Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp...

31
Jan Jacob van Dijk Jan de Vries Bas Jan van Bochove Februari 2010 Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen Notitie

Transcript of Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp...

Page 1: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Jan Jacob van Dijk Jan de Vries Bas Jan van Bochove Februari 2010

Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen

Notitie

Page 2: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 2 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

Samenvatting In de afgelopen jaren heeft het CDA herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de demografische krimp. De regio’s Parkstad Limburg, Groningen en Zeeuws-Vlaanderen worden al geconfronteerd met de krimp en formuleren hun eigen antwoorden op de gevolgen van de krimp. De krimp komt in veel gebieden samen met de vergrijzing en ontgroening. Sommige regio’s hebben tevens te maken met migratie van jongvolwassenen. De gemeenschap wordt geconfronteerd met nieuwe uitdagingen, onder andere op gebied van zorg en welzijn, onderwijs en wonen en ruimte. Ook heeft het consequenties voor de arbeidsmarkt, het voorzieningenniveau en de inkomsten en uitgaven van gemeenten. Krimp vraagt nu om een andere reactie dan het inzetten op de bevolkingsgroei. Duidelijk is dat de ‘demografische transitie’ invloed zal hebben op allerlei beleidsterreinen en dat dit vraagt om bijsturing van beleid. Dit kan alleen als iedereen bewust is van de demografische transitie, de omschakeling gaat maken van kwantiteit naar kwaliteit en samen de schouders eronder zet. Alleen zo kunnen levende gemeenschappen overeind worden gehouden. De gemeente moet samen met de lokale bevolking bezien hoe invulling te geven aan de wens om levende gemeenschappen overeind te houden. Voor de provincies ligt er een regierol, met een doorzettingsmacht vanuit de bestaande verantwoordelijkheden. Steden zullen zich solidair moeten tonen met niet-stedelijke gemeenten en regio´s met andere regio´s. Ook zij hebben belang bij een leefbaar platteland. Om te voorkomen dat onnodig geld wordt verspild moet samenwerking gestalte krijgen: dat versterkt de onderlinge solidariteit, maar komt ook de opdracht tot – financiële en ruimtelijke – rentmeesterschap ten goede. Woningmarkt De krimp van het aantal huishoudens heeft consequenties voor de woningmarkt. Krimp van het aantal huishoudens kan leiden tot leegstand en waardedaling van het vastgoed met negatieve effecten op de leefbaarheid in een buurt. Voor huiseigenaren, woningcorporaties als projectontwikkelaars kunnen problemen ontstaan.

- Bij krimp van het aantal huishoudens is nodig dat de woningmarkt weer kwalitatief en kwantitatief in balans is. Hiervoor wordt een krimpfonds in het leven geroepen.

- Woningcorporaties moeten hun vermogensheffing inzetten in het eigen gebied. Voor de leefbaarheid en behoud van vastgoedwaarde.

- Ook moet aandacht zijn voor het hogere schaalniveau. Beleidsmatige prikkels die leiden tot sterke verstedelijking, het onttrekken van voorzieningen en wegtrekken van werkgelegenheid moeten gestopt worden.

- Investeren in een kwalitatieve woningvoorraad en vraaggericht bouwen. - Het CDA wil de kracht van de verschillende regio’s benutten. Groei versus krimp moet

ook op regionaal en landelijk schaalniveau bekeken worden. Onderwijs Waar minder kinderen zijn, neemt ook de vraag naar het onderwijs af, met gevolgen voor het onderwijs op gebied van huisvesting en personeel. Meer scholen zullen daardoor onder de opheffingsnorm komen en bedreigd worden met sluiting. De forse daling van het aantal leerlingen in veel gemeenten heeft gevolgen voor de huisvestingsgelden. Maatregelen:

- Een discretionaire bevoegdheid biedt flexibiliteit om rekening te houden met contextgevoelige omstandigheden om zo een school die bijvoorbeeld tijdelijk onder de opheffingsnorm valt open te houden.

- Docenten voorbereiden op combinatieklassen.

- Vertragingsfactor bij teruggang in budget.

Page 3: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 3 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

Zorg en welzijn De kwaliteit, bereikbaarheid en toegankelijkheid van zorg moeten centraal staan. Dit geldt ook voor de krimpgebieden. Zorg, zeker acute zorg, moet voor iedereen binnen een redelijke tijd en afstand bereikbaar zijn. Door de zorg naar een menselijke maat te organiseren, wordt ook de bereikbaarheid en daarmee de toegankelijkheid van de zorg voor iedereen mogelijk.

- Creatieve combinaties bij satellietposten, zodat artsen, fysiotherapeuten en verpleegkundigen in de nabijheid van mensen blijven.

- Taakherschikking. Bijvoorbeeld door taakherschikking naar de nurse practitioners, physician assistant, of de praktijkondersteuners van de huisarts.

- Zorg dichtbij.

- Beoordelingscriteria voor bereikbaarheid. Ook voor bereikbaarheid en toegankelijkheid moeten beoordelingskaders en criteria worden geformuleerd.

- Stimuleren eerstelijnszorg met financiële prikkels. De prikkels in het systeem moeten zodanig zijn dat eerstelijnszorg loont, ook voor zorgverzekeraars.

Voorzieningen en werkgelegenheid Door de krimp zal het draagvlak voor voorzieningen afnemen. Bedrijven concentreren zich op plaatsen met een grotere afzetmarkt. Niet schaalverkleining is de juiste reactie op schaalvergroting, maar het streven naar schaaloptimalisatie.

- Het verbeteren van de mogelijkheid om thuis te werken. - Regionale bundeling van voorzieningen met een groter klantenpotentieel.

- Het versterken van het regionale arbeidsmarkt en scholingsbeleid.

- Bereikbaarheid van lokale en regionale voorzieningen. - Regionale afstemming van bedrijventerreinen en voorzieningen.

Inkomsten en uitgaven van gemeenten De krimp stelt gemeenten voor specifieke financiële opgaven, bij zowel de inkomsten als de uitgaven. Op het terrein van onderwijs, maar ook voor andere voorzieningen op gebied van sport, cultuur en educatie heeft krimp financiële gevolgen voor een gemeente. Gemeenten staan voor de transformatie die gemaakt moet worden naar een lager inwonertal en een daarbij passend voorzieningenniveau. Maatregelen:

- Tijdelijke extra uitkering, waarbij de ongewone bevolkingsontwikkeling wordt meegenomen.

- Van generiek naar specifiek beleid. De grote verschillen in het land vragen om maatwerk in regelgeving.

- Gemeentefonds kritisch bekijken. De verdeling van de middelen op basis van de maatstaven moet nog eens goed tegen het licht gehouden te worden.

Krachten bundelen Krimp op regionaal niveau is een demografische ontwikkeling waarvan de gevolgen voor gemeenten nog niet goed ingeschat kunnen worden. Voor de provincie zien we een regierol vanuit de bestaande verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld op terrein van wonen, bedrijvigheid, werkgelegenheid en algemene voorzieningen. Maatregelen:

- Breder overlegplatform voor krimpgemeenten. Gemeenten hebben behoefte aan een overlegstructuur en een aansprekingpunt op Rijksniveau.

- Stimuleren van de regionale samenwerking en grensoverschrijdende samenwerking versterken.

- Het ontwikkelen van een verantwoordelijkheidsladder, om verantwoordelijkheden te verhelderen.

Page 4: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 4 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

Inhoud

!" #$%&'('$) """"""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""" *

+" ,-./'0/&1/--$/(&/2-$(3 """""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""" 4

5" 6&771(&%'$)08-(&1 """"""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""" !!

9" ,7$&$/&$/1:';.&""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""" !5

*" <$(&1='>0""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""" !4

?" @71)/&$/=&%A'>$ """"""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""" ++

B" C771A'&$'$)&$/&$/=&18)&%&)&$2&'( """""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""" +*

4" #$87;0.&$/&$/:'.)-D&$/D-$/)&;&&$.&$ """""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""" +B

E" F1-G2.&$/H:$(&%&$""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""" +E

!I" J7$G%:0'&/&$/;--.1&)&%&$ """"""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""""" 5I

Page 5: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 5 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

1. Inleiding Aanleiding In de afgelopen jaren heeft het CDA herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de demografische krimp. Bij debatten in de Kamer over de begroting voor de volkshuisvesting vroeg het Kamerlid Bas Jan van Bochove al aandacht voor dit thema in 2005. Vanaf 2007 werd ook bij de begrotingsbehandeling voor Onderwijs en Zorg het thema aangesneden. Bij al die debatten werd gevraagd of de regering al een beeld had van de mogelijke gevolgen van de demografische krimp en op welke manier knelpunten zouden kunnen worden aangepakt. Ook buiten de politieke arena van de Tweede Kamer is het thema van de demografische krimp al enige tijd terug op de agenda komen te staan. Allereerst in de regio’s die het meeste last hadden van de bevolkingsdaling, zoals Parkstad in Limburg, Groningen en Zeeuws Vlaanderen. In deze regio´s zijn verschillende rapporten verschenen over de gevolgen van krimp en de wijze waarop de knelpunten aangepakt moeten worden.1 Dat was de aanleiding voor het VNG en IPO om zich te ontfermen over het onderwerp, waarna het ministerie van BZK het initiatief nam voor een kabinetsbrede aanpak. Relatie met vergrijzing, ontgroening en migratie De bevolkingsdaling komt in veel gebieden samen met de vergrijzing. De vergrijzing is een gevolg van de stijgende levensverwachting, maar ook door een dalend geboortecijfer. Door de babyboomgeneratie komt er een vergrijzingsgolf , hierdoor ligt het aantal 65-plussers tijdelijk extra hoog. Het platteland vergrijst gemiddeld meer en sneller dan het stedelijke gebied. Dit wordt versterkt doordat gepensioneerden terugverhuizen naar hun dorp van herkomst of op zoek gaan naar een rustige en vaak goedkopere plek om een aantal jaren door te brengen. Sommige regio’s hebben tevens te maken met migratie van jongvolwassenen. Jongvolwassenen tussen de 20 en 34 jaar trekken weg voor een opleiding, werk of verlaten hun dorp door het lage aanbod van voorzieningen. Vooral jongeren in Drenthe, Friesland, Zeeland en Limburg verlaten hun dorp.2 Naast jongeren trekken eveneens veel gezinnen met jonge kinderen weg uit de kleine kernen met weinig voorzieningen. Het gemiddelde aantal kinderen per vrouw 1,7, hiermee ligt het geboortecijfer onder het vervangingsniveau dat ligt op gemiddeld 2,1 kind per vrouw. Het aantal 0- tot 20-jarigen zal in de landelijke gebieden in de periode tot 2038 volgens de prognoses met 21 procent dalen.3 Het wegtrekken van hoogopgeleiden en het oplopen van de gemiddelde leeftijd van arbeidskrachten (relatief veel 55 tot 65-jarigen) in perifere regio’s heeft weer effect op beslissingen over bedrijfsvestiging en –verplaatsing. Door de migratie blijven veel mensen met globaal dezelfde inkomens en ouderen achter. In dorpen ontstaan als het ware ‘monoculturen’. Deze eenzijdigheid heeft gevolgen voor de sociale structuren in een dorp. We zijn de afgelopen jaren op verschillende terreinen geconfronteerd met grootschaligheid. Het ruime aanbod van voorzieningen is de afgelopen decennia afgenomen, evenals het aanbod van detailhandel, banken en andere bedrijven. De schaalvergrotingen van publieke voorzieningen, ondernemingen en van gemeentelijke organisaties lijken elkaar op te volgen, waarbij het streven naar efficiëntie en kwaliteit het leidende principe is. Ook door de voorkeur van

1/Zie bijvoorbeeld de notities: Provincie Zeeland “Op pad! Reflexen doorbreken om te kunnen inspelen op de

demografische veranderingen in Zeeland”, 2009; Provincie Limburg “Wij zijn wat we delen, wij zijn Parkstad”, Maastricht, 2009; Provincie Groningen “Krimp in Groningen, het andere gezicht van de ruimtelijke ontwikkeling.”;

