blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden...

36
Taal Leerwerkboek Nederlands Taal blokken 1F | A2 2F | B1

Transcript of blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden...

Page 1: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Taalb

lokken

Le

erw

erk

bo

ek

Ne

de

rlan

ds

Leerwerkboek Nederlands

Taalblokken

1F

| A

22

F | B

1

ISBN 978 90 345 6713 0

513447

Leerwerkboek Nederlands In dit Leerwerkboek staan uitleg en oefeningen bij

Taalblokken 2. De inhoud van het Leerwerkboek

is gebaseerd op het Referentiekader taal en het

Raamwerk Nederlands voor het (v)mbo. In het

Leerwerkboek komen per niveau (1F l A2 en 2F l B1)

de volgende onderdelen aan bod:

• Grammatica. Wat zijn de regels?

• Spelling. Hoe schrijf je dat?

• Functionele theorie. Hoe doe je dat?

Taalblokken 2 bestaat uit:

• De website, met blokken, toetsen en theorie (uitleg

en oefeningen)

• Taalwijzers voor Nederlands, Engels en Duits met

theorie

• Leerwerkboeken voor Nederlands, Engels en Duits

met theorie (uitleg en oefeningen)

TaalblokkenPrecies leren wat je nodig hebt.

AuteurMiekske van der Sman

EindredactieDorine de Kruyf

Taalblokken

513447_OM.indd 1513447_OM.indd 1 25-1-10 15:07:1225-1-10 15:07:12

Page 2: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Auteur:Miekske van der Sman

Eindredacteur:

Dorine de Kruyf

Taalblokken

Leerwerkboek

513447_voorwerk.indd 1513447_voorwerk.indd 1 12-04-2010 07:48:1612-04-2010 07:48:16

Page 3: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Inhoud

3

Inhoud

Woord vooraf 5

Hoofdstuk 1 8Grammatica 1F l A2. Wat zijn de regels?

1 Woorden 81 Het werkwoord 8

2 Het zelfstandig naamwoord 19

3 Het bijvoeglijk naamwoord 22

4 Woorden voor personen 26

5 Verwijswoorden 29

6 Dit, dat, deze, die 31

2 Zinnen 331 Woordvolgorde 33

2 Hoofdzin en bijzin 35

Hoofdstuk 2 40Spelling 1F l A2. Hoe schrijf je dat?

1 Letters en klanken 401 Letters en klanken 40

2 Klinker en medeklinkers 42

3 Tweeklanken 44

4 Lettergrepen 45

5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49

6 Het werkwoord 50

7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58

8 Woorden die je anders schrijft dan zegt 60

2 Leestekens 631 Hoofdletters en punten 63

2 Vraagtekens en uitroeptekens 64

Hoofdstuk 3 68Functionele vaardigheden 1F l A2

1 lezen 681 Hoe ziet een tekst eruit? 68

2 Hoe is een tekst opgebouwd? 72

3 Signaalwoorden 79

4 Informatie zoeken 80

5 Schema’s, tabellen en grafi eken 85

6 Symbolen en afkortingen 87

2 Schrijven 901 Hoe schrijf je een informele brief? 90

2 Hoe schrijf je een formele brief? 91

3 Hoe schrijf je een envelop? 93

4 Hoe schrijf je een kaart? 94

5 Hoe schrijf je een e-mail? 95

6 Hoe vul je een formulier in? 96

7 Hoe schrijf je een verslag? 97

8 Wat schrijf je? 98

3 Luisteren 1001 Non-verbale communicatie 100

4 Gesprekken voeren 1021 Formeel / informeel taalgebruik 102

5 Spreken 1041 Een presentatie houden 104

513447_voorwerk.indd 3513447_voorwerk.indd 3 12-04-2010 07:48:1712-04-2010 07:48:17

Page 4: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Taalblokken Nederlands

4

Hoofdstuk4 108Grammatica 2F l B1

1 Het werkwoord 1081 Hulpwerkwoorden 108

2 Onregelmatige werkwoorden 109

3 Werkwoorden met be-, ont-, ver-, her-, er-, en ge- 111

4 Werkwoorden met voorzetsels 112

5 Zich wassen, zich aankleden 114

6 Het werkwoord ‘worden’ 115

7 Het wetrkwoord ‘zullen’ 116

2 Zinnen 1191 De jongen die… / Het meisje dat… 119

2 Een bevel geven 121

3 Hoofdzin en bijzin 122

4 Woordvolgorde 123

5 Directe rede 125

6 Indirecte rede 126

Hoofdstuk 5 130Spelling 2F l B1

1 Woorden 1301 Het zelfstandig naamwoord 130

2 Het bijvoeglijk naamwoord 139

3 Het werkwoord 140

2 Leestekens 1431 komma’s en dubbele punten 143

2 Aanhalingstekens 144

3 ’s Nachts en ’s morgens 145

Hoofdstuk 6 148Functionele vaardigheden 2F l B1

1 Lezen 1481 Hoe is een tekst opgebouwd? 148

2 Strategieën 155

3 Signaalwoorden 161

4 Feiten en meningen 166

5 Informatie zoeken 168

2 Schrijven 1721 Hoe schrijft je een sollicitatiebrief? 172

2 Hoe schrijf je een memo? 184

3 Hoe schrijf je een rapport? 185

4 Hoe schrijf je een samenvatting? 187

5 Grafi sche informatie? 195

3 Luisteren 2001 Aantekeningen maken 200

2 Samenvattingen in hoofdlijnen: stappenplan 201

4 Gesprekken voeren 2031 Een gesprek voorbereiden en evalueren 203

5 Spreken 2041 Hoe spreek je je publiek aan? 204

2 Een presentatie houden 205

Trefwoorden 209

513447_voorwerk.indd 4513447_voorwerk.indd 4 12-04-2010 07:48:1712-04-2010 07:48:17

Page 5: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Inhoud

5

Woord vooraf

Wat is het Leerwerkboek?In dit Leerwerkboek staat theorie waarmee je direct kunt oefenen. Het bevat de volgende onderdelen:

• Grammatica. Wat zijn de regels?

• Spelling. Hoe schrijf je dat?

• Functionele theorie. Hoe doe je dat?

Hoe werk je met het Leerwerkboek?Je gebruikt dit Leerwerkboek naast de website. Op de website staan veel praktische oefeningen en taaltaken. Het

Leerwerkboek bevat theorie en oefeningen. Door te oefenen in dit Leerwerkboek kun je de oefeningen en de taaltaken van de

website beter maken. Jouw docent bespreekt met je wat je het beste kunt doen in dit Leerwerkboek.

Per hoofdstuk wordt alle theorie bij een bepaald niveau behandeld. In elk hoofdstuk staan 3 paragrafen.

In de eerste paragraaf staat bijvoorbeeld alles over het voltooid deelwoord en het bijvoeglijk naamwoord.

In de tweede paragraaf vind je informatie over spelling, bijvoorbeeld over wat je aaneen schrijft of los en over het gebruik van

hoofdletters.

De laatste paragraaf, paragraaf 3, geeft je veel houvast als je met taaltaken aan de slag gaat. In deze paragraaf vind je onder

andere voorbeeldbrieven en hulp bij maken van een notitie of een verslag.

Het Leerwerkboek is bedoeld voor leerlingen van alle sectoren en alle leerjaren. Je gebruikt dit boek dus tijdens je hele

opleiding op het mbo.

Wat is de relatie tussen de website van Taalblokken 2 en dit Leerwerkboek?Op de website staan zowel blokken als theorielessen.

De uitleg bij de theorielessen en de uitleg in dit Leerwerkboek komen overeen. Aan de theorielessen op de website zijn extra

oefeningen toegevoegd. Op de website kun je dus verder oefenen met de stof uit dit Leerwerkboek.

In sommige blokken op de website vind je ook theorie. Je zult ook die theorie herkennen uit dit Leerwerkboek.

Oefenen met theorie kan dus zowel op de website van taalblokken 2 als in dit Leerwerkboek.

Veel succes met Taalblokken.

Het Taalblokken team

513447_voorwerk.indd 5513447_voorwerk.indd 5 12-04-2010 07:48:1712-04-2010 07:48:17

Page 6: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Hoofdstuk 1 Grammatica 1F I A2 Wat zijn de regels?

513447-513450_hst1.indd 7513447-513450_hst1.indd 7 22-01-2010 08:38:4822-01-2010 08:38:48

Page 7: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

8

1 Woorden

1 Het werkwoord – werken, wonen, slapen

Wat is een werkwoord? Een werkwoord geeft aan wat mensen, dieren of dingen doen.

lopen Ik loop . Wij lopen door de stad.

rijden De auto rijdt . De treinen naar Eindhoven rijden vandaag niet.

zien Jullie zien . Tom en Jamila zien elkaar op school.

OEFENING 1

Welke woorden zijn werkwoorden? Zet een kruisje in de goede kolom.

Werkwoord Geen werkwoord

1 doen □ □

2 tussen □ □

3 eet □ □

4 studie □ □

5 leren □ □

6 werken □ □

7 fijn □ □

8 komen □ □

9 groot □ □

10 de □ □

11 blauwe □ □

12 rennen □ □

13 ijzeren □ □

14 geen □ □

15 broeken □ □

OEFENING 2

Onderstreep het werkwoord in de zin. 1 Ik ga naar mijn stagebedrijf.

