blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden...
Transcript of blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden...
Taalb
lokken
Le
erw
erk
bo
ek
Ne
de
rlan
ds
Leerwerkboek Nederlands
Taalblokken
1F
| A
22
F | B
1
ISBN 978 90 345 6713 0
513447
Leerwerkboek Nederlands In dit Leerwerkboek staan uitleg en oefeningen bij
Taalblokken 2. De inhoud van het Leerwerkboek
is gebaseerd op het Referentiekader taal en het
Raamwerk Nederlands voor het (v)mbo. In het
Leerwerkboek komen per niveau (1F l A2 en 2F l B1)
de volgende onderdelen aan bod:
• Grammatica. Wat zijn de regels?
• Spelling. Hoe schrijf je dat?
• Functionele theorie. Hoe doe je dat?
Taalblokken 2 bestaat uit:
• De website, met blokken, toetsen en theorie (uitleg
en oefeningen)
• Taalwijzers voor Nederlands, Engels en Duits met
theorie
• Leerwerkboeken voor Nederlands, Engels en Duits
met theorie (uitleg en oefeningen)
TaalblokkenPrecies leren wat je nodig hebt.
AuteurMiekske van der Sman
EindredactieDorine de Kruyf
Taalblokken
513447_OM.indd 1513447_OM.indd 1 25-1-10 15:07:1225-1-10 15:07:12
Auteur:Miekske van der Sman
Eindredacteur:
Dorine de Kruyf
Taalblokken
Leerwerkboek
513447_voorwerk.indd 1513447_voorwerk.indd 1 12-04-2010 07:48:1612-04-2010 07:48:16
Inhoud
3
Inhoud
Woord vooraf 5
Hoofdstuk 1 8Grammatica 1F l A2. Wat zijn de regels?
1 Woorden 81 Het werkwoord 8
2 Het zelfstandig naamwoord 19
3 Het bijvoeglijk naamwoord 22
4 Woorden voor personen 26
5 Verwijswoorden 29
6 Dit, dat, deze, die 31
2 Zinnen 331 Woordvolgorde 33
2 Hoofdzin en bijzin 35
Hoofdstuk 2 40Spelling 1F l A2. Hoe schrijf je dat?
1 Letters en klanken 401 Letters en klanken 40
2 Klinker en medeklinkers 42
3 Tweeklanken 44
4 Lettergrepen 45
5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49
6 Het werkwoord 50
7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58
8 Woorden die je anders schrijft dan zegt 60
2 Leestekens 631 Hoofdletters en punten 63
2 Vraagtekens en uitroeptekens 64
Hoofdstuk 3 68Functionele vaardigheden 1F l A2
1 lezen 681 Hoe ziet een tekst eruit? 68
2 Hoe is een tekst opgebouwd? 72
3 Signaalwoorden 79
4 Informatie zoeken 80
5 Schema’s, tabellen en grafi eken 85
6 Symbolen en afkortingen 87
2 Schrijven 901 Hoe schrijf je een informele brief? 90
2 Hoe schrijf je een formele brief? 91
3 Hoe schrijf je een envelop? 93
4 Hoe schrijf je een kaart? 94
5 Hoe schrijf je een e-mail? 95
6 Hoe vul je een formulier in? 96
7 Hoe schrijf je een verslag? 97
8 Wat schrijf je? 98
3 Luisteren 1001 Non-verbale communicatie 100
4 Gesprekken voeren 1021 Formeel / informeel taalgebruik 102
5 Spreken 1041 Een presentatie houden 104
513447_voorwerk.indd 3513447_voorwerk.indd 3 12-04-2010 07:48:1712-04-2010 07:48:17
Taalblokken Nederlands
4
Hoofdstuk4 108Grammatica 2F l B1
1 Het werkwoord 1081 Hulpwerkwoorden 108
2 Onregelmatige werkwoorden 109
3 Werkwoorden met be-, ont-, ver-, her-, er-, en ge- 111
4 Werkwoorden met voorzetsels 112
5 Zich wassen, zich aankleden 114
6 Het werkwoord ‘worden’ 115
7 Het wetrkwoord ‘zullen’ 116
2 Zinnen 1191 De jongen die… / Het meisje dat… 119
2 Een bevel geven 121
3 Hoofdzin en bijzin 122
4 Woordvolgorde 123
5 Directe rede 125
6 Indirecte rede 126
Hoofdstuk 5 130Spelling 2F l B1
1 Woorden 1301 Het zelfstandig naamwoord 130
2 Het bijvoeglijk naamwoord 139
3 Het werkwoord 140
2 Leestekens 1431 komma’s en dubbele punten 143
2 Aanhalingstekens 144
3 ’s Nachts en ’s morgens 145
Hoofdstuk 6 148Functionele vaardigheden 2F l B1
1 Lezen 1481 Hoe is een tekst opgebouwd? 148
2 Strategieën 155
3 Signaalwoorden 161
4 Feiten en meningen 166
5 Informatie zoeken 168
2 Schrijven 1721 Hoe schrijft je een sollicitatiebrief? 172
2 Hoe schrijf je een memo? 184
3 Hoe schrijf je een rapport? 185
4 Hoe schrijf je een samenvatting? 187
5 Grafi sche informatie? 195
3 Luisteren 2001 Aantekeningen maken 200
2 Samenvattingen in hoofdlijnen: stappenplan 201
4 Gesprekken voeren 2031 Een gesprek voorbereiden en evalueren 203
5 Spreken 2041 Hoe spreek je je publiek aan? 204
2 Een presentatie houden 205
Trefwoorden 209
513447_voorwerk.indd 4513447_voorwerk.indd 4 12-04-2010 07:48:1712-04-2010 07:48:17
Inhoud
5
Woord vooraf
Wat is het Leerwerkboek?In dit Leerwerkboek staat theorie waarmee je direct kunt oefenen. Het bevat de volgende onderdelen:
• Grammatica. Wat zijn de regels?
• Spelling. Hoe schrijf je dat?
• Functionele theorie. Hoe doe je dat?
Hoe werk je met het Leerwerkboek?Je gebruikt dit Leerwerkboek naast de website. Op de website staan veel praktische oefeningen en taaltaken. Het
Leerwerkboek bevat theorie en oefeningen. Door te oefenen in dit Leerwerkboek kun je de oefeningen en de taaltaken van de
website beter maken. Jouw docent bespreekt met je wat je het beste kunt doen in dit Leerwerkboek.
Per hoofdstuk wordt alle theorie bij een bepaald niveau behandeld. In elk hoofdstuk staan 3 paragrafen.
In de eerste paragraaf staat bijvoorbeeld alles over het voltooid deelwoord en het bijvoeglijk naamwoord.
In de tweede paragraaf vind je informatie over spelling, bijvoorbeeld over wat je aaneen schrijft of los en over het gebruik van
hoofdletters.
De laatste paragraaf, paragraaf 3, geeft je veel houvast als je met taaltaken aan de slag gaat. In deze paragraaf vind je onder
andere voorbeeldbrieven en hulp bij maken van een notitie of een verslag.
Het Leerwerkboek is bedoeld voor leerlingen van alle sectoren en alle leerjaren. Je gebruikt dit boek dus tijdens je hele
opleiding op het mbo.
Wat is de relatie tussen de website van Taalblokken 2 en dit Leerwerkboek?Op de website staan zowel blokken als theorielessen.
De uitleg bij de theorielessen en de uitleg in dit Leerwerkboek komen overeen. Aan de theorielessen op de website zijn extra
oefeningen toegevoegd. Op de website kun je dus verder oefenen met de stof uit dit Leerwerkboek.
In sommige blokken op de website vind je ook theorie. Je zult ook die theorie herkennen uit dit Leerwerkboek.
Oefenen met theorie kan dus zowel op de website van taalblokken 2 als in dit Leerwerkboek.
Veel succes met Taalblokken.
Het Taalblokken team
513447_voorwerk.indd 5513447_voorwerk.indd 5 12-04-2010 07:48:1712-04-2010 07:48:17
Hoofdstuk 1 Grammatica 1F I A2 Wat zijn de regels?
513447-513450_hst1.indd 7513447-513450_hst1.indd 7 22-01-2010 08:38:4822-01-2010 08:38:48
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
8
1 Woorden
1 Het werkwoord – werken, wonen, slapen
Wat is een werkwoord? Een werkwoord geeft aan wat mensen, dieren of dingen doen.
lopen Ik loop . Wij lopen door de stad.
rijden De auto rijdt . De treinen naar Eindhoven rijden vandaag niet.
zien Jullie zien . Tom en Jamila zien elkaar op school.
OEFENING 1
Welke woorden zijn werkwoorden? Zet een kruisje in de goede kolom.
Werkwoord Geen werkwoord
1 doen □ □
2 tussen □ □
3 eet □ □
4 studie □ □
5 leren □ □
6 werken □ □
7 fijn □ □
8 komen □ □
9 groot □ □
10 de □ □
11 blauwe □ □
12 rennen □ □
13 ijzeren □ □
14 geen □ □
15 broeken □ □
OEFENING 2
Onderstreep het werkwoord in de zin. 1 Ik ga naar mijn stagebedrijf.
