Bloedbeeld - Sanquin

32
2 Actueel 3 Bloedbeeld 4 Bestuurder René van Lier blijft researcher in hart en nieren Wetenschappelijk onderzoek verder versterken en nog zichtbaarder maken 6 “We moeten ons van anderen blijven onderscheiden” Harry Bos, nieuwe divisiedirecteur Diagnostiek, over risico’s en kansen 7 Introductie Cinryze ® Cinryze vervangt Cetor voor de Nederlandse markt 8 Nieuwe kansen voor immuuntherapie? Onderzoekers hebben een ingebouwde rem van het immuunsysteem ontdekt 9 Cellen bekijken op macroniveau ImageStreamX analyseert cellen op intensiteit en lokalisatie 10 Voldoende bloed bij calamiteiten Sanquin kan bij calamiteiten binnen een uur voldoende bloedproducten leveren 12 Recente publicaties Fotografie Judith van IJken 21 Geïntrigeerd door sikkelcellen en stollingsfactoren Klinisch brugfiguur Karin Fijn van Draat verdeelt haar tijd over AMC en Sanquin 22 Biotech kweekbloed: product van de toekomst? Geen donors meer nodig omdat bloedcellen uit een bioreactor komen? 24 Heparine Geïnduceerde Trombocytopenie Sanquin introduceert HIPAA-test voor snelle diagnose van HIT 26 Nucleotide-sequentiebepaling in DNA: de volgende generatie Sanquin gaat sequencing methode toepassen voor HLA-bepalingen 28 Kunstbloed: Bloed en tranen 29 Proefschrift 30 Broedplaats: Rick Hoekzema 31 Nieuws en agenda 32 Profiel Mariëtte Driessens, secretaris NVHP Maart 2012 Bloed beeld 112

Transcript of Bloedbeeld - Sanquin

Page 1: Bloedbeeld - Sanquin

2Actueel3Bloedbeeld4Bestuurder René van Lier blijft researcher in hart en nierenWetenschappelijk onderzoek verder versterken en nog zichtbaarder maken6“We moeten ons van anderen blijven onderscheiden”Harry Bos, nieuwe divisiedirecteur Diagnostiek, over risico’s en kansen7Introductie Cinryze®

Cinryze vervangt Cetor voor de Nederlandse markt8Nieuwe kansen voor immuuntherapie?Onderzoekers hebben een ingebouwde rem van het immuunsysteem ontdekt9Cellen bekijken op macroniveauImageStreamX analyseert cellen op intensiteit en lokalisatie10Voldoende bloed bij calamiteitenSanquin kan bij calamiteiten binnen een uur voldoende bloedproducten leveren12Recente publicatiesFotografie Judith van IJken21Geïntrigeerd door sikkelcellen en stollingsfactorenKlinisch brugfiguur Karin Fijn van Draat verdeelt haar tijd over AMC en Sanquin22Biotech kweekbloed: product van de toekomst?Geen donors meer nodig omdat bloedcellen uit een bioreactor komen? 24Heparine Geïnduceerde TrombocytopenieSanquin introduceert HIPAA-test voor snelle diagnose van HIT26Nucleotide-sequentiebepaling in DNA: de volgende generatieSanquin gaat sequencing methode toepassen voor HLA-bepalingen28Kunstbloed: Bloed en tranen29Proefschrift30Broedplaats: Rick Hoekzema31Nieuws en agenda32ProfielMariëtte Driessens, secretaris NVHP

Maart 2012

Bloedbeeld

112

Page 2: Bloedbeeld - Sanquin

In een artikel in NatureCommunications beschrijvenpromovendus Nigel Stapledonen collega’s van de afdelingExperimentele Immunohemato-logie van Sanquin Researchsamen met onderzoekers uitUtrecht, Oslo en Reykjavik eenmanier om de halfwaardetijdvan antistoffen van het typeIgG3 aanzienlijk te verlengen.Deze aangepaste antistof zoueen kandidaat kunnen zijn voorbijvoorbeeld immuuntherapietegen kanker. IgG activeert hetcomplementsysteem en is vanbelang bij de activatie van Fc-receptoren. De meeste andereisotypen Immunoglobulinen(IgA, IgM en IgE) doen één vanbeide. Van de IgG subklassen isIgG3 het meest actieve. IgG3heeft echter normaal gesprokeneen kortere halfwaardetijd dande andere IgG’s. Dit komt omdatIgG3 in plaats van HistidineArginine in de staart van IgGheeft zitten op positie 435. Doorde Arginine te veranderen in eenHistidine is de halfwaardetijdaanzienlijk verlengd. Met defunctionaliteit om het comple-mentsysteem en Fc-Receptoren teactiveren is het gemuteerde IgG3interessant als biofarmaceutischimmuuntherapeuticum. In vitroen in een pneumokokken muizen-model bleek dit IgG3 werkzaamen volledig bescherming te bie-den tegen pneumokokken infec-ties. De vinding is gebaseerd opanalyses van een aantal donorsvan Sanquin met een van naturevoorkomend afwijkend IgG3.

ReferentieStapleton NM et al. Competition for FcRn-mediated transport gives rise to short half-life of human IgG3 and offers therapeuticpotential. Nat Commun 2011; 2:599.

Onderzoekers van de groepOperations Research (OR) vande UvA en medewerkers vanSanquin Bloedvoorziening hebben op 15 november 2011 de eerste prijs gewonnen op hetjaarlijkse congres van deAmerican Society for OperationsResearch and ManagementScience (INFORMS).Het onderzoek Blood PlateletOptimization for Blood Banks:Theory meets Practice werd geko-zen uit honderd inzendingen enis gebaseerd op gemeenschappe-lijk onderzoek van een aantal(voormalige) groepsleden vanOperations Research: Nico vanDijk, René Haijema, Jan van derWal, Nikky Kortbeek en MichielJanssen. Het onderzoek werd uit-gevoerd in nauwe samenwer-king met Sanquin (Wim de Kort,Naud Jansen en Eric Jansen) enhet simulatiebedrijf Incontrol.Het onderzoek mag gezien wor-den als een eerbetoon aan deklassieke OR en hedendaagsetechnologie.Bloedplaatjesconcentraten heb-ben een beperkte houdbaarheid.Verloop, tekorten, leeftijd en kos-ten moeten worden geminimali-seerd. Het onderzoek onder-scheidde drie fases over zes jaar,namelijk:De ontwikkeling van een gecom-bineerde dynamische program-mering en simulatiemethode;De toepassing en implementatievoor Sanquin Bloedbank;De uitbreiding met transportkos-ten en ziekenhuisvoorraden.Toepassing in de bloedbank-praktijk heeft geleid tot een aan-zienlijke daling in verloop,gepaard aan een belangrijkedaling van de leeftijd bij uitgifte.

Vorig jaar is het draaiboekPreventie Screening Infectie-ziekten en Erytrocytenimmuni-satie (PSIE) van het RIVM aan-gepast. In de 12e week van dezwangerschap wordt naast deABO en Rhesus D (RhD) bepa-ling en screening op irregulaireerytrocytenantistoffen (IEA) ookhet Rhesus c (Rhc) antigeenbepaald. In week 27 wordt metmaternaal plasma het foetaleRhD-antigeen bepaald metbehulp van de PCR techniek enwordt bij zwangeren die RhD-negatief of Rhc-negatief zijn descreening op irregulaire erytro-cytenantistoffen herhaald. De invoering van de foetaleRhD-typering maakt gerichtantenataal toedienen van hetanti-D immunoglobuline moge-lijk. Hiermee zal bij de antenataleprofylaxe 40% minder nodigzijn. De Gezondheidsraad (26maart 2009) geeft in het rapportaan voorkeur te hebben voor eenanti-D immunoglobuline af-komstig van onbetaalde (Neder-landse) donors. Sanquin is nu decampagne: Zwanger? Luisternaar het goede nieuws, gestart.Deze is gericht op ondersteuningvan de verloskundigen en voor-lichting aan verloskundigen enpubliek. Met deze campagnewordt ook RheDQuin bij de ver-loskundigen onder de aandachtgebracht. Want dit anti-Dimmunoglobuline is geheel inlijn met de voorkeur van deGezondheidsraad afkomstig van onbetaalde vrijwilligeNederlandse donors.

Bloedbeeld is een uitgave van StichtingSanquin Bloedvoorziening. Het blad verschijnt4 maal per jaar in een oplage van 25.000stuks. Bloedbeeld wordt toegezonden aanmedisch specialisten, klinisch chemici, zieken-huisapothekers, ziekenhuizen en onderzoeks-instellingen in Nederland en aan medewerkersvan Sanquin. Verder ontvangen landelijke advies- enbeleidsorganen op het gebied van de gezond-heidszorg het blad evenals de rijksoverheid enpersmedia.

RedactieAnneke de Regt (hoofdredacteur), Masja de Haas, Christine Kramer, Marieke von Lindern, Dirk Roos, Jan Willem Smeenk, Ruud Smeenk, Hans Zaaijer en Jaap Jan ZwagingaMedewerkersEmile van den Akker, John Ekkelboom,Maarten Evenblij, Frank van Kolfschooten,Wim de Kort, Noor van Leeuwen, Pieter Lomans en Angela RijnenFotografieIneke Oostveen en Judith van IJken (fotokatern)OntwerpRobbert Zweegman i.s.m. Reynoud Homan DrukCliteur, Amsterdam

RedactieadresSanquin BloedvoorzieningPostbus 98921006 AN [email protected]

AbonnementenZie redactie-adresJaarabonnement is gratisDeze mailing is o.a. verzorgd op basis van het Pharbase adressenbestand vanCegedim.Wijzigingen voor dit bestand kunt u doorgeven via [email protected]

© Bloedbeeld

Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de redactie.

ISSN 1572-803X

Serendipiteit immuuntherapietegen kanker

Prijs voor onderzoekersOperations Research

Start campagne: Zwanger?Luister naar het goede nieuws

Actueel

2 Bloedbeeld Maart

.

.

.

Page 3: Bloedbeeld - Sanquin

Bloedbeeld

Het beeldDe stollingsfactor von Willebrand factor (VWF; geel) wordtopgeslagen in Weibel-Palade bodies (WPB; groen) voordathet door de endotheelcel wordt uitgescheiden. Hiertoe worden VWF multimeren als het ware opgerold tot een cilinder. Normaal zijn deze cilinders lang en lopen ze parallelaan elkaar. In deze opname zijn de cilinders kort en liggen zekriskras verspreid. Dit komt omdat de WPB ook het stollings-eiwit factor VIII bevatten dat de structuur van VWF veran-dert. De elektronenmicroscoopopnamen zijn gemaakt doorM. Mourik bij de afdeling Moleculaire Celbiologie van hetLUMC.

De boodschapOpslag van factor VIII in WPBs verandert de manier waaropVWF wordt opgeslagen en beïnvloedt de bloedstolling.

Het onderzoekWe proberen endotheelcellen te maken die factor VIII enVWF samen afgeven om de behandeling van hemofilie Apatiënten te verbeteren. Factor VIII wordt door VWFbeschermd tegen afbraak en inactivatie in de circulatie.

Bouwens EA, Mourik MJ, van den Biggelaar M, Eikenboom JC, Voorberg J, Valentijn KM, Mertens K. Factor VIII alters tubular organization and functionalproperties of Von Willebrand factor stored in Weibel-Palade bodies. Blood 2011;118: 5947-56.

Page 4: Bloedbeeld - Sanquin

4 Bloedbeeld Maart

René van Lier volgde in 2010 Ernest Briët opals lid van de Raad van Bestuur en directeurvan de divisie Research van Sanquin Bloed-voorziening. Zijn ambitie is om het weten-schappelijke onderzoek van Sanquin verder te versterken en nog zichtbaarder te maken.

Een echt nieuw gezicht was René van Lier nietvoor oudgedienden binnen Sanquin. Zijnbenoeming in september 2010 tot lid van deRaad van Bestuur en directeur van de divisieResearch betekende een terugkeer naar dewerkgever die hij in 2000 had verlaten omhoogleraar experimentele immunologie teworden aan de Universiteit van Amsterdam(AMC). Hij had er toen liefst zeventien jaargewerkt, vijftien jaar bij het CLB, dat in 1998na de fusie met de bloedbanken verder gingonder de nieuwe naam Sanquin.

Hoe bent u indertijd bij het CLB beland?“Na mijn afstuderen in 1983 moest ik in militaire dienst. Die heb ik vervuld als arts bijde Militaire Bloedbank, die was gevestigd inhet toenmalige CLB. Daar kon ik naast mijntaken voor Defensie ook veel tijd aan weten-schap besteden. Na mijn militaire tijd ben ikzeventien jaar blijven hangen bij het CLB.Eerst als promovendus, daarna als werkgroep-leider, laboratoriumhoofd en afdelingshoofd.In 2000 ben ik naar het AMC gegaan om hoog-leraar te worden en een afdeling immunologieop te zetten. Ik ben daar in 2005 ook voorzittergeworden van de Research Council, de weten-schappelijke adviesraad voor de Raad vanBestuur naast allerlei ander bestuurlijk werk.In het najaar van 2009 vroeg Sanquin of ikvoelde voor een terugkeer. Die vraag kwam eigenlijk wel op een goedmoment. Het AMC is een zeer interessanteorganisatie om voor te werken, maar ik stonddaar net op een soort kruispunt. Het was tijdom te stoppen bij de Research Council, omdatje zo’n adviesfunctie niet te lang moet doen.En ik twijfelde eraan of ik me weer volledig oponderzoek moest gaan richten en opnieuwfulltime afdelingshoofd worden. Wat de door-slag gaf was dat ik bij Sanquin research konblijven doen naast het bestuurlijke werk. Ik heb een deel van mijn onderzoeksgroep,met onderzoeksleider Martijn Nolte, uit het

AMC kunnen meenemen. Dat onderzoek isgericht op de invloed van het geactiveerdeimmuunsysteem op bloedcelvorming, eengebied dat naadloos past bij Sanquin.”

Is de sfeer bij Sanquin veranderd in de 10 jaardat u weg bent geweest?”De integratie tot Sanquin heeft wel geleid toteen verandering in de bedrijfscultuur. Het CLBwas toen ik er in 1983 kwam werken een vrijanarchistische organisatie vergeleken metacademische ziekenhuizen. Binnen het CLBwerd op basis van argumenten gediscussieerden het maakte niet uit of iemand hoogleraarof student was. Door het integreren van debloedbanken en het sterker richten van deresearch op taken voor bloed en bloedvoorzie-ning is de sfeer binnen Sanquin zakelijkergeworden, professioneler. Daardoor gaansommige dingen hier minder snel dan in hetoude CLB, maar nog altijd een stuk snellerdan in een complexe organisatie als eenUMC.”

U bent net als uw voorganger Briët behalvelid van de Raad van Bestuur ook directeur vande divisie Research. Wat is het voordeel vandie dubbelfunctie?”Dat maakt de relatie met afdelingshoofdenveel directer, waardoor je sneller discussieskunt starten en sneller beslissingen kuntnemen. Met de functie van divisiedirecteurerbij is het makkelijk om zelf vaak binnen telopen bij mensen op de researchvloer en jelicht op te steken. Heel nuttig waren bijvoor-beeld de AIO-lunches die ik op advies van eenvan de afdelingshoofden heb georganiseerd.Dat zijn ideale discussiebijeenkomsten omerachter te komen hoe AIO’s hun werk ervaren en wat ze nodig hebben om goed tekunnen functioneren. Ze kunnen heel goeduitleggen wat er beter kan in de organisatie.Ik hoor wat zij verwachten van hun directeomgeving en van het instituut, en zij horenwat het instituut van hen verwacht.”

