Def scriptie krimp 18052014v4

81
Scriptie Master City Developer - 9 Erasmus Universiteit Rotterdam i.s.m. TU/Delft en Gemeente Rotterdam Angelique Remijn Mei 2014 Studentnummer 364999 Scriptiebegeleider: Drs. J. Klijs MSc [email protected] Tweede lezer: Dr.Ir. E.W.T.M. Heurkens ‘Krimp, biedt recreatie en toerisme een uitkomst?’ Onderzoek naar de kansen die recreatie en toerisme kan bieden om negatieve gevolgen van krimp op te vangen

description

 

Transcript of Def scriptie krimp 18052014v4

  • Scriptie Master City Developer - 9Erasmus Universiteit Rotterdam i.s.m. TU/Delft en Gemeente RotterdamAngelique RemijnMei 2014Studentnummer 364999 Scriptiebegeleider: Drs. J. Klijs [email protected] Tweede lezer: Dr.Ir. E.W.T.M. Heurkens

    Krimp, biedt recreatie en toerisme een uitkomst?Onderzoek naar de kansen die recreatie en toerisme kan bieden om negatieve gevolgen van krimp op te vangen

  • Scriptie Master City Developer-9Erasmus Universiteit Rotterdam i.s.m. TU/Delft en Gemeente Rotterdam Angelique RemijnNovember 2013studentnummer 364999 [email protected]: Dhr. J. Klijs MSc

    2

  • Voor u ligt mijn scriptie die de slotfase van de studie Master City Developer markeert. Tevens komt er door de afronding van dit onderzoek voor mij een einde aan een inspirerende en intensieve periode. Het schrijven van een masterscriptie staat bekendals een uitdagende ervaring met ups and downs, en ook deze heb ik mogen ervaren. Maar.. nu is het zover!!!

    De projecten van mijn werkgever, ten tijde van het opstellen van de onderzoeksvraag, richtten zich hoofdzakelijk op recreatief vastgoed. Vanuit mijn functie als planontwikkelaar heb ik daardoor veelvuldig gesprekken gevoerd met provincies, gemeenten en ondernemingen die het verblijfsrecreatieve aanbod willen versterken.Deze visie wordt mede ingegeven door de toegevoegde waarde die het aan een gebied kan leveren in zowel ruimtelijke als economische zin. Vaak zijn het gebiedenwaarin krimp voorkomt of in de toekomst verwacht wordt. Dit leverde de inspiratie voor de onderwerp keuze van deze scriptie.

    Na een zoektocht met uiteenlopende ideen over het onderwerp en de onderzoeksaanpak is de uitkomst van het onderzoek concreet en actueel geworden. Hopelijkbiedt dit onderzoek handvatten als men besluit recreatie en toerisme sector in een gebied te versterken.

    Op de eerste plaats wil ik Jeroen Klijs, mijn scriptiebegeleider, bedanken. Het ordenen van mijn enorme massa aan ideen, het structureren en afkaderen van het onderzoeksdoel is door zijn inzet gelukt. Tevens heb ik veel respect voor zijn inzet, tomeloze geduld en de wijze waarop hij me naar het einddoel heeft geholpen.

    Daarnaast wil ik alle mensen bedanken die hun input door middel van interviews en deelname aan de expertmeeting hebben geleverd. De beschrijving vertaling van detheoretische achtergrond naar de kansen, mogelijkheden en voorwaarden is door hun inzet mogelijk geworden.

    Het combineren van mijn drukke baan met dit onderzoeksproces heeft een hoop geduld van de mensen in mijn omgeving gevraagd. Lieve vrienden, excuus voor mijn afwezigheid de afgelopen tijd.

    Last, but not least, wil ik mijn ouders bedanken voor de onbegrensde steun en belangstelling.

    Angelique RemijnOisterwijk, mei 2014

    Voorwoord

    3

  • 4

  • Samenvatting

    Het predicaat krimp omvat meer dan een dergelijk kort woord zou doenvermoeden. In de volksmond wordt het vaak gebruikt als synoniem voorde absolute daling van de bevolkingsomvang maar in het geografischevakjargon wordt er ook vergrijzing, ontgroening en een wijziging van huishou-dens(omvang) mee bedoeld. Naast de afname van de bevolkingsomvang zijn ernog meer negatieve krimpgevolgen waar te nemen die een bedreiging voor deaantrekkelijkheid en leefbaarheid van een gebied zorgen. De krimpgevolgen ken-nen vaak een onderling verband en worden benvloedt door een aantal factoren.In dit onderzoek zijn de economische factoren, sociaal-culturele factoren, globali-satie en migratie als invloedsfactoren bepaald.

    In algemene zin vreest men het meest voor aantasting van de aantrekkelijkheid enleefbaarheid van een gebied. De koppeling van de factoren die zorgen voor de aan-trekkelijkheid van gebieden aan de negatieve gevolgen van krimp zorgt voor eeninzicht in de maatregelen die genomen kunnen worden. Door de abstractie van dekrimpgevolgen kan het doel waarvoor men de recreatie- en toerismesector in wilzetten krijgt goed gedefinieerd worden. De sector biedt zeker geen totaaloplos-sing tegen alle krimpgevolgen maar kan wel een substantile bijdrage leveren aande aantrekkelijkheid en leefbaarheid.

    In dit onderzoek staat dan ook de vraag centraal: Welke invloed heeft krimp op de aantrekkelijkheid van een gebied en op welke wijzekan de recreatie- en toerisme sector de negatieve gevolgen van krimp verminderen?

    De afgelopen jaren is veel kennis verzameld over krimp, de gevolgen van krimp enhet bestrijden van krimp. Inmiddels is men tot het inzicht gekomen dat menkrimp niet moet trachten te keren door middel van aantrekken van nieuwe inwo-ners en bedrijven maar dat de krimp begeleiding nodig heeft en dat het een niet tekeren proces is. Het behouden van de huidige inwoners en de aansluiting van deleefomgeving op de behoeften van die inwoners staat hierbij voorop.

    Tijdens het onderzoek werd duidelijk dat de kwaliteit van de voorzieningen, ge-koppeld aan de aanwezige inwonerskracht, ondernemerskwaliteiten en innovatie-kracht belangrijke ingredinten voor de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van eengebied zijn. Hierbij dient de kwaliteit van voorzieningen boven de kwantiteit tegaan en afgestemd moet zijn op de behoefte van de inwoners. Daarnaast zijnwerkgelegenheid, de ruimtelijke kwaliteiten en bereikbaarheid belangrijke facto-ren.

    Om de aantrekkelijkheid en leefbaarheid te borgen is in het beleid van alle drie deNederlandse krimpregios versterking van de recreatie- en toerisme sector opge-nomen. Bij het versterking van deze sector dienen de specifieke doelen inzichtelijkte zijn en moet aansluiting bij de overige (beleids)sectoren en ruimtelijke kwalitei-ten gezocht worden. Daarbij is het van belang dat de innovatie- en ondernemers-kracht en de kracht van de inwoners wordt ingezet om de ambities te realiseren.Door de combinatie met andere sectoren ontstaat een duurzame inbedding in hetgebied. Het combineren, clusteren en integreren van de toeristisch recreatievesector met overige maatschappelijke en consumptieve voorzieningen zorgt vooreen versterking van de aantrekkelijkheid en biedt kansen voor een mooie de toe-komst.

    5

  • 6

  • VoorwoordSamenvattingInhoudsopgave

    Hoofdstuk 1 Inleiding1.1 Onderwerp1.2 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie1.3 Doelstelling1.4 Probleemstelling1.5 Methode van onderzoek1.6 Leeswijzer

    Hoofdstuk 2 Krimp in een breder perspectief2.1 Diverse krimpvormen en krimpgevolgen2.2 Krimpfactoren 2.2 Conclusies

    Hoofdstuk 3 Aantrekkelijkheid gebieden en het belang van voorzieningen 3.1 De verandering van autonoom (leef)dorp naar woondorp volgens de theorie

    van Frans Thissen3.2 Plaatsbepaling van voorzieningen volgens De centrale plaatsen theorie van

    Walter Christaller3.3 Voorzieningen en The Network society theorie van Manuel Castells3.4 Voorzieningen en The creative class theorie van Richard Florida3.5 Voorzieningen en The Consumer City theorie van Edward Glaeser3.6 De aantrekkelijke stad van Gerard Marlet3.7 Reflexie van buitenlandse theorien op Nederlandse situatie3.8 Bijdrage van de recreatie- en toerismesector op de aantrekkelijkheid

    en voorzieningen3.9 Conclusies

    Hoofdstuk 4 Stimulans recreatie en toerisme in Nederland als remedietegen krimpgevolgen4.1 Omvang recreatie- en toerismesector in de drie krimpregios van Nederland4.2 Inzet recreatie- en toerismesector in Nederlandse krimpregios 4.3 Expertpanel4.4 Randvoorwaarden recreatie- en toerismesector tegen negatieve gevolgen

    van krimp4.5 Conclusies

    Hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusie5.2 Aanbevelingen

    Literatuur en overige bronnen

    Bijlagen

    Inhoudsopgave

    7

  • 1.1 Onderwerp

    Krimp is de laatste jaren een populair begrip gewordenom aan te duiden dat een stad, regio of land het metminder moet doen. Maar minder van wat?? Het aantalinwoners loopt in sommige gebieden terug; de economie issinds decennia niet aan het groeien en laat op Europees en lan-delijk niveau krimp zien.

    De demografische bevolkingsontwikkeling is een onderwerpdat een grote aandacht geniet van zowel de landelijke als deregionale en lokale politiek. Prognoses voor de toekomstigedemografische bevolkingsontwikkeling van Nederland wordtdan ook al sinds jaren door de overheid in kaart gebracht. Dedemografische bevolkingsontwikkeling is hierbij globaal opge-deeld naar het aantal geboortes, de ontwikkeling van de be-roepsbevolking, huishoudensamenstelling, migratie, deontwikkeling van het aandeel ouderen en sterftecijfers. In2006 verscheen er voor het eerst een uitgebreide overheidspu-blicatie (F. Van Dam, Groot, & Verwest, 2006) waarin de gevol-gen van demografische krimp voor de ruimtelijke invullingnader werd onderzocht en beschreven. De conclusie en de ver-meende gevolgen van krimp van voormelde rapportage moe-ten op sommige vlakken in een passende tijdsgeest geplaatstworden. Zo was er in 2006 (en al vele jaren daarvoor) sprakevan een economische voorspoed en -groei. De conclusies vanhet rapport waren dat de ruimtelijke gevolgen van krimp sterkwerden overschat, bevolkingskrimp geen nieuw fenomeen is,dat bevolkingskrimp samen kan gaan met economische groeien dat de krimp vooral gevolgen zal hebben voor de woning-markt en leefomgeving (PBL, 2013). Het rapport gaf destijds al

    inzicht dat op landelijk niveau de bevolkingsomvang tot 2025hoogstwaarschijnlijk zal toenemen en daarna stabiliserenmaar dat op regionaal niveau er in sommige regios al sprakewas van krimp en in de komende decennia voor meerdere re-gios verwacht wordt.

    Maar er is meer aan de hand:De economische voorspoed die tot 2008 onbreekbaar leek, incombinatie met onder andere de toename van het aantal huis-houdens, bijvoorbeeld doordat minder personen in n woningverblijven, gaf gemeenten financile ruimte om eventuele ge-volgen van de veranderende demografische samenstelling vande bevolking op te vangen en om te buigen naar kansen. Erwaren voldoende financile middelen op Rijks-, regionaal- enlokaal niveau die de gevolgen op ruimtelijk gebied konden on-dervangen. De urgentie om krimp beleidsmatig te benoemenen te anticiperen op de mogelijke gevolgen was hierdoor mo-gelijk wat minder groot.

    Niet alleen op overheidsniveau zijn de financile middelen af-genomen. Ook de ondernemers en particulieren merken de ge-volgen van de afgenomen economische voorspoed. Al snelkwam naar voren dat de hoogte van de verstrekte hypothekenaan particulieren en ondernemers niet altijd in gezonde ver-houding stonden tot het onderpand, het inkomen of omzetvan de lener. Mede als gevolg daarvan zijn de banken terug-houdend geworden in het verstrekken van kredieten en hypo-theken die ontwikkelingen mogelijk maken.

