BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w....

90
BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN ONDER BESTUUR VAN H. W. E. MOLLER EN J. F. M. STERCK VIERDE JAARGANG Nr. 1 BIJBLAD BIJ OPVOEDING EN ONDERWIJS 10 MAART 1916 INHOUD f DR. MAURITS SABBE: DIERKENNIS EN DIERSAGE BIJ VONDEL, 3.. . . . BLZ. 5 J. MOORMANN : TEKSTVERKLARING BLZ. 27 (HUYGENS' HOFWYCK, PROSOPOPOEA VAN WESTERBAEN). UITGEGEVEN DOOR DE R. K. LEERGANGEN BIJ DE FIRMA'S E. VAN DER VECHT TE AMSTERDAM EN C. N. TEULINGS TE S'HERTOGENBOSCH 1916 ^+

Transcript of BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w....

Page 1: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

BIJBLAD VOORTAAL EN LETTERENONDER BESTUUR VAN H. W. E. MOLLER EN J. F. M. STERCK

VIERDE JAARGANG Nr. 1BIJBLAD BIJ OPVOEDING EN ONDERWIJS

10 MAART 1916

INHOUD f

DR. MAURITS SABBE:DIERKENNIS EN DIERSAGE BIJ VONDEL, 3.. . . . BLZ. 5J. MOORMANN :TEKSTVERKLARING BLZ. 27(HUYGENS' HOFWYCK, PROSOPOPOEA VAN WESTERBAEN).

UITGEGEVEN DOOR DE R. K. LEERGANGEN BIJ DE

FIRMA'S E. VAN DER VECHT TE AMSTERDAM EN

C. N. TEULINGS TE S'HERTOGENBOSCH 1916 ►̂ +

Page 2: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs
Page 3: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN

Page 4: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs
Page 5: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

BIJBLAD VOORTAAL EN LETTERENONDER BESTUUR VAN H. W. E. MOLLER EN J. F. M. STERCK.

1917 - VIJFDE JAARGANG - 1917BIJ „OPVOEDING EN ONDERWIJS" NEGENDE JAARGANG

UITGEGEVEN DOOR DE R.K. LEERGANGEN BIJ

C. N. TEULINGS TE 'SHERTOGENBOSCH

Page 6: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs
Page 7: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

UIT EEN KLEINE WERELD

3

Bijnamen — Beeldspraak van Jongens

Geen scheldnamen, want zij blijven in gebruik om een anderereden dan uit haat of nijd of verachting.Vandaar dat ik begin, hier ook de afgekorte eigennamen onderte rangschikken (met overslaan van verkorte voornamen, waarvanik geen heel-in-het-oog-vallende gevallen kon opteekenen).Hierin werkt 't hardst de wet van 't geringste krachtverbruik, zoodat:1. onherroepelijk verdwijnen de lidwoorden en voorzetsels: De,Van, Van de(n) (r), Ter (n).2. zoo goed als altijd ingekort worden de meerlettergrepige namen:a. drie en vier lettergrepen slinken tot twee: Over, Jonker, Molen,b. of tot één : Broek, Twaalf, Kop, Hoef, Borg, Hel,c. twee lettergrepen krimpen in tot één : Staf, Riet, Eik, Son, Bart,Gas, Schos, Mus, Pot, Koen, Dries, Rut, Bunt, Geert, Wit, Schuur,Pai en hoe lang dit lijstje ook worde verlengd, men kan meestal dezegewoonten onderscheiden, om:1. er uit te pikken dat woord-stukje, hetgeen:a. het klankrijkste is (zoo dit klankarm is, wordt 't door verlengingmooier gemaakt),b. iets teekenachtigs over zich heeft d. i. een woord weergeeft, datmet een ander meer bekend woord in de Nederlandsche taal over-eenkomt (indien dit woord daarenboven nog 'n eigenschap van dendrager aanduidt, waarborgt het tegen alle verdere bij-benaming),c. den klemtoon draagt.2. bij liefdoen en populariteitsuiting er een ie-uitgang nog achterte voegen,3. bij het spreken-tot niet, maar bij het spreken-over wèl te latenvergezeld gaan van een zoogenaamd lidwoord van bepaaldheid:

(Zeg Pai, kom je haast? — De Pai heeft reuzen geboft).Genoemde wet van 't geringste krachtverbruik gaat soms samenmet, doch wordt meest geheel en al vervangen door een andere,namelijk, door de wet der aanschouwelijkheid.En hiermede bedoel ik dit, dat het volk, (en op 't gebied der ver-beelding loopen kinderen en volk gelijk op), dat zich meer dan de

5

Page 8: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

ontwikkelde klasse alles zoo levendig voorstelt, zoo min mogelijkworden gebruikt, waarbij het niets ziet, en daarom naast 't vreemdeook nog 't Hollandsche woord zet:

Brieven-facteurPorte-brisée-deurSmokkel-contrabande

en daarom ze verfomfaait:Gladde Joris (Gladiolus) Bokke-straat (Boekhorst-straat)Brandkar (Brancard) Lorre-straat (Assendeift-straat)Fieteldans (Vitusdans) 't Ventje ('t Veentje)

(deze voorbeelden ving ik op in Den Haag; o.a. nog 'n duidelijkevan 'n agent, die bij 't uitgaan van 't „Gebouw" tot de koetsiersriep : „je mot in de fiela (villa) blèven !" -- en bedoelde : a la file)— van een mijner jongens teekende ik aan : „die man heeftaugurkjes-oogen (Argus-oogen) —Het spreekt van zelf, dat, daar de bestaande vannen, gelijk kost-school-nummers, in de tegenwoordige omgeving noch van degeschiedenis van den persoon, noch van den persoon zelf ietsvertellen, de verbeelding dan ook hunkert om er een te zoeken,die zulks wel doet.De volgende reeks bewijze, in hoe ver ze kan slagen.Nog dit: eigenlijk dient de persoon gekend te worden, waaropde namen slaan, want soms vormen deze een heel stel van ge-voelsindrukken, zoodat ze heel moeilijk verklaard kunnen wordenen slechts bij een tegelijk hooren èn kennen men alleen kan zeggen:ja, d'r zit iets in ; ik heb dan 't een en ander bij elkaar gezet, waarinmeer duidelijk 'n bepaald tikje van den drager uitkomt, en zoo ermeer overeenkomsten in liggen opgesloten, heb ik dat door nootjes-er-naast trachten aan te geven.Ik begin - met een Ark-van-Noë open te zetten van dier-namen.(Echt Hollandsche humor: men lette maar eens op onze oudespreekwoorden, en op onze humaniora-klassen-benaming: biggen,varkens, ezels, ossen !)

Uiterlijkheden.

Lichaamsdikte: Regeeringsvarken -- omstandigheidswijziging.Kuus — naar 'n gezegde: ik heb 'n

schoon kuuske (van specu-laas) meegebracht.

6

Page 9: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Zee-koe(i)

BeerNijlpaardOlifantKoe(i)BuffelBigMammoeth

Gelaatsuitdrukking: AapBafSlingeraap

Schaap

Klein- lichaam :

Hals-vorm :

Tanden-vorm :Beenen-vorm:Lichaamssterkte:

SchippertjeBloedhondBok

Mops

-- afkomstaanwijzing

(uit Zeeland).

— klasherinnering.

-- inkorting van Baviaan.— lichaamsbewegingen,

èn armen èn beenen.-- veel voorkomend,

soms alleen om krul..haren.

-- ook gelaatskleur.-- ook om 't vele bok-

staan.-- afkorting van mops-

hond; ook om neus-vorm.

KeeshondKikkerMeesKipKonijntjeVloo(i)ZoetwatergarnaaltjeMuschMugKeffertjePaardZwaanHamsterOoievaarStierHengst

-- wijze van loopen.-- vorm van hoofd.-- met 'n bril op (kippig).-- vorm van mond.— beweeglijkheid.-- klasherinnering.

--- stemaangeving.

-- klasherinnering.

-- ruw karakter.— wild van doen.

7

Page 10: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

LeeuwOsBizon

Onaangename om- Stinkaasstandigheden : OtterGlad haar: Poes

-- kalm iemand.

— vaak gebruikt, ookvoor innerlijke hoeda-nigheden (zachtheid).

Innerlijkheden.

Flauw : GeitNijdig: Spin — klein van gestalte.Vurig: KemphaanDergelijke uiterlijke en innerlijke hoedanigheden keeren onder anderevergelijkingen terug, wel niet zoo laag-bij-den-grond, maar toch ookniet veel hooger :

Uiterlijkheden.

Lichaamsdikte:

Lichaamslengte:

Gelaatskleur :

Rood Haar :

BiefPappotTonnetjeHangkastKnookLijkstatie

Dood-op-rolletjes

BarometerEquipageBloedworstOliebolBruidssuikertje

BietGummiVuurtorenOranjeboomRoodvonkDageraad

-- hoekige gestalte.— heel mager en bleek

iemand.— heel mager en bleek

iemand.

-- statig iemand.-- rood van kleur en dik.— glimmend.-- met zoetelijke uitdruk-

king.— rood van kleur.— vaal.

8

Page 11: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Zwart Haar : NikkerTurk

Wit Haar : SneeuwklokjeSneeuwgebergteSchimmel

Hoofdvorm: EiPaasch-eiKokosnoot

Haarvorm : KuifSpons — kleur.

Scheiding — opvallend veel werkvan gemaakt.

Neusvorm : Kaap de Goede Hoop

Kinvorm : Wijwatersbakje — spits.Halve maan — rond.

Loopmanier : Zeppelin statig en bedaard.

Auto -- heftig.

Zwevend Medium mager.Tuf-TufWandelende Hoopje -- lichaamsdikte.Locomotief -- heftig en vaak zuch-

tend.Koningsdochtertje bevallig.Grenadier -- krachtig.CaesarNapoleon — afgekort tot Nap.Loopjongen -- vlug.Mijnheer -- elegant.

Kleeding : Baadje — matrozenpakje(baaitje).

Presenteerblaadje — broekvorm.Klepkooi — broekvorm.Pof -- broekvorm.Strikkie -- das.Madonna -- jas.

Innerlijkheden.

Bespraakt : CiceroFatterig : Coiffeur

9

Page 12: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Scheerbaas -- boerachtig.Wijsneuzig: Philosooph — afkorting: Phil();

ironie.Zachtheid: SoesStreng: Alva

NeroKnoetBarbaarTyran

Onbeduidend : Poep — vaak voorkomend.Goed: OpaVroolijk : Eeuwige VreugdeSlordig: TurfOpvliegend : Heete bliksemHeilig: 0. L. Heertje

H. JozefH. AloysiusH. Siskus -- ingekort : Franciscus.

Meisjesachtig: Mie, Mieke(je) -- dik.JetjeBetjeNaatje -- vinnig.LisaMinaGriet -- spitsheid van gezicht.Tante — vervelend.Tante Bas. — met 'n basstem.JuffieKindBabyRikaRebecca -- mager en lang.Opoe -- onbeduidend, zeurig.Zus — dit werd later: broêr.Française -- sierlijk van bewe-

gingen.TootjeNaaister --- vinnig.Meisje

10

Page 13: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Pieneke „ 11 : „ik zal er even een pièneke

Telefoon-juffrouw — „ 11 : „'n uitroep : allo (hallo)."

Schup T1 : „ik mot 'n schupske bier."Kets fl

11 n ik kom van Kaats (Kets)

Gut „ „ „ : „God (Gut) nog toe".Dood-Amen — 1/ „ : „het altijd-achter-aan-ko-

Worsjes — „ „ 11 „Ik heb vingers als

Knats — ', „ „ : (het omgekeerde van

11

kmeisje — kleeding.

MoederBoerin -- gelaatskleur.

Afzonderlijk plaats ik het volgend rijtje, omdat er 'n bepaaldbijvoeglijk naamwoord van 'n bepaalden voornaam vergezeld gaat,zooals in : Dooië Piet, Stijve Klaas, Vroolijke Frans :

Toon Teut — 'n zeurig iemand.Jan Taai-Taai — „ stijf „Heintje Pik — „ vinnig „Slappe Toon — „ onbeduidendOolijke Gerrit — „ aardig „

De volgende ontstonden, niet door iets te zien, niet door vaniets 't gevoelsindruk te krijgen, maar naar aanleiding van eengebeurtenis :

— Shylok — Tubalt — Creon — Eudipoes — Janus —Dit zijn met-succes-gespeelde tooneelrollen.Zij leefden echter niet lang, evenmin als :

Nobele-jongen — Ja-Papa,wat vaak herhaalde uitroepen van 'n rol zijn.Balie — naar aanleiding van : „ik maakte thuis al Gym-

nastie aan de balie."

in slaan."

heuvel."

men bij 't bidden."

worsjes".

stank) onaangename om-standigheid.

noga.

11

Page 14: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Schoensmeer -- naar aanleiding van : 'n mop ; men had 'n snulstil schoen smeer gegevenin plaats van 't gevraagde:pommade..... en hij ge-bruikte 't!

Nogmaals zij herhaald : mijn begeleidende uitleg moet voor heelzwak worden geteld, daar zoo goed als alle bijnamen een heelsamengesteld geheel vormen van uiteenloopende indrukken.Als slot-voorbeeld soepkip, waarin ligt opgesloten:

a) vuile gelaatskleurb) mond-vorm en mond-bewegingc) met kort-afgehakte zinnetjes sprekend) scherp karaktere) bijziendheid

En zoo Ik boven al deze namen schrijf: Beeldspraak, en menleze ze d'r maar op na: alle beelspraakvormen zijn vertegenwoor-digd als : pars pro toto, enz., dan bedoel ik er niet mee de kunst- ofpoëzie-beeldspraak (trouwens, bijnamen zijn zoo goed als altijdcritische beoordeelingen van uiterlijke en innerlijke gebreken, enbij de laatste is de intuïtie onmisbaar), maar de psychologische,welke ontstaat door het alledaagsche gebruik.... zoo opeenmaal;en ieder is 't er mee eens, en niemand kan soms den eerstenvinder en zegger aanwijzen..... en welke zich tevens aan devolgende bekende regels houdt:1. eenmaal gegeven blijft :a. bij verandering van omstan- daar z i t het zweven d medium.

digheden o s, wat ben je toch een k al f.b. ook als b.v. de gebeurtenis reeds lang vergeten werd.c: soms overgaande op volgende broêrs, op wie die naam eigenlijkniet slaat.3. zoo iemand meer namen krijgt, vervallen langzamerhand alleop één na.4. de lange namen verdwijnen onherroepelijk.

JOH. VAN DINTER, S. J.

12

Page 15: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

LETTERKUNDIGEN UIT LIMBURG.

IV.

Lodewijk Pascal Delruelle.

In Dr. M. Smiets leerden wij kennen een verdienstelijk romanticusuit de rhetorische school, die, geplaatst in het kader van zijn tijd,een man van beteekenis was èn door zijn leeraarsambt èn als voor-vechter in den strijd tegen de verfransching der provincie Limburgèn als kampioen voor de rechten der Vlamingen op taalgebied ènals redenaar èn als dichter.Thans willen wij naast hem plaatsen een realist in merg en been,ook een katholiek priester maar die vooral het Maastrichtsche dia-lect bezigde om tafereeltjes te schilderen uit het achterbuurtlevenvan Limburg's hoofdstad tegen het eind der 18de eeuw, namelijkL. P. Delruelle.De bekende rijks-archivaris van Limburg, de heer A. J. A. Flament,heeft in het Nieuw Nederlandsch BiografischWo or d e n b o e k van Blok en Molhuijsen 1 ) eenige levensbijzon-derheden van dezen in Holland weinig bekenden geestelijke mee-gedeeld, en de voor de Limburgsche historiebeschrijving zich bijzon-der interesseerende C. Mulleners publiceerde in De M a a s g o u wreeds vroeger 2 ) niet alleen een uitvoeriger biografie maar ookenkele werken van Delruelle. Mijn nasporingen hebben mij boven-dien een afschrift 3 ) doen ontdekken met nog meer litterair werk vanden schrijver der „G e k k e s t r e e k", onder welken titel zijne lied-jes soms samengevat worden. Voorzoover ik weet, bestaat er overDelruelle anders geen litteratuur.Lodewijk Pascal Delruelle werd te Maastricht geboren in 1735 enis aldaar overleden den 30sten April 1807. Een zoon van JeanDelruelle en Anna Catharina Barchon, was hij van afkomst eenWaal. Het Waalsche bloed verloochent zich dan ook niet in hem.Aanvankelijk kapelaan, vervolgens coadjutor en vanaf 25 October1783 pastoor te Wijk-Maastricht als opvolger van den zeereerwaar-den heer Hubert Wouters, 4 ) was hij zeer bemind bij zijne parochia-

l) Deel II, Blz. 387. 2) Jaargang 1882. 3) In het bezit van den heer AlfonsCoenaers te Wijk-Maastricht, wien ik . hierbij mijn dank betuig voor de wel-willendheid, waarmee hij mij zijn verzameling bederen in bruikleen afstond.4) Hubert Wouters, tevens officaal der stad, stierf 15 October. Tijdens deFransche Revolutie ging het officiaat van Maastricht te niet. Zie Jos. Habets„Geschiedenis van het Bisdom Roermond" 1425.

13

Page 16: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

nen. Met vele katholieke priesters uit dien tijd deelde hij de ellendeder Fransche overheersching; hij had in de jaren 1794 tot 1800,toen in Limburg de revolutionnaire vrijheidshelden als „enfants dela patrie" schandelijk de baas speelden, veel te verduren en moest,omdat hij den republikeinschen eed weigerde af te leggen, zijn pa-rochie verlaten. Zelf heeft hij in de pastoreele registers te Wijkzijn lotgevallen opgeteekend. 1 ) Den 22sten October 1797 werd hijveroordeeld tot opsluiting gedurende drie maanden bij de Celle-broeders, terwijl men tegen hem een boete van 500 livres eischte.Nadat hij die boete op 11 Januari 1798 betaald had, ontsloegmen hem uit de gevangenis, maar den 15den Januari werd hij weerin hechtenis genomen. Den 7den Februari wist hij in het geheimbuiten de stad te geraken en begaf zich naar het kasteel van Geul,een dorp in de buurt, en vervolgens naar het kasteel van Schaloenbij Valkenburg. Ook hier bleek hij niet veilig. Hij vluchtte dus naarHolige te Charneux, vijf uren van de stad, en bleef daar dertienmaanden. Den 5den April 1799 keerde hij naar het kasteel te Geulterug, waar hij leeraar werd van de acht kinderen van den rent-meester. In October 1800 dorst hij den Maastrichtschen bodemweder te betreden. woonde er eerst bij een burger en later bij zijnzuster, totdat eindelijk in Augustus 1802 zijne parochianen hemweer als hun pastoor konden begroeten. 2 ) Hij stierf den 30stenApril 1807.Bij al die rampen verloor Delruelle noch den moed noch zijn na-tuurlijke opgeruimdheid. Hij bleef een vrome, rechte, kloeke strijder,zooals een lofzanger-tijdgenoot van hem getuigt, een man vol geest,verstand en goede zeden.Van zijne liederen moeten verschillende handschriften hebben be-staan. Dit is goed te begrijpen voor wie weet, dat die liederen gerui-men tijd in gezellige samenkomsten gezongen zijn. Zoowel vorm alsinhoud werkten daartoe mede. De Maastrichtenaars hebben altijdeen voorliefde aan den dag gelegd voor het boertige lied, en hetMaastrichtsche dialect, tegenwoordig veel verbasterd vooral onderden middenstand en de meergegoeden, leverde daarvoor een schatvan schilderende en klankvolle uitdrukkingen. Door het copieerenzijn Delruelle's liederen echter treurig verhaspeld, zoodat de af-schriften, die nog te raadplegen zijn, soms een heel verschillende

1) Zie C. Mulleners in de Maasgouw 1882, waaraan het volgende is ontleend.2) Over den Franschen tijd leze men hetgeen ik in Limburg's Jaarboek 1911publiceerde uit het dagboek van een Maastrichtenaar.

14

Page 17: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

lezing bieden. Als staaltje hiervan mogen dienen de volgende stro-fen, in de lezing van Mulleners' en in die van Coenaers' handschrift.Het is een fragment uit een ruziescène tusschen man en vrouw.

Hs. Mulleners.

Wat wets toe, schoebbejak,Van mien auw lui te praote?Die 1 ) zuster is heet ein brak, 2)

Die moor leup langs de straote!En 't is in dien hoesZoe kaal es ein soes,De meubels in de lommel ! 3)

Die vaor, vreug en laat,Dee is altied zaat, 4)

En werk mer op de Kommel.

Raakt 't dich, doe bullebak ?Bemeui dich met dien zake!Ich Boei de schotelsplak 8)

Met ein dich urn dien kake !Wat thoes al uurgeit,Mie zuster aondeit, 9)

Wat zien dat dien affeere ?'t Is jao neet van dich,Doe apegezich,Wat zie per week verteere.

Kom, schaom dich, retschepoei,Wat zou dich toch mankeere?Doe liks mer in dien koei 11)

En klaps met dien commeere.Ich slaaf daag en nachEn heub dich gebrachE maondaag vief cahotte.Is dat gei geweld ?Woe blijf toch het geld ?Zoe kan het jao neet hotte.

Hs. Coenaers.

En wat wets doe tog, schoubejak,Van mien auwers 6) te praoten ?Die zuster leup van brak tot brak,Die moor kreup langs de straoten.Wat is in dien lo p s ?Zoe kaal es ein hoes,Alles steit in de lommel.Die vaar vreug en laat,Is jao 7) altied zaatEn werk mer op de Kommel.

Dat raak tig neet, doe bullebak.Bemeui dig met tien zaken.Zwieg of ig num de schotelsplakEn gooi dig op tien kaken.Wat mie zuster aon deft,Wat toes al um geit,Wat zien dat tien afferen ?Het is jao neet van dig,Doe aapegezig,Wat ze doen of verteren.

Schaomste dig neet, doe morspot,Wat zou dig tog mankeeren ?Doe zits altied op tien lui votEn klaps met tien kommeren.Ig slauf daag en nagIg heub tig gebragEi maondag vief kahotten.Is dat neet geweld ?Woe blijft tog het geld ?Dat kan ummers neet hotte.

5)

10)

12)

13)

14)

Mulleners heeft uit verschillende copieën den oorspronkelijken teksttrachten te herstellen. Hij verklaart dan ook 15 ) „Hier zij slechts

1 ) Die en dien = jouw. 2) armoedige woning. Hier is blijkbaar bedoeld „eenslecht befaamd huis" of „slecht mensch." Wat moet dat „is" beteekenen ?3) lommerd 4) dronken. 5) buurt met beruchte kroegen indertijd. 6) dit ismeer volkstaal dan „auw lui". 7) dit stopwoord is ieder geval later ingelascht.8) ik werp den vaatdoek. 9) voor kleeren aandoet. 19 ratjetoe. 11 ) kooi, bed.12) vgl. commerage = buurpraatje. 13) gelijkwaardig geld in rolletjes. 14) vlotten,voortgaan. 15) Maasgouw t. a. p.

15

Page 18: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

aangestipt, dat wij ze (Delruelle's liederen) van alle aanhangselsen tusschenvoegsels ontdaan hebben, die onbedreven handen erhadden op vastgehecht of er tusschengenaaid, inzonderheid wan-neer die vreemde lapjes met iets walgelijks bespat waren. Voor't overige hebben wij trouw den gedachtengang van Delruelle ge-volgd, maat en rhythmus opgespoord en zooveel mogelijk uit detot knittelvers verfomfaaide afschriften de oorspronkelijke regel-matige strofen opgevischt". Wat men te verstaan heeft onder „dievreemde lapjes, met iets walgelijks bespat", blijkt voldoende uit denderden regel van de laatste strofe, die ik citeerde, waar „koel" voor„vot" staat, of uit regels als deze:

Doe hels mer van praot,Te hoes of op straot....

die in het afschrift, dat ik bezit, aldus luiden:Het is vreug of laat,Doe zits op tie gaat......

Het is mij natuurlijk niet mogelijk na te gaan, in hoeverre Mulle-ners bij het aanbrengen van zulke veranderingen gebleven is binnende grènzen van het geoorloofde, in hoeverre zijne wijzigingen geenwezenlijke veranderingen hebben gebracht in de oorspronkelijke taalvan den dichter, 'want ik bezit slechts één afschrift en dit is, gelijkreeds uit het door mij ter vergelijking geciteerde blijken kan, zekerop meerdere plaatsen verhaspeld; er zijn vele stopwoorden inge-lascht en het rhythme is vaak verknoeid.Mulleners heeft gepubliceerd het „V er wiet t u s se .N a o b e r-s e en Mao g" 1 ). Geschilderd wordt er in met levendige kleureneen twist tusschen een straatprinses, de plaag van buren en politie,met Trui, een boerenmeid, die eerst enkele maanden in de stad indienst is maar ook niet op haar mondje gevallen blijkt te zijn. Daarrekent ze trouwens op en eveneens rekent zij op hare eerlijkheid,alsmede op hare vuisten en ellebogen. 2 ) Zij mag een boerin zijn,die „madame" is ook uit boerenouders geboren, leeft boven haarstand en maakt overal schulden door haar snoeplust. Als de bezemsgekruist worden, komt de meesteresse der meid tusschenbei, dochzij blijkt niet opgewassen tegen de kat-achtige buurvrouw, die meteen proces dreigt. Daarvan moet de deftige vrouw des huizes echterniets hebben. Het stuk eindigt: 3)

1 ) Verwijt tusschen buurvrouw en meid. 2) Mulleners t. a. p. 3) Volgens tekstin Coenaers' copie.