Hoe ziet u uw rol als bestuurder in het versterken van de research?“Bestuurders verzinnen geen goede proeven,maar creëren de voorwaarden om die goedeproeven te kunnen doen. Een van de speer-

Onderzoek

René van Lier (Tilburg, 1956) studeerde genees-kunde aan de Universiteit van Amsterdam en startte in 1983 zijn promotieonderzoek bij het CLBin Amsterdam. Daarna was hij bij het CLB senioronderzoeker op de afdeling Klinische Viro-immuno-logie, hoofd van het Laboratorium voor Cellulaireimmunologie en hoofd van de afdeling Immuno-biologie. In 2000 werd hij hoogleraar Experimenteleimmunologie aan de UvA en vervolgens ook hoofdvan de afdeling Experimentele immunologie in hetAMC en voorzitter van de AMC Research Council.In september 2010 trad hij toe tot de Raad vanBestuur van Sanquin en werd directeur van de divisie [email protected]

Bestuurder René van Lier blijft researcher in hart en nieren

Frank van Kolfschooten

Page 5: Bloedbeeld - Sanquin

Maart Bloedbeeld 5

aan door hoogleraarschappen te realiseren.Dat is al gebeurd bij de bètafaculteit van deUniversiteit van Amsterdam met de aan-stelling van Marieke van Ham als hoogleraarBiologische Immunologie en Peter Hordijk alshoogleraar Moleculaire celbiologie vanCelmigratie. Ik heb ook NWO-directeur JosEngelen uitgenodigd om eens langs te komen,omdat wij geen beurzen mogen aanvragen bijNWO. Wij komen niet in aanmerking omdatwij een commercieel bedrijf zouden zijn. Ik hoop hem te kunnen overtuigen dat eennot-for-profit-bedrijf als Sanquin heel watanders is dan een commercieel bedrijf metaandeelhouders en bonussen en ik ga hemlaten zien dat we een academisch laboratoriumhebben waar heel goede research plaatsvindt.Gelukkig zijn we niet alleen afhankelijk vanexterne beurzen en hebben we ook internefondsen voor projecten. Sanquin stopt alleexploitatieoverschotten direct terug in deorganisatie om de faciliteiten en de researchup-to-date te houden.”

Waar houdt u zich nog meer mee bezig bin-nen de Raad van Bestuur?”Ik ben daarin ook verantwoordelijk voor dediagnostiek. Daarbij heb ik veel steun van denieuwe divisiedirecteur Harry Bos. En ik benverantwoordelijk voor de medische zaken. In die rol ben ik voorzitter van de MedischeAdviesraad die adviseert over alles wat met de werkzaamheid en de veiligheid van bloed-transfusie- en plasmaproducten te makenheeft. Dat is zwaar werk omdat ik geen hematoloog ben zoals mijn voorganger Briët,maar die kennis is gelukkig wel aanwezig bijandere leden van de Medische Adviesraad.De Raad van Bestuur als geheel is druk bezigmet een reorganisatie, het programma Bloed-bank 2015. Dat heeft consequenties voor eengroot aantal medewerkers binnen de bloed-bank. Volgens de plannen gaan bijvoorbeeldin 2015 de bewerkingslocaties in Groningenen Rotterdam dicht en zal de bewerking voort-aan alleen uitgevoerd worden in Amsterdamen Nijmegen. Wij realiseren ons de grote persoonlijke gevolgen die deze samenvoegingheeft, maar deze stap is noodzakelijk om dedoelmatigheid en de kwaliteit van de bloed-voorziening nog beter te maken.”

Afgelopen jaar is de vernieuwde CBO richtlijnbloedtransfusie vigerend geworden. Ook van-uit Sanquin hebben onder andere MarijkeOverbeeke, Immunohematologische Diagnos-tiek, een bijdrage geleverd aan het aanpassenvan de richtlijn. Voor de ziekenhuislaboratoriazijn er in het hoofdstuk dat de laboratorium-aspecten van de bloedtransfusie betreft,belangrijke wijzigingen ten opzichte van de‘oude’ richtlijn terug te vinden. Deze omvat-ten bijvoorbeeld de monsteridentificatie enhet gebruik van het Transfusie Register voorIrregulaire antistoffen en X-proef problemen(TRIX). Daarnaast zijn er nogal wat verande-ringen op het gebied van het ‘preventief matchen’. Voor vrouwen in de vruchtbare leef-tijd en voor sommige groepen patiënten, dientter voorkoming van antistofvorming bij deselectie van erytrocyteneenheden ook rekeninggehouden te worden met compatibiliteit vande Kell, Duffy en Kidd antigenen. Een belang-rijk verschil is ook het advies om uitgebreiderte matchen als er ‘klinisch belangrijke irregu-laire erytrocytenantistoffen’ aangetoond zijn.Al met al nogal wat veranderingen! Binnen dedivisie Diagnostiek heeft Nico Vreeswijk, hetvoortouw genomen om samen met MarijkeOverbeeke de verschillen tussen de ‘oude’ en‘nieuwe’ richtlijn die de laboratoriumaspectenvan de bloedtransfusie betreffen, overzichte-lijk in een presentatie te verwerken. Inmiddelsheeft Nico Vreeswijk verschillende ziekenhuis-labs over de nieuwe richtlijn ‘bijgepraat’ en isdit initiatief als zeer functioneel door henbeoordeeld! Voor de immunohematologischereferentie-laboratoria van Sanquin is dit eenmooie kans om te laten zien op welke gebieden wij met raad en daad ondersteuningkunnen geven.

[email protected]

Service

Masja de Haas

Nieuwe richtlijnbloedtransfusieCBO toegelicht

punten van ons beleid is het creëren vangoede faciliteiten. Die zijn al heel goed maarje moet ze ook voortdurend op niveau houdenwant researchapparatuur en gebouwen zijnsnel gedateerd. Naast ons gebouw is het NKIeen nieuw proefdierhuis aan het bouwen,waar wij een deel van gaan huren. In vivoonderzoek is zeer belangrijk voor Sanquin en met dat proefdierhuis kunnen we dat versterken. We gaan ook kijken of we met hetNKI meer shared facilities voor research kunnen creëren, want zulke investeringen zijnongelooflijk kapitaalintensief.”

Wat heeft u intern al in gang gezet bij deresearch?“We hebben de interne beoordeling van externe beursaanvragen strikter gemaakt om kansrijker te zijn bij de toekenning doorsubsidiegevers. Ik schrok in 2010 van de ranking die onze aanvragen kregen bij eenvan onze belangrijkste subsidieverstrekkers,de Landsteiner Stichting voor BloedtransfusieResearch (LSBR). Er zaten er te veel op hetrandje van onvoldoende, terwijl je tegen eennegen moet zitten om een beurs binnen tehalen. Een groot deel van de Sanquin-projecten werd daardoor al in de voorselectieterzijde geschoven. Dit jaar hebben we deaanvragen die we gingen indienen intensiefvoorbesproken, waarbij we ons er goed rekenschap van hebben gegeven wat een subsidiegever precies van ons verwacht. Bij de Landsteiner Stichting moet je andere argumenten gebruiken dan bij het KWF of het Astmafonds. Nu waren er van de twintigbesproken projecten van de LandsteinerStichting dertien van Sanquin. Dat hebben we dus goed gedaan.”

Wat heeft u gedaan om de research zichtbaar-der te maken voor de buitenwacht?”Het oude CLB werd gezien als een van de centra van immunologisch onderzoek inNederland en had een zeer goede naam. Na de fusie is in de buitenwereld het beeldontstaan dat Sanquin weinig wetenschappe-lijk onderzoek meer doet. We proberen nu zogoed mogelijk uit te dragen dat we dat wéldoen. Als onderdeel daarvan halen we metdiverse faculteiten in den lande de banden

Page 6: Bloedbeeld - Sanquin

6 Bloedbeeld Maart

Meer omzet genereren zonder eigen klantente beconcurreren. Voor die uitdaging zietHarry Bos, de nieuwe divisiedirecteur vanSanquin Diagnostiek, zich onder meergesteld. Een gesprek over risico’s en kansen.

“Over het algemeen houden mensen niet vanveranderingen.” Dat constateert Harry Bos,immunoloog, bedrijfskundige, directeur énervaringsdeskundige. Reorganisaties brengenrisico’s met zich mee. In het verleden voorzagBos meermalen dat zijn eigen functie bij debloedvoorziening na een fusie zou verdwijnen.Het weerhield hem er niet van in verschillendefusieprocessen juist het voortouw te nemen.“Veranderen houdt mij wakker”, zegt hij.Op 1 oktober volgde hij Ruben Baumgartenop als directeur van de divisie Diagnostiekvan Sanquin. De eerste maanden vroeg ondermeer een fusie van de HLA-laboratoria inDordrecht en Amsterdam veel aandacht. In januari, toen dit interview plaatsvond, hadhij zich nog nauwelijks bezig kunnen houdenmet de externe klanten van de divisie. Maar er speelt van alles. In ons zorgstelsel, waarconcurrentie, bezuinigingen en de noodzaaktot efficiëntieverhoging voor veel beweging en onzekerheden zorgen, moet ook de divisieDiagnostiek anticiperen en zich aanpassenom met de bestaande hoge servicegraad kostendekkend te kunnen blijven werken.“Enerzijds gaat het om een verdere efficiency-verbetering, anderzijds moeten we proberende omzet te verhogen. Onze grootste klant isaltijd de bloedbank geweest, maar die omzetkunnen wij niet beïnvloeden. We willen daar-om meer externe omzet genereren.Tegelijkertijd zie je dat door verdergaandeautomatisering laboratoria steeds meer zelfgaan testen. Tussen laboratoria ontstaatsteeds meer concurrentie, er zijn fusies gaan-de, ziekenhuizen contracteren ook buiten-landse laboratoria. Hoewel we meer testenwillen binnenhalen, moeten we onze eigenklanten zo min mogelijk beconcurreren. Onzestrategie moet zijn ons te onderscheiden doorhooggekwalificeerd te zijn, kennis aan te bieden en niches op te zoeken.”Harry Bos ziet zichzelf als een overlever dierisico’s wil ombuigen in kansen. Sinds de Wetop de Bloedvoorziening van 1997 in werking

trad, doet hij dat ook. Op de BloedbankArnhem, waar hij sinds 1991 managerProductie, Laboratorium en Kwaliteit was,kreeg hij te weinig ruimte. De nieuwe wetmaakte een einde aan de 22 bloedbanken dieer toen waren. “Het waren aparte stichtingen,elk met hun eigen beleid, zonder strakke landelijke coördinatie. Door de nieuwe wetkwamen het CLB en de 22 bloedbanken in éénstichting, vond tegelijkertijd een fusie plaatstot negen bloedbanken en later nóg een, totvier.”In 1998 werd hij manager Laboratorium en Bewerking van de Bloedbank GelderseRivieren, waarin de bloedbanken vanArnhem en Nijmegen waren opgegaan.“Vervolgens kwam er een nieuwe PCR-testvoor de screening van donorbloed op hethepatitis C-virus. Die moest voortaan op vierplekken plaatsvinden, anders werd het teduur. Ik heb toen in één week een plan uit-gewerkt hoe we dat in Nijmegen voor elkaarzouden krijgen.” Utrecht had een betere uit-gangspositie en toch wist Nijmegen de Raadvan Bestuur van Sanquin te overtuigen. “Je wist dat wanneer je geen overtuigend plan schreef, jouw locatie op den duur zouverdwijnen.”

Naar één locatieAls jongetje bouwde Harry Bos met behulpvan triplex en glas al zijn eerste reageerbuisrek.De onderzoeker-in-de-dop kocht ingrediëntenvoor experimenten bij de apotheek, legde eenverzameling aan van beesten op sterk wateren was de trotse bezitter van een menselijkeschedel en een embryo. Na zijn studie bio-logie, met als specialisatie biochemie enimmunologie, promoveerde hij in 1989 aande Vrije Universiteit op de lokale afweer bijnierpatiënten die buikdialyse toepassen.Bovendien onderzocht hij welke rol dendritischecellen kunnen spelen om te voorkomen datafweercellen worden geïnfecteerd door hetHIV-virus. Dat deed hij in het lab van RalphSteinman, de man die vorig jaar postuum deNobelprijs kreeg. Tot zijn frustratie was de arbeidsmarkt eindjaren tachtig voor onderzoekers in Nederlandhopeloos. “In de VS kon ik wel een aanstellingkrijgen, maar mijn vrouw wilde daar niet

Diagnostiek

Harry Bos (Hardenberg, 1958) is sinds oktober 2011divisiedirecteur van Sanquin Diagnostiek. Vanaf2007 was hij manager van het Nationaal Screenings-laboratorium (NSS). Hij was projectleider bij de centralisatie van de vier bloedbanklaboratoria inAmsterdam vier jaar geleden en bij de recenteinvoering van de anti-HBcore screening. Bos studeerde biologie aan de Vrije Universiteit teAmsterdam en promoveerde in 1989. Hij was universitair docent en deed onderzoek in de USA(Rockefeller University New York en HarvardMedical School Boston). Immunoloog Bos werktvanaf 1991 in diverse functies bij de bloedtrans-fusie en rondde in 1996 een opleiding bedrijfs-kunde [email protected]/pub/harry-bos/28/443/758

“We moeten ons van anderen blijven onderscheiden”

Angela Rijnen

Page 7: Bloedbeeld - Sanquin

Christine Kramer Maart Bloedbeeld 7

Meer contractenIn zijn functie van directeur van de divisieDiagnostiek, die vier clusters omvat, maar bijvoorbeeld ook het Informatie CentrumDiagnostiek (ICD), ziet hij een nieuwe uit-daging. “Bedenken hoe je je klanten zo goedmogelijk kunt bedienen, ontdekken van nieuwe mogelijkheden voor omzet. Het clusterSDI kan dat bijvoorbeeld doen door het testenvan bloedproducten, van plasmaproductenvoor de plasma-industrie, van donorweefselsvoor binnen- en buitenland, door gespeciali-seerd diagnostisch onderzoek te verrichtenvoor anderen, bijvoorbeeld op gebied vaninfectieziekten. Het cluster Immunohemato-logische Diagnostiek (IHD) wordt door de professionals in de Nederlandse ziekenhuizengezien als hét referentiecentrum van Neder-land voor onder meer antistoffenonderzoek.Als ziekenhuislaboratoria er niet uit komen,bellen ze ons. We delen kennis, hebben servicehoog in het vaandel. We zijn gecontracteerdom de Rhesuscreening in de 27e week van dezwangerschap van Rhesus (D)-negatieve vrouwen te doen, een test waarmee we als eerste in de wereld via moederlijk bloed derhesusfactor van de baby konden bepalen.”Als ziekenhuizen, die moeten bezuinigen,bepaalde specialistische testen niet rendabelkunnen verrichten, zou de divisie Diagnostiekook kunnen helpen, verwacht hij. Verder gaande gedachten uit naar contractonderzoekwaarbij good manufacturing practice vereistis. “Ik zie kansen. Er zijn veel dingen die wegoed kunnen. Het gaat erom draagvlak voorveranderingen te creëren. Ik moet zeggen: datlukt mij doorgaans aardig.”

www.sanquindiagnostiek.nl

Hereditair angiooedeem (HAE) is een zeldzame(1:10.000-1:50.000) erfelijke aandoening diegekarakteriseerd wordt door aanvalsgewijzezwellingen. Deze zwellingen kunnen ont-sierend, pijnlijk, invaliderend en levens-gevaarlijk van aard zijn. Een deficiëntie vanhet plasma-eiwit C1-esteraseremmer veroor-zaakt deze zwellingen. Voor de behandelingvan HAE heeft Sanquin sinds 1972 uit plasmaverkregen C1-esteraseremmer beschikbaar.C1-esteraseremmer kan de kwaliteit van levenvoor patiënten en hun familieleden aanmerke-lijk doen toenemen, daarnaast is het levens-reddend wanneer zwellingen in de bovensteluchtwegen optreden. Wereldwijd zijn slechtstwee producenten van het uit plasma verkre-gen C1-esteraseremmer. Enkele jaren geledenstartte Sanquin een samenwerking met eenAmerikaans bedrijf om C1-esteraseremmerbeschikbaar te stellen voor Amerikaansepatiënten. Vanuit Amerikaans plasma werdhet product gemaakt waarmee vervolgens deklinische studies werden uitgevoerd. De klini-sche studies werden met succes afgerondwaarna een goedkeuring van de Food & DrugAdministration (FDA) voor de routinematigepreventie van HAE volgde. Cinryze® werd heteerste geregistreerde geneesmiddel voor HAEin de VS. ViroPharma, dat ook in Europa vestigingen heeft, startte een procedure bij deEuropese registratie autoriteit (EMA). In juni2011 werd Cinryze goedgekeurd voor routine-matige en preoperatieve preventie en behan-deling van acute aanvallen van HAE bij adolescenten en volwassenen. Het door EMAgoedgekeurde Cinryze wordt door Sanquingeproduceerd. Sanquin produceert Cinryzevoor de Verenigde Staten, bereid uit Ameri-kaans plasma, en Cinryze voor de EuropeseUnie, bereid uit Europees plasma. Sanquinmaakt Cetor uit Nederlands plasma voor deNederlandse markt. Voor Sanquin is product-harmonisatie een logische stap die bovendiende efficiëntie ten goede komt. Hierdoor kunnenalle ontwikkelingen rondom nieuwe toe-dieningsmogelijkheden en indicaties voorCinryze ook ten goede komen aan de patiëntenin Nederland. Daarom heeft Sanquin beslotenafscheid te nemen van Cetor en verder te gaanmet Cinryze. Cinryze voor de Nederlandsemarkt is bereid vanuit Nederlands plasma.