    De doorstroming in wooncarrire gaat minder snel dan voor-heen. Door de verkrampte financile markt heeft de woning-

    hoofdstuk 1

    8

  • markt een klap gekregen en zijn de huizenprijzen in het beginbeperkt, maar tegenwoordig substantieel gedaald. De financi-le crisis had daarnaast als neveneffect dat er veel ontslagenvielen. Door het gebrek aan zekerheid van de financile statuswerden particulieren voorzichtiger om langjarige financileverplichtingen in de vorm van een hypotheek voor een (an-dere) koopwoning aan te gaan. Een extra impuls om de wo-ningmarkt verder te laten stagneren.

    Ook op het gebied van zakelijk vastgoed is de financile crisisduidelijk voelbaar. Bedrijven voelen de financile crisis op de-zelfde wijze als particulieren. Bedrijven kregen te maken meteen daling in afzet en moe(s)ten krimpen of heroverwegen. In-vesteren in nieuw vastgoed werd en is vaak op de lange baangeschoven.

    Door voornoemde invloeden gingen en gaan geplande her-structureringen en nieuwbouwplannen niet door, met als ge-volg dat gemeenten met een enorm overschot aan bouwgrondachter blijven. De financile motor van de lokale overheid,voor investeringen op het gebied van wijkverbeteringen, maat-schappelijke programmas en overige investeringen en subsi-dies op het gebied van leefbaarheid, is stil komen staan ofdraait veel langzamer dan aangenomen in de gemeentelijkebegrotingen. Bovenop het sterk afnemen van de geprognosti-ceerde inkomsten vanuit verkoop bouwgrond, drukken degrondlasten (renten e.d.) van de actieve grondpolitiek die ge-voerd is. De inkomsten en reserves van gemeenten moetenzeer weloverwogen ingezet worden aangezien deze beperkterzijn dan enkele jaren geleden. De financile ruimte van ge-meenten, om negatieve effecten op te vangen of om te buigen

    naar kansen die ontstaan door krimp, is afgenomen (Have,Berns, Bouwhuijsen, & Celik, 2012).

    Afgelopen decennia is er ook op sociaal-cultureel vlak veel ver-andert in Nederland. Deze veranderingen benvloeden mede dedemografische samenstelling van de bevolking. Zo heeft deemancipatie van vrouwen in de jaren zestig en zeventig groteinvloed gehad op het geboortecijfer. Met name de verzelfstan-diging van vrouwen door het verhoogde opleidingsniveau ende toegenomen deelname aan het arbeidsproces in combinatiemet de ontwikkeling en het gebruik van anticonceptie zijn aan-wijsbare sociaal-culturele oorzaken van de geboortedaling endemografische wijzigingen (F. Van Dam et al., 2006).

    Een grote zorg in krimpregios is vaak de leefbaarheid van dor-pen, steden en wijken (Leidelmeijer & Marlet, 2011). Daar waarmen in het verleden altijd nog uitging van groei, zowel op eco-nomisch als demografisch vlak, is men inmiddels overtuigd datstagnatie of krimp een realistisch scenario kan zijn. De cijfersvan het CBS en PBL geven hiervoor alle aanleiding. Krimp vindthierdoor zowel zijn oorzaak maar ook zijn effect op het soci-aal, cultureel en economisch functioneren van een gebied (Jan-sen, 2012).

    Daarbij rijst de vraag wanneer een gebied aantrekkelijk of leef-baar wordt geacht en welke rol het voorzieningenniveauhierin heeft. Dient het aanbod van de voorzieningen bepaaldte worden op basis van een landelijk vastgestelde standaardlijst zoals een leefbaarometer om een gebied aantrekkelijk tehouden dan wel te maken of is de aansluiting op de behoeftenvan de inwoners bepalend. De behoefte en beleving van bewo-

    9

  • ners kan substantieel anders zijn dan wat men conform eenleefbaarheidmonitor zou aan kunnen nemen (Peters, Termeer,Breman, Hospers, & Krabben, 2012). Het ontbreken van een su-permarkt of bank in de buurt hoeft niet als negatief ervaren teworden terwijl juist het ontbreken van een begraafplaats doorinwoners ervaren kan worden als een belangrijker criterium inde leefbaarheid (Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling, 2011).

    De urgentie om te anticiperen op de voorziene demografische,sociaal- culturele en economische ontwikkelingen in Neder-land laat zich deels vertalen in een wijziging in de woning-bouwopgaven, het absolute inwoneraantal, de voorzienearbeidsparticipanten, het aantal huishoudens, herstructure-ringsopgaven, het voorzieningenniveau, de mobiliteitsvraag-stukken en de zorgopgave (Nationaal NetwerkBevolkingsdaling, 2011).

    Onder andere door bovengenoemde ontwikkelingen wordt hetvraagstuk hoe met krimp om te gaan steeds urgenter enkrijgt het politiek op alle niveaus steeds meer aandacht. Opeventuele negatieve gevolgen moet vroegtijdig geanticipeerdworden en waar mogelijk omgebogen naar kansen.

    In mijn onderzoek heb ik, door middel van literatuuronder-zoek, een breder kader gegeven voor mogelijke aanleidingenvoor krimp. Een bredere perspectief dan alleen de demografi-sche oorzaken, maar ook sociaal-culturele en economischeoorzaken kunnen een ruimer inzicht geven in vormen vankrimp. Indien men wil anticiperen op de gevolgen van krimpkunnen de oorzaken mogelijk een gerichter handvat geven omde kansen te benutten of negatieve gevolgen te ondervangen.

    Door deze verbreding van de achterliggende oorzaken wordteen ruimer perspectief gegeven op de potentile kansen die denegatieve gevolgen van krimp kunnen verzachten.

    En van de oplossingsrichtingen die ingezet wordt om de aan-trekkelijkheid en leefbaarheid van een gebied te borgen, wordtgevonden in het stimuleren van recreatie- en toerismesector.Er worden met name kansen gezien voor gebieden waar nega-tieve gevolgen ten aanzien van het voorzieningenniveau ver-wacht worden (SER, 2011). Het gebied van recreatie entoerisme is erg breed. Recreatie voor inwoners van een gebied,van een leuke wandeling tot sport, dagrecreatieve voorzienin-gen en verblijfsrecreatie vallen allemaal onder deze noemer.Diverse provincies en gemeenten nemen het stimuleren vanrecreatie en toerisme op in verordeningen, beleidsnotas enstructuurvisies (Kuhlman et al., 2012). Door het aantrekkenvan nieuwe recreanten en toeristen kunnen bijvoorbeeld de lo-kale middenstand, culturele instellingen en horeca profiterenvan meer bezoekers en daarmee samenhangende verhoogdeomzet (Goossen, Kuhlman, & Breman, 2012). Het voorzienin-genniveau van een gebied krijgt hierdoor een bredere basis omhet bestaansrecht te borgen.

    Mijn onderzoek richt zich op de strategie waarin recreatie entoerisme gestimuleerd wordt als remedie tegen krimpgevol-gen. Deze strategie zal zich voornamelijk richten op rurale,dunbevolkte gebieden en minder van toepassing zijn in dicht-bevolkte urbane gebieden. Aangezien deze strategie nog maarenkele jaren ingezet wordt, is er zeer beperkte data voorhan-den. Dit wordt mede veroorzaakt door de planologische proce-dures die noodzakelijk zijn om (toeristisch- recreatieve)

    10

  • ontwikkelingen mogelijk te maken. Door middel van inter-views en een expertmeeting zullen de gepercipieerde gevolgenvan versterking van de sector, als middel om de aantrekkelijk-heid van een gebied te borgen, onderzocht worden.

    1.2 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie

    Zoals uit diverse onderzoeken gebleken, vindt krimp in eenaantal regios plaats en is krimp voor sommige regios een rea-listisch toekomst scenario. Door hierop te anticiperen kunnenvervelende verassingen voorkomen worden en mogelijk kan-sen gecreerd worden. De verschillende invalshoeken op krimpworden vaak herleidt tot demografische krimp maar ook desociaal-culturele en economische aanleidingen mogen niet ge-passeerd worden. Door de koppeling van de diverse krimpge-volgen aan de specifieke oplossingsrichting versterking van derecreatie- en toerismesector tegen de negatieve gevolgen,vormt dit onderzoek een toevoeging aan het wetenschappelijkkader dat reeds voorhanden is.

    Diverse studies en scripties hebben beschreven welke maatre-gelen er genomen kunnen worden om krimp op juiste wijze teagenderen en mogelijk om te buigen naar kansen. Een van demogelijke suggesties, om de aantrekkelijkheid en daarmee deleefbaarheid te borgen, wordt gezocht in het toevoegen ofversterken van recreatie- en toerismesector. Dit onderzoekwordt verder toegespitst op de kansen die door uitbreiding ofversterking van de sector mogelijk ontstaan om de negatievegevolgen te pareren en daarbij worden aanbevelingen gegeventegen welke krimpgevolgen de sector ingezet kan worden enwelke randvoorwaarden er zijn om de recreatie- en toerisme-

    sector een positieve impuls aan een krimpgebied te laten ge-nereren.

    1.3 DoelstellingHet doel van deze masterscriptie is inzicht te krijgen op welkewijze de recreatie- en toerismesector ingezet kan worden omnegatieve gevolgen van krimp te ondervangen en voor welkenegatieve krimpgevolgen de sector als remedie ingezet kanworden.

    1.4 Probleemstelling

    Vanuit de aanleiding en bijbehorende doelstelling zijn onder-staande centrale vraag en subvragen geformuleerd.

    Centrale vraagstellingWelke invloed heeft krimp op de aantrekkelijkheid van een ge-bied en op welke wijze kan de recreatie- en toerisme sector denegatieve gevolgen van krimp verminderen?

    Subvragen

    1. Welke ontwikkelingen in de demografische bevol-kingssamenstelling en -omvang worden verwacht?

    2. Welke vormen van krimp en krimpgevolgen zijn te on-derscheiden?

    3. Welke invloedsfactoren of krimpfactoren zijn aan te wijzen waardoor krimp plaats vindt?

    4. Welke factoren worden door theoretici aangewezen die bepalend zijn voor de plaatsbepaling van voorzie-ningen en aantrekkelijkheid van gebieden?

    11

  • 5. Welke kansen biedt de recreatie- en toerismesector om negatieve gevolgen van krimp te bestrijden?

    6. Welke randvoorwaarden zijn te formuleren voor duurzame toevoeging of versterking van recreatie en toerisme tegen de negatieve gevolgen van krimp?

    1.5 Methode van onderzoek

    Als onderzoeksmethode is de literatuurstudie in combinatiemet empirisch en exploratief onderzoek aangegrepen. Nadater een inzicht is gegeven naar de verwachte demografischeontwikkelingen op diverse schaalniveaus is een verdere empiri-sche verdiepingsslag in naar krimp gemaakt. Er zijn vele stu-dies naar krimp verricht vanuit diverse invalshoeken zoalsbijvoorbeeld de bestuurlijke aspecten(Kouijzer, 2011), econo-mische aspecten (Dassen & Veen, 2012) en ruimtelijke aspec-ten (F. Van Dam et al., 2006). Vanuit een selectie van studieszijn negatieve gevolgen gegenereerd die krimp op de aantrek-kelijkheid van een gebied en de voorzieningen heeft. Er zijn di-verse theorien ontwikkeld over de aantrekkelijkheid vangebieden en de ingredinten die gebieden aantrekkelijk of suc-cesvol maken. Door middel van analyse van een selectie vantheorien zijn er aanbevelingen tegen de negatieve gevolgenvan krimp geformuleerd. Middels expertinterviews met eentweetal vooraanstaande Nederlandse professoren zijn speci-fiek de kansen van de recreatie- en toerismesector tegen denegatieve gevolgen van krimp geformuleerd. Ten slotte is aande hand van interviews met beleidsmedewerkers uit de drietopkrimpregios in Nederland en een expertmeeting bepaaldop welke wijze de sector wordt ingezet en getoetst of de eer-der bepaalde kansen onderschreven worden.

