Bilaterale laesies van de basale ganglia als aanwijzing ... · C.A.Haaxma, J.J.J.van Eijk, A.M.van...
Transcript of Bilaterale laesies van de basale ganglia als aanwijzing ... · C.A.Haaxma, J.J.J.van Eijk, A.M.van...
868 Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 14 april;151(15)
Bilaterale laesies van de basale ganglia worden bij diverse
neurologische aandoeningen gezien. Koolmonoxide(CO)-
intoxicatie, zowel acute als chronische, vormt een weinig
bekende oorzaak. Vorig jaar presenteerde De Pont namens
de werkgroep Behandeling CO-intoxicatie een nieuwe richt-
lijn, waarin benadrukt wordt hoe belangrijk tijdige herken-
ning en behandeling van de aandoening zijn.1
Het stellen van de diagnose ‘CO-intoxicatie’ is echter
niet eenvoudig.2 3 De patiënt is zich zelf niet bewust van
de blootstelling en de klachten zijn vaak aspecifiek: onder
andere benauwdheid, moeheid, concentratiestoornissen,
prikkelbaarheid, hoofdpijn, wazig zien, misselijkheid, dui-
zeligheid en spierzwakte.4-6 Ook cardiale ritmestoornissen,
verwardheid, epileptische insulten en bewustzijnsverlies
kunnen het klinisch beeld domineren.4 7 8 Een chronische
intoxicatie kan zich bovendien voordoen als vele andere
neurologische aandoeningen, zoals multiple sclerose, een
virale encefalitis of een beroerte.5
In dit artikel bespreken wij een patiënt met een door-
gemaakte CO-intoxicatie bij wie de diagnose pas maanden
na de blootstelling werd gesteld. Beeldvormend onderzoek
van de hersenen gaf hierbij richting aan de diagnostiek.
ziektegeschiedenis
Patiënt A, een 40-jarige, voorheen gezonde man, presen-
teerde zich voor een second opinion met een maanden eer-
der doorgemaakte, subacuut ontstane vaardigheidsstoornis
van de rechter arm, die binnen enkele weken weer spontaan
verdwenen was. Daarnaast had hij recidiverend minuten tot
uren durende paresthesieën in de rechter arm gehad. Bij
neurologisch onderzoek werd slechts een licht verstreken
nasolabiale plooi rechts geconstateerd en een gering
verhoogde tonus van de rechter arm. Een elders verrichte
CT-scan toonde hyperdensiteiten in de nucleus caudatus en
het putamen links, passend bij calcificaties (figuur 1). Wij
verrichtten MRI en zagen op de T1- en T2-gewogen beelden
sterk verwijde virchow-robinruimten bilateraal in de globus
pallidus, het putamen en de nucleus caudatus, wijzend op
een langzaam progressieve degeneratie van de grijze stof
ter plaatse, mogelijk op basis van langdurige hypoxie of
ischemie (figuur 2a en 2b). De ‘fluid-attenuated inversion
recovery’(FLAIR)-opnamen ondersteunden deze mogelijk-
heid, gezien de uitgebreide periventriculaire wittestof-
afwijkingen (zie figuur 2c en 2d).