16

Page 19: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Vrouw.

Ig heub met tig gein affeere.Al weurd oug mien Trui gedaog, 1)'t Is gei keend ; 2) zie zal zich weere ;Zie heet die kans nog mie gewaog.Ig bin neet geweent te raoze.Op 't stalhoes krijgt me lang naoze. 3)

't Is meurge gooije paos-daag,'t Is trum dat ig nix zegge maag.

Naoberse.

Speul doe, speul doe mer de joaze. 4)Kom oet, verdulde kretspot,Kom oet, ig zal dig lang naoze,Dien deur slaon ig nog kapot.Meurge — spaort mig God mie leve —Zal ig dig paoseijer geve,En dien maog, veur heur allijn,Krijg zeker ein half dozijn.

Terecht heeft Mulleners het stukje geprezen als meer dan een lied.„Het is een drama, waardig om als bedrijf in eene comedie vanMolière te worden ingelascht, zoo meesterlijk worden er al de scha-keeringen van den hartstocht in ontleed en aan 't licht gebracht."In het „V er wi et tusse Jaan en Mei", ook door Mullenersafgedrukt in „D e M a a s g o u w", prijst deze „de even verrassen-de als natuurlijke ontknooping van den ingewikkelden en zoo hoogmogelijk loopenden twist" tusschen de twee echtelieden, van wie deman de vrouw babbelzucht, slordigheid en schulden-maken, en devrouw den man zijne groote verteringen verwijt. Eenige strofen eruit ter illustreering laat ik hier volgen. 5)

J a a n.

Wat zegste dao, vrouw, wel verdult ?Doe bist te lui en te lekker !Dat is ummers dien ijge schult.Wat steit nog bij de bekker ?De kerf is weer vol 6)

Bij Piter de MolVan krennèes en mikken.Die vrits t'oet de voes, 7)En kom ig dan toes,Dan heubstoe ze in dien fikken. 8)

„Vóór ons huwelijk", klaagt Mei, „was het een heel andere tijd. Ikkreeg, wat mijn hart maar verlangde. Nu moet ik mij voor het ontbijttevreden stellen met „ein stuivers mik", doch toen at ik ze alle dagenen hoefde er niet eens om te vragen.

Kwaom ig smeurgens van boven,Kwaom ig oet mie bed,De koffie stong pret 9)

Met krennèes oet ten oven.

1 ) gedaagd. 2) kind. 3) lange neuzen. 4) dit woord begrijp ik niet. Mulleners leestden regel aldus : „Wat luis toe mich van paosse ?" 5) volgens tekst in Coenaers'

copie. 6) de kerfstok is weer vol. 7) jij vreet die uit de vuist. 8) vingers. 9) gereed.

17

Page 20: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

„Je moeder heeft je bedorven", zegt Jaan. „Zij is dan ook van armoegestorven. Dochterlief gaf de brui van breien en naaien, ze gingmaar op den dril of buurpraatjes houden."Mei : „ Jij hebt alles gedaan om mij tot vrouw te krijgen. Overalliep je mij na en nergens liet je mij met rust. Was ik niet thuis, danwas je kwaad en vertikte het om te gaan werken".Jaan: „Had ik maar liever mijn beenen gebroken dan jou te trou-wen! Maar jij wist me te verblinden."

Het waar : „Leve Jaan,Doe weurs miene maan,Of ig verleer mien zinne.”

Mei verwijt hem, dat zijn ouders en zijn zuster ook. nietsnutterswaren, waartegen Jaan met een tegenverwijt protesteert en 'hetdoopceel licht van Mei's familie. Haar zelf voegt hij toe:

Schoen blom van Mastreeg,Ier dat ig tig kreeg,Wiste dig aug op te flikken.

„Zwijg," herneemt Mei, „of ik slinger je den vaatdoek op je gezicht.Je hebt je niet te bemoeien met de kleeren van mijn zuster."Jaan: „Onnuttig dier, kijk naar je zelf! De mouwen van je jurkzijn stuk, je muts is als de schouw, je rok zit vol vlekken, je kinderenkruipen als slakken over den grond."Mei: „Dat de kinderen niets aan hun lijf hebben, is jouw schuld.Gisteren had ik geen brood in huis en heb me moe geweend. Watmoet ik toch beginnen? Moet ik dan alles verkoopen? Als dat zoonog lang duurt, zal ik het vast moeten verloopen."Jaan : „Maar jij vermorst het geld ! Pas heb ik je nog gegeven, ennu is het al weer op".

M e i.Wat? Doe heubs gei verstandVan keuken en kokage.Og ! Dao geit zoe veul van kantIn het hoes en de menage.De weken zien lank :Veur, 1 ) eten drank,De hoeshuur is vervallen.Woe blijft dan het leeg?Dat ig het neet deeg,Doe zouws al anders kallen.

1) Vuur. 2) Deze strofe schildert het huishouden van de laagste standen insommige achterbuurten met treffende juistheid. Zoo gaat het er nog maar al tedikwijls toe; Met koffie en oud bier worden er de zinnen verzet. Ook de schetsin de volgende strofe is raak.

J a a n.En woe blijft de koffiepot ?Dee heubste aug vergeten.Dat is jao aug dienen afgot;Dao bistoe van bezeten.Dee zupste in dien prijEine kier of dry,Es ig bin aon mie werk;En van het aut beerEi pintsche of veer,Dat maak tig vluk en sterk. 2)

18

Page 21: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Mei.Was toe verteers, doe bedelzak,Dat kums toe neet vertellen.Ig zwijg van snauf en taubak 1)En drank met dien gezellen.Altied even rond,

De piep in de mond,Dao moot we vast op drinken.En boete de poortGeit het euver het boort ; 2)Dat kan men jao wel dinken.

Jaan: „Was jij een degelijke huisvrouw, dan moesten wij van mijnweekgeld kunnen rondkomen. Maar je weet niet te overleggen endat moet de liefde wel verbreken".Mei: „Wel, laat je dan van mij scheiden! Ik zal wel heengaan,maar jij zult dan spoedig uit je kleeren hangen."Jaan : „Wil je gaan, goed, ga maar ! De deur staat wijd open ! Enwacht dan maar, tot ik je terugroep. Doch neem je in acht, want,als je vannacht uitblijft, dan kom je hier niet meer binnen. Bedenkje dus wel! Je zult me anders leeren kennen!"Nu begint Mei haar rechten te doen gelden op de meubels, die vanhaar zijn.

Mei.

Rekel, veur mig is aug nog reg.Of moot ig veur dig zwiegen ?Es ig gaun van dig eweg,Zal ig mien meubels kriegen.Die kan op de schouw,Die kroek huurt mig touwMet die twie eerde taleuren.De pan is van mig;De pan is van dig;Het bed heub ig gaon heuren ! 3)

Jaan.

Ig begeer niks van dig, fret.Lup met alle dien prullen !In 't kakhoes lig oug nog getUrn dien tessen te vullen. 4)En num aug de spoolMet teen auwe stoolEn scheer dig oet mien ougen.En zoeste lang druilsOf aon de deur huils,Het zal, zoe woer, neet dougen. 5)

Nu wordt het Mei toch te machtig. Neen, scheiden van haar manwil ze niet, maar hij blijft toch de schuld van het krakeel en dat zalze hem dan toch ook nog even bij de verzoening zeggen.

Mei.Wat geit tig euver ? Weurste gek ?Ig wil dig neet verlaoten.Doe weurs aug koet 6) veur einen drek;Dat kump met alle dien praoten.Kom, dao is mien hand,

't Is met onverstand;Dig moos dat al vergeten.Ig heub nog wat slaoij

Met ein boete vlaoij :

Veer zullen vreug gaon eten.

1 ) Mulleners schrijft : „In proum- en rouktaubak". 2) en buiten de stadspoortbraak je alles uit, gaat alles over boord. 3) Het bed heb ik gaan huren indertijd.4 ) in 't privaat ligt ook nog iets om je zakken te vullen. Mulleners schrijft :„Num auch den ashoup met Urn dich die bed te vuile." Een heel verschil-tende lezing, zooals men ziet. 5) Het zal, zoo waar, niet baten. 6) goed.

19

Page 22: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Is dat slot niet kostelijk in tweeërlei zin? Vla is voor den Maas-trichtenaar de feestspijs bij uitnemendheid en hier dan ook uitste-kend te pas gebracht; de boerenvla is bovendien veel hartiger dandie van de banketbakkers in de stad. Het eten moet alles goedmaken. Dr. H. H. KNIPPENBERG.

a 0 0

WARENHUIZEN ALS BROEIKASSEN.

In F 1 o r a 1 i a, Weekblad voor Tuinbouw, 38e jrg. 1917 nr. 11,Blz. 152. Tuinbouwcursus onder leiding van P. Bijhouwer. Tweedejaar, XI, staat onder War e n h u i z en et volgende te lezen:

Juist in de groote verscheidenheid van culturen, die in een waren-huis mogelijk zijn, schuilt de groote waarde van zulk een kas. Wiezich niet opgewassen voelt tegen de teelt van tomaten, die kweekter spinazie, bloemkool en sla- of snijboonen in; een ander maakt ereen bloemen- ot fruitkas van. Daardoor ook schijnt dit soort kassenaan haar eigenaardigen naam gekomen te zijn. Vóór mij ligt eenschrijven van de bekende firma P. Kok en Zonen te De Lier in hetWestland, een firma, die al zeer veel warenhuizen overal in ons landheeft gebouwd. Die brief luidt aldus: „Met belangstelling lazen wij„in no. 30 van Floralia, jrg. 1916, uw artikel, getiteld: „Glas in„den Tuinbouw......" Wij voegen hieraan toe, wat ons met zeker-„heid is bekend omtrent het ontstaan van den toch wel wat vreem-„den naam van „warenhuis" voor een complex kassen voor groente-„teelt. Het was in 1907, dat door ons voor den heer van Marrewijn„te Loosduinen vijftien kassen werden geplaatst, te dekken met een-„ruiters, met een oppervlak van een halven hectare. Waar nu juist„met dien bouw, g e 1 ij k t ij d i g in de Spuistraat te 's-Gravenhage„het warenhuis werd geopend, maakte een der werklieden de opmer-„king : „daarin alles v e r k o o p e n, hierin alles t e 1 e n, dan noemen„we dit ook 'n warenhuis." 't Was het tweede, dat werd gebouwd„en had nog geen naam. Waar nu die naam is ingeburgerd van„Noord tot Zuid en van Oost tot West en we meermalen pogingen„zagen hem te verklaren zonder te slagen, meenden we dit onder„uw aandacht te mogen brengen."

20

Page 23: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

LETTERKUNDIGEN UIT LIMBURG.

V.

Lodewijk Pascal Delruelle.

In Delruelle's liederen sprankelt het kleurige en levendige van denMaastrichtschen volksaard, zooals die ook thans nog zich openbaartbij de minst ontwikkelden. Als een tweede Brederode verstond onzedichter de kunst typische beelden te schetsen, natuurgetrouw, zonderzweem van romantisme, eenvoudig en waar. Voor de kennis vanhet Maastrichtsche volksleven tegen het eind der l8de eeuw zijn dieliederen van onschatbare waarde en zeker zijn zij niet minder be-langrijk voor de studie van het Maastrichtsche taaleigen. Zij bevat-ten vele woorden en uitdrukkingen, die men niet meer of slechts inzeer beperkten kring nog hoort.Delruelle was een geboren kunstenaar. Zoowel de fijne menschkun-dige ontleding der karakters, die hij teekent, alsook de schat vanlevende taal, waarmee hij toovert, geven hem recht op dien eere-naam. „De personen, die Delruelle hoorde redetwisten of keuvelen,zijn reeds lang dood en in volslagen vergetelheid geraakt; en noch-tans doemen zij, onder het lezen zijner liederen, tusschen de verzen,die hij dichtte, als oude kennissen voor onze verbeelding op. Daaruitblijkt, dat hij de drijfveeren van het hart tot in de duisterste schuil-hoeken had opgespoord en dat hij de natuurlijke uitingen van hetmenschelijk gemoed op heeterdaad wist te betrappen, in anderewoorden : dat hij een ware kunstenaarsziel bezat, die zich in casuin de dichtkunst lucht gaf". Aldus Mulleners 1).Deze publiceerde ook nog het „V e r w i e t t u s se man env r o u w", dat van minder artistieke waarde is dan de vorige.In het handschrift, dat ik bezit, wordt de toonzetting ervan ver-meld.De vrouw moppert, omdat de man weer zoo laat thuiskomt bij hetmiddageten: „doe dinks aon geine middig". Maar hij verdedigtzicht: „Ich eet toch geine boef, 2 ) of doe zits wie 'ne woef, of wie'nen houte klaos; zoe preutels toe en raos". De tekst van mijn hand-.schrif t wijkt hier en daar weer aanmerkelijk af van dien van Mulle-ners.

1 ) De Maasgouw t. a. p. 2) een mondvol.

21

Page 24: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Luister. Mulleners liet drukken:

Vrouw.

Get knippe veur dien naos !Heub ich dao tou gein reije ?Wat leis te langs de Maos ?Dao gels te Bich neet beije ! 1)Dao leups te daag en nach,Of nao de Groete Grach;Dan kumps te 's aoves thoes,Stief wie ein waterloes.

In het handschrift van mij staat:

Ig schiet tig op tien naos.

Doe leups toch daag en nachAl op de Kleine Grach ;Dan kumste 's aovens toesWie ein verzoopen moes. 2)

Manlief heeft de noodige jenevertjes te pakken, maar wil dat nietverweten hebben, want, zegt hij:

Doe zups dobbelen annies,En ich drink nog

Typisch zijn de twee strofen:

mer klaore !

Vrouw.

Ig bin veur dig neet bang,Dat wetstoe van te veure,Met mien voes 3) of met de tangBreek ig dien gekke keure,Nog euver veertien doagHeubstoe pardon gevraog.Dao dinkstoe neet mie op.Lustig nog van die sop ? 4)

M a a n.

Vrouw, gang tog oet de weeg,Doe kumps mig alweer kriete.Doe krijgs vandaog nog sleeg,Of Jaan zal ik neet heite.Dat geit weer euver het boord.Vrouw, spreek nog mer ei woordDan bring ig met de schansDe pupkes aon den dans.

Als werk van onzen dichter vond ik nog een stuk met het opschrift:„A n n e k e de B e g ij n". Het is een lied van dertig strofen enmet potlood staat er de volgende noot onder: „Deze begijn is Zuster

1) bidden. 2) muis. 3) vuist. 4) leuk is die vraag, of de man nog lust heeftin de soep, die inmiddels is koud geworden.

22

Page 25: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Anna Houben, die in 1797 als 80-jarige religieuze bij hare familiete Maestricht leefde. Het liedje dagteekent uit 1790". Ik zal er deaardigste stukken uit meedeelen. Ook aan dit werk van Delruelle is,zooals men goed zien kan, geknoeid.Op het jubelgetij van de oude non moet gezongen en gesprongenworden, nu zij reeds vijftig jaren trouw haar belofte gehouden heeft,„zoe vast es den altaor". Maar de ondeugende vriendinnen zullenhaar bij deze gelegenheid toch eens herinneren aan hare jeugd enplagen met de bekoringen, waaraan zij zoo dapper weerstand bood.

Anneke in heur fleurWaos ei zier aordig trupke,Lank en knap van posteur;Zie waos wie ei steine pupke.De jongens, hei en dao,Leepe Anneke nao.An, die knappe waolin, 1)Hauw dao tou geine zin,

Anneke kon hel en duivel gemakkelijk trotseeren en bleef hardnek-kig de aanzoeken der vrijers afwijzen.

Zie dag, en het is oug woer : 2)Wat zou ig tog gaon trouwe?Daornao zit ig en loerEn zal mie keupke 3) krouwe.In 't kloester is me waolBewaord van kinderkwaol.Dao vind ig in de noedAllied gebakke broed.

Dao kwaom den duvel aon

Op zien twie haore 4) zokken,Zoe zwart es eine moriaon,Um heur tot koed te lokken.

Zie reep : 5) „Vervlàmde hond,Zoudstoe mig komme praote ?Ig maol dig nog tot stront,Loup mer met dien soldaote.Loup, Loup, ig roes tig get.Met het kruus en 't gebed,

Doe, rekel, doe, hondsvot,Slaon ig tig in die kot."

Den duvel kwaom weer trukUm heur nog mie te terge,Heer hauw zig, wie ein muk,In de kuul gaon verberge. 6)An maakte gauw ei kruusMet heur twie dikke vuus,En heer leet met geraosEine scheet op heur naos.

Van deen tied — het is al lang —Heer en zien kameraote

Die zien veur heur zoe bang

En heubbe heur verlaote.

Zie reep : „Schelm, kom oet,Ig kom dig op tien hoet, 7)Want ig heub noe espresHeiligdom in mien tes."

1 ) walin. 2) zij dacht, en het is ook waar. 3) kopje. 4) van haar gemaakt.5) riep 6) hij had zich als een mug in het moeskruid verborgen. 7) huid.

23,

Page 26: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Deen erme zwarte seul 1)Heet ze pardik, geslagenMet de schortel en heul, 2)Die ze noe heet gedragenEuver de vieftig jaorWie ein klein melkbaor.Nog kreeg heer met de krukVeurgoot op ziene ruk. 3)

Zie waos oug euveralGaon kieke en oug vraoge.An vond de beste stal,Al moos ze zich get plaoge.Veur heur de Beijard hij, 4)Dao kwaom ze teusse jij,En dag in heur gemoed : 5)„Verduld, hij geit het goed."

De mooijer 6) van deen tied— God wil heur ziel verblije —Waos jus aon het ontbiet,Wie Anneke kwaom bije.Zie dog : „Die kump us waol,Al sprik ze ein ander taol. 7)'t Is nog de moote weert, 8)Ei vromis 9) wie ei peert."

Fleuren hiernonk, 10) de pastoer,— De man hat braaf miete 11) —Dee zag : „Zwieg stil, mamoer, 12)Doe zults neet lang mie kriete,Ig maak het kort en goot."Heer betaolde de doot. 13)Daomet waos zuster AnGeslagen in de pan.

Den iever van dat mins

Dee is neet te beschrieve.

Men hoofde heur neet ins

Tot het werk te drieve.

Tot deens 14) van groet en kleinWaos ze altied op de hein.Noets 15) te vreug of te laat,Nog te druug nog te naat.

Laote veer noe veerder gaon

Heur werken onderzeuken,

En wat ze heet gedaon.

Ig begin aon de keuken.'t Is nog eine zwoere last,

Dee ze heet opgepastTot vreugd en tot plezeer

Van de reverend meer. 16)

Zie stong smeurgens vreug opUm ei goot vuur te stookeEn ein kragtige sopVeur eederein te kooke.Kwaom ze van de koer— Dat is waregtig woer —Het vuur dat waos gestookEn het water gekook.

Laote veer noe, es ug bleef,Ins van de mert 17) spreke.Dao ging Anneke leefTwie kiere 18) alle weke.Zie kogt in het saisoenEine hille vette kapoenOf eine ganse lasVan keukes 19), goot gemas 20).

1) sul. 2) schort en hul. 3) rug. 4) thans klooster der Eerwaarde Broedersvan de Onbevlekte Ontvangenis, vroeger nonnenklooster. Beijard beteekendein de oude landstaal „vereeniging". Zie Jos. Russel „Geschied- en Oudheid-kundige Schets der stad Maastricht". Deel II. 1884. 5) in 't Maastrichtschluidt dit thans „gemood" en goed luidt „good". Waarschijnlijk schrijffout.6) eerwaarde moeder, overste. 7) al spreekt ze een ander taal (het Waalsch).8 ) de moeite waard. 9) vrouwmensch. 10) heeroom. 11 ) geld. 12) ma mère.13) de dot ; de gift, noodig om aangenomen te worden. Dit vrouwenkloosterbehoorde tot de meer deftige inrichtingen. Zie Jos. Russel t. a. p. 14) dienst.15) nooit. 16) eerwaarde moeder. 17) markt. 18) keeren. 19) kuikens. 20) gemest.

24

Page 27: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Zaog zie eine schoene haos 1)Dao koesse staon op loereAl wie eine boute klaos,Tot verdreet van de boere.Dan zag ze : „Lieste heum ruig? 2)Deen haos is veul te lig.Kom, dan, miene leeve peer,Doe krijgs ei putsche beer." 3)

Kwaom ein snep of patrijs,Zie moos van agter ruke,Want, stonk ze, zie waos te vijs;Die wouw ze neet gebruuke 4).Waos ze veers 5) en van pas,Dan vloog ze in heur kalbas 6)

Met ein dozijn of drijSchoen liwerke 7) dao bij.

Of ig het zegge maag :Koste de yes 8) eens klappe !Zie brog ze veur den daag,Wie zie ze wis te snappe,

En dat al gans subtiel.Noe en dan einen iel.Waos het mer eine snook, 9)Dee woort blauw aofgekook.

Ig zag nikx euversloon.Dat maag ik neet verzwiege :Heer moos al vreug opstaon,Dee Vridags get wou kriege.Het is neet, dat ik het leeg:Den otter van Mastreeg,Cabeljauw en schilvesNaom ze ei kurfke of zes.

Zie waos met vreug opstoonOug verzeen 10) van veul potagie,Want in ein hoes 11 ) is veul vandoon,In Toe ein groete menagie.Kuul, moes, andivie volop,Met kervel veur de sop.Ig moot zegge veur het leste :„Zie doog alles op het beste".

Zij werkte dag en nacht, was steeds de eerste en de laatste, in éénwoord, zij was „goet wie broed 12 ). Daarbij verstond zij ook de kunstvan hovenieren, en de bloemen gingen haar zeer ter harte. Eenigeplanten hadden geleden door den noordenwind.

Het begon heur te verdreete.Zie wag eine daag of drij.Toen zaog ze wat oetscheete;Daomet waos 't meiske blij.Zie haolt peut 13) van alle kante,Um de fleerkes te verplante,In eeder pot ein allijn.Het waas vast ein dozijn.

Alle daog gong ze water gevenOet ein groete regenton,En opdat ze blieve leven,Zat zie ze boete de zon.

Men zaog ze geweldig greuje,„An, es die fleeren ins bleuje,Dan is het te moote weerel ; 14)De schoenste kump in den heerd."

Eeder kwaom heur blomme vraoge,Eeder wouw er van deen aard. 15)Zie zag: „Geer moot mig neet plaoge,De pastoer krijg oug zien paard. 16)Ig moot er nao boete 17) schikke,Dan brengen ze kermesmikke,Al schoen staon ze get te dun. 18)De res is veur mien gooi vrun."

1 ) haas. 2) laat je hem mij ? 3) je krijgt een glaasje bier. Dit laatste is eenmanier van afdingen op den prijs, zooals die nog op de Maastrichtsche marktherhaaldelijk voorkomt. 4) zij was te vies gevallen om ze dan te gebruiken.5) versch. 6) markttasch. 7) leeuweriken. 8) visschen. 9) snoek. 10) voorzien.

11) huis. 12) goed als brood. 13) potten. 14) dan is het de moeite waard.15) ieder wilde van dat soort. 16) zijn deel. 17) naar de dorpen. 18) ofschoonze wat dun staan, ik moet er naar de dorpen zenden, want dan brengen deboeren in ruil kermismikken.

25

Page 28: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Dan gaof groet en klein advijze.Ein zag : „Dat is gein zomerfleer."Ein ander kwaom de blomme prijzeEn vraogde er ei stuk of veer. 1)De pastoer kwaom oug eens kiekeEn gong toen het vonnis strieke :„Foei, maseur, het is kattekroet !Werp Oat link de peutsches oet !"

Dao zien nog mie van die grappeEs van fleer en kattekroet.Hei de pastoer wille klappe,Ig scheide zoe gauw neet oet.

Ig wins tig dan alle zegeNog veul jaore onderwege.Sa noe, zuster Augustien,Blief noe braaf en hauw dig fien !

Leustig nog eens eengeschonke !Eeder drink zie gleeske oet !Lustig dit weurd noe gedronkeTot gezondheid van de broet !Dat ze leef nog vieftig jaore, 2)Dan kan ze nog get bespaoreVeur heur halve jubeleiEn dan zien veer alweer hei !