    1.6 Leeswijzer

    In dit eerste hoofdstuk zijn de aanleiding en doelstelling vanhet onderzoek beschreven. De demografische prognoses, di-verse vormen van krimp, factoren die krimp benvloeden en dekrimpgevolgen worden in hoofdstuk 2 beschreven. Het resul-taat van hoofdstuk 2 is een figuur met diverse de krimpgevol-gen, bepaald vanuit de literatuur. In hoofdstuk 3 wordendiverse theorien die succesfactoren van aantrekkelijke gebie-den, plaatsbepaling en belang van voorzieningen geanaly-seerd. Vanuit die analyse is een figuur opgebouwd waarin deaanbevelingen tegen de krimpgevolgen vanuit de theorienzijn weergegeven. Tevens wordt in hoofdstuk 3 de koppelinggemaakt tussen de diverse krimpgevolgen en de kansen die derecreatie- en toerismesector biedt. De In hoofdstuk 4 vind detoetsing plaats van de geformuleerde kansen vanuit de sectordoor middel van interviews met een zestal beleidsmedewer-kers op provinciaal en gemeentelijk niveau. Ten slotte is hetkansenmodel recreatie- en toerisme voorgelegd aan een ex-pertpanel ter validering. De conclusies en aanbevelingen vanhet gehele onderzoek zijn opgenomen in hoofdstuk 5.

    12

  • Hoofdstuk 2

    13

    Dit hoofdstuk zal een breder perspectief geven op deverwachte prognoses in de bevolkingsontwikkeling.Vanuit het feit dat krimp aannemelijk is, worden dediverse krimpvormen, benvloedende krimpfactoren en krimp-gevolgen onderzocht en toegelicht. Hierdoor wordt een ant-woord gegeven op de eerste drie deelvragen. Deze deelvragenluiden als volgt: Welke ontwikkelingen in de demografische be-volkingssamenstelling en -omvang worden verwacht?, Welkevormen van krimp en krimpgevolgen zijn te onderscheiden? enWelke invloedsfactoren of krimpfactoren zijn aan te wijzenwaardoor krimp plaats vindt?

    Prognoses bevolkingsontwikkelingDe afgelopen decennia heeft men geleefd met de groeige-dachte. Meer inwoners, een groeiende economie, verbeteringvan leefomstandigheden en de toename van de consumptie envoorzieningen zijn voorbeelden van de vooruitgang die van-zelfsprekend was. Inmiddels is het besef gekomen dat de groeiniet op alle fronten een feit is, dat niet alle positieve ontwikke-lingen even vanzelfsprekend zijn en niet overal gelijkmatig op-treden. Deze omslag van groeidenken naar stabilisatie ofkrimp is wereldwijd zichtbaar maar in sommige gebieden zaldeze sterker tot uiting komen dan in andere.

    Als we over krimp praten dan is vaak onduidelijk wat daar pre-cies mee bedoeld wordt. Er bestaan vele vormen van krimpnaast elkaar. Hierbij valt te denken aan de absolute afnamevan het aantal inwoners maar ook de wijziging van de bevol-kingssamenstelling (vergrijzing, ontgroening), verdunning vande huishoudensomvang en economische stilstand of achter-uitgang zijn voorbeelden van krimp.

    Mondiale prognosesOp verschillende schaalniveaus worden de gerealiseerde de-mografische ontwikkelingen en prognoses voor de toekomstbepaald. Op mondiaal niveau heeft United Nations (UN, 2010)onderzocht welke ontwikkelingen van bevolkingsomvang ensamenstelling er per werelddeel verwacht kunnen worden.Hierbij is er maar n werelddeel dat in relatieve en absolutezin niet zal groeien, dat is Europa. Er is sprake van kwantita-

    Figuur 2.1 Ontwikkeling bevolking Eu-ropa per NUtS2 regio verdeeldBron:(Rees et al., 2013) Espon Demifer

  • tieve krimp. Daarnaast wordt verwacht dat in elk werelddeelde gemiddelde leeftijd tot 2080 zal stijgen en het percentageouderen van de totale bevolking zal hoger worden. Dit noe-men we kwalitatieve krimp. Deze vergrijzing zal ook een wijzi-ging in de omvang van de beroepsbevolking teweeg brengen.

    Europese prognosesDoor zowel United Nations, Espon (Europees Observatienet-werk voor Ruimtelijke Ordening) als Eurostat wordt inzichte-lijk gemaakt hoe de bevolkingsontwikkeling binnen Europanaar verwachting zal verlopen. Momenteel heeft Oost-Europaal te maken met een bevolkingsdaling die zich verder zal door-zetten (Rees et al., 2013; United Nations, 2011). In de overige

    delen van Europa wordt tot 2040 groei verwacht.

    In figuur 2.1 wordt weergegeven welke bevolkingsontwikkelinger in Europa op NUtS-2 1 niveau tot het jaar 2050 verwachtworden (De Beer et al., 2013). Dit figuur visualiseert dat binnenlanden krimp en groei naast elkaar kunnen bestaan en dat deverwachte krimp in omvang zal verschillen. Ook kwalitatiefzullen er wijzigingen op gaan treden. Er zal een groter percen-tage ouderen, een lager percentage jongeren en een daling inde beroepsbevolking (leeftijd tussen 15 en 64 jaar) plaatsvin-den (Eurostat, 2011).

    Nederlandse prognosesOok in Nederland zal krimp plaatsvinden waarbij deze per ge-meente sterk zal wisselen. Groei en krimp bestaan naast el-kaar (zie figuur 2.2). Met name Zeeuws-Vlaanderen,Oost-Groningen, de Achterhoek, Delfzijl en Zuid- en Midden-Limburg krijgen te maken met een dalende bevolkingsomvang.In deze gebieden is er ook sprake van de grootste vergrijzingvan de bevolking (Ritsema van Eck, Dam, Groot, & Jong, 2013).Beschouwd op gemeenteniveau zal ongeveer een derde van deNederlandse gemeenten te maken krijgen met demografischekrimp (Reverda, 2011b).

    De conclusie op de eerste deelvraag Welke ontwikkelingen inde demografische bevolkingssamenstelling en omvang wordenverwacht? is dat geprognosticeerd wordt dat op mondiaal ni-veau de bevolkingsomvang tot 2050 zal toenemen. Alleen opEuropees niveau zal er een kwantitatieve vermindering optre-den. Op een lager (landelijk-, regionaal- of gemeentelijk) ni-veau kan krimp naast groei bestaan. Op elk schaalniveau zal

    14 1 EUROSTAT, HET STATISTISCHE BUREAU VAN DE EUROPESE UNIE, MAAKT VOOR HET ONDERSCHEIDEN VAN MIN OF MEER VERGELIJKBARE REGIOS BINNEN EUROPA GEBRUIK VAN DE ZOGENAAMDE NUTS-INDELING. NUTS STAATDAARIN VOOR: NOMENCLATURE OF TERRITORIAL UNITS FOR STATISTICS. IEDERE LIDSTAAT IS VERDEELD IN EEN OF MEER NUTS1-REGIOS DIE OP HUN BEURT WEER ZIJN VERDEELD IN EEN OF MEER NUTS2-REGIOS, EN DIE OPHUN BEURT WEER IN EEN OF MEER NUTS3-REGIOS. ZO HEEFT NEDERLAND 4 NUTS1-REGIOS (LANDSDELEN), 12 NUTS2-REGIOS (PROVINCIES), EN 40 NUTS3-REGIOS (DE COROP-GEBIEDEN). (ERF, VAN DER, 2013)

    Figuur 2.2 Bevolkingsontwikkeling2010-2040 per gemeentebron: PBL, demografische ontwikkelin-gen 2010-2040, Ruimtelijke effectenen regionale diversiteit (Ritsema vanEck et al., 2013)

  • de bevolking ontgroenen en vergrijzen waardoor de beroeps-bevolking zal afnemen (kwalitatieve krimp). Dit is hieronder intabelvorm weergegeven. In de volgende paragrafen zal dezetabel voorzien worden van de specifieke krimpgevolgen. Deontwikkelingen (ontgroening, vergrijzing en afname bevol-kingsomvang) zijn tussen haakjes weergegeven aangezien zijde voornaamste demografische ontwikkelingen in een gebiedbetreffen. Deze zullen ter verduidelijking in elke tabel terugkomen.

    Demografische ontwikkelingen

    Kwalitatieve krimp Kwantitatieve krimp(Ontgroening) (Afname bevolkingsomvang)(Vergrijzing)

    Tabel 2.1 Demografische ontwikkelingen NederlandBron: Eigen interpretatie

    2.1 Diverse vormen van krimp en krimpgevolgen

    Zoals in de inleiding aangegeven zijn er diverse vormen vankrimp waar te nemen. Deze zijn te categoriseren naar 7 speci-fieke vormen (Buis, 2013). Zij zijn afzonderlijk als krimpvorm teduiden maar hebben ook onderling een relatie of geven de-zelfde gevolgen. Per krimpvorm wordt in deze paragraaf eentoelichting gegeven en tabel 2.1 aangevuld met de gevolgen. Ingiguur 2.3 zijn de verschillende krimpvormen en onderlinge re-latie weergegeven. Indien de gevolgen veroorzaakt wordendoor een reeds beschreven krimpvorm, wordt er geen toevoe-ging in de tabel gedaan.

    Selectieve krimp en gevolgenSelectieve krimp is de wijziging van de bevolkingssamenstel-ling in een gebied naar leeftijd, etniciteit, opleiding en econo-mische status. De wijziging in de leeftijdsopbouw is het gevolgvan het aantal geboorten en sterftegevallen in combinatiemet de migratie-effecten.

    De wijziging in leeftijdsopbouw heeft verstrekkende gevolgenvoor de faciliteiten zoals kinderopvang, onderwijsvoorzienin-gen, zorgvoorzieningen en vrijetijdsvoorzieningen zoals buurt-

    15

    Figuur 2.3 Relatiemodel verschillendekrimpvormen naar model Oorzaken-model krimp van Buis (Buis, 2013)

  • gebouwen en sportfaciliteiten. Door de ontgroening is er eenafname in het aantal peuters en (basisschool)leerlingen teconstateren. Het draagvlak voor instandhouding van het lo-kale aanbod van kinderopvang en (basis)onderwijs komt hier-door onder druk te staan. Hiermee samenhangend kan hetaantal leden van (sport)verenigingen afnemen waardoor hetbestaansrecht bedreigt kan worden. In de tabel worden dezeverenigings- en buurtvoorzieningen opgenomen als maat-schappelijke voorzieningen. De vergrijzing vraagt juist weer omeen toenemende vraag naar faciliteiten waar zorg gebodenwordt. Het totaalaanbod aan voorzieningen wordt belangrijkgeacht voor de aantrekkelijkheid van een gebied.

    Over het algemeen bezitten jongeren, hoger opgeleiden en so-ciaal-economisch sterkeren de mogelijkheden om te migrerenrichting een kansrijker gebied qua werk en opleidingsmogelijk-heden. De sociaal-economisch zwakkeren en ouderen blijvendaardoor achter in een gebied waardoor het werkeloosheids-cijfer en het aantal ouderen in een gebied toeneemt. Het weg-trekken van de (hoog opgeleide) beroepsbevolking heeft totgevolg dat de economisch minder sterken achterblijven, zijkunnen immers een verhuizing niet bekostigen (F. Van Dam etal., 2006). Deze migratie kan tot gevolg hebben er een over-aanbod aan specifieke woningen komt, waardoor de huizen-prijzen dalen (Kempen, 2012). Die dalende huizenprijzentrekken mogelijk zelfs economisch zwakkeren aan door de fi-nancile toegankelijkheid van de woningen waardoor er zoge-naamde selectieve migratie optreedt (Buis, 2013; F. Van Dam etal., 2006). Hierbij wordt over het algemeen aangenomen datde groep sociaal-economisch zwakkeren minder betrokken-heid bij de woonomgeving heeft waardoor er minder socialecohesie bestaat. Verloedering en verhoging van criminaliteitkan als gevolg hiervan optreden.

    De daling van het opleidingsniveau in een gebied, als onder-deel van selectieve krimp heeft gevolgen voor de aantrekkelijk-heid als vestigingsplaats voor bedrijven. Voor de(nieuw)vestiging van bedrijven is het van belang dat voldoendearbeidspotentieel met de juiste opleiding in een gebied aanwe-zig is. De afname van het aantal bedrijven heeft weer gevolgenvoor de werkgelegenheid en arbeidsparticipatie en kan daar-door het aantal werkelozen in een gebied laten toenemen.

    Als gevolg van selectieve krimp bestaat het risico dat een ge-

    Tabel 2.2 Demografische ontwikkelingen en negatieve gevolgen door selectieve krimpBron: Eigen interpretatie

    16

    Demografische ontwikkelingen

    Kwalitatieve krimp Kwantitatieve krimp(Ontgroening) (Afname bevolkingsomvang)(Vergrijzing)Afnemende vraag kinderopvang Afname werkgelegenheidAfnemende onderwijsvraagAfnemende vraag maatschappelijke voorzieningenToenemende zorgvraagAfname beroepsbevolkingToename werkeloosheidVerarming gebied

  • bied in een negatieve spiraal terecht komt. De selectieve krimpkan grote gevolgen hebben voor de aantrekkelijkheid van eengebied, voor zowel bedrijven als inwoners en heeft een groteinvloed op de leefbaarheid en het imago.