2 Tamara leest het liefst tijdschriften.

3 Zij werken op dinsdag in de supermarkt.

4 Het schoolgebouw staat in een woonwijk.

5 De baby groeit goed.

6 Wij denken aan het weekend.

7 Voel jij je vandaag niet lekker?

8 Mark en Amélie koken vanavond voor ons.

9 Mijn tv doet het niet goed.

10 Ik moet volgende week naar de tandarts.

WIL JE VERDER OEFENEN, ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2

513447-513450_hst1.indd 8513447-513450_hst1.indd 8 22-01-2010 08:38:4922-01-2010 08:38:49

Page 8: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

9

Hoofdstuk 1 Grammatica 1F I A2 Wat zijn de regels?

De werkwoorden dansen, werken en drinken Werkwoorden kunnen verschillende vormen hebben. Als één persoon iets doet, noem je dat enkelvoud .

Ik dans op het feest. Ik werk op een school. Ik drink koffie.

Zij danst met Teun. Jij werkt in een winkel. Joshua drinkt nooit thee.

Noura danst de tango. Hij werkt vandaag niet. Het kind drinkt melk.

Als meer personen iets doen, noem je dat meervoud .

Wij dansen in het café. Malaika en Irene werken bij een boer. Zij drinken niet genoeg water.

Hamid en Lies dansen samen. Jullie werken graag buiten. Wij drinken geen prik.

OEFENING 3

Welke vormen zijn enkelvoud en welke meervoud?

Enkelvoud Meervoud

1 dansen □ □

2 werk □ □

3 drinkt □ □

4 drinken □ □

5 danst □ □

6 werken □ □

7 dans □ □

8 drink □ □

9 werkt □ □

OEFENING 4

Welke werkwoordsvorm is goed? Streep door wat fout is. 1 Ik werk / werken in een restaurant.

2 Hij drinken / drinkt geen frisdrank.

3 Jullie danst / dansen heel goed!

4 Maja drinkt / drink het liefst appelsap.

5 Jij werken / werkt elke zondagavond in de friettent.

6 Wij dansen / danst meestal samen.

7 De gasten drink / drinken veel.

8 De jongen werken / werkt acht uur per week.

9 Ik drink / drinkt nooit alcohol.

10 Zijn ouders werk / werken allebei fulltime.

OEFENING 5

Hoe maak je het werkwoord? Vul de goede vorm in.

1 (kijken) Wij de hele avond tv.

2 (zwemmen) Ik elke zaterdag.

3 (bakken) Jij toch vaak appeltaart?

4 (dansen) De bruid met haar vader.

5 (drinken) Jullie iets op het terras.

6 (beginnen) De nieuwe stagiaires vandaag.

7 (trouwen) In het weekend mijn zus.

513447-513450_hst1.indd 9513447-513450_hst1.indd 9 22-01-2010 08:38:4922-01-2010 08:38:49

Page 9: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

10

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

8 (bellen) Jij erg veel, zeg!

9 (vertellen) Mijn oom graag over zijn reizen naar het buitenland.

10 (huilen) Het zieke kind van de oorpijn.

WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2

Het onderwerp en de persoonsvorm – ik werk, John woont Het onderwerp in de zin is de persoon, het dier of het ding dat iets doet. Ik loop naar school. Yakut en Selim hebben vanavond een afspraak op hun stage. De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin. Patricia zoekt een ander baantje. De koks verzinnen een nieuw menu. Als je de persoonsvorm wilt vinden, kun je de zin vragend maken. De persoonsvorm staat dan vooraan.

Hij vergeet de afspraak. Vergeet is de persoonsvorm, want: Vergeet hij de afspraak?

De competitie is begonnen. Is is de persoonsvorm, want: Is de competitie begonnen?

Als het onderwerp verandert, verandert de persoonsvorm ook.

Jij neemt de trein. Jullie nemen de trein.

De kamerplant staat in bloei. De bomen staan in bloei.

OEFENING 6

Welke woorden kunnen onderwerp zijn? Zet een kruisje in de goede kolom.

Kan onderwerp zijn Kan geen onderwerp zijn

1 naast □ □

2 mannen □ □

3 gaan □ □

4 de wedstrijd □ □

5 bijna □ □

6 de trein □ □

7 de □ □

8 moeilijk □ □

9 Mirella □ □

10 klaar □ □

11 mijn broer □ □

12 het menu □ □

13 wij □ □

14 de regen □ □

15 zijn □ □

513447-513450_hst1.indd 10513447-513450_hst1.indd 10 22-01-2010 08:38:4922-01-2010 08:38:49

Page 10: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Hoofdstuk 2 Spelling 1F I A2 Hoe schrijf je dat?

513447-513450_hst2.indd Sec2:39513447-513450_hst2.indd Sec2:39 22-01-2010 08:40:3222-01-2010 08:40:32

Page 11: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

40

1 Letters en klanken

1 Letters en klanken Woorden bestaan uit letters én uit klanken . Letters lees je, en klanken hoor je. Het Nederlandse alfabet heeft 26 letters.

OEFENING 1

Schrijf de letters van het alfabet in de goede volgorde op.

OEFENING 2

Welke woorden staan hier?Gebruik de code: a = 1 b = 2 c = 3 enzovoort

19 – 16 – 5 – 12 – 12 – 9 – 14 – 7

13 – 15 – 5 – 9 – 12 – 9 - 10 – 11

2 – 5 – 19 – 20 – 1 – 14 - 4

22 – 5 – 18 – 7 – 9 – 19 – 19 – 5 - 14

3 – 15 – 12 – 12 – 5 – 7 - 1

15 – 14 – 20 – 23 – 9 – 10 – 11 – 5 - 14

Een klank is wat je hoort als je een letter uitspreekt. Een letter klinkt niet altijd hetzelfde. De letter a klinkt anders in h a llo dan in d a gen. De letter i klinkt anders in z i ngen dan in l i ter . De letter c klinkt anders in c hips dan in c ola. Klanken kunnen kort of lang zijn. Een korte klank schrijf je altijd met één letter, een lange klank kun je met één of twee letters schrijven. kort: B a s lang: b aa s b a sis kort: l e f lang: l ee f l e ven

OEFENING 3

Klinkt de e hetzelfde als in en, geen of lopen?

e n g ee n lop e n

1 feest □ □ □

2 grapje □ □ □

3 leeg □ □ □

4 molen □ □ □

5 ben □ □ □

6 step □ □ □

7 bezig □ □ □

8 golven □ □ □

513447-513450_hst2.indd Sec1:40513447-513450_hst2.indd Sec1:40 22-01-2010 08:40:3222-01-2010 08:40:32

Page 12: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

41

Hoofdstuk 2 Spelling 1F I A2 Hoe schrijf je het?

OEFENING 4

In welk woord zit de klank? Zet een kruisje voor het goede woord. 1 In welk woord klinkt de a als in k a t?

□ banen

□ zanger

□ klaar

□ zadel

2 In welk woord klinkt de o of oo als in v oo r?

□ bons

□ worden

□ belofte

□ moord

3 In welk woord klinkt de e of ee als in g e k?

□ tefal

□ best

□ rebus

□ meester

4 In welk woord klinkt de a als in b aa n?

□ vakantie

□ lange

□ nagel

□ handdoek

5 In welk woord klinkt de o of oo als in m o dder?

□ botsen

□ stoken

□ lopen

□ kroon

OEFENING 5

Onderstreep de woorden waarin de genoemde klanken zitten.

korte a-klank (zoals in kat )

Ik dacht : “ Dat is raar! Jaap en Janneke wandelen samen naar de markt . En dat

vinden ze normaal altijd zo saai!”

lange ee-klank (zoals in

veel, alleen en meer )

Marleen heeft geen idee wat Esther met dat grapje bedoelt. Is ze een spelletje

aan het spelen ?

korte i-klank (zoals in vis ) Ik wil dit jaar liever niet blijven zitten . In het begin van de periode ging het niet

goed, maar ik vind dat ik nu wel goed op weg ben.

lange oo-klank (zoals in

rook )

Thomas loopt langs de hoofdweg en maakt foto’s van de kopgroep. Hij probeert

goed uit zijn ogen te kijken om niet om te vallen.

OEFENING 6

IS DE KLANK KORT OF LANG?

Kort Lang

1 b o t □ □

2 v uu r □ □

3 i k □ □

4 gr a s □ □

5 l ee s □ □

6 b o ten □ □

7 gr aa s □ □

9 m u ren □ □

10 l e s □ □

513447-513450_hst2.indd Sec1:41513447-513450_hst2.indd Sec1:41 22-01-2010 08:40:3222-01-2010 08:40:32

Page 13: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

42

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

Kort Lang

11 b u s □ □

12 gr a zen □ □

13 b oo t □ □

14 l e nen □ □

15 e n □ □

OEFENING 7

In welke zinnen horen de woorden? Vul het goede woord in.

1 start / staart De hond bijt in zijn eigen .

Stop! Dat was een valse !

2 vel / veel Het van die oude vrouw is rimpelig.

Die oude vrouw heeft rimpels.

3 zak / zaak Stop je oude kleren maar in die .

