ik ben Rick, de vulkaan.”“Vulkaan?”, vroeg Fien, “Maar je bent helemaal niet warm.”“Dat komt omdat ik verdriet heb.”“Waarvoor dan?”, vroeg Emely.“Voor Natacha. Zij is zo mooi, maar het is water en daar kunnen vulkanen niet tegen. Maar niets houdt liefde te-gen.”“Zeg gewoon dat je van haar houdt. Ik durf te wedden dat ze ja zegt.”“Maar ik kan haar nooit een kus geven.”“Praat dan gewoon met haar en word weer warm.”“Oké, ik zal het proberen.”

| De Wondere Pluim | 2012 | 109

Zwemmen in spaghettiDe vulkaan vroeg het aan met Natacha en ze zei ja. Het werd weer een warme vulkaan en het leek net of ze zwommen in hete spaghettisaus. Van de hitte sprongen ze er weer uit.

De ontplofte regenboogEr was vuurwerk bezig en ze zeiden tegen elkaar: “Kijk, een ontplofte regenboog.”

Siebe Dingemans10 jaar

Via Louiza

110 | De Wondere Pluim | 2012 |

DE GiRAf mEt DE kORtE NEk

“Hahahaa, jij bent echt gehandicapt!” Daar zat ik dan, op de speelplaats op het bankje. Helemaal alleen. Je moet weten dat het niet leuk is om de buitenstaan-der te zijn, want iedereen scheldt je uit. Ik bedacht hoe het zou zijn als ik wel een lange nek had en wel met de andere kinderen mocht meespelen. Dan zat ik nu niet helemaal alleen. Mama zegt nooit dat ik gehandicapt ben, maar heel schattig. Maar ik wil helemaal niet schattig zijn, maar gewoon doodnormaal, zoals iedereen. Het was altijd hetzelfde liedje. Naar school, ze lachten je uit, terug naar huis, slapen en daar gingen we weer. Dat is toch geen leven, zeg nu zelf!“Mama”, vroeg ik op een dag, “hoe komt het dat ik zo’n korte nek heb?”“Geen idee, schat. Maar als we geld genoeg hebben, dan laat ik de plastische chirurg komen, oké?” Ik zei maar oké, maar ik wist wel dat we het geld pas over jaren zouden hebben. De volgende dag ging het wonder gebeuren, maar dat wist ik toen nog niet. Ik lag bijna heel de nacht wak-ker omdat ik zo bang was dat heel mijn leven zoals dit zou blijven. Ik was bang, banger dan ooit.De volgende dag was zoals de andere dagen. Maar op school ging het helemaal anders. Er was een nieuwe leerling en raad eens: hij had ook een korte nek. Heel de klas ging strijk van het lachen, maar ik niet. Ik was superblij, eindelijk een vriend. De wereld rond mij was vol bloemen, zonnestralen en nog veel meer gelukkige dingen. We werden vrienden en zelfs beste vrienden. Ik kwam thuis. Ik was nog nooit zo gelukkig geweest in mijn leven. En het beste was dat mama een betere job kreeg en we de plastische chirurg konden betalen. Maar ik zei: “Nee, dank u mama, want als ik nu normaal word, dan is mijn vriend

| De Wondere Pluim | 2012 | 111

Senne de buitenstaander.” Dat liet ik niet toe, niet voor mijn beste vriend. “Vergeet de plastische chirurg maar, mama, dat laat ik niet toe.”“O, dat vind ik nu eens mooi”, zei mama, “zo mag ik het horen. Jij bent de leukste zoon die ik heb gehad.”“Mama, ik ben de enige zoon die je hebt.”En zoals ze zeggen in mooie sprookjes: we leefden nog lang en gelukkig.

Lore Brichau10 jaar

Afrit Zuid

112 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 113

EEN ONtWORtELDE StAmbOOm

“Maak tegen woensdag allemaal een stamboom.” Nog voor ik mijn hand kon opsteken, zei de meester: “Luca, jij blijft tijdens de speeltijd boven.” Verder kwam er niets nieuws meer. Eindelijk ging de bel. “Luca?” Stik, ik moest boven blijven! “Luca, over die stamboom, heb je je echte familie al eens gezien?”“Nee, ik ga deze zomer naar hen toe!” Nu pas dacht ik eraan dat ik er nooit over had doorgevraagd. Ik was geadopteerd en dat vond ik heel gewoon. Maar eindelijk zou ik ze zien. Ik ga misschien ...“Pst, Luca, kom je straks bij me spelen?”“Natuurlijk, Matilde.” Na een saaie les ging (eindelijk) de bel. Ik liep samen met Matilde naar huis. “Zou je me kunnen helpen met mijn stamboom?”“Ja, wat dacht je, Luca.” Een uur ging voorbij. We maakten samen een prachtige stamboom. “Weet je Matilde, soms denk ik aan mijn echte familie.”“Wanneer ga je ze zien?”“Deze zomer!!!”“Dat wordt een onvergetelijke reis!”“Zeg dat wel, Matilde, overal bomen, overal groen, overal plaats om te spelen, mensen die groentetuintjes kweken.”“Wow.”“Misschien heb ik er broertjes of zusjes.”“De telefoon!” Matilde liep naar beneden.“Luucaaa! ‘t Is je moeder, je moet naar huis.”Ik dacht: “Volgende maand vertrek ik naar het land van mijn dromen.”

114 | De Wondere Pluim | 2012 |

De dagen vlogen voorbij. Voor elke dag die voorbijging, maakte ik een tekeningetje op de muur. Ik ging huppelend door de dagen heen. Eindelijk was de grote dag aan-gebroken. We reden naar het vliegveld: ik, Bas (mijn broer), mama en papa.Onderweg schreef ik verhalen, gedichten, boeken, niets leek zinvol. Ik sliep, ik at, ik fantaseerde, ik ... eindelijk landde het vliegtuig. Ik rende het vliegveld uit. Nu, we waren verkeerd. Het was niet zoals ik het me had voorgesteld. Veel tijd om na te denken had ik niet. Mijn familie stond ons op te wachten. Maar wat ik nog niet had bedacht, was dat ze geen Nederlands spraken. Gelukkig kon ik een beetje gebarentaal. Het werd een leuke vakantie. Maar niet mijn droomvakantie.In mijn dromen bleef ik daar. Maar deze droom kon geen werkelijkheid worden.Er was gewoon geen plaats meer. En toch kreeg onze vakantie een plaats in mijn hart.Nu wist ik dat adoptie de beste oplossing was geweest. Ik heb wel een mooi cadeau gekregen dat ik nooit zal ver-geten. Een blauwe armband, handgemaakt en heel uniek. Uniek, zo ben ik ook.Ik voel me beter dan ooit. Ik kan de wereld rond mijn vinger draaien. Ik wou altijd dierenarts worden. Maar sinds ik naar mijn familie ben geweest, weet ik wat het leven me zegt. Ik wil mensen helpen wereldwijd. Ik ga het leven een glimlach schenken. Dat is wat ik wil.

Emma Deckers11 jaar

Zevensprong

| De Wondere Pluim | 2012 | 115

DE VALSE NOOt

Er was eens een vals nootje. Hij struikelde altijd over de notenbalk. Dan lachten ze hem uit. Op een dag werd het hem te veel en vertrok hij. Hij wist niet waar hij naartoe wou, maar alles was beter dan hier. Onderweg kwam hij een andere noot tegen en die zei: “Ik ben een valse noot!”“Ik ook. Vind jij het erg om een valse noot te zijn?”“Nee, want ik vind het leuk om speciaal te zijn.”“Je hebt gelijk.” Hij ging terug met de gedachte: “Ik ben een valse noot.”

Jord Van Looy11 jaar

Kolibrie

116 | De Wondere Pluim | 2012 |

DE bRiEfHet is een grijze namiddag. De brief is nog een mooi wit vel papier. “Wat gebeurt er nu?”, denkt het papier. Hij wordt gepakt en op tafel gelegd. Hij wil weg, maar ... dat kan niet. Het meisje zet de pen op het blad en voor hij iets kan doen, begint ze te schrijven. Ze blijft maar doorgaan, opeens stopt ze. Ze pakt een donker ding en stopt hem erin. “Het is zo donker”, denkt hij. Hij voelt dat hij beweegt. Opeens stopt het. Hij valt, nu ligt hij stil. Hij wil zo graag terug naar het andere papier. Na een paar uur beweegt hij weer. Hij heeft het gevoel dat hij ergens in wordt gestopt. Opeens voelt hij een plof! Hij wordt neergezet. Nu rijdt hij. De auto stopt. Een lange man steekt zijn hand in de zak. De hand pakt gelukkig een andere brief. “Pff.” De brief is opgelucht. De auto rijdt weer weg. Nu rijdt hij redelijk lang ... dan stopt hij. De lange man steekt zijn hand weer in de zak. Hij grabbelt even en steekt zijn lange hand net langs hem. Dan pakt hij hem. “Help!”, denkt de brief en vraagt zich af wat er nu met hem gaat gebeuren.De lange man loopt met hem naar een huis en gooit hem door een klein spleetje waar hij net door kan. Een tijdje ligt hij daar. Dan komt er een oud vrouwtje met gekruld rood haar naar hem lopen. Ze pakt hem en loopt met hem naar een tafel. Ze scheurt de envelop open en vouwt de brief open. De brief ziet de donkere bril. De vrouw kijkt naar hem. Opeens verschijnt er een glimlach op het gezicht van de vrouw. De vrouw pakt hem en drukt hem tegen haar aan. De brief wordt blij. Hij heeft iemand heel blij gemaakt. De vrouw zet hem tegen een muur op de kast in de slaap-kamer. Elke dag kijkt de vrouw naar hem. Ze is zo gelukkig.De brief ontdekt dat hij een brief is van een meisje (een kleinkind) aan haar oma. Zo is de brief, na alles wat hij heeft beleefd, heel gelukkig.