    Samengevat kunnen onderstaande gevolgen gedefinieerd wor-den. De specifieke ontwikkelingen (ontgroening, vergrijzing enafname beroepsbevolking) zijn tussen haakjes weergegevenaangezien zij waargenomen ontwikkelingen betreffen en geengevolgen zijn.

    Bevolkingskrimp en gevolgenDe negatieve ontwikkeling van de bevolkingsomvang betrefteen waargenomen verschijnsel maar is ook als specifieke vormvan krimp te beschrijven met bijbehorende gevolgen, derhalveheeft deze vorm een aparte plaats gekregen in deze paragraaf.

    Bevolkingskrimp is het gevolg van lage geboortecijfers (ofvruchtbaarheidscijfers), migratie en sterfte overschot. In feiteis het de absolute afname van de bevolking, ook wel kwantita-tieve krimp genoemd. De afname van het absolute aantal in-woners in een gebied zorgt voor vermindert draagvlak vooralle voorzieningen zoals scholen, zwembaden, winkels, restau-rants, verenigingen en vrijetijdsclubs. Het voortbestaan vanmaatschappelijke en consumptieve voorzieningen komt onderdruk te staan door het gebrek aan leden, gebruikers of clien-tle. Het sluiten of opheffen van voorzieningen brengt als ge-volg een vergroting van de werkeloosheid teweeg.

    Als gevolg van de afname van de bevolkingsomvang wordt ookde financile draagkracht voor de totale infrastructuur minder.

    De kosten en het onderhoud van wegen en nutsvoorzieningenzoals riolering en het stroomnetwerk maar ook de kosten vooreen voorziening als bijvoorbeeld het openbaar vervoer moetgedragen worden door minder mensen. Hierdoor komt de in-standhouding in gevaar (Harms, Olde Kalter, & Jorritsma,2010). Een verarming of vermindering in kwaliteit van deze in-frastructurele voorzieningen zorgt voor een afname van deaantrekkelijkheid van het gebied.

    Zoals ook bij selectieve krimp het geval, is het arbeidspotenti-eel voor de vestiging van bedrijven van groot belang. Indien eronvoldoende gekwalificeerd personeel in een gebied aanwezigis, zal een bedrijf een andere vestigingsplaats innemen. Hetverplaatsen van bedrijven naar plaatsen naar een gebied meteen passender arbeidsaanbod zorgt voor een verhoging van dewerkeloosheid in een specifieke plaats.

    Door het krimpen van de bevolkingsomvang zal leegstandplaats vinden. Het betref vaak incourant vastgoed zoals buurt-gebouwen, scholen, winkels, fabrieken en kantoren die speci-fiek voor een bepaalde onderneming zijn gemaakt. Doorleegstand wordt een gebied fysiek negatief aangetast.

    De gevolgen van bevolkingskrimp zijn in tabel 2.3 toegevoegd.Hoewel de toename van werkeloosheid een indirect gevolg kanzijn van de bevolkingskrimp heeft deze niet opnieuw eenplaats in de tabel gekregen onder kwantitatieve krimp. De toe-name werkeloosheid is reeds opgenomen onder de noemerkwalitatieve krimp. Evenzo met de afname van de vraag ommaatschappelijke voorzieningen.

    17

  • 18

    Demografische ontwikkelingen

    Kwalitatieve krimp Kwantitatieve krimp(Ontgroening) (Afname bevolkingsomvang)(Vergrijzing)Afnemende vraag kinderopvang Afname werkgelegenheidAfnemende onderwijsvraag Leegstand vastgoedAfnemende vraag maatschappelijke voorzieningen Afname draagvlak consumptie

    voorzieningenToenemende zorgvraag Afname draagvlak infrastructuur

    (inclusief nuts- en OV voorzieningen)Afname beroepsbevolkingToename werkeloosheidVerarming gebied

    Demografische ontwikkelingen

    Kwalitatieve krimp Kwantitatieve krimp(Ontgroening) (Afname bevolkingsomvang)(Vergrijzing)Afnemende vraag kinderopvang Afname werkgelegenheidAfnemende onderwijsvraag Leegstand vastgoedAfnemende vraag maatschappelijke voorzieningen Afname draagvlak consumptie

    voorzieningenToenemende zorgvraag Afname draagvlak infrastructuur

    (inclusief nuts- en OV voorzieningen)Afname beroepsbevolkingToename werkeloosheidVerarming gebiedVermindert draagvlak sociale stelsel

    Tabel 2.3 Demografische ontwikkelingen en negatieve gevolgen door bevolkingskrimpBron: Eigen interpretatie

    Tabel 2.4 Demografische ontwikkelingen en negatieve gevolgen door afname beroepsbevolkingBron: Eigen interpretatie

  • Afname beroepsbevolking en gevolgen Hoewel de afname van de beroepsbevolking (15-64 jaar) ookhet gevolg is van andere krimpvormen, is deze vorm van krimpook specifiek te betitelen als een krimpvorm met haar speci-fieke gevolgen. De afname van de beroepsbevolking wordtenerzijds veroorzaakt door de ontgroening (afname van hetaantal jongeren) en anderzijds door de vergrijzing (toenameaantal ouderen) maar daarnaast wordt het versterkt door hetwegtrekken (migratie) van gekwalificeerd personeel doordatde kansen in andere gebieden groter zijn. Hierdoor zal zowelkwalitatief (opleidingsniveau) als kwantitatief (aantal werkne-mers) een tekort aan arbeidskrachten ontstaan. Een gebiedwordt hierdoor minder aantrekkelijk als vestigingsplaats voorondernemingen.

    In Nederland is het sociale stelsel zodanig ingericht dat hoofd-zakelijk de beroepsbevolking de kosten voor het sociale voor-zieningenstelsel draagt. Hieronder vallen de voorzieningenwaarop men kan terugvallen bij werkeloosheid, ziekte en ar-beidsongeschiktheid maar ook de oudedagvoorzieningen. Bijeen afname van de beroepsbevolking zullen of enerzijds de so-ciale voorzieningen verschralen of anderzijds de lasten voor deberoepsbevolking hoger worden. De verhoging van de pensi-oenleeftijd is bijvoorbeeld een maatregel om het financierings-model van het sociale stelsel te actualiseren. De noodzaakhiertoe is ontstaan door de hogere levensverwachting en daar-mee gepaard gaande vergrijzing in combinatie met de afnamevan de beroepsbevolking (Duin & Stoeldraijer, 2012). Vanuitvoorgaande kan geconcludeerd worden dat de afname van deberoepsbevolking een negatief gevolg heeft op de aantrekke-lijkheid van een gebied.

    Krimp huishoudens en gevolgenDe huishoudenskrimp heeft zowel een kwantitatief als kwali-tatief aspect. Het betreft enerzijds de absolute omvang vanhet aantal huishoudens (kwantitatief) als het aantal leden vaneen huishouden (kwalitatief). De vraag naar het aantal- entype woningen in een gebied wordt hierdoor bepaald. Afgelo-pen jaren is er een afname van het aantal leden in een huis-houden geconstateerd (SER, 2011). Door de economischevoorspoed in de afgelopen decennia zijn steeds meer mensenzelfstandig gaan of blijven wonen, hierdoor is de absolute

    19

    Demografische ontwikkelingen

    Kwalitatieve krimp Kwantitatieve krimp(Ontgroening) (Afname bevolkingsomvang)(Vergrijzing)Afnemende vraag kinderopvang Afname werkgelegenheidAfnemende onderwijsvraag Leegstand vastgoedAfnemende vraag maatschappelijke voorzieningen Afname draagvlak consumptie

    voorzieningenToenemende zorgvraag Afname draagvlak infrastructuur

    (inclusief nuts- en OV voorzieningen)Afname beroepsbevolkingToename werkeloosheidVerarming gebiedVermindert draagvlak sociale stelselMismatch woningen

    Tabel 2.5 Demografische ontwikkelingen en negatieve gevolgen door krimp huishoudensBron: Eigen interpretatie

  • vraag naar woningen in Nederland niet gedaald maar het aan-tal mensen dat in een woning verblijft is gedaald. Het van huis uit, alleen en zelfstandig wonen is door jongerensteeds makkelijker bereikbaar geworden door de financilemiddelen die ter beschikking staan. Daarnaast is het aantalouderen dat na overlijden van de partner zelfstandig blijftwonen toegenomen. Het Nederlandse zorgbeleid is erop ge-richt om mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonenen eventueel benodigde zorg, op maat, aan huis te bieden. Welontstaat er een vraag naar andere woningtypen. Een zelfstan-dig wonende senior heeft nu eenmaal andere behoeften daneen starter op de woningmarkt of een gezin met kinderen.

    Fysieke krimp en gevolgenOnder fysieke krimp worden alle verschijnselen geschaard diein de leefomgeving waargenomen kunnen worden. De gevol-gen van fysieke krimp zijn het meest zichtbaar. Het stagnerenvan nieuwbouwplannen en uitblijvende invulling van bouw-rijpe uitbreidingsgebieden waren de eerste tekenen. Maar ookhet bestaande vastgoed is niet geschoond gebleven van fysiekekrimp. Hierbij valt te denken aan leegstand van kantoren, win-kels en woningen. In veel gebieden werd woningleegstandvoorkomen door de huishoudensverdunning die heeft plaats-gevonden. Daar waar er een mismatch is tussen het wonin-gaanbod en de -vraag kan een substantile leegstandontstaan. Hierbij worden zowel de huur- als koopmarkt ge-troffen (Buis, 2013). Mede door deze ontwikkelingen kan eendaling in de woningprijzen waargenomen worden waardoor erkansen voor starters op de woningmarkt ontstaan. De dalingvan woningprijzen kan daarnaast een aantrekkende krachthebben op economisch minder sterkeren waardoor verarming

    plaats kan vinden. Een voorbeeld van een plaats in Nederland,waar de woningleegstand zich zeer prominent gemanifesteerdheeft en zelfs tot rigoureuze sloop heeft geleidt, is Delfzijl(Delken, 2006).

    De leegstand van maatschappelijk en commercieel vastgoedspringt het meest in het oog. Gestimuleerd door de huidigeeconomische situatie in Nederland zijn veel bedrijven in om-vang gekrompen of gesloten. Daarnaast zijn er bedrijven die,vanwege het gebrek aan voldoende arbeidspotentieel ver-plaatsen en daarbij vastgoed leeg achterlaten. Door de ont-groening die plaatsvindt, is er bijvoorbeeld een lageretoestroom van scholieren waardoor dorpsscholen moeten fu-seren of sluiten en laten daarbij incourant vastgoed leegachter. Dorpshuizen, sportclubs en verenigingen krijgen te wei-nig leden en bezoekers waardoor ze genoodzaakt zijn de deu-ren te sluiten en ook de banken en postkantoren verdwijnenuit de dorpen. De lokale fietsenmaker, buurtsuper en bakkermoeten moeite doen om voldoende klandizie aan te trekkenom de winkel rendabel te houden of gaan over tot sluiting enlaten hierbij lege panden achter die moeilijk exploitabel zijn.

    Een andere fysiek waarneembare vorm van krimp heeft zijnuitwerking op een voorzieningen zoals bijvoorbeeld infra-structuur en het openbare vervoer. Door de afnemende inkom-sten van gemeenten en vervoersbedrijven komt de dekking vande kosten voor instandhouding, onderhoud en vernieuwing ingevaar waardoor een verschraling van het gebied kan optre-den. De fysieke uitstraling is belangrijk ter voorkoming van eennegatief migratiesaldo en het behouden van de aantrekkelijkeuitstraling.

    20

  • Ten gevolge van de fysieke krimp zijn geen gevolgen die aan-vullend zijn op tabel 2.5. Derhalve is de tabel niet nogmaalsopgenomen.

    Economische krimp en gevolgenOnder economische krimp kunnen we alle economische ver-minderingen als gevolg van de inwonersdaling scharen. Als ge-volg van selectieve migratie (wegtrekken jongeren en hogeropgeleiden) is een dalend investeringsniveau waar te nemen.Het investeringsvermogen van een gebied neemt af, mededoordat de bedrijven wegtrekken of sluiten maar ook doordater minder inkomsten in de gemeentekas door gende belastin-gen komen.