Ik wil later een eigen beginnen.

4 bek / beek Die vogel heeft een takje in zijn .

Er drijven takken in de .

5 gat / gaat Richie volgende week terug naar Engeland.

Dat jongetje is gevallen. Hij heeft een in zijn hoofd.

6 word / woord ’Sfinx’ is een leuk voor Galgje.

Ik morgen 21.

7 pur / puur Op de bouw gebruiken ze vaak .

Ik eet chocola het liefst .

8 grot / groot Dat stuk taart is te voor mij.

In de werden veel oude tekeningen ontdekt.

WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2

2 Klinkers en medeklinkers – a, e, i / k, w, p

Klinkers De klinkers in het Nederlands zijn: a, e, i, o en u

Medeklinkers De medeklinkers in het Nederlands zijn: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x en z

513447-513450_hst2.indd Sec1:42513447-513450_hst2.indd Sec1:42 22-01-2010 08:40:3222-01-2010 08:40:32

Page 14: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Hoofdstuk 3 Functionele vaar-digheden 1F l A2

513447-513450_hst3.indd Sec2:67513447-513450_hst3.indd Sec2:67 22-01-2010 08:42:0822-01-2010 08:42:08

Page 15: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

68

1 Lezen

1 Hoe ziet een tekst eruit? Zinnen die bij elkaar horen en die een logisch verhaal vormen, noem je een tekst . Bijna elke tekst heeft een titel . De titel staat boven de tekst en geeft meestal aan waar de tekst over gaat, het onderwerp dus. De titel van de tekst hieronder is ‘Leerlingenstatuut ROC Centraal’. Lange teksten hebben vaak tussenkopjes . Een tussenkopje staat boven het stukje tekst waar het over gaat. De tussenkopjes in de tekst hieronder zijn ‘Onderwijs’, ‘Gedragsregels’, ‘Klachten’ en ‘ROC Pas’.

bron 1

Regels voor leerlingen ROC Centraal

Onderwijs

Leerlingen zijn verplicht alle onderwijsactiviteiten bij te wonen en de toetsen af

te leggen. Ze moeten zich houden aan alle andere verplichtingen die de onder-

wijsovereenkomst met zich meebrengt. Er wordt veel zorg besteed aan de

begeleiding van de leerlingen.

Je hebt altijd een mentor of studiegroepbegeleider. Deze begeleiding is niet vrij-

blijvend maar structureel. Afspraken met de mentor of studiegroepbegeleider

moet je nakomen; het bijwonen van het mentoruur of de studiegroepbegeleiding

is verplicht voor alle leerlingen.

Gedragsregels

‘Doe maar gewoon'. Die regel zou goed genoeg moeten zijn. Geweld, verniel-

ing, discriminatie, intimidatie, kortom: alle zaken die buiten het schoolgebouw

niet mogen, mogen ook binnen niet. In het leerlingenstatuut staan verschillende

gedragsregels, onder andere met betrekking tot aansprakelijkheid, alcohol, tabak

en drugs, computergebruik, schorsing en verwijdering, veiligheid.

Klachten

Waar mensen werken, worden fouten gemaakt. Dat geldt in de hele maatschap-

pij dus ook bij het ROC Centraal. Wij willen er alles aan doen om fouten te

voorkomen en – als ze toch zijn gemaakt – deze zo goed mogelijk af te handelen.

Meestal kun je met je klacht terecht bij degene die naar jouw oordeel de klacht

veroorzaakte. Gelukkig wordt het probleem dan meestal goed opgelost.

Als je klacht niet wordt opgelost, dan is het belangrijk dat je er niet te lang mee

blijft rondlopen. Als je te lang wacht, kan dat natuurlijk voor jezelf vervelend zijn.

Maar bovendien kunnen er termijnen verstrijken waardoor je klacht niet meer

geldig is. Probleem is: waar moet je met een klacht terecht? In het leerlingensta-

tuut wordt daar een antwoord op gegeven. Bijvoorbeeld klachten met betrekking

tot seksuele intimidatie, discriminatie of over beslissingen van de examinator of

examencommissie.

ROC-pas

Aan het begin van je opleiding ontvang je een ROC-pas. Je moet deze pas op

school zichtbaar dragen en op verzoek tonen, zodat iedereen je kan herkennen

als leerling. Dat is met name ook voor de veiligheid. Deze ROC-pas wordt een-

malig verstrekt. Bij verlies of diefstal moet je een nieuwe ROC-pas betalen.

Lange teksten bestaan vaak uit alinea’s . Dat zijn groepen zinnen die over één deelonderwerp gaan. Een nieuwe alinea kun je herkennen doordat de eerste regel inspringt, of doordat er een witregel boven staat.

513447-513450_hst3.indd Sec1:68513447-513450_hst3.indd Sec1:68 22-01-2010 08:42:0822-01-2010 08:42:08

Page 16: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

69

Hoofdstuk 3 Functionele vaardigheden 1F l A2

OEFENING 1

Vul het goede aantal in.

1 Tel de alinea’s in bron 1 ‘Regels voor leerlingen ROC Centraal’. Dat zijn alinea’s.

2 Tel ook de alinea’s in bron 2 ‘Studenten het liefst naar Australië’. Dat zijn alinea’s.

bron 2

Studenten het liefst naar Australië

Waar ga jij deze zomer heen op vakantie en wat ga je daar doen? De gemiddelde

student gaat graag ver weg, maar heeft maar weinig geld om uit te geven aan

zijn jaarlijkse vakantie.

Uit onderzoek van Kamernet onder meer dan zeshonderd kamerzoekenden

blijkt dat Australië de meest geliefde vakantiebestemming is onder studenten.

Van de ondervraagden zou 25% het liefst deze zomer naar Australië vertrekken,

Afrika is als werelddeel met 11% het minst populair.

De meeste studenten hebben voor hun vakantie een budget van tussen

de € 500,00 en € 1000,00 en de meerderheid besteedt dit geld dan ook aan één

vakantie per jaar.

Favoriete vakantiesoort is een strandvakantie, gevolgd door een cultuurreis

of een stedentrip.

Bron: nobiles.nl

OEFENING 2

Bekijk de tussenkopjes in bron 1 ‘Regels voor leerlingen ROC Centraal’. Vul het goede antwoord in.

1 Als je het ergens niet mee eens bent, lees je het stukje onder het kopje .

2 Informatie over een schoolpasje vind je onder het kopje .

3 Wat wel en niet mag in het schoolgebouw kun je lezen onder het kopje .

OEFENING 3

Bekijk de tussenkopjes in bron 3 ‘Fruit’. Vul het goede antwoord in.

1 Wil je iets weten over verschillende keurmerken, dan lees je de tekst onder het kopje .

2 Wil je iets lezen over waar fruit vandaan komt, dan lees je de tekst onder het kopje .

3 Als je iets wilt weten over het voorkomen van ziektes door fruit, dan lees je onder .

4 Waarom het goed is om fruit te eten, kun je lezen onder het kopje .

bron 3

Fruit

Nederlanders eten graag appels, sinaasappels en bananen. Eet niet de hele

week hetzelfde fruit, maar wissel verschillende soorten af. Fruit uit de verwarmde

kas en ingevlogen fruit kosten veel energie en zijn daarom niet zo goed voor het

milieu. Een fruitkalender en keurmerken als EKO, Milieukeur en Max Havelaar

helpen je om bewust te kiezen.

Gezondheid Eet voldoende fruit, minimaal twee stuks per dag en varieer daarbij volop. Fruit

eten is belangrijk om voldoende vitamines, mineralen, voedingsvezels en andere

bioactieve stoffen binnen te krijgen. Ze bevatten weinig calorieën en veel voed-

ingsstoffen. Dit geldt niet alleen voor vers fruit, maar ook voor fruit uit blik en pot

en bepaalde vruchtensappen. Het Voedingscentrum adviseert om hooguit één

portie fruit te vervangen door sinaasappel-, ananas- of grapefruitsap.

513447-513450_hst3.indd Sec1:69513447-513450_hst3.indd Sec1:69 22-01-2010 08:42:0822-01-2010 08:42:08

Page 17: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

70

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

Ziekte Het eten van voldoende fruit verlaagt het risico op chronische ziekten, zoals hart-

en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker. Verder verbetert het de bloeddruk

en zorgt het voor een goede stoelgang. Als iedereen elke dag twee ons groente en

twee stuks fruit zou eten, dan kunnen jaarlijks circa 5000 sterfgevallen door hart-

en vaatziekten en circa 2300 sterfgevallen door kanker worden voorkomen.

Herkomst Nederlanders eten vooral de volgende vier soorten fruit: appel, banaan,

sinaasappel en mandarijn. Het land van herkomst moet altijd vermeld worden

bij het fruit. Appels (Elstar en Jonagold) komen vooral uit Nederland. Bananen

komen uit Midden-Amerika. Sinaasappels en mandarijnen komen vooral uit het

Middellandse Zeegebied. In de (sub)tropen is het toezicht op de arbeidsomstan-

digheden niet altijd goed. Zo worden arbeiders in de bananenteelt vaak slecht

betaald. Je kunt daarmee rekening houden door bij de aankoop te letten op

herkomst en (keur)merken.