Plasmaproducten

Introductie Cinryze®

heen. Ik ben nog eens een half jaar terug-geweest, naar het lab van aidsonderzoekerWilliam Haseltine bij Harvard Medical School.”De aanstelling als universitair docent aan de Universiteit Utrecht bood onvoldoende perspectief, zodat Bos in 1991 solliciteerdenaar de functie van laboratoriummanager bij de toenmalige Bloedbank Arnhem. Sindsde bloedvoorziening in 1998 landelijk is georganiseerd sloeg hij zijn vleugels uit.De strateeg in hem ontwaakte, mede dankzijeen studie bedrijfskunde. Zo stond hij als interim-voorzitter van het LandelijkLaboratorium Afstemmings Overleg Sanquinin 2006 aan de wieg van het plan om voort-aan al het Nederlandse donorbloed en weefsels op één locatie te onderzoeken opbloedgroepen en infecties. Hij haalt een dikkeordner uit de kast, met kostenberekeningenvoor 22 scenario’s, variërend van één tot vierscreeningslocaties, werken met een of tweediensten, werken met de ene of de andere PCR-methode. “Die overzichten maakten heel snelduidelijk dat we naar één locatie toe moestenmet twee shifts. Zo is het gebeurd en sinds2008 hebben we in Amsterdam het NationaalScreeningslaboratorium Sanquin (NSS).”Een spannende operatie: eerst werd een tijde-lijke plek gecreëerd, want de nieuwbouw inAmsterdam moest nog komen. “Screeningvan donorbloed is kwetsbaar”, weet Bos, “alshet plat komt te liggen, hebben we in heelNederland een probleem met de bloedvoor-ziening.” Hij is trots op het resultaat, datwereldwijd tot voorbeeld dient en dat in eeninternationale benchmark als het efficiëntstescreeningslab in zijn soort is gebleken.Zodra de afdelingshoofden zelfstandig aan deslag waren, kreeg hij het als manager van hetNSS wel erg rustig. “Gelukkig kwam toen declustervorming in de Diagnostiek. Sanquinheeft de clusterstructuur ingevoerd om meteen kleiner managementteam te kunnen werken en beter en effectiever te kunnenbesturen. Vijf labs die veel samen doen opgebied van diagnostiek, zoals het NSS en deafdeling Virusdiagnostiek, zijn in één clustersamengevoegd.” Harry Bos werd eind 2010manager van het cluster Sanquin DonorScreening en Infectieziekten (SDI).

Page 8: Bloedbeeld - Sanquin

8 Bloedbeeld Maart

Immuuntherapie bij kanker maakt tot nu toehaar grote belofte niet waar. Misschien gaatdat veranderen nu onderzoekers van hetFagocytenlaboratorium van Sanquin Researcheen ingebouwde rem van het immuunsysteemhebben ontdekt. Ze gaan verder sleutelen aande rem in de hoop immuuntherapie krachtigerte kunnen maken.

Immuuntherapie bij kanker staat te boek alseen veelbelovende behandeling. En het moetgezegd worden: immuuntherapie klinkt veelgemoedelijker dan chemotherapie of bestraling. Het eigen lichaam dat kwaad-aardige cellen zelf opruimt en gezonde cellenongemoeid laat – kan het nog eleganter?Iets dergelijks moet ook de Amerikaanseorthopedisch chirurg en onderzoeker WilliamB. Coley (1862-1936) hebben gedacht, aan heteind van de negentiende eeuw. In het zieken-huis in New York waar hij werkte, vond hij hetdossier van een patiënt die na een wondroos-infectie spontaan genezen was van kanker. En hij vernam dat dit wel meer was voor-gekomen. Coley begon te experimenteren metbacteriën en later ook vaccins, waarmee hijtumoren injecteerde.Al langer dan een eeuw, met inbegrip vanpauzes, wordt gewerkt aan immuuntherapietegen kanker. Inmiddels wordt immuun-therapie ingezet bij de behandeling van ondermeer bepaalde vormen van borstkanker, bijniercelkanker en bij vormen van lymfeklier-kanker. Toch is de belofte nog niet waargemaakt.Immuuntherapie mag bij sommige kanker-soorten werken, ze doet dat onvoldoende,aldus dr. Timo van den Berg. De celbioloog-immunoloog geeft samen met kinderimmuno-loog prof. dr. Taco Kuijpers uit het AMC, leiding aan het Fagocytenlaboratorium vanSanquin Research. Dat laboratorium is eenonderdeel van het Landsteiner Laboratorium,waarin Sanquin en het AMC samenwerken.“Het immuunsysteem is bij uitstek geschiktom afwijkende cellen op te sporen in alle uit-hoeken van het lichaam”, zegt Van den Berg.“Maar de effecten bij oncologische behande-ling zijn nog niet dusdanig dat immuun-therapie zonder chemotherapie kan wordengegeven. Er is een grote behoefte aan

effectievere immuuntherapieën, en daar isons onderzoek op gericht.”

Aan de teugelIn oktober publiceerde een onderzoeksgroepvan Van den Berg en Kuijpers een artikel in deProceedings of de National Academy of Sciencesof the United States of America (PNAS) dat eenverklaring en mogelijke handvatten biedt omde teleurstellende resultaten van oncologischeimmuuntherapie te verbeteren. De groeponderzocht de therapievorm waarbij gebruikgemaakt wordt van een tumorspecifieke anti-stof. Zo’n antistof, ofwel monoklonaal anti-lichaam, is zodanig ontworpen dat het hechtaan een karakteristiek eiwit van de kanker-cellen. Vanaf dat moment ziet het immuun-systeem die cellen als vijandelijke indringersen rukken leukocyten uit om de gelabeldetumorcellen de nek om te draaien. Maar hunaanvalskracht is verre van optimaal.“Wij hebben ontdekt dat het immuunsysteemzelf een rem zet op de afweerreactie”, verteltTimo van den Berg. “Die rem houdt wittebloedcellen aan de teugel. Dat mechanismevoorkomt, vermoeden wij, dat het immuun-systeem schade aan het eigen lichaam toe-brengt.”Al eerder publiceerde de onderzoeksgroep over een koppel signaaleiwitten – CD47 en hetsignal regulatory protein� (SIRP�) – waarvan zevermoedde dat die de immuunrespons onder-drukt. CD47 is een eiwit dat op al onzelichaamscellen voorkomt. Leukocyten, ook defagocyten, zijn uitgerust met SIRP�, dat CD47herkent. Zodra fagocyten in aanraking zijngekomen met cellen die zijn uitgerust metCD47, wordt hun activiteit geremd. Kanker-cellen, ontspoorde lichaamseigen cellen, dragen eveneens CD47 op hun buitenwanden.

Rem blokkerenOnderzoekers van de ‘SIRP-groep’ van hetFagocytenlab zetten een stap verder door tecontroleren wat er gebeurt als de rem wordtuitgeschakeld tijdens een immuunbehande-ling tegen kanker. Ellen van Beek, promoveerdein 2009 aan de VU op onder meer een studiedie ze deed aan een muizenmodel voor uit-gezaaid melanoom. Bij een groep muizenwerd het gen voor SIRP� uitgeschakeld.

Onderzoek

Timo van den Berg (Hilversum, 1964) studeerdebiologie aan de Universteit van Amsterdam (1982-1986). Hij promoveerde in 1992 op eenimmunologisch onderzoek aan de Vrije universiteit.Hij werkte vervolgens als postdoc en universitairdocent aan de afdeling Celbiologie en Immuno-logie van de VU. In 2007 kwam hij naar SanquinResearch als hoofd van het Fagocytenlaboratorium.Sinds 2010 leidt hij eveneens de afdeling [email protected]://nl.linkedin.com/pub/timo-van-den-berg/18/415/309

Xi Wen Zhao (Nanchang, China, 1983) behaaldehaar bachelor in biotechnologie aan de SouthernChina Tropical Agricultural University (SCTAU) inGuangzhou in 2005. Van 2005 tot 2008 deed ze demaster moleculaire biologie aan de Universiteitvan Amsterdam. Sinds 2008 verricht Xi Wen promotieonderzoek op het Fagocytenlaboratorium,met als promotor Taco Kuijpers en co-promotorTimo van den [email protected]://www.linkedin.com/pub/xiwen-zhao/15/240/99b

Nieuwe kansen voor immuuntherapie?

Angela Rijnen

Page 9: Bloedbeeld - Sanquin

Anneke de Regt Maart Bloedbeeld 9

leiden. “Men is naarstig op zoek om ook bijandere vormen van kanker dan bijvoorbeeldborst- of niercelkanker, een target te vindenvoor immuuntherapie. Wij denken dat dezerem bij allemaal een rol zou kunnen spelen en dat het blokkeren ervan dus een generiekemethode zou kunnen zijn om de effectiviteitvan immuuntherapie te verbeteren. Wellichtkunnen zelfs kandidaatstoffen voor immuun-therapie, die eerder niet effectief zijn gebleken,dat achteraf toch weer worden. Hoewel fago-cyten een heel ander mechanisme hebbenwaarmee ze tumorcellen doden dan bijvoor-beeld T-killercellen, is het interessant te wetenof de CD47-SIRP�-pathway ook daarbij een rolspeelt en te beïnvloeden zou zijn. Het is nogver weg, maar wie weet kan immuuntherapieveel gaan betekenen voor de behandeling vanuitgezaaide kanker. Uitzaaiingen vormen eenvan de grootste problemen in de oncologie:chemotherapie is te belastend om steeds teherhalen en op te voeren, de kankercellenworden er bovendien op den duur ongevoeligvoor. Dat wij in onze kweekbakjes honderdprocent effect hebben aangetoond, zegt nietdat het in een klinische toepassing ook zo zaluitpakken. Maar wij hopen en denken dat heteen stuk beter kan.”Er is nog een lange weg te gaan, besluit Vanden Berg. “Er zijn nog geen klinische studiesgedaan naar het blokkeren van de rem.Voordat we daar aan kunnen gaan denken,moet meer proefdieronderzoek uitwijzen of jeongestraft met deze rem kunt spelen. Uit onsonderzoek blijkt overigens niet dat de muizenmet een geblokkeerde rem tekenen van auto-immuunreacties vertonen, iets waarvoor jezou kunnen vrezen. Ze werden allemaal zooud als een muis kan worden. Ik denk dat trials over twee, drie jaar moeten kunnen starten. We zijn nu hard bezig commerciëlepartners te vinden en merken dat er belang-stelling voor is.”

ReferentieZhao XW, van Beek EM, Schornagel K, Van der Maaden H,Van Houdt M, Otten MA, Finetti P, Van Egmond M, MatozakiT, Kraal G, Birnbaum D, Van Elsas A, Kuijpers TW, Bertucci F,van den Berg TK. CD47-signal regulatory protein-� (SIRP�)interactions form a barrier for antibody-mediated tumor celldestruction. Proc Natl Acad Sci USA. 2011 Nov 8;108(45):18342-7.E-publication (31-10-2011).

Sinds begin januari is ‘De Centrale Faciliteit’van Sanquin de trotse bezitter van de Image-StreamX, een apparaat dat op macroniveaucellen kan bekijken. De Centrale Faciliteitbeschikt al over zes flowcytometers en vijffluorescentiemicroscopen.

Volgens Erik Mul, beheerder van de faciliteit, is de Image StreamX de gulden middenwegtussen deze twee. “Met flowcytometrie bekijken de gebruikersgemiddeld 10.000 cellen per sample waarbijmet fluorescente markers de specifieke cel-kenmerken kunnen worden aangetoond.Maar dan zie je alleen of de cellen positief ofnegatief zijn. Daarnaast kan met de micro-scoop maximaal 50 cellen per beeldvlak worden bekeken. Maar dan kun je natuurlijkwel zien waar de fluorescerende eiwitten zichbevinden.”Met de ImageStreamX technologie kunnencellen in een keer zowel op intensiteit als oplokalisatie worden geanalyseerd. De ImageStreamX maakt van iedere cel een foto, dieapart kan worden bekeken. Erik laat een forward-side scatter plot zien, waar duizendenpuntjes op staan. Elk puntje vertegenwoordigteen cel en hij tovert à la minute een foto vande cel (met de gemeten fluorescentiemarkers)te voorschijn door op een van de puntjes teklikken. “Het mooie is dat je nu meteen kuntzien met wat voor cel je te maken hebt, of cellen interacties met elkaar hebben en bij-voorbeeld wel of niet aggregeren en of hetobject dat je meet eigenlijk wel een cel is.”De ImageStreamX, die bij Sanquin Researcheen half jaar is uitgeprobeerd, zal de komendetijd gebruikt worden voor researchdoeleindentot men alle ins en outs van het apparaatkent. Daarna zal het zeker ook zijn toepassinggaan vinden in de diagnostiek, waar men opcelniveau kan kijken naar afwijkingen.Sanquin is naast de Vrije Universiteit de tweedeorganisatie in Nederland met een dergelijkgeavanceerd apparaat.

Onderzoek

Cellen bekijken op macroniveau

De diertjes werden behandeld met een thera-peutische antistof, waarvan is aangetoond dathet muizenmelanoomcellen doodt. Bij demuizen die geen functioneel SIRP� op hunleukocyten hadden, verdwenen alle kanker-cellen, bij de andere muizen werden de tumorenhooguit wat kleiner.Natuurlijk is het niet mogelijk om bij kanker-patiënten het SIRP�-gen uit te zetten. Maar degroep van Van den Berg en onderzoekers vande inmiddels opgedoekte researchafdeling vanMerck Sharpe & Dohme in Oss ontwikkeldenstoffen die de rem kunnen blokkeren. Zo’n stofwerd in kweekbakjes getest bij HER2/neu-positieve borstkankercellen die gelabeld warenmet de antistof trastuzumab en immuuncellen.Na toevoeging van de stof legden aanzienlijkmeer borstkankercellen het loodje dan zonderde stof.Promovenda Xi Wen Zhao, die dit jaar hooptte promoveren, verrichte daarna studies metde menselijke tumorcellen. Binnenkort verschijnt een artikel dat meer in detail ingaatop het mechanisme dat de fagocyten afremten waar Zhao meer inzicht in kreeg. “Xi Wenheeft tevens onderzocht hoe de interactie tussen CD47 en SIRP� de manier beïnvloedtwaarop immuuncellen kankercellen doden”,legt Timo van den Berg uit. “Om kankercellente kunnen doden is direct fysiek contact nodigtussen de kankercel en immuuncellen. Datfysieke contact wordt gereguleerd door plakkerige moleculen op de cellen, zeg maareen soort lijm. Xi Wen heeft ontdekt dat manipulatie van de interactie tussen CD47 en fagocyten de plakkracht van die lijm verbetert, waardoor de tumorcellen effectieverworden gedood.”Timo van den Berg sluit niet uit dat er meerremmen bestaan, al denkt hij dat de SIRP�-CD47 rem wel een héél belangrijke is. “Het zal niet zo moeilijk zijn om eventuele andereremmen op te sporen. Nu we bepaalde karakteristieken kennen – zoals de bio-chemische processen die ervoor zorgen dat de immuuncel gaat afremmen – weten wewaar we op moeten letten.”

TrialsTimo van den Berg wil de stof die de rem ontkoppelt graag naar medische toepassing

Page 10: Bloedbeeld - Sanquin

10 Bloedbeeld Maart

Soms vallen bij grote calamiteiten veel slacht-offers die bloedtransfusies nodig hebben. Het kan zijn dat de ziekenhuizen die de ernstig gewonde patiënten moeten op-vangen, op dat moment over onvoldoendebloedproducten beschikken. Sanquin Bloed-voorziening is dan in staat deze binnen eenuur te leveren. Ook biedt Sanquin de mogelijkheid het teveel terug te nemen, mitshet betreffende ziekenhuis voldoet aan de strenge opslagvoorwaarden.