Marte van der Velde11 jaar

Steinerschool

| De Wondere Pluim | 2012 | 117

ik WiL GEEN StREpEN

Op een mooie lentedag was de kleine tijger zijn lelijke strepen kotsbeu. Hij wou ze weg. Hij wilde kleurrijke veren of mooie schubben. Het maakte hem niet uit, zolang die vervelende strepen er maar niet waren. Hij besloot raad te vragen aan zijn vriend de baviaan. Die heette Mark. Mark was een van de slimste apen van Afrika. José, de kleine tijger, woonde ook in Afrika.Hij woonde niet ver van Mark, dus hij ging er lekker middageten. Hij vroeg: “Weet jij niet hoe ik die stomme strepen weg krijg?” Mark dacht even na en toen ging er een lampje gloeien boven Marks hoofd. “Ik weet het”, riep hij, “ ik schilder je zwart of groen of blauw of ...”“Ik wil geel”, zei José, “geel is mijn lievelingskleur.”“Oké”, zei de baviaan, “ik heb nog een penseel van neus-hoornhaartjes en een pot banaangele verf.” Een tijdje later was José helemaal geel. Toen hij thuiskwam, was zijn mama razend. Ze werd helemaal rood en haar strepen waren niet meer zichtbaar. José dacht: “Ik moet misschien gewoon altijd boos zijn.” Ondertussen zat de baviaan in het bos nieuwe verf te maken en zag dat de verf eigenlijk geen verf was, maar vissenvoer. De baviaan haastte zich naar de (gele) tijger. Het begon opeens te stormen, heel hard en onverwacht.José was net verstoppertje aan het spelen met Tico, de eekhoorn. Daar was hij normaal heel goed in, maar die dag was het anders. Die dag vond Tico hem meteen. “Wat vreemd”, dacht José, “hoe kan dat? Misschien valt geel te veel op. Misschien ben ik beter kiwigroen. Dat valt minder op in het bos.” “Tico, Tico”, riep hij, “waar ben je? Ik stop met verstopper-tje.” Tico kwam van achter een rots naar José en zei: “Ik heb gewonnen. Ik heb gewonnen. Ik heb gewonnen.”José liep boos weg en ging naar Mark, maar Mark was niet

118 | De Wondere Pluim | 2012 |

thuis. Mark zocht José, anders zou die arme kleine tijger worden opgegeten door piranha’s, roggen en nog andere vissen. José ging naar huis. Hij ging naar de badkamer en nam een bad. Na zijn lekker warme bad had hij weer die lelijke, stomme, ambetante strepen.Hij liep huilend naar zijn mama en zijn mama zei: “Ik zal je laten zien waarom strepen wel handig kunnen zijn.” Zijn mama liep rustig naar buiten en José liep achter haar aan. Het was een zonnige dag, maar toch zag José zijn mama niet lopen. “Mama!” riep José, “mama, waar ben je?”“Ik sta naast je, maar door die strepen van mij, kun je mij niet zien.” José dacht even na. Daarom vond Tico hem zo snel, zonder zijn strepen. José begreep nu waarom hij die toch wel handige strepen had.

Lisa Baeckelandt10 jaar

Wereldschool

| De Wondere Pluim | 2012 | 119

Verhalen van kinderen uit het vijfde leerjaar, Nederlands tweede taal

DE GiRAf mEt DE kORtE NEk

Heel lang geleden was er een kleine giraf geboren. Hij was speciaal, maar niemand wist waarom. Na jaren was hij al groot, maar zijn nek niet. Hij werd altijd gepest.Zijn moeder zei altijd dat het niet erg was: “Dat maakt je speciaal.” Maar hij geloofde het niet. Want hij werd altijd gepest. Op school, in het park, op straat, overal.Op een dag ging hij naar school. En alles wat hij hoorde was: “Ha ha ha, mijn babybroer heeft een grotere nek dan jij.” Zo was het heel de dag. De giraf ging naar huis.Hij moest gaan slapen. Toen was er opeens een vallende ster. Hij wenste dat hij een lange nek had en ging slapen.De volgende morgen in de badkamer: “Aaa, mijn nek is lang, jee! Mijn wens is uitgekomen, wat leuk. Ik heb zin om naar school te gaan.” Hij vertrok direct. Iedereen zei: “Wow, wat is er met jou gebeurd?”“Niets”, zei hij. Toen kwam er een meisje naar hem. Hij zei: “Hallo, alles goed?” Het meisje antwoordde: “Ja, met jou ook?” Daarna zei ze: “Ik ging je uit vragen.”De giraf was sprakeloos. “Maar ik vond je leuker met een korte nek, dat was speciaal”, zei het meisje, “dus ik doe het toch niet.”Toen besefte de giraf dat het wel leuk was om een korte nek te hebben. Die avond viel er nog een vallende ster en hij wenste zijn nek terug.“RRRING” Zijn wekker ging. “Ga naar school”, zei zijn moeder. “Ik ga al”, zei hij. Toen hij binnenkwam, werd hij weer uitgelachen. Maar hij had genoeg. Hij pakte een stoel, ging er op staan en riep: “Stop met lachen, jullie zijn jaloers

120 | De Wondere Pluim | 2012 |

omdat ik iets speciaals heb, en dat is de waarheid!Ik ben blij met mijn nek en jullie doen me niks. Zeg wat je wil, maar kijk naar jezelf.”Toen het pauze was, kwam het meisje terug. Ze zei: “Wil je met me uit?” Hij antwoordde: “Ja, leuk.” Een minuut later kwamen alle kinderen naar hem en zeiden sorry.“We waren jaloers. Wil je ons vergeven?”“Ja”, zei hij.”En hij leefde nog lang en gelukkig.

Pamela Soto Gonzalez11 jaarkRing

| De Wondere Pluim | 2012 | 121

HEt VOEtbALmEiSJE

Hoi, ik ben Katrina. Ik heb twee vriendinnen, Hanne en Johanna. Op school is er een voetbalbende, de VBB. Zij denken dat zij de besten zijn in voetbal. Een daarvan is mijn stiefbroer, de leider van de groep. Ik haat hem echt. Mijn stiefvader is de coach. Een kleine omschrijving van hem is dat hij zo dik is, net een varken, en enkel en alleen maar worst eet. Hij is zo gemeen. En dan heb ik mijn mama, de beste van de wereld. Eén ding dat ik niet leuk vind, is dat zij die stomme man heeft gekozen. Ik zal niet te lang treuzelen. Zeker, ik zal beginnen aan mijn verhaal.Zoals ik al zei, ik ben Katrina. Ik ging op een dag vertrek-ken naar school, maar eerst ging ik naar de winkel voor mijn middageten. Onderweg kwam ik Hanne en Johanna tegen. We gingen samen naar de winkel. Onderweg kwamen we de VBB tegen. “Ah”, riep Hanne, “daar zijn de stomme voetballers.”“Ja, meisjes haten voetbal”, zei Johanna. “Ja”, zei ik, maar eigenlijk hield ik wel van voetbal, maar dat mochten zij niet weten, anders zouden ze me uitlachen.Op school was er een nieuwe jongen, Stan. Hij was verslaafd aan voetbal, maar hij kon niet voetballen, want in het dorp was er maar één voetbalclub, de VBB. Wanneer de meisjes gingen helpen bij de juf, speelde ik samen met de jongens een potje voetbal en eigenlijk waren we best goed. Dus besloten we om een groep te worden en deel te nemen aan het toernooi. De groep bestond uit: Stan, ik, Guust, Jos, Marti, Thomas, Tim, Alex, Max, Martin, Malik en onze manager, Ali, de broer van Malik. Dat waren Turken. Nu hadden we afgesproken. Mama en Bart (mijn stiefvader) en Thibo (mijn stiefbroer) wisten van niets.We maakten ons eigen veld. Twee maanden lang trainden we superveel. Nog twee weken voor het toernooi. We zouden tegen VBB spelen. We waren supergoed. Johanna en

122 | De Wondere Pluim | 2012 |

Hanne wisten van niets. De opa van Stan was onze coach. Hij was heel goed. Toen was het zover. Ik ging mijn stiefvader en stiefbroer een poepje laten ruiken. Toen ik op het veld kwam, waren ze heel verrast. 1 goal voor hen, 2 goals voor hen, 1 goal voor ons. Nog 3 minuten. Stan had de bal. Pass naar mij en ... GOAL!!! We hebben gewonnen. Ik kon het niet geloven.Het hele team tilde mij op. Het stond zelfs in de krant. De volgende dag kwamen Johanna en Hanne naar mij en zeiden: “Je voetbalt! Wij wisten niets! Wij zijn toch vriendinnen?”“Dus jullie vinden het niet erg?”“Tuurlijk niet, wij zijn toch BFF’s!”

Yasmine Aoulad Layaci10 jaar

School aan de Stroom

| De Wondere Pluim | 2012 | 123

DE mAGiSCHE biEtENmAN

Er was eens een groenteboer. Hij was op weg naar zijn tuin. Opeens schrok hij. Hij zei: “Eh ... eh, wat is dat?” Een van zijn bieten was ineens fluogroen met oranje stippen. “Dat moet mijn vrouw onmiddellijk zien.” Hij rende zo snel hij kon en riep zo hard hij kon zijn vrouw. “Miranda, Miranda, je moet eens komen kijken!”“Wat, wat, wat?”, vroeg zijn vrouw ongerust.“Eh, eh”, zei de groenteboer.Toen zei de vrouw: “Rustig, rustig, ontspan en zeg wat er is.”“Je zult het niet geloven, maar een van onze bieten is groen met oranje”, zei de groenteboer.“Nee, serieus?”, vroeg ze.“Ja, kom maar kijken.”Ze ging kijken. Het was waar, de biet was inderdaad verkleurd. Toen zei de vrouw: “Gooi hem in de vuilbak, maar niet met je handen.” Maar voor ze was uitgesproken, had hij hem al in zijn handen. “Neee”, riep de vrouw.Toen gebeurde er iets vreemds. De man ging naar boven en werd groen. Zijn kleren werden ineens een superhelden-pak. De vrouw zei: “Je ... je ... jouw kleren zijn opeens een superheldenpak. Dat kan maar één ding betekenen: jij bent een superheld.”De groenteboer kon zijn ogen niet geloven.Hij had al lang de misdaad willen bestrijden en hij deed het ook.

