BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht...

152
BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN ONDER BESTUUR VAN H. W. E. MOLLER EN J. F. M. STERCK VIERDE JAARGANG Nr. 1 BIJBLAD BIJ OPVOEDING EN ONDERWIJS 10 MAART 1916 INHOUD ^+ DR. MAURITS SABBE: DIERKENNIS EN DIERSAGE BIJ VONDEL, 3. . . . . BLZ. 5 J. MOORMANN: TEKSTVERKLARING BLZ. 27 (HUYGENS' HOFWYCK, PROSOPOPOEA VAN WESTERBAEN). UITGEGEVEN DOOR DE R. K. LEERGANGEN BIJ DE FIRMA'S E. VAN DER VECHT TE AMSTERDAM EN 41 C. N. TEULINGS TE S'HERTOGENBOSCH 1916 ^+

Transcript of BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht...

Page 1: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

BIJBLAD VOORTAAL EN LETTERENONDER BESTUUR VAN H. W. E. MOLLER EN J. F. M. STERCK

VIERDE JAARGANG Nr. 1BIJBLAD BIJ OPVOEDING EN ONDERWIJS

10 MAART 1916

INHOUD ^+

DR. MAURITS SABBE:DIERKENNIS EN DIERSAGE BIJ VONDEL, 3. . . . . BLZ. 5J. MOORMANN:TEKSTVERKLARING BLZ. 27(HUYGENS' HOFWYCK, PROSOPOPOEA VAN WESTERBAEN).

UITGEGEVEN DOOR DE R. K. LEERGANGEN BIJ DE

FIRMA'S E. VAN DER VECHT TE AMSTERDAM EN

41 C. N. TEULINGS TE S'HERTOGENBOSCH 1916 ^+

Page 2: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes
Page 3: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN

Page 4: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes
Page 5: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Bijblad voor Taal en LetterenONDER BESTUUR VAN H. W E. MOLLER EN J. J. VERBEETEN

1914 --- TW EDE JAARGANG -- 1914

BIJ „OPVOEDING EN ONDERWIJS " ZESDE JAARGANG

UITGEGEVEN BIJ E. VAN DER VECHT, BOEKHANDELAAR

0 EN UITGEVER TE AMSTERDAM, MARNIXSTRAAT 372 o

Page 6: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes
Page 7: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Do „WILDI HOREN SINGHEN"qq0 0 q

1.

Wildi horen singhenenen soeten sanevan Jesus, die ic gheerne songhe,al wordet lane,ende hoe hi in der eersten nachtin eenre cribbe wert ghelachtal onverborghendie een reine hertken heeft,die en derf niet sorghen.

2.

Ende doe heer Jesus gheboren wert,doe wasset coot.in tween ouden hosenhi ghewonden wert.daer stont een esel ende een riot,die hoeden Maria haer lieve kintende onsen heren.die hem so wel ghedienen can,hi lones hem sere.

Joseph nam dat eselkijnal bi der hant.si quamen bi schoonre sonnenin dat Egiptenlant.Egipten is een seer goede stat,daer Joseph ooc die herberghe batseer ellendich.Maria die span veel goedes gaernsmit haren handen.

7.

Maria die conde spinnen,dat vrouwelijn,Joseph die conde timmerensi gheneerden sich fijn.doe Joseph niet meer timmeren can,doe was hi also ouden man :hi haspelde garen.Jesus droech dat gaernken te heusden riken ende den armen.

s.

Jesus wert besnedennae der ouden ee.woudes u niet verdrieten,ic songhes u mee.dat werden die heilighe drieconighe ontwaer,si brachten hare offer daerende hare gaven.si baden dat weerde kinde kij nom sine ghenade.

4.

Joseph doe den esel namal bi den toom.wat vant hi aen den weghe staeneen dattelenboom.och eselken du moetste stille staen,wi willen die dattelen plucken gaen :wi sijn seer moede.die dattelenboom ter eerden neechin Marien schote.

5.

Maria las die dattelenIn haren schoot.Joseph was een out man,dats hem verdroot :Maria laet die dattelen staen,wi hebben noch veertich milen te gaen :het wort seer spade.wi bidden dat weerde kindekijndoor sine ghenade.

Den heilighen gheest den hadden wi gheern,al beiden wi lane.wi willen noch van heer Jesus singhenenen niewen sane,hoe lieve dat sijnre moeder was,doe hi in haren armen lachal onverborghen.so wie heer Jesus minne draghet,die en derf niet sorghen.

9.

Doe Jesus in der cribben lach,dat heilighe kint,drie heilighe coninghen tot hem quamenuut Orient.si offerden daer drie gaven stout :merre, wirooc ende gout.si waren reine.dat kint dat is der enghelen heer,der werelt ghemeine.

10.

Doe Herodes dat vernam,die felle tyran,dat dat kint gheboren was,hi wert seer gram.hi sinen cnechten doe gheboot,dat si brachten die kinder ter dootso wredelike.daer om so sijn si nu ghecroontin hemelrike.

5

Page 8: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0 11.

Die enghel in der middernachttot Joseph quam :Joseph vrient, staet op ghereet,schaffet u van dan !Herodes heeft der kinder ghedodet veel,het gaet der nu al uut den speelom Jesus wille.Joseph voer tot Egipten wert,in eenre stille.

12.

Doe Jesus aen den cruce clam,die heilighe man,ende Maria sijn lieve moedertot hem quam,haer herte dat was in groter noot,hi leet voor ons den bitteren lootso minnentlike.dat sullen wi in ons hertken draghenstedelike.

13 0

Jesus i5 die beste weert,dat weet ic wel.daer hi aen der tafelen sit,Baer vaert men wel.hi is die weert ende hi salt ooc sijn,hi quijt die cost, hi betaelt den wijn :dat doet hi gherne.ic waer so gheerne nae deser tijtin sine taverne !

14.

So wille wi dan heer Jesus biddenom ene bede,dat hi ons gheve nae deser tijtsinen ewighen vrede,ende daer toe ooc sijn soete aanschijnende mitten enghelen blide te sijneweliken.wie Jesus in sinen herten draghet,den maket hi rike.

Dit zeer oude, bekoorlike lied op de vlucht naar Egipte i) heeftal vaak de aandacht getrokken. Niet zozeer om z'n schoonheidnochtans, als om 't merkwaardige feit, dat (naar men meent) tweeverwante liederen tot 'n geheel verbonden worden door eenvoudige

aaneenhechting.Blijkbaar heeft geen der schrijvers over 't geestelik lied lang zich't hoofd er over gebroken, of bedoeld feit in dit geval wel zo vaststaat : de saamsmelting is zo op 't eerste gezicht duidelik, meentmen ongetwijfeld, dat niemand aan de mooglikheid van 'n andereoplossing schijnt gedacht te hebben. Reeds Hoffmann von Fallers-leben (t. a. p.) acht et hopeloos de verhouding van beide delen tewillen uitvinden. Kalff noemt 't 'n blijkbare aaneenhechting vantwee kerstliederen, en Knuttel vindt de samenhang van beide delenraadselachtig. Hij stelt twee mooglikheden : le : 2 liederen, waarvan't twede naar 't voorbeeld van 't eerste is gedicht, zijn aan elkan-der gehecht, of 2e : 't laatste is gedicht als vervolg op 't eerste.Ofschoon hij tot geen oplossing komt, schijnt hij toch het eerstegeval 't waarschijnlikst te achten. Hij steunt dat door te wijzen op't voorkomen van de twede helft in het Wener hs., doch noemt't dan weer opmerkelik, dat de repeticie, die daar voorkomt, ookgevonden wordt in 'n duits lied dat saamhangt met onze le helft.Het komt me voor, dat 'n poging om het mooie oude lied tot 'n

1) IIOS AE BEI ;1CAE X no. 24 p. 59; Litteratuur: Muls., Brugman II p. 159; v Duvse, Het uudeNed. Lied III p. 211; KAU}, Gesch. Ned. Lett. II p. 276; KNUTTEI Geest, Lied p,113-116.

6

Page 9: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

str. 8 •Den heiligen geest den hadden wi geern,al beiden wi lane.wi willen noch van heer Jesus singenenen niewen sane,hoe lieve dat lijnre moeder was,doe hi in horen armen lachal onverborgen.so wie heer Jesus minne draget(lie en derf niet sorgen. ij

oorspronkeliker vorm terug te brengen, niet zo geheel mislukken

hoeft als op ' t eerste gezicht schijnt.

Dat we met 'n zeer bedorven tekst te doen hebben, is zeker, en,

gezien de hoge ouderdom van 't lied en de langdurige mondelinge

overlevering, ook niet te verwonderen.Hoe is men echter gekomen tot de beschouwing als zou ons liéduit twee verwante afzonderlike liederen (str. 1-7 en 8-14) bestaan ?

Dat ligt 'm ten eerste aan strofe 8.Zéér duidelik is dit 'n aanvangsstroof, blijkens vs. 3-4. Bovendien

is 't geheel 'n parallel van str. 1. Zie maar :

str, 1.

\vildi horen singenenen sueten sane,van Jesus, die ic u geerne lange,al wortet lane,ende hoe hi in der ierster nachtin eenre cribben wert gelecht,al onverborgen ? ,die een rein hertken heeft,die en derf niet sorgen.

Overigens sluit de inhoud van 't twede deel in 't geheel niet aanbij die van 't eerste, en zo lijken deze 7 strofen 'n afzonderlik

lied te vormen.Doch welk 'n vreemd allegaartje, dit ! Na de aangehaalde str.volgen er drie, die het bezoek der koningen verhalen, daaropspringt men over op de kruisiging, dan volgt 'n str. die op 'n

drinklied lijkt, en 'n conventionele slotstrofe.Ook de eerste helft blijkt al aanstonds niet geheel in orde. De

hoofdinhoud hiervan is de bekende legende over de neerbuigendedadelpalm op de vlucht naar Egipte. Ofschoon in de eerste koe-pletten nu al de voorafgaande gebeurtenissen : de geboorte, de aan-bidding van os en ezel, de besnijdenis, kort vermeld worden, vindtmen de aanbidding der koningen als aanleiding tot de vlucht geheel

ter zijde gelatenMaar zie nu : Wat men hier als 'n gaping bemerkt, vormt de inhoudvan str. 9-10-I I, en het opvallendst is, dat in inhoud en vorm diestrofen geheel, zonder enige rest, aansluiten bij de vorige.Ongetwijfeld hebben we hier dus te doen met 'n geheel ander ver-schijnsel, n.l. het van de plaats raken van strofen, wat insgelijks

vaker voorkomt.

'1) 'Tekst naar Knuttel. Op andere plaatsen is de tekst genomen in de vrij willekeurigespelling van de llorae Belgicae. Dit wordt hierdoor veroorzaakt, dat knuttel alleenstr. 1-8 in z'n nauwkeurig afschrift meedeelt. D

7

Page 10: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Ik zal nu het lied afdrukken, zoals 't na mijn reconstructie er uit ziet :

1

Wildi horen singhenenen soeten sancvan Jesus, die ic gheerne songheal wordet lanc,ende hoe hi in der eersten nachtin eenre cribben wert ghelachtal onverborghen ?die een reine hertken heeftdie en derf niet sorghen.

2.

Ende doe heer Jesus gheboren wert,doe wasset tout.in tween ouden hosenhi ghewonden wert.daer stont een esel ende een rint,die hoeden Maria haer lieve kintende onsen heren.die hem so wel ghedienen can,hi lones hem sere.

9.

Doe Jesus in der cribben lach,dat heilighe kint,drie heilighe coninghen tot hem quamen,uut Orient.si offerden daer drie gaven stout :merre, wirooc ende gout.si ware reine.dat kint dat is der enghelen heer,der werelt gemeine.

10.

Doe Herodes dat vernam,die felle tyran,dat dat kint -gheboren was,hi wert seer gram.hi sinen cnechten doe gheboot,dat si brachten die kinder ter loot,so wredelike.daer om so sijn si nu ghecroont,int hemeirike 1)

11.

Die enghel in der middernachttot Joseph quam :Joseph vrient, staet op ghereet,schaffet u van' dan !Herodes heeft der kinder ghedodet veel,het gaet der nu al uut den speelom Jesus wille.Joseph voer tot Egipten wertin eenre stille.

4.

Joseph doe den esel namal bi den toom.wat vant hi aen den weghe staen ?een dattelenboom.och eselken du moeste stille staen,wi willen die dattelen plucken gaen :wi sijn seer moede.die dattelenboom ter eerden neechin Marien schote.

5.

Maria las die dattelenin haren schoot.Joseph was een out man,dats hem verdroot :Maria laet die dattelen staen,wi hebben noch veertich milen te gaen,het wort zeer spade.wi bidden dat weerde kindekijndoer sine ghenade.

6.

Joseph nam dat eselkijnal bi der hant.si quamen bi schoonre sonnenin dat Egiptenlant.Egipten is een seer goede stat,daer Joseph ooc die herberghe batseer ellendich.Maria die span veel goedes gaernsmit haren handen.

7.Maria die conde spinnen,dat vrouwelijn,Joseph die conde timmeren :si gheneerden sich fijn.doe Joseph niet meer timmeren can,doe was hi also ouden man :hi haspelde garen.Jesus droech dat gaernken te huusden riken ende den armen.

14.

So wille wi dan heer Jesus biddenom ene bede,dat hi ons gheve nae deser tijtsinen ewighen vrede,ende daertoe ooc sijn soete aenschijnende mitten enghelen blide te sijneweliken.wie Jesus in sinen hertken draghet,dien maket hi rike.

1) Ik begrijp niet, hoe Dr. Knuttel (t. a. p. blz. 500 noot. 1) deze strofe 'n inlassing noemenkan, ze past geheel in de gedachtengang ; als oorzaak van de vlucht is ze noodzaaklik.

8

Page 11: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Me dunkt, ieder moet na lezing van het bovenstaande tot de over-tuiging komen dat de ingeschoven koepletten daar en nergens eldersop hun plaats zijn. Of dit nu de oorspronkelike lezing geeft ? Bijvolksliederen immers zijn de meest uitvoerige redacties, gewoonlikniet de beste ? Ik durf met beslistheid zeggen :. Ja. Natuurlik watde volgorde van de strofen betreft. In allerlei andere opzichtenvalt nog heel wat aan te merken, zo als we straks zullen zien.Voor m'n bewering heb ik verscheidene bewijzen.ie. De gaping vóór str. 4. De gedachtegang van Hoffman's tekst(A) was aldus : Toen Chr. geboren werd, was het koud : het kindwerd in twee oude hosen gewonden, os en ezel behoedden 't,'t werd besneden, drie koningen brachten hun gaven. Joseph doeden esel nam al bi den toom, wat vant hi aen den weghe staen ?Een dattelenboom. Van de aanleiding tot de vlucht, van 't feitvan 'n vlucht zelfs, wordt niet gerept Is de «springende gang»ook 'n kenmerk van et volkslied, deze «sprong» is toch wat al tegroot ! Vooral waar de aanleiding tot de vlucht 'n zo geliefd feitin de kerstliederen is.2e. Daar staat tegenover, dat de door mij ingevoegde strofen 9, Joen I I juist die gebeurtenissen bevatten, die men vóór str. 4 ver-wachten zou. Nu kon dat zonder bezwaar 'n bijvoeging zijn van'n later dichter, immers, zo vele liederen werden uitgebreid. Doch3e. Hoe zou 't dan mooglik zijn, dat die jongere strofen zo volkomenaansluiten bij de overige, zo geheel zonder enige rest er in opgaan ? en4e dat ze zo gehéél in de eige trant en toon gedicht zijn, zogehéél dat zelfde waas van bekoorlike naïefheid hebben als de overige,zo geheel dezelfde voorstelling volgen, zelfs in aanvangsregels over-eenkomst hebben (2 Ende doe heer Je sus gheboren wert, 9 DoeJesus in der cribben lach, io Doe Herodes dat vernam, 4 Joseph doeden esel nam) ? Terwijl5e in 't verband waarin ze bij A voorkomen, 'n dwaas geheelbereikt wordt, — als men nog van 'n geheel spreken mag, — datrijmt als tang op varken.Het zou mij niet moeilik vallen deze sprekende bewijzen metenige te vermeerderen, doch ik geloof dat ook zo voor iedereenduidelik moet zijn wat ik betoog.Hoe nu strofe 8 er in gekomen is ? We hebben hier verschillendemooglikheden, waarvan m. i. de volgende 't waarschijnlikst zijn.le. Toen 't lied reeds 'n tijd in omloop was, en 't dus moeilik

* 9

Page 12: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

'n «NIEUWE SANC» genoemd kon worden, heeft men er 'n anderebeginstroof voor gedicht. De afschrijfster zal dan 'n geschrevenvoorbeeld voor zich gehad hebben, en, zich die jongere str. onder't schrijven herinnerend, die er bij geplakt hebben. Dat 't woord«NIEUWE» niet voorkomt in str. I (ongetwijfeld de oorspronke-like beginstr.) is tegen deze opvatting geen bezwaar, hoogst-waarschijnlik heeft 't woord «suete» z'n oorsprong te danken aan'n zelfde zucht tot wegwerken. Even min is 'n bezwaar, dat in devervangstroof «NIEWE» is blijven staan. Dit woord toch heefthier zeer duidelik de betekenis van «andere».2e. Een twede mogelikheid is deze : Nadat de voorge strofen van

hun plaats geraakt waren, heeft men, om zin in de verhaspeldetekst te brengen, voor et verschoven gedeelte 'n aanvangsstroofgedicht. Hoewel de waarschijnlikheid van dit vermoeden heel kleinis, vermeld ik et volledigsheidshalve toch.3e. Meer kans om de waarheid te zijn heeft dit: 'n Omwerker

heeft ons lied gebruikt om mozaïeksgewijze'n nieuw lied te dichten.Daartoe heeft hij 'n enkel koeplet, aanvangsstroof, er bij gedicht,en overigens hier 'n stroof, daar 'n regel of 'n motief vandaangehaald.

De vergelijking van deze drie mooglikheden leert dat de eerste degrootste waarschijnlikheid heeft. Doch wie zal 't met volle zeker-heid uitmaken ?

Bij m'n reconstructie heb ik strofe 3 uitgeworpen ; hiervan dient

nu rekenschap gegeven. Ze luidt aldus :

Jesus weit besnedenna der ouden ee.woudes u niet verdrietenik songes u mee.dat werden die heilighe drie coninghe ontwaer,si brachten haren offer daerende hare gaven.si baden dat weerde kindekijnom sine ghenade.

Misschien ziet iemand hierin aanleiding om m'n reconstructie af tewijzen. Immers : Er wordt wél gesproken van de koningen. M'nuitwerping zou dus geschied zijn pour besoin de la cause, om 'tmooi te doen kloppen, om m'n bewering van 't «opgaan zonderrest» waar te maken. Neen. Zo ooit 'n periode zich als later toe-

I0

Page 13: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

voegsel verraden heett, dan is 't wel dit onbeholpen, knoeierig in-lapsel. Blijkbaar hebben we hier te doen met 't feit, dat 'n afschrij-ver ook de besnijdenis in 't lied wilde brengen. I) Daarvoor volston-den twee regels. Hoe dus de 7 andere gevuld. Vs. 3-4 dat gingnog al makkelik, maar dwaas. Waar in str. i al gewaarschuwd wasdat 't lied lang zou worden, is 't komies in str. 3 verontschuldigingte vragen voor 't te lang zijn, terwijl er nog 'n I I str. moeten

volgen ! De 5 vs die 't bezoek der koningen inhouden, zijn al evendwaas. Immers : de oorzaak van 't bezoek der koningen was niet,dat zij de besnijdenis ontwaer werden ! De vs 6-7 worden verdachtgemaakt door de stoplap «ende horen gaven». En wat in vs. 8 9staat, valt geheel uit de toon.Ook str. 12-13 zijn door mij uitgeworpen als laatre toevoegsels.

Men zie slechts.

12

Doe Jezus aen den cruce clam,die heilighe man,ende Maria sijn lieve moedertot hem quam,haer herte dat was in groter noot,hi leet voor ons den bitteren dootso minnentlike.dat sullen wi in ons hertken draghenstedelike.

Jesus is die beste weert,dat weet ic wel.daer hi aen der tafelen sit,daer vaert men wel.hi is die weert, ende hi salt ooc lijn,hie quijt die cost, hi betaelt den wijn,dat doet hij gherne.ic waer so gheerne nae deler tijtin sine taverne.

Op et eerste gezicht ziet iedereen dat we hier te doen hebbenmet strofen die buiten de rest staan. Terwijl het gehele lied zoalset door mij hiervoor is afgedrukt (B) 'n schoon geheel vormt, met devlucht naar Egipte als onderwerp, geleidelik voortvloeiend uit dekerstgebeurtenissen, en met 'n aardig slot over het leven in Egipte,staan deze beide koepletten als iets heel afz onderliks. Het een is'n vermelding van Christus' kruisdood, et andere, ook hiermeeniet saamhangend, is 'n schildering van de hemelse zaligheid inde vorm van 'n drinklied, zoals er meer waren. 1VIen heeft dus ge-tracht het kerstlied om te scheppen tot 'n lied op et hele levenvan Christus. De ontzettend onbeholpen manier waarop dat indeze strofe zowel als in str 3 gebeurt, maken het allerduidelikst,dat de omwerker alles behalve 'n dichter is geweest. Herinneringenuit bekende liederen zijn door 'n kwistig gebruik van stoplappen

i) I let is opvallend, zo vaak de besnijdenis te lias en 1 c onpas in de kerstliederenvermeld wordt. q

II

Page 14: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

aaneen gelijmd. Reeds Dr. Kalff(t. a. p ) wijst deze twee strofen danook af. Is nu str. 14 ook 'n later invoegsel? Dr. Knuttel denkt et 1),doch niets geeft ons recht, hem in die mening te volgen. Wiede trant onzer middeleeuwse geestelike liederen kent, zal 'n der-

gelijk slot heel natuurlik, zelfs fraai, vinden : in het Devoot endeProfijtelijck Boecxken bijvoorbeeld is eer groot aantal aan te wijzendat op gelijke wijs sluit. Het conventionele van deze eindgedachte(zo natuurlik in 'n katholieke eeuw) herinnert sterk aan, en ismisschien navolging van het „Deo Patri sit gloria", in z'n talrijkevariaties, van vele latijnse himnen.

Zo meen ik dus een onzer oudste liederen 'n meer oorspronkelikevorm gegeven te hebben, en in staat gesteld er nog andere kwali-teiten in te waarderen dan lieve onbeholpenheid. M. i. hebben wehier te doen met een lied, waarvan de bekoorlike naïef heil derverhaaltrant, de grote soberheid der woordkeus, nog fijner reliefkrijgen door de zangerige melodie, et prettige ritme en, niet 't minst,door de gaafheid der visie, zich uitend in 'n harmonies in elkaarovergaan der verschillende delen, en elks onderlinge goede even•redigheid.Maar tevens meen ik dat we nu 'n betere grondslag hebben bij 'tzoeken naar 'n oplossing voor de andere vragen die in verbandmet dit, lied rijzen ; de verdere zuivering van de tekst, de kwestielied of leys, de samenhang niet 't duitse : „Do Jesu Christ geborenwart" 2).

TH. DE JAGER.1) T. a. p. blz. 500, noot 1.2) Afgedrukt : Horae Belgicae X p. 63-65.

0 U to

12

Page 15: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

'N NIEUW MIDDEL VOOR DE WOORDGESLACHTEN

In de Februarie-aflevering van de .,Katholiek" is van de hand des

heren Hollenberg 'n artikel verschenen onder 't opschrift : „Levendehulpmiddelen voor het woordgeslacht in het Nederlandsch". Ditstuk geeft aanleiding tot kritiekDe schrijver staat in de spellingstrijd, waar ie in z'n inleiding met'n enkel woord over spreekt. tussen de partijen. ,.Het Rapport derStaatscommissie heeft geen vrede gebracht ; zelfs vele vijanden•derV. S. denken over dat rapport niet zeer gunstig". i) Schr. gelooftwel, dat .,de spelling van De Vries en Te Winkel niet ongewijzigdzal worden gehandhaafd", maar betwijfelt van de andere kant ,,zeersterk, of de beruchte 9de regel voorloopig kans van slagen heeft ;of n.l. zal worden aanvaard, dat ieder naar zijn gevoel het geslachtzal mogen bepalen". 2) De voornaamwoordelike aanduiding isvoor hem als voor vele anderen 'n struikelblok. 3) Het is niet m'nbedoeling, de bezwaren, die men tegen dezen regel maakt, te be-spreken. De heer H. vreest o. a. als gevolg „groote onzekerheid inde woordenboeken, die misschien liever in het geheel geen gèslachtzullen vermelden bij vele woorden", en vraagt zich af : „Hoe zou daneen vreemdeling, die Hollandsch wil leeren, zich moeten redden ?"'t Antwoord hierop is gemakkelik te geven. Welke vreemdelingkrijgt geleerd, wat 'n geboren Nederlander niet eens klaar speelt ?In spreken en schrijven is hij. wil hij zich goed uitdrukken, op dewoordelijst aangewezen, om dan te ontdekken, dat 'n Nederlander't feitelik nog anders doet. Gesteld dat zo iemand erin slaagt, degeslachten van De Vries en Te Winkel tot z'n geestelik eigendomte maken, of 't geduld heeft om „in infinitum" naar de lijst te blijvengrijpen, men zou de man met z'n moeizaam•verworven bezit nietkunnen feliciteren, of z'n geduld misplaatst achten. Want al wijkt'n groot deel van Nederland in deze kwestie der voornaamw. aan-duiding van 't toongevende Holland af, het behoeft toch niet nog-

1) 't Was hier misschien de plaats geweest, om naast 't Rapport melding te makenvan de uitvoerige „Kritiek" in 1912 en 1913 te Zwolle verschenen, uitgaande vande „Vereniging tot Vereenvoudiging van onze Schrijftaal".2) Bepalen is onjuist of minstens dubbelzinnig ; als ieder naar z'n gevoel te werkgaat, wordt er eigenlik niet bepaald, maar gekonstateerd hoe de feitelike toestand is.3) In 't voorbijgaan wijs ik op de belangrijke artikelen van Ph. J. Simons over„Voornaamw. aanduiding van de abstracta". N. Taalg. VII.'t Vraagstuk is voor de studie van 't taalleven zeer interessant, al kan men op ver-schillende punten met de schrijver van mening verschillon. 0

Page 16: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

ma tls gezegd, dat. de willekeurige geslachtsregeling van De Vriesen Te Winkel in geen ènkel levend dialekt z'n bevestiging vindt.Voor 't Vlaams b. v. heeft Cornelissen 'n lijst van 546 woordenopgemaakt, die 'n ander geslacht hebben dan 't officiële. i) Devreemdeling is ongetwijfeld meer gebaat met de eenvoudige regelingvan de V. S., niet alleen om de eenvoudigheid, maar vooral omdatzo z'n praktijk altijd in overeenstemming zal zijn met die van 'ngroot deel der beschaafd-sprekende Nederlanders. Bij Kollewijnc. s. zou men dus éér van voorkomendheid tegenover 't buitenlandkunnen spreken, als daar in deze kwestie sprake van kon zijn.Want voorop eigenlik dient de vraag : sinds wanneer is 't gebrui-kelik, dat 'n taal zich schikt naar 't prakties belang van de buiten-lander, die haar leren wil ? Dergelijk reglementeren is op z'n plaatsin 'n kunstmatig gevormd Esperanto, maar moet als fundamenteel-onjuist uit de beschouwing van elke levende taal gebannen blijven.Waarom trouwens zou men niet, door op dit punt 'n gezonde vrij-heid toe te staan, aan de levende beschaafde taal 'n gelegenheidte meer laten, om zich in haar veelvormige verscheidenheid te

tonen. 2)

Aan de andere kant is de heer H. zo goed als wie ook overtuigd

van de hopeloosheid der De Vries-en-Te Winkelse geslachts-regeling, die „geen sterveling kent, ook niet de Hoogleeraren inde Nederlandsche taal." Evenwel, kennis ervan is nodig, zolangde oude spelling nog in gebruik is. En regels kweken kennis. Methoeveel afschuw de schr. zich ook de verschrikkingen van z'n jeugdherinnert, hij keurt de regels niet af, want ze zijn nuttig en onmis-baar in vele gevallen. Alleen zou hij wensen, -- we komen hiermeeaan z'n eigenlike onderwerp — dat de spraakkunsten zich met detraditionele regels niet tevreden stelden, maar rekening hielden met

de LEVENDE taal. ,,Waarom toonen zij niet aan, dat .. in HONDER-

DEN gevallen de levende taal en dus het oor wel degelijk een veiligegids kan zijn." Er volgen enige lijsten en lijstjes van gangbare`uitdrukkingen, eigennamen, enz., waar uit de vorm van lidwoord

1) Zie De Vooys „Spreken en Schrijven in Noord-, en Zuid-Nederland" bl. 41 ; daarook andere bronnen. --- Vgl. nog over de behandeling van minder gebruikelike woor-den, door Vlamingen, Moller Tijdschr. 27, bl. 140 v. — Ik laat nog buiten beschou-wing, dat 't grammaties geslacht lang niet de enige faktor is, waar de voornaamw. aan-duiding van afhangt. Daarover vooral bovengenoemde artt. van Simons, en van de-zelfde „Perspektief" N. Taalg. VIII.

2) Persoonlik spreek ik, ofschoon Brabander, de buigings N niet uit, maar ben me welbewust, veel meer woorden dan 'n Hollander met HAAR, ZE, D'R, 'R aan te duiden. C3

14

Page 17: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

of bijv. naamw. 't geslacht der z. n. w. gemakkelik is op te maken;als b.v. EEN STEEN DES AANSTOOTS, DES MORGENS, IN NAAM DER

WET, TEN DIENSTE, TER AARDE, VAN DEN BERG. VAN DER KOLK.

De lijsten zijn natuurlik niet volledig, bedoelen dat ook niet te zijn.Ze dienen meer als bewijs voor de stelling. dat inderdaad in reeksenvan gevallen de gesproken taal 'n hulpmiddel aan de hand doetom 't geslacht te konstateren, en kunnen dan ook, naar schr.'s be-

doeling, door iedereen gemakkelik naar eigen kennis worden uit-gebreid.

Tegen dit alles zijn vele bemerkingen te maken. Dat we op 'ndergelijk «huismiddeltje» `i) bedacht moeten zijn, belicht wel héélscherp 't feit, dat in 't beschaafde Nederlands de mannelike envrouwelike geslachtsonderscheiding te loor is. Want niet zoo uit- .gebreid zijn deze lijsten te maken, dat men daaraan 'n andere naamkan geven dan die van RESTEN. 't Gaat ook niet aan te zeggen,dat «in de gewone omgangstaal van de oude buiging heel watmeer is blijven hangen, dan... vele Kollewijnianen willen weten.Juist zij en hun geestverwanten zijn 't, die voor de springlevendetaal in hl haar uitingen de oren hebben opengezet, die 't taalon-derwijs verfrist hebben, en de spraakkunst teruggebracht tot z'nwelbegrepen taak : niet reglementeren maar konstateren. 2)Erger is 't volgende. Wat was voor de ijverige bestudeerder vande Nederlandse schoolgrammatika 't bizonder hinderlike van deregels, die in de geslachtechaos enige orde moesten brengen ?Vooreerst hun aantal, maar vooral de ontmoedigende bevinding,dat alle ijver' niet baatte, aangezien ze, aldus de heer H. «in tal-looze gevallen niet voorzagen, of zelfs misleidden, omdat van deuitzonderingen alleen de voornaamste waren opgegeven.»In 't gewenste verband met deze aanhaling breng ik onmiddelik 'tbezwaar, dat de schr. eerlikheidshalve zelf tegen z'n voorstel aan-voert. «Wat moet men b. v. denken, vraagt hij, als men vindt :DES NACHTS, en daarnevens : TE MIDDERNACHT ? Of : een KIND

DES DOODS, naast : TER DOOD VEROORDEELEN ? INDERTIJD enDESTIJDS ? VAN DIEN AARD en UITERAARD ? kan men blijven ver-trouwen op de deugdelijkheid, wanneer men namen vindt als : vanden AAKSTER, 3) van DEN BERG naast van DER B. ; van DEN en

1) 't Woord is van de Schr. zelf.2) Voor oppervlakkige beweringen van deze of gene vereenvoudiger kan men toch

niet «vele Kollewijnianen» als zodanig verantwoordelik stellen.3) = ekster. 0

15

Page 18: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

.van DER Burg ; van DER CAMMEN, van DER KNAAP, MOLEN,. ?"

Ik geloof geen woord te veel te zeggen met de bewering, dathiermee de voorsteller zelf z'n middel niet alleen minder-betrouwbaar, maar zelfs onbruikbaar heeft verklaard. Het helptniet, of men tracht de oorzaak van 't verschijnsel na te speuren,waarbij trouwens met geringe moeite groter zekerheid te bereiken-ware. Of ik al weet, door wat oorzaak 'n muur is ingestort, daar-mee is ie niet weer opgebouwd. Het helpt evenmin, dat de heer Hin zulke gevallen vrijheid zou wensen als 't redelikste, of zelfsverlof om bij woorden, waarvan naar Kollewijn, door De Vr. enTe W. de nek is omgedraaid, de nek weer terug te draaien, —want dat is de liquidatie van de Woordelijst, de uitzondering totsysteem verheven. De Schr. heeft 't fatale van z'n bezwaar heelgoed gevoeld, maar waarom wil hij niet liever de werkelike toe-stand onder de oogen zien, en naar dat inzicht handelen ?Waarlik, de uitzonderingen zijn vele, en de twijfelachtige gevalleneven talrijk. Ik hoop dat aanstonds met enige detail-aanmerkingennader aan te tonen. De doorsnee-Nederlander, wie 't hoofdzakelikten goede zou moeten komen, is niet in staat de deugdelikheidvan 't middel in de praktijk te kontroleren. Om 'n voorbeeld tegeven. Bij de eigennamen VAN DER PALM, VAN DER POLS, VAN

DER HELM, tekent de Schr. aan, dat hier de PLANTEN van dienaam bedoeld zijn. De argeloze, die zich van deze beperking geenrekenschap geeft, i) maakt die woorden ook in andere betekenisvrouwelik, en heeft 't mis. Iemand wil 't woord NOOD gebruiken,en denkt daarbij niet enkel aan DESNOODS, maar ongelukkigerwijzeook aan TERNAUWERNOOD, of — hij is 'n Hollander -- aan 0. L. V.TER NOOD ; 's mans gerustheid is verdwenen. Waarborgt u deuitdrukking TE GOEDER TROUW 't vrouwelik geslacht van TROUW ?Te kwader ure kon u alleen deze andere : IN DEN TROUW (= in 'thuwelik) in de gedachte komen, en ge zoudt te goeder trouw 'twoord mannelik maken. Wie zegt u, in ieder bizonder geval, dat't bewaarde woordgeslacht geen overblijfsel is uit 'n tijd, toen 'tanders was dan later, of dan nu in de Woordelijst, — of 'n «in-wijkeling» uit enig dialekt, waar 't ook anders was of is 2) — ofmisschien 'n formatie uit de tijd, toen op dit gebied overgang enverwarring heerste ? Zal men zich niet telkens afvragen, zij vooral1) Wat 'm bij POLS zeker niet kwalik te nerven is. Polsen zijn lischdodden of

duikelaars (v. Dale).2) B. v. uit de t'jd van de Zuid-Nederlandse immigratie. p16

Page 19: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

(en dat zijn toch verre de meesten) die over ouder Nederlands

niet oordelen kunnen : heb ik in deze of gene eigennaam wel

werkelik te doen met 't woord, dat ik erin zie ? Wie vertelt me,dat 'n uitdrukking of naam met TEN of VAN DEN niet stamt uit

'n tijd of 'n streek. waar 't bijbehorende zelfst. naamw. nochmannelik noch vrouwelik maar onzijdig was ? (TEN OORLOG b.v., i)Wie van 't bewaarde woordgeslacht voor de praktijk van z'nschrijven wenst gebruik te maken, moet noodzakelik altijd anderefaktoren in 't oog houden, wier beoordeling, in 't algemeen ge-sproken, niet van z'n kompetentie is. 't Zal er erger mee zijn,als met de befaamde regels, omdat hier niet eens de voornáámsteuitzonderingen op te geven zijn. 't Laatste kontrólemiddel is danweer de Woordelijst, en we zijn langs 'n omweg aan 't zelfde puntwaar we tevoren zonder omweg kwamen. 't Werk, dat De Vr. enTe W., wetenschappelike mannen altans, op 't spoor van Davidv. Hoogstraten, Kluit en Siegenbeek, verricht hebben, zal voor 'ndeel door tal van onbevoegden nog 'n is worden overgedaan.

Hier volgen nog enige aantekeningen, die ik bij 't doorlezen van't artikel maakte. «Dikwijls, zegt schr., is van DES alleen de s over-gebleven, goedsmoeds, binnensmonds.» Bedoelt hij, wat de samenhangmeer dan waarschijnlik maakt, met DES de lidwoordsvorm, dan isGOEDSMOEDS hier slecht op z'n plaats. Daarop volgt : «'t Is natuur-lijk de eerste s die het mannelik bewijst, zoodat uitdrukkingen alsluidkeels hier niets TEGEN bewijzen, evenmin als moeders verjaars-dag, zonsverduistering (naast zonnebloem) waarin de s geen bui-gingsuitgang maar alleen verbindingsletter is. » De natuurlikheidblijkt niet, Men dient te weten, dat de S oorspronkelik wel degelikkenmerk van 't mannel. (of onzijdig) was, dat de in later Middel-nederl. voorkomende Genitief bij vrouwelike woorden (vooral lang-lettergrepige T-stammen als DAET, WERELT) en de uitbreiding overandere op analogie naar 't mannelik berust ; 2) dat met de bedoeldes geen buigingsuitgang maar verbindingsletter te noemen de zaaki ) We worden gewaarschuwd, voorzichtig te zijn, en niet te vergeten, dat veel vandie woorden onzijdig zijn (ten behoeve, ten einde, enz. blz. 164). Daar is weinigvoorzichtigheid voor nodig, maar in gevallen als hier bedoeld helpt geen voorzich-tigheid.Aanvaardt de heer H. ook de konsekwentie, dat Brabanders en allen, die in eigentaal 't woordgeslacht kennen, niet bij overblijfsels, maar wat beter is bij hun spring-levende dialekt te rade gaan, ook overal waar 't afwijkt van De Vr. en Te W.'2) Franck, Mnl. (Jrammatik2 § 184 Anmerkung. — Verdam, Uit de Gesch. derNederl. Taal, :3 blz. 261. — 0

17

Page 20: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

niet is opgelost, aangezien de verbindingsletter alweer in tal vangevallen op analogie berust en in oorsprong wèl buigingsuitgang iszo goed als de zgn. bijwoordelike s. Door allerlei wisselingen zijnde grenzen hier zozeer verschoven, dat er inderdaad voor de ge-slachtsbepaling niets te vinden is. I) Maar op dezelfde manier is't denkbaar, dat in woorden van 't model BINNENSMONDS de eersteS door analogie ontstaan is. Men zegt immers ook : BINNENSKAMERS,

De schr. geeft op : IN DIER VOEGE, IN ALLER IJL, METTERWOON,

VAN DER DUIN. Vrage : hoeveel mensen herkennen in 't eerste't gewone woord VOEG ? wie bekommert zich om 't geslacht vanIJL en WOON en DUI N, wanneer YI, niet en WOON nauweliks andersdan in 'n staande uitdrukking voorkomt, 2) en DUIN onzijdig ofmeervoud is ? Van wat nut is 't, of uit eigennamen 't vrouwelikgeslacht blijkt van rivieren als AA, AAR, DEIL, LEE, VLIET e. a. ? 3)Wie zegt me trouwens, dat met AAR, GOUW, LEE, MARK, ZAAN in

VAN DER AAR enz. rivieren bedoeld zijn ? Juist op dit gebied zietmen immers de raarste sprongen En spreek de schalkaard eenstegen, die tot z'n gerief allerlei namen fantaseert ; hoe kontroleertmen dat ? Wie interesseert zich voor 't geslacht van DONK, 4)BRINK, ESCH, HAM (= beemd), ENG, GOOR, 5) HAAR, HORST, LAAR,

LOOS, POL ? Ik vind opgegeven TEN SPIJT ; SPIJT is vr. ; TEN VAL,

VAN DER HOOP, — POST : die woorden hebben in bepaalde betekenissen 'n ander geslacht. Omgekeerd : TERSTOND, GOED TER

TAND, 6) TER WILLE ZIJN, VAN DER KUIL, -- PIJL, 7) -- PUT, —

VLIET, die woorden zijn mannelik. 'n Nu geldend spellingverschilis niet voldoende om zekerheid te geven aangaande de betekenis

van NOOT, WANT, in van der N., — W. -- Als ik m'n aandachtmoet wijden aan uitdrukkingen als : TER RUSTE, -- AARDE,

-- REEDE, --- HELLE, ---- EERE, — SCHOLE, BLIJDE INKOMSTE

I) Vrouwspersoon e. d. ; zelfs 's werélds eer, 's werelds loop, armelui's kinderen,Verdam t. a. p. Ook : ondanks is 's werelds loon.2) Ook nog: IN DER IJL.

3) Naast VAN DER DEIL is bekend de uitspanning DEN DEYL tussen Den Haag enLeiden. -- VLIET is als eigennaam en soortnaam mannelik. — DE DOMMEL, altijdals mannelik opgegeven, is in de Meierij, waar men er toch van spreken kan, vrou-welik. --4) Ook VAN DEN D. komt voor. Zo naast VAN DEN HURK V. DER H.; Schr. tekentaan : = kiel; in die betekenis zeker weinig bekend. 't Nedl. Wdbk. geeft alleenandere betekenissen en daarbij 't mannel. gesl. — Op Z ' N HURKEN komt niet inaanmerking.5) In deze vorm Mnl. onzijdig. Verdam, IIdwdbk. bl. 37.6) Daarnaast : AAN DEN T. VOELEN.7) Ik beweer niet, dat dit ons gewone PIJL is. q

18

Page 21: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

enz. ; is 't dan niet ruim zo eenvoudig om de regel te leren, vol-

gens welke vrouwelik zijn de woorden die altijd of soms op E

uitgaan ? i)

Hoe 't nu komt, dat veel woorden in verschillende tijd 'n ander ge-slacht vertonen, daarover kan men b, v. in Jan te 'Winkel's GESCil.

DER NEDERL TAAL de paragraaf over «Verandering van geslacht»nalezen. 2) 't Afvallen van toonloze E, analogiese werkingen enallerlei schommelingen hebben 't hunne ertoe gedaan. -- Niet tevergeten is daarbij, dat men in de overgeleverde litteratuur nietenkel met tijdsverschil maar evengoed met plaatsverschil rekeningmoet houden : hoeveel verschillende dialekten zijn daarin nietvertegenwoordigd ! Die zijn in deze kwestie immer lang niet een-stemmig ; en de uitbreiding van analogiese werking laat zich vante voren niet bepalen.

Dat er tal van uitdrukkingen en namen voorkomen, waarin deoude buigingsvormen. naar 't geslacht gedifferentieerd, bewaardzijn, niemand spreekt 't tegen. -- Maar of we er wat aan hebbenvoor de geslachtsbepaling, dat laat ik aan 't oordeel van de lezer.

ROLDUC, Maart. L. C. MICHELS,

l) Behoudens klaarblijkelike uitzonderingen (ror E, EINDE, UUR e d.) en vRE1)E. —op de regel van de vr. woorden op -I,ING zijn, anders dan 'chr. schijnt te meenep,uitzonderingen genoeg, om 'n nieuwe regel te maken. — (Van «'ijk i N. 122.l;unlmer2 N. 131.)2) Blz. 142, v. V.

0 0 D

19

Page 22: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

ooREGEN OD

ao

Ontleding is uitdieping van het wezen der dingen ; zij begint metde stof, staat bij voortzetting haar taak af aan den geest, totdatbij 'n zekere diepte 't gezicht wordt verloren.Iedere splitsing der dingen levert dus een vondst aan graag-wijze

menschen.Dommen loopen met groote brokken in hun verstand, dichte kluitenwaarnemingsstof, waarvan zij toch zoo bitter weinig hebben, ofliever, waarvan zij door omschoffeling 't honderdvoudige kondengenieten.Dommen staat hier als tegenstelling ; lees : gewone menschen.Want wie, in 't dagelijksch leven, ontleedt al wat de zinnen hembrengen, terstond bij ontvangst, of bij latere verwerking ? Dan

nog wijst èèn bepaald, meer ontwikkeld zintuig het terrein vanonderzoek aan ; de rest blijft onontgonnen.