    Ook het bedrijfsleven is getroffen door de economische krimp.Gedwongen reorganisaties en sluiting van bedrijven, mededoor het gebrek aan consumentenvertrouwen, zorgen vooreen toename aan werkelozen.

    Het in stand houden van maatschappelijke- en consumptie-voorzieningen komt onder druk te staan of verdwijnen, mededoor de afname van gemeentelijke inkomsten. Het onder-houdsopgave aan infrastructuur en nutsvoorzieningen blijftongewijzigd maar moet door minder mensen gedragen wor-den. Hierdoor moet het (onderhouds)niveau soms bijgesteldworden.

    De economische krimp krijgt binnen gemeenten noodgedwon-gen meer aandacht. Het wordt financieel steeds moeilijker omnegatieve gevolgen van krimp op te vangen of te keren naarkansen door dalende inkomsten vanuit burgers en bedrijven.

    Leegstaand (incourant) vastgoed wordt niet verkocht en ookde verworven gronden die bestemd waren voor de realisatievan nieuwe woningen of bedrijventerreinen vinden geen aftreken blijven op de balans staan. Met name rentelasten veroor-zaakt door leegstaand vastgoed en onverkochte gronden heb-ben impact op de gemeentebegroting. De gemeentelijkebegrotingen waren vaak vastgesteld op snelle verkoop of be-zetting en gingen uit van winsten en opbrengsten, in plaatsdaarvan zijn kosten gekomen. Deze kosten komen vaak tenlaste van andere begrotingsposten (Have et al., 2012).

    De economische krimp heeft vooral effect op het investerings-vermogen, de uitstraling en het voorzieningenniveau van eengebied. De aantrekkelijkheid van een gebied kan hierdoor sterkbenvloedt worden. De gevolgen van de economische krimp zijn reeds verwoordt ineen eerder behandelde krimpvorm waardoor tabel 2.5 nietaangevuld wordt.

    Sociaal culturele krimp en gevolgenMet name de factoren die betrekking hebben te maken met deleefbaarheid en aantrekkelijkheid van een gebied worden ge-schaard onder de sociaal culturele krimp. De samenhang encohesie tussen de inwoners van een gebied hebben eenplaats nodig om tot stand te komen. Deze ontmoetings-plaatsen staan onder druk. De afgelopen decennia zijn bijvoor-beeld het aantal buurtwinkels en plattelandswinkels sterkafgenomen, ook in de hoogtij en groeiperiode. De overwegin-gen destijds waren voornamelijk bedrijfseconomisch van aarden zijn nog steeds actueel. Het moet lonen om een voorzie-ning in stand te houden.

    21

  • Vanuit de ontgroeningsbeweging is een afname in onderwijs-behoefte waar te nemen. Deze afname zorgt ervoor dat scho-len fuseren en samengevoegd worden. Het afwezig zijn vaneen basisschool in een plaats maakt dat deze minder aantrek-kelijk kan zijn voor jonge gezinnen om te wonen. Ook het ver-enigingsleven heeft sterk te lijden onder de afname van hetinwoneraantal. Door het verminderde draagvlak zijn en zullendeze verdwijnen. Steeds vaker moet de afweging gemaaktworden of een school, sportclub of vrijetijdsvereniging vol-doende kwaliteit kan bieden om bestaansrecht te behouden ofbeter kan samengaan met een vereniging of school in een an-dere plaats. Al de voormelde ontwikkelingen zorgen voor eenverminderde aantrekkelijkheid en verarming van de leefomge-ving in een gebied.

    Ook deze vorm van krimp zorgt niet voor een aanvulling vande gevolgen van krimp en derhalve wordt verwezen naar tabel2.5.

    ConclusieAls antwoord op de tweede deelvraag Welke vormen vankrimp en krimpgevolgen zijn te onderscheiden kunnen eentweetal hoofdvormen onderscheiden worden. Het betreftkwalitatieve en kwantitatieve krimp. Deze hoofdvormen kun-nen daarnaast onderverdeeld worden naar een zevental sub-vormen van krimp (bevolkingskrimp, afnameberoepsbevolking, krimp huishoudens, fysieke krimp, sociaalculturele krimp, selectieve krimp en economische krimp). Erzijn een aantal krimpvormen die in elkaar haken of elkaar ben-vloeden maar toch elk een afwijkende invalshoek hebben. Tus-sen de verschillende vormen van krimp zijn onderlinge relaties

    te onderscheiden. Elk van deze krimpvormen heeft een speci-fieke achtergrond die soms op de zelfde wijze tot uiting komten een gelijkluidend krimpgevolg sorteert. De krimpgevolgenzijn zeer divers en uiteenlopend. Het zijn verschijnselen die dui-delijk waarneembaar zijn. Algemeen kan gesteld worden datzij een bedreiging vormen voor de aantrekkelijkheid van eengebied en het voorzieningenniveau. Figuur 2.4 geeft een grafi-sche weergave van de diverse krimpgevolgen zoals opgenomenin tabel 2.5. Er is bewust gekozen om geen gelaagdheid in dezefiguur aan te brengen en ook de onderlinge relaties zijn nietweergegeven om een helder kader te kunnen scheppen voorhet vervolgonderzoek in deze scriptie.

    Figuur 2.4 Grafische weergave krimp gevolgenBron: Eigen interpretatie

    22

  • 2.2 Krimpfactoren

    Krimp is op zich geen nieuw fenomeen. We kennen allemaal debeelden van de oude verlaten mijnwerkersplaatsen in Amerika.De plaatsen zijn ontstaan en gegroeid bij een bron van werkge-legenheid (industrie) met bijbehorende verwachte economi-sche voorspoed. Zodra deze kansen afnamen zijn de bewonersvertrokken naar oorden met betere toekomstperspectieven.Ook in Nederland zijn dergelijke bewegingen op minder ingrij-pende schaal waarneembaar geweest en nog steeds zichtbaar.Hierbij valt te denken aan het sluiten van de mijnen in Limburgof het verdwijnen van de textielindustrie in Enschede. Daar-naast waren epidemien en oorlogen in het verleden een aan-leiding om te migreren of veroorzaakten bevolkingsdaling(Reverda, 2011b). In de huidige samenleving zijn er aanvul-lende factoren die ten grondslag liggen aan de demografischewijzigingen.Deze paragraaf bespreekt de invloedsfactoren en aanleidingenvoor krimp, zodat antwoord gegeven kan worden op subvraagdrie: Welke krimpfactoren zijn aan te wijzen?. Er zijn driekernoorzaken of krimpfactoren te definiren; economischefactoren , sociaal culturele factoren en globalisatie (Buis,2013).

    In figuur 2.5 is de invloed die de krimpfactoren op de diversevormen van krimp uitoefenen schematisch weergegeven. Ditmodel is door Buis (2013) samengesteld aan de hand van di-verse literatuurbronnen vanuit zowel buitenland als binnen-land. Door de wijze waarop het figuur is vormgegeven, is deonderlinge relatie en overlap goed zichtbaar. Als uitgangspuntheeft hij de verschillende vormen van krimp genomen (zoals

    23

    !"##

    !"##$%##&'! ()*'! +,'! -.(! /#%! 0-! 0$,-! 1))20))$3#(-%! 42,5++$! 67! 0+,0-.,8(! %##$! /)$-%!9-.(-!'$-%0!)2!(-$%))$3##(!--%!&-$,-!($,*:/)$*-%!/-$))$3##(';!!!!!

    !

  • ook weergegeven in figuur 2.3) en daarbij weergegeven doorwelke krimpfactor deze benvloedt worden.

    In de vorige paragraaf zijn zeven verschillende vormen vankrimp gedefinieerd. Ze zijn weergegeven in de paarse bollen.Het betreft selectieve krimp, krimp huishoudens, bevolkings-krimp, economische krimp, afname beroepsbevolking, sociaalculturele krimp en fysieke krimp. De hoofdfactoren waardoorde diverse vormen van krimp benvloedt worden, zijn onder-verdeeld in drie groepen; Economische factoren, sociaal cultu-rele factoren en globalisatie. Daarnaast wordt waargenomendat migratie een sterk bepalende factor voor krimp is. Om diereden heeft migratie als achtergrond ook een plaats in dezescriptie gekregen. Per krimpfactor wordt beschreven op welkewijze deze invloed op de specifieke krimpvormen uitoefent.

    Economische factorenSelectieve krimp en afname beroepsbevolkingOntgroening en vergrijzingIn economisch mindere tijden wordt er naast een negatief mi-gratiesaldo ook een terugval in het aantal geboorten waarge-nomen (F. Van Dam et al., 2006) wat de ontgroening verderversterkt. Een optimistische bevolking zorgt voor een hoog ge-boortecijfer (aantal kinderen per vrouw). Het gebrek aan ver-trouwen in de financile toekomst zorgt er zelfs voor dat ereen babydip ontstaat (Latten & Jong, 2010). Ook het gegeven dat mensen steeds ouder worden kan deelsworden teruggevoerd op economische ontwikkelingen, in diezin dat de toenemende welvaart via (medisch-)technologischeen maatschappelijke ontwikkelingen heeft geleid tot een toe-name van de levensverwachting en daarmee een groei van het

    aandeel ouderen in de bevolkingssamenstelling (F. Van Dam etal., 2006). De ouderen blijven steeds vitaler en kunnen hier-door lang zelfstandig blijven worden. Het huidige overheidsbe-leid in Nederland is er op gericht om ouderen zo lang mogelijkzelfstandig te laten resideren door zorg aan huis te stimuleren.Mede hierdoor heeft de afname van het absolute aantal inwo-ners in delen van Nederland nog niet geleidt tot een substan-tile afname van het aantal huishoudens (Ritsema van Eck etal., 2013).

    Afname beroepsbevolkingEen logisch gevolg van de gewijzigde bevolkingssamenstellingis een afname van de beroepsbevolking. Het aandeel ouderengroeit en het aandeel jongeren neemt af. Hierdoor moet eenkleinere groep mensen zowel fysiek als financieel zorg dragenvoor de ouderen. De beroepsbevolking is grotendeels verant-woordelijk voor de financiering van het sociale stelsel zoals wedat in Nederland kennen.

    Figuur 2.6 Aandeel personen van65 jaar of ouder 2040Bron: Regionale prognose 2009-2040; vergrijzing en omslag vangroei naar krimp (Jong & Duin,2010)

    24

  • BevolkingskrimpDe aantrekkelijkheid van een plaats om zich te vestigen wordtmede bepaald door economische factoren (Ritsema van Eck etal., 2013). De mate waarin werkgelegenheid beschikbaar is,werd tijdens de industrile revolutie bepaald door de aanwe-zigheid van bepaalde industrien (F. Van Dam et al., 2006). In-middels zijn veel van deze industrien verplaatst naarzogenaamde lage lonen landen of minder prominent in eengebied aanwezig waardoor een omgekeerde selectieve migra-tiereactie waar te nemen is. Nederland zit in de transitie vanproductiegericht land naar een land wat met name gericht isop diensten en kennis. De plaatsen waar met name dienstenen kennis geconcentreerd aanwezig zijn, hebben in aantrekke-lijkheid als vestigingsplaats voor zowel bedrijven als inwonersgewonnen. Het afnemen van de bevolkingsomvang heeft hier-door leegstand van vastgoed tot gevolg en heeft daarnaast di-rect effect op het draagvlak voor consumptie voorzieningen.

    Krimp huishoudensDe afgelopen jaren is het aantal huishoudens in Nederland ge-stegen maar de huishoudensomvang is afgenomen. Dit wordtmede veroorzaakt door voormelde zelfstandigheid van oude-ren maar ook het aantal (jonge) alleenstaanden is gegroeid. Ineconomische hoogtijdagen vinden jongeren makkelijk eenbaan en zijn er meer financile mogelijkheden om zelfstandigte wonen. Het individu is economisch gezien steeds onafhan-kelijker geworden en kan zonder familie of partner zelfstandigvoorzien in de levensbehoeften. Sinds 2000 is om dezelfdereden ook het aantal scheidingen hoger geweest, en laat in-middels een stabiele lijn zien (Ritsema van Eck et al., 2013).

    Sociaal culturele krimpMede door de geconstateerde afname van de bevolkingsom-vang en huishoudensomvang ontstaat een verminderde draag-kracht voor de realisatie en instandhouding van lokalecommercile en maatschappelijke voorzieningen in een ge-bied. Het absolute aantal consumenten neemt immers af.