Keurmerk Een keurmerk geeft aan dat er rekening is gehouden met bijvoorbeeld het milieu

(EKO, Milieukeur, Nature & More) of met arbeidsomstandigheden (Fairtrade, Eko-

Oké, Max Havelaar, Rainforest Alliance) of een combinatie van deze twee.

Milieu De Nederlandse fruitsector spant zich in om zo min mogelijk bestrijdingsmiddelen

te gebruiken. Ook het Voedingscentrum wil dat er zo weinig mogelijk gebruik wordt

gemaakt van bestrijdingsmiddelen, om de kans op overschrijdingen te minimaliseren.

Bron: www.voedingscentrum.nl

OEFENING 4

Lees bron 4. Welk tussenkopje past het best boven het stukje tekst vanaf De boete in Asian Palace ? Zet een kruisje voor het goede antwoord. □ Oosters restaurant

□ Leeg bord

□ Begrip gasten

□ Voedsel

bron 4

Restaurants geven boete voor niet leegeten bord

LEIDEN - Een aantal oosterse restaurants laat gasten extra betalen als ze hun

bord niet leegeten. Het gaat om eetgelegenheden die voor een vast bedrag

onbeperkt sushi serveren. Ze willen voorkomen dat de klanten meer van de

hapjes bestellen dan ze op kunnen.

Eigenaar Shao Ming Hu van restaurant Asian Palace bevestigde zaterdag

een bericht hierover in De Telegraaf. Behalve zijn etablissement hanteren ook col-

lega's in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag dit beleid.

Tussenkopje

De boete in Asian Palace, waar de nieuwe sushikeuken vorige week openging,

bedraagt € 1,00 voor elk overgebleven koud gerecht en € 3,00 voor de warme

lekkernijen. Volgens de eigenaar reageren de gasten met begrip. ''Ze vinden het

logisch dat het gebeurt. Het gaat niet alleen om kostenbesparing. Het is gewoon

zonde om goed voedsel weg te gooien,'' zegt hij.

Bron: www.nu.nl

OEFENING 5

Lees bron 5. Wat zouden de tussenkopjes zijn in de tekst over vrouwen en de Ikeahandleiding? Zet een kruisje voor het goede antwoord. 1 Tussenkopje 1

□ Kooplust

□ Nauwkeurig

□ Ikea

□ Mannen

513447-513450_hst3.indd Sec1:70513447-513450_hst3.indd Sec1:70 22-01-2010 08:42:0822-01-2010 08:42:08

Page 18: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

90

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

2 Schrijven

1 Hoe schrijf je een informele brief? Een informele brief is een brief die je schrijft naar iemand die je goed kent: een vriend, vriendin, familielid of kennis. Je schrijft over persoonlijke dingen. Je kunt natuurlijk ook een e-mail sturen, maar mensen vin-den het vaak erg leuk om een echte brief te krijgen. Begin een informele brief met bijvoorbeeld ‘Beste’ + voornaam of ’Hallo’ + voornaam. Eindig een informele brief met bijvoorbeeld ‘Groetjes,’ + jouw naam.

Utrecht, 1 mei 2009 plaats – komma - datum

2 witregels

Lieve Anissa, informele aanhef – komma

1 witregel

Wat heb ik jou al lang niet meer gezien! Hopelijk gaat alles goed! Ik hoorde van oma

dat je een nieuwe baan hebt. Dat is super zeg!

inleidende alinea

1 witregel

Met mij gaat het ook heel goed. Ik ben bijna klaar met school: 1 juni heb ik mijn laatste

toets. Mijn stage was heel erg leuk, daar ben ik vorige week voor het laatst geweest. Ik

mag er zelfs blijven werken! Ik werk er nu een dag per week, en als ik straks klaar ben

met school mag ik vijf dagen per week werken.

alinea

1 witregel

Op 10 juni geef ik een feest om te vieren dat ik klaar ben. Komen jij en John dan ook?

Dat zou ik heel erg leuk vinden! Het is gewoon bij mijn ouders thuis en jullie zijn vanaf

20:30 uur welkom.

alinea

1 witregel

Hopelijk kunnen jullie op 10 juni, dan kunnen we lekker bijpraten! Tot dan! slotalinea

2 witregels

Heel veel groetjes, informele afsluiting – komma

Lieke je naam

OEFENING 1

Wat is de goede volgorde? Zet een cijfer van 1 tot 7 achter elk onderdeel: 1 voor het eerste en 7 voor het laatste.

Hee jongen, de groeten en tot gauw hè!

Arno

Ik ben vorige week teruggekomen uit Australië. (…) [kernalinea]

Den Bosch, 12 januari 2010

Hee die Bertje,

Lijkt me leuk om snel eens af te spreken! (…) [slotalinea]

Hoe gaat het met jou? (…) [inleidende alinea]

OEFENING 2

Schrijf een briefje aan je jarige oma. Je kunt niet op haar verjaardag komen, omdat je rijexamen hebt die dag.

513447-513450_hst3.indd Sec1:90513447-513450_hst3.indd Sec1:90 22-01-2010 08:42:1422-01-2010 08:42:14

Page 19: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

91

Hoofdstuk 3 Functionele vaardigheden 1F l A2

WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2

2 Hoe schrijf je een formele brief? Een formele brief is een brief die je schrijft naar iemand die je niet goed kent, bijvoorbeeld een bedrijf, school of gemeente. Je schrijft over zakelijke dingen. Een formele brief is bijvoorbeeld een sollicitatiebrief. Of een brief naar de sportschool om je abonnement op te zeggen. Of een brief naar de gemeente omdat je het niet eens bent met die nieuwe parkeerplaats. Of misschien moet je op je werk een brief naar een klant sturen. Begin een formele brief met ’Geachte meneer/mevrouw’ + achternaam. Eindig een formele brief met ‘Met vriendelijke groet,’ + jouw naam.

Lieke van de Broek

Straatnaam 11

1234 XY PLAATSNAAM

je eigen adresgegevens

eventueel ook de naam van het

bedrijf waar je voor werkt, als je

daarvoor schrijft

1 witregel

tel: 012-3456789

fax: 098-7654321

e-mail: [email protected]

je eigen telefoonnummer en

e-mailadres

2 witregels

Naam van het bedrijf

Afdeling

De heer drs. B.L. Maas

Postbus 111

5555 AA PLAATSNAAM

gegevens van de persoon aan wie

je de brief schrijft

2 spaties tussen postcode en

plaatsnaam

2 witregels

Schiedam, 17 augustus 2009 plaats – komma - datum

1 witregel

Betreft: Reparatie fototoestel onderwerp van je brief

2 witregels

Geachte heer Maas, formele aanhef – komma

1 witregel

Vorige week heb ik een fotocamera gekocht bij de vestiging van uw bedrijf in

Schiedam. De camera is van het merk XXX, type XXX en kostte € XXX.

inleidende alinea

1 witregel

513447-513450_hst3.indd Sec1:91513447-513450_hst3.indd Sec1:91 22-01-2010 08:42:1422-01-2010 08:42:14

Page 20: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

92

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

De camera is helaas nu al kapot. Ik ben teruggegaan naar de winkel, maar daar

konden ze me niet helpen.

alinea: wat is het probleem? Dit

kunnen ook meer alinea's zijn

1 witregel

Bij de telefonische klantenservice zeiden ze dat ik de camera naar u moest sturen met

een brief erbij. Ik hoop dat u me kunt helpen. Misschien kan de camera gerepareerd

worden, of kunt u een nieuwe op laten sturen?

alinea

1 witregel

Ik wacht uw reactie af en hoop dat ik mijn camera snel kan gebruiken. slotalinea: wat verwacht je van de

ander?

2 witregels

Met vriendelijke groet, formele afsluiting – komma

1 witregel

je handtekening Laat hier genoeg

ruimte voor open (2 of 3 regels)

Lieke van de Broek je naam

OEFENING 3

Wat is de goede volgorde? Zet een cijfer van 1 tot 11 achter elk onderdeel: 1 voor het eerste en 11 voor het laatste.

Arno Sleutjes

Ik hoop van u te horen (…) [slotalinea]

Betreft: vacature 20Pz7

Grouw, 18 augustus 2009

In de Volkskrant van 15 augustus las ik (…) [inleidende alinea]

Arno Sleutjes

Heistraat 23

5481 CD GROUW

De afgelopen jaren heb ik gewerkt als (…) [kernalinea’s]

Balsdom BV

Afdeling Personeelszaken

Mevrouw A. G. F. Ramirez

Postbus 1111

6030 AA ZUTPHEN

Geachte mevrouw Ramirez,

Met vriendelijke groet,

tel: 065-4321987

e-mail: [email protected]

OEFENING 4

Zet je het in een formele of in een informele brief? Zet een kruisje in de goede kolom.

Formeel Informeel

1 U heeft onlangs van ons een brief ontvan

gen.

□ □

2 Bedankt voor je leuke kaart. □ □

3 In reactie op uw brief van 3 januari … □ □

4 Laat je even weten wat je ervan vindt? □ □

5 Ik hoop spoedig van u te horen. □ □

6 Naar aanleiding van uw brief … □ □

513447-513450_hst3.indd Sec1:92513447-513450_hst3.indd Sec1:92 22-01-2010 08:42:1422-01-2010 08:42:14

Page 21: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

93

Hoofdstuk 3 Functionele vaardigheden 1F l A2

7 Heb je mijn brief gekregen? □ □

8 Graag ontvang ik van u een antwoord. □ □

OEFENING 5

Zet je het in een formele of in een informele brief? Zet een kruisje in de goede kolom.