Zoo'n aanpak is praktisch, blijkt tegenwoordig zelfs noodzakelijkvoor 'n wetenschapper.Onder de minst-bezochte gebieden behoort dat van 't geluid ; demusici niet mee te tellen natuurlijk, hun zal niet overkomen, watbij anderen toch wel eens is opgeteekend : een vierstemmige H. Mishooren als monophoon of niet opmerken een piano-begeleiding, diemet lagere accoorden, een liedje op z'n eigen handje begon.Deze voorbeelden bij gewild-verwekte tonen worden herhaald— en misschien nog wel dikvijler — bij klanken, die ons elk oogen.blik omringen, van menschen en hun dingen, van de natuur.Het gehoorde in de statische straten tellen wij samen en schrijven'als uitkomst : rumoer ; zoo oppervlakkig-vlug echter zijn wij daar-toegekomen, dat narekenen op de vingers ons niet meer af-gaat.Daar komt tusschen 't gebrom, gegons, gestommel, geratel, getingelen wat al niet, het ruischen van 'n regentje-voor-een-geheelen-daggezegen, overal door-heen ; dat brengt z'n geluid mee, maar weinigooren zullen het uit dat al-leven loshaken.Toch, naar duur en voortgang der oplettendheid, daalt 't gevoeldes te dieper, voor 't wezen der dingen een plaatsje openmakendter opname in onze ziel.Om regen te vernemen als regen-geluid allèèn, als zuiver natuur-voortbrengsel, moet men ook leven in de natuur, buiten de stad ; ofhier kan men ook verblijven, maar dan op 'n achteraf kamertje,

2Q

Page 23: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

bijv. hoog boven 't straatlawaai, buiten 't bereik van stemmen derburen, als in een afgesloten plekje der lucht, met er om heen 'tgeluid van regen.Door uitsluiting is men zoo de ontleding reeds een eind te gemoetgegaan ; als nu aanleg maar niet ontbreekt, oefening niet tegen-staat, zal men een heel eind weegs geraken.En dit wel bewust of onbewust.

Onbewust zijn de meeste èèns door die stemming getrokken, welketerstond dan ook herkend wordt, dan bewust wordt, onder 'tlezen o. a. van regen-beschrijvingen, waarvan iedere zin, elk woordeen ontvezeling is ; in verzen volgen hier Benige voorbeelden ;verzen der nieuwe tijden leenen er zich toe bij uitstek.

Il pleure dans mon coeurComme ii pleut sur la ville ;Quelle est cette langueurQui pénètre mon coeur ?

0, doux bruit de la pluie,Par terre et sur les toits !Pour un coeur qui s' ennuie0, le chant de la pluie !

(P. VERLAINE).

Hoort gij 't zeuren van den regen, altijd maar door ?, juist alsofer in een nabij-liggend vertrek reepen goed worden gescheurd,altijd maar dàèr, voor het oor onhoudbaar-vervelend. Wat de vers-bouw daartoe bijbrengt ? Neen, wacht even...Ga d'r nu eens zóó voor staan, voor 't vers, als bij een bloemen-knop, alleen maar kijkend-lezend ; kom morgen terug en overmorgenweer, en langzaam zal er voor uwe verwonderde oogen een vollebloem ontluiken ; zijt gij ongeduldig, trek dan de blaadjes uit, eenvoor een, zie bijv. de herhaling van eu-klank in 't eerste couplet,van ie-klank in t tweede, maar weet, dat daardoor de rijkdom vanbelofte wordt verstrooid, uw zelf-genieten verminderd ; slechts terleering van een on-ingewijde mag men zich zulk een beschouwenveroorloven.

Hebt gij dezen dan — 't is soms noodig — overtuigd, dat uw gevoels-indruk wel wat meer was dan inbeelding, lees dan samen VanNouhuis' gedichtje, en ga na, of uw les iets heeft uitgehaald ; wantuitleggen kunt gij het bijna niet, hoe toch weer 'n soortgelijk ge-

voel wordt opgewekt door 'n samenstel van eenvoudswoorden als :

2I

Page 24: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

q De hemel is zoo troosteloos grijs. 0Het wil niet dagen.....

I)e wind zingt in de boonren een wijsVan klagen,..,.

Ik hoor de droppelen nedergaanIn neevlig duister,

Voor mijn venster blijf ik staanEn luister.....

Zoo stil is 't overal om mij heenOp donkere wegen .. .

Alleen het troosteloos geweenVan regen.....

Gelijk èèn klank 't oor, zoo kan èèn kleur t oog vervelen en èènbeweging en èèn vorm :

Longue comme des fils sans fin, la longue pluieInterminablement, a travers le jour gris

Ligne les carreaux verts avec ses longs fils grisInfiniment, la pluie,

La longue pluie,La pluie (E. VERHAEREN.)

eindeloos-lange grijze draden altijd maar voor oogen te hebben,dat houdt niemand uit ; geen zal 't hem kwalijk nemen, zoo hij z'ngemoed eens lucht in 'n uitroep, als aangehaald vers slot met 'nverminderend tempo : schei toch in 's hemelsnaam uit, schei tochuit, schei uit !In 't begin van dit opstel deed ik een aangifte van de verzen dernieuwere tijden ; hierom : die der andere blijven mooi wel, maarin hun soort ; meest schenken zij een enkelvormig genot, voor 'tverstand alleen, voor 't ge voel of voor de verbeelding, waarbij detwee laatste er 't slechts bedeeld van af kwamen, die haddenzooveel niet in de melk te brokkelen, gaven geen genoegzaam voed-sel, dacht menMaar 'n bijzonder slag van denken noemt men lieden de poëzieniet meer, maar 'n stuk leven, dat geuit wordt, om te kunnen wor-den opgevangen door zoo veel levensfactoren mogelijk, te gelijkliefst ; al-bevrediging is 't ideaal, wie d'r 't dichtste bijkomt iskoningschutter, voor 'n tijdje, want allemaal blijven ze mikken.Aan gevoel, gehoor, gezicht deed 't vorig-aangehaalde zijn mede-deelingen, het volgend heeft nog iets te vertellen aan 't verstand ook :

Oh ! la pluie ! Oh ! la pluie ! 0 les lentes trainéesDe tils d'ean qu'on dévide aux noirs fuseaux du temps

q Et qui semblent mouillés aux larmes des années o22

Page 25: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Oh ! la pluie ! Oh l' automne et les soirs attristants !Oh ! la pluie ! Oh i la pluie ! Oh les lentes trainées,

G RODENL'AI;H,

aan 't verstand, zeide ik, want behalve dat 't woordwaar-'t-omgaat telkens weer herhaald wordt als 't vervelend en toen, en toen,en toen, van een zemel-verhaal, geleidelijkheidsklanken : semBLENT

mouilLES aux Larmes des années de rhythme-beweging vergemakke-lijken, 't-draden beeld de regen veraanschouwelijkt, worden er

draadklossen bij gedacht, als afwerking, doorzetting van 't eens-aangenomen beeld ; vèrder loopt nog het denken den derden regelin, welke den verbandsindruk zichbaar maakt tusschen vochtigheidvan regen (gedrenkte draden) en tranen, van droefheid, die opweltbij 't eentonig zien en bij 't beleven van zorgen, moeite enz.Schoonheidsverhoudingen trekken tusschen kunstvoortbrengselen,verleidt tot een adverteeren van eigen smaak in kunstopvatting ;doch ieder zal een opmerking toeknikken als de volgende : beidelaatste Fransche aanhalingen zijn uit groote verzen, uit v. Nouhuis'gedichtje vloeit een èven droevige stemming, dus 't Hollandschedraagt hier bovendien de verdienste van veel effect met weinig mid-delen. JOH. VAN DINTER S. J.

D0 OVER DE DEFINITIE VAN DEN ZIN o ó0

Er is in de eerste afleveringen van het BIJBLAD VOOR TAAL EN

LETTEREN al heel wat over en weer geschreven over 't wezen vanden zin, zonder dat de re- en duplieken ons een stap nader bijde waarheid hebben gebracht. Of ik dan zal zeggen, wat een zineigenlijk is ? --- «Och nee) antwoord ik met DR VAN GINNEKEN-- « dat weten wij taalgeleerden immers nog zelf niet heel precies.) i)Maar 't wordt tijd, dat er een eind komt aan 't gehaspel, waarbijde geduldige lezer slechts tijd verliest en dat bovendien onaange-naam dreigt te worden voor beide partijen.

De kwestie loopt over de vertaling en de verklaring der definitievan PAUL en WUNDT. Volgens PAUL is een zin «der sprachlicheAusdruck, das Symbol daf iir, dass sich die Verbindung mehrererVorstellungen oder Vorstellungsgruppen in der Seele des Spre-chenden vollzogen hat, und das Mittel dazu, die nainliche Verbindungder n tnlichen Vorstellungen in der Seele des Horenden zu erzeugen :»

1) Nieuwe Taalgids VI, blz. 191. 0

0 0

23

Page 26: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

PAUL houdt een zin dus voor een soort VERBINDING tusschen minstens

twee elementen, die in 't verdere verloop van zijn betoog den

naam krijgen van SUBJECT en PRAEDICAAT. Het subject is de voor-

stelling (of de voorstellingsgroep) die 't eerst in 't bewustzijn staaten daar sluit zich 't praedicaat bij aan. Anders gezegd : het subjectis het appercipieerende, het praedicaat het geappercipieerde. Wel zijn

er volgens Paul gevallen, waarin één van de twee leden -- ge-woonlijk het subject -- niet tot uiting komt, maar ook dan zijn

ze toch steeds beide in 't bewustzijn aanwezig. Het ontbrekendelid moet men in zulke gevallen zoeken óf in 't voorafgaande (WIE

HEEFT DAT GEZEGD ? JAN) of in de situatie (WAAROM ZOO LAAT ?).

In het laatste gedeelte van de definitie verlaat hij het standpunt

van den SPREKER en plaatst zich op dat van den HOORDER. Het

subject richt de opmerkzaamheid van den hoorder op datgenewaarover hij moet denken, het praedicaat zegt hem, WAT hij daar-

over te denken heeft.

0 00

Volgens WUNDT ontstaat een zin — als hij tweeledig is -- niet

door de verbinding van twee elementen tot een eenheid, maar door

de splitsing van een eenheid in twee elementen. Een zin immersis volgens hem «der sprachliche Ausdruck fur die willkiirlicheGliederung einer Gesamtvorstellung in ihre in logische Beziehungenzu einander gesetzten Bestandteile.» Voordat een zin ontstaat,duikt er dus een schemerend voorstellings-complex in 't bewustzijnop, maar zoodra dat complex in 't heldere licht treedt, splitst het

zich . in tweeën : het subject en het praedicaat In gevallen, waarindie splitsing niet plaats heeft, ontstaat een eenledige zin.Het verloop van 't psychologisch proces blijkt duidelijk in een zin

als : HEMEL ! (voorstellingscomplex) DE KLOK (subject) STAAT STIL

(praedicaat).In het bewustzijn van den HOORDER ontstaat een zin, ook volgensWundt's opvatting, natuurlijk door een verbinding van subject en

praedicaat.PAUL en WUNDT staan dus lijnrecht tegenover elkaar. Volgens

Paul is een zin een SYNTHETISCH, volgens Wundt een ANALYTISCHproces. Wie heeft gelijk ? De waarheid ligt, zooals gewoonlijk, inhet midden. Er zijn zinnen die ontstaan langs analytischen weg,zooals Wundt dien aangeeft ; andere, die synthetisch zijn opge-24

Page 27: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

bouwd. In 't algemeen zullen NOMINAAL ZINNEN, zinnen voorDINGEN, meer synthetisch zijn ; V'ERBAALZINNEN, zinnen voor

FEITEN, meer analytisch, I) Waar is onze trein ? DIE STAAT OP ZIET

TWEEDE PERRON - WAARACHTIG ! DAAR KOMT ONZE TREIN AL

Na dit voorwoord kan het artikel van J. van Alphen zonder com-mentaar volgen. J. J. VERBEETEN.

Qó OVER 'T RECHTE BEGRIP DER WUNDTSCHE óó

ZINDEFINITIE.

In aflevering I van dit tijdschrift schreef Desiderius over de zinde-finitie. Verscheidene definities liet hij de revue passeeren o. a. ook

die van Herman Paul, die hij zelf aldus vertaalt : De zin is hetsymbool om aan te geven, DAT zuil in de ziel van den spreker DE

VERBINDING VAN VERSCHILLENDE VOORSTELLINGEN VOLTROKKEN

HEEFT, en tevens 't middel OM DEZE OOK TE VERWEKKEN in deziel van den hoorder. 2) Voor Paul is dus de zin én in den spre-ker én in den hoorder 'n synthetisch proces. Daarnaast zette De-siderius nu de zinsomschrijving van W. Wundt, maar liet daarongelukkigerwijze deze opmerking aan voorafgaan : «Wundt heeftbezwaren tegen de uitdrukking «verbinding» van voorstellingen bijH. Paul en vervangt ze door «aaneenschakeling». Over deze op-merking ben ik gevallen, én met recht. Ieder die ooit IETS heeftgelezen over de onderhavige kwestie weet. dat Wundt's opvattingin dezen staat tegenover die van Paul als ANALYSE tegenoverSYNTHESE. Vandaar dat de term «verbinding» voor Paul typee-rend is, en de term «aaneenschakeling» op Wundt's definitie past,ja, als 'n tang op 'n varken. Ik zeg meer, dat ééne woord «aan-eenschakeling» zou mij, en iederen deskundigen lezer, er aan kun-nen doen twijfelen of Desiderius de definitie van Wundt wel helderinzag, toen hij erover schreef ; een twijfel die nog versterkt wordtdoor de vertaling, die hij ervan geeft. De definitie luidt : een zin is«Der sprachliche Ausdruck fair die willkurliche Gliederung einerGesamtvorstellung in ihre in logische Beziehungen zu einanderge-setzten Bestandteile» en de vertaling :«De uitdrukking in woorden van een voorstellingsgeheel, naar de

1) De lezer verzuime niet, in den zesden jaargang van Dv, NIEIT\vE TAALGIDS hetartikel FErrEN EN DINGEN van Dr, J, van Ginneken aandachtig te bestudeeren.2) spatieering van mij . J. v. A.

2 5

Page 28: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

gewilde ordening van z'n bestanddeelen, zooals die in onderlingelogische verhouding gesteld zijn.»

Mocht nu Desiderius meehen, dat ik te boud gesproken heb, danzou mij niets liever zijn, dan 'n afdoende weerlegging. Maar danmoet hij de gewraakte passage c. a in extenso vooropzetten, an-ders wordt 't 'n schermen in de lucht. i) Ik zal mij vatbaar too-nen voor overtuiging en in alle oprechtheid mijn misvatting er-

kennen, -- als hij er in slaagt. Dit punt is 't eenige, wat ik inzijn artikel van afl. I bestreden heb. Ik begrijp daarom niet, waar-toe dat heele eerste gedeelte van zijn antwoord (?) dienen moet :

«i°. Het zwaartepunt mijner betooging heb ik willen leggen inden laatsten zin : «Men moet het eenvoudigweg opgeven, eenschema te willen opstellen waarin alle zinnen goedschiks of kwaad-schiks ingelijfd worden.»

Hierin ligt mijn opinie uitgedrukt, dat ik noch de definitie van Paulof Wundt, noch die van Kretschmer tot de mijne maak. Hierdoorga ik denzelfden weg als Dr. J. v. Ginneken, die den «zin» noemt«een term, die niet beantwoordt aan één psychologische realiteit».Men vergelijke desnoods zijn «Principes de linguistique psycholo-gique» § 3 11 ---3 1 5, — en § 324--328.1Dit zwaar-op-de-handsche stukje kan moeilijk als antwoord dienenop mijn schrijven, omdat ik er met geen woord aanleiding toe hebgegeven. Maar nu 't er toch staat, mag ik er misschien wel 'nenkele opmerking bij maken.

I°. Desiderius getuigt met nadruk, dat hij noch de definitie vanPaul of Wundt, noch die van Kretschmer tot de zijne maakt. Maaracht hij zelf die verklaring nog noodig, waar hij vlak van te vorenden welgemeenden raad heeft gegeven, om 't eenvoudigweg op tegeven nog 'n definitie te willen vinden ?

2°. Wat die raad betreft, waarin hij 't «zwaartepunt zijner betoo-ging heeft willen leggen,» die heeft mij den eersten keer al toege-klonken als'n «tot hiertoe en niet verder» aan allen, die 't nogzouden wagen 'n zindefinitie te willen opstellen. En dan met 'tbooze plan om te loopen zoo iets toch te willen beproeven in degrammatica die eerlang verschijnen zal. Goddank, dat Dr. v. Gin-neken en Verbeeten in gelijke mate aansprakelijk zullen zijn voordat feit.

3°. Aan 't slot wordt mij lof toegezwaaid «voor mijn prijzens-1) d. i. blz. 30 van den 1 en jaargang van regel 7 van hoven tot regel 15 van onder.26

Page 29: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

waardig streven, juiste ideeën te wekken over het lastige probleem

van de zindefinitie.. Ik ben voor lof niet ongevoelig, maar ik

moet toch bekennen, dat hij me hier eenigszins vreemd in deooren klonk, na 't boven aangehaalde anathema over alle zinde-

finitie-vorschers. JAC. V. ALPHEN

0000 NEDERLANDSE WOORDELIjST óE

volgens de beginselen van de «Vereniging tot Vereenvoudigingvan onze schrijftaal», samengesteld door DR. R. A. KOLLEWIJN,

DR. F. BUITENRUST HETTEMA en DR. J J. SALVERDA DE GRAVE.

Tweede, herziene druk, Zwolle, W. E. J. Tjeenk Willink, 1913. o

Waarom 'n WOURDELIJST voor de vereenvoudigde spelling ? Ik

dacht dat je bij die spelling van al dat gezeur met lijsten, enwoordeboeken voor goed was ontslagen ? Zeker, we hoeven nietop te zoeken of 'n woord zogenaamd marinelik of vrouwelik is, deberuchte emmetjes (m.) en veetje's (v.) van de woordeboeken :dingen die niet bestaan, moet je hier niet zoeken. Wel staat hier

achter de woorden of ze DE of HET hebben, of allebei Tussen

twee haakjes, hoe je moet schrijven «ennetjes», «emmetjes», enz.is in deze lijst niet te vinden, dat moest toch eigenlik wel, wantdaar zullen velen nog al 'ns last mee hebben. dunkt me.Verder zijn hier ook niet te vinden, woorden, waar niemand be-zwaren kan hebben ; niemand natuurlik die weet wat ie behoort teweten. Toch zijn de bewerkers hier zeer ruim geweest, en hebbenliever te veel gegeven dan te weinig. Hoofdvormen van werkwoorden,meervoud van zelfst. naamw. zijn dikwels aangegeven : twijfeltiemand, dan komt ie gewoonlik hier wel terecht.Wat er et meeste instaat, dat zijn de bastaardwoorden. Niet, alsofdit boekje die nu 'ns goed wil verbreiden over ons taalgebied,nee, maar, omdat als we ze gebruiken moeten, (zo min mogelik),we hier et meest tegen moeilikheden aanlopen. Wij zijn wel 'n beetjeerg vasthoudend op dit gebied. Andere talen als Italiaans, Spaans,enz. schrijven zo'n woord onmiddellik op inheemse manier, maarbij ons ?... Als we iemands «doopceel» willen lichten, -- of komtdat misschien hoogst zelden voor ? — dan doen we dat deftig met'n C, al is dat woord ons al eeuwen lang bekend, en zo zijn ermeer. Bij vele van die woorden vinden we terecht twee spellingenopgegeven, 'n ouwere en 'n nieuwere; in die dingen is te geven

27

Page 30: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0

en te nemen, dat kan niet anders. Niet alleen verschillen van smaak,

van vasthoudendheid, zijn hier van invloed, maar ook de meerdereof mindere bekendheid van die woorden : wat den ene heel gewoonis, lijkt 'n ander haast uiterst zeldzaam.'N paar dingen heb ik toch gemist, en die naar mijn mening heelnoodzakelik zijn Veel woorden op E (onduidelike klinker) hebbenbij alle of zeer vele beschaafden 'n s in 't meervoud : ZIEKTES,

GEDEELTES, enz. die S vind ik hier nooit aangegeven : dat geeft

erg onjuiste taalbegrippen, als de mensen daar nog altijd vinden :

ziekten, gedeelten. Verder : waarom alleen vormen als rijden, reed,

gereden ; scheiden, gescheiden ; enz. terwijl allen die beschaafdNederlands spreken zeen : rijen ree, gereeën • scheien, gescheieni ^,g g> f b ; s n ;

verblijen ; enz. (niet raaien, braaien, natuurlik) ; juist in dergelijkedingen zullen velen twijfelen, of dat nu beschaafd is, en dus ge-schreven kan (en dikwils MOET) worden, en ze vinden niets. Evenzode verbogen vormen van grof : GROVE en GROVVE, ik vind hier wel

GROVER en GROVVEK, zeer juist ; MURF, MURVE staat er niet in,wel et bijna nooit gebruikte murw, murwe. Dat soort van dingenhoort zeker in deze Woordelijst, die voor velen zo goed van pas

zal zijn.Nog iets over de stoffelike bijv. naamw. : gouden, fluwelen, enandere. Is et niet aan te bevelen daar bij te zetten, dat GOUD, enFLUWEEL, ook bijv. naamw. zijn, en dus de verbogen vormen zijn :goude, fluwele (zonder N) ?

Ik meende deze dingetjes te moeten aanwijzen als wenselike ver-beteringen. Dat ik dit handige boekje aanbeveel, spreekt van zelf;en dat et 'n twede druk is..., nou, we beginnen dan toch zo lang-zamerhand op te schieten ; maar nu asjeblieft 'n beetje in de rich-ting van eenparig versnelde beweging. H. W. E. MOLLER.

0 0

28

Page 31: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

oti00

0o VONDELS „JAERGETIJDE"Do

I.

Het goud van onze Gouden Eeuw is geen vier en twintig karaats.Te veel delen koper, ijzer, lood, voor 't mooi. De grootste rechts-geleerde, de grootste staatsman, de grootste dichter -- de drieEuropeërs van de republiek — zijn als bandieten door haar behandeld.Hugo de Groot heeft achter de dikke deur gezeten, Oldenbarneveltwerd onthoofd en Vondel is nauweliks de bijl ontsprongen. In hetTwaalfjarig Bestand was Holland op z'n malst, op z'n dunst, opz'n akeligst. Onder de jaren 1617-1619 mag men, als prof. Blok,

de stempel zetten : ' S LANTS TREURSPEL I); reeds onder het moord-

verhaal van Oldenbarnevelt alleen, moet dit staan : ' S LANTS

TREURSPEL. Hij was in de zeventig ; veertig ervan had hij • het

vaderland gediend. Hij was onze minister van binnenlandse zaken,van buitenlandse en van financien. Hij is de grondvester geweestvan onze republiek en had Holland— Waterland opgevoed totgrote mogendheid. En op het schavot, tegen de Ridderzaal, in

den Haag is hij vermoord. Dat is 'S LANTS TREURSPEL bij uitstek ;

het treurigste, het tragieste dat ooit in ons land is vertoond.

Behalve de grote „PALAMEDES " had Vondel verscheiden kleinere

gedichten op het treurspel van Oldenbarnevelt

HET STOCKSKE VAN JOAN VAN OLDENBARNEVELT.

OP BARNEVELT.

GESPRECK OP HET GRAF.

GEUSE VESPER OF SIECKEN•TROOST.

KRACHTELOOSE PAEPENBLIXEM.

JAERGETIJDE. 2)

Dit laatste lijkt mij verre het kunstigste. Een treurzang, die denolde staatsman in de blijvende Nederlandse lyriek heeft gedragen.We nommeren de strofen met Romeinse tekens en geven enigebemerkingen.

JAERGETIJDE

van wijlen HeerJoan van Oldenbarneveld,

Vader des Vaderlands.

1) P. J. Blok. Geschiedenis v. h. Nederl. Volk. IV. bldz. 203.2) Zie van Lennep-Unger. 1618--1620. bldz. '14 en volgende. 0

29*

Page 32: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

's Lands treurspel weer verjaert: om wiens gedoemde trouwe,Als ween of wees, in rouwe,

Bedruckt en troosteloos, treurt Hollands goê genieent,Op Grootvaers koud gebeent.

II •

Soo ras d'Aertslastertong van 't huychelaers Synode,Den aerd des Duyvels, Gode

Aenteegh, en had Gods Naem, tot suyvring van haer' saeck,Gebrandmerckt, op haar Kaeck.

III.Ontbrack' er 't segel, om dien gruwel kracht te geven,

Met quetsing van het leven,En afgemartelt bloed der allervroomste borst:

Daer Helsche Wraeck naer dorst.

IVDe Basterdvierschaer dan, na'et schoppen van 's volcks Vaders,

Geschandvleckt, als verraeders,Verwijst ons' BESTEVAER, met afgeleefden strot,

Te verwen't Hofschavot.

V.Geduldigh stapt hij, met sijn stocksken, naer het ende

Van doorgerolde ellende,Van last, en baerens wee. o banck des Doods ! o sand !

Waer toe verseylt ons land ?

VI.De siele seylvlugh, om, door d'aders, wt te vaeren,

Begraut de traege jaeren,En noopt den ouderdom Haer frissche jonge moed

Wil bruysen, door syn bloed.

VII.Na onschuld, en gebed, getroost, voor 't swaerd te bucken,

Doors boesems openrucken,Sagh elck in 't oprecht hart : dat allesins bestreen,

De maet sloegh, als voorheen.

VIII.Hij knielt. Ah ! ah ! Hy sneeft, met sleep van nederlaegen,

En storting aller plaegen.De boom van Duytschland kraeckt, en ziddert overal,

Van soo vermaerden val.

IX.Van soo vermaerden val besterft de vreughd, en hope,

In 't aenschijn van Europe :Euroop gevoelt dien slagh. Sy sucht, en sit verdooft,

0 Door 't ploffen van dat Hoofd,

0

030

Page 33: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0

X

0Dat Hoofd, dat heyligh Hoofd, dat spring- op springvloed schutte :

Dat Nassaus glori stutte :Dat Hoofd, dat Spanjen, eer het sloot sijn' gouden mond,

Op goude bergen stond.

XI.De geest ontkerckert, sagh, van 's hemels hooge deelen,

Den dollen Moordlust speelen,Met romp en kop, en 't bloed verstrecken, versch en laeu,

Een roof van 't paepegraeu.

XII.Soo kinders, riep hy, soo : vermaeckt u, op mijn leste.

Ick offer 't lijf ten beste.Mijn siel, oh ! of de Staet geberght waer, door mijn' dood,

Vind rust, in Godes schoot.

XIII.De schim was heen, de stem, voor wind, oock heen gevlogen.

Wij klaeghden 't aen ons' oogen :En 't oogh was, na dat Licht, in 't naere nachtgevecht,

DE VRIJHEID QUIJT, EN 'T RECHT.

I. Wat een statigheid van gang ! Komt dat van de zware woor-den, die de hoofdtoon hebben TREUR -- JAERT - DOEM ---

TROUW -- WEEUW -- WEES ? 't Is als het luiden van de doods-klok : boem boem ., 't Is het voorrijden van de lijkwagen met detwee zwart behangen paarden, tot de grond toe ; op de hoge bokzit de zwarte koetsier met de huilebalk op.Wat is het antecedent van WIENS in de eerste regel ? Logies kanhet slechts Oldenb. wezen.Holland is een weduwe of een wees, na de moord. Oldenb. wasin zijn zorgen vader en moeder beide geweest. In aansluiting ditbeeld met :

Had hij Holland dan gedragenOnder 't hart —

Holland, als gemeente, treurend om Oldenb. gaf de innigheid, hetvertrouwen, het kinderlike aan tussen de twee. Het „JAERGETIJDE"

wordt nu een Rooms jaargetij ; in de Kloosterkerk van den Haagof in de Nieuwe Kerk van Amsterdam : de rouw hangt in hetpriesterkoor ; achteraan staat het lijk in de kaarsen ; het koorzingt de profundis ; de familie zit in de beuken en in het schipmet het gezicht in de witte zakdoek. Zo de gemeente Hollandtreurend op 't Jaargetij. q

3'

Page 34: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

V. Gevoel eerst de stap van de staatsiepaarden en de dreun van

de grote klok nog even van I. Dadelik nu V. Het vers heeftdezelfde boeken-maat, het eigenste school-metrum. Doch het ritme,de levensbeweging is reuze verschillend. De plechtigheid is uit,het luien is gedaan

GEDULDIGH STAPT HIJ, MET SIJN STOCKSKEN, NAER HET ENDE

VAN DOORGESOLDE ELLENDE.

't Is het tribbelen van een oude man met z'n stokske. Fen drib-bel-gaan, gejaagd, op vallen af, sloffen, sjokken, strompelen. BijI woog onze stem zwaar op de hoofdwoorden en op de bij-woor-den zelfs, in telkens gedwongen rusten, Bij V. verloren de eerstevan hun natuurlike zwaarte, werden licht als de laatste en vanrusten is geen sprake. De maat was dezelfde : dus is de maatNIETS van het WEZEN van een vers

In I het statige, waardige, trage, langzame van de lijkwagen enhet requiem voor een groot lijk ; in II het bedrijvige, hetbewegelike gesjok van een voorzichtig, maar gejaagd oud-mannekemet een stok. Uiterlijk hetzelfde maat-schema, metrum of klem-toon ; innerlik twee verscheiden melodieën, Dat is de woordkunst ;het onuitsprekelike, het onbegrijpbare, het wezenlike van de dich-terij, van de schilderkunst, van het beeldhouwen.Onmiddellik, in dezelfde regel, de rem, langzamer, halt, stop ! Hetklinkt als een noodsein, een brandgil ! schipbreuk ! onweer ! 0 God !

VAN LAST, EN BAERENS WEE. 0 BANCK DES DOODS ! 0 SAND !

WAER TOE VERSEIJLT ONS LAND ?

Op het schavot -- de banck des Doods ! — lag een zandhoopom straks het bloed mee weg te schrobben van de planken. Dezandhoop wordt voor Vondels kunstenaarsoog een zandbank, eenzandberg, waarop het schip van staat — Oldenb.— lopen zal, waartegenons land, in Oldenb. verpersoonlikt, straks vastliggen zal, waaropde Republiek - zonder - gezagvoerder moet stranden. VERSEIJLT.

Tot in kleinigheden blijft de beeldspraak konsekwent. Er is sprake vaneen zandbank ; zandbanken liggen in zee ; op zee vaart en ZEILT men.VI. Oldenbarnevelts ziel is het schip, het jacht, de kiel -- wilvaren door de stromen der aderen, moet BRUYSEN dat het schuimlangs de boeg spat. Nu is het beeld pas voltooid. Aan de gang

32

Page 35: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

van het vers, aan de zwaarte en de rapheid van de woorden

speuren we de frisse ziel en het versleten lichaam.

BEGRAUT DE TRAEGE JAEREN,

EN NOOPT DEN OUDERDOM.

Dit kan niet vlug en behoorlik worden gelezen. Daar moet je voorgaan zitten, alsof je jarènnn de tijd hadt.

DE SIELE, SEYLVLUGH, OM DOOR D 'ADERS, UIT TE VAEREN,

. , , HAER FRISSCHE JONGE MOED

WIL BRUYSEN DOOR SIJN BLOED.

Zomin kan dit statig-en-behoorlik gezegd worden. Hier geen rem,maar de versnelling. Dat loopt als een fluitje, da's van een leiendakje, dat is zo gauw als water. In het bovenste geval moest door

de klank DE OUDE MAN voor Uw verbeelding komen, in het

onderste moet Ge DE JONGE ZIEL gewaarworden.

H.

Hij knielt. Ah ! ah ! Hij sneeft, met sleep van nederlaegen,En storting aller plaegen.

De boom van Duytschland kraeckt, en ziddert overal,Van soo vermaerden val.

Van soo vermaerden val besterft de vreughd, en hope,In 't aenschijn van Europe :

Euroop gevoelt dien slagh. Sy sucht en sit verdooft,Door 't ploffen van dat Hoofd.

Dat Hoofd, dat heyligh Hoofd, dat spring- op springvloed schutte :Dat Nasaus glori stutte :

Dat Hoofd, dat Spanjen, eer het sloot syn gouden mond,Op goude bergen stond.

Deze drie allerprachtigste strofen heeft Vondel niet gezongen indichterlike overdrijving, maar gesproken naar rond-Hollandse over-tuiging. Hier is geen willekeurige vinding der verbeelding, dochnuchtere werkelikheid. Hier straalt de glans der waarheid. Om dit

driet a l op wat juiste schoonheidkundige waarde te kunnen schatten,moeten wij het even tegen het licht der vaderlandse geschie-

denis houden i).1) Zie Wok. Geschiedenis v. h. Nederl. Volk. IV. Iluufdstuk p

33

Page 36: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Had Barnevelt een Europese naam in zijn tijd ? Zeker. Hij heeftonze pas-geworden republiek wereldvermaard gemaakt. Frankrijk,Engeland, Spanje, Turkije, Savoije, Venetie, Oostenrijk, Duitsland,Gulik, de Hanze-steden, Zweden, Denemarken, Rusland, Polenwaren met ons gemoeid. Overal, in het Noorden, het Oosten enhet Zuiden van ons werelddeel waren we geëerd, geacht of ge-vreesd. Oldenbarnevelt, de diplomaat, heeft in Londen, in Parijs,in Stockholm. in Berlijn, in Heidelberg zijn mannen zitten, dieluisteren naar zijn pijpen. Het smeulen van een oorlog ruikt hij opjaren en koninkrijken afstand. Hij overziet alle zeeën en alle lan-den. Hij dacht voor allen en waakte voor allen. Hij stond bovenop een berg en de rijken lagen voor hem in het dal. Alleen HIJ

had de dertigjarige oorlog misschien kunnen voorkomen omdat inzijn hoofd plannen groeiden van samenwerking tussen de bedreigdestaten. Hij was de hand, het oog, het hoofd van Europa. Maartoen de nood het hoogste was, in 1619, was Oldenbarnevelt ver-moord en begraven.Had Oldenbarnevelt de Nassaus gesteund ?Eigenlik heeft hij twee Oranjeprinsen gediend. In de moeiliksteomstandigheden, in hun eerste opkomst, heeft hij de Oranjes vas-tigheid gegeven in Holland.Hij was een der eerste en ijverigste aanhangers van prins Willem.Dadelik stond hij bij hem, om 't jonge land, de verworven vrijheiden de nieuwe vorst te verdedigen. Willem gebruikte hem in debelangrijkste zaken, noemde hem vriend en kende hem als krachtigvoorstander van zijn souvereiniteit. Na Willems dood, toen hetgevaarlik was dat Leycester stadhouder van Holland en Zeelandzou worden, dat ons land misschien een kolonie werd van Enge-land, vertrouwde Oldenb. het niet, was allen vóór en wist te be-werken dat graaf Maurits het stadhouderschap kreeg. ToenLeycester was vertrokken, zorgde de Olde, dat Maurits macht nogaangroeide tegen de rechten van Raad van State en Staten-Gene-

raal zelfs in.Viel in 1589 de stadhouderswaardigheid in drie andere gewestenopen, -- in Overijsel, in Utrecht, in Gelderland — Barnevelt wist erMaurits weer in te krijgen. Zodat de Nassaus hun gezag en eerin Holland, aan hèm verschuldigd zijn 1).

1) Zie Blok. III. 6e Boek. Tweede afdeeling. q

34

Page 37: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

VIII, IX. X. Eerst valt óp het beginnen van de nieuwe strofemet het einde van de vóórgaande.

VAN ZOO VERMAERDEN VAL.

VAN ZOO VERMAERDEN VAL ent.

DAT HOOFD.

DAT HOOFD enz.

Een herhaling als middel om zo nadrukkelik, zo geweldig, zotragies mogelik de val van de Oude man en het jammerlike vandat afgehouwen hoofd uit te beelden. De herhaling moet nèg dienstdoen bij het viervoudige : o

VIII. Door 't ploffen van DAT HOOFD.

IX. DAT HOOFD, DAT HEILIGH HOOFD enz.

DAT HOOFD.

Alsof het uitspreken van dat woord lucht geeft, als 'n gezucht :ach, ach, o, o, als een klacht, als een verwijt. Het hoofd vanOldenbarnevelt moet de schrik geweest zijn en de nachtmaere vande 24 rechters, hun vrienden en de kontra-remonstranten. Het was'n spook, 'n rode aanklacht, een schreeuw van moord, moord !Het hoofd moest in dit onthoofdingsvers een voorname plaats.Vondel houdt het voor hun oogen, telkens, driemaal, om te ver-schrikken, om te straffen, om te tergen. Als een Medusahoofd I)mocht het blijven staan op hun gezichtsvliezen, levenslang ! Invierderhande betekenis wordt HOOFD achter elkander genomen.Vondels vernuft schittert er overheen, tot het iedere keer watkostbaars wordt.

EUTROOP GEVOELT DIEN SLAGH, SV SUCHT EN SIT VERDOOFT,

DOOR ' T PLOFFEN VAN DAT HOOFD.

Hoofd is nu metonymies genomen ; het konkrete voor het abstrakte.Het Hoofd voor de Waakzaamheid, de Voorzorg, de Voorzienig-heid van Holland en Europa.

DAT HOOFD, DAT HEILIGH HOOFD, DAT SPRING- OP SPRINGVLOED

[SCHUTTE.

Hoofd staat hier metafories, Oldenb, was gelijk het havenhoofd1) Dante. Hel. Zang IX. q

35

Page 38: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

van Holland, de zware dam in de Noordzee tot beschutting tegenstroom of golfslag.

DAT NASSAUS GLORIE STUTTE.

Hoofd, 6f metafories : als hoofdsteen, als hoeksteen, „voornaamstesteen bij de ontmoeting van twee muren ;" i) de steen, waaropNassaus roem steunde ; 61 metonymies : het bevattende voor hetbevatte : het hoofd voor het denkvermogen. Oldenb. ondersteundemet zijn redeneringen plannen en raad het huis der Nassaus.

DAT HOOFD, DAT SPANJEN, EER HET SLOOT ZIJN GOUDEN MOND

OP GOUDE BERGEN STOND.

Hoofd : metafories. Een hoofd als met een gouden mond, waarvande taal goud waard was en goud opbracht.

Twee persoonsverbeeldingen zijn de moeite van ons opmerken welwaard. In VIII de vergelijking van Oldenb. met een eik Het staater niet met evenveel woorden, zelfs niet verkort : Oldenb. die valt,is als een boom die valt, of, de vallende Oldenb. Is een vallendeboom. En toch zal iemand, die verstand heeft van verzenlezen, hetbeeld van de boom MOETEN zien. We herinneren 't van vroeger,als een boom werd gerooid in de buurt. Een kuil was er rondom

gegraven ; de hoofdwortels hadden ze afgehakt ; een touw werd omzijn schouders gebonden ; en dan, met twintig jongens trekken,trèkkenn ! Hoe kraakte het onder de grond, dof, als de pezen enspieren doorknakten, afbraken en loslieten ! Hoe scheurde degrond en bewoog en sprong op, met 'n schok, als 'n heuvel toenhij eindelik viel. De verschijnselen bij het rooien, het KRAECKEN

en het ZIDDEREN van de grond van Duytschlandt, wijzen voldoendeop Oldenb als een boom, een man als 'n boom, 'n eik, het sieraadvan het plein. Zo onweerstaanbaar wordt onze verbeelding tot deboom gedwongen, dat we moeten oppassen, of we zien het uitge-drukte boom = bodem, van de tekst, voor 'n boomstam aan.In IX is Europa voorgesteld als een bedroefde vrouw, beduusd,suf en verkindst van de schok, van de val. Schrik wordt voorname-lik afgespiegeld in het gezicht, het aanschijn. Vreugde en hoophebben een blijde kleur : die zijn bestorven, verbleekt, weg. 1nvijf halen staat de persoon voor ons afgeschilderd : in drie menselikehandelingen : GEVOELT, SLICHT, SIT VERDOOFT ; in het ,,AENSCHIJN"

en in het VERBLEKEN.

1) Zie Woordenboek der Nederl. taal, 0

36

Page 39: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Wat een uitvoerigheid bij het twede beeld, en wat een soberte bij

het eerste ! Een groot dichter bereikt immer zijn doel.

Letten we op de kleintjes. Deze sieraden van letters mogen ons

niet ontgaan. In VIII de eensluidende klinkers van de hoofd-woorden :

Hij knielt. Ah ! Ah ! Hij SNEEFT, met SLEEP van NEDERLAEGEN

en in IX de overvloed van F ' s :

Sij sucht en sit verdooFt.Door 't ploFFen van dat HooFd.

Dat HooFd, dat heiligh HooFd.

In beide gevallen versterken de klinkers of de medeklinkers elkan-der. Samen vormden ze een macht om te zekerder DIT effekt tebereiken : het PLOFFEN hoorbaar maken en het SNEVEN onderlijnen.

De drie overige strofen zijn belangrijk voor het karakter van Vondel,voor onze vaderlandse geschiedenis, voor het vernuft, de stekelig-heid, de hartstocht van dichter en hollander. Maar ze bewarenOldenbarnevelts gedachtenis niet in de estetiek. Indien onze letterenEUROPESE waren, zou dit Oldenbarnevelts gedicht van europesevermaardheid wezen. De oude Barnevelt leeft niet enkel in destaatkunde van ons land : ook in onze letteren is hij onsterfelik,door de kunst van Joost van den Vondel.

Uden, Zomermaand, 1914. H. LINNEBANK, Kruisheer.

C 0 0

37*

Page 40: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

áó DBOEC VAN DEN HOUTE óó

Het Middeleeuwsche volk heeft de beelden van zijn pieteit gekleedin het ijle weefsel der legende, En al is de draad van het weefselniet altijd zijde als in de «SPROKE VAN BEATRIJS,I 't is toch altijdeen draad fijn en teer ; de gedachte is altijd poezie.

Door de «Sproke van Beatriis» zien we het lieve beeld van deSuete Lieve Vrouwe, zooals de Middeleeuwen vooral ze kenden.Sinds de wedervinding van het H. Kruis was de pieteit ook ge-groeid voor het teeken der Verlossing. De ranke en rijzige gothiekdroeg het hoog in de lucht ; in den groenen beril en den roodenkarbonkel stond het te flonkeren op het schild van den ridder en

In die, lempele stoet * van goude * In het lemmer stondEen cruce. 1)

De symbolische woorden van de kruisprefatie «Qui in ligno, y in-

cebat, in ligno quoque vinceretur,» (Die in het hout overwon, zouook in het hout overwonnen worden), zijn in het middeleeuwschegedicht van «DBOEK VAN DEN HOUTE» of «VANDEN DRIE GAER-

DEN» letterlijk uitgewerkt : Christus sterft aan het paradijshout.Dit gezegende hout heeft een historie gekregen door het OudeTestament, en elke bijbelplaats die maar eenige aanleiding gaf,wordt in verband gebracht en ingeweven.De legende is zoo :Adam is gekomen op het eind van zijn leven,

Cranckelike stont hi ende stan. 2)

En hij zond zijn zoon Seth naar den Cherubijn van het paradijsom te vragen :

Hoe langhe ic sal missenDolie der ontfermenissen,Die mi God selve beliet,* * beloofdeDoe men mi van daer verstiet. 3)

Op de voetsporen van zijn vader, die nog ingedrukt stonden inhet dal van Ebron 4), vindt hij het Paradijs. Hij komt bij denengel en vraagt hem, hoe lang Adam nog op Gods barmhartigheidwachten moet. De engel zegt hem daarop zijn hoofd te steken «terdoren» (door de deur) in 't paradijs. Nu ziet Seth langs den Euphraateen hoogen boom met dorre takken ; de wortels reikten «diep in de1) SPIEGHEL HISTORIAEI. IV, P. I B. c. XXVII. v. 25.2) v. 49; -- stan = steende.3) v. 57-60.4) Tegenwoordig wijst men nog op verschillende plaatsen die indrukken aan ! 0

38

Page 41: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

belle» en boven in den boom lag een pasgeboren kind gewonden

in doeken. Seth vraagt den engel naar de beteekenis van

. . . . dat clene kindekenDat opten boem lach ende weende. 1)

Dat kind, antwoordde de engel, zal geboren worden van een Maagd;'t zal zijn 't kind van God, dat de genade zal wederbrengen, dieAdam verloor.

Daarom moet Seth «drie greinen» (pitjes) van den appel aan denboom der kennis gegroeid, begraven met het lichaam van zijn vader.Zij zullen opschieten tot «drie gerden» (takken), van een «cedrus»,een ( cipres» en een «pymboem», zinnebeelden van God den Vader,den Loon en den H. Geest. Met deze boodschap gaat Seth naarAdam terug.

Doen verblidem die oude,Ende en loech maer eenwerfBinnen sinen leuen*, eer hi sterf. 2) * leven

Adam stierf en Seth volbracht, wat de engel hem bevolen had,en de «drie greinen» groeiden tot ranke takken en bleven in dientoestand tot Mozes ze vond en gebruikte om het bittere water inde woestijn zoet te maken. Hij nam ze mee en plantte ze inMoab, vanwaar David ze op Gods bevel naar Jeruzalem bracht.Daar groeiden ze te samen tot één boom. Salomon liet den boomomhouwen en bewerken tot een balk voor den tempel. Maar debalk paste niet. En op den raad van de koningin van Saba werdhij met zilver en goud beslagen. Abia plunderde het goud en dekostbare steenen en de Joden verborgen het hout in den grond.Na 200 jaar groef men op die plaats de «probatica piscina» (dewonderbare badvijver). Het hout dreef boven en gaf de geneeskrachtaan het water.