Ik heb het stuk bijna geheel uitgeschreven, hoewel het dramatischniet zoo hoog staat als andere van onzen dichter, omdat wij er Del-ruelle in leeren kennen als een tweeden Brederode in zijn marktbe-schrijving. Bovendien levert het een welkome bijdrage voor degenen,die aan dialectstudie doen, terwijl het tevens belangrijk is voor deLimburgsche cultuurgeschiedenis. Wie zou Delruelle den dichter-krans durven weigeren ? Hoeveel realisme van zoo gezonden aardtreffen wij aan in de Nederlandsche literatuurgeschiedenis van detweede helft der 18e eeuw?

Als vijfde stuk vond ik een „Verwiet tusse naober 3 ) env r o u w", een nieuwe straatscène uit de achterbuurten, krioelendvan scheldwoorden.Ook hierbij zijn noten geschreven.

Naober.

Zek, wat is tog hei 4) te doen ?Foei, foei, naober Vossen !Foei, dat is jao gei fatzoen,Zien vrouw zoe auf te rossen.

Vrouw.

Dat bleef mig zoe, 5) scheel marmot.Bemeui dig met tien zaken,Cheer dou dig nao dien hondsvot,Of ig zal dig fris raken !

Nog verschillende andere berijmde schetsen van Delruelle zijn nietuitgegeven. Het beste van hem is echter hiermee publiek geestelijkeigendom geworden.In een tijd van onzinnige phraseologie, toen de Nederlandsche

1) vier. 2) denk, dat de jubilarisse in 1797 reeds tachtig jaren oud was. Dater een glaasje moet gedronken worden tot slot, spreekt van zelf. De vader-landsche feestdronk mag niet achterwege blijven. De slotstrofe past echter nietbij dit stuk ; waarschijnlijk een toevoegsel van later tijd. 3) buurman. 4) hier.5) dat belieft mij zoo.

26

Page 29: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

literatuur bedenkelijk aan het kwijnen was, staat deze Maastricht-sche pastoor naast de dames Wolff en Deken met een verzamelingrealistische schetsen, voor het nageslacht van zeer groote beduideniszoowel om het vlotte, kleurige dialect als om de psychologischesamenstelling. Zeker, bij de lagere standen der Limburgsche hoof d-stad is in den tijd, die sedert verliep, veel veranderd en verbeterd,dank zij het krachtig sociaal werken, in de laatste decenniën der19de eeuw vooral. De hoofdtrekken zijn echter éénder gebleven. Menmoet geboren en . getogen Maastrichtenaar zijn om de waarheidvan Delruelle's schetsen te kunnen beoordeelen. Over het algemeenworden in Holland de fouten van het Limburgsche volk veel te breeduitgemeten.Wie belangstellen in het werk van Delruelle, verwijs ik nog naar hetK lep p e r m a n s 1 e e d, afgedrukt in het „Vademecum, handelendover Maastrichtsch dialect," 1 ) waarin ook zijn herdrukt Z a m e n-s p r a o k t e u s s e K a a t en Me i, door pastoor Delruelle, inMaastricht genaamd „pastoer Delderwel", en het V er wi et t u s-se man en vrouw.

Dr. H. H. KNIPPENBERG.

1 ) Door T. Breuls. Verbeterde en uitgebreide editie. (Uitgever : F. Schmitz.Maastricht 1914.)

27

Page 30: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

VONDEL'S VERTROOSTING AAN LERAART VOSSIUS.

De lyriek van Vondel is bijna geheel ontstaan naar de gebeurtenis-sen van den dag, die stad of land beroerden, de blijde en droevelotgevallen van zijn vele vrienden. Naar de predikanten, die al teveel in andermans vaarwater zitten, gooit hij zijn raken „Harpoen",hun rumoer begeleidt hij met zijn „Rommelpot". De verkeerde Regen-ten neemt hij eens onder zijn „Roskam". Hij volgt de krijgsverrich-tingen te land en ter zee, heft bij verwinning met zijn citer de reienaan en gaat de scharen voor, tot zijn zegegalm versterft bij dezege van Groningen. De vrede, voor hem het beste aller dingen,optima rerum, doet hem juichen van als bij 't twaalfjarig Bestand„van vreugde golven viers ten hemel opwaarts varen", tot hij zijnVreepilaar der Vrije Nederlanden bouwt. 't Was onder den Oranje-boom dat hij aanhief te kwinkeleeren in 't kwikste van den Mei, entelkens stemde hij in met 't juichende geschal van zooveel menschen,dicht opeen gedrongen, wanneer Oranje-telgen hun intree deên inde doorluchte Stede.De felle Turk, die bloedhond, ieders vloek, blijft zijn bezorgdheidlevendig houden tot het laatste toe. Zijn belangstelling is evenzeervoor de weeskens, die om nooddruft kermen, als voor den katholie-ken Vader, op de rots van Vatikaan. Als hij terug van den buiten,weer zit in zijn Amsterdam zonder eiken en met kommerzieke Beurs,zingt hij uit, zijn mooiste herinneringen aan het vroolijk vogelkijn,dat in den boomgaard zat, aan 't Wijker bietje, dat bij 't beekjenestelt. De mooiste lyriek die ligt tusschen zijn eerste en laatstegedicht, beide bruiloftsverzen, is voor zijn beschermers, verwantenen vele vrienden bij huwelijk, geboorte en sterven : voor zijn Maaikeen Konstantijntje en Saartje, en Maria van den Vondel, voor Hooften Huygens, de Blesens, de Baecks en de Bickers, de familie Hin-loopen en Anna van Hoorn, voor de Groot en Vossius. Vossiusvooral. Die was zijn bizondere vriend. Dat blijkt herhaaldelijk.Toen in Dionys, Vossius' vierde zoon, 'n jonge man met buitenge-wone begaafdheden

De goudbloem lei vertredenEn van den struik gesnedenIn 't vroolijkst van haar lent',

zooals Vondel waardeerde, trok hij 't rouwkleed aan om, zooals

hij Kaspar van Baerle toezong: „Dionys te beklagen, zijns vaders

28

Page 31: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

waardste zoon". En den troost-armen vader, die versomberde inverdriet, zond hij zijn Vertroostinge. Als 5 jaar later Kornelia om-kwam in het ijs,

Niet veer van Leidens hooge wallen,

klaagt hij zijn Klachte voor den vader, die „over het hoofd gedom-peld aan den Rijn in rouwe zit". Anderhalf jaar later sterft Vos-sius' tweede dochter, 'n rijkbegaafd meisje van 18 jaren, en voorden Stoicijnschen vader zingt Vondel den Stoicijnschen Horatius na:

De dood ziet geest noch jonkheid aan.

En als in dezelfde maand Maart 1640 Vossius te treuren heeftover zijn Leraart die had

Verstand, in honigraat gedoopt,Geleerdheid, daar al 't huis op hoopt,

leeft en lijdt Vondel weer mee.Juist uit die genegenheid voor Vossius schreef hij die keurige bij-schriften bij zijn portretten, bezong hij het huwelijk van zijn zoonMatthijs, droeg hij hem zijn Gebroeders op, en als Vossius hetgrijze hoofd voorgoed heeft neergelegd, vraagt hij Isaak moedershart een balsem te strekken.Die genegenheid voor Vossius kwam grootendeels uit zijn hoog-achting voor diens kennis. Zijn Europeesche vermaardheid vierthij al in 1629, toen Vossius nog te Leiden woonde. In zijn „Dank-dicht aan Jacob Baeck, Rechtsgeleerde" vermeldt hij 't als een eerdat het hem, Baeck, den „geleerden en heuschen Jongeling", gegevenis, te hangen „aan den mond van Vos".In de Opdracht van zijn Gebroeders aan „den welwijze en hoog-geleerde Heere, Leraart Vossius, professor der Historiën, in dedoorluchtige schole der wijd vermaarde koopstad Amsterdam"volgt hij „de goude regels, die de Heer Professor in zijn gedachtendrukte, te weten : 't Geen Gods boek zeit, noodzakelijk, 't geen hetniet zeit, spaarzaam, 't geen hier tegens strijdt geenszins te zeggen".Bang voor menschelijk dolen, onderwerpt hij zijn drama aan het„doorluchtig oordeel van Vossius, die, op den top der geleerdheidgesteigerd, van boven met arends oogen al wat van redelijk breinbegrepen kan worden nauw doorkeken heeft". Vossius' „rijke schat-kamer van boeken en papieren heeft dezen werke geen voedsel ge-weigerd", erkent Vondel eerbiedig. En na deze vrij lange, zeer

29

Page 32: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

keurige opdracht, door Rubens gestoffeerd, voelt hij zijn kleinheidtegenover den „Doorluchtigen Man", wien hij had „geschenen tewillen leeren" en „zoo water in zee gedragen". Vossius wist zijnvereerder te eeren en profeteert na lezing: Scribis aeternitati.Sandrart kreeg voor zijn afbeeldingen de vermaning mee:

Sandrart, betrouw niet licht uw verf, noch uw gezicht,Als gij u nederzet om Vossius te malen :Want d' oogen schemeren in dat geleerde licht,Waar in de wijsheid blinkt en schittert met haar stralen.

De reden geeft hij in een ander bijschrift:

Al wat in boeken steekt is in dat hoofd gevaren.

En zijn lijkdicht op Vossius zelf is één lof op den geleerde;Op zijn belezenheid en speurzin:

Nu gaat de gladde ploegVan 't snedig brein des LetterkloekenNiet meer door d' akkers van de boeken, —

Op zijn vele geleerde werken:

De hand, die, spade en vroegTe post met onvermoeide pennenPlag door 't papieren veld te rennen,Is stijf, —

Op zijn talenten als professor:

Het honigbladDer tonge, die, zoo mild van gaven,Haar letterbijen zocht te laven,Verdort.

En hij was bezorgd voor een opvolger van zoo'n vernuft.Tien jaar na Vossius' dood zet Vondel ex professo zijn theorie opover het drama voor de begunstelingen der Tooneelkunsten, en danberoept hij zich nog op een mondeling getuigenis „van wijlen, denheer professor, op de tooneelwetten af gerecht", op wiens werk overde dichtkunst „Poeticarum Institutionum Libri tres", hij trouwenszijn theorie opbouwt. Zelfs nog in 1663 gedenkt Vondel in zijnwoord Aan de Tooneelbegunstigers, wat Vossius bij zijn leven eensmeedeelde over Ovidius' Herscheppinge, en 8 jaren later komt hijdaar nog eens op terug. In 1664 citeert hij Vossius' geruchtmakendwerk van 1618: Historia de Controversiis, quas Pelagius' ejusque

30

Page 33: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

reliquiae moverunt. En in de Voorrede voor Ovidius Herscheppingein 1671 laat hij Vossius „met zijn oordeel hier dieper indringende"Scaliger verbeteren, die toch ook voor Vondel ongenaakbare geleerd-heid bezat. En al nemen we nu in aanmerking dat ook Vondels Mu-ze voor vrienden makkelijk bolle wangen blies, uit Vondels oprech-ter toon en zijn koel oordeel in de Berechten blijkt toch klaar zijnsterke eerbied voor Vossius, zoo sterk, dat die met de jaren niet sleet.In dit licht moeten we Vondels Vertroosting aan Oeraart Vossiuszien. Dit eerste gedicht voor zijn vriend is ontstaan uit die achtingvoor en dat opzien tegen dien „letterwijze", zooals hij hem noemt inlaatsten lof. Want daardoor werd het een beredeneerd betoog, maar:

in keurigheid van dictie, en met de trilling er in van zijn meelijdendgemoed, dat ontroerd is om den somberen vriend.

1. Wat treurt gij, hooggeleerde Vos,En fronst het voorhoofd van verdriet ?Benij uw zoon den hemel niet.De hemel trekt. Ai, laat hem los.

2. Ai, staak lees ijdle tranen wat,En offer, welgetroost en blij,Den allerbesten vader vrijHet puik van uwen aardschen schat.

3. Men klaagt, indien de kiele strandt,Maar niet, wanneer ze, rijk gelaán,Uit den verbolgen Oceaan,In een behoude haven landt.

4. Men klaagt, indien de balsem stort,Om 't spillen van den dieren reuk :Maar niet, zoo 't glas bekoomt een breuk,Als 't edel nat geborgen wordt.

5. Hij schut vergeefs zich zelven moe,Wie schutten wil den starken vliet,Die van een steile rotse schiet,Naar haren ruimen boezem toe.

6. Zoo draait de wereldkloot ; het zijDe vader 't liefste kind beweent :Of 't kind op vaders lichaam steent.De dood slaat huis noch deur voorbij.

7. De dood die spaart noch zoete jeugd,Noch gemelijken ouderdom.Zij maakt den mond des reedners stom:En ziet geleerdheid aan noch deugd.

31

Page 34: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

8. Gelukkig is een vast gemoed,Oat in geen blijde weelde smalt,En stuit, gelijk een taaie schild,Den onvermijbren tegenspoed.

Eerst is 't de wijze raad van den meelijenden vriend: hooggeleerdeVos, kom, niet getreurd, tienij uw zoon den hemel niet, geef denbesten vader, het beste wat ge bezit, en wel met blijheid. Dat isstroof 1 en 2.Dan komt 't bewijs: er is geen reden tot klagen; er is niets verloren.Enkel 't omhulsel vergaat. Het eenig kostbare, de ziel, is gered.Stroof 3 en 4.En als ge u verzet, 't is toch maar machteloos verweer (stroof 5),de dood is onverbiddelijk en blind in zijn treffen (stroof 6 en 7).Daarom gelukkig, wie in tegenspoed gelaten is (stroof 8) .Het eerste vers draagt het heele gedicht: de troost van een vriend,och kom „wat treurt gij", en de bewondering voor de geleerdheid„hooggeleerde Vos". De woordspeling met den naam op het „loozeReintje", is renaissance-mode. Vos is droevig. Vondel zégt, dat hijtreurt, maar hij laat het ook zien, en zet den treurenden Vos daarneer met één trek. Maar denk er om: Vos de denker treurt. En diedenkerskop, die schreit niet, die laat 't hoofd niet hangen, die zetz'n gezicht niet pijnlijk, die breekt niet uit in vrouwengeklaag, maardie is in sombere overpeinzing over 's werelds loop, waarin datbloeiende leven ineens verging, en fronst het voorhoofd. Het beginvan rimpeling op dat groote voorhoofd van den ernstigen denkermet saamgenepen lippen, zooals Crispijn de Passe hem graveerde,is verworden tot fronsende rompels, die den kop versomberen. Enwaarom moet hij niet fronsen, waarom niet verdrietig zijn? Ge be-nijdt uw zoon den hemel toch niet; en dat zoudt , ge doen als getreurde om z'n dood. Kort en bondig legt Vondel 't hem voor: dehémel trekt, en hij smeekt met aandrang: ai, laat hem los.Merk even op hoe de herhaling van denzelfden beginklank in delapglijders' de gedachten strakker vasthouden:

Wat treurt gij, hooggeleerde Vos,En fronst het voorhoofd van verdriet.

En ook hoe in den derden regel de woorden aan het gehoor en aande gedachten worden opgedrongen èn door denzelfden aanslag èndoor de plaatsing als begin- en eindwoord, vanzelf sterker betoond:

Benij uw zoon den hemel niet.

32

Page 35: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Wat moet Vossius z'n zoon niet benijen? Den hemel; en nog eensmoet dat daarom gezegd:

Benij uw zoon den hem el niet.De hemel trekt.

En zie nu de plastiek van dat trekken en glippen in het rhithme vanhet vierde vers. Vasthoudend in de lange e en verglijdend over de1 van hemel, snikt het even weg in de korte klapklanken van trekt,houdt nog eens vast in de lange ai, tot het verglipt in de kortheidvan kleine woordjes, die aanglijdend in de 1 en wippend over de tvan laat in de m, 1 en s verglijden : ai, laat hem los.En Vondel komt z'n vriend niet troosten zelf somber en droef, maarmet meewarigheid in de zwaardere lange, en met den monkel omden mond in de open klanken.

Wat treurt gij hooggeleerde Vos,En fronst het voorhoofd van verdriet ?Benij uw zoon den hemel niet.De hemel trekt. Ai, laat hem los.

In de tweede stroof wordt nog eens aangespoord niet te treuren. Metaandrang in die allemaal àànhoudende klanken:

Ai, staak lees ijdle tranen wat.

Dan 'n sterke opwekking, kort als een bevel haast, in dat afbrekendrhythme, om zijn zoon als een offer te brengen, maar met blijheid,verklankt in de open o en ij : welgetroost en blij. Offer aan denVader, die geheel goedheid is, die de pijnen kent van zijn kind, denallerbesten Vader. De allittereerende streelende v's van vader vrijverzachten het gevoel nog door de verbeelding. Offer het beste watge bezit op aarde : weer gezegd met een van die keurige woorden,die gewoon lijken en toch direct treffen:

Het puik van uwen aardschen schat.

En nu komt het bewijs, dat er tot treuren geen reden is. Dat is hetzwaartepunt, dat is de hoofdgedachte, die hij ook aan van Baerleschreef en tot grafschrift voor Dionys wilde hebben:

Al legt hier 't lijf begraven,De deugdelijke gavenEn geest van DionijsZijn boven 't graf gevarenBij d' uitgeleerde scharenIn 't hemelsch paradijs.

33

Page 36: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Maar zie en hoor nu toch eens aan, in wat 'n puurheid en keurigheidVondel, de Renaissance-man, de gedachte voor den humanist glan-zen en klinken laat:

Men klaagt, indien de kiele strandt,Maar niet, wanneer ze, rijk gelaánUit den verbolgen OceaanIn een behoude haven landt.

Teekenend is meer dat woord v e r b o l g e n: de woedende zee diezich werpt op de rijk beladen kiel en bol staat van stijgende gol-ven. 't Schip wordt gered en belandt als met een zucht in behoudenhaven.Nog eens moet dat bewijs herhaald, weer in. een vergelijking, indezelfde tegenstelling, met dezelfde koppeling: men klaagt indien...maar niet...... Maar 't moet nog fijner en nu kristallijn zijn:

Men klaagt, indien de balsem stortOm 't spillen van den dieren reuk :Maar niet, zoo 't glas bekoomt een breuk,Als 't edel nat geborgen wordt.

Bij 't vieren van al die weelde laat u niet ontglippen dat zilverenwoord: ede l.In stroof 5 weer de eenvoudige gedachte: daar is toch niets tegente doen, in een vergelijking, waar de gedachten geaccentueerd wor-den door den woordklank. Want hoor dien stroom eens ruischenlangs de rots in die sisklanken om de t's heen, en zie dat watereens vlieten en schieten in de lenige l's, en de schichtige ie's:

Hij schut vergeefs zichzelven moeWie schutten wil den starken vliet,Die van een steile rotse schiet,

en voel het vervloeien in den grooten Oceaan, voor de verbeeldinggebracht in de wije geluiding van woorden:

Naar haren ruimen boezem toe.

In zwaren gang zet de volgende stroof aan. Aan 's werelds loopvalt niets te veranderen, aan die logge beweging niets te verzetten,de wereld draait in stage vaart haar zwaren draai:

Zoo draait de wereldkloot.

Hij zelf had dat ondervonden: 't vorig jaar zijn Konstantijntje, eneen maand geleden zijn Saartje. Bij • die herinneringen wordt zijn

34

Page 37: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

toon droever. En Vondel die begon te troosten versombert zelf enmediteert:

Zoo draait de wereldkloot ; het zijDe vader 't liefste kind beient :Of 't kind op vaders lichaam steent.De dood slaat huis noch deur voorbij.

De dood ja, die felle prij:

De dood die spaart noch zoete jeugd,Noch gemelijken ouderdom.Zij maakt den mond des reedners stom :En ziet geleerdheid aan noch deugd.

De dood, die geen wit mag zien, die verguurt het leven. En tegenalle schoolmeesters-betweterij moet die dood nog eens aangeduid : dedood d i e spaart noch zoete jeugd. In den derden regel sterke beel-ding van den zwijgenden mond door het aanzetten van de hoof d-woorden maakt en mond met den mondsluitenden konsonant m,waarin het heele vers over de doffe o heen verloopt: stom.En zelf in den tijd van zijn bange twijfels, waarin één lichtendegedachte gedoofd wordt door twee drie donkere, is hij begonnenmet te wijzen op den hemel, en eindigt met het koele gelukkig prijzenvan een sterk gemoed, maar diep in eigen ziel schreit het enschrijnt het:

Gelukkig is een vast gemoed,Dat in geen blijde weelde smilt,En stuit, gelijk een taaie schild,Den onvermijbren tegenspoed.

Zie in deze laatste stroof nog even den kunstenaar. De zuivere zie-ning van dat v a s t e gemoed tegenover het s m i l t e n; de allemaalweeke klanken in den tweeden regel om te betonen de weekheid derweelde; het plots stil staan van het rhythme in de rust vóór de ver-gelijking:

En stuit — gelijk een taaie schild.

Den onvermijbren tegenspoed. Dat is het laatste woord van denworstelenden Vondel.En als we nu na deze ontleding dit gedicht nog eens rustig over-lezen, dan zullen we ons vanzelf invoelen, in de mooie stemmingenvan troostend vriend, blijheid om 't behoud van 'n rijke ziel, wee-

35

Page 38: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

moed om 't vele levensleed, allemaal gedragen op eigen klank enrhythme. Zwierf in beeld en klank en kleur bij de rijpe ziel van Dio-nijs, soberheid in de overweging van het lijden in de wereld, waarVondel, diepst ontroerd, die ontroering trillen doet in 't woordbeweeg.Seminarie Langeweg. P. MAXIMILI ANUS,

Mind. Kapucijn.0 0 0

BLADVULLING.

KRISTE LIJKE KUNST.

„De Christelijke kunst bidt! Daarom is zij vervoerd en toch kalm,vergeet zij zich zelve en heeft Poch het helderst bewustzijn, wanthaar oog is verklaard door het zuiver ideaal. Zij bidt, en daaromis zij oorspronkelijk, zoekt ze niet, maar vloeijen uit haar binnenstde gedachten, de beelden en gevoelens als golven voort; daarom iszij vol van aandrift, van leven en gevoel, maar blijft van allen harts-togt vrij, en kent noch zwarte droefgeestigheid, noch schaterendevreugd; daarom vaart ze voort, vaart ze niet ter linker zij' af metden stroom der gedachten en niet ter regter met dien der aandoenin-gen of verbeeldingen; want hoe zou ze afwijken, zij die onophoude-lijk het eenige doel omhelst! Nog ,eenmaal: zij bidt, en daarom is zijvol orde, maar van een orde, die zich verliest in geheim; daarom iszij vol matigheid, zedigheid, ingetogenheid, gebruikt ze de zinnenom de zinnen te boven te streven, gebruikt ze het eindige niet meerdan noodig is om het oneindige te vatten, en de geheele aarde alleenom er op te knielen voor God".

C. Br oer e in De Katholiek. Dl. 28, bl. 107-108.

36

Page 39: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

AANTEEKENING OVER VONDEL ALS ECHTGENOOT,VADER EN GROOTVADER.

Het zal aan de meeste mijner lezers wel bekend zijn, dat uit denecht van Joost van den Vondel en Mayken de Wolf vijf kinderengeboren zijn: Anna, Joost, een kind, in Mei 1618 geboren en in de-zelfde maand overleden, Saertgen en Konstantijn, 1 ) wien ook geenlang leven beschoren was.De plaats, welke Anna en Joost in zijn leven hebben ingenomen,kennen we uit Brandt's levensbeschrijving van den dichter en uitlatere nasporingen. Trouw heeft Anna haar vader bijgestaan, zoo-lang haar het leven vergund was; lichtzinnig heeft Joost zijn harendoen vergrijzen voor den tijd. In Vondel's gedichten zelf is zeerweinig te vinden omtrent zijn huiselijk lief en leed. Dat heeft mijmeer dan eens verbaasd. Alléén het diepere wezen des dichters geefteen verklaring van de schijnbare tegenstrijdigheid, dat een zoo goedhuisvader als Vondel weinig gedichten schonk aan degenen, die hemongetwijfeld het meest ter harte gingen. Het is zeer onwaarschijn-lijk immers, dat de oorzaak ervan moet gezocht worden in onver-schilligheid van zijn zijde voor hetgeen zijn vrouw en kinderenaanging. Allerminst! Zijn handelwijze tegenover Joost bewijst teover, wat een gevoelvol hart voor zijn familie klopte in den dichter-lijken man. Dat ontgoocheling in zijn echtelijk leven voor hem eenreden geweest is te zwijgen van de zijnen, is evenmin waarschijnlijk.Uithuizig 2' ) zal hij ook wel niet geweest zijn; de overstelpendemassa dichtarbeid wijst erop, dat hij aan zijn kamer gekluisterd'was. De verklaring is m. i. hierin te vinden, dat de alledaagsche,gewoon menschelijke dingen hem voorbij gingen, zonder dat zeeenigen indruk op hem maakten. De eerste pasjes zijner kinderen,de eerste tandjes, die uit hun zachtrozig omhulsel naar boven kwa-men, boezemden hem wel belangstelling in, doch waren te gewonegebeurtenisjes, om zijn volle gemoed te beroeren. Vondel leefde ineen te verheven wereld met zijn gedachten, om ook maar eventjes tekunnen afdalen tot het nietige bestaan, een enkele keer misschienuitgezonderd, genoodzaakt door dankbaarheid tegenover vriendenen weldoeners.