Chaimae El Boudihi11 jaar

Zwemschool

124 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 125

tOVERENDE OGEN

Er was eens een meisje dat in een heel mooie wereld geboren was. En er was ook eens een jongen die in hetzelf-de land geboren was als het meisje, het land van Bibielven. Het meisje heette Nessa en de jongen heette Entony. Ze waren op dezelfde dag geboren, maar woonden in verschil-lende steden. Nessa woonde in de stad Ogenwijd. Entony woonde in de stad Paleisvent. Ze werden groter en werden allebei twaalf jaar. Bij Nessa gebeurde er iets vreemds. Haar ogen begonnen te blinken en zelfs te knipperen. Niemand wist wat er met haar gebeurd was, maar zij wist het wel. Ze wist dat ze kon toveren met haar ogen.Entony was de rijkste jongen in de stad en hij had geen ouders. Toen hij tien jaar was, waren zijn ouders gedood door een schaduwheks. Entony zocht al twee jaar wie de schaduwheks nu was, maar hij vond ze niet. Op een dag zei hij: “Ik ga naar de stad Ogenwijd. Dat was nog de enige stad waar hij kon zoeken wie de schaduwheks was. Entony ging op zoek naar de schaduwheks. Hij vroeg aan iedereen die hij tegenkwam: “Kent u de schaduwheks?” Maar niemand zei ja, want iedereen was bang van de schaduw-heks. “Wie kan het zeggen, wie de schaduwheks is en waar zij woont?”, dacht Entony.De volgende dag kwam hij een meisje tegen, dat was Nessa. Hij zei: “Sorry”, en ging weg. Nessa zei niets en ging door. Entony had honger. Hij pakte een appel en liep weg. De mensen van het dorp riepen: “Dief, dief”, en liepen achter hem aan. Dat hoorde Nessa en dacht: ”Wie zou het zijn?” Zij liep hem heel snel achterna en deed iets met haar ogen. Zij stopte iedereen. Nessa liep achter Entony. Hij was bang en ging zich achter een kleine hut verstoppen. Maar Nessa was hem voor. Entony riep: “Help! Help! Een heks.” Nessa zei: “Stop met roepen. Ik ben geen heks.” Entony zei: “Maar hoe heb je al die mensen van het dorp laten stoppen met

126 | De Wondere Pluim | 2012 |

lopen en waarom liep jij achter mij aan en hoe wist je dat ik achter de hut verstopt was?”“Ik was gewoon komen kijken wie de appel gestolen had, want ik help het dorp als er iemand in gevaar is of als er iets gestolen wordt.”“Maar hoe wist je dat ik achter de hut verstopt was?”Nessa zei: “Ik kan het jou niet vertellen, ik mag niet. Niemand mag het weten.” “Waarom?”“Anders is heel het dorp in gevaar.”“Alstublieft, je moet mij helpen.”Nessa zei: “Oké, ik vertel het maar ... aan niemand zeggen.”Entony zei: “Ik beloof het. Ik zeg het aan niemand.”“Toen ik klein was, gebeurde er iets vreemds. Ik kon niet bewegen en er kwam ineens schaduw op mij. Ik was bang en riep: “Hulp, iemand alstublieft”, maar niemand kwam mij helpen en mijn ogen begonnen te knipperen, te blinken en nog van alles en nog wat gebeurde er met mij. Ik maakte van een hut een paleis, van een kleine pop een grote pop. Entony vroeg door wie dat gebeurd was. Hij zei opeens: “De schaduwheks.” Nessa zei: “Er kwam schaduw op mijn lichaam. Dat kan de schaduwheks zijn. Maar wat bedoel je met de schaduwheks?”“Dat was op een nacht. Mijn ouders gingen naar het dorp Pinda. Zij moesten werken. Ze kwamen de volgende nacht terug. Het was ochtend, ze kwamen net thuis. Opeens gebeurde er iets. Er kwam een schaduw op mijn papa en mijn mama, en die konden niet meer stappen en bewegen. Zij werden standbeelden en met hun laatste woord zeiden ze: “Entony.”“Jij heet dus Entony”, zei Nessa. Zij zei: “Ik heet Nessa.”

Drie jaar later gebeurde er iets. Het werd snel nacht. Ieder-een van het dorp riep: “Het is donker. Wat gebeurt er?”Nessa zei: ”O, nee, ze komt. Wij moeten weg, snel.”“Maar wie is het?”, vroeg Entony.

| De Wondere Pluim | 2012 | 127

Zij zei: “Het is de schaduwheks, maar niemand weet het, behalve wij. Wij moeten het dorp redden.”Entony zei: “Oké, komaan, wij gaan ervoor.” Ze gingen de schaduwheks opzoeken. “Ik weet iemand die ons kan helpen, een oude opa, die naast de bergen woont. Wij hebben nog vijf uur voordat het dorp in gevaar is.” Nessa en Entony zeiden allebei: “Kom, we gaan.” Ze pakten hun handen vast en gingen naar de bergen. Ze kwamen aan de berg en er stond een klein huis voor hen. Dat huis was oud met een kapot raam. Entony klopte op de deur en zei twee keer: “Is er iemand in het huis?” Nessa hoorde een geluid en zei: “Er is wel iemand, maar hij wil de deur niet open-doen.” Entony deed de deur kapot met zijn voeten. Er zat een oude opa in een schommelstoel. “Nessa, dat is de oude opa die ons kan helpen.” Ze kwamen dichterbij en zeiden: “Hallo, kunt u ons helpen?”De oude opa zei: “Wie zijn jullie? Hoe komen jullie hier binnen?”“Eu ja, wij hebben twee keer op de deur geklopt en u hebt hetzeker niet gehoord, dus hebben wij de deur kapotgemaakt.”Entony zei: “Zij wist dat u hier was en dat u ons kon helpen.”“Maar hoe kan ik jullie helpen? Ik ben zo oud.”Nessa zei: “Kunt u alstublieft zeggen waar de schaduwheks woont en wie zij is?”De oude opa zei: “Ik weet wel waar zij woont, maar ik weet niet wie zij of hij is.” Entony vroeg: “En waar woont zij?”“Zij woont in een groot mooi huis vol met schaduwen, naast het dorp Pinda. Het is natuurlijk een meisje en oppassen hé.”Entony zei: “Ik weet waar Pinda is. Daar waren mijn ouders naartoe gegaan.”Ze zeiden: “Dank u en daag. Heel erg bedankt om ons dit te zeggen.”“Kom, Nessa”, zei Entony, “nu moeten we op zoek.” Ze gingen verder en verder tot zij aan het dorp Pinda kwamen. Ze vroegen aan iedereen of iemand het wist. Nessa zei: “Wij

128 | De Wondere Pluim | 2012 |

hebben nog een uur.” Ze waren nu wel heel bang voor de schaduwheks. Ze zagen een huis vol schaduwen en klopten op de deur. Die ging vanzelf open. Ze gingen naar binnen en zagen heel veel schaduwen. Ze zagen heel veel stand-beelden van jong, oud, baby’s. Ze zagen ook de schaduw-heks, maar haar gezicht niet. De schaduwheks was aan het lachen. “Ik wachtte op jullie. Jullie gaan ook standbeelden worden zoals de anderen die hier staan.” En ze vroeg: “Wie moet ik eerst doden, jij?”Entony zei: “Nee! Alstublieft niet haar, maar mij.” De schaduwheks kwam dichter naar Entony. Ze wachtte: “Jij mag een wens doen.” Entony zei: “Mijn wens is dat Nessa niet doodgaat en gelukkig blijft.” De schaduwheks zei: “Jouw wens is klaar”, en ze lachte, “hahaha.”Nessa huilde en de druppels van haar ogen gingen vallen en toen ... de schaduwheks raakte Entony bijna, maar de druppels van Nessa’s ogen vielen op de grond en toen werd de heks een standbeeld.Entony riep: “Nessa, Nessa, jij hebt van de schaduwheks een standbeeld gemaakt.”“Zij is een standbeeld”, zei Nessa en riep: “Joepie!”

Toen werden de mensen die standbeelden waren, weer mensen. Entony zei: “Papa, mama, jullie zijn terug mensen geworden. Dus jullie waren niet dood.” Mama en papa zeiden: “Jij bent zo groot geworden.” Entony huilde van blijheid en zei: “Dit is Nessa. Zij is mijn vriendin.” Papa en mama zeiden: “Vriendin, of zijn jullie verliefd op elkaar?”

Na tien jaar gingen ze trouwen. Heel het dorp was aan het dansen en zingen en na één jaar kreeg Nessa een schattige en mooie baby.

Tara Rimal11 jaar

Wereldreiziger

| De Wondere Pluim | 2012 | 129

EEN ARm mEiSJE

Er was eens een arm meisje van 11 jaar. Zij heette Maria. Ze was verhuisd naar Groenhoek. Maria vond het daar niet zo leuk, want op school pestten ze haar omdat ze gore kleren aanhad. Toen ze thuiskwam, vertelde ze aan haar moeder en vader wat er was gebeurd. Haar vader zei: “Trek het je niet aan. Ik ben werk aan het zoeken. Maak je geen zorgen.”Maar Maria werd nog steeds gepest op school. Elke dag kwam ze thuis met hetzelfde verhaal. Op een dag besloot haar vader met de juf te gaan praten. De juf zei: “Maak je geen zorgen. Ik zal met de kinderen praten.” De juf zei tegen de kinderen dat ze er mee moesten ophouden. Maar sinds die dag pestten ze Maria meer en meer.Maria zei het tegen haar vader en haar moeder. Haar moeder zei: “Zeg het tegen de juf.” Maria luisterde naar haar moeder en zei het tegen de juf. Elke dag zei ze tegen haar juf dat de kinderen haar pestten. De juf besloot met de ouders van de kinderen te praten.Toen Maria 12 werd, werd haar vader erg ziek. Na enkele weken ging hij dood en hadden ze geen geld meer. Toen besloot Maria te gaan werken en tegelijk naar school te gaan. Maar overal waar ze naartoe ging, wilden ze haar niet aannemen, want ze was te jong om te werken. Ze zocht heel lang, maar ze vond geen werk. Een keer ging ze naar huis en zag ze een oude vrouw die in een groentewinkel werkte. Het was heel vermoeiend voor de oude vrouw. Maria besloot te gaan helpen, maar de vrouw zei tegen haar: “Dat is heel lief, maar jij bent te jong om te werken.”Maria smeekte haar altijd als ze van school naar huis ging. Op een dag zei de oude vrouw: “Toe”, en toen vertelde Maria haar heel het verhaal.Toen het oude vrouwtje het verhaal hoorde, zei ze: “Oké, je

130 | De Wondere Pluim | 2012 |

mag werken. Maar ik kan je niet goed betalen.” Maria zei: “Nou, dat is niet erg.” Maria en haar moeder leefden lang en gelukkig. En ze was ook nog het beroemdste meisje van de school.