2 Tamara leest het liefst tijdschriften.
3 Zij werken op dinsdag in de supermarkt.
4 Het schoolgebouw staat in een woonwijk.
5 De baby groeit goed.
6 Wij denken aan het weekend.
7 Voel jij je vandaag niet lekker?
8 Mark en Amélie koken vanavond voor ons.
9 Mijn tv doet het niet goed.
10 Ik moet volgende week naar de tandarts.
WIL JE VERDER OEFENEN, ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2
513447-513450_hst1.indd 8513447-513450_hst1.indd 8 22-01-2010 08:38:4922-01-2010 08:38:49
9
Hoofdstuk 1 Grammatica 1F I A2 Wat zijn de regels?
De werkwoorden dansen, werken en drinken Werkwoorden kunnen verschillende vormen hebben. Als één persoon iets doet, noem je dat enkelvoud .
Ik dans op het feest. Ik werk op een school. Ik drink koffie.
Zij danst met Teun. Jij werkt in een winkel. Joshua drinkt nooit thee.
Noura danst de tango. Hij werkt vandaag niet. Het kind drinkt melk.
Als meer personen iets doen, noem je dat meervoud .
Wij dansen in het café. Malaika en Irene werken bij een boer. Zij drinken niet genoeg water.
Hamid en Lies dansen samen. Jullie werken graag buiten. Wij drinken geen prik.
OEFENING 3
Welke vormen zijn enkelvoud en welke meervoud?
Enkelvoud Meervoud
1 dansen □ □
2 werk □ □
3 drinkt □ □
4 drinken □ □
5 danst □ □
6 werken □ □
7 dans □ □
8 drink □ □
9 werkt □ □
OEFENING 4
Welke werkwoordsvorm is goed? Streep door wat fout is. 1 Ik werk / werken in een restaurant.
2 Hij drinken / drinkt geen frisdrank.
3 Jullie danst / dansen heel goed!
4 Maja drinkt / drink het liefst appelsap.
5 Jij werken / werkt elke zondagavond in de friettent.
6 Wij dansen / danst meestal samen.
7 De gasten drink / drinken veel.
8 De jongen werken / werkt acht uur per week.
9 Ik drink / drinkt nooit alcohol.
10 Zijn ouders werk / werken allebei fulltime.
OEFENING 5
Hoe maak je het werkwoord? Vul de goede vorm in.
1 (kijken) Wij de hele avond tv.
2 (zwemmen) Ik elke zaterdag.
3 (bakken) Jij toch vaak appeltaart?
4 (dansen) De bruid met haar vader.
5 (drinken) Jullie iets op het terras.
6 (beginnen) De nieuwe stagiaires vandaag.
7 (trouwen) In het weekend mijn zus.
513447-513450_hst1.indd 9513447-513450_hst1.indd 9 22-01-2010 08:38:4922-01-2010 08:38:49
10
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
8 (bellen) Jij erg veel, zeg!
9 (vertellen) Mijn oom graag over zijn reizen naar het buitenland.
10 (huilen) Het zieke kind van de oorpijn.
WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2
Het onderwerp en de persoonsvorm – ik werk, John woont Het onderwerp in de zin is de persoon, het dier of het ding dat iets doet. Ik loop naar school. Yakut en Selim hebben vanavond een afspraak op hun stage. De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin. Patricia zoekt een ander baantje. De koks verzinnen een nieuw menu. Als je de persoonsvorm wilt vinden, kun je de zin vragend maken. De persoonsvorm staat dan vooraan.
Hij vergeet de afspraak. Vergeet is de persoonsvorm, want: Vergeet hij de afspraak?
De competitie is begonnen. Is is de persoonsvorm, want: Is de competitie begonnen?
Als het onderwerp verandert, verandert de persoonsvorm ook.
Jij neemt de trein. Jullie nemen de trein.
De kamerplant staat in bloei. De bomen staan in bloei.
OEFENING 6
Welke woorden kunnen onderwerp zijn? Zet een kruisje in de goede kolom.
Kan onderwerp zijn Kan geen onderwerp zijn
1 naast □ □
2 mannen □ □
3 gaan □ □
4 de wedstrijd □ □
5 bijna □ □
6 de trein □ □
7 de □ □
8 moeilijk □ □
9 Mirella □ □
10 klaar □ □
11 mijn broer □ □
12 het menu □ □
13 wij □ □
14 de regen □ □
15 zijn □ □
513447-513450_hst1.indd 10513447-513450_hst1.indd 10 22-01-2010 08:38:4922-01-2010 08:38:49
Hoofdstuk 2 Spelling 1F I A2 Hoe schrijf je dat?
513447-513450_hst2.indd Sec2:39513447-513450_hst2.indd Sec2:39 22-01-2010 08:40:3222-01-2010 08:40:32
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
40
1 Letters en klanken
1 Letters en klanken Woorden bestaan uit letters én uit klanken . Letters lees je, en klanken hoor je. Het Nederlandse alfabet heeft 26 letters.
OEFENING 1
Schrijf de letters van het alfabet in de goede volgorde op.
OEFENING 2
Welke woorden staan hier?Gebruik de code: a = 1 b = 2 c = 3 enzovoort
19 – 16 – 5 – 12 – 12 – 9 – 14 – 7
13 – 15 – 5 – 9 – 12 – 9 - 10 – 11
2 – 5 – 19 – 20 – 1 – 14 - 4
22 – 5 – 18 – 7 – 9 – 19 – 19 – 5 - 14
3 – 15 – 12 – 12 – 5 – 7 - 1
15 – 14 – 20 – 23 – 9 – 10 – 11 – 5 - 14
Een klank is wat je hoort als je een letter uitspreekt. Een letter klinkt niet altijd hetzelfde. De letter a klinkt anders in h a llo dan in d a gen. De letter i klinkt anders in z i ngen dan in l i ter . De letter c klinkt anders in c hips dan in c ola. Klanken kunnen kort of lang zijn. Een korte klank schrijf je altijd met één letter, een lange klank kun je met één of twee letters schrijven. kort: B a s lang: b aa s b a sis kort: l e f lang: l ee f l e ven
OEFENING 3
Klinkt de e hetzelfde als in en, geen of lopen?
e n g ee n lop e n
1 feest □ □ □
2 grapje □ □ □
3 leeg □ □ □
4 molen □ □ □
5 ben □ □ □
6 step □ □ □
7 bezig □ □ □
8 golven □ □ □
513447-513450_hst2.indd Sec1:40513447-513450_hst2.indd Sec1:40 22-01-2010 08:40:3222-01-2010 08:40:32
41
Hoofdstuk 2 Spelling 1F I A2 Hoe schrijf je het?
OEFENING 4
In welk woord zit de klank? Zet een kruisje voor het goede woord. 1 In welk woord klinkt de a als in k a t?
□ banen
□ zanger
□ klaar
□ zadel
2 In welk woord klinkt de o of oo als in v oo r?
□ bons
□ worden
□ belofte
□ moord
3 In welk woord klinkt de e of ee als in g e k?
□ tefal
□ best
□ rebus
□ meester
4 In welk woord klinkt de a als in b aa n?
□ vakantie
□ lange
□ nagel
□ handdoek
5 In welk woord klinkt de o of oo als in m o dder?
□ botsen
□ stoken
□ lopen
□ kroon
OEFENING 5
Onderstreep de woorden waarin de genoemde klanken zitten.
korte a-klank (zoals in kat )
Ik dacht : “ Dat is raar! Jaap en Janneke wandelen samen naar de markt . En dat
vinden ze normaal altijd zo saai!”
lange ee-klank (zoals in
veel, alleen en meer )
Marleen heeft geen idee wat Esther met dat grapje bedoelt. Is ze een spelletje
aan het spelen ?
korte i-klank (zoals in vis ) Ik wil dit jaar liever niet blijven zitten . In het begin van de periode ging het niet
goed, maar ik vind dat ik nu wel goed op weg ben.
lange oo-klank (zoals in
rook )
Thomas loopt langs de hoofdweg en maakt foto’s van de kopgroep. Hij probeert
goed uit zijn ogen te kijken om niet om te vallen.
OEFENING 6
IS DE KLANK KORT OF LANG?
Kort Lang
1 b o t □ □
2 v uu r □ □
3 i k □ □
4 gr a s □ □
5 l ee s □ □
6 b o ten □ □
7 gr aa s □ □
9 m u ren □ □
10 l e s □ □
513447-513450_hst2.indd Sec1:41513447-513450_hst2.indd Sec1:41 22-01-2010 08:40:3222-01-2010 08:40:32
42
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
Kort Lang
11 b u s □ □
12 gr a zen □ □
13 b oo t □ □
14 l e nen □ □
15 e n □ □
OEFENING 7
In welke zinnen horen de woorden? Vul het goede woord in.
1 start / staart De hond bijt in zijn eigen .
Stop! Dat was een valse !
2 vel / veel Het van die oude vrouw is rimpelig.
Die oude vrouw heeft rimpels.
3 zak / zaak Stop je oude kleren maar in die .
Ik wil later een eigen beginnen.