Christus was op aarde gekomen ; Hij werd door Judas verraden,aan een kolom gebonden en gegeeseld —

Trode bloet sach men lopen wtDore sine gebenedide huit — 3)

en veroordeeld tot den kruisdood. Als kruishout diende het houtuit de piscina Hij stierf er aan, en uit zijn doorstoken zijde vloeide

Dolie der ontfermicheit.4)

0

'1) v. 181-182.2) v. 276-278.3) v. 723-724.4) v. 778.

39

Page 42: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Zoo ongeveer was de mooie legende gegroeid op bijbelschenbodem uit de innige pieteit van het middeleeuwsche gemoed.De legende kende nog enkele variaties.Zoo ontving Seth in de «EERSTE BLISCAP ONSER VROUWEN»

van den engel een TAK van den boom, waar Adam aan zondigde.Elders brengen de engelen zelf dien tak aan Adam in de woestijn.Seth plantte hein en hij groeide tot een boom. Behalve voor hethout te Mara en in de piscina dient het dan ook nog voor Mozes'wonderstaf en den staak met de koperen slang.Men vindt deze legende het eerst vermeld in het apocriefe EVAN-

GELIUM NICODEME. i) Opzettelijk of door de volksverbeeldingwerd ze versmolten met de legende van het Oleum Misericordiae,(de olie der ontfermicheid), en Seth's zending naar het Paradijs,kwam aldus in het werk van den Dominicaan Jacobus de Voragine,de LEGENDA AUREA, 2) dat zoon grooten invloed oefende op dereligieuze volkspoezie der M. E. De auteur van DBOEC VANDEN

HOUTE heeft evenwel niet aan de Legenda aurea zijn stof ont-leend. Want als hij zegt :

Dat seit boet al sonder waen 3)

heeft hij ongetwijfeld zijn bron op 't oog en waarschijnlijk wel eenbekend boek. Maar de Legenda aurea wijkt te veel af dan omer zoo maar van te kunnen zeggen : «dat seit boec.» VolgensDr. Jan te Winkel 4) «vertaalde hij denkelijk uit het Latijn» enProf. J. H. Scholte maakt waarschijnlijk 5) uit passages, voorkomendein Heinrich von Freiberg's gedicht VoM HEILIGEN KREUZ enDBOEC VANDEN HOUTE zelf, dat een niet overgeleverd Latijnschgedicht de bron zal zijn geweest voor de kruishoutlegende in devolledige redactie, waarin ze in Dboec vanden Houte voorkomt.

1) Dit EVANGELIUM NICODEMI is een bewerking van twee afzonderlijke apocriefegeschriften : '1. ACTA of GESTA PILATI; 2. DESCENSUS CHRISTI AI) INFEROS. Uit hetHebreeuwsch waren ze door het Grieksch naar het Westen gekomen. De naamEvangelium Nicodemi ontmoet men eerst omstreeks 800. Sinds dien tijd vindt men't werk dikwijls bij de Westersche schrijvers vermeld. Daar waren verschillendebewerkingen van : een Angelsaksische, een Duitsche, een Fransche.2) De LEGENDA SANCTORUM van Jacobus de Voragine werd gemaakt in de 2ehelft van de XIIIe eeuw. Op een druk van Bazel in '1470 komt de titel LEGENDAAUREA 't eerst voor.3) v. 314.4) Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. Dl. I, bldz. 268.5) In zijn voordracht voor de Vereeniging van leeraren in levende talen te Utrechtop 3 Januari 1914. p

40

Page 43: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

In het Nederlandsch i) hebben we behalve een wiegedruk 2) en

een zevental drukken uit de XVIe eeuw 3) twee volledige hss. van

Dboec vanden Houte : Het Hulthemsche en 't Zutphensch-Groning-

sche hs., nog een vrij omvangrijk fragment van Utrecht, enkele frag-mentjes uit Dusseldorf en een nog pas ontdekt fragment dat berustop de kloosterbibliotheek van de Paters Kapucijnen te Tilburg.Het heeft 192 verzen op 6 strookjes perkament van ongeveer18 X 41/2 c.M , die elk de helft zijn van een overlangs doorge-sneden blad. Van het eene strookje is de helft verloren. Toe-vallig passen deze strookjes bij elkaar, zoodat ze drie bladen vormenmet de verzen volgens de nummering van J. Tideman 4): Fol. I,recto, vss. 192-223 ; Fol. I, verso, vss. 224 – 256 ; — Fol. II,recto, vss. 257-288; Fol. II, verso, vss. 289-320; --- Fol III,recto, vss. 687-718; Fol. III, verso, vss. 719-748. Door denafschrijver is vers 248 overgeslagen, en na vers 740 staan tweeverzen, die in het Hulth. hs. ontbreken.De drie bladen vormen waarschijnlijk het 4e, 5e en 12e blad vanhet geheele hs. Want elk blad heeft 64 verzen, aan elke zijde 32.Het Tilburgsche fragment begint met vers 192. Er gaan dus 191

verzen vooraf, die zamen met het opschrift mee 192 regels of3 bladen van 64 regels maken. Tusschen vers 321 en 686 ont-breken 3E6 verzen ; deze vullen zes bladen op 18 verzen na. Maarwe weten dat het Hulth. hs. veel verzen minder heeft dan deandere teksten. Het heele hs., waarvan het Tilburgsche hs. een frag-ment is, zal dus op die 6 bladen 18 verzen meer gehad hebbendan het Hulth. hs. Het heele hs. moet dan ongeveer 80o verzenhebben gehad.De verzen van Fol. I zijn grootendeels maar halve verzen, omdat

1) In het Middel-Nederduitsch heeft men 3 redacties : 1. VON DEMP; HOL'L'E DESIIILLIGEN CRUZES in het Hartebok der Flanderfahrer ; 2. een daarmee in hoofdzaakovereenkomende redactie in het HAMBURGER CONVENT-Hs; en 3. een dramatische be-werking in het mysteriespel van Arnoldus Immessen, dat gewoonlijk als I)ER SiiN-DEFALL geciteerd wordt. Zij zijn bewerkt naar het Middelnederlandsch, maar of hierdrie, twee of één vertaling van den Middelnederlandschen tekst moet worden aan-genomen is nog een vraag, die om oplossing wacht. Prof. Scholte (t. a. p.) vermoedtdat zeker twee, maar waarschijnlijk alle drie de Middelnederduitsche redacties terug-gaan op één vertaling van het origineel.2) De titel daarvan is : TBOECK VANDEN ROUTE, GHEPRENT TILANTI ERPEN BIJ MIJHENRIJ(' VAN ROTI ERDAMME. I Iendrik van Rotterdam drukte te Antwerpen van1496-1500.3) Vermeld door C. J. Serrure in het Vadcrlandsch Museum, DI. IV (1861), bldz.175, v. V.

4) DBOEC VANDEN ROUTE DOOR JACOB VAN MAERLANT. Leiden 1814. q

41

Page 44: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

het bovengenoemde halve strookje bij dit blad hoort en de 20

verzen van dit halve strookje maar gedeeltelijk te lezen zijn. Fol.II, recto is gedeeltelijk verbleekt, zoodat ook daar enkele stukkenniet met zekerheid te ontcijferen zijn.Enkele regels beginnen met een groote roode hoofdletter, blijkbaarmet de bedoeling om een bepaald gedeelte te kunnen terugvinden i).Alle andere met een gewone zwarte roodgestreepte hoofdletter.Bij den eersten regel van elke bladzijde zijn enkele tierelantijntjesaangebracht in rood en zwart, die allemaal wel als menschenkoppenbedoeld zullen zijn.'t Hs. heeft maar enkele punten na de vss. 229, 230, 258, 261,

262, 263. Bij het afdrukken hebben we de punten na vss. 229,230, 261, 262 laten vervallen, wijl ze blijkbaar niet als interpunctiesbedoeld zijn. Op de ci» en de «ij» zijn de puntjes zeer wille-keurig geplaatst. Maar een keer komt een «y» voor nl. in vers262 : HEYMELIJC. De roode hoofdletters zijn grooter afgedrukt.De teekens en afkortingen heb ik aangevuld met schuine letter.Voor 't overige schrijf ik zoo korrekt mogelijk af. Wat tusschenhaakjes staat is aangevuld uit het Huith. hs., tenzij anders staataangegeven.

Fol. I, recto. „Die adam bi ieuen raden„Verloes bi ongeho[rsamheden].„Dat si twee doen [mesdeden],

195 „Sal dat kint alleen becopen,„Als die iaren sijn [gelopen]„Valcomelijc te ha[ren tiden].„Niet eer en sal adam [verbliden].„Dollen der ontfermichheden

200 „Salden kinde wt [sij]n leden„Geperst worden [soe utermaten],„Dattie vader daer b[i sal laten]„Hem genoegen va[n alre scout],„Di hi opten me[nsche hout].

205 „Dus doet uwen vader weten],Dat ghi . j . kint [saecht gespleten]

„veter herten der godlijcheden],„Smenschen sone [sal heten mede].„Het sal storten s[ijn bloet]

210 „Aen thout, dat [noch wassen moet]„Van die grein [en te samen],„Die roten appel [quamen]

1) Deze beteekenis meende Buitenrust Hettema in de Inleiding op Vanden VosReynaerde (Zwolsche Herdruk ken), bldz. CXL. in de roode hoofdletters te mogenzien. Zijn meening wordt hier bevestigd. a

42

Page 45: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0

verso.

0„Al vanden selu[en rise] 1),„Daer adam inde[n paradise]

215 „Die vrucht af a[t ende genoet] 1),„Daer hem god tete [ne of verboet] 2)."

Jnge1 gaf sed [aldaer]Drie greinen, [fiats waer],

Ende sprac : „gaet [in gods namen] ! 3)220 „Als ghi court t[ot adame],

„Soe vertelt helm rechte voort],„Dat ghi siet ende [hoort], 4)„iii dage, als gine [siet],„Sal hi leuen, langer niet.

225 „Ghi sult graven den lichamen„Int dal schoen ende bequamen,„Dalmen ebrone heet;,Siet dat ghijs niet en verget.„Als ghine lect int graf,

230 „Die . i i j . grei[n]en, die ie v gaf,„Seldi leggen ter stont„Onder die tongen inden mont.„Graeftse met hem inder eerden.„[Daer af selen] wassen drie gerden,

235 „[Ende verbaert s]ijn even groot. 5),,Deen sal] sijn celrus genoott,

Die wast b]ouen allen bomen.„ Daerbi machme]n den vader gomen,„ Wiens mogentheit] gaet bouen al,

240 „ Die was ende es ende] wesen sal.„ Dander ger deken, sijt gewes,„ Sal sijn ge lijs den cipries.„[Daerbi es bed]iet die sone ;„ Want die cipres] es gewone,

'245 „ Alsment ho]ut ende ontdoet, 6)„ Datti ge]uet roke soet.„ Alsmen den] sone sal blouwen, 7)„[Ende die side] Wert ontploken,

250 „[Daer wt sullen co]men soeten roken ; 6)„[Dattie vader daer bi sal„[Adams schu]lt vergeven al. 8)„[Dat derde ge]rdekijn sal wesen„[Gelijc den] pijnboem ; bi desen

1) Naar het Utrechtsch hs.:) Naar het Zutph. hs.3) Naar het Zutph. en Utr. hs.4) Naar een uitgave van 1546 van Symon Cock, Antwerpen. Afgedrukt hijJ. Tideman 1. c.5) Naar het Zutph. hs.n) Uitgave van 1516.7) Uitgave van 1516. — Na dit vers is een regel uitgevallen met het overschrijven.In het Hulth. hs. luidt die : <rllande ende voete dorhouwen».8) Eigen aanvulling. p

43

Page 46: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0 255 „[Es die heilig]e geest bediet.„Want men ae]nden pimboem siet,

Fol. II, recto. „Datti menich blat wt geeft,,Ende al sijn telgeren heeft.„Dit mach men merken,

260 „Den heilsgeest in sijn werken,„Die sijn gaven hier ende daer„Heymelijc openbaer„Soe menichfout wt geeft,„Daermen geen getal en heeft."265 s

Ed en merde langer niet,Doen hem dingel had bediet,

Wat ane die greinen lach.[Hi geruste] nacht no lach, 1)Dat [hi weder] quam int lant,

270 Daer hi [sinen vader] vant.[Hi vertelde hem al] te male 1)Die worden in ware tale,Die [hem dingel hadde geseit] :D[at dolie den ontfermecheit]

275 Vanden kinde comen soude.[Doen] verblidem die oude,Ende] Joeg maer een werf 1)

In al sijn leuen, eer hi sterf.ALs adam lede sijn inde,

280 Was die duuel gehinde,Ende nam die siele in gewelt.Sed voerden lichne (?) op tfeltTot ebroen aen den heiden,Daer hine inder eerden leiden.

285 Drie greinen leidi tsamenOnder sijn tonge, daer of quamenDrie greinen 2) smal ende cranc,Elc te maten . j . ellen lanc ;

verso. Ende bleuen in enen doene,290 Winter, somer euen grone,

Wel . xxx i j . hondert iaer.Ende moises vantse daer,Daer hi dat vsraelsche hereLeide ouer die rode meere.

295 Hi leidese doer . j . woestine,Doer si i i j dagen leden pine.Sine vonden water geen,Si drogen over een,Daer te slane haer paulione

300 Inden dale van ebrone,Daer adam begrauen lach.Als moises die roede sach,

1) Naar het Zutph. hs.2) Verschrijving. Moet zooals in de andere hss. staat, zeker «gerden» zijn. p

0

44

Page 47: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

aEn consti geweten niet,Wat daer bi was bediet.

305 morgens arst was licht,Sach morses, gods knecht,

Staende een gerdekijnTen hoefde vanden bedde sijn.Dander dat ic meene,

310 Sach hi recht ende cleneNeuen sijnre rechter sijde.Dat deerde sach hi tien tijdeTsijnre luchter sijden staen.Dat seit boec al sonder waen.

315 M oises weert sere veruaert,Daer hi die roede sach verbaert.Hi lietse staen ter stede.Nv hoert watti dedeHi toech van daer in ellem.

320 Tuolc, dat was met hem,

Vergheten waest lanc stont.Het hief hem wten gront,Ende dreef int water claer.

690 Sinte ian seit ouer waer,Dat alle dage voer vespertijtDingel quam ; sij dreef iolijt ;Si ruerdet dwater inde pissine.Wie van siecheit had pine,

695 Ende naden ingel int water quam,Van al euel hi boete nam.

Dus dreef thout in die pissine,Christus behoef dor de sine 1)

Daer ane steroen wonde,700 Nv merct ionc ende oude :

Vele vernoijes hi dogede,Eer hi den menscen verhogedeEnde weder bracht genaden.Hi wert valscelijc verraden

705 Van iudas, ghi sult horen :Hi quam metten ioden vorenIn een doncker auont stont,Ende custe ihesum aen den mont.Daer grepen die ioden aen,

710 Ende leiden van daenTeens bisscop huse b[in]nen.En cans niet versinnenTe seggen die smaden,

7 Die si hem des snachs daden.15

SAnder daegs wertti brochtVoer pilatus ende vercocht, 2)

1) 9 t Hulth. hs. heeft : TONS heren behoef, DIE dor de sine.2) 't Zutph. hs. heeft «berucht» i. pl. v, «vercocht». Dan is de zin ook verstaanbaar.

a

Fol. III, recto.

45

Page 48: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0 Datti sculdich waer der doot.Tfolc riep, clein ende groot :

verso. „Cruisten ! hi heves verboert !"720 Haren wille moeste voert.

Men banten aen . j . calomnen,Ende sloegen daer omme.Trode bloet liep daer wtDoer sijn gebenedide huit.

725 Dus en mocht niet bliuen ;Si wilden aen . j . cruce ontliuen.Des droegen si enen moet.Doen SPRAC . j . iode, die daer stoet :„Ic weet . j . hout dicke,

730 „Tsinen rugge wel gemicke.„Al eest out, en slaet hem niet.„Het drijft in der pissine vliet."

Aldus liepen si derwaert,ende togent wt metter vaert.

735 Thout dat lanc te vorenTen cruce was vercoren,Ten blef niet gehele.Men hiewer af . j . derdendele :Die stake, die bouen stoet 1)

740 Vanden cruce goet,Die om onse sege vacht, 2)Ende nam des duoels macht. 2)

741 Daer o[p lach], sijt gowes,Genagelt van . j . cipres.

D Je nagel, ic bescreuen vant,Die . ij . houten tsamen bant,

745 Wert van . j . oliue gehouwen.Jhesus moeste met rouwenSijn cruce dragen dorde stede.Tgemeen volc liep mede

Zooals men ziet begint het fragment juist in het antwoord vanden engel aan Seth, wat dat kleine Kindeke op den boom vanhet paradijs te beteekenen had. Dit Kindeke, antwoordde de engel,zal wedervinden de genade,

Die adam bi ieuen rade, enz.

4 ) Ook het Hulth. hs. is hier verward. Het Zutph. hs. is hier duidelijk.Dit heeft :

Dat was die stake die opwert stoetVanden cruce des kempen goet,Die voer ons allen zegheuacht ;Hi nam den duuel zine macht.Daerop lach ghenaeghelt dwersEen hout van ene cijpers.

Men ziet hieruit wat in vers 740 en 742 is aan te vullen.2) Ontbreekt in het Hulth. hs. 0

46

0

Page 49: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Vers 687 begint juist na het opdelven van het hout bij het gravenvan de piscina probatica.

Bij vergelijk met de andere hss blijkt dit fragment van een afschrij-ver, die de verzen nog al besnoeide, zoodat telkens woorden zijnuitgelaten, die gemist konden wordenDe afschrijver zelf is een West-Brabander. Daarop wijzen o. a.:I. Het woord RUERDE vers 693 is specifiek Brabantsch en Lim-burgsch, 1) maar Limburgsch is het fragment zeker niet, zooalsuit alles blijkt.2. De diphthong ui in de woorden 719 CRUIST, 724 HULT, 2) tenzijde UI maar spelling zou zijn Voor den monophthong.3. De afschrijver heeft een voorliefde voor de N aan het eind vaneen woord, b. v 194 DOEN, 199 DOLIEN (enkeiv.) 225 LICHAMEN,

226 BEQUAMEN, 250 ROKEN, 258 TELGEREN, 261GAVEN, 332 TON-

GEN, 720 CALOMNEN.Woorden als (233) EERDEN, (315) WEERT, waar de korte E gerektis vóór de R, wijzen er op, dat de schrijver onder invloed stondvan het Vlaamsch.

Het fragment dateert uit de latere Middeleeuwen, de XVe eeuw,zooals hieruit blijkt :I. dat de korte klinkers gerekt zijn in (687) WAEST, (731) EEST;2, dat de apocope vrij algemeen is, „In der jongere Periode wirdsie allgemein", zegt Franck 3). Voorbeelden zijn : 196, 302 ALS, 210,721 AEN, 226 SCHOEN, 262 OPENBAER, 286 SIJN, 295, 724 DOER ;

299 HAER, 713 TE SEGGEN, 716 VOER, 717 WAER, 718 CLEIN.3. dat GH nergens meer geschreven staat, tenzij in 't pers. vnw GHI,en nog één keer in (687) VERGHETEN, waar de H kan geschrevenzijn om in den bovensten regel een tierelantijntje te kunnen aan-brengen.4. Ook wijst waarschijnlijk op een jongere periode de Ij in woor-den als (361) SIJDE, (312) TIJDE 4) en de I in plaats van de E in257 MENICH, 280 GEHINDE, 690 SINT, e. a.Bij vergelijk der hss. is opmerkelijk dat het Zutph. hs. een aantalverzen meer heeft den het Hulth. hs , waarvan er ook eenige voor-komen in de fragmenten. Tideman beschouwde het Hulth. hs. hetzuiverste en oorspronkelijkste, en hield bijgevolg de verzen, diehet Zutph. en Utr. hs. meer hebben, voor interpolaties. 5) Lulofsnoemt het Zutph hs. zuiverder en vollediger, zoodat in de anderehss, enkele verzen van het oorspronkelijke ontbreken 6).1) Vrgl. J. Franck. MITTELNIEDERLaNDISCHE GRAMMATIK. Zweite Auflage 1910 § 31.Prof. Dr. J. te Winkel. GESCHIEDENIS DER NEDERLANDSCHE TAAL, bladz. 71.(2) Vrgl. GESCHIED. DER NED. TAAL, bldz. 72.3) T. a. p. § 21, 7.4) Vrgl. Franck, t a. p. § 59.5) T a. p. Inleiding.6) HANDBOEK VAN DEN VROEGSTEN BLOEI DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE,

Groningen 1845, bldz. 425. 0

47

Page 50: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Wijl het Zutph. hs. overal duidelijk is, en het Hulth. hs. op enkeleplaatsen o a 716 en 739 vv. niet te verstaan is zonder hetZutph hs , ben ik geneigd dit laatste als het oorspronkelijkste tebeschouwen. Evenwel schijnt ook dit mij een afschrift, omdat devss. 199 – 204 van het Hulth. hs. moeilijk gemist kunnen wordenin het Zutph. hs.Dat de tekst van het Hulth. afschrift korter is, moet dan daardoorworden verklaard, dat de afschrijver het gedicht bij het overschrij-ven opzettelijk heeft bekort.Van den oorspronkelijken tekst zullen waarschijnlijk wel een aantalafschriften bestaan hebben, waaraan natuurlijk al spoedig veel ver-anderd was.Latere afschrijvers vergeleken bij het afschrijven verschillende tek-sten 611 volgden nu eens den eenen dan den anderen tekst, naar't hun 't best dacht. Zoo is verklaard, dat de fragmenten nu eenseen paar verzen gemeen hebben met het Zutph. hs, die in hetHulth. hs. ontbreken, dan weer met den Hulth. tekst afwijken vanden Zutph.Dat het oorspronkelijke werk van Maerlant was, werd vroeger al-gemeen aangenomen, totdat C. P. Serrure I) bewees, dat de rede-neering allen grond miste. Maar we willen er hier toch even deaandacht op vestigen, dat hij slechts een negatief argument tegenhet auteurschap van Maerlant heeft gegeven, en 't derhalve vol-strekt niet bewezen is ; ,dat Maerlant de schrijver van dBoec vandenHoute NIET is." 2)Het Boec vanden Houte heeft een groote populariteit gehad enwas in de Middeleeuwen, tot in de XVIe eeuw wijd en zijd ver-spreid. Te vermoeden is dan ook dat met dit Tilburgsche fragmenthet laatste hs. niet ontdekt is.

Breda. P. MAXIMILIANUS,Kapucijn,

1) VADERLANDSCH MUSEUM Dl. IV., bladz. 173-180,2) T. a. p. bladz. 175.

48

Page 51: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

óó BREERO'S SPAENSCHEN BRABANDER óá

Zo'n liefde voor de dramatiese woordkunst als men in de zeventiende

eeuw te onzent aan de dag legde, was er in de Nederlandse letter-kunde tot dan niet getoond. Zin voor 't toneel heerste er al lang.De Middeleeuwen zijn daarvan een sprekend bewijs. Juist toen im-mers is het drama, ('t woord in z'n uitgebreidste betekenis) datin verschillende landen op verschillende tijden geboren wordt enbij de Ouden voortkwam uit de heilige dithyrambe ter ere van deWijngod Dionysos, nog eens ontstaan uit de verheven-dramatieseplechtigheden van de katolieke liturgie. Zij is de moeder van het

geestelik drama en daaruit ontwikkelde zich, hier snel, daar traag,het wereldlik toneel. i)I)e eerste voortbrengselen, die het, voor zover wij zeker weten, in

onze litteratuur leverde, zijn de ABELE SPELEN. Deze stukken, hoe

onvolkomen nog in menig opzicht, zijn drama's in de eigenlike zinvan het woord. Drie van de vier overgeblevene : ESMOREIT, GL0-

RIANT en LANSELOET VAN DENEMARKEN behandelen 'n stof uitde ridderwereld; het vierde : 'T SPEL VAN DEN WINTER ENDE VAN

DEN ZOMER is van allegoriese aard. Aan hun zij ontstond in aan-sluiting op en als uitbreiding van de boerden der rondreizendesprekers de KLUCHT of SOTTERNIE. 't Is een in handeling gebrachttafereeltje van 'n gebeurlikheid uit 't openbaar of biezonder levendier dagen. De vertoning van de ernstig-waardige abele spelenwerd er veelal mee besloten. Van die nastukjes zijn ons als oudsteo. a. bekend LIPPIJN, BUSKENBLASER, RUBBEN, DRIE DAGIIE HERE,

HEXE en TRUWANTEN.

Veilig mag echter verondersteld, dat er al vóór de abele spelendramatiese produkten bestaan hebben, die geen spoor van huneigenlike afkomst meer vertoonden. De MYSTERIESPELEN in devolkstaal — want net als elders zal die ook bij ons 't Latijnder Kerk wel spoedig vervangen hebben 2) — zijn dan allerwaar-

1) Deze opvatting omtient de wording van 't wereldlik toneel wordt tegenwoordigdoor vele verworpen. Zij nemen aan, dat 't niet UIT maar NAAST 't geestelike ont-staan is. De bewijzen daarvoor aangevoerd dragen, als ik me zo mag uitdrukken,een nog negatiever karakter dan die, waarmee de traditioneele mening wordt ver-dedigd. Deze heeft m. i. toch wel enige positieve grond in een soortgelijke ontwik-keling in de overige M. E. Europese litteratuur.2) 't Is dan ook geensins gewaagd aan te nemen, dat «die eerste Bliscap van Maria»'t oudste, dat ons overgeleverd is en dat pas dagtekent uit de 1e helft der 15e eeuwvoorgangers van vroegere datum gehad heeft. q

49

Page 52: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

schijnlikst 't uitgangspunt, waarvan men via MIRAKEL- en HEILI-

GESPEL tot de eerste wereldlike dramatiek gekomen is. Ook het

rederijkerstoneel met z'n MORALITEITEN en SPELEN VAN SINNE

heeft zich langs diezelfde weg ontwikkeld ..Met de Renaissance kwamen de namen, die de Grieks-Romeinsegrootmeesters eertijds aan de dramatiese dichtsoorten gegevenhadden, weer in omloop. Toen ging men spreken van tragedie oftreurspel, van komedie of blijspel. Maar dat de herleving derklassieke kultuur zich niet tot 'n loutere invloed op namen be-perkte, is genoegzaam bekend. Ook de zaak zelf werd aangetast.

En zo ging de hoop op 'n oorspronkelike dramatiese kunst, die

toch allesins gerechtvaardigd scheen door de omstandigheid, datde abele spelen opgekomen waren op de eigen bodem en in ver-band met 't geloof d. i. het leven van 't volk ten enemale ver-loren. Hun volgroeiing werd door de belemmerende werking vandie talrijke uitheemse faktoren voor goed verhinderd...Laat men de sotte kluchten, want daarop tenminste vermocht dedeftige vreemdeling z'n stempel niet te zetten, buiten beschouwing,dan moet gezegd, dat het klassicisme weldra hoogtij vierde op onstoneel. Aanvankelik bepaalt men zich tot 'n min of meer genatio-

nalizeerde klassieke inhoud (PRIAMUS EN THISBE in de Eglantier),maar gaat weldra verder. 't Is vooral in de werken van de Leuve-naar Jac. Duym en van de Alkmaarse predikant Adolf Venator,dat de opkomst van 't nieuwe drama, ook in de vorm, kan wordennagegaan. En als de Eglantier op de rederijkers-samenkomsten van1613 en 1 617 nog uitkomt met werk in oude trant, dan gaan d'rvoornaamste leden, onder wie Breero, toch al in nieuw-klassiekerichting.Reeds voordat Gerbrand Adriaansz. in 1613 lid van de Eglantierwerd, hadden de kunst- en letterlievende leden van die kamerkennis gemaakt met zijn werk. Het stuk immers, waarmee hijdebuteerde voor 't toneel, RODDRICK EN ALPHONSUS n. m., was

al in 1611 door „In liefde bloeiende" opgevoerd. Breero zelf noemtdit spel, geschreven : op de reghel (rederijkers-nawerking) „deVrunden mogen kijven, maar moeten vrunden blijven", een treur-spel. 't Is echter hoogstens wat men in navolging van Duym isgaan noemen : een tragi-komedie. GRIANE, dat in 1612 door de-zelfde kamer gespeeld en STOMMEN RIDDER, dat in 1618 op deNederduitsche Academie gegeven werd, moeten diezelfde naam50

Page 53: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

dragen. Deze stukken zijn alle drie ontleend aan dezelfde Amadis-

roman van Palmerijn van Olijven en wel naar een uit 't Frans

vertaalde bewerking in onze ghemeyne Nederlantsche sprake. (1602

of 1613).

'n Voornaam onderdeel van die tragi-komedies zijn de „kluchtigetussenspelen". Onder de personen, die hij daarin opvoert, beweegtBreero zich gemakkelik ; bij hun voelt hij zich thuis en dra be-merkt men, dat hij er beter voor berekend is om hun te portrette-ren, dan om een onmogelik stuk leven uit 'n geïdealizeerde ridder-wereld tot 'n drama te verwerken.

Naast de drie voornoemde leverde Breero nog drie andere roman-tiese drama's : LUCELLE naar 't Frans van Le Jars (tussen 1612—1615 vertoond op de oude kamer „In liefde bloeiende"), HET

DAGI-IET UIT DEN OOSTEN naar de bekende middeleeuwse romancevan die naam en ANGENIET (ook wel pastorale geheten) waar-schijnlik naar z'n eigen levensgeschiedenis. Beide laatste liet ieonvoltooid na. Dit vormt de ene helft van Breero z'n toneelarbeid,als men wil de ernstige kant. Het andere gedeelte wordt in beslaggenomen door zijn drie kluchten : VAN DE KOE, VAN DEN MOLE-

NAER (bewerkingen van M. E. novellen), VAN SYMEN SONDER

SOETICHEYT en door zijn twee blijspelen : MOORTJE I 615 enSPAENSCHEN BRABANDER I 61 7.Maar tussen de kluchten, die evenals de komiese intermezzo'saansluiten bij werk van voorgangers uit de i6e eeuw, en hetMOORTJE strekt zich 'n hele ruimte uit. Van bevoegde zijde is eral meer dan eens op gewezen hoe die aangevuld wordt. Terwijl hijzich bewoog in de lagere geledingen van de maatschappij wasBreero gaan beseffen, dat zijn kracht lag in 't komiese. En deeerste machtige ontplooiing van die hem aangeboren vis comica, 'nontplooiing, die tevens beslissend was voor zijn verdere letterkun-dige arbeid, leverde Gerbrand Adriaensz. in de met ongemenezorg bewerkte komiese partij van LUCELLE. Zó had ie na al zoekenden tastend twee wijd-uiteenlopende paden : tragi-komedie en klucht,bewandeld te hebben, eindelik de weg gevonden, die hem heen-leidde naar het bij ons nog onbetreden gebied der komedie. ZijnMOORTJE is 't eerste blijspel, dat de Nederlandse Letterkundekent. 1)

1) Ghistelle heeft Terentius alleen VERTAALD.

51

Page 54: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Breero tracht er in de EUNUCHUS van Terentius, die hij in 'tFrans las, te verwerken tot 'n verwikkelings-komedie met de Am-sterdamse middenstand op de voorgrond. Veel voortreffeliks heeftie in dit stuk geleverd, maar z'n twede blijspel : SPAENSCHEN

BRABANDER, dat in April 1617 voltooid en op de Academie tentonele gebracht werd, wint 't in alle opzichten.'t Is 'n karakter-komedie in 5 bedrijven.

In 't eerste komt al dadelik de hoofdpersoon Jerolimo voor 'tvoetlicht. Met 'n lofspraak op Brabant en „Hantwerpen i), groot

en rayck" verschijnt ie op de planken, verhaalt dan in kleurige

bewoordingen z'n doen en laten daar, rept verder met niet weinigeigendunk van nooit gekende voormalige grootheid en gewaagtten laatste van de redenen, die hem noopten naar Amsterdam te

trekken. Ook in z'n gesprek met Robbeknol, die hier als spelervan de 2e rol heel natuurlik optreedt en die begint met 'n uit-voerig verslag over de handel en wandel van z'n ouders, legt ie'n verregaande en onuitstaanhare verwaandheid aan de dag.De aandachtige toeschouwer heeft ongetwijfeld reeds gemerkt metwat voor iemand hij te doen krijgt. Maar alvorens het 2e bedrijfhem in die overtuiging zal bevestigen, wordt er hem in de koste-

like slottoneeltjes van dit eerste 'n prachtige kijk gegeven op 'tAmsterdams volksleven zijner dagen. Hij ziet hoe twee jongensAert en Krelis de kreupele hondtslagher Floris Harmensz, zo ge-ducht plagen, dat de arme man onwillekeurig uitroept :

«Hoe quellen mij die weersoordighe 2), overgheven 3) jongens altijd) ;

hij hoort vervolgens de drie ouwe Klouwers, Jan Knol, AndriesPels en Thomas Treck vertellingen van allerlei slag opdissen enkrijgt daarna nog twee andere straatbengels Joosje en Contant teaanschouwen, die eerst vriendschappelik aan 't knikkeren, maar danna eenig steggelen druk aan 't bakkeleien zijn.

In 't 2e bedrijf krijgen we eerst 't klassiek geworden openingstoneel,waar Jerolimo, bijgestaan door Robbeknol, druk in de weer is omz'n toilet te maken.

t't Is hier oock gien deech 4 }, ken weter geen huys te houwen,Want hier is honger ebacken en dorst ebrouwen,.

1) De Vlamingen zetten tegenwoordig nog een H, waar hij niet hoort en laten 'mweg, waar ie staan moet. Ook in Nederland doet men dit hier en daar. Voor hetBoven-Moerdykse b. v. in Schiedam, voor het Zuiden b. v. in de Westhoek vanvan Noord-Brabant m°t name in Bergen op Zoom en Steenbergen.2) Vervelende. 3) Kwade, ondeugende. 4) 't Is hier ook al niet, zoals ik 't welzou wensen. q

52

Page 55: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

zegt Robbeknol, die wel 's graag de inwendige mens wat zou

versterkt hebben. Maar die wijsgerige bespiegelingen zijn slechts

van korte duur; daar zorgt Jerolimo wel voor.

JER. Ba woór sayde gay, dagge me nieten kuyst 1)Mayn mantel en wambuys ? Sach, say sayn soo bepluystKom hier en sieget eens, gay moet me voorst wat keeren 2)En hedy geen borstel ?

ROB. En hebdy gien swijnsveeren ?Daar isser gien in huys.

JER. Moor wat est, dagge al secht ?ROB. Ick seg niemendal, Heer.JER. Schickt my de lobbe 3) recht,

En krijght my mijn bonnet met den royen plumagie,En mayn stekade 4); gaat voort, haalt water, pagie,Met een suyv're dwaal 5), en het verguld lampet 6).

ROB. Wat rijdme de vent ? hij weet wel, dat hij nieten hetDan een gebroken pot.

JER. Maar wat roert ghy de snater ?ROB. Siet Joncker, ick heb hier de hand-doeck en het water ;

Ghelieft u oock yet meer ?JER. Ten komt mayn niet te pas 7)

Te antwoorden, asse kick ensicht of handen was ;Gay sult na mayn mont sien, en hooren na mayn hemmen,Haalt mayn yvoren kam, ick moet mayn hoot 8) wa kemmen,

ROB. Hey, dat isser ientje ; soo mijn oogen wis zien,Soo isset uyt de start van ien schellevis bien.

JER. Wat saydy een drol een, hoe staan nu mayn locken ?ROB. Sy krullen as een wijngert, seecker sonder jockenJER. Wat dunckt u van mayn hayr, en ist niet schoon en blont ?ROB. Ghelijck een Enghels knijn 9), het wert al moytjes bont.JER. Hoe staat mayn de bonnet en dese jente vaertjens ? 10)ROB. Joncker, jou hoetje staat wel netjens op drie haertjens

't Is dubbel ondieft 11).JER. Hoe past mij dese kraach ?

En staatse my al wel ?ROB. Joncker is dat een vraagh,

En sou jou goet niet fray, niet wel en aardigh passen ?Jou moer hetter 12) jou lijf van jonx na laten wassen

JER. 0 Robbeknol, dat ghewaer 13), dat is soo excellent,'t Is van den ouwen Wolf.

ROB. Ick heb hem noyt ghekent.JER. Ick weet geen geit soo lief 14), daar ick het voor sou geven,

Want Meester Tomis noyt soo goet móockten sayn leven.Siedaar, hoe daget gruys 15) daerof stuyft dick en vol'k Wed', ick hou overmidts 16) daarmee een sack met wol.

ROB. En ick een roggen broot met dese beene tanden ;Al wast van twaalf pont, ick brochtet heel ter schanden.

'1) Schoonmaakt. '2) Afborstelen. 3) Halskraag. 4) Degen. 5) handdoek. 6 ) Lam-petkan. 7) Het lust mij niet. 8) Hoofd. 9) Konijn.10) Nette, aardige veertjes. in Heel mooi. 12) Heeft er. 13) Dat wapen, die degen.14) Voor geen geld ter wereld '15) Hoe dat het stof. 16) Door midden, in tweeën.

53

Page 56: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

JER. 0, 't is een goet stuck wercks, maar hoe ? 't steekt door de schay,ROB. I)ats opsen hovelinghs, een edelman staat dat fray.

De degen voltooit Jonkers uitrusting. Nu deze aangegespt is, isie kant en klaar om uit te gaan. Voor z'n vertrek horen we noghoe hij z'n knecht met klem op 't hart drukt tijdens zijn afwezig-heid toch goed op 't huis te passen en we vinden hem daarna,in 't onverkwikkelike twede toneel, in gezelschap van de tweeSnollen, Trijn Jans en Bleecke An. Het derde toneeltje van dit2e bedrijf, waar meester en knecht zich te goed doen aan de doorRobbeknol bijeen gebedelde brokjes, doet m. i. in geen enkel op-zicht, ook in psychologies . niet, onder voor het eerste. Robbeknol,die al lang geen stevig maal meer gehad heeft, is, door hongergedreven, op de bedel getrokken Gelukkig voor hem deed ie niettevergeefs 'n beroep op de algemene liefdadigheid. Hij krijgt „'t alna wens" : Gave lever, goet broodt, ossen-muyl, schape-pens Enbeulingh en koevoet.... vs. 873. Met die flinke buit beladen komtie welgehumeurd thuis, maakt de Jonker met de reden van z'n languitblijven bekend en gaat dan heel gemoedelik op de grond zittenom 's naar hartelust te smullen. Dra heeft ie bemerkt, dat Jero-limo die zoetjesaan ook begint te voelen, dat hij al 'n paar dagenvan niet veel meer, dan van de wind geleefd heeft, hem z'n sma-kelik eten om zo te zeggen uit z'n mond kijkt :

«Hoe loert hy op mijn pens, hoe kijckt hy na mijn broot !Ay siet, hy treckt niet eens een ooghje van mijn schoot»...

En als de meester, die zo net wel met een klein leugentje verze-kerde, dat hij z'n maal al verorberd heeft, tot zijn knecht zegt :

... Wie ou eten siet, soo grocelayck van kooken 1),Die kundy appetijt en nieuwen hongher mooken,

nodigt deze, gedreven door de drang z'ns harten, 'm vriendelikuit eens lekker mee te schransen :

«Joncker, lustje, tast toe, dat broot dat is seer goetSo doet dees koe-voet oock, en dees pens is oock so soet ;Al waarmen heel versaat, men souwer lust na krijghen ,Gheliefje, eter af, 't wil my ontsijghen» 2).

Robbeknol, die z'n lippen nog 's aflikt bij de gedachte aan 't over-dadig maal van de vorige avond, opent 't 3e bedrijf met 't sofisme

1` Met zulke verlukkelike kaken d. i. die zo verleidend op en neer gaan. 2) Ikheb al meer dan genoeg. o

54

Page 57: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

van cqui bene bibit, bene dormit» en roept dan heel witwijs uit:

c Wat loopt een mensch op aarde verscheyden avontueren !»

Hij, de zoon van Slimme Piet, de Amsterdammers welbekend uitde gemene klucht VAN DEN MOLENAAR, was tengevolge van 'tschandelik leven van z'n vader al vroeg aan zijn lot overgelaten.Voor hij bij de Jonker in dienst trad, was ie reeds bij 'n paarandere in betrekking geweest. Maar uit de vergelijking, die hijmaakt tussen hun en Jerolimo, blijkt overduidelik, dat deze hogerbij hem staat aangeschreven dan de vorige. Dat ie in gezelschapis geraakt van een die uiterlik wel groot doet, doch 't daaromtoch nog niet breed heeft, dat heeft Robbeknol wel degelik in degaten. Maar helemaal vertrouwt ie 't zaakje toch niet. Daarommaakt ie, zodra de gelegenheid zich voordoet, er 'n gretig gebruikvan om uit z'n onzekerheid te geraken. Z'n argwaan blijkt onge-grond. Hoe ie al snuffelt in de sjovele plunje van zijn meester,hij vindt niets dan 'n beurs zo plat als 'n scholletje. Robbeknolis dus feitelik van de wal in de sloot geraakt. Nog 'n laatste mid-del om aan de kost te komen blijft hem over, doch slechts voorkorte duur. Amsterdams vroede vaderen »aansiende het groot be-droch en toeloop der stercke luye ledichgangeren, vagebonden,onnutte bedelaren en menichte der vreemde armen" nemen, om vandie overlast bevrijd te worden, tot 'n radikale maatregel hun toe-vlucht ; bij besluit van 18 Maart verbieden ze alle bedelarij on-der welke vorm dan ook. Robbeknol, overal op en bij, is op hetluiden van de Ste-klock haast-je, rept-je naar de Dam gelopen enhoort daar de afkondiging van wat voor hem moet klinken als 'nvonnis. Maar onze jongen is niet van gisteren. Bij al 't hachelikevan zijn positie verliest hij de moed niet. Integendeel hij maaktvan de nood een deugd en trekt handig partij van wat -hij bij 'npriester, een vare z'n vorige meesters, geleerd heeft. Daarmee n.m.met kapitteltjes uit de Bijbel voor te lezen zal hij trachten tevoorzien in 't leven sonderhoud van zichzelf en van z'n meester :

RGheen beter als mijn ampt, dat ick jongh heb gheliert,Ick wil mijn Evenjely gaan halen uit de hoecken,En gaan by de buurt mijn broot met eeren soecken».

En hij komt niet bedrogen uit. Bij z'n naaste buren, de driespinsters : Trijn Snaps, Els Kals en Jut Jans vindt hij niet enkeleen goed onthaal, maar wordt er zelfs allerdringendst uitgenodigd

55

Page 58: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

tot 'n volgend bezoek. Robbeknol is dus voorlopig geholpen. Ook

voor Jerolimo schijnt 'n nieuwe toekomst aan te breken : hij heeft

enig geld weten te bemachtigen en is nu de koning te rijk. Bijz'n thuiskomst maakt ie Robbeknol deelgenoot van zijn geluk enstuurt 'm op staande voet de straat op om inkopen te doen :

«Loopt, loopt, loopt, Robbert, loopt, en wilt ghedurich draven,Wij sullen nu eten en bancken als jonghe Graven. »

Deze heeft daar wel oren naar. Nauweliks is ie echter de deur uit,of daar ontmoet ie 'n lijkstoet, 'n Bedroefde weduwe loopt erachter te jammeren en te weeklagen:

«Mijn Heer, mijn Man, mijn goedt, wat is my dit een kruis ;Helaas, waer brenght men u ? in 't ongheluckich huys ?In 't droef, in 't doncker huys, in 't huys van het vergheten,In het huys, daar men weet van drincken noch van eten ?»

Robbeknol, die niet in staat is de draagwijdte van die woorden teoverschouwen, meent, dat ze met dat huis, daar men weet vandrincken noch van eten, 't huis van z'n meester bedoelt. Dodelikontsteld loopt ie dan ook naar jerolimo terug. Als deze de redenvan de jongen z'n schrik vernomen heeft, vindt hij de vergissingzo allerkoddigst, dat ie 't uitproest van 't lachen tot niet geringeverontwaardiging natuurlik van onze goeie Robbert... Als deze tenlaatste inziet, dat hij zich bang gemaakt heeft om niets, komt ielangzaam-aan weer op z'n verhaal. Hij doet z'n boodschappen enkeert in 't 4e bedrijf terug met 'n flinke voorraad proviand. Beidelotgenoten doen de tafel alle eer aan en ook dit tafereeltje ishoogst vermakelik Maar dat prinseleven is van korte duur. Algauw bevinden we, dat de Jonker nog altijd tot de adellike familieder Habenichts behoort : de huisjesmelker gierighe Geraert en deuitdraagster Byateris, die we beide zo juist uit 'n alleen- en twee-spraak hebben leren kennen en die respektievelik om huishuur enbetaling van beddegoed komen manen, worden voor de zoveelstemaal met 'n kluitje in ''t riet gestuurd. Maar jerolimo, wie descherpe en wel van passe uitlatingen van Byateris niet ontgaanzijn, begrijpt drommels goed, dat zij en ook de andere lui bij wiehij in 't krijt staat en die hij eveneens al meerdere keren afge-scheept heeft, lont beginnen te ruiken. Z'n besluit is genomen : hij

poetst de plaat:«Robknol 'k gheef ou verlof; ick moe nou dootelijk voort,

d Leeft eerlijck bij de liens, en doet gheleyck en Jonghman behoort.