1 ) Zie in Werken van J. A. Alberdingk Thijm (ed. Sterck), D. IX, de ge-slachtslijst der familie Vondel. 2) Slechts in een der talrijke schimpdichten,die tegen hem geschreven werden, komt een beschuldiging van kroegloopenvoor. En die zal wel lasterlijk zijn. Zie Unger, dl. 1630-1636, blzn. 359-361.

37

Page 40: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

En waren het geen bovenaardsche dingen, die zijn geest bezighielden, dan boeiden hem de groote historische gebeurtenissen enpersonen van zijn tijd, die hij in onsterfelijke gedichten bezongenheeft. Alléén de dood trok in hem den dichter binnen den kring vanzijn gezin. Dat groote, wondere gebeuren in zijn huis stemde hem totdichten op de kinderen en de vrouw, die hem zoo wreedaardig ineen korte spanne tijds ontrukt werden.In 1632 of 1633 overleed zijn zoontje Constantijn, in 1633 Sara,in 1635 zijn vrouw, met wie hij, op eenige dagen na, 25 jaar ge-trouwd is geweest.Wel snel volgden de slagen elkander op! Constantijn herdenkt dedichter in het beroemd geworden „Kinder-lyck", waarin de kleineengel zijn moeder troost met zijn aangrijpende kinderwoorden:

En ick blinck'er, en ick drinck'er,'t Geen de Schincker alles goetsSchenckt de zielen, die daar krielen,Dertel van veel overvloets. 1)

In het geheele gedichtje staat de bedroefde moeder op den voor-grond. Voor Saertgen schrijft hij een „Uitvaert", waarin hij zijnlief dochtertje beklaagt en ons haar zonnig natuurtje doet begrijpenen liefhebben met de droeve moeders uit de buurt, die om haarschreien, met haar speelnoot, die

•vlocht (toen 't anders niet moght zijn)Een krans van roosmarijn,Ter liefde van heur beste kameraat. 2)

Uit het gedicht blijkt, hoe vurig Vondel zijn Sara heeft beminden hoe hij haar heeft gageslagen bij haar spelletjes, die hij achter-eenvolgens opsomt. ( 3 ) Twee jaar later betreurde hij zijn gade. Hetlijdt geen twijfel, dat dit heengaan den dichter zeer heeft aangegre-pen. Juist de soberheid der woorden, waarmee hij haar herdenkt,die vijf en twintig jaren aan zijn zijde was, bewijst 't.

Marie, al laat ghy my alleen,Uw vriendschap, uw gedienstigheênStaan eeuwigh in mijn hart geschreven.

1 ) Unger, dl. 1630-1636, blz. 109. 2) Unger, dl. 1630-1636, blz. 117. 3) Unger,dl. 1630-1636, blz. 116.

3

Page 41: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Hoe veer lees voeten moghten dwalen,'k Sal derwaart mijn bedruckt gesichtNoch slaan, daar voor het rijsend lichtUw bleecke star ging onderdalen. 1)

Toen Maeiken stierf, was de dichter bezig met een nooit voltooidheldendicht: „C o n s t a n t ij n". Haar dood zal ongetwijfeld voor't grootste deel oorzaak zijn geweest van zijn lusteloosheid, om hetbegonnen werk af te maken, al is het zeker, dat hij toen niet vanplan was zijn arbeid te staken. Zijn smart zal hem aanvankelijkwel verhinderd hebben den moeitevollen arbeid, dien hij wegens't overlijden zijner trouwe, onmisbare huisvrouw onderbroken had,opnieuw aan te vatten. En telkens als hij er later weer aan beginnenwilde, zullen zijn gedachten onwillekeurig zijn afgedwaald naarde gelukkige tijden, waarin hij zijn heldendicht begon te schrijven.Indien men zich de zaak zoo voorstelt, krijgen de mededeelingen vanBrandt 2 ) omtrent zijn gevoelens voor de boeken van „C o n s t a n-t ij n" die al af waren, dunkt mij, meer beteekenis. De dichter konniet meer in de stemming komen, omdat herinneringen aan vroegerhem overrompelden, dan ging hij wat af was nog eens doorlezen,vond allerlei onvolmaakts en ten slotte stond hem het werk tegen.Het is bekend, dat hij het zelf aan stukken gescheurd heeft.Met Anna en Joost bleef de dichter in 1635 als weduwnaar achter,troost zoekend in de beoefening der kunst, waaraan hij zich hadgewijd met zijn geheele ziel, opofferend in latere dagen alles, wathij bezat, voor zijn zoon, dien hij voor schande wilde vrijwaren;vader ten leste op hoogen leeftijd voor zijn kleinkinderen, door huneigen vader in ellende gebracht: 't voorwerp geworden zijner grooteliefde. Want ook twee zijner kleinkinderen herdenkt hij bij hundood. Den zevenden December 1668 stierf Maria, dochter vanVondel's zoon en van diens eerste echtgenoote Aeltje van Bancken;zij stierf in den bloei harer jaren, twintig jaar oud. Vol vurig geloofschenkt Vondel haar in zijn „Uitvaert" aan God terug:

De troost der aengevochte harten,Het beste deel, en hoogste lot.

1 ) Unger, dl. 1630-1636, blz. 146. 2) Zie Brandt's Leven van Vondel, 2e druk,blzn. 60, 61 en de noot op blzn. 60, 61 van Dr. Hoeksma, en Dr. J. te Winkel,De Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde, dl. II, blz. 112.

39

Page 42: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Uit de aardsche ballingschap steeg zij, zegt de dichter, niet weer-houden door de ijdelheden der wereld op

Twee vleugels, ootmoet en gedult,Daer 't eeuwigh Een 't gebrek vervult,En vleesch en geest niet langer kampen.

Haar vriendinnen roept hij toe:

Wat kroontge, opdat uw liefde blijk',Met parle, zilver, en gesteente,En palm, en roosmarijn, het lijk ?0 Speelnoots, dit 's een dor gebeente. l)

Gelaten boog de geloovige man het hoofd voor deze nieuwe beproe-ving, wetend, dat zij haar geluk te gemoet was gegaan. Maar aan-doenlijk klinken toch de woorden van den een-en-tachtigjarige, diezooveel jonge levens zag voorbijgaan:

Zij noode ons met gebeên daer boven. 2)

Den 11den Mei 1 .670 overleed zijn jongste kleinkind op vijftien-jarigen leeftijd. Bij diens overlijden dichtte hij 't klassieke graf-schrift:

Gun Willem van den Vond el rust.Dees jonge bloem verging met lust,En liet den grafworm luttel spys.De ziel zocht Godt in 't Paradys. 3)

In lange klachten heeft Vondel zijn leed nimmer geuit. Of hij daar-om minder smart heeft gevoeld dan anderen...... ik geloof het niet.In weinig gedichten bezingt hij de zijnen...... of hij hen daaromminder lief had dan andere echtgenooten en vaders...... In zijn harthield hij zijn grootste vreugd en smart verborgen, omdat ze zichniet lieten uiten. Alléén de dood dreef hem tot uiting, die een her-denking was. Met en voor de zijnen heeft hij geleefd en al zegt hijdat niet in zijn gedichten, zijn daden tegenover zijn zoon en eenzijner kleinzonen, 4 ) die naamgenooten waren, bewijzen het ons,zijn karakter en hart zijn er borg voor.

ANDRÉ SCHILLINGS.

1 ) Unger, dl. 1667-1671, blz. 79. 2) id., blz. 79. 3) id., blz. 253. 4) Zie Brandt'sLeven van Vondel, blz. 119 en de Werken van A. Thijm, dl. IX, blzn. 247-258.Aanteekening: Naar aanleiding van noot 1 op blz. 1 verwijs ik nog naarDr. P. Leendertz Jr., Het Leven van Vondel, blz. 40. Zoolang er geen anderebewijzen voor het tegendeel gevonden worden, blijf ik echter Anna voor hetoudste kind houden.

40

Page 43: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

DE ST. GEERTEN MINNE.

De drank van St. Geerten Minne behoorde in de Middeleeuwen totde plichtplegingen van het afscheid-nemen.Balthazar Huydecoper heeft ons in zijn aanteekeningen op de„Rijmkroniek" van Melis Stoke een en ander meegedeeld over ditgebruik.De dronk van St. Geerten Minne was niet alleen gebruikelijk in deNederlanden maar ook elders. Molanus getuigt, dat St. Geertruidniet slechts in Brabant, doch ook in andere streken bekend geweestis. De Hoogduitsche herbergiers plachten vanouds den reizigers,die zij het gelag dubbel hadden laten betalen, bij het afscheid-nemen een goede reis toe te wenschen, en hierbij brachten zij hundan den dronk van St. Geerten Minne toe. De H. Gertrudis gold dustoen ook in Duitschland voor de beschermheilige der reizigers.Deze manier van voordranken was overigens heel gewoon onder deNoordsche volken. Bij de Scandinaviërs had zij plaats, als men Odinbad om de overwinning of om uitbreiding van gebied, als men Niórden Freya aanriep om een voorspoedigen oogst en vrede. Doorgaansbeloofde men bij het instellen van den eersten beker een heldenstukte verrichten, maar het gebeurde vaker, dat men den volgendenmorgen zijn belofte van den vorigen avond vergeten was.Zoo wordt een afschuwelijke geschiedenis verhaald uit den tijd, toende heidensche Noormannen hun beruchte tochten ondernamen onderleiding hunner vikingen en zeekoningen.In het jaar 551 was Zweden onder acht koningen verdeeld. Eendezer, Ingialdus, koning van Upsala, liet, bij gelegenheid dat hijbezit zou nemen van den troon zijns vaders, een schitterenden maal-tijd aanrichten in zijn nieuw paleis. Hierin waren, behalve zijn eigenzetel, nog zeven andere tronen geplaatst voor de andere koningen,die ten disch waren genoodigd. Zij verschenen allen, behalve één.Naar 's lands gebruik ging Ingialdus aan den voet van zijn troonzitten, wachtende, totdat hem de beker, een groote hoorn, gebrachtwerd, welke ter eere van Bragi moest worden geledigd. Bij diendronk verbond hij zich plechtig de grenzen des rijks naar alle kantenuit te breiden. En om nu zijn woord gestand te doen, liet de wreed-aard nog dienzelfden avond, terwijl zijne gasten brasten aan denwijn, het nieuwe paleis in brand steken en doodslaan wie poogdente ontvluchten. Op die manier schoof hij zich zes koningen, waar-onder zijn schoonvader, van den hals en nam bezit van hun rijken.

41

Page 44: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

1)

Dat de St. Geerten Minne ooit een kerkelijk gebruik is geweest, valt,voorzoover ik weet, tot nu toe niet te bewijzen; evenmin dat ze eenverkerstening is van den Noordschen offerdronk, hoewel de H.Geertruid in het volksgeloof wel trekken gemeen heeft met de Ger-maansche doodsgodin Freya, later uit het Wanenrijk overgebrachtnaar dat der Asen en als opperste der Walkuren vereerd. Ook vol-gens Prof. Dr. J. Schrijnen bleef de St. Geerten Minnedronk eenvolksgebruik, meer niet.Ter verklaring van den christelijken dronk wordt wel een legendeverhaald van de H. Gertrudis, dochter van den Frankischen hof-meier Pepijn van Landen, die na den dood haars vaders den sluierzou aangenomen hebben en later abdisse werd van een klooster teNivelles, waarom men den dronk te harer eere ook wel betitelt alsdien van de schaal van Nivelles. Ter plaatse, waar thans Geertrui-denberg ligt, naar haar genoemd, zou zij in de 7de eeuw een kapelhebben gesticht. Ook in verschillende plaatsen van Limburg werdde heilige kerkpatrones.Indertijd heeft Jos. Alberdingk Thijm in Welter's werk over deLimburgsche legenden het Gertrudis-verhaal naverteld. Wij zullenechter den tekst volgen van Willem van Hildegaersberch, omstreeks1350 te Hildegaersberch bij Rotterdam geboren, een sprookspreker,die dikwijls optrad aan het grafelijk hof van Holland. 1)

Toen St. Leertrui zich te Nivelles in het klooster begeven had, tracht-te een ridder, dien zij vroeger had bemind, opnieuw hare liefde teverwerven. Maar

Die joncfrou die liet haer ghenoeghenMitten ghenen die si minde.Al wast dat haer die ridder sinde (1 i e f h a d),Van hem en minde sy groet noch cleen.Si minde Jhesum van NazareneEnde Marien, synre moeder,Daer toe Sint Jan, die haer behoederWas, doe sy haer kint sach hanghen (Jezus aan het kruis).Mit sulker minne was si bevanghen,Sinte Gheertruut, deze joncfrou,Ende op Sint Jan badsi haer trouwe (v e r t r o u w e n)Naest Gode ten voersten al gheset.Si en gheloefde nyemant bet (b e t e r)Dan Sint Jan Evangelist,

Tekst volgens Clignett. Interpunctie en verklaringen van ondergeteekende.

42

Page 45: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Omdat hi meer van Gode wistDan enich sanct of martelaerOff Apostel, weet voerwaer.

Hier om selmen ymmermeer (s teed s)Sint Jan ende haer te gader noemen,Dat elc moet varen ende comenIn haer gheleyde sekerlijck.

Uit deze laatste regels blijkt, dat de St. Jans Minne reeds ouder isdan de 15de eeuw, toen deze dronk ook als kerkelijk gebruik in zwangkwam. Waarom het dwaas is te beweren, dat de St. Jans Minneontstaan zou zijn, doordat de St. Geerten Minne in discrediet wasgeraakt, omdat ze ook door verraders gedronken was.De ridder wilde echter de vriendschap der maagd niet derven. Hijliet van alles doen voor het convent en verwierf zich zoo de gene-genheid der kloosterlingen, van wie niemand bevroedde, waaromhij zich zulke offers getroostte. Gul bleef hij giften schenken, zoozelfs dat hij tot armoede verviel en zijn hoogen stand niet meernaar behooren kon ophouden.Toen verscheen hem de duivel en bood hem zijn diensten aan. Deridder vertrouwde echter den vreemden gast niet:

Maer ic wil ymmer weten, hoeIc dat soude verdienen moghen,Dat ghi mi holpt uut minen doghen (le e d),Ooc wye ghy sijt of waen di coomt.Moechdi mi helpen, dat mi vroomt (b a a t),Ic wil al doen, dat ghi mi hiet (beveelt),Oock wat dat mijns daer nae ghesciet (wat ook mij later overkome).

Dat was den satan naar het hart gesproken. Hij draalde dan ookniet met een antwoord.„Van stonden af zult ge in genoegen leven", beloofde hij den be-rooiden edelman, „indien gij slechts doen wilt, wat ik van u verlang.Ik zal u goederen verschaffen naar believen en gij zult van zorgenbevrijd zijn, zoolang gij zelf verkiest. Is die tijd echter verstreken,dan zal ik u hier ontbieden en gij dient onmiddellijk te komen. Wantik ben een geest der hel".Bij die laatste woorden schrok de ridder. Het werd hem bang temoede. Maar de gedachte aan zijn ellendigen staat en het vooruit-

43

Page 46: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

zicht van rijkdom en macht deden spoedig de aarzeling wijken envoor dén prijs van zeven voorspoedige levensjaren stelde hij zich terbeschikking van den booze en bezegelde met zijn bloed den brief,dien hem de satan ter hand stelde.Hij kreeg nu wat hij begeerde en wenschen kon op aarde.De jonkvrouw, om wie hij de snoode daad had volbracht, leefdeechter achter de kloostermuren zoo heilig, dat God haar openbaar-de, hoe de booze met vuige list den ridder had bedrogen en ten valgebracht. Zij wilde nog pogen hem te redden, wijl hij haar vroegersteeds trouw gediend had.De zeven jaren waren bijna verstreken en voor den edelman brakhet noodlottig tijdstip aan, waarop de satan zijn ziel zou komenopeischen voor de hel. Nog slechts twee maanden restten hem vanden kostharen tijd en dan zou hij het dure gelag moeten betalen,waartoe hij zich verbonden had. Bitter kwelde shem die gedachte enals een spookbeeld begon zij hem te vervolgen overal.Wie zou nog iets te zijnen gunste kunnen doen?Hij werd afkeerig van alle vermaak en schuwde verwanten en vrien-den, op wier gezelschap hij anders zooveel prijs gesteld had.Alvorens heen te gaan naar de plaats, waar hem de duivel beschei-den had, riep hij de kloosterlingen nog eens allen te zamen voor zijnafscheidsmaal. Niemand zou hem van den voorgenomen tocht mogenterughouden, had hij te kennen gegeven.Opdat hij nu Code bevolen reizen zou, brachten allen een heildronkop hem uit en riepen Gods bescherming over hem af.

Mar als hi Sinte Gheertruden sach,Die hem soo swaer op therte lach,Doe wederseide hi haren dranck.„Ic hebs ghenoech, ic weets u danck",Sprac die ridder. „Ic wil voort".Sinte Gheertruut die seide.: „Hoort,Drinct doch om die minne van my (ter gedachtenis vanEnde den vrienscap al daer byDes apostels Sinte Johan,Dat u gheleide die heilighe man.

Toen dronk de ridder, en dat was zijn geluk. Hij begaf zich naar deafgesproken plaats, waar hem de booze geest verscheen, aan wienhij zeven jaren geleden ziel en lijf had verpand. De satan bleek nietheel tevreden over 's ridders gedrag en sprak tot hem:

m ij),

44

Page 47: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Du dronckste nu, dats waerhede,Om haerre minne, die mi soe ledeHeeft ghedaen al desen tijt.Ganck van mi, ic schelde di quijt.Dat moet ic doen bi haer bedwange (door haar gedwongen),Ende al wilde ic dienen noch so langhe,Cost ende arbeit waer verloren,Al hadstu hulde mi ghesworen,Beyde mit herte ende mit sinne,Droncstu om Sinte Gheertruden minne,Als ghi deelt, tot uwen vromen (t ot uw v o o r d e e l),Soe waer myn macht al benomen,Dat ic di niet en mochte verladen (1 astig v a 11 e n).Du en selte mi niet meer schadenMit haerre minne, cleyn off groot,Die di opt leste drincken boot,Om sine vrienscap, die di heeft lieff,Hout hier weder desen brieff,Daer dijn sekerheide an staet.

De ridder stond versteld over die onverhoopte uitkomst. Hij beslootvoortaan God te dienen als kloosterling, nadat hij al zijne bezittingenhad weggeschonken aan magen, vrienden en armen. Hij stierf alseen boetvaardig zondaar.Dus, besluit de dichter:

Hierom drinct al sint Jans gheleide,Eer deen al vanden anderen scheide,Als ghi enighe reyse bestaet,Daer toe haer minne al onversmaet,Die Sinte Gheertruut was gheheten.Ende opdat wy haer minne ghenieten,So willen wise alle drincken gaern,Ist op die straete of in taveern,Ende onsen vrienden schencken weder.

Zeer bekend is de St. Geerten Minne, door den Hollandschen graafFloris V. gedronken met Gijsbrecht van Aemstel, toen deze edelmanzijn heer ging verraden buiten Utrecht.Melis Stoke vertelt ervan (B. IV, vs. 1422 vlgg.) :

De Grave ne bleef niet stille.Hi seyde: „Heer Ghisebrecht, hier inne (met dezen beker)Sal ic u sinte Gherden minneGeven, eer wi hene riden".Men brochte wijn ten selven tiden.

45

Page 48: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

De Grave biet scinken den wijnEn seide: „Drinct vander hant mijnSinte Gherden minne, en vaert wel".Doe nam de verrader felDen wijn van des Graven hantEn keerde hem omme te hant (keerde zich aanstonds om)En seide: „God hoed u! ic ga varen".

Twijfelachtig mag het heeten, of de St. Geerten Minne in deze lan-den ook gebruikelijk was op gastmalen en bij andere gelegenheden.Het volk dacht bij dit soort dronken niet meer aan het heidenschbegrip van offerdronk, zoodat hier van een verkerstening van hei-densche gebruiken niet gesproken kan worden voor ons land.

Dr. H. H. KNIPPENBERG.a a a

DE BLOEIENDE BONGERD.

Bloemlezing door Dr. W. C. Rengers Hora Siccama enHerman Poort. Dl. I, 2e druk.

'n Bloemlezing met nieuwe opvatting, nieuwe methode. Maar die ikniet geschikt acht voor onze leerlingen.Hoe niet-Roomschen daar over denken, dat is voor hun rekening.Wij geven onzen leerlingen zoo'n boek liever niet in handen. Ommeerdere redenen. Eerstens om de minne-poëzie, waartegen OnsEigen Blad al heeft gewaarschuwd. Tweedens om stukken, als: D eV a d e r, om dat denken en doen van die jonge moeder, om dietroosteloosheid van zoo'n leven; — als: Haar Nieuwe Wi n-t e r h oe d, met zijn brutaliteit en opstandigheid tegen het ouderlijkgezag; — als: 't Fragment uit „F r e u l e k e n" met dat ge-sprek op 't eind tusschen Iman en Miebetje. Derdens om het mate-rialisme dat overal tusschen de regels door komt gluren. Voor deleeraars zelf is er veel uit te leeren, vooral voor de methode; voor debehandeling van de schoonheid in de literatuur, voor de behande-ling van de woordkunst in de klas. De stoffen waarover men kenniswil bijbrengen zijn vele. Hier zijn ze: Het bestudeeren van literatuur.De Taal van den- kunstenaar. — Proza en Poëzie. Bizondere zeg-ging. Rhythme. Beeldspraak. -- Echte en onechte poezie. Dichterlijkeonderwerpen. Dichterlijke Taal. Gemeenplaatsen. Rhythme-loosheid.Valsche Beeldspraak. — Het Proza. De kunst van den Proza-schrij-ver. Objectiveering. Fantasie en werkelijkheid. Romantiek en Realis-

46

Page 49: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

me. Verhaal. Milieu-schildering. Gesprek. Betoog. Critiek. -- HetDrama. De Dialoog en de harmonische Ontwikkeling. De Tooneel-schrijver en de Dichter. Drama's in verzen. De Kunstenaar en deMaatschappij. — Dus 'n klank van titels als van een klokkenspel.Maar nu moet men zich daardoor niet van de wijs laten brengen. Aldeze onderwerpen zijn besproken op amper veertig bladzijden. Heelkort dus. Evenwel nog lang genoeg om er heel wat onwaarheden inte vlechten. Of eigenlijk loopt er maar één verkeerde rank door:'t materialisme. Al 't verkeerde in deze bloemlezing zijn daar scheu-ten van. Voor de leeraars die dat boek tot eigen leering met nutkunnen doorwerken, wil ik even op die verkeerde dingen wijzen.Als bladzij 1 gezegd wordt dat „dit boek de Schoonheid wil leerenkennen", dan wordt bedoeld óf de uiterlijke èn innerlijke schoonheid,—maar dan heeft men zijn doel niet bereikt; — of alleen de uiter-lijke schoonheid, en dan is dit boek de vervulling van de belofte.Want voor deze auteurs schijnt er maar één schoonheid te zijn, dievan den uiterlijken vorm. En als logische gevolgtrekking uit ditbeginsel staat een paar regels verder, dat de beroering in ons ge-wekt door Hollandsche weiden, opgaan der maan, dalen der zon inzee, de beste en gelukkigste oogenblikken van ons leven zijn, 'nbewering, waardoorheen aanstonds het vooze van het beginsel tezien is.De volgende bladzij, de tweede, wordt beweerd, dat de kunstenaare n k e 1-e n-a 11 e e n, en dat drukken ze zelf schuin, werk maakt omde Schoonheid.Maar zijn dan de Gotieke kerken, om maar iets te noemen, enkel-en-alleen om de schoonheid neergezet in ranke lijnen en rijzige vaartnaar den hemel? Heeft Ruusbroec zijn proza enkel-en-alleen ge-schreven om de schoonheid? Schreef Mande, door Acquoy zelfs onzegrootste prozateur genoemd, zijn ascetische werken enkel-en-alleenom de schoonheid? Kom nu.

De bewering op weer een bladzij verder, bladzij drie, dat er in deliteratuur nooit iets met onaantastbare zekerheid te bewijzen is,hebben de auteurs zeker, overgenomen uit de kritiek van Van Eeden,waarvoor ze ondanks de vele dolle beweringen die er in staan, tochgraag een bladzij of elf, plus mooi uitgevoerd portret over hadden.Die zegt immers letterlijk: „Men kan niet bewijzen dat iets mooi is".Als reden wordt aangegeven dat het bestudeeren van literatuur detaak is van het g e v o e 1. Zeker, goeddeels wel. Maar 't verstand

47

Page 50: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

houdt ook z'n part. En zou Van Deyssel, Kloos en heel de bent vanmoderne critici niet volgens algemeene wetten beslist hebben, watleelijk of mooi was.