De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort, 2009. 2 RIVM, bevolkingsprognoses 2007-2025, 2008./

3 CBS, persbericht: Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038, 18 december 2008./

Page 6: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 6 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

consumenten, bijvoorbeeld door te kiezen voor een winkel met een groter assortiment, heeft geleid tot concentratie van voorzieningen in de meer stedelijke gebieden. Leefbaarheid komt onder druk te staan In regio´s met sterke krimp verandert ook de bevolkingssamenstelling (vergrijzing en ontgroening) sterker dan gemiddeld. De gemeenschap wordt geconfronteerd met nieuwe uitdagingen, onder andere op gebied van zorg, onderwijs en wonen. Ook heeft het consequenties voor de arbeidsmarkt, welzijn en op het voorzieningenniveau. In gemeenten met sterke krimp schuilt het gevaar van de negatieve spiraal. Daar waar voorzieningen en commerciële activiteiten sterk verminderen, trekken inwoners eerder weg uit het dorp; jongeren voor studie en werk, gezinnen voor onderwijs en ouderen voor zorg en verpleging. De vraag naar woningen neemt af en het draagvlak voor voorzieningen vermindert. Dat zal de leefbaarheid niet ten goede komen. Dit dwingt ons om na te denken over hoe we kunnen leven met demografische krimp. Deze demografische ontwikkelingen hebben gevolgen voor de sociale cohesie van Nederland, zeker als de gevolgen vooral neerslaan in de kleinere gemeenschappen in perifere regio’s. De situatie in enkele gebieden laat al zien dat men geconfronteerd wordt met de gevolgen van krimp en dat problemen ontstaan. Het betreft de regio’s waar verscheidene gemeenten worden geconfronteerd met terugloop van de bevolking met een fors percentage. Momenteel gaat het om Groningen, Zeeuws Vlaanderen en Zuid-Limburg. Andere gebieden zullen ook te maken krijgen met dit fenomeen, zij het iets later en wellicht minder intens. Op weg naar een handreiking Het CDA bracht het thema van demografische krimp op de politieke agenda. Lange tijd werd krimp als een falen van eigen beleid beschouwd. Het doel was groei te realiseren en waar dat niet van zelf ging, daar moest beleid ontwikkeld worden om alsnog groei te bewerkstelligen. Veel gemeenten bepleitten verruiming van de mogelijkheid tot het bouwen van woningen of van bedrijventerreinen om zo de aantrekkelijkheid om in die gemeente te gaan wonen te vergroten. Dat middel was nog mogelijk zo lang een enkele gemeente of kern last zou hebben van een afname van de bevolking, maar geen adequaat middel zodra hele regio’s hiermee te maken krijgen. Dan is het zelfs de vraag of inzetten op groei niet meer problemen met zich meebrengt. Zou er geen andere politieke wens moeten worden geformuleerd, namelijk het scheppen van een plezierige woon-, leef-, werk- en recreëeromgeving voor mensen? Deze politieke wens veronderstelt ook een andere insteek en het zoeken naar andere beleidsinstrumenten. In deze notitie schetsen we welke opgaven krimp met zich meebrengt. In de afgelopen jaren is in diverse regio’s ervaring opgedaan met de afname van de bevolking. Deze regio’s zijn al volop bezig om lokaal gerichte maatregelen te nemen op de bevolkingskrimp. Zij kunnen daarin ook veel van elkaar leren en evenzo van regio´s elders in Europa. In deze notitie geven we de visie weer van het CDA en stellen we een aantal maatregelen voor op Rijksniveau. In deze notitie willen we een handreiking aan gemeenten doen die te maken krijgen met een afname van de bevolking. Trouwens, niet alleen aan gemeentebestuurders, maar ook aan maatschappelijke organisaties en verleners van publieke dienstverlening. Alleen met alle betrokkenen in een gemeenschap kan een succesvolle aanpak worden gekozen hoe de gevolgen van demografische krimp opgevangen kunnen worden.

Page 7: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 7 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

Uitgangspunten De uitgangspunten van het CDA zijn leidend. Zij bieden de kaders waarlangs de formulering van die handreiking kan worden gevonden. Op grond van de gespreide verantwoordelijkheid blijft in de ogen van het CDA de gemeente de cruciale bestuurlijke eenheid die met de lokale bevolking moet bezien hoe zij invulling kunnen geven aan de wens om levende gemeenschappen overeind te houden. Echter, gemeenten kunnen de gevolgen van de afname van de bevolking niet alleen ter hand nemen. Onderlinge samenwerking is noodzakelijk. We zien daarbij voor de provincies een regierol, waarbij zij een doorzettingsmacht hebben vanuit de bestaande verantwoordelijkheden. Steden zullen zich solidair moeten tonen met niet-stedelijke gemeenten. Ook zij hebben belang bij een leefbaar platteland. Om te voorkomen dat onnodig geld wordt verspild moet samenwerking gestalte krijgen: dat versterkt de onderlinge solidariteit, maar komt ook de opdracht tot – financiële en ruimtelijke – rentmeesterschap ten goede. En dat alles om te streven naar levende gemeenschappen. Leeswijzer In het volgende hoofdstuk zullen we kort in kaart brengen hoe de demografische ontwikkelingen in diverse regio’s uit zullen pakken. In hoofdstuk 3 zullen we een beoordelingskader schetsen, waarin we weergeven welke aanpak in de ogen van het CDA de beste aanpak is om het hoofd te kunnen bieden aan een dalende bevolking. In de daarop volgende hoofdstukken zullen we ingaan op gevolgen van de krimp voor de beleidsterreinen wonen, onderwijs en zorg en welzijn en de maatregelen die de rijksoverheid moet treffen ten einde de gemeenten en andere spelers in staat te stellen om goed in te kunnen spelen op deze demografische ontwikkeling. We hebben het dan over de volkshuisvesting in hoofdstuk 4, onderwijs in hoofdstuk 5 en zorg en welzijn in hoofdstuk 6. Krimp raakt nog veel meer thema’s. In hoofdstuk 6 geven we aan dat krimp ook andere beleidsterreinen raakt. In hoofdstuk 7 geven we weer welke gevolgen krimp heeft voor de gemeentelijke inkomsten en uitgaven. In het laatste hoofdstuk zullen we enkele conclusies trekken en aanbevelingen doen.

Page 8: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 8 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

2. Wat is er aan de hand?

Daling van het inwoneraantal Het einde van de bevolkingsgroei is in zicht. Rond 2038 zal Nederland naar verwachting de top van het aantal inwoners zal bereiken, met 17,5 miljoen inwoners.4 Daarna zal het inwoneraantal langzaam afnemen. Op gemeenteniveau is de krimp al inzet. De afgelopen 10 jaar is de krimp in verschillende gemeenten in Nederland al opgetreden en deze gemeenten krijgen de komende jaren opnieuw te maken met een dalend inwoneraantal. De komende jaren krijgen steeds meer gemeenten te maken met een dalend inwoneraantal. In 2025 zal naar verwachting in ruim 60% van de gemeenten het inwoneraantal structureel dalen. Deze cijfers zijn redelijk goed te voorspellen. Het is niet voor het eerst dat in Nederlandse gemeenten het inwoneraantal krimpt.5 Wel betreft het voor het eerst hele regio’s. In redelijk veel regio´s daalt het inwoneraantal in de periode van 2010-2025. De grootste absolute afname van het inwoneraantal vindt plaats in de COROP-regio´s: Zuid-Limburg (met 72.000 inwoners), gevolgd door de Achterhoek (24.600 inwoners) en Oost-Groningen (16.700 inwoners). De grootste relatieve afname zal optreden in de COROP-regio’s: Oost-Groningen (-6%), Zeeuws-Vlaanderen (-3%), Delfzijl en omstreken (-3%), Zuid-Limburg (-4%).6 Kleine gemeenten krimpen meer De krimp, nu en in de komende jaren, verschilt sterk per regio, maar ook per gemeente. Binnen een regio kan de ene gemeente te maken hebben met groei en de naastgelegen gemeente met krimp. Dit heeft ook te maken met de aantrekkelijkheid van gemeenten door het voorzieningenaanbod, werkgelegenheid, woningaanbod, ligging etcetera. Over het algemeen krijgen kleine gemeenten eerder te maken met de bevolkingskrimp. Tot 2025 betreft de krimp bijna drie op de vier landelijke gemeenten, terwijl maar één op de vier steden in deze periode bevolkingskrimp kent.7 Veel van deze kleine gemeenten die de komende tijd al te maken krijgen met krimp liggen in de dunbevolkte regio’s. De verdeling per gemeentegrootte op basis van het aantal inwoners is als volgt:8

>100.000 3 van de 28 gemeenten 50.000 tot 100.000 19 van de 48 gemeenten 20.000 tot 50.000 111 van de 181 gemeenten < 20.000 134 van de 184 gemeenten

Het inwoneraantal in kleine gemeenten daalt ook sterker dan in de steden. In ruim 10% van de gemeenten krimpt het inwonertal met in de periode van 2005-2025 meer dan 10%. Het betreft daarbij vrijwel uitsluitend gemeenten met minder dan 50.000 inwoners. Een aantal gemeenten wordt hard getroffen, het aantal huishoudens zal naar verwachting teruglopen met meer dan duizend stuks per jaar. Het zijn niet alleen gemeenten aan de randen van het land, maar ook bijvoorbeeld gemeenten in het Groene Hart krijgen te maken met de krimp.

4 Cijfers van het CBS. De prognoses, welk jaartal precies de bevolkingstop bereikt zal zijn, verschillen. Wel is duidelijk dat rond 2038 het bevolkingsaantal zal teruglopen./5 In de periode 1995-2007 daalde het aantal huishoudens in tien van de 443 gemeenten. Bron: RPB, Regionale krimp en woningbouw, 2008./6 RPB, Krimp en Ruimte, 2006, p.48./7 Cijfers CBS./8 Cijfers CBS, bewerking Kenniscentrum voor Bevolkingsdaling en Beleid, 8 juni 2009. Op 1 januari 2009 is het aantal gemeenten afgenomen met twee. Het aantal gemeenten in Nederland komt daarmee op 441.

Page 9: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 9 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

Top 10 krimpgemeenten van 2005-2025 Absoluut

1. Heerlen 2. Kerkrade 3. Sittard-Geleen 4. Rheden 5. Roermond 6. Terneuzen 7. Renkum 8. Landgraaf 9. De Bilt 10. Brunssum

Relatief 1. Wognum 2. Nuth 3. Amerongen 4. Beek 5. Valkenburg-Geul 6. Laren 7. Gulpen-Wittem 8. Kerkrade 9. Heerlen 10. Aa en Hunze

Prognose top tien van gemeenten met de grootste absolute en relatieve bevolkingsafname, 2005-2025. Bron: rpb/cbs

Regionale bevolkingsprognose 2010-2025

Op de website www.regionalebevolkingsprognose.nl vindt u de bevolkingsprognoses op regionaal en provinciaal niveau, van 2010 tot 2025 en van 2010 tot 2040.

In welke regio’s is de bevolkingskrimp al een feit? Een aantal regio’s heeft op dit moment al te maken met krimp. Het gaat om de volgende regio’s:

• Parkstad Limburg telt in 2025 naar verwachting ruim 15 duizend minder inwoners dan nu. Tussen 2025 en 2040 daalt het inwonertal met nog eens 40 duizend. Tot 2040 krimpt de bevolking in deze regio hierdoor met ruim 15%. Vooral in Heerlen en Kerkrade. De regio Zuid-Limburg kent al sinds 1997 een dalende bevolking.

• Noordoost-Groningen telt volgens de prognose in 2025 12 duizend inwoners minder dan nu. Vooral Delfzijl is hier een voorloper in de krimp. Tot 2040 daalt het aantal bewoners in Noordoost-Groningen verder. In deze regio zal het inwonertal hierdoor tot 2040 met bijna 15% afnemen.

Page 10: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 10 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

• Naar verwachting ziet Zeeuws-Vlaanderen het inwonertal tussen nu en 2040 met ruim 10 duizend teruglopen; een krimp van ruim 10%.