Fatima Boujida10 jaar

Klavertjevier

| De Wondere Pluim | 2012 | 131

HEt mOOiStE kERStCADEAU

Er was eens een jongen die Ben heette. Ben was arm. Hij woonde met zijn moeder in een klein huisje. Op een dag was het Kerstmis. De moeder was ziek. Ben wou zijn moeder helpen, maar hij wist niet hoe. Hij dacht: “Ik ga proberen koken.” Maar er was nog een probleem. Hij kon niet koken. Ben vroeg aan mama: “Waar is papa?” Maar toen hij dit vroeg, ging mama wenen.Het was nacht. Ben ging naar bed. Ben zag een vallende ster. Ben wenste: “Ik wil geen kerstcadeau. Ik wil dat mijn mama geneest. Ik wil dat mijn mama geneest.”Toen het kerstavond was, kwam er een meneer langs.Hij vroeg: “Woont Els hier?”Ben zei: “Ja, maar zij is erg ziek.”De meneer vroeg: “Mag ik binnenkomen?”“Ja, oké”, zei Ben.Moeder vroeg: “Wie is daar?”Ben zei: “Ik weet het niet. Het is een meneer.”De moeder riep: “Victor! Ben jij dat?”De meneer zei: “Ja, Els, ik ben het.” De moeder moest wenen van blijdschap. Ben dacht dat de meneer mama aan het pijn doen was, maar dat was niet zo. Ben was nog maar 8, dus snapte hij het niet.De meneer zei: “Is dat Ben?”Mama zei: “Ja.”“Wat is hij flink gegroeid.”Ben vroeg: “Wie is die man, mama?”“Dat is je vader”, zei mama. Ben moest wenen van blijdschap.De meneer zei: “Ik ga je naar de dokter brengen.”Ben vroeg: “Wat is er eigenlijk gebeurd?”Papa zei: “Dat is een lang verhaal. Ik was matroos op een boot. Mijn boot heeft een ongeluk gehad. Ik was

132 | De Wondere Pluim | 2012 |

bewusteloos. Toen ik wakker werd, was ik mijn gedachten kwijt. Toen ik terug viel, had ik mijn gedachten terug.”Vijf minuten later was het kerstavond. De moeder was nog ziek, maar had wel de juiste pillen. Ze woonden nu in een mooi huis. Ben zei: “Dit is het mooiste kerstcadeau ooit.”

Yannick Zaman13 jaar

Jonghelinckshof

| De Wondere Pluim | 2012 | 133

GEFELICITEERD

De Wondere Pluim bestaat tien jaar! Tien jaar vol spannende, ontroerende, grappige, dwaze, ernstige, korte, heel korte en behoorlijk lange verhalen. Van steeds meer kinderen op steeds meer scholen.En dit vind ik het belangrijkste van de Wondere Pluim: dat jullie de verbeelding die jullie al hebben op papier krijgen en ons verrassen. Het is natuurlijk ook een soort wedstrijd, en soms zijn kinderen of hun ouders teleurgesteld als ze niet bij de uitverkorenen zitten, maar het schrijven zelf blijft het belangrijkst. Hoewel wij, als jury, uit de al geselecteerde verhalen samen de mooiste zoeken, is zo’n wedstrijd iets anders dan een sportwedstrijd. Daar zie je duidelijk wie het eerst over de streep is, terwijl jury’s van verhalen dat niet zomaar kunnen zeggen. We praten erover, de een vindt dit, de ander vindt dat, en we komen tot een keus. Soms meteen, omdat we het allemaal met elkaar eens zijn, en soms na veel wikken en wegen. Zo gaat dat ook met verhalenprijzen voor volwassenen. Dan schrijft een krant: die wordt het, we weten het zeker, en dan wordt die het toch niet. En in een ander krant schrijven ze: ja maar dat ene boek, dat is zo mooi, waarom zat dat boek niet bij de kanshebbers?Het belangrijkste is het schrijven. Vertel mij wat. Als ik weer aan het schrijven (en tekenen) ben, vergeet ik de tijd, ik vergeet of het warm of koud is in de kamer, ik zit helemaal in mijn verhaal. Ik wandel mee met wie ik in mijn hoofd laat leven en krijg juist doordat ik bezig ben steeds nieuwe ideeën en gedachten. Tegelijkertijd kijk ik naar mijn verhaal alsof ik mijn eigen strenge juf ben. Zijn de zinnen mooi genoeg? Zit alles goed in elkaar? Hoef je je niet te vervelen als je dit leest? En ik schrijf alles over en nog een keer over. Dan laat ik het een poosje liggen, net alsof ik wil vergeten wat ik heb gedaan, want als ik het daarna nog eens lees zie ik beter wat nog niet helemaal goed is. Ik lees mijn eigen verhaal ook vaak hardop, dan merk ik of alle zinnen makkelijk uit mijn mond komen zonder dat ik over mijn tong struikel. Het is trouwens niet erg als een schrijver soms een taalfout maakt, want op de uitgeverij lezen ze alles heel goed door. Alleen als er in het gedrukte boek een fout staat, kun je die niet meer verbeteren. Behalve als alle boeken uitverkocht zijn en er een nieuwe druk komt. Dan kunnen ze zorgen dat zo’n fout eerst wordt verbeterd.Blijf daarom maar schrijven, zonder angst voor fouten. Laat je gedachten stromen en kietel je verbeelding. Want een wereld zonder verhalen is ondenkbaar.

Joke van Leeuwen, meter van de Wondere Pluim en Antwerps stadsdichter (2008-2010)

J a a r10

134 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 135

Verhalen van kinderen uit het zesde leerjaar, Nederlands moedertaal

LEttERS tO GOD

Voor diegene die dit leest:

Dit is een brief, een brief aan niemand, een brief die bestemd is voor die ene persoon die er niet is. Die ene persoon waar ik jarenlang naar heb gezocht, maar nooit gevonden. God, zou je me iets terug willen sturen? Ik weet dat u het druk heeft met uw baard te kammen en rijstpap met gouden lepeltjes te eten. Maar god, ik heb u eindelijk gevonden. Ik ben niet gelovig, maar ik geloof wel in god! Ik hoop dat de mensen van de post weten waar de hemel is. Later als ik oud ben, kom ik ook naar de hemel om u te vergezellen.

Ik zit hier in mijn donkere kamer, aan mijn houten bureau een brief te schrijven. Naar god! De ene kant van mijn half slapende hoofd zegt: “Wat een dom kind!” De andere kant zegt: “Wat slim, god zal het leuk vinden!”

Ik was in slaap gevallen en na het ontbijt schreef ik nog wat verder aan mijn brief:Ik heb nog een vraagje: Besta je wel? Mijn ouders zeggen van niet, maar hebben geen tijd om er over na te denken. Volgens mij ben je niet een god, maar de god!Veel liefs, Emma (doe de groetjes aan Moemoe!)

Ik glipte naar buiten en liep door de koude straten van Gent naar de postbus. Ik hoopte dat hij zou aankomen en gaf een kus op de envelop. Met een klein duwtje glipte de brief de postbus in.

136 | De Wondere Pluim | 2012 |

Een paar weken later zat er een brief in de brievenbus voor mij!

Liefste Emma,Een postbode, die met zijn auto rondreed, had jouw brief op zak. Hij knalde tegen een boom en kwam dan naar de hemel. Ik besta dus wel! Moemoe was heel blij. Ze is mijn echtgenote! Ik ben heel blij dat je gelooft in mij, want als je dat niet zou doen, zou ik er ook niet zijn!

Veel liefs, God (en Moemoe!)

Met een glimlach op mijn gezicht en de brief op mijn borstkas gedrukt, viel ik in slaap.

Emma Hessels11 jaarkRing

| De Wondere Pluim | 2012 | 137

VERkLARiNG

Antwerpen, 19 februari 1496

Hier in de cel is het koud, heel erg koud. De schimmels zit-ten overal en daarstraks zag ik een rat voorbij rennen. Ik wou dat ik weer thuis was, weg van de kou, schimmel, ratten, honger en bewakers. Was ik maar nooit meegegaan met Maria, mijn dienstmeid en beste vriendin. Ik had ALLES! Mooie kleren, lekker eten, goed personeel, een mooi huis en veel, heel veel geld. Maar ik was nieuwsgierig en nu ben ik dat allemaal weer kwijt. Zonet kwam de priester met papier en schrijfspullen. Hij vroeg of ik kon schrijven en ik knikte ja. Toen gooide hij de spullen naar binnen en zei dat ik een verklaring moest schrijven. Ik zei niets, want tegen een priester ga je niet in.Niemand kan me nu nog helpen. Maria is een uur geleden op de brandstapel gezet. Je hoorde haar krijsen tot in mijn cel en dat is een heel eind. Toen mijn vader hoorde wat ik had gedaan, wilde hij me niet eens meer vrijkopen! De kl**tz*k! Ze zijn hier geweest, moeder en vader. Moeder huilde heel, heel hard en smeekte vader om toch te betalen, maar hij weigerde. Volgens mij is hij blut. Vader heeft trouwens geen traan gelaten.Naast mij in de cel zit een oude man met een lange baard. Hij is zo mager dat hij zijn handen zo uit de ketens kan halen. Zelf ziet hij er het nut niet van in. Hij slaat wartaal uit, dus is hij gek. Volgens mij zijn ze hem gewoon vergeten.Daarstraks kwam de bewaker langs. Hij zei dat ik morgen-ochtend om 9 uur de brandstapel op moet. Ik schold hem uit voor viswijf en gaf hem door de tralies heen een trap in zijn kruis. Daarna schreeuwde ik: “In plaats van uw le-lijke muil open te trekken, kunt u beter de sleutel van uw riem halen en mij vrijlaten!” Toen barstte ik uit in

138 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 139

een meesterlijke nephuilbui en snikte: “Ach, edele heer, ik ben een meisje van amper veertien jaar oud en moet morgen dood, heb medelij.”Het was nog bijna gelukt ook, maar er kwamen nog drie an-dere bewakers aangehobbeld en ik had geen kans op slagen meer. Al mompelend van “Vrouwen ...” gingen ze verder met hun werk.Vroeger had ik zulke woede-uitbarstingen altijd tegen mijn broertje, maar toen hij zeven was en ik negen, kreeg hij de pest. Hij werd dagenlang in de schuur gehouden en niemand mocht bij hem in de buurt komen. Hij zei nog: “Ik ga echt niet dood, grote zus!”, maar toch ging hij dood en ik nu ook.

Meegaan met Maria is echt het domste dat ik ooit heb gedaan. Gisterenochtend kwam ze mijn kamer binnen met het ontbijt, maar liet het dienblad vallen. Ik werd kwaad en ze riep: “Pas op, Anne-Helène ...”“Voor jou is het meesteres!”, onderbrak ik haar.“Want ik doe de laatste tijd aan hekserij! Als ik daar zin in krijg, kan ik je gewoon vervloeken!”, ging ze verder.“Ik geloof er niets van!”, antwoordde ik.“Oké,” zei ze, “kom vanavond mee naar het bos.”Ik stemde toe. Die avond stonden we dus, zoals afgespro-ken, in donkere mantels gehuld, voor de poort van mijn vaders burcht. Alles zag er wel erg angstaanjagend uit, zo in het donker. We liepen door het bos en op een open plek hielden we stil. Maria haalde een paar kruiden uit haar beurs en begon er mee te zwaaien. Ik wilde net vragen of ze gek was geworden toen ik stemmen hoorde en nog geen twee seconden later stonden er zes mannen op de open plek. Ze waren ons gevolgd. Toen ging alles heel snel. We werden opgepakt voor hekserij en naar het Steen gebracht, de plek waar bijna alle dieven, moordenaars en heksen die betrapt worden aan hun einde komen.