De differentiële diagnose bij dergelijke radiologische
bevindingen was nog heel uitgebreid (tabel). Echter, de
combinatie van juist deze afwijkingen met de klinische pre-
sentatie van subacute en recidiverende neurologische ver-
schijnselen met partiële remissie, waarna een stabiel beeld
ontstond, deden ons een doorgemaakte of wellicht nog
voortdurende CO-intoxicatie overwegen. Bij navraag bleek
dat patiënt tot kort na het optreden van de eerste klachten
casuïstische mededelingen
Bilaterale laesies van de basale ganglia als aanwijzing voor een
chronische koolmonoxide-intoxicatie
C.A.Haaxma, J.J.J.van Eijk, A.M.van der Vliet, W.O.Renier en B.R.Bloem
Een 40-jarige, voorheen gezonde man presenteerde zich met een maanden eerder doorgemaakte subacute vaardigheidsstoornis en tintelingen van de rechter arm, die binnen enkele weken spontaan verdwenen. Bij neurologisch onderzoek waren er een licht verstreken nasolabiale plooi rechts en een gering verhoogde tonus van de rechter arm. Een CT-scan van de hersenen toonde verkalkingen in de nucleus caudatus en het putamen links. Bij MRI van de hersenen werden sterk verwijde virchow-robinruimten bilateraal in de basale ganglia gezien, alsmede uitgebreide periventriculaire wittestof-afwijkingen. Op grond van het radiologisch beeld werd differentiaaldiagnostisch gedacht aan een doorgemaakte koolmonoxide-intoxicatie. Bij vervolgonderzoek werden andere oorzaken voor de radio-logische afwijkingen uitgesloten en werd bij patiënt thuis een defecte gaskachel gevonden die kool-monoxide produceerde. Hoewel koolmonoxide-intoxicaties in Nederland relatief zeldzaam zijn, blijft het van belang alert te zijn op het signaleren van een dergelijke blootstelling. Afwijkingen bij radiologisch onderzoek, met name bilaterale laesies van de basale ganglia, kunnen hierbij richting geven aan de diagnostiek.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:868-73
Universitair Medisch Centrum St Radboud, afd. Neurologie, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.Afd. Neurologie, 935: mw.C.A.Haaxma en hr.J.J.J.van Eijk, assistent-geneeskundigen; hr.prof.dr.W.O.Renier en hr.dr.B.R.Bloem, neurologen.Afd. Radiologie: hr.A.M.van der Vliet, radioloog.Correspondentieadres: hr.dr.B.R.Bloem ([email protected]).
869Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 14 april;151(15)
gedurende een aantal maanden gebruik had gemaakt van
een gaskachel die volgens hem probleemloos had gefunc-
tioneerd. Bij controle van deze kachel op ons aandringen
werd echter een defect in het verbrandingsmechanisme
geconstateerd dat moest hebben geleid tot onvolledige ver-
branding; daarbij is CO een van de gevormde verbrandings-
producten.
De concentratie in het bloed van aan hemoglobine ge-
bonden CO (carboxyhemoglobine; HbCO) van patiënt kon,
in verband met de late doorverwijzing vanuit een perifeer
ziekenhuis naar onze polikliniek, pas maanden na de waar-
schijnlijke intoxicatieperiode worden bepaald en deze was
niet afwijkend. Dit sloot echter een voorafgaande chro-
nische blootstelling aan CO in lage concentraties zeker niet
uit. Ook het interval tussen de intoxicatie en het optreden
van de neurologische verschijnselen was niet ongebruike-
lijk, want intervallen tot 240 dagen zijn beschreven.7
Vrijwel alle andere mogelijke differentiaaldiagnostische
oorzaken van de specifieke combinatie van klinische en
radiologische verschijnselen werden uitgesloten middels
uitgebreid aanvullend onderzoek. Daarbij kon een vascu-
laire oorzaak, met name atherosclerose, niet geheel worden
figuur 1. (a) CT-scans van de hersenen van patiënt A, gemaakt enkele weken na het ontstaan van de klachten. Beide coupes tonen links
hyperdensiteiten ter plaatse van de nucleus caudatus en het putamen, die passen bij calcificatie. Met name in de rechter hemisfeer zijn
sterk verwijde virchow-robinruimten zichtbaar ter plaatse van het putamen en de capsula externa. Daarnaast zijn er periventriculaire
wittestofafwijkingen, rechts meer dan links, die passen bij doorgemaakte hypoxie.