56

Page 59: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

o Goot by de buurwijfs, hoorde, en ofse weer quamen manen, 0Seght datte kick ben verrayst no Kuylenburgh en Vyanen.)

In het 5 e bedrijf zien we hoe Robbeknol, die door 't hals-over-kopse

vertrek van de Brabantse praalhans, weer op straat staat, 'n voorlopigonderkomen vindt bij de spinsters, die hem «uyt barmhartigheyt»herbergen en die ook Geraert en Byateris op de hoogte brengenvan 's Jonkers verdwijning en faillissement, als ze voor dag endauw al weer voor diens deur staan. Dat, beide lipjes kijken, zalwel niemand verwonderen. Als Geraert wat bekomen is van zijnverhauwereerdheid wil hij haring of kuit hebben.,. onverwijld gaathij op zoek naar schout en notaris en weldra zijn beide, de eerstemet de nodige gerechtsdienaars, de andere met de onmisbaregetuigen op weg naar de bewuste woning. Ook alle schuldeisersvan 't met de Noorder-zon vertrokken heerschap als waren ze peradvertentie onder 't motto : «allen, die iets te vorderen hebben»opgeroepen, verschijnen de een na de ander ter plaatse, en zodraBalich, de tinnegieter ; Jasper, de goudsmid ; Otje Dick-Muyl de schil-der kennis hebben gekregen van 't gebeurde zijn ze d'r als de kippenbij om hun rechten te doen gelden. De een meent nog meer aanspraken

te hebben dan de ander en dra staat de hele buurt op stelten.'t Is een herrie van belang. En Jasper de goudsmid, die Robbeknolvan medeplichtigheid verdenkt, dringt er zelfs bij de schout opaan, dat hij de jongen gevangen zal nemen. Als deze werkelikaanstalten maakt om aan die wens gevolg te geven, raakt onzeRobbert zo in de verdrukking, dat hij bevreesd uitroept :

«Och, och, mijns lijfs gena, laet my los ick sal segghenAl 't ghene dat ick weet.»

Maar ook hij weet niet veel meer, dan dat de Jonker zich eens degelukkige bezitter genoemd heeft van «een out duyvekot, dat nuwat vergaen, vervallen en verrot is,» dat hij uit de buurt van Ant-werpen, van Hoboken, afkomstig is en dat ie waarschijnlik wel 'nzoon zal zijn van z'n vader.In deze netelige omstandigheden is goede raad duur. Schout ennotaris echter, die misschien al voor beter vuren gestaan hebben,beslechten na 'n korte woordewisseling met ware Salomonswijsheidhet geval : onmiddellik wordt de eerste en laatste uitkeringslijstvan het bankroet opgemaakt en worden alle krediteuren met 100010van nihil huiswaarts gezonden. o

57

Page 60: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0 «Al siet men de luy, men kent se daarom niet.) 0

zegt Gierighe Geraert voor ie heengaat. 't Lijdt geen twijfel, ofalle, die met hem de dupe der historie zijn geworden, hebben ditrake woord beaamd.

0 0 0

Nu we een kijk op 't onderwerp gekregen hebben en we de voor-naamste personen, die in SPAENSCHEN BRABANDER optreden,kennen, kan er gevoegeliker geantwoord op meerdere vragen.Vooreerst hoe kwam Breero aan z'n stof ?'t Is geen oorspronkelike vinding. De hoofdinhoud werd geput uitde roman VIDA DEL LAzARILLO DE TORMES, die 1579 in Hol-

landse vertaling verscheen en 16o9 herdrukt werd. In hoofdzaakbenutte Breero voor zijn 2 hoofdpersonen hoofdstuk i en voor hetverdere verhaal de hoofdstukken 15-23. Meestal komt de tekstvan zijn Brabander letterlik overeen met de uitgaven van 1609.J. H. W. Unger heeft hierop gewezen in het Bredero•album. Zelfsdoor hun voor wie het niet mogelijk is dit in biezonderheden nate gaan, kan de proef op de som gemaakt met een staaltje, datde uitgave Terwey-de Vooys de lezer ter vergelijking aanbiedt.

De beide helden zijn tot in de kleinste kleinigheden in overeen-stemming met het Spaans origineel. Niets van hetgeen daar omhun tweeën heerstaat, laat Breero weg. En toch leverde hij inSpaenschen Brabander door en door Hollandse kunst, omdat iez'n stof op zo meesterlike wijze verwerkte, dat men, ware 't nietbekend waar hij borgde, wel zou durven zweren, dat hij een aller-gelukkigste greep gedaan had in 't volksleven zijner dagen Jero-limo en Robbeknol zijn volkomen genationalizeerd Jerolimo is meerdan een karikatuur, 't is de getrouwe schildering van de Zuid-Nederlandse avonturier, een bekend type uit 't toenmalig A'dam.Iedere medaille heeft immers z'n keerzij. Met de goede, degelikeBrabanders, die in die tijd om bekende redenen naar het Noordenkwamen en waaraan onze Hollandse beschaving en nijverheid zeerveel te danken hebben, waaiden er echter ook over, die meer na -dan voordeel aanbrachten. Op 't oog waren 't hele heren. Juistdie uiterlike chique was het, waardoor de eenvoudige Hollander,die zich door de schijn eerder laat verblinden, dan men wel zoumenen, misleid werd. Aanvankelik maakten die Brabantse Banjers,biezonderlik te A'dam, goede sier en groot jolijt. Hier vooral

58

Page 61: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

teerden ze als echte klaplopers op de goed-gespekte beurs van een

welgestelde koopmanszoon en wisten er in hun gewiekstheid handig

partij te trekken van 't krediet, dat ze genoten bij leveranciers,

«die» naar Jerolimo, de man van ondervinding, zegt

«Op goet vertrouwen haar goeyken laeten bewaerenAan antire, die asse kick daer achteruyt mee vaeren».

Haast iedere winkelier was 'ns het slachtoffer geworden van datslag van volk. Geen wonder dus, dat alle, die enige nering aande hand hadden, 'n gloeiende hekel aan die lui kregen. 't Wasderhalve 'n meesterlike zet van Breero om de komiese rol vande Spaanse Jonker uit de roman te doen vervullen door een Bra-bander. Wie er een van die landaard ten tonele voerde en dat opzo'n wijze als Breero hier, moest beslist succes hebben. De onna-tuur, die de hele persoon van Jerolimo kenmerkt, komt nog scher-per uit door de tegenstelling, die zijn karakter vormt met dat vande slecht-rechte Amsterdamse bedeljongen. Robbeknol, goedhartig

en goedrond, kon op de sympathie der toeschouwers rekenen. Inhem immers zag 't Amsterdamse publiek een jongen, die hun leek,

en voor alles hierom, wijl hij tegenover 'n meester, die hem zovan uit de hoogte behandelde, dat fijn gevoelig medelijden aan dedag legde, dat Amsterdammers zo gaarne als een der mooistetrekken van hun volkskarakter zien beschouwd.Die twee zijn dus vereigenlandst of liever veramsterdamd. Geen

zweem van uitheems koloriet is er meer aan d'r te bespeuren....Maar Breero ging verder. Om ze heen zette hij 'n prachtige groeppersonen van eigen vinding. Deze komen de plaatselike kleur enigmooi verhogen. Gaarne onderschrijven we dan ook, wat de dichterzelf zegt in zijn »tot den leserg : »Hier hebdy. .. gheen uytheemschegeur, 't Is Amsterdams daar gatet veur". «'t Is Amsterdams«, deze uit-spraak gevoegd bij de grote moeite, die Breero zich geeft om het eigen-aardige, dat Jerolimo tengevolge van z'n Zuid-Nederlandse afkomstaankleeft, in 't belachelike te stellen en goed naar voren te bren-gen, doen mij vermoeden, dat hij zich hiermee enigsins de bijvalvan de schouwburgbezoekers of beter akademieleden zocht teverzekeren. Zulks krijgt meer waarschijnlikheid als men in aanmer-king neemt, dat hij op die manier z'n stadgenoten aantast in eenzwak, dat nog valt waar te nemen bij de Amsterdammers vantegenwoordig, die wel wat bekrompen spreken »over mensen vanbuiten« al hebben ze 't dan ook over personen uit Rotterdam of

59

Page 62: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Den Haag. Zelfs als dit 't geval is, dan ziet men hier die klein-geestigheid gaarne door de vingers, omdat zij er dan op stuk vanzaken toe bijgedragen heeft, om het spel tot hogere hoogte op tevoeren.

Hierin, dat Breero de Spaanse gegevens op zo uitmuntende entevens zo zelfstandige manier wist te behandelen, hierin schuilteen van z'n grootste verdiensten. Zijn oorspronkelikheid handhavendáár, waar men ten zeerste bloot staat aan 't gevaar van te ver-vallen in slaafse navolging, is inderdaad geen kleinigheid.

Onwillekeurig vraagt men zich af, wat Breero wel in staat steldede zware taak te volbrengen, die hij op zich nam, toen hij deverwerking van 'n stuk roman tot een aktueel blijspel aanpakte.Het antwoord hierop is niet zo moeielik als men zich even herin-

nert, wat boven al werd aangestipt, dat Breero na in den beginnedramatiese proeven in gemengde richting geleverd te hebben, opde duur had ingezien, dat 't zuiver-komiese zijn fort was. Dat degelukkige bezitter van zulk 'n heerlike gave bij kennismaking metde twee komiese figuren van de Spaanse roman daarin 'n gekniptonderwerp zag voor zijn onmiskenbaar talent, ligt geredelik voorde hand. Hij overschatte zich zelf niet, dat bewees de uitkomst.Maar er is meer. Breero had nog andere benijdenswaardige eigen-schappen, die eveneens in Spaenschen Brabander tot hun rechtkomen. Hij bezat n. m. naast z'n humoristiese geest een voortreffe-lik opmerkingsvermogen. Ook dat zocht voldoening. Vandaar zijnzucht naar waarnemen. Met open oog en oor voor wat ie om zichzag en hoorde, zwierf hij langs de straten en grachten, door destegen en sloppen van groot Mokum. Op die tochten heeft ie devolkstoestanden en de volkstaal van zijn tijd bespied en beluisterd,en nergens heeft hij die vervolgens zo pakkend-realisties uitgebeelden uitgesproken als in zijn van leven bloeiende Spaenschen Bra-bander. Vandaar ook, dat 't stuk zulk 'n sterke indruk op onsmaakt. Telkens als we Spaenschen Brabander met z'n kostelik-uitgewerkte verhouding tussen Jerolimo en Robbeknol, met z'nfrisse schetsen uit 't vrolike jeugd- en 't volle volksleven lezen, is't ons als staan we voor een van die druk-aandoende 17e eeuwseschilderijen, waar 't bedrijvige huishouden en de woelige maat-schappij van toen zo plasties op 't doek gebracht zijn. Bij Breeroaanschouwen we, zo goed als bij Jan Steen en Ostade e a. hetbonte leven in tal van zijn talrijke schakeringen. Ook bij hem6o

Page 63: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

kwistige overvloed van scherp belichte, keurig afgeschilderde mensen,

dingen, toestanden. Denkt aan tonelen als waar Jerolimo zijn toilet

maakt waar hij zich vergast aan het bijeengebedelde, 't gekochtemaal; denkt aan menig ander, aan die spelende jongens, die vertel-lende oude klouwers, waarvan 'k terloops in 't overzicht gewaagde ;aan die drie koele troevers, aan de kyve-kater en de spinsterswaarvan 'k geen biezondere vermelding maakte, en, niet 't minste,aan 't hele slot-bedrijf. Op ieder uur van de dag kan men zeweer voor zich halen.DE STREKKING van het stuk geeft Breero zelf aan, als hij «dengoetwillighen lesex» verklaart : ®Ick kent, het is een slapheyt inmyn, dat ick de eerelose-gheen -noot-hebbende-moetwillighe Banckeroetiers.,. niet en kan troetelen... Ick ben soo kleen als ick mach,maar soo groot en goet van ghemoedt, dat ick so een stucke -drochs niet en kan toestaen soo een verdoemelijcke schelmery,noch ick en kan niet onbeklaeght, noch onbeschreyt laten de ghenedie door ongevallen tot een bedroeft verloop moeten komen." Hijhekelt dus 't schandelik bankroeteren, dat toen aan de orde vande dag was en waarschuwt tevens tegen de lui van de BrabantseCourtesye, die lichtzinnig, los, prachtlievend, 't eenvoudige volkdoor schone schijn bedriegen.Of er een andere strekking achter schuilt, valt niet met zekerheiduit te maken. Breero-zelf zegt, dat hij liet «inder waerheyt op nie-mant in 't besonder ghemunt» heeft. Daarom ook werd 't stuk op-zettelik geplaatst in de tijd, dat de pest te A'dam woedde en hetoude geloof er nog heerste en «die beleeftheit heb ick gebruyckt»,verklaart de dichter, „opdat men te minder beduydenisse op denteghenwoordighe levende soude maken, gelijck ick ook niet ghedaenen hebbe.'' Deze stellige verzekering kon niet beletten, dat menin de loop der jaren de mening opperde, dat Spaenschen Bra-bander niets anders was, dan een persoonlike wraakneming of opeen boven Breero verkozen medeminnaar, of op een letterkundigetegenstander : Rodenburg.De eerste veronderstelling is sinds lang onhoudbaar gebleken.Wat de twede aangaat, Verwijs-Nauta blijven op 't voetspoorvan Loffelt en Jonckbloet, in hun inleiding op Spaenschen Bra-bander een Rodenburgh-parodie mogelik achten. Zij herhalen watUnger in het Breero-album schreef, dat het geloven aan de over-

eenkomst van Jerolimo met Rodenburgh een geheel persoonlike61

*

Page 64: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

opinie blijft. Voor Terwey-de Vooys is 't een uitgemaakte zaak, dat tgeensins in Breero's bedoeling lag ridder Rodenburgh Kaan den kaakte stellen en hem onder den spot der menigte te begraven.» Debewijzen, waarmee ze hun bewering staven, maar die hier onmogelikopgesomd kunnen worden, lijken mij overtuigend en afdoend.

Wat de KARAKTERISTIEK zijner personages betreft, hierin is Breero

prachtig geslaagd. Karakter-ontwikkeling biedt 't stuk uit den aardder zaak niet, omdat 't uitbeelding geeft ('t gaat om de twee hoofd-personen) niet van een brok mensenleven, waarin individuen optreden,wier doen en laten werkelik zielkundig gemotiveerd is, maar be-kende en bepaalde typen uit de samenleving tekent. Daarom missenwe hier bij al 't treffende en juiste, diepte en veelzijdigheid.jerolimo is de belichaming van een straat-arme, honger-lijdende,

maar desondanks trotse, aanmatigende Brabander, die na allerlei

oplichterijen gepleegd te hebben er van door gaat.Robbeknol is 'n onbezorgde Amsterdamse jongen, die zwaarmoedig-

heid alleen bij naam kent, die lust in z'n leven heeft niettegen-staande alle ellende, die hij achtereenvolgens meemaakte en door-stond. Altijd is hij opgeruimd en vrolik, geestig in z'n opmer-kingen, snedig in z'n gezegden, gevat in z'n antwoorden, 't Is ereen niet uit de broeikas, maar van de koude grond ; dat merktmen aan alles,... en toch is ie goedhartig en fijngevoelig.Over de 130UW van 't stuk kan niet met dezelfde lof gesproken.Daarop valt heel wat af te dingen: er heerst volslagen gemisaan eenheid ; de delen (bedrijven) zijn met enig passen nog wel

. in elkaar te krijgen, maar met de onderdelen zou zelfs de bestearchitekt geen raad weten. Verscheiden toneeltjes immers, zoalsdie van de straatjongens en van Floris Harmensz, de hondenlager;van de klouwers of patriotten e. a. staan totaal buiten 't verbandvan het stuk. Ook in andere, die zeker recht van bestaan hebbenzo b. v. dat der drie spinsters, treft men uitweidingen aan, dieveel beter in de pen hadden kunnen blijven. Al dat overbodig ennutteloos ingevoegde is hoogst hinderlik voor de samenhang, envermindert groteliks de kunstwaarde van het geheel. 't Dientechter erkend, dat die tafereeltjes en gesprekken naar het levengenomen en weergegeven, vol glans en schittering zijn. Missen weze op grond van d'r puikheid dan ook niet gaarne uit onze Let-terkunde, uit Spaenschen Brabander dienen ze .gebannen, wijl ze

daar niet op 'r plaats zijn. q

62

Page 65: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Ook de DRAMATIESE TECIINIEK is niet van smetten vrij. Meer, die

is in één woord zwak. Afgezien zelfs van de gevallen, dat de

gang van 't stuk belemmerd wordt, omdat de harmonie, waar 't

geen pas geeft, wordt verbroken, moet gezegd, dat er iets aanhapert, dat er iets in is waardoor 't niet vlot. In hoofdzaak is dithieraan te wijten, dat we in vier bedrijven feitelik niets zien of horen,

dat ons nu 's werkelik boeit : Jerolimo blijft wat hij was, toen hijzich voor 't eerst aan ons vertoonde. De Spaenschen Brabanderen dat is z'n grootste gebrek, mist dus alle verwikkeling. De enigewending immers. die Jerolimo's toestand 'n ogenblik schijnt te nemen(als ie n. in. op 'n goeie dag met wat geld thuis komt) is nietvan die aard, dat onze overtuiging : op 't failliet-gaan en de ver-dwijning van Jerolimo draait 't uit, er door geschokt wordt.En 't komies element, al is 't dan rijkelik aanwezig, al noopt 't onszelfs het vernuft van Breero hogelik te prijzen en te waarderen,het bewerkt toch niet, dat we over 't hoofd zien, dat hij blijkbaarde nodige zelfkennis en zelfbeheersing mist om zijn weelderigeaanleg in juiste maat te krijgen en te houden. De los-leuke eis

licht-vrolike toneeltjes, die er zeker heel wat zijn, houden de toe-

schouwer voor een wijle vast: maar omdat innerlike samenhang en

gegronde motivering van doen en gebeuren afwezig zijn, vormenook zij geen boeiende intrigue.'t Stuk is gesplitst in «5 deelen» (bedrijven) en, afgezien van dealexandrijnen hier en daar, geschreven in maatloze, maar rijmendeverzen.INHOUD EN TAAL zijn af en toe verre van kies, soms zelfs allesbehalvefatsoenlik, ja zinneprikkelend. Dat zal waarschijnlik wel de groteoorzaak zijn, waarom 't toch zo verdienstelik stuk zo spoedig vande planken verdween.Zelfs wanneer het verband 't optreden van de twee snollen gebie-dend eist (wat m. i. mag betwijfeld, daar 'k er geen ander «waarom»voor kan vinden, dan de omstandigheid, dat Breero de Spaanseroman op de voet volgde, Jerolimo's berooidheid kon ie immersop honderd andere manieren --r dat bewijzen 't voorafgaand envolgend toneeltje toch helder als de dag — fijner doen uitkomen)dan is 't verhaal, dat zij doen nog in genen dele gewettigd. Debewering, dat esthetiese noodzakelikheid het vordert, is van allegrond ontbloot. Het er in te voegen lijkt me eerder een gebrekaan esthetiese ontwikkeling in de auteur : hij geeft hier immers

63

Page 66: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

'n teveel, dat gerust geschrapt kan worden ; d'r spreken en d'rgedragingen tonen al genoegzaam met wie we te doen hebben.Aangenomen, dat Breero (want waarom z'n eigen woorden in twijfelgetrokken) hier handelde uit »lust tot leering d. i. verbetering,

is het dan niet geoorloofd zich af te vragen of hij dat doel, incasu een afschuw inboezemen voor 't bordeelleven, bereikte I't Antwoord luidt ontkennend, geloof ik. Hij moge in Spaenschen

Brabander door het »ridendo disere verum« de handel en wandelvan meer dan een persoon verachtelik gemaakt hebben, niet dievan de beide lichte vrouwen... 't Is te verklaren. 'n Ernstig en be-zadigd missieprediker, of mannen met zieleadel als in onze dagenb v. die van »Voor eer en deugd», niet de wellustige Breero wasde aangewezen persoon om een zo schromelik kwaad te bestrijden.Dat blijkt al dadelik uit de middelen, waartoe hij z'n toevluchtneemt : de passage immers, die 'k op het oog heb en die geschre-ven in 'n allerhartstochtelike taal, moet, wijl de geest wel gewillig,

maar 't vlees zwak is, eer prikkelend dan waarschuwend werken.Als Katolieken kunnen wij, naar mijn mening, niet behoren tot hundie Breero op dit punt verdedigen. Voor ons immers is ook delitteratuur onderworpen aan een hogere orde van schoonheid, aangeloof n.m. en aan zeden. Zij vormen voor de katoliek DE esthe-tiek en op grond hiervan dient iedere kunst, daarmee in strijd,gebrandmerkt.Begrijpelikerwijze weerspiegelt zich dat onwelvoegelike ook in detaal. Meermalen stuiten we op platheden of van laag gehalte Ofvan verdacht allooi. Laten we die buiten rekening, dan is de taalmeesterlik „ door het hele stuk tintelt ie van leven en vooral indialoog en woordewisseling is ie zo natuurlik, dat we ons onder 'tlezen als van zelf afvragen of 't wel beter kan. Juist hierom ge-troosten we ons gaarne de moeite van 't nadenken en zoeken.Breero immers is èn om z'n lokale kleur èn om z'n zinspelingenop ons ongenoegzaam bekende eigenaardigheden nu en dan nietmakkelik te verstaan.Dat Breero z'n stuk laat spelen in de tijd der sterfte van voormeer dan veertig jaar, daarvan is reeds gewag gemaakt. Alleenzij in verband er mee hier aangestipt, dat de dichter 'n enkelekeer uit z'n rol valt en zich aan anachronismen schuldig maakt.Zo waar ie Trijn Snaps laat vragen

ij utje Jans met oorlof, wat sinje Benist, Papist, ARMENIAENS of Geus,,64

Page 67: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

in een tijd, «waarin Arminius nog geen volwassen knaap was »

Volgt men Te Winkels' tijdsbepaling, die, met 't oog op de pest

van 1557 spreekt, dan is ook de verhouding van Robbeknol z'n

moeder tot Ducdalfs palfrenier in strijd met de chronologie. Alvawerd pas in 1567 naar deze gewesten gezonden.Maar dat zijn foutjes van haast geen betekenis. Breero's grootsteonvolmaaktheid, men heeft het uit hetgeen voorafgaat reeds kunnenopmaken, ligt in zijn gemis van eenheid van idee (handeling). Legtmen SPAENSCHEN BRABANDER naast MOORTJE, dan bemerkt men

niet alleen, dat 't zelfde gebrek beide stukken aankleeft, maar ookdat de dichter van Moortje tot Spaenschen Brabander in de ver-betering van dit euvel niet de minste vordering maakt.Breero z'n grootste roem zit in z'n pakkende karakterweergaveen z'n enige zedeschilderingen. Nooit heeft iemand bij ons delagere volksklasse met heel d'r klein gedoe zo natuur-getrouwgetroffen als de Amsterdamse blijspeldichter Gerbrand Adriaensz.Hieraan is 't toe te schrijven, dat Spaenschen Brabander HET

voorbeeld werd voor alle latere blij- en kluchtspeldichters. Maargeen hunner heeft z'n leermeester Breero ook maar enigsinskunnen evenaren.Navolgingen zijn o. a :«De Bedrooge Gierigaert» van M. Waltes 1654.«Andrea de Piere, peerdekooper» van W. D. Hooft 1628 in hoofd-zaak 't toneel van de drie Spinsters.«Kale Edelman» van Jan v. Dalen 1657 1).

LIESBOSCII-PRINCENHAGE. W. GDVAART, S. C. J.

1) Lie Prof. te Winkel «Ontwikkelingsgang I, 120.

Lektuur:T. ten Brink : Litterarische schetsen en kritieken : Gerbr. Adr. Breero III Blijspelenen kluchten.G. Kalf : Inleiding tot de werken van Breero.Verwijs-Nauta : Nederlandsche Klassieken VII.Terwey-de Vooys : Bibliotheek v. Nederl. Letterk. No. 5--6.

0 0 q

65

Page 68: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

KLEINE FRAGMENTEN IN HANDSCHRIFT UIT DEN

óó RIJMBIJBEL VAN JACOB VAN MAERLANT óó

In den laatsten , tijd zijn er reeds verschillende stemmen opgegaanover nauwkeurige onderzoekingen, gewijd aan verschillende handschriften van eenzelfden tekst. In de nieuwe taalgids, vijfde en

zevende jaargang, betoogt Dr. N. van Wijk de belangrijkheid dezerstudie, terwijl Dr. Endepols onlangs op het zevende philologen-congres dienzelfden weg aanwijst om tot eene diepere en breederekennis der Mnl. dialecten te komen.Onlangs ontdekte ik in onze boekerij van 't Seminarium Seraphicum teLangeweg, achter den rug van een oud boekje, waarvan ik hetjaartal niet kan aangeven, twee stukken perkament, twee hand-schriften, die fragmenten bevatten van den bekenden Rijmbijbel.Eerst in het jaar 1 858 werd de Rijmbijbel voor 't eerst in drukuitgegeven op last van het gouvernement van België en der Bel-gische Akademie van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunstendoor J. David, Prof. der Kath. Hooge School.Uit de voorrede van zijne uitgave blijkt, dat deze geleerde zeshandschriften raadpleegde om zoo zuiver mogelijk den oorspronke-lijken tekst vast te stellen. Vooreerst een Codex, gemerkt A, diebewaard wordt in de Koninklijke bibliotheek van Berlijn. Dit hand-schrift is volgens prof. David niet slechts het oudste handschriftvan Maerlant's Rijmbijbel, maar waarschijnlijk van al de ons over-gebleven codices uit de Nederl; litteratuur der Middeleeuwen. Hetbestaat uit 98 perkamenten bladen of 196 bladzijden in groot folio,.met op iedere zijde drie kolommen van 6o regels. Het werd ge-schreven in 1321 in het thans niet meer bestaande dorp Water-duinen in West-Vlaanderen, door een Geestelijke, Jacobus genaamd,die waarschijnlijk Maerlant nog gekend heeft, Dit handschrift isvrij slordig geschreven ; de afschrijver heeft verhaspelde woordenen verbroddelde verzen opgenomen en vooral vele eigennamenverminkt. De spelling echter is vrij regelmatig. Alleen is er wille-keur in het gebruik van GHE en GE, Y en I, SIRE en SIERE, SENDE

en SENDDE en andere kleinigheden.Het tweede handschrift, door den prof. gebruikt en door hem Bgemerkt, komt voort uit de boekerij van wijlen den heer J. F.Willems en berust thans in de bibliotheek te Brussel. Het draagtgeen jaartal, doch moet volgens de meening van David gemaakt

66

Page 69: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

zijn in de 14de eeuw. Het bevat 192 perkamenten bladen in groot

octavo op beide zijden beschreven, met acht miniaturen, de H.

Drievuldigheid en de Scheppingsdagen voorstellend. Er zijn 34500

regels ; doch er ontbreken ongeveer 34o verzen, meestal overge-slagen door onnauwkeurigheid van den afschrijver, wiens oogmeermalen verleid werd door gelijkluidende rijmwoorden aan hetslot van den regel, waardoor soms 4, ja zelfs io regels tegelijkwerden voorbijgezien. Aan de verschrijvingen oordeelt prof. Daviddat de afschrijver nu en dan door een dicteertier geholpen werd

en op het gehoor heeft geschreven. Zoo schrijft hij bv. WAS HI

voor WAS SI, IIEVET DI voor HEVET HI. I)

Het derde handschrift, gemerkt C, is afkomstig uit de rijke biblio-theek van wijlen Ch. van Hulthern en berust thans ook in de

koninklijke boekerij te Brussel ; 't is een Codex in folio van 425bladzijden, verdeeld in twee kolommen van 42 regels, allen doordezelfde hand geschreven.David verwijst het ook naar de 14de eeuw. Het is versierd met zeermooie voorletters en prachtige miniaturen op gouden grond. Deschrijver, die in 't bezit moet geweest zijn van een exemplaar derHistoria Scholastica, heeft op zeer vele plaatsen den tekst vanMaerlant hersteld, maar ook zeer dikwijls foutief verbeterd. Er zijn126 verzen uitgelaten.Nog drie andere handschriften zijn door den geleerden schrijvergebruikt en gemerkt D, E en F, allen uit de koninklijke boekerijvan Den Haag.Handschrift D bestaat uit 118 perkamenten bladen in klein folio,elke bladzijde verdeeld in 3 kolommen ieder van 5o regels, ver-sierd met 3 miniaturen, mooie voorletters en eenige goed uitge-werkte hoofdletters aan 't begin der boeken van het 0. T. geplaatst.Het heeft weer geen jaartal, doch wordt door den schrijver ookgeplaatst in de eerste helft der 14e eeuw. De spelling is zeerregelmatig : steeds GE i. p. v. GI-IE ; niet BEN maar BEM ; OE, niet00 in groet, doet, droemen enz ; verder UTE, niet UUT ; SI, niet

SOE, enz. Dat SUE overal vervangen is door si bewijst dat deafschrijver geen Vlaming is. Over 't algemeen gebruikt hij liever

1) Dit kan echter evengoed verschrijving zijn up EI(;EN gehoor ; de afschrijver las

bijv. 'n regel, en trachtte die dan uit zijn geheugen, dus ook gesteund door zijn ge-

hour, op te schrijven. Iedereen kan uit eigen ondervinding dergelijke vergissingen

waarnemen. 0

67

Page 70: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

enkele dan dubbele klinkers. Echter is de afschrijver weer zeeronnauwkeurig geweest in het overschrijven ; hij heeft veel verzenover 't hoofd gezien, misleid door gelijkluidende slotrijmen.Deze eerste 4 codices werden dus door prof. J. David teruggebrachttot de 14e eeuw Ze hebben titels, noch opschriften ; alleen hieren daar een meer of min versierde voorletter, doch nog zeer wil•lekeurig geplaatst. Alleen Codex A geeft het einde der boekenvan het 0. T. met een paar roode versregels aan.

Het 5e handschrift, gemerkt E, is uit de i 5e eeuw en geeft detitels der hoofdstukken aan in rooden inkt. liet bestaat uit i86

perkamenten bladen in folio ; 2 kolommen met 47 regels ieder.Het is meer een parafraseering dan een getrouw afschrift, zoodatde oorspronkelijke tekst er niet in te vinden is.Het 6e handschrift, door David gebruikt en gemerkt F, is dat vanonzen dichter Bilderdijk, door hem in 1810 eigenhandig afgeschre-ven van een perkamenten Codex. Het oordeel van Bilderdijk zelfover dezen Codex is zeer ongunstig. Volgens zijn oordeel kan dieniet ouder zijn dan uit de 16e eeuw ; hij werd alleen door hemgebruikt bij gebrek aan een beteren.J. David heeft voor zijn werk Codex A gevolgd als grondtekst,terwijl hij hier en daar, waar het noodig scheen, een woord heeftverwisseld tegen een uit een andere lezing. Aanmerkelijke afwij-kingen der verschillende Codices heeft hij aan den voet der blad-zijde geplaatst.Onze perkamenten fragmentjes behandelen den strijd van Gedeontegen de Madianieten uit het boek der Rechteren. Het eerste be-staat uit 32 ongeschonden regels, die 8 aan 8 aan elkaar sluitennml. volgens de verzenverdeeling van J. David, vers 7475 tot enmet 7483 ; vers 7527 tot en met 7535 ; vers 7575 tot en met7582 ; vers 7625 tot en met 7632.Het ede fragmentje bestaat uit 2 X 36 regels ; het is een lang-werpig strookje aan beide zijden beschreven. De eene zijde bevatde verzen 7589 tot 7624, van iederen regel zijn aan 't eind een of

twee woorden afgesneden ; de andere kant bevat de verzen 7 542tot en met 7574 ; van deze verzen zijn bij iederen regel aan denvoorkant een of twee woorden afgesneden ; vervolgens is aanbeide zijden nog een plaats, 4 regels beslaande, waarvan slechtseen paar woorden leesbaar zijn.Nu laat ik de stukken volgen zooals ik ze gevonden heb ; de

68

Page 71: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

galkortingen, die nog al talrijk zijn, los ik niet op, maar ik plaats

aan den linkerkant den tekst van J. David met zijn varianten aan

den voet van den kolom, aan den rechterkant den nieuwgevonden tekst.

In een opzicht heb ik gelijk gemaakt, namelijk bij i en ij ; er staanop de meest onregelmatige wijze i's en ij's met puntjes, zonderpuntjes en met ' of " : deze dingen maken natuurlijk niets uit. Verderde praktische opmerking : overal waar boven 'n letter — of —gezet is hier, staat in 't handschrift 'n slangetje.

Tekst uit het werk van J. David.

7475 Hadde ene roede na mans wiseEntie stac hi an die spise.Een vier quam daer uten steeneDat al 1) verbernde groot en cleene.

Mettien ontfoer hi metter vaerd7480 Gedeon die waert vervaerd7 481 2) En riep : «Wat sal mijns ghescien.

«Dat ic den ingel hebbe ghesien.»Onse Here seide : «Vervare di niet.»Nachts gheboet hi hem eft hiet

7527 Die dau die vallet hemmelikeUptie erde van hemelrikeAlso dede hi in dat vlies

7530 Dats "rhesus sijt seker diesI)ie heymelike in hare quamEn hare ghaf en niet ne namMeer zuverheden dan soe hadde eerEd heleghetse emmermeer.

Langewegsche H. S.

7475 Hadde ene roede na mans wiseende die stac hi ane die spiseen vier qua daer utê stededat al verbernde groet en clene

mettien ontvoer hi mett' vaert7480 t)7 481 en riep wat sal mijns gescien

d' ic den ingel hebbe ghesienOns here seide v'uardi niet

eft hiet

7527 Die dau die vallet hemelikeOptie erde van hemelrikezo deli I dat vlies

7530 dat es ihs 2) sijt seker diesdie hemelijc i hare glimeft hare gaf eft niet nammeer suuerheiden d1 si dede eereft heilegesse m'meere

7535 Gedeon porrede wetter scare

1) C. Verbarn. F. verbornde.2) C. God ! riep hi, wat sal mijns.

7 535 Gedeon porrede mett' scare.

1) Deze regel ontbreekt in 't handschrift.2) Dit is de gewone afkorting voor Jesus

(rhesus).

Tot en met vers 7535 loopen de verzen op de voorzijde van hetperkament waarop de regels ongeschonden zijn. De verzen van af7536 tot 7541 ontbreken, doch dan volgen de verzen van af 7542tot 7571 op het andere fragment, waarvan de eerste woorden zijnafgesneden.

7542 « «Hi here ende gha thuus waerd.»»Om dit vkwoort ontkeerden dan'1.X.7.. n man.

7 545 Doe biever hem •, m mede.Echt seide God daer ter stede :«Noch es te vele voles metti ;«l,eetse te watre ; hore na mi:«<Die twater lapen als die hopt

7542 It ga thu' waertword ontkeerde' dan

man7 545 hem Xm mede

de god d' ter stedee vele vole mettiwatre hort na mier lapen als die hort

63

*

Page 72: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

7550 «Of metter hant werpen in den mont«Hout die netti die sijn coene.»Dit was ghedaen van GedeoeneEn hem bleven .ccc. man.God seide : «Nu hout di hier an ;

7 555 «Mettesen salic in Mijn strec

7556 «Madian gheven en Amalec

7557 Dit vole nam hi rit spise ten sinenEn ghinc henen niet businen

Ten stride waert met siere cracht7 5(30 God seide hem ter solver nacht :

«Ghanc in die tente 1) van Madyan«I)u eft dijn sone Faraan«En bore wat dine viande spreken :«Therte dat di nu dinct 2] breken

7565 «Van vrezen sal verhouden dan.»Gedeon hoorde enen manIn die tenten sinen ghezellenDaer hi stont sinen droom tellen.Hi seide : «Mi dochte dat ic sach

7570 «.J gherstin koekelkin daer ic 3] lach«Indasschen slat niemen4] eten mochte«Dat once tente ondersochte«En quam ter tabernaclen toe :

7574 Dat vel al ter aerden doe.» 5]

1) C. F Ganc in die tenten.2) A. B. D. dat nu dinct ; F. datti3 ) C. daert lach ; F. daer het lach4) B. D. en niemen. C. ent niemen.5) B. C. F. Dat viel al ter erden doe

7550 ter hant w'pê in de mote nl 1] di 5i sijn coenegedaen van gedeoeneblevê .ccc. mannu houtti hier an7

`')l ^)JJ ,,

7555 a sal in hesen striit7555 b nê seker siit7556 efl amalech7556 a hier m1 1,v

7577 nam hi etien m,1 bosfine

de w't m; siere cracht7560 hem ter ,elver nacht

die tente va madiandijn sone pharaanwat die viande sprekêat doet nu breken

7 565 sen sal v'boude danhorde en 'e manute sine gesellensin:: droom tellenmi dochte dat ic sach

7570 tê coekelkyn d' ie lachchê eft nieure etê mochtetente ond'sochteten tabernacle toe

7574 al ter erden doe

1) Dit is in het handschrift steeds deafkorting voor «met».

2) 7555555 ontbreekt.

Nu volgen weer de verzen van de keerzijde van 't eerste perkamentIe kolom, waarvan de regels ongeschonden zijn en die aansluitenaan de voorgaande

7575 Dandre speldeur daer sijt horen 1) :»Gherste dat es . j . omwerd coren»En ouwerd es tfolc van Israel : 2)»Gedeons gheslachte also wel»So es in Israel onwaerd. 3)

7580 »Dit bediet Gedeons swaerd.»God hevet ifolc van Madyan»In sine hant gegheven dan.»

7575 Die and' speelden d'sijt horenGherste hats een 6werdech corêen ouw'd es tfolc van ysraelGedeoens geslechte alsowelZo es in ysr .1. (?) onwerd

7580 dit bediet gedeons swerdGod hevet tfolc vá madian

7582 In sine hant gegheu dan

'I) C. D. F. spelden, B. speelden.2) B. D. onwert vole es van Isr. : C.

onwerd vole es Ysrael ; F. ►fats Ysrael.3) C. Es in Ysrael onwerd.

De verzen vanat 7582 tot 7589 zijn er niet, maar dan volgen deverzen van 7589 tot 7 624 op de keerzijde van het ede perkament,van welke regels nu de laatste woorden ontbreken. a

70

Page 73: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

7589 Buzinen efi el negheen swaert ;7590 Die luchter hant was bewaert

Met laghelen eft daer in lecht.Hoort hier wonderlic ghevecht.

Gedeon sprac : »Doet alle met mi.» 1)Te middernachte so ghingen si

7595 Te drien steden in tghetelt. 2)Die laghele braken si met ghewelt;Doe bleef hem in die hant dat lecht.Daer toe bliesen si Jude echtSi riepen : «Ons Heren swaert

7600 «En Gedeons :i).» Doe wart vervaertDat vole 4) en stont up met ghenende.Niemen 5) was die andren kendeEn menech sloegher andren 6) doot.Doe vlo ene scare groot;

7605 Maer doe ghemoette 7) himVan Manasse van NeptalimVan Aser die waren ghekeert.Daer wart Madyan onteert.Oec ghemoetese 81 Effrayms gheslachte

7610 En sloegher meneghen onsachteEn . ij . coninge daer si quamen :Oreb en 'Leb hiet si bi namen.Te Gedeone Baer hi quam 9)Bracht si die hovede en waren gram

7615 En seiden : «'l'wi hadstu onwerd«Ons tonbiedene 101 te wighe Wert ?»'So scone antwoordde hi hem allenDat si den moet lieten vallen

7589 Bosine en el neg een7590 die slinke hant was b

met legelen en d' inwhort hier wonderlijc

Gedoen spr cot alle mTe middernachte so g

7595 Te iij steden int getdie laude (?) braken sdoe bleef hen I die had'toe blisen si lude ecsi riepen ons heren

7 600 en geeloen die was vTfolc stont op m; genNiemen enwas die aefi menech sloech andoen vlo ene scare g

7605 hemoeten hmanasse eel

van asterne wamadian ont

Oec Otmoetense effr7610 efi sloegen menegê o

En oec . ij . Coninge dOrep en zep bieten sivan delen . ij . in weeBrochten si die hoefd

7615 eft seiden twi halsOns ton:biedene teSo scone antworde hdat si dê moet liete

Gedeon 1) leet dore7620 eft volgode hen

doch dat si quamê teald' so bat hi broetand's en mochti nie

7624 Zebee of psalmana

1) De G. is met ronden inkt.

Gedeon leet die Jordane7620 Ende volgde met . c c c . ane

Doch dat si quamen te Socot 11)Al daer so bat hi broot dor God,Anders mochte hi niet volghen na

7624 Zebee en Salmana

1) A. B. D. Coemt alle te mi; C. F.Gedeon sprac : Doet alle met mi.

2) D. Te drie steden int getelt.3) A. B. D. En Gedeon (A Madian)wart vervaert ; F. En Gedeon die was.4) A. B. I. F. 'Dole stont (C. koet) up.5) C. Niemen ne was; F. Niement en.6) D. ander; F. anderen.7) B. I). gemoete ; C. Mar daer ghe- Imoeten hem. F. Maer aldaer ghemoete.8) P. F. Gemoetse ; C. ghemoetetse.9) 7613 14. Aldus C. In A. B. enD. is de plaats aldus bedorven : Datdit te Gedeone quam, Daer bracht sithooft en waren gram.40) B. D. Ons tontbiedene.11) A. B. Sacot; D. Sacod; F. Zaroth.

Hierop volgen weer de verzen van het i ste handschrift op de 2debladzijde, 2de kolom, waarvan de verzen weer volledig zijn. o

7x

Page 74: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

7625 Die voren waren met haren scaren

En sijn vole was moede 1) twaren.Maer si bespottene als 2) liede fel.Also dede tfolc van Fanuel.Maer Salmana en Zebee

7630 Metten haren dese tweeLaghen te samen in . j . dalEn waenden sijn ontghangen al. 3)

7625 Die yore warê m/ harê scaren

Eli sijn N!,olc ml te warenm' si bespottene als liede felalso dede tfolc van yraelm' Salmana eft zeebee

7630 met harê scaren dese tweeLagen te gader i een dalen waendê also

1) F. ALLEEN moede. ALLE ANDEREHEBBEN mede OF was mede.2) C. alle lieden fel.3) A. B. B. Efi waenden so ontg. al.

Nog eenige opmerkingen wil ik hier aan toevoegen over een paarafwijkingen en over het UITWENDIGE van ons handschrift.Waar eene bizondere oneenigheid heerscht in de verschillendeCodices, is ook in ons handschrift een bizondere afwijking ; vgl. bv.vers 7613— 7614 en 7626. In vers 7480 is ook onze afschrijvermisleid door een gelijkluidend slotrijm, ofwel ook zijn voorbeeld mistedezen regel.

Vers 7555 ontbreekt, doch daar zijn drie verzen voor in de plaatsgeschoven, nml. 7555a, 7555b en 7556a. Deze verandering isklaarblijkelijk veroorzaakt door het rijm STREC (=strik) Amalec ; deafschrijver, ook blijkens deze verandering waarschijnlijk geen Vlaming(zie boven blz. 67) verstond het woord STREC niet, of zoo hij hetverstond, zat verlegen met het rijm.Opmerkenswaardig is de spelling juist in twee van deze ingeschovenregels, waar de twee woorden STRIIT en SIIT, met twee korte i'sgeschreven staan, zooals men gewoonlijk eerst deed tegen het eindeder Middeleeuwen. Het handschrift is op deze plaats zeer duidelijk ;er is geen twijfel mogelijk.Van interpunctie is verder niets te bespeuren.De eerste regels van iedere kolom boven aan de bladzijden vandat stuk, waarop de ongeschonden regels voorkomen, vertooneneen versierde hoofdletter, een menschenhoofd voorstellend ; wehebben dus vier van zulke voorletters.Afdeelingen in hoofdstukken zijn er niet ; de regels loopen geregelddoor. Alleen vers 7629, dat een nieuw hoofdstuk inleidt, vertoonteen roode beginletter ; in vers 7535, waar ook een nieuw hoofd-stuk begint, is de G erg verbleekt, maar uit het inspringen dervolgende E kan men besluiten dat er een versierde letter heeftgestaan, en aan den schijn, die er nog over is, zou ik haast aaneen groene letter denken. a72

Page 75: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Als de gevolgtrekking . van J. David gerechtvaardigd was, wanneer

hij om het ontbreken van titels, opschriften enz , de handschriften

terugbrengt naar de 14e eeuw, zou ook ons handschrift vóór de 15e

eeuw moeten geschreven zijn, maar dit is geen voldoend merk-

teeken De bovenvermelde spelling ii voor ij wijst misschien op heteind van de Middeleeuwen.