4 bek / beek Die vogel heeft een takje in zijn .
Er drijven takken in de .
5 gat / gaat Richie volgende week terug naar Engeland.
Dat jongetje is gevallen. Hij heeft een in zijn hoofd.
6 word / woord ’Sfinx’ is een leuk voor Galgje.
Ik morgen 21.
7 pur / puur Op de bouw gebruiken ze vaak .
Ik eet chocola het liefst .
8 grot / groot Dat stuk taart is te voor mij.
In de werden veel oude tekeningen ontdekt.
WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2
2 Klinkers en medeklinkers – a, e, i / k, w, p
Klinkers De klinkers in het Nederlands zijn: a, e, i, o en u
Medeklinkers De medeklinkers in het Nederlands zijn: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x en z
513447-513450_hst2.indd Sec1:42513447-513450_hst2.indd Sec1:42 22-01-2010 08:40:3222-01-2010 08:40:32
Hoofdstuk 3 Functionele vaar-digheden 1F l A2
513447-513450_hst3.indd Sec2:67513447-513450_hst3.indd Sec2:67 22-01-2010 08:42:0822-01-2010 08:42:08
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
68
1 Lezen
1 Hoe ziet een tekst eruit? Zinnen die bij elkaar horen en die een logisch verhaal vormen, noem je een tekst . Bijna elke tekst heeft een titel . De titel staat boven de tekst en geeft meestal aan waar de tekst over gaat, het onderwerp dus. De titel van de tekst hieronder is ‘Leerlingenstatuut ROC Centraal’. Lange teksten hebben vaak tussenkopjes . Een tussenkopje staat boven het stukje tekst waar het over gaat. De tussenkopjes in de tekst hieronder zijn ‘Onderwijs’, ‘Gedragsregels’, ‘Klachten’ en ‘ROC Pas’.
bron 1
Regels voor leerlingen ROC Centraal
Onderwijs
Leerlingen zijn verplicht alle onderwijsactiviteiten bij te wonen en de toetsen af
te leggen. Ze moeten zich houden aan alle andere verplichtingen die de onder-
wijsovereenkomst met zich meebrengt. Er wordt veel zorg besteed aan de
begeleiding van de leerlingen.
Je hebt altijd een mentor of studiegroepbegeleider. Deze begeleiding is niet vrij-
blijvend maar structureel. Afspraken met de mentor of studiegroepbegeleider
moet je nakomen; het bijwonen van het mentoruur of de studiegroepbegeleiding
is verplicht voor alle leerlingen.
Gedragsregels
‘Doe maar gewoon'. Die regel zou goed genoeg moeten zijn. Geweld, verniel-
ing, discriminatie, intimidatie, kortom: alle zaken die buiten het schoolgebouw
niet mogen, mogen ook binnen niet. In het leerlingenstatuut staan verschillende
gedragsregels, onder andere met betrekking tot aansprakelijkheid, alcohol, tabak
en drugs, computergebruik, schorsing en verwijdering, veiligheid.
Klachten
Waar mensen werken, worden fouten gemaakt. Dat geldt in de hele maatschap-
pij dus ook bij het ROC Centraal. Wij willen er alles aan doen om fouten te
voorkomen en – als ze toch zijn gemaakt – deze zo goed mogelijk af te handelen.
Meestal kun je met je klacht terecht bij degene die naar jouw oordeel de klacht
veroorzaakte. Gelukkig wordt het probleem dan meestal goed opgelost.
Als je klacht niet wordt opgelost, dan is het belangrijk dat je er niet te lang mee
blijft rondlopen. Als je te lang wacht, kan dat natuurlijk voor jezelf vervelend zijn.
Maar bovendien kunnen er termijnen verstrijken waardoor je klacht niet meer
geldig is. Probleem is: waar moet je met een klacht terecht? In het leerlingensta-
tuut wordt daar een antwoord op gegeven. Bijvoorbeeld klachten met betrekking
tot seksuele intimidatie, discriminatie of over beslissingen van de examinator of
examencommissie.
ROC-pas
Aan het begin van je opleiding ontvang je een ROC-pas. Je moet deze pas op
school zichtbaar dragen en op verzoek tonen, zodat iedereen je kan herkennen
als leerling. Dat is met name ook voor de veiligheid. Deze ROC-pas wordt een-
malig verstrekt. Bij verlies of diefstal moet je een nieuwe ROC-pas betalen.
Lange teksten bestaan vaak uit alinea’s . Dat zijn groepen zinnen die over één deelonderwerp gaan. Een nieuwe alinea kun je herkennen doordat de eerste regel inspringt, of doordat er een witregel boven staat.
513447-513450_hst3.indd Sec1:68513447-513450_hst3.indd Sec1:68 22-01-2010 08:42:0822-01-2010 08:42:08
69
Hoofdstuk 3 Functionele vaardigheden 1F l A2
OEFENING 1
Vul het goede aantal in.
1 Tel de alinea’s in bron 1 ‘Regels voor leerlingen ROC Centraal’. Dat zijn alinea’s.
2 Tel ook de alinea’s in bron 2 ‘Studenten het liefst naar Australië’. Dat zijn alinea’s.
bron 2
Studenten het liefst naar Australië
Waar ga jij deze zomer heen op vakantie en wat ga je daar doen? De gemiddelde
student gaat graag ver weg, maar heeft maar weinig geld om uit te geven aan
zijn jaarlijkse vakantie.
Uit onderzoek van Kamernet onder meer dan zeshonderd kamerzoekenden
blijkt dat Australië de meest geliefde vakantiebestemming is onder studenten.
Van de ondervraagden zou 25% het liefst deze zomer naar Australië vertrekken,
Afrika is als werelddeel met 11% het minst populair.
De meeste studenten hebben voor hun vakantie een budget van tussen
de € 500,00 en € 1000,00 en de meerderheid besteedt dit geld dan ook aan één
vakantie per jaar.
Favoriete vakantiesoort is een strandvakantie, gevolgd door een cultuurreis
of een stedentrip.
Bron: nobiles.nl
OEFENING 2
Bekijk de tussenkopjes in bron 1 ‘Regels voor leerlingen ROC Centraal’. Vul het goede antwoord in.
1 Als je het ergens niet mee eens bent, lees je het stukje onder het kopje .
2 Informatie over een schoolpasje vind je onder het kopje .
3 Wat wel en niet mag in het schoolgebouw kun je lezen onder het kopje .
OEFENING 3
Bekijk de tussenkopjes in bron 3 ‘Fruit’. Vul het goede antwoord in.
1 Wil je iets weten over verschillende keurmerken, dan lees je de tekst onder het kopje .
2 Wil je iets lezen over waar fruit vandaan komt, dan lees je de tekst onder het kopje .
3 Als je iets wilt weten over het voorkomen van ziektes door fruit, dan lees je onder .
4 Waarom het goed is om fruit te eten, kun je lezen onder het kopje .
bron 3
Fruit
Nederlanders eten graag appels, sinaasappels en bananen. Eet niet de hele
week hetzelfde fruit, maar wissel verschillende soorten af. Fruit uit de verwarmde
kas en ingevlogen fruit kosten veel energie en zijn daarom niet zo goed voor het
milieu. Een fruitkalender en keurmerken als EKO, Milieukeur en Max Havelaar
helpen je om bewust te kiezen.
Gezondheid Eet voldoende fruit, minimaal twee stuks per dag en varieer daarbij volop. Fruit
eten is belangrijk om voldoende vitamines, mineralen, voedingsvezels en andere
bioactieve stoffen binnen te krijgen. Ze bevatten weinig calorieën en veel voed-
ingsstoffen. Dit geldt niet alleen voor vers fruit, maar ook voor fruit uit blik en pot
en bepaalde vruchtensappen. Het Voedingscentrum adviseert om hooguit één
portie fruit te vervangen door sinaasappel-, ananas- of grapefruitsap.
513447-513450_hst3.indd Sec1:69513447-513450_hst3.indd Sec1:69 22-01-2010 08:42:0822-01-2010 08:42:08
70
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
Ziekte Het eten van voldoende fruit verlaagt het risico op chronische ziekten, zoals hart-
en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker. Verder verbetert het de bloeddruk
en zorgt het voor een goede stoelgang. Als iedereen elke dag twee ons groente en
twee stuks fruit zou eten, dan kunnen jaarlijks circa 5000 sterfgevallen door hart-
en vaatziekten en circa 2300 sterfgevallen door kanker worden voorkomen.
Herkomst Nederlanders eten vooral de volgende vier soorten fruit: appel, banaan,
sinaasappel en mandarijn. Het land van herkomst moet altijd vermeld worden
bij het fruit. Appels (Elstar en Jonagold) komen vooral uit Nederland. Bananen
komen uit Midden-Amerika. Sinaasappels en mandarijnen komen vooral uit het
Middellandse Zeegebied. In de (sub)tropen is het toezicht op de arbeidsomstan-
digheden niet altijd goed. Zo worden arbeiders in de bananenteelt vaak slecht
betaald. Je kunt daarmee rekening houden door bij de aankoop te letten op
herkomst en (keur)merken.
