Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische...

36
2 Actueel 3 Redactioneel 4 Verbetering bloedonderzoek zwangere vrouwen Op 1 juli 2011 wordt de PSIE aangepast. 8 Ook ‘dood’ bloed is betrouwbaar te testen 10 Marijke Overbeeke: Voor mij was elke dag een feest 11 Toolbox ondersteunt lookback-procedures Sanquin ontzorgt ziekenhuizen bij onderzoek na besmetting door donorbloed. 12 Marieke von Lindern: Aandacht voor de oorsprong Marieke von Lindern is manager van de nieuwe researchafdeling Hematopoiese. 13 Rattenmodel geeft nieuw inzicht in ontstaan longschade na transfusie 14 Recente publicaties Fotografie Martine Stig 23 Sanquin biedt compleet pakket voor diagnose proliferatieve bloedziekten 24 Immunohematologische Diagnostiek voor klinisch chemici 26 Wat maakt donors gezonder? 28 Promotie-onderzoek Micha Nethe: Op zoek naar dirigent van celbeweging 29 Grootschalige studie naar de pH-waarde van trombocyten 30 Rest-risico bacteriële besmetting bloedplaatjesconcentraten onderzocht 31 Laura Gutiérrez: Spaans temperament in Sanquin Labhoofd Laura Gutiérrez, doet onderzoek naar plaatjesvorming en -functies. 32 Kunstbloed: Met opgeheven hoofd 33 Proefschriften 35 Nieuws en agenda 36 Profiel Kees Waas, secretaris Stichting voor Afweerstoornissen. Maart 2011 Bloed beeld 111

Transcript of Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische...

Page 1: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

2Actueel3Redactioneel4Verbetering bloedonderzoek zwangere vrouwenOp 1 juli 2011 wordt de PSIE aangepast.8Ook ‘dood’ bloed is betrouwbaar te testen10Marijke Overbeeke: Voor mij was elke dag een feest11Toolbox ondersteunt lookback-proceduresSanquin ontzorgt ziekenhuizen bij onderzoek na besmetting door donorbloed.12Marieke von Lindern: Aandacht voor de oorsprongMarieke von Lindern is manager van de nieuwe researchafdeling Hematopoiese.13Rattenmodel geeft nieuw inzicht in ontstaan longschade na transfusie14Recente publicatiesFotografie Martine Stig23Sanquin biedt compleet pakket voor diagnose proliferatieve bloedziekten24Immunohematologische Diagnostiek voor klinisch chemici26Wat maakt donors gezonder?28Promotie-onderzoek Micha Nethe: Op zoek naar dirigent van celbeweging29Grootschalige studie naar de pH-waarde van trombocyten30Rest-risico bacteriële besmetting bloedplaatjesconcentraten onderzocht31Laura Gutiérrez: Spaans temperament in SanquinLabhoofd Laura Gutiérrez, doet onderzoek naar plaatjesvorming en -functies.32Kunstbloed: Met opgeheven hoofd33Proefschriften35Nieuws en agenda36ProfielKees Waas, secretaris Stichting voor Afweerstoornissen.

Maart 2011

Bloedbeeld

111

Page 2: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Recent is de HOVON-82 studieafgerond, waarbij de effectiviteitis gemeten van bloedplaatjesbehandeld met de Intercept-methode om pathogenen tedoden. Deze studie was voortijdigbeëindigd omdat een primaireindpunt – meer dan 20% lagereopbrengsten na transfusie – inde studie-arm ruimschoots wasgehaald. Daarom wordt op ditmoment een vervolgonderzoekuitgevoerd met een anderepathogeenreductie-methode.Met deze zogenaamde Mirasol-methode wordt vitamine B2 aanbloedplaatjes toegevoegd en ver-volgens belicht met UV-B licht.De werkzaamheid van dezebloedplaatjes wordt geëvalueerdin de PREPAReS studie. In dezegerandomiseerde multicenterstudie zullen 618 patiënten worden geïncludeerd. Er wordtbeoordeeld of er in de Mirasol-groep niet meer bloedingenvoorkomen dan in de controle-groep, een primair eindpunt dat in steeds meer studies als klinisch-relevant criterium wordtgebruikt. Daarnaast wordt onder-zocht of transfusieopbrengstenverschillen en of patiënten meertransfusies nodig hebben.Inmiddels doen in Nederlandtwee centra mee, het Haga-Ziekenhuis (Den Haag) en hetLUMC (Leiden). Buitenlandsecentra die gaan deelnemenbevinden zich in Bern, Luzern en Sankt Gallen (Zwitserland) en Bergen (Noorwegen).Naast het klinische gedeeltewordt er ook gekeken naar dekwaliteit van de bloedplaatjesdoor middel van laboratorium-testen. Deze kwaliteitsmetingenkunnen achteraf worden gerela-teerd aan de klinische uitkomstvan de transfusie.www.trialregister.nl

Sanquin ontvangt één tot tweekeer per jaar een verzoek voor delevering van IgA deficiënteerytrocyten, en in mindere mateook voor IgA deficiënt plasma entrombocyten. Patiënten met eenIgA deficiëntie hebben kans opeen anafylactische reactie wan-neer ze een transfusie ontvangenmet een bloedcomponent datIgA bevat. Deze patiënten zijnbijvoorbeeld voor transfusie bijhemato-oncologische behande-lingen of grote cardiovasculairechirurgie afhankelijk van bij-zondere bloedproducten die ont-daan zijn van IgA (gewassenerytrocyten) of van bloedproduc-ten afkomstig van IgA deficiëntedonors. In navolging van diverselanden gaat Sanquin nu donorsselecteren die IgA deficiënt zijn.Voor het aanleggen van een IgAdeficiënt donorbestand zullen15.000 mannelijke donorsgescreend worden, die reeds toe-stemming hebben gegeven voortrombocytaferese, zodat op dezewijze ook IgA deficiënte aferese-trombocyten kunnen wordenverkregen. Dit zal naar schatting20-30 bevestigde IgA deficiëntedonors opleveren. Door dezeselectie zullen waarschijnlijk alle bloedgroepen in het IgAdeficiënte donorbestand zijn ver-tegenwoordigd. Doel is om vrij-gegeven IgA deficiënt plasma opvoorraad te hebben voor IgAdeficiënte patiënten met in devoorgeschiedenis een anafylacti-sche reactie op bloed(producten)en aangetoonde IgA antistoffen.In het geval van een indicatievoor trombocytentransfusie bijIgA deficiënte patiënten, is ereen bestand met IgA deficiëntetrombocytaferese donorsbeschikbaar. De verwachting isdat dit donorbestand binnen ééntot anderhalf jaar bereikt is.

Enkele van de door SanquinBloedvoorziening geregistreerdegeneesmiddelen uit bloed heb-ben een wijziging ondergaan.Cetor® ,het C1-esteraseremmer-concentraat is goedgekeurd doormiddel van een wederzijdseerkenningsprocedure. Cetor®

heeft hierdoor nu ook een handelsvergunning voorFinland, België, Luxemburg enFrankrijk verkregen. Cetor® isgeïndiceerd bij de behandelingvan acute aanvallen van heredi-tair angioedeem (HAE). HAE iseen zeldzame aandoening enSanquin is verheugd nu meerpatiënten te kunnen helpen, die lijden aan deze potentieellevensgevaarlijke aandoening.Het assortiment van Gamma-Quin®, een 16% oplossing metpolyvalente immunoglobulinen,bestaande uit een 1 en 15 ml flacon is uitgebreid met een flacon van 2 ml en 5 ml.GammaQuin wordt gebruikt bij primaire en secundaireimmuundeficiëntie, maar wordtook toegepast bij de preventie ofmitigering van hepatitis A. Deassortimentsuitbreiding voorzietin meer gebruikersgemak bij detoepassing van GammaQuin®.Het protrombinecomplexCofact® bevat naast de vitamineK afhankelijke stollingsfactorenook de vitamine K afhankelijkeremmers, proteïne C en S vanhet stollingssysteem. De aan-wezigheid van deze natuurlijkeantistollingsfactoren in Cofact®

is van belang bij het voorkomenvan trombotische complicatiesbij het gebruik van protrombine-complex. In de SPC van Cofact is de samenstelling daarop aan-gepast.

Bloedbeeld is een uitgave van StichtingSanquin Bloedvoorziening. Het blad verschijnt4 maal per jaar in een oplage van 25.000stuks. Bloedbeeld wordt toegezonden aanmedisch specialisten, klinisch chemici, zieken-huisapothekers, ziekenhuizen en onderzoeks-instellingen in Nederland en aan medewerkersvan Sanquin. Verder ontvangen landelijke advies- enbeleidsorganen op het gebied van de gezond-heidszorg het blad evenals de rijksoverheid enpersmedia.

RedactieAnneke de Regt (hoofdredacteur), Masja de Haas, Christine Kramer, Dirk Roos, Jan Willem Smeenk, Ruud Smeenk, Jan Voorberg, Hans Zaaijer en Jaap Jan ZwagingaMedewerkersMargriet Dijkstra-Tiekstra, John Ekkelboom,Maarten Evenblij, Christa Klein-Bosgoed,Frank van Kolfschooten, Dirk de Korte, Noor van Leeuwen, Pieter Lomans, Pieter van der Meer, Angela Rijnen, Janny de Wildt-Eggen en Ruud ZoethoutFotografieMarieke de Lorijn, Ineke Oostveen en Martine Stig (fotokatern)OntwerpRobbert Zweegman i.s.m. Reynoud Homan DrukCliteur, Amsterdam

RedactieadresSanquin BloedvoorzieningPostbus 98921006 AN [email protected]

AbonnementenZie redactie-adresJaarabonnement is gratisDeze mailing is o.a. verzorgd op basis van het Pharbase adressenbestand vanCegedim.Wijzigingen voor dit bestand kunt u doorgeven via [email protected]

© Bloedbeeld

Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de redactie.

ISBN 1572-803X

PREPAReS studie Sanquin zet IgA deficiënt donorbestand op

Recente wijzigingen geneesmiddelenregistraties

Actueel

2 Bloedbeeld Maart

Page 3: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Maart Bloedbeeld 3

Redactioneel

Anneke de Regt

Per 1 juli 2011 wordt de de PrenataleScreening Infectieziekten en Erytrocyten-immunisatie aangepast en zal ook bijSanquin via foetaal maternaal DNA het RhDantigeen van het nog ongeboren kind worden vastgesteld. Sanquin test ook bloedvan overleden weefseldonors op infecties.Hiervoor zijn speciale testmethodes ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeldvan de immunohematologische diagnostiek,verlaat Sanquin. Met de komst van Mariekevon Lindern gaat Sanquin meer aandachtbesteden aan bloedvormende stamcellenbestemd voor cellulaire therapieën.In dit nummer verder aandacht voor de tool-box voor lookback-procedures bij eventuelebesmetting met bloedproducten, onderzoeknaar TRALI, uitbreiding van het pakket proliferatieve bloedziekten, onderwijs voorklinisch chemici, donoronderzoek, kwaliteiten veiligheid van trombocyten en promoties.

U kunt de edities van Bloedbeeld ook vindenop de website van Sanquin:www.sanquin.nl/bloedbeeld

Page 4: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer
Page 5: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Maart Bloedbeeld 5

Al sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw krijgen zwangerevrouwen in Nederland een bloedonderzoek aangeboden. In het begin bleef dit beperkt tot het bepalen van de ABO-bloedgroep en het opsporen van antistoffen tegen syfilis.Door voortschrijdend wetenschappelijk inzicht en nieuwetestmethoden is dat screeningsprogramma echter in de loopder jaren fors uitgebreid. Zo kwamen er in 1967 de bepalingvan het RhD-antigeen en een erytrocytenantistofscreeninglaat in de zwangerschap voor RhD-negatieve vrouwen bij, in 1969 de postnatale anti-RhD-Ig profylaxe, in 1989 de controle op dragerschap van hepatitis B, in 1998 de scree-ning op irregulaire erytrocytenantistoffen (IEA) vroeg in dezwangerschap bij alle vrouwen en zes jaar later de controleop HIV. Het doel van al deze onderzoeken is te voorkomendat een kind genoemde infecties krijgt en om hemolytische

ziekte van de foetus en pasgeborene (HZFP) tijdig op te sporen.Een ernstige hemolytische ziekte kan zonder behandeling leiden tot blijvende handicaps en zelfs tot de dood.

Deze Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocyten-immunisatie (PSIE) staat onder regie van het Centrum voorBevolkingsonderzoek (CvB) van het RIVM. FrithjofnaAbbink, programmacoördinator PSIE, vertelt dat het nood-zakelijk is dat de onderzoeken in het land overal uniformworden uitgevoerd. “Onze regiokantoren – de RCP’s(Regionale Coördinatie Programma’s) – zijn verantwoorde-lijk voor de regionale coördinatie van de uitvoering van hetlandelijke bevolkingsonderzoek en hebben daartoe contacten met verloskundigen, gynaecologen, verloskundigactieve huisartsen en laboratoria. Ieder jaar worden onge-veer 185.000 vrouwen rond de 12e week van hun zwanger-schap in ons land gescreend, waarmee we maar liefst eenbereik hebben van ruim 99 procent. Dat is natuurlijk fantastisch.” Dankzij al deze inspanningen worden jaarlijksongeveer 950 vrouwen met hepatitis B, syfilis en/of HIV opgespoord, bij circa 1300 vrouwen IEA gevonden en bij zo’n 27.750 vrouwen vastgesteld dat ze RhD-negatief zijn.

OPZI-studieDe minister heeft op basis van het advies van de Gezond-heidsraad besloten de PSIE te wijzigen. Per 1 juli 2011 wordende wijzigingen van kracht. Abbink benadrukt dat de aanpas-singen zich beperken tot de preventie van zwangerschaps-immunisatie en gebaseerd zijn op wetenschappelijk onder-zoek. Een daarvan is de OPZI-studie die werd uitgevoerd binnen een samenwerkingsverband tussen Sanquin Bloed-voorziening en het Academisch Medisch Centrum en waaropJoke Koelewijn in 2009 promoveerde aan de Universiteit vanAmsterdam. Zij zit namens de Koninklijke NederlandseOrganisatie van Verloskundigen (KNOV) in de commissieDeskundigheidsbevordering PSIE. Koelewijn evalueerdeonder andere de introductie van de IEA-screening in 1998.“Die introductie was destijds gebaseerd op een rapport van de Gezondheidsraad. Het advies van de raad kwam voort uithet feit dat er nog steeds kinderen met ernstig hemolytischeziekte werden aangetroffen. Duidelijk was dat niet alleenRhD-antistoffen, maar ook non-RhD-antistoffen daar verant-woordelijk voor waren.”

Niet iedereen was het in 1998 eens met de invoering van deIEA-screening, weet Koelewijn. Verloskundigen, huisartsen engynaecologen protesteerden omdat volgens hen de voor- ennadelen van dat extra onderzoek nog onvoldoende in kaartwaren gebracht. Niemand wist precies hoe vaak het probleem voorkwam en hoeveel fout-positieve uitslagen de IEA-screening zou geven, waardoor vrouwen onnodig

Diagnostiek

Op basis van wetenschappelijk onderzoeken op advies van de Gezondheidsraadwordt op 1 juli aanstaande de PrenataleScreening Infectieziekten en Erytrocyten-immunisatie aangepast. Zo worden inweek 27 van de zwangerschap voortaanalle Rhesus (Rh)c-negatieve vrouwen nogmaals op erytrocytenantistoffengescreend. Tevens wordt bij alle RhD-negatieve vrouwen naast de antistof-screening ook foetaal DNA uit het bloedgewonnen voor de RhD-typering van hetongeboren kind. Dit laatste onderzoekmoet voorkomen dat zwangere vrouwenonnodig antenataal anti-RhD immuno-globuline (anti-RhD-Ig) krijgen toegediend,zoals nu gebeurt.

Verbetering bloedonderzoek zwangere vrouwen

John Ekkelboom

v.l.n.r.Fritjofna AbbinkMasja de HaasJoke Koelewijn

Page 6: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Andere doseringVerder nam Koelewijn de antenatale anti-RhD-Ig-profylaxeonder de loep die alle RhD-negatieve vrouwen sinds 1998 tijdens de 30e week van hun zwangerschap krijgen. In hetbuitenland waren al verschillende studies naar het effecthiervan gedaan en die gaven allemaal een positief resultaat.Toch wilde Koelewijn de Nederlandse situatie nog eens bekijken, omdat wij hier een andere dosering toepassen. “In ons land krijgen de vrouwen eenmaal 1000 IE voor degeboorte, terwijl in het buitenland die hoeveelheid wordt verdeeld in twee porties van 500 IE in week 28 en week 34.Onze evaluatie laat zien dat die eenmalige antenatale toe-diening een halvering oplevert van het aantal vrouwen metRhD-antistoffen. Je voorkomt daarmee dus aardig watimmunisaties, wat vooral van belang is wanneer zo’n vrouwlater opnieuw zwanger wordt van een RhD-positief kind.”