Seminarium Seraphicum P. ROGERIUS HASSINK,Langeweg (N,-Br.) Kapucijn.

a 0 0

0 0 0

73

Page 76: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

VONDELS „KINDER-LYCK" EN "UITVAERT VANMYN DOCHTERKEN" q

Over deze twee keurversjes heeft de Eerw. Heer G. v. d. Boogaardeen „korte beschouwing", „een proeve eener korte letterkundigestudie" geleverd in „de Katholiek", Dl. 144, bldz. 443 v.v., en

Dl. 146, bldz "7 v.v. ,,,Een kleine studie in dit genre over : ,,Uit-vaert van Maria van den Vondel" werd nog in het vooruitzichtgesteld. Intusschen heeft de Eerw. schrijver een vergelijk gesteldtusschen „Kinder•lyck" en „Uitvaert", en zich zelf afgevraagd :„Vanwaar het groote verschil in stemming". En het antwoord,dat naar zijn meening „elken aandachtigen lezer onmiddellijk voorden geest komt", laat hij er aanstonds op volgen. „Een tweedewonde trof hier het ternauwernood genezen ouderhart. En dan :de dood van een zuigeling maakt op vader gewoonlijk niet zooveelindruk als op moeder. Al was ook Constantijntje een naamgenoot

van den grooten Constantijn, dien Vondel hoopte te verheerlijkenin een heldendicht en al koesterde de dichter van dit kind grooteverwachtingen, het was niet zijn eerstgeborene, niet zijn stam-houder. Hij weet zich na dien dood spoedig te troosten met degedachte, dat Constantijntje nu is een zalig kijntje en dat eeuwiggaat voor oogenblik. Maar als zijn tienjarig Saartje hem ontvalt,dan vindt hij geen troost. Hij moge dan ook al grijpen naar de lieren tokkelen Mayken en hem tot opbeuring, de geslagen wonde iste diep om in eens geheeld te zijn. Hier kan de poëzie hem slechtsoogenblikkelijk vertroosten en een korte verademing schenken" i).Dus kort samengevat : De dood van Constantijntje heeft vaderVondel niet zoozeer getroffen als die van Saartje. Daarom wist hijzich over den dood van Constantijntje spoedig te troosten met degodsdienstige gedachte. Maar bij den dood van Saartje ,,vindt hijgeen troost", „hij moge dan ook al naar de lier grijpen". Als wenu de eerste studie over ,,Kinder-lijck" nog eens opslaan, danhooren we daar den Eerw. schrijver zelf zeggen : „De dood van

Constantijntje greep Vondel KRACHTIG 2) aan. In zijn ijver voor

zijn epos „Constantijn" had hij zijnen in 1632 geboren kleine ge-noemd naar den Christen Keizer, dien hij wilde verheerlijken inzijn heldendicht. Zoo hoopte hij een Constantijn te zullen nalaten

1) DE KATHOLIEK, Dl. 1-16, bldz. 15.2) DE ONDERSTREEPING HIER EN IN HET VERVOLG IS VAN MIJ. q

74

Page 77: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

niet alleen van zijn geest op het papier, maar ook van zijn eigen

bloed in het volle menschelijk. bestaan". i) En drie bladzijden ver-

der : „Hij was GEHECHT aan dat kind. Hij minde dien blijden lach,

die om zijn mondje kon spelen. Hij minde die eerste kinderlijke

klanken, dat blijde kinderoog. Gaarne had hij zijn kind aan zijne

zijde zien dartelen en \VONDERGAARNE had hij het met zijne vader-

lijke gaven gevoed en in volle gezondheid bewaard." De Eerw.schrijver heeft dus zijn meening veranderd ; eerst : „de dood van

Constantijntje greep Vondel krachtig aan" ; nu : „de dood van eenzuigeling maakt op vader gewoonlijk niet zooveel indruk als opmoëder... Hij weet zich... spoedig te troosten". Blijkbaar heeft hijgemeend zijn oordeel wat te moeten wijzigen om het groote verschilin stemming tusschen „Kinder-lyck" en „Uitvaert" te kunnen ver-klaren. Met wat hij eerst schreef zat hij blijkbaar een beetje ver-legen. En daarom schrijft hij nu : ,,Al was ook Constantijntje eennaamgenoot van den grooten Constantijn, dien Vondel hoopte te

verheerlijken in een heldendicht en AL koesterde de dichter van

dit kind groote verwachtingen, het was niet zijn eerstgeborene, niet

zijn stamhouder".Mogelijk zal de Eerw. schrijver mij niet bijstemmen, dat hij zijnoordeel gewijzigd heeft. Goed. Maar hij beweert dan toch, dat dedood van Saartje op Vondel meer indruk maakte dan die vanConstantijntje. Hoewel dit moeilijk te bewijzen zal zijn, willen wedit dan voor 't oogenblik eens aannemen. Kan daardoor dan hetgroot verschil in stemming tusschen deze twee dichtjes verklaardworden ? Me dunkt dat men er zich in nog grooter moeilijkhedenmee brengt. Want zie nu eens aan. De Eerw. schrijver is zelf over-tuigd van den diepen godsdienstzin van Vondel als hij zegt : „HetCHRISTELIJK HART van onzen dichter wist volkomen te triomfeerenover de beproeving, die hem trof. Die CHRISTELIJKE GELATENHEID

legt hij als heerlijke stemming in zijn ,,Kinder-lyck" ; en zoo troosthij op de meest roerende wijze zijn dierbaar Mayken" 2). En watverder 3) : ,,De vader, die het CHRISTELIJK HART ZOO OP DE WARE

PLAATS DRAAGT, tracht van den aanvang af alle gaven zijner heer-lijke ziel te wijden aan zijn lieveling. Tot zijn eigen troost en medetot dien zijner dierbare echtgenoote staat daar de reden van zijn

1) t. a. p. Dl. 144, bldz. 444.2) t. a. p. Dl. 144, bldz. 444.3) t. a. pl. bldz. 447. 0

75

Page 78: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Christelijk klaaglied : Constantijntje". Maar is het dan niet vreemd,

dat hij juist bij den dood van zijn Saartje, die hem zoo getroffenheeft, geen troost vindt in zijn godsdienstige overtuiging, terwijl hij,als zijn Constantijntje sterft — wat hem dan heel wat lichter zougevallen zijn — „zich spoedig weet te troosten met de gedachte,

dat Constantijntje nu is een zalig kijntje en dat eeuwig gaat vooroogenblik". Of ging Vondels godsdienst dan niet diep, wijl diealleen maar troosten kon bij mindere smart, maar voor dieperesmart geen troost te geven wist ? Maar zie dan eens 17 maandenlater. Dan sterft zijn vrouw. En hoe zwaar hem dat gevallen is, zienwe uit zijn „Lyckklaght aen het Vrauwekoor" :

(Nu groeyt 't getal van uwe lijckenDoor een, dat meest mijn hart bedroeft,En met de lijckschroef 't harte schroeft,Die voor geen jammerklaght sal wijeken.» 1)

Maar in die droefheid, grooter dan die over zijn kinderen, hoort hij

toch zijn lieve doode troosten :

Mijn lieve bedgenoot, lees saeckenGebeuren geenssins sonder GodVernoegh met uw getrocken lot....

'k Verhuys, van 't aerdsche juk ontslagen,Om hoogh, in 't hemelsche gebouw. 2)

Als Vondel dus bij het zwaarste verlies, wat hem treffen kon, zijntroost zoekt in de godsdienstige gedachte, dan kon de wonde hembij den dood van zijn Saartje geslagen toch niet te diep zijn omook daarvoor heeling te vinden in zijn godsdienstig gemoed.Trouwens we weten toch ook, dat voor een oprecht kristelijk gemoed — zooals Vondel dan toch had — de godsdienst het laatsteis wat troost kan schenken,Maar als hij bij Saartjes dood dan toch geen troost vindt in zijnkristelijk hart, dan moet er heel iets bizonders gebeurd zijn inVondels godsdienstig zieleleven. In die richting moet dan ook eenantwoord gezocht op de vraag : Vanwaar het groote verschil instemming tusschen ,,Kinder•lyck" en „Uitvaert".En dan denk eens even in welken tijd deze dichtjes geschrevenwerden, 1633 : midden in zijn bekeeringsperiode, de lange bangetijd van 23 jaren. Rond 1618 was die al begonnen, toen Oldenbar-

1) VAN LENNEP. Dl. III, bldz. 210. 2) t. a. p. bldz. 211. 0

76

Page 79: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

nevelel werd onthoofd en de kerkelijke en politieke partijen elkaar

fel bestookten. Zoo verklaart hij zelf in 1 650 in zijn „Toets-steen" :

Mijn jonckheit bondt door errefleerZich aen een Secte, en geene meer,Tot datme, DOOR EEN KLAERDER BLIJCK

VAN 'T W EERELTLIJCK EN KERCKELIJCK,

Ontdeckt wiert, in een' schooner dagh,De Perle, die verborgen lagh,W7aer voor men 't al met winst verliest. 1)

Diaken van de Waterlandsche Doopsgezinde gemeente te Amster-dam legde hij die bediening neer in 1620. Zijn overtuiging wasgeschokt. Hij begon zwaarmoedig te worden, zegt Brandt. Gezaghad hij als Mennist in het godsdienstige niet erkend. Alléén deBijbel. Zelfs geen inspraak van den H. Geest. Maar in 1625 zien

we hem al vooruitgegaan op zijn langen weg naar Rome. Dan ishij al zoover, dat l'ij al éénig gezag — en dat was de grootekwestie bij Vondel -- in het godsdienstige aanneemt, al was 't hetware gezag nog niet. I)an hooren we hem al zeggen door zijnPalamedes :

Kick oordeel : dat 't gesagh op 't haylighdom alleenDen sceptren toebehoort, en vorstelijcke banden :En dat geen tempelier sijn' vingers en sijne handenSal schenden aen dien toom, en teugel : als een recht,En hoogheyd aen 's lands staet onscheydbaer vast gehecht.» 2)

Dan is er de tijd van zijn hekeldichten, waarin „hij de stille stemvan zijn geweten overdondert", en „die evenmin heidens als chris-telik is" 3). Vol kwade gedachten zit Vondel in die donkere jarenof de hel in zijn hersens spookt." 4) Met zijn laatste hekeldicht uitdezen fellen tijd, het „Decretum horribile", sluit hij die periode vanzijn ,,vloekgedichten" af. Als een hooge zee was er zijn wilde woedegesteigerd om ten slotte te vervloeien in de vlakke rust van stillestemming. Zoo intoneerde hij zijn tijd van innerlijke ingekeerdheid.'t Was het voorspel van de wilde barning daarbinnen in zijn ziel,die nu ging komen, maar waarop volgen zou het hooge „HallelujaNa zijn gesprekken en briefwisselingen met de Groot begint hij dan't volgend jaar 1632 zijn epos Konstantijn. Dat geeft hem te lezende diepe schrifturen der Vaders, dat voert hem in katakomben en

1) V. LENNEP. Dl. VI, bldz. 52.2) V. LENNEP. Dl. II, bldz. 433.► ) BROM: VONDELS BEKERING, bldz. 11.4) BROM, t. a. p. bldz. 12. 0

77

Page 80: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

kathedralen. Daarlangs zal hij opgaan naar Rome om met „triom-feerend hoofd" het strijdzwaard te ontgorden op der Apostlengraven". Maar de geweldige zielestrijd breekt nu voor Vondel aan.Naar buiten was hij uitgewoed, nu zal het gaan woeden van bin-nen. God, die den mensch geschapen heeft zonder hem, zal hemniet zalig maken zonder hem. De waarheid van dat woord van dengrooten bekeerling Augustinus zal ook Vondel ondervinden. Daarkomen voor hem bange dagen van wanhoop en twijfel. Soms wordthij zich van zijn richting bewust. Dan wil hij terug; de bekeeringlijkt hem een bekoring. Dan wil hij

«....schoppen 't Roomsch autaer met kracht uyt alle Kercken, 1)

'n even heftig tegenspartelen ; vroeger hadden we hem nooit zootegen 't Katholicisme gezien. Dan zijn er dagen, dat hemel en heldoor elkaar vliegen als vlammen, dan komen er marteluren, datGod hem overlaat aan zich zelf om zijn bezoek te laten waar-deeren. 2) Vooroordeelen rezen op als bergen. En als hij er een teboven was gekomen, was 't even klaarte en vergezicht, maar korter op stond hij weer diep beneden met de hooge bergen vantwijfel en moeilijkheid om zich heen. Zoo was 't hem een wisselenvan licht en donker. En in dien tijd sterven dan nog zijn lievedooden. Zoo moest zijn ziel worden uitgehold en alles leeg in hemworden voor de genade 3).En zoo zien we in dezen tijd van zijn bekeeringsgeschiedenis deverzen als weerspiegelingen van schemer en licht en donkerte inzijn ziel.In zijn „Kinder-lyck" resoneerden de laatste klanken van zijn,,Decretum horribile". Daar had hij de kinderzieltjes al gezien inhet Paradijs

«Die sich, als Duyven, op hun witte schachtjes wegen ;Veel witter als de melck, die uyt uw' tepels sprinckt.Sy weyen in het goud en hemels-blaeu. hoe blincktHun kuyf en zachte pruyck, van ingevlochte steenen,Van d' ongenaeckbre son der eeuwigheyd bescheenen.Dit hang-wieckt, en dat swaeyt den triomfanten palm.Een ander tockt de snaer, en weckt yvoiren galm.Een ander blaest de fluyt. een ander goude notenUyt roose-bladen leest. een ander onverdrotenEet mann', een ander lept der Englen leckerny.) 4)

1) v. LENNEP. Dl. III, bldz. 422.2) BROM, t. t. p. bldz. 75.3) BROM, t. a. p. bldz. 77.4) v. LENNEP. Dl. III, bldz. 115. q

78

Page 81: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Zooals toen de ,kraem siel", troost hij nu zich zelf er mee. 0

Daar was licht en klaarte in zijn ziel.

Maar als Saartje sterft, is 't alles zoo diep donker.Hij wil zijn ziel nog opheffen, maar ach ! Dan ziet hij de opper-vlakte der dingen maar meer : het meisje vlug te voet met slinger-touwtje of rinckelenden hoep, met pop en bikkel en boncket.En als dan

«De speelnoot vlocht (toen 't.anders niet moght zijn)Een krans van roosmarijn

Ter liefde van hun beste kamernet»

dan had hij als antwoord op zijn weeë vraag :

«Wat baetI)ie groene en goude lover ?»

maar een zucht van wanhoop en twijfel:

Die staetsi aet haest over.» 1)

Dat was zijn laatste woord.

Vergelijk nu daar eens mee het lijkdicht op zijn kleindochter in1653 We zijn dan 30 jaar verder, en dan stelt Vondel, die bij alzijn gedachtenweelde met zijn kostbaarste ideeën spelen kon alseen kind, zich dezelfde vraag, maar' wat breeder beelding :

«Wat kroontghe, op dat uw liefde bleek',Met paerle, zilver, en gesteente, ,En palm, en roosmarijn, het lijck ?» 2)

De donkere dagen zijn dan al lang voorbij en staande dan in hetvolle licht van zijn godsdienstige overtuiging, klinkt het antwoorddan ook :

«0 Speelnoots, dit 's een dor gebeente..

Een rey van englen kroon' de zielMet lauwerier in 's hemels hoven,Nu 't kleet des lichaeni.s haer ontviel.Zij noode ons met gebeén naar boven.»

Wat moet het dan donker geweest zijn in zijn ziel, toen Saartje stierf.Een maand later 25 October 1633 sterft de zoon van zijn hoog-geëerden vriend Geeraerd Vossius, Dionys, maar de bange twijfelsvan het vorig jaar zijn weg ; daar is weer hoop in zijn ziel enpatristische en bijbelsche toon in zijn taal

1) V. LENNEP. Dl. II, bldz. 528.2) v. LENNEP. Dl. X, bldz. 165. a

79

Page 82: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

«Men klaeght, indien de kiele strand, 0Maer niet, wanneerse, rijck gelaên,Uyt den verbolgen Oceaen,In een behoude haven land.

Men klaeght, indien de balsem stort,Om 't spillen van den dieren reuck :Maer niet, soo 't glas bekoomt een breuck,Als 't edel nat geborgen word.»

En hoe moet hem de laatste stroof uit het diepste van zijn zielomhoog zijn gedrongen, nog ontsteld over den strijd die was voorbij,maar bevreesd voor wat weer aanstonds komen kon :

«Geluckigh is een vast gemoed,Dat in geen blijde weelde smilt,En stuyt, gelijck een taeye schild,Den onvermybren tegenspoed.» 1)

En die tegenspoed zou spoedig weer voor hem komen. Februari163 5 wordt het dierbaarst hem ontrukt wat hij heeft, • zijn vrouw.

Hij weet wel, dat 't niet gebeurd is zonder God, en dat zij is in't hemelsche gebouw : zoo heeft ze zelf hem nog getroost op haarsterfbed. Hij herinnert zich dat nog, zou er graag zijn grooten troostin gevonden hebben. Maar hij voelt het niet levendig aan en zijngroote troost zoekt hij dan in de uiterlijke verstrooiing : het werken

aan zijn epos.Zoo heeft Vondel doorgemaakt dien bangen tijd van een bekeerling,waarin de dagen van twijfel en wrevel, en hoop en verlatenheid,en wanhoop en vertrouwen door elkaar warrelden. Maar zoo moestook zijn wil gewend. terwijl zijn verstand werd gewonnen.Natuurlijk zijn de lijnen niet overal even scherp te trekken. Ookin den tijd van zijn hekeldichten heeft Vondel twijfels gehad endonkere dagen. Maar ik heb de aandacht maar gevestigd op dedomineerende tonen, en meen zoo de oorzaak te hebben aange-geven van het verschil in stemming van .,Kinder-lyck" en ,,Uit-vaert" maar tevens van veel wat is uit die jaren.

Breda.

1) v. LENNEP. Dl, III, bldz 182

P. MAXIMILIANUS, Kapucijn.

08o

0 0

Page 83: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

EEN AANTAL AAN DE LITURGIE ONTLEENDEEE WOORDEN EN UITDRUKKINGEN. EE

Mijn studie van het middeleeuwsch drama bracht mij aan deneenen kant in kennis met tal van liturgische teksten, en aan denanderen gaf de lezing van een menigte Nederlandsche, Fransche,Engelsche en Duitsche geestelijke erg wereldlijke spelen en ookvan andere literatuur mij volop gelegenheid om op te merken,hoeveel de verschillende volkstalen aan de kerktaal te danken hebbendoor middel van de Liturgie. Een ontdekking was dit natuurlijkallerminst, maar het leidde tot het aanleggen eener verzameling,die zich uitbreidde en thans rijk genoeg is om ze volgens eenigegezichtspunten te schikken, en eenige grepen eruit onder de oogender lezers van dit tijdschrift te brengen.Ik doe hierbij een beroep op de hulp van diegenen onder hen, die,puttende uit een grooter kennis der Liturgie dan ik de mijne magnoemen, mijn verzameling willen verrijken of mij aan verklaringen helpen.Mijn keuze beperkte zich, zooals uit het bovenstaande blijkt, niettot Nederlandsche woorden en zegswijzen, en evenmin tot die welkein de hedendaagsche taal voorkomen. Ook al niet om deze reden :

menigmaal bleek een woord of een zegswijze, welke ik voor uit-gestorven hield, nog wel degelijk tot de levende taal, en een anderewelke ik slechts op een zeer beperkt gebied in zwang meende, nogwel degelijk tot een algemeener spraakgebruik te behooren.Het zijn, gelijk men zien zal, in hoofdzaak vier groepen die ikhier behandel:I. bepalingen van tijdsduur (kort en lang) en van een tijdstip.2. persoonsnamen.3. namen van wapens, foltertuig enz. i)4. woorden om uit te drukken : verwarring, rumoer e. d.

I. Zooals de mensch in primitieve dagen zijn beelden voor het begrip:«in een korte spanne tijds», ontleende aan het draven van een paard,de vlucht van een vogel of een pijl e. d., zoo kwam hij ertoe,in een tijd, toen het kerkelijk leven zijn doen en denken beheerschte,toen zijn dag geregeld was naar de kerkelijke getijden, om voorallerlei temporeele bepalingen uitdrukkingen te gebruiken, ontleendaan dat domineerende geheel van voorstellingen.I) Onderdeel van de zeer uitgebreide categorie voorwerpsnamen (vooral namen vanbij den ritus gebezigde voorwerpen en gedeelten van het kerkgebouw). 0

81

Page 84: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

»Ik ben in een AI tERIPTJLE weerom." Iet is overbekend, dat hetkapitaal gedrukte woordje oorspronkelijk beteekende : het korte oogen-blik, waarin men een Ave Maria kan bidden. De Franschman bezigtin denzelfden zin : je reviendrai dans un AV} . Een ander schietge-bed, dat als chronometer dienst doet, is het Onze Vader. In hetVlaamsch zegt men : ik zal eenen VADER-ONS op u wachten en in hetMnl., doch ook nog bij van Dale, vindt men het woord PATERNOSTER

in deze beteekenis 1). Uit een toepassing als b. v. in den Reinaert(II, vs 5614) :

Eer men een paternoster soude lesen wael,hi sach, hi was tien milen verre.

of als in deze plaats uit het Mnd. Wdb. van Schiller en Lubben :»doe dat in een pot en laat het koken, zoo lang «alse men machlesen 6 werve magnificat» ziet men duidelijk, hoe zulke woorden

aan hun tijdbepalende beteekenis komen. Ook aan het «Kyrie, eleïson»heeft men in een enkel dialect een uitdrukking voor : in een oog-

wenk, ontleend. Zoo zegt men op Sicilië : ntra un KRIALESU. 2)

Dat het «Kyrie eleïson» reeds heel vroeg een zeer populaire zang was,is overbekend. Hoe vaak is al niet de regel uit het Lodewijkslied(ontstaan naar aanleiding van den slag bij Saucourt in 881) aangehaald:

ioh alle saman sungun : Kyrrieleison !

En tal van volksliederen en liedjes bewijzen, dat het als refrein

geliefd was.Die Grieksche woorden zijn dan ook in zoowat alle volkstalen opge-nomen en hebben daar allerlei schakeeringen van beteekenis ont-

wikkeld. Om met onze eigen taal te beginnen — in het Mnl. is

KIR, KER = Heere ! een zeer gewoon tusschenwerpsel van verbazing

of schrik, en het tweede woord : eleison is geworden tot LEISENE,

LEISE, (Duitsch LEIS), en heeft de beteekenis aangenomen van

geestelijk lied in het algemeen, omdat de oudste dier liederen zoovaak dit refrein hadden. 3)06k het Fransche woord KYRIELLE verdient hier een plaats. In het

Mnl. Wdb. heet kyriel de naam «voor een bepaald soort vanliederen of litanieën». Slaan wij Ducange's Glossarium voor het

I ) Zie Mnl. Wdb. en van Dale s. v. Vgl. ook Eng. a paternoster-while. Het woordamerij komt ook (zie Ned. Wdb.) in den vorm amering voor. Aan den Nederrijnzegt men amelang en dit wordt dan opgevat als : een amen lang.2) Zie Meyer-Liibke s. v.3) In het Bergamaskisch duidt kriolès den op Goeden Vrijdag gebezigden ratel aan. q

82

Page 85: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

middeleeuwsch Latijn op, dan lezen wij daar : dat «quod in iis

Litaniis omnes sancti invocentur, hinc nostri (de Franschen dus)

nomine Kyrielle sanctos omnes designabant». Er wordt hier o. a.

een plaats aangehaald, waar iemand, in woede den degen trekt«en regnyant Dieu et la Kyrielle». Het betreft hier dus de langelitanie van alle Heiligen, en «Dieu et la Kyrielle» herinnert aan wathet volk met een weinig eerbiedigen term, «de heele Santekraam»noemt. Zoo begrijpt men, hoe in het moderne Fransch kyrielle eenlange opsomming, een «heele ceel» beteekent, juist gelijk men er

spreekt van «toute la LITANIE» ; en hoe, althans in gemeenzame

taal, van een huisvader gezegd kan worden, dat hij met zijn »kyrielle»

uit wandelen is, d. i. met een sleep van kinderen.Hiermee komen we tot de uitdrukkingen voor een LANGEREN

tijdsduur, waarvan ik de volgende noem :MISERERE : «Ommetrent twee of drie myserere voor hare dootwaert si onwetende (= bewusteloos) ende lach in grooter bangi-cheit lichte ene myserere lanck». i) Wij hebben hier het begin-woord van den bij de lijkplechtigheden gezongen 50en Psalm. Datde uitdrukking in de I9de eeuw nog in gebruik was, blijk uit een

door het Ned. Wdb, weergegeven plaats uit het Journaal van Const.

Huygens Jr. (I, 494) : «dat die gansche groote stalt in den tijdt vaneen miserere door een aardbevingh 't onderst boven geworpen was.» 2)Begrijpelijk is het, dat ook het woord «MIs(SE)» de aanduiding

van een lange poos kon worden, maar hoe de aan het Onze-Vaderontleende uitdrukking «JuSQU ' a QUOTIDIANUM,» welke Mistral inzijn Trésor du Félibrige opgeeft, verklaard moet worden, is mij nietduidelijk.Wat overigens de woorden voor een bepaald tijdstip aangaat,kan ik het laten bij de vermelding, dat in het Nederlandsche NOEN

de hora nona voortduurt, gelijk de hora sexta in het SpaanscheSIËSTA 3) = rustuur ; dat (het is overbekend) IEMAND DE METTEN

LEZEN (het Mnl. Wdb. geeft ook GARDIJNSMETTEN = bedsermoen),

1) Mnl. Wdb. s. v. "2) Vgl. ook de bij Grotefend (I. 123) aangehaalde plaats (1415) : facta est eclipsissolis tenebrosa ita, quod sol omnino amisit lumen suum quasi ad duo MISERERE MEI.Ook in het Fransch en Engelsch komt het , +voor. Het laatste woord van dezen psalmis : vitulos. Vandaar de oude Fransche spreekwijze : «en avoir depuis miserere jusquesà vitulos».3) Zie Diez, 487. Dr. Ger. Brom wees mij op de volgende plaats in de RegulaS. Benedicti, cap. XLVIII : «Post SEXTAM autem surgentes a mensa, pausent in lectissuis cum omni silentio.» 0

83

Page 86: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

alsmede KORTE METTEN MAKEN de herinnering bewaren aan delaudes matutinae ; en dat in het in sommige dialecten voorkomendeVESPEREN (=-- het avondmaal gebruiken), het Vlaamsche VESPEREI

(maaltijd omstreeks vier uur), en het mij onverklaarbare Vlaamsche

VAN ' T LOF KOMEN (= te leur gesteld zijn) I) een stukje avond-

liturgie voortleeft.

Zeer gewoon was het in de Middeleeuwen, feestdagen te noemennaar den aanhef van den Introïtus der Mis. Men sprak van Zon-

dag Rorate Coeli, Esto mihi enz«Cantate Domino canticum novum,» zoo begint de Introïtus op denvierden Zondag na Paschen. In de Bijdragen en Mededeelingender Vereeniging Gelre (VI, I i5 v.v.) vindt men een aantal plaatsenopgegeven waaruit blijkt, dat, althans in een deel van het bisdom

Utrecht in de 14de en 15 de eeuw, CANTATE een woord voor synode

was, aangezien die kerkelijke vergaderingen bij voorkeur op Zondag

Cantate bijeenkwamen.Tal van feestdagen hebben den Introïtus «Ga' udeamus omnes in

Domino.» Het is zeker niet gewaagd, hier den oorsprong van dein het Zuiden van ons land gebruikelijke uitdrukking te zoeken :

«het is bij die menschen alle dag GAUDE AMUS» (de volksmond

schijnt er «gouden Janus» van te maken!)Vooral de Zondagen tusschen Quadragesima en Pinksteren werdenen worden gaarne betiteld naar het beginwoord van den Introï-tus Een ervan, en wel de eerste na Paschen, heet : Zondag Quasi-

modo. Het Fransche «RENVOYER LES GENS à LA QUASIMODO»

(= een betaling lang uitstellen) zal dan ook wel te verklaren zijnuit het terugzenden van den al te zondigen biechteling tot op denlaatsten dag van den Paaschtijd, ofschoon het mij niet onmogelijklijkt, dat de uitdrukking haar ontstaan dankt aan de Paasch-vacantieder oude rechtbank, welke van den Zondag vóór tot dien na hetfeest der Verrijzenis liep. In elk geval werpt zij eenig licht op deuitdrukking «In den Sondachshoec acht dagen naer paesscen»(vs. 3394) waarvoor Dr. H. W. Immink in zijn onlangs verschenenuitgave van den Spiegel der Minnen geen verklaring geeft. 2)Den termijn ad calendas Graecas, bepalen we in het Nederlandsch

aldus: MET ST. JUTTEM1S.

1) Vgl. RETOUR DE MATINES mauvaise affaire ?2) Zou het bij Harrebomee vermelde «Slijt schuldig tegen Paschen, en de vastenzal u kort zijn» ook eenige opheldering geven ? Maar hoe ? a

84

Page 87: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Ter verklaring dezer zegswijs waag ik de volgende gissing. Het

feest van St. Jutte (H. Judith) viel, althans in een deel van ons

land, op 17 Augustus. Als ik nu bedenk, dat de humor in vele

dezer uitdrukkingen een rol speelt, en ik vind in mijn Missaal voor diendag den hierachter volgenden Introïtus, dan lijkt het mij niet onaan-nemelijk, dat een schuldeischer door zijn debiteur verwezen werdnaar den dag, waarop de Kerk den geloovigen voorhield : Dispersit,

dedit pauperibus. JUSTITIA EJUS MANET IN SAECULUM SAECULI.

Het Vespergebed Magnificat heeft ook het aanzijn gegeven aaneenige zegswijzen. Zoo kenschetsen het Fransch en het Engelscheen te geheel verkeerder ure uitgevoerde handeling als : »MAGNIFICATONDER DE METTEN zingen». En zoo vermeldt Mistral in zijn Trésoreen aardige Provencaalsche uitdrukking ; welke men gebruikt als eengezelschap zoo talrijk is, dat er stoelen te kort komen : «SIAN AU

MAGNIFICAT» -- «wij zijn aan het m.», omdat de geloovigen bij hetzingen dier hymne opstaan. i)

2. Ik ga over tot den groep der persoonsnamen.

Een mismaakte, dwergachtige man heet, sinds Victor Hugo's«Notre Dame de Paris» in het Fransche argot een QUASIMODO.

Hoe de schrijver op dien naam gekomen is ? Ik heb zijn romanniet bij de hand en kan dus niet opzoeken, of hij er een verklaringvan geeft. Zou er niet een toespeling in liggen op de woordenvan den Introitus-tekst: quasi modo geniti infantes..., gelijk de pas-geboren kinderen (zoo klein en onvolgroeid) ?Het nieuw-Provengaalsch schijnt een aan het Onze-Vader ontleendwoord te kennen, dat een lastig ding, een vervelend personage 2)aanduidt : BICUT-ET-NOS. De eerstgenoemde beteekenis laat zichwel verklaren. «Vergeef ons onze schulden» is een bede in onseigen belang, maar de daarop volgende verbintenis onzerzijds«gelijk ook wij»... enz. bezorgt ons heel wat moeilijkheden !Onder geestelijken is het woord PRAESTA QUAESUMUS geen onbe-kende. Men verstaat er, als ik het wel heb, een priester onder,dien een pastoor in bijzondere omstandigheden aanvraagt tot hetverrichten van minder belangrijke diensten. De term is ontleendaan de beginwoorden van een gebed in de H. Mis.

1) Vgl. bij Harrebomee : Het schijnt, dat het magnificat is als hij binnenkomt.2) Met bijgedachte aan «Sec» beteekent SECUTENODI een mageren scharminkel.Zie Meringer's «Wdrter und Sachen» V, 128, noot. q

85

Page 88: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Evenzoo heeft de aanhef van den lijkpsalm MISERERE zijn naam,althans in het Italiaansch, aan een leelijk, onbehagelijk persoongegeven, iemand met een «faccia da miserere».

In den loopenden jaargang van het tijdschrift «Volkskunde» heeftProf. Vercoullie verder een aantal woorden behandeld, welke in dezerubriek thuishooren :

Fransch OCULI (spotnaam) -- vgl. den Introitus van den derden

Zondag in de Vasten. Het is mij evenwel niet gebleken, dat dezenaam elders dan in den door Vercoullie aangehaalden calembour

voorkomt.Vlaamsch LAUDATE (= luie, lichtzinnige vrouw), naar den Introïtusder Mis van to Juli, den dag, waarop tot in de 16e eeuw de aanwanordelijkheden rijke bedevaart van Gent naar Teemsche plaats had.Maar waarom niet liever gedacht aan de uitbundige Paaschvreugde ?Aan het slot van den Paaschtijd, zoo lees ik bij Nicolaas van Lyra,zong men «magnum alleluia, quod incipit a Psalmo «Laudate pueri»

usque ad «Beati immaculati» exclusive». (Replica in Matth., 26.)Zou ook het slotvers : «Qui habitare facit sterilem in domo....»meegewerkt hebben tot de genoemde beteekenis ?

KWANT verklaart Vercoullie als ontstaan uit een schertsende ver-

tolking van den tekst «quantus ego sum (2 Kron. II, 6) of : quantusergo sum ego.» (Job IX, 14). Maar mij dunkt het waarschijnlijker,dat de grap gemaakt is toen het woord «kwant» er al was. Zoozou het ook kunnen zijn met :KWIBUS. Hierbij wijst Vercoullie op den laatsten § van de ge-wone Praefatie, aanvangend met : cum quibus... Deze woordenworden dan toegepast op den ceremoniarius, j) die hierbij dendiaken en subdiaken gaat waarschuwen om zich bij den celebree-renden priester te voegen. Vercoullie gelooft, dat de homonymiemet «kom, kwibus» aanleiding tot het ontstaan van het woord was.Mij komt het voor, dat we hier eer met een aan de Latijnscherechtstaal ontleend woord te doen hebben. Woorden met den uit-gang—(i)bus schijnen steeds veel indruk op niet-Latinisten gemaaktte hebben, en zoo kan de pedant-geleerde man, in wiens zinnenzoo veel met het woord «quibus» geschermd werd, licht naar datwoord genoemd zijn, evenals misschien het nu verouderde EngelscheQUIB (= uitvlucht, «truc») zijn ontstaan dankte aan het herhaaldelijk

in wetstermen voorkomende relativum.

1) Dit als eene (aan dr. Moller te danken) correctie van Vercoullie's mededeeling.

86

Page 89: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Omtrent het in eenige Waalsche dialecten gebruikelijke QUANDOCELI

(= stommerik) geeft de verwijzing van den Gentschen hoogleeraar

naar een zin uit het dooden-officium (quando coeli movendi sunt et

terra) niet veel licht. Hoe moeten we ons hier de ontwikkeling der

beteekenis voorstellen ?Hetzelfde geldt voor het in enkele Waalsche dialecten (Malmédy,

Arlon) voorkomende TIBIDABO (= domoor). Want de wetenschap,dat dit de beginwoorden zijn van een zin uit het Evangelie opden feestdag van St. Pieters Stoel en op dien van de H.H. Petrus enPaulus, brengt ons niet veel verder. Misschien kunnen we, wat dit

laatste woord betreft, tot een verklaring komen, als wij bedenken

dat het feest van St Pieters Stoel (22 Febr.) in vele streken een

schoolfeest was, waarbij tooneelspelen vertoond werden 1). Immers,

dat de speelsche geest der kloosterscholieren zijn deel heeft aanhet ontstaan van vele dezer woorden, staat vast.Deze scholieren zijn het ook wel geweest, die voor een indringer,

een intrigant, den naam PLACEBO gevonden hebben, waarvoor nogtegenwoordig, meen ik, in Normandië de door kinderen zoo ge-hate «klikspaan» uitgescholden wordt. 2) Het woord is afkomstig

uit een antiphoon van den lijkdienst (Ps. II4: Placebo domino in

regione vivorum), Wie het daaruit niet kent, herinnert het zich weluit den Reinaert (I, 442 v.v.), waar, bij de begrafenis van Coppe,

Doe mochtemen horen ane slaenende beghinnen harde hodat placebo domino...

3. Dat het officium mortuorum nog meer tot den taalschat heeftbijgedragen, blijkt uit de nu te bespreken groep van namen van.wapenen, foltertuig enz, Ook hier laat de humor, zij hij van grim-migen aard, zich gelden.In een Engelschen tekst, dien ik evenwel thans niet kan terugvinden, ben ik, als ik mij niet zeer bedrieg, het woord PLACEBO

tegengekomen, in de beteekenis van een dolk of een mes, een

ij Op vele plaatsen was het de met een grooten maaltijd enz. gevierde dag derschepenkeur -- zeer zinrijk in verband met den tekst «tibi dabo claves regni coelorum».2) Bij Godefroy vind ik voor placebo ook de bet. «flatterie» (a placebo = parflatterie»). Vgl. Mnl. spreken in placebo = naar den mond praten. Ital. cantar pla-cebo = vleien ; venire a placebo = het eens worden.Placebo heet ook de intrigant in een l Fide-eeuwschen dramatischen monoloog, en de«Vice» of grappenmaker in een spel (1535) van den Schot Lyndsay. q

87

Page 90: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

werktuig waarmede men iemand in den toestand brengt, die hetzingen van een «placebo» noodzakelijk maakt.Onmogelijk is deze overgang van beteekenis zeker niet, getuigehet nu te noemen woord. In een Engelsche moraliteit uit hetTudor-tijdperk, «Mankind» geheeten, i) blaast de personificatie van

het kwaad, de «vice) Mischief, den titelheld in :

Ye must have by your side a long DA-PACEM

As true men ride by the way, for to umbrace them.....

Met «da-pacem» is dus een mes of een degen bedoeld, in elk gevaleen wapen niet veel verschillend van de z. g. miséricorde, waarmedemen den genadestoot toediende Dat deze laatste zijn naam zouontleenen aan een liturgischen tekst, behoeven we niet aan te ne-men, maar misschien wel het door het Mnl. Wdb. IV, 1669 genoemdewoord, welks spelling evenwel niet vast schijnt te staan. 2)Hoewel het niet strikt in mijn bestek valt, noem ik nog het

woord PATERNOSTER, dat een folterwerktuig (een handboei, maar

in de middeleeuwen ook een snoer, dat om het hoofd gewrongenwerd) aanduidt, natuurlijk wegens de overeenkomst in vorm met

een bidsnoer of rozenkrans. 3)

4. Ten slotte nog eenige woorden die een ontwikkeling van betee-kenis in dézen zin vertoonen : gebed, of kerkzang — verwardgedruisch — wartaal, onzin, waartoe het haastig prevelen ofveelstemmig zingen in de voor den gewonen man onverstaanbare

kerktaal aanleiding gegeven heeft.Om met het gebed der gebeden te beginnen, zoowel in het

Fransch als in 't Engelsch beteekent PATERNOSTER o. a. onver-

staanbaar geprevel, geratel, en dan ook tooverformule. De Franscheherders hebben hun «patenótre du loup», gelijk de Engelsche hun

«white paternoster. (tegenover Q the devil's paternoster»). 4)Als in eenige Romaansche dialecten een aan liet «Kyrie ele'ison b

1) Uitgeg. door A. Farmer in Recently recovered „lost" Tudor-plays.2) Miserne ? Maar in verband met het bovengezegde lijkt mij MISERERE een aanne-

melijke lezing.3) Die overeenkomst heeft, vooral in het Engelsch, geleid tot de vorming van velesamenstellingen, als : paternosterline (— een vischlijn met knoopen enz.), p.-pump,p.-wheel, enz. - Vgl. ook Vlaamsch paternosterbeen = ruggegraat.4) Vgl. ook Harrebomee : Voermans ontbijt, dronkaards paternoster. -- Mnd. patern(Schiller-Lubben III, 309) = opdreunen, komt wellicht ook van het paternostersafprevelen. 0

88

Page 91: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

ontleend woord (bij Meyer-Liibke : val,-brozz, KRYALÉZIM) in de

beteekenis : aanhoudend geschreeuw, en in andere een van litanie

afgeleid woord LIGAAOLO in de beteekenis : ruzie voorkomt, dan

moeten we voor de verklaring zeker denken aan die bijzonderelitanieën, de z. g. litaniae minores, welke bij de groote processies, opde Kruisdagen gezongen werden en waarbij een gansche bevolking opluidruchtige wijze Gods hulp tegen rampen en misoogst afsmeekte.Met woorden als deze voor oogen meen ik ook de zegswijs : «hetis daar altijd OREMUS» daar is altijd ruzie, te kunnen ophelderenlangs anderen weg dan Harrebomee. Van «geraas» tot «twist» isgeen sprong ; onze woorden ruzie, herrie, krakeel beduidden oorspr.ook rumoer.

En een dergelijken overgang van beteekenis zullen we voor het

woord ALLELUTA kunnen aannemen i), dat in het Bulgaarsch zooveelals : onzin, moet beteekenen.

September 1914. DR. E. HASLIN GRUIS.

1) Iets anders hebben wij, tusschen twee haakjes, bij het Spaansche ADEFESIO = onzin,dat vermoedelijk zijn beteekenis dankt aan de duisterheid van St. Paulus' brievenaan de Ephesen.

a 0 089

Page 92: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0000 VAN DEN VOS REIJNAN:RDE 00

0 0

In overoude tijden, toen de mens bij zijn zwervend leven door bosen velden dag in dag uit met dieren van allerlei slag in aanrakingkwam, wist hij natuurlik heel wat te vertellen over die d'r doen en laten.Z'n meeste bevindingen daaromtrent deed hij op tijdens de jacht....En telkens als hij in gezelschap van vriend en maag de wonderlikeavonturen nog 's ophaalde, die hij bij de uitoefening van z'n hoofd-en lievelingsbedrijf beleefde, gaf hij, waar 't te pas kwam, ook

gaarne blijk van zijn kennis van 't leven der dieren. Zo ontstondener als van zelf tal van kleurige verhalen. Langzaam-aan verbreiddendie zich, ook buiten hun oorsprongskring ; en in de loop der eeuwen

gingen ze langs de wegen van schriftelike en mondelinge overleveringvan 't ene volk naar het andere.Juist aangeven hoe dit geschiedde is niet mogelik. Volksverhuizing,missiereizen, bedevaarten. kruistochten, invallen en nederzettingenvan Mahomedanen en Noormannen, kort en goed honderde manieren,waarop bewoners van verschillende streken met elkaar in gemeen-schap traden, droegen er ongetwijfeld toe bij.Als zeker kan bovendien vermeld, dat in Egypte en Indië meerdere

verhalen al vroeg opgetekend en tot bundels verenigd werden.'N deel nu van die verzamelingen kwam over Griekenland en Romenaar 't Westen. Dáár werden ze als Esopiese «favele» in Latijnseredaktie van Avianus en Romulus Imperator vooral in de klooster-scholen druk gelezen. Dáár strekten ze tevens tot grondslag aanbewerkingen van langere adem : de dierdichten.Onder invloed van de Alexandrijnse PHYSIOLOGUS en mischien i)

van de Indiese KALILAH WA DIMNAH groepeerde 't dierdicht

tezelfdertijd, dat het de stof van Esopus breder uitwerkte fabelsmet eenzelfde hoofdpersoon rondom dat ene middelpunt. Dan raad-pleegde 't de eigenlandse traditie en vlocht nog tal van staaltjes,die onder 't volk al op rekening van de held, meest vos of wolf,stonden door de uitheemse gegevens heen. Dit leverde soms eenvrij kunstig geheel op. Iets van dien aard vinden we in de Latijnse

ISENGRIMUS van -E- I I 5o door Magister Nivardus van Gent. Dochvan 't goede dat er hier somwijlen geboden wordt, valt haast niette genieten. En waarom ? Wijl de overheersende dialoog, die er 't

I ) MISCHIEN : Want ofschoon in de 11 e eeuw al in 't Grieks vertaald, werd diebundel pas in de 2e helft der 1lie in 't Latijn overgezet. a

90

Page 93: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

verhalend element maar steeds onder de knie houdt, zo vermoeiend

werkt, dat we zelfs geen verkwikking vinden in 'n smakelike grap

of 'n luchtige kwinkslag, al komen ze af en toe met hun guitigsnoetje even om de hoek gluren om 's te kijken of de eeuwige dia-

lektiekers 't veld nog niet ontruimd hebben.Meer nog dan Isengrimus doen de franse Renart-branches zien totwat doel 't dierdicht bij uitstek kan gebezigd. Zo ergens dan viertde «malice gauloise», niet voor niets al vroeg spreekwoordelik, hiertriomfen. Zachte luim en leuke scherts, zeker, ze treden dikwels opde voorgrond, maar 't wil mij voorkomen, dat dit toch hoofdzakelikgedaan wordt door bijtende satier. Die staat er haast onafgebroken

met felle slagen z'n zweep te striemen op alles en nog wat. Geprik-keld door spotzucht, verontwaardiging, haat geselt hij gebreken, wan-

toestanden, ongerechtigheden. Zó wil ie ze aanwijzen, verbeteren,wreken ! Maar op wie die 't ook gemunt heeft, op niemand is hijvinniger dan op koningschap, adeldom, geestelikheid. Die vooral

moeten 't soms vreselik ontgelden.Onder inspiratie nu van dusdanige branches wrochtte 'n dichteruit «de lage landen bi der see» zijn onovertroffen meesterwerk VAN

DEN VOS REYNAERDE. Doch de dietse dichter, die begreep, dat

de scherpe toon, waarin z'n warmer Zuiderburen zongen veler oormoest kwetsen, heeft z'n stuk in een andere gam geschreven. Endat met zoveel talent, dat z'n welluidende kompositie ook de kun-

digste kenner in verrukking brengt. Gezonde ironie en kostelikehumor klinkt er je in pracht van schakering van 't begin tot heteind tegen. En wanneer ze in enkele passages, als de satier dieveelal piano houdt tot 'n geweldig forto of 'n donderend fortissimoaanzwelt, door deze overstemd worden, dan voel je dat 't moet, dat't akkoord het vereist. En op grond hiervan blijft er ook dan be-koring, smaak je ook dan genot.VAN DEN Vos REYNAERDE is een dierepos. Van meet af hebbenwe de dieren verenigd tot 'n maatschappij, gelijkend op de feodale,voor ons. Koning Leeuw, die er 't bestuur in handen heeft, gaat«in eenen tsinxen daghe» (vs. 41) te rade met zijn vazallen. 't Hof-gericht werd tijdig aan de belanghebbenden geboodschapt en op debepaalde dag zijn alle te bestemder plaats. Alleen de Vos ont-breekt : hij heeft te veel op z'n kerfstok. 'N gunstige gelegenheidvoor de velen, die hij al zo dikwels beetgenomen heeft om hun hartje

91

Page 94: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

eens te luchten over «den fellen I) metten grijsen baerde.» (vs. 6o.)'T zal er dan ook op los gaan. Als 't geding voor 's Konings rech-terstoel aanvangt, opent Isengrijn, Reinaerts aartsvijand, de stoetder aanklagers. Cortoys, Tybeert, Pancer volgen : 't regent beschuldigingen, bar ! Dat wordt Grimbeert te machtig. Hij neemt 't opvoor z'n oom. En terwijl ie, pleitend gelijk een gewiekste advokaat,deze zo goed als gerechtvaardigd heeft, komt Canteclereop z'nonverwachts de vermoorde Coppe als 'n onverwraakbaar getuigenisvan de Vos z'n boosdoenerij te midden der ontstelde vergaderingbrengen.