In februari 2010 deelde de overheid Neder-land op in 25 veiligheidsrisico’s. Een van degevolgen was dat de crisisbeheersing en derampenbestrijding in ons land voortaan centraal worden geregeld. De burgemeesterdie tevens korpsbeheerder is van de regio-politie, heeft als taak de hulpverlening in zijnveiligheidsregio op gang te brengen. Hij of zijmoet ervoor zorgen dat bijvoorbeeld de brand-weer, de politie, de GGD en de ziekenhuizen inhet rampgebied zo snel mogelijk in actie komen.Al deze partijen stellen hun eigen rampen-plan in werking. De coördinatie van het medische gedeelte neemt de GeneeskundigeHulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR)vervolgens over van de burgemeester. Zo krijgthet ziekenhuis de opdracht extra verpleeg-kundigen en behandelaren op te roepen, operatiekamers gereed te maken en voldoendebloedproducten te leveren. Voor dit laatstemoet het laboratorium contact opnemen metde bloedbank in de regio.

Jeroen de Wit, directeur Sanquin Bloedbanken vicevoorzitter van de Raad van Bestuurvan Sanquin, vertelt dat de bloedbanken aljaren adequaat zijn uitgerust om bij calami-teiten extra voorraden te leveren. De totalevoorraad, die verspreid ligt over het hele land,is voldoende voor acht dagen normaalgebruik. Als er zich ergens een calamiteitvoordoet, zoals tijdens nieuwjaarsnacht2000/2001 in ’t Hemeltje in Volendam metveel slachtoffers die de brand overleefden, is er dus een enorme reserve. De Wit: “Zou diereserve niet genoeg zijn, dan kunnen we binnen een dag nog eens 2000 eenhedendagelijks bovenop de normale hoeveelheidinzamelen. De draaiboeken daarvoor liggen

klaar, zodat we onze afnameteams direct kun-nen inzetten. Gelukkig is de bereidheid enormom in dit soort situaties bloed te geven. Datbleek bijvoorbeeld na de aanslagen op deTwin Towers in New York, waarbij veel slacht-offers vielen.”

Bijlmerramp en Turkish AirlinesRampen met veel overlevende slachtofferskomen relatief weinig voor in Nederland. Zo vielen in 1992 in totaal 43 doden en 26 gewonden toen een Boeing 747 van deIsraëlische luchtvaartmaatschappij El Al tweeflats in de Amsterdamse Bijlmermeer door-boorde. Elf gewonden werden in een zieken-huis opgenomen. Een recenter vliegtuig-ongeluk, waarbij wel veel overlevendenwaren, deed zich voor op 25 februari 2009nabij Schiphol. Vlak voor de landingsbaanstortte die dag een Boeing 737-800 vanTurkish Airlines neer. Van de 135 inzittendenkwamen er negen om. Er waren 86 gewonden.Guus Verhoeven, die als hoofd Uitgifte enKlantenservice van Sanquin Bloedbank inregio Noordwest nauw bij de hulpverleningwas betrokken, herinnert zich die dag nogheel goed. Een jaar na de ramp gaf hij eenpresentatie voor collega’s over zijn ervaringenmet als titel: Help, een ramp in de buurt.

Verhoeven laat weten dat de media op 25 februari 2009 om 10.40 uur het ongelukvoor het eerst meldden. Vier minuten later gafhet secretariaat van de Raad van Bestuur vanSanquin hem al de opdracht dit bericht teverifiëren om zo nodig actie te ondernemen.Daarna zorgde hij ervoor dat het hele internenetwerk op gang kwam. Zo moest de afdelingUitgifte controleren of er voldoende voorraadwas en moest de afdeling Bewerking de maxi-male hoeveelheid bloedproducten aanmakenvoor die dag. Verder zorgde Verhoeven ervoordat alle chauffeurs van Sanquin in de regioNoordwest terugkwamen om via speciaaldaarvoor aangevraagde A1-transporten metzwaailicht de producten naar de ziekenhuizente vervoeren. Ook de medewerkers van deDonoradministratie, die contacten hebbenmet de donors, en de donorartsen werdengewaarschuwd zodat zij adequaat op vragenvan donors konden reageren. Bovendien

Service

Voldoende bloed bij calamiteiten

Jeroen de WitGuus VerhoevenHans van Duijnhoven

John Ekkelboom

Page 11: Bloedbeeld - Sanquin

Maart Bloedbeeld 11

door aan te geven welke ziekenhuizen bij eencalamiteit een spilfunctie hebben. Wij willenuiteindelijk met al dit soort ziekenhuizengelijksoortige afspraken maken zoals in deregio Noordwest.” De Wit benadrukt dat nietalleen de academische centra daarvoor inaanmerking komen maar ook de algemeneziekenhuizen. Uiteraard zullen die afsprakenper geval worden ingevuld. Lang niet alle ziekenhuizen zijn bijvoorbeeld in staat derge-lijke grote hoeveelheden bloedproductenonder de juiste condities te bewaren, waardoorretournering van een deel van de zending nietmogelijk is.

RampoefeningenEen van die perifere ziekenhuizen die goed isvoorbereid op calamiteiten, is het ElkerliekZiekenhuis in Helmond. Hans van Duijnhoven,die daar klinisch chemicus is, vindt hetbelangrijk dat ook met zijn ziekenhuis goedeafspraken worden gemaakt. “Rampen gebeuren niet alleen in de Randstad. Een goedvoorbeeld is het ongeluk met het Hercules-vliegtuig in Eindhoven. Verder gaan er iederenacht chloortransporten per trein doorHelmond. Ook wij moeten ons dus voorbereidenop mogelijke calamiteiten.” De afspraken dieSanquin in de regio Noordwest met de academi-sche ziekenhuizen heeft gemaakt, zijn volgensVan Duijnhoven niet zomaar te vertalen naarde Helmondse situatie. Daarom heeft hetElkerliek Ziekenhuis jaarlijks rampoefeningenin zijn adherentiegebied samen met politie,brandweer, bedrijven en de GHOR. Ook hetlaboratorium van Van Duijnhoven neemt hier-aan deel. “Het afgelopen jaar heeft op ons ver-zoek Sanquin Bloedbank in regio Zuidoostvoor het eerst meegedaan om ook dat facetvan de keten sluitend te krijgen. We hebbengebruik gemaakt van bestaande proceduresen lijnen en dat systeem eens flink onder stressgezet. Het bleek dat bij een grote vraag devoorraad bloedproducten in ieder geval vol-doende was en dat de hoeveelheden naarbehoeften op de juiste plek in het ziekenhuisterechtkwamen. Wij en Sanquin hebben hierveel van geleerd en onze processen op diebevindingen afgestemd. Ook voor andereregionale ziekenhuizen zou zo’n praktischeoefening erg zinvol zijn.”

Jeroen de Wit (Helmond, 1953) studeerde Farmacie aan deRijksuniversiteit Groningen. In Den Haag volgde hij de opleiding tot ziekenhuisapotheker en werkte in die functie tot1986, toen hij directeur werd van de toenmalige BloedbankFriesland. In 1995 werd hij directeur van de BloedbankNoord-Nederland. In 1998 trad De Wit toe tot de Raad vanBestuur van Sanquin, waarvan hij sinds 2000 vicevoorzitter [email protected]://www.linkedin.com/pub/jeroen-de-wit/13/704/324

Guus Verhoeven (Amsterdam, 1953) studeerde fysiotherapiein Amsterdam en werkte in die stad acht jaar als fysio-therapeut in het Eduard Douwes Dekkerhuis, een verpleeg-huis voor demente bejaarden. In 1980 begon hij met de studieklinische chemie aan de Hogere Laboratorium Opleiding inAmsterdam. Hij werd in 1987 hoofd van de Bloedbank inHaarlem en vanaf 2000 in Amsterdam achtereenvolgenshoofd van het laboratorium, manager van Productie a.i. enmanager Logistiek. Nu is hij daar hoofd Uitgifte en [email protected]

Hans van Duijnhoven (Helmond, 1964) studeerde scheikundeaan de Radboud Universiteit Nijmegen. In 1992 promoveerdehij op zijn proefschrift ‘Molecular oncology of lungcancer’.Daarna volgde hij een opleiding tot klinisch chemicus in hetTilburgse St. Elisabeth Ziekenhuis. In die functie werkt hijsinds 1996 in het Elkerliek Ziekenhuis Helmond, waar hijhoofd is van het algemeen klinisch [email protected]

kregen ook het laboratorium, dat de hoeveel-heden bloed moet testen, en de KlinischConsultatieve Dienst, die medische adviezengeeft over transfusies, het verzoek hun bij-dragen te leveren.

Enorme saamhorigheidNaast deze interne communicatie kwamgelijktijdig de externe communicatie op gang.Zo werden de ziekenhuizen in de regio gebeld,waaronder het VU medisch centrum en hetAMC, die volgens protocol de zwaar gewondenzouden opvangen. Met deze ziekenhuizen enhet Universitair Medisch Centrum Utrechtheeft Sanquin de afspraak dat, in geval vandergelijke rampen waarbij de GHOR is in-geschakeld, zij maximaal 200 eenheden vanbloedgroep O en 200 van bloedgroep A blindontvangen. Ieder ziekenhuis bepaalt zelf deverhouding tussen Rhesus-positieve en -negatieve bloedgroepen. Wat ze overhoudenmogen ze weer retourneren mits de bloed-producten zijn bewaard bij een temperatuurtussen 2 en 6 graden Celsius. Om die kwaliteitte garanderen, bekijkt en inspecteert de af-deling Kwaliteit, Arbo & Milieu eenmaal pertwee jaar de opslagcondities van deze zieken-huizen. Verhoeven: “De ziekenhuizen warenontzettend tevreden over het verloop van diedag. Bij het VU medisch centrum kwamen wijzelfs als eersten met een zwaailicht aan, nogeerder dan de patiënten. Wat externe communicatie betreft, hebben we toen ookonze collega’s in de regio gebeld. Dan zie jeineens een enorme saamhorigheid. Dat wasfantastisch.”

Dat deze geoliede machine zo goed op gangkwam, is volgens Verhoeven te danken aan deafspraken die jaren geleden al zijn gemaaktmet alle betrokken partijen. Landelijk gezienspeelt Sanquin Bloedbank in regio Noordwesthiermee een voortrekkersrol. De Wit voegteraan toe dat sinds de introductie van de veiligheidsregio’s dergelijke afspraken met ziekenhuizen in heel Nederland wordengemaakt. “Die introductie was voor ons deaanleiding om nog eens goed te kijken naarde afstemming tussen de ziekenhuizen enSanquin. Immers de overheid bracht met dieregionalisering een duidelijke ordening aan

Page 12: Bloedbeeld - Sanquin

12 Bloedbeeld Maart

In het eerste kwartaal zijn weer veel nieuween interessante publicaties van onderzoekersvan Sanquin verschenen. Een kleine selectiewordt hier toegelicht. U treft een overzichtvan al onze publicaties aan op de website:www.sanquin.nl/publicaties.

Immunogeniciteit factor VIIIHerczenik E, van Haren SD, Wroblewska A,Kaijen P, van den Biggelaar M, Meijer AB,Martinez-Pomares L, ten Brinke A, Voorberg J.Uptake of blood coagulation factor VIII by dendritic cells is mediated via its C1 domain.J Allergy Clin Immunol 2012; 129: 501-9.Immunogeniciteit van therapeutische eiwitten(biologicals) kan levensbedreigende compli-caties veroorzaken. FVIII therapie is daaropgeen uitzondering: 20% van de patiënten meternstige hemofilie A vormt antistoffen tegenFVIII. In de studie van Eszter Herczenik van deafdeling Plasma Eiwitten – samen met colle-ga’s uit Nottingham – zijn receptorkandidatenvoor de opname van FVIII door dendritischecellen onderzocht. Verder is onderzoek gedaannaar FVIII residuen die betrokken zijn bijendocytose. Opname van FVIII en presentatieaan MHC class II leidt tot antistofproductie ineen hemofilie muizenmodel. Op de DC’s blijkteen nog niet geïdentificeerde receptor een kritieke rol te spelen in de opname van FVIIIdoor binding aan het C1 domein van FVIII.Dit C1 domein lijkt van groot belang voor hetinitiëren van de immuunrespons.

Nieuwe strategie voor blokkeren HIV infectie?Zoughlami Y, Voermans C, Brussen K, vanDort KA, Kootstra NA, Maussang D, Smit MJ,Hordijk PL, van Hennik PB. Regulation ofCXCR4 conformation by the small GTPase Rac1:implications for HIV infection. Blood. 2012 Jan11. [Epub ahead of print]Chemokinereceptor CXCR4 reguleert cel-migratie onder invloed van CXCL12 en isbekend als co-receptor voor HIV-1. YounesZoughlami van de afdeling Hematopoiese encollega’s van AMC en VU hebben aangetoonddat het GTPase Rac1 een rol speelt in HIV-1infectie door conformatieverandering vanCXCR4. Rac1 zorgt voor binding tussenCXCL12 (Chemokine Stromal Cell DerivedFactor-1) en CXCR4. Zoughlami et al laten dit

zien in verschillende celtypes, waaronderCD34+ hematopoietische stam- en voorloper-cellen. De conformatieverandering na rem-ming van Rac1 verhindert HIV-1 infectie vandeze cellijnen. Dit wijst erop dat Rac1 deCXCR4 functie positief reguleert en identifi-ceert Rac1-CXCR4 als een nieuw doelwit omHIV-1 infectie te voorkomen.

Eerste DNA marker voor Minimal ResidualDiseaseStutterheim J, Ait Ichou F, den Ouden E,Versteeg R, Caron HN, Tytgat GA, van derSchoot CE. Methylated RASSF1a is the first specific DNA marker for minimal residual diseasetesting in neuroblastoma. Clin Cancer Res 2011Dec 5. [Epub ahead of print]Detectie van Minimal Residual Disease (MRD)kan worden gebruikt om het effect van behandeling van neuroblastoom in kinderente bepalen. Janine Stutterheim van de afdelingExperimentele Immunohematologie en collega’s van het AMC hebben de eerste speci-fieke DNA marker hiervoor geïdentificeerd.Tumorselectieve mRNA markers zijn gevoeligen specifiek voor het aantonen van MRD. Hun expressie verschilt echter van patiënt totpatiënt en is wisselend tijdens behandeling.Gemethyleerd RASSF1a (coderend voor eentumor suppressoreiwit) blijkt sterk specifiekvoor kankercellen. Bij normale beenmerg-cellen werd in PCR nauwelijks amplificatievan gemethyleerd RASSF1A gevonden. Ditbiedt ook mogelijkheden voor deze assay voorhet aantonen van circulerende tumorcellenvan andere type kankers waar RASSF1 gemethyleerd is, zoals borst- en longkanker.De verwachting is dat in de toekomst therapiemede zal worden geleid door het op deze wijzemeten van de mate van MRD.

www.sanquin.nl/publicaties

Bloed is iets wat we allemaal hebben.Waar we van leven. Iets persoonlijks.Iets intiems. Om met bloed te kunnenwerken moet het echter ontdaan worden van deze persoonlijke lading.Vanaf het moment dat bloed hetlichaam verlaat verandert het inbloed in plaats van iemands bloed.Totdat het als bloed of als genees-middel weer onderdeel wordt van een ander mens, een ander leven. De spanning tussen dit persoonlijkeen onpersoonlijke van bloed is hetuitgangpunt voor een serie foto’swaarbij in ieder nummer vanBloedbeeld een ander stadium vanhet proces van Sanquin centraal zalstaan.

De eerste foto’s tonen een subjectieve,persoonlijke kijk op de afdelingBloedafname.Ik heb hierbij de eigenschappen vanfotografie in gezet om het intieme,persoonlijke van bloed en bloed-donatie naar voren te laten komen.

www.judithvanijken.nl

De een en de ander

BeeldOnderzoek

Judith van IJken

Recente publicaties

Page 13: Bloedbeeld - Sanquin
Page 14: Bloedbeeld - Sanquin
Page 15: Bloedbeeld - Sanquin
Page 16: Bloedbeeld - Sanquin
Page 17: Bloedbeeld - Sanquin
Page 18: Bloedbeeld - Sanquin
Page 19: Bloedbeeld - Sanquin
Page 20: Bloedbeeld - Sanquin
Page 21: Bloedbeeld - Sanquin

Maart Bloedbeeld 21

Diverse onderzoekers en medici bij Sanquinwerken ook in een academisch ziekenhuis. Die gecombineerde aanstelling levert een duidelijke meerwaarde op. Door hun klinischeervaring krijgt Sanquin een goed beeld van de wensen en behoeften van ziekenhuizen enhun patiënten. En in de kliniek zijn klinischebrugfiguren de ambassadeurs van Sanquin.