Deze winst heeft echter ook een keerzijde. Op dit momentkrijgen namelijk alle RhD-negatieve vrouwen tijdens dezwangerschap anti-RhD-Ig profylaxe, terwijl ongeveer 40 procent van hen een RhD-negatief kind draagt en dusgeen anti-RhD-Ig nodig heeft. Anti-RhD-Ig is een schaarsbloedproduct dat wordt gewonnen uit het plasma van vrouwen die zelf ooit RhD-antistoffen hebben aangemaakttijdens hun zwangerschap. Nederland telt ongeveer 250 vandergelijke donors. Zeker gezien de schaarste van het producten de inzet van die vrouwen is het belangrijk er zorgvuldigmee om te gaan. Maar ook voor dat onnodig toedienen is nueen oplossing bedacht. Het is mogelijk om via foetaal DNA,dat aanwezig is in het moederbloed, het RhD-antigeen vanhet kind al voor de geboorte vast te stellen.

Foetaal DNANaar die foetale typering heeft prof. dr. Ellen van der Schoot,manager van de researchafdeling Experimentele Immuno-hematologie van Sanquin, veel onderzoek gedaan. Zij lietzich inspireren door wetenschappers die in 1997 in The Lancetpubliceerden dat zij voor het eerst hadden aangetoond dat erfoetaal DNA in het bloed van de moeder voorkomt. Inmiddelsheeft dit geleid tot de ontwikkeling van een test om dit DNAvoor RhD te typeren. Ook deze test wordt toegevoegd aan dePSIE en zal plaatsvinden in week 27. Blijkt hieruit dat eenRhD-negatieve vrouw een kind draagt dat RhD-positief is,dan volgt een antenatale anti-RhD-Ig toediening zodat hetimmuunsysteem van de moeder zelf geen anti-RhD gaatmaken. Is het kind RhD-negatief, dan kan die behandelinguitblijven.

Abbink van het RIVM licht toe dat na de introductie van defoetale typering de bestaande navelstrengbloedbepaling nogtijdelijk zal worden gehandhaafd. Op dit moment moet de

‘Via foetaal DNA in moederbloed RhD-antigeen kind bepalen’

6 Bloedbeeld Maart

ongerust zouden worden gemaakt. Bovendien was er overeen ander punt enige twijfel. Tegelijkertijd met de introductievan de IEA-screening werd in 1998 naast de postnatale anti-RhD-Ig profylaxe ook een antenatale anti-RhD-Ig profylaxein week 30 van de zwangerschap ingevoerd. Koelewijn: “Na de eerdere invoering van de postnatale profylaxe washet aantal kinderen met ernstige hemolytische ziekte welafgenomen, maar er waren nog steeds vrouwen die ook tijdens de zwangerschap RhD-antistoffen maakten. Dit kandoordat rode bloedcellen van het kind naar de moeder lekken. De antenatale profylaxe zou die immunisatie moeten tegengaan, maar de wijze van aanpak behoefdeeigenlijk nog verder onderzoek.”

Anti-Rhc gevaarlijkerOm het nut van de wijzigingen uit 1998 te evalueren, heeftKoelewijn anderhalf jaar lang alle vrouwen gevolgd die inNederland bij de eerste controle rond de 12e week IEA had-den, met uitzondering van vrouwen met RhD-antistoffen.Het bleek dat de zogenaamde non-RhD-IEA bij 1 op de 300zwangerschappen voorkwamen. Hoewel deze non-RhD-IEAtijdens de studieperiode dankzij tijdige behandeling geensterftegevallen tot gevolg hadden, werden 21 kinderen welernstig ziek en hadden enkelen van hen bijvoorbeeld intra-uteriene transfusies nodig. Ook bracht de onderzoekster inkaart welke antistoffen de grootste kans geven op ernstigehemolytische ziekte. “Anti-RhE komt het meeste voor endaarna anti-Rhc. Maar anti-Rhc is veel gevaarlijker voor het kind. Van de Rhc-positieve kinderen wordt ongeveer 10 procent ernstig ziek, terwijl dat bij RhE-positieve kinderen2 tot 3 procent is. Het is dus belangrijk extra alert te zijn opanti-Rhc, zodat je op tijd kunt ingrijpen. “

Er is volgens Koelewijn nog een andere reden voor deze extraalertheid. Ze heeft namelijk onderzocht of alle ernstig ziekekinderen eigenlijk wel worden opgespoord tijdens de eerstescreening. Immers, in theorie kunnen na die screening cellenlekken van kind naar de moeder, waardoor de moeder alsnogantistoffen kan gaan maken. Koelewijn achterhaalde retro-spectief over een periode van twee jaar hoe vaak er gevallenvan ernstige HZFP waren geweest bij vrouwen met een negatieve screening. Ze benaderde daarvoor alle maat-schappen van gynaecologen en kinderartsen en bloedbanken.“We zagen dat in die periode zeven ernstig zieke kinderenniet waren gevonden. Dat is 25% van alle gevallen van ernstige ziekte door non-RhD-antistoffen. Opvallend was datanti-Rhc telkens de boosdoener was. Daarom is nu beslotenom de PSIE uit te breiden en voortaan in de 12e week ook tetyperen voor Rhc en in de 27e week het bloed van Rhc-negatieve vrouwen nogmaals op erytrocytenantistoffen endus op anti-Rhc te screenen.”

Page 7: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

partner direct na de bevalling een buisje navelstrengbloednaar het laboratorium brengen om te laten onderzoeken ofhet kind RhD-positief is. Abbink: “In dat geval krijgt de moeder nog een keer anti-RhD-Ig toegediend. Als de foetaletypering goed werkt, is de navelstrengbloedbepaling nietmeer nodig. Op advies van de Gezondheidsraad heeft deminister besloten de betrouwbaarheid van deze logistiekewijzigingen in de PSIE 1 jaar na invoering te evalueren. De minister heeft het advies van het RIVM overgenomen datgedurende de evaluatieperiode zowel de foetale typering alsde navelstrengbloedbepaling centraal zullen worden uit-gevoerd door Sanquin. Als na een jaar blijkt dat de foetaleRhD-typering ook logistiek goed uitvoerbaar is, vervalt deafname van navelstrengbloed in zijn geheel.”

DNA-isolatierobotVoor Sanquin is vooral de foetale RhD-typering een grote uit-daging, zegt Masja de Haas. Zij is clustermanager van deImmunohematologische Diagnostiek, de afdeling die naastde bestaande tweede erytrocytenantistofscreening bij RhD-negatieve vrouwen ook de nieuwe tweede screening bij Rhc-negatieve vrouwen en de foetale RhD-typering gaat uit-voeren. Volgens De Haas is Nederland het eerste land terwereld dat op zo’n grote schaal de foetale RhD-typering gaattoepassen. “We hebben daarvoor een nieuwe DNA-isolatie-robot aangeschaft. Het bijzondere van deze robot is dat dieuit 48 samples tegelijk 1 milliliter plasma DNA kan isoleren.Die relatief grote hoeveelheid plasma is nodig om het kleinebeetje foetaal DNA in handen te krijgen, zodat we de PCR-testin meervoud kunnen doen en we zeker genoeg zijn van eencorrecte typering.” De Haas vertelt dat haar afdeling kritischzal kijken hoe vaak de uitkomsten fout-negatief zijn.

Om de wijzigingen in de PSIE zo duidelijk mogelijk onder deaandacht te brengen, heeft het RIVM informatiemateriaalvoor het veld gemaakt en is het bestaande draaiboek, waarinde rollen voor de laboratoria, de verloskundigen, gynaeco-logen en de huisartsen exact staan omschreven, geactuali-seerd. Ook heeft het instituut zijn informatiesysteem, dat delabuitslagen van de zwangere vrouwen uit het hele land registreert, aangepast. Abbink hoopt dat de introductie vande gewijzigde PSIE soepel zal verlopen. Daartoe heeft haarafdeling een uitgebreid Plan van aanpak deskundigheids-bevordering opgesteld. Binnenkort worden er voor professionals bijscholingsavonden georganiseerd waar deskundigen zoals Joke Koelewijn en Marijke Overbeeke vanSanquin uitleg geven over de komende wijzigingen in dePSIE. Ook zal een e-learningmodule beschikbaar komen.

Betere zorgNatuurlijk kosten al die inspanningen en nieuwe testen extra

Maart Bloedbeeld 7

geld, maar daarmee wordt een aantal ernstig zieke kinderenvoorkomen. Abbink: “Ook hoeven we het schaarse anti-RhD-Ig niet meer onnodig toe te dienen. En doordat de foetaleRhD-typering al tijdens de zwangerschap uitsluitsel geeftover het RhD-antigeen van het kind, is het mogelijk direct nade bevalling anti-RhD-Ig te geven. Zo verbeteren we de zorgvoor zowel de moeder als het kind.”

Referentiewww.rivm.nl/pns/bloedonderzoek/

Masja de Haas (Velsen, 1966) studeerde geneeskunde aan de Universiteit vanAmsterdam. In 1991 trad ze in dienst bij het CLB. Vier jaar later promoveerde zeop een onderzoek naar IgG Fc receptor type III. Vervolgens kreeg ze de opdrachtbinnen het CLB de vertaalslag te maken tussen ontwikkelingen in de research en innovatie binnen de diagnostiek. In 2008 werd ze afdelingshoofd en sinds 1 november 2010 clustermanager Immunohematologische Diagnostiek vanSanquin. [email protected]

Frithjofna Abbink (Vlaardingen, 1964) studeerde psychologie aan de UniversiteitUtrecht en epidemiologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze werkte vijftienjaar als epidemioloog/onderzoeker op het terrein van infectieziekten, eerst voorde WHO en later bij de projectgroep Rijksvaccinatieprogramma van het Centrumvoor Infectieziektenbestrijding van het RIVM. Sinds 2007 is ze programma-coördinator Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE) bij het Centrum voor Bevolkingsonderzoek(CvB) van het [email protected]

Joke Koelewijn (Den Haag, 1954) volgde de opleiding tot verloskundige inAmsterdam, de docentenopleiding aan de VU in Amsterdam en studeerde beleiden management gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. In 2009 promoveerde ze op een onderzoek naar opsporing en preventie vanzwangerschapsimmunisatie (OPZI). Ze werkte als eerstelijnsverloskundige inDordrecht, als docent aan de Verloskunde Academie Rotterdam en als onder-zoeker bij Sanquin. Momenteel geeft ze onderwijs aan de Master of ScienceVerloskunde in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam en aan de huisartsenopleiding van het Universitair Medisch Centrum [email protected]

Page 8: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

8 Bloedbeeld Maart

Bloed van overleden weefseldonors wordt inNederland centraal getest op infecties doorde afdeling Virusdiagnostiek van Sanquin.Maar testen die ontwikkeld zijn voor levendebloeddonors werken niet altijd even goedvoor ‘dood bloed’. Maarten Koot van de afdeling Virusdiagnostiek en Noor Holsboervan BISLIFE zetten uiteen hoe ze de bloed-testen hebben aangepast voor postmortembloed.

Nederland kent niet alleen een goed georganiseerde bloed- en orgaandonatie. Ook de donatie van weefsels is strak geregeld.De not-for-profit organisatie BISLIFE, tot januari 2011 bekend onder de naam NBF-BIS,speelt daarin al sinds 1989 een belangrijkerol. Het in Leiden gevestigde BISLIFE is name-lijk de centrale bemiddelaar tussen zieken-huizen, transplantatiecentra, weefselbankenen laboratoria in Nederland, Europa en deVerenigde Staten als het gaat om het uit-nemen en distribueren van donorweefsels.

Centrale screeningNoor Holsboer, die deel uitmaakt van demedische staf van BISLIFE en de donor-processen coördineert: “Werken met donor-weefsels is een geheel eigen tak van sport. Het kent een andere dynamiek en organisatiedan je bij donorbloed en donororganen ziet.In tegenstelling tot organen kun je weefselsbewaren. Dat maakt een uitgebreide en zocompleet mogelijke medische screeningmogelijk. Organen zijn meestal levens-reddend, terwijl weefsels over het algemeen de kwaliteit van leven van hun ontvangersverbeteren. En meestal bestaat er geen acuutlevensgevaar bij de ontvanger, zodat je de vereiste operaties goed kunt inplannen.”Naast een bemiddelende rol voor de weefsel-banken in Nederland heeft BISLIFE zelf ookeen botbank. In Nederland zijn meerdereweefselbanken, onder andere voor hoorn-vliezen (cornea), hartkleppen en huid.Holsboer: “Voor al deze weefselbanken doenwij de centrale screening van de weefsel-donors. Daaronder valt zowel het onderzoeknaar de medisch-sociale voorgeschiedenis vande overleden donor als het testen van hetweefsel op de mogelijke aanwezigheid van

overdraagbare infecties. Net als bij bloed-donors kijken we naar de mogelijke aanwezig-heid van de virussen hepatitis B, hepatitis C,HIV en HTLV en de bacterie die syfilis veroorzaakt. Is de donor met een van dezemicro-organismen geïnfecteerd, dan wordtzijn of haar weefsel niet als donormateriaalgebruikt.”

Weefsels en bloedHeeft een overleden patiënt weefsels voordonatie beschikbaar gesteld, dan wordt dat zospoedig mogelijk gemeld bij BISLIFE. “Als demedische screening van de donor positief uit-valt, gaat een van de uitnameteams zo snelmogelijk naar de overledene toe om de weefsels uit te nemen”, zegt Holsboer. “BISLIFEbeschikt over eigen bot-, hartklep- en cornea-teams, omdat uitname van de weefsels en dedaarop volgende reconstructie van de patiëntom specifieke expertise vraagt. Bovendienkost zo’n uitname vrij veel tijd. Tijd die zieken-huisartsen niet altijd meteen kunnen vrij-maken. In principe neemt overigens iederebank zijn eigen weefsels uit, maar in de praktijk worden die uitnames zoveel mogelijkgecombineerd. Er moet bovendien snelgewerkt worden, want na het overlijden gaatde kwaliteit van het weefsel natuurlijk achter-uit.”De uitgenomen weefsels gaan naar de betref-fende weefselbanken en worden daar bewerkt,gekeurd en opgeslagen totdat bekend is of zeveilig zijn. Die screening op veiligheid looptvia een andere route. Het BISLIFE-team neemtniet alleen weefsels uit, maar neemt ook post-mortem bloed af. Van de weefsels worden kweken ingezet om op bacteriën te testen, terwijl het bloed wordt getest op bloedover-draagbare virussen. Holsboer: “Weefselopslagen infectiescreening via bloed lopen vanaf datmoment uiteen, want het bloed gaat voorscreening naar Sanquin Bloedvoorziening in Amsterdam. Die screening hebben we uit-besteed omdat Sanquin op dit gebied de meeste ervaring en expertise in huis heeft.”

Bruikbaar bloedHet testen van postmortembloed stelt echterandere eisen dan het bloed van de levendebloeddonors waar Sanquin normaal mee te

Diagnostiek

Noor Holsboer (Enschede, 1967) studeerdeGeneeskunde in Leiden. Sinds december 2001 is zewerkzaam bij BISLIFE (voorheen BIS Foundation).Sinds 2010 is ze lid van de medische staf. Sinds eenaantal jaar is Holsboer ook coördinator van hetdonorscreeningsproces. Hier worden alle weefsel-donors gescreend en wordt bepaald of de weefselsveilig zijn voor [email protected]://nl.linkedin.com/pub/noor-holsboer/a/6a0/538

Maarten Koot (Velsen, 1962) studeerde biologieaan de UvA en promoveerde bij het CLB, de voor-loper van het huidige Sanquin, met als onderwerpde verschillen in virulentie van HIV-1 varianten.Sinds zijn promotie is hij werkzaam op de afdelingVirusdiagnostiek van Sanquin. Deze afdeling houdtzich bezig met de confirmatie van bloedoverdraag-bare virusinfecties en het screenen en confirmerenvan virusinfecties in weefseldonors. Begin dit jaarheeft dit laboratorium als enige in Nederland devergunning donortestlaboratorium voor post-mortaal bloed [email protected]

Ook ‘dood’ bloed is betrouwbaar te testen

Pieter Lomans

Page 9: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Maart Bloedbeeld 9

ScheidingsgelKoot en Holsboer onderzochten daarom hoede betrouwbaarheid van de testen kon wordenvergroot. Holsboer: “Dat begint al bij debloedafname. Voor betere testen, heb je beterbloed nodig. Dus proberen we zo snel mogelijk– uiterlijk binnen 24 uur – het postmortembloed af te nemen. Dat beperkt de degeneratievan bloedcellen. Meteen koelen draagt daarook aan bij. In samenwerking met Sanquinhebben de uitnameteams geleerd om zo snelmogelijk het verkregen bloed af te draaien ente koelen.”Koot: “Hoe langer het bloed staat, hoe meercellen stukgaan. Die celinhoud komt in hetplasma en als dat massaal gebeurt, krijg jeiets wat meer op een ‘gelyseerde aardbei’ lijkt.Om dat te voorkomen gebruiken we nu bloed-buizen met een speciale gel erin. Je doet hetbloed in de buis en centrifugeert het geheel.Tijdens het centrifugeren gaat de gel precies tussen de celfractie en het plasma zitten, zodatbeide compartimenten perfect wordengescheiden. Dat geeft een enorme tijdwinst.Als de bloedcellen daarna uit elkaar vallen,komt de inhoud niet meer in het plasmaterecht. De kwaliteit van postmortem bloedschuift zo naar die van levende donors toe.Waardoor ook de betrouwbaarheid van detests toeneemt.” Bij de afdeling Virus-diagnos-tiek moesten nog andere zaken worden aan-gepakt. De fabrikanten geven geen garantievoor hun test bij het gebruik van postmortembloed. “Toch moet er getest worden”, zegtKoot. “Om de betrouwbaarheid te testen hebben we het volgende bedacht. Bij de post-mortem monsters die negatief zijn getest, voegen we een heel klein beetje van een virusof de antistof toe die we willen kunnen detecteren. Datzelfde doen we met het bloedvan gezonde donors. Dan voeren we de testenuit. Vinden we het virus of de antistof net zogoed terug in het postmortem materiaal als inhet materiaal van de bloeddonors, dan heeftde test in het postmortem bloed goed gewerkten is die dus ook in de toekomst bruikbaar. Zo bootsen we de situatie na van besmet post-mortem bloed. Deze monsters zijn in de praktijk niet voldoende voorhanden, waar-door een validatie op gevoeligheid van de testpraktisch onuitvoerbaar zou zijn.”