Zo iets, dat vindt ook Nobel, loopt de spuigaten uit. «Levic eenjaar» roept de koning verontwaardigd uit, it het sal hem scinen.» 2)(vs, 424) Reinaert, rakkerd opgepast ! je gaat er van lusten!Driemaal zal de booswicht worden ingedaagd : het recht wil dat zo.Bruun, 'n rijksgrote, moet er het eerst op uit. Koning Nobel, be-zorgd voor zijn vertrouweling, maant hem aan tot voorzichtigheid.Maar de beer, domverwaten als ie is, wil niet geraden zijn. Hijlacht er 's mee : 't zou ook wat zo'n zaakje even opknappenZ'n optreden bij aankomst aan de vossewoning te Maupertuis doetal dadelik zien, dat niet hij de rechte man op de rechte plaats is.'T is me de diplomaat wel : hij begint met dreigementen. MaarReinaert voor 'n klein geruchtje niet vervaard staat zijn man. Hijweet, dat «behendichede beter es dan sterchede». 3) En slim is ie, datzal hij tonen : in een ommezien heeft hij een middel bedacht omBruun een loer te draaien.Hij wendt voor een weinig ongesteld te zijn, wijl ie al 'n tameliktijdje zijn maal heeft moeten doen met 'n kostje, dat hem nietbijster wel aanstaat: met honing. Dat is te veel voor de Beer.Hoe is 't mogelik, dat men zo minachtend kan afgeven op eenlekkernij, waarvan de naam alleen reeds hem doet watertanden.Nieuwsgierig informeert ie, waar zijn lievelingsspijs dan te krijgenis.... Die heb 'k graag gemaakt denkt de Vos. En even gedienstigals ie groot is, geeft hij te kennen, dat hij 't vooral iemand vanz'n maagschap met alle soort van genoegen wil wijzen. Met 'tonnozelste gezicht en een hartelik »Oem Bruun, gheselle, willecome"(vs. 629) treedt hij naar buiten en stelt voor onverwijld op stap tegaan naar Lamfroyt's hof.

1) wreed, geducht, heftig. 2) Hij zal 't gewaar worden. 3) Behendigheid meerwaard is dan kracht. q

92

Page 95: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

'T gaat zoals Reinaert verhoopte : Bruun loopt in de val. Onze

schavuit groeit van plezier. Reeds ziet hij Lamfroyt naderen, en

toch kan hij niet nalaten ' t slachtoffer van z'n streek nog even

te sarren. Dan poets ie de plaat, grinnekend van pret.Lamfroyt blaast alarm. En terwijl heel de buurt te hoop loopt,zit Bruun nog maar steeds met kop en voorpoten tussen de ge-spleten eik. Op 't horen van 't lawaai werkt ie wat hij kan omlos te komen. Eindelik krijgt hij schot en raakt ten laatste metinspanning van al zijn krachten uit z'n netelige positie. Dan, o wee,hij komt van een koude kermis thuis. Want als ie zich deerlikgehavend, met achterlating n.m. van »eene oere ende beede sinelier" i) (vs. 745) uit de voeten wil maken, ziet hij zich tot overmaat

van ramp aan alle zijden omgeven door gewapende dorpers.De kennismaking met die luidjes is verre van aangenaam. Ze beu-ken er geducht op los. Maar in 't vuur van hun trommelwoedebemerken ze niet, dat ze Bruun opdrijven in de richting van eentroepje oude vrouwen. Gillend van schrik stuift dat stelletje uiteenen vijf er van komen d'r terecht in 'n rivier. Dat is de Beer z'ngeluk. 'De drenkelingen worden zo 't voorwerp van aller belang-stelling, dat niemand meer let op hem.Onder al die bedrijvigheden verorbert Reinaert een smakelik kippetjeen gaat welgemoed op de kuier. Zich in stilte nog verkneukelendover de kool, die hij 's konings bode gestoofd heeft, is ie onge-merkt 't water genaderd. Hier wacht hem 'n droeve ontgocheling.Hij ziet er de • Beer, »die hi hopede... dat Lamfroyt hadde ver-sleghen" 2) (vs. 900--901) nog in levende lijve liggen. Grof uit iezijn teleurstelling. Minachtend richt hij 'n paar lieflikheden aan 'tadres van de afwezige »ergher puten sone" 3) (vs. 919) Lamftoytom daarna nog 's gruwelfik de draak te steken met de zo jammerliktoegetakelde Bruun, die ten spoedigste aan die grievende spotter-nijen zoekt te ontkomen. Hij laat zich met de stroom afdrijven,zo ver, dat hij de stem van zijn plaaggeest niet meer hoort. Dankruipt ie stilletjes op 'et droge en sukkelt. wijl „hi was ghenooptso onsoete 4) in die eecke" (vs. 965), dat ook z'n poten gewonden ontveld waren, ,,al rutsende 5) over sinen staert" (vs. 973) ten hove,waar hij tot aller ontsteltenis in de beklagenswaardigste toestandaankomt. Dat hij z'n zending met ere volbracht, kan kwalik gezegd.

1) Wang. 2 ; gedood had. 3) schelwoord, zo iets van : bastaard. 4) Zo vast bekneldzat. 5) Voortkruipend op. o

93

Page 96: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

De koning is woedend.... Zijdelings slaat 'et gebeurde met zijn

afgevaardigde ook op hem. Bij hoog en bij laag zweert ie danook, dat hij het niet ongestraft zal laten. Afwijken zal hij van degewone gang van zaken en, wat de wet ook mag voorschrijven,de Vos slechts tweemaal dagvaarden.In allerijl wordt er 'n vergadering belegd, en de wijze Tibeert metalgemene stemmen of liever bij enkele kandidaatstelling tot afge-vaardigde gekozen. 'N baantje denkt de Kater, die met die onder-scheiding nou niets gediend is. Maar willens nillens, hij moet eraan. 'T werkt op z'n zenuwen, vooral als hij nog bemerkt, dat devoortekenen hem ongunstig zijn : dat «sente Martins voghel..... terluchter i) zijden» (vs. 1054) vliegt. Dan stelt hij zich van zijn zen-ding maar heel weinig goeds voor, ja «hi dies onthopet al.(vs. '060),Reinaert kent z'n volk: handig spekuleert ie op Tibeerts trek invette muizen. «Hier woent een pape bi» (vs. 1124) vertelt hij, dieeen schuur aan z'n huis heeft, waar er bij de vleet zijn. Dat zijnpersoontje daar gisteren nog een haan gekaapt heeft en dat «despapen sone Martinet hier omme tornich en de gram» (vs. i i 7 ! )een strik zette voor de opening, waardoor hij naar binnen sloop,

verzwijgt ie wijselik .... Tybeert laat zich gewillig meetronen. Dan,hoe belust ook op een mals boutje, om door 't gat te kruipen,dat zijn metgezel hem aanwijst, daarin heeft hij aanvankelik nietveel zin. Reinaert van alle markten thuis merkt spoedig waar 'mde schoen wringt. «Tibeert» vraagt hij brutaal «twi sidi 2) bloode?»(vs 1195) Dat geeft de doorslag. Als 'n bangerd wil de kater nietaangezien worden. Hij neemt 'n kordaat besluit ..... springt, enkomt terecht in ..... de strik. In zijn eerste schrik: gaat hij zogeweldig te keer, dat Martinet er wakker van wordt. Die roeptde andere huisgenoten en in een oogwenk zijn alle op de been omde vermeende kippedief z'n verdiende loon te geven. Maar evenminals Bruun schiet Tybeert er 't hachje bij in. Ook hij vindt noggelegenheid om te ontsnappen zij 't dan pas na 't oplopen vaneen geduchte rammeling en 't verlies van één oog. De kater, dieer dus al even bekaaid afkomt als z'n voorganger, keert net alsdeze met schade en schande, maar zonder ingedaagde terug.De koning en zijn groten zijn ten einde raad. Alleen Grimbeert —nog al slim ook, 't zit bepaald in de familie -- weet er een mouw1) linker. 2) Waarom ben je. 0

94

Page 97: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

aan te passen. De vorst moet volgens recht en regel handelen enReinaert behoorlik voor 'n derde keer doen ontbieden. Is er nie-mand, die zich «wille setten in avontueren» i) dan «siet mi hier»,zegt Grimbeert, «ic bem so coene dat ic wel dar 2) bestaen te doenedese bodscap» (vs. 1354-56). En nauw heeft Nobel zijn zegel aandat voorstel gehecht of hij gaat de weg op naar Maupertuis. Kalmen waardig wijst hij Reinaert op z'n plicht, maant hem aan totvoorzichtigheid en heeft 't na wat over en weer praten zo ver ge-bracht, dat deze tot een tocht ten hove bereid is. Waarom zouie ook niet gaan ! Hij had immers al erger in de rats gezeten ;en was hij niet altijd fijntjes de dans ontsprongen ?.....Reinaert vol begeerte naar 't schijnt om zijn ziel eens «te claerre»te maken, biecht onderweg de talrijke misdaden en vergrijpen, waar-aan hij zich tegenover «den otter ende den cater» en «jeghen allediere die leven» (vs. 1461) heeft schuldig gemaakt. Doch, dat hethem met de verbetering van zijn leven geen ernst is, blijkt alaanstonds overduidelik uit 't geval met de kuikens van het nonnen-klooster. En verwonderen doet 't ons niet. want we weten, dat iewel zijn haren, maar niet zijn streken verliest !Onder gezellige kout zijn de beide bloedverwanten Vos en Das deplaats der hofzitting genaderd. Fier en met 'n gezicht van-wie-doet-er-me-wat treedt «die felle creature» te midden der vergaderden.Onverschrokken plaatst ie zich voor de koning en houdt, uit 'tvuistje zo maar, 'n meesterlike speech, waarin hij o. a. gewag maaktvan zijn onberekenbare verdiensten voor het heil van vorst en volk.Helaas, er helpt geen lappen meer aan.... de teerling is geworpenen Reinaert wordt veroordeeld om opgeknoopt te worden.Isengrijn en Bruun en Tybeert hebben hun draai : zij zullen zichwel met de uitvoering van het vonnis belasten, 'n galg oprichtenen al 't verder gerei in gereedheid brengen : onverwijld gaan zeaan de slag.Zelfs in deze hachelike ogenblikken verliest Reinaert de moed niet.Hij heeft voorzien wat de zaken voor 'n keer zouden nemen endaarom bij voorbaat al een plan ontworpen, dat in geval van noodvoor uitvoering vatbaar is. Of hij ook strategies onderlegd is !Nauw hebben dan ook de geimproviseerde beulsknechten hun ruggedraaid en daardoor zonder 't te weten juist in zijn kaart getrokkenof hij begint zijn spel te spelen. Uitvoerig verhaalt ie, dat hij'1) aan gevaar bloot wil stellen. 2) durf. q

95

Page 98: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

door allerlei omstandigheden, door omgang vooral met slechtemakkers, bedorven werd : de gelegenheid immers maakt de dief...Maar wat is z'n vlegelachtigheid 'm vaak duur te staan gekomen.

En dan die trouweloosheid, die hij overal ontmoette : als 't om deverdeling van de buit handelde, gingen de anderen, de sterken,gewoonlik met alles strijken. Nu was dit voor hem zo erg niet.Omkomen van gebrek kon hij in geen geval. Daarvoor beschiktehij over te rijke middelen.Met deze inleiding komt hij waar hij wezen moet : bij 'n verzonnensamenzwering, waarin Bruun en Isengrijn en andere groten betrokkenzouden zijn en een «heimelike scat » De ontdekking van beideverhaalt ie in alle biezonderheden Om des te zekerder te bereiken,wat hij beoogt, beticht hij zelfs z'n eigen vader van medeplichtig-heid en noemt ook z'n neef Grimbeert onder de ingewijden vanhet moordplan. Die, 'n echte flap-uit, had alles aan 't licht ge-bracht. 'N tijdje geleden toen hij «eens morghiris arde vroe... i) vanwine een lette droncken was» (vs. 2282) had hij in een vertrouwelikonderhoud met zijn tante, Reinaerts vrouw, z'n mond totaalvoorbij gepraatDe koningin slaat geredelik geloof aan dit leugenverhaal. Meer

om 't aanlokkelik vooruitzicht op die ver weg begraven schat, danom de zware beschuldigingen tegen Beer en Wolf. Met de koningis 't anders gesteld. Die Vos, redeneert ie, heeft er zoveel tepakken gehad, hij kon mij ook wel eens beet willen nemen. Van-daar z'n achterdocht. Maar als nu z'n dierbare wederhelft «hovesch»voor Reinaert in de bocht springt, laat ook hij zich inpalmen. Endiezelfde voorspraak der vorstelike gemalin bezorgt de veroordeeldede zo vurig gewenste begenadiging... .»De felle" nu weer 't heertje treedt al dadelik als zodanig op. Hijvertelt dat de schat verborgen ligt te Krieke-pit. »Krieke-putte"peinst Nobel, die er nooit van gehoord heeft.... »Krieke-putte....wanic es een gheueinsde name." (vs. 2637) Dat wantrouwen altijdkan de Vos niet uitstaan. Gebeten roept hij Cuwaert. Deze. beterbekend met de streek, bevestigt de juistheid van Reinaert's aan-wijzing. dat Kriekepit gelegen is in de buurt van Hulsterloo in hetOosten van Vlaanderen.Als twee 't zelfde zeggen zal 't wel waar zijn, meent de koning.Hij verbant derhalve alle twijfel en. . verzoekt Reinaert hem ten1) Zeer vroeg. o96

Page 99: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

gids te strekken op z'n tocht om de schat. Hij verwachtte die

vraag en heeft z'n antwoord klaar : hoe gaarne hij ook de wens

van zijn heer zou involgen, 't is hein onmogelik. Sinds drie jaar al

ligt ie in de ban. Daarvan wil hij nu ten spoedigste ontslagenworden en is dies van plan morgen voor dag en dauw nog op

pelgrimage te gaan naar Rome. Cuwaert moge hem als geleidervervangen.

In 't volle besef zijner waardigheid gaat Nobel nu «up eene hoghestaghe i) van steene staen» (vs. 2755) en kondigt plechtig, ten aan-hore van alle, Reinaerts vrijspraak af. Tiecelin. de raaf, die 'ns is

komen horen, waar de veroordeelde toch blijft. vliegt gezwindweer henen en boodschapt 't verpletterende nieuws aan de galge-oprichters. Isengrijn en Bruun kunnen hun oren niet geloven. Daarmoeten ze 't rechte van weten. Ze zetten 't -- een, twee, drie —

op 'n lopen en komen in gestrekte draf bij de vergaderplaats. Die

tocht bekomt hun slecht : als ze «met een fellen zinne» 2) (vs. 2830)hun spijt uiten, maakt Nobel korte metten met d'r en laat zedoodgewoon gevangen zetten.Nog is het «felle dier» niet bevredigd. Hij zal z'n tegenstanderstreiteren, zolang hij kan. Hij moet een pelgrimstas hebben ; geennood ! 'N lap vel uit Bruun's rug zal hem er een verschaffen. Hijheeft schoeisel noodig; heb maar geen zorg ! Vleiend neemt hijde koningin in de arm en krijgt door haar bemiddeling, vierschoenen, vervaardigd uit het bont, dat van de voorpoten vanIsengrijn en diens vrouw Hersinde wordt afgescheurd. Zó uitgerusttreedt hij voor Belijn, de hofkapelaan, ontvangt uit zijn hand de paltseren is «al gereet te ziere vaert» (vs. 2987). Heel 't hof wil de «peel-grijn» uitgeleide doen Dat is te veel eer, naar Reinaart z'n zin, hijbedankt er dan ook feestelik voor. Als de koning er twee mee-geeft, Belijn en Cuwaert — met die twee had hij nog 'n appeltjete schillen -- is 't meer dan genoeg. Niet of graag Ram en Haasmoeten met hem naar Maupertuis. Daar laat hij Belijn «voer deporte» van zijn verblijf «allene buiten staen» en gaat zelf met Cu-waert «(s)ine veste in» (vs. 3080.Fluks brengt hij Hermeline, z'n waardige ega, die als iedere goeieverstaander maar een half woord nodig heeft, op de hoogte vande toestand ; bereidt uit Cuwaert nog gauw een afscheidsschoteltjevoor z'n gezin ; doet nog spoediger de kale beentjes in z'n pel-

1) hoop, stapel. 2) kwaad, toornig. q

97

Page 100: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

grimstas; stelt die ter hand aan Belijn, die maar trouw voor dedeur staat te wachten en vraagt hem of hij dat gewichtige pakjeals spoedbestelling naar de koning wil brengen er bij voegend, datdie hem voor zijn gedienstigheid «souts weten danc» (vs. 3293).Nu is de baan veilig, en als Belijn ten hove komt, waar 't hemduidelik wordt hoe hij er in gelopen is, heeft Reinaert al met z'nfamilie de wijk genomen naar de wilde woestenij ; maar niet alszondebok, dat zou de Ram nog aan den lijve voelen.Nobel bang voor hommeles met z'n grote vazallen, die hij zo maarzonder vorm van proces heeft laten vastzetten, breekt zich «indrouven zinne» 't hoofd met de vraag hoe hij z'n ongelijk tegen-over Beer en Wolf zal herstellen. De vreselike knauw hem doorReinaert's geslepenheid toegebracht, acht ie minder dan haken enogen met hun. Gelukkig neemt luipaard Syrapeel, begaan metz'n koning en bedreven in de hof-konkelarij, 't op zich alles in't reine te brengen. Veel moeite kost ' t hem niet, want als deheren inzien, dat ze zich op slot van rekening alle min of meervergaloppeerd hebben, nemen Bruun en Isengrijn, nu de Vos tocheenmaal uit de voeten is, vrede met de genoegdoening, die hunaangeboden wordt in de willekeurige beschikking over Belijn enzijn geslacht. En.., eind goed al goed : er is weer «pays van alledinghen.» (vs. 3472).

q q q

Dat is de inhoud van de Reinaert, waarvoor, naar de proloog onsverzekert, te rade gegaan werd bij «den walschen boucken (vs. 8)».Ook bij andere ? Enkele verrassende overeenstemmingen met deISENGRIMUS schijnen ook daarheen te wijzen. Schijnen, want 't kaneven goed dat die gelijkluidigheden weer ontleend zijn aan eenzelfdeverloren franse branche. Dat de auteur ook de ISENGRÍMUS NMT

(de latere REINHART FUCHS) van de duitser Heinrich de Glichesaereraadpleegde, is, hoewel niet onmogelik. minder waarschijnlik.Wie nu heeft ons de dietse Reinaert geleverd ? Tot voor kort wasmen stellig van mening dat «Willem die Madoc maecte» (vs I) er deenige dichter van was. De grond, waarop zijn auteurschap steunt, isook door de vinding van het nieuwe handschrift, dat in 1908 op hetkasteel van de Vorst van Salm-Reifferscheidt-Dijck, te Dijck bijNuis tegenover Dusseldorp, ontdekt werd, in genen dele ondergraven,Meer dan een bewijs, waarom 't niet toegegeven, pleit voor deopinie van hun, die twee vervaardigers aannemen, maar 'n argu-98

Page 101: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

ment zo afdoend, dat er nu 's niet meer tegen te redeneren valt,

is bij lange niet geleverd i).

Gaat men na hoe de stof der franse branches en voornamelik van

«Le Plaid of le Jugement, die als leiddraad diende, in de Rei-naert verwerkt is, dan is men ingevolge dat onderzoek genood-

zaakt twee delen te onderscheiden. De eerste helft (tot vers 1754)geeft ons 'n navolging, maar een zeer vrije, van het fransorigineel. Talrijk zijn de inlassingen, uitlatingen, wijzigingen, ingrij-pend vooral is de verdietsing der toestanden. In de twede helft

(van vers 1754-3472 't eind) hebben we alleen, of minstens zogoed als alleen met persoonlik werk te doen. Zou de dichter wie't verdroot «dat die auonture van Reynaerde in Dietsche onghemkaetbleven» (vs 5) op de duur mischienóok 't land gekregen hebben aandat lopen in 'n andermans spoor ? 't Kan best. En dat hij, toenhij eenmaal zn eigen gang ging, terecht kwam bij de over-

leveringsbronnen, die ook te ontzent allerwege opsprongen, is

ook goed aan te nemen. Daaruit putte hij naar hartelust en vol-

tooide met wat de eigen bodem hem schonk «die vijte van Rey-naerde» begonnen naar vreemd patroon en met vreemd materiaal.Al is nu deze manier van werken niet alledaags, hij is mogelik.En wie er rekening mee houdt, heeft al 'n flink brok klaar vanzijn antwoord op de vraag: waarom staat het peil van oorspron-kelikheid in de Reinaart niet overal even hoog. Dat verschil wordtlangs deze weg voldoende opgelost. Zeggen dat 't zo aanmerkelikis, dat 't noodwendig op twee samenstellers duidt, is zeker over-dreven; wel kan 't ook op die manier opgehelderd.Toch heeft de twee-auteurshypothese, die sinds 1908 blijkbaar steunvindt in de tekst van het Dyckse handschrift F alle reden vanbestaan. En wel hierom, dat hij de proloog van het Comburgse

handschrift A — het enige waardoor we de Reinaert vroeger kenden —goed verstaanbaar zou maken. Beide lezingen worden hier naastelkaar afgedrukt, de lezer kan dan zelf oordelen.

1) Een uitvoerige behandeling dezer kwestie valt ten enemale buiten de aard vandit opstel. De lezer zal dat zelf wel merken. Wie er dus meer over wenst, raadplege :«Dr. F. Buitenrust Hettema : Inleiding-Aantekeningen-Glossarium op Van den VosReynaerde (Zwolsche Herdrukken No. 19, 20), die ook hier meermalen geciteerd zalworden ; en «Prof. Dr. J. W. Muller. Een nieuw handschrift van den Reinaert, in:Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie» 1908 blz.109-188. Hij vergelijke verder «Van Onzen Tijd» 12e jrg. No. 21, 23, 25 waarLud. M. Fr. Daniëls O. P. 't heeft over «De Dichter van onzen Reinaert I.»Mocht iemand meer bronnen verlangen dan vindt ie er daar nog tal van andereopgegeven. 0

99

Page 102: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

COMB. tIS. A. (vlaams)

Willem die Madoc maecteDaar hi dicken omme waecteHem vernoyde so haerdeDat DIE AUONTURE van Reynaerde5 In dietsche ONGHEMAKET blevenDie Willem niet heuet VULSCREVEN

I)at hi die vijte van Reynaerde dede souckenEnde hise na den walschen bouckenIn dietsche dus heuet begonnen. 1)

DVCKSE Í-Is. F. (noordelik dialekt)

Wiliam die Madocke makedeDaer hi dicke omme wakedeHem vernoyde so hardeDat ENE AUENTURE van Reynaerde5 In dietsche was ONVOLMAKET blevenDie Arnout niet en hadde BESCREVEN

Dit hi die vite dede soekenEnde hise uten wal , chen hoekenIn dietsche hevet begonnen.

Let nu 's alleen op de eigennamen in vs. 6 en vervang danWILLEM van hs. A door Arnout van hs. F, is 't dan niet zo klaarals de dag, dat „Willem, die Madoc maecte" volledig afwerkte watArnout niet voltooid had ? Zonder twijfel in dit geval wel. Maar

kijk die beginverzen van F eens in hun geheel aan, vergelijk ze

met die van A, daarbij dan a. u b. biezonder acht gevend op 'tkapitaal gedrukte. Passen ze nu ook in de lijst van het Comb. Hs. ?Maar al zou Willem zijn aanspraken op het auteursrecht voor eenpart aan 'n ander moeten afstaan, hij mag in ieder geval blijveneisen, dat men hem minstens deze grote verdienste aanrekene :'n gevel voor de achterbouw van Arnout gezet en beide delen toteen zo artistiek en architektonies geheel saamgevoegd te hebben,dat de eenheid van 't werk er hoegenaamd niet onder lijdt. Ner-gens komt de inhoud van zijn stuk met die van dat van Arnout inbotsing. En hij heeft de gebeurtenissen, die hij verhaalt zo fijntjesin verhouding gebracht tot de voorvallen, welke Arnout meedeeltdat die er juister door gemotiveerd worden en een natuurlikerkarakter verkrijgen.Wat 't voor iemand was die Willem, die Madoc 2) mischien zelfsvele boeken maakte en waar men hem thuis moet brengen, zouniet licht te achterhalen zijn, zo de Reinaert zelf ons niet enigsinsop 't spoor bracht. Willem was clericus ; dat is zo goed als zeker.Benediktijn ? Een en ander schijnt erop te wijzen. 3) Dat hij rijkegeestesgaven had en zich door studie op meer dan een gebiedalgemeen ontwikkelde, blijkt duidelik uit heel z'n werk, dat getui-genis aflegt van hoge litteraire smaak en grote eruditie. Men leerter hem kennen als een, die thuis is in het kerkelik en wereldlik recht;

1) Willem, enz. vond 't zo onplezierig, verdrietig, dat het verhaal (de lotgevallen)van R. in 't diets ongemaakt bleef (niet gemaakt werd), dat hij de geschiedenisvan R. deed opzoeken en hij die naar de franse boeken als volgt in 't diets begon.2) Voor een verklaring van „Madoc" zie Dr. B. H. Inl. blz. LXXXI en Dr. J. teWinkel Gesch. der Nederl. Letterk. I, 196.3) Dr. B. H. Inl. blz. LXXXVII. q

I 00

Page 103: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

die bekend is met de handel en wandel zijner medeburgers, op de

hoogte van 't wel en wee der maatschappij, vertrouwt met de

dikwels zo moeilik na te speuren gangen der dieren.

Tot welke stand hij hoorde, is niet uit te maken. Op die enkelezinsnede uit de proloog, waar beweerd wordt, dat het epos geschre-ven is op verzoek van ' eene .. die in groeter houesscheden ghernekeert hare saken» (vs. 28, 29), kan, al is ie ook ernstig op te vattenniet worden afgegaan. Maar dat Willem z'n wereld kent, dàt staatvast. Hij beweegt zich met veel gemak in alle kringen en toont

dat hij zowel bij de groten der aarde als bij 't volk meermalenover de vloer geweest is. Hij heeft opgemerkt, dat men in desalons van de high life z'n ware gedaante dikwels verbergt achter't mom van veinzerij en huicheling, maar dat de lagere klassen zichveelal geven zo als ze zijn. En daarom doet hij, wat lieve attentie !gene schuil gaan in dieren -- ook 'n masker -- en stelt deze voordoor personen zelf uit hun groep. Met beide wordt 'n loopje ge-

nomen en in tegenstelling met de franse branches krijgt in de

Reinaert ook de mindere man er nog al eens van langs. Zijn zucht

tot grootdoen, zijn naáperij van wat hij deftigs zag en hoorde, wordthier en daar op onverbeterlike wijze aan de kaak gesteld. In dezeafstraffing van hoog en laag, deze terechtwijzing van de hele samen-leving moet de strekking van het stuk gezocht. Let men daaren-boven op de inleiding met z'n toespeling op die ene met haarhoffelike, beschaafde manieren, en op heel de uiterlike vorm, danis men geneigd te geloven, dat ook parodie van ridderromansbeoogd wordt. Gezaghebbenden i) zijn echter van oordeel, datdie parodie onwillekeurig is. Is ie opzettelik -- 't gevoelen vanandere vakmannen 2) -- hij is in ieder geval nevendoel. o. a.Zouden onder handen genomen : KAREL ENDE ELEGAST —

hier is de overeenstemming op verscheiden plaatsen woordelik --LANCELOT, DE LORREINEN, WALEWEIN en Maerlant's ALEXANDER.

Wat er van zij, parodie is er zeker in de Reinaert 0mischien't ergste» zegt Dr. Buitenrust Hettema in 'n rake opmerking, «waarin de andere romans allerlei presiesheden worden meegedeeld, daarzegt Willem: sla over, «het ware ons te lanc» !» 3)

1) Zo b. v. Dr. J. te Winkel, Ontwikkelingsgang der Nederl. Letterk. I, 30. als er hierten minste geen rekening behoeft gehouden met zijn : Gesch. der Nederl. Letterk. I, 259.9 ) o. a. van G. Kalff : Gesch. der Nederl. Letterk. 1, 198. I)r. Buitenrust Hettemastaat wat scepties tegenover 'n absolute uitspaaak, vgl. Inl. LXII, vlgg.3) Dr. B. H. Inl. LXIX. a

I 0 I

Page 104: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

En wat voor 'n landsman was Willem ? Namen van personen,plaatsen, plekken ; taal en toon en eigenaardigheden wijzen over't algemeen op de Vlaming, af en toe zelfs op de Flamingant,zodat men 't er tamelik over eens is, dat Willem was van Huls-terloe in het Oosteind van Vlaanderen. Maar verdeeld staat mentegenover de vraag of Willem daar ook «die avonture van Rey-naerde» verdietste, of hij ze in dat zoete land van Waes omschieptot dat prachtepos, dat een der heerlikste voortbrengselen is vanonze M. E. Letterkunde en dat in geen taal ter wereld z'n weergavindt.

Dat de Reinaert zo hoog staat te midden van soortgelijke litterairevoortbrengselen, komt hiervandaan, dat de dietse dichter 'n klipheeft weten te ontzeilen, waarop voor en na hem allen, die mensenvoorstelden onder de gedaante van dieren, schipbreuk leden. Wat

zij niet deden, deed hij : hij scheidde beide met kennis en takt. De

dieren blijven dieren, ook in hun handelingen in tegenstelling metde franse verhalen, waar hun gedragingen die van gekostumeerde per-sonen zijn r). Dat gaat te ver. 't Anthropomorphisme geheel vermijdenkon uit de aard der zaak ook Willem niet 2) ; doch de juiste maathouden, wat ie wel kon, wijl hij de dieren zo goed in hun natuurkende, dat heeft hij gedaan. En hoe ? Door overal 't dierelevenen alles wat hetzelve kenmerkt op duidelike en oordeelkundigewijze te doen uitkomen. Zo hoedde hij zich voor overdreven ver-menseliking.Niet minder meesterschap legt hij aan de dag bij de uitbeeldingder karakters. Die zijn waar en echt ! De dichter is daar zo open top psycholoog, dat mensen, die zich 't schrijven van zielkun-dige romans ten doel stellen, gerust eens bij hem als bij een derhoofdvertegenwoordigers van dit genre in de leer kunnen gaan.En wijl de dieren, die hij ten tonele voert 'n etiese betekenis

1) Met betrekking tot ditzelfde punt zegt Rémy Beaurieux in zijn inleiding op«le Roman de Renart» in de verzameling : »Tous les chefs-d'oeuvre de la littératurefranraise» :... la mesure, en pareille matière, était difficile à garder. Par exagéra-tion, non seulement en prêtant aux animaux des sentiments trop purement humains,mais même en les environnant des objets familiers de la vie humaine, on risquaitde tomber dans la pire invraisemblance. Les vieux auteurs ne surent pas se garder dece défaut. Il nous montrèrent Renart a cheval, brochant sa monture a grand coups d'épe-ron, attablé a jouer de l'argent aux échecs avec son ennemi Ysengrin. Aussi la critique,quand elle s'exerce sur une oeuvre pareille, a-t-elle un stir criterium d'appréciation. Lesparties les meilleures du Roman sont celles ou les ecrivains ont su trouver exacte-ment le point d'équilibre....

2) Vgl. Kalf, Gesch. der Nederl. Letterk. I, 202. 0

102

Page 105: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

hebben, dragers van zedelike ideeën zijn, komt men bij een meer

dan vluchtige beschouwing noodzakelik tot de gevoltrekking, datdeze en die personen er door verbeeld worden. Bij enig door-denken blijkt 't dan dat die dingen doen en daden stellen volko-men strokend met hun aard.Reinaert «die felle creature» staat als hoofdpersoon 't meest op devoorgrond i) Zeggen, dat alles wat de boef typeert ook hem kenschetst,is mischien wat sterk. Hem aanduiden als gannef, wil je, alsgeniale gannef, die iedereens zwak kent en hem daarin weet tetreffen, is m. i. meer in overeenstemming met de werkelikheid.Want hoe ploertig hij soms ook handelt, een volslagen galgebrok— en die idee lijkt me met de betiteling «boef» wel wat nauwverbonden -- is 't niet. 't Is door 't hele stuk een lepe slimmerd,een loze bedrieger, die alle hoge ooms de een na de ander er doorhaalt ;'t is een vermetele durver, vooral wanneer hij, zich verlatend op zijnaltijd-vindingrijk vernuft en nooit falend beleid, optreedt als teeigener verdediging ; 't is een wrokkende wreedaard, biezonderlik wan-neer hij alvorens er voor goed van door te gaan nog even derekening vereffent met hun, die hem in de weg dorsten treden.Na hem komt z'n grootste tegenvoeter : de Beer uitstekend voor't voetlicht. Bruun, 'n zelfgenoegzame lomperd, die als Nobelhem zegt toch op z'n tellen te passen wel laatdunkend antwoordt :«Nie ne zorghet niet om mi,» maar toch telkens weer — al stooteen ezel zich geen tweemaal aan dezelfde steen — door de listelingReinaert gefopt wordt. Tekenend ook voor de aard van het beestjeis, dat hij van 't begin tot het eind doorgevoerd wordt als onbe-houwen wezen. En 't tafereeltje dat hem ons voorstelt als eengulzige lekkerbek, belicht een zijde, die eveneens wel sprekend is.Isengrijn, de Wolf, komt minder op de planken, genoeg evenwelom hem te leren kennen als onnadenkend en bruut. Wat er verderover hem verteld wordt, versterkt ons in dat oordeel. Keer op keer,horen we, wordt hij door Reinaert, in wiens gezelschap hij 'n tijdje't land afstroopt, om de tuin geleid. Maar als de Vos ook wel 'seen hapje van een gesneesd kalf of ram wil hebben, stelt hij zichaan — en dat is ook een treffende trek -- als een ongenaakbaregrombaard, die grimmend z ' n tanden laat zien.Tijbeert, de Kater, bang-voorzichtig en niet ongevoelig voor 'n

9 ) Vgl. hier : Frans Bastiaanse. Overzicht van de ontwikkeling der Nederl.Letterk. I, 92. p

103

Page 106: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

vleiend komplimentje, wenst niets liever, dan op goeie voet te staan

met hun, die door de loop der omstandigheden 't heft zo wat inhanden hebben : een dus die de huik naar de wind hangt.Grimbeert, de Das, de enige, die Reinaert in zijn nood getrouw

blijft, krijgt onze volle sympathie. Je voelt, dat 't iemand is,waarop je staat kan maken : 'n vriend. En je vindt 't jammer, datz'n ongemene toewijding met zo snode ondank vergolden wordt.Te midden van voornoemde en van andere, die we, zoals de fierehaan Cantecleer, het nuffige hondje Cortoys, de zielige haas Cuwaert,de niet heel-snuggere ram Belijn, de gewetenloze luipaard Syrapeel,zo maar terloops te aanschouwen krijgen, zetelt op de ereplaats,hoog boven allen uit, de drager van het vorstelik gezag : Koning

Nobel.Hij vertoont zich alleen als hoofd van het inwendig bestuur. Dan,veel presteert, hij niet : z'n leiding is uiterst slap. Daar komt nogbij, dat hij voor de groten overdreven bezorgd is, maar zich aan

de kleinen weinig laat gelegen liggen. Dat Beer en Kater doorReinaert beetgenomen worden, doet hem opstuiven, doch dat beide't Bij en Muis te benauwd maken, laat 'm koud. En wat is hijzwak voor de verleiding en hoe makkelik valt 't hem iets op demouw te spelden, vooral als z'n waardigheid in 't gedrang komt !En dan zijn luchtigjes omspringen met wetten en met recht, watdaarvan te zeggen ? . ... Zouden zo ook ongeveer de lamlendigerois-fainéants geweest zijn ? Wat er van zij, 'n eerste klasser is

Lioene in geen geval !Over de bouw van het epos slechts deze éne roep : voortreffelik !Zo ergens, dan is er hier heldere eenheid van idee. Vandaar dienatuurlike samengroeiïng van delen en onderdelen, die prachtigeineenloping van hoofd- en nevenlijnen. En wat is die éne leidendegedachte, die alle doen en gebeuren beheerst ? Hij ligt vervatdunkt me, in de verzen die Vondel naderhand zou neerschrijven :

„Nou iens van 't loose ReyntjeGesongen dat het klinkt."

q q q

Vanaf 't ogenblik, dat de dichter „die avonture van Reynaerde"aan zijn taalbroeders verhaalde, hebben die er volop van genoten.De levenslol. die er in bruist heeft hun ongetwijfeld luid doen los-barsten in schaterende lach. 't Sterkst bewijs hiervoor is wel, dat

104

Page 107: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Willem van Afflighem en Jacob van Maerlant, die zelf geen smaak

vonden in Bierverhalen, er zo waarschuwend tegen te velde trokken.

Hun stem evenwel was die van 'n roepende in de woestijn. De

bewoners van de dietse gouwen bleven lezen van hun Reinaert,die zich na verloop van tijd onder elke vorm van volksdichtingonder hun verspreidde en een der populairste werken onzer letter-

kunde werd.

Tussen 1270-1280 al werd het vlaamse meesterstuk onder de titel

REINARDUS VULPES door de Boudewijn de Jonge, 'n clericus uithet diocees van Brugge, in 't Latijn bewerkt en ingekort tot 'n

1700 verzen.Omstreeks 1375 zag de zgn. REINAERT 'S HISTORIE, gewoonlikREINAERT II geheten, 't licht.Reinaert II bestaat uit twee delen : het eerste is Willem's gedicht,maar met veranderingen (weglatingen of bijvoegsels) ; het twede iseen verlengstuk van eventjes 4300 regels. In 't kort komt dithierop neer : Na die scène met Belijn wordt 't hof 12 dagen ver-lengd. Er komen zoveel nieuwe klachten in over Reinaert, datNobel besluit om Maupertuis, waar de booswicht zich schuil houdt,te gaan belegeren. Grimbeert waarschuwt z'n oom, die dadelik

met hem ten hove gaat. Onderweg biecht hij weer. Voor de Vier-schaar weet hij zich opnieuw vrij te pleiten, nu met behulp van«Vrou Rukenau.... die apinne». Isengrijn draagt andere beschuldi-gingen aan. Reinaert weerlegt ze. Nu begrijpt de Wolf, dat er nietpleiten toch niet te winnen valt en hij biedt Reinaert «den hant-

scoe». Deze neemt de tweekamp aan voor de volgende dag. Ru-kenau maakt haar neef voor 't duel gereed. Ze scheert hem kaal,smeert hem in met olie (dan zou de Wolf nergens vat op hemhebben) en geeft hem allerlei nuttige wenken o. a. z'n tegenstanderdoor zijsprongen te vermoeien. Alles loopt mee. De list lukt vol-komen : Reinaert zegeviert over de sterke Isengrijn en wordt alsoverwinnaar gehuldigd.Van wege de invloed der toen heersende didaktiese neigingendraagt deze bewerking een sterk onderrichtend karakter. De lesof moraal wordt er telkens opzettelik uitgesproken en er is nietsmeer dat de geest nog aan 't werk zet om zelf eens 'n toepassingte maken.Lering en verbetering, daarnaar streeft de veertiend' eeuwer. Houdtmen 't oog op dat doel dan moet erkend, dat ook deze HISTORIE

ik, IO j

Page 108: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

veel goeds bevat. Maar de oude Reinaert is 't niet meer : z'n na-tuurlike schoonheid is grotendeels verdwenen, z'n hartige geestig-heid merkbaar verflauwd, z'n lustige levendigheid sterk aan 'tminderen.De proza-volksboeken, die na de 15e eeuw ook in vreemde talen i)in zwang kwamen, hebben meestal deze omwerking tot uitgangs-punt. Zó heeft ie er veel toe bijgedragen om de herinnering aanReinaert, die held naar hun hart, onder het volk levendig te houden.In 1 834 deed J. F. Willems Reinaert I in Nieuw-Nederlands 't lichtzien. Sinds dien zijn er meerdere uitgaven verschenen in vers enin proza, in oorspronkelike tekst en in nu-taal. Zo zijn er o. a.bezorgd doorE. Martin : REINAERT, WILLEMMI ' S GEDICHT VAN DEN VOS REI-

NAERDE. Deze uitgaaf bevat ook Reinaert II. J. de Geyter : REI-

NAERT DE VOS. IN NIEUW NEDERLANDSCH (Pantheon No. 104.)Jan Ligthart : REINAERT DE Vos (Van alle tijden No. 2). StijnStreuvels : REINAERT DE VOS NAAR DE HANDSCHRIFTEN VAN HET

MIDDELEEUWSCH EPOS HERWROCHT kWereldbibl.) F. BuitenrustHettema en J. W. Muller : VAN DEN VOS REYNAERDE (ZwolscheHerdrukken No. 18 )

LIESBOSCH-PR1NCENHAGE. W. GOVAART S. C. J.I) Zie : Dr. J. te Winkel, Gesch der Nederl. Letterk. I, '263 in de tekst en aant.2 en 3. ook Dr. B. H. Inl. CXXX vlgg.

NASCHRIFT.

Toen er hierboven met enkele woorden gewezen werd op de tweeauteurs-hypothese, heeft de lezer zich mischien afgevraagd of erdan door een zgn. argument „ex indole interva" niet te bewijzenvalt, dat de beide helften van de Reinaert van een en dezelfdedichter zijn.Tot welk verschillend resultaat deze uitleggingsmethode voert, mogeblijken uit de volgende aanhalingen. „Zo dit werk van twee samen-stellers is, en van auteurs als ' W. er een is, moest dan", vraagtBuitenrust Ilettema p. XCIX van zijn inleiding enz , „niet minstensenig verschil te merken zijn tussen beide gedeelten, zelfs aange-nomen dat de auteurs gewest- en tijdgenoten waren ?" En hij ant-woordt : „dit ' nu komt noch in de „woordenschat" uit, noch „inde taalvormen'', noeh in „stijl en versbouw"». B. H. zelf heeft dit106

Page 109: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

in de Hoofdstukken VII--XIX van deze Inleiding, hoofdstukkendie een grondige studie overwaard zijn, op scherpzinnige wijzetoegelicht.In Tijdschr. Mij. der Ned. Letterk. XXXI p. 274 toont j. W. Mullerdaarentegen aan, „dat de beide helften van Reinaert I in woorden-schat, stijl en geest een onmiskenbaar onderscheid vertoonen, endat men die beide helften redelijkerwijze mag toeschrijven aan dein den proloog genoemde dichters Aernout en Willem, en welwaarschijnlijk aan den eerstgenoemde het tweede, oudste, aan laatst-genoemde het eerste, jongste gedeelte."