Formeel Informeel

1 Met vriendelijke groet, □ □

2 Geachte mevrouw Albers, □ □

3 Groetjes, □ □

4 Lieve Ankie, □ □

5 Vriendelijke groeten, □ □

6 Doei, □ □

7 Hoogachtend, □ □

8 kus, □ □

9 Hoi Ankie, □ □

10 Geachte directie, □ □

11 CU! □ □

OEFENING 6

Je werkt op zaterdagen bij een supermarkt. Over drie maanden, op 18 september gaat je broer trouwen. Schrijf een formeel briefje aan de bedrijfsleider (dhr. Vermeulen) waarin je vrij vraagt.

WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2

3 Hoe schrijf je een envelop? Een brief of een dubbele kaart verstuur je in een envelop . Die moet je natuurlijk goed schrijven. Schrijf het adres aan de rechterkant, ongeveer halverwege de envelop. Zorg dat je genoeg ruimte hebt om de hele naam op de regel te schrijven. Je schrijft: Naam en achternaam Straatnaam en huisnummer Postcode – 2 spaties – PLAATSNAAM

513447-513450_hst3.indd Sec1:93513447-513450_hst3.indd Sec1:93 22-01-2010 08:42:1422-01-2010 08:42:14

Page 22: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Hoofdstuk 4 Grammatica 2F I B1

513447-513450_hst4.indd Sec2:107513447-513450_hst4.indd Sec2:107 22-01-2010 08:43:5522-01-2010 08:43:55

Page 23: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

112

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

4 Werkwoorden met voorzetsels – instappen, overstappen, uitstappen

Een voorzetsel is een woord waarmee je iets zegt over een plaats, tijd of reden. Het is vaak een kort woordje en je kunt het voor een zelfstandig naamwoord zetten.

op het dak Mijn ouders gaan morgen op vakantie.

met een pen Ik heb met jouw baas gesproken.

bij de kapper Lottes broertje slaapt vanavond bij zijn oma.

naast het gebouw Zijn nieuwe auto staat naast die oldtimer.

in de kast We hebben uren in de file gestaan.

OEFENING 8

Streep het foute voorzetsel door. 1 De baby moet onder / na een deken liggen.

2 De zon scheen tijdens / over het schoolplein.

3 Mirjam heeft een verrassing door / voor jou!

4 Na / Sinds de vakantie begint het zwaarste blok.

5 De planten zijn verlept door / over de zon.

6 Heb jij mijn sleutels naast / met die papieren gelegd?

7 Karim heeft zijn vriendin sinds / bij vorig weekend niet gezien.

8 In / Op mijn werk ben ik altijd serieus.

9 Natuurlijk kom ik graag op naast / jouw feest!

10 Wie kan die pan even uit / in de kast halen?

Bij sommige werkwoorden zit er een voorzetsel aan het hele werkwoord vast, zoals bij opbellen , instap-pen en uitslapen .

instappen ik stap in Wij stappen in de bus.

oplossen ik los op Jij lost de puzzel op .

Als je van zo'n werkwoord een voltooid deelwoord maakt, plak je het voltooid deelwoord achter het voorzetsel.

meedoen ik doe mee ik deed mee Jasper heeft meegedaan aan de sportdag .

afspreken ik spreek af ik sprak af Wij hebben afgesproken morgen te gaan werken .

Let op: Soms blijft het voorzetsel aan het werkwoord vastzitten.

ondertekenen Ik onderteken het contract voor mijn nieuwe baan.

voorspellen De leraar had al voorspeld dat iedereen de toets goed zou gaan maken.

Bij sommige werkwoorden gebruik je twee voorzetsels.

afhangen van Je cijfer hangt af van je beoordelingsgesprek.

toevoegen aan Ik heb mijn e-mailadres toegevoegd aan de lijst.

aanpassen aan Wij pasten onze kleding aan aan de lokale cultuur.

OEFENING 9

Vul het goede voorzetsel in.

1 Wesley heeft meegedaan de zeskamp.

2 Melvin stapt over Eindhoven.

3 Ik zie heel erg op die toets van morgen.

4 Kijk goed uit die strenge baas!

5 Die leraar komt altijd op de stille leerlingen.

513447-513450_hst4.indd Sec1:112513447-513450_hst4.indd Sec1:112 22-01-2010 08:43:5622-01-2010 08:43:56

Page 24: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

113

Hoofdstuk 4 Grammatica 2F I B1

6 Jullie moeten nu ophouden praten!

7 Mevrouw van Hout bereidt zich voor een uur flink sporten.

8 De familie Schoenmakers denkt na de vakantie.

9 Die arrogante man kijkt neer iedereen die minder verdient dan hij.

10 Ik kan niet goed omgaan huilende kinderen.

OEFENING 10

Maak een goede zin. Zet het werkwoord in de goede vorm.

1 De ministers / uitstappen / de auto De minis ters s tappen uit de

auto .

2 Denise / afrekenen / de boodschappen

3 Zij / terugkomen / na een week

4 Ik / afmaken / de opdracht

5 We / overleggen / na school / over het werkstuk

6 Jullie / toevoegen / melk / aan het beslag

7 De komiek / nadoen / een bekend persoon

8 De leerlingen / doorgaan met / praten

9 Wij / aansteken / de kaarsjes.

10 Ik / inspreken / een boodschap / op het antwoordapparaat

OEFENING 11

Vul het voltooid deelwoord in.

1 (opschrijven ) Jullie hebben waar we moeten zijn.

2 (instappen) Jesse is de trein .

3 (aankomen) Ik ben drie kilo .

4 (meenemen) Wij hebben brood .

513447-513450_hst4.indd Sec1:113513447-513450_hst4.indd Sec1:113 22-01-2010 08:43:5722-01-2010 08:43:57

Page 25: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

114

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

5 (nakijken) De begeleider heeft het verslag op tijd .

6 (uitgaan) Jullie zijn gisterenavond .

7 (uitbarsten) Het kind is in tranen .

8 (opgeven) Wij hebben ons voor het introductiekamp.

9 (afsnijden) Ik heb een stuk van de cake .

10 (overschrijven) Heb jij mijn aantekeningen al ?

WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2

5 Zich wassen, zich aankleden Bij sommige werkwoorden moet je me, je, zich of ons gebruiken. Die woorden zet je na het werkwoord.

zich wassen Ik was me elke ochtend.

zich aankleden Jij kleedt je netjes aan.

zich herinneren Hüseyin herinnert zich de gebeurtenis.

zich bemoeien met U bemoeit zich teveel met ons.

zich vergissen Wij vergissen ons in de datum.

zich afvragen Jullie vragen je af hoe die opgave moet.

zich haasten De leerlingen haasten zich om op tijd te komen.

Bij een vraagzin komt me, je, zich of ons meteen na het onderwerp.

zich vervelen Verveelt meneer Binaissa zich tijdens de treinreis?

zich verspreken Versprak ik me tijdens dat overleg?

OEFENING 12

Vul het goede woord in. Kies uit: me , je , zich en ons

1 Nienke verslikt in haar broodje.

2 Zij gedragen heel volwassen.

3 U ergert aan die herrie.

4 Ik span in om alles te begrijpen.

5 Hidde haast naar de trein.

6 Jullie vergissen in de datum.

7 Het kind schaamt voor zijn moeder.

8 Jij herinnert die jongen nog heel goed.

9 Wij voelen nuttig bij dit bedrijf.

OEFENING 13

Waar moet het woord staan ? Schrijf het op de goede plaats.

1 (je) Hebben jullie goed gedragen tijdens de vergadering?

2 (zich) Helaas versprak Mike over de verrassing.

513447-513450_hst4.indd Sec1:114513447-513450_hst4.indd Sec1:114 22-01-2010 08:43:5722-01-2010 08:43:57

Page 26: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Hoofdstuk 5 spelling 2F I B1

513447-513450_hst5.indd Sec2:129513447-513450_hst5.indd Sec2:129 22-01-2010 08:45:1022-01-2010 08:45:10

Page 27: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

139

Hoofdstuk 5 Spelling 2F I B1

2 Het bijvoeglijk naamwoord – gouden schoenen, zilveren munten Achter een bijvoeglijk naamwoord plak je normaal gesproken een -e , of het krijgt helemaal geen uitgang.

een groot gebouw het gebouw is groot

de lekkere hapjes de hapjes zijn lekker

Als een bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is, komt er -en achter, in plaats van -e .

de zijden jurk de jurk is van zijde

het glazen raam het raam is van glas

Let op: Bij sommige materialen komt er niks achter. Dit zijn materialen die niet recht uit de natuur komen, maar door mensen bewerkt zijn.

de nylon jas de jas is van nylon

het kunststof frame het frame is van kunststof

OEFENING 17

Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal, en wat voor materiaal dan? Vul de goede vorm in.