140 | De Wondere Pluim | 2012 |

Nu zit ik dus in een van de donkere kelders van het Steen. Ik zal mijn verloofde nooit ontmoeten, nooit een mooie lap grond bezitten en nooit grootmoeder worden genoemd. Mijn rode haar voelt vies en vochtig aan. Ik zal lelijk sterven. IK HAAT VADER.

Ondergetekende,Anne-Helène van Toom

Marieke Ornelis12 jaar

Steinerschool

| De Wondere Pluim | 2012 | 141

GiRAf + mUiS

Dit verhaal gaat over een giraf en een muis. De muis wilde heel graag eens groot zijn. Zo groot dat hij boven iedereen kon uitkijken. Zo groot als een giraf. De giraf wilde heel graag eens klein zijn. Zo klein dat hij door alle gaatjes kon kruipen. Zo klein als een muis.

Terwijl de giraf naar de kapper was om zijn nek te laten afknippen, was de muis onderweg naar een speelgoed-winkel om stelten te kopen. Ze liepen allebei heel hard omdat ze het heel graag wilden. Opeens botsten ze tegen elkaar. Superhard! Zo hard dat er nog maar één dier over was. Een ‘giruis’.De kop van de muis kwam als eerste bij bewustzijn. Hij zag dat hij op een grote nek stond. Dan werd de kop van de giraf wakker en die zag dat hij aan een staart hing. Als hij naar de andere kant keek, zag hij zes poten.Een nieuwe diersoort was ontstaan: de giruis.Een dier met twee koppen: een kop aan een lange nek en de andere kop aan een staart.Het had ook zes poten en het was rood met gele en bruine vlekken.Beide koppen waren heel blij.De muis was nu groot. En de giraf kon zijn kop op de grond leggen.“Zalig”, zeiden de twee koppen tegelijkertijd.Drie poten gingen naar links en de andere naar rechts. De miserie begon! De twee koppen van de giruis begonnen te overleggen. “Naar waar wil je?”, vroeg de kop van de giraf. “Naar mijn huis”, antwoordde de muis. “Maar daar passen we niet meer in”, zei de kop van de giraf. “Ik stel voor dat we naar mijn huis gaan”, zei de giraffenkop, “ik woon in een oerwoud.” Dus ging de giruis naar het oerwoud.

142 | De Wondere Pluim | 2012 |

Daar moest hij over een boomstam wandelen om over de rivier te gaan. Maar met zes poten is dat niet zo handig! De giraf viel in het water. Hij ging mee met de stroom. Geluk-kig kon het dier zwemmen, anders was het nu al gedaan met de giruis. De giruis moest zijn nek opplooien om niet tegen al de takken te botsen. Maar hij hield het niet lang vol en zijn nek floepte omhoog. BONK! De kop van de muis zat nu vol schrammen. En de kop van de giraf was kletsnat. Ze vonden het allebei niet leuk om een ander dier te zijn. Toen kwamen ze een olifant tegen en die hielp de giruis uit het water.De twee koppen kwamen voor één keer overeen. Ze besloten om naar de dokter te gaan. Bij de dokter werd er van één dier twee dieren gemaakt. De twee dieren waren allebei heel blij en wisten nu dat ze geen ander dier wilden zijn.

Warre Clarys11 jaar

Wereldschool

| De Wondere Pluim | 2012 | 143

2 VERLiEfDEN,

Bo droomde al maanden van dat ene meisje dat hij altijd net niet kon pakken, dat altijd net door zijn vingers glipte.

In het rustige stadje waar Bo al heel zijn leven woonde, was de zomervakantie voorbij en was het al weer tijd voor de eerste schooldag. Zijn vriend Link kwam hem ophalen met zijn stokoude ‘Mercedes-Benz 500’. Samen gingen ze naar school en onmiddellijk zag Bo een vreemde auto. Hij kende alle auto’s van de stad, elke mens, alles. Niets had hij nog niet gezien in dat kleine ministadje. Behalve de villa van Mister Raven. Die man kwam nooit buiten, alleen zijn grote zwarte hond – wat eigenlijk meer een wolf was – liep altijd buiten. De hond had van die grote bruine ogen, net een mens. Toen ze bijna aan het parkeerterrein waren, zag Bo een nieuwe auto, een LIJKWAGEN. Dat was de auto van Mister Raven, maar er zat een meisje in. Een mooi meisje, zwart haar, bloedrode lippen en felgroene ogen. Bo keek zijn ogen uit en was op slag verliefd. Het meisje keek niet op of om en toen hij op het parkeerterrein aankwam, was zij al naar binnen.De eerste vier lessen gebeurde er niets. Bo hoopte dat hij enkele lesuren met haar zou hebben, maar dat bleek niet zo, tot het zesde lesuur. Hij stapte het lokaal binnen en was alweer helemaal van slag. De lerares kwam al binnen, dus Bo moest maken dat hij op zijn plaats zat. Hij koos de plaats rechtover haar. Juf Duchannes stelde voor dat het meisje even over zichzelf kwam vertellen. Het werd onmiddellijk Bo’s lievelingsjuf. Ze stelde zichzelf voor als Taylor, Taylor Banachina, en zei voor de rest alleen maar dat ze nu voor enkele jaren bij haar oom Raven logeerde,. De les begon en Bo keek alleen maar naar de wonderbaarlijke Taylor.

1 VLOEk EN 1 GRAf

144 | De Wondere Pluim | 2012 |

Eenmaal terug thuisgebracht door Link, kwam Anna - de ‘hulpjuf’ die sinds de dood van zijn moeder bij hem en zijn vader woonde – op hem afgestormd en zei dat hij onmid-dellijk moest komen kijken naar tv . Daar stond hij, op de speelplaats. Blijkbaar waren er journalisten die de school hadden gefilmd en hij was nu op tv. Hij ging bijna wenen! Daar stond hij, suf voor zich uit te staren, met zijn handen in zijn zakken. “Oh oh oh, dat zag heel de stad?!?” Anna keek hem boos aan: “Dat ben jij, ja. De jongen die ik heb opgevoed. Waarom sta je daar zo belachelijk ... ?” Bo wilde het niet eens weten. Hij wist dat hij naar Taylor keek. Woedend op zichzelf stortte hij zich op zijn bed en viel in een diepe slaap.Hij stond in een moeras. Met al zijn krachten hield hij zich boven water, maar daar, ineens uit het niets, kwam zij. Zij had nog meer moeite om zichzelf te redden. Hij pakte haar vast en zou haar nooit meer loslaten. Niet zij mocht ver-drinken voor zijn ogen. Ze spartelde en ploeterde, maar het hielp niet. Ze verdronk, en het laatste wat hij zag, waren haar grote groene ogen.Bo schoot wakker en keek naar zijn handen: het water droop eraf. Dat was nu altijd, als zij verdronk in water, dan was hij doorweekt. Als zij verdronk in modder, dan zaten zijn nagels onder de modder. Het was allemaal zo echt. Eén ding wist hij zeker: Taylor was het meisje in zijn droom. Op school keek hij uit naar het meisje.Toen het zover was, zag hij dat Taylor een rode plek op haar arm had, daar waar Bo haar had vastgepakt in zijn droom. Nu wist Bo het zeker. Hij moest en zou te weten komen wat zij met hem te maken had.De volgende weken gingen traag voorbij. Op een dag zaten de populaire meisjes samen aan een tafel in de klas waar Bo en Taylor les hadden. De juf was nietsvermoedend aan het schrijven en de populaire troep bekokstoofde een plannetje om Taylor weg te pesten. Ineens stond Catline (het mooiste meisje van de populaire troep) op en zei: “Taylor Raven,

| De Wondere Pluim | 2012 | 145

want zo heet je toch, waarom neem je je hondje niet eens een keertje mee?” Nu moet je weten dat Taylor alleen maar bij haar oom logeerde en dat hij dus al helemaal niet haar pa was en Taylors achternaam dus helemaal niet Raven was.Haar gezicht werd roodpaars. Dan leek ze zich heel hard te concentreren. Het raam naast de tafel van de populaire troep schoot kapot ... Ze gilden allemaal en hadden allemaal kleine glasstukjes in hun armen en benen. Taylor stond op en rende heel hard weg. Ze negeerde het geroep van de juf en stopte niet met rennen tot ze ineens Bo naast zich zag lopen. “Je moet me vertellen wat alles betekent”, riep Bo. Taylor antwoordde niet en bleef maar verder lopen. Ze kwamen bij Mister Ravens auto aan en Taylor zei: “Stap in, dan kunnen we weg van dit (tuuuut) hol.” Toen kwamen ze aan bij haar villa, wat van dichtbij meer op een kasteel leek. Ze gingen zitten in de tuin onder een gigantische boom. Taylor begon onmiddellijk te wenen en Bo wist niet wat hij moest doen. Dit was de eerste keer in zijn leven dat hij verliefd was. Toch lukte het hem om haar te troosten en kreeg hij alles eruit. Hij onderbrak haar niet één keer en luisterde vol spanning. Later, toen hij in bed lag, overdacht hij alles nog eens. Taylor was een Caster en haar oom ook, heel haar familie eigenlijk. Casters waren mensen die vlak voor hun zestien-de jaar konden toveren. Op hun zestiende verjaardag werd beslist of ze duister of licht werden. Duister betekende dat je alle mensen kon maken hoe je dat zelf wilde. Als je dat wou, kon je ze zelfs ineens laten sterven. Licht betekende dat je alles kon doen wat je wou, maar dan met goede bedoelingen. Haar verjaardag was binnen een week. Het ergste voor Bo was dat een duistere Caster niets meer met zijn of haar vriendje te maken wou hebben. Bo en Taylor deden er alles aan om uit te zoeken wat Taylor ging worden, maar het lukte niet.

146 | De Wondere Pluim | 2012 |

De dag kwam eraan en ze werd Duister. Ze riep tegen Bo dat hij een sukkel was en dat ze hem nooit meer wou zien. Dat brak zijn hart. Het laatste wat hij van haar zag, waren de grote, groene ogen. Na twee dagen zonder Taylor werd het Bo te veel. Hij hoopte dat Taylor gelukkig was en pleegde zelfmoord. De laatste gedachte was dat Taylor had wat ze wou, gewoon gelukkig. Met de groene ogen voor zich. LEEGTE.

p.s. Mister Ravens hond had zijn ogen en Mister Raven zag alles wat zijn hond zag.