0 a a

0 0

107

Page 110: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

óó VAN JONITAS ENDE ROSAFIERE 0000

In de mooie tijden der Middeleeuwen, toen de groote ordestichtersFranciscus en Dominicus d' grootste uitbreiding gaven aan hetkloosterleven en hun hervormingswerk deden in heel de Middel-eeuwsche maatschappij ; toen hun roemrijke zonen, St. Thomas enSt. Bonaventura, de doctor angelicus cn de doctor seraphicus, dehoogste wetenschappen leeraarden aan de universiteiten zooalsnooit vroeger noch later ; toen de kruisvaarders in breede scharenoptrokken naar het H. Land onder het ruischen der liederen, tweeeeuwen lang; toen de pausen van Rome de Kerk bestuurden metbreed gebaar en het primaat stond in de volle schittering van zijnmajesteit, toen waren het de dagen van den hoogbloei der H. Room-sche Kerk.De godsdienst lééfde in het volk.Aan alle maatschappelijke vertakkingen sproten haar bloesems enrijpten haar vruchten. Heiligen waren er in de kloosters, heiligenin den alledaagschen sleur van het leven ; de wetenschap werdgeleeraard door heiligen en heiligen zaten er op de koningszetels.Wel was er zedeloosheid in die dagen en grove ondeugd, maardaar was huiverige boete ook en geweldige bekeering.'t Was geen toeval, dat juist in deze tijden de vereering tot Maria

zoo'n hooge vlucht nam Want het woord van Vondel geldt algemeen

„Tusschen bloet en bloetverwantIs een bant

Van natuur, niet licht te breecken.Van een' boom scheurt nimmer tack

zonder krack,Zonder zucht, en jammerteken" i)

Is Christus Verlosser, Maria is Mede-verlosseres. En daarom is vanden Gods-dienst de Maria-vereering niet te scheiden. In die tijdenleven dan ook de groote heiligen van Maria : St. Anselmus, dieijvert voor haar eeredienst ; St. Bernardus en St Bonaventura,die om strijd haar geven lof en prijs in zoete taal en in mystiekeschriften. De doctor subtilis Duns Scot wijdt zijn schitterendstetalenten aan haar hoogsten roem : Maria Maagd Onbevlekt Ontvangen.Dan zingen de kerken haar hymne tot die Vrouwe in de varende

lijn der gothiek, dan beelden de kunsten de vereering tot Maria

I) Koning David in Ballingschap v. 187 —192.

I oS

Page 111: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

in marmer en ivoor, op doek en paneel, in gouddraad op zijden

sameet, dan beeft haar schijn van bruin en blauw en rood in 't

licht dat door de hooge vensters neerschiet in de beuken, maardan slaat ook haar zanger de vingers in de snaren en zingt haarzijn liederen en leisen. En de harten trillen mee met de snaar vande lier. En als de vinder dan aanstemt het lied en noodigt:

Ic singhe u voor, singhet alle nae,

dan klinkt in koor de zoete wijs :

Ave Maria, soete maechtghedenct mijns, vrou, ter lester noot,dat ghi di viant van mi iaecht,want u ghenaden sijn so groot. 1)

Zoo vinden we de Maria-Liederen door heel de Europeesche Mid-deleeuwsche literatuur.Op elke bladzij ontmoeten we haar naam. Ook in ons Dietsch, inhet weinige dat uit de latere Middeleeuwen langs de schennigehanden der Geuzen tot ons kwam. Leerdicht en geschiedwerk „be-ghinnet die vinder in haren eren", zijn hart gaat onder het werkomhoog tot die

Vrouwe, moeder alre vroude !Fonteine van onser behoude !Precieus boven allen goude !Dierst alre steenen menechfoude ! 2)

hij vraagt „die suver pure, flatti tene goeden ende bringhe", enhij zegt zijn „Amen in Marien namen."De Maria-spelen behooren tot de oudste voortbrengselen op dra-matisch gebied en het schoonste in dit soort zijn de bliscappenvan onser Vrouwen. We hebben enkel de eerste en sevenste,maar als nog ooit de vijf andere werden gevonden, dan zoudenwe -- en dat verzekert ons zelfs G. Kalff — een zevengesterntehebben aan onzen letterkundigen hemel, zooals geen andere let-terkunde.

Maar het vrome Middeleeuwsche gemoed in zijn onbegrensd be-trouwen op Maria komt wel het sterkst uit in de Maria-legendenDaar vooral klinkt de toon, dien Vondel, die Middeleeuwer inden Renaissancetijd nog treft :1) J. A. N. KNUTTEL. Het geestelijk Lied in de Nederlanden voor de Kerkher-vorming. 1906, bldz. 268.2) MAERLANT, SPIEGHEL HISTORIAEL, aangehaald bij Dr. Eelco Verwijs, Middelneder-landsche Dichters. Dl. III, bldz. 1.50. p

109

Page 112: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0 Wie kent de maet van al uw wonderwercken ? oZoo kleet of been ja schim van lager Heiligh,

In stroom, in lijck, en kranckbedt wondren werckt;Wie zweeft so laegh, dat hij de kracht niet merckt

Van uw gebeên ; een toevlught wis en veiligh.Ghy. teelster van den eenighsten Behoeder,

Hebt, daer ghy heerscht, bekleet met majesteit.Noch uw natuur en aert niet afgeleit;

Maer houdt uw Recht, gelyck Godts rechte Moeder. 1)

De Middeleeuwsche Maria-legenden, 't zijn de vrome verhalen vanMaria's liefderijke tusschenkomst, van haar wonderbare hulp ver-leend om het vertrouwen en de vereering haar geschonken.Behalve de twee deelen Marialegenden in proza door Dr. C. G. N.de Vooys uitgegeven. bezitten we nog twee volledige legende-dich-

ten van Maria : de SPROKE VAN BEATRIJS en de LEGENDE VAN

THEOPHILUS. Van een derde legende op rijm, VAN JONITAS ENDE

ROSAFIERE, hebben we maar drie fragmenten. Een daarvan be-rust als papieren hs. op de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek.

1!ormans brengt dit hs. tot het laatst der 14e of het begin der 15eeeuw. Maar volgens de meening van Dr. G. Kalff, die mij ook hetwaarschijnlijkst lijkt „zal men het tot de laatste helft der I 5eeeuw moeten brengen". 2) Een ander fragment, een druk uithet begin der I 6e eeuw bevindt zich op de Universiteitsbibliotheekte Gent. Beide fragmenten werden door Mr. Nap. de Pauw ge-publiceerd in zijn Middelnederlandsche Gedichten en Fragmenten,Afl. III, blz 487-529. Dat van Gent als fragment A, dat vanAmsterdam als fragment B. Een derde tot nog toe onuitgegevenfragment, dat we C zullen noemen, berust op de kloosterbibliotheekvan de Paters Kapucijnen te Handel, bij Helmond. We willen hethiér meedeelen en de legende, vrij onbekend als die nog is, ' be-spreken. 3)Dit fragment is een druk waarschijnlijk van vóór 1514. Want hetwerd met andere fragmenten gebruikt als kartonage voor de „Re-pititiones decem decretalium" die in 1514 door den Parijschendrukker, Joannes Barbier, gedrukt werden. Ook de fragmentjes,waarbij het gevonden werd, dateeren alle, voor zoover ik heb kun-nen nagaan, van vóór 1514. Het blad is zonder de boven- en be-

1) Brieven der H. Maeghden. Opdraght aen de Heilige Maeght, v. 24-32.2) Tijdschrift voor Nederl. Taal en Letterk. IX, bldz. 164.3) Dr. Jan te Winkel laat ze onvermeld èn in zijn „Geschiedenis der NederlandscheLetterkunde", èn in zijn „Ontwikkelingsgang der Nederl. Letterkunde", AlleenG. Kalf bespreekt ze in zijn «Geschiedenis der Nederl. Letterkunde» I, 359 v. 0

I 10

Page 113: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

nedenmargo, die versneden zijn, io c.M. lang en 161/2 c.M. breed, heeft

aan weerszijden twee kolommen van 21 regels, en vormt gevouwen

de twee middelste bladen uit een katern.

De fragmenten A en B vullen elkaar gedeeltelijk aan. 't Heele frag-ment C valt samen met een gedeelte van B, maar is van een heelandere redactie.Den inhoud laat ik hier volgen voor zoover de fragmenten mijdaartoe in staat stellen.

Fragment A begint, waar een koningin haar gemaal bezweert bij

Jezus Christus, dat hij zijn „consent" zal geven tot het huwelijkvan hun zoon Jonitas met Rosafiere,

„Al heeft si den haven niet so vele".

Want zij is „hovesch end goedertieren" en van „scone manieren,veel meer dan Clarijn van Vrankerijc". De koningin is een „goetpredicaer" zegt de koning. Op haar aanhouden stemt hij evenweltoe „dese bruloft te volmaken". Jonitas en Rosafier vernemendit en

„Ghedaen is beider rouwe".

Dan is er een leemte in A, en het verhaal wordt weer opgenomenin B, waar we Rosafier ontmoeten op de bruiloft van haar zusterEglentine met Jonitas. Rosafiere toornt tegen haar zuster, dat zehaar Jonitas ontnam. En als Eglentine. om haar tevreden te stellen,zelfs haar „cameraere" wil zijn, weet Rosafiere te verkrijgen diennacht haar plaats op het bruidsbed te mogen innemen. Dan zalze Jonitas weten te ontlokken waarom hij haar verliet. Zij verschuiltzich dan achter een gordijn en als de toortsen zijn gebluscht, neemtze heimelijk de plaats in van haar zuster. Onder voorwendsel vaneen belofte aan Maria weet ze haar kuischheid te bewaren en Jonitas vertelt zijn gewaande vrouw, dat, naar de engel hem zei,Rosafier onder een ongunstig gesternte is geboren, dat zij haarvader een kind moet baren en zeven jaren lang een zondig levenmoet lijden. Daarom moest hij Rosafier verlaten.Den volgenden dag verhaalt Rosafier Jonitas haar list, en omdatze tot een zware zonde is geboren, vraagt ze hem, haar in eenklooster van grauwe nonnen te brengen. Dat gebeurt. Zij ontvangtdaar „covele (kap) ende habijt" en is „portersse" zeven jaar. Indien tijd keert haar vader terug uit den strijd tegen de Saracenen,en als hij dan verneemt, dat Rosafier in het klooster is, zweert hij

III

Page 114: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

met haar „sinen wille" te doen. Rosafier laat hem echter nooit binnen.Dan verkoopt hij zijn ziel aan den duivel, die hem in de gedaantevan een non in het klooster weet te smokkelen.Met een angstig voorgevoel gaat Rosafier te ruste. Haar vaderkomt tot haar, bedrijft de misdaad, de profetie is vervuld. (Dezealinea wordt ook. maar met andere woorden, verhaald in het tweedegedeelte van A 133-176).Als Jonitas haar dan naar gewoonte weer komt bezoeken, valt zein onmacht. Bijgekomen vertelt ze wat geschiedde en vraagtJonitas haar in het woud te brengen, opdat de wilde dieren haarzullen verscheuren. Maar hij zal haar trouw blijven, geeft hijten antwoord, en haar voeren naar vreemde landen. Als dan detijd nadert, dat Rosafier haar kind zal ter wereld brengen, nemenze het besluit te vertrekken. Rosafier klaagt zich uit voor Maria,dat ze moet gaan dolen in de ellendige wereld. Maar Maria zalhaar niet verlaten, troost Jonitas, en daarom raadt hij haar, hetgeld dat ze met de zonden verdienen zal te besteden ter eere derMoeder Gods, opdat hij haar «ter hoogher blysscap» brengen zal.Het geld voor haar onderhond in die zeven jaren ontvangt ze vanJonitas. Dan gaat ze in de slechte wereld en het geld is in zevenweken verteerd. Maar de Moeder Gods blijft ze dienen. En als dezeven jaren ten einde loopen, geeft de koning voor «te SenteJacop in Galissie» te gaan. Maar als hij over de grenzen van zijnland is buiten het gezicht van zijn volk,

„Dan liet hij die vaert *) *) verliet hij den weg.Tsintte Jacop waertEnde voer ter steden, daer hij se liet."

Hij vindt ze daar niet, en steekt over naar Venetië. Daar vindt hijze voor een kelder in dobbelspel met zeven pollen. Zij herkenthem, gaat naar hem toe. Ze zegt hem toch gauw te vertrekken,haar gezellen zullen hem anders vermoorden. Maar Jonitas enkelom haar lot beducht, spreekt aanstonds van de barmhartigheid Gods

„God heeft sin aermen ontdaenHij sal u vriendelijc ontfaenEnde sal u vergheven uwe sondenEnde toghen u sijn opene wonden."

Rosafier, de zondares, antwoordt met een luiden lach.Dan is er een leemte in B en het volgend blad van het fragmentzet weer door, waar gezegd wordt. dat Rosafier den volgenden dag

1I2

Page 115: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

abdis zal worden en dat Jonitas met vrouw en kinderen, met vader

en moeder ontboden is om «ter festen» te zijn. Maria, die in die

zeven jaren « portersse w is geweest, brengt Rosafier het habijt. Zij

acht het zich onwaardig, maar Jonitas leidt haar voor het beeldvan Maria, en daar smeekt ze «die Rosa bloeme» om ontferming.Maria verschijnt dan «in grouter claerhede» ; zij zal Jonitas eenmoeder zijn, omdat hij «goed middelaer» is geweest. Hem en ookde berouwvolle Rosafier worden de zonden vergeven. Voor zijndeugd, belooft Maria, zal zij hem binnen korten tijd ten hemelopnemen. En Jonitas slaat dan zijn oogen op en ziet in den hemeldrie zetels met drie kronen : voor jonitas, Eglentine en Rosafiere.Dan gaat hij heen, geeft «om Bode» al zijn goederen weg, doetveertig dagen boete en gaat naar het klooster terug. En daar klin-ken klare stemmen van engelenkoren en Maria daalt af om ze tevoeren «rechte voert in hemelricke». Rosafier weigert nog. En hier-mee breekt het fragment af.Fragment C dat het vertrek van Rosafier uit het klooster en haarbevalling verhaalt, wijkt aanmerkelijk af van fragment B. Alvorensde verschilpunten aan te geven laat ik den tekst van fragment C

letterlijk volgen. De afkortingen heb ik aangevuld. en ze aangeduiddoor schuine letter. De punctuatie is door mij bijgevoegd, eveneenswat tusschen [ J staat.

Fol. I. r°. D[oen] antwoerde di[e con]inc fijn :«Schone, dat is die wille mijn !»Doen keerde si van hem te hant.I[nt] herte doghede hi I) swaer pant,

5 Ende si ghinc met bittren rouwe.Si riep : «ghenade, edel vrouwe !«Allen sondaren sidi ghemene,«Dat ghi helpt wt den gheweene.«Ic moet dolen, Bats waer,

To «Het is mi veel te swaer.«Ghenade vrouwe, ic moet gaen.«Nv bidde ic, wilt mi in staden staan.»Die slotelen nam hi ende leidese daerVander poerten op dat altaer,

15 Ende seide: «vrouwe voer die wee,

1) Evenals in fragment B worden in dit fragment in vers 4 en 13 de persoonlijkevoorn. w. verwisseld. In M. E. teksten overigens een gewoon verschijnsel. q

113

Page 116: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0

Fol. I. v°

«Dat ghi saghet, min noch meer,«Van uwen kinde, also waer,«So staet mi bi sonder vaer.Ic bidde v, vrouwe, op rechte minne

20 «Doer tswaert van uwen kinde,«Dat ghi droecht tot .. .«N[v] helpt m[i vrojuwe ende neems g[omen]«Int swaer doghen ouer al,«Vrouwe, daer ic trecken sal

25 «[Nv] moetic an [v] oerlof nemen«Ende rument cloester met iammerheden.«Ic bid v, vrouwe, al onghespaert,«Dat ghi die poerte wel bewaert,«Ende weest ghétrouwe poertersse." i)

30 Si sciet van daer met grooter persse.Ende si seide : «salue regina !»1)e coninc ghinc daer na,Diese voer hem setten op sijn paertEnde voerdese wt met sulker vaert,

35. Om dat si swaer ghinc met kinde.Si reet met dien si seere minde.Vele meer dan een teltReet die coninc op dat velt,Ende voerdese een langhe wile

40 Ouer vierwerf XX. milenTe venegien in die stadt

0

Fol. II. r°. Daer men niet in [colmen en machTen si te scepe, sijt seker das.

45 Die coninc dede al sonder lettenMet enen scepe daer binnen setten.Daer cocht hi een schoen pallas,Dat vtermaten schone was,Vier ioncfrouwen gaf hi bi haer,

5o Rosefier, der schoender daer,Die haer alle gauen ghenoechVan dat aerde ye ghedroech.

Teerste dat si daer binnen quam,

1) De «ê» van «ghétrouwe» is natuurlijk een misdruk,

I 14

Page 117: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

00 Grote pine si an nam

55 Vanden kinde, sijt seker das,

Als blijct ende natuerlijc was.

Die pine duerde seuen daghen,Si riep op marien ghenade,Ende seide : „vri, edel vrouwe,

Eo „Ontfermt minen groten rouwe] !"Si riep dic : „o wy, acharmen !„Maria, wilt mijnre ontfermen,

„Alst

Fol. II, vo . . . lide si al...... mach,65 Want maria, die dit hoerde

Van haer wert een kint ghebore,Het was schoen ende volmaect,Van allen leden wel gheraect,Ende kersten ghedaen, sijt seker das,

70 Ende wort gheheten ionathas,Na den coninc, sonder saghe.Dat kint leefde seuen daghe :Ende als die coninc met ghedochtMet eren tot haer comen mocht,

75 Sneet hi voer haer die morseele,

Niet te groot noch niet clene,Ende scencte haer den coelen wijn,,,Drinct", seit hi, „minnekijn !„Maria sal ons troesterse sijn,

8o „Dat is wel tgeloue mijn."Des dancte si hem vtermaten seer,Ionathas, die edel heer,Ende als si was ontvruchtbaer en kinde ter kercke waert.

Wat reeds bij eerste lezing opvalt in dit nieuwe fragment is, datwe een heele passage te lezen krijgen, waarvan in B met geenwoord wordt gerept : n 1. de wegvoering van Rosafiere en de geboortevan haar kind. In B hoorera we enkel de plannen maken tot ver-trek uit het klooster en:

en0

Doen reet die comine tuswaert,*

Rosafiere was vech * ghegaen,

* huiswaarts

* weg

1'5

Page 118: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Meer niet. aKleinere verschilpunten zijn, dat in C de sleutels op het altaar vanMaria worden gelegd vóór het vertrek, evenals in de sproke vanBeatrijs, in B niet ; -- in C wordt reeds vóór het vertrek aanMaria gevraagd dat zij getrouwe portersse zal zijn, terwijl in B eerstna den terugkeer uit de zondige wereld wordt ontdekt dat Mariade plaats der portersse innam, evenals in Beatrijs. In C wordtRosafiere door Jonatas weggevoerd naar Venetië in zijn paleis, waarzij haar kind ter wereld brengt, in B komt Rosafiere eerst later teVenetië in de jaren van zonden.Mogelijk is C van dezelfde redactie als A ; ze dateeren beide uitdenzelfden tijd. Maar de fragmentjes zelf geven daarvoor geenverdere aanwijzing ; 't blijft dus maar bij mogelijkheid. Daarentegenzijn B en C duidelijk van verschillende redactie en de opvallendeverschilpunten zullen wel voornamelijk daarvandaan komen, dat delegende zelf een compilatie-werk is. Op een Beatrijs-motief werdreeds terloops gewezen. Ook worden we herinnerd aan den roman

van DE VERDULDIGE HELENA VAN CONSTANTINOPEL, waarin een

Byzantijnsche keizer zijn dochter Helena door een bloedschendige liefdedwingt tot de vlucht. Zij moet dan een langen zwerftocht onder-

nemen, maar zonder dat er van zonde spraak is ; en naar dit mo-tief is misschien wel de redactie van fragment C. De liefde vanJonatas voor Rosafiere en zijn huwelijk met haar zuster Eglentineherinneren aan den ROMAN VAN TRISTAN, waarin deze Isolde be-.mint tot zijn dood, maar door omstandigheden huwt met haarnaamgenoote. De wisseling op het bruidsbed, de zwerftocht vande „smale" tot ze door den koning wordt teruggevonden en in eere her-steld, vinden we met eenige variaties in den roman van BERTE METTEN

BREDEN VOETEN. Als „wercwijf van siden" is de dolende geliefde ook

in den ROMAN VAN LIMBORCH te Venetie, waar de koning ze terugvindt.

Moeten we nu aannemen dat de schrijver van deze legende al dieromans gekend heeft en verschillende motieven daarvan verwerktetot een geheel, zooals G. Kalf schijnt aan te nemen? i) M. i.volstrekt niet. Zeker, meermalen heeft hij uit andere bronnen geput

Hij vermeldt het zelfs. Zoo b v.

,,Die scriftuere doet ghewach." 2)„Dat doet ons die scrieftuere leeren". 3)

Maar moeilijk is het aan te nemen, dat hij die verschillende romans,

1) t. a. p. bldz. 360. 2) Fragment B, v. 7. 3) Fragment B, v. 151.

I160

Page 119: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

waarin die motieven voorkwamen, zou gekend hebben. Heel dik-

wijls zal hij gewerkt hebben naar motieven, die sterk varieerend bij

massa's onder het volk leefden. Die kende hij, en die speelden

hem door den geest bij zijn werk.Zoo waren de latere Maria-legenden vaak maar verzinsels meermet misschien eenigen historischen grondslag, sterk „verchierde"gebeurtenissen. Oorspronkelijk echter gaven de Marialegenden historie,al was feit voor feit niet kritisch onderzocht. Daar kon dus wel heteen en ander „ungenaues" tusschen zijn, maar schrijver en lezerwaren er van overtuigd, dat Maria bij tallooze gelegenheden optallooze manieren haar machtige, vaak wonderbare hulp had geboden.De verhalen daaromtrent werden in dien geest geschreven en ge-lezen. Deze Maria-legenden nu, eeuwen bewaard en voortgezet, zijnniet ontkomen aan het lot van elk volksverhaal. Al meer en meerwerden ze wonderbaar gekleurd, meestal door het volk, maar ookdikwijls door de schrijvers zelf, die, door het opvallende vooral, denvolksgeest treffen en boeien konden. Door verwerking van bekendemotieven, invoering van bekende personen, plaatsen en tijden bleefmen voeling houden met de oude tradities. En zoo ontstond zekerook wel de legende van Jonitas ende RosafiereAl missen nu deze en dergelijke Maria-legenden dikwijls allenhistorischen grondslag, één waarheid wordt er in uitgesproken klaaren luid : het onbeperkt vertrouwen van het Middeleeuwsche volk

op de goedheid en macht van Maria. Al geven ze geen strengefeiten als zoodanig, ze geven van de Middeleeuwen de diepste eninnerlijkste ziel, en die is ons lief bovenal.En met den dichter die er van zong zoo innig en zoet, en ze deeddeinen op de golving van zijn woord, besluiten we :

Nu bidden wi alle, cleine ende groet,Die dese miracle horen lesen, * * verhalenDat maria moet wesenOns oorsprake int soete dal,Daer god die wereld doemen * sal * richten

Amen. 1)

DEN BOSCH. P. MAXIMILIANUS, KAPUCIJN.

1) Sproke van Beatrijs v. 1034-1038.

0 0 0I 17

Page 120: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0000 BOEKAANKONDIGINGEN 00

00

VAN DALE ' S, Groot woordenboekder Nederlandsche taal. Vijfdevermeerderde en verbeterde druk.Eerste aflevering, M. Nijho ff,Den Haag, en A. W. Sijthoff,Leiden 1 913.

Met blije verheuging kondigenwe de VIJFDE druk aan van hétalgemeen bekende woordeboek,waarvan we de eerste afleveringhebben ontvangen De altijd drin-gender vraag naar Van Dale ge-tuigt van 'n gezond taalleven ;men wil z'n taal scherper lerenkennen, 'n dieper inzicht krijgenin z'n overgrote rijkdom. Dat isheel wat verblijdender, dan 'nzesde druk van de WOORDENLIJST

door De Vries en Te Winkel,.die in z'n groten omvang enkelen alleen »nuttig« is voor 'n on-mogelike spelling, en daarvooruitsluitend gedrukt en gekochtwordt.We zullen uitvoerig deze nieuweuitgaaf van v. Dale bespreken,wanneer alles verschenen is. Al-vast wijs ik op de grote uitbrei-ding en de vele verbeteringenDe druk is sierliker en scherper :zo is et mogelik geworden deomvang niet groter te maken danvroeger, hoewel de inhoud heelaanzienlik is uitgebreid. Veel ge-westelike woorden, die in wijdekringen gebruikt worden, zijnopgenomen. Volkomen juist, om-dat de grens tussen algemeenNederlands en enkel gewestelikallesbehalve zuiver te trekken is ;beter is hier te veel dan te weinig.Ook worden gewestelike woordendikwels bijgevoegd om ontwik-keling van nieuwe betekenissen

te belichten. Zuid-Nederlands,Zuid-Afrikaans, Indies ; ook hieris ruim voor gezorgd. Uitstekend.Kritiek is natuurlik niet uitge-sloten : hierover later. Voorlopigdeze drie punten alleen : Wiebewerken toch deze nieuwe druk ?Dat is toch zeker van belang. Ikheb hierover nergens wat kunnenvinden. Ten twede : er moetbeslist keuriger geschift wordenwat de Duitsheden betreft : ditwoordeboek geeft 'n overstromingvan die dingen, die we jammergenoeg van vele gejaagde slor-dige kranteschrijvers en telegram-menvertalers gewoon zijn. En tenderden : waarom worden onzetalrijke Roomse woorden niet beterverzorgd i' Ja, ik weet et wel,ook et ontzaglike « WOORDEN-

BOEK DER NED. TAAL», dat lang-zaamaan z'n voltooiing nadert,is hierin lang niet wat et wezenmoest.Van harte verder overal 'n wel-slagen zonder tegenspoed.

H. M.

Alle de werken van Jan vanRuusbroec, de Wonderbare innieuwere Taal overgezet, door Dr.H. W. E. MOLLER. o

Eerste deel.

Inleiding, Het Rijk der Gelieven,Het Sieraad der Geestelijke Brui-loft, Het Handsieraad of de stra-lende Edelsteen. 555 blz. PaulBrand, Bussum o

Voor de lezers van OPVOEDING

EN ONDERWIJS behoefden weeigenlijk geen aanbeveling teschrijven voor deze grootsche

1Ió

Page 121: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

onderneming van Dr. H. Moller. geoefend. Daarom is hier in dezeDoor twee eigenschappen deed overzetting menige onbegrepenhij zich in de artikelen van ons en onverklaarde opvatting pas tottijdschrift altijd kennen, door een zijn volle recht gekomen.oorspronkelijke wetenschap en Dr. Moller noemt zijn werk eeneene diep godsdienstige overtui- „overzetting". Hoe wij datmoetenging. opvatten, verklaart hij zelf. „Ruus-Zoo kunnen wij Dr. Moller ook broec's heerlijke bewoordingenhier weer terugvinden in de over- heb ik willen behouden, zoo zui-zetting van Ruusbroec. ver als maar mogelijk is, juistIn de inleiding zegt hij : ,,vooral om ook met hartelijke trouw enmoet ik hier wijzen op de talrijke stipte nauwkeurigheid weer temisvattingen van het Middelne- geven, zijn klare wijsheid, zijnderlandsch Woordenboek door ernstig vermanen en zijn innigVerwijs en Verdam. Hoeveel ontroeren. Ik mocht niet anderseerbied ik ook gevoel voor dit doen. Niet mijn werk mocht hetreuzenwerk van onvermoeiden worden, het moest blijven hetarbeid en dóórvorschende weten- werk van Ruusbroec en van hemschap, toch moet ik tot mijn spijt alleen. Mijn eenige taak bestondverklaren, dat, ik mag wel zeggen hierin, dat ik met keurende kiesch-alle moeilijke plaatsen van Ruus- heid de diepe denkingen van zijnbroec's werken daar of geheel naar God opstrevende geest, deverkeerd of ten minste onjuist ontroeringen van zijn door hetverklaard zijn." Goddelijke bewogen gemoed weer-Daarvoor alleen reeds moet de gaf, in dezelfde klankvolging enKatholieke wetenschap Moller vooral in dezelfde klankbeweging,dankbaar zijn. Wie vroeger Ruus- waarin ze uit zijn binnenste warenbroec las, voor duistere plaatsen verwoord. Dat was mijn eenige,vastzat, moest zich tevreden maar uiterst zware taak."stellen met halven uitleg of on- Dr. Moller heeft zich eerlijk aanvoldaan berusten bij totaal ver- zijn belofte gehouden , wij krijgenkeerden, omdat het ipse dixit Ruusbroec te genieten, dien hijvan den meester daartoe dwong. biddend en overwegend leerdeOm Ruusbroec te verklaren is verstaan in zijn hoogte van be-meer noodig dan een volmaakte spiegeling en zijn innigheid vankennis van Middelnederlandsch gevoel. Na de kalme, overwegen-en van de toestanden en opvat- de doorlezing voelen wij terstond,tingen dier eeuwen. Daarvoor dat wij geen vrije, geen tennaas-wordt geeischt een Katholiek tenbije bewerking lezen vangevoel en levensopvatting, een iemand, die den oorspronkelijkendiepe theologische en ascetische tekst zelf niet bezat, maar datkennis van de:middeleeuwen Dat wij lezen en genieten den asce-heeft Dr. Moller voor op de sa- tischen, genialen schrijver vanmenstellers van het woordenboek ; lang vervlogen tijden en levens-hij heeft de groote denkers der opvattingen.Middeleeuwen bestudeerd, die in- Geen moeite of studie heeft Dr.breuk op Ruusbroec hebben uit- Moller zich gespaard om ons

119

Page 122: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

tot dat genot te brengen. Behalvede algemeene Inleiding — eenboek op zich zelf van de hoogstebeteekenis, -- staat voor iederwerk afzonderlijk een korte sa-menvattende karakteristiek. Daar-enboven worden moeilijke plaat-sen nog afzonderlijk verklaard.Een gewoon ontwikkeld lezerkan zonder veel inspanning doordeze hulpmiddelen zich indenkenin die echt verkwikkende en ver-

beterende werken van den grootenMiddelnederlandschen ascetischenschrijver,De Katholieke wetenschap maggroot gaan op de aanwinst vandit werk. Alleen iemand, metgaven van geest en hart, zooalsDr. Moller, kan haar met zulkeen schat verrijken. Steun en be-langstelling in deze grootscheRoomsche onderneming, zal welniet ontbreken.

P. VAN LUIJK S. J.

0 0

0 0I 20

Page 123: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

E r9 EEN KEkS"PLIED VAN DIRC VAN HERXEN óó

Met levendig verlangen zag de diepgodsdienstige Middeleeuwer

ieder jaar weer uit naar 't hoogtij, waarop 'et geheim eens in

Davids stad voltrokken herdacht wordt. En nauw was 't gekomenen was de nacht «schooner dan de daegen» over het aardrijkgedaald, of hij ging «blij van geest ter kercke» en «op het hooghstefeest Den eerstgeboren Heiland groeten». Daar vereenigdenzich die mensen van groot geloof in opgetogen menigte rond 'etstalleke, dat de heuglike gebeurtenis die ze kwamen vieren aan-schouwelik voorstelde, en loofden er «met herten reyne dat suetekindekijn». Blije zangen zongen ze dan, zangen vol zoete vroom-heid en lieve eenvoud. Hoort maar :

Laet ons met vollen choreSingen nawen sanc,Want- God es ons geboren,Een kindekijn ;Dies moet hy hebben (lanc.

Wij mogen wel vrolic leven,Ic segge u wel waerof *, * waarom.Want God heeft ons gegevenDen Sone sijn ;Dies moet Hy hebben lof.

Hy nam uut goeder:minnenOnse menscheit an ;Hets recht dat elc met sinne * * liefde, geestdrift.Dit kindekijnLoeft als hy best can. * * zo goed hij kan.

De grondtoon, die door deze drie sobere strofen ruist, klinkt inhaast alle liederen en leysen. Haast alle brengen, in heilige vreugdeover de Menswording van 'et Woord, dank en hulde aan het Kindin de kribbe en aan de Vader in den hemel, Die de wereld zo liefhad, dat Hij haar Zijn enige Zoon geschonken heeft. Slechts door lie-deren, die niet op de eerste plaats aangestemd werden om langs deslanke zuilen en de ranke welvingen van fiere tempels ten hemelte streven, deint dikwels een andere onderstroom. Daar golft rijkezieleweelde, in hoge aandoening vaak en heerlike verrukking. Zob. v. in «OCH HEER, DER HEMELEN STICI-ITER» van Dirc Her-mansz van Herxen, een der grote mannen van de zgn. modernedevotie en rektor van et fraterhuis te Zwolle. Hij vervaardigde,buiten 't juist genoemde lied, dat we hier zullen behandelen, een

121

Page 124: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

prachtig lofdicht op de kuisheid, dat hij uit z'n eigen Latijn, waarin

hij 't ovspronkelik schreef, verdietste met deze mooie aanhef :

„Mi lust te loven hoechelicDie reinicheit so pure *, * zuiver.Der engelen staet maect si gelijcDen ertschen creature * ; * den mens.Laet ons se minnen al gelijc,Want edel is hoer natuere."

Dirc van Herxen stierf in 1457, 'etzelfde jaar, dat Bertha Jacobsg Zuster Bertken» de bescheiden dichteres van et bekoorlike :

„Ic was in mijn hoofkijn om cruyt gegaen,Ic e,i vant niet dan distels en doornen staen."

en andere fraaie geestelike poëzie aan de Buurtkerk te Utrecht

werd ingekluisd. Ziehier dan zijn kerstlied'.

Och Heer, der hemelen stichterEnd alder werft verlichter,Als ick my van binnen scouwe,Soe heb ic groten rouwe.

Mijn scolt die is soe groet,Die ic betalen moet ;Mijn misdaet is menichuolt 't Is wonder dat my God ontholt. * * het leven laat.

Ick mocht met recht mishoepen * * wanhopenVan groten swaren saecken,Mer my is troest ghecoemenNye vroud * heb ic vernomen. * nieuwe vreu gde.

Christus is ons gheboeren,Ten blijft niemand verlorenDie Jesum wil versuecken * * gaan zoeken.Gewonden in armenldoecken.

Al ist in duecken ghewonden,Hi vrijt * nochtans van alle sunden ; * bevrijdt.Al ist in eenre kribben geleecht ;Hi is die hemel ende eerde dreecht.

Willic minen wille rechtenSoe derf * ic niet meer versuchten, * dan behoef.Want nu de engelen singhen :Vrede menschen van goeden wille.

Ic wil mitten herdekens tiden * * opgaan.Te Bethleëm ter siden ;Daer vindic dat lieve kijnt

0 Mit sijnre moeder seer gemint.I22

Page 125: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0 Ic wil uitten coellingcll tomen, UWant ic wael hebbe vernomen,Dat sy ter steden sijn geleitMit eenre steernen onderscheit. * * bij 't licht ener ster.

Mocht ic noch vorder nakenMit Simeon bi saeken *, '' opdat.Dat my Maria hoer lieve kijntvolde handelen laten seer gemint,

Sijn voettrens volde ic oepen *, * zou ik kussen.In minen tranen loepen,Sijn hertken vol der godlicheit,I)at wolti ic cussen al bereyt.

Vold hy sijn handekens reickenEen minlic, vrendelic teyken,So waer mynen noot verwonnen ;Wat sold my deeren konnen ?

Mocht hi minen adem leden * * verdragen.Ic solde noch naerre tillen: * * dichter naderen.Sijn mondeken sold ic roeren * * aanraken.Och, mocht my lange Bueren S

C► alreliefste kijndekijn,Mijn Heer, mijn God end Schepper mijn ,Stort nu doch in mijn hertekijnDie alre suetste minne dijn.

0 Jhesu, Coeninc over grootVrijt ons van suisden voer der loot,Gheeft, dat wy ons moeten besinnen *, * dat wij zo ver-Ende ti allene minnen. standig zijn.

Al is dit wael gesonghen,Ten is niet dan begonnen :Die Jesus wil ghewinnen,Die sueken * al van binnen. * zoeke Hem.

Wie Jhesus heeft te erende,Hi vintten * naet -F- ellende * vindt Hens. -- na de.Al in sans Vaders rijcke ;Wie doet ons des ghelijcke ? I)

Zuiver van ziening en allerinnigst van ontroering, dat is dit man-nelik-vrome lied voor ieder katoliek, die z'n geloof beleeft, en opgrond daarvan dezelfde diepe gedachten voeden, dezelfde warmegevoelens koesteren kan, als er hier verklankt liggen.Wat zit er een verhevenheid van denking in die drie eerste vier-

1) Overgenomen uit „Het Geestelijk Lied in de Nederlanden voor de Kerkhervor-ming door Dr. J. A. N. Knuttel." blz. 128. 0

123

Page 126: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

tingen, en wat 'n bewogenheid van gemoed gewekt door bewustheidvan schuld -- en hoe gewoon-eenvoudig is toch de zegging.De eerste stroof al maakt een onmiskenbare indruk. Maar wat 'them doet, is niet zozeer de echo uit 't Boek der Schepping, dieer gehoord, als wel de ootmoedige bekentenis, die er gestameldwordt. Vervuld van schaamt' en berouw, denk je, dat werd ookik wanneer het Goddelik Licht, dat iedere mens in deze wereldverlicht, z'n stralen schoot in de duisternissen, waarin de zonde mijhulde en ik opeens de afzichtelikheid mijner ziel en de boosheidvan m'n snood bedrijf aanschouwde.Ook dat twede verzenviertal met z'n openbaring van hetgeen eromging diep in ons binnenste, wanneer we zelf in stille overwegingstom stonden voor 'et feit, dat God ons spaart en bewaart ondanks

onze talrijke ongerechtigheden, is ons als uit et hart gegrepen, en

we voelen onmiddelik aan de verwondering van de dichter in heeld'r oprechtheid.

En hoe weldadig van werking is in 't derde quatrain dat grenzeloosvertrouwen op Gods oneindige barmhartigheid. Hij zou moetenwanhopen als daar z'n vroegere vergrijpen in al hun zwarten on-dank voor hem opdoemen : en toch.... hij doet en kan 't niet. Z'n Godimmers is een genadige God, een Heer van veel lankmoedigheid en ont-ferming. Kerstmis herinnert hem dat in alle opzichten. Z'n blik gaatheen naar Bethlehem : in zijn stoeiende verbeelding ziet hij hoe erplots een vlucht van blanke hemelingen de luchten klieft. In lich-tend gewemel blijven ze zweven boven Ephrata's velden, en ver-kondigen aan de herders de grote vreugde die voor 't gehele volkzijn zal, dat hun heden geboren is de Heiland, Christus de Heer.En hij hoort ze bij 't ruisen van harpen, 't schallen van bazuinen,'t klateren van cymbalen God in den hoge glorie, en de mensenvan goede wil op aarde vrede toejubelen ... Dat slaat hem zo inde ziel, dat ook hij van geestdrift vervoerd wordt. Zinderend vangeluk heft hij een juichtoon aan, waarin heel de hoge betekenistrilt van de grote dag :

„Christus is ons geborenTen blijft niemand verloren."

Ja Christus is mens geworden ter verlossing van allen, die Hemzoeken niet waar weelde heerst en wellust, maar waar de engelenboodschappen, dat Hij Zijn hof gesticht heeft in 'n kribbe op spichtigstroo, in vrijwillige armoed' en versterving. qI 24

Page 127: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

En waarom kan die Christus die verlossing bewerken ? Omdat Hij

is de enige Zoon des Vaders, van alle eeuwigheid de machtige.

de krachtige God gelijk Hij. Dat Wicht daar in windsels, dat

schijnbaar over niets beschikt, heeft in werkelikheid de hoogstemacht in handen. Gods oneindige rechtvaardigheid kan Het voldoen,'s mensen zondeschuld delgen, de aarde verzoenen met de hemel.Dat Kind in de kribbe, op 't oog zo zwak, is de bij uitstek Sterke,die alles in stand houdt en gedurig bewaart voor 'n terugzinkingin 't niet.Treffend is deze tegenstelling in z'n juistheid van grote gedachte.Ook de vertolking er van, zo maar voor de voet weg. is net alsie wezen moet : hier hoort geen opsmukking of tooi.Dan, wie dermate snakt naar verlichting en opbeuring, die mag, navernomen te hebben dat de vrede der ziel aan de goedwilligen ge-schonken wordt, niet aarzelen zijn wil gelijkvormig te maken aande wil van God, zijn leven in te richten naar Gods wens. Neendat mag hij niet. Luide spreekt dit uit die herhaalde betuiging van

goedwilligheid en volgzaamheid in stroof 7 en 8. Net als de her-

ders en de koningen zal hij opgaan naar Bethlehem, en ook hij zaler vinden het Kind met Maria, zijne Moeder. Daar in Jezus' tegen-woordigheid zal hij onuitsprekelike zoetheid smaken,... en meerverlangen kan hij niet, tenzij — wat de volgende vierling met zo'ngrage gretigheid uitdrukt -- het benijdenswaardig voorrecht vande grijsaard Simeon. 0, Jezus uit Maria's handen in de zijne temogen ontvangen, Hem aan zijn hart te drukken, dat zou z'n zoetstezaligheid zijn. De liefde van zijn minnende ziel zou zich uitputtenin middelen om het «lieve kijnt» blijk te geven van hetgeen er in'm omgaat.Hier is de dichter op z'n best en geeft hij verzen, waar klank engedachten werkelik innig samensmelten. In gloeiende ontboeze-mingen stort hij de aandoeningen van zijn gemoed over in het onze,en de stemming die hij in ons binnenste weet te verwekken is vanzo'n ware ontroering, dat wij 't hem nazeggen, zonder enig voor-behoud : tOch, mocht mij langhe dueren !", mocht ik Jezus lang.mocht ik Hem altijd bezitten.Daarom voelen we dat et nu die bee om liefde komen moet, wijljuist in die liefde dat onwaardeerbaar bezit gelegen is. En ookde volgende smeking -- we begrijpen 't om dezelfde reden —

die smeking, opstijgend ingevolge een besef van eigen nietigheid,

I 25

Page 128: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

is volkomen op z'n plaats;. Uitons zelve zijn we niets, enkel ellende

en zonde; uit ons zelve kunnen we niets, alleen met de hulp vanGod zullen we de heiligmakende genade bewaren, zullen we in Jezus'liefde leven en sterven.

Ja, wie met zo'n religieuze bezieling zulk een verheven waarheiden wijsheid in zijn dicht verkondigt — al doet ie het dan niet altijdin onberispelike vorm -- heeft ,,wael gesonghen". Hij heeft zeld-zame schoonheid geleverd, al was een bewust streven naar kunsthem ten enemale vreemd.

Maar wat baat'et schone dingen over Jezus te zeggen, als mende belijdenis van z'n mond onteert door z'n daden, als men in depraktijk niet handelt volgens Gods wil en wet ! En toch, daarvoorloopt men gevaar, als men aan de oppervlakte staan blijft, als menzich beperkt bij louter uiterlikheid. Neen, heel ons doen en laten

moet geregeld worden door de kracht der overtuiging die in een

gemeenzaam verkeer met Jezus, in een inwendig leven, z'n dageliksvoedsel vindt. Heeft dat plaats, leeft men op aarde in vertrouwe-like vriendschap met Jezus -- zoals onze dichter, die andersnooit z'n diep-kristelike zang had kunnen zingen -- dan zal menzich ook na dit leven van lijden en strijden voor goed in Zijngezelschap verheugen „in sijns Vaders rijcke". Geen vriend ofvriendschap ,,doet ons des ghelijcke", geen geeft ons een dusdanigvooruitzicht op een onvergankelik geluk.

Nog 'n enkel iets over de vorm. Wat van kracht is voor de voort-brengselen der middeleeuwse litteratuur in 't algemeen, dat geldtook voor de geestelike poëzie en met name voor dit lied van Dircvan Herxen. Zo goed als nergens stelt men zich bepaaldelik tendoel datgene wat ,,op 's herten gront feit" wat men dus te zeggenheeft, nu 's te kleden in een sierlik gewaad, fijn van snit en be-vallig van plooi. Zeker er zijn uitzonderingen. Denkt slechts aande strofiese gedichten van „den vader der dietscher dichtren algader''Jakob van Maerlant of aan de wonderlike liriek van de mistiekeHadewijch. Maar ook in die gevallen ontmoet men nergens diejachtmakerij op vormenschoon als men later aantreft bij tal vanRenaissance-mannen. Hier geen prijsgeven van de kern, 't gevoel,om de bast der techniek, tenzij -- en dan is 't te begrijpen -- indie minnepoëzie, die geveinsdheid gaf in plaats van oprechtheid;

126

Page 129: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

daar moest zwierige kunstigheid zo mogelik de afwezigheid van

alle innerlikheid verbergen.