Keurmerk Een keurmerk geeft aan dat er rekening is gehouden met bijvoorbeeld het milieu
(EKO, Milieukeur, Nature & More) of met arbeidsomstandigheden (Fairtrade, Eko-
Oké, Max Havelaar, Rainforest Alliance) of een combinatie van deze twee.
Milieu De Nederlandse fruitsector spant zich in om zo min mogelijk bestrijdingsmiddelen
te gebruiken. Ook het Voedingscentrum wil dat er zo weinig mogelijk gebruik wordt
gemaakt van bestrijdingsmiddelen, om de kans op overschrijdingen te minimaliseren.
Bron: www.voedingscentrum.nl
OEFENING 4
Lees bron 4. Welk tussenkopje past het best boven het stukje tekst vanaf De boete in Asian Palace ? Zet een kruisje voor het goede antwoord. □ Oosters restaurant
□ Leeg bord
□ Begrip gasten
□ Voedsel
bron 4
Restaurants geven boete voor niet leegeten bord
LEIDEN - Een aantal oosterse restaurants laat gasten extra betalen als ze hun
bord niet leegeten. Het gaat om eetgelegenheden die voor een vast bedrag
onbeperkt sushi serveren. Ze willen voorkomen dat de klanten meer van de
hapjes bestellen dan ze op kunnen.
Eigenaar Shao Ming Hu van restaurant Asian Palace bevestigde zaterdag
een bericht hierover in De Telegraaf. Behalve zijn etablissement hanteren ook col-
lega's in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag dit beleid.
Tussenkopje
De boete in Asian Palace, waar de nieuwe sushikeuken vorige week openging,
bedraagt € 1,00 voor elk overgebleven koud gerecht en € 3,00 voor de warme
lekkernijen. Volgens de eigenaar reageren de gasten met begrip. ''Ze vinden het
logisch dat het gebeurt. Het gaat niet alleen om kostenbesparing. Het is gewoon
zonde om goed voedsel weg te gooien,'' zegt hij.
Bron: www.nu.nl
OEFENING 5
Lees bron 5. Wat zouden de tussenkopjes zijn in de tekst over vrouwen en de Ikeahandleiding? Zet een kruisje voor het goede antwoord. 1 Tussenkopje 1
□ Kooplust
□ Nauwkeurig
□ Ikea
□ Mannen
513447-513450_hst3.indd Sec1:70513447-513450_hst3.indd Sec1:70 22-01-2010 08:42:0822-01-2010 08:42:08
90
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
2 Schrijven
1 Hoe schrijf je een informele brief? Een informele brief is een brief die je schrijft naar iemand die je goed kent: een vriend, vriendin, familielid of kennis. Je schrijft over persoonlijke dingen. Je kunt natuurlijk ook een e-mail sturen, maar mensen vin-den het vaak erg leuk om een echte brief te krijgen. Begin een informele brief met bijvoorbeeld ‘Beste’ + voornaam of ’Hallo’ + voornaam. Eindig een informele brief met bijvoorbeeld ‘Groetjes,’ + jouw naam.
Utrecht, 1 mei 2009 plaats – komma - datum
2 witregels
Lieve Anissa, informele aanhef – komma
1 witregel
Wat heb ik jou al lang niet meer gezien! Hopelijk gaat alles goed! Ik hoorde van oma
dat je een nieuwe baan hebt. Dat is super zeg!
inleidende alinea
1 witregel
Met mij gaat het ook heel goed. Ik ben bijna klaar met school: 1 juni heb ik mijn laatste
toets. Mijn stage was heel erg leuk, daar ben ik vorige week voor het laatst geweest. Ik
mag er zelfs blijven werken! Ik werk er nu een dag per week, en als ik straks klaar ben
met school mag ik vijf dagen per week werken.
alinea
1 witregel
Op 10 juni geef ik een feest om te vieren dat ik klaar ben. Komen jij en John dan ook?
Dat zou ik heel erg leuk vinden! Het is gewoon bij mijn ouders thuis en jullie zijn vanaf
20:30 uur welkom.
alinea
1 witregel
Hopelijk kunnen jullie op 10 juni, dan kunnen we lekker bijpraten! Tot dan! slotalinea
2 witregels
Heel veel groetjes, informele afsluiting – komma
Lieke je naam
OEFENING 1
Wat is de goede volgorde? Zet een cijfer van 1 tot 7 achter elk onderdeel: 1 voor het eerste en 7 voor het laatste.
Hee jongen, de groeten en tot gauw hè!
Arno
Ik ben vorige week teruggekomen uit Australië. (…) [kernalinea]
Den Bosch, 12 januari 2010
Hee die Bertje,
Lijkt me leuk om snel eens af te spreken! (…) [slotalinea]
Hoe gaat het met jou? (…) [inleidende alinea]
OEFENING 2
Schrijf een briefje aan je jarige oma. Je kunt niet op haar verjaardag komen, omdat je rijexamen hebt die dag.
513447-513450_hst3.indd Sec1:90513447-513450_hst3.indd Sec1:90 22-01-2010 08:42:1422-01-2010 08:42:14
91
Hoofdstuk 3 Functionele vaardigheden 1F l A2
WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2
2 Hoe schrijf je een formele brief? Een formele brief is een brief die je schrijft naar iemand die je niet goed kent, bijvoorbeeld een bedrijf, school of gemeente. Je schrijft over zakelijke dingen. Een formele brief is bijvoorbeeld een sollicitatiebrief. Of een brief naar de sportschool om je abonnement op te zeggen. Of een brief naar de gemeente omdat je het niet eens bent met die nieuwe parkeerplaats. Of misschien moet je op je werk een brief naar een klant sturen. Begin een formele brief met ’Geachte meneer/mevrouw’ + achternaam. Eindig een formele brief met ‘Met vriendelijke groet,’ + jouw naam.
Lieke van de Broek
Straatnaam 11
1234 XY PLAATSNAAM
je eigen adresgegevens
eventueel ook de naam van het
bedrijf waar je voor werkt, als je
daarvoor schrijft
1 witregel
tel: 012-3456789
fax: 098-7654321
e-mail: [email protected]
je eigen telefoonnummer en
e-mailadres
2 witregels
Naam van het bedrijf
Afdeling
De heer drs. B.L. Maas
Postbus 111
5555 AA PLAATSNAAM
gegevens van de persoon aan wie
je de brief schrijft
2 spaties tussen postcode en
plaatsnaam
2 witregels
Schiedam, 17 augustus 2009 plaats – komma - datum
1 witregel
Betreft: Reparatie fototoestel onderwerp van je brief
2 witregels
Geachte heer Maas, formele aanhef – komma
1 witregel
Vorige week heb ik een fotocamera gekocht bij de vestiging van uw bedrijf in
Schiedam. De camera is van het merk XXX, type XXX en kostte € XXX.
inleidende alinea
1 witregel
513447-513450_hst3.indd Sec1:91513447-513450_hst3.indd Sec1:91 22-01-2010 08:42:1422-01-2010 08:42:14
92
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
De camera is helaas nu al kapot. Ik ben teruggegaan naar de winkel, maar daar
konden ze me niet helpen.
alinea: wat is het probleem? Dit
kunnen ook meer alinea's zijn
1 witregel
Bij de telefonische klantenservice zeiden ze dat ik de camera naar u moest sturen met
een brief erbij. Ik hoop dat u me kunt helpen. Misschien kan de camera gerepareerd
worden, of kunt u een nieuwe op laten sturen?
alinea
1 witregel
Ik wacht uw reactie af en hoop dat ik mijn camera snel kan gebruiken. slotalinea: wat verwacht je van de
ander?
2 witregels
Met vriendelijke groet, formele afsluiting – komma
1 witregel
je handtekening Laat hier genoeg
ruimte voor open (2 of 3 regels)
Lieke van de Broek je naam
OEFENING 3
Wat is de goede volgorde? Zet een cijfer van 1 tot 11 achter elk onderdeel: 1 voor het eerste en 11 voor het laatste.
Arno Sleutjes
Ik hoop van u te horen (…) [slotalinea]
Betreft: vacature 20Pz7
Grouw, 18 augustus 2009
In de Volkskrant van 15 augustus las ik (…) [inleidende alinea]
Arno Sleutjes
Heistraat 23
5481 CD GROUW
De afgelopen jaren heb ik gewerkt als (…) [kernalinea’s]
Balsdom BV
Afdeling Personeelszaken
Mevrouw A. G. F. Ramirez
Postbus 1111
6030 AA ZUTPHEN
Geachte mevrouw Ramirez,
Met vriendelijke groet,
tel: 065-4321987
e-mail: [email protected]
OEFENING 4
Zet je het in een formele of in een informele brief? Zet een kruisje in de goede kolom.
Formeel Informeel
1 U heeft onlangs van ons een brief ontvan
gen.