Anastazija Vojinovic12 jaar

Prins Boudewijn

| De Wondere Pluim | 2012 | 147

VERbODEN VRiENDSCHAp

Ergens in een reservaat in Amerika, woonde het indiaanse meisje Dina. Ze woonde met haar familie in een huis aan de rand van een klein dorpje. Dina was twaalf, maar had geen vrienden en geen paard. Normaal kregen indianenkinde-ren een paard voor hun tiende verjaardag, maar haar pony was na een jaar gestorven aan een ziekte. Het gebied waar ze woonde werd steeds kleiner, doordat de blanken steeds meer land innamen.

3 januariHet nieuwe jaar was net aangebroken en het was een strenge winter. Dina was op weg naar haar lievelingsplekje in het bos. Het was een (stok)oude eikenboom aan de rand van een miniwaterval. Er heerste een doodse stilte in het bos. Alles was wit en de sneeuw kraakte onder haar hertenleren laarzen. Maar toen ze aankwam, zag ze tot haar verbazing dat er een paard stond vastgebonden aan haar boom. Ze liep zachtjes op het paard af. Het was lichtgrijs en had zilverwitte manen. Het beest besnuffelde haar nieuws-gierig en blies zachtjes tegen haar hand. Die legde ze op zijn neus en vroeg: “Wie ben jij schoonheid?”“Dat zou ik beter aan jou vragen!” Verschrikt draaide Dina zich met een ruk om. Voor haar stond een jongen van ongeveer dertien, veertien jaar. “Wie ben je en wat doe je hier, zeg op!” zei Dina.“Wouw, rustig, zijn indianen altijd zo argwanend?”“Nee”, antwoordde Dina, “alleen als iemand er uitziet zoals jij!” Daar had ze een punt, want de jongen had geen donkere huid, zwarte haren en bruine ogen. Nee, hij had een blanke huid, blonde haren en felgroene ogen. Ze moest toegeven dat hij voor een blanke best knap was. “Ik ben Pablo”, zei hij met een kleine buiging en een speelse glimlach op zijn gezicht. “En dit is mijn paard, Zilveren

148 | De Wondere Pluim | 2012 |

bliksem.”“Ik ben Dina en dit is ‘mijn’ boom”, zei ze uitdagend. De rest van de dag bleven Pablo en Dina samen praten, paardrijden en sneeuwballengevechten houden. Er was geen enkel moment dat je ook maar iets kon merken van de vijandschap tussen indianen en blanken. Uiteindelijk lagen ze uitgeput naast elkaar in de sneeuw. Ze keken elkaar aan. “Ik wou dat deze dag eeuwig duurde, maar ik moet helaas gaan”, zei Pablo. “Ja, ik ook, vaarwel!” zei Dina.“Hoezo, vaarwel?”“Je denkt toch niet dat we elkaar na vanmiddag ooit nog mogen zien?!”“Je hebt gelijk, dat zou volledig tegen de regels zijn!”, antwoordde Pablo. Toen schoten ze allebei in de lach. Pablo sprong op zijn paard. “Morgen, zelfde tijd?”, vroeg hij. “Morgen, zelfde tijd!” Ze namen afscheid en gingen er allebei vandoor. Ze hadden die dag een speciale vriendschap gesloten en niets of niemand, geen oorlog of geen regel, zou dat ooit verwoesten.

Anaïs Wouters12 jaar

Steinerschool

| De Wondere Pluim | 2012 | 149

mENEER bOON iN

Het was een gewone dag in Erwtenland, maar ze zagen iets vreemds. Ineens kwam er een boon uit de lucht gevallen. Een paar kleine erwtjes gingen rond hem staan en vroegen: “Wie ben jij?”“Ik ben meneer Boon, maar jullie mogen van mij ook gewoon Boon zeggen, hoor.”De kleine erwten vonden hem maar saai, dus gingen ze verder tikkertje spelen. Meneer Boon was een beetje droevig, maar dat ging al snel over want in de verte zag hij een groepje erwten (volwassen erwten) staan. Hij raapte al zijn moed bij elkaar en stapte met een smile op zijn gezicht naar het groepje. Meneer Boon vroeg aan één van de grote erwten: “Euhm, pardon, maar wie zijn jullie?” De grote erwten zagen hem niet eens staan, dus slenterde meneer Boon verder op zoek naar erwten die hem leuk vonden. Ondertussen was meneer Boon in een heel drukke straat terechtgekomen. Boon keek eerst heel goed rond of er geen peulbussen of peulauto’s aankwamen en stak over op het erwtenpad. De erwten op het pad zagen er zielig uit, maar hij wist niet hoe hij ze moest helpen, dus liep hij rustig verder. Een eindje verderop zag hij een peulhalte en liep ernaartoe. Meneer Boon zag ook nog een paar doperwten. Hij vroeg aan hen: “Waar gaan jullie naartoe? Gaan jullie werken misschien?”“Maar nee! Wij zijn doperwten! Wij hebben geen werk! Wij zijn werkloos!” De doperwten waren helemaal niet vriende-lijk tegen meneer Boon, dus Boon wandelde verdrietig weg zonder een woord te zeggen. Hij ging weer op zoek naar nog andere erwten die hij misschien wel leuk vond. Hij zocht met goede moed en vond een paar spliterwten. Me-neer Boon keek rond, maar er stond niemand in de buurt. Hij wou er eerst over nadenken, maar dat zou veel te lang

ERWtENLAND

150 | De Wondere Pluim | 2012 |

duren en dan zouden de spliterwten al lang weg-gelopen zijn. Dus ging hij traag en met een bang hart naar hen toe en vroeg: “Hallo, wie zijn jullie?” De spliterwten keken eerst heel raar, maar zeiden dan heel vriendelijk: “Wij zijn Jef, Jos en Jip. En wie ben jij?” Meneer Boon wou zijn naam zeggen, maar opeens kwam er een oude oma-erwt naar hem toe en zei: “Pas op! Laat je niet doen! Ze hebben een gespleten persoonlijkheid.”Meneer Boon begreep het direct en ging naar het oude vrouwtje. Hij zag dat iedereen naar een plekje liep. Boon vroeg aan de mevrouw waarom iedereen doorliep. Het oude mevrouwtje legde uit dat er een soort wedstrijd was. Er werden een paar erwten uitgekozen die ze dan plantten. Daarna keken ze wie de mooiste plant geworden was. “Ooh”, dacht Boon, “dat is niets voor mij.” Maar Meneer Boon had niets te doen en dus ging hij kijken.Hij was net op tijd, want ze gingen kiezen. En de eerste was Max! Iedereen juichte en zo ging het verder, tot de voorlaatste. Maar toen kwam de laatste. Meneer Boon was wel benieuwd, want hij had geen idee wie het zou kunnen zijn. “En de laatste is, meneer Boon!” Iedereen keek raar op, maar ze gaven toch een applaus uit respect. Maar nu ging het pas echt beginnen. Alle negen erwten werden in de grond gestopt en meneer Boon ernaast. Toen kwam er een reuzengieter en die besproeide de negen erwten en meneer Boon.Opeens zag iedereen iets wat hij nog nooit had gezien. De plant van meneer Boon was supergroot. “Oké, beste erwten! Ik denk dat de uitslag wel duidelijk is dit jaar. De winnaar is meneer Boon!” Iedereen was heel blij en ze vonden meneer Boon en zijn kinderen super.

Emma Kips11 jaar

Sint-Anna Goethe

| De Wondere Pluim | 2012 | 151

Verhalen van kinderen uit het zesde leerjaar, Nederlands tweede taal

HOOR JE mE NOG?

Ik zal die dag nooit vergeten, de dag dat ik je voor het laatste zag, de laatste keer dat ik die glimlach zag die ik zo graag had, de laatste keer dat ik die blinkende ogen zag ...Die dag herinner ik mij de vakanties die we samen aan de kust hebben doorgebracht, de avonden dat we samen gingen eten en ook de dag dat mama aan mij vertelde dat je kanker had.Je hebt zo veel gevochten om van die kanker af te geraken en ik heb daarvan geleerd dat je in het leven altijd hoop moet hebben.Ook ben ik blij dat ik die dag van jou afscheid heb genomen. Die dag was voor mij geen afschuwelijke dag, maar was een van de mooiste dagen van mijn leven. Ik zal je nooit vergeten.

Je kleinzoon die van je houdt.

Aan mijn opa die te vroeg gestorven is ...

28 september 1944 – 1 augustus 2011

Miles Weberman11 jaar

Tachkemoni

152 | De Wondere Pluim | 2012 |

DE WONDERE pLUim

Er was eens een meisje dat in het park een zandkasteel maakte. Ze vond in het zand een klein kistje dat open was. Ze keek wat er inzat. Het was een pluim. Maar niet zomaar een pluim. Want toen ze het kistje opendeed, kwam er veel licht uit!Toen ze terug naar huis ging, pakte ze een blad. Ze kon ermee schrijven zonder inkt. De pluim schreef de mooiste gedichten en verhalen. Op een gegeven moment begon de pluim te praten.“Ik voel me niet goed”, zei ze.Het meisje vroeg: “Wat is er?”“Ik moet de wondere inkt hebben, anders kan ik niet meer zo mooi schrijven”, antwoordde de Wondere Pluim. “Waar is de wondere inkt dan?”“Waar je het kistje hebt gevonden.”“Op dezelfde plek?” vroeg het meisje.“Nee, daar dichtbij.”Het meisje ging naar het park. Ze zocht in het zand, maar ze vond niets. Naast haar kwam er een vogel. Hij wilde haar iets laten zien. Het vloog weg. Het meisje volgde de vogel. Hij stopte aan een boom en begon te fluiten. Ze vond de wondere inkt tussen de struik. Ze ging terug naar huis en gaf de wondere inkt aan de Wondere Pluim. Toen voelde de pluim zich beter. En nu schrijft de Wondere Pluim mooiere gedichten en verhalen.

Nawal Harrad11 jaarSpiegel

| De Wondere Pluim | 2012 | 153

DE VROUW mEt kANkER

Op een dag kwam een man naar zijn vrouw: “Vrouw, ik wil van u scheiden!” “Wablief”, zei de vrouw, “waarom?” Ze begon te wenen. Omdat de man zoveel medelijden had met zijn vrouw, zei hij: “Ik geef je mijn huis, auto en 30 % van mijn aandelen.” (De man had een bedrijf.) Daarna zei hij: “Ik hou van mijn minnares. Daarom doe ik dit.”

Tweede dagDe man ging naar zijn bedrijf, maar bleef daar niet lang, want daarna ging hij naar zijn minnares. Hij kwam laat in de avond terug. Toen hij thuiskwam, zag hij zijn vrouw schrijven. Zonder iets te zeggen, kroop hij in bed.