SpionBij sommige (moleculaire) testen is het almogelijk om een spioncontrole aan de test toe te voegen, die verklapt of de test goed isverlopen. Koot: “Als we testen op genetischmateriaal van bijvoorbeeld HIV, wordt ookwat genetisch materiaal toegevoegd dat nietin HIV voorkomt. Met een PCR-test vermenig-vuldig je erfelijk materiaal. Vind je vervolgensgeen HIV maar is wel de spioncontrole vermeerderd, dan weet je dat de test goed isverlopen en er dus daadwerkelijk geen HIV in zit.”Om te voorkomen dat testen op grond vanspioncontroles worden afgekeurd, wordt ooknog van een andere truc gebruik gemaakt. De huidige testen zijn vaak zo gevoelig dat bijgezonde donors meerdere monsters, samen-gevoegd in een pool, in één keer wordengetest. Koot: “Iets soortgelijks doen we nu ookbij postmortem monsters. We voegen mindermonsters bij elkaar en vullen dat aan met normaal serum aan tot vergelijkbare concentraties als bij de bloeddonors. Die verdunning zorgt voor een beter testmilieu,terwijl de test voldoende gevoelig blijft ominfecties goed op te pikken. De test die wij ingebruik willen nemen van een fabrikant diewel een eigen postmortem validatie heeft uitgevoerd, maakt gebruik van hetzelfde principe om afkeur te voorkomen.”Holsboer is blij met de aanpak van Sanquin:“Ze testen voor heel Nederland en validerende protocollen, waardoor de kwaliteit opti-maal is.” Ook Finland en Bulgarije laten voorhun weefsels het postmortem bloed intussentesten bij Sanquin.

maken heeft, omdat ‘levend bloed’ anders issamengesteld dan het bloed van overledenen.Holsboer: “Bloed van overledenen is vaak wathemolytischer en enigszins vervuild. Ook deverhouding tussen cellen en plasma of serumligt meestal anders dan bij levende donors.Soms zie je bloed dat bij het afnemen zo sterkachteruit is gegaan dat je eigenlijk nauwelijksnog van bloed kunt spreken. Is dat bloed echtniet goed meer, dan vragen we of het zieken-huis nog bloed van de overledene heeft datminder dan zeven dagen geleden is afgenomen.Dan gebruiken we dat om te testen. Want degouden regel is: zonder bloedtest geen donor-weefsel.” Maar ook als er bloed is afgenomenzijn de moeilijkheden nog niet voorbij.Maarten Koot, manager Virusdiagnostiek vanSanquin: “De testen die voor het opsporen vande virussen en bacteriën zijn ontwikkeld, zijn allemaal gebaseerd op basis van bloed vanlevende donors”, zegt hij. “Zo’n test bestaateigenlijk uit kleine chemische reacties. Diereacties vereisen een uitgebalanceerd milieumet de juiste temperatuur, de juiste zout-concentraties, zuurgraad, sporenelementenenzovoort. Een test is dus helemaal afgestemdop het product waarin de virussen en bacteriën moeten worden gevonden. En dat is in het plasma van gezonde bloeddonors.”Bloed van donors wordt in een centrifugeafgedraaid. De zware rode cellen zakken naarbeneden, de witte bloedcellen liggen daarbovenop en de toplaag bestaat uit plasma of serum; een waterige, lichtgele substantie.Koot: “Dat heldere serum testen we, maar bijpostmortem bloed is dat vaak geen helderevloeistof meer, waardoor de testresultatenminder betrouwbaar worden. Dat is precies de reden dat fabrikanten van testen geengarantie geven voor deze toepassing.”Die reserves zijn terecht. Koot: “In de praktijkzien we meer positieve testen dan we mogenverwachten. Op basis van infecties in deNederlandse bevolking en de medische voor-geschiedenis van de donors kun je berekenenhoe vaak je ongeveer positief zult testen. In depraktijk krijgen we veel meer positieve hits.Daar zitten nogal wat vals positieve uitslagenbij. De consequentie is, dat we daardoorgoede, niet-geïnfecteerde weefsels afkeuren.Dat wil je natuurlijk graag voorkomen.”

Page 10: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

10 Bloedbeeld Maart

Marijke Overbeeke (61), decennialang boeg-beeld van de afdeling ImmunohematologieDiagnostiek van Sanquin, zet een punt achterhaar carrière.

Dit voorjaar zal ze intens méémaken. “Elkvoorjaar bekroop me het gevoel, dat ik eigen-lijk naar buiten wilde. Vorig jaar besloot ik: ik zal niet nóg een voorjaar binnen zijn.” Hetzijn vooral persoonlijke motieven die MarijkeOverbeeke de werkvloer doen verlaten. Ze wilde natuur in, met haar vriend, die ouder isdan zij, vertelt ze. Grappend: “Ik wil hem nietde berg op hoeven duwen.”Was ze als achttienjarige besluitvaardigergeweest, dan had ze wellicht altijd buitengewerkt. Maar Marijke twijfelde tussengeneeskunde en bosbouw en koos voor biologie, in Utrecht. “Dan kon ik onderwegnog kiezen. Na mijn kandidaats deed ik genetica én immunologische hematologie bijde bloedtransfusiedienst van het academischziekenhuis in Utrecht, waar mevrouw Els Borsthoofd was. Ik werkte op het grensgebied tussen genetica en immunologie. Uiteindelijkheb ik nog veldonderzoek gedaan naar over-winterende kolganzen. De kant van de veld-biologie heb ik wel ontwikkeld, maar sinds-dien volledig in mijn vrije tijd. Ook mijnvriend, we kennen elkaar bijna veertig jaar,ken ik uit die wereld.”

OnbenulligAls verlegen studentje solliciteerde ze in 1975bij het CLB op een vacature ‘bloedgroep-genetica’. “De dag na het gesprek kon ik aande slag op de afdeling rode cellen. In Utrechthad ik met witte cellen gewerkt. Dus ik wistécht niks en niemand maakte mij wegwijs. Ik ben met de analisten mee gaan werken. Na drie maanden overleed er iemand en kreegik de leiding over een labje, bloedgroepen-serologie, met zeven analisten. Ik bleefgewoon mee pipetteren. Terugkijkend was hetde beste leerschool, maar het gebeurde uitonbenulligheid. Van management had niemand nog gehoord en ik deed maar wat.”Het labje vormde onderdeel van de afdelingImmunohematologie, geleid door professorEngelfriet. “Een wereldberoemd man die dehele wereld afreisde. Ik wilde een aantal

zaken goed laten lopen: inkoop, personeels-zaken... dat deed ik erbij. Toen Engelfriet metpensioen ging, in 1992, werd ik afdelings-hoofd, wat na 2000 manager heette.”

LaagdrempeligVooral in de eerste tien jaar had ze de vrijheidom zich te ontwikkelen tot ‘een enorme specialist’. “Dat ik vervolgens wereldberoemdben geworden in Nederland”– spreekt zijlachend – “komt door de cursussen die ik hebgegeven aan analisten, klinisch chemici inopleiding en artsen én door de laagdrempelig-heid waarmee men mij kon bereiken.”Onderwijs gaf ze bij voorkeur pratend, krijtjein de hand en dan de cursisten een casus voor-leggen in drie zinnen. “Het tempo moet niet te hoog liggen en je moet aanhaken bij watmensen al weten. Dan luisteren ze daarnabeter. De grootste fout die veel docentenmaken is dat ze willen laten zien hoeveel zeweten. Ik wilde zeker weten dat het óver-kwam.”Van de landelijke en internationale advies-commissies waar ze in deelnam, noemt ze deRIVM-commissie Prenatale ScreeningInfectieziekten en Erytrocytenimmunisatie.“Op dat laatste gebied ligt mijn kennis bij uit-stek. Een mooi grensvlak tussen bloedgroepen-serologie, gynaecologie en kindergeneeskundeen er is veel gebeurd, niet alleen op Rhesus D-gebied. Zo wordt de landelijke screening vanzwangeren per 1 juli 2011 uitgebreid metnieuwe tests om hemolytische ziekte van defoetus te voorkomen.” (Zie ook artikel op blz.5, red.).

Teruggedrongen“Mijn grootste genoegen was het vakgebiedzelf. Door binnen de divisie Diagnostiek voorziekenhuizen immunohematologisch onder-zoek bij zeldzame bloedgroepen en antistoffente doen, bundelen we kennis op dat gebied inNederland. We helpen problemen met trans-fusiereacties oplossen en zoeken het juistebloed voor mensen met ingewikkelde bloed-groepen. Dat heeft als toegevoegde waardedat het precies het gebied vult tussen de productie- en de advieskant (KCD) vanSanquin. Mijn andere genoegen bestond er uit om een groep mensen plezierig te laten

Personalia

Voor mij was elke dag een feest

Marijke Overbeeke

Angela Rijnen

Page 11: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Maart Bloedbeeld 11

Heel soms blijkt dat een donor ineens drageris van een infectieziekte die eerder nooit bijhem of haar was aangetoond. Op datmoment gaat de lookback-procedure vanstart om alle ontvangers van bloedproductenvan die donor de kans te geven zich te latenonderzoeken. Sanquin heeft een toolbox ontwikkeld die het ziekenhuizen makkelijkermaakt zo’n procedure te doorlopen.

De katalysator die de ontwikkeling van detoolbox op gang heeft gebracht, is de intro-ductie van een nieuwe gevoeligere test voorhet opsporen van hepatitis B in donorbloed.Marian van Kraaij, internist-hematoloog enmanager van de Klinische ConsultatieveDienst (KCD) van Sanquin in Nijmegen, legtuit dat door die test relatief meer lookback-procedures moesten worden opgestart. “Er bleken donors te zijn met zogenoemdeocculte hepatitis B. Zij zijn wel drager van hetvirus, maar het surface-antigeen ervan isafwezig of veranderd. Daardoor konden we ze met de gangbare antigenentest nooitopsporen. Met de nieuwe NAT, een PCR-testdie de virusdeeltjes in het bloed kan aan-tonen, is dat nu wel mogelijk. Het gevolg is dat we ziekenhuizen er vaker op moeten wijzendat ze in het verleden mogelijk besmet bloedhebben toegediend en dit bij de ontvangersmoeten controleren.’

WindowfaseBloed van donors wordt standaard gecontro-leerd op HIV, hepatitis B en C, HTLV en Lues.Als bij een donor een dergelijke infectie isgeconstateerd, gaan de alarmbellen rinkelen.De vraag is immers of tijdens de voorgaandedonatie die infectie over het hoofd is gezien.Van Kraaij spreekt van de windowfase, debeginperiode van een infectie waarin die nogniet is te traceren. Overigens kan de donor ookna die vorige bloedafgifte zijn besmet, waar-door eventuele bloedontvangers geen risicolopen. Om dit te kunnen achterhalen,bewaart Sanquin altijd twee jaar lang extrabloedmonsters. Bij een nieuwe infectie start delookback-procedure en worden ook de voor-gaande donaties onderzocht op het gevreesdevirus.

Gratis onderzoekBij een lookback-procedure zal een KCD-artsvan Sanquin, zoals Van Kraaij, de klinischchemicus of het hoofd van het transfusie-laboratorium van de ziekenhuizen informe-ren die in het verleden bloedproducten vandie donor hebben ontvangen. De behande-lend arts van het ziekenhuis krijgt vervolgenshet verzoek om de patiënt direct of via de huis-arts te vragen via een bloedmonster mee tedoen aan het lookback-onderzoek. Dat bloedgaat naar het eigen laboratorium van het ziekenhuis, een huisartsenlaboratorium ofnaar de afdeling Virusdiagnostiek vanSanquin, die het onderzoek gratis uitvoert. Is iemand geïnfecteerd, dan kan een behande-ling worden gestart en weet die persoon dat hijof zij anderen kan besmetten.

OntzorgenAl langer kwam vanuit de ziekenhuizen devraag of Sanquin hen zou kunnen onder-steunen bij de lookback-procedures. Na deinvoering van de nieuwe hepatitis-B-testkwam die wens nog eens extra tot uiting. Nico Vreeswijk, manager Relatiebeheer bijSanquin Diagnostiek, vertelt dat die lookback-procedures geen alledaags werk is voor ziekenhuizen. “Zoiets komt gelukkig zeldenvoor. Voor de klinisch chemicus of het hoofdvan het transfusielaboratorium is het dan ooklastig aan artsen en patiënten uit te leggenwaarom die procedure nodig is. Daarom hebben we besloten onze klanten te ontzorgenen te ondersteunen.” Om dit te realiserenheeft Relatiebeheer samen met de professio-nals binnen Sanquin (divisie Diagnostiek ende KCD) een toolbox ontwikkeld afgestemd opde wensen van de klanten. Per infectie zijn erbrieven opgesteld waarin uitleg wordt gegevenover de besmetting en de te volgen lookback-procedure. Bij een gevonden infectie kunnenKCD-artsen de passende brief naar de klantensturen. Tevens bevat de toolbox labformulierendie de klanten kunnen gebruiken voor de aan-vraag van een bloedonderzoek. Van Kraaij:“Groot voordeel van deze toolbox is tevens datwe binnen Sanquin nu voortaan op één endezelfde manier te werk gaan bij een look-back-procedure. Dat was in het verleden nogniet het geval.”

Service

Toolbox ondersteunt lookback-procedures

John Ekkelboom

werken met de motivatie ervoor te gaan enniet om één minuut voor vijf de pipet neer teleggen.”Maar de greep van het management op dewerkvloer nam toe. “Opdrachten van bovenafzaten het inhoudelijke deel van het werk weleens in de weg. Die tendens zie je overal. Al mopperde ik daar altijd over, toch was hetwerk voor mij elke dag een feest. Je kunt er zelfzoveel aan doen om er iets van te maken.” En de veranderingen hebben niet louter nadelen, erkent ze. “Ik denk dat het werk efficiënter gebeurt dan vroeger.”

PerfectionistGepromoveerd is ze niet. “Toen het ooit eens is besproken, ik was al ver in de veertig, heb ikgezegd: ik kan er geen promotieonderzoek bijdoen als de rest van mijn werk doorgaat. De patiënt stond voorop, het beheer etceteradeed ik vooral ‘s avonds. Mijn probleem is datik heel slecht dingen half kan doen, ik vreesdat ik een perfectionist ben. En de eer en glorievan een promotie had ik niet nodig.”Ze droeg al in 2008 het management van deafdeling Immunohematologie Diagnostiekover aan Masja de Haas. “Ik geloof heilig in demotie, afbouwen voordat je stopt metwerken. Niet dat ik sindsdien minder hard ben gaan werken, maar het voelde als eenzegen om de verantwoording niet meer te hebben. Ik kan het iedereen aanraden.”Op eigen verzoek vertrekt ze zonder receptie of symposium. De toekomst laat ze nog evenopen. Behalve dan dat ze in elk geval veel buiten te vinden zal zijn. Vlinders, libellen envogels bestuderen, met de camper de natuurin. Te beginnen met een reis naar Zuid-Europa, meteen in april.

Page 12: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

12 Bloedbeeld Maart

Sanquin Bloedvoorziening zet steeds meer in op stamcellen. Dat blijkt onder andere uitde creatie van een nieuwe researchafdelingHematopoiese, en de aanstelling van Dr. Marieke von Lindern als manager van dieafdeling per 1 juli 2010. Op deze afdeling is nu een groot deel van het onderzoek aanbloedcelvormende voorlopercellen onder-gebracht. Deels wordt dit onderzoek ook opandere afdelingen uitgevoerd omdat het daargekoppeld is aan onderzoek op uitgerijptecellen. Vergaande samenwerking binnenSanquin moet zorgen voor synergie, legtMarieke von Lindern uit.

Is von Lindern een stamcelexpert?“Nou, nee, niet echt. Alle weefsels hebbenstamcellen, cellen die zich kunnen delen enwaarvan de dochtercellen hetzij als stamcelverder gaan, dan wel kunnen uitrijpen tot volwassen cellen met alle eigenschappen vandie weefsels. Zulke stamcellen dienen om onzeweefsels continu te kunnen verjongen. Ookbloedcellen hebben stamcellen; die zitten inhet beenmerg maar zijn schaars en delennauwelijks. De dochtercellen kunnen zich wel goed vermenigvuldigen, terwijl ze verder uitrijpentot bloedcellen. Binnen Sanquin houden weons vooral bezig met deze dochtercellen eneen iets later stadium in de ontwikkeling,namelijk de specifieke voorlopercellen vanalle verschillende bloedcellen. Die cellen hebben dus al een ‘duwtje’ gehad in de richtingvan erytrocyten, lymfocyten, granulocyten ofbloedplaatjes.”