□ □
2 Bedankt voor je leuke kaart. □ □
3 In reactie op uw brief van 3 januari … □ □
4 Laat je even weten wat je ervan vindt? □ □
5 Ik hoop spoedig van u te horen. □ □
6 Naar aanleiding van uw brief … □ □
513447-513450_hst3.indd Sec1:92513447-513450_hst3.indd Sec1:92 22-01-2010 08:42:1422-01-2010 08:42:14
93
Hoofdstuk 3 Functionele vaardigheden 1F l A2
7 Heb je mijn brief gekregen? □ □
8 Graag ontvang ik van u een antwoord. □ □
OEFENING 5
Zet je het in een formele of in een informele brief? Zet een kruisje in de goede kolom.
Formeel Informeel
1 Met vriendelijke groet, □ □
2 Geachte mevrouw Albers, □ □
3 Groetjes, □ □
4 Lieve Ankie, □ □
5 Vriendelijke groeten, □ □
6 Doei, □ □
7 Hoogachtend, □ □
8 kus, □ □
9 Hoi Ankie, □ □
10 Geachte directie, □ □
11 CU! □ □
OEFENING 6
Je werkt op zaterdagen bij een supermarkt. Over drie maanden, op 18 september gaat je broer trouwen. Schrijf een formeel briefje aan de bedrijfsleider (dhr. Vermeulen) waarin je vrij vraagt.
WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2
3 Hoe schrijf je een envelop? Een brief of een dubbele kaart verstuur je in een envelop . Die moet je natuurlijk goed schrijven. Schrijf het adres aan de rechterkant, ongeveer halverwege de envelop. Zorg dat je genoeg ruimte hebt om de hele naam op de regel te schrijven. Je schrijft: Naam en achternaam Straatnaam en huisnummer Postcode – 2 spaties – PLAATSNAAM
513447-513450_hst3.indd Sec1:93513447-513450_hst3.indd Sec1:93 22-01-2010 08:42:1422-01-2010 08:42:14
Hoofdstuk 4 Grammatica 2F I B1
513447-513450_hst4.indd Sec2:107513447-513450_hst4.indd Sec2:107 22-01-2010 08:43:5522-01-2010 08:43:55
112
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
4 Werkwoorden met voorzetsels – instappen, overstappen, uitstappen
Een voorzetsel is een woord waarmee je iets zegt over een plaats, tijd of reden. Het is vaak een kort woordje en je kunt het voor een zelfstandig naamwoord zetten.
op het dak Mijn ouders gaan morgen op vakantie.
met een pen Ik heb met jouw baas gesproken.
bij de kapper Lottes broertje slaapt vanavond bij zijn oma.
naast het gebouw Zijn nieuwe auto staat naast die oldtimer.
in de kast We hebben uren in de file gestaan.
OEFENING 8
Streep het foute voorzetsel door. 1 De baby moet onder / na een deken liggen.
2 De zon scheen tijdens / over het schoolplein.
3 Mirjam heeft een verrassing door / voor jou!
4 Na / Sinds de vakantie begint het zwaarste blok.
5 De planten zijn verlept door / over de zon.
6 Heb jij mijn sleutels naast / met die papieren gelegd?
7 Karim heeft zijn vriendin sinds / bij vorig weekend niet gezien.
8 In / Op mijn werk ben ik altijd serieus.
9 Natuurlijk kom ik graag op naast / jouw feest!
10 Wie kan die pan even uit / in de kast halen?
Bij sommige werkwoorden zit er een voorzetsel aan het hele werkwoord vast, zoals bij opbellen , instap-pen en uitslapen .
instappen ik stap in Wij stappen in de bus.
oplossen ik los op Jij lost de puzzel op .
Als je van zo'n werkwoord een voltooid deelwoord maakt, plak je het voltooid deelwoord achter het voorzetsel.
meedoen ik doe mee ik deed mee Jasper heeft meegedaan aan de sportdag .
afspreken ik spreek af ik sprak af Wij hebben afgesproken morgen te gaan werken .
Let op: Soms blijft het voorzetsel aan het werkwoord vastzitten.
ondertekenen Ik onderteken het contract voor mijn nieuwe baan.
voorspellen De leraar had al voorspeld dat iedereen de toets goed zou gaan maken.
Bij sommige werkwoorden gebruik je twee voorzetsels.
afhangen van Je cijfer hangt af van je beoordelingsgesprek.
toevoegen aan Ik heb mijn e-mailadres toegevoegd aan de lijst.
aanpassen aan Wij pasten onze kleding aan aan de lokale cultuur.
OEFENING 9
Vul het goede voorzetsel in.
1 Wesley heeft meegedaan de zeskamp.
2 Melvin stapt over Eindhoven.
3 Ik zie heel erg op die toets van morgen.
4 Kijk goed uit die strenge baas!
5 Die leraar komt altijd op de stille leerlingen.
513447-513450_hst4.indd Sec1:112513447-513450_hst4.indd Sec1:112 22-01-2010 08:43:5622-01-2010 08:43:56
113
Hoofdstuk 4 Grammatica 2F I B1
6 Jullie moeten nu ophouden praten!
7 Mevrouw van Hout bereidt zich voor een uur flink sporten.
8 De familie Schoenmakers denkt na de vakantie.
9 Die arrogante man kijkt neer iedereen die minder verdient dan hij.
10 Ik kan niet goed omgaan huilende kinderen.
OEFENING 10
Maak een goede zin. Zet het werkwoord in de goede vorm.
1 De ministers / uitstappen / de auto De minis ters s tappen uit de
auto .
2 Denise / afrekenen / de boodschappen
3 Zij / terugkomen / na een week
4 Ik / afmaken / de opdracht
5 We / overleggen / na school / over het werkstuk
6 Jullie / toevoegen / melk / aan het beslag
7 De komiek / nadoen / een bekend persoon
8 De leerlingen / doorgaan met / praten
9 Wij / aansteken / de kaarsjes.
10 Ik / inspreken / een boodschap / op het antwoordapparaat
OEFENING 11
Vul het voltooid deelwoord in.
1 (opschrijven ) Jullie hebben waar we moeten zijn.
2 (instappen) Jesse is de trein .
3 (aankomen) Ik ben drie kilo .
4 (meenemen) Wij hebben brood .
513447-513450_hst4.indd Sec1:113513447-513450_hst4.indd Sec1:113 22-01-2010 08:43:5722-01-2010 08:43:57
114
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
5 (nakijken) De begeleider heeft het verslag op tijd .
6 (uitgaan) Jullie zijn gisterenavond .
7 (uitbarsten) Het kind is in tranen .
8 (opgeven) Wij hebben ons voor het introductiekamp.
9 (afsnijden) Ik heb een stuk van de cake .
10 (overschrijven) Heb jij mijn aantekeningen al ?
WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2
5 Zich wassen, zich aankleden Bij sommige werkwoorden moet je me, je, zich of ons gebruiken. Die woorden zet je na het werkwoord.
zich wassen Ik was me elke ochtend.
zich aankleden Jij kleedt je netjes aan.
zich herinneren Hüseyin herinnert zich de gebeurtenis.
zich bemoeien met U bemoeit zich teveel met ons.
zich vergissen Wij vergissen ons in de datum.
zich afvragen Jullie vragen je af hoe die opgave moet.
zich haasten De leerlingen haasten zich om op tijd te komen.
Bij een vraagzin komt me, je, zich of ons meteen na het onderwerp.
zich vervelen Verveelt meneer Binaissa zich tijdens de treinreis?
zich verspreken Versprak ik me tijdens dat overleg?
OEFENING 12
Vul het goede woord in. Kies uit: me , je , zich en ons
1 Nienke verslikt in haar broodje.
2 Zij gedragen heel volwassen.
3 U ergert aan die herrie.
4 Ik span in om alles te begrijpen.
5 Hidde haast naar de trein.
6 Jullie vergissen in de datum.
7 Het kind schaamt voor zijn moeder.
8 Jij herinnert die jongen nog heel goed.
9 Wij voelen nuttig bij dit bedrijf.
OEFENING 13
Waar moet het woord staan ? Schrijf het op de goede plaats.
1 (je) Hebben jullie goed gedragen tijdens de vergadering?
2 (zich) Helaas versprak Mike over de verrassing.
513447-513450_hst4.indd Sec1:114513447-513450_hst4.indd Sec1:114 22-01-2010 08:43:5722-01-2010 08:43:57
Hoofdstuk 5 spelling 2F I B1
513447-513450_hst5.indd Sec2:129513447-513450_hst5.indd Sec2:129 22-01-2010 08:45:1022-01-2010 08:45:10
139
Hoofdstuk 5 Spelling 2F I B1
2 Het bijvoeglijk naamwoord – gouden schoenen, zilveren munten Achter een bijvoeglijk naamwoord plak je normaal gesproken een -e , of het krijgt helemaal geen uitgang.
een groot gebouw het gebouw is groot
de lekkere hapjes de hapjes zijn lekker
Als een bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is, komt er -en achter, in plaats van -e .
de zijden jurk de jurk is van zijde
het glazen raam het raam is van glas
Let op: Bij sommige materialen komt er niks achter. Dit zijn materialen die niet recht uit de natuur komen, maar door mensen bewerkt zijn.
de nylon jas de jas is van nylon
het kunststof frame het frame is van kunststof
OEFENING 17
Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal, en wat voor materiaal dan? Vul de goede vorm in.