870 Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 14 april;151(15)
figuur 2. MRI-scans van de hersenen van patiënt A, gemaakt maanden na het ontstaan van de klachten: (a) de T1- en (b) T2-gewogen
beelden tonen een licht asymmetrische verdeling van sterk verwijde virchow-robinruimten bilateraal in de globus pallidus, het putamen
en de nucleus caudatus; daarnaast zijn evidente periventriculaire wittestofafwijkingen zichtbaar, rechts meer dan links, die passen
bij doorgemaakte hypoxie; (c, d) op de ‘fluid-attenuated inversion recovery’(FLAIR)-opnamen staan deze periventriculaire wittestof-
afwijkingen nog meer op de voorgrond.
a b
dc
R L
putamen-globus-pallidus-complexmet atrofie
verwijde virchow-robinruimten
R L
putamen-globus-pallidus-complexmet atrofie
verwijde virchow-robinruimten
R L
bilaterale witte-stofdegeneratie
871Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 14 april;151(15)
uitgesloten, zeker gezien de periventriculaire lokalisatie van
de wittestofafwijkingen. Patiënt had echter geen vasculaire
voorgeschiedenis en geen risicofactoren voor hart- en vaat-
ziekten, behoudens een hoognormale cholesterolwaarde.
Hij had opmerkelijk geringe klinische verschijnselen ten
opzichte van de uitgebreide afwijkingen bij beeldvormend
onderzoek. Screenend cognitief onderzoek in de spreek-
kamer leverde geen bijzonderheden op. Een door ons voor-
gesteld uitgebreid neuropsychologisch onderzoek werd
echter door patiënt geweigerd. Derhalve waren lichte neu-
ropsychologische functiestoornissen niet geheel uitgeslo-
ten. Een neurologisch onderzoek en een MRI-scan na 6
maanden leverden geen nieuwe bevindingen op.
beschouwing
Aanwijzingen voor de CO-intoxicatie bij de beschreven patiënt. Wij
stelden in deze casus de diagnose ‘CO-intoxicatie’ niet op
basis van een direct bewijs, namelijk het aantonen van CO in
het bloed. Een mogelijke verklaring hiervoor vormt het lan-
ge interval tussen de veronderstelde blootstelling en het
bezoek van patiënt aan onze polikliniek. Wij menen echter
op grond van de volgende argumenten dat de diagnose
‘CO-intoxicatie’ zeer aannemelijk is. Het subacute begin
van de ziekte met enkele gelijksoortige recidiefmomenten,
gevolgd door een stabiel beeld zonder ontwikkeling van
nieuwe neurologische verschijnselen, pleit meer voor een
doorgemaakte intoxicatie dan voor een progressieve, on-
behandelde aandoening. Het ongewijzigde MRI-beeld bij
follow-up – 6 maanden na de eerste door ons verrichte MRI,
15 maanden na de MRI verricht door de verwijzer – onder-
steunt dit. Het radiologisch beeld is weliswaar niet patho-
gnomonisch voor een CO-intoxicatie, maar past wel dege-
lijk binnen het spectrum van afwijkingen dat beschreven is
bij patiënten met een CO-intoxicatie.10 11 Bovendien werden
na uitvoerig aanvullend onderzoek bij onze patiënt geen
aanwijzingen gevonden voor een andere aandoening die
een vergelijkbaar klinisch en radiologisch beeld zou kunnen
geven. Daarentegen werd in het huis van patiënt een gas-
kachel gevonden die als gevolg van een verbrandingsdefect
CO produceerde. Patiënt had deze gaskachel juist ten tijde
van het ontstaan van de klachten gedurende een aantal
maanden gebruikt. Op grond van deze overwegingen acht-
ten wij de diagnose ‘chronische CO-intoxicatie’ het waar-
schijnlijkst.