Geen

materiaal

Natuurlijk

materiaal

Kunstmatig

materiaal

ijzer □ □ □ een i jzeren slot

leuk □ □ □ de leuke kleding

1 goud □ □ □ de ketting

2 rood □ □ □ een auto

3 plastic □ □ □ de tas

4 klein □ □ □ het lokaal

5 hout □ □ □ een kast

6 mooi □ □ □ een gedicht

7 vies □ □ □ het eten

8 aluminium □ □ □ de

vliegtuigen

OEFENING 18

Vul de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord in.

1 Dit huis heeft een (steen) muur en een (hout) deur.

2 Als het koud is, moet je maar een (wol) das omdoen.

3 Dat (leer) jasje van Aisha is supermooi.

4 Stop alle verhuisspullen maar in een (karton) doos.

5 We hebben op vakantie in een (polyester) kano gevaren.

6 Een (katoen) shirt droogt niet zo snel.

7 Voor mijn verjaardag wil ik een (zilver) ring.

WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2

513447-513450_hst5.indd Sec1:139513447-513450_hst5.indd Sec1:139 22-01-2010 08:45:1222-01-2010 08:45:12

Page 28: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

140

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

3 Het werkwoord

stam + t – jij werkt, jij zit, jij houdt Je gebruikt voor de ik-vorm de stam van het werkwoord. Bij de jij-vorm en de hij/zij/het/u-vorm plak je een -t achter de stam. Voor het meervoud (wij, jullie, zij) gebruik je het hele werkwoord . werken ik werk, zij werkt, de computer werkt, de arbeiders werken wonen ik woon, u woont, Sofia woont, jullie wonen Als de stam van het woord eindigt op een -t , dan hoef je er geen extra -t achter te zetten bij de jij-vorm en de hij/zij/het/u-vorm. Maar als de stam eindigt op een -d , dan zet je er wel een -t achter.

zitten stam: zi t = zit Jij zit vaak achter de computer!

houden stam: hou d + t = houdt Duncan houdt van auto’s.

OEFENING 19

Vul de goede werkwoordsvorm in.

1 (bieden) De kopers veel geld voor dat huis.

2 (laden) Ik de spullen uit de auto.

3 (werken) De loodgieter elke avond tot 10 uur.

4 (vechten) Jullie het zelf maar uit.

5 (rekenen) Wij op een goed punt.

6 (worden) ij over twee weken al 21!

7 (inschrijven) Jullie je toch wel in voor die cursus?

8 (raden) De kandidaat het goede woord.

9 (afronden) Ik mijn studie over een maand af .

10 (weten) Mijn begeleider wel dat ik bijna klaar ben.

OEFENING 20

Vul de goede werkwoordsvorm in. Als de persoonsvorm vóór jij staat, komt er geen -t achter.

1 (leren) Jij het ook nooit!

2 (bidden) jij vier keer per dag?

3 (worden) jij niet moe van zo weinig slaap?

4 (houden) Jij zeker wel van strakke meubels!

5 (groeten) jij je collega’s elke keer als je binnenkomt?

6 (redden) Jij het wel met die opdracht hè?

OEFENING 21

Vul de goede werkwoordsvorm in.

1 (studeren) Jochem elektrotechniek.

513447-513450_hst5.indd Sec1:140513447-513450_hst5.indd Sec1:140 22-01-2010 08:45:1222-01-2010 08:45:12

Page 29: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

141

Hoofdstuk 5 Spelling 2F I B1

2 (laten) U ons veel te hard werken!

3 (worden) jij de nieuwe aanvoerder van het team?

4 (rijden) ik te hard volgens jou?

5 (bloeden) De wond heel erg.

6 (wachten) Ik op mijn beurt.

7 (antwoorden) De leerling dat hij het niet weet.

8 (praten) Wij over het project.

9 (worden) Ik boos op die luilak!

10 (raden) de luisteraar het goede geluid?

WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2

’t kofschip De verleden tijd van veel werkwoorden maak je door -de , -den , -te of - ten achter de stam te plakken. werken ik werkte, jij werkte, wij werkten wonen ik woonde, u woonde, jullie woonden Maar wanneer gebruik je -de en -den , en wanneer -te en –ten ? Daarvoor gebruik je de medeklinkers uit ‘t kofschip : T, K, F, S, CH en P. Als de laatste letter voor -en in het hele werkwoord een van deze medeklinkers is, dan wordt de verleden tijd stam + te of ten . Als de laatste letter een andere medeklinker is, dan gebruik je stam + de of den .

gebruiken = gebrui k = k zit in ‘t kofschip = ik gebruikte, jij gebruikte, wij gebruikten

vertellen = verte l = l zit niet in ‘t kofschip = ik vertelde, Murat vertelde, jullie vertelden

Bij woorden zoals verbazen en leven met de medeklinker z of v voor -en maak je de verleden tijd dus ook met -de of -den , want de z en de v zitten niet in ’t kofschip. De stam schrijf je wel met een s of een f .

verbazen = verba z = z zit niet in ’t kofschip = ik verbaasde, jullie verbaasden

leven = le v = v zit niet in ’t kofschip = jij leefde, zij leefden

Let op: Deze regel met ’t kofschip geldt ook voor woorden die uit een andere taal komen.

deleten = dele t = t zit in ’t kofschip = jij deletete, u deletete, wij deleteten

survivalen = surviva l = l zit niet in ’t kofschip = ik survivalde, Sevgi survivalde, wij survivalden

Om te bepalen of het voltooid deelwoord van werkwoord eindigt op een -d of een -t , gebruik je dezelfde regel met ‘t kofschip .

klappen = kla p = p zit in ’t kofschip = ik heb geklapt, jullie hebben geklapt

antwoorden = antwoor d = d zit niet in ‘t kofschip = jij hebt geantwoord, wij hebben

geantwoord

Tip: Als je het voltooid deelwoord langer maakt, dan kun je horen of je een -t of een -d moet schrijven.

gebruiken de gebruik t e auto je hoort een -t , dus is het gebruik t

vertellen het vertel d e verhaal je hoort een -d , dus is het vertel d

513447-513450_hst5.indd Sec1:141513447-513450_hst5.indd Sec1:141 22-01-2010 08:45:1222-01-2010 08:45:12

Page 30: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Hoofdstuk 6 Functionele vaardigheden 2F I B1

513447-513450_hst6.indd Sec2:147513447-513450_hst6.indd Sec2:147 22-01-2010 08:47:1022-01-2010 08:47:10

Page 31: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

166

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

4 Feiten en meningen In teksten worden dingen gezegd die je misschien nog niet wist. Maar hoe weet je nou of je die dingen moet geloven?

Feiten Feiten zijn echt waar. Je kunt ze controleren door op te zoeken of het echt zo is. Elstar-appels: deze week maar € 0,99 per kilo! Het regent. Ze woont in Capelle aan de IJssel.

Meningen Een mening is wat je vindt van iets of iemand. Meningen kun je niet controleren. Elstar-appels zijn lekkerder dan Jonagold. → Dat vind jij, maar iemand anders vindt Jonagold misschien wel lekkerder. Het is geweldig weer! → Dat vind jij, maar iemand anders vindt 30 graden misschien wel veel te warm, en boeren willen misschien wel dat het weer eens gaat regenen. Zij is niet aardig. → Dat vind jij, maar iemand anders vindt haar misschien wel heel erg aardig. Mensen geven heel vaak hun mening. Bijvoorbeeld mensen in de politiek. Schrijvers kunnen ook hun mening geven. Bijvoorbeeld in een column of in een ingezonden brief in de krant. Niet alles wat mensen zeggen zijn feiten, ook al doen ze alsof dat wel zo is!

OEFENING 16

Is de zin een feit of een mening?

Feit Mening

1 Die politicus zit in de Tweede Kamer. □ □

2 Ik vind die auto helemaal niet duur. □ □

3 Zwemmen in een zwembad is minder leuk dan zwemmen in een

meer.

□ □

4 Die toets was supermakkelijk! □ □

5 Mijn lievelingsboek heeft 135 pagina’s. □ □

6 De beste vriend van David heet Finn. □ □

7 Vijf kilo is heel zwaar! □ □

8 Die winkel gaat om zes uur dicht. □ □

OEFENING 17

Zijn de teksten hierna feiten of meningen? 1 Tekst bron 18 ‘Stier spiest organisator gevechten’:

□ feit

□ mening

2 Tekst bron 19 over Harry Potter:

□ feit

□ mening

3 Tekst bron 20 over een hotelcomplex:

□ feit

□ mening

4 Tekst bron 21 over Parijs:

□ feit

□ mening

5 Tekst bron 22 ‘Nederlands onderwijsniveau hoger dan EU-gemiddelde’:

□ feit

□ mening

513447-513450_hst6.indd Sec1:166513447-513450_hst6.indd Sec1:166 22-01-2010 08:47:1222-01-2010 08:47:12

Page 32: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

167

Hoofdstuk 6 Functionele vaardigheden 2F I B1

bron 18

Stier spiest organisator gevechten

CARCASSONNE - Een organisator van stierengevechten in de Zuid-Franse stad

Carcassonne is zondag ernstig gewond geraakt, toen een jonge stier hem in de

veiligheidsring rond de arena aanviel.