Geen
materiaal
Natuurlijk
materiaal
Kunstmatig
materiaal
ijzer □ □ □ een i jzeren slot
leuk □ □ □ de leuke kleding
1 goud □ □ □ de ketting
2 rood □ □ □ een auto
3 plastic □ □ □ de tas
4 klein □ □ □ het lokaal
5 hout □ □ □ een kast
6 mooi □ □ □ een gedicht
7 vies □ □ □ het eten
8 aluminium □ □ □ de
vliegtuigen
OEFENING 18
Vul de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.
1 Dit huis heeft een (steen) muur en een (hout) deur.
2 Als het koud is, moet je maar een (wol) das omdoen.
3 Dat (leer) jasje van Aisha is supermooi.
4 Stop alle verhuisspullen maar in een (karton) doos.
5 We hebben op vakantie in een (polyester) kano gevaren.
6 Een (katoen) shirt droogt niet zo snel.
7 Voor mijn verjaardag wil ik een (zilver) ring.
WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2
513447-513450_hst5.indd Sec1:139513447-513450_hst5.indd Sec1:139 22-01-2010 08:45:1222-01-2010 08:45:12
140
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
3 Het werkwoord
stam + t – jij werkt, jij zit, jij houdt Je gebruikt voor de ik-vorm de stam van het werkwoord. Bij de jij-vorm en de hij/zij/het/u-vorm plak je een -t achter de stam. Voor het meervoud (wij, jullie, zij) gebruik je het hele werkwoord . werken ik werk, zij werkt, de computer werkt, de arbeiders werken wonen ik woon, u woont, Sofia woont, jullie wonen Als de stam van het woord eindigt op een -t , dan hoef je er geen extra -t achter te zetten bij de jij-vorm en de hij/zij/het/u-vorm. Maar als de stam eindigt op een -d , dan zet je er wel een -t achter.
zitten stam: zi t = zit Jij zit vaak achter de computer!
houden stam: hou d + t = houdt Duncan houdt van auto’s.
OEFENING 19
Vul de goede werkwoordsvorm in.
1 (bieden) De kopers veel geld voor dat huis.
2 (laden) Ik de spullen uit de auto.
3 (werken) De loodgieter elke avond tot 10 uur.
4 (vechten) Jullie het zelf maar uit.
5 (rekenen) Wij op een goed punt.
6 (worden) ij over twee weken al 21!
7 (inschrijven) Jullie je toch wel in voor die cursus?
8 (raden) De kandidaat het goede woord.
9 (afronden) Ik mijn studie over een maand af .
10 (weten) Mijn begeleider wel dat ik bijna klaar ben.
OEFENING 20
Vul de goede werkwoordsvorm in. Als de persoonsvorm vóór jij staat, komt er geen -t achter.
1 (leren) Jij het ook nooit!
2 (bidden) jij vier keer per dag?
3 (worden) jij niet moe van zo weinig slaap?
4 (houden) Jij zeker wel van strakke meubels!
5 (groeten) jij je collega’s elke keer als je binnenkomt?
6 (redden) Jij het wel met die opdracht hè?
OEFENING 21
Vul de goede werkwoordsvorm in.
1 (studeren) Jochem elektrotechniek.
513447-513450_hst5.indd Sec1:140513447-513450_hst5.indd Sec1:140 22-01-2010 08:45:1222-01-2010 08:45:12
141
Hoofdstuk 5 Spelling 2F I B1
2 (laten) U ons veel te hard werken!
3 (worden) jij de nieuwe aanvoerder van het team?
4 (rijden) ik te hard volgens jou?
5 (bloeden) De wond heel erg.
6 (wachten) Ik op mijn beurt.
7 (antwoorden) De leerling dat hij het niet weet.
8 (praten) Wij over het project.
9 (worden) Ik boos op die luilak!
10 (raden) de luisteraar het goede geluid?
WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2
’t kofschip De verleden tijd van veel werkwoorden maak je door -de , -den , -te of - ten achter de stam te plakken. werken ik werkte, jij werkte, wij werkten wonen ik woonde, u woonde, jullie woonden Maar wanneer gebruik je -de en -den , en wanneer -te en –ten ? Daarvoor gebruik je de medeklinkers uit ‘t kofschip : T, K, F, S, CH en P. Als de laatste letter voor -en in het hele werkwoord een van deze medeklinkers is, dan wordt de verleden tijd stam + te of ten . Als de laatste letter een andere medeklinker is, dan gebruik je stam + de of den .
gebruiken = gebrui k = k zit in ‘t kofschip = ik gebruikte, jij gebruikte, wij gebruikten
vertellen = verte l = l zit niet in ‘t kofschip = ik vertelde, Murat vertelde, jullie vertelden
Bij woorden zoals verbazen en leven met de medeklinker z of v voor -en maak je de verleden tijd dus ook met -de of -den , want de z en de v zitten niet in ’t kofschip. De stam schrijf je wel met een s of een f .
verbazen = verba z = z zit niet in ’t kofschip = ik verbaasde, jullie verbaasden
leven = le v = v zit niet in ’t kofschip = jij leefde, zij leefden
Let op: Deze regel met ’t kofschip geldt ook voor woorden die uit een andere taal komen.
deleten = dele t = t zit in ’t kofschip = jij deletete, u deletete, wij deleteten
survivalen = surviva l = l zit niet in ’t kofschip = ik survivalde, Sevgi survivalde, wij survivalden
Om te bepalen of het voltooid deelwoord van werkwoord eindigt op een -d of een -t , gebruik je dezelfde regel met ‘t kofschip .
klappen = kla p = p zit in ’t kofschip = ik heb geklapt, jullie hebben geklapt
antwoorden = antwoor d = d zit niet in ‘t kofschip = jij hebt geantwoord, wij hebben
geantwoord
Tip: Als je het voltooid deelwoord langer maakt, dan kun je horen of je een -t of een -d moet schrijven.
gebruiken de gebruik t e auto je hoort een -t , dus is het gebruik t
vertellen het vertel d e verhaal je hoort een -d , dus is het vertel d
513447-513450_hst5.indd Sec1:141513447-513450_hst5.indd Sec1:141 22-01-2010 08:45:1222-01-2010 08:45:12
Hoofdstuk 6 Functionele vaardigheden 2F I B1
513447-513450_hst6.indd Sec2:147513447-513450_hst6.indd Sec2:147 22-01-2010 08:47:1022-01-2010 08:47:10
166
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
4 Feiten en meningen In teksten worden dingen gezegd die je misschien nog niet wist. Maar hoe weet je nou of je die dingen moet geloven?
Feiten Feiten zijn echt waar. Je kunt ze controleren door op te zoeken of het echt zo is. Elstar-appels: deze week maar € 0,99 per kilo! Het regent. Ze woont in Capelle aan de IJssel.
Meningen Een mening is wat je vindt van iets of iemand. Meningen kun je niet controleren. Elstar-appels zijn lekkerder dan Jonagold. → Dat vind jij, maar iemand anders vindt Jonagold misschien wel lekkerder. Het is geweldig weer! → Dat vind jij, maar iemand anders vindt 30 graden misschien wel veel te warm, en boeren willen misschien wel dat het weer eens gaat regenen. Zij is niet aardig. → Dat vind jij, maar iemand anders vindt haar misschien wel heel erg aardig. Mensen geven heel vaak hun mening. Bijvoorbeeld mensen in de politiek. Schrijvers kunnen ook hun mening geven. Bijvoorbeeld in een column of in een ingezonden brief in de krant. Niet alles wat mensen zeggen zijn feiten, ook al doen ze alsof dat wel zo is!
OEFENING 16
Is de zin een feit of een mening?
Feit Mening
1 Die politicus zit in de Tweede Kamer. □ □
2 Ik vind die auto helemaal niet duur. □ □
3 Zwemmen in een zwembad is minder leuk dan zwemmen in een
meer.
□ □
4 Die toets was supermakkelijk! □ □
5 Mijn lievelingsboek heeft 135 pagina’s. □ □
6 De beste vriend van David heet Finn. □ □
7 Vijf kilo is heel zwaar! □ □
8 Die winkel gaat om zes uur dicht. □ □
OEFENING 17
Zijn de teksten hierna feiten of meningen? 1 Tekst bron 18 ‘Stier spiest organisator gevechten’:
□ feit
□ mening
2 Tekst bron 19 over Harry Potter:
□ feit
□ mening
3 Tekst bron 20 over een hotelcomplex:
□ feit
□ mening
4 Tekst bron 21 over Parijs:
□ feit
□ mening
5 Tekst bron 22 ‘Nederlands onderwijsniveau hoger dan EU-gemiddelde’:
□ feit
□ mening
513447-513450_hst6.indd Sec1:166513447-513450_hst6.indd Sec1:166 22-01-2010 08:47:1222-01-2010 08:47:12
167
Hoofdstuk 6 Functionele vaardigheden 2F I B1
bron 18
Stier spiest organisator gevechten
CARCASSONNE - Een organisator van stierengevechten in de Zuid-Franse stad
Carcassonne is zondag ernstig gewond geraakt, toen een jonge stier hem in de
veiligheidsring rond de arena aanviel.