Waarom is het belangrijk dat Sanquin hieraanwerkt?“Sanquin heeft voor de toekomst ingezet opceltherapie, dat wil zeggen op behandelingvan patiënten met op maat gemaakte cel-preparaten. Voorbeelden daarvan zijn rodebloedcellen of bloedplaatjes met de exactebloedgroepen van de patiënt, dendritische cellen van de patiënt beladen met tumor-peptiden van de patiënt, T-lymfocyten van de patiënt die cytotoxisch zijn gemaakt tegeneen tumor bij de patiënt, en mesenchymalestromale cellen om graft-versus-host ziekte en orgaanafstoting bij orgaantransplantaties

onderdrukken. Voor al deze nieuwe therapieënis het nodig dat we de voorlopercellen kunnenkweken en manipuleren. Het is dus essentieelom de processen in die cellen die betrokkenzijn bij de uitrijping te kennen.”

Ga jij al dat werk coördineren?“Ik voel me erbij betrokken. Zelf blijf ik metEmiel van den Akker en Daphne Thijssen hetuitrijpen van erytrocyten en bloedplaatjesvanuit de gemeenschappelijke voorlopercelonderzoeken. Paula van Hennik en CarlijnVoermans zetten in de nieuwe afdeling hunonderzoek voort aan stamcellen en vroegevoorlopers en de rol van mesenchymale stromale cellen in bloedcelvorming. MonikaWolkers en Martijn Nolte zijn net begonnenop onze afdeling met werk aan T-lymfocyten.Maar we zullen nauw samenwerken metLaura Gutierrez en Robin van Bruggen van deafdeling Bloedcel Research op het gebied vanbloedplaatjes en rode bloedcellen, en bijvoor-beeld met Anja ten Brinke van de researchaf-deling Immunopathologie op het gebied vandendritische cellen. We moeten beslist vanelkaars expertise profiteren”

Wat verwacht je van de toekomst?“Het wordt een spannende tijd! Sanquin zuivert al lange tijd hematopoietische voor-lopercellen uit beenmerg of bloed voor trans-plantaties en heeft nu ook de faciliteiten voorhet kweken en bewerken van deze cellen. We moeten laten zien dat we daarnaast ookde expertise voor dit soort werk in huis hebben. We werken al veel samen met hetNederlands Kankerinstituut/Antonie vanLeeuwenhoek Ziekenhuis en met het AMC,maar ik verwacht ook verdergaande samen-werking met andere academische zieken-huizen. Het past allemaal perfect in deopdracht van Sanquin.”

Personalia

Aandacht voor de oorsprong

Marieke von Lindern (Krimpen aan de Lek,1959)studeerde moleculaire biologie in Leiden. In 1996promoveerde zij in Rotterdam op een proefschriftover gentranslocaties in acute myeloïde leukemie.Daarna werkte zij bijna vier jaar bij dr. HartmutBeug in Wenen aan nucleaire hormoonreceptorenbetrokken bij erytropoiese. Vanaf 1995 tot 2010werkte zij wederom in Rotterdam, nu op de afdelingHematologie van het Erasmus Medisch Centrum,als groepsleider Erytropoiese. Hier onderzocht zijrecent de moleculaire processen die een rol spelenbij Diamond Blackfan anemie. In 2010 stapte zijover naar Sanquin, waar zij nu werkt als managervan de researchafdeling Hematopoiese.

Dirk Roos

Page 13: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Maart Bloedbeeld 13

Rattenbloed bewerken is geen routine voorSanquin. De afdeling Bloedcel Research leverdedit bijzondere product aan AMC-promovendusAlexander Vlaar voor onderzoek naar trans-fusiegerelateerde acute longschade.

Een bekende complicatie op de Intensive Careis longschade als gevolg van een transfusiemet rode bloedcellen of bloedplaatjes. Uit stu-dies blijkt dat zo’n 5 tot 8% van de getransfun-deerde patiënten dit ziektebeeld (Transfusiegerelateerde acute longschade (TRALI)) ont-wikkelt. De meest gangbare hypothese overhet ontstaan hiervan is het zogenaamde two-hit model: patiënten hebben door een onder-liggend ziektebeeld, bijvoorbeeld sepsis (hit 1),al een ‘priming’ van de witte bloedcellen zo-dat een kleine trigger, bijvoorbeeld een bloed-transfusie (hit 2), leidt tot massale activatievan de witte bloedcellen (neutrofiele granulo-cyten) en endotheelcellen in de longen, metals gevolg schade aan de longvaten met lek-kage van vocht naar de longen en uiteindelijkernstige ademhalingsproblemen. Aanwezig-heid van antistoffen in het donorbloed gerichttegen de antigenen van de ontvanger is eenvan de transfusiefactoren die het ontstaanvan TRALI verklaren.Andere kandidaten zijn oude cellulaire bloed-producten (rode bloedcellen en plaatjes-concentraat) waarin pro-inflammatoiremediatoren zich opstapelen gedurende opslagdie ook als hit 2 kunnen functioneren. Lipide-achtige bioactieve stoffen zijn veel beschrevenals mogelijke pro-inflammatoire factor inoude cellulaire bloedproducten. AlexanderVlaar heeft voor zijn promotieonderzoeknader onderzoek gedaan naar zulke stoffen.De tot nu toe gangbare TRALI-modellengebruikten vaak gemodificeerde humanebloedproducten in proefdieren, wat in depraktijk nogal omslachtig was en bovendienals beperking had dat slechts onderdelen vaneen bloedproduct konden worden toegedienden nooit het volledige product. Vlaar ontwierpdaarom een rattentransfusiemodel, waarbijdeze proefdieren transfusies met ratten- inplaats van mensenbloed kregen. Hij vroegDirk de Korte, manager Product- en Proces-ontwikkeling Bloedtransfusietechnologie vanSanquin, om assistentie bij de bewerking van

het bloed dat uit AMC-ratten moest worden‘geoogst’. “Een ongebruikelijke vraag, wantwij werken hier alleen met menselijke bloed-donors en daarbij gaat het om veel groterehoeveelheden”, zegt De Korte. “Een rat heeftslechts 7 ml bloed en een mens 5 liter. Ratten-bloed kun je ook minder lang bewaren.” Hetlukte De Korte om rattenbloedpreparaten temaken met vergelijkbare eigenschappen alsmensenbloedpreparaten. Vlaar zette zijnexperimenten dusdanig op dat de geringerebewaartijd geen probleem was en Sanquinleverde hem om de andere dag een bloedmon-ster voor een transfusie. Het onderzoek leiddetot publicaties in de toptijdschriften Blood enAnesthesiology. Vlaar vond bevestiging voor detwo-hit hypothese. Eerst triggerde hij het long-weefsel met lipopolysaccharide (LPS) en als hijdaarna een oud rattenbloedproduct (14 dageni.p.v. 35 dagen in de humane setting) toediende,ontstond longschade. Na toediening van LPSén een vers bloedproduct ontstond er geenschade. Na ‘wassen’ van oude bloedproducten,waardoor de bovenste laag – het ‘super-natant’ – verwijderd werd en alleen gewassencellen achterbleven, trad er ook geen schadeop. Er lijkt dus een stof in dat supernatant tezitten die schade induceert. Volgens debestaande literatuur zouden lysophosphati-dylcholinen (lysoPC’s), bioactieve lipiden,hiervoor verantwoordelijk zijn. Vlaar: “Dathebben we onderzocht bij rode bloedcellen enbij bloedplaatjes, maar deze lysoPC’s blekenalleen te ontstaan bij oude bloedplaatjes-producten en niet bij oude rode bloedcel-producten. Het lijkt erop dat lysoPC’s mogelijkalleen een marker zijn van bloedproduct-verslechtering, maar niet de mediator vormendie de tweede hit veroorzaakt. We moeten dusop zoek naar andere mediators die ontstaan in het supernatant van cellulaire bloed-producten.”Wassen van oude bloedproducten zou hetaantal longcomplicaties dus mogelijk kunnenterugdringen, zo concluderen Vlaar, De Korteen zeven andere auteurs in Anesthesiology opbasis van het pre-klinische rattenmodel.Technisch is het wassen van bloedproductenvoor toediening wel mogelijk, maar dit zoutransfusie wel veel ingewikkelder maken en devraag is of het ook praktisch uitvoerbaar is.

Onderzoek

Rattenmodel geeft nieuw inzicht in ontstaan longschade na transfusie

Frank van Kolfschooten

Alexander Vlaar (Amsterdam, 1981) haalde in 2006het basisartsexamen Geneeskunde aan de Rijks-universiteit Groningen. Sinds 2009 is hij in op-leiding tot internist in het AMC. In november 2010promoveerde hij aan de Universiteit van Amster-dam op het proefschrift ‘Transfusion-related acutelung injury in the critically ill; a translationalapproach’. Naast klinische werkzaamheden blijftVlaar zich richten op pre-klinisch en klinischonderzoek binnen de intensive care geneeskundemet een focus op transfusiegerelateerde [email protected]://nl.linkedin.com/pub/alexander-vlaar/8/633/13a

Dirk de Korte (Dirksland, 1955) werkt sinds 1981 bij Sanquin Research. Sinds 2007 is hij managerProduct- & Proces-ontwikkeling Bloedtransfusie-technologie in Amsterdam, maar is tevens verbon-den aan de afdeling Bloedcel Research. Hij studeerdebiochemie aan de Universiteit van Utrecht en promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam.De Korte is gespecialiseerd in toegepast onderzoek,(co-)development van nieuwe producten voorbloedtransfusiegeneeskunde en het vertalen vanvragen van bedrijven in [email protected]://nl.linkedin.com/in/dirkdekorte

Page 14: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

14 Bloedbeeld Maart

In het laatste kwartaal zijn weer veel nieuween interessante publicaties van Sanquinonderzoekers verschenen. Een kleine selectiewordt hier toegelicht. U treft een overzichtvan al onze publicaties aan op de website:www.sanquin.nl/publicaties.

Diagnose van Antiphospholipid Syndrome(APS)Dienava-Verdoold I, Boon-Spijker MG, DeGroot PG, Brinkman HJ, Voorberg J. MertensK, Derksen RH, De Laat B. Patient-derivedmonoclonal antibodies directed towards beta2-glycoprotein I display LAC activity. J ThrombHaemost 2011; Jan 21. Epub ahead of print.

APS is een auto-immuunziekte die wordtgediagnosticeerd door gelijktijdige aanwezig-heid van trombose of zwangerschapsmorbidi-teit en antiphospholide antibodies (aPL).Patiënten met APS laten een heterogene populatie van antistoffen zien, met beta2glycoproteine 1 als voornaamste antigen. aPL antibodies komen veel voor in de gewonepopulatie, maar slechts een derde van de individuen met blijvende aPL antibody-titersontwikkelen APS-achtige complicaties. Ilse Dieneva en collega’s tonen in deze studieaan succesvol monoklonale antistoffen uitpatiënten te kunnen klonen, die binden aandomein 1 van beta2GP1 en die een mate LAC(Lupus Anticoagulant) activiteit vertonenafhankelijk van hun affiniteit voor beta2PG1.Deze antistoffen kunnen helpen bij het ver-krijgen van inzicht in het ontstaan van APSen bij het faciliteren van meer gestandaardi-seerde assays voor diagnostiek van APS.

Bewaren ontrafelt?Van de Watering L. Red cell storage and prog-nosis. Vox Sang 2010; 100:36-45.

Tijdens ex vivo opslag ondergaan rode cellenveranderingen die effect hebben op de functievan de cellen. Hierbij kan gedacht wordenaan de zuurstofdragende capaciteit, toe-genomen adhesie aan het endotheel of af-genomen mogelijkheden tot vervorming. De klinische relevantie van deze ‘storage lesions’ wordt in de literatuur nog stevig bediscussieerd. Leo van de Watering gaat in

dit overzichtsartikel in op een groot aantalstudies, zowel bewaarstudies als klinische studies. Ten aanzien van de fysiologischeparameters in de bewaarstudies zowel als deopzet en uikomst van observationele klinischestudies constateert hij verschillen, bijvoor-beeld geografische. Vanuit deze constateringplaatst de auteur vraagtekens bij de conclusiesen doet hij suggesties voor de interpretatie vangepubliceerde resultaten en voor verbeteringvan de opzet van nieuwe studies.

BindingsevenwichtRispens T, Te Velthuis H, Hemker P, Speijer H,Hermens W, Aarden. Label-free assessment ofhigh-affinity antibody – antigen binding constants. Comparison of bioassay, SPR, andPEIA-ellipsometry. J Immunol Meth 2011;365:50-7.

Toetsing van parameters voor hoge affiniteit-binding tussen antistof en antigen is vanbelang voor bijvoorbeeld selectie van thera-peutische antistoffen, detectie van ongewenstehormonen in de veeteelt of gevoelige immuno-assays in de klinische chemie. Rispens en collega’s evalueren in dit artikel een nieuwetechniek met gebruikmaking van eenPrecipitate-Enhanced Immunoassay (PEIA-ellipsometrie). Bindingsparameters zijn tweehoge affiniteit anti-interleukine 6 anti-lichamen: anti IL6.16 en anti-IL6.8. Als controle dient de standaard Biacore methode.PEIA-ellipsometrie maakt gebruik van het feitdat in oplossing evenwicht in binding snelleroptreedt dan op een vast oppervlak. De auteurs tonen aan dat PEIA-ellipsometriebruikbaar is voor nauwkeurige bepaling(picomolair) van bindingconstantes. Dit biedtmogelijkheden voor het ontwikkelen vanassays voor diagnostiek en ondersteuning vantherapie.

www.sanquin.nl/publicaties

In opdracht van Sanquin Bloedvoor-ziening fotografeer ik dit jaar voorBloedbeeld. Mijn eerste rondleiding in het bedrijfleverde een overvloed aan indrukkenop. Ik was in het geheel niet bekendmet Sanquin.Twee dingen bleven mij bij. Het bedrijf, de geoliede machine,waarin elke afdeling een schakel isbinnen een groot geheel. Een wereldop zich, met bijbehorende bedrijfs-kleding en een eigen taal.Het uniform. Zorgt voor hygiëne, veiligheid. Ook voor herkenbaarheid.Het handschrift. Op elke afdelingvond ik handgeschreven aan-wijzingen en codes. Voor een buiten-staander moeilijk te begrijpen, daar-door zeer intrigerend. Het leverdevoor mij een aantal nieuwe woordenop. Zoals ‘weegpapier’ en ‘vries-ritten’. En nog veel meer, die ik nietkan herhalen.Deze twee begrippen heb ik als uit-gangspunt genomen in mijn reisdoor een mij vreemd bedrijf. Mensen in uniformen. Laborantenen schoonmakers, directeuren enbedrijfskoks. Allen gefotografeerd inbedrijfskleding. Daarnaast stillevens.Van handgeschreven aantekeningenof verslagen of formules of berichten.Elke afdeling op twee zeer verschil-lende manieren in beeld gebracht.www.martinestig.com

Uniform/Handschrift

BeeldOnderzoek

Martine Stig

Recente publicaties

Page 15: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer
Page 16: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer
Page 17: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer
Page 18: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer
Page 19: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer
Page 20: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer
Page 21: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer
Page 22: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer
Page 23: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Maart Bloedbeeld 23

Morfologisch onderzoek van bloedcellenlevert nog steeds een bijdrage aan een juistediagnose van proliferatieve bloedziekten.Omdat in steeds meer instellingen de ervaring die nodig is voor dergelijk onderzoekterugloopt, heeft Sanquin het toegevoegdaan het diagnostisch pakket. Daarnaast is aande moleculaire diagnostiek de MLPA-assaytoegevoegd, waardoor nu een vrijwel compleet diagnostisch pakket beschikbaar is.

Bloed wordt voortdurend aangemaakt enafgebroken. De bron van die voortdurendeaanmaak zijn de hematopoïetische stam-cellen. Via een complex ontwikkelingsprocesvan proliferatie en geleidelijke differentiatieontstaan uit die stamcellen alle bloedcellen.In dat ontwikkelingsproces kan van alles misgaan, waardoor de normale vorming vanbloedcellen verstoord raakt. Afhankelijk vande plaats van de verstoring in die hele ontwik-keling ontstaan abnormale cellen die in veelgrotere hoeveelheden worden aangemaakt entot ernstige ziekten leiden. Voorbeelden vandergelijke proliferatieve bloedziekten zijn acuteleukemieën, myeloproliferatieve ziekten enchronisch lymfo-proliferatieve aandoeningen.