De 55-jarige Christian Baile raakte gewond in zijn borst en maag en ligt in

zorgwekkende toestand op de afdeling Intensieve Zorg van het ziekenhuis van

Carcassonne. Baile werd aangevallen tijdens de zogeheten 'novillada', een serie

gevechten waarbij de toreros het gevecht aangaan met jonge stieren.

Veiligheidsring

De tweede stier van die dag, een grijs exemplaar van het ras Miura dat

bekendstaat om zijn agressieve aard, sprong de veiligheidsring in en landde op

de organisator. Nadat het dier verdreven was, slaagde het erin terug te springen,

waarbij er voor Baile opnieuw geen ontsnappen mogelijk was.

bron 19

Harry Potter and the Half-Blood Prince bevat nauwelijks echte actiescènes,

ondanks de terugkeer van ‘quidditch’. De sport dient dan ook niet als spektakel

maar als karakterontwikkeling van met name Ron en Hermione en als startpunt

van hun romantische gevoelens. Het zijn de onderlinge relaties en de dreigende

opbouw naar de echte climax in deel zeven en acht waar het om gaat in deze

film. Het had echter allemaal wat strakker in elkaar kunnen zitten. De film gaat

wat gebukt onder een aantal losse eindjes, maar ondanks de lengte van tweeën-

half uur en het niet zo hoge tempo verveelt de film geen moment. Gelukkig maar

dat de fans die met de boeken en films opgroeiden inmiddels oud genoeg zijn,

want de film is zo nu en dan behoorlijk spannend en valt nauwelijks meer een

kinderfilm te noemen. Het is een van de betere uit de reeks, met een boeiend

verhaal, ruime aandacht voor de ontplooiing van de personages, een fantastisch

uiterlijk en een lekker duistere sfeer.

bron 20

Algemene indruk: 10 Ligging: 10 Service: 10 Eten: 10 Kamers: 10

Kindvriendelijkheid: 6 Prijs/kwaliteit: 10 (gem. 9.4 )

Een fantastisch oord!

Een schitterend complex, rust en vriendelijkheid! Fulya, de eigenaresse is een

schat van een mens!

Zij is zeer behulpzaam en vriendelijk!

Wij gaan volgend jaar weer!

bron 21

Parijs (Frans: Paris) is de hoofdstad en regeringszetel van Frankrijk. Met 2,15 mil-

joen inwoners in de gemeente Parijs zelf en ruim 11 miljoen in het hele stedelijke

gebied, met inbegrip van de banlieus (voorsteden) en de forenzensteden daar-

omheen, is het de grootste stad van Frankrijk en na Londen de grootste stad van

West-Europa. Parijs heeft als bijnaam ‘de Lichtstad’ (Frans: La ville lumière).

Parijs wordt naast Londen, New York en Tokio beschouwd als een van de vier

grote wereldsteden. In Europa en in de wereld is Parijs daarnaast altijd een cen-

trum van cultuur geweest.

De stad wordt in tweeën gedeeld door de rivier de Seine. Parijs is gesticht op

het Île de la Cité, maar is inmiddels zo groot geworden dat de stad een gebied

van zeven heuvels beslaat. In dit gebied lagen vroeger aparte dorpen, die nu een

onderdeel van Parijs zijn.

Bron: www.nl.wikipedia.org

513447-513450_hst6.indd Sec1:167513447-513450_hst6.indd Sec1:167 22-01-2010 08:47:1222-01-2010 08:47:12

Page 33: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Trefwoorden

209

Aaanhalingstekens 125, 144

aanhef 183

aanspreekvorm 204

aanspreken 183

aantekeningen maken 200

aanwijswoorden + voorzetsel 31

aanwijswoorden, dit, dat, deze,

die 31

aanwijzen, dit, dat, deze, die 31

achternaam 183

adressering 93, 94, 183

afbreekteken 47

afkorting 63, 87, 88

alfabetische volgorde 40, 80

alinea 68, 76, 148

apostrof 145

Bbedanken 98

beïnvloeden, tekstdoel 72

betrekkelijk voornaamwoord 119

bevel 64, 119

bezit, van 29

bezit, verwijzen naar 28

bijlage 186

bijvoeglijk naamwoord 22, 57, 139

bijvoeglijk naamwoord,

overtreffende trap 23

bijvoeglijk naamwoord,

vergelijkende trap 23

bijvoeglijk naamwoord,

vervoeging 23

bijzaak 152

bijzin 35, 122

boodschap 100

brief 98

brief, formeel 90

brief, informeel 90

Ccirkeldiagram 197, 199

communicatie, non-verbale 100

conclusie, signaalwoord 162

condoleren 98

curriculum vitae (cv) 177, 180

Ddaar, voorzetsel aanwijswoord 32

dat, aanwijswoord 31

dat, betrekkelijk voornaamwoord 119

de, lidwoord 19

deelonderwerp 68, 149, 205

de-woorden 20, 119

deze, aanwijswoord 31

dia 105

diagram 197

dichtbij, aanwijswoord 31

die, aanwijswoord 31

die, betrekkelijk voornaamwoord 119

directe rede 125, 143

dit, aanwijswoord 31

doel, signaalwoord 153, 161

doel, van tekst 72

dubbele aanhalingstekens 144

dubbele klinker 132

dubbele medeklinker 132

dubbele punt 143

Eeen, lidwoord 19

e-mail 95, 98

e-mail, formeel 95

e-mail, informeel 95

emoticon 88

enkele aanhalingstekens 144

enkele klinker 131

enkele medeklinker 132

enkelvoud, persoonsvorm 31

enkelvoud, verwijzen naar 31

enkelvoud, werkwoord 8, 52

enkelvoud, zelfstandig

naamwoord 19

envelop schrijven 93

evalueren gesprek 203

Ffeit 166

feliciteren 98

formeel spreken 204

formeel taalgebruik 102

formele brief 90, 183

formele e-mail 95

formulier invullen 96

Ggesloten lettergreep 131

grafi ek 87, 170, 196

grafi sche informatie 195

Hhand-out 105

hebben 13, 14

hele werkwoord 8, 106, 140

het, lidwoord 19

het-woorden 20, 119

hier, voorzetsel aanwijswoord 32

hoofdgedachte 73, 151

hoofdletter 63

hoofdstuk 84

hoofdwerkwoord 106

hoofdzaak 152

hoofdzin 35, 122

hoofdzin, woordvolgorde 35

hulpwerkwoord 106

Iicoon 87

ik-vorm, stam 52

indirecte rede 126

informatie zoeken 80, 168

informeel spreken 204

informeel taalgebruik 102

informele brief 90

informele e-mail 95

informeren, tekstdoel 72

inhoudsopgave 83

inhoudsopgave, rapport 186

inleiding, presentatie 104, 205

inleiding, rapport 186

inleiding, samenvatting 201

inleiding, tekst 76, 148

inleiding, verslag 97

instructies geven, tekstdoel 72

Kkaart 94, 98

kern, presentatie 104, 205

kern, rapport 186

kern, samenvatting 201

kern, tekst 76, 148

kern, verslag 97

klank 40, 58

kleine letter 63

klemtoon 135

klinker 42

kofschip, ‘t 141

kolom, tabel 195

komma 143

korte klank 40

korte klinker 131

korte zin 35

Llange klank 40

lange klinker 131

lange zin 35

leesstrategie 155

leestekens 63, 143

letter 40, 58

lettergreep 45, 47, 131

lidwoord 19, 21

lijn, grafi ek 196

literatuurlijst 186

Mmaar, signaalwoord 79

medeklinker 42

meervoud, persoonsvorm 8

meervoud, verwijzen naar 8

meervoud, werkwoord 8, 52

meervoud, zelfstandig

naamwoord 21, 49

memo 184

mening 166

morgens, ‘s 145

Nnaam, hoofdletter 63

nachts, ‘s 145

nauwkeurig lezen 155

non-verbale communicatie 100

numerieke volgorde 84

Oomdat 35

omdat, signaalwoord 79

omschrijving 143

onderwerp 10, 68, 73, 151

onderwerp, thema 151

onderwerp, woordvolgorde 35, 123

onregelmatig voltooid deelwoord 115

onregelmatig werkwoord, worden 115

onregelmatig werkwoord, zullen 115

onregelmatige werkwoorden,

enkelvoud 54, 107

onregelmatige werkwoorden,

meervoud 54, 107

onregelmatige werkwoorden,

verleden tijd 16, 54, 111

onregelmatige werkwoorden,

voltooide tijd 16, 55, 111

oorzaak en gevolg, signaalwoord 161

opbouw tekst 76

open lettergreep 131

open sollicitatie 170

opsomming 143

opsomming, signaalwoord 79, 162

overtreffende trap 24

Pparagraaf 84

personen, woorden voor 26

persoon, verwijzen naar 26

Leerwerkboek Nederlands

513447-513450_nawerk.indd Sec1:209513447-513450_nawerk.indd Sec1:209 22-01-2010 08:50:5322-01-2010 08:50:53

Page 34: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Taalblokken Nederlands