De 55-jarige Christian Baile raakte gewond in zijn borst en maag en ligt in
zorgwekkende toestand op de afdeling Intensieve Zorg van het ziekenhuis van
Carcassonne. Baile werd aangevallen tijdens de zogeheten 'novillada', een serie
gevechten waarbij de toreros het gevecht aangaan met jonge stieren.
Veiligheidsring
De tweede stier van die dag, een grijs exemplaar van het ras Miura dat
bekendstaat om zijn agressieve aard, sprong de veiligheidsring in en landde op
de organisator. Nadat het dier verdreven was, slaagde het erin terug te springen,
waarbij er voor Baile opnieuw geen ontsnappen mogelijk was.
bron 19
Harry Potter and the Half-Blood Prince bevat nauwelijks echte actiescènes,
ondanks de terugkeer van ‘quidditch’. De sport dient dan ook niet als spektakel
maar als karakterontwikkeling van met name Ron en Hermione en als startpunt
van hun romantische gevoelens. Het zijn de onderlinge relaties en de dreigende
opbouw naar de echte climax in deel zeven en acht waar het om gaat in deze
film. Het had echter allemaal wat strakker in elkaar kunnen zitten. De film gaat
wat gebukt onder een aantal losse eindjes, maar ondanks de lengte van tweeën-
half uur en het niet zo hoge tempo verveelt de film geen moment. Gelukkig maar
dat de fans die met de boeken en films opgroeiden inmiddels oud genoeg zijn,
want de film is zo nu en dan behoorlijk spannend en valt nauwelijks meer een
kinderfilm te noemen. Het is een van de betere uit de reeks, met een boeiend
verhaal, ruime aandacht voor de ontplooiing van de personages, een fantastisch
uiterlijk en een lekker duistere sfeer.
bron 20
Algemene indruk: 10 Ligging: 10 Service: 10 Eten: 10 Kamers: 10
Kindvriendelijkheid: 6 Prijs/kwaliteit: 10 (gem. 9.4 )
Een fantastisch oord!
Een schitterend complex, rust en vriendelijkheid! Fulya, de eigenaresse is een
schat van een mens!
Zij is zeer behulpzaam en vriendelijk!
Wij gaan volgend jaar weer!
bron 21
Parijs (Frans: Paris) is de hoofdstad en regeringszetel van Frankrijk. Met 2,15 mil-
joen inwoners in de gemeente Parijs zelf en ruim 11 miljoen in het hele stedelijke
gebied, met inbegrip van de banlieus (voorsteden) en de forenzensteden daar-
omheen, is het de grootste stad van Frankrijk en na Londen de grootste stad van
West-Europa. Parijs heeft als bijnaam ‘de Lichtstad’ (Frans: La ville lumière).
Parijs wordt naast Londen, New York en Tokio beschouwd als een van de vier
grote wereldsteden. In Europa en in de wereld is Parijs daarnaast altijd een cen-
trum van cultuur geweest.
De stad wordt in tweeën gedeeld door de rivier de Seine. Parijs is gesticht op
het Île de la Cité, maar is inmiddels zo groot geworden dat de stad een gebied
van zeven heuvels beslaat. In dit gebied lagen vroeger aparte dorpen, die nu een
onderdeel van Parijs zijn.
Bron: www.nl.wikipedia.org
513447-513450_hst6.indd Sec1:167513447-513450_hst6.indd Sec1:167 22-01-2010 08:47:1222-01-2010 08:47:12
Trefwoorden
209
Aaanhalingstekens 125, 144
aanhef 183
aanspreekvorm 204
aanspreken 183
aantekeningen maken 200
aanwijswoorden + voorzetsel 31
aanwijswoorden, dit, dat, deze,
die 31
aanwijzen, dit, dat, deze, die 31
achternaam 183
adressering 93, 94, 183
afbreekteken 47
afkorting 63, 87, 88
alfabetische volgorde 40, 80
alinea 68, 76, 148
apostrof 145
Bbedanken 98
beïnvloeden, tekstdoel 72
betrekkelijk voornaamwoord 119
bevel 64, 119
bezit, van 29
bezit, verwijzen naar 28
bijlage 186
bijvoeglijk naamwoord 22, 57, 139
bijvoeglijk naamwoord,
overtreffende trap 23
bijvoeglijk naamwoord,
vergelijkende trap 23
bijvoeglijk naamwoord,
vervoeging 23
bijzaak 152
bijzin 35, 122
boodschap 100
brief 98
brief, formeel 90
brief, informeel 90
Ccirkeldiagram 197, 199
communicatie, non-verbale 100
conclusie, signaalwoord 162
condoleren 98
curriculum vitae (cv) 177, 180
Ddaar, voorzetsel aanwijswoord 32
dat, aanwijswoord 31
dat, betrekkelijk voornaamwoord 119
de, lidwoord 19
deelonderwerp 68, 149, 205
de-woorden 20, 119
deze, aanwijswoord 31
dia 105
diagram 197
dichtbij, aanwijswoord 31
die, aanwijswoord 31
die, betrekkelijk voornaamwoord 119
directe rede 125, 143
dit, aanwijswoord 31
doel, signaalwoord 153, 161
doel, van tekst 72
dubbele aanhalingstekens 144
dubbele klinker 132
dubbele medeklinker 132
dubbele punt 143
Eeen, lidwoord 19
e-mail 95, 98
e-mail, formeel 95
e-mail, informeel 95
emoticon 88
enkele aanhalingstekens 144
enkele klinker 131
enkele medeklinker 132
enkelvoud, persoonsvorm 31
enkelvoud, verwijzen naar 31
enkelvoud, werkwoord 8, 52
enkelvoud, zelfstandig
naamwoord 19
envelop schrijven 93
evalueren gesprek 203
Ffeit 166
feliciteren 98
formeel spreken 204
formeel taalgebruik 102
formele brief 90, 183
formele e-mail 95
formulier invullen 96
Ggesloten lettergreep 131
grafi ek 87, 170, 196
grafi sche informatie 195
Hhand-out 105
hebben 13, 14
hele werkwoord 8, 106, 140
het, lidwoord 19
het-woorden 20, 119
hier, voorzetsel aanwijswoord 32
hoofdgedachte 73, 151
hoofdletter 63
hoofdstuk 84
hoofdwerkwoord 106
hoofdzaak 152
hoofdzin 35, 122
hoofdzin, woordvolgorde 35
hulpwerkwoord 106
Iicoon 87
ik-vorm, stam 52
indirecte rede 126
informatie zoeken 80, 168
informeel spreken 204
informeel taalgebruik 102
informele brief 90
informele e-mail 95
informeren, tekstdoel 72
inhoudsopgave 83
inhoudsopgave, rapport 186
inleiding, presentatie 104, 205
inleiding, rapport 186
inleiding, samenvatting 201
inleiding, tekst 76, 148
inleiding, verslag 97
instructies geven, tekstdoel 72
Kkaart 94, 98
kern, presentatie 104, 205
kern, rapport 186
kern, samenvatting 201
kern, tekst 76, 148
kern, verslag 97
klank 40, 58
kleine letter 63
klemtoon 135
klinker 42
kofschip, ‘t 141
kolom, tabel 195
komma 143
korte klank 40
korte klinker 131
korte zin 35
Llange klank 40
lange klinker 131
lange zin 35
leesstrategie 155
leestekens 63, 143
letter 40, 58
lettergreep 45, 47, 131
lidwoord 19, 21
lijn, grafi ek 196
literatuurlijst 186
Mmaar, signaalwoord 79
medeklinker 42
meervoud, persoonsvorm 8
meervoud, verwijzen naar 8
meervoud, werkwoord 8, 52
meervoud, zelfstandig
naamwoord 21, 49
memo 184
mening 166
morgens, ‘s 145
Nnaam, hoofdletter 63
nachts, ‘s 145
nauwkeurig lezen 155
non-verbale communicatie 100
numerieke volgorde 84
Oomdat 35
omdat, signaalwoord 79
omschrijving 143
onderwerp 10, 68, 73, 151
onderwerp, thema 151
onderwerp, woordvolgorde 35, 123
onregelmatig voltooid deelwoord 115
onregelmatig werkwoord, worden 115
onregelmatig werkwoord, zullen 115
onregelmatige werkwoorden,
enkelvoud 54, 107
onregelmatige werkwoorden,
meervoud 54, 107
onregelmatige werkwoorden,
verleden tijd 16, 54, 111
onregelmatige werkwoorden,
voltooide tijd 16, 55, 111
oorzaak en gevolg, signaalwoord 161
opbouw tekst 76
open lettergreep 131
open sollicitatie 170
opsomming 143
opsomming, signaalwoord 79, 162
overtreffende trap 24
Pparagraaf 84
personen, woorden voor 26
persoon, verwijzen naar 26
Leerwerkboek Nederlands
513447-513450_nawerk.indd Sec1:209513447-513450_nawerk.indd Sec1:209 22-01-2010 08:50:5322-01-2010 08:50:53
Taalblokken Nederlands
210