Karin Fijn van Draat is kinderhematoloog inhet AMC en daarnaast verbonden aan deKlinisch Consultatieve Dienst (KCD) vanSanquin Bloedbank. In beide instellingenwerkt ze twee dagen per week. In het AMChoudt ze zich vooral bezig met sikkelcelziekteen hemofilie. “Dat ligt wel een beetje voor dehand” zegt Fijn van Draat. Het AMC ligt midden in de Bijlmer, waar veel mensen vanAfrikaanse afkomst wonen. Ze hebben relatiefvaak sikkelcelziekte, waarschijnlijk omdat deaandoening deels beschermt tegen malaria.Verder heeft de minister het AMC aangewezenals een de veertien behandelcentra voorhemofilie in Nederland.” Met drie andere collega’s regelt ze de klinische zorg voor beidepatiëntengroepen. Fijn van Draat: “Daarbijbetrekken we alle aspecten van zorg die dezekinderen nodig hebben. Sikkelcelziekte kanproblemen veroorzaken in allerlei organen,zoals de nieren of de hersenen. Dan werkenwe dus samen met de kindernierspecialist,maar ook met de kinderneuroloog of kinder-psychiater als dat nodig is. Bij de hemofilie-patiënten, die stollingsfactor concentraatnodig hebben omdat ze stollingsfactor VIII ofIX missen, werken we samen met bijvoorbeeldfysiotherapeuten of orthopeden.”Zowel hemofilie als sikkelcelziekte zijn aan-geboren aandoeningen. “Dan kun je alleenaan symptoombestrijding doen”, zegt Fijn vanDraat, “maar op dit vlak is ongelooflijk veelbereikt. Veertig jaar geleden kregen patiëntenmet hemofilie voortdurend bloedingen inknieën, ellebogen en enkels. Hun gewrichtenwerden beschadigd, ze gingen steeds slechterlopen en de pijn nam toe. Met de huidige stollingsfactoren en zorg kunnen de patiëntentegenwoordig een volstrekt normaal leven leiden, en zelfs de meeste sporten doen.” Maarer zijn nog altijd vragen om te beantwoorden.Zo ontwikkelt een deel van de hemofilie-

Samenwerking

Geïntrigeerd door sikkelcellen en stollingsfactoren

patiënten antistoffen tegen de toegediendestollingsfactoren. Fijn van Draat: “Het lichaamziet de stollingsfactoren als lichaamsvreemd.De antistoffen remmen de stollingsfactoren,waardoor de behandeling niet goed werkt enwe complexere en duurdere oplossingen moetentoepassen.” In een Europese studie met bijnadrieduizend patiënten met hemofilie heeftFijn van Draat naar de oorzaak gezocht. Wieontwikkelt antistoffen, wie loopt een hoog risico en wie niet? Fijn van Draat: “Als we datproces begrijpen, zijn we beter in staat om ietste bedenken waarmee we die antistofvormingkunnen tegengaan. In het onderzoek zien weal dat mensen met bepaalde mutaties in hetfactor VIII gen inderdaad meer kans maken opdie antistofvorming. Dat is een mooie stap inde goede richting.” Bij sikkelcelziekte richt Fijnvan Draat zich op de vroege ontwikkeling vankleine herseninfarcten. Bij sikkelcelziekte kunnen de doorgaans ronde rode bloedcellenonder bepaalde omstandigheden sikkelvormigworden. Hierdoor kunnen ze de bloedvatenverstoppen. Dat gaat gepaard met klachten,pijnaanvallen, een functievermindering vande milt waardoor patiënten gevoeliger zijnvoor infecties, enzovoort. Een ‘onzichtbaar’probleem zijn de kleine herseninfarcten. Fijnvan Draat: “Ik bedoel niet de infarcten waar-door je geen been of arm meer kunt bewegen,maar de subtielere, kleinere infarcten die leiden tot neuropsychologische problemen.Dat valt minder op, maar leidt wel tot achter-uitgang van denkprocessen. Patiënten kunnendan minder goed plannen of zich concentreren.Ook hier de vraag: wie loopt risico en wie niet?Zijn risicopatiënten te identificeren, dan kunnenwe kijken of deze infarcten met medicatie zijnte voorkomen voordat ze optreden.” Fijn vanDraat ziet het werk bij de KCD als een verdieping en verbreding van het klinischewerk. En andersom. “Vanuit mijn ziekenhuis-ervaring kan ik soms waardevol advies gevenover het transfusie-beleid van specifiekepatiënten. En via Sanquin ontstaat somsnieuw, verrassend onderzoek. We analyserennu bijvoorbeeld de antistofvorming bij bloed-groepantigenen van sikkelcelpatiënten en kijken naar de beste manier om bloedplaatjeste transfunderen bij te vroeg geboren baby’s.Ik zit echt helemaal goed zo.”

Pieter Lomans

Karin Fijn van Draat (Amsterdam, 1964). Na haarartsexamen promoveerde Karin Fijnvandraat in1998 aan de Universiteit van Amsterdam. Voor haar promotieonderzoek op het gebied vanhemofilie deed zij experimenteel onderzoek op deafdeling Bloedstolling van Sanquin en klinischestudies bij de afdeling Vasculaire Geneeskunde vanhet AMC. Vervolgens volgde zij de opleiding tot kinderarts en specialiseerde zij zich in de kinder-hematologie. Belangrijke thema's in haar huidigeonderzoek zijn: antistofvorming bij patiënten methemoflie en de etiologie van cerebrale infarcten [email protected]

Page 22: Bloedbeeld - Sanquin

Wetenschappers in dienst van de Fransebloedbank hebben rode bloedcellen opgekweekt en gebruikt voor een ‘minitrans-fusie’ bij een vrijwilliger. De cellen waren inhet lab goedgekeurd met betrekking tot flexibiliteit, enzymactiviteit, zuurstofbindingdoor hemoglobine en expressie van bloed-groepeiwitten. Ze bleken na transfusie net zo stabiel als normale rode bloedcellen.

Dit was eind vorig jaar groot nieuws in hetwetenschappelijk tijdschrift Blood, maar betekent het dat er in de toekomst geen donorsmeer nodig zijn omdat bloedcellen uit een bio-reactor komen? Wereldwijd proberen weten-schappers erytrocyten te kweken voor trans-fusie. Bij een wetenschappelijk congres inRome, gewijd aan het kweken van erytrocytenvoor transfusie, beweerden wetenschappersuit Parijs en Bristol dat we alleen nog maaraan opschalen van het kweekproces moetenwerken. Zelf denken we dat er meer knel-punten moeten worden opgelost voordat‘kweekbloed’ alledaagse praktijk zal zijn.Waarom we erytrocyten willen groeien en de(on)mogelijkheden ervan, zetten we in ditstuk op een rij.

Waarom?Omdat het veilig is? Geen risico op nog onbekende bloedoverdraagbare ziekten?Omdat vergrijzing van de bevolking leidt totmeer vraag en minder aanbod?Om iedereen bloed van de ideale universelesamenstelling te geven?Om bij calamiteiten gemakkelijker extrabloed voorhanden te hebben met een zeld-zame bloedgroep?Om rode bloedcellen te maken voor patiëntenmet antistoffen tegen donorbloed?Om voor een specifieke groep patiënten‘eigen’ bloed te kweken?

De bronOp dit moment gebruiken we de witte, kern-houdende bloedcellen in bloed (de buffycoat)om daaruit erytrocyten te kweken. In de buffy-coat is een kleine fractie stamcellen aanwezigdie we uit kunnen laten groeien tot voorloper-cellen van erytrocyten. Na expansie van hetaantal voorlopercellen kunnen we die laten

uitrijpen tot reticulocyten: rode bloedcellenmet een normaal hemoglobinegehalte, diehun celkern net verloren hebben, maar dienog niet de stabiele biconcave vorm vanerytrocyten hebben aangenomen (box 1). We zijn in staat om uit ieder zakje bloed éénextra zakje rode bloedcellen te kweken. Maaris een ‘eeuwige’, donor onafhankelijke bronmogelijk? In 2007 publiceerden Japanse wetenschapperseen methode om pluripotente stamcellen teinduceren (iPS cellen genoemd) door viereiwitten in huidcellen tot expressie te brengen(box 2). Afhankelijk van de manier van door-kweken kunnen iPS cellen weer uitrijpen naaralle celtypen die we kennen, ook naar erytro-cyten. De iPS cellen maken het mogelijk omvan iedere gewenste bloedgroep ongelimiteerderytrocyten te kweken. Om 99% van allepatiënten van de juiste bloedgroep te voorzien(uitgaande van bloedgroep O D-negatief) zijn24 iPS cellijnen nodig. Om 95% van allepatiënten van gematched bloed te voorzienzijn 10 iPS cellijnen voldoende.

Kweken dan maar?Zo gemakkelijk als het hierboven staat is hetechter nog niet. Om één transfusie-unit tekweken hebben we nu 100 liter medium nodig,en de Franse groep had nog veel meer mediumnodig. Dat betekent een urgent capaciteits-probleem voor het kweken van transfusie-bloed. Bovendien is het medium extreemduur. Ook het kweken van rode bloedcellenuit iPS cellen gaat nog niet erg efficiënt, en derode bloedcellen lijken meer op rode bloed-cellen van een embryo dan op de adulte rodebloedcellen. Ten slotte laten de Franse weten-schappers zien dat de gekweekte cellen net zostabiel zijn als een normale populatie rodebloedcellen. Maar reticulocyten horen stabielerte zijn dan de populatie erytrocyten in bloed. Voorlopig is het kweken van rode bloedcellentoekomstmuziek, maar technisch niet onmo-gelijk. Als we bedenken hoe snel technologiezich de laatste decennia heeft ontwikkeld (bv. betaalbare compacte computers of DNAsequencingtechnologie), dan zou ook de productie van kweekbloed wel eens snellerkunnen gaan dan we nu denken. In verge-lijking met andere toepassingen van iPS-cellen

22 Bloedbeeld Maart

Marieke von Lindern (Krimpen aan de Lek,1959)studeerde moleculaire biologie in Leiden. Zij werktebijna vier jaar bij dr. Hartmut Beug in Wenen aannucleaire hormoonreceptoren betrokken bij erytro-poiese. Vanaf 1995-2010 werkte zij op de afdelingHematologie van het Erasmus Medisch Centrum,als groepsleider Erytropoiese. Hier onderzocht zij de moleculaire processen die een rol spelen bij signaaltransductie en genexpressie in erythro-blasten. Sinds 2010 is ze manager is van de afdeling Hematopoiese van Sanquin [email protected]://nl.linkedin.com/pub/marieke-von-lindern/4/4b9/3b9

Emile van den Akker (Heerenveen, 1973) studeerdemoleculaire biologie aan de Universiteit vanGroningen. In 2004 promoveerde hij in Rotterdamop ‘In vitro studies on the regulation of Erythro-poiesis by Erythropoietin and Stem cell factor’. Van 2003-2010 was hij post doc aan resp. het CurieInstitute in Parijs in Frankrijk en the Bristol Institutefor Transfusion Sciences in Groot-Brittannië. Sinds2010 werkt hij bij de nieuwe afdeling Hematopoiesevan Sanquin Research, waar hij groepshoofd is metals onderwerp [email protected]://nl.linkedin.com/pub/emile-van-den-akker/3a/3b0/169

Biotech kweekbloed: product van de toekomst?

Marieke von Lindern en Emile van den Akker

Opinie

1

2

3

4

5

6

Page 23: Bloedbeeld - Sanquin

Maart Bloedbeeld 23

erytrocyten in plaats van de minder stabielereticulocyten. We denken dat volledig uit-gerijpte biconcave cellen stabieler zijn, en datexpressie van de juiste oppervlakte-eiwitten,de basis van bloedgroepen, beter tot standkomt. Het is ook belangrijk dat er geen nieuwebloedgroepeiwitten tot expressie komen, neo-antigenen genoemd. Onze afdeling Hemato-poiese gaat samen met Masja de Haas van deafdeling Immunohematologie Diagnostiektesten of er antistoffen tegen gekweekte cellenaanwezig zijn in de sera van moeilijk te trans-funderen patiënten. Maar of patiënten anti-stoffen gaan maken tegen nieuwe antigenenkunnen we alleen in een klinische trial uit-zoeken. De Ethische Commissie moet hetgezondheidsrisico van toediening van gekweekteerytrocyten eerst beoordelen en een trial vol-doende verantwoord achten. Een derde aspectis de expressie van hemoglobine. Erytrocytengegroeid uit iPS cellen maken vooral foetaalhemoglobine. Dat zou ideaal zijn voor patiëntenmet thalassemie of sikkelcelziekte. Zij brengenhet adulte hemoglobine niet goed tot expressie,en zijn geholpen met rode cellen uit eigen iPSdie foetaal hemoglobine tot expressie bren-gen. Maar voor andere patiënten is het beterom cellen met adult hemoglobine te geven,wat net iets efficiënter zuurstof afgeeft in deweefsels.

ConclusieOm op grote schaal kweekbloed te produceren,moet de kweekmethode sterk worden verbe-terd. Maar kweekbloed zal een relatief duurproduct blijven. We moeten goed nadenkenvoor wie we een dergelijk product willenmaken om daar tijdens de ontwikkeling rekening mee te houden. De huidige standvan zaken laat zien dat het een begaanbareweg is, en het is goed dat ook Sanquin in wilzetten op deze nieuwe ontwikkelingen vantoekomstige producten.

ReferentieGiarratana MC, Rouard H, Dumont A, Kiger L, Safeukui I, Le Pennec PY, François S, Trugnan G, Peyrard T, Marie T, Jolly S, Hebert N, Mazurier C, Mario N, Harmand L,Lapillonne H, Devaux JY, Douay L. Proof of principle fortransfusion of in vitro-generated red blood cells. Blood 2011;118(19):5071-9.

patiënten zal niet de eerste doelgroep zijn.Dankzij de Sanquin Bank of Frozen Blood kandoorgaans ook bloed geleverd worden voorpatiënten met een zeldzame bloedgroep.Maar om bij calamiteiten voldoende bloed tehebben voor patiënten met een schaarsebloedgroep of combinatie van bloedgroepen,willen we voor deze groep iPS cellen maken entesten of we daar een goed bloedproduct vankunnen maken. Daarnaast zien we een toe-passing van transfusie van gekweekte rodebloedcellen als therapie voor bijvoorbeeld thalassemie en sikkelcelpatiënten. Door dezepatiënten bloed gekweekt uit eigen iPS tegeven kan eventuele vorming van erytrocyten-antistoffen worden voorkomen.

KnelpuntenHet eerste knelpunt dat opgelost moet worenis een efficiënte differentiatie van iPS cellennaar voorlopercellen van de erytrocyt.Onderzoek naar de differentiatie van iPS totbloedcellen betreft vooral het vormen vanhematopoïetische stamcellen. Om efficiëntrode voorlopercellen te krijgen moeten kweek-methoden verbeterd worden, bijvoorbeelddoor iPS cellen niet uit huidcellen te makenmaar uit de rode voorlopercellen zelf. Deimprinting van het rode bloedcelprogrammazou dan deels behouden kunnen blijven. Eentweede knelpunt is het maken van biconcave

hebben rode bloedcellen het voordeel dat hetgeen complexe weefselstructuur is en dat hetcellen zonder kern zijn. Het gevaar van ont-regeling tot tumorcellen is daarom klein.