Als Van Deyssel in zijn beroemde kritiek op Netscher zegt, dat mennooit de fantazie van de fantazie mag geven, erkent hij dan daarmeeeen algemeene wet? Als -hij in datzelfde artikel, van den heer Net-scher en alle literatuur-kritici eischt — en de auteurs van De Bloeien-de Bongerd zullen 't daar wel mee eens zijn — dat ze moeten latenz i e n, waarom dit of dat geen kunst is, erkent hij dan het verstandniet bij de studie van de literatuur, geeft hij dan niet zijdelings toedat er wetten en regels bestaan, volgens welke 'n werk mooi of niet-mooi is?Weer een bladzij verder, we zijn al op bladzij vier, wordt gezegd, endat wordt blz. 149 en 196 nog eens herhaald, dat de stof volstrektgeen invloed op de kunst heeft, dat een dichter dus alles wat hijmaar wil tot onderwerp van zijn poëzie mag maken. Maar zijn inhouden vorm dan niet één, is de val van het menschdom of die van Luciferen de andere engelen uit zijn aard niet meer geschikt om sterker endieper te ontroeren dan een knus koffiekannetje, en zijn er dan voordeze auteurs geen onderwerpen, zóó stootend, zóó walgelijk, dat zeal 't schoonheidsgevoel vertroebelen of verdringen móéten, dat ergeen kunstgevoel aan beleefd kan worden. Ik meen, dat men doorde reactie tegen de dichterlijke onderwerpen aan de overzij in 't rietstuurde.Over den oorsprong van de taal wordt iets heel moois te berde ge-bracht. Met koddige konklusies, als: voordat de klanken van denmensch, uitgestooten om zich te uiten zooals de dieren dat deden,een vaste beteekenis gekregen hadden, waren die echt en mooi. Toendie een vaste beteekenis kregen, ging het echte en mooie daarmeeverloren.Uitingen als : „het is in de macht der schoonheid den mensch beteren gelukkiger te maken; door haar wordt ons leven rijker en dieper",en meer dergelijke in dit boek, zouden op zich zelf door ons kunnenaanvaard worden, maar in verband van dit heele werk is dat op tevatten als beter en gelukkiger voor dit leven alléén, en wie er nietop verdacht is, wordt door de auteurs een eind in die richting mee-genomen, onbewust, omdat men dikwijls nog onder de bekoring zitvan de mooie beschouwingen en opmerkingen over literatuur enschoonheid vlak te voren gemaakt.Want daar zijn ook veel móóie din-

48

Page 51: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

gen in dit boek. Zoo b.v. over beeldspraak, dichterlijke taal, rhythme,valsche beeldspraak, en nog veel meer. Maar van een boek dat zooprettig aandoet, dat je zoo aanstonds te pakken heeft, waar zooveelmooie en rake opmerkingen instaan, dat zich zoo zonder eenige pre-tentie aandient, theoretische beschouwingen ten beste geeft, waar-aan de auteurs „geenszins een bizondere waarde wenschen gehechtte zien", „waarmede men het niet behoeft eens te zijn", van zoo'nboek diende wel bizonder de kwade zijde aangewezen te worden, temeer daar er zoo'n groote lof over dit boek geweest is.Wat nu den Zen druk in 't bizonder betreft, daar zijn geen aanmer-kelijke veranderingen in aangebracht. Alleen is hier en daar eenzinnetje geschrapt of bijgevoegd in de aesthetische beschouwingen,en in de verzen zijn de „mooie" of „leelijke" regels niet meer gespa-tieerd. Het oordeel daarover wordt aan den leeraar overgelaten.Tot slot: hoe we boeken als dit te gebruiken hebben, hebben onsRoomschen de Vaders en Kerkleeraars geleerd; die van de heiden-sche schrijvers enkel maar gebruikten, wat dienen kon tot glorie englans van 't eigen Roomsche leven.

P. MAXI MI LI ANUS,

Mind. Kapucijn.0 0 0

STEMMEN VAN VERRE EN DICHTE BIJ.

Door J. L. Hors te n. IVe Deeltje. Elektriese Drukkerij van hetR. K. Jongensweeshuis. Tilburg.

Dit deeltje, — de eerste drie werden besproken in dit TijdschriftJrg. III, bl. 72-77 — wil een onmiddellijke illustratie zijn bij deliteratuurlessen van den slappen tijd in onze letterkunde, met deeven gevolgde kleine stijging, van 1700-1830. Van de vooruit-springende personen uit dezen tijd zijn enkele karakteristieke pro-dukten gegeven, met een beknopt degelijk inleidinkje. Op rekeningvan den oorlog staat, dat de Zuid-Nederlandsche literatuur niet ver-tegenwoordigd is en de katholieke lektuur alzoo beperkt bleef totdie van Wellekens.De scha, die overigens niet zoo groot is, zal echter wel worden inge-haald voor de serie kompleet is, hopen we. Ook dit deeltje zal denleeraar weer welkom zijn. Als hij 't tenminste in zijn lessen niet laatblijven bij bespreking van de geschiedenis van de letterkunde en niettot de produkten komt. Iets, wat op sommige inrichtingen van onder-

49

Page 52: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

wijs niet heelemaal denkbeeldig is. En toch, ik meen dat 't zaak is,dat de leeraar samen met zijn leerlingen de produkten van een schrij-ver eens aanziet; 'n karakteristiek stuk; daaraan laat zien wat dedichter was. Dan kunnen de leerlingen tot inzicht komen en blijft't geleerde bij. Om zoo dit tijdvak van onze literatuur te doceerenzal dit deeltje goede diensten kunnen bewijzen.

P. MAXIMILIANUS,Mind. Kapuc.

El a a

BLOEMENAMEN.

Onderstaande staat te lezen in F 1 o r a 1 i a, geïllustreerd Weekbladvoor Tuinbouw, no. 22, 1 Junie 1917.

Tuinbouwcursus onder leiding van P. B ij h o u w e r, Tweede jaar,XXII. Latijnsche plantennamen.

„Ik lees en sprak graag over bloemen en planten, ik verzorg ze met„liefde, maar kom me asjeblieft niet met die Latijnsche namen aan",„is de verzuchting van me

{nig plantenliefhebber of tuineigenaar. En

„veel tuinknechts, tuinbazen en kweekers sukkelen ook steeds met die„namen. Toch stemmen allen toe, dat die voor een goede onderschei-„ding van 't reusachtig aantal gekweekte planten onmisbaar zijn. En„niet iedereen is er zoo kalm onder als de Aalsmeersche kooplieden„aan de markt, die aan sommige namen heel handig een draai weten„te geven, waardoor het moeilijke Latijn gewoner en eenvoudiger„lijkt; zoo is de C r a s s u 1 a door hen verdoopt in K rasse 1 a a r,„de Campanula in Kapelaan, de Ophiopogon inHokumpokum".

Naar aanleiding hiervan vraag ik of er geen mensen zijn, met 'n goed oor en'n goeie praatmond, die eens willen onderzoeken naar zulke bloeme- enplantenamen op de bloemmarkten, vooral te Amsterdam, Aalsmeer en Elst;en als't geen oorlog was, ook te Gent in België.. H. M.

50

Page 53: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs
Page 54: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs
Page 55: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

DE BERUCHTE VERZEN IN VONDEL'S „HENRICUSDE GROOTE".

In Mei 1610 was Hendrik IV, koning van Frankrijk door FrancoisRavaillac te Parijs vermoord. Vondel die de Franse koning hoogvereerde — immers Hendrik de Grote had aan zijn land de gods-dienstvrede en de rust teruggegeven — zingt voor diens nagedach-tenis zijn eerste grote gedicht in de „heldentoon". Plechtig is hetopschrift Wtvaert en treurdicht van Henricus deGroote, Koningh van Vrankryck en Navarre; plech-tig opgeschroefd de aanhef.

Wel-aan mijn Zang-Goddin, t'is tijd dat wy aenvangenTe stellen op't Toneel, al zijn wij plomp en grof,Het droevigh Treurspel van't Parisiaansche hof,Waarom de tranen noch bepeerlen onse wangen.

Er staan in dit hoogdoende nog al onbeholpen gedicht toch ookverzen, waarover Vondel zich later niet heeft te schamen. Kon devierde regel er niet een zijn van Jozef in D o t h a n? Dat iedichter was, laat immers ook het jaar te voren ons al voelen in diegave klinkerd Op het twaelfj arige Bestandt met'npaarheel mooie regels. Maar toch, zijn „Henricus de Groote" is vanveel meer belang voor 't karakter van Vondel en 't karakter van zijnvijanden, dan om zijn kunstwaarde.Bekend is, dat in sommige uitgaven vier beruchte strofen staan,die echter niet van Vondel zijn, zoals ik hoop aan te tonen, en dietoch meermalen hem worden opgedrongen, zelfs o.a. door J. Alber-dingk Thijm. De zestien verzen vallen uit in grimmige scheldwoor-den tegen de Katolieke Kerk, op 'n manier die de verwoedste ketterniet zou verbeteren. Ik geef ze hier, met 'n paar strofen ervoor, omde noodzakelike samenhang (vs. 193-200, daarna de 4 strofen).

0 snoode Ravaillac ! God zal hier namaels eyssenVan u (die Jean Castel, la Barre en Biron volght 1)

195 Welck Acherontis poel, en Styx heeft op gegolght)Het dier vergoten bloet met een gekromde zegssen.Eylaas ! ghy moort u Ziele in droefheyt, en ellenden,Met 's Coninx sterflijck lijf te maaijen in het graf,En moet hier evenwel door d'alderwreetste straf

200 Treurspeligh dynen tijt met 's Coninx eynd volenden.

1 ) Vrs. 194. Mannen die vroeger 'n aanslag pleegden of beraamden tegenkoning Hendrik.

51

Page 56: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Hoe lange suldy noch den hoogsten Rechter tergenGy Babylonsche Hoer ? die in de weerelt zaayt't Vermaledyde zaat, waarvan men eyndlijck maaytDees vruchten. ó den val ! genaact u Zeven-bergen.De waarheyt schuyft alsins de breê Gordijnen open,Waerachter gy boeleert met dynen Helschen boel:Afgodisch knielt niet meer voor haren hoogen stoel;Doet eens u oogen op, gij Vorsten van Europen.Siet hoe sy hare schaamt met een onnut gewevenEn ydel spinne-web, noch te bedecken tracht,Wat Monsters sy in't licht der Sonnen heeft gebracht,En hoe heur beelde Christ gelijckt als doot en leven.d'Onvastigheyt aanschouwt van hare Kerck-pylaren,Welck dreygen al van selfs te vallen onder voet,Heur Evangeli-boeck, bezegelt met het bloetDer Moorders welck sy noemt heur heyl'ge Martelaren.

De eerste acht van de aanhaling zijn dus van Vondel, maar 't isnog lang geen Vondel; onmogelike verbeeldingen en grote woorden.Maar nu de andere, zijn die nu echt of niet van de 23-jarige dichter?Laten we eerst kijken, waar we die regels niet vinden, en waar wel.1. De oudst bekende uitgaaf van het gedicht is die van 1622. Indat jaar gaf Vondel de twede druk van zijn Gulden Winckel, onderde tietel: „De vernieuwde Gulden Winckel"; en daar-achter het treurdicht van Hendrik IV, met et opschrift, zoals ik dathierboven heb opgegeven. Het boek is verschenen t'A m s t e r d a m.Voor Dirck Pietersz.2. In de bundel uitgegeven in 1650 onder de tietel van J. v. V o n-del's Poëzy of Verscheide Gedichten, 1 ) neemt Vondelzijn Uit v a er t weer op, en zet er boven Treurdicht (enz.)Van deze bundel zijn twee nadrukken gemaakt te Leeuwarden (1651en 1658) die geheel dezelfde gedichten hebben opgenomen (de laat-ste vermeerderd met De P a r n as a en de Bel t)

Dit zijn de enige uitgaven door Vondel zelf of onder zijn toezichtbezorgd, die we uit Vondel's eigen tijd kennen, en in geen vana 11 e staan de vier bedoelde strofen. En al aanstonds hebben wedit besluit : dus ook de Protestantse Vondel van 1622 erkent ze niet.Behalve deze uitgaven kennen we nog één andere uit zijn tijd, diedoor 'n v ij a n d van Vondel de wereld is ingestuurd, en wel door

1 ) Deze bundel is de twede druk van Von d e l's P o e s y van 1644, maar numet enige oude r y m en vermeerderd ; hierover zie verder in dit opstel.

52

Page 57: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

de ongenoemde, tekenend P., in de twede druk van de bundel, dieheette: Joost van Vondel's Poesy, Het tweede deel,verschenen in 1647, en opnieuw in de der de druk van 1660, enhier staan de 16 verzen w e 1 in. Echter niet in de eerste druk vandeze bundel, ook in 1647 verschenen maar z o n der „Henricus".

Dit twede deel, dat hoogstwaarschijnlik door de jonge OeraerdtBrandt is bezorgd, later Vondel's vriend en levensbeschrijver, spreektzijn enig doel, Vondel hatelik te zijn, overduidelik uit in de hatendeVoor-reden. Vondel was Rooms geworden en zo diep Rooms, endaarom wilden zijn vijanden hem zijn zogenaamde anti-Roomseverzen onder de neus duwen.Toch was dit niet de eerste keer, dat de 16 verzen tegen Vondelwerden uitgespeeld, wel de eerste maal dat ze i n 't gedicht wareningeschoven. Wat was er gebeurd?Vondel had in zijn A1taergeheimnissen zijn diepe liefdevoor Christus' Altaargeheim uitgezongen, als de krachtigste enklaarste uiting van zijn katolieke wezen. En dat stak Jacob Wester-baen, de vinnige Remonstrant te pijnlik in zijn zenuwen, en hijsmeet Vondel 'n vinnig schimpdicht in 't gezicht, om zijn woede teluchten tegen de man, die zo kloek en zo fier zijn katoliek geloofdorst belijden, omdat het „op 's harten grond leit". Westerbaen be-tietelde zijn schimp : „K r a c h t des G e 1 o o f s van den voor-tref f elijcken ende vermaerden Nederduytschen Poeët Joost van Von-delen, te speuren in de Altaer-gehevmenissen, Bij sijne E., ontvou-wen in drie Boecken etc. Tot Schiedam. In de oude Druckerije. Hijzou laten zien hoe zwak dat krachtige geloof van Vondel was, als'n huis gebouwd op de mulle zandgrond, blootgesteld aan de weg-spoelende golven. Vondel wordt bespot, dat hij telkens van geloofverandert; eerst was hij Menist, toen is hij gekomen onder de „ver-worpe Arminianen"; en... nu haalt Westerbaen gedeeltes aan uit de16 verzen van ,,Henricus" (hier gespatieerd; hij zelf kursiveert ze) :

Doch deese man kon't daer niet eeuwigh houwen,Verliet de Kerck die hy had helpen bouwenEn liet zich van de Roomsche nu bekoorenVoor B a b e l s hoer gescholden van te voren,Die hy wel eer den hemel schreef te tergenEn dreygde met den val van Seven-bergen.De waerheydt schoof de bree gordynen open,Hier lag de Bruydt, niet achter dees bekroopen

53

Page 58: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Van h e 1 s c h en Bo e 1, gelijck by plach te karmen,Maer vast omhelst in haerder Bruy'goms armen.Nu kan hy, die het al met reden wickteEn eertijdts schier aen magre muggens stickte,Door het geloof een Oliphant verschocken 1).

Achter de K r a c h t des G el o o f s nu vinden we voor de eerstemaal die 16 verzen, maar a f z o n d er 1 i k zonder dat er verderiets van het gehele gedicht wordt gegeven. En nog twee keer wordenze achter de K r a c h t des G e 1 o o f s later afgedrukt, in V e r-scheyde Nederduytsche gedichten (1651 en 2e druk1659), in de uitgaven van Westerbaen's gedichten 1657 en 1672niet meer. Ze worden ingeleid door de volgende woorden:„Copye Van eenige Veersen, bij de E. Heer Joost van den Vondelvoor delen uitgegeven, ende gebracht in een gedicht dat hij ge-maeckt heeft op de Doodt van Koning Henrick de Groote".

Nu is de vraag, is Westerbaen de eerste, die dit stelletje verzen opVondel's naam liet zetten?Zijn „Kracht des Geloofs" in de eerste (a f z on der lik e) uit-gave draagt geen jaartal, maar er zijn zeer grondhoudende redenen,om die uitgave te plaatsen vóór de tijd, dat de twede druk van hetzogenoemde twede deel van Vondel's Poesy is uitgekomen, waarinwe ook die Babilonse scheldverzen hebben aangetroffen.Vooreerst De Kracht des 0 e l o of s is bedoeld als schimp te-gen Vondel (eerste gedeelte) en als weerlegging van zijn A 1 t a e r-g eh e i m n i s s e n. Dit gedicht van Vondel is verschenen in 1645.En we kennen Westerbaen als 'n heet gestookt man. Nauweliks komter wat uit van Vondel, dat Westerbaen niet bevalt, omdat et te Roomsis of om wat anders, of hij er met 'n vaartje tegen in. Dat ie dushier meer dan twee jaar zou gewacht hebben, is onmogelik aan tenemen; zulke dingen hebben alleen smaak voor de liefhebbers, alsze beet van 't vuur komen.Maar we hebben daarenboven 'n bibliografies bewijs uit Wes-terbaen's eigen tijd. Toen de boekverkoper...... van dit vijandigetwede deeltje Vondel's Poesy van 1647, dat boekje in nieuwederde druk ging verspreiden in 1660, — deze keer zeker niet methulp van Geraerdt Brandt, heeft hij in zijn „Den drukker aan den

1) T. a. pl. blz. 5 ; in de latere uitgaven staan de hier gespatieerde verzengekursiveerd. (Dl. I, 1672) blz. 581-582.

54

Page 59: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

lezer" duidelik Westerbaen aangewezen als de man, die ze tegenVondel had uitgespeeld. We lezen daar als volgt:,,......dat zich de Lezer lichtelijk zal verwonderen, in 't begin vanhetzelve, eenige, en misschien al niet 1 ) weinige, gedichten te zien,die in het eerste deel der Poëzy, zoo als het bij Vondel zelf is uit-gegeven 2 ) gevonden worden; de rede is, omdat in 't merendeel der-zelve zoo hier en daar, eenige geen geringe verandering bij denAutheur is gemaakt: als bij voorbeeld, in het Treurdicht van Hen-drik de Vierde, Koning van Vrankrijk en Navarre, zooals het denAutheur jongst bij 't gemelde werk heeft ingevlijd, worden bevon-den uitgelaten te zijn deze geheele aan een volgende zestien vaar-zen, beginnende.

Hoe lange zuldi noch den hoogsten Rechter tergenGij Babilonsche hoer etc.

Welke de Heer van Brandwijk 3 ) t' eeniger tijd tegen Vondel heeft

doen dienen; waar mede door verloop van tijd het werk van gemeldeheer van Brandwijk, voor qualijk toegepast, of t' onrecht aange-tegen, zouw kunnen genomen worden".Hier staat dus letterlik, dat men er W ester b a en op zou aan-kijken, als die verzen niet echt zijn. H ij heeft ze doen dienen tegenVondel; en er wordt niet gezegd, dat de uitgever van het 2e deel(2e druk) in 1647 dat gedaan had, hoewel ze daar ook staan.Dit wordt ten slotte bevestigd door het klaar te ziene feit, dat achterde K r a c h t des Gel o o f s te lezen staat: „gevonden aen denuitgever van het Tweede deel van Vondel's Poëzy". Hier erkent dusWesterbaen, dat de bezorger van Vondel's Poësy 2e deel, die be-ruchte verzen van hem zelf gekregen heeft. Opnieuw wordt datherhaald in (1651 en 1659). V er s c h. Ned. Ged.Ik geloof dus met volle recht te mogen besluiten, dat Westerbaen deeigenlike man is, die deze verzen het eerst tegen Vondel in de wereldheeft gebracht. Heeft hij ze daarom ook zelf gemaakt?Eerst moeten we gaan zien, waarom wij be. hoorlike zekerheid heb-ben, dat ze in geen geval van Vondel zijn.In Vondel's Leven, spreekt Brandt ook over zijn treurdicht op Ko-ning Hendrik, en vertelt het volgende:„Onder de rijmen zijner jonkheid, die nog in handen zijn, leest menzijn treurdicht over den moord van Hendrik den Grooten, Koninc

1 ) er staat : met dat is de bundel van 1650. 2) (voor „gevonden" is blijkbaar„niet" uitgevallen). 3) Jacob Westerbaen, Heer van Brandwijk.

55

Page 60: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

van Vrankrijk: daar wel meer geest in speelt dan in de voorgaande;maar men ziet 'er met eenen, als men 't met laater werken vergelijkt,dat 'er noch veel aan ontbrak".Naast deze regels zet hij het jaartal 1610.. Dit opgegeven jaartalzal wel juist zijn, vooreerst, omdat Hendrik IV in dat jaar vermoordis; ten twede, omdat niet alleen Vondels' Brabantse taal, maar ookzijn onbeholpen versbouw en zijn nog ongemakkelike bewoordingduidelik wijzen op zijn allereerste tijd.

Zoals we gezien hebben, kennen we geen oudere uitgave dan van1622, dus 12 jaren later. Wat mag de reden geweest zijn, dat hijhet in 1622 voor 't eerst pas, of opnieuw heeft uitgegeven. Mij dunkt,dat wij daarvoor gemakkelik de verklaring vinden in't volgende.In zijn eerste tijd heeft Vondel geen enkel vers uitgegeven, dat islaten drukken. Waar zou hij, pas beginnende rederijkerse rijmermogen we wel zeggen, dat hebben kunnen doen?

Alleen voor minneliederen was gemakkelik plaats te vinden in eenvan de vele bundels, die in 't begin der 17e eeuw aanhoudend kopers,dus ook drukkers vonden. We bevinden dan ook, dat al Vondel'sgedichten (behalve zijn m i n n e l i e d ere n) die hij vóór zijnPascha, dus vóór 1612, heeft geschreven, ons alleen bekend zijnuit geschreven verzamelingen of uit 1 a t er e gedrukte uitgaven enverzamelingen, als Vondel's Poesy van 1644, en die van 1647 en1650, of gevoegd bij nieuwe uitgaven van een of ander groot werkvan Vondel, zoals gebeurd is met zijn treurdicht op Hendrik deGrote. Zijn drie minneliederen echter van 1607 De j a g h t vanCupido; Dedicatie aen de Jonck-vrouwen vanVrieslandt ende Overyssel; en Oorlof Liedt, ge-tekend „Lief d' verwinnet . al" vonden 'n goed plaatsje in de zang-bundel. Dennieuwenverbeterden Lust-hof. Den der-den druck gebetert en veel vermeerdert. t'Amstel-redam bij Dirck Pietersz in die witte Persse.Zijn W t v a e r t van koning Hendrik bleef misschien liggen, toenhij die geschreven had, want dit uitvoerige gedicht had afzonderlikuitgegeven moeten worden, dat kon moeilik lukken; en in 1612 etachter zijn Pascha te zetten, daar was geen enkele reden meer voor.Het was uit de tijd, twee jaren na Hendriks dood.Maar waarom gaf Vondel et dan uit in 1622?Zoals bekend is, was Hooft sedert . 1618 bezig met het leven vanHendrik de Grote, welk werk eerst in 1626 is uitgekomen. Vondel

56

Page 61: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

nu begon juist omstreekt 1622 zijn inniger kennismaking met Hoofto.a. in de bekende „letterkunstige vergaderingen" met Hooft, Reaelen Antonius de Hubert. Natuurlik zal Hooft over zijn Hendrik deGrote hebben gesproken, en daarin zal Vondel wel aanleiding heb-ben gevonden om dit oude gedicht, dat hem toen al niet meer waardig was, voor 't eerst uit te geven. Te gemakkeliker ging hij daartoeover, omdat hij et zetten kon achter de nieuwe uitgave van een werkuit ongeveer dezelfde tijd, zijn G u 1 den Win ck e 1 van 1613.Juist echter om het feit, dat er 12 jaren liggen tussen het makenvan het gedicht en deze oudste uitgave, hebben we nog niet hetrecht uit het ontbreken der 16 verzen in deze eerste uitgave, de ge-volgtrekking te maken, dat Vondel ze niet geschreven heeft. Immersop zichzelf zou 't heel goed te begrijpen zijn, dat iemand als manvan 35 jaar regels verwerpt als te fel en te hatelik, die hij als jon-geling van 23 jaar had geschreven tegen de Roomse Kerk.Bij Vondel echter zouden w'eerder het omgekeerde verwachten.Daarover straks.Als we het gedicht in zijn samenhang beschouwen, dan vormen die16 verzen op de plaats waar ze staan, in eens ertussen, 'n zeervreemde uitlating, die erg gezocht is, en volstrekt geen verbandhoudt noch met het voorgaande noch met het volgende. Onmiddel-lik vooraf immers gaat een strofe, gericht aan de moordenaar:

Eylaas ! ghy moort u Ziele in droefheyt, en ellenden,Met 's Coninx sterflijck lijf te' maaijen in het graf,En moet hier evenwel door d'alderwreetste strafTreurspeligh dynen tijt met 's Coninx eijnd volenden.