Een kritische noot lijkt op zijn plaats bij de interpre-
tatie van de gevonden radiologische afwijkingen. Atypische
elementen hierin waren de asymmetrie van de verkalkin-
gen op de CT-scan en de uitgesproken betrokkenheid van
het putamen en het caput van de nucleus caudatus. Wijde
virchow-robinruimten en periventriculaire wittestofafwij-
kingen kunnen ook bij andere aandoeningen worden ge-
zien en zijn dus aspecifiek. Deze overwegingen rechtvaar-
Differentiële diagnose bij bilaterale laesies van de basale ganglia,
gerangschikt naar etiologisch moment*9
hypoxisch-ischemische conditie
asystolie
strangulatie
koolmonoxide-intoxicatie
intoxicatie
methanol
cyanide
mangaan
koolmonoxide
metabole aandoening
ziekte van Wilson
uremie
acidemie
hypo- en hyperglykemie
hyper(para)thyreoïdie
hypothyreoïdie
chronisch leverfalen
elektrolytstoornissen leidend tot osmotische extrapontiene
myelinolyse
mitochondriële ziekte
ziekte van Leigh
ATP-ase-6-deficiëntie
infectie
hiv-infectie
JC-virus-infectie
andere virale infectie
ziekte van Creutzfeldt-Jakob
para- en postinfectieus auto-immuunfenomeen
streptokokkeninfectie van Sydenham
Mycoplasma pneumoniae-infectie
diverse virale infecties: herpes-simplexvirus, Japanse encefalitis
toxoplasmose
tuberculose
primaire auto-immuunziekte
systemische lupus erythematodes
ziekte van Behçet
paraneoplastische aandoening
bij bronchuscarcinoom
neoplasma
lymfoom
germinoom
neurofibromatosis
neurodegeneratieve aandoening
ziekte van Huntington
atypisch parkinsonisme, zoals bij multipele systeematrofie en
progressieve supranucleaire verlamming
vasculaire aandoening
atherosclerose
* Tabel samengesteld op basis van neurologische en radiologische
leerboeken en in PubMed geciteerde artikelen. Per etiologische cate-
gorie worden de frequentst voorkomende voorbeelden genoemd
van aandoeningen die tot bilaterale laesies van de basale ganglia
kunnen leiden.
872 Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 14 april;151(15)
digen echter niet het verwerpen van de diagnose ‘CO-intoxi-
catie’.
Bilaterale laesies van de basale ganglia. Bilaterale laesies van
de basale ganglia kunnen voorkomen bij een groot aantal
aandoeningen (zie de tabel). Sommige hiervan leiden tot
laesies zoals getoond in deze casus, namelijk hypo-intense
afwijkingen op T1- en hyperintense afwijkingen op T2-ge-
wogen opnamen, andere veroorzaken weliswaar bilaterale
laesies van de basale ganglia, maar met een ander aspect.
Verschillende mechanismen zijn aangevoerd ter verkla-
ring van de specifieke kwetsbaarheid van de basale kernen
onder hypoxisch-ischemische omstandigheden, zoals een
CO-intoxicatie. De hoge metabole activiteit van deze her-
sengebieden leidt tot een verhoogde kwetsbaarheid wan-
neer het oxidatieve metabolisme gestoord wordt. Daarnaast
is de vascularisatie gekenmerkt door weinig geanasto-
moseerde, lineaire, diep penetrerende arteriën, waardoor
hypotensie kan leiden tot selectieve hypoperfusie. Minder
specifiek voor de basale kernen, maar wel van belang, zijn
aanwijzingen dat de neurotransmitter glutamaat, die met
name aanwezig is in de uitgebreide corticostriatale verbin-
dingen, door excitotoxiciteit bijdraagt aan de cascade van
schade lijke processen ter plaatse.12 Ook is aannemelijk
gemaakt dat vrije zuurstofradicalen die ontstaan in de fase
van re-oxygenatie en reperfusie een rol spelen.13 14 In het
geval van een CO-intoxicatie lijkt tenslotte nog de peroxi-
datie van onverzadigde vetzuren te leiden tot reversibele
demyelini satie in het centraal zenuwstelsel.15 16
Pathogenese van de CO-intoxicatie. CO is een kleur- en geur-
loos gas dat de luchtwegen niet prikkelt bij inhalatie en
daardoor lang onopgemerkt blijft. De hoge affiniteit van CO
voor hemoglobine, 245 maal die van het zuurstofmolecuul,
leidt tot competitieve inhibitie van de binding van zuurstof
aan het hemoglobine. Dit veroorzaakt een verschuiving van
de zuurstofdissociatiecurve naar links, waardoor de zuur-
stofafgifte aan de weefsels wordt bemoeilijkt.1 7 Daarnaast
verhindert CO de opname van myoglobine en de cytochro-
men a3 en c in de mitochondriale ademhalingsketen.13 17 18
Het gevolg is een afgenomen mitochondriale energiepro-
ductie die in de metabool actiefste organen, zoals hart en
hersenen, als eerste tot disfunctie zal leiden. Ook necrose
van de skeletspieren, nierfalen, pancreatitis en leverfunctie-
stoornissen kunnen optreden.4
Epidemiologie. Per jaar overlijden in Nederland ongeveer
10 mensen aan een acute CO-intoxicatie (bron: website
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) d.d.