Technieken niet uitwisselbaarHet sublaboratorium Immunocytologie – eenonderdeel van de researchafdeling Experimen-tele Immunohematologie van Sanquin – voertvoor Nederlandse ziekenhuizen diagnostischonderzoek uit om te bepalen aan welke proliferatieve ziekte een patiënt precies lijdt.Prof. dr. Ellen van der Schoot, manager van deafdeling Experimentele Immunohematologie:“De diagnostische mogelijkheden voor prolife-ratieve aandoeningen zijn de laatste jarensteeds verder toegenomen. Aanvankelijk konden we alleen op basis van de morfologie,de vorm van de bloedcellen, uitspraken doen.Maar daar kwamen al snel de cytochemie, de immunologie, de cytogenetica en de mole-culaire diagnostiek bij. Al deze diagnostischetechnieken hebben hun eigen waarde en zijnniet zomaar uitwisselbaar; ze vertellen elk ophun eigen niveau belangrijke aspecten overde ziekte.” Toch lijkt het alsof door de opkomstvan de nieuwe technieken minder aandachtbestaat voor de morfologie. Terwijl dat – zeker

Diagnostiek

Sanquin biedt compleet pakket voordiagnose proliferatieve bloedziekten

in de eerste fase van diagnostiek – heel bepa-lend kan zijn. Van der Schoot: “Eigenlijk zou jegeen diagnose mogen stellen zonder goednaar de cellen te kijken. Er zijn echt afwijkin-gen die je met geen enkele andere techniek inbeeld krijgt. Een acceleratie van een ziekte kanje vaak niet eenvoudig aan de genen zien,maar wel meteen aan de vorm van de cellen. Met een geoefend oog zie je dat de cellen erblastairder uitzien, dat ze sneller delen dannormaal en kwaadaardiger zijn. Dat geeftrichting aan de verdere diagnostiek.”

Morfologische expertiseOm die morfologische kennis in huis te halen,heeft Sanquin Catrien Zumpolle aangetrokken.Van der Schoot: “Zumpolle heeft als analist inhet AMC een groot deel van de Nederlandsehematologen opgeleid in de beenmergmorfo-logie. Bij ons doet ze nu de morfologie en traintze ook enkele van onze analisten, zodat zij hetin de toekomst kunnen overnemen. We zijnenorm blij met de morfologische expertise diewe nu via haar in huis hebben gekregen.” Deafdeling deed al de complete immunologischediagnostiek en een groot gedeelte van de moleculaire diagnostiek van proliferatievebloedziekten. Op dat laatste onderdeel ont-brak nog de mogelijkheid om chromosomaleafwijkingen vast te stellen, die vooral voor dediagnostiek van chronische lymfatische leukemie (CCL) belangrijk zijn. Van der Schoot:“De PCR-techniek die we voor de meeste mole-culaire diagnostiek gebruiken is voor nume-rieke chromosomale afwijkingen eigenlijkniet geschikt. Met een MLPA-assay kun je dieafwijkingen juist heel goed vaststellen en snelzien of er sprake is van een chromosoom teveel of te weinig, van een monosomie of triso-mie. In combinatie met de aan- of afwezig-heid van een somatische hypermutatie kunnenwe dan in een heel vroeg stadium bepalen ofhet om een relatief agressieve variant van CLLgaat of niet. Zo zorgt de uitbreiding van onsdiagnostisch arsenaal met de morfologie ende MLPA-assay ervoor, dat we nu vrijwel allebekende afwijkingen binnen de proliferatievebloedziekten kunnen opsporen. Dat maaktons tot een allround partner voor de diagnos-tiek van proliferatieve bloedziekten.”www.sanquin.nl/diagnostischetesten

Pieter Lomans

Ellen van der Schoot (Amsterdam, 1959) is voor-dat ze haar artsexamen aan de Universiteit vanAmsterdam deed in 1989 bij professor Von dem Borne gepromoveerd op onderzoek naar deimmunofenotypering van acute myeloide leukemie. Na haar artsexamen is zij teruggekomenbij Sanquin als hoofd van het sublaboratoriumImmunocytologie. Sinds 2005 is zij manager vande hele researchafdeling Experimentele Immuno-hematologie, vanaf 2007 als hoogleraar. Er zijninmiddels 17 promovendi bij haar gepromoveerden zij heeft meer dan 200 artikelen [email protected]://nl.linkedin.com/pub/ellen-van-der-schoot/18/ab4/970

Page 24: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Begon de bemoeienis van Sanquin Bloed-voorziening met het onderdeel hematologievan de opleiding tot klinisch chemicus ooit alseen ‘vriendendienst’, sinds vorig jaar verzorgtSanquin een aantal gestandaardiseerdemodules op dit terrein die een verplichtonderdeel zijn van de opleiding tot klinischchemicus. Daarnaast levert Sanquin ook enkele onderdelen ter keuze en specialisatiein de laatste jaren van de opleiding. “Het isgrappig dat wat ooit begon als goodwill aanonze toekomstige klanten zich heeft ontwik-keld tot een officieel studie-onderdeel metstrikte opleidingseisen”, zegt Nico Vreeswijk,die eind jaren tachtig met Marijke Overbeekewas betrokken bij de eerste cursussen voor klinisch chemici.

“Enkele klinisch chemici in opleiding vroegenons een update, voorafgaand aan hun tentamen hematologie. We hebben een cursusvan twee, drie dagen in elkaar gezet die weeens in de twee jaar gaven. Dat vonden weleuk om te doen, maar het was ook een vormvan relatiebeheer van Sanquin, toen nog hetCLB. De klinisch chemici waren immers onzetoekomstige klanten”, herinnert Vreeswijk,zich. De cursussen werden steeds op maatgemaakt ten behoeve van hun tentamen,maar er ontstond steeds meer dialoog. “Dekennis van de klinisch chemici nam in de loopder jaren toe, want de opleiding werd pittiger.We hebben steeds meer casuïstiek ingebrachten zijn de studenten aan de hand daarvanextra informatie gaan geven. Het werd voorons wel steeds complexer aan de hogere verwachtingen te kunnen blijven voldoen”,zegt Vreeswijk. Toen de cursus een verplichtonderdeel van de opleiding tot klinisch chemicus ging worden, droeg Vreeswijk deorganisatie twee jaar geleden over aan eencollega. “Ik mis de nieuwste ontwikkelingenen sta zeker niet dagelijks op het lab. De op-leiding en cursus professionaliseerden en zijnnu onderhevig aan toetsing van kennis enleerdoelen, terwijl wij ooit begonnen met ‘Gohwat willen jullie weten?’ Daarbij past ook eenprofessionele organisatie vanuit Sanquin.”

Wederzijds begripKlinisch chemicus dr. Ad Castel, hoofd van het

Klinisch Chemisch en Hematologisch Labora-torium van het Haagse Bronovo Ziekenhuis, issinds de jaren tachtig betrokken bij bloedvoor-ziening en bloedtransfusie door zijn lidmaat-schap van de Medisch Advies Commissie(MAC) van het CLB en later de MedischAdvies Raad van Sanquin. Hij deed datnamens de Nederlandse Vereniging voorKlinische Chemie en Laboratoriumgenees-kunde, NVKC. “Het was toen niet gebruikelijkniet-medici een rol te geven in het transfusie-beleid”, blikt Castel terug op zijn introductiein de MAC. “De toenmalige voorzitter wasdaar eigenlijk niet zo’n voorstander van,maar toevallig had ik net meegewerkt aaneen rapport over transfusie dat tijdens mijneerste vergadering op de agenda stond. Na afloop zei hij: “Joh, je hebt het eigenlijkbest wel aardig gedaan!” Dat bleek een heelgroot compliment uit de mond van debefaamde immunoloog prof. Jon van Rood,hoorde ik later.” In de loop der jaren is de relatie tussen Sanquin en de klinisch chemicienorm verbeterd. “In 2004 was ik een van dewerkgroepvoorzitters voor de richtlijn Bloed-transfusie. Ik kan veel uitleggen over wat er inde dagelijkse praktijk van de laboratoriagebeurt en dat is goed voor wederzijds begrip.”Daarom vindt Castel het belangrijk dat aande modules van Sanquin zowel (transfusie)-artsen als klinisch chemici deelnemen, datbeide beroepsgroepen elementen in de op-leiding die overlappen gezamenlijk doen.“Dat is niet alleen goed voor het behoud vande uniformiteit van wat de verschillendeberoepsgroepen leren, maar vooral goed voorde dialoog en het wederzijds begrip. In dedagelijkse praktijk zijn klinisch chemici van-uit het laboratorium en transfusieartsen vanuit de Klinisch Consultatieve Dienst vanSanquin elkaars gesprekspartners. Als we inde studie over en weer horen over de mogelijk-heden en onmogelijkheden in het lab en in debloedvoorziening, heb je daar later wat aan.De transfusieketen is één keten waarin wegelijkwaardige partners zijn. Sanquin is verantwoordelijk tot aan de drempel van hetziekenhuis en wij daarna voor het compatibelverklaren van het product voor de patiënt.Daarbij heb je elkaar nodig. Dat besef is deafgelopen decennia wel doorgedrongen en

24 Bloedbeeld Maart

Ad CastelNico VreeswijkMasja de Haas

Immunohematologische Diagnostiek voor klinisch chemici

Maarten Evenblij

Onderwijs

Page 25: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Maart Bloedbeeld 25

Ad Castel (Leiden, 1951) is sinds 1998 klinisch chemicus, hoofd Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium,Bronovo Ziekenhuis Den Haag. Hij studeerde (bio)chemieaan de Universiteit Leiden en promoveerde in 1979 op destructuur van het manteleiwit van een gemuteerd planten-virus. In 1980 startte hij zijn opleiding tot klinisch chemicusin het Bronovo Ziekenhuis. Sinds 2005 is hij voorzitter van deLandelijke Gebruikersraad van [email protected]://nl.linkedin.com/pub/ad-castel/18/356/87a

Masja de Haas (Velsen, 1966) studeerde geneeskunde aan deUniversiteit van Amsterdam. In 1991 trad ze in dienst bij hetCLB. Vier jaar later promoveerde ze op een onderzoek naarIgG Fc receptor type III. Vervolgens kreeg ze de opdracht binnen het CLB de vertaalslag te maken tussen ontwikke-lingen in de research en innovatie binnen de diagnostiek. In 2008 werd ze afdelingshoofd en sinds 1 november 2010clustermanager Immunohematologische Diagnostiek vanSanquin. [email protected]

Nico Vreeswijk (Leiden, 1958) is manager RelatiebeheerSanquin. Van 1979-1986 werkte hij als analist op een klinischchemisch laboratorium van het Hofpoort Ziekenhuis inWoerden. Daarna was hij werkzaam bij het CLB in Amster-dam, de Bloedbank Leidsenhage en Gamma BiologicalsNederland. In 2001 werd hij beleidsmedewerker Diagnostieken Relatiebeheer Sanquin. Eind jaren tachtig was hij een vande oprichters van de cursussen voor klinisch [email protected]://nl.linkedin.com/pub/nico-vreeswijk/0/4b2/1a1

Pluis en niet-pluisDr. Peter van den Burg en dr. Masja de Haashebben bij Sanquin de coördinatie en organisatie van de cursus voor klinisch chemici overgenomen van Nico Vreeswijk en Marijke Overbeeke. “Sanquin is een referentielab en we moeten onze rol als kenniscentrum goed invullen”, zegt De Haas,clustermanager ImmunohematologischeDiagnostiek bij Sanquin en eindverantwoor-delijke voor de cursussen Immunohemato-logische Diagnostiek I en II en de stages vanklinisch chemici bij Sanquin. “Wij hebben despecialistische reagentia die andere institutenniet hebben en vooral de kennis om te komenmet een advies waar de klant, zowel klinischchemicus als clinicus, iets aan heeft. Wij kunnen de vertaalslag maken: wat betekentde uitslag van de test voor de diagnose bij dezepatiënt en wat zijn de transfusiemogelijk-heden? Wij proberen de patiënt werkelijk centraal te stellen vanuit onze kennis en hetfeit dat wij zeldzame gevallen veel vakertegenkomen dan de meeste klinisch chemische en hematologische laboratoria.”Sanquin wil zijn kennis met professionals inde transfusie delen, benadrukt De Haas, dieaan de klinisch chemici overbrengen wanneerze zelf verder onderzoek moeten doen rondeen transfusie en wanneer ze zaken moetenlaten uitzoeken. “Wij proberen ze meer zeker-heid te geven in hun pluis en niet-pluisgevoel. Buiten het vermeerderen van kennisproberen we over te brengen dat je iets pas‘pluis’ mag noemen als je er een verklaringvoor hebt. Waarbij je je wel moet realiserendat er soms haast is geboden, gezien de toe-stand van de patiënt. Doordat wij gewend zijnbepaalde denkschema’s te volgen, kunnen wedat in bijzondere en weinig voorkomendegevallen gemakkelijker dan ziekenhuis-laboratoria. Onze nieuwsgierigheid enbehoefte aan voeling met onze klanten maakthet organiseren van deze cursussen voor onsinteressant. Hier staat de nieuwe generatie in het vakgebied; zo’n cursus is een kennis-making over en weer.”www.sanquin.nl/opleidingen

heeft de relatie tussen Sanquin en de klinischchemici verbeterd.”

Ondersteunende taakDe klinische chemie is een zeer breed vak-gebied, transfusie en stolling hebben daarineen belangrijke plaats. De noodsituaties tijdens dienst betreffen vooral stollings- entransfusieproblemen, constateert Castel.“Daarin hebben klinisch chemici een onder-steunende taak, zoals bij de indicatie en inter-pretatie van laboratoriumtests en het onder-steunen van diagnose en behandeling. Hetleeuwendeel van wat we in de achterwachttegenkomen, is gerelateerd aan transfusie endaarin is Sanquin gespecialiseerd. Je kunt kritiek hebben op Sanquin, en dat hebben we ook wel in de Gebruikersraad, maar als je tevreden bent over bijvoorbeeld hun producten en opleiding, mag je dat ook zeggen. En hier is Sanquin duidelijk een kenniscentrum dat uitstekende modules aan-biedt voor de opleiding tot klinisch chemicus.”In het basisjaar zijn enkele modules verplicht,zodat klinisch chemici die na hun eerste jaardiensten gaan draaien, de belangrijkste zakenrond transfusie, irregulaire antistoffen entrombocyten hebben gehad. Dan brengen ze ook een bezoek aan een bloedbank. In de volgende drie jaar kunnen ze, als ze daarvoorkiezen, stage lopen bij Sanquin en verdere verdieping aanbrengen. Tenslotte kunnen zezich in hun hematologisch specialisatiejaarspecialiseren in transfusie en in bijvoorbeeldmeer ingewikkelde combinaties van irregulaireantistoffen en bloedstolling. Castel: “Sanquinlevert de deskundigen voor de cursus en ookklinisch chemici worden om een bijdragegevraagd. Er zijn klinisch chemici die zeersterk zijn gespecialiseerd in de transfusie-geneeskunde, maar in het algemeen heb je als klinisch chemicus niet over die volle breedte de diepte zoals Sanquin. Dat houdtzich immers honderd procent bezig met trans-fusie. Als klinisch chemici moeten we dan ookniet denken dat we overal net zoveel vanweten als gespecialiseerde instituten. Het isvan belang te weten wanneer je elders te rademoet gaan.”

Page 26: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

kenmerken, sociaal-economische status,opleidingsniveau, gezondheid en life-style en over de motivatie om te doneren, de verwachtingen die daarbij een rol speelden en de manier waarop ze de oproep- en af-nameprocedure ervaren.Zo’n dertigduizend donors namen de moeiteom de omvangrijke vragenlijst te beantwoor-den en te retourneren. De antwoorden zijninmiddels in databases opgenomen en worden stap voor stap geanalyseerd en vergeleken met gegevens van ‘gewone’Nederlanders van 18 tot 70 jaar (de leeftijds-grenzen voor bloeddonors). Voor die verge-lijking gebruiken de onderzoekers bestandenvan het Centraal Bureau voor de Statistiek(CBS) en van de Nijmegen Biomedische Studie(NBS) van de Radboud Universiteit Nijmegen.

BourgondischDe eerste analyse en vergelijking werd 30augustus 2010 gepubliceerd in de online-versie van het tijdschrift ‘Transfusion’. De publicatie betrof demografische ken-merken en risicofactoren voor hart- en vaat-ziekten onder de eerste ruim vijftienduizenddonors van wie de vragenlijsten inmiddelsverwerkt waren.Femke Atsma: “Wat je daarin ziet is datdonors gemiddeld hoger zijn opgeleid, vakerzijn getrouwd, minder roken, meer bewegen,minder vaak diabetes hebben en minder vaakaangeven een hoog cholesterolgehalte te hebben. Wat we niet verwacht hadden is datdonors over het algemeen iets zwaarder zijn –niet extreem, maar een matig overgewichtmet een BMI van 25-30 komt bij hen watvaker voor. Bij vrouwelijke donors vier procentvaker dan bij de gemiddelde populatie, bijmannen bedraagt het verschil zelfs negen procent.”Heeft dat wellicht te maken kunnen met hetfeit dat de donors houden van een glaasje?Bijna 83 procent van hen gaf aan dagelijkseen of twee drankjes te nuttigen, terwijl dit‘slechts’ bij 75 procent van de algemene bevolking de gewoonte is.Femke Atsma kan niet ontzenuwen dat dedonors wellicht een wat bourgondischerlevensstijl hebben. Toch denkt ze vooral in eenandere richting. “Een laag lichaamsgewicht

Wat maakt donors gezonder?