Hierop volgt nu ineens de uitlating tegen de Roomse Kerk, waar-voor geen enkele reden bestaat, want in heel het gedicht wordt ner-gens gezinspeeld, dat godsdienstredenen de oorzaak zijn geweestvan die moord. Wel wordt de moordenaar verweten, dat hij doorzijn dood zijn Fransman-zijn verlochent. Ook wijs ik erop, dat deeerste regel van die 16 verzen eerst verkeerd verstaan m o et wor-den, daar we hem van zelf beschouwen als gericht tot de m o o r-d e n a a r. Immers na de aangehaalde regels, waar de moordenaaris aangesproken, volgt:

Hoe lange suldy noch den hoogsten Rechter tergen, enz.

en eerst in de twede regel merken we, dat we niet meer met demoordenaar, maar met iemand anders te doen hebben. Dit is ge-

57

Page 62: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

heel in strijd met Vondel's duidelikheid ook in dit gedicht, zo b.v.vers 5, vers 185, vs. 193, waar we onmiddellik de aangesprokeneherkennen. Hier vooral bij deze verzen was dubbele duidelikheidnodig, omdat vlak tevoren een a n d er was aangesproken, enzoals bekend is Vondel nooit aanhalingstekens plaatst.Twede reden om de echtheid dezer verzen te verwerpen is hun fel-heid en bitsigheid, die noch met Vondel's karakter van die tijd nochmet de Doopsgezinde gewoonte overeenkomen. Vondel kennen wijvanaf zijn allereerste tijd (1605) als een zachtzinnige, vredelie-vende Mennist. Nooit vinden we bij hem enige hatelikheid tegende Roomse Kerk, of iets dat ook maar op hekeling lijkt tegenoverwie of wat ook. Waar hij iets tegen de Katolieke Kerk schijnt tezeggen, is het nooit met vijandelikheid, maar alleen om, wat ik zounoemen een verschilpunt aan te geven.Het uitvaren tegen de Roomse kerk was wel gewoonte in die dagen,maar niet bij de Doopsgezinden. Zoals Dr. Cramer in „H e t 0 f-f e r des H e e r e n" opmerkt, 1), traden de Doopsgezinden „nietof f en sief tegen de roomsche kerk op; zij waren daaruit ver-lost, die kerk lag buiten hen; alleen d e f en si e f, bij de verhoorenen disputen, waartoe men hen dwong, moesten zij wel hunne grieventegen allerlei in die kerk uitspreken".Een enkele onder hen, als Hans van Overdam, die met grote fel-heid de Roomse kerk bestreed, wordt door de Doopsgezinden zelfaltijd als een uitzondering beschouwd, 2 ) en onder zulke uitzonde-ringen zal men toch Vondel wel niet kunnen rekenen.De term „B a b y l o n s c h e hoe r" in de 2de regel van de verzenkomt wel weinig voor bij de Doopsgezinden, toegepast op de Room-se Kerk, maar, om met Dr. G. Brom een argument daaruit te trek-ken tegen de echtheid dezer verzen, is niet juist 3 ), want hij komtdan toch voor bij Doopsgezinden, en was algemeen bekend.Ook is niet juist dat Dr. Penon „bewezen heeft" dat die 16 regelsniet van Vondel zijn. Dr. Penon b e w ij st niet s, hij geeft alleenenige (niet alle) bibliografiese feiten, en komt niet tot 'n besluit, alhelt hij tot de mening over dat Vondel ze niet geschreven heeft.(Bijdragen tot de Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde Iedeel, blz. 57 vlgg.)Nog een derde afdoend bewijs hebben we in 't merkwaardige feit,

1) blz. 453 noot. 2) Cramer t. a. p1. 3) V o n d e 1's Bek erin g, Aanteke-ningen blz. I, aant. 5.

58

Page 63: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

dat twee sterk verschillende teksten aan Vondel werden toegeschre-ven door zijn vijanden, anders door Westerbaen, en anders in't twede deel van V o n del 's Poes y. Ik zet ze hier beide onderelkaar.

Westerbaen.

Hoe lange suldy noch den Hoogsten Rechter tergen,Gij Babylonsche hoer ? die in de wereldt saeytHet heyloos zaet, waer van men sulcke vruchten maeyt.Maer een gewisse val genaeckt uw' Seven-Bergen.

De waerheydt schuyft alsints de breê gordijnen open,Waer achter gij boeleert met dijnen helschen Boel.Afgodisch knielt niet meer voor haren hoogen stoel ;Doet eens uw' oogen op, gij Vorsten van Europen.

Siet hoe zij hare schaemt met een onnut gewevenEn ydel spinneweb noch te bedecken tracht.Wat gruw'len sy in't licht der Sonnen heeft gebracht,En hoe haer beeldt na Christ gelijckt als doodt en leven.

Aenschouwt d'onvastigheydt van hare Kerkpijlaren,Die dreygen al van selfs te vallen onder voet,Haer Euangely is bezegelt met het bloetDer moorders, die sy noemt haer heyl'ge Martelaren.

Vondel's Poesy. (1647)

Hoe lange suldy noch den hoogsten Rechter tergenGy Babylonsche Hoer ? die in de weerelt zaayt't Vermaledyde zaat, waarvan men eyndlyck maaytDees vruchten, 6 den val ! genaect u Zeven-bergen.

De waarheyt schuyft alsins de bree Gordynen open,Waer achter gy boeleert met dynen Helschen boel:Afgodisch knielt niet meer voor haren hoogen stoel;Doet eens u oogen op, gy Vorsten van Europen.

Siet hoe sy hare schaamt met een onnut gewevenEn ydel spinne-web, noch te bedecken tracht,Wat Monsters sy in 't licht der Sonnen heeft gebracht,En hoe heur beelde Christ gelijckt als doot en ,leven.

d'Onvastigheyt aanschouwt van hare Kerck-pylaren,Welck dreygen al van selfs te vallen onder voet,Heur Euangeli-boeck, bezegelt met het bloetDer Mo.orders welck sy noemt heur heyl'ge Martelaren.

Het verschil tussen de tekst van Westerbaen en die van 1647 wijst,dunkt mij, op een omwerking in de laatste tot een oudere en meeronbeholpen vorm. Dat de verzen onbeholpener zijn, ziet iedereen zo

59

Page 64: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

klaar als de dag; zie vooral de laatste regel van str. 1 en 3, en deeerste regel van sir. 4. Waarom zouden ze dat gedaan hebben?Wel, toen de' uitgever van Von de l's Poesy de verzen uit Wes-terbaen's boekje op een bepaalde plaats tussen die van Vondel in-voegde, viel hem terstond in 't oog de afwijkende stijl van hetinvoegsel met die van de andere verzen (zie beneden blz. 63) .Een bevestiging van deze mening, dat de tekst in Von del 'sPoesy niet de oorspronkelike was, is het feit, dat ook in de 3deuitgave van 1660 de omgewerkte tekst van 1647 behouden blijft, enniet die van Westerbaen. En dat, hoewel zoals we vroeger gezienhebben (blz. 55) die uitgever Westerbaen verdedigt, en zichvoor die verzen op hem beroept. Ook herinner ik er weer aan, datin Westerbaen's eigen boek gezegd wordt, dat die 16 verzen aan-geboden zijn aan den uitgever van het twede deel van Vondel'sPoesy (zie blz. 55).Uit dat alles volgt, dunkt mij ontwijfelbaar, dat Vondel deze verzennooit geschreven heeft.Ook Vondel zelf heeft dat nog al duidelik verklaard.

Vragen we of in 't algemeen in Vondel's werken wel eens stukkenwerden geschreven, die niet van hem waren, dan meen ik, dat ditgenoeg bekend is. Hij heeft er zelf twee maal over geklaagd, en welallerwaarschijnlikst juist met et oog op deze 16 verzen. Vooreerstin 1650 bij de twede uitgaaf van Vondel 's P o ë s y van 1644,nu met de tietel J. v. Vondel's Poëzy of verscheide Ge-dichten, de eerste verzameling dus na de beruchte van 1647, endus de eerste gelegenheid, waar hij over valse invoeging kan klagen.Helemaal aan 't eind zet hij s 1 o t d i c h t.

Men mengt der andren rijm ook leuren in mijn schriften :Doch wie mijn' stijl verstaet kan echt van onecht schiften.

In deze bundel neemt Vondel Oude R ij m e n op, die hij in 1644niet had gewild, en daaronder juist het treurdicht Hendrik deGrote, met het blijkbare doel om de echte tekst te geven tegenoverdie van 1647 uitgegeven door z'n vijanden.Nog sterker blijkt in 1660, dat Vondel protesteert tegen de inschui-ving dezer 16 verzen. In dit jaar toch hebben we gezien was in de3de druk van Vondels Poesy van 1647 voor de twede maal weerhet treurdicht op Hendrik de Grote met de 16 verzen uitgegeven.Datzelfde jaar stond Vondel aan de uitgever Lescailje toe, enige

60

Page 65: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

gedichten van hem op te nemen in de H o l l a n t s c h e P a r n a sof V er s c h e i d e Gedichte n, een bundel van verschillendedichters. Vóór deze bundel stelt Vondel het volgende bericht:

J. v. Vondeltegens de valsche drukmunt,

gangbaar op zijnen naem.

Ick kon Jakob Lescaille niet weigeren eenige van mijne dichten bij te zetten,om onder dit werck te zaaien. De gewinzucht sommiger boeckverkooperen,meenende uit mijnen naam winst te trekken, ontzien niet op een bijzonderbladt, of in boecken, in Hollant en elders, op mijnen naem te drucken dichtenbij anderen gedicht, en inzonderheit in Zuidthollant 1 ), daer men op den tytelvan Vondels poëzye, druckt en herdruckt, en vermeert veele dichten, daar ickzo weinig kennis en schuit aan hebbe, als het kind dat noch te baeren staet.Men vergult dit noch glimpelijck met eene voorrede dat het mijn eigen werckis, maar mij te zijner tijt sta te • bezorgen, dat het in een beter ordre gesteltwerde. Tegens deze ongeschicktheid en moetwillige boosheit schieten mijgeene wapens dan mijn gedult over. De lezers, wien het lust een andersdicht op mijnen naam te lezen, mogen zich ondertusschen hiermede ketelen,mij staet het te gedoogen.

Let wet op dat Vondel zegt „druckt en herdruckt en vermeert veledichten."Kan hij duideliker zinspelen op het boekje dat in Zuid-Holland 16verzen bij zijn Hendrik de Grote had gevoegd?

Na het vorenstaande zal menigeen misschien verwonderd zijn, datDr. J o s. A. A l b e r d i n g k Th ij m die verzen toch aan Von-del heeft toegeschreven. Dit is toch wel te verklaren.Vooreerst waren de bewijsgronden van Dr. Penon 2 ) voor het tegen-deel, alles behalve stevig, en dan nog in 't half duister van onduide-likheid gelaten. Van Vloten zet ze in zijn uitgave tussen haakjes, enzegt in 'n voetnoot (blz. 6, noot 14) :

De toespraak tot Rome, in de 16 voorafgaande regels vervat, wordt slechtsin sommige uitgaven gevonden, en is wellicht niet Vondel.

Brandt, Van Lennep en Unger lichtten ze uit het gedicht, maar ge-ven helemaal geen reden aan. 3 ) En dan Alberdingk Thijm, gelijk

1 ) Dit slaat blijkbaar op de bundel van 1647, waar de tietelbladzij vermeldt.Tot Schiedam, Gedruckt voor den Autheur, 1647. 2) t. a. pl., § 29. 3) VanLennep alleen om de zwakke poëzij. Ook D i f f e r e e in zijn uitgave van Vondel'swerken, (1910) blz. 6 verwerpt ze, en geeft ze niet, met 'n beroep op Penon.

61

Page 66: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

velen of allen van die tijd wisten te weinig van de jonge Vondel enzijn karakter, om de zaak goed te beoordelen.Tot tweemaal toe heeft Thijm ze an Vondel toegekend. Vooreerst inzijn Portretten van Joost van den Vondél in het hoofd-stuk 0 n ,t b o l s t e r i n g (1597-1620). Daar geeft Thijm dezekenschetsing van Vondel. 1)

in't geheel dragen zijne gedichten van algemeene strekking in dit eerste tijd-perk den kennelijken stempel van de kerk- en staatsoverleveringen, waarinhij ademde. Zijne krachtigste vaerzen zijn meer de partijkreeten eener doorde omstandigheden levend gehouden opgewondenheid, dan de uitboezemingeneener diepe persoonlijke overtuiging, eener edele geestdrift voor de hoogepositieve waarheden, die men bemint. Van zulken aard is, in zijn Treurdichtop Henri IV, het zestiental regels, aanvangend : •

„Hoe Lange suldy noch den hooglisten Rechter tergen,Gij Babylonsche Hoer, die in de weerelt zaeit't Vermaledyde zaet, waarvan men eindlijck maeitDees vruchten(als de daad van Ravaillac)

ó Den val genaeckt u zeven-bergen !"

We zien om welke reden Thijm niets vreemds vindt in deze verzenvan Vondel. Maar 't is nu, ik mag wel zeggen 'n uitgemaakte zaak,dat Vondel nooit in die tijd (tot 1620), maar toch zeker niet omtrent1612 „partijkreten" uitte, nog. minder van zo felle kracht.De twede keer geeft Thijm ze Vondel in de pen, in VondersDichtwerken en oorspronkelijke prozaschrif teneerste deel, waar de zestien verzen in 't gedicht worden opgenomen(blz. 10), en dan deze voetnoot wordt bijgevoegd bij de uitdrukking„Babylonsche hoer" (vs. 202).

Rome. Van Vloten schrijft 201-216 niet aan Vondel toe : maar in 1610 konniemant anders dat schrijven.

Dit is 'n kenschetsing die gevaarlik is altijd, maar hier ook zekeronjuist. En is 't niet merkwaardig, dat Vondel juist gehoopt had.

Doch wie mijn' stijl verstaet, kan echt van onecht schiften.* *

Nu we weten, dat de 16 verzen niet zijn van Vondel, blijft de vraag,of te achterhalen is, van wie ze dan wel zijn, en wie dus vervalseris uit haat tegen Vondel.I) In S t e r c k's uitgave van Werken van J. A. A 1 b e r d i n g k Th ij m Deel IX,blz. 12.

62

Page 67: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Hiervóór heb ik al aangetoond, dat Westerbaen blijkbaar de e e r-s t e is, die ze tegen Vondel g e b r u i k t, om hem hatelik te wezen.Heeft hij ze daarom ook g e m a a k t?'t Is wel heel erg, als Westerbaen uit vijandschap tegen de RoomseVondel, o p z e t t e l i k v e r valser zou zijn. Maar nu et tochwel zeker is, dat hij ze het a 11 er eer st ingebracht heeft tegenVondel, en dat ie dit gedaan heeft uit afkeer tegen Vondel's katoliek-zijn, en ten derde, dat hij dit doet achter zijn gedicht K r a c h t desGel() o f 5, dat zeer hatelik is voor Vondel en voor 't Roomse ge-loof, vind ik et zo onmogelik niet, daar hij ze in zijn haat ook zelfgemaakt heeft.Ik geef toe, dat ze Westerbaen in handen kunnen gespeeld zijn,door iemand anders, die wel zo'n valsheid kon begaan, doch danvraag ik, waarom bracht die man ze dan juist bij W ester b a e n?En wel zo, dat deze ze zo uitstekend van pas kon zetten achter zijnhatelik rijmstuk tegen Vondel en het H. Altaergeheim. Men ziet,we komen met die onbekende maker, die Westerbaen erin laat lopen,dan niet veel verder.Een moeilikheid kan er zijn schijnbaar. We hebben gezien, dat detwede keer (in V o n cl e l's P o ë s y, 1647, 2e deel, 2e druk,) de tekstveranderd is. Dan zou Westerbaen of Brandt (?) ze ook weer nadergewijzigd moeten hebben. Ik zie niet in dat Wester b a e n ook dietewde stap niet zou gezet hebben, als de eerste gedaan was. Ze zijnimmers a a n g e b o de n, door Westerbaen aan de bezorger van datdeel. En de twede stap is veel makkeliker dan de eerste, vooral alsdie twede de eerste stap rechtvaardigt. We hebben toch gezien, datde g e w ij z i g d e verzen in de stijl van 't geheel waren.Ik voor mij ben wel overtuigd dat Westerbaen ook de maker is.Maar kan dan die bezorger van het twede deel van V o n d e 1'sP o e s y niet de maker zijn, die ze eerst Westerbaen gegeven heeft,en toen later zelf opgenomen?We weten, dat zo goed als zeker die onvriendelike bezorger de jongeGeraerdt Brandt is geweest. 't Is dus al zeer onwaarschijnlik, datdie man 'n vervalser zou zijn, al was 't 'n lelike daad die V o o r-r e d en voor dat boekje. Vooreerst Brandt die in 1682 Vondel'swerken uitgeeft, neemt de 16 verzen wel op, maar niet i n de tekst,en geeft ze als twijfelachtig. Hij zou zeker anders gesproken hebben,ware hij de valse maker geweest.Maar er zijn heel andere dingen, die de bezorger van dat twede

63

Page 68: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

deel, wie h ij o o k is, uitsluiten als vervaardiger van de 16 verzen.Want, de hatelike V o or -reden staat al in de eerst e druk,dus die bezorger wou Vondel onaangenaam zijn; maar waaromzou hij, als hij die 16 verzen gemaakt had, de Uit v a ar t niethebben opgenomen, en dan natuurlik met de 16 verzen. Nu staatin de eer s t e uitgave de U i t va a r t helemaal niet in. Wel in det w e de met de 16 verzen. En ze waren hem a a n geb o de n. Dus,ik besluit: de bezorger van dat deeltje heeft ze zeker niet zelf ge-.maakt. Waarschijnlik zal hij ook niet geweten hebben, dat ze v a 1 swaren. Mocht Br a n d t et ni et geweest zijn (wat onwaarschijnlikis), dan k a n de bezorger geweten hebben, dat ze niet waren vanVondel zelf.Er is nog iemand anders genoemd als de m a k er van de 16 verzen,hoewel dan niet als vervalser.Dr. J. te Winkel schrijft in zijn O n t w i k k e l i n g s g a n g derNederlandsche Letterkunde (2e dl. blz. 177) aldus:

In het uitvaartgedicht op dien vorst 1 ), lang te voren door Vondel in 't lichtgezonden, heetten die versregels voor te komen, ofschoon zij niet wordenaangetroffen in de oudste uitgave, die wij van dat gedicht kennen en die van1622 dagteekent. Ongetwijfeld was dat gedicht echter reeds in 1610 afzonder-lijk gedrukt, maar ongelukkig is van die , eerste uitgaaf geen enkel exemplaarbewaard gebleven, zoodat wij nu niet met zekerheid weten, in hoever mente goeder trouw is geweest met deze versregels aan Vondel toe te schrijven.Mij komt het niet onwaarschijnlijk voor, dat zij inderdaad achter (en niet,zooals het heet, i n) Vondel's gedicht waren afgedrukt en daarom ook Vondel'swerk konden schijnen, maar daaraan door een ander (b.v. den vermoedelijkenuitgever P e r s) waren toegevoegd.

Deze bewijsvoering steunt op het „o n t w ij f e 1 b a r e" van de uit-gave in 1610. Daarvoor is echter g e en en k e 1 e aanduiding tevinden, en daarenboven meen ik hierboven (blz. 56) zeer waar-schijnlik te hebben gemaakt, dat het uitvaartgedicht in 1610 nietgedrukt is. Maar verder, verondersteld dat Vondel's meest gewoneuitgever, in de jaren tussen 1613 en 1622, Dirck Pietersz Pers, dieverzen achter de Ui t v a a r t, als afzonderlik gedicht had ge-plaatst, en W es t er b a en ze voor Vondel's werk had aangezien,dan heeft Westerbaen 'n zeer domme streek uitgehaald, toen hijVondel hatelik wilde zijn, met ze dan ook niet als a f z o n der likgedicht van Vondel tegen de Katolieke Kerk uit tegeven; dat was immers het mooiste wat Westerbaen had kunnen1) d.i. Hendrik de Grote.

64

Page 69: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

vinden. En dan zou hij ze ingestopt hebben, „ingebracht" zegt Wes-terbaen zelf, in 'n a n der gedicht, waar ze zo vreemd doen als 'nkat in 'n kerkgebouw?Dat is onaannemelik.Westerbaen blijft, dat lijkt mij bewezen, de schuldige in alle opzich-ten. H. W. E. MOLLER.

NASCH RIFT.

Dr. P. Leendertsz Jr. heeft in het bekende Leidse tijdschrift vande Maatschappij der Nederl. letterkunde jrg. 1916;(dl. 35 blz. 1 vlgg.) trachten te bewijzen, dat de 16 verzen wel vanVondel zijn. Enkele redeneringen uit feiten, die hij daar laat zien,en waaruit hij bewijst dat vroegere bewijsvoeringen van Penon bijv.geen steek houden, hebben mijn volkomen instemming. Uit voren-staande bijdrage blijkt evenwel, dat ik zijn mening over de echtheid,en ook die van Dr. Zuidema, die Leendertsz overneemt, volstrektniet deel.Op enkele punten moet ik die bewijsvoering hier weerleggen.Vooreerst mag ik wel opmerken, dat ik verschillende nieuwe feitenheb aangewezen, die 'n heel andere kijk op de zaak geven; en daar-onder de twee v er s c h i l l en d e teksten, de verdediging vanWesterbaen door de drukker van Vondel's Poësy in 1660, Vondel'seigen verdediging, enz.Maar nu de bewijzen van Dr. Leendertsz zelf. Dr. Leendertsz geeftgeschiedkundige en zielkundige. De geschiedkundige zijn:

1. Westerbaen heeft 'n uitgave van Vondel's U i t v a e r t gekend,waarin de 16 verzen wel voorkwamen, en die uitgave moet vóór1622 verschenen zijn. Dit wordt bewezen hierdoor, dat Westerbaengeen falsaris kan wezen; zijn karakter sloot dat uit, zoals ook Dr.Worp reeds geredeneerd had. (Tijdschrift voor Taal- en LetterkundeVI, 188 vlgg). Ik meen tot 'n ander besluit gerechtigd te zijn, zoalsik hiervoor heb aangetoond.

2. Vervolgens steunt Dr. Leendertsz' mening omtrent de oudere uit-gave met de 16 verzen hierop, dat Westerbaen zijn Kracht desC e l o of s eerst gemaakt heeft in 1647 nà de eerste druk van het 2edeel, en vóór de 2e druk, en met dat gedicht ook de U i t v a e r taan de uitgever van dat 2e deel heeft gezonden. Dit zou hij dangedaan hebben, om aan die uitgever of bezorger, nog 'n gedicht

65

Page 70: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

van Vondel te verschaffen, dat. niet meer bekend was, en dat goedkon dienen om de katolieke Vondel hatelik te zijn.Hierop antwoord ik, dat Westerbaen zeker niet de Uit v a er t inzijn geheel gezonden heeft, maar zoals uit alle drie vroeger ge-noemde uitgaven blijkt, heeft hij de K r acht des G e l o o f sgezonden met a 1 leen de 16 verzen daarachter, die duidelikmoesten maken de aanhalingen daaruit door W. te pas gebracht inzijn eigen gedicht.3. Het derde bewijs neemt Dr. Leendertsz over van Dr. W. Zuide-ma (Oud-Holland 1904 blz. 170), en dit is, dat Abraham de Ko-ningh in 1617 de 16 verzen van Vondel al gekend moet hebben,want hij schrijft in dat jaar dit vers:

Nu schuyft de vrecke Tijt de bree gordijnen open.

En dat herinnert aan Vondel's vers uit de 16:

De waerheyd schuyft alsints de bree gordynen open.