Voor wie?De veilige productie onder GMP condities isduur en de vraag komt terug voor wie er bloedmoet worden gekweekt. Het lijkt een utopiedat uit overwegingen van veiligheid, volledigebloedgroepmatching, of om te compenserenvoor het afnemende aantal donors allepatiënten van kweekbloed gaan worden voor-zien. De noodzakelijke productiecapaciteit endaarmee gepaard gaande kosten zijn hoog.Om iedereen bloed te geven dat beter past bijde eigen bloedgroepen wordt door GesturVidarsson en Ellen van der Schoot van deafdeling Experimentele Immunohematologieonderzoek gedaan naar een robuuste methodeom van donors en patiënten een volledigbloedgroepprofiel te bepalen, dat het makke-lijker zal maken om voor patiënten met zeld-zame bloedgroepen de juiste donor te vinden.Dat we het juiste bloed kunnen maken voorpatiënten met erytrocytenantistoffen lijktaantrekkelijk, maar het risico is groot dat dezepatiënten ook antistoffen gaan maken tegenverkeerd gevouwen eiwitten op het oppervlak van gekweekte rode bloedcellen waardoor de problemen juist toenemen. Deze groep

Box 1 kweken van rode bloedcellenRode voorlopercellen kunnen opgekweekt worden uit stam-cellen aanwezig in beenmerg of bloed. Daarvoor gebruikenwe serumvrij medium waar we erythropoietin (Epo), stem cellfactor (SCF) en glucocorticoid hormoon aan toevoegen. Dezefactoren binden aan specifieke receptoren in de celmembraan(Epo: Epo receptor, SCF: c-kit) of in de celkern (de glucocorticoidreceptor; GR). Als de condities worden veranderd en alleenEpo, insuline en thyroid hormoon worden toegevoegd rijpende cellen uit. Tijdens het uitrijpen ondergaan ze nog 3 cel-delingen, de cellen worden kleiner, ze maken hemoglobine,en stoten de celkern uit.

Box 2 geïnduceeerde pluripotente stamcellenIn 2007 publiceerde de groep van Yamanaka in Japan, dathuidcellen kunnen worden hergeprogrammeerd. Ze brachten4 eiwitten in huidcellen tot expressie: Oct4, Klf4, Sox2 en myc.Deze eiwitten reguleren de genen in de cel en zorgen ervoordat de cellen veranderen in cellen die lijken op embryonalestamcellen: geïnduceerde pluripotente stamcellen (iPS).Onder specifieke kweekomstandigheden kunnen deze cellenvervolgens alle verschillende lichaamscellen maken,opnieuw huidcellen, maar ook bloedcellen.

SCF Epo

GR

Epo, Insuline, T3

Epo,SCF

Glucocortico-steroïden

iPS cel

Erytrocyt voorlopercel

huidcel

Oct4Sox2 Klf4

myc

Page 24: Bloedbeeld - Sanquin

patiënten. Heparine als antistollingsmiddelwordt niet alleen gebruikt omdat de werkingervan goed bekend en het relatief goedkoop is,vooral ook omdat we over remmers beschikken,die de werking ervan volledig kunnen op-heffen mochten er bij een patiënt plotselingbloedingen optreden. Daarom is het belang-rijk zeker te weten of de trombocytopenie vaneen IC-patiënt is veroorzaakt door HIT. Als weonterecht overschakelen op een ander anti-stollingsmiddel dan heparine, brengen we depatiënt onnodig in gevaar.”

Functionele testVeel patiënten op de intensive care hebbenook een tekort aan bloedplaatjes. Behalve HITzijn daarvoor talloze andere oorzaken, zoalssepsis. Sterker, veranderingen in het aantalbloedplaatjes vormen dikwijls een maat voorhoe het met een IC-patiënt gaat. De combi-natie van trombocytopenie en het gebruikvan heparine komt dus veel voor, maar wordtvaak juist niet veroorzaakt door heparine.Wester: “Er is al langere tijd een test die deaanwezigheid van antistoffen tegen het hepa-rine-PF4-complex meet. Maar die ELISA-testtoont niet de aggregatie van bloedplaatjesaan. Bij de helft van de patiënten is aggre-gatie wel aanwezig, bij de andere helft niet. Er zijn zowel veel fout-positieve als fout-nega-tieve uitslagen.” Soms zijn er geen of nauwe-lijks antistoffen, terwijl de patiënt weldegelijkeen door heparine veroorzaakte trombocyto-penie blijkt te hebben, soms zijn er wel anti-stoffen tegen het heparine-PF4 complex, maarwekken die geen trombocytopenie op.“Er bestaat een snelle screeningstest, waarmeeje in het ziekenhuis in vijf minuten op gel-kolommetjes kunt zien of het serum vanpatiënten immuuncomplexen met heparineen PF4 vormt”, zegt dr. André Mulder, arts klinische chemie/klinisch chemicus in hetUMCG Groningen, die jaarlijks zo’n dertigaanvragen voor een HIT-test krijgt. Ongeveervier daarvan blijken positief voor HIT te zijn.“Wij sturen altijd materiaal in naar Sanquinvoor een bevestiging met een meer robuusteELISA-test, die IgG en IgM antistoffen meet.De bevestiging duurt ongeveer 24 uur. Maarop basis van de eerste screening kunnen artsenal beleid voeren, bijvoorbeeld overstappen op

Heparine Geïnduceerde TrombocytopenieNieuwe test biedt meer zekerheid

24 Bloedbeeld Maart

Tot het begin van deze eeuw leek het eenveelvoorkomende en gevreesde aandoeningop de intensive care: heparine geïnduceerdetrombocytopenie (HIT). Zwakke patiënten,die bijna allemaal worden behandeld met hetmeest gebruikte antistollingsmiddel heparine,worden na enkele dagen getroffen door eenafbraak van hun bloedplaatjes en een grootrisico op trombose en de potentieel dodelijkeeffecten daarvan, zoals een hart- en hersen-infarct en longembolie. In plaats dat heparinetrombose voorkomt, stimuleert het – dooreen immuunreactie – juist de bloedstolling.Lange tijd was onduidelijk hoeveel patiëntenleden onder HIT. Sinds korte tijd blijkt dat ditminder dan één procent is. Maar voor dezepatiënten is een snelle diagnose levens-reddend. Sinds 1 april 2011 beschikt Sanquinover een geschikte test.

HIT is bekend sinds het begin van de jaren ’60van de vorige eeuw. Bloedplaatjes wordenafgebroken onder invloed van een aspecifiekebinding van heparine aan plaatjes factor 4(PF4). Dit heparine-PF4 complex wordt somsals lichaamsvreemd herkend, waardoor erantistoffen tegen worden gemaakt en deplaatjes kapot gaan, waardoor er meer PF4vrijkomt. Omdat er ook heparine-structurenop de vaatwand zitten, kan PF4 ook daaraanbinden en tot een afweerreactie leiden die decelwand kan beschadigen. Deze processenkunnen leiden tot trombo-embolitische com-plicaties. Vooral bij patiënten op de intensivecare zijn artsen alert op deze aandoening.Deze patiënten zijn ernstig ziek, hebben vaakal problemen met hun bloedplaatjes en krijgen bijna allemaal heparine in de loopvan hun verblijf op de IC. De remedie tegendeze afbraak van bloedplaatjes en trombose is relatief eenvoudig: stoppen met heparineen, zo mogelijk, overgaan op een ander anti-stollingsmiddel.“Bijna alle patiënten op de IC krijgen vroeg oflaat heparine omdat bij deze zwakke patiëntenhet ontstaan van trombose een groot risico is”,zegt dr. Jos Wester, intensivist in het Amster-damse Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, die isgespecialiseerd in trombose bij IC-patiënten.“Paradoxaal genoeg is het ontstaan van bloedingen een ander groot risico voor IC-

Diagnostiek

Maarten Evenblij

Jos Wester André MulderLeendert Porcelijn

Page 25: Bloedbeeld - Sanquin

ReferentieGreinacher A et al. Heparin-induced thrombocytopenia; towardsstandardisation of platelet factor 4/heparin antigen test. JThromb Haemost 2010; 8(9):2025-31.

Diagnostische testsT040: Heparine geïnduceerde trombocytopenie, HIT (Volledigonderzoek: ELISA+HIPAA)T041: Heparin induced platelet activation assay (HIPAA)

Jos Wester (Heemskerk, 1958) is intensivist, IC-specialist inhet Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam. Hij studeerdegeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam en promo-veerde op onderzoek naar diepveneuze trombose bij interngeneeskundige patiënten tijdens zijn internistenopleiding inhet St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein. In 1997 voltooideWester zijn intensive care specialisatie in het AMC Amsterdamen werkte vervolgens vier jaar bij het St. Antonius Ziekenhuisen het VUmc Amsterdam. In 2001 werd hij intensivist in hetOLVG [email protected]

André Mulder (Heerenveen, 1959) is arts klinische chemie/klinisch chemicus bij het UMCG Groningen. Hij studeerdegeneeskunde in Groningen en promoveerde daar in 1996 oponderzoek naar stolling en de expressie van vasculaire tissuefactor. Hij specialiseerde zich tot arts klinische chemie in hetMedisch Spectrum Twente Enschedé en werkte daarna in hetJeroen Bosch ziekenhuis. In 2005 ging hij terug naar het UMCGroningen en is nu hoofd van de laboratoria voor bijzonderehematologie en [email protected]

Leendert Porcelijn (Hillegom, 1959) studeerde geneeskundeaan de UvA in Amsterdam, waarna hij enkele jaren als artsassistent in diverse ziekenhuizen heeft gewerkt. In 1993 tradPorcelijn in dienst van Sanquin als hoofd van het laboratoriumTrombocyten/Leukocyten Serologie en als staflid van de afdeling Immunohematologie Diagnostiek. Daarnaast isPorcelijn binnen Sanquin opgeleid tot [email protected]

Klinisch beeld belangrijkDoordat deze nieuwe HIPAA, die een betrouw-bare test voor HIT is, beschikbaar is gekomen,kunnen onderzoekers ook beter kijken naar deincidentie van HIT op de intensive care. Datheeft ertoe geleid dat het percentage IC-patiënten met trombocytopenie en eventueelbijkomende trombose, dat ook werkelijk HITheeft, aanzienlijk naar beneden is bijgesteld.Men denkt nu eerder aan 0,4 tot 1 procent.“Dat heeft ook geleid tot nieuwe richtlijnenrond HIT”, stelt intensivist Wester. “Eerst moetgoed het klinische beeld worden geëvalueerden als dat duidt op een middelmatig of hoogrisico op HIT, moet de patiënt een positievetest voor antistoffen tegen het complex vanheparine en PF4 hebben. Tenslotte moet dediagnose worden bevestigd met een functioneletest voor de aggregatie van trombocyten, zoalsde HIPAA.”Zowel Wester als Porcelijn benadrukken hetbelang van die klinische evaluatie. Dat valtdikwijls niet mee, want er bestaan legio oor-zaken voor trombocytopenie op de intensivecare. Daarom wordt dikwijls pas in een laatstadium aan HIT gedacht. Wester: “Dat klinische voorwerk moet je doen, en kan bijdeze IC-patiënten met complexe aandoeningeningewikkeld zijn. Het kost niet alleen extrageld om bij een patiënt onterecht een ELISA en HIPAA te laten doen, het is vooral erg alseen patiënt onterecht het predicaat HIT krijgtomdat dit zou betekenen dat je heparine vervangt door een ander antistollingsmedicijnen de patiënt daarmee blootstelt aan een substantieel risico op bloedingen. Porcelijn ishet met Wester eens. “Het is vaak lastig omdeze ernstig zieke patiënten goed te scoren,waardoor de neiging groot is de trombocyto-penie te gooien op HIT. Dat is zonde van hetmateriaal en het geld.”Arts klinische chemie Mulder in Groningen isblij met de HIPAA. :Behalve dat het aantalfout-positieve patiënten er door vermindert,detecteren we nu ook een paar patiënten diewe anders zouden missen. De onterecht alsHIT gediagnosticeerde patiënten kunnen danweer terug op heparine. Dat is duidelijkewinst.”

Maart Bloedbeeld 25

een ander antistollingsmedicijn. De beste testvoor een door heparine veroorzaakte afbraakvan de trombocyten is niet een test op anti-stoffen, maar een functionele test. Vindt erinderdaad activatie van trombocyten plaats?Tot nu toe was er geen betrouwbare functie-test.”

Radioactief koolstofDe veelgebruikte Plaatjes Aggregatie Assay(PAA) is praktisch lastig en niet betrouwbaargenoeg voor toepassing in het laboratoriumen de Serotonin Release Assay (SRA) – diemeet of bloedplaatjes serotonine uitscheiden,een teken dat ze zijn geactiveerd – is ongeschiktvoor snelle klinische toepassing. “Dat is eentest die wij liever niet gebruiken omdat erradioactief koolstof 14 mee gemoeid is. Daar-aan willen wij medewerkers niet blootstellen”,zegt dr. Leendert Porcelijn, hoofd van hetTrombo- en Leukocytenlaboratorium vanSanquin Diagnostiek. “Een aantal jaar geledenis door een van de belangrijkste deskundigenop het terrein van HIT, de Duitse hoogleraarAndreas Greinacher, een betere functioneletest ontwikkeld. Deze Heparin Induced PlateletActivation Assay (HIPAA) is zeer gevoelig enspecifiek, maar relatief moeilijk uit te voeren.Wij hebben de test speciaal in Duitslandgeleerd en bieden hem sinds april 2011 aan.”Dat het enige tijd geduurd heeft, komt door-dat de test lastig is op te zetten. Er zijn versafgenomen trombocyten van vier verschillendedonors voor nodig en in het testpanel moetook een heparineremmer worden toegepast.Voor het gebruiken van dat donorbloed is toe-stemming van de donors nodig. Porcelijn: “De uitvoering zelf is ook niet gemakkelijk. Je kijkt weliswaar naar de aggregatie vantrombocyten, maar niet op de gebruikelijkewijze. Dat aflezen kunnen we ook niet auto-matiseren. Alles bij elkaar zijn we er wel eendag mee bezig. We hebben sinds 2010 deHIPAA-test opgezet en hem van april tot oktober 2011 op onze kosten aangeboden.Daarna is het een routine diagnostische testgeworden. We hebben ongeveer 500 aanvragenper jaar voor een HIT-test gekregen, waarvan20 procent ook werkelijk om HIT gaat. Inder-daad blijkt dat de HIPAA vaak negatief is bijpositieve ELISA uitslagen.”

Page 26: Bloedbeeld - Sanquin

eindelijke resultaat, omdat die in de massavan alle producten wegvallen. Het nadeel isechter dat het een bewerkelijke methode is dieveel tijd en reagentia kost.”

De nieuwe methodeMen heeft daarom gezocht naar een methodedie de samenstelling van één enkel stukjeDNA kan bepalen, dus van één enkel mole-cuul. Dat kost heel weinig reagentia. Als datparallel in veelvoud (bijvoorbeeld in 30-voud)gedaan zou kunnen worden, dan zoudendaarmee toch de vermenigvuldigingsfoutenkunnen worden uitgemiddeld. En zo’n proceszou zich ook lenen om vele duizenden verschillende stukjes DNA naast elkaar teanalyseren. Een dergelijke opzet is gekozendoor de firma Life Sciences (overgenomendoor Roche Diagnostics), en Sanquin heeftonlangs hun 454 GS FLX+ Sequencer aan-geschaft. De Boer maakt wel duidelijk dat veelvoorbereidend werk nodig is: “Eerst moet hetDNA weer vermenigvuldigd worden in eenPCR reactie om de stukjes DNA van interessete kunnen selecteren. Aan deze stukjes DNAwordt voor de PCR reactie een universeel stukje DNA toegevoegd dat nodig is voor verdere vermenigvuldiging van de monsters,plus een extra stukje DNA dat fungeert als een‘multiplex identifyer’ (MID) van het te onder-zoeken DNA. Op deze manier kunnen meer-dere monsters worden samengevoegd en isachteraf altijd terug te vinden bij welk monster de uitslag hoort.”Vervolgens wordt het vermenigvuldigde DNAgekoppeld aan hele kleine glazen bolletjes,van 20 micrometer doorsnee. De bedoeling isdat er niet meer dan één DNA molecuul aanelk bolletje wordt gehecht via het universelestukje DNA dat aan één van de primers vande PCR reactie zat. Deze bolletjes worden dangeschud met een mengsel van olie en PCRmedium, zodat elk bolletje omgeven wordtdoor medium en door olie gescheiden is vande andere 10 miljoen bolletjes. In het PCRmedium bevinden zich primers die op het universele stukje DNA passen, en op diemanier wordt dit ene DNA molecuul ver-menigvuldigd tot 60 miljoen identiekekopieën per glazen bolletje. Eén van deze universele primers bevat biotine, en met

Onderzoek

Nucleotide-sequentiebepaling in DNA: de volgende generatie

26 Bloedbeeld Maart Dirk Roos

Martin de Boer (Sijbekarspel, 1955) deed de HBOopleiding Biochemie. In 1974 kwam hij het CLB,eerst als leerling analist, daarna achtereenvolgensals analist, laboratorium assistent en eerste labora-toriumassistent. Momenteel werkt hij op de afdeling Bloedcel Research van Sanquin. Zijn werkbetrof altijd fagocyten, witte bloedcellen die micro-organismen opnemen en doden, eerst op cellulairniveau, maar vanaf 1981 steeds meer op moleculairniveau. Vanaf de invoering van DNA sequentie-analyse op het CLB in 1986 heeft hij het beheergevoerd over de betreffende apparatuur van hethele [email protected]

Michael Moorhouse (Huddersfield (Engeland),1976) studeerde Biologische Wetenschappen aande Universiteit van Manchester, UK. Hij promoveer-de in 2002 op Structurele Biologie en Geauto-matiseerde Eiwitanalyse aan de Universiteit vanBirmingham, UK. Samen met een informaticusschreef hij een handboek over Bioinformatica. In 2003 verhuisde hij naar Nederland om inRotterdam aan de Erasmus Universiteit als post-docte helpen de afdeling Bioinformatica op te zetten.Van 2009 tot juni 2011 was hij terug in Engeland,waar hij aan de Universiteit van Sheffield als bio-informaticus werkzaam was op de afdeling

De genetische informatie die opgeslagen ligt in DNA kan afgelezen worden door hetbepalen van de volgorde van de nucleotidenin het DNA. Dit wordt in goed NederlandsDNA-‘sequencing’ genoemd. Deze genetischeinformatie is bepalend voor de samenstelling,en daarmee voor de eigenschappen, van deeiwitten die door het betreffende stuk DNAworden gecodeerd. Het sequencen van DNAis veel eenvoudiger dan het bepalen van desamenstelling van eiwitten.