    Economische krimpGemeenten hebben moeite de financin op orde te krijgen alsze niet de inwonersaantallen behalen waarop investeringen uithet verleden zijn gebaseerd. Grondvoorraden, die aangekochtzijn door gemeenten om nieuwe woningen of bedrijven te ves-tigen, kunnen niet worden uitgegeven en zorgen hierdoor vooreen negatieve druk op de balans (Zeeuw, 2013). De financilegezondheid van een gemeente is bepalend voor de matewaarin genvesteerd kan worden in de kwaliteit van openbareruimte, de infrastructuur en (maatschappelijke) voorzienin-gen. Daarnaast dalen de bijdragen vanuit de rijksoverheidwaardoor gemeenten moeten bezuinigen op publieke voorzie-ningen en infrastructuur. Hierdoor wordt het steeds moeilijkernegatieve gevolgen van krimp te bestrijden.

    Sociaal culturele factoren Bevolkingskrimp, krimp huishoudens en selectieve krimpSociaal culturele factoren zijn voornamelijk van invloed op hetnatuurlijk bevolkingsverloop (geboortecijfers) en migratiebe-wegingen. De emancipatie van vrouwen (ontwikkeling, accep-tatie gebruik van voorbehoedsmiddelen, toenemendeopleidingsniveau en arbeidsparticipatie van vrouwen) heeftmet name in de jaren zestig en zeventig gezorgd voor een sub-stantile daling van het Nederlandse geboortecijfer(F. Van

    25

  • Dam et al., 2006). Ontwikkelingen die nauw verbonden zijnmet individualisering en emancipatie hebben de laatste veertigjaar mede bijgedragen aan de lagere vruchtbaarheid. Men isgemiddeld op steeds latere leeftijd gaan samenwonen of trou-wen; vrouwen kregen gemiddeld op steeds latere leeftijd huneerste kind en het gemiddeld kindertal per vrouw is sterk afge-nomen, van 3,1 in 1960 tot 1,7 in 2005 (Derks, 2013). Bovendienblijven steeds meer paren bewust kinderloos, met name dehoger opgeleiden (Bot, 2011; F. Van Dam et al., 2006). Het aan-bod en specifieke kenmerken van de huidige woningvoorraadkan hierdoor scheef gaan lopen ten opzichte van de woningbe-hoefte.

    Sociaal-culturele factoren hebben geleidt tot zowel een ont-groening als vergrijzing. De vergrijzing wordt daarnaast ver-sterkt door de toegenomen levensverwachting. Pas vanaf2040, wanneer de meeste babyboomers zullen zijn overleden,zal naar verwachting het aantal ouderen in de Nederlandse be-volking weer teruglopen (F. Van Dam et al., 2006).

    Sociaal culturele krimpDe toename van de individualisering vormt de achtergrondvoor de toename van het aandeel eenpersoonshuishoudens:kinderen trouwen zelden meer uit huis maar wonen eerst eenperiode op kamers; echtparen en ongetrouwde stellen gaanvaker uit elkaar dan vroeger (Ritsema van Eck et al., 2013). Van-uit het gegeven dat de maatschappij individueler is gewordenverkiest men vaker het persoonlijke belang boven het belangvan de familie die diepgeworteld in een plaats woont en is heteenvoudiger geworden de stap de nemen tot migratie naar eenandere plaats met meer aantrekkelijkheden.

    GlobaliseringGlobalisering benvloedt alle vormen van krimp. Derhalve is er-voor gekozen geen specifieke duiding voor alle krimpvormenweer te geven. Om het belang van globalisering voor de demo-grafische ontwikkelingen te kunnen duiden maak ik gebruikvan de definitie zoals deze door Van Dam e.a. [2008] wordt ge-hanteerd.

    Algemeen kan worden gesteld dat globalisering betrekkingheeft op het proces van toenemende wereldwijde economische,culturele en politieke integratie. De ontwikkeling van het wereld-wijde internet heeft ervoor gezorgd dat de bereikbaarheid vankennis een muisklik weg is en in huis gehaald kan worden (R.van Dam, During, & Salverda, 2008)

    Selectieve krimp, bevolkingskrimp en omvang beroepsbevolking Een van de belangrijkste factoren van moderne globalisering isdat mensen steeds mobieler worden, niet alleen internatio-naal, maar vooral ook interregionaal. Dit heeft gevolgen voorde regionale bevolkingsomvang en - verdeling, maar ook, incombinatie met vergrijzing, voor de bevolkingssamenstelling.Vooral jonge academici verhuizen makkelijker naar locatieswaarin kennisintensieve activiteiten en beroepen goed verte-genwoordigd zijn. Het resultaat is dat de regios van waaruit zijvertrekken relatief sterker vergrijzen, een lager opleidingsni-veau krijgen en een teruglopend inkomen en welvaart kennenmet als resultaat: dreigend verval. Hier staat tegenover dat delocaties waar de hoogopgeleiden naartoe verhuizen een bevol-kingsamenstelling krijgen die steeds hoger geschoold is en jon-ger wordt waarbij de totale de bevolkingsomvang ertoeneemt.

    26

  • Daarnaast is de omvang van de internationale migratie steedsgroter geworden, niet alleen van hoogopgeleide professionals,maar ook van laagopgeleiden uit ontwikkelingslanden, in devorm van vluchtelingen en economische migranten, op zoeknaar een beter bestaan. In bijvoorbeeld Rotterdam heeft detoestroom van buitenlandse arbeidsmigranten ervoor gezorgddat de bevolkingsomvang is gegroeid (Van Dam et al., 2006).

    Door kwantitatieve krimp ontstaat er een groter contrast tus-sen regios. Er ontstaat een ongelijke bevolkingsontwikkelingin het stedelijk en landelijk gebied (Breman, 2012). In de rapportage Kansen voor het krimpend platteland van de toenmalige Raad voor het Landelijk Gebied (Raad voor hetLandelijk Gebied, 2009) wordt het volgende hierover geschre-ven:

    De krimp slaat versterkt neer op het landelijk gebied. De demo-grafische ontwikkelingen, met name ontgroening, vergrijzing enbevolkingsdaling, zijn eerder zichtbaar en uiteindelijk vaak ster-ker in het landelijk gebied.

    Door de relatief lage bevolkingsdichtheid van het landelijk ge-bied kan een beperkte krimp al een grote impact op een gebiedhebben. Dit past bij de waarneming dat economische activitei-ten zich steeds meer concentreren in en rondom grote steden(Breman, 2012) in combinatie met de globaliseringseffecten.

    Fysieke krimpGelijktijdig met de beweging dat regio's en locaties steedsmeer van elkaar gaan verschillen, wordt de aard van de proble-men die gepaard gaan met de aantrekkelijkheid van een gebied

    steeds complexer. Voor dunbevolkte regio's of regios met eenafnemende of vergrijzende bevolking zijn de globalisatie as-pecten met name van belang, omdat de globaliseringproces-sen sterkere locaties lijken te bevoorrechten. Het belang vandichtbevolkte steden en regio's voor economische activiteitover de hele wereld is toegenomen om te kunnen profiterenvan de zogenaamde agglomeratievoordelen van industrileclustering. Agglomeratievoordelen doen zich voor wanneerbedrijven zich ruimtelijk concentreren om zodoende te profite-ren van onderlinge relaties, de aanwezigheid van een geza-menlijke infrastructuur, arbeidsaanbod, koopkracht, kennis,etc.. Deze clusterings- en lokalisatieprocessen worden steedsmeer geassocieerd met een op kennis gebaseerde maatschap-pij en vereisen directe interactie tussen mensen om hoogwaar-diger kennisintensieve activiteiten te kunnen uitvoeren. Demeeste interactie via informatie- en communicatietechnolo-gien vindt ironisch genoeg plaats tussen mensen die elkaarook regelmatig persoonlijk ontmoeten (Galjaard, Harkink,McCann, Wissen, & Dam, 2010). Dit leidt er ook toe dat kenni-sindicatoren, zoals patenten, copyright, licenties, uitvindin-gen, innovaties en ondernemerschap steeds meer in eenspecifiek gebied plaatsvinden (Galjaard et al., 2010). Zodra ag-glomeratie-effecten zich voordoen is er sprake van een verbe-terde concurrentiepositie en versterkt dit proces zich. Hoemeer bedrijven in het cluster deelnemen, des te sterker devoordelen ten opzichte van bedrijven buiten het cluster.

    Enerzijds worden dingen steeds globaler en wereldwijd meergelijk, anderzijds leidt het samenspel van het globale met lo-kaal aanwezige eigenschappen tot nieuwe combinaties die dewereld voorheen niet kende 2 . Door de specifieke kenmerken

    272 HTTP://WWW.FRW.RUG.NL/PERSONS/GROOTE/CURSUS/GLOBALVILLAGE/WEBSITES/0809/SPIJKERBROEKRECLAME/03ONTWERPTHEORIE.HTM

  • van een gebied of aanwezige industrien en diensten wordensterke gebieden steeds sterker en zwakkere gebieden steedszwakker. De kracht van een plaats is daarmee van invloed opde mate van krimp die er op zal treden. Opvallend genoegwordt de locatie juist een belangrijkere concurrerende factorterwijl de grenzen vervagen.

    In de Europese context is niet zozeer de omvang van de stede-lijke agglomeraties als zodanig van belang, maar de mate vanverbondenheid (connectivity) tussen steden. Hier zien weeen voortgaande ontwikkeling van stedelijke netwerken, metdaartussen intensieve vervoer- en communicatiestromen, dieworden gedomineerd door hoogopgeleide mensen met gespe-cialiseerde beroepen. Hierdoor nemen zowel globalisering (inde zin van economische activiteit die zich uitbreidt naar opko-mende landen) als lokalisatie (in de zin van het groeiende be-lang van bepaalde kenniscentra) gelijktijdig toe. Deze tendenstot lokalisatie is vooral merkbaar binnen landen. Terwijl globa-lisering een proces in gang zet van geleidelijke vervaging tus-sen landen, betekent lokalisatie dat regios binnen een land deneiging hebben om grotere verschillen te gaan vertonen, metaan de ene kant de steden en regios die opgenomen zijn in dieintensieve kennisnetwerken, en aan de andere kant de regiosdie daar niet in kunnen participeren. Op pakkende wijze ge-bruikt Myrdal in zijn theorie hiervoor het Matthes-effect,een verschijnsel dat verwijst naar de oude regel uit de Bijbel(Matthes, 13:12): Wie heeft zal gegeven worden; wie nietheeft, van hem zal genomen worden (Myrdal, 1957).

    MigratieMigratie heeft vrijwel altijd een selectief karakter (naar leef-

    tijd, levensfase, inkomen, etc.). Hierdoor zijn migratiebewegin-gen (verhuisbewegingen) en bevolkingsgroei sterk met elkaarverknoopt. Migratie vanuit een woongebied wordt vooral ver-oorzaakt door een verminderde aantrekkelijkheid van dit ge-bied voor bepaalde groepen bewoners. Daarin spelenverschillende aspecten een rol: de aantrekkelijkheid van deregio voor wat betreft werkgelegenheid; de aantrekkelijkheidvan de stad/gemeente, die mede wordt bepaald door de om-vang, betaalbaarheid en kwaliteit van de woningvoorraad enhet voorzieningenniveau; en de aantrekkelijkheid van de buurtof wijk, waarbij vooral sociale en fysieke kenmerken van debuurt en de kwaliteit van de woningvoorraad van belang zijn(F. Van Dam et al., 2006).

    Volgens De Jong en Van Duin (Jong & Duin, 2010) zijn de ver-schillen in aantrekkelijkheid bepalend voor de krimp vanregios. Met name hoogopgeleiden en jongeren trekken naarde steden of kennisintensieve gebieden en er zijn weinig mi-granten die zich in onaantrekkelijke regios willen vestigen(Buis, 2013). De algehele welvaart van minder aantrekkelijkegebieden daalt door een afname van het gemiddelde inkomenen opleidingsniveau. Met name de regios aan de rand van Ne-derland hebben een lage aantrekkingskracht aldus Groot enSchonewille [2012]. Het geboortecijfer in deze regios ligt forsbeneden het vervangingsniveau van de bevolking en de sterfteis hoog omdat de regios sterk vergrijsd zijn (Groot & Schone-wille, 2012).

    Zoals in bovenstaande uiteenzetting over globalisering alskrimp benvloeder te lezen valt, is de stap tot migratie medeverandert door het feit dat we steeds meer leven in een gro-

    28

  • tere wereld, die dichterbij is gekomen en plaatsonafhankelijkerwordt.