Ik moet zeggen, het ontgaat me geheel, hoe Dr. Zuidema en Dr.Leendertsz met hem, hierachter durft verklaren:„Hij heeft dus Vondel's gedicht in een hs. of in een voor ons ver-loren (plano?) druk gezien met die regels er in".Als vaststond, dat Vondel die 16 verzen werkelik geschreven had,dan zou men kunnen wijzen op die eigenaardige overeenkomst;maar zelfs dan hadden we nog niet het recht te zeggen, dat De Ko-ningh die uitdrukking aan Vondel heeft ontleend. 1)De aesthetiese en psychologiese bewijzen zijn nog zwakker.Eerste bewijs is, dat uit de poëtiese onwaarde moeilik aangetoondkan worden, dat ze o n e c h t zijn, zoals van Lennep had gedaan.Hiermee ben ik et volkomen eens. Maar dan hebben we toch ookhoegenaamd nog geen bewijs dat ze echt zijn.Als twede wordt aangevoerd, dat de 16 verzen niet goed in desamenhang passen, wat dus pleit voor onechtheid, zoals Dr. Leen-dertsz vroeger ook had aangegeven. (Leven van Vondel, blz. 22), enik hierboven heb gedaan (blz. 57) . Maar nu zegt Dr. Leendertsz,dat ook vs., 193-200, acht verzen dus, die Vondel toch wel erken-de, ook niet in de samenhang passen, en dat ze wel heel goed aan-

1 ) Zie dit nummer blz. 74, 75, waarin gewezen wordt op 'n dergelijke tref-fende overeenkomst, die tot geheel valse gevolgtrekking geleid heeft (n. 1. overde uitdrukking „Der minnen loep" van Potter en Ruusbroec).

66

Page 71: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

sluiten bij de gewraakte 16 verzen. Hij besluit dat Vondel eerst geenvan de 24 verzen erin had staan, maar ze toen iets later ingevoegdheeft, omtrent 1610 dan; en dus, de 16 verzen zijn echt.Ik heb hierboven juist het omgekeerde aangetoond, n.l. dat de 16verzen n i et passen bij de o n mi d d e 11 i k voorafgaande acht(blz. 57). En waarom nu die acht verzen (193-200) niet goedaansluiten, is mij 'n raadsel. Integendeel ze passen uitstekend. Von-del heeft de hoge roem uitgezongen van Hendrik IV, en stort danzijn gemoed uit tegen de moordenaar van zo'n grote koning, (vs.193). 0 snoode Ravaillac ! enz.

Waarom sluit dat niet?En nadat Vondel gezegd heeft tot de moordenaaf „gij moet".

vs. 200 Treurspeligh dynen tijt met 's Coninx eynd volenden.

hoe zuiver volgt dan door die voorstelling „'s Coninx eynd", de uit-roep van Vondel,

Den Hemel zy gelooft, die met zijn goetheyds vlerckenHeeft Vranckrijck overschauwt, en met genade omarmt,Die in zo groten storm den Dolphijn heeft beschermt,Met d'Edle Coningin, nu prijst Gods wonder wercken.

Ik herinner nog eens, dat achter vers 200, Westerbaen de 16 verzeninvoegt; die passen niet; Vondel's stroof past uitstekend.Mij dunkt, dat heel de bewijsvoering voor de echtheid der verzenuiterst zwak staat. H. M.0 0 0

BLADVULLING.

VE RS-GE LUID.

„Het algemeene, soortelijke of persoonlijke, bepaalde geluid vaneen dichter, die algemeene schoone klank, die als een groote geurbij de lezing tot u opstijgt, en die genoemd kan worden het per-soonlijke geluid van een dichter, dat geluid wordt voor een deelgemaakt door de elkaar beantwoordende of beëchoënde afzonder-lijke lettergroep-klanken. Bij wat men wel „alliteratie" noemt, hin-dert meestal iets opzettelijks, dat, zelfs in gedichten, die overigenswel waar gevoel inhouden, den aard van het gedicht aanmerkelijknaar iets van lagere vernuftigheid, iets van behendigheid en kun-stenmakerij doet dalen".

L. VAN DEI JSSEL, Letterkundige Opstellen.

67

Page 72: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

EVEN: 't AKSENT IN PLAATSNAMEN.

„Mosterd na de maaltijd” wordt er misschien gezegd, als men maareventjes 'n jaar nadat er over Prof. Schrijnen's leer over 't aksentin plaatsnamen zoveel te doen was, 't volgende dat deze kwestieeven aanraakt, onder ogen krijgt.Laat 'k dan maar eerlik bekennen, dat 'k toentertijd al 'n soortgelijkebemerking heb willen maken. Maar telkens werd et uitgesteld.En 't zou — wel niet erg jammer -- beslist tot afstel zijn gekomen,als niet 'n biezondere omstandigheid: de eigenaardige klemtoon-legging, die me tijdens m'n laatste vakansie bij 'n tremkondukteuropviel, me noopte .m'n geweten toch maar 'ns te ontlasten. 'n Oudekoe wordt er in geen geval mee uit de sloot gehaald. En zo ergens,dan geldt toch zeker in de wetenschap: beter laat dan nooit.Tegen . de theorie van Prof. Schrijnen als zodanig heb 'k niet etminste bezwaar. Hij is niet alleen wat je noemt: mooi en degelik vanopzet, maar . gaat voor zover 'k kan nagaan in z'n a l g e m e e n-h e i d ook op. In de afzonderlike gevallen echter — en nu mompe-len d'r allicht dat dit al eerder beweerd is — lijkt ie me wat abso-luut.— e m wordt niet altijd toonloos achtervoegsel, getuige 't Noord-hollandse U r se m. 1 ) Trouwens, op 't opvallende finaal-aksent inNoord-Holland boven Amsterdam, maar vooral in West-Fries-land, is als 'k me niet vergis nog niet nadrukkelik gewezen. En tochis et 'n bekend feit, dat de boven-Amsterdammer vaak eindklemtoonlegt, waar de beneden-Amsterdammer of zeker de Zuidhollanderbegin-aksent geeft.Laat 'n niet-Noordhollander namen als: U i t g e es t, A v e n-horn, Koedijk, Spierdijk, Warmenhuizen, Broek opLangend ii k 'ns uitspreken; tien tegen een dat hij initiale be-toning laat horen: 'k Heb met opzet de proef op de som genomen.Dat — huizen (zoals Schrijver aangeeft) regelmatig finaalaksent heeft, is niet helemaal juist: Z e v e n h u i z en zegt de Zuid-hollander en ook in E n k h u i z e n heeft ie volstrekt geen bezwaar.Zeker: H e i l o o uit Heiliger 1 o o. En wie op 't eerste ogenbliktwijfelt of door die afleiding de aksent-kwestie wel opgelost wordt,moet als ie rekening houdt met de psychologiese redenen die Prof.Schrijnen èn in „Volkskunde" èn vooral in „de Nieuwe Taalgids"

1 ) De lettergrepen met aksent worden hier met vette klinkers gedrukt.

68

Page 73: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

ontwikkeld heeft, en vervolgens let op „de voor elke taalwet gepostu-leerde eenheid van plaats" erkennen, dat dit toch wel degelik 't ge-val is. Heiloo zal dus regel zijn in N. H. Dat is dan ook zo. Endaarbuiten? 0 d'r zijn Zuidhollanders die van Heiloo spreken,maar de massa toch niet. En mensen uit onze roomse kringen —want onder hun vooral hoort men in de laatste tijd 't dorp nog alvernoemen — hebben 't wel 'ns over Heilóo als ze ter beevaart gaannaar 0. L. Vrouw ter Nood aldaar, doch dit is licht verklaarbaar.

Dat hebben ze uit de kerk van pastoor of kapelaan, als die hun ind i t verband met deze beklemtoning, b.v. aanspoorden tot 'n druk-ke deelname aan de processie. Maar in andere gevallen? Nee, danpraten ze weer heel gemoedelik over Heiloo. Ik ken 'n geborenHeiloër, die door z'n omgang met niet-Noordhollanders tegenwoor-dig geregeld Hello zegt. 'n Kras staaltje, niet? En toch staat etniet alleen. Want afgezien hiervan, dat er wel meer zullen zijn, dieHagenaars na 'n verblijf van zekere duur buiten de residensie vanLange en Korte Voorhout hebben horen spreken — natuur-lik ook weer onder invloed van hun omgeving — was 't juist opmijn weg naar Oesdom, dat ik bewuste tremkondukteur zo opval-lend Heiloo hoorde aksentuéren. Was et 'n treinkondukteur geweest,die 's morgens uit Amsterdam gaat en in de loop van de dag inMaastricht komt en in die tussentijd op dat trajekt, zoals iedereenheeft kunnen opmerken, op de onmogelikste manier omspringt met't aksent van de plaatsnamen, zoals 't heerst in de streek waar iedoortrekt, dan zou 'k et feit niet eens gesignaleerd hebben. Maarwe hebben hier te doen met 'n tremkondukteur misschien geborenen grootgebracht dààr waar ie nu in funksie is — 'k zal maardierekt zeggen, dat ik de man niet naar z'n herkomst gevraagd heb— of zo niet, dan toch naar alle waarschijnlikheid geheel ingebur-gerd en vertrouwd geraakt met z'n omgeving. Met „de eenheid vanplaats" zijn we hier dus niet geholpen. De psychologiese verklaringdie voor 't oorspronkelike gold n.m. dat de lengte van et woord in-vloed geoefend heeft op 't tempo geeft in casu ook geen oplossing.

D'r valt derhalve uit te leren dat we in meer dan één geval rekeningzullen moeten houden met andere, natuurlik meest psychologiesefaktoren, die 't finale eenheidsaksent en wat voor de hand ligt ook't waarde-aksent weer doen verspringen. Mag deze konkluzie zoalgemeen getrokken worden? Dat zal 'n nader onderzoek wel uit-wijzen. Of zouen we alleen te doen hebben met 'n strikt persoonlik

69

Page 74: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

verschijnsel, op welke subjektieve gesteltenis berustend is dan moeie-lik uit te maken, bij een of ander individu ? Maar d'r kan ook vanzo'n geval invloed uitgaan en dan zou 'n steeds om zich heengrij-pende analogiewerking nog wel eens tot verrassende resultatenkunnen leiden.Koegras naast Koedijk is ook bevreemdend. Hebben we hier 't waar-de-aksent tegenover et eenheidsaksent?

Onder de verschillende plaatselike spot- en scheldnamen, die Prof.Schrijnen : Volkskunde I I blz. 68 vlg. opgeeft, lees 'k op p. 78:„Schiedam: To ovenaar s. Men zegt: Twintig van Schiedam,negentien kunnen tooveren". 'k Weet niet of die „spotnaam" 'n paargeneraties terug daar ter stede bekend was, maar ik geloof te mogenverzekeren, dat ie de nu-levende Schiedammers totaal vreemd is':Zelf heb 'k hem nooit gehoord. En tal van mensen: oude en jonge bijwie ik er naar informeerde, keken me net aan of ze zeggen wouen:wat wil je nou. De gewone scheldnaam voor de Schiedammers is:jeneverneuzen.De Rotterdammers noemt men in Schiedam (en ook daarbuiten inZ. H.) potteschijters, de Hagenaars windhappers, deDelvenaars dikwels k a l f s k o p p e n, de Leidenaars soms L e i d-se kluiven.Bergen op Zoom. W. GOVAART.a a a

BLADVULLING.

TAAL EN SCHRIFT.

De schrijftaal is van nature konservatief en raakt licht ten achterenbij de spreektaal, die vooruitstreeft. Vandaar de behoefte, die zich teeeniger tijd in elke taalgemeenschap doet gevoelen, de schriftteekensgelijk te zetten, evenals de wijzers van een uurwerk, dat achter-loopt. Deze behoefte stelt dan aan de orde het vraagstuk der ortho-grafie.

Dr. JOS. SCHRIJNEN,Inleiding tot de studie der vergelijkende

Indogermaansche Taalwetenschap bldz. 57-58.

70

Page 75: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

LETTERKUNDIGEN UIT LIMBURG.

VI. Aanteekening.

In de „Limburger Koerier" (26 Augustus 1911) stond het„in Memoriam" van Jan Jacob Eyck, een der laatste Limburgsche„rijmers", gestorven 23 Aug. 1911.„Het leven van Eyck is een aaneensnoering van gewestelijk-beteeke-nisvolle daden. Het is hier de plaats niet om uit te weiden over hetchristelijk-sociale werk, door Eyck verricht in de thans zoo belang-rijke mijnstreek. Als knap onderwijzer met veelzijdige kennis, eenwarm hart voor de naoden van den minderen man, en veel tact ommet menschen om te gaan, blijft zijn heugenis daar in gezegendaandenken bij het nageslacht. Want hij legde er in de zielen vantalloos velen de kiemen dier vaste christelijke overtuiging, waarvanNederland op het oogenblik de vruchten oogst. Eyck toch was deleider der knapen, die, mannen geworden, zich zouden scharenonder de banier van Dr. Poels, ter beteugeling van het revolution-naire element, dat woelt en bruist in het eertijds zoo mooie, thansdoor den rook der kolenmijnen donker besluierde zuiden. Hoeveleonderwijzers, door hem gevormd, zijn naderhand steunpilaren ge-bleken der christelijke maatschappij, schragend wat dreigde teverzakken, steunend wat stutting noodig had!"Eyck was een katholiek van den ouden Limburgschen stempel, uiteen prachtgeslacht van menschen vol levenslust en werkkracht, vrijvan benepen sentimentaliteit, een vriendelijken groet en een bemoe-digend woord steeds op de lippen. Hij was ook niet van letterkun-dig talent ontbloot. Uit mijne jeugd herinner ik mij, hoe bij allerleifeestelijke gelegenheden een vers van hem stond afgedrukt in de„Limburger Koerier" en hij beschouwd werd als de Limburgschedichter, die, naast Ruyten, de gevoelens zijner gewestgenooten ver-tolkte in rijm.In de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde moet, wie naarvolledigheid streeft en een juiste beoordeeling op prijs stelt, aan deLimburgsche letterkundigen een afzonderlijk hoofdstuk wijden,evengoed als aan de Vlaamsche, de Friesche en de Zuid-Afrikaan-sche een afzonderlijke bespreking ten deel valt. Limburg heeft eeneigen historie, en de aard van het volk is er zoo heel anders dan inhet overige Nederland. Ik heb die gedachte al vaker uitgesprokenen verdedigd en ben de studiën over letterkundigen uit Limburg

71

Page 76: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

juist begonnen om dat aan te toonen. Want van de litteraire stroo-mingen van Limburg is buiten de provincie zoo goed als niets be-kend, terwijl de geschriften van Limburgscne letterkundigen uitvroeger tijd meerendeels óf verdwenen óf nog slechts in beperktengetale aanwezig zijn. Het meeste werk is nooit gebundeld en ligtonder politiek nieuws en beschrijvingen van plaatselijk geharrewarbedolven in de archiefkamers der provinciale couranten en cou-rantjes. Vele Limburgers, die zich geroepen achtten als auteurs opte treden, voelden weinig ambitie om hun geesteskinderen buitende palen van de provincie te zenden. Wat kon het hun schelen, hoemen elders over hen dacht! Vooral principiëele katholieken blevenvaak in eigen kring. Waar zelfs een Mgr. Broere niet de noodigeen verdiende aandacht 'trok der letterkundige kringen, die de reclameop hun hand hadden en voor wie de groote pers propagandamaakte, hielden zij het zeker maar liefst met Thomas à Kempis:„Amo nesciri et pro nihilo reputari". Wie in zich den lust voeldeontwaken om een deuntje te zingen, zette zijne rijmen op papier enzond ze aan de redactie van een courant. Was het den Limburgersonder de oogen gekomen, dan had het zijn dienst gedaan. Basta!Pas in den jongsten tijd wordt door Limburgsche auteurs meernaar buiten gewerkt en trekken zij ook daar de aandacht; zij heb-ben inhoud en vorm van hun werk verfijnd — een wisselwerkingvan het op de groote markt komen — en de zuidelijke provincie trektthans ook meer de aandacht van het noorden door de nieuweeconomische conjunctuur, die ontstond tengevolge van de mijnen-exploitatie.Het type van den Limburgschen gelegenheidsdichter sterft weg.Toen Eyck — om tot hem terug te keeren — overleden was en uitde Limburgsche journalistiek het rijmwerk weggestorven scheen,heeft ondergeteekende beproefd nieuwe stemmen te wekken doorin de „Limburger Koerier", het aangewezen orgaan hiervoor, eenrubriek „R ij m e n" te beginnen. 1 ) Het beoogde doel is daarmeebereikt.Terwijl den vermetelen beginner van veel kanten anoniem vuil vanspot en hoon om de ooren spatte 2 ), zette hij, oostindisch-doofen niet bevreesd voor blaffende hondjes, de opgevatte taak voort,totdat er een rubriek „V er zen van Limburger s" werd ge-opend door den energieken redacteur Jacques Van Term, in welke1) Begonnen in het nummer van 29 Februari 1908.2) Zie het weekblad „De Roermondenaar", later „Limburg's Belang".

72

Page 77: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

rubriek ook anoniem werk verscheen van wie op het oogenblikin hoogstaande tijdschriften publiceeren. De Limburgsche letter-kunde herleefde. De schuchtere stemmen klonken van lieverledemelodischer en voller. Er bleken werkelijk nog poëtische zangers inLimburg; toen die optraden, kon het „rijmen" worden beperkt totofficieele gelegenheden, waarbij een zang past, dien anders nie-mand zingt. Dat ook de gewone Limburger gevoel had voor waar-achtige poëzie, was ondergeteekende overigens gebleken uit eenlezing, in Maastricht gehouden voor een besloten kring over GuidoGezelle. Pas veel later zouden Hugo Verriest en Poelhekke voorruim-bezette zalen over den grooten Vlaming komen spreken inLimburg en het breede enthousiasme weten te wekken, dat de mees-terlijke Vlaamsche verzen sindsdien hebben doen oplaaien aller-wegen. Toen dat gebeurde en toen A. Laudy, ook Limburger enmachtig begaafd vertolker der nieuwere woordkunst, zijn Limburgkwam vergasten op klankfestijn, werd er steeds duidelijker hetnieuw geluid vernomen eener nieuwe litteraire lente.Slechts noode missen wij, Limburgers, volksdichters als wijlenEyck. Buren der Vlamingen, hooren wij graag een gelegenheids-lied, eenvoudig, bevattelijk en hartelijk. Naast operamuziek en con-certstukken mogen het straatorgel en het volkslied in NederlandsZwitserland niet ontbreken; naast Marie Koenen, Felix Rutten ende gebroeders Kemp met hun fijnere hedendaagsche litteraire kunstblijven de vertegenwoordigers der vroegere geslachten ons waarden dierbaar en wij leggen voor hunne beelden in den Muzentempeldankbaar onze kransen van eerbiedige hulde.

Dr. H. H. KNIPPENBERG.0 0 0

BLADVULLING.

HET SONNET.

„Het eigenaardig en noodzakelijk kenmerk van het sonnet is deindeeling in een basis van acht verzen en een keer van zes. Daar-naar hebben enkelen het vergeleken bij een golf, die haar slag indie veertien verzen omhoog en weer naar beneden voert; anderenbij een vuurpijl, die men rijzen ziet tot haar hoogte en vandaarweer dalen in uiteensproeiing van vonken.

ALB. VERWEY,De Oude Strijd, bl. 104.

73

Page 78: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

VERGISSINGEN.

I.

In De K a t h o 1 i e k (1913, dl CXLIII blz. 451 noot) werden weindertijd pijnlik getroffen door de volgende beschouwing:

„Al is de vergelijking die daarin zit en er ook uit losgewikkeld wordt, bij eenmysticus niet bizonder vreemd, doet ze toch sterk denken aan een boek u i tR u u s b r o e c's t ij d 9 : Der minnen loep van Dirc Potter, waarvan deschrijver in een later werk zegt: „een boec, dat ic in jongen tijden maecte teRome". Jan te Winkel (in Paul's G r u n d r i s s) stelt dat verblijf te Rome inde jaren 1411 en 1412. Dan zou, toen Potter met zijn leerdichtnaar Nederland terugkwam, Ruusbroec 18 jaar oud zijn ge-weest 1 ). Is de veronderstelling te gewaagd, dat Der minnen loep in devolgende jaren een vrij algemeen bekend boek was en dat Ruusbroec, al hadhij dan ook dit gedicht van de wereldsche liefde niet gelezen, toch door dentitel tot zijne verklaring van den „loep der minnen" gebracht werd? Dat hijde vergelijking aan Potter ontleenende, daaraan een geestelijke wending wildegeven ? Op mij maakt het den indruk van een toespeling, als Ruusbroec zegt :„Alle menschen moten loepen den loep der minnen. Hier omme sal de menschhem selven merken ende proeven, ochte de loep sire minnen in Godees ghekeerd 2): soe sal hi seker begripen 2) (het comprehenderevan Sint Paulus). Wat Dirc Potter „jaagde, bleef onghevanghen". (I. 169).„Ene figure van desen loepe" vindt Ruusbroec in den „Tabernacule", de arkdes verbonds. Dan zegt hij : „die prophete Moyses bescrivet ons seven poente,die alle behoren tot enen" — en dit woord in tegenstelling tot Dirc Potter: —„w i s e n loepe der minnen".Wordt eenmaal de liefde tot God met een „loop" vergeleken, dan ligt hetapostolische woord, waarvan Ruusbroec uitgaat, voor de hand".

Niet om argeloze lezers voor het maken van een misstap te behoeden,drukken we dit monstrum van verbijsterde bespiegelingslust inextenso af: De fout in de redenering ligt zo voor de hand, dat iedereschooljongen, niet die de voornaamste jaartallen der letterkundigegeschiedenis uit het hoofd kent, — maar die bij het lezen van delitteraire historie de grote indeling der tijdvakken enigszins in 't ooghoudt, ze onmiddellik moet opmerken.Immers, de eeuw voorafgaande aan die van de Reformatie, wordtgekenmerkt door de Moderne Devotie, gesticht aan het sterfbedvan 'n man, die in z'n jeugd onder invloed van de oude Ruus-broec stond. Zonder de minste notie van jaartallen moet men dusbemerken dat de jaren 1411 en 12 onmogelik tot Ruusbroec's jongejaren te betrekken zijn. Iemand die de invloeden der kerkvaders op

1 ) Ik spatiëer. Ruusbroec was al gestorven in 1381 ! 2) Spatiëering v. d. schrijver.

74

Page 79: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Ruusbroec's leer bestuderen wil, zal er door deze noot al zeker nietinlopen.Evenmin wensen we de schrijver, de Zeereerw. Heer G. van Poppel,aan de kaak te stellen. Al begrijpen we niet hoe iemand van demeest elementaire kennis van onze letterkundige geschiedenis totzulk een blunder in staat zou zijn, de naam Van Poppel is aan tedegelik werk verbonden, dan dat deze slip of the pen, zullen wemaar zeggen, ook maar iets aan z'n reputatie verminderen zou.Zelfs heeft de schrijver, doch slechts op grond van dej a ar ta 11 e n, de hele tirade (a. h. w. dl. CXLIV blz. 449 noot)teruggetrokken. Doch zelfs nu dit gebeurd is, hecht ik er aandeze plaats in de ernstige aandacht en de eeuwige herinnering aante bevelen van iedere beoefenaar yap de geschiedenis onzer letteren.Hij leert ons op 'n ruwe wijze eraan herinneren, hoe gevaarlik 'etis invloeden te willen aanwijzen in et werk van 'n schrijver. Door-dat op 'n kwaad moment 'n cijfertje hem parten speelde, liet vanPoppel zich er toe verleiden een met „bewijsplaatsen" opgeluisterdebronaanwijzing te fantazeeren, gegrond op 'n gewoon alledaagswoord, dat in een voor de hand liggende aanwending gebruiktwordt. Met evenveel recht zou ik 'n verhandeling kunnen schrijvenover „De invloed van Gorter's Mei op Staring" ofover „Gezelle's Hemellawerke als bron van hetlied: Aloëtte, voghel clein".Maar wie had z'n beweringen kunnen tegenspreken, zo de chrono-logie der feiten de verbandlegger niet logenstraffen kwam? Waar-schijnlik hadden we dan vandaag of morgen ergens kunnen lezen:„Hoe geliefd en verbreid Potter's werk in geheel de dietsch-spre-kende gewesten al spoedig werd, moge blijken uit het feit, dat deBrusselaar Ruusbroec, die toch zulke wereldsche lectuur niet zalgelezen hebben, de tietel als een gewone term gebruikt, en er eenuitgangspunt voor z'n beschouwingen van maakt".Voor onderzoek naar invloeden op een bepaalde schrijver komtiedereen vroeg of laat te staan. Moge de geschiedenis Ruusbroec-Potter 'n ernstige stoot zijn om de echt wetenschappelike zin in onswakker te houden, en steeds voorzichtig te zijn met et leggen vanoorzakelik verband en et zoeken van invloeden.

II.Op 'n vergissing van veel onschuldiger aard wens ik hier eveneensde aandacht te vestigen.

75

Page 80: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Op et tietelblad van R o o m s c h e Keur komt het motto voor: „OP o ë z i e, hoe 1 ief 1 ij k is uw t r e d". De recensent van dat werkin De Ci e l d e r l a n der (Vrijdag 13 Aug. 1915, 2e blad),spreekt de hoop uit, in het tweede deel „de drukfout hersteld te zien,waar (die) bekende regel...... aan Vondel wordt toegeschreven".