juli 2006: www.rivm.nl/vtv/object_document/o4548n24389.
html), maar getallen over de effecten van chronische
blootstelling aan relatief lage concentraties ontbreken. Een
recente schatting in Groot-Brittannië, gebaseerd op het aan-
tal in gebruik zijnde gasverwarmingssystemen en andere
bronnen van CO binnenshuis, kwam uit op 25.000 blootge-
stelden per jaar, terwijl jaarlijks slechts 200 patiënten (acute
en chronische patiënten samengevoegd) officieel geregis-
treerd worden.5 Bij een vermoeden van CO-blootstelling
moet men expliciet vragen naar de aanwezigheid van een
potentiële bron, zoals slecht geventileerde verwarmings-
systemen die gebruikmaken van fossiele brandstoffen.
Voorbeelden hiervan zijn geisers, cv-ketels, open haarden
en gaskachels. De sterk verbeterde woningisolatie speelt bij
de intoxicatie een faciliterende rol. Ook uitlaatgassen op
overdekte autoreparatiewerkplaatsen kunnen leiden tot een
CO-intoxicatie. Een andere bron van CO is methyleenchlori-
de, een bestanddeel van oplosmiddelen dat snel doordringt
in de huid en vervolgens in de lever wordt gemetaboliseerd
tot onder andere CO.7 Met name wanneer de verschijnselen
zich manifesteren bij verschillende personen met een geza-
menlijke woon- of werkplek, of wanneer de klachten perio-
diek recidiveren, moet men een CO-intoxicatie overwegen.4
Deze kan worden bevestigd door het aantonen van een ver-
hoogde HbCO-concentratie in arterieel of veneus bloed, ter-
wijl een niet-afwijkende concentratie een intoxicatie niet
uitsluit; de halfwaardetijd van HbCO bedraagt 4-5 h bij nor-
male omgevingslucht. Door beeldvormend onderzoek van
de hersenen kan men de intoxicatie vermoeden en het kan
mede richting geven aan het aanvullend onderzoek, zoals
de hier beschreven ziektegeschiedenis onderstreept.
conclusie
CO-intoxicaties worden in Nederland niet frequent waar-
genomen en mogelijk onvoldoende herkend. De eerste
symptomen zijn immers variabel en aspecifiek. Alertheid bij
het signaleren van een dergelijke blootstelling is echter van
groot belang voor de preventie van irreversibele schade aan
vrijwel ieder orgaansysteem. De beschreven radiologische
afwijkingen bilateraal in de basale ganglia kunnen richting
geven aan de diagnostiek en zo, met name bij een nog voort-
durende chronische blootstelling aan CO, een rol spelen bij
het voorkómen van verdere schade.
Prof.dr.M.A.van Buchem, neuroradioloog, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden, gaf aanvullend commentaar bij de inter pretatie van de radiologische beelden.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 5 december 2006
Literatuur
1 Pont ACJM de. Richtlijn ‘Behandeling koolmonoxide-intoxicatie’ van artsen uit klinieken met een hyperpressietank. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:665-9.