    Samengevat kunnen de diverse krimpgevolgen voorzien wor-den van de drie benvloedende krimpfactoren zoals weergege-ven in tabel 2.6.

    29

    Krimpgevolgen Economische factor Sociaal Culturele factor Globalisatie

    Afnemende vraag kinderopvang X XAfnemende onderwijsvraag X XAfnemende vraag maatschappelijke voorzieningen X XToenemende zorgvraag X XAfname beroepsbevolking X XToename werkeloosheid XVerarming gebied X XVermindert draagvlak sociale stelsel X XMismatch vraag en aanbod woningtypen XLeegstand vastgoed X XAfname draagvlak consumptie voorzieningen X XAfname draagvlak infrastructuur X(inclusief nuts- en OV voorzieningen)

    Tabel 2.6 krimpgevolgen en invloed van dediverse krimpfactoren Bron: Eigen interpretatie

  • 2.3 ConclusiesIn antwoord op de eerste deelvraag: Welke ontwikkelingen inde demografische bevolkingssamenstelling en omvang wordenverwacht? kan geconcludeerd worden dat op mondiaal niveaude bevolkingsomvang zal toenemen. Europa neemt een uniekepositie in ten opzichte van de rest van de wereld. Het is hetenige werelddeel dat te maken krijgt met een dalende bevol-kingsomvang. Zelfs binnen Europa zijn er grote verschillenwaar te nemen en zelfs op nationaal en regionaal niveau be-staan krimp en groei van de bevolkingsomvang naast elkaar.Qua bevolkingssamenstelling kan geconstateerd worden dater bijna overal een vergrijzing en ontgroening optreedt. De tweede en derde subvraag (welke vormen van krimp enkrimpgevolgen zijn te onderscheiden? en welke invloedsfacto-ren of krimpfactoren zijn aan te wijzen waardoor krimp plaatsvindt?) kunnen het beste samengevat beantwoordt wordenaangezien ze een onderling verband kennen. Sociaal-culturelefactoren, economische factoren, globalisering en migratie zijnbelangrijke factoren die krimp benvloeden. Hoewel alle facto-ren elkaar soms overlappen, kan gesteld worden dat er gebie-den zijn die hun aantrekkelijkheid verliezen en hierdoor temaken krijgen met krimp en ook andersom door krimp ver-mindert aantrekkelijk worden. Een versterkend negatieve spi-raal-effect kan hierdoor ontstaan.

    30

  • In het vorige hoofdstuk is beschreven welke krimpvormen erte onderscheiden zijn, elk met hun eigen invloedsfactorenen gevolgen. Met name de gevolgen van krimp kunnen eennegatief effect hebben op de aantrekkelijkheid van gebieden.Juist de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van een gebied wor-den van belang geacht als solide basis om economisch, sociaalcultureel en fysiek goed te kunnen functioneren. Ten aanziende aantrekkelijkheid, leefbaarheid en succesfactoren van ge-bieden maar ook de veranderende samenleving en de rol vanvoorzieningen, zijn diverse binnen- en buitenlandse theorienontwikkeld en heeft onderzoek naar het woonplaatskeuze ge-drag plaatsgevonden. In dit hoofdstuk zal een beperkte selec-tie van theorien behandeld worden. Deze selectie heeftplaatsgevonden op basis van de bijdrage die ze kunnen leverenvoor het bepalen van succesfactoren die versterkt kunnenworden om de plaatsbepaling van bewoners te regisseren ende aantrekkelijkheid van een gebied te vergroten. Deze theore-tische analyse wordt tevens gebruikt om de kaders te stellenvoor de aantrekkelijkheidsfactoren en daarmee te bepalen ofen op welke wijze het inzetten van de recreatie- en toerisme-sector een bijdrage kan leveren aan het vergroten van de aan-trekkelijkheid van gebieden

    Allereerst wordt aan de hand van de theorie van Thissen be-schreven welke wijziging de afgelopen decennia heeft plaats-gevonden in het gebruik en beleving van de woonplaats metbijbehorende voorzieningen in Nederland. Daarna wordt detheorie van Christaller beschreven. Zijn theorie geeft handvat-ten voor de plaatsbepaling van voorzieningen. Ten derde wordtaan de hand van de theorie van Castells de gevolgen van denetwerksamenleving op een plaats beschreven. De daarop-

    volgende theorie van Florida geeft inzicht in het belang vancreatieve uitingsmogelijkheden als succesfactor van eenplaats. Via de consumer city theorie van Glaeser, die be-schrijft dat het succes van een plaats afhankelijk is van de con-sumptie mogelijkheden, wordt geindigd met het empirischonderzoek van Marlet die De aantrekkelijke Stad beschrijft.Omdat een aantal theorien zijn toegespitst op buitenlandsesituaties wordt er daarna een reflexie gegeven naar de toepas-baarheid en passendheid voor de Nederlandse leefbaarheids-en aantrekkelijkheidvraagstukken en worden in de huidigetijdsgeest geplaatst. Per theorie zal de tabel verder wordenaangevuld met specifieke aanbevelingen om de aantrekkelijk-heid van een gebied te vergroten. Deze aanbevelingen tegenkrimpgevolgen worden bepaald aan de hand van beschrevensuccesfactoren in de betreffende theorien. De bepaling ge-schiedt op basis van het reverse psychology principe. De be-schreven succesfactoren dienen daardoor als antwoord om denegatieve gevolgen te ondervangen. Niet elke theorie geefteen inzicht op alle krimpgevolgen waardoor de grafiek geenspecifieke aanbevelingen geeft. Even zo vaak kunnen vanuiteen theorie meerdere malen dezelfde aanknopingspunten alsremedie tegen de verschillende krimpgevolgen worden gefor-muleerd.

    Aan de hand van voormelde theorien, die voornamelijk defactoren voor de aantrekkelijkheid en het succes van een ge-bied beschrijven, wordt een antwoord gevonden op de vierdesubvraag:Welke factoren worden door theoretici aangewezen die bepa-lend zijn voor de plaatsbepaling van voorzieningen en de aan-trekkelijkheid van gebieden?.

    31

    Hoofdstuk 3

  • Aan de hand van interviews met Nederlandse autoriteiten ophet gebied van krimp en vrijetijdswetenschappen wordt be-schreven op welke wijze deze sector ingezet kan worden enwelke (gepercipieerde) effecten dit sorteert. Het beleidsmatigstimuleren van de sector is erg nieuw en de werkelijke effectennog niet in kaart gebracht. Het model waar de kansen vanuitde sector tegen de specifieke krimpgevolgen is weergegevenzal middels interviews met beleidsmakers en de voorleggingaan een expertpanel worden getoetst. Deze toetsing wordt inhet volgende hoofdstuk beschreven.

    3.1 De verandering van autonoom (leef)dorp naar woon-dorp volgens de theorie van Frans ThissenDe theorie van Thissen beschrijft de wijziging van de eisen dieinwoners stellen aan de woonomgeving en bijbehorende voor-zieningen. Gekoppeld aan deze gewijzigde eisen geeft hij hand-reikingen hoe de kracht in een gebied gemobiliseerd kanworden waardoor de leefbaarheid geborgd blijft.

    De afgelopen decennia heeft een verschuiving in de belevingen het gebruik van de woonomgeving plaatsgevonden. Daarwaar vroeger het leven voornamelijk in de plaats zelf af-speelde, als relatief autochtone of autonome plaats, is hethuidige bewonersgedrag duidelijk anders. Van wieg tot grafspeelde alles binnen de grenzen van de plaats af (Thissen &Loopmans, 2013).

    De traditionele verknoping van dagelijkse activiteiten aan eenplaats is niet langer vanzelfsprekend. Hiervoor zijn meerdereoorzaken aan te wijzen, waarbij de toegenomen automobiliteiten gestegen welvaart gezorgd hebben voor de eerste vorm van

    suburbanisatie (vertrek uit stedelijk gebied naar omliggendegebieden). De dagelijkse verplaatsingen in samenhang met da-gelijkse routines (dagpaden) en de verhuis geschiedenissen vaninwoners (leefpaden) zijn sterk verandert. Inwoners bestrijkeneen steeds groter gebied (Daily Urban System) waarin zij zichbewegen om bijvoorbeeld werken, recreren, kinderopvang ende boodschappen te organiseren (Meier- Boschaart, 2012).Wonen en werken geschiedden niet meer in dezelfde plaats.Nieuwvestigers maken vaak bewust een keuze voor een plaatsop basis van woonaantrekkelijkheden waarbij ze sociale activi-teiten op eenvoudige wijze buiten de woonplaats bezigen(Thissen, 2009).

    Het belang van werk en verzorging is voor veel bewoners dan ookverschoven naar het belang van goed, aangenaam en veiligwonen, vrij van overlast in een mooi en natuurlijk landschap metidentiteit (Thissen, 2010).

    Daarnaast trekken jongeren voor opleiding of werk weg uit dedorpen naar de steden. De sociale verbondenheid, werkgele-genheid, voorzieningen en politieke autonomie van een plaatsmoest in veel gevallen opgegeven worden (Thissen & Loop-mans, 2013).

    Door bovenstaande veranderde functie van het dorp is hetnoodzakelijk dat er ook een andere visie op de totstandkomingen het functioneren van de sociale infrastructuur komt. Deevolutie van leefdorp tot woondorp vormt hierbij het uit-gangspunt voor het creren van kansen. Daar waar in het au-tonome dorp de sociale infrastructuur en de voorzieningen eenvoorwaarde zijn voor de leefbaarheid, is in woondorpen de

    32

  • ontwikkeling van sociale infrastructuur door gemeenschaps-initiatieven een resultaat van de ontwikkeling van de leefbaar-heid. De aantrekkelijke woonsituatie is de startpositie voor eenspiraal omhoog (Thissen, 2009). Hierbij gaat Thissen zelfs zover dat voorzieningen het gevolg zijn van leefbaarheid (Thissen& Loopmans, 2013).

    Door het gegeven dat zowel de behoeften als de economischeen fysieke omstandigheden aan tijd onderhevig zijn, is hetnoodzakelijk dat een gebied sociaal vitaal is en deze verande-ringen kan omzetten ten gunste van de gemeenschap. Of zoalsThissen omschrijft:

    het gaat dus niet zozeer om het opsporen van de achtergrondenvan leefbaarheid en sociale vitaliteit in het traditionele dorp,maar vooral om inzicht te verwerven hoe op basis van nieuwevoorwaarden leefbaarheid en sociale vitaliteit kan ontstaan. Datis de uitdaging!(Thissen, 2009).

    Het antwoord op de vierde subvraag: Welk belang wordt doortheoretici gehecht aan het voorzieningenniveau voor de aantrek-kelijkheid van gebieden? wat geformuleerd kan worden vanuitde theorie van Thissen, is verassend. Met name de aantrekke-lijkheid als woonplaats bepaald of een gebied nieuwe inwonersaantrekt of behoudt. Door de toegenomen mobiliteit zijnvoorzieningen in een groter gebied bereikbaar. De voorzieningen in een woonplaats worden hierdoor van on-dergeschikter belang. In het licht van de toenemende vergrij-zing moet de kanttekening geplaatst worden dat detoegenomen bereikbaarheid van voorzieningen in een grotergebied sterk afhankelijk is van de levensfase waarin men zichbevindt. De toenemende vergrijzing zal er juist voor zorgen datde toegankelijkheid van (zorg)voorzieningen een grotere rolgaat spelen. Het aanbod van voorzieningen zal aan moetensluiten op de behoefte van de bewoners of de doelgroep diemen wil behouden of aan wil trekken.

    33

    Figuur 3.1 Verbeelding ontwikkeling voor-zieningen versus leefbaarheid Bron: Dorpen in verandering (Thissen &Loopmans, 2013)

  • 3.2 Plaatsbepaling van voorzieningen volgens De centraleplaatsen theorie van Walter ChristallerDe centrale plaatsentheorie is in 1933 ontwikkeld door deDuitse geograaf Walter Christaller. Hij legde middels zijn on-derzoek naar de Zentralen Orten in Sddeutschland een rela-tie tussen de marktfunctie van plaatsen en het ruimtelijkpatroon van dorpen en steden (Atzema, Rietbergen, Lambooy,& Hoof, 2012). Alle goederen, diensten en voorzieningen hebben een eigen

    drempelwaarde (Christaller, 1933). Deze drempelwaardewordt bepaald door de frequentie waarmee er behoefte be-staat aan zaken. Zaken die dagelijks benodigd zijn zoals levens-middelen, hebben een groter draagvlak, dus een lageredrempel, dan zaken die minder vaak benodigd zijn zoals een bi-oscoop. De frequentie van de behoefte bepaald hiermee ge-deeltelijk de omvang van het verzorgingsgebied.