Derde dagToen de man ‘s morgens opstond, zag hij zijn vrouw nog altijd schrijven. Eindelijk was ze klaar. “Man, ik wil dat onze zoon niets weet, want hij heeft examens. En als hij weet dat je een scheiding hebt gevraagd, dan heeft hij nog meer stress.En ik wil nog iets. Ik wil dat je me een maand lang elke dag na je werk over de drempel van ons huis naar binnen-draagt, net zoals op onze trouwdag.”“Oké”, zei de man.

Dus toen hij van zijn werk kwam, droeg hij zijn vrouw over de drempel. Het was voor hen allebei ongemakkelijk. De tweede dag deed hij het opnieuw. De zoon zei op de derde dag tegen zijn moeder: “Mama, papa komt straks van zijn werk en hij gaat je weer dragen. Papa houdt van jou, heel erg veel.”

154 | De Wondere Pluim | 2012 |

Elke dag voelde de man meer voor zijn vrouw, maar hij voelde ook dat zijn vrouw elke dag lichter en lichter woog. De maand was om. Omdat de man weer veel van zijn vrouw hield, ging hij naar zijn minnares en zei: “Ik hou van mijn vrouw. Ik wil niet scheiden.”

De man ging een groot boeket bloemen halen. Toen hij terug thuis was, zag hij zijn vrouw dood op het bed. Bleek dat de vrouw kanker had en dat de dokter had gezegd: “Je hebt nog een maand te leven.”

Fatimazahra Gadoura11 jaar

Zonnebloem

| De Wondere Pluim | 2012 | 155

DE WONDERE pLUim

“Stilte”, riep Juf Carina. We zaten in de eetzaal met Nada en Berina en nog wat meisjes, te wachten tot de uitleg klaar was om ons verhaal voor de Wondere Pluim te schrijven. “Jullie mogen straks water komen halen, als je dorst hebt. En als je niet weet welke titel je moet nemen, wij hebben een paar titeltjes. Meester Raf gaat ze nu lezen.” Meester Raf begon: “101 Chinezen, De pratende sok of De verliefde vulkaan?” Zo ging hij verder. Achter ons zaten Jesse, Abdel, Salah-Eddin, Ferri en Ferno. De andere meisjes en jongens zaten in de klas. Zij wilden niet schrijven. De refter zat wel vol. Heel veel kinderen gingen water halen. Nada schreef: ‘Mijn eerste vakantie’, Berina: ‘De ergste vakantie’. Twee vakanties dus. De directeur nam foto’s. Heel veel kinderen waren al klaar. Raar, ik vond dat veel te snel. Maar het waren kinderen van het eerste en tweede leerjaar, die al moe waren. Maar ook heel veel die al aan hun tweede of zelfs aan hun derde blad bezig waren. Er stond rustige klassieke muziek op, velen waren aan het praten. De meesten konden zich daardoor niet concentreren. Meester Raf vroeg of we stiller wilden zijn.

De refter was al niet meer zo druk als in het begin. Een jongen zei hardop: “Ik heb nog nooit zoveel geschreven”, met een Nederlands accent. Achter mij waren Ferri en Jesse de hele tijd aan het fluisteren. Ik dronk een beetje water. Het jongetje met het Nederlandse accent begon weer te praten. Ermin van mijn klas zat voor mij, niet aan mijn tafel, maar aan de volgende. Hij vroeg : “Ben jij klaar?”

Toen het niet meer zo druk was, zag ik Ousman en Nouredinne. Juf Kristel kwam binnen om tegen een paar kinderen wat te zeggen. Ik weet niet wat. Uit de speelplaats

156 | De Wondere Pluim | 2012 |

kwam er geschreeuw. Nu zag ik Mohammed rare gebaren maken. Meer kinderen namen blaadjes. Nouredinne was zenuwachtig tegen zijn tafel aan het praten. Niemand reageerde. Iedereen was volop aan het schrijven. Juf Carina was de blaadjes van de leerlingen, die klaar waren, aan het sorteren.

Opeens ging het brandalarm af. Eerst snapte niemand het, maar Juf Carina riep: “Brand! Geen paniek ...” Maar voor ze uitgepraat was, begon iedereen te gillen en weg te lopen. De helft was weg, maar wij zaten er nog. Toen zagen we brand van de twee deuren. Hoe moesten we er nu uit? Ik riep naar Meester Raf: “Bel de brandweer nu!” Hij deed dat. Nu moesten we wachten. Juf Carina vulde de kannen met water en goot ze op het vuur. Opeens zag ik veel water. De meeste leerlingen die er nog waren, waren nat, maar de brand was er nog. Iedereen was bang. Opeens viel Chi-Chi flauw. Zelal riep: “Chi-Chi!” We waren toen echt heel bang. Meester Raf probeerde Chi-Chi water te geven zodat ze wakker werd. De leerlingen van het derde en vierde begonnen te huilen. Meester Raf riep boos: “Waar blijft die brandweer?!” Hij belde nog een keer. Ze namen niet op. Het was 10 uur. De hele school was al buiten, behalve wij. De brand kwam midden in de refter. Niemand durfde nog naar de overkant. Maar de andere kant kon ook niet naar onze kant komen.

Ik voelde me duizelig. Ik had hoofdpijn, buikpijn. Ik dronk water, maar het hielp niet. Ik viel flauw. Ik voelde niets meer, alleen het water dat ze in mijn gezicht goten. Ik denk dat Berina riep: “Tugba!” Mijn hele klas zat te kijken. Iedereen was zo bang dat ze harder begonnen te huilen. Meester Raf zei: “Geen paniek.” Ik voelde me al beter. Ik was wakker.Iemands schoen was in brand. Ze schreeuwde het uit. Juf Carina riep: “Schoen uit!” Ze deed haar schoen uit. Haar

| De Wondere Pluim | 2012 | 157

schoen was helemaal verbrand. Toen zagen we dat iemand water spoot. Ik was opgelucht. Maar onze jassen waren verbrand. Het was ondertussen al 10.25 u. Sommigen huilden nog. Meester Raf lachte en riep opgelucht: “De brandweer is er, de brandweer is er!”Ik was nog steeds duizelig. Vandaag was mijn ergste dag op school. Morgen zou ik niet naar school komen. Eigenlijk moest morgen niemand naar school komen. De brand was al minder. Het liefst was ik thuis geweest, zoals Amira die die dag was thuisgebleven. De brandweermannen waren binnen en ze stuurden ons naar buiten. Ze beschermden ons tegen het vuur omdat ze pakken aan hadden die tegen vuur konden. Zo ging iedereen, maar wij als laatsten, want wij zijn het zesde. Toen ik buiten was, vroeg iedereen wat er gebeurd was. Ik kon het niet vertellen. Daarom heb ik het opgeschreven en gaan zij het lezen.

Wat mij die dag is overkomen, was erg. Toen ik buiten was, zag ik mijn ouders. Ik liep naar hen en ik omhelsde hen en huilde, gewoon huilen. De directeur kwam naar buiten en riep: “Deze week moet niemand naar school. We moeten eerst de schade herstellen!”Toen gingen we naar huis, ik sliep ... Ik droomde deze dag. Het was een nachtmerrie. Ik wil dit nooit meer.

Tugba Güney11 jaar

Evenaar

158 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 159

HEt bEELDSCHONE bOEkEt

Het was een duistere nacht.De wind waaide binnen.Geen wachter hield de wacht.Myriam kroop zachtjes in haar fluwelen deken.Geduldig wachtte ze de ochtend af.Het was volle maan, dat was een teken. Myriam kon niet slapen, ze dacht aan Willem, de liefde van haar leven. Ze voelde een heel koud windbriesje op haar rug kruipen. Ze begon te beven. Ze zag de regendruppels over de rozen druipen. Plotseling zag ze iets bijzonder. Zonsondergang, een mooi versierde brief wapperde haar kamer binnen. Versteld keek ze naar het mooie lint dat om de brief was geknoopt. Onzeker opende ze de brief.Er stond in een beeldschoon middeleeuws geschrift:“Je bent zo lief als duizend mooie madeliefjes. Je bent zo mooi als duizend rode rozen. Je bent zo romantisch als een grote bloeiende narcis ...En samen ben jij een prachtig boeket ...”

Het was Willem die zenuwachtig voor haar raam stond te bibberen. Myriam gaf hem een kus en hij bloosde. Het was een prachtige zonsondergang.

Gabrielle Szwarcenberg11 jaar

Techkemoni

160 | De Wondere Pluim | 2012 |

ik WENS NiEUWE OUDERS

Ik werd wakker om 6 uur ‘s morgens. Iedereen was aan het slapen: mama, papa en Fien. Ik ging naar beneden en zag dat de cadeautjes er al lagen. Die dag was ik jarig. Ik werd 12 jaar. Opeens kwam Fien. Ze zei dat ik de cadeautjes niet mocht opendoen. Fien is mijn kleine zus, ze is 9 jaar. “Lotte, laat die cadeautjes”, zei Fien tegen me. Toen kwamen mijn ouders naar beneden. “Wat een lawaai zeg”, zei mijn papa. Je moet weten dat mijn ouders hele rustige, saaie mensen zijn.Toen zei mijn mama: “Lotte, we weten dat je vandaag jarig bent, dus we gaan vandaag een feestje geven.”“En wie komt er dan?”, vroeg ik.“Euhm, gewoon wij”, zei mijn mama.“Wie is wij?”, vroeg ik.“Gewoon, ik, jij, Fien en papa.”“Pfff ... waarom niet opa of oma of m’n vriendinnetjes van school?”, vroeg ik.“Liefje, je weet dat we niet tegen lawaai kunnen, dus daarom gaan we een klein familiefeestje geven.”Ik ging naar mijn kamer. Soms wou ik dat mijn ouders anders waren, zoals alle ouders. Maar nee, dat gaat niet. Ik heb oersaaie ouders. “Lotte! Kom naar beneden. Doe je cadeautjes open. Het zijn superleuke cadeautjes”, zei mijn mama. Dus ging ik naar beneden. Daar stonden ze op een rij: mama, papa en Fien. “Doe je cadeautjes nu open.”“Oké”, zei ik. Ik deed het eerste cadeautje open. Daarin zat een scheikundeboek.“Leuk hé”, zei mijn papa.“Nee, ik snap er niets van en het is saai”, zei ik.“Maar ik dacht dat je het leuk zou vinden.” “Ja, alle nerds. Je weet goed dat ik scheikunde haat.”“Oké dan”, zei mijn mama, “mijn cadeautje.” Ik maakte het cadeautje open. Weet je wat daar inzat? Een boek over het