2 Roy B, Crawford R. Pitfalls in diagnosis and management of carbon monoxide poisoning. J Accid Emerg Med. 1996;13:62-3.
873Ned Tijdschr Geneeskd. 2007 14 april;151(15)
3 Hartman DE. Missed diagnoses and misdiagnoses of environmental toxicant exposure. The psychiatry of toxic exposure and multiple chemical sensitivity. Psychiatr Clin North Am. 1998;21:659-70, vii.
4 Raub JA, Mathieu-Nolf M, Hampson NB, Thom SR. Carbon monox-ide poisoning – a public health perspective. Toxicology. 2000;145:1-14.
5 Walker E, Hay A. Carbon monoxide poisoning. BMJ. 1999;319:1082-3.6 Henry JA. Carbon monoxide: not gone, not to be forgotten. J Accid
Emerg Med. 1999;16:91-2.7 Ernst A, Zibrak JD. Carbon monoxide poisoning. N Engl J Med.
1998;339:1603-8.8 Sam-Lai NF, Saviuc P, Danel V. Carbon monoxide poisoning monitor-
ing network: a five-year experience of household poisonings in two French regions. J Toxicol Clin Toxicol. 2003;41:349-53.
9 Finelli PF, DiMario jr FJ. Hemorrhagic infarction in white matter following acute carbon monoxide poisoning. Neurology. 2004;63:1102-4.
10 Yoshii F, Kozuma R, Takahashi W, Haida M, Takagi S, Shinohara Y. Magnetic resonance imaging and 11C-N-methylspiperone/positron emission tomography studies in a patient with the interval form of carbon monoxide poisoning. J Neurol Sci. 1998;160:87-91.
11 Hawker K, Lang AE. Hypoxic-ischemic damage of the basal ganglia. Case reports and a review of the literature. Mov Disord. 1990;5:219-24.
12 Zhang J, Piantadosi CA. Mitochondrial oxidative stress after carbon monoxide hypoxia in the rat brain. J Clin Invest. 1992;90:1193-9.
13 Kontos HA. Oxygen radicals in CNS damage. Chem Biol Interact. 1989;72:229-55.
14 Thom SR. Carbon monoxide-mediated brain lipid peroxidation in the rat. J Appl Physiol. 1990;68:997-1003.
15 Thom SR. Dehydrogenase conversion to oxidase and lipid peroxida-tion in brain after carbon monoxide poisoning. J Appl Physiol. 1992;73:1584-9.
16 Miro O, Casademont J, Barrientos A, Urbano-Marquez A, Cardellach F. Mitochondrial cytochrome c oxidase inhibition during acute car-bon monoxide poisoning. Pharmacol Toxicol. 1998;82:199-202.
17 Sethi JM. Carbon monoxide. Crit Care Med. 2005;33(12 Suppl):S496-7.
18 Riley DE. Secondary parkinsonism. In: Jankovic J, Tolosa E, editors. Parkinson’s disease and movement disorders. 3rd ed. Baltimore: Williams & Wilkins; 1998.
Abstract
Bilateral lesions of the basal ganglia as a sign of chronic carbon monox-ide intoxication. – A 40-year-old, previously healthy man presented with a subacute coordination disorder and intermittent paraesthesias of the right arm that had begun several months before and had disappeared spontaneously within a few weeks. Neurological examination showed a mildly flattened nasolabial fold on the right side and subtle hypertonia of the right arm. A CT-scan of the brain revealed calcifications in the left caudate nucleus and putamen. Cerebral MRI showed markedly enlarged Virchow-Robin spaces bilaterally in the basal ganglia and extensive peri-ventricular white matter lesions. The differential diagnosis of these radiological findings included carbon monoxide intoxication. Ancillary investigations excluded other causes for the radiological abnormalities, and a defective gas stove that produced carbon monoxide was found in the patient’s house. Although carbon monoxide poisoning is relatively rare in the Netherlands, it remains important to be alert to the possibil-ity of such exposure. Radiological findings, notably bilateral lesions of the basal ganglia, may point in the direction of the proper diagnosis.Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:868-73