26 Bloedbeeld Maart

Nederlandse bloeddonors vormen geenafspiegeling van de gemiddelde bevolking. Ze zijn gemiddeld hoger opgeleid, ouder enze leven gezonder. Donors drinken liefstdagelijks een glaasje en vooral de heren onderhen hebben wat vaker dan gemiddeld eenbuikje. Het zijn maar enkele van de eerstegegevens die de Donor InZicht-studie tot nutoe heeft opgeleverd. Wat betekenen zulkebevindingen en wat is ervan te leren?

“Mensen uit de praktijk van de bloedvoor-ziening realiseren zich nog niet zo dat je,behalve aan bloed, ook aan de donors zelfonderzoek kunt doen. Kennis van je donor-populatie kan inzichten opleveren die vanbelang zijn voor bijvoorbeeld werving enbehoud van donors en voor keurings-procedures.”Aan het woord is Femke Atsma, epidemioloogbij de researchafdeling Donorstudies vanSanquin in Nijmegen. Ze is projectleider vanDonor In-Zicht, een studie die in 2008 vanstart ging om meer te weten te komen van dedonors van Sanquin. In Europa is de studie totnu toe uniek – in de VS is wel vergelijkbaaronderzoek gedaan.Het hoofddoel van het omvangrijke project isom het donorprofiel en de donormotivatie inbeeld te brengen. Psycholoog en mede-project-leider Ingrid Veldhuizen: “We onderzoekenenerzijds de sociaal-psychologische kant vanhet doneren, anderzijds de medisch-epidemio-logische kant. Mijn onderzoekslijn betreftvooral het gedrag van donors. Zo wil ik graagweten of bepaalde gedragskenmerken, bij-voorbeeld zelfverzekerdheid, en de manierwaarop men denkt over bloeddonatie vaninvloed zijn op de donatiefrequentie.”Femke Atsma is verantwoordelijk voor hetonderzoek dat medische gegevens van donorsin kaart probeert te brengen en te verklaren.“Daarbij kun je denken aan de vraag hoegezond donors zijn en aan mogelijke gezond-heidseffecten van het doneren.”

MotivatieIngrid Veldhuizen en Femke Atsma zondenvragenlijsten naar uiteindelijk 50.000 actievedonors. Hen werd verzocht ruim honderd vragen te beantwoorden over demografische

Onderzoek

Femke Atsma (Deventer, 1976) studeerde bio-medische gezondheidswetenschappen aan deRadboud Universiteit Nijmegen. Ze studeerde af als epidemioloog en deed promotieonderzoek bijhet Julius Centrum UMC Utrecht naar hart- envaatziekten bij vrouwen na de overgang. Sinds2006 werkt ze bij Sanquin, eerst als post-doc, laterals senior onderzoeker. Ze doet onderzoek naargezondheid van donors binnen de [email protected]

Ingrid Veldhuizen (Arnhem, 1971) studeerde fysio-logische psychologie en functieleer (cum laude)aan de Universiteit van Tilburg, waar zij ook statistiekonderwijs verzorgde. Daarna deed zeonderzoek bij diverse onderzoeksinstituten en werkte ze samen met het NIVEL. Sinds 2005 is zesenior onderzoeker bij Sanquin en verantwoordelijkvoor de sociaal-wetenschappelijke onderzoekslijnnaar donorwerving en [email protected]

Angela Rijnen

Page 27: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Dr. S. Marieke van Ham is door het Collegevan Bestuur van de Universiteit van Amster-dam benoemd tot hoogleraar BiologischeImmunologie aan de Faculteit der Natuur-wetenschappen, Wiskunde en Informatica. Zij volgt op deze leerstoel Rob Aalberse op dieeind 2009 met emeritaat is gegaan.Met de invulling van deze leerstoel blijftSanquin nauw betrokken bij onderzoek enonderwijs binnen de opleidingen Biologie enBiomedische Wetenschappen van deUniversiteit van Amsterdam.Marieke van Ham zal dit hoogleraarschapcombineren met haar functie van managervan de researchafdeling Immunopathologievan Sanquin.

risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Zo zie je dat gegevens die uit Donor InZichtkomen onderzoeksvragen genereren.”

AltruïsmeEen aantal analyses van de sociaal-psycho-logische kant van het donorschap liggen terbeoordeling bij wetenschappelijke tijd-schriften en hebben inmiddels een positiefoordeel gekregen. Ingrid Veldhuizen wil er alwel wat over zeggen. “Er wordt vaak gezegddat bloed doneren een daad van altruïsme is.We hebben de donors hiernaar gevraagd. Hetblijkt dat het bij beginnende donors wel eenrol speelt, maar dat er bij hen toch meer hetgevoel doorheen speelt het te doen omdatánderen het níet doen. Donors die langergeven hebben veel meer de motivatie: ik doehet om anderen te helpen én om mezelf eengoed gevoel te geven. Bij hén speelt altruïsmeeen grotere rol. Kennelijk kost het tijd voordonors om daar in te groeien. Dit soort inzichtis belangrijk om te weten hoe je mensen op dejuiste manier aanspreekt, bijvoorbeeld als jenieuwe donors wilt werven en bestaande wiltbehouden.”“Een andere bevinding geeft vergelijking vanpsychologische kenmerken van veel- en weiniggevers. Uit de theorie van geplandgedrag weten we dat het gevoel van ‘Ik kánhet’, ofwel self efficacy, goed kan voorspellenof iemand wel of niet gaat doneren. Uit onzegegevens blijkt dat even sterk te gelden voormensen die meer dan honderd keer gegevenhebben als voor beginners. Ook dat kan helpen bij de manier waarop je mensen binnen je organisatie aanspreekt. Dat je bij-voorbeeld ook ervaren donors aan de baliebevestigt in hun gevoel dat ze het kunnen, en ze daardoor stimuleert om te komen. Metonze gegevens achter de hand kunnen we inde toekomst ook onderzoeken of een anderebenadering of voorlichting effect sorteert.Want ook al hebben we voorlopig voldoendebloed op de plank, dat betekent niet dat je opje lauweren kunt gaan rusten.”

Referentie

Atsma F, Veldhuizen I, de Vegt F, Doggen C, de Kort W. Cardiovascular and

demographic characteristics in whole blood and plasma donors: results

from the Donor InSight study. Transfusion 2011; 51:412-20.

Marieke van Ham benoemd tot hoogleraar

Maart Bloedbeeld 27

verhoogt het risico op bijwerkingen van bloed-donatie, zoals flauwvallen. We weten datmensen die bijwerkingen krijgen eerder stoppen met doneren. Zodoende zoudendonors met een laag BMI dus eerder uitvallenen blijven de donors met een hoger BMI in dedonorpopulatie over. Daarnaast mogen helelichte mensen geen bloed geven. Mogelijk zienwe dit ook terug in het gemiddelde BMI.Overigens, dagelijks gemiddeld minder dantwee tot drie glazen alcohol drinken is gunstiggedrag als het gaat om het risico voor hart- envaatziekten. Matig drinken verlaagt het risicoen is in dat opzicht gezonder dan niet drinkenof méér drinken.”

Is doneren gezond?De cijfers geven het beeld dat donors door de bank genomen gezonder zijn en een gezondere levensstijl hebben dan de gemid-delde Nederlander. Vervolgonderzoek moetuitwijzen of zij daardoor ook minder hart- envaatziekten hebben. Maar Femke Atsma wilook proberen te achterhalen of de donatie zelfdaarop van invloed is. “Een hoog gehalte aanijzer in het lichaam zou het risico op diabetesen hart- en vaatziekten verhogen. In de literatuur zijn aanwijzingen voor de hypo-these dat donors een lager risico op hart-envaatziekten hebben doordat zij ijzer verliezenals gevolg van bloed geven. Wij hebben nueen AIO op ons project, Karlijn Peffer, die ditgaat onderzoeken. Zij gaat donors die veelbloed geven en zij die weinig geven onder-zoeken op cholesterolgehalte en diabetes –

Personalia

Page 28: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Dobberen in celvloeistofNethe heeft een belangrijk deel van dat raadsel opgelost. “De conclusie is”, zegt hij,“dat het een zeer complex veld is. Als je ditsoort signaleringen wilt bestuderen, kun jeniet volstaan met alleen de biochemie, maarmoet je bijvoorbeeld ook microscopische technieken toepassen.” Die complexiteit is alduidelijk na vijf minuten praten met Nethe.Als de luisteraar denkt dat hij een beetjebegrijpt hoe één van de eiwitten werkt, wordtal snel een volgend en weer een volgend eiwitten tonele gevoerd. Die eiwitten hangen nauwmet elkaar samen. Soms remmen ze elkaar,soms stimuleren ze elkaar en dikwijls kunnenverschillende combinaties van eiwitten tegen-overgestelde effecten hebben. Rac1 bijvoor-beeld, kan in twee vormen voorkomen – deGDP- en de GTP-vorm. De GTP-conformatieactiveert eiwitten die verderop in de signale-ringsketen liggen en werken direct in op actine en de microtubuli. Maar GTP-Rac1 activeert ook eiwitten die de celkern ingaan en daar bepaalde genen aan- en uitzetten.Nethe: “Er ‘dobberen’ duizenden Rac1-moleculen rond in de celvloeistof, het cytosolvan cellen. Sommige Rac1-moleculen vormencomplexen met andere moleculen en zoudendan inactief zijn. Ik denk dat het ingewikkel-der is dan dat. Uit mijn onderzoek blijkt dateen aantal van die complexen actief wordtafgebroken, een proces dat de cel energie kost.Waarom zouden cellen die moeite nemen alshet betreffende eiwitcomplex inactief is? Datzou zonde van hun energie zijn. Wij hebbenonderzocht aan welke eiwitten Rac1 bindt.Daarbij hebben we twee interessante eiwittengevonden: Caveolin-1 (Cav1) en Nedd4-1.”

AfbraakvlaggetjeCav1 is een membraaneiwit dat is betrokkenbij het transport van eiwitten tussen verschil-lende compartimenten van de cel. Nedd4-1speelt een belangrijke rol bij de afbraak vaneiwitten in de cel via de zogenoemde ‘ubiquitine-signalering’. Dat is een veel voor-komende manier waarop eiwitten wordengemarkeerd als afval en op de nominatiekomen om te worden afgebroken. Ze krijgeneen ‘vlaggetje’ doordat er een speciaal eiwit(ubiquitine) aan bindt. Koppeling met één

Onderzoek

Promotie-onderzoek Micha NetheOp zoek naar dirigent van celbeweging

28 Bloedbeeld Maart Maarten Evenblij

Micha Nethe (Amsterdam 1979) studeerde schei-kunde (biochemie) met extra vakken fysiologie enneurobiologie. Hij deed zijn promotie-onderzoek op afdeling Moleculaire Celbiologie van Sanquin.In november 2010 ontving hij de PhD Award 2010van Sanquin. Sinds februari 2011 werkt hij als post-doc aan de School of Medicine, University ofVirginia, USA.

Ook cellen hebben een skelet. Een ‘cytoskelet’met contractiele elementen van actine entubuline dat de vorm en beweging van een celdirigeert. Beweging van cellen is essentieel bijbijvoorbeeld de embryogenese, de celdelingen het migreren van cellen door weefsels. Ook voor cellen van het immuunsysteem zijnflexibiliteit en beweging onmisbaar. Daardoorkunnen ze verontreinigingen opruimen (fago-cytose) en ziektekiemen bestrijden en doorhet endotheel van de bloedvaten kruipen omin het eronder liggende weefsel hun werk tedoen.

Dr. Micha Nethe, onderzoeker bij de research-afdeling Moleculaire Celbiologie van Sanquin,promoveerde 14 januari 2011 op een studienaar de signalen die cellen aanzetten totbewegen. Na zijn promotie vertrekt hij naarde Verenigde Staten voor een onderzoek naarde bewegingseigenschappen van borstkanker-cellen. “Veel immunologisch onderzoekgeschiedt historisch vanuit het perspectief vande immuuncellen’, stelt Nethe vast. “Ik hebmijn onderzoek gericht op de endotheelcellendie de binnenbekleding van de bloedvaten vormen. Afweercellen hebben een hechte relatie met endotheelcellen. Ze reageren opelkaar. Zo kunnen afweercellen de bloedbaanverlaten door zich door de afsluitende endo-theellaag te wurmen. Die transendothelemigratie is alleen mogelijk als de endotheel-cellen reageren op immuuncellen en hunzogeheten juncties waarmee ze aan elkaar zitten, openen voor een afweercel.”Omgekeerd moet de migrerende afweercel ook een signaal van de endotheelcellen krijgen: ‘hier, hier bij de junction moet jewezen als je erdoor wil!’ Zulke processen worden georkestreerd. Nethe heeft gezochtnaar de dirigent die de beweging van endo-theelcellen orkestreert. Centraal in zijn onderzoek stond een eiwit dat betrokken is bij de polymerisatie van actine-elementen die cruciaal zijn voor de beweging van de cel, de adhesie van de afweercel aan het endo-theel en het openen en sluiten van de junctions tussen twee endotheelcellen. “Rac1is een eiwit dat daarin een sleutelrol speelt”,zegt Nethe. Maar hoe dat gebeurt, was nogeen groot raadsel.

Page 29: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Bloedproducten

Grootschalige studie naar de pH-waarde van trombocyten

Maart Bloedbeeld 29Christa Klein-Bosgoed, Margriet Dijkstra-Tiekstra,Dirk de Korte, Janny de Wildt-Eggen

duur) is onderzocht. Er zijn 871 TCs van 8-10dagen oud getest. Op dag negen is de swirlnog aanwezig en de pH nog goed (vrijgifte-eisen), maar de trombocyten zijn wel meergeactiveerd, hetgeen duidt op een verminderdekwaliteit. Er is gekeken of de pH op dag zeveniets zegt over de trombocytenactivatie op dagnegen. Voor één van de twee geteste activatie-parameters lijkt er een verband te zijn dat eenpH<7.1 leidt tot meer TCs met hoge activatie.Dit resultaat moet echter nog bevestigd worden met grotere aantallen.

Lage pHEr waren zestien TCs (0,11%) met een pH<6,4,waarvan vier met een bevestigde bacteriëlecontaminatie. Het is bekend dat bij sommigebacteriële contaminaties de pH van de TC kandalen, echter lang niet alle bacteriën over-leven in de TCs en veroorzaken een lage pH.Er waren in totaal 47 TCs met een positievetest voor bacteriële contaminatie. Zes TCs meteen lage pH hadden een hoog trombocyten-aantal (>450 x109). Door het verhoogde metabolisme van de trombocyten in debewaarzak kan de pH gedurende bewarendalen. Bij vijf TCs waren de lage pH metingenzeer waarschijnlijk meetfouten, en van deoverblijvende TC met pH<6.4 kon geen oor-zaak worden achterhaald.

ConclusieDeze grootschalige praktijkstudie, die in competitie uit interne Sanquin-gelden is gefinancierd, heeft laten zien dat de pHmeting onder routineomstandigheden goedkan worden uitgevoerd. Doordat de TCs vangoede kwaliteit waren kon in deze studie geen correlatie tussen een lagere pH en eenverminderde opbrengst na transfusie wordengevonden. Wel blijkt dat bij langer bewarende kwaliteit langzaam minder wordt. Er kanoverwogen worden om de pH meting als kwaliteitsindicator van TCs in te voeren.

ubiquitine-molecuul dirigeert een eiwit naareen specifieke plek in de cel; krijgt het nog drieubiquitine-moleculen aangeplakt, dan wordthet eiwit veelal afgevoerd naar de afval-verwerkers, de proteasomen, van de cel om teworden afgebroken.“Zowel Rac1 als Cav1 en Nedd4-1 binden aan heel veel eiwitten, wat het plaatje ergcomplex maakt”, zegt Nethe. “Met behulpvan confocale fluorescentie-microscopie hebben we onderzocht op welke plaatsen inde cel de, door ons groen gemerkte, Rac1-moleculen zich bevinden. Samen met bio-chemisch onderzoek hebben we zo een beeldkunnen construeren van de rol van de verschillende eiwitten bij de beweging van deendotheelcellen. Rac1 behoort tot een groepvan eiwitten die allemaal iets doen met cel-beweging, maar allemaal net iets anders. De combinatie van Rac1 met Nedd4-1 leidt tot de stabilisatie, het herstel, van het cel-celcontact. Als een afweercel tussen twee endo-theelcellen is heen gedrongen, moet het contact tussen de endotheelcellen weer worden hersteld. Rac1 en Nedd4-1 doen dat.Cav1 blijkt een belangrijke functie te hebbenin de eerste stap van ubiquitylering en inactivering, en daarmee de afbraak, vanRac1. Dat is een nieuw fenomeen dat wij hebben ontdekt. Maar het plaatje van ditingewikkelde signaleringsproces is nog verrevan volledig.”

ReferentieMicha Nethe. Rac1 meets ubiquitin. New insights in Rac1 signaling. Academisch proefschrift, Universiteit vanAmsterdam 2011. Promotor: Prof. dr. D. Roos. Co-promotor: Dr. P.L. Hordijk.