• In Gelderland krijgt de Achterhoek te maken met een bevolkingsafname van ruim 20 duizend in de komende drie decennia, ofwel een krimp van 5%.

Een dalend aantal huishoudens Een dalend inwoneraantal betekent niet dat ook het aantal huishoudens daalt In slechts één op de vijf gemeenten die te maken heeft met de bevolkingskrimp, zal ook het aantal huishoudens dalen. Zo kan het aantal huishoudens in een regio zelfs groeien als het inwoneraantal daalt. Ook de cijfers per gemeenten lopen uiteen van groei tot krimp. Bijvoorbeeld in de provincies Gelderland en Noord-Brabant waar de bevolking nauwelijks toeneemt, zal het aantal huishoudens in 2025 ruim 10 procent hoger liggen dan in 2007.9 Gemiddeld zal het aantal huishoudens tot 2025 stijgen met 12,9%. De groei valt onder andere te verklaren door de groei van het aantal eenpersoonshuishoudens. Het totaal aantal huishoudens zal tussen 2007 en 2038 toenemen met circa 900.000 (van 7,2 miljoen tot 8,1 miljoen).10 Daarna zal het aantal huishoudens volgens de prognoses stabiliseren. In ongeveer twintig procent van de gemeenten waar het inwoneraantal afneemt zal het aantal huishoudens in de periode 2005-2025 afnemen.11 In ongeveer vijftien gemeenten betreft het ongeveer duizend stuks per jaar. Het zijn onder andere Wognum, Nuth en Amerongen die in zeer sterke mate te maken met krimp van het aantal huishoudens.12 Het zijn vrijwel uitsluitend kleine gemeenten (met minder dan 15.000 huishoudens) waar het aantal huishoudens sterker dan 10% daalt in de periode 2005-2025. Veel van deze kleinere gemeenten liggen bij elkaar in de dunbevolkte gebieden. Op regionaal niveau zijn er vier regio’s die naar verwachting te maken krijgen met zowel een lager inwoneraantal als ook een lager huishoudensaantal zijn: Zuid-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen, Oost-Groningen en Delfzijl (en ommestreken).

9 Gegevens zijn afkomstige uit RIVM, Bevolkingsprognoses 2007-2025, 2008/10 Cijfers CBS./11

Cijfers van CBS en RPB, Regionale huishoudensprognosemodel 2005-2025 /12

RPB, Krimp en Ruimte, Bevolkingsafname, ruimtelijke gevolgen en beleid, 2005, p. 49. Amerongen maakt sinds

2006 deel uit van gemeente Utrechtse Heuvelrug./

Page 11: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 11 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

3. Beoordelingskader Krimp als een gegeven Krimp kan gevolgen hebben voor de leefbaarheid. Uit eerdergenoemde cijfers blijkt dat de gevolgen van de demografische krimp zich de komende decennia, met uitzondering van de grote steden, in heel Nederland zal voordoen. In de afgelopen jaren is het probleem van krimp vooral benaderd als een fenomeen dat zich incidenteel en plaatselijk voordoet. Nu blijkt het een structurele en veelomvattender ontwikkeling te zijn. Dat vergt een andere benadering. De tijd dat een terugloop van het inwonertal bijvoorbeeld tegengegaan kon worden met het bouwen van nieuwe huizen is voorbij. Als de krimp structureel en alom aanwezig is of wordt verwacht, moet de realiteit onder ogen worden gezien. We zullen het als een gegeven moeten beschouwen dat de bevolking terugloopt, vergrijst en ontgroent. Krimp als kans Door de krimp kunnen problemen ontstaan, maar kunnen ook nieuwe kansen ontstaan. Door de daling van de bevolking als een probleem te beschouwen worden kansen gemist en mogelijkheden onbenut gelaten. Krimp kan namelijk zorgen voor een plezieriger balans tussen natuur en bebouwing. Ook kan het positieve gevolgen hebben voor de woningprijzen, vooral voor starters. Natuurlijk zal een teruglopende bevolking veranderingen teweeg brengen. Levende gemeenschappen Om levende gemeenschappen te behouden moet in de eerste plaats het gesprek binnen de gemeente met alle stakeholders - maatschappelijke organisaties en bevolking - op gang komen over de bevolkingsdaling. Dat gesprek heeft ten doel de bewustwording onder de bevolking, overheid en maatschappelijke organisaties groter te maken. Tegelijkertijd moet dat gesprek zich richten op een verschuiving van de invalshoek: van kwantiteit naar kwaliteit. In plaats van te praten over een daling van de bevolking, zal de agenda vooral moeten gaan over wat verstaan wordt onder een levende gemeenschap en de leefbaarheid in een krimpende gemeenschap. Voor ons betekent dit het volgende: Het CDA meent dat de mens tot zijn recht komt als hij de andere mens ontmoet. De relatie tussen mensen maakt de mens tot het mens zijn. De mens moet de gelegenheid hebben en krijgen om die ontmoeting met de ander te laten plaats vinden. Als dat gebeurt, als de mens de ander ontmoet, dan kunnen verbindingen tussen mensen ontstaan, het fundament voor levende gemeenschappen. Daar waar de sociale en fysieke leefomgeving aansluiten bij de wensen en behoeften van de bewoners en/of gebruikers van de dorp, wijk of streek kunnen levende gemeenschappen tot bloei komen. Zo hechten mensen waarde aan een basisschool, een huisarts en een winkel voor de dagelijkse levensbehoefte in de nabije omgeving. In dorpen hebben mensen behoefte aan de mogelijkheid om elkaar te ontmoeten, vanwaar relaties tussen mensen tot stand kunnen komen. Deze ontmoetingen kunnen bijvoorbeeld plaatsvinden in een buurthuis, een dorpsplein of bij een school. Er wordt eveneens waarde gehecht aan een bibliotheek. De betekenis van leefbaarheid is voor ieder individu anders en sterk afhankelijk van factoren als tijd en plaats. Het CDA hecht waarde aan levende gemeenschappen, ook omdat daar een sterke mate van sociale samenhang vanuit gaat. De mensen zijn graag bereid om elkaar de helpende hand te bieden. Er gaat een grote veerkracht en zelfredzaamheid van uit. In het publieke debat zijn al vele discussies geweest over de vraag welke voorzieningen minimaal overeind moeten blijven. Wat is in de ogen van de betrokkenen een minimale voorziening die nodig is om die gemeenschap levensvatbaar te maken en te houden? Zijn de plannen ook haalbaar? De verplichting dat een flappentap in het dorp moest zijn, een school, een postkantoor, een kulturhus of supermarkt. Alle suggesties zijn genoemd, alle opties zijn in discussie geweest en elke optie kent zijn eigen waarde. Maar het is onmogelijk om in elke

Page 12: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 12 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

gemeenschap alle suggesties te realiseren. Niet alleen is het onmogelijk, het is wellicht ook niet nodig. Juist omdat de betekenis van leefbaarheid per gemeenschap verschilt. Bovendien past het niet in de filosofie van het CDA om vanuit Den Haag te bepalen hoe een gemeenschap in stand moet blijven. Die verantwoordelijkheid hoort vooral binnen de gemeenschap zelf te liggen. Zij zullen zelf uit moeten maken welke voorzieningen in stand moeten blijven om een gemeenschap leefbaar te houden en met wie dan kan worden samengewerkt. Belang van regionale samenwerking In de discussie over de broodnodige voorzieningen kan de aanwezigheid van sommige voorzieningen in naburige dorpen en gemeenten behulpzaam zijn. Door de toegenomen mobiliteit van de bevolking is de relevantie van het regionale overleg en afstemming van voorzieningen toegenomen. Daarom zou de volgende fase het gesprek met de buurgemeenten moeten omvatten. In dat overleg zal begonnen kunnen worden of het een gemeentelijk fenomeen is of een bovengemeentelijke ontwikkeling. In de praktijk zal geconstateerd worden dat het bijna altijd om een regionaal fenomeen gaat. Dan kan ook het overleg op gang komen over een bovengemeentelijke aanpak, zoals de verdeling van bepaalde voorzieningen als scholen, middenstand en zorgvoorzieningen. Die regionale aanpak kan eveneens helpen bij de discussie over de toekomstige volkshuisvestingsplannen en inrichting van bedrijventerreinen. Momenteel vindt concurrentie plaats tussen gemeenten ten einde zoveel mogelijk economische bedrijvigheid op het eigen grondgebied te krijgen. Een legitieme actie vanuit het gezichtspunt van de gemeenten bezien, want zonder economische activiteiten is het moeilijk om een levende gemeenschap in stand te houden, maar zonder overleg zal dit niet altijd leiden tot de beste ruimtelijke ordeningsinrichting. Datzelfde geldt voor de woningbouwplannen van de afzonderlijke gemeenten. In het bovengemeentelijk overleg zullen dergelijke ontwikkelingen besproken dienen te worden. Nadrukkelijke rol voor de provincie De provincie kan het overleg tussen gemeenten ondersteunen en faciliteren, waarbij we ook een regierol voor de provincies weggelegd zien. Ze kan gemeenten ondersteunen met deskundigheid, doordat provincies een bovengemeentelijk overzicht heeft van demografische en planologische ontwikkelingen. Vanuit de bestaande verantwoordelijkheden als op gebied van ruimte, verkeer en vervoer, welzijn hebben zij de doorzettingsmacht wanneer gemeenten er niet samen uit komen. Provincies beschikken over enkele instrumenten, die relevant zijn voor gemeenten voor de verdere planontwikkeling binnen en tussen gemeenten. Denk aan de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) en aan de verantwoordelijkheid van de provincie als toezichthouder op de gemeentefinanciën. Vanuit deze verantwoordelijkheden en instrumenten kan een provincie het overleg met en tussen gemeenten initiëren. Toch blijft de verantwoordelijkheid bij de gemeenten: zij zullen hun verantwoordelijkheid moeten pakken en een adequaat beleid moeten voeren. Uit het bovenstaande zou geconcludeerd kunnen worden dat het een kwestie van praten en kiezen is en dat dan alles opgelost zou worden. Net alsof er geen acute knelpunten zouden bestaan. Die gedachte is niet terecht. Maar krimp biedt, mits tijdig onderkend, bediscussieerd en aangepakt, ook kansen. De overgangsperiode naar een nieuw inwoneraantal kunnen zo verstrekkende gevolgen hebben dat het bijna onmogelijk is om als individuele gemeente, woningbouwcorporatie of schoolbestuur deze consequenties te dragen. Bijvoorbeeld de gevolgen voor onderwijshuisvesting, voor het in balans brengen van de woningvoorraad of de gemeentelijke financiën. Daartoe moeten adequate maatregelen worden getroffen, waarbij solidariteit tussen steden en platteland geregeld moet worden.