| De Wondere Pluim | 2012 | 161

menselijk lichaam. “Nog een boek?!”, zei ik.“Ja”, zei mama. Ik en je vader dachten dat je blij zou zijn met die cadeautjes omdat we die boeken superleuk vinden.”“Weet je wat”, zei ik, “je mag die boeken houden.”“Wat?”, zei mijn mama. Ik werd vuurrood en ging naar boven. Ik deed de deur van mijn kamer dicht en op slot. Ineens kwam er licht in de kamer en verscheen er een mevrouw. Ik vroeg: “Euhm, wwie bent u?” “Ik ben Nina, de tovenares. Je krijgt voor je verjaardag twee kaarsen. Telkens je een kaars uitblaast, komt je wens in vervulling.” Ze gaf me twee kaarsen en een doosje lucifers. Ineens verdween ze in het niets.“Dat was raar”, dacht ik, “zou ik het doen? Ja, dan wens ik meteen nieuwe ouders die nooit saai zijn. Ouders waarvan je knallende feestjes mag geven. Oké, het is maar om te proberen.” Ik deed het kaarsje aan en zei: “Ik wens nieuwe ouders die niet saai zijn, maar cool”, en blies het kaarsje uit. Ik ging naar beneden. Ineens zag ik mijn papa met in plaats van nette kleren een gekleurde T-shirt en een jeansbroek en mijn mama droeg een minirokje en een gekleurde T-shirt. “O, mijn hemel, mijn wens is uitgekomen.” “Kom dan”, zei mama. Ik deed de cadeautjes open. Er zat een busje groene haar-verf in. “Waarvoor is dat?”, vroeg ik. Mama zei: “Voor cool haar.” Papa gaf me een bon van 100 euro om piercings te laten zetten.Ik riep: “DIT GAAT EROVER!!” Ineens werd ik wakker. OEF, het was maar een droom. Ik denk dat als je saaie ouders hebt, het niet zo erg is.

Mina Hamza11 jaar

Sint-Anna Goethe

162 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 163

Duizend maal duizend dank voor de schrijvers van al die verhalen, die laten zien dat voorstellingsvermogen, fantasie en creativiteit in elk van ons zit.Duizend maal duizend dank aan de vele ouders voor het meewerken omdat zij verhalen van kinderen belangrijk vinden.Duizend maal duizend dank aan jury’s, scholen en hun leerkrachten, helpende handen.

Ook dit jaar veel dank aan de sponsors die na het verminderen van de subsidie bijsprongen om mogelijk te maken wat eerst onmogelijk werd.Maar vooral dank aan allen die het woord en het verhaal een plaats geven in ons bestaan.Schrijven is immers denken, dromen, spreken, verbeelden, verklanken, ver........Schrijven is ook laten weten wie we zijn en wat er zich in ons afspeelt.

Het kan enkel duizenden malen gezegd: “De Wondere Pluim nog duizenden keren.”

Tijl BossuytDe Veerman

DUizENDEN DANkWOORDEN

ziJN miJN VERHAAL

164 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 165

iNHOUDVoorwoord Philip Heylen 3 Juryverslag 7

Verhalen van kinderen uit het eerste leerjaar, Nederlands moedertaal

Er waren eens twee dieren Merel Kegel 15Het begin Gustaaf Sioen 16Er was eens een paard Ayla Hoppenbrouwers 17De verliefde vulkaan Ruben Jacobs 18De verliefde vulkaan Dot Van herck 19De vleesetende paddenstoel Gert Santens 20Het meisje en de draak Fee Haazen 21

Verhalen van kinderen uit het eerste leerjaar, Nederlands tweede taal

Rare wereld Madina Tchirmayeva 23Winnaar Imad Berrag 24De raket Mehmet Demir 25Een tijdreizende Ethan Van Moergastel 27De olifant Hitesh Mehta 28De mooiste prinses Erica Ramos Soares 29

WOORDEN BERNARD DEWULF 31

166 | De Wondere Pluim | 2012 |

Verhalen van kinderen uit het tweede leerjaar, Nederlands moedertaal

Het einde is niet volledig Kobe Delbaere 33Roosmarijn Bilal Tehmaoui 35Teddy op reis Bo Grove 36Izabel Lisa Verhoeven 37De verliefde vulkaan Neriah Van den Broeck 38Het bloempje zonder blaadjes Sten van Gestel 39

Verhalen van kinderen uit het tweede leerjaar, Nederlands tweede taal

De haas die nooit geraakt werd Sidrah Choudhry 41Kersenkoekje en de reus Mahnoor Ahmad 42De kapotte regenboog Darlin Bonilla de Leon 43De giraf met de korte nek Mehmet Ali Cilesum 45De ontplofte regenboog Asiya Kizilkiliç 47Chinezen Eitham Tzah 48Een voetballer breekt zijn been Aäron Caremans 49

SCHRIJVEN ALS EEN WOLF GERRIT JANSSENS 51

Verhalen van kinderen uit het derde leerjaar, Nederlands moedertaal

Rikkie is spoorloos Mila Mertens 53Het zonlicht dat niet Martha Verbergt 55overal geraakte Poko, de vleermuis, Lila Thielemans 56en Liezelotje Het chocoladepaleis Marie Costers 59

| De Wondere Pluim | 2012 | 167

Verhalen van kinderen uit het derde leerjaar, Nederlands tweede taal

Hoe voelt het als ik duik Ivana Batchvarov 65De duivel en de engel Eloy De Corte 66De blije regenboog Damla Cengiz 68De pratende sok Fatoumata Barry Lamarana 69Ik wou dat ik een tovenaar was Zeshan Rana Ferreira 72Ik tover nieuwe vrienden Christina Mbungu Mbambi 73

KRIEBELKRACHT ALINE SAX 75

Verhalen van kinderen uit het vierde leerjaar, Nederlands moedertaal

Angst Mona Lahousse 77Blauw Anaclara De Vos 78De pratende sok Dario Torfs 80Gejaagd door de wind Imke Donckers 83De verliefde vulkaan Ditte Dupré 85Het heilige eiland Joaquim Vannot 86

Verhalen van kinderen uit het vierde leerjaar, Nederlands tweede taal

Leo de olifant Sanae Nori 89Fantasieland Arijana Demir 91Het eenzame vogeltje Mahdi Bigdelian 93Ik tover nieuwe ouders Nick Nikolayev 94Het ontvoerde meisje Sandra Bikhan 96

EEN PLUIM VOOR DE WONDERE PLUIM NOELLA ELPERS EN PETER HOLVOET-HANSSEN 97

168 | De Wondere Pluim | 2012 |

Verhalen van kinderen uit het vijfde leerjaar, Nederlands moedertaal

Man in de boom Lore Loyens 99De kroning Ana Dekoning 101Het verhaal van Fien de giraf Siebe Dingemans 105De giraf met de korte nek Lore Brichau 110Een ontwortelde stamboom Emma Deckers 113De valse noot Jord Van Looy 115De brief Marte van der Velde 116Ik wil geen strepen Lisa Baeckelandt 117

Verhalen van kinderen uit het vijfde leerjaar, Nederlands tweede taal

De giraf met de korte nek Pamela Soto Gonzalez 119Het voetbalmeisje Yasmine Aoulad Layaci 121De magische bietenman Chaimae El Boudihi 123Toverende ogen Tara Rimal 125Een arm meisje Fatima Boujida 129Het mooiste kerstcadeau Yannick Zaman 131

GEFELICITEERD JOKE VAN LEEUWEN 133

Verhalen van kinderen uit het zesde leerjaar, Nederlands moedertaal

Letters to god Emma Hessels 135Verklaring Marieke Ornelis 137Giraf + muis Warre Clarys 1412 verliefden, 1 vloek en 1 graf Anastazija Vojinovic 143Verboden vriendschap Anaïs Wouters 147Meneer Boon in Erwtenland Emma Kips 149

| De Wondere Pluim | 2012 | 169

Verhalen van kinderen uit het zesde leerjaar, Nederlands tweede taal

Hoor je me nog? Miles Weberman 151De Wondere Pluim Nawal Harrad 152De vrouw met kanker Fatimazahra Gadoura 153Wondere Pluim Tugba Güney 155Het beeldschone boeket Gabrielle Szwarcenberg 159Ik wens nieuwe ouders Mina Hamza 160

Duizenden dankwoorden Tijl Bossuyt 163

170 | De Wondere Pluim | 2012 |

| De Wondere Pluim | 2012 | 171

WERktEN mEE

22 scholenAfrit Zuid, Emmaüs (Zuidschool), Evenaar, Jonghelincks-

hof (Zuidschool), Klavertjevier, Kolibrie, kRing, Prins Boudewijn, Sint-Aloysius, Sint-Anna Goethe, School aan

de Stroom, Sint-Jozef, Spiegel, Steinerschool, Tachkemoni, Veltwijck, Via Louiza, Wereldreiziger, Wereldschool, Zeven-

sprong, Zonnebloem, Zwemschool.

245 lezende ouders

2.188 schrijvende kinderen

Organisatie Lezende ouders,

in samenwerking met De Veerman vzw

KerngroepSomia BakaliBart BeirlantNaima Falki

Thessa GoossensAnnemie Morbee

Griet PauwelsAnnie Poelmans

Lieven SioenMarina WyckmansTania Witvrouwen

AAN DE WONDERE pLUim

172 | De Wondere Pluim | 2012 |

VakjuryMostafa Benkerroum

Gerrit JanssensRachida Lamrabet

Aline SaxJoke van Leeuwen

LogoAb De Nijs Bik

Ingrid De Decker

AffichesCarlos Dekeyrel

TrofeeThessa Goossens

Drukwerkwww.printshop.be

De

Won

dere

Plu

im |

201

2

EEN INITIATIEF VAN LEZENDE OUDERS

IN SAMENWERKING MET DE VEERMAN VZW

J a a r10

EXTRA BIJDRAGE VAN

Bernard Dewulf, Gerrit Janssens, Aline Sax,

Het Kapersnet (Noëlla Elpers en Peter Holvoet-Hanssen)

en Joke van Leeuwen

STAD ANTWERPEN

DIT BOEK WERD GEREALISEERD

mede dankzij de steun van de Stad Antwerpen, Antwerpen Boekenstad

en de Orde van den Prince, afdeling Land van Ryen

De

Won

dere

Plu

im |

201

2

EEN INITIATIEF VAN LEZENDE OUDERS

IN SAMENWERKING MET DE VEERMAN VZW

J a a r10

EXTRA BIJDRAGE VAN

Bernard Dewulf, Gerrit Janssens, Aline Sax,

Het Kapersnet (Noëlla Elpers en Peter Holvoet-Hanssen)

en Joke van Leeuwen

STAD ANTWERPEN

DIT BOEK WERD GEREALISEERD

mede dankzij de steun van de Stad Antwerpen, Antwerpen Boekenstad

en de Orde van den Prince, afdeling Land van Ryen