We hebben hier een gelijksoortig geval als, ik meen in 1901 of '02,de bekende uitdrukking „een 1evendighe kerck van onge-k or v e hou t" overkomen is. Toen had „De Maasbode" die uit-drukking toegeschreven aan Vondel, en Jan Kalf had hem daar-voor op de vingers getikt met de mededeeling, dat -ie Hooft toekwam.En beiden brachten versregels bij als bewijs. Ieder weet nu, dat hetvaderschap inderdaad Hooft toekomt (Baeto vs. 458) . Vondel heeft'n dertigtal jaar later die versregel nog door z'n hoofd voelen spe-len, en 't als 'n oorspronkelik beeld gebruikt. Doordat Baeto zoetjes-aan vergeten raakte, en Joseph in Dthan geliefd bleef, schrijft„men" de beeldspraak gewoonlik inderdaad aan Vondel toe.Iets dergelijks hebben we hier. „O Poëzie, hoe lieflijk is uw tred"toch, is de beginregel van het aan ieder bekende, in welhaast iederebloemlezing voorkomende gedicht „P o e z i ë" van J. A. AlberdingkThijm. Niet te verwonderen dus, dat het spraakgebruik die regel aanhèm toeschrijft.Nochtans, wie met de geschiedenis van dat gedicht en met Thijmstrant in 't algemeen enigszins naderbij bekend is, weet toch ook hoeeigelik de vork in de steel zit. Weet, dat Thijm er een liefhebber vanwas om z'n geliefkoosde figuren in hun eigen woorden te doen spre-ken. Weet ook, dat hij graag Vondel verzen in de mond gaf, die dezewel niet geschreven had, maar had kunnen schrijven.Toen dan ook Thijms zuster, Mevr. Cuypers-Alberdingk Thijm, bijde onthulling van et Vondelstandbeeld zingen zou, verbeeldde daarVon de ls heerlike begeestering voor de schoonheid uit te klinken.En het was, of de kunstrechter Thijm het publiek er nadrukkelik opwijzen wou: „Ziet ge wel, dit is niet maar 'n eenvoudig lied aan deschoonheid, maar et is de kern van wat Von del op duizenderleiwijzen uitgezongen heeft, z ij n kunstcredo. Zie maar, hier hebt gede bewijsplaatsen er bij". Thijm kon dat zo: evenals wij 'n polemiekof 'n wetenschappelik betoog trachten waar te maken door citatenen bewijsplaatsen, kon hij zelfs bij vèrzen zulk 'n betoog of kommen-taar leveren, doch zonder dat één lezer daar hinder van had; hijvlocht z'n bewijsplaatsen eenvoudig in z'n eigen gedicht.

76

Page 81: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Zo is dit hier het geval met vs 1--5 en vs. 16. Maar terwijl ieder delaatste aanhaling onmiddellik thuisbrengt: (de Vader „die, zo hooghghezeten"), is de eerste slechts te herkennen voor wie Vondels D a-v i d in Ballingschap kent, waar de Levyten Thamar toe-zingen (I I I, Rey.) :

„Princes, die, haeckende naer vrede,Om vader en den zoonOp een' gelijcken toonTe trecken, heentreckt uit de stede,Hoe lieflijck is uw tredt!Waer gij de voeten zet,Daer wassen leliën en geuren,Een regenboogh van schoone kleurenEn hartverquickend kruit.Men kieze al 't edelste uit,

En vlechte een' krans om u te kranssen.Keer zoo, datze al rondom u danssen".

Het liefelike beeld is dus wel degelik van Vondel en echt Von-deliaans paste Thijm het, dat is al de hier gespatieerd afgedrukteverzen, in een Vondelhulde op de poëzie toe. 1 ) TH. DE JAGER.a a a

BLADVULLING.

TAALONDERWIJS.

„In de grammatica der moedertaal moet altijd de keurige algemeenbeschaafde spreektaal van beschaafde ja zelfs fijn-voelende liedentot grondslag genomen worden, en niet de boekentaal.In het onderwijs der vreemde levende talen moet het zien en hoorenspreken van den leeraar een veel grootere plaats innemen dan lec-tuur of thema's.In het onderwijs der klassieke talen moet worden aangedrongen opeen vlot fijngemoduleerd voorlezen en een goede accentuatie vande kunstig gebouwde perioden.Voor het rèpeteeren van oude vertaling, in de praktijk even onmis-baar, als voor jongens en leeraar wanhopig vervelend, is juist ditvlot gemoduleerd voorlezen de eenige niet alleen instructieve, maarook finale en prettige methode."

Dr. JAC. VAN GINNEKEN,De nieuwe richting in de Taalwetenschap, bl. 18.

1 ) Er was reeds op gewezen in V o n d e 1 j a a r b o e k (voor 1908).

77

Page 82: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

VAN SCHIJN EN SCHEMER. 1)

De eerstelingen van een veelbelovenden twintigjarigen dichter, diein verschillende tijdschriften reeds verrassende proeven van zijnletterkundig talent gaf.Het is altijd prettig een nieuweling in te leiden in de rijen van wiehet Roomsche leven willen verrijken en kleuren door den stillenglans van rustige wetenschapsbeoefening of door de sterker schit-tering van verbeeldingsmachtige poëzie.De verzen van Bernard Verhoeven, hier gebundeld, openbaren hemals dichter bij de gratie Gods. Wie zulke woordmuziek weergeeftals verklanking van zijn droomen en vizioenen, belooft nog meeren beter voor de toekomst.Verhoeven's dichttalent is nog pas aan het ontluiken. Door heteigen zielegeluid klinken nog vreemde stemmen door; hij is zichzelfnog niet geheel en al. Maar ook waar reminiscenties van geproef delectuur zich mengen in het spontaan opstuwende woord, is hij geenslaafsche volgeling maar weet het gevonden goud te stempelen meteen eigen merk, na het versmolten te hebben met persoonlijken eigen-dom van edel waardevol metaal.Somtijds klinken vreemde stemmen door. Of herinnert dat mooie„Regenliedje" (blz. 24) niet van verre aan Adama van Scheltema's„Het geluk" en „De wilgen"? Toch zal niemand hier van navolgingkunnen spreken. Niet gelijke, maar gelijksoortige bezieling schonkhet aanzijn aan beider scheppingen. Eender is het gesteld met „Dedoodewagen", die ons Guido Gezelle voor den geest roept. Ook hierechter voldoende eigen visie, voldoende eigen klank bij Verhoeven.Daar gaat de wagen door d'Octobermist met de doode grafwaarts.Moeizaam trekken de paarden de kar de glooiing op. Het kerkhofis bereikt en de kist daalt de kuil in.

Klop, klop, klop.De klonters ploffenTot het hol verklonken is,En een laatste sombre doffeMompeling verzonken is.

Geen uitrafeling van gedachten in rhetorischen trant. Eenvoudig enwaar als dat kwatrijn van Van Meurs uit zijn:,,Kriekende Kriekske".

1 ) Verzen van Bernard Verhoeven. Druk en uitgave : Van Mastrigt en Ver-hoeven, Arnhem.

78

Page 83: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

De kist is ien de kuul gezakt.... boem !Een schup met eerde er op gesmakt.... boem !Geen preek op riekdom, liefde en roemLeert mien zóó veul als dat : boem ! boem !

Maar Verhoeven is hier veel zuiverder van klank en waarachtigervan gevoel. Verhoeven is de dichter der natuur. Hij heeft oog vooriedere wisseling van tinten, voor elke kleurschakeering in Gods mooieschepping. Hij zingt van zon en mist, van wind en regen, van mor-gen- en avondstond, van stad en land, van berg en Bosch en beem-den. Zijn taal buigt en rankt naar welgevallen. In waarheid maghij getuigen:

Ik ben de dwaze, hartstocht'lijk aandachtigeMinnaar van rhythme en lichte cadans.Ik ben verzot op het gracelijk-krachtigeMeisjes-bewegen in stappen en dans.Op al dat broze, nietsnutterig-prachtige :Zonnigheid, zwier en wat bloeme' in een krans.

Dat het zoet-gedweeë van het Vlaamsch, zooals wij het genieten uitGezelle's verzen, ook ons Nederlandsch kent, bewijzen regels alsdeze:

De daken zijn, de straten zijnBeduisterd allerwegen.Er leekt een bleeke nevelschijnIn 't leeken van den regen.De huizen aan de banen staanVermomd met mist en toegedaan.

Gelijk alle dichters van" onzen tijd heeft ook Verhoeven de bindendemacht der alliteratie doorvoeld. Ja, het wil mij voorkomen, dat hijer soms wel eens een te grif gebruik van maakt, zooals trouwens demeeste jonge dichters. Men vergeet dit echter lichtelijk bij het forsch-origineele zijner beeldspraak. Hierin toont hij zich een evenknie vanMatthias Kemp.Gluurt hier en daar, zooals in „Wederkeer" (blz. 77); nog evende sentimentaliteit door en iets van rooden rauwen brand, verwon-derlijk-bezonken spreken reeds zeer vele verzen, de jeugd van dendichter in aanmerking genomen. En dit is een verblijdend teeken.Liefdes-idylletjes zijn niet uitgebuit, en een vrome godsdienstzindringt zich niet hinderlijk doch waar-eenvoudig uit het woord somsnaar buiten.

79

Page 84: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Dat reeds sommige dezer verzen een componist vonden, verwondertme niet. Overigens ook in het maandblad De V ar en de Z a n g e rheeft Verhoeven gepubliceerd. Met een enkele kleine wijziging lijktmij het Lentelied (blz. 10) als volkszang geschikt met dien eigen-aardigen aanhef :

Rommel den trommelEn zwaai met de vlag !Rinkel den tamboerijn,Volk van den zonneschijn!Rommel den trommel,Tamboer van den dag!

Mooi van uitbeelding vind ik zijn „Hollandsch stedeke" met deknusse huisjes om den brink. Of is deze schildering niet allerliefst.:

Er scharrelt ginds een peuterkeMet stille pasjes rond,Zoo'n doddig klein-klein-kleuterke......Dáár drentelt nog een hond.Twee kippen knikken met hun kop,En pikken, telkens, weer wat op:'t Was alles, wat ik vond.

Een kerk als voor kabouterkesStaat óók nog op het plein.Wat moet het bij de outerkesDaar vroom en innig zijn......Verweerde glaasjes breken doorHet bladernet een bleeken gloor,Met groenen wederschijn.

Wat heel andere klank in dezen Herfstzang (blz. 33) :

0 boomen, slaat uw kronen in het licht,Dat dronken naderdanst op tronken, daken,De roode blikkerdake' en torenstaken.Hoe Al die gloed op al die dingen ligt!

Maar ik heb reeds te veel aangehaald, terwijl ik slechts van planwas om V'erhoeven's eerstelingen als waarachtig kunstwerk aan tebevelen in een aankondiging van zijn bundeltje.Moge het vele lezers, vele koopers vinden, opdat de jonge dichterdaarin aanmoediging vinde om zijn talent te vervolmaken. Wanthij belooft nog meer en beter te kunnen geven in mooi oorspronkelijkwerk. In onze Roomsche letteren bloesemt het tegenwoordig aller-wegen; een heugelijk feit daarbij is, dat zich telkens nieuwe toe-

s0

Page 85: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

a

komstkracht openbaart. Zoo wordt de eenzijdigheid geweerd enzullen wij een Roomsche Nederlandsche literatuur erlangen, zooalsdie werd voorzegd, maar nog weidscher, nog grootscher, nog rijker.

Dr. H. H. KNIPPENBERG.a a

Bericht aan de lezers.Zoals wij reeds aan onze lezers hebben meegedeeld, wordt met hetbegin van de zesde jaargang het Bijblad voor Taal enL et t er en uitgebreid tot

Tijdschrift voor Taal en Letteren,Juitgegeven door het Taal- en Letterkundig Instituut der R. K. Leer-gangen.We voegen hier de volgende meedelingen bij, ook in enkele puntjester verbetering en uitbreiding van andere berichten en prospektus.

Tijdschrift voor Taal en Letteren staat onder bestuurvan docenten der R. K. Leergarigen, L. C. Michel s, H. W. E.Moller, L. J. Sicking, H. J. A. M. Stein, J. F. M. Sterck,B. H. J. Weerenbeck, C. A. Willemse, C. J. Zwijsen.Met medewerking van vele beoefenaars van taal en letteren Dr. P.C. de Brouwer, Dr. J. Daniëls S. J., J.van Dinter S. J.,Dr. Th. Goossens, W. Govaart C. S. C., L. Hermans,Th. de Jager, Dr. H. H. Knippenberg, Dr. W. van Koe-verden, Chr. Kops 0. F. M., H. Linnebank 0. S. C., P.L. van Luyk S. J., P. Maximilianus, Mind. Kapucijn, B.H. Molkenboer 0. P., Mej. R. Peeters, Dr. G. PiepersS. J., Drs. Geri.. Royen 0. F. M., Dr. Maurits Sabbe,Dr. A. Schillings, e.a.De werkkring die wij nu de onze noemen, is zwaar, het hele gebiedvan taal en letteren in de uitgebreidste zin van het woord. Maarmet die prachtige staf van medewerkers, van wie reeds vele bijdra-gen zijn ingekomen, hopen en vertrouwen wij onder Gods zegen hetzware, maar mooie werk naar behoren te zullen volbrengen.De eerste aflevering is op de pers, en verschijnt begin Februari. Datde laatste aflevering van B ij b 1 a d zo lang op zich liet wachten,is te wijten aan overstelpende druktes juist in deze dagen (ook omonze nieuwe tijdschriften) op de drukkerij, of liever vooral op dezetterij.

81

Page 86: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

IN HOUD.blz.

JOHAN VAN DINTER, S. J. Uit een kleine Wereld 3 . . . 5

DR. H. H. KNIPPENBERG. Letterkundigen uit Limburg IV, V

Lodewijk Pascal Delruelle, VI Aanteekening . 13, 21, 71

Warenhuizen als broeikassen . .. . 20

P. MAXIMILIANUS, 0. CAP. Vondel's vertroosting aan Leraart

Vosslus . . 28

D1. ANDRÉ SCHILLINGS. Aanteekeningen over Vondel als

Echtgenoot, Vader en Grootvader .. 37

DR. H. H. KNIPPENBERG. De St. Geerten Minne. 41

P. MAXIMILIANUS, 0. CAP. De bloeiende Bongerd 46

Stemmen van Verre en Dichtebij. 49

Bloemenamen . . . 50

DR. H. W. E. MOLLER. De beruchte verzen in Vondel's

„Henricus de Groote" . . 51

W. GOVAART. Even: 't Aksent in plaatsnamen . 68

TH. DE JAGER. Vergissingen .. . 74

DR. H. H. KNIPPENBERG. Van Schijn en Schemer . . 78

Bericht aan de lezers .. . 81

Bladvullingen . . 36, 67, 70, 73, 77

NIHIL OBSTAT

EVULGETUR

A. A. VAN LAARHOVEN,

HAAREN, die 23 Jan. 1918

J. POMPEN,

LIBR. CENSOR.

VIC. GEN.

82

Page 87: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Tijdschrift voor Zielkunde en Opvoedingsleeronder bestuur der docenten van het Psychologisch

en Pedagogisch Instituut der R. K. Leergangen,

P. GERVASIUS, Mind. Kapuc., Dr. J. H. E. J. HOOGVELD, Dr. H. F. M.

HUIJBERS, Arts B. H. M. METTROP, Dr. H. W. E. MOLLER, Dr. F. ROELS.

TIENDE JAARGANG 1918.

Met medewerking van J. VAN DEN BERG, DR. P. DE . BROUWER, DR. JOS.

FRÓBES, S.J., DR. P. J. M. VAN OILS, CHR. KOPS, 0 F.M., G. LAMERS, S.J.,

P. VAN LUVK, S.J., PROF. DR. A. MICHOTTE, PROF. DR. A. K. M. NOVONS,

DR. P. PALMEN, S. ROMBOUTS, DR. FERD. SASSEN, PROF. DR. JOS. SCHRIJNEN,

DR. TH. VERHOEVEN, J. J. VERBEETEN, CHR. L. WESSELING MZN., e. a.

Dit tijdschrift is een voortzetting van „Opvoeding en Onderwijs".

Het verschijnt in de maanden Januari, April, Juli en Oktober, en geeft jaarlijks

24 vel inhoud. Inteekenprijs gij. 530 in 't jaar over de post; te zamen met

„Tijdschrift voor Taal- en Letterkunde" gij. 8.50 in 't jaar over de post.

Half Januari verschijnt het le nummer van de TIENDE JAARGANG.

Uitgegeven door de R. K. Leergangen

bij de Naami. Venn. C. N. Teulings' Drukkerijen, Den Bosch.

Bij de intrede van den tiepden jaargang, gaat „Opvoeding en Onderwijs"

haar program uitbreiden. Was het vroeger hoofdzakelijk practisch georiënteerd,

in het vervolg wil het ook theoretisch wetenschappelijke vraagstukken een ruime

plaats geven. Deze zullen op de eerste plaats van psychologischen aard zijn.

Vandaar de titelverandering in „Tijdschrift voor Zielkunde en Opvoedingsleer".

Het wil hiermee andere beschouwingen, zooals ethische of logische niet geheel

buiten sluiten, mits deze in verband met opvoeding worden behandeld. Zoolang

we nog geen tijdschriften bezitten, die zich aan speciale onderafdeelingen der

zielkunde wijden, zetten wij de psychologie in haar geheele breedte op ons

program, waardoor vanzelf de kinderzielkunde, hoofdafdeeling der paedologie,

is opgenomen. De „Opvoedingsleer" wil tevens het geheele gebied der paeda-

gogiek omvatten, dus zoowel de lichamelijke opvoeding behandelen als de

didaktiek en de opvoeding in strikteren zin : wilsopvoeding en ethische vorming.

Wij stellen ons voor in dit tijdschrift op de eerste plaats oorspronkelijke

bijdragen te geven. Vertalingen of ook bewerkingen zullen niet worden op-

genomen of slechts hoogst zelden, als het bijzonder goede bijdragen mocht

Page 88: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

gelden uit een taal, die slechts weinig gelezen wordt. Als orgaan van het

psychologisch en paedagogisch Instituut zal het tijdschrift ook de diverse onder-

zoekingen publiceeren, die door het instituut worden georganiseerd. Vervolgens

stellen we ons voor te geven, wat de Duitschers een „Sammelreferat" hebben

gedoopt en waarvoor wij den naam „algemeen overzicht" kozen. Dergelijke

overzichten zijn voor hen, die zich slechts terloops met een of ander detail-

gebied kunnen inlaten van groot nut. De „kroniek" zal verslag geven van de

voornaamste gebeurtenissen op psychologisch en paedagogisch terrein. Een

„tijdschriften-schouw" zal de lezers op de hoogte houden van de voornaamste

artikelen, die op ons gebied in diverse periodieken worden gepubliceerd, terwijl

de „boekbespreking" de lezers wil inlichten omtrent de literatuur, die in anderen

vorm verschijnt. Het spreekt vanzelf, dat niet alle rubrieken telkens kunnen

vertegenwoordigd zijn, maande geheele jaargang zal naar we hopen een veilige

gids blijken in de recente beweging op ziel- en opvoedkundig gebied.

Al wat de redactie betreft te adresseeren: Redactie van „Tijdschrift voor

Zielkunde en Opvoedingsleer", Psychologisch en Pedagogisch Instituut der

R. K. Leergangen, Kerkstraat 40, Den Bosch. Wat de administratie en de

advertenties betreft: Naaml. Venn. C. N. Teulings' Drukkerijen, Den Bosch.

Page 89: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Tijdschrift voor Taal en Letterenonder bestuur van docenten der R. K. Leergangen,

L. C. MICHELS, H. W. E. MOLLER, L. J. SICKING, H. J. A. M. STEIN,

B. H. J. WEERENBECK, C. A. WILLEMSE.

ZESDE JAARGANG 1918.

Met medewerking van DR. P. DE BROUWER, DR. TH. GOOSSENS, W. GOVAART,

C.S.C., TH. DE JAGER, DR. H. H. KNIPPENBERO, DR. W. VAN KOEVERDEN,

CHR. KOPS, 0. F. M., H. LINNEBANK, O.S.C., P. L. VAN LUYK, S.J., P. MAXI-

MILIANUS, Mind. Kapuc., B. H. MOLKENBOER, 0. P., Mej. R. PEETERS,

DRS. GERL. ROYEN, 0. F. M., MAURITS SABBE, DR. A. SCHILLINOS,

J. F. M. STERCK, C. J. ZWIJSEN, e. a.

Dit tijdschrift is een voortzetting van „Bijblad voor Taal en Letteren"

(bij Opvoeding en Onderwijs).

Het verschijnt in de maanden Februari, April, Juni, Augustus, Oktober, Decem-

ber, en geeft jaarlijks ten minste 18 vel inhoud. Inteekenprijs gi. 4.25 in 't jaarover de post; te zamen met „Tijdschrift voor Zielkunde en Opvoedingsleer",

gl. 8.50 in 't jaar over de post.

Begin Februari verschijnt het le nummer van de ZESDE JAARGANG.

Uitgegeven door de R. K. Leergangen

bij de Naaml. Venn. C. N. Teulings' Drukkerijen, Den Bosch.

Bij het begin van den zesden jaargang is de Redactie van het Bijblad voor

Taal en Letteren erin geslaagd het „Bijblad" aanmerkelijk uit te breiden, en

het te verheffen tot een zelfstandig Tijdschrift voor Taal en Letteren. Het

„Bijblad" was uitsluitend bestemd voor de beoefening van de Nederlandsche

Taal- en Letterkunde; het nieuwe tijdschrift kent geen grenzen van taal of

volk, en breidt zijn werkkring uit tot de beoefening van de taal- en letter-

kunde der verschillende volkeren en talen, oud en nieuw, in den uitgebreidsten

zin van het woord. Wij wenschen dus de taal- en letterkunde te beoefenen

zoowel in de beschouwing van de kunstwaarde harer voortbrengselen, als

in de wetenschappelijke bestudeering van haar ontwikkeling en haar geschiedenis.

In Tijdschrift voor Taal en Letteren willen wij opnemen oorspronkelijke bij-

dragen over letterkundige stroomingen, over bepaalde kunstenaars met het

woord, over bepaalde kunstwerken ; willen wij inzicht geven in een tijdperk, enz.

Page 90: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN - dbnl.org · bijblad voor taal en letteren onder bestuur van h. w. e. moller en j. f. m. sterck vierde jaargang nr. 1 bijblad bij opvoeding en onderwijs

Evenzoo oorspronkelijke bijdragen uit de ontwikkeling van de menschelijke

talen, beginselen en verschijnselen van taal in 't algemeen, verschijnselen van

de moedertaal en de vreemde talen afzonderlijk.

Verder wenschen wij te geven algemeene overzichten van bizondere uitgaven,

die een of ander deel van taal of letterkunde betreffen ; samenvattingen van

boekwerken en meer belangrijke tijdschriftartikelen, bijv. over nederlandsche

letteren, over fransche letteren, enz ; evenzoo over bepaalde taalonderwerpen,

bijv. wat er belangrijks verschenen is over engelsche taalkunde, over duitsche

taalkunde, enz. Daarmee overziet ieder belangstellende gemakkelijk, wat op een

of ander gebied van waarde verschenen is.

Deze algemeene overzichten zijn wel te onderscheiden van tijdschriften-schouiv

en boekbesprekingen, die ook tot de rubrieken van het tijdschrift behooren. De

tijdschriftenschouw geeft alleen schrijvers en titels, van de bijdragen die in ver-

schillende tijdschriften verschijnen. De boekbesprekingen bedoelen 'n ingaande

beoordeeling van werken, die daarvoor in aanmerking komen.

Overwogen wordt, of we ook in Tijdschrift voor Taal en Letteren 'n kroniek

kunnen opnemen, die het voornaamste zal bevatten over personen en zaken,

met betrekking tot taal en letteren. Wanneer de oorlog de regelmatige ver-

zameling hiervan niet al te bezwaarlijk maakt, zullen we ook deze rubriek openen.

Niet aan alle onderdeelen die we hier hebben opgenoemd, zullen we telkens

in ieder nummer het hunne kunnen geven. We hebben onze lezers alleen

willen inlichten, wat zij er voor en na zullen vinden, en waarmee zij, hopen

we, volledig op de hoogte zullen blijven van alles, wat taal en letteren in deloop van het jaar voor belangrijks zullen bieden.

Al wat de redactie betreft te adresseeren: Redactie van „Tijdschrift voor

Taal en Letteren", Taal- en Letterkundig Instituut der R. K. Leergangen,

Groote Markt 3, Den Bosch. Wat de administratie en de advertenties betreft:

Naaml. Venn. C. N. Teulings' Drukkerijen, Den Bosch.

Beide tijdschriften verschijnen in hetzelfde formaat als vroeger, maar op

beter papier.