Bekende toepassingen van DNA sequencenzijn bijvoorbeeld de HLA bepaling (van grootbelang bij orgaantransplantaties), de op-sporing en identificatie van bacteriële of virale infecties in patiënten of bloedproducten,en de opsporing van genetische defecten inpatiënten. De manier waarop DNA gesequencedwordt is de laatste jaren sterk veranderd, zodathet grootschaliger en goedkoper is geworden.Kortgeleden heeft Sanquin Bloedvoorzieningeen nieuw apparaat aangeschaft voor gebruikin de diagnostiek en het onderzoek.

De oude methodeMartin de Boer, hoofdanalist van de afdelingBloedcelresearch, is van het begin af aanbetrokken geweest bij al het sequencewerk opSanquin. Hij legt uit dat de aanpak tot dusverwas om specifiek één stukje DNA met behulpvan de polymerase-kettingreactie (polymerasechain reaction, PCR) te vermenigvuldigen endaarna van al die identieke fragmentjes tege-lijk de nucleotidesequentie te bepalen. “Datgebeurde met de Sangermethode, waarbij deDNA fragmentjes als matrijs dienden omkopieën daarvan te maken. Hierbij wordengekleurde nucleotiden in de kopieën in-gebouwd, waarna het proces stopt. Dezegekleurde nucleotiden worden op willekeurigepunten ingebouwd, en het resultaat van dithele proces is dus een mengsel van kopieëndie elk op een ander punt eindigen met eengekleurd nucleotide. Na afloop werd hetmengsel geanalyseerd en kon men dus desamenstelling van het oorspronkelijke stukjeDNA teruglezen (zie 3e kolom op blz. 27). Het voordeel van deze methode is dat kleinefouten die bij het vermenigvuldigen altijdoptreden weinig invloed hebben op het uit-

4 regels inlopen

Page 27: Bloedbeeld - Sanquin

Maart Bloedbeeld 27

Wat is DNA?DNA is opgebouwd uit een dubbele helix vansuikermoleculen (deoxyglucose), onderlingverbonden door organische basen (nucleo-tiden). Er zijn vier van deze nucleotiden: adenine (A), guanine (G), cytidine (C) en thymine (T). Op de plaats waar adenine aande suikerketen vast zit, vinden we altijd op deandere suikerketen een thymine, omdat dietwee nucleotiden door waterstofbruggen metelkaar verbonden zijn. Zo is het ook met guanine en cytidine. Op deze wijze vormt detweede suiker-base helft van het DNA altijdeen complementaire kopie van de eerste suiker-base helft. Als de ketens uit elkaargaan, kan elke keten complementair gekopieerd worden en ontstaan twee identiekeDNA moleculen. Hierop is ook de sequentie-bepaling van de nucleotiden gebaseerd: metéén enkele suiker-base helft als matrijs wordtin een PCR reactie een complementaire kopiedaarvan gemaakt: voor elke A in de matrijswordt een T in de kopie ingebouwd, voor elkeC een G, voor elke T een A en voor elke G eenC. Als deze vier nucleotiden elk verschillendgekleurd zijn kan achteraf uit het kleurenpa-troon de volgorde in de complementaire kopieteruggelezen worden, en daarmee is dus ookde nucleotidevolgorde in de oorspronkelijkeDNA streng bekend. De volgorde van drienucleotiden in een suiker-base keten vormt decode voor een aminozuur, het kleinste onder-deel van een eiwit. Zo codeert bijvoorbeeldCTG voor het aminozuur leucine, TCA voorserine, etcetera. Er zijn ook codes voor hetbegin en het eind van een eiwit.

behulp van streptavidine-ijzer kunnen na deemulsie PCR de glazen bolletjes met DNA opeen magneet worden gescheiden van bolletjeswaar geen DNA aan zit. Op deze manier lukthet om 80-90% van de glazen bolletjes teselecteren waar inderdaad maar één DNAkopie op heeft gezeten. Het ijzer wordt vervolgens verwijderd door toevoeging vaneen vloeistof die dubbelstrengs DNA omzet in enkelstrengs DNA. Hierbij komt de biotine-streptavidine bevattende streng los, samenmet het ijzer. De glazen bolletjes met enkel-strengs DNA worden dan op een glazen rastermet 3,5 miljoen minieme kuiltjes van 29 micro-meter doorsnee gebracht, zodanig dat elk kuiltje één bolletje bevat. Op dit raster vindtde echte sequencereactie plaats. Ook dit gaatop een bijzondere, nieuwe manier.

SequentiebepalingAchter elkaar wordt het hele raster overspoeldmet een oplossing van één van de vier nucleo-tiden (zie 3e kolom). Het PCR medium rondelk bolletje is dan in staat om zo’n nucleotidein te bouwen in de kopie die gemaakt wordt van de stukjes DNA die zich op het bolletjebevinden. Deze inbouw wordt direct gemetenmet behulp van een chemiluminescentie-reactie gebaseerd op het afsplitsen van pyro-fosfaat dat vrijkomt bij de inbouw van elknucleotide. Op de plek waar een nucleotidewordt ingebouwd ontstaat een lichtflitsje datmet een camera wordt gemeten. Als tweedezelfde nucleotiden naast elkaar ingebouwdkunnen worden ontstaat een twee keer zo sterke lichtflits. De plaats in het raster, desterkte van de lichtflits en het bijbehorendenucleotide dat ingebouwd is worden in eenbestand opgeslagen. Dit genereert een enormehoeveelheid gegevens, die achteraf moetenworden geanalyseerd. Hier begint de taak vanMichael Moorhouse. Hij is bioinformaticus en specialist in de opslag van zeer grotebestanden, de analyse daarvan op supersnellecomputers, en de vergelijking met informatieop internet via een snelle internetverbinding.Deze geavanceerde processen vormen nu nogde beperking van deze methode, maar ookdaarin vinden steeds meer ontwikkelingenplaats.

ToepassingenSanquin gaat deze methode allereerst proberengeschikt maken voor de HLA bepaling.Daartoe moet met zekerheid bepaald wordendat de PCR reacties niet gestoord kunnen worden door kleine, persoonlijke variaties inde HLA genen die van geen belang zijn voorde biologische functie van de HLA eiwitten.Als dat rond is zal een zelfde procedure ont-worpen worden voor de Killer-cell inhibitoryreceptor (KIR) genen, die coderen voor eenserie eiwitten die de activiteit van NK cellenbepalen. Ook dit is van groot belang bij af-stotingsreacties tegen getransplanteerd weefsel. Verder staat de bepaling van hetimmunoglobulinerepertoire van recombinanttherapeutische antistoffen op het programma,evenals het opsporen van het spectrum aanantistoffen dat patiënten maken tegen thera-peutische anti-TNF antistoffen. Verder zullenmutaties bepaald worden in twaalf verschil-lende genen die betrokken zijn bij het ont-staan van atypische HUS (hemolytisch-uremisch syndroom). Op termijn zal ookgewerkt worden aan het opsporen van nieuweinfecties, door alle DNA van niet-menselijkeoorsprong in bloed te analyseren. Al deze toe-passingen hebben met elkaar gemeen datnaast elkaar vele stukken DNA, soms erg veelop elkaar lijkend, tegelijk worden onderzocht.Een totale analyse van het hele menselijkegenoom is met de 454 machine niet mogelijk.

Page 28: Bloedbeeld - Sanquin

28 Bloedbeeld Maart

Het altaarstuk De kruisafneming van deVlaamse schilder Rogier van der Weyden verwierf al in de vijftiende eeuw veel roem enis eeuwenlang vele schilders en beeldhouwerstot voorbeeld geweest door zijn combinatievan vroomheid en – beheerste – emotie.Centraal staat het lijden van Christus, langszijn levenloze lijkbleke lichaam lopen de rodelijnen van het gestolde bloed uit zijn wonden.Maar de compassio, het mede-lijden van Mariatrekt vrijwel even sterk de aandacht. Haar smartdruipt in tranen van haar wangen als zij invrijwel dezelfde houding als haar zoon flauw-valt. Lijden en medelijden, bloed en tranen.

In de late Middeleeuwen floreerde de Maria-verering volop en toen Rogier van der Weydendit schilderij maakte waren haar ‘zeven smarten’, waaronder de kruisafneming vanChristus, een even belangrijk thema in deschilderkunst als het lijden van Christus. Mariawerd als toegankelijker ervaren dan Jezus enwas makkelijker aan te spreken. Zij vervuldede rol van zijn ‘voorspreekster’, van bemidde-

laarster. De keuze voor het thema door vander Weyden lag bovendien voor de hand omdathij het schilderij maakte voor de kapel vanOnze-Lieve-Vrouw-van-Ginderbuiten in Leuven, waarvan Maria patrones was.

Volgens het evangelie kreeg Josef, een rijkekoopman uit Arimathea, op de avond na dekruisiging toestemming van de Romeinse prefect Pilatus om het lichaam van Jezus meete nemen en te begraven. Van der Weydenheeft het moment verbeeld waarop eenknecht hoog op een ladder staande zojuistJezus van het kruis heeft losgemaakt, hij heeftde lange met bloed besmeurde spijkers nog inzijn handen.1 Het naakte lichaam van Christusvertoont op de kruisigingswonden na geentekenen van de geseling, het bloed dat uit dewond in zijn zij is gestroomd schemert door desmetteloze lendendoek. Een oude man metbaard en kalotje op pakt Jezus bij de okselsaan, waarschijnlijk is dit Nicodemus de farizeeër die Jozef bij de graflegging bijstond.2

De man in kostbaar goudlaken die Jezus bij debenen vat is waarschijnlijk de rijke Josef. De jongeman op blote voeten links in eenrood gewaad is waarschijnlijk Johannes deevangelist, hij buigt zich voorover om Mariaop te vangen. Rechts staat met gebalde gestiekde zondige Maria Magdalena te treuren.

Het opvallend grote paneel heeft de vorm vaneen omgekeerde T, net zoals vele retabels,houtgesneden en geschilderde altaarstukkendie destijds zeer populair waren in de zuide-lijke Nederlanden. De bijna levensgrote figuren zitten als het ware gevangen in hetkader, als opeengepakt in een kast. Alle aan-dacht is geconcentreerd op het menselijkdrama en verdriet, er is geen landschap dat deaandacht afleidt. Alleen een schedel en eenbot op de voorgrond bevestigen dat het zichafspeelt op de heuvel Golgotha, wat ‘schedel-plaats’ betekent. De voorstelling is in een per-fecte balans gecomponeerd. De houding vanChristus lichaam wordt weliswaar rechts her-haald in die van zijn moeder, maar Maria valtnaar links, terwijl Jezus naar rechts wordtgedragen. De houding van Josef van Arimathearechts en van de vrouw in het groen, die Mariaondersteunt, vormen een rijm en Johannes

Bloed en tranen

Kunstbloed

Noor van Leeuwen

Rogier van der Weyden Kruisafneming, circa 1435Paneel, 220 x 262 cmMuseo del Prado, Madrid, Spanjepagina 29: details bloed en tranen

Page 29: Bloedbeeld - Sanquin

Maart Bloedbeeld 29

Proefschrift Marvin van Luijn

Onderzoek

Marvin van Luijn 15 februari 2012Impaired Antigen Presentation asImmune Escape Mechanism inAcute Myeloid LeukemiaPromotor: Prof. dr. G.J. OssenkoppeleCopromotoren: Dr. A.A. van de Loosdrecht enprof. dr. S.M. van HamVrije Universiteit Amsterdam

Normaal gesproken beschermthet immuunsysteem het mense-lijk lichaam tegen kankercellen.Acute myeloïde leukemie (AML)is een type bloedkanker waarbijmyeloïde celdifferentiatie is verstoord en leidt tot een opeen-hoping van onrijpe, abnormalebloedcellen (leukemiecellen) inhet beenmerg en bloed. Een interessant feit is dat deze kankercellen vrij in het bloedkunnen circuleren zonder herkend en opgeruimd te worden door immuuncellen diedaarin gespecialiseerd zijn, zo-genaamde T cellen. Het proef-schrift beschrijft het onderzoeknaar het vermogen van leuke-miecellen om te ontsnappen aanherkenning door T cellen. Hierbijis gekeken naar een mechanisme

dat primair betrokken is bij T celherkenning van geïnfecteerde of beschadigde cellen, zoals kankercellen. Hierbij wordenkleine lichaamsvreemde stukjeseiwit (antigenen) gepresenteerdop het celoppervlak door zoge-naamde HLA moleculen. DezeHLA-antigeen complexen worden vervolgens herkend doorT cellen die daardoor geactiveerdraken. Aangezien leukemie-cellen ook antigenen kunnenpresenteren, is onderzocht watde expressie van een lichaams-eigen stukje eiwit genaamd‘CLIP’ op deze tumorcellenteweeg brengt in AML patiënten.Het bleek dat CLIP expressie opleukemiecellen geassocieerd ismet een ziektevrije overleving enook voorspellend was voor terug-komst van AML na chemothera-piebehandeling. Daarnaast hadCLIP expressie op leukemie-cellen een negatief effect op deactivatie en functie van T cellen.Tenslotte werden er potentieelnieuwe antigeenpresentatiepathways gevonden die de aan-wezigheid van CLIP op leukemie-cellen zouden kunnen verklaren.Deze bevindingen duiden er opdat CLIP een belangrijke rolspeelt in het ontsnappen vanleukemiecellen aan immuun-herkenning. Dit geeft nieuwinzicht in de ontwikkeling vanimmunotherapie in AML.

www.proefschriften.sanquin.nl

links en Maria Magdalena rechts staan alsaccolades rond de centrale groep. Ook in hetkleurgebruik is van der Weyden weloverwogente werk gegaan: centraal de rode mantel vanJozef, die Christus als het ware omkranst, degedempte kleuren van de figuren aan weers-zijde en weer het rood in beide ‘accolades’. De mensen hebben niet bepaald kleren aandie bij het gebeuren passen. Zo is het licht-blauwe damasten gewaad en de witte broekvan de jongen op de ladder nu niet het han-digste kostuum om een bebloed lijk van enkruis te halen. Toch is er geen spatje bloed ofvuiligheid op te zien.

Rogier van der Weyden behoorde met Jan vanEyck tot de pioniers in de toepassing van olie-verf. Dit medium stelde hem in staat metuiterste precisie huid en haar, stof en pels weerte geven en een fraaie schittering van kleurente bereiken. Het is Rogiers vondst de transpa-rantie van de verf ook te gebruiken om tranenals kristallijne druppels over de wangen telaten rollen: behalve Nicodemus en de knechtplengen alle figuren tranen. Net als het bloedvan Christus nodigen zij de gelovige uit ommee te lijden.