Gedurende vijftien maanden heeft vanuitresearchafdeling Transfusie Monitoring inGroningen een studie gelopen naar de pH van trombocytenconcentraten (TCs). Hierbijwerd gebruik gemaakt van een nieuw ontwikkelde techniek om de pH te meten zonder een monster te nemen. Bij dit onder-zoek waren verschillende afdelingen vanSanquin en vier grote ziekenhuizen in deregio betrokken. Met de verzamelde gegevens is een unieke database van kwaliteitsgegevens tot stand gekomen.

De pH is een maat voor de kwaliteit van hetproduct en zou daarom nu er geen monstergenomen hoeft te worden als standaard kwaliteitsindicator kunnen worden gebruikt.De pH meting is snel en eenvoudig en kan opelk moment van de dag worden uitgevoerd.Dit geeft het ziekenhuis een nieuwe manierom TCs objectief te beoordelen.In juni 2009 is in Groningen gestart met destudie waarbij de nieuw ontwikkelde BCSIpH1000 meter, op grote schaal in praktijk isgetest. Dagelijks werd de pH gemeten op deuitgiftelocaties van Sanquin Bloedvoorzieningin regio Noordoost en in de ziekenhuizen inZwolle, Enschede, Leeuwarden en Groningenen zijn er patiëntgegevens verzameld. Ookzijn verlopen TCs en ‘afgekeurde’ TCs terug-gestuurd voor aanvullend onderzoek. Er isgezocht naar een relatie tussen pH en kwaliteit. In totaal zijn er voor deze studiebijna 14.000 TCs bereid.

Opbrengst van een transfusieEr zijn van ruim 900 TC transfusies data verzameld. Vooraf was berekend dat in 5-10%van de TC de pH tussen 6,4 en 6,8 zou zijn,een gebied waar mogelijk de kwaliteit van detrombocyten niet optimaal is. In de praktijkbleek dat de pH van de getransfundeerdetrombocyten in alle gevallen >6,8 en in demeeste gevallen zelfs >7,2 was. In het pHgebied tussen 7,0 en 7,4 is er geen relatiegevonden tussen de pH en de opbrengst vande transfusie in de patiënt.

Kwaliteit na zeven dagen bewarenDe in vitro kwaliteit van de TCs na zevendagen (op dit moment de maximale bewaar-

Page 30: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

30 Bloedbeeld Maart

De afdeling Product- en ProcesontwikkelingBloedtransfusietechnologie PPOB heeftonderzoek gedaan naar de veiligheid vanbloedplaatjesconcentraten. Doel was te achterhalen welk percentage van deze concentraten aan het einde van de bewaartijdtoch bacterieel besmet is ondanks negatievetesten van kweken die twee uur na bereidingworden gemaakt.

De Raad van Bestuur en de Medische Advies-raad van Sanquin besloten tot het onderzoeknadat uit internationale studies was geblekendat bloedplaatjesconcentraten ondanks negatieve screeningsresultaten geregeldbesmet waren aan het einde van de bewaar-tijd. Zo’n besmetting kan ernstige gevolgenhebben voor transfusiepatiënten, die vaak eenslechte afweer hebben. “Het probleem is datwij niet weten hoe relevant deze studies zijnvoor de Nederlandse situatie, omdat onzescreenings- en bewaarmethode uniek is”, zegtDirk de Korte, manager PPOB. “De detectie-methode van Sanquin is in elk geval gevoeligerdan die in de VS. Wij testen hier sinds oktober2001 twee kweken met elk 7,5 ml concentraat,terwijl de Amerikanen maar één kweek doenop 4 ml. Met het geautomatiseerde microbio-logische detectiesysteem BacT/Alert vindenwij gemiddeld bij 4 van de 1000 concentratenbacteriële besmetting, maar er blijft een kansdat de kweek op dat testmoment zo weinigbacteriën bevat dat deze onder de detectie-grens blijven maar daarna alsnog doorgroeientot boven de infectueuze dosis. Dit wordt eenvals-negatief resultaat genoemd en dat zoubetekenen dat wij incidenteel bloedplaatjes-concentraten uitgeven die tegen het einde vande bewaartijd wel bacterieel besmet zijn.” De afgelopen drie jaar lijkt dat twee keer tezijn gebeurd volgens cijfers van het LandelijkHemovigilantie Bureau TRIP, gelukkig zonderernstige complicaties voor de patiënt.

Paarse krattenOm te achterhalen of de vals-negatieve testseen bedreiging vormen voor het Nederlandsesysteem vroeg researchanaliste Willy Karssing(belast met de uitvoering van het project) alleregio’s om hun ‘outdated’ trombocyten-producten naar Amsterdam te sturen om ze

opnieuw te laten testen op bacteriële contami-natie na zeven dagen (de maximale bewaar-tijd in Nederland; in de VS is dat vijf dagen).Karssing vergewiste zich ervan dat alle regio’shun verlopen producten trouw opstuurden enbelde iedereen na op dagen dat er geen zendingkwam. “De verzending gebeurde in speciaalgefabriceerde paarse kratten, om te voorko-men dat oude producten per ongeluk in denormale productenstroom zouden belanden.Om diezelfde reden hebben we onze kwekenuitgevoerd met een stand-alone BacT/Alert-machine, zodat geen verwarring met de routinescreening kon optreden.” Na analysevan 4.000 bruikbare 5-donor bloedplaatjes-concentraten bleek 1 op de 1000 bacterieelbesmet te zijn, nog eens een kwart boven ophet percentage dat in de standaardscreeningwordt gevonden. De Korte: “Dit percentage isvergelijkbaar met wat in andere internationalestudies wordt gevonden, terwijl op basis vanliteratuur veel hogere percentages warenvoorspeld. Het viel dus mee, maar elk vals-negatief resultaat is er een te veel, zeker geziende mogelijk verstrekkende gevolgen voor eenpatiënt.” “Daar moet wel bij worden aan-getekend dat alle gevonden bacteriën huid-bacteriën zijn. Hiertegen zijn patiënten vrijwelaltijd goed bestand, al kunnen ze er wel koortsvan krijgen. Een andere relativerende factor isdat bloedplaatjesconcentraten meestal binnenvijf dagen worden gebruikt, dus ruim voor debewaargrens van zeven dagen”, zegt Karssing.Op dat moment zullen de gevonden bacteriënnog niet zodanig gegroeid zijn dat ze een ernstige bedreiging voor de patiënt vormen.

Extra test?De Korte heeft een advies opgesteld voor deMedische Adviesraad, die moet beoordelen ofdeze resultaten aanleiding zijn voor aanpas-sing van de testprocedure. “Eén mogelijkheidis een extra test kort voor het uitgeven voor die producten die we pas na vier dagen uit-geven”, aldus De Korte. “We zouden ook kunnen teruggaan in bewaartijd van zevennaar vijf dagen. Zulke maatregelen moeten de deskundigen ook afwegen tegen de kosten.” Een andere mogelijkheid is om nogmeer aandacht te besteden aan ontsmettingvan de huid.

Bloedproducten

Rest-risico bacteriële besmetting bloedplaatjesconcentraten onderzocht

Dirk de Korte (Dirksland, 1955) werkt sinds 1981 bijSanquin Research. Sinds 2007 is hij manager vande researchafdeling Product- & ProcesontwikkelingBloedtransfusie-technologie in Amsterdam. Hij studeerde biochemie aan de Universiteit vanUtrecht en promoveerde aan de Universiteit vanAmsterdam. De Korte is gespecialiseerd in toe-gepast onderzoek, (co-)development van nieuweproducten voor bloedtransfusiegeneeskunde en hetvertalen van vragen van bedrijven in [email protected]://nl.linkedin.com/in/dirkdekorte

Willy Karssing (Bussum, 1951) werkt sinds 1991 bijSanquin. Zij is sinds 2004 research-analist bij deafdeling Product- en Procesontwikkeling Bloed-transfusietechnologie van Sanquin. Karssing heeftlangdurige ervaring met alle aspecten van debloedbankactiviteiten en is projectleider van diverse projecten, waaronder het hier [email protected]

Frank van Kolfschooten

Page 31: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Maart Bloedbeeld 31

Per 1 april 2010 is dr. Laura Gutiérrez aan-gesteld als labhoofd Bloedplaatjesonderzoekbinnen de afdeling Bloedcel Research vanSanquin. Haar opdracht is onderzoek uit tevoeren naar plaatjesvorming en -functies.Daartoe bestudeert zij het rijpingsproces vanvoorlopercellen uit het beenmerg tot bloed-plaatjes en de verschillende functies die deplaatjes daarbij verwerven. Ook de afwijkingendie in deze processen optreden bij bepaaldepatiënten behoren tot haar onderzoeks-terrein.

Gutiérrez is in Spanje opgeleid tot bioloog,waar ze zich heeft bezig gehouden met genetische manipulatie van planten.“Daarna heb ik een masteropleiding bio-technologie in Engeland gedaan, in Leicester.Die universiteit daar werkt samen met deHogeschool Brabant, en in het kader daarvanheb ik een stage doorgebracht op de ErasmusUniversiteit in Rotterdam, op de afdelingGenetica. Daar ben ik bezig geweest met‘checkpoint genen’ die betrokken zijn bij deovergang van celcyclusfasen. Dat beviel me zogoed dat ik op diezelfde universiteit, maar nuop de afdeling Celbiologie, mijn promotie-onderzoek heb gedaan, naar de rol van detranscriptiefactor Gata1 in voorlopercellenvan erytrocyten. Dat was eigenlijk mijn eerstekennismaking met bloed. Later heb ik soort-gelijk onderzoek gedaan in dendritische cellen. Op die afdeling ben ik ook als postdocgebleven, met voortzetting van mijn promotieonderzoek, maar ook met nieuweprojecten, onder andere naar parvovirus-infecties. Maar om zelf beurzen te verwervenwas het niet goed om daar te blijven, dus uit-eindelijk wilde ik wel weg.”

Is Sanquin een grote verandering?“Ja, maar wel heel leuk. Leuk om wat anderste doen en ook een hele inspirerende werk-plek. Sanquin Bloedvoorziening is een ergpraktisch instituut, alle vraagstellingen in hetonderzoek zijn gericht op toepassing, in dediagnostiek of in de transfusiegeneeskunde.Toch is er volop ruimte om fundamenteelonderzoek te doen en samen te werken metandere laboratoria en met klinieken. Ook binnen Sanquin is iedereen open en bereid tot

samenwerking, en er zijn prima faciliteiten.Het plaatjesonderzoek is wel een grote verandering. Bloedplaatjes zijn eigenlijk heelvreemde cellen: het zijn afsnoeringen vanvoorlopercellen, megakaryocyten, die – zoalsde naam al zegt – een grote polyploïde kernbinnen één cel bevatten. Maar de plaatjes diedaarvan afgesnoerd zijn hebben helemaalgeen kern. Door hun vermogen om aanelkaar te plakken, of aan andere cellen eneiwitten te plakken, zijn ze essentieel in hetbloedstollingsproces. Bovendien zijn plaatjesbetrokken bij ontstekingsprocessen, en dat iseen nieuw en erg interessant concept vanplaatjesfunctie.”

Wat zijn je plannen?“We hebben nu een klein groepje van éénpostdoc, twee promovendi en één analist.Hiermee bestuderen we plaatjesaggregatieonder invloed van diverse fysiologische stimuli, met een techniek die al ontwikkeldwas voor ik hier kwam. Met die techniekonderzoeken we ook de interactie tussen bacteriën en plaatjes, in samenwerking methet Academisch Centrum TandheelkundeAmsterdam (ACTA). Onze centrale vraagbetreft de uitrijping van megakaryocyten, metname de rol daarin van Caprin2, een RNA-bindend eiwit dat betrokken is bij translatie-regulatie, dus het omzetten van RNA in eiwit.We hebben Caprin2 knock-out muizen, dieminder bloedplaatjes hebben dan wildtypemuizen en verhoogde hoeveelheden Gata1 in de megakaryocyten. Dus daar is opnieuwmijn oude liefde Gata1 weer! We proberen nu de relatie te ontraadselen tussen Caprin2,Gata1, verminderde megakaryocytenuit-rijping en verminderde plaatjesvorming. In de toekomst willen we ons ook gaan richtenop defecten bij patiënten met bloedplaatjes-tekort. We verwachten dat ons onderzoek zalbijdragen aan betere diagnostiek op dit punten op betere functietesten voor bloedplaatjes-preparaten voor transfusies.

Personalia

Spaans temperament in Sanquin

Dirk Roos

Laura Gutiérrez (Madrid, 1976) studeerdeFundamentele Biologie in Oviedo, Spanje, enBiotechnologie in Leicester, UK. In juni 2005 promoveerde zij aan de Erasmus Universiteit inRotterdam op een celbiologisch proefschrift over de rol van Gata1 in de uitrijping van rode bloed-cellen. Op diezelfde afdeling werkte zij als postdoconder andere aan de mechanismen van rode-bloedceldood tijdens Parvovirus B19 infectie. In 2010 kwam zij in dienst van Sanquin, waar zij werkt aan de uitrijping en functies van [email protected]

Page 32: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

32 Bloedbeeld Maart

Als pijpenkrullen stroomt het bloed uit hethoofd van Medusa. Perseus houdt de afgehaktekop triomfantelijk aan haar met slangen door-knoopte haar omhoog. Het heeft de scheppervan het beeld, de Florentijnse goudsmid en

beeldhouwer Benvenuto Cellini (1500-1571),heel wat kopzorgen bezorgd om te bereikendat ook dit opgeheven hoofd met de plastische,als slangen slingerende bloedstralen hun uit-eindelijke vorm heeft gekregen.

In 1545 deed Cosimo I, hertog en heerser vanFlorence, het verzoek aan Cellini voor hemeen groot beeld van Perseus te maken. Het zouin het openbaar, in de Loggia dei Lanzi aan dePiazza della Signoria, worden opgesteld.Waarschijnlijk liet Cosimo de keuze op dezemythologische held vallen om hiermee zich-zelf en zijn politiek beleid te verheerlijken.Volgens de Metamorfosen van Ovidius namPerseus, om de eer van zijn moeder te redden,de opdracht van haar machtige en wellustigebelager Polydektes aan om hem het hoofdvan de Gorgo Medusa te brengen. Tot dan toewas nog nooit iemand van een bezoek aanhaar teruggekomen want ieder mens of dier,dat Medusa’s griezelige schrikbeeld aan-schouwde, versteende ter plekke. Athene hadnamelijk uit wraak op de verkrachting vanMedusa door Neptunus de schoonheid vanMedusa tenietgedaan door haar haar te ver-anderen in afzichtelijke slangen. Met hulpvan de goden wist Perseus op slinkse wijze hetaangezicht van Medusa te weerspiegelen inzijn bronzen schild. Medusa en haar slangenraakten door haar spiegelbeeld bedwelmd enPerseus kon haar hoofd eraf slaan1. In de zes-tiende eeuw gold Perseus als de verpersoon-lijking van het redelijk verstand dat de zinne-lijke hartstocht – de Medusa – overwint. Hetbeeld verwijst echter niet alleen naar dezeheersersdeugd, het is ook een waarschuwingaan de politieke vijanden van Cosimo. Hijheeft zelf ook menig kop laten rollen.

Met de opdracht zette Cosimo I de traditie vanzijn republikeinse voorgangers voort om kunstte gebruiken als propagandamiddel. Op hetplein stonden al Judith van Donatello (1460)en David van Michelangelo, beide verbeeldin-gen van overwinnaars van tirannen, die fysiekekracht, morele moed en verdediging van hetvolk representeren. Judith redde het Joodsevolk door op listige wijze de vijand Holoferneste onthoofden en de oudtestamentische Davidvelde de vervaarlijke reus Goliath. Cellini

Met opgeheven hoofd

Kunstbloed

Noor van Leeuwen

Benvenuto CelliniPerseus met het hoofd van Medusa, 1554Brons, 320 cmLoggia dei Lanzi, Florence

Page 33: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Maart Bloedbeeld 33

Proefschrift Isaac Kajja

Onderzoek

Isaac Kajja8 december 2010The Current Hospital TransfusionPractices and Procedures inUgandaPromotores: Prof. dr. C.Th. SmitSibinga, prof. dr. G.S. Bimenyaen prof. dr. H.J. ten DuisRijksuniversiteit Groningen

In Uganda is de vraag naarbloed in de ziekenhuizen velemalen groter dan de toelevering.Om die reden ziet de UgandaBlood Transfusion Service (UBTS)zich voor de bijkans onmogelijketaak geplaatst om voor voldoendebloed te zorgen en tegelijkertijdde kwaliteit en de veiligheid vande bloedproducten te waarbor-gen. Landelijke gegevens overhet klinisch gebruik van bloedzijn zeer beperkt. Echter, de uit-gangswaarnemingen die aanhet begin van dit onderzoek zijngedaan, hebben belangrijkezaken als onnodige transfusies,onveilige transfusiepraktijkenen fouten (met name aan hetziekbed) aan het licht gebracht.Bij de inspanning om de kwali-teit van de gezondheidszorg voorontvangers van bloed te verbete-ren en daarmee het effectieve

gebruik van de schaarse bloed-producten, was het gerechtvaar-digd een wetenschappelijkonderzoek te doen waarmee dekwaliteitsgebreken in de praktijken de procedure van de bloed-transfusieketen in de zieken-huizen konden worden geïdenti-ficeerd en onderzocht.De onderzochte processen enprocedures omvatten ondermeer de ethische aspecten rondhet ontvangen van bloed, hetproces van het bestellen en toe-dienen van bloed aan het ziek-bed, het nut van het invoerenvan een gecontroleerd bloed-bestelschema voor grote chirur-gische ingrepen, de communica-tie (interfase) tussen clinici en detoeleverende bloedbanken, iden-tificatie van de zwakke puntenin het proces van de bewerkingvan afgenomen bloed en heteffect van deze aspecten op hettransfusieproces in het zieken-huis.Het onderzoek is gedaan in ziekenhuizen en regionalebloedbanken in Uganda.Deelnemers waren behandelendspecialisten en laboratorium-personeel, administratief perso-neel en patiënten.