Maar, om ons tot de geestelike letterkunde te bepalen, uit 't gezegdeworde a. u. b. niet afgeleid, dat haar vorm alle schoon zou missen,Integendeel ! Mensen, die werkelik wat te uiten hadden en dat ookkonden, omdat ze waren groot van geest en groot van hart, hebbendat in rechtstreekse ongezochte zegging vaak machtig-mooi gedaan.En geen wonder. Want ze hadden te geven de zedelike schoonheidvan een harmoniese ziel. Van 'n ziel, die in de beschouwing vanGods goedheid en liefde, in de overweging der geheimenissen vanhet heilige roomse geloof z'n wellust vond, en die ook anderen wildedoen proeven het reine genot van zulk een hartstocht. Juist onderdie onweerstaanbare drang van ijver en zorg voor het zielelevenvan hun tijdgenoten, stroomde de vloed van heilige drift, die erin hun opstuwde in een natuur-prachtige bedding naar buiten.Dat is ook 't geval met Dirc van Herxen. Hiervoor, in de loopder behandeling van « Och Heer, der hemelen stichter», is er, waar

't pas gaf, reeds op gewezen, zodat er verder gevoegelik over kan

gezwegen.Beluisteren we nu liever even enkele verzen, om te horen of er inde spontane uitzenging van zo'n mooie ziel ook schoonheid zit vanklank en beweging. Mij dunkt van wel. Slechts 'n paar dingskesstip ik aan, maar beweer daardoor niet — wat trouwens een schrilletegenspraak vormen zou — dat 't woordKUNST is.Reeds dat sombere ou-geluid in et rijm van de derde en vierderegel van et eerste quatrain draagt, vind 'k, allerwaardigst dedroeve treurnis, die er uit geklaagd wordt. In de twede vierlingheeft vooral de kleurwisseling der doffe en gerekte o's een eigen-aardig effekt. Langzaam aan vertragen ze de gang der verzen endoen 'em een ogenblik stilstaan na de zware eindregel :

„'t Is wonder, dat my God onthólt."

Ook de tiend' en twaalfde stroof, waar zich het hijgend verlangenvan de dichter zoo duidelik openbaart in de versnelling van 'etritme, mogen wel vermeld. En, om te eindigen, hoe goed geeftdat aanhouden van dezelfde lange klank in i)

1) Men herinnere zich, dat waar in 't middel-nederlands ij, y gespeld is, n gesproken

wordt. q

127

Page 130: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0 „0 alreliefste kijndekijn, oMijn Heer, mijn God end Schepper mijnStort nu doch in mijn hertekijnDie alre suetste minne dijn."

de gesteltenis weer van een, die maar aldoor bidt en smeekt, dat

z'n vurigste begeerte eens bevredigd worde.Zeker, dit lied van Van Herxen is niet te vergelijken met eenkerstzang van Vondel. Tussen beide ligt een hemelsbreed verschil.En toch een punt van overeenkomst hebben ze : alle twee tonenhoe hun makers werkelik waren IN het geheim, dat ze verheerlikten.

Desember 1914. W. GOVAART, S. C. J.

0128

Page 131: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

VAN GINNEKEN. -- HANDBOEK DER NEDERLAND-SCHE TAAL. I)

Pater Van Ginneken is 'n synthetiese geest. Hij is de geestdrift-volle zoeker en strever naar 'n grote taalkundige synthese opalgemeen-psychologiese grondslag. Doo die eigenaardige, zeerpersoonlike geesteshouding worden al ijn taalkundige artikelenen geschriften bepaald. Ook zijn nieuwste reuzenarbeid et

«HANDBOEK DER NEDERLANDSCHE TAAL) -- monumentale poorttot de weelderige hof der moderne Nederlandse psychologiese

linguistiek.Dit taalkundig werk -- juist om zijn weids-synthetiese aanleg enbouw --- kan uit zeer verschillende gezichtspunten worden bezien.Niet alleen dus taalkundig, maar b. v. ook paedagogies enartistiek.De meeste tot heden verschenen en mij bekende kritieken ofbesprekingen hebben zich bijna uitsluitend op 'n taalkundig stand-punt gesteld. Ondergetekende zij et geoorloofd de lijnen derkritiek 'n weinig verder door te trekken.

Wij wensen et werk van pater Van Ginneken achtereenvolgenste beschouwen uit 'n TAALKUNDIG, 'n PAEDAGOGIES en 'n ARTISTIEK

oogpunt.Mag ik hier even als mijn vaste overtuiging uitspreken, dat 'ndergelijke opvatting van mijn taak 'n zo breed aangelegde per-soonlikheid als Dr. Van Ginneken niet anders dan aangenaamkan zijn ?En nu over et «Handboek der Nederlandsche Taal» uit 'n taal-kundig oogpunt,

I.

Pater Van Ginneken heeft al dadelik voor zijn magistraal werk'n zeer sprekend en typérend motto gekozen : «DE ZIEL OVERWINT.»

Wat hiermede door de schrijver bedoeld wordt, zegt ons deInleiding. Uit de Inleiding vermeld ik hier echter alleen, watDr Van Ginneken ons met zijn boek bedoelde te geven n. m.«EEN EERSTE PROEVE VAN SOCIAAL-PSVCIIOLOGISCIIE TAALBEHAN-

DELING» (Inl, bi. II.)Et nu volgende I ste Hoofdstuk ('n soort van 2de Inleiding) han-1) Deel I: De sociologische structuur der Nederlandsche Taal. — I,. C. G. Malmberg,Nijmegen, 1913. q

I 29

Page 132: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

delt over TAAL en MAATSCHAPPIJ. Wordt hier mischien niet 'nbeetje al te weinig over Taal, en relatief 'n beetje te veel overMaatschappij gehandeld ? i)In dit iste Hoofdstuk zijn anders . heel mooie dingen te vinden.Heel mooi b. v. is de vergelijkende karakteristiek tussen Germanenen omanen. M. i. een der beste persoonskarakteristieken van ethele boek. Mooi ook — tenminste op zich zelf beschouwd -- deuiteenzetting van de verschillende sociologiere taalgroepen, graflesvoorgesteld door verschillende cirkelfiguren. Aan et einde van ditHoofdstuk zegt de schrijver tot welke grote groepen hij de socio-logiese strukturen onzer taal wil terug brengen.In drie boeken zal hij achtereenvolgens behandelen *DE LOCALE,

DE FAMILIALE en DE SOCIALE TAALKRINGEN »

In dit Eerste Deel van et Handboek zijn alleen opgenomen deboeken over de lokale en familiale taalgroepen.We zullen nu maar dadelik beginnen met et eerste boek.Uit d'n aard der zaak splitst zich dit boek over de lokale taal-groepen in twee gedeelten. 't Eerste gedeelte handelt over deautpchtone ; 't twede gedeelte over de heterochtone dialekten.De Inleiding tot et boek bevat behalve 'n korte algemene be-schouwing over de lokale taalgroepen als zodanig 'n zeer interessantebespreking van de isoglossen of grenslijnen der afzonderlike dialekt-verschijnselen. Bij deze Inleiding zijn gevoegd 'n mooie isoglosse-kaart en 'n grote, geheel nieuw bewerkte kaart van de autochtonedialekten.Na deze inleiding gaat de schrijver onmiddellik over tot debehandeling der laatstgenoemde groep-talen.In verschillende hoofdstukken worden nu afzonderlik besproken :'t Fries (Hoofdst. II).'t $aksies (Hoofdst. III).'t Hollands-Frankies (Hoofdst. IV).'t Jirabants-Frankies (Hoofdst. V).'t 'Limburgs-Frankies (Hoofdst. VI )Ieder hoofdstuk zou men als 't ware 'n kostelike schaal kunnennoemen, waarop Dr. Van Ginneken ons telkens vier soorten vanwetenschappelike vruchten aanbiedt.Ten eerste : biezonderheden over ieder afzonderlik dialekt; ten

1) 1)e wat-doordenkende lezer zal van zelf enige vragen stellen. 'k Acht et dusonnodig 'em met 'n ietwat vervelend vragelijstje op te houden. 0

I 30

Page 133: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

twede : 'n karakteristiek der respektievelike dilalektsprekers ; tenderde : 'n vergelijkende klanktabel ; ten vierde : 'n zeer overvloedigtekst-materiaal.De biezonderheden over ieder dialekt zijn in 't algemeen zeer 0)ed.De persoon-karakteristieken bevatten, zeer zeker, fijne en scherp-zinnige trekjes en opmerkingen. Toch maken zij dikwels meerindruk van litteraire beschrijvingen dan van diep-doordachte, vast-staande wetenschappelike resultaten.Wat de vergelijkende klanktabellen betreft, waag ik zeer beschei-den te vragen : zijn ze als zodanig, in zekere zin volledig en vobralbetrouwbaar genoeg ? I)Tegen 't aangevoerde tekstmateriaal hebben wij met Dr. DeVooys 2) twee ernstige bezwaren. Vooreerst : Sommige meegedeeldeteksten zijn beslist onbetrouwbaar. «Had de schrijver, vragen wijmet Dr. De Vooys, hiertegen niet uitdrukkelik moeten waar-schuwen ?»Ten twede : Dr. Van Ginneken geeft niet-litterair, gewoon, alle-daags spreek-dialekt en z. g. litteraire dialektproeven door elkaar.M. i, had gewone en litteraire taal -- toch twee geheel verschil-lende taaluitingen -- apart behandeld moeten worden. 3)Overigens behoren wij Dr. Van Ginneken voor zijn overvloedigdialekt-materiaal zeer dankbaar te zijn. Hier vloeit 'n rijke bron 'oorverdere studieën en verdere onderzoekingen. Mogen ten slotte velen,die er de gelegenheid toe hebben, gehoor geven aan Dr. VanGinnekens wens om van de wegstervende dialekten voor de we-tenschap te redden, wat er nog te redden valt.Na de behandeling der autochtone dialekten geeft de schrijver,zoals gezegd, als twede gedeelte van z'n eerste boek de hete-rochtone of buiten-Europese dialekten.De volgorde is deze :

1) B. v. In 't Megens dialekt (Oost-Brab.) wijken sommige woorden nog al sterkaf van de door Van Ginneken gegeven klanknotaties. Zo klinkt b. v. in Megen't woord steen niet als steen, stjèn maar als stie Jn ; wijf gewoon als wijf; rups alsrips enz.!i Dr. de Vooys in de N. Taalg. jrg. 8, afl. 6. Met grote ingenomenheid vermel-den wij deze auteur. Van de mij bekende kritieken schijnt olie van Dr. deVooys mij wetenschappelik de beste en degelikste.3) Dr, de Vooys tracht deze manier van behandeling le verontschuldigen als <<'nstreven om door litteraire afwisseling te boeien.» Zeer wel. Men moet in 'n weten-schappelik werk echter op de eerste plaats wetenschappelik zijn. Litteraire strevitigendie op een of andere wijze 't wetensehappelik karakter van 'n wetenschappelik werkbenadelen, horen in zulk 'n werk eenvoudig niet thuis. 0

131

Page 134: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

't Afrikaans (hoofdst. VII). a

't Neger-Hollands (hoofdst, VIII).'t West-Indies (hoofdst. IX).'t Amerikaans (hoofdst. X).'t Ceylons (hoofdst. XI).'t Oost-Indies (hoofdst. XII).Over 't algemeen bevatten de afzonderlike hoofdstukken dezelfdevier zaken, die in de afzonderlike hoofdstukken van et Iste gedeelte

behandeld zijn. Dus: biezonderheden over de dialekten en dedialektsprekers; woordelijsten en tekstmateriaal.Daar ik tot mijn leedwezen met geen dezer heterochtone dialekten-- Dr. Van Ginneken lijkt me 'n ware Mezzofanti -- op de hoogteben, acht ik me geheel onbevoegd over et twede gedeelte vandit boek, 'n afzonderlik en persoonlik oordeel uit te brengen. Delezer houde et mij dus ten goede, dat we hier de grootst mogelikekortheid betrachten. Volgaarne echter haal ik tot besluit voor dit

ede gedeelte nogmaals de woorden aan van Dr. de Vooys«Uitstekend geslaagd lijken mij de hoofdstukken over de Neder-landse dialekten buiten Europa ..... waarin de schrijver een vol-ledige en met goed gekozen proeven toegelichte samenvatting

geeft, van al wat door speciale studie aan 't licht gebracht is.» I)Aan et einde van onze beschouwing over 't eerste boek nog even'n paar algemene konkluzies.En boek over de Nederlandse dialekten, zoals Van Ginnekenons gaf, bestaat er niet.De hoofdverdienste er van is voorzeker deze fundamentele waar-heid, waarop trouwens et gehele werk van de schrijver berusten zal:Alleen de psychologie in de ruimste zin van et woord brengt deoplossing van alle taalkundige problemen.De twede verdienste is et geheel nieuwe standpunt waarvan deschrijver voor de behandeling der dialekten uitging n.m : Voor 'nsociaal-psychologiese taalbehandeling moet men uitgaan van de

histoire contemporaine.En de derde, biezondere verdienste van dit boek ligt in de veel-zijdigheid, de rijkdom, de breedheid, alsmede in et systematieseen gekondenzeerde der wetenschappelike behandeling.

1) Nieuwe Taalg, ibid. bi. 30U---O7.

0 0 0

13 2

Page 135: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Gaan we nu over tot onze beschouwing van et twede boek, dat

ons in kennis brengt met de z. g. familiale taalgroepen.

De grote lijn, die de schrijver voor de opzet en samenstelling vandit 2de boek koos, is eenvoudig de opgaande lijn van 't menselikleven zelf: van kind tot grijzaard.E'n heldere, 'n gelukkige gedachte !Alvorens met zijn lezers welgemoed die brede en belangwekkendeweg op te gaan, geeft de schrijver ons eerst, met 'n zeer korteinleiding, 'n Hoofdstuk over de famielietaal, omdat, zoals door hemterecht wordt opgemerkt, «het huisgezin is de natuurlijke grond-eenheid van bijna alle andere groepen »

Daarna geeft hij ons achtereenvolgens in afzonderlike hoofdstukken :De Dreumestaal : (I-6 j aar).De Kindertaal (6-12 jaar).De Jongens- en Meisjestaal.De Studententaal.De Vrouwentaal.De Oudere-Mensentaal.De vier scherp-bepaalde soorten van zaken, die de schrijver inieder hoofdstuk van het i e boek gaf, vindt men in deze verschil-lende hoofdstukken niet geregeld en niet volkomen terug.Bovendien in ieder hoofdstuk — et zij hier bij voorbaat gezegd —ontsluit de geleerde schrijver ons geheel nieuwe en bijna nooit be-treden terreinen. E'n zeer-algemeen-gehouden en overzichtelike be •schouwing van et twede boek, zoals we dat deden bij et eerste,lijkt me daarom niet alleen wat bezwaarlik, maar vooral met etoog op de 2de biezonderheid ook minder gewenst.Ik behandel daarom bij et twede boek ieder hoofdstuk, heel in't kort, op zich zelf.Hoofdstuk XIII : de Famielietaal.In dit hoofdstuk horen wij biezonderheden over famielietaal, over't karakter van de gehuwde man en de gehuwde vrouw. Danvolgen proeven van vader-, moeder- en kindertaal. Al deze proe-

ven zijn zuivere litteratuur. i)In 't volgende hoofdstuk (hoofdstuk XIV) handelt de schrijver

1j Evenals in 't 1ste boek, geeft de schrijver ook in 't 2de boek gewone en litterairetaal door elkaar. In enkele hoofdstukken zoals b. v. in dit, krijgen we zelfs ALLEEN

litteratuur. Wij hebben tegen deze manier van behandeling in dit `?de boek zekerniet minder bezwaar dan in 't eerste

Page 136: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

over de Dreumestaal (1--6 jaar). 't Begint met kinder-psychologie.Over de eigenlike dreumestaal krijgen we om de waarheid tezeggen, zo goed als niets te horen. Van 't aangevoerde materiaalschijnt mij taalwetenschappelik et belangrijkst de bloemlezing vanterloops opgevangen dreumesgesprekjes.Hoofdstuk XV heeft tot titel : de Kindertaal (6-12 jaar). 't Bevatzeer goede proeven van kindertaal in de vorm van kinderopstelletjes.Opstellen n.m. van .kinderen, die over 't algemeen hun zuiver kin-derlik spreken-op-'t-papier nog niet afgeleerd hebben. Zoals in 'tvorige hoofdstuk 'n verbazende massa bakerliedjes voorkomen,worden we hier verrast met 'n rijk-geïllustreerde verzameling speel-en kinderliedjes. Wordt de betekenis dezer speel- en kinderliedjesdoor Dr. van Ginneken niet 'n weinig te hoog aangeslagen ?Hoofdstuk XVI over Jongens- en Meisjestaal is biezonder dik uit-gevallen (79 bladzijden). Heel veel opstellen. Wij hadden liever heelveel gewone jongens- en meisjestaal gehad. Nu die opstellen ereenmaal zijn, vragen wij ons af, waarom alleen opstellen van be-gaafde jongens en meisjes ? De wetenschap in 't algemeen. dus ookde psychologiese taalwetenschap in 't biezonder, heeft zich op deeerste plaats bezig te houden met algemene feiten en niet metexceptionele gevallen. Welnu -- of we 't graag horen of niet —wel go °/o van onze jongens en meisjes maken slechte opstellen.Als de schrijver dus per se en voornamelik opstellen wilde geven}dan hadden de opstellen van et veel groter getal minder begaaf-den, toch zeker op de eerste plaats de aandacht verdiend.In dit hoofdstuk staat ook nog een zeer goede lijst jongenswoorden .Waarom ook niet een van meisjes ?Ten slotte is in dit hoofdstuk ingeschoven een weer met foto's rijkgeïllustreerde jongensvoordracht van Hemkes' bekende gedichtje :(Het kindeke van den Dood.»In welk streng, taalwetenschappelik verband staat deze voordrachteigenlik tot et geheel van dit hoofdstuk ? E'n proeve van gesty-leerde gebaretaal bij 'n jongen van 'n jaar of zestien ?De psychologiese duidingen van de schrijver onder de foto's zijn welmooi op zichzelf} maar als nu eens 'n volwassene dit stukje hadvoorgedragen (altijd in dezelfde artistieke opvatting waarover na-tuurlik later) zouden dan de psychologiese duidingen en verklarin-gen heel anders geweest zijn ?Hoofdstuk XVII is 'n vrolik hoofdstuk. 't Behandelt de Studente-134

Page 137: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

-1

± • ----- g •

woud ?

iN

Deen, Wie weet er den weg naar hetwil-len een vuurtje be - rei -

-1779 - ‘P—P t 177-

--•: • io • •

• • • iv1– 02- ••

4h

• #*

• •

– • -

(t _

-011°

0----4—•

kron - k'len, De spaan-der-tjes spat- ten en

7:117±11-• #0

von - k'len. Lief Je - zu - ken, lief Je - zu - ken,

#ip

-

rail.

=MI

..•n•,.•nnnnL••n•••nnn

r_limmosim9n=9-

- —AP ai •

rail.

P

IIIMMII

in.in.

LiefLief

3. Lief JezukenLief JezukenAl mag .HijBij hitte enLeg, Kindje,Daar vlamt e

Jezuken, liefJezuken, lief

ligt er te schreien :ligt er zoo koud.

op veeren zich vlijenhelgloeiend hout.in ons hart U ter ruste :r een vuurtje met luste.Jezuken, sluimert nujezuken, sluimert nu

Bijlage bij OPVOEDING EN ONDERWIJS, 25 Desember 1914

LIEF dEZUKEN LIGT ER TE SCHREIENKERSTLIEDJE

CHR. L. WESSELING MZN. P. A. KUNST

Lief Je - zu - ken ligt er te schrei - en : Lief Je - zu - ken ligt er zoo koud. We

schrei nu niet meer. Lief Je - zu - ken, lief Je zu - ken, schrei nu niet meer.

-111111•11

_laurni.71— • ---

1 11

2. Lief Jezuken ligt er te schreien :Lief Jezuken ligt er zoo koud.We willen een legertje spreien,Wie geeft er zijn goed of zijn goud ?Geen kou zal ons Kindje meer deren,Gedoken in donzige veeren.

Lief Jezuken, lief Jezuken, schrei nu niet meer.Lief Jezuken, lief Jezuken, schrei nu niet meer.

Page 138: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes
Page 139: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

taal. Hoe belangrijk de studentetaal op zich zelf moge wezen, 't

schijnt me toe, dat dit hoofdstuk hier desnoods gemist had kunnen

worden of beter :Vat de schrijver die taal niet te zelfstandig op, te zeer op zichzelf. M. i. had ze beter behandeld kunnen worden als 'n zeer per-soonlik en belangrijk deel van de taal van beschaafde jongeliedenin 't algemeen. Als de studentetaal belangrijk genoeg geachtwordt voor 'n zelfstandige groep, dan kunnen nog wel anderekategorieën van personen (b.v. militairen of handelsreizigers. kan-toorheren enz.) voor die eer in aanmerking komen i )Hoofdstuk XVIII is zeker bedoeld als 'n biezondere hulde aan dedames. Immers : 'n hoofdstuk over vrouwetaal, goed ! Dochwaarom dan ook geen hoofdstuk over de mannetaal ?

Ook dit hoofdstuk vangt aan met enige mooie algemene bemer-kingen over de psyche en de taal van de vrouw. Maar wanneerde geleerde schrijver nu van et rijk der bespiegelingen 'n brug

–wil slaan naar 't gebied der praktijk, dan....De gegeven proeve van vrouwetaal is alweer zuivere litteratuur.De lijst van vrouwelike woorden is zeer eenzijdig en vooral zeeruiterlik. Waarom niet 'n lijst van innerlik-karakterizerende woordenin de geest, zoals Dr. De Vooys aangeeft. 2)Hoofdstuk XIX , 't laatste, is et klein-Duimpje onder zijne broe-ders. Zes, zegge zes bladzijden. E'n paar goede psychologiese op-merkingen over oudere mensen. Verder twee stukjes litteratuur ende schrijver zet z'n slotpnnt.Wat is nu, heel in 't kort, ons eindoordeel over dit 2de boek inzijn geheel ?Dit boek over de familiale taalgroepen staat zeer zeker ten achterbij et boek over de, lokale taalkringen. De twee eerste verdienstenaan dit laatste boek toegekend, heeft et er natuurlik mede gemeen;insgelijks de veelzijdigheid, de rijkdom en breedheid van de weten-schappelike behandeling, maar et is de schrijver m. i. niet gelukt deverbazende overvloed der hem aangeboden stof krities voldoendete schiften en vooral systematies genoeg te beheersen.'t Geheel maakt nu al te zeer de indruk van 'n verzamelwerk. Niet

1) De lijsten van studentenvoorden, waaruit dit hoofdstuk bijna geheel bestaat, zijnzeker goed. Ze bevatten vooral kracht-termen en scheld-woorden. Mag ik hiereven opmerken, dat scheldwoorden voor de psyche van iedere bepaalde sociolo-giere groep uiterst belangrijk zijn.

'2) N. Taalgids, ibid. p. ;09.

135

Page 140: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

natuurlik in de vulgaire zin van et woord maar uit 'n zeer strengen hoog opgevat wetenschappelik standpunt.Tegenover dit bezwaar echter staat juist voor et 2`1! boek 'n spe-

ciale en niet genoeg te schatten verdienste :Hier vooral heeft Dr. Van Ginneken pionierswerk verricht. Hiervooral is hij de moedige man geweest die onverschrokken de

nieuwe tijd tegemoet is gegaan.

We zijn bijna aan et einde van onze taalwetenschappelike be-

schouwing.Vragen wij nog even : wat bedoelde Dr. Van Ginneken ook weer

met dit gehele werk ons te schenken ?Uit de Inleïding herinneren wij et ons :E'n eerste proeve van sociaal-psychologiese taalbehandeling.De grote vraag is hier : Heeft schrijver zijn doel bereikt ?,Wij antwoorden volmondig : ja. Immers indien et woord tproeve»niet als 'n fraze is op te vatten, zal de schrijver er geen bezwaartegen hebben ter gelegener tijd sommige dingen in zijn werk te

veranderen.Met dit bereiken van zijn eens opgezet doel wensen wij de schrij-

ver en zijn talrijke medewerkers voorlopig van harte geluk.Natuurlik zou et mij niet moeilik vallen bij 'n werk van 55obladzijden over verschillende kleinere dingen op- en aanmerkingente maken. Ik wens dit niet te doen. Ik zou vrezen al te veel tegaan gelijken op 'n mens, die 'n vorstelik paleis is binnengetreden,de marmeren staatsietrappen heeft bestegen, de weidse zalen engaanderijen doorlopen heeft, en dan plotseling hier en daar achterde deuren gaat kijken of er ook 'n hoopje stof ligt, of de meubelsbegint te betasten om te zien of 't verguldsel niet wat geleden heeft.Van Ginnekens werk is 'n «proeve, jawel, maar dan toch 'n

proeve tot 'n grootse taalkundige synthese. 't Zou kleine kritiekwezen hier zich bij voorbaat te werpen op allerlei details.Toch kan ik niet nalaten nog over twee biezondere dingen te spreken.Ik ben van gevoelen dat deze zaken enigszins van 'n algemeen

taalkundig belang zijn.Ten eerste dan. Ik was zeer verwonderd en ietwat ontstemd, omdatDr. Van Ginneken zich niet heeft bediend van de vereenvoudigdespelling. 't Schijnt mij 'n eis van moderne wetenschappelikheid, dat'n boek als dit van Van Ginneken in de vereenvoudigde had moeten

136

Page 141: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

verschijnen. Dr. Van Ginneken deed et echter niet. Dat is gebeurd

om 'n wetenschappelike reden of om 'n reden buiten de weten-

schap om.In et eerste geval : Dr. Van Ginneken heeft mischien een of anderbezwaar tegen de Vereenvoudigde. In beginsel is hij echter voor-stander.En nu weet Dr. Van Ginneken toch wel, dat et soms zeer weten-schappelik is over 'n persoonlik en ondergeschikt bezwaar heen'te stappen, om wille van 'n algemeen wetenschappelik belang.In et twede geval d, i. moest Dr. Van Ginneken, evenals Dr. Mollervoor in standaardwerk van Ruusbroec, de vereenvoudigde weg-laten, om redenen buiten de wetenschap om, dan werpt dit voorde zoveelste maal 'n scherp en pijnlik licht op de geestelike bekrom-penheid, die nog maar altijd als 'n donkere wolk blijft hangen bovensommige onzer ontwikkelde en wetenschappelike kringen. 't Isinderdaad werkelik te hopen, dat aan dergelijke wetenschappelikekleinzieligheid zo spoedig mogelik 'n einde kome.E'n ander punt -- en dat zullen velen mischien belangrijker vinden-- raakt de z. g, linguistiese terminologie. Ieder die ooit et genoegenof ook al et ongenoegen hebben mocht om zich tnet fonetiek,hist. grammmatika, taalk. psychologie, Germanistiek enz. bezig tehouden, weet dat et 'n soort van wetenschappelike usance is deNederlandse en Franse, Duitse, Engelse, Latijnse, ja zelfs Griekseen Sanskritiese termen door elkander te gebruiken.Zo spreekt ook Dr. Van Ginneken b. v. van glijders en ploffers,maar ook van labialen en gutturalen. De vraag is nu maar : Zou etniet gewenst wezen in deze verbijsterende wirwar wat meer eenheiden uniformiteit te brengen ?Ik zie b.v. hoegenaamd niet in waarom of wij niet uitsluitend deNederlandse, of om er volgens sommigen wat meer wetenschappe-like kleur in te houden, niet alleen de Latijnse termen zoudengebruiken.

Vooral voor beginners en ook al voor niet-beginners is die overstel-pende overvloed van namen soms zeer lastig, bijna altijd verdrietig.En zou het nu niet biezonder op de weg liggen van Dr. VanGinneken met zijn standaardboek, om ook voor de linguistiese ter-minologie tot weer eenvoud en eenheid te brengen

Hiermede zijn we nu werkelik aan et einde van onze taalkundige

137

Page 142: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

beschouwing. Ik zal nu overgaan tot de paedagogiese en artistieke.'t Spreekt van zelf dat deze beschouwingen wat korter behoren tezijn. 't Werk van Dr. Van Ginneken is op de eerste plaats 'n taal-kundig werk. Als zodanig dient et dus voornamelik besproken.Ook in mijn paedagogiese en artistieke bespreking zal ik bezwarenhebben te ontwikkelen. Zelfs zal ik aan et einde dezer beschou-wingen nog met 'r paar gewichtiger bezwaren aankomen die n.m.

de kern raken van Dr. Van Ginnekens wetenschappelike persoon-

likheid in 't algemeen.Mocht nu een of andere lezer geneigd zijn mij aan te zien voor'n soort Nurks, die niets anders kan dan bezwaren op bezwarenstapelen, dan verzoek ik hem beleefd zijn ziel in lijdzaamheid tebewaren. Aan et einde dezer artikelen hoop ik nog gelegenheidte vinden mijn geestdriftige bewondering uit te spreken voor deman die naar mijn vaste overtuiging van God de vermogensontvangen heeft eens in onze taalwetenschappelike wereld teschitteren als de hechte grondlegger van de Nederlandse alge-

meen-psychologiese linguistiek.

(Wordt voortgezet ) C. KOPS. 0. F. M.

Page 143: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

IS J. VAN HOOGSTRATEN DE DICHTER VAN00 „DE KRUIJSHELD"? óQ

In de eerste helft van 1712 verscheen te Amsterdam bij Pieter

Boeteman een boek in groot 4.°: „DE KRUISHELD, OF ZIET LEVEN

VAN DEN GROOTEN APOSTEL PAULUS, LEERAAR I)ER HEIDENEN, IN

VII-BOEKEN BEGREPEN, DOOR J. V. HOOGSTRATEN, EN MET KONST-

PLATEN EN KANTTEKENINGEN VERRIJKT DOOR A. HOUBRAKEN".

Ik meen te kunnen aantoonen, dat niet Hoogstraten, maar ArnoudHoubraken, de bekende schilder en etser, dit gedicht ontworpenen grootendeels geschreven heeft, terwijl de auteur, op wiens naamhet staat, alleen eenige verbeteringen erin aangebracht en mogelijk

hier en daar wat aangevuld heeft.In bovenstaande uitgave vindt men na de opdracht aan Mr. G.

v, d. Dussen, een woord van „A. HOUBRAKEN AAN DEN GUNSTIGEN

LEZER ". Daar vertelt hij, hoe zijn gedachten lang bezig geweestwaren een stof uit te kiezen, omdat „door beschaafde pennen demeeste zaken, daar ons oog op viel, al waren afgehandelt". 1)

,,Eindelijk viel de keuze op het beschrijven van het leven desgrooten Apostels Paulus". 2) Dit was een nieuw onderwerp voor dedichters. Wel had Ds. Jan Brant het voor 't grootste gedeelte inpredikatiën nagelaten en had Antonides reeds den grooten Apostelals hoofdpersoon voor een episch gedicht uitgekozen, maar diensvroegtijdige dood belette hem de voltooiïng. 3) Ook PIETER RABUS

waagde zich aan deze stof en gaf in 1.681 «De Kruisheld ofte hethet leven van den Apostel Paulus», uit, dat volgens J. te Winkel(Ontwikkelingsgang III 363) als rijmwerk te kenschetsen is. Onaf-hankelijk van dezen zette Houbraken zich tot het maken van eenheldendicht ter verheerlijking van den grooten Tharser. Hierin werdhij aangemoedigd door zijn jongen vriend en oud-leerling in het schil-deren Jacob Zeeus. Deze kreeg bij een bezoek aan Houbraken, dietoen nog te Dordrecht woonde, het stuk, voorzoover 't reeds voltooidwas, te zien en merkte wel dat 't wat te zwaar was voor Houbra-ken. Hij nam 't handschrift mee naar Zevenbergen (verbeterde ermogelijk 't een en ander aan) en zond het terug naar Dordrecht,vergezeld van een brief aan zijn vriend Johan Vermeulen, met hetverzoek er ook zijn oog eens over te laten gaan. Deze laatste bij-zonderheden zijn mij bekend geworden uit een brief door Jacob

1) blz. 3 (bladzijnummering van mij ' ) 2) blz. 3. 3) blz. 3. q

139

Page 144: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Zeeus geschreven aan Vermeulen. Het oorspronkelijk van dezenbrief berust in handen van den Heer H. N. Ouwerling te Deurne.Ik laat hier een letterlijke kopie ervan volgen :

ZEVENBEN, den 22. van Her#stmaant 1709.

Mijn heer en vriend,

Deze gaat vergezelschapt met een gedeelte van des Heer Hou-brakens Paulus, die ik, waar mij de tijd wat gunstiger geweest,wel wat nauwkeuriger en met meer omzigtigheid hadt willenbehandelen. Dit werk (ik meen tegen een getrouwen vriend tespreeken) is vrij wigtig voor zwakke schouderen en ik vreeze datde dichter zich daarvan zal wandanken. Was hij zo wel de taal-kunde en de eigenschappen der poezij als wel de rijkheid dervindingen en schilderachtige verzieringe magtig, men had redenom er iets goeds van te hoopen. De fraaye gedachten die zich alomzo grootsch in dit tweede als eerste deel opdoen zoude wen zedoor een geschikter en beter ervaarener oordeel behandelt wierdende geleerde wereld (faale ik in mijn oordeel niet) kunnen voldoen.Namme UwE zoveel moeite van het noch eens over te loopen zijzou mij zo wel als den dichter verplichten : want ik zonde nietgaarne zien, dat 's mans gerucht, dat reeds zo heerlijk aan hetdoorbreeken is, hierdoor vermindert of verhindert wierde. Ik hebevenwel dien goeden man, voor wien ik een afgezonderde neiginghebbe in zijnen iever, die echter prijselijk is niet willen stutten,maar zo veel mogelijk is, aanmoedigen of er noch door verloopvan tijd noch iets goeds van kwaame. Hij trooste zich ondertus-schen met den grootmoedigen doch rampzaligen Faëton.

Want zonk hij in den EndaanEn schoon den troon hem is ontgaanHij heeft nochtans iets grootsch bestaan.

Dat ik deze onder het geraas en gestommel van een deel Zeven-bergsche Bachanten, gezworen vijanden van Apollo schrijve, zalUwE licht uit de slordigen en onordentelijken stijl kunnen afmee-ten, evenwel beletten zij mij niet teerhartig te betuigen dat ik inmijn hoope en voorneme blijven zal

MijnheerUwen waaren vriend

J. ZEELIS,Het adres op de achterzijde van den brief luidde :

Den Heer Johan Vermeulen woonende nevens het OudeMannenhuis over de Luterse kerk in de Vriezestraat

te0 DordrechtI40

Page 145: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Zeeus had toch wel iets aan Houbraken laten snerken over zijnbezwaren, wat behalve uit de woorden van Houbraken zelf, blijktuit een versje door Zeeus hein toegezonden. i) Maar om mij, zoozegt HOUBRAKEN in de inleiding : 2) ,,wederom een hart onder denriem te steken, zond (mij) zijn Ed. uit Zevenbergen, met eenenbrief het volgende vaers :

Gij zult den Paulus leeftijd zingen ;"Hierop volgen nog 1 t en een halve regel. Daar breekt Houbrakenhet gedicht af en gaat met zijn verhaal verder alsof hij niet meervan 't gedicht had. Doch het heele stuk is ons bewaard gebleven. Het is te vinden in de ,.Gedichten" van J. Zeeus, na zijndood in 1721 door Poot uitgegeven, op blz. 341, maar het 4ragtot opschrift : Aan den Heere J. v. HOOGSTRATEN. (!). Houbraken,die in 1719 gestorven is, heeft dit niet meer gezien. Wat zou hijer anders van opgekeken hebben,Kort na Zeeus' bezoek vertrok Houbraken naar Amsterdam, waarhij 8 October 1710 poorter werd. 3) Hij was in den beginne over-stelpt door vele bezigheden en x de begonnen levensbeschrijvingraakte ten eenemaal agter de bank", Daar bleef 't liggen „toteindelijk de Heer J. v. Hoogstraten, een van (zijne) oudste en ge-meenzaamste vrienden, hem te Amsterdam bezoeken kwam" Hou-braken toonde hem zijne begonnen stukken en ontwerpen, enz. enverzocht hem, „het begonne webbe te willen afweven. Toen dezezag met welk een iever de konstplaten daartoe reeds vervaardigdwierden, behalven de beloften, die Houbraken er bij voegde, vanhem met zijne kantteekeningen rustig ter voltooiïng van 't werkte willen bijspringen, , nam hij dat arbeidzaam werk aan en vol-toyde het in korter tijd dan hij had durven verwachten." 4)Houbraken ging toen over de uitgave van zijn gedicht:onderhan-delen met den drukker Lucas Kloppenburg te Gouda. Tot eenaccoord kwam het echter niet, Voor de eerste plaat eischte Hou-braken vijf en twintig gulden. Dit was Kloppenburg te veel. Hijschold den graveur-dichter de deur uit onder het verwijt dat hijhem eenigen tijd vroeger ook al een titelprent voor een anderwerk te duur aangesmeerd had 5)Toen deze twist tusschen auteur en drukker uitbrak, schijnt hetgedicht al heelemaal persklaar geweest te zijn. Bij de titelplaat1) ()vergebleve Gedichten blz. 222. Aan A. H. 2) blz. 5 3) Frederiks en vanden Branten, Biogr. Woordenb. blz. 373. 4) Id. blz. (► . 5) Deze twist wordt vermelddoor Kloppenburg in zijn inleiding van den tweeden druk blz. 3 (nalam. van mij.)

14 1

Page 146: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

had J. v. H. de gebruikelijke „Verklaring" gedicht. Houbrakenheeft dit , alles onder zich gehad, maar Hoogstraten schijnt eenafschrift van het gedicht gemaakt te hebben, voordat hij het ver-beterde epos aan- zijn vriend terug gaf. Wat er toen precies ge-beurd is, weet ik niet. Maar Houbraken is met een Amsterdam-schen uitgever aan het onderhandelen gegaan en heeft toen zijnheldendicht, buiten weten van zijn vriend. op de pers gelegd.Vreemd moet dus Hoogstraten opgekeken hebben, toen hij hetwerk in handen kreeg, waar op het titelblad zijn naam vermeld

stond. Wellicht was hij op dat oogenblik nog in onderhandeling

met den vroegeren Goudschen uitgever.Tenminste ' in den zomer van hetzelfde jaar komt DE KRUVSHELD

OF HET LEVEN VAN DEN GROOTEN APOSTEL PAULUS, LEERAAR

DER IIEYDENEN, IN VII BOEKEN BEGREPEN DOOR J, V. HOOG-

STRATEN, DEN TWEEDEN DRUK. OPNIEWS VAN DEN AUTEUR OVER-

SIEN, MET ZEER KURIEUSE KOPEREN PLATEN VERSIERT. VAN ALLE

MISSTELLINGEN. EN DRUK FEILEN GEZUIVERT. WERKELIJK VER-

MEERDERT EN VERBETERT. nog eens uit, doch nu TOT GOUDA,

BIJ LUCAS KLOPPENBURG.

Op de verso van den titel verklaart Hoogstraten met zijn eigenhandteekening, dat hij den gemelden P. Boeteman (uitgever vanden eersten druk), niet en kent, en hem, direct of indirect, noyt ietste drukken gegeven heeft». Na de opdracht spreekt DEN DRUK-

KER TOT DEN BESCHEIDEN LEZER een hartig woordje gedateerd

Wit (z)ijn Boekwinkel den 31 Aug. 1712.» 'Hij biedt den lezer „den zoo lang beloofden Kruysheld" aan, naardes Digters originele Copye of eygen handschrift, onder ons nog

berustende. " 1)Dan volgt een echt uitgeverspleidooi, (van 't soort, als ArnoldWillis eenigen tijd later tegenover Poot een ten beste gaf) waarinde lezer onthaald wordt op een stukje uitgevers kunstkritiek. Hijverwijt Houbraken slechte platen geleverd te hebben en stelt dievan zijn eigen uitgave, hoewel kleiner, vèr boven die van Houbraken.Als men echter de platen der beide uitgaven met elkaar vergelijkt,is juist het tegendeel te bewijzen. De platen der Amsterdamscheuitgave zijn uitstekend en behoeven volstrekt niet achter gesteldte worden hij de plaatjes van Wandelman en van der Gouwen,waardoor den Goudschen druk geïllustreerd is.

1) Inl. blz. 1. 0

142

Page 147: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

Vermakelijk is de aanval, op Houbraken als kunstenaar en schrij-

ver. Item wordt door Kloppenburg naar 't hoofd geslingerd, dat

hij, gewoon is met penseel en pen elk het zijne te ontrooven en

dat voor eigen vinding aan de wereld te koop te dragen " Ook

„dat zijne pen niet machtig is om een behoorlijken brief te schrijven :waarom alles wat daaruit vloeit van anderen eerst geschaafd, verbeterd

en op beenen gesteld moet worden, eer het den dag mag zien .... wanthet is (hem) te wel bewust, wie deze voorrede voor hem verschaafd,verbeterd en wel voor twee derden vermeerderd heeft. Intusschenerkent de drukker zelf, ook hulp gehad te hebben voor deze inleiding i)Het blijft raadselachtig, waarom ook op de eerste uitgave Hoogstratende auteur wordt genoemd. Mogelijk heeft de uitgever dit verlangd,om door een meer bekenden naam beter aftrek voor zijn boek tevinden. Dat Houbraken den naam van zijn vriend buiten diensmedeweten, daartoe liet gebruiken moet mogelijk toegeschrevenworden aan de kommervolle omstandigheden, waarin de graveuren schilder zich in die dagen bevond. 2)Maar even zonderling doet de tweede druk aan, vooral het verde-

digingsschrift, dat niet door den auteur zelf geschreven is maar doorden drukker. En te meer merkwaardig is dit, wijl diezelfde Klop-penburg in hetzelfde jaar een dergelijk bericht gaf in een anderwerk om aan te toonen, dat Hoogstraten de vertaler was van „denSpiegel der vermaarde Courstianen." (Zie Klinkgedigten op verschey-

den Stoffen door J. v. Hoogstraten, Gouda 1712.) 3)Ik heb deze geschiedenis van het boek over den Kruisheld Pauluswat uitvoerig gegeven, omdat deze altijd nog in 't duister gelegenheeft en omdat het gaat over de vraag, wien de eer toekomt deneersten stoot gegeven te hebben aan de reeks van bijbelscheheldendichten, die in onze 18e eeuwsche litteratuur zulk een be-

langrijke plaats innemen

HELMOND. JACQ. MEEREN.

1) 1n1, blz, 2. '2) Biugr. Wbk. a. v, 3) Zie Biugr. Wuurdenboek van der ia blz. 1169.

0 0 0

143

Page 148: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

0000 IETS OVER FIETS f] 0

00

In zijn handboek ,,de Nederlandsche Taal" (blz. 184) zegt Dr. N.van Wijk, dat nog niemand weet, hoe 't woord „fiets" ontstaan isen veronderstelt, dat 't misschien een onomatopee is als een nietgeheel nauwkeurige weergave van het geluid van een fiets, die inbeweging is, óf misschien een analogie-formatie, al is ook nu nietuit te maken, welk woord daarbij aan den persoon, die het 't eerstheeft uitgesproken voor den geest heeft gezweefd.Nu hoorde ik toevallig, dat er in de volkstaal van heel Zuid-Limburg van Kerkrade tot Sittard toe, een woord „vietse'', opsommige plaatsen „fletse", bestaat in de beteekenis van ,.hardloopen, zich snel uit de voeten maken, b. v. kijk h'm 'ns vietse ;

toen de veldwachter kwam, toen zag je h'm vietse !In de Noord•Limburgsche dialecten bestaat „fiette" met juist dezelfdebeteekenis; waarschijnlijk is dat fiette met vietse verwant vgl.splijten, splitsen, glijden. glitsen e. a. Ook wordt het woord gebruiktals uitroep in „fietsj, daar zie je h'm gaan !"Hebben we hier misschien met een onomatopee te doen ? Is 't

verwant met 't Fransche .,fuire" of „vice" ? Oudere menschen van40-70 jaar verklaarden mij, dat 't woord reeds in hun jeugdalgemeen in deze beteekenis gebruikt werd. Dat 't woord niet vanlateren -datum is als fiets (rijwiel) blijkt ook uit het dialect vanKerkrade, waar „fletse" in bovengenoemde beteekenis reeds langen ook nu nog algemeen gebruikt wordt, maar nooit fiets voor rijwiel.Een schriftelijk bewijs, dat het woord in de beteekenis van ,,snelloopen" reeds in 1884 tot het HeerIsch dialect behoorde, vond ikin het ,.Woordenboek der dorpsspraak van Heerle" door jongeneel.Al is dit laatste op zich zelf nog geen bewijs