210

persoonsvorm 10, 35, 52, 123

pictogram 88

plaats in de tekst, signaalwoord 162

plaats, woordvolgorde 33, 123

PowerPoint 105

PowerPointpresentatie 105, 205

presentatie 104, 205

publiek aanspreken 204

punt 63

Rrapport 185

reden, signaalwoord 79, 161

referentie 177

regel, afbreekteken 47

register 81

rij, tabel 195

Ssamenstelling 137

samenvatting, rapport 187, 201

schema 85, 168

schuingedrukt 144

scriptie 185

signaalwoord 79, 161, 201

slide 105

slot, presentatie 104, 205

slot, samenvatting 201

slot, tekst 76, 148

slot, verslag 97

sollicitatiebrief 170

sollicitatieformulier 180

solliciteren 177

spelling 84

spreekplan 104, 205

spreken, formeel 205

spreken, informeel 205

staafdiagram 86, 168, 197

stam, ik-vorm 50, 140

stam, voltooid deelwoord 55

stam, werkwoord 52

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord 139

strategieën 155

streepje, afbreekteken 47

studerend lezen 155

symbool 87

Ttabel 85, 168, 195

tegenstelling, signaalwoord 79, 162

tegenwoordige tijd,

persoonsvorm 8

tekst 68, 72, 148

telefoonnotitie 185

thema, onderwerp 151

tijd, signaalwoord 79, 161

tijd, woordvolgorde 33, 123, 124

titel 68

titelblad 185

toelichting 143

toelichting, signaalwoord 162

toen, signaalwoord 79

trefwoord 81, 200

tussenkopje 68

tweeklank 44

Uuitnodigen 98

uitroep 64

uitroepteken 64

Vvacature 170

ver weg, aanwijswoord 31

verbanden in de tekst 161

vergelijkende trap 24

verkennend lezen 155

verklaring 143

verkleinwoord, zelfstandig

naamwoord 21

verkleinwoord, zelfstandig

naamwoord 136

verleden tijd, onregelmatig

werkwoord 16, 54

verleden tijd, regelmatig

werkwoord 16, 52

verleden tijd, werken 16

verleden tijd, werkwoord 16, 53

verleden tijd, wonen 16

verleden tijd, worden 115

verleden tijd, zullen 116

vermaken, tekstdoel 72

verslag 97

vervoeging, bijvoeglijk

naamwoord 23

verwijswoorden 29

verwijzen naar bezit 30

verwijzen naar dingen en zaken 30

verwijzen naar enkelvoud 30

verwijzen naar meervoud 30

verwijzen naar persoon 29

voegwoord 122

voltooid deelwoord 14, 55, 106, 112

voltooid deelwoord,

onregelmatig 109, 115

voltooid deelwoord, stam 53

voltooide tijd, hebben 14

voltooide tijd, onregelmatige

werkwoorden 109, 115

voltooide tijd, werken 14

voltooide tijd, werkwoord 14

voltooide tijd, wonen 14

voltooide tijd, worden 115

voltooide tijd, zijn 14

voorbereiden gesprek 203

voorwaarde, signaalwoord 161

voorzetsel 18, 32, 112, 119, 120

voorzetsel, werkwoord 112

vormen, van werkwoord 8, 13

vraag 34, 117

vraagteken 64

vraagzin 34

Wwaar, betrekkelijk

voornaamwoord 120

wat, betrekkelijk

voornaamwoord 119

wederkerend voornaamwoord 114

wederkerend werkwoord 114

werken, tegenwoordige tijd 8

werken, voltooide tijd 14

werkwoord met voorzetsel 18

werkwoord, dansen 8

werkwoord, drinken 8

werkwoord, enkelvoud 8

werkwoord, hebben 14

werkwoord, hele 12, 50, 52, 108

werkwoord, meervoud 8

werkwoord, onregelmatig 16

werkwoord, stam 140

werkwoord, verleden tijd 16

werkwoord, voltooide tijd 14

werkwoord, vormen 8

werkwoord, wat is het 8

werkwoord, werken 8, 50

werkwoord, worden 115

werkwoord, zijn 14

werkwoord, zullen 115

werkwoordelijk gezegde 106

werkwoorden met be-, ont-,

ver-, her-, er- en ge- 111

wie, betrekkelijk voornaamwoord 119

wonen, voltooide tijd 14

woorden, schrijven en zeggen 60

woorden, uitspraak 60

woordenboek 84

woordvolgorde 33, 34, 35, 123

woordvolgorde, vraag met

vraagwoord 33

woordvolgorde, vraag zonder

vraagwoord 33

woordvolgorde, zin 33

worden 115

Z

zelfstandig naamwoord 19, 20

zelfstandig naamwoord,

enkelvoud 19, 130

zelfstandig naamwoord,

meervoud 19, 49, 130

zelfstandig naamwoord,

verkleinwoord 19

zich, wederkerend

voornaamwoord 114

zijn 13, 14, 33

zin, hoofdletter 63

zin, hulpwerkwoord 106

zin, korte 35

zin, lange 35

zin, woordvolgorde 35

zoekend lezen 155

zullen 115

zullen, vraag 116

zullen, wens 116

513447-513450_nawerk.indd Sec2:210513447-513450_nawerk.indd Sec2:210 22-01-2010 08:50:5322-01-2010 08:50:53

Page 35: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

168

Taalblokken Leerwerkboek Nederlands

bron 22

Nederlands onderwijsniveau hoger dan EU-gemiddelde

Het onderwijsniveau van de Nederlandse bevolking ligt boven het gemiddelde

van de EU. In 2007 had 31% van de 25- tot 64-jarigen in Nederland een diploma

in het hoger onderwijs behaald, tegen bijna 25% gemiddeld voor de EU. Het

aandeel hogeropgeleiden loopt in de ons omringende landen uiteen van 24% in

Duitsland en 27% in Frankrijk tot 32% in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.

Traditioneel doen de Scandinavische landen het wat betreft onderwijsniveau

goed, waarbij Finland met 36% het hoogste aandeel hogeropgeleiden kent. Ook

in een aantal landen dat sinds 2004 is toegetreden tot de EU is de bevolking

relatief hoog opgeleid. In Estland en Litouwen was respectievelijk 33% en 29%

van de 25- tot 64-jarigen hoogopgeleid.

Bron: www.cbs.nl

WIL JE VERDER OEFENEN? ▶ ga dan naar de theorielessen op de website van Taalblokken 2

5 Informatie zoeken

Schema Informatie staat niet alleen in teksten, maar ook in schema’s, tabellen en grafieken. Als je bijvoorbeeld een vliegticket wilt boeken, kijk je in een schema . Hierin vind je de dagen waarop je vliegt, waar je vertrekt en waar je naartoe gaat, het vluchtnummer en de tijden.

bron 23

datum van naar vluchtnr. vertr. aank.

Do 8 Apr Amsterdam Frankfurt LH4689 07:15 > 08:25

Do 8 Apr Frankfurt Istanboel LH3340 09:15 > 13:00

Do 15 Apr Istanboel Zurich LX1801 14:20 > 08:25

Do 15 Apr Zurich Amsterdam LX734 07:15 > 19:00

Istanboel

Zurich

van

Amsterdam

Frankfurt

LX1801

LX734

vluchtnr.

LH4689

LH3340

aank.

08:25

13:00

08:25

19:00

OEFENING 18

Bekijk in bron 24 het schema over het weer van de komende week en beantwoord de vragen.

1 Wat is de windkracht komende maandag?

2 Hoeveel millimeter (mm) regen gaat er vrijdag vallen?

3 Hoe warm wordt het zondagmiddag?

4 Wat wordt de dag met de meeste zon?

5 Op welke dag is de kans dat het gaat regenen het kleinst?

6 Wat wordt de dag met de koudste middag?

7 Op welke dagen kan het ’s nachts kouder worden dan 12 graden?

8 Op welke dagen waait de wind met een kracht van 4 Beaufort (bft)?

513447-513450_hst6.indd Sec1:168513447-513450_hst6.indd Sec1:168 12-04-2010 09:08:5212-04-2010 09:08:52

Page 36: blokkenTaal blokken - malmberg.nl · 4 Lettergrepen 45 5 Het meervoud van zelfstandige naamwoorden 49 6 Het werkwoord 50 7 Dezelfde klank, maar een andere letter 58 8 Woorden die

Taalb

lokken

Le

erw

erk

bo

ek

Ne

de

rlan

ds

Leerwerkboek Nederlands

Taalblokken

1F

| A

22

F | B

1

ISBN 978 90 345 6713 0

513447

Leerwerkboek Nederlands In dit Leerwerkboek staan uitleg en oefeningen bij

Taalblokken 2. De inhoud van het Leerwerkboek

is gebaseerd op het Referentiekader taal en het

Raamwerk Nederlands voor het (v)mbo. In het

Leerwerkboek komen per niveau (1F l A2 en 2F l B1)

de volgende onderdelen aan bod:

• Grammatica. Wat zijn de regels?

• Spelling. Hoe schrijf je dat?

• Functionele theorie. Hoe doe je dat?

Taalblokken 2 bestaat uit:

• De website, met blokken, toetsen en theorie (uitleg

en oefeningen)

• Taalwijzers voor Nederlands, Engels en Duits met

theorie

• Leerwerkboeken voor Nederlands, Engels en Duits

met theorie (uitleg en oefeningen)

TaalblokkenPrecies leren wat je nodig hebt.

AuteurMiekske van der Sman

EindredactieDorine de Kruyf

Taalblokken

513447_OM.indd 1513447_OM.indd 1 25-1-10 15:07:1225-1-10 15:07:12