Page 13: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 13 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

4. Wonen en ruimte Gevolgen voor de woningmarkt De krimp van het aantal huishoudens heeft consequenties voor de woningmarkt. Krimp van het aantal huishoudens kan leiden tot leegstand en waardedaling van het vastgoed. Beide aspecten kunnen negatieve gevolgen hebben op de leefbaarheid in een buurt. Door dichtgespijkerde ramen, een hoge doorstroom van bewoners en een beperkte sociale controle komt de leefbaarheid in een wijk onder druk te staan. Het teruglopen van het aantal huishoudens wordt hiermee een directe zorg voor zowel gemeente als de woningcorporaties. Bovendien heeft een afnemend aantal huishoudens een negatief effect op de inkomsten van gemeenten en daarmee voor een afnemend (financieel) draagvlak voor voorzieningen. Er tekent zich een wisselwerking af tussen de problematiek van de verschillende stakeholders in het gebied, zowel voor huiseigenaren, woningcorporaties als projectontwikkelaars. Het overaanbod aan geschikte woningen leidt er toe dat de woningmarkt hapert. Voor particuliere huiseigenaren betekent een dalende vraag een daling van de huizenprijzen, met als gevolg dat zij hun vermogen zien dalen. Mensen hebben geïnvesteerd in woningen met het vertrouwen dat dit zich terugverdient. In sommige gemeenten blijkt dat bij nieuwe woonprojecten de vraag naar kwalitatief betere woningen er wel is, maar dat potentiële kopers uit de regio hun huidige woning niet (voor een acceptabele prijs) kwijt kunnen. Voor projectontwikkelaars betekent krimp, ondanks de productie van gewilde projecten, dat zij met afzetproblemen te maken krijgen en soms moeten afzien van deze projecten. Dit leidt tot minder investeringen in wijken/dorpen, die deze kwaliteitsimpuls juist goed kunnen gebruiken. In de zwakste delen van de woningvoorraad zal als eerste leegstand optreden. Dit betreft vooral de naoorlogse buurten. In Nederland is deze voorraad vaak eigendom van corporaties. Zij zijn daarmee de eerste partij die financieel voor een probleem worden gesteld als de bevolking daalt. In de herstructureringsopgave ligt daarom een nadrukkelijke taak voor de woningcor-poraties. Het uit de markt nemen van leegstaande woningen zonder dat iets wordt teruggebouwd kost per saldo geld. Ook al vallen de beheerkosten weg, de woning is meestal nog niet volledig afgeschreven of staat nog met een bepaalde waarde in de boeken. Daardoor lopen woningcorporaties in de praktijk aan tegen een liquiditeitsprobleem. Waar zij anders op de verkoop van een oudere woning nog winst konden behalen, kunnen zij nu verlies lijden door de woning vroegtijdig te moeten onttrekken aan de voorraad. In een ruime huurmarkt kunnen andere mechanismen ontstaan. Zo is er het voorbeeld van de Noord-Engelse industriesteden waar men ziet dat in sommige wijken een straat ogenschijnlijk leefbaar is. Als zich in één van de huizen echter een ‘a-sociaal’ gezin vestigt, is de straat binnen 2 maanden leeg. De bewoners hoeven de overlast immers niet meer te dulden. Twee telefoontjes (naar een concurrerende huisbaas en naar het verhuisbedrijf) zijn voldoende om een straat verderop een huis te huren. Dergelijke voorbeelden laten zien hoe essentieel kwaliteit, onderhoud en een goed beheer wordt in een ruimer wordende markt. Visie op wonen in een krimpregio In gemeenten waar het aantal huishoudens afneemt, is het nodig dat de woningmarkt weer opnieuw in balans is. Hiervoor kunnen gemeenten, corporaties en ontwikkelaars voorzorgsmaatregelen nemen. Leegstand en verpaupering moeten worden voorkomen. Behoud van vastgoedwaarde is belangrijk voor een goed functionerende regionale woningmarkt en voor de huizenbezitters. Voor particuliere eigenaren is het behoud van vastgoedwaarde essentieel

Page 14: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 14 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

om het besteedbaar inkomen op peil te houden, voor het verdienend vermogen (voor mensen beschouwd als pensioenopbouw) en om niet ‘vast‘ te komen zitten in de woning. Vraag en aanbod moeten kwalitatief en kwantitatief in balans zijn. Om dit te bereiken is nodig dat het overschot aan woningen uit de markt gehaald wordt om te voorkomen dat de waarde van woningen sterk daalt. Maar ook om te zorgen dat vraag en aanbod kwalitatief op elkaar aansluiten. De nadruk moeten komen te liggen op samenvoegen van woningen, sloop van de zwakste woningvoorraad en selectief bijbouwen. Aantrekkelijke woonmilieus zijn essentieel om bewoners in een regio te houden, nieuwe inwoners aan te trekken, maar nog belangrijker de kwaliteit van woon- en leefomgeving te behouden. Een gebied geheel op slot zetten, omdat verwacht wordt dat het aantal huishoudens gaat afnemen, zal de vitaliteit van een gemeenschap niet ten goede komen. Juist met de bouw van een klein aantal nieuwe woningen kan ingespeeld worden op de (toekomstige) vraag en kan de kwaliteit van woningaanbod worden verbeterd. Hierbij gaat het ook om het verduurzamen van de woningvoorraad, zowel energetisch als bouwtechnisch. Een stop op bouwen kan juist leiden tot het vertrek van meer mensen en het versterken van de negatieve spiraal. Naast het ingrijpen in de woningvoorraad is het behoud van een goede woon- en leefomgeving van grote waarde voor een dorp. In sommige gemeenten zal een extra investering in de publieke ruimte noodzakelijk zijn, waarbij het gaat om wegen, groen en openbare ruimte. Voor het behoud van vitale dorpen en buurten zou idealiter de samenstelling van de bevolking een goede menging moeten zijn van mensen in verschillende leeftijdsfasen en huishoudenstypen. Gemeenten kunnen hiermee rekening houden door in hun woonvisie toekomstgericht te werk gaan en in te zetten op een goede afspiegeling van generaties om zo te zorgen voor organische verhoudingen binnen een dorp. Het streven naar een goede balans in de woningvoorraad tussen woningen voor jongere generaties, gezinnen en ouderen, oftewel afgestemd op de gemeenschappen, zal voor sommige dorpen betekenen dat bijvoorbeeld ruimte moet zijn voor de bouw van woningen, voor starters en doorstromers. Door levensloopbestendige woningen te bouwen is het mogelijk om te zijner tijd woningen aan te passen aan de ouder wordende generatie. We denken hierbij ook aan de generatiewoningen. Deze woningen, waar oudere mensen met hun kinderen en eventueel kleinkinderen wonen, kunnen veel voordelen bieden. Het maakt onder meer de combinatie van werk en mantelzorg mogelijk. Ook kan rekening worden gehouden met ruimte voor kleinschalige verzorgingstehuizen die beter aansluiten bij de wensen van de oudere generaties, zodat ze in de vertrouwde omgeving van het eigen dorp kunnen blijven wonen wanneer ze hulpbehoevend worden. Ook kan de gemeente bestemmingen aanwijzen voor woning/zorgcombinaties waar medioren en ouderen gezamenlijk kunnen gaan wonen en gezamenlijk zorg in kunnen kopen wanneer nodig. Het CDA ziet het opnieuw in balans brengen van de woningvoorraad in de eerste plaats als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, ondernemers, woningcorporaties en de inwoners. Deze transformatie brengt tijdelijk veel kosten met zich mee. In de eerste plaats is dit een verantwoordelijkheid van de regio. De omvang van de opgave gaat in sommige gevallen de kracht van de regio te boven. Vanuit het oogpunt van solidariteit tussen regio’s vindt het CDA dat dit vraagt om inspanning van het Rijk. Er ligt een nadrukkelijke rol voor de woningcorporaties, die wel in staat moeten worden gesteld om deze taak te vervullen (regeltechnisch en financieel). Groei versus krimp Keuzes van de woningbouwlocaties hebben invloed op de verdere groei en krimp van gebieden. Volgens de prognoses lopen de demografische ontwikkelingen de komende decennia per regio sterk uiteen. De totale bevolking in Nederland zal nog groeien, zo ook het aantal huishoudens. In het westen staat de woningmarkt onder grote druk en ook in het midden van het land

Page 15: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 15 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

ontstaat door bevolkingsgroei en migratie een tekort aan woningen. Dit terwijl in de randen van het land de bevolkingsdaling is ingezet waardoor een overschot aan woningen ontstaat. Het aantal gemeenten dat met krimp te maken krijgt, groeit de komende jaren. De woonvoorkeur van mensen gaat uit naar groen, landelijk en lage dichtheid, maar aan de andere kant willen mensen voorzieningen en werkgelegenheid om de hoek hebben. Dit levert nu op veel plaatsen spanning op. In onze visie op het programma Randstad 2040 hebben we onze twijfels geuit over de daarin beschreven grote woningbouwambitie. We blijven ons afvragen of deze bovenmatige aandacht terecht is en of Nederland door dit beleidskader niet eenzijdig wordt ingericht. Bovendien ontstaan door migratiestromen van en naar de Randstad op allerlei plekken in Nederland onevenwichtige bevolkingssamenstellingen. Er bestaat een gevaar dat de kracht van de verschillende regio’s te eenzijdig wordt gezien als een kracht van West-Nederland alleen. Een eenzijdige benadering kan er toe leiden dat voorzieningen en economische activiteiten worden geconcentreerd in de Randstad. Dit ontkent de economische ontwikkeling en kracht van de verschillende verkeersassen die zich in het afgelopen decennium hebben ontwikkeld (zoals de assen Rotterdam - Venlo; Amersfoort - Zwolle en Deventer - Enschede; Assen - Groningen), zoals beschreven in de Nota Ruimte en de Nota Pieken in de Delta. Met een te Randstedelijke benadering wordt de (economische) dynamiek in de regio’s ondermijnd. Maatregelen

1. Krimpfonds voor herstructurering Om gemeenten met sterke krimp een kwalitatief woon- en leefklimaat te laten houden, ligt in veel gemeenten een herstructureringsopgave. Deze opgave kan de financiële en organisatorische draagkracht te boven gaan. Na de motie Van Bochove-Depla heeft het kabinet bij de begroting WWI van 2010 ! 31 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de aanpak van de gevolgen van huishoudensdaling voor de woningmarkt in de Eemsdelta en in Parkstad Limburg. Vanuit het oogpunt van solidariteit tussen regio’s vindt het CDA het redelijk dat deze regio´s hiervoor substantieel gesteund worden door het Rijk. De CDA fractie dringt er daarom op aan dat dit financieringsvraagstuk meegenomen wordt in de heroverwegingsoperatie. Een mogelijke oplossing kan zitten in de heroverweging van het fiscale regime voor huiseigenaren en woningcorporaties, zoals

• een andere methodiek bij de integrale vennootschapsbelasting; • een andere vorm van een omslagstelsel geregeld in het belastingsysteem.

Daarnaast moet gekeken worden naar een nieuw nationaal investeringskader, naar voorbeeld van het huidige Investeringsbudget voor Stedelijke vernieuwing (ISV). Naast investeringen in de woningvoorraad kan zodoende programmatisch worden gewerkt aan de kwaliteit van de leefomgeving en het tegengaan van leegstand en verval. Er moet een model ontwikkeld worden voor systematiek en omvang van het fonds, ook rekening houdend met de toekomstige demografische ontwikkelingen.

2. Schrap Vogelaarheffing De herstructurering kan niet zonder een stedenbouwkundige visie op het functioneren van de toekomstige leefgemeenschap, waarbij demografische ontwikkelingen worden meegenomen. Voor veel mensen is de leefomgeving een deel van hun identiteit. Het gaat immers om een plek waar mensen zich mee verbonden voelen. Waar sloop en herstructurering bij kunnen dragen aan een beter woon- en leefklimaat, kan dit niet zonder steun vanuit de gemeenschap. In overleg met de mensen moet gezocht worden naar passende oplossingen, waarbij mensen in hun waarde worden gelaten.

Page 16: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 16 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

Het CDA wil de ‘Vogelaarheffing’ schrappen en dit geld inzetten voor behoud van de leefbaarheid, gemeenschappelijke woonvormen en verduurzaming van het woningaanbod. De heffing die de woningcorporaties in krimpregio’s nu betalen aan de woningcorporaties in de zogeheten Vogelaarwijken in de steden is onwenselijk. Dit geld kunnen woningcorporaties beter inzetten om de gevolgen van krimp in hun eigen werkgebied aan te pakken.

3. Woningcorporaties hun taak laten uitvoeren Om de verantwoordelijkheid te kunnen dragen zou het gepast zijn dat de woningcorporaties hiervoor de eigen middelen kunnen inzetten voor de eigen regio. Het is vanuit dat perspectief bezien dan ook onwenselijk dat de woningbouwcorporaties op het platteland nu een vermogensheffing betalen voor de kwaliteitsimpuls in de zogeheten Vogelaarwijken in de grote steden, terwijl ze met deze reserves de gevolgen van krimp in hun eigen werkgebied zouden kunnen aanpakken. Alleen al in Friesland gaat het maar liefst om 400 dorpen waarvoor op de woningmarkt een herstructureringsopgave ligt. Hierbij moet niet vergeten worden dat ook investeringen in de bestaande voorraad nodig is om te zorgen dat ouderen langer zelfredzaam in de eigen woning kunnen blijven wonen.