persoonsvorm 10, 35, 52, 123
pictogram 88
plaats in de tekst, signaalwoord 162
plaats, woordvolgorde 33, 123
PowerPoint 105
PowerPointpresentatie 105, 205
presentatie 104, 205
publiek aanspreken 204
punt 63
Rrapport 185
reden, signaalwoord 79, 161
referentie 177
regel, afbreekteken 47
register 81
rij, tabel 195
Ssamenstelling 137
samenvatting, rapport 187, 201
schema 85, 168
schuingedrukt 144
scriptie 185
signaalwoord 79, 161, 201
slide 105
slot, presentatie 104, 205
slot, samenvatting 201
slot, tekst 76, 148
slot, verslag 97
sollicitatiebrief 170
sollicitatieformulier 180
solliciteren 177
spelling 84
spreekplan 104, 205
spreken, formeel 205
spreken, informeel 205
staafdiagram 86, 168, 197
stam, ik-vorm 50, 140
stam, voltooid deelwoord 55
stam, werkwoord 52
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord 139
strategieën 155
streepje, afbreekteken 47
studerend lezen 155
symbool 87
Ttabel 85, 168, 195
tegenstelling, signaalwoord 79, 162
tegenwoordige tijd,
persoonsvorm 8
tekst 68, 72, 148
telefoonnotitie 185
thema, onderwerp 151
tijd, signaalwoord 79, 161
tijd, woordvolgorde 33, 123, 124
titel 68
titelblad 185
toelichting 143
toelichting, signaalwoord 162
toen, signaalwoord 79
trefwoord 81, 200
tussenkopje 68
tweeklank 44
Uuitnodigen 98
uitroep 64
uitroepteken 64
Vvacature 170
ver weg, aanwijswoord 31
verbanden in de tekst 161
vergelijkende trap 24
verkennend lezen 155
verklaring 143
verkleinwoord, zelfstandig
naamwoord 21
verkleinwoord, zelfstandig
naamwoord 136
verleden tijd, onregelmatig
werkwoord 16, 54
verleden tijd, regelmatig
werkwoord 16, 52
verleden tijd, werken 16
verleden tijd, werkwoord 16, 53
verleden tijd, wonen 16
verleden tijd, worden 115
verleden tijd, zullen 116
vermaken, tekstdoel 72
verslag 97
vervoeging, bijvoeglijk
naamwoord 23
verwijswoorden 29
verwijzen naar bezit 30
verwijzen naar dingen en zaken 30
verwijzen naar enkelvoud 30
verwijzen naar meervoud 30
verwijzen naar persoon 29
voegwoord 122
voltooid deelwoord 14, 55, 106, 112
voltooid deelwoord,
onregelmatig 109, 115
voltooid deelwoord, stam 53
voltooide tijd, hebben 14
voltooide tijd, onregelmatige
werkwoorden 109, 115
voltooide tijd, werken 14
voltooide tijd, werkwoord 14
voltooide tijd, wonen 14
voltooide tijd, worden 115
voltooide tijd, zijn 14
voorbereiden gesprek 203
voorwaarde, signaalwoord 161
voorzetsel 18, 32, 112, 119, 120
voorzetsel, werkwoord 112
vormen, van werkwoord 8, 13
vraag 34, 117
vraagteken 64
vraagzin 34
Wwaar, betrekkelijk
voornaamwoord 120
wat, betrekkelijk
voornaamwoord 119
wederkerend voornaamwoord 114
wederkerend werkwoord 114
werken, tegenwoordige tijd 8
werken, voltooide tijd 14
werkwoord met voorzetsel 18
werkwoord, dansen 8
werkwoord, drinken 8
werkwoord, enkelvoud 8
werkwoord, hebben 14
werkwoord, hele 12, 50, 52, 108
werkwoord, meervoud 8
werkwoord, onregelmatig 16
werkwoord, stam 140
werkwoord, verleden tijd 16
werkwoord, voltooide tijd 14
werkwoord, vormen 8
werkwoord, wat is het 8
werkwoord, werken 8, 50
werkwoord, worden 115
werkwoord, zijn 14
werkwoord, zullen 115
werkwoordelijk gezegde 106
werkwoorden met be-, ont-,
ver-, her-, er- en ge- 111
wie, betrekkelijk voornaamwoord 119
wonen, voltooide tijd 14
woorden, schrijven en zeggen 60
woorden, uitspraak 60
woordenboek 84
woordvolgorde 33, 34, 35, 123
woordvolgorde, vraag met
vraagwoord 33
woordvolgorde, vraag zonder
vraagwoord 33
woordvolgorde, zin 33
worden 115
Z
zelfstandig naamwoord 19, 20
zelfstandig naamwoord,
enkelvoud 19, 130
zelfstandig naamwoord,
meervoud 19, 49, 130
zelfstandig naamwoord,
verkleinwoord 19
zich, wederkerend
voornaamwoord 114
zijn 13, 14, 33
zin, hoofdletter 63
zin, hulpwerkwoord 106
zin, korte 35
zin, lange 35
zin, woordvolgorde 35
zoekend lezen 155
zullen 115
zullen, vraag 116
zullen, wens 116
513447-513450_nawerk.indd Sec2:210513447-513450_nawerk.indd Sec2:210 22-01-2010 08:50:5322-01-2010 08:50:53
168
Taalblokken Leerwerkboek Nederlands
bron 22
Nederlands onderwijsniveau hoger dan EU-gemiddelde
Het onderwijsniveau van de Nederlandse bevolking ligt boven het gemiddelde
van de EU. In 2007 had 31% van de 25- tot 64-jarigen in Nederland een diploma
in het hoger onderwijs behaald, tegen bijna 25% gemiddeld voor de EU. Het
aandeel hogeropgeleiden loopt in de ons omringende landen uiteen van 24% in
Duitsland en 27% in Frankrijk tot 32% in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
Traditioneel doen de Scandinavische landen het wat betreft onderwijsniveau
goed, waarbij Finland met 36% het hoogste aandeel hogeropgeleiden kent. Ook
in een aantal landen dat sinds 2004 is toegetreden tot de EU is de bevolking
relatief hoog opgeleid. In Estland en Litouwen was respectievelijk 33% en 29%
van de 25- tot 64-jarigen hoogopgeleid.
Bron: www.cbs.nl
WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2
5 Informatie zoeken
Schema Informatie staat niet alleen in teksten, maar ook in schema’s, tabellen en grafieken. Als je bijvoorbeeld een vliegticket wilt boeken, kijk je in een schema . Hierin vind je de dagen waarop je vliegt, waar je vertrekt en waar je naartoe gaat, het vluchtnummer en de tijden.
bron 23
datum van naar vluchtnr. vertr. aank.
Do 8 Apr Amsterdam Frankfurt LH4689 07:15 > 08:25
Do 8 Apr Frankfurt Istanboel LH3340 09:15 > 13:00
Do 15 Apr Istanboel Zurich LX1801 14:20 > 08:25
Do 15 Apr Zurich Amsterdam LX734 07:15 > 19:00
Istanboel
Zurich
van
Amsterdam
Frankfurt
LX1801
LX734
vluchtnr.
LH4689
LH3340
aank.
08:25
13:00
08:25
19:00
OEFENING 18
Bekijk in bron 24 het schema over het weer van de komende week en beantwoord de vragen.
1 Wat is de windkracht komende maandag?
2 Hoeveel millimeter (mm) regen gaat er vrijdag vallen?
3 Hoe warm wordt het zondagmiddag?
4 Wat wordt de dag met de meeste zon?
5 Op welke dag is de kans dat het gaat regenen het kleinst?
6 Wat wordt de dag met de koudste middag?
7 Op welke dagen kan het ’s nachts kouder worden dan 12 graden?
8 Op welke dagen waait de wind met een kracht van 4 Beaufort (bft)?
513447-513450_hst6.indd Sec1:168513447-513450_hst6.indd Sec1:168 12-04-2010 09:08:5212-04-2010 09:08:52
Taalb
lokken
Le
erw
erk
bo
ek
Ne
de
rlan
ds
Leerwerkboek Nederlands
Taalblokken
1F
| A
22
F | B
1
ISBN 978 90 345 6713 0
513447
Leerwerkboek Nederlands In dit Leerwerkboek staan uitleg en oefeningen bij
Taalblokken 2. De inhoud van het Leerwerkboek
is gebaseerd op het Referentiekader taal en het
Raamwerk Nederlands voor het (v)mbo. In het
Leerwerkboek komen per niveau (1F l A2 en 2F l B1)
de volgende onderdelen aan bod:
• Grammatica. Wat zijn de regels?
• Spelling. Hoe schrijf je dat?
• Functionele theorie. Hoe doe je dat?
Taalblokken 2 bestaat uit:
• De website, met blokken, toetsen en theorie (uitleg
en oefeningen)
• Taalwijzers voor Nederlands, Engels en Duits met
theorie
• Leerwerkboeken voor Nederlands, Engels en Duits
met theorie (uitleg en oefeningen)
TaalblokkenPrecies leren wat je nodig hebt.
AuteurMiekske van der Sman
EindredactieDorine de Kruyf
Taalblokken
513447_OM.indd 1513447_OM.indd 1 25-1-10 15:07:1225-1-10 15:07:12