    De omvang van het verzorgingsgebied wordt daarnaast be-paald door de afstand. Het is de maximale afstand die een per-soon wil afleggen om een bepaald middel, goed of dienst teverkrijgen. Het gaat hierbij niet alleen om de absolute afstandin kilometers maar tevens om de afstand in tijd of geld, ookwel de economische afstand genoemd. Christaller ging er van-uit dat de kosten van verplaatsing evenredig toenemen met deafstand. Vanwege de kostentoename werd de aanname ge-daan dat consumenten hun goederen zo dicht mogelijk bij deplaats waar ze wonen aanschaffen.

    Door de reikwijdte en de drempelwaarde te combineren komtChristaller tot de functionele hirarchie van de vestigings-plaats van diverse aanbieders van goederen, diensten en voor-zieningen. Zo hebben plaatsen van de hoogste orde de meesteaanbieders van goederen en diensten met de grootste variteitaan aanbieders. Plaatsen van de laagste orde kunnen volstaanmet de meer primaire behoeften (Dekker, 2008).

    De theorie van Christaller houdt geen rekening met de bele-vingswaarde van het gebied en de daardoor wisselende aan-trekkingskracht als vestigingsplaats voor zowel inwoners alsbedrijven. Ook de ligging en bereikbaarheid vanuit regionaal,

    34

    nThisse3.2

    Figuur 3.2 schematische weergavekrimpgevolgen en aanbevelingen ThissenBron: eigen interpretatie

  • nationaal of globaal perspectief wordt in deze theorie buitenbeschouwing gelaten.

    Een van de grootste zorgen als krimp optreedt is, de vraag hoede leefbaarheid op peil gehouden kan worden. Met name hetaanbod van voorzieningen zoals scholen, sportclubs en win-kels wordt daarbij gekoppeld aan het begrip leefbaarheid vaneen gebied. Het onderhouden van bepaalde voorzieningen isvolgens deze theorie alleen mogelijk als hiervoor voldoendedraagvlak bestaat.

    Als antwoord op de vierde subvraag: Welke factoren wordendoor theoretici aangewezen die bepalend zijn de plaatsbepaling

    van voorzieningen en aantrekkelijkheid van gebieden? kan uit detheorie van Christaller geconcludeerd worden dat het voorzie-ningenniveau en soort voorzieningen in een gebied afhankelijkis van het draagvlak. Een afname in bevolkingsomvang, en dusdraagvlak, bedreigt het voortbestaan. Het wegvallen van eensolide draagvlak kan het bestaansrecht van bepaalde voorzie-ningen in een gebied niet rechtvaardigen waardoor het niet tevoorkomen is dat voorzieningen verdwijnen.

    35

    tsChri3.4

    erallt

    Figuur 3.3 Schematische weergave cen-trale plaatsen theorie van ChristallerBron:www.ebah.com.br/content/ABAA-ABUCMAB/human-geography-leo-nardo

    Figuur 3.4 Schematische weergave krimpgevolgen en plaatsbepaling voorzieningen ChristallerBron: Eigen interpretatie

  • 3.3 Voorzieningen en The Network Society theorie van Ma-nuel CastellsCastells geeft in zijn theorie een verklaring voor de wijzigingdie een plaats als tastbare omgeving. Het internet tijdperkzorgt ervoor dat sociale contacten en aankopen in een anderedimensie plaats kunnen vinden dan op een fysieke plaats(plaatsonafhankelijk). Desalniettemin zorgt de digitaliseringervoor dat we toch deel uit blijven maken van een netwerk endaardoor verbonden blijven. Dit netwerk is zeer eenvoudig englobaal toegankelijk.

    Voorzieningen als winkels of een bioscoop worden minder vanbelang doordat via het internet vele zaken in huis zijn tehalen en een eerste hulp vraag kan beantwoordt worden viaeen forum of informatiesite. Door deze space of flows zijnmensen in de nabijheid steeds minder van elkaar afhankelijkvoor raad en daad en ook de sociale contacten worden selec-tiever gekozen op basis van specifieke voorkeuren door het ge-bruik van contactgroepen via internet. De plaats die de localekroeg inneemt is deels vervangen door een chatroom op hetWorld Wide Web en het ontmoeten van nieuwe mensen ge-schiedt ook steeds via zogenaamde datingpaginas. De ont-wikkeling van de informatietechnologie heeft een proces vantoenemende globalisering en individualisering teweeg ge-bracht. Het huidige informatietijdperk opent een nieuweruimte, die Castells beschrijft als de space of flows. Dezespace of flows bestaat naast de space of places, de tast-bare ruimte die wordt beleefd. Door de ontwikkelingen is debetekenis een van plaats in een andere context komen testaan. Een context die ook nieuwe uitdagingen met zich meebrengt. Castells omschrijft deze uitdaging als volgt:

    de samenhang van het letterlijk grenzeloze functioneren van deeconomie met de lokaal gewortelde gemeenschap en daarmee delokale identiteit. De behoefte aan identiteit creert behoefte aaneen locatie en verbondenheid met deze plek.

    Samenlevingen organiseren zich steeds meer in space offlows: Stromen van kapitaal, van informatie, van technologie,van interactie tussen organisaties, van beelden, geluiden envan mensen. De opmars van de space of flows heeft merk-bare gevolgen voor sociale verbanden. In feite vormen zij eenbedreiging voor gemeenschappen, culturen, wijken en gezin-nen, maar ook voor de space of places die mensen rust, vei-ligheid en geborgenheid bieden. De materile plekken zijn ernog steeds, maar ze zijn onderdeel van een nieuwe wereld vanmedia- en internetgebruik, mobiliteit en flexibiliteit. Identi-teitsvorming op basis van functies en gemeenschap is vervan-gen door ontastbare vormen van identiteitsproductie. Net wer- ken organiseren zich steeds meer rond de individuele persoon.

    Onder de titel The Power of Identity beschrijft Castells (Ca-stells, 2010) de tegenbewegingen die de netwerksamenlevingoproept. Velen organiseren zich, zonder onderscheid te makennaar ras, cultuur of achtergrond, rondom een interesse zoalsmilieu, religie, sport of andere facetten waarmee personenzich kunnen identificeren (Boutellier, 2011). Het ontstaan vande netwerkmaatschappij betekent niet het einde van de soci-ale geografie of het verlies van sociaal ruimtelijke belangen.Het is een toegevoegde dimensie die plaatsen wereldwijd ver-bindt. Het economisch en sociaal functioneren van onze maat-schappij heeft zich op wereldschaal ontwikkeld tot eenfijnmazig netwerk (Tuil, 2010; Visser, 2011).

    36

  • Vanuit de theorie van Castells mag geconcludeerd worden datde plaats een andere plek heeft ingenomen in het dagelijkseleven. Daar waar men voorheen aangewezen was op ge-bouwde voorzieningen voor ontmoeting, sociale contacten,ophalen van informatie en werken, is tegenwoordig de helewereld beschikbaar vanuit de eigen woning. De plaats van dewoning wordt daarmee minder bepalend voor het functione-ren van een individu binnen de maatschappij. Als het dorps-caf moet sluiten dan ontmoeten mensen elkaar via hetinternet. De persoonlijke interesse bepaald, net als in de ge-bouwde omgeving, ook in de netwerksamenleving het bezoekaan digitale plaatsen. Het gevolg van deze digitale individuali-sering kan grote impact hebben op de sociale cohesie in eenplaats en daarmee de vitaliteit, zoals door Thissen betoogt,beperken.

    Naast de woonomgeving, die volgens Castells een minder pro-minente rol vervult in het dagelijkse leven, heeft de mens nogsteeds behoefte aan ontspanning en recreatieve voorzienin-gen. De individualisering lijkt hierdoor geen gevolgen te heb-ben op de plaats waarin men wenst te recreren.

    Op deelvraag vier: Welke factoren worden door theoretici aan-gewezen die bepalend zijn de plaatsbepaling van voorzieningenen aantrekkelijkheid van gebieden? kan uit de theorie van Ca-stells opgemaakt worden dat de plaats met gebouwde voor-zieningen een minder prominente plaats hebben gekregen bijde woonplaatskeuze. Door de digitalisering zijn goederen,diensten en sociale contacten vanuit de huiskamer bereik-baar.

    3.4 Voorzieningen en The creative class theorie van RichardFloridaVanuit de theorie van Florida kan geconcludeerd worden datvooral voorzieningen die de creativiteit van de lokale bevolkingstimuleren of faciliteren, ervoor zorgen dat een gebied aan-trekkelijk wordt als woon- en leefgebied. Klassieke stedelijkeen regionale groeistrategien gaan uit van het aantrekken vanbedrijven. Volgens Florida moeten juist de getalenteerde po-tentile werknemers en ondernemers naar een plaats getrok-ken worden. De bedrijven volgen dan vanzelf: ze worden

    37

    selltCas3.5

    s

    Figuur 3.5 schematische weergavekrimpgevolgen en aanbevelingen CastellsBron: Eigen interpretatie

  • opgericht door die getalenteerde ondernemers, of verhuizennaar plekken waar het meeste talent geconcentreerd is. Ditwordt ook wel beschreven als Jobs follow People. Door dezeaantrekkelijkheid kan een plaats succesvol worden. Kantteke-ning bij deze theorie is dat deze zich voornamelijk richt op destedelijke, dichtbevolkte omgeving.

    Florida introduceerde in 2002 de creatieve klasse in zijn boekthe rise of the creative class, die hij ziet als motor en aanjagervan de huidige stedelijke diensteneconomie (Florida, 2002).

    Waar de creatieve klasse woont, vestigen bedrijven zich, wor-den veel nieuwe bedrijven gestart en neemt dientengevolge dewerkgelegenheid toe. De creatieve klasse is niet alleen creatiefen innovatief, ze besteden ook veel geld aan verschillende vor-men van uitgaan zoals de horeca en theater. Dit leidt totwerkgelegenheid en een bijdrage aan de lokale economie.Kortom, de creatieve klasse fungeert als vliegwiel van de eco-nomie.

    In de creatieve klasse theorie van Richard Florida onderschei-den zich twee relevante theoretisch uitgangspunten, namelijkde Power of place en de Quality of place. De economischeclustering van bedrijven en de creatieve klasse spelen een be-langrijke rol in de aantrekkingskracht van steden (Vader, 2011).De creatieve klasse theorie van Richard Florida stelt dat men-sen niet per definitie in een stad gaan wonen voor het werk.Talent, technologie en tolerantie zijn volgens hem de drie pij-lers waarop de creatieve klasse de huisvestingskeuze maakt.Een combinatie van hoog opgeleide mensen, acceptatie en vrij-heid van andere bewoners en de aanwezigheid van innovatieveen technologische bedrijvigheid in de buurt, zijn volgens Flo-rida factoren die een belangrijke rol spelen in de keuze van devestigingsplaats, hij noemt dit de Power of place (Florida,2002).

    Daarnaast speelt volgens Florida de Quality of place een rolbij de vestigingskeuze van de creatieve klasse. Dit staat voorvoorzieningen en kenmerken die de leefbaarheid in de regio ofstad bevorderen. Deze woonattracties dragen bij aan de aan-trekkelijkheid van de buurt en leveren een extra bijdrage aande beleving. Voorbeelden hiervan zijn de horeca, een bruisend

    38

    daiFlor3.6

    Figuur 3.6 schematische weergavekrimpgevolgen met aanbevelingenFloridaBron: eigen interpretatie

  • nachtleven en de aanwezigheid van natuur en historische ge-bouwen. Een gunstige arbeidsmarkt maakt een plaats extraaantrekkelijk voor de creatieve klasse.

    Vanuit de theorie van Florida kan op de vierde subvraag: Welkefactoren worden door theoretici aangewezen die bepalend zijnde plaatsbepaling van voorzieningen en aantrekkelijkheid van ge-bieden? geconcludeerd worden dat culturele en creatievevoorzieningen van belang kunnen zijn voor het aantrekken vannieuwe inwoners en het laten floreren van de bedrijvigheidmet aanverwante economische kansen.

    3.5 Voorzieningen en de Consumer city theorie Edward GlaeserDeze theorie stelt dat voorzieningen die geconsumeerd kun-nen worden (zow