4. Kansen en mogelijkheden benutten van aangrenzende regio’s Bij de uitwerking van plannen voor investeringen in economische sterktes en in woningbouwopgaves moet aantoonbaar rekening worden gehouden met de kansen en mogelijkheden die genoemde aangrenzende regio’s in dat opzicht bieden om woningvraag en economische groei te accommoderen.

5. Stoppen van beleidsmatige prikkels die leiden tot sterke verstedelijking, het onttrekken van voorzieningen en wegtrekken van werkgelegenheid

Krimp vraagt ook om een visie op een hoger schaalniveau. Voorkomen moet worden dat het beleid de onevenwichtigheid versterkt. Dit kan bijvoorbeeld door de woningbouw meer aan te laten sluiten bij de woonvoorkeuren van mensen. Bouwen moet daar gebeuren waar mensen graag willen wonen en waar de ruimte is om te groeien. Waar het gaat om voorzieningen moet nabijheid van voorzieningen worden afgewogen tegen de voordelen van een grotere schaal. Het gaat om het vinden van het optimale schaalniveau. Waar het gaat om economische stimulering moet de kracht van de regio’s een nadrukkelijke plek krijgen in het stimulerings- en vestigingsbeleid.

6. Infrastructurele knelpunten oplossen In regio’s kunnen krimp- en groeigemeenten soms naast elkaar bestaan. Het oplossen van infrastructurele knelpunten van steden naar de krimpgemeenten leidt tot een nieuwe dynamiek van de gehele regio. Daarnaast moet geïnvesteerd worden in openbaar vervoersverbindingen van krimpgemeenten naar centrumkernen en steden zodat bedrijven, onderwijs en andere voorzieningen bereikbaar blijven.

7. Investeren in goede openbaar vervoer voorzieningen De krimpgemeenten vragen om een goede openbaar vervoersvoorzieningen naar de centrumdorpen en steden. Waar groei en krimp in dezelfde regio voorkomt, kan goed openbaar vervoer bijdragen aan de aantrekkelijkheid van een woonkern.

8. Investeren in een kwalitatieve woningvoorraad en vraaggericht bouwen In de samenleving ontstaan verschillende woonvormen, terwijl de planologen, projectontwikkelaars en ambtenaren nog te veel uitgaan van het bestaande type huis. De CDA fractie vindt dat de huiseigenaar de toekomstige woonvorm bepaalt. De overheid moet hiervoor ruimte bieden. Hierbij valt te denken aan woningen met een gemeenschappelijke kern; kangaroowoningen en (tijdelijke) mantelzorgwoning bij huis van de zorgverleners. Ook moet de trend dat je niet op één plek woont, maar zowel in de regio (rondom het weekend) als in de

Page 17: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 17 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

stedelijke omgeving (doordeweeks), beleidsmatig en regeltechnisch meer worden geaccommodeerd, zoals beschreven in Op Pad (actieprogramma bevolkingsdaling van de provincie Zeeland). Met de initiatiefnota over de plattelandswoning heeft de CDA fractie al een voorschot genomen op het creëren van meer regeltechnische mogelijkheden die aansluiten bij de vraag van de samenleving.

Page 18: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 18 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

5. Onderwijs Gevolgen voor onderwijs De ontgroening van de bevolking is in Nederland niet gelijkmatig verdeeld. In de meeste steden groeit de schoolgaande bevolking in de komende vijfentwintig jaar, in de meeste niet-stedelijke gemeenten is sprake van een forse daling. In diverse gemeenten aanpalend aan steden is zelfs sprake van een forse daling. Waarschijnlijk komt dat door dit vaak de groeigemeenten van de jaren zeventig waren, toen vaak zeer kinderrijk, maar nu zeer snel vergrijzend. In de nu al dunbevolkte gebieden zal de toestroom van het aantal leerlingen naar verwachting minder worden door ontgroening en migratie. Meer scholen zullen daardoor onder de opheffingsnorm komen en bedreigd worden met sluiting. Vooral in de kleinere woonkernen waar de school soms ook de laatste ontmoetingsplaats is, is het pijnlijk voor een gemeenschap als de school moet sluiten. De school biedt vaak ook onderdak voor andere activiteiten in het dorp. Daarbij kan de sluiting van de school andere neveneffecten voor een dorp meebrengen, bijvoorbeeld dat een dorp minder aantrekkelijk wordt voor gezinnen om zich te vestigen. De forse daling van het aantal leerlingen in veel gemeenten plaatst zowel gemeenten als schoolbesturen voor een forse uitdaging. De bekostiging van de onderwijsgebouwen ligt bij gemeenten. Via het gemeentefonds ontvangen de gemeentebesturen een vergoeding per leerling voor het onderhoud (primair onderwijs) en de bouw van scholen (primair onderwijs en voortgezet onderwijs). In enkele gemeenten hebben het gemeentebestuur en de schoolbesturen overeenstemming bereikt over de doordecentralisatie van deze huisvestingsgelden: de gemeenten maken het geld rechtstreeks over aan de schoolbesturen, die daarmee dan ook verantwoordelijk zijn voor het onderhoud en de bouw van de schoolgebouwen. Dit komt vooral in de grotere steden voor. Schoolbesturen ontvangen per leerling een lumpsumbedrag voor de verdere kosten van het onderwijs, zoals de salarissen van het personeel, (gedeeltelijk) onderhoud van de gebouwen, aanschaf van leermiddelen en de energiekosten. Mocht het aantal leerlingen gaan dalen, dan ontvangen de gemeentebesturen en de schoolbesturen minder middelen. Niet altijd staat daar een daling van de kosten tegenover (zie voorbeeld in kader).

Voorbeeld. Een school voor primair onderwijs met ongeveer 220 leerlingen, zal acht groepen hebben als de leerlingpopulatie redelijk gelijkmatig is opgebouwd. Dat betekent ongeveer 27 à 28 leerlingen per groep. Bij een daling van 10% van de leerlingen in vijf jaar blijven de kosten nagenoeg gelijk, terwijl de inkomsten na vijf jaar met 10% zijn afgenomen.

Veel schoolbesturen zullen in dergelijke gevallen omzien naar creatieve oplossingen om deze daling aan inkomsten op te kunnen vangen. In bovengenoemde situatie zal daar wellicht nog geen concrete aanleiding voor zijn, aangezien de school nog steeds goed kan draaien. Bij een sterkere daling, bijvoorbeeld van 25% of meer is dat anders. Een sluitende begroting voor zo’n school kan dan een schier onmogelijke opgave worden. Dat noodzaakt besturen om dan naar samenwerkingsoplossingen of fusies om te zien. Misschien zelfs sluiting. Over het algemeen is de daling van het aantal leerlingen een proces dat in een periode van tien tot twaalf jaar plaats vindt. Daarna is weer een constante lijn van het aantal leerlingen zichtbaar, waarop weer een normaal niveau van voorzieningen voor langere tijd kan worden geschapen. Voor veel scholen gaat het om een transitiefase: hoe kunnen scholen blijven overleven in een periode van forse achteruitgang met dalende inkomsten, terwijl de kosten niet gelijktijdig kunnen worden beperkt?

Page 19: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 19 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

Visie op onderwijs in krimpgebieden Leerlingen in krimpregio’s hebben recht op onderwijs. De situatie waarin scholen terecht komen verschilt. Globaal kunnen drie soorten omstandigheden voor het onderwijs worden beschreven:

1. scholen die teruglopen in het aantal leerlingen, maar uiteindelijk nog steeds levensvatbaar zijn;

2. scholen die als gevolg van de leerlingendaling onder de opheffingsnorm uitkomen; 3. scholen die nu levensvatbaar zijn, maar door de daling van het aantal leerlingen geen

volwaardige school meer kunnen zijn. Het eerste geval, namelijk een teruggang van het aantal leerlingen waarbij nog steeds een levensvatbare school overeind blijft, is voor school- en gemeentebesturen goed op te vangen, mits een verantwoord financieel beleid is gevoerd in de jaren voorafgaand aan de daling van het aantal leerlingen. Mocht dat niet het geval zijn of mocht de daling onverwachts en plotseling optreden, dan zal het lastiger worden. Echter, in de meeste gevallen zijn schoolbesturen hier adequaat op voorbereid en hebben ze voldoende reserves om dit op te vangen. In ieder geval in het primair onderwijs. In het voortgezet onderwijs kan de breedte van het aantal richtingen en de mogelijkheid tot het aanbieden van alle profielen in de knel komen. Ook kan een school het overschot aan personeel als gevolg van de daling van het aantal leerlingen wellicht opvangen via het natuurlijk verloop, maar het bemoeilijkt de intrede van nieuwe docenten. Zittende docenten blijven vaak verbonden aan dezelfde school gedurende hun hele carrière als gevolg van de huidige ontslagregelingen in de onderwijs-CAO. Deze beschermen de langst zittende docenten in geval van ontslag meer dan docenten met kortere dienstverbanden. Vaak gaat het bij scholen ook om een situatie van dalende leerlingenaantallen gedurende een bepaalde periode om dan op een stabiele positie uit te komen. Scholen moeten deze periode overleven om daarna, zij het op een kleinere voet, door te kunnen gaan. Voor die transitiefase zal meer aandacht moeten zijn dan nu het geval is. Voor wat betreft de tweede groep heeft de CDA-fractie al in 2008 een initiatief genomen om er voor te zorgen dat scholen die tijdelijk onder de opheffingsnorm zouden komen, niet automatisch gesloten hoeven te worden. Mocht een school onder de norm van 23 leerlingen terecht komen en mocht er het perspectief zijn dat op korte termijn de school daar wel weer bovenuit zou komen door aanwas van nieuwe leerlingen, dan zou de minister de bevoegdheid moeten hebben om deze school te laten voortbestaan. Die discretionaire bevoegdheid had de minister niet, maar onder druk van de initiatiefnota van de CDA-fractie wordt dat nu wettelijk geregeld. Daarmee worden gemeenten minder belemmerd in het beantwoorden van de vraag hoe een dorp een levende en leefbare gemeenschap kan blijven. De laatste situatie, namelijk scholen die nu nog levensvatbaar zijn, maar als gevolg van de vergrijzing en afname van de bevolking onder de grens van levensvatbaarheid komen, zitten in de lastigste positie. Ze zijn te groot om op te heffen, maar neigen te klein te worden om zelfstandig voort te gaan of worden te klein om goede onderwijskwaliteit aan te bieden. Bestuurlijke fusie, fusie van scholen of, als het om de laatste scholen in een kern gaat, de totstandkoming van een samenwerkingsschool zijn opties die dan veelvuldig worden genoemd. Belangrijk gevolg is dat de keuzevrijheid van ouders zal worden aangetast. Als het om een laatste school in een kern gaat, kan ook de discussie ontstaan of het voor een gemeente financieel haalbaar is om in meerdere kernen dergelijke kleine scholen overeind te houden. Ook in die gevallen zal nagedacht moeten worden over het voortbestaan van een onderwijsvoorziening in iedere kern, ofschoon de school nog niet onder de wettelijke opheffingsnorm terecht is gekomen.

Page 20: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 20 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

In sommige kernen bieden samenwerkingsscholen uitkomst als er geen plaats meer is voor scholen van verschillende denominaties. Een samenwerkingsschool is een school waarbinnen zowel openbaar als bijzonder onderwijs wordt verzorgd. Op het platteland zijn al zeker twintig samenwerkingsscholen om deze reden opgericht. Ze bieden leerlingen de kans om toch in de nabije omgeving onderwijs te krijgen van de eigen denominatie. Op dit moment is een wetsvoorstel aanhangig in de Tweede Kamer dat de samenwerking tussen een openbare en een bijzondere school regelt. Maatregelen

1. Discretionaire bevoegdheid bij de minister Contextgevoelige omstandigheden kunnen reden geven om een school ook onder de opheffingsnorm open te houden. Een voorval op een openbare school in Goingarijp (Friesland) vormde de aanleiding voor de CDA-fractie om een initiatiefnota te schrijven. De school werd met sluiting bedreigd, terwijl er in het dorp op korte termijn zo’n dertig jonge gezinnen bij zouden komen door een nieuwbouwproject.13 Volgens de auteurs van de initiatiefnota zou de minister een discretionaire bevoegdheid moeten krijgen om scholen met een reëel perspectief om op korte termijn te groeien open te houden.14 Deze mening werd unaniem gedeeld door de Kamer, waarna de staatssecretaris aankondigde met een wetsvoorstel te komen die dit zou regelen. Ook zij meende dat een discretionaire bevoegdheid flexibiliteit biedt zodat rekening kan worden gehouden met contextgevoelige omstandigheden en zo een school die bijvoorbeeld tijdelijk onder de opheffingsnorm valt open te houden.

2. Docenten voorbereiden op combinatieklassen Aankomende docenten in deze krimpregio´s moeten op de PABO’s en lerarenopleidingen meer bagage krijgen hoe om te moeten gaan met combinatiegroepen. Vooral in het primair onderwijs zullen combinatiegroepen aan de orde van de dag zijn. Dat vergt een andere methode van lesgeven dan in homogene groepen.

3. Vertragingsfactor bij teruggang in budget Stichtingen en verenigingen in krimpregio’s, die zelfs gemiddeld te maken hebben met teruggang van het leerlingenaantal, zouden geholpen zijn met een vertragingsfactor bij de afbouw van het budget, om zodoende het aanpassingsproces - afvloeien van personeel, investeringen die niet kunnen renderen - te vergemakkelijken. Het aanbrengen van een vertragingselement in de systematiek van bekostiging kan voor de overgangsfase behulpzaam zijn. 13 Dit was de aanleiding voor de CDA-Tweede Kamerfractie om een initiatiefnota ‘Oog voor Toekomstige

Toegankelijkheid’ in te dienen met het voorstel om de minister een discretionaire bevoegdheid te geven waardoor het mogelijk is om in specifieke gevallen een uitzondering te maken voor scholen onder de opheffingsnorm van 23

leerlingen./14 Kamerstukken II 2008-2009, 31 526, nr. 5/

Page 21: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 21 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

Suggesties voor het lokale niveau

a. Organiseren van gezamenlijk vervoer Kleine scholen die met een sterke daling van leerlingenaantallen te maken hebben, worden geconfronteerd met dreiging van sluiting door de opheffingsnorm. Gemeenten kunnen bijdragen aan het organiseren van gezamenlijk vervoer naar een andere school, wanneer de afstanden te groot zijn om te fietsen. Gedacht kan worden aan een vergoeding voor de ouders of de inzet van een schoolbus.

b. Bevorderen van ICT ter ondersteuning bij combinatieklassen Voor kleine scholen kan ICT ondersteuning bieden in de combinatieklassen. Zo kan de kwaliteit van onderwijs voor deze leerlingen op niveau te houden.

c. Inzetten op multifunctionele gebouwen Gemeenten kunnen voorzieningen bundelen in de bestaande schoolgebouwen om de ruimte in het schoolgebouw optimaal te benutten en te besparen op huisvestingskosten van verschillende voorzieningen. In deze multifunctionele gebouwen kunnen allerlei voorzieningen worden gehuisvest (bibliotheek, dorpshuis, bank, winkels etc.). Zo kan ingespeeld worden op de vraag naar voorzieningen die verandert met de veranderende samenstelling van de bevolking.

d. Andere creatieve oplossingen Gemeenten, scholen, ouders en andere betrokkenen kunnen gezamenlijk zoeken naar andere creatieve oplossingen om een onderwijsvoorziening in het dorp te behouden.

Page 22: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 22 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

6. Zorg en welzijn Gevolgen voor zorg en welzijn Bereikbaarheid van de zorg De overheid draagt zorg voor de kwaliteit, bereikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Bereikbaarheid van de zorg is onlosmakelijk verbonden met de kwaliteit. Voor de bereikbaarheid van de zorg moet verschil worden gemaakt tussen de acute zorg en de planbare zorg en welzijn. Voor het eerste is bereikbaarheid van cruciaal belang. Voor de planbare zorg kan gelden dat in het uiterste geval kwaliteit boven bereikbaarheid van zorg gaat. Door de zorg naar een menselijke maat te organiseren, wordt ook de bereikbaarheid en daarmee de toegankelijkheid van de zorg voor iedereen mogelijk. Ons verzekeringssysteem garandeert dat iedereen voor zijn basispakket aan zorg toegang kan hebben tot de zorg die hij of zij nodig heeft. Daarbij horen een verzekeringsplicht, een acceptatieplicht en een betaalbare premie. Als vuistregel voor acute zorg geldt een aanrijdtijd van de ambulance en huisarts van hooguit vijftien minuten, waarbinnen de patiënten bereikt kunnen worden. De langste reistijden doen zich voor in de drie noordelijke provincies (Groningen, Friesland en Drenthe) en in Flevoland. Maar bereikbaarheid is natuurlijk meer dan een 15- en 45 minutengrens. Het gaat om de nabijheid van zorginstellingen, van de eerstelijnszorgverlener als de huisarts, om huisartsenposten, om streekziekenhuizen. Maar ook om het aanbod van gezondheidscentra, de fysiotherapeut en de apotheek. De zorg komt door fusies steeds verder op afstand van de mensen te staan. De eerste plekken waar problemen ontstaan komen overeen met de dunbevolkte gebieden waar ook de demografische krimp sterk is. Een deel van het landelijk gebied is niet binnen de gestelde norm van 15 minuten bereikbaar. Het gaat vooral om de dunbevolkte en grensgebieden. Hier woont 3,3% van de bevolking, het gaat dan om circa 540.000 inwoners. Zorg, zeker acute zorg, moet voor iedereen binnen een redelijke termijn bereikbaar zijn. Om te voorkomen dat er gaten in het acute zorgaanbod ontstaan is het goed dat de overheid voor de continuïteit van zorg heldere normen formuleert wat precies noodzakelijke zorg is voor de bereikbaarheid. Daar heeft de CDA-fractie de minister om gevraagd. Gevolgen voor huisartsenzorg Gezien de verwachte stijging van het aantal hulpbehoevende ouderen en alleenstaanden zal de vraag naar professionele hulp fors stijgen. De extra vraag naar zorg valt in sommige gebieden samen met een steeds kleiner wordende beroepsbevolking, maar ook met een kleiner aantal patiënten. De intensievere aandacht die de vergrijsde bevolking vereist, maakt dat de afname van de bevolking in de huisartsenzorg minder problemen oplevert. De bevolkingsafname wordt hier grotendeels gecompenseerd door de vergrijzing. Op dit moment is 2350 patiënten voor een huisarts het minimumaantal om een rendabele praktijk te hebben. Gezien bovenstaande, is het probleem in de krimpregio’s niet zozeer doordat een praktijk niet kan bestaan. Het lage aantal huisartsen betekent niet dat er nu een tekort is aan huisartsen in het landelijk gebied. Wel bestaat de angst dat er een tekort aan huisartsen gaat ontstaan, doordat de huidige huisartsen met pensioen gaan en niet vervangen worden. De spreiding van huisartsen en andere zorgverleners over het land daarentegen is een grotere zorg. De vestiging van nieuwe zorgverleners in de krimpregio’s wordt moeilijker. Het arbeidsmarktprobleem speelt door deze discussie heen. Het gaat daarbij om de vraag of er in de toekomst voldoende handen aan het bed zullen zijn wanneer de vergrijzing doorzet. Voor tweeverdieners is het vaak moeilijk om beide een passende baan te vinden in een krimpregio.

Page 23: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 23 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

Visie op zorg en welzijn in een krimpregio De kwaliteit, bereikbaarheid en toegankelijkheid van zorg moeten centraal staan. Dit geldt ook voor de krimpgebieden. Voor de vitaliteit van gemeenschappen is het van belang om zorg- en welzijnsvoorzieningen in de nabijheid te hebben of in ieder geval dat deze goed toegankelijk zijn. Waar wegens de lage artsendichtheid problemen ontstaan met lange reistijden moeten deze worden opgelost. Datzelfde geldt ook voor overige zorg, als fysiotherapeuten, kraamverzorgenden en de vraagstukken spelen ook bij de op te richten centra voor jeugd en gezin. Mogelijkheden liggen in het oprichten van gezondheidscentra, daar waar de overige voorzieningen broos zijn. Denk hierbij ook aan het aanbieden van satellietposten van waaruit zorg geboden kan worden. Artsen, fysiotherapeuten en verpleegkundigen kunnen daarmee bij andere voorzieningen in de nabijheid van mensen blijven. Zo kan de zorg in verschillende dorpen of kernen een dag(deel) geleverd worden, bijvoorbeeld bij een school, een multifunctionele accommodatie of een buurthuis. Het bemannen van deze posten hoeft niet door artsen te gebeuren. In taakherschikking, bijvoorbeeld naar de nurse practitioners, physician assistants, of de praktijkondersteuners van de huisarts is veel te winnen. Daarnaast bieden ICT-oplossingen voor de communicatie tussen zorgverleners en -vragers, zoals zorg op afstand, de mogelijkheid om eerstelijnszorg dichterbij te halen. Gemeenten brengen de partijen bij elkaar. Ze kunnen deze deconcentratie bevorderen door gesprekken aan te gaan met zorg- en onderwijsinstellingen. Door knelpunten te signaleren en proactief te handelen. Voor het Rijk ligt hier een taak om niet enkel te sturen op efficiëntie en zekerheden, maar ruimte te laten aan gemeenten om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen die beter aansluiten bij de menselijke maat. Gezien de verwachte stijging van het aantal hulpbehoevende ouderen en alleenstaanden zal de vraag naar professionele hulp fors stijgen. De extra vraag naar zorg valt in sommige gebieden samen met een steeds kleiner wordende beroepsbevolking. Dit zal extra druk geven op de (huis)artsen, de verpleegkundigen en de thuiszorg. Om de kwaliteit van zorg te verbeteren en de werkdruk van artsen te verminderen is coördinatie en taakherschikking van belang. We denken daarbij aan verpleegkundigen die een deel van de zorg voor chronisch zieken overnemen. Hier speelt ketenzorg een belangrijke rol. De overstap naar een functionele bekostiging van de zorg kan deze ontwikkeling stimuleren. Welzijn Daar waar meer ouderen langer in de eigen omgeving blijven wonen heeft dit invloed op de vraag naar woningen, maar ook op de vraag naar maatschappelijke ondersteuning, zorg en voorzieningen om zelfstandig te kunnen functioneren. Natuurlijk is er ook een verantwoordelijkheid voor ouderen om vroegtijdig te bezien of hun woonsituatie voldoet. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning biedt volop de ruimte aan mensen om verantwoordelijkheid voor elkaar te dragen. De lokale overheid dient ervoor te zorgen dat zorgvragers in staat worden gesteld om ondanks hun belemmeringen, aan de samenleving te blijven meedoen. Mensen moeten hiertoe de gelegenheid hebben en houden. Mantelzorg en vrijwilligerswerk kunnen hier aan bijdragen. Wij hebben in dit verband ook gepleit voor mantelzorgwoningen. Met een toenemend aantal ouderen in Nederland neemt de vraag naar zorg en hulpverlening toe. In plattelandsgemeenten zijn relatief veel ouderen die een beroep doen op verzorgings- en verpleegtehuizen in grotere dorpen en steden. Door het gebrek aan deze voorzieningen in het eigen dorp zijn ze gedwongen om hun gemeenschap te verlaten, waardoor de krimp versterkt wordt. Ouderen die juist de wens hebben om langer in de eigen omgeving te blijven wonen, geven soms de voorkeur aan kleinschalige woonvormen. De Rijksoverheid moet zorgen dat hier geen belemmeringen voor zijn. Onze insteek is dat kleinschaligheid niet duurder hoeft te zijn

Page 24: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 24 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

dan grootschalige of andere woonvormen. Wel komen we hier voor de uitdaging van het kunnen trekken van voldoende personeel. Al eerder is voorgesteld om de kosten van wonen en zorg te scheiden. Dit biedt mensen de mogelijkheid om de zorg los van het verblijf te ontvangen. Ook schept dit de mogelijkheid voor mensen om ervoor te kiezen om gezamenlijk zorg in te kopen. Dit sluit beter aan bij de behoefte van mensen en biedt de mogelijkheid om de zorg naar eigen inzicht te organiseren. Als de wonen en zorg gescheiden is, is het mogelijk dat ouderen langer in hun eigen vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen, ook als zich gebreken voordoen. Daarbij ligt er een kans voor woonzorgcentra om in te spelen op de kleinschaligheid. De vergrijzing biedt hier nieuwe kansen voor meer nabijheid en het terugbrengen van de menselijke maat in de zorg. Maatregelen

1. Creatieve combinaties bij satellietposten Waar zorg nodig is voor de bereikbaarheid, maar deze niet of moeilijk gevonden wordt, kunnen gemeenten hun rol oppakken. Dit kan bijvoorbeeld door hiermee rekening te houden in de huisvesting. Het oprichten van gezondheidscentrum behoort tot de mogelijkheden. Daarnaast kunnen zogenaamde satellietposten in dorpen en kernen een oplossing zijn. Gemeenten kunnen bevorderen dat bijvoorbeeld een school, dorpshuis of ‘kulturhus’ ook ruimte biedt aan een huisarts, tandarts, fysiotherapeut en/of apotheek. Een satellietpost variërend van enkele uren tot dagen per week. Deze satellietposten kunnen gebruikt worden door een combinaties van functies. Gemeenten de regierol nemen als een zorgverlener aangeeft om zich in een dorp of kern te vestigen. Een satellietpost zou tot stand kunnen komen door samenwerking tussen gemeente, zorgverzekeraars en de zorgverlener.

2. Taakherschikking Zorg en ondersteuning wordt geboden op het juiste niveau, door de juiste zorgverleners. Dit is van groot belang, ook voor de personele vraagstukken waar we voor komen te staan. We zien goede voorbeelden van diabetesverpleegkundigen, of de GGZ-ondersteuner van de huisarts. In taakherschikking, bijvoorbeeld naar de nurse practitioners, physician assistants, of de praktijkondersteuners van de huisarts is veel te winnen.

3. Zorg dichtbij In de toekomst kan zorg steeds meer op afstand, maar wel met aandacht voor de menselijke maat, ingezet worden om afstanden tot zorginstellingen te overbruggen. De overheid moet deze ontwikkelingen bevorderen door de bekostiging hiervan mogelijk te maken. Nu al bestaat de mogelijkheid voor een e-mailconsult, maar ook zijn er al de eerste ontwikkelingen van telezorg, waarbij de patiënt op afstand wordt geholpen met behulp van ICT. Wellicht kunnen patiënten over een aantal jaren geholpen worden door te ‘videoconferencen’ met hun huisarts, waarbij ze geholpen worden door verpleegkundigen. Dit vergroot de toegankelijkheid van de huisarts, bovendien kan ICT ook goed uitkomst bieden voor contacten met familie en vrienden op afstand. In de bekostiging van de zorg moet rekening worden gehouden met deze nieuwe ontwikkelingen die zorg dichterbij brengen.

4. Beoordelingscriteria voor bereikbaarheid De CDA-fractie vindt dat niet alleen voor kwaliteit, maar ook voor bereikbaarheid en toegankelijkheid moeten beoordelingskaders en criteria worden geformuleerd. Daarmee wordt duidelijk wanneer er overheidsinterventie noodzakelijk is om de bereikbaarheid van acute zorg te garanderen en de continuïteit en kwaliteit van zorg te waarborgen.

5. Stimuleren eerstelijnszorg met financiële prikkels De prikkels in het systeem moeten zodanig zijn dat eerstelijnszorg loont, ook voor zorgverzekeraars. Hierop moet de risicoverevening spoedig worden aangepast.

Page 25: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 25 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

7. Voorzieningen en werkgelegenheid Gevolgen voor voorzieningen en werkgelegenheid Bewoners op het platteland worden evenals stedelingen de afgelopen jaren op verschillende terreinen geconfronteerd met grootschaligheid. Hierdoor is een groter draagvlak nodig voor het in stand houden van voorzieningen. Door de krimp zal dit draagvlak in sommige regio’s afnemen. Dit terwijl het ruime aanbod van voorzieningen in de afgelopen decennia is afgenomen, evenals het aanbod van detailhandel, banken en andere bedrijven. De schaalvergrotingen van publieke voorzieningen, ondernemingen en van gemeentelijke organisaties lijken elkaar op te volgen, waarbij het streven naar efficiëntie en kwaliteit het leidende principe is. Dit heeft veelal geleid tot concentratie van voorzieningen in stedelijke gebieden en vooral een sterke vermindering van voorzieningen op het platteland. Deze ontwikkeling heeft geleid tot:

- concentratie van bedrijven en daarmee werkgelegenheid op regionale bedrijventerreinen, die beter voldoen aan de nieuwste milieueisen en beter bereikbaar zijn;

- regionale sport- en culturele voorzieningen: vanwege de kosten van het beheer en onderhoud.

Visie van het CDA Niet schaalverkleining is de juiste reactie op schaalvergroting, maar het streven naar schaaloptimalisatie. Wat de juiste maat is, is afhankelijk van het onderwerp, de omstandigheden en mogelijkheden die er liggen. De overheid moet aansluiten bij wat mensen belangrijk vinden, op een ruimdenkende en creatieve manier. Inzetten op nabijheid hoeft dan geen kostenopdrijvend effect te hebben. Zo kunnen met moderne hulpmiddelen en werkwijzen voorzieningen op een vernieuwende manier in de nabijheid van mensen gebracht worden. In de informatiesamenwerking hoeven veel diensten niet meer op grote schaal geregeld te worden, waardoor zinvolle arbeid en efficiëntie weer samen kunnen gaan. Inzet van ICT en werkwijzen maakt schaalverkleining mogelijk, zodat nieuwe initiatieven een kans krijgen en de lokale dynamiek en de gedrevenheid van mensen wordt benut. In het streven naar de juiste schaal gaat het niet om de gebouwen, maar om de bereikbaarheid van diensten of aanwezigheid van professionals. In de dorpen met een centrumfunctie vinden bewoners en regionale bewoners ook een breder aanbod van consultatiebureaus, apotheken etc. De voorzieningen in deze dorpen of kleine steden zijn van grote betekenis voor de economische en sociale vitaliteit van het omliggende gebied. Daarom moeten deze voorzieningen waar mogelijk gebundeld worden in cent Maatregelen

1. Het verbeteren van de mogelijkheid om thuis te werken In het kader van filebestrijding en de focus op de diensteneconomie wordt geïnvesteerd in de IT verbindingen tussen het bedrijf en het eigen huis. Ook in het kader van de krimp kunnen snelle verbindingen een uitkomst bieden: niet altijd hoeft men op het centrale kantoor aanwezig te zijn. Hierdoor neemt de mogelijkheden toe om verder van het werk te wonen, zonder dat de reistijd in een week gemiddeld toeneemt.

Page 26: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 26 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

2. Regionale bundeling van voorzieningen met een groter klantenpotentieel

Collectieve voorzieningen met een groter klantenpotentieel hebben een zekere mate van draagvlak nodig. In kleine gemeenten is dit draagvlak vaak niet aanwezig. Door de bevolkingskrimp zal het draagvlak voor een aantal voorzieningen afnemen. Dit hoeft geen probleem te vormen als gemeenten inzetten op regionale samenwerking en kiezen voor bundeling van voorzieningen. De feitelijke aanwezigheid van voorzieningen in een kern wordt door de grote mobiliteit van inwoners in het algemeen niet als cruciaal voor de vitaliteit beschouwd. Bewoners vinden het veel belangrijker dat een passend en adequaat aanbod van voorzieningen op regionaal niveau aanwezig is.

3. Het versterken van het regionale arbeidsmarkt en scholingsbeleid De krimp leidt er toe dat de werkgelegenheid in sommige sectoren daalt. In andere sectoren, zoals de zorg en het onderwijs, zal door de vergrijzing, de vraag naar beroepskrachten toenemen. Het overheidsbeleid moet erop gericht zijn om deze mismatch weg te nemen. Her- of bijscholing dienen hierbij centraal te staan. De ingestelde mobiliteitscentra en regionaal opererende LWI’s kunnen hiertoe een bijdrage leveren. Binnen het scholingsbeleid moeten zowel de leerling als de toekomstige werkgever zich bewust zijn van de toekomstige bevolkingssamenstelling.

4. Bereikbaarheid lokale en regionale voorzieningen De bereikbaarheid voor voorzieningen op het schaalniveau van buurten, kernen en dorpen verdienen aandacht, maar ook voorzieningen op grotere schaal zoals de bereikbaarheid van de bibliotheek, muziekvereniging, politie, het zwembad en middelbaar onderwijs en hoger onderwijs.

5. Regionale afstemming bedrijventerreinen en voorzieningen Goede regionale afstemming over het toevoegen van bedrijventerreinen, maar ook de instandhouding en vernieuwing van voorzieningen is nodig om te zorgen dat het regionale aanbod bij de vraag past. Zo moet worden voorkomen dat leegstand het beeld gaat bepalen en ervoor worden gezorgd dat gestreefd wordt naar een goede spreiding van voorzieningen.

Suggesties voor het lokale niveau Wees als gemeente proactief en creatief in het behouden van voorzieningen. Om draagvlak te behouden kunnen voorzieningen gebundeld worden in een centraal gelegen kern. Waarbij de kwaliteit van de voorzieningen voor de kwantiteit van voorzieningen wordt gezet. Voor inwoners blijft het wel van groot belang dat ze binnen een aanvaardbare afstand van voorzieningen gebruik kunnen maken. Multifunctionele accommodaties als oplossing In dorpen en kernen kunnen inwoners, ondernemers en de gemeenten de krachten bundelen om verschraling te voorkomen van de voorzieningen, of juist de toenemende vraag – denk aan zorg en welzijn - op te vangen. In multifunctionele centra of servicepunten kunnen publieke voorzieningen en commerciële activiteiten worden gecombineerd. Te denken valt aan het realiseren van een (bestaand) gebouw waar het basisonderwijs, kinderopvang, bibliotheek, gemeentelijke dienst, maatschappelijke dienstverleners en commerciële partijen zich vestigen. Het aanbod moet vanzelfsprekend afgestemd worden op de plaatselijke commerciële partijen, bijvoorbeeld van het plaatselijke buurtcafé of de recreatieondernemer. Het devies is: streef geen nieuwe gebouwen na, maar sluit aan bij bestaande accommodaties.

Page 27: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 27 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

8. Inkomsten en uitgaven van gemeenten Gevolgen van krimp op de inkomsten en uitgaven van gemeenten De krimp stelt gemeenten voor specifieke financiële opgaven, bij zowel de inkomsten als de uitgaven. Op het terrein van onderwijs, maar ook voor andere voorzieningen op gebied van sport, cultuur en educatie heeft krimp financiële gevolgen voor een gemeente. Gemeenten staan voor de transformatie die gemaakt moet worden naar een lager inwonertal en een daarbij passend voorzieningenniveau. Gemeenten dragen de verantwoordelijkheid om de inkomsten en uitgaven opnieuw bij elkaar te laten aansluiten. Veel gemeenten die te maken hebben met de krimp, hebben deze stap nog niet genomen of kunnen deze stap nog niet direct of gelijk nemen met het teruglopen van de bevolking. Bijvoorbeeld bij de kosten van huisvesting en personeel. Ook het bundelen van voorzieningen of het verminderen van het voorzieningenaanbod kost tijd en geld. De meerjarenramingen moeten worden aangepast, maar ook de inkomsten van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds, de lokale belastinginkomsten als de specifieke uitkeringen moeten lager worden ingeschat. De gemeenten ontvangen geld uit de algemene uitkering van het Gemeentefonds, uit de specifieke uitkeringen en de eigen inkomsten.

• Algemene uitkering. De bevolkingskrimp roept de vraag op of de krimp verevend moet worden in de uitkering van het Gemeentefonds. Bij een lager inwoneraantal daalt ook de uitkering uit het Gemeentefonds. Uit onderzoek blijkt dat bij een daling van het aantal inwoners met 10% de algemene uitkering uit het gemeentefonds met 5% daalt.15 Uit onderzoek van de Raad van de financiële verhoudingen blijkt dat het Gemeentefonds voldoende flexibel is voor krimp en groei. Ze zien daarom geen reden om de verdeling van het Gemeentefonds aan te passen op de bevolkingskrimp. Wanneer in de toekomst blijkt dat krimp voor gemeenten structureel meer uitgaven met zich meebrengt, dan zou volgens de Raad van de financiële verhoudingen een rechtvaardiging ontstaan voor wijzing van de verdeling van het Gemeentefonds.

• Specifieke uitkeringen. Wat betreft de specifieke uitkeringen valt het niet goed te zeggen. Specifieke uitkeringen zijn bedoeld voor het dekken van bepaalde kosten van de gemeente. Specifieke uitkeringen dienen in voldoende mate aan te sluiten op de kosten van gemeente, ook in dynamisch opzicht. Het vraagt een nadere onderzoek naar de specifieke uitkeringen om hier een uitspraak over te doen.

• Eigen inkomsten. De eigen inkomsten van gemeenten op een aantal onderdelen gevoelig voor bevolkingsdaling. In krimpgemeenten nemen de eigen inkomsten naar alle waarschijnlijkheid af, vooral door de teruglopende opbrengst uit de onroerendezaakbelasting (OZB). De OZB neemt af bij minder woningen en bij daling van de waarde van de woningen. In gemeenten waar geen woningen meer worden bijgebouwd blijven extra inkomsten uit de grondexploitatie achterwege.

Visie op de krimp voor de gemeentelijke inkomsten en uitgaven Om de gemeenten in staat te stellen om haar taak goed te vervullen moet bij het vaststellen van regelgeving rekening gehouden worden met de verschillen in grootte tussen gemeenten. Nationaal beleid moet rekening houden met de diversiteit van gemeenten en niet alleen voor grotere gemeenten passend zijn, maar ook voor kleinere gemeenten. Veruit het grootste deel

15/Raad voor het openbaar bestuur en de Raad voor de financiële verhoudingen, Gevolgen voor bestuur en

financiën, maart 2008./

Page 28: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 28 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

van de gemeenten heeft minder dan 50.000 inwoners.16 Veel regelgeving is in het bijzonder voor kleine gemeenten overbodige ballast die de uitvoering van beleid enkele in de weg zit. Een klein ambtenarenapparaat is daardoor een groot deel van de tijd bezig met verantwoording richting hogere overheden in plaats van naar de eigen inwoners. Maatregelen

1. Tijdelijke extra uitkering Krimpgemeenten hebben tijdelijk te maken met hogere kosten voor de huisvesting, personeel en voor de transformatie naar een nieuwe situatie, bijvoorbeeld voor het bundelen van voorzieningen onder één dak. Voor de nog niet voorziene kosten kan een tijdelijke uitkering voor sterke krimpsituaties geïntroduceerd worden. Te denken valt aan de bestaande specifieke uitkeringen die gericht zijn op investeringen, zoals bijvoorbeeld het Investeringsbudget Stedelijke vernieuwing. Deze budgetten zouden dan niet alleen voor investeringen benut moeten mogen worden, maar in gebieden met een krimpende bevolking ook voor het behouden van kwaliteit van de leefomgeving en tegengaan van verval. Het kabinet heeft in het Interbestuurlijk Actieplan ‘Krimpen met kwaliteit’ een pilot aangekondigd, waarbij ze in een aantal krimpgemeenten een tijdelijke maatstaf toevoegen aan de verdeling van het gemeentefonds die een aantal gemeenten met een dalend inwonertal een hogere uitkering biedt. De Raad voor financiële verhoudingen wordt gevraagd advies uit te brengen over de precieze vormgeving van deze pilot (zie Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling). Het CDA wil dat in deze pilot de maatstaf ‘ongewone bevolkingsontwikkeling´ door krimp als een van de elementen wordt meegenomen.

2. Van generiek naar specifiek beleid De grote verschillen in het land vragen om maatwerk in regelgeving. Daarom zien we voor de Rijksoverheid de taak om met regelgeving en beleid ruimte te bieden aan gemeenten, ondernemers en maatschappelijke organisaties om ook daadwerkelijk met gerichte maatregelen in te spelen op de specifieke lokale situaties. In overleg met de nationale overheid moet voor huidige knellende regelgeving een oplossing gevonden worden. Met het Rijksbeleid moeten gemeenten zich gesteund voelen om de uitdagingen die bevolkingskrimp met zich mee brengen aan te gaan en gestimuleerd worden om hierbij innovatieve en creatieve oplossingen in te zetten. Gedacht kan worden aan vormen van in- en uitbesteding (het zogenaamde Ten Boer model) of gemeentelijke samenwerking zoals vormgegeven in het BEL-model (een gemeenschappelijke werkorganisatie van een aantal zelfstandige gemeenten) of het Dordrechter model (de centralisatie van bedrijfsvoering).

3. Gemeentefonds kritisch bekijken De verdeling van de middelen uit het gemeentefonds moet nog eens goed tegen het licht gehouden te worden. De herijking van de middelen gebeurt nu per cluster en op basis van feitelijke uitgaven. Wenselijk is een integrale benadering op basis objectieve normen die losstaan van de feitelijke uitgaven. Op die manier wordt voorkomen dat het gevoerde beleid van gemeenten een sturende invloed heeft op de verdeelmaatstaven. Ook is het wenselijk dat oude scheefheden van naar het gemeentefonds overgehevelde rijksbijdragen rechtgetrokken worden. Zo kan de bevolkingsdaling structureel worden opgevangen.

16

Plattelandsgemeenten met een laag inwoneraantal hebben vaak wel een groot grondgebied en te maken met

(veel) verschillende woonkernen.

Page 29: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 29 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

9. Krachten bundelen Krimp op regionaal niveau is een demografische ontwikkeling waarvan de gevolgen voor gemeenten nog niet goed ingeschat kunnen worden. Het is daarom goed om de ontwikkelingen nauwlettend te volgen en waar nodig gemeenten ondersteuning te bieden vanuit de provincie en het Rijk. De drie krimpregio’s Zeeland, Groningen en Zuid-Limburg kennen hun eigen dynamiek rondom krimp. Verschillende actieplannen zijn al ingezet om de krimp in goede banen te leiden. Naast deze regio’s krijgen ook andere regio’s te maken met de bevolkingskrimp. Ook deze gemeenten hebben behoefte aan een overlegstructuur en een aanspreekpunt op Rijksniveau. Maatregelen

1. Breder overlegplatform voor krimpgemeenten Het CDA stelt daarom voor om naast de krimpregio’s, ook een overleg voor enkele andere gemeenten in het leven te roepen: een K10 overleg. Deze regio’s doen dan mee in een ambtelijk en bestuurlijk overleg in het kader van de krimp. Gezamenlijk kan gewerkt worden een aan actieplan op het voorkomen en bestrijden van problemen met de leefbaarheid in deze krimpregio’s en het scheppen van een ‘wenkend’ perspectief.

2. Stimuleren van de regionale samenwerking Door op regionaal niveau samen te werken, kunnen gemeenten hun regio versterken. Op het terrein van bedrijventerreinen gebeurt dit al. Het opstellen van een regionale visie kan investeerders aantrekken zonder dat gemeenten individueel met elkaar gaan concurreren.

3. Grensoverschrijdende samenwerking versterken Van groot belang is om de grensoverschrijdende samenwerking in grensregio’s te versterken, waar mogelijk in combinatie met een duidelijke focus op de krimpregio’s door het bestemmen van kansenzones en regelluwe zones.

4. Het ontwikkelen van een verantwoordelijkheidsladder Voor de gemeenten die met sterke krimp te maken krijgen zou een helder afwegingskader kunnen helpen in de afweging tussen de eigen verantwoordelijkheid, de provincie en het Rijk. Wat mag je als inwoner verwachten van welke overheid. Hierdoor wordt de gevraagde bijdrage van de nationale overheid helder en objectief meetbaar.

Page 30: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 30 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

10. Conclusie en maatregelen Conclusie

• Het einde van de bevolkingsgroei is in zicht. Rond 2038 zal Nederland naar verwachting de top van het aantal inwoners bereiken. Op gemeenteniveau is de krimp al ingezet. Steeds meer gemeenten krijgen te maken met een dalend inwoneraantal. Verschillende regio´s maken al werk van krimp.

• De gemeenschappen worden geconfronteerd met nieuwe uitdagingen, onder andere op gebied van zorg en welzijn, onderwijs en wonen en ruimte. Ook heeft het consequenties voor de arbeidsmarkt, het voorzieningenniveau en de inkomsten en uitgaven van gemeenten.

• De krimp komt in veel gebieden samen met de vergrijzing. In sommige regio’s wordt de vergrijzing ook versterkt door migratie van jongeren. Jongvolwassenen tussen de 20 en 34 jaar trekken weg voor een opleiding, werk of verlaten hun dorp door het lage aanbod van voorzieningen.

• Krimp is bovendien extra voelbaar wanneer voorzieningen door schaalvergroting en consumentenvoorkeuren op afstand zijn komen te staan.

• Een dalend inwoneraantal betekent niet dat ook het aantal huishoudens daalt. In slechts één op de vijf gemeenten die te maken heeft met de bevolkingskrimp, zal ook het aantal huishoudens dalen.

• Krimp vergt een andere houding. We zullen het als een gegeven moeten beschouwen dat de bevolking terugloopt, vergrijst en ontgroent.

• De gemeente moet samen met de lokale bevolking bezien hoe invulling te geven aan de wens om levende gemeenschappen overeind te houden. Voor de provincies ligt er een regierol, met een doorzettingsmacht vanuit de bestaande verantwoordelijkheden. Steden zullen zich solidair moeten tonen met niet-stedelijke gemeenten en regio´s met andere regio´s.

• Krimp vraagt solidariteit tussen regio’s, daarom vraagt krimp ook om een aantal maatregelen van het Rijk.

Page 31: Bloeiende gemeenschappen in krimpende kernen · 2016-12-08 · De rapportages van Topteam Krimp voor de Limburg, Groningen en Zeeland “Krimp als structureel probleem”, Amersfoort,

Plein 2

Postbus 30805

2500 GV Den Haag

T (070) 318 3020

p. 31 van 31 F (070) 318 2602

[email protected]

www.cda.nl

Maatregelen Wonen en ruimte

- Krimpfonds voor herstructurering. - Beschikbaar stellen van expertise.

- Schrap Vogelaarheffing.

- Kansen en mogelijkheden benutten van aangrenzende regio’s. - Stoppen van beleidsmatige prikkels die leiden tot sterke verstedelijking, het onttrekken van

voorzieningen en wegtrekken van werkgelegenheid - Infrastructurele knelpunten oplossen

- Investeren in goede openbaar vervoer voorzieningen. - Investeren in een kwalitatieve woningvoorraad en vraaggericht bouwen. Onderwijs - Discretionaire bevoegdheid bij de minister.

- Docenten voorbereiden op combinatieklassen.

- Vertragingsfactor bij teruggang in budget. Zorg en welzijn - Creatieve combinaties bij satellietposten.

- Taakherschikking.

- Zorg dichtbij. - Beoordelingscriteria voor bereikbaarheid.

- Stimuleren eerstelijnszorg met financiële prikkels. Voorzieningen en arbeidsmarkt - Het verbeteren van de mogelijkheid om thuis te werken.

- Regionale bundeling van voorzieningen met een groter klantenpotentieel. - Het versterken van het regionale arbeidsmarkt en scholingsbeleid.

- Bereikbaarheid lokale en regionale voorzieningen.

- Regionale afstemming bedrijventerreinen en voorzieningen. Inkomsten en uitgaven gemeente - Tijdelijke extra uitkering.

- Van generiek naar specifiek beleid.

- Gemeentefonds kritisch bekijken. Krachten bundelen - Breder overlegplatform voor krimpgemeenten. - Stimuleren van de regionale samenwerking.

- Grensoverschrijdende samenwerking versterken.

- Het ontwikkelen van een verantwoordelijkheidsladder.