The CurrentHospitalTransfusion Practices andProcedures inUganda

Isaac Kajja

gebruikte zowel Judith als David als zijn referentie en wou naar eigen zeggen beidebeelden ‘drievoudig overtreffen’. Maar hetwerk aan het beeld verloopt niet zonder dramatische gebeurtenissen. De moeite die denegen jaren durende arbeid hem heeft gekostheeft hij in zijn autobiografie, niet geplaagddoor ijdelheid, kleurrijk beschreven2. Aan-vankelijk verliep het vlot, het door Perseusmet voeten getreden lichaam van Medusawerd in 1546 gegoten. Vol drama beschrijftCellini de gebeurtenissen tijdens de acht jaardurende arbeid aan de 320 centimeter langehoofdfiguur. Dit bereikte zijn hoogtepunt bijhet gieten. Er waren grote twijfels of hij erinzou slagen de verwrongen figuur van beidekoppen tot de tenen met brons te vullen.Bovendien dreigt halverwege het proces delegering te stollen. Hij beveelt zijn huisgenotenalle borden, schotels en schalen in zijn huis,ongeveer tweehonderd stuks, bijeen te halenen gooit ze één voor één in het mengsel, waar-op ineens zijn vorm als nog geheel volliep.Met opgeheven hoofd kon hij het beeld aanzijn opdrachtgever tonen en kon het in 1554in de Loggia worden onthuld.Perseus is weergegeven als een lenige, mooigespierde jongeman en staat, hoewel hethoofd iets genegen en de ogen teneergeslagen,als een overwinnaar op het levenloze lichaamvan het onthoofde monster. Met kracht gulpthet bloed in dikke stralen uit haar hals. De held, herkenbaar als Perseus aan degevleugelde sandalen en Hades’ helm, toonthet afgehouwen hoofd van Medusa aan debeschouwer. Zij heeft haar ogen geloken en demond half open en uit haar hals stroomt ookhier het bloed in dikke stralen. Wat Cellininiet heeft verbeeld is dat uit haar bloed hetgevleugelde paard Pegasus en de reusChrysaor werden geboren, beide vrucht vande verkrachting door Neptunus. Deze magievan haar bloed zou waarschijnlijk te veelafbreuk doen aan de boodschap van deopdrachtgever.

Noten1 Ovidius, Metamorfosen, boek IV vers 772-804.2 Benvenuto Cellini, Het leven [Nederlandse vertaling C. van Schendel en H. van Dam van Isselt], Amsterdam, 2000 (4e druk).

Page 34: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

34 Bloedbeeld Maart

Micha Nethe14 januari 2011Rac1 meets ubiquitin. New insightsin Rac1 signallingPromotor: Prof. dr. D. RoosCo-promotor: Dr. P.L. HordijkUniversiteit van Amsterdam

De mogelijkheid tot gerichtebeweging van cellen is een fundamentele eigenschap dieten grondslag ligt aan de vorming van weefsels en organen in een zich ontwikke-lend embryo, maar die ook eenessentieel onderdeel is vanafweerreacties. Daarnaast is cel-beweging een belangrijk aspectvan verschillende ziektes, waar-onder chronische ontstekings-ziektes, en het uitzaaien vankankercellen. Celbewegingwordt op verschillende niveausgereguleerd en wordt gestuurddoor het zogenaamde cytoskelet.Dit cytoskelet regelt de snelheiden richting van de celbewegingen is daarnaast van belang vooreen goede hechting van cellenaan de ondergrond, zonderwelke geen celbeweging moge-lijk zou zijn. Een van de regule-rende eiwitten van het cytoskeletis het kleine GTPase Rac1.

In dit proefschrift ligt de nadrukop moleculaire mechanismendie de signalering van het Rac1eiwit controleren, evenals demoleculaire mechanismen dieRac1 zelf, op zijn beurt, aan-stuurt teneinde celbeweging en -hechting te reguleren. Om nieuwe eiwitten te identifi-ceren die aan Rac1 binden, is gebruik gemaakt van peptidesdie overeen kwamen met deaminozuursequentie van ver-schillende domeinen van Rac1.Deze peptides, voorzien van een‘handvat’, werden toegevoegdaan cellulaire eiwit-extracten,waarna ze uit het extract kondenworden gevist. De eiwitten uithet extract die aan de peptidesbonden zijn vervolgens geïdenti-ficeerd met massa-spectrometrie,een zeer gevoelige techniek voor eiwit-analyse. Door middelvan deze benadering werdenCaveolin-1 (Cav1), een mem-braaneiwit dat eiwittransportfaciliteert, en Nedd4-1, een E3ligase dat in belangrijke matebetrokken is bij eiwitafbraak inde cel geïdentificeerd. Naderebestudering van deze eiwittenmet betrekking tot Rac1 signale-ring leidde tenslotte tot nieuweinzichten in de mechanismenwaarmee Rac1 signalering wordtaangestuurd.

Rutger Middelburg19 januari 2011Transfusion-related acute lunginjury. Etiological research and itsmethodological challengesPromotor: Prof. dr. E. BriëtCo-promotor: Dr. J.G. van derBomUniversiteit van Leiden

Transfusiegerelateerde acutelongschade (transfusion-relatedacute lung injury; TRALI) is ophet moment de meest voor-komende ernstige bijwerkingvan bloedtransfusies. TRALI kanveroorzaakt worden door leuko-cyten antistoffen, die voorname-lijk aanwezig zijn in vrouwelijkedonors die zwanger zijn geweestmaar ook in getransfundeerdedonors (Hoofdstuk 1 en 2). InNederland wordt daarom vanaf1 oktober 2006 alleen nog plas-ma voor transfusie gedoneerddoor mannelijke, nooit getrans-fundeerde donors. In dit projectwilden we kwantificeren welkeffect we van deze maatregelkunnen verwachten.In Hoofdstuk 3 en 4 beschrijvenwe een aantal methodologischeproblemen die veel voorkomenin het transfusieonderzoek in het

algemeen en het TRALI-onder-zoek in het bijzonder. Daarnaastworden mogelijke oplossingenaangedragen die in de volgendehoofdstukken worden toegepast.Hoewel Hoofdstukken 5 tot enmet 7 heel verschillende metho-den en gedeeltelijk verschillendepopulaties gebruiken komen deresultaten goed overeen. Samenlaten deze hoofdstukken zien datbijna alle TRALI die veroorzaaktwordt door plasmarijke produc-ten voorkomen kan worden doorhet uitsluiten van vrouwelijkedonors en donors die bloot-gesteld zijn aan allogene anti-genen. Voor TRALI die veroor-zaakt wordt door plasma-armeproducten bestaat dit verbandechter niet.In Hoofdstuk 8 laten we zienwelk deel van de leukocytenanti-stoffen door de huidige plasma-maatregel uit de bloedvoor-ziening kan worden gehouden.Daarnaast tonen we aan dat hetuitsluiten van plasma vanalleen vrouwelijke donors diezwanger zijn geweest en getrans-fundeerde donors net zo effectiefis als het uitsluiten van plasmavan alle vrouwelijke en getrans-fundeerde donors.Tot slot bespreken we in Hoofd-stuk 9 het verband tussen deresultaten uit alle eerdere hoofd-stukken. In Hoofdstuk 9 bespre-ken we ook wat algemenereonderwerpen zoals het gebruikvan een populatie attributiefrisico in plaats van een relatiefrisico en correctie van het populatie attributief risico voorconfounding.

Proefschrift Micha Nethe Proefschrift Rutger Middelburg

Page 35: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

Maart Bloedbeeld 35

Diana Edo Matas21 januari 2011Within-host HIV-1 evolution inrelation to viral coreceptor use andhost environmentPromotor: Prof. dr. H. SchuitemakerCo-promotor(es): Dr. A.B. van ’t WoutUniversiteit van Amsterdam

HIV-1 dringt de cel binnen door-dat virale envelopeiwitten op hetoppervlak van het virus bindenaan CD4 en een co-receptor(CCR5 of CXCR4) die zich op hetoppervlak van de gastheer cellbevinden. De vroege fase van deinfectie wordt gedomineerd doorCCR5-gebruikende virussen (R5).In ten minste 50% van depatiënten evolueren gedurendehet verloop van de infectie de R5varianten in CXCR4-gebruiken-de virussen (X4) die meer viru-lent zijn. Omdat de aanwezig-heid van X4 varianten negatieveimplicaties heeft voor het ziekte-verloop en het gebruik van anti-retrovirale geneesmiddelen diedoor CCR5 te blokkeren voorko-men dat virussen de cel kunnenbinnendringen, is een beterbegrip van de factoren die de

progressie naar AIDS in de aan-of afwezigheid van X4 variantenrelevant.In dit proefschrift is de evolutievan HIV-1 en de samenstellingvan de viruspopulatie in HIV-1geïnfecteerde patiënten bestu-deerd, zowel in relatie tot co-receptorgebruik, als in relatie tot andere gastheerfactoren. De belangrijkste bevinding is dat het vermogen van een R5variant om co-receptor CXCR4 te gaan gebruiken afhankelijkkan zijn van bepaalde karakte-ristieken van de virale envelop,zoals de lading van het derdevariabele domein van de envelop, dat de co-receptorbindt. Tegelijkertijd kunnen veranderingen in de envelopoptreden als gevolg van aanpas-singen aan de afweerreactie vande gastheer die dit proces onder-steunen. Na het verschijnen vanX4 varianten blijven ook de R5varianten aanwezig (co-existen-tie) en evolueren beide virus-populaties onafhankelijk verder,wat resulteert in een efficiëntergebruik van de respectievelijkeco-receptoren en een toenemendeongevoeligheid voor antiviralemiddelen die het entry procesblokkeren.

www.proefschriften.sanquin.nl

Op donderdag 14 en vrijdag 15 april 2011 organiseertSanquin voor de vierde keer eenSpring Seminar, deze keer metals titel: Advances in ClinicalTransfusion Medicine.Locatie: Koninklijk Instituutvoor de Tropen, AmsterdamSymposiumvoorzitter: Prof. dr. Anneke BrandSessies:Epidemiology in transfusionmedicineAdverse reactionsDonor health and safety; a pro-con debateTriggers and targetsCoagulation disordersAlternatives for [email protected]

RectificatieIn de vorige editie van Bloed-beeld is op blz. 31 de informatieover het proefschrift vanBarbara Borkent weggevallen:Barbara Borkent-Raven9 november 2010The PROTON Study – profiles of transfusion recipients in The NetherlandsPromotores: Prof. dr. B.A. van Hout en prof. dr. G.J. BonselCo-promotor: Dr. C.L. van der PoelUniversiteit van Utrecht

Sanquin bezit een van de oudstebedrijfscollecties van Nederland.In 1959 startte Joghem vanLoghem (wetenschappelijkdirecteur (CLB) van 1950 tot1978) met het verzamelen vankunst voor het CLB. De in 1985opgerichte Kunstcommissieorganiseert maandelijks eenexpositie in de naar VanLoghem genoemde galerie:‘Galerie Joghem’. De maande-lijkse exposities zijn op werk-dagen te bezoeken van 08.30 tot 16.30 uur.

AprilAylin TasözMeiKyra SacksJuniCarolien Duijzerwww.exposities.sanquin.nl

Proefschrift Diana Edo Matas Sanquin Spring Seminar 2011Advances in Clinical TransfusionScience

Exposities Galerie Joghem

Actueel

.

.

.

.

.

.

Page 36: Bloedbeeld - sanquin.org · ontwikkeld. Marijke Overbeeke, boegbeeld van de immunohematologische diagnostiek, verlaat Sanquin. Met de komst van Marieke von Lindern gaat Sanquin meer

36 Bloedbeeld Maart

Kees WaasRadix JesseGebrandschilderd raam, 1956, 230 x 230 cmRK Kerk Heilige Maria Geboorte, Dussen

“De bloedvoorziening is onze levensader”,zegt Kees Waas, secretaris van de Stichtingvoor Afweerstoornissen (SAS). “Als dat wegzou vallen zijn veel patiënten daarvan dedupe. Het plasma is voor patiënten met eenafweerstoornis van vitaal belang, er is geenalternatief. Door de goede bloedvoorzieningin Nederland kunnen deze patiënten een normaal leven leiden.” De SAS zet zich in voorpatiënten met aangeboren of verworvenstoornissen in de afweer tegen infectieziekten.Waas werd in 1985 geconfronteerd metafweerstoornissen toen zijn oudste zoon Guusnog voor zijn eerste jaar werd opgenomen inhet AMC, waar men constateerde dat hij eenetterende longontsteking had. De ontstekingwerd behandeld met antibiotica. Anderhalfjaar later kreeg hij door een val een ontstokenbult op zijn hoofd. In het ziekenhuis werd hijbehandeld met antibiotica, maar kreeg met-een een hersenvliesontsteking. In het Wilhelmina Kinderziekenhuis inUtrecht werd geconstateerd dat hij leed aaneen afweerstoornis, agammaglobulinemie.”We zijn toen meteen lid geworden van de netopgerichte SAS. Thuisbehandeling was net inopkomst en wij kozen er voor om hem thuissubcutaan met immunoglobuline te behande-len. Inmiddels was onze zoon Bart geboren enmen vond dat hij ook getest moest worden,omdat er sprake kon zijn van de geslachts-gebonden variant. Bart bleek dezelfde aan-doening te hebben, maar hij was nog nooitziek geweest en ging vervolgens ook in behan-deling.” Toen de jongens ouder werden vondde behandeling, via een intraveneus infuusmet immunoglobuline, iedere drie weken inhet ziekenhuis plaats. “In 1998 zijn we inoverleg met de kinderartsen als een van deeersten onze zoons thuis gaan behandelenmet intraveneus immunoglobuline. Via Sanquin kwam er een thuiszorginstantiedie ons drie maanden heeft begeleid. Toengebruikten we nog het gevriesdroogde productdat moest worden opgelost.”Er zijn in Nederland ongeveer 1000 patiëntenmet een afweerstoornis, waarvan er 250 lidzijn de SAS. “Veel patiënten willen blijkbaarniet zo met hun ziekte bezig zijn. Maar ook alheb je er zelf niet zo’n last van, als patiënten-groep kun je wel beter je stem verheffen.

We organiseren twee keer per jaar een leden-bijeenkomst, waar deskundigen worden uit-genodigd, waar informatie wordt gegeven, bijvoorbeeld over de vergoeding voor thuis-behandeling etc. Daarnaast organiseren weook familiedagen en bijeenkomsten voorjonge patiënten, zodat ze zien dat ze niet deenigen zijn.”In oktober 2010 bestond de SAS 25 jaar.Tijdens de viering is de website www.altijd-ziek.nl gelanceerd. “Wij hebben geconstateerddat artsen veel te weinig kennis hebben vanafweerstoornissen en patiënten vaak metantibiotica behandelen. Bij bijna de helft vande patiënten met een afweerstoornis (45%) ishun aandoening niet tijdig herkend. Vooralbij kinderen met een afweerstoornis wordt dediagnose pas gesteld als de eerste verschijnse-len zich allang hebben voorgedaan. Met onzekinderen waren wij er gelukkig vroeg bij.Sommige patiënten komen er pas op latereleeftijd achter dat ze een deficiëntie hebben.Wij willen proberen huisartsen en artsen in perifere ziekenhuizen meer bewust te makenvan de aandoeningen, via bijvoorbeeld E-learning. In 2012 is er een beurs voor artsenin Ahoy en daar zullen wij aanwezig zijn meteen stand en we hopen dan een workshop tekunnen geven. Als patiëntenvereniging richten wij ons met deze website op potentiëlemondige patiënten. Omdat er maar zo weinigpatiënten zijn komen artsen er niet vaak meein aanraking. Gelukkig krijgen jongere artsen en kinderartsen het wel mee in hunopleiding.”Waas vindt het prettig dat hij naast zijn gewone werk er iets anders bij kan doen. Hij is sinds 2002, na een carrière als gods-dienstleraar en een studie Theologie, pastoraal werker in Dussen voor zes RK parochies.”Ik heb via de SAS hele leuke contacten op-gedaan, ook via IPOPI, de internationalepatiëntenvereniging. Met Sanquin hebben wij een buitengewoon fijne relatie. Sanquinen voorheen het CLB heeft ons onder andereondersteund bij het maken van brochures enhelpt ons met de ledenbijeenkomsten. Wijworden serieus genomen als gesprekspartner.”www.stichtingvoorafweerstoornissen.nl

Profiel

Kees WaasEr moet meer bewustzijn bij artsen komen

Anneke de Regt