Helaas staat de afbeelding niet in verhouding met de werkelijkheid van dit immense paneel. Hierdoor zijn velewaardevolle details slecht zichtbaar. Op de website www.slidingtime.be is het schilderij tot in het kleinste detailuiterst scherp te bewonderen.Johannes 19, 38-42.

1

2

Page 30: Bloedbeeld - Sanquin

Rick Hoekzema

Huidige functieHoogleraar Dermatologie VUmc en hoofd afdeling Dermatologie VUmc en AMCPromotiejaar1988Titel proefschriftStudies on normal- and low-molecular-weight C1qPromotorProf. dr. T.E.W. FeltkampCo-promotorDr. C.E. Hack

Bij Sanquin worden jaarlijks vele promotiesafgerond. Waar zijn die onderzoekers terechtgekomen? In deze rubriek laten wij steeds éénvan onze oud-promovendi aan het woord.Lang niet iedereen is in het onderzoek gebleven, sommige van deze alumni hebbenhun plek gevonden in de politiek, het beleid,farmaceutische industrie of werken als zelf-standige. Wat heeft Sanquin/CLB bijgedragenaan hun carrière?

Rick Hoekzema (Nieuwer-Amstel, 1956) studeerde geneeskunde aan de UvA. Na zijncoschap interne geneeskunde in het Wilhel-mina Gasthuis kreeg hij daar een opleidings-plaats aangeboden, maar hij moest in militairedienst. Omdat hij geïnteresseerd was in immu-nologie informeerde hij bij Vincent Eijsvoogelvan het CLB of hij voor zijn militaire diens-plicht bij de Militaire Bloedbank kon wordengedetacheerd. “Na een half jaar als doctoraalassistent en acht weken militaire basistrainingstartte ik mijn onderzoek bij de afdeling Auto-immuunziekten van professor Bert Feltkamp.”

Wat heeft Sanquin betekend voor je carrière?“De jaren bij het CLB waren de mooiste tijdvan mijn leven. Arts ben ik geworden door rijtjes uit mijn hoofd te leren, maar op het CLBheb ik leren nadenken. Dat kwam door inspi-rerende wetenschappers als Lucien Aarden,Erik Hack en Rob Aalberse. Zij waren in staatje te sturen in je onderzoek, terwijl je het gevoelhad dat je totale vrijheid had bij het bedenkenvan je experimenten. Dat was uniek.”

Hoe is je loopbaan na Sanquin verlopen?Na zijn promotie werd Hoekzema post-doc bijhet Interuniversitair Oogheelkundig Instituutvan de KNAW, waar hij onderzoek deed naarretina auto-immuniteit en uveitis. “Na driejaar werd mij een vaste aanstelling aangeboden.Dat benauwde me omdat ik inmiddels terug-verlangde naar de geneeskunde. Menno deRie (ook oud CLB’er), die de opleiding Derma-tologie deed, wees mij op een opleidingsplaatsin het AMC. Zo kwam ik in opleiding tot der-matoloog bij professor Jan Bos. Daarna gingik vanwege mijn wetenschappelijke interesseop zoek naar een academische aanstelling.Die was er alleen in Maastricht. Na drie jaar

zijn we wegens familie-omstandigheden terug-gegaan naar Amsterdam en in 1999 werd ikdermatoloog bij het OLVG met een onderwijs-aanstelling voor één dag bij het AMC.”

Wat doe je nu?“In 2010 ontstond een vacature hoogleraar/afdelingshoofd Dermatologie bij het VUmc.Dat zag ik als een uitdaging, want in hetOLVG was ik gegroeid als clinicus, manageren opleider en die kennis wilde ik graag in eenacademisch ziekenhuis gebruiken. Nadat ikwas voorgedragen kwam Marcel Levi (voorzitterRaad van Bestuur AMC) in mei 2011 met hetidee om een duo-hoogleraarschap te introdu-ceren, met twee algemeen hoogleraren VUmc/AMC, die samen leiding geven aan beide academische afdelingen Dermatologie. Zo ben ik nu afdelingshoofd VUmc/AMC enhoogleraar VU en is Menno de Rie plv. hoofdVUmc/AMC en hoogleraar UvA, tevens ver-antwoordelijk voor de research. Dit nieuwemodel zal waarschijnlijk ook bij andere specialismen worden ingevoerd. We zijn paszes weken bezig, maar we hebben al veel opde rails gezet. AIO’s van het AMC zullen binnenkort een stage bij de VU gaan volgenen andersom. Er zijn ook plannen om over-en-weer stafleden met bijzondere expertise tedetacheren.”

Heb je in je werk nog te maken met Sanquin?“Ik heb nog contact met een aantal collega’suit die tijd. Met René van Lier (lid Raad vanBestuur van Sanquin) heb ik afgesproken datwij op het gebied van research van elkaarsnetwerken gebruik kunnen maken. Menno enik willen kijken naar mogelijkheden omSanquin te betrekken bij researchprojecten. Zo zijn er veel raakvlakken tussen reumato-logische en dermatologische auto-immuun-ziekten, zowel pathogenetisch als therapeutisch.Daarnaast werken in beide universitairemedische centra veel ex-CLB’ers met wie gezamenlijke research mogelijk is. Menno enik merken dat de contacten met hen binneneen mum van tijd net zo vertrouwd zijn alstoen we samen op het lab werkten.”

Broedplaats

Rick Hoekzema:De mooiste tijd van mijn leven”

Anneke de Regt30 Bloedbeeld Maart

Page 31: Bloedbeeld - Sanquin

Maart Bloedbeeld 31

Dr. Peter Hordijk is per december2011 door de Universiteit vanAmsterdam (UvA) benoemd totbijzonder hoogleraar met alsleerstoel ‘Moleculaire celbiologievan Celmigratie’. Deze nieuweleerstoel is ingesteld vanuitStichting Sanquin Bloedvoor-ziening en ondergebracht bij hetSwammerdam Institute voor LifeSciences van de Faculteit Natuur-wetenschappen, Wiskunde enInformatica (FNWI).Peter Hordijk is sinds 1997 werk-zaam bij Sanquin. Hij begon alsstafmedewerker bij de afdelingExperimentele Immunohemato-logie. In 2005 werd hij hoofd vande afdeling Moleculaire Celbio-logie. Moleculaire celbiologievertaalt cellulaire processen,aangestuurd door regulerendeeiwitten, naar specifieke functieszoals celhechting en – beweging.Deze zijn van belang voor hetfunctioneren van bloedcellen en bloedvaten maar ook voorweefsels en organen onder normale omstandigheden en bijziekte. Het zogeheten ‘Centre forAdvanced Microscopy’ is onder-deel van het SwammerdamInstitute. Deze onderzoeksgroepis zeer vooruitstrevend op hetgebied van hoge resolutie micro-scopie. Hordijk: ‘We zijn blij datwe de mogelijkheid hebben omvan hun expertise te leren en zomet nieuwe microscopische tech-nieken het gedrag van eiwitmo-leculen in het bloed, (stam)cel-len en bloedvaten in detail inbeeld te brengen. AangezienSanquin veel cellulaire kennisheeft, zal dit hopelijk mooieresultaten opleveren.’

www.sanquin.nl/nieuws

Sanquin Bloedvoorziening zoektextra donors met de bloedgroep0-negatief. Eind januari hebbenhuidige donors met deze bloed-groep een mailing ontvangenom te helpen bij werving.Sanquin hoopt nieuwe donors tevinden onder familieleden vande huidige donors. Het is lastigom gericht naar nieuwe donorsmet een bepaalde bloedgroep tezoeken. Als mensen geen donorzijn, weten ze vaak niet welkebloedgroep ze hebben. Doordonors met bloedgroep 0-nega-tief te betrekken bij de wervinghoopt Sanquin de kans te ver-groten dat er onder de nieuwedonors relatief veel mensen zijnmet de gezochte bloedgroep.Familieleden hebben immerseen grotere kans dezelfde bloed-groep te hebben.De bloedgroep O-negatief isschaars, slechts 7 procent van deNederlandse bevolking heeftdeze bloedgroep. Onder donorsligt dat percentage iets hoger,dankzij eerdere gerichte wer-vingsacties. Deze circa 40.000donors worden vaker dangemiddeld opgeroepen om tedoneren. Door extra donors tewerven, wil Sanquin de druk opdeze groep iets verminderen. O-negatief is de enige bloed-groep die bij spoedoperaties oframpen met veel slachtoffersaan iedere patiënt kan wordengegeven, ongeacht zijn of haareigen bloedgroep. Dus ook als ergeen tijd is om de bloedgroep tebepalen, kan O-negatief bloedveilig worden gegeven.Patiënten hebben namelijk geenantistoffen tegen O-negatiefbloed.

Op woensdag 23 en donderdag24 mei 2012 vindt weer het jaarlijkse NVB (NederlandseVereniging voor Bloedtransfusie)symposium plaats bij De Reehorstin Ede. Dit jaar wordt het eengezamenlijk symposium vanNVB en TRIP (TRansfusiereactieIn Patiënten). Als deze samen-werking een succes wordt zettenwij deze wellicht de komendejaren voort.Rode draad door het symposiumis – naast uiteraard veel aandachtvoor hemovigilantie – de weten-schappelijke onderbouwing vande nieuwe CBO-richtlijn bloed-transfusie. Key Note speaker is dr. WilliamSavage (Johns Hopkins Hospital,Baltimore, USA) die een presen-tatie zal geven over allergischetransfusiereacties en nieuweresultaten betreffende factorenbij donor, product en patiënt.In de meeste overige sessies is devoertaal van het symposiumNederlands, waarbij zowel state-of-the-art wetenschap als praktijkbetreffende verschillende thema’suit de CBO-richtlijn zullen wordentoegelicht. Onderzoekers en pro-fessionals worden uitgenodigdeen abstract in te dienen op hetgebied van immunologie, trans-fusiegeneeskunde en hemovigi-lantie- en bloedbankgerelateer-de onderwerpen die zullen wordengepresenteerd als poster en/ofkorte mondelinge voordracht. Nadere informatie over het pro-gramma: www.nvb-trip-symposi-um.nlIn 2013 zal geen jaarsymposiumplaatsvinden omdat dan van 1-5 juni de ISBT in Amsterdamplaatsvindt. Sanquin en de NVBtreden hier gezamenlijk op alsgastheer. Het NVB (TRIP) sympo-sium 2014 zal plaatsvinden op21 en 22 mei 2014.

Sanquin bezit een van de oudstebedrijfscollecties van Nederland.In 1959 startte Joghem vanLoghem (wetenschappelijkdirecteur (CLB) van 1950 tot1978) met het verzamelen vankunst voor het CLB. De in 1985opgerichte Kunstcommissieorganiseert maandelijks eenexpositie in de naar Van Loghemgenoemde galerie: ‘GalerieJoghem’. De maandelijkse exposities zijn op werkdagen te bezoeken van 08.30 tot 16.30 uur.

AprilHans DageletMeiJian KotalikovaJuniSina Fischer

www.exposities.sanquin.nl

Peter Hordijk benoemd tot bijzonder hoogleraar

Werving O-negatieve donors NVB TRIP jaarsymposium Exposities Galerie Joghem

ExpositiesCongresWervingPersonalia

Page 32: Bloedbeeld - Sanquin

32 Bloedbeeld Maart

Mariëtte DriessensPiets AlthuisOntmoeting, 1999Brons, 70 cm hoog

“Ik ben van jongs af aan bekend met de ziektehemofilie, want mijn broer heeft hemofilie B.Hij heeft remmers ontwikkeld tegen Factor IX,is lang niet behandelbaar geweest en heeftdaardoor ernstige gewrichtsschade. Zelf ben ik draagster, maar mijn zoon heeft gelukkiggeen hemofilie. Bij mijn zwangerschap heb ikvan tevoren het geslacht van mijn kinderenlaten bepalen met een vlokkentest. Bij jongensvindt er dan verder onderzoek plaats. Als mijnzoon hemofilie had gehad, had ik de zwanger-schap laten afbreken. Mijn keus is duidelijkbepaald door wat ik van nabij heb mee-gemaakt.” Mariëtte Driessens is sinds een jaarsecretaris van het bestuur van de NederlandseVereniging van Hemofiliepatiënten (NVHP),een belangenvereniging voor mensen methemofilie en aanverwante erfelijke afwijkin-gen. Hemofilie is een afwijking in de bloed-stolling die voornamelijk bij mannen voor-komt. Mariëtte Driessens is medisch bioloogen heeft lange tijd fundamenteel onderzoekgedaan. Ze is gepromoveerd bij het NKI endeed daarna, op het Hubrecht laboratorium,onderzoek naar een erfelijke vaatafwijking.“Omdat ik contact had met patiënten werd ikgevraagd om stukken te schrijven over onder-zoek. Toen heb ik in 2005 contact gezocht metde NVHP of ik voor het kwartaalblad Faktorkon schrijven. Ik probeer voor leken en medicieen slag te maken naar de stand van de weten-schap.” Sinds 2006 werkt ze als medewerkerEuropese registraties bij Nordic Pharma.De NVHP heeft in september 2011 haar 40-jarig jubileum gevierd. Namens de hemofilie-gemeenschap heeft Stichting Heamophilia,die de NVHP financieel ondersteunt en weten-schappelijk onderzoek naar oorzaken enbehandeling van hemofilie bevordert, deNVHP daarvoor een beeld aangeboden. Ditkunstwerk zal op 14 april 2012 onthuld wordenin de beeldentuin van het UMC Utrecht. De Van Creveldkliniek, het grootste HemofilieBehandel Centrum, grenst aan deze tuin.De NVHP organiseert verschillende bijeenkom-sten voor haar leden, waarvoor vaak behande-laren en onderzoekers worden uitgenodigd.Voor jongeren worden er survival- en zeiltochtengeorganiseerd. “Ook organiseren we bijeen-komsten voor oudere hemofiliepatiënten dieallemaal beschadigde gewrichten hebben,

omdat er indertijd geen goede behandelingbeschikbaar was. Op het gebied van research isgentherapie voor de behandeling van Hemo-filie B een belangrijk onderwerp. In septemberben ik naar de bijeenkomst van de WorldFederation of Haemophilia geweest, waar AmitNathwani een voordracht hield over de behan-deling van patiënten met Hemofilie B met gen-therapie (artikel in New England Journal ofMedicine van 10 Dec. 2011). Ik wil gaan onder-zoeken hoe wij het onderzoek naar gentherapiekunnen ondersteunen. De verwachting is dathet ook voor Hemofilie A zou kunnen werken,hoewel dit veel ingewikkelder is omdat dit eengroot gen is. Andere speerpunten zijn de ontwikkeling van een nieuwe generatie lang-werkende stollingsfactoren en het aanpakkenvan de remmerproblematiek.”Ook de NVHP ontkomt niet aan de financiëlecrisis. “Wij kunnen straks alleen nog subsidiekrijgen voor lotgenotencontacten en voor-lichting en we moeten minstens 100 betalendeleden hebben. Wij hebben nu nog twee betaal-de medewerkers, maar kunnen die waarschijn-lijk niet houden. De overheid wil ook datpatiëntenverenigingen gaan samenwerken,op het gebied van belangenbehartiging. Dankun je samen met zes andere verenigingeneen speciaal project kiezen om subsidie te krijgen. Het is niet verkeerd om naar buiten tekijken hoe je extra inkomsten kunt genereren.Als wij willen blijven doen wat we nu doen,moeten wij andere inkomsten genereren.”Met Sanquin heeft de NVHP al lang heel inten-sief contact. “Wij hebben twee keer per jaaroverleg, waar veel zaken worden besproken,die voor de NVHP van belang zijn. Er is ookeen algemene dag voor patiëntenverenigingenwaarbij algemene zaken als de thuisbehande-ling aan bod komen, waar wij veel ervaringmee hebben. Daar kunnen andere patiënten-verenigingen ook van leren. Een derde van depatiënten gebruikt nog steeds een plasmaFactor VIII of IX. Een belangrijk punt daarbijis de ontwikkeling van remmers, dat voorresearch bij Sanquin ook een belangrijk speer-punt is. Wij zijn zeer blij met de steun vanSanquin. Sanquin heeft ons jubileumboekbetaald, dat met de onthulling van het beeldklaar is en aan alle relaties wordt gestuurd.www.nvhp.nl

Profiel

Mariëtte DriessensOnderzoek naar gentherapie ondersteunen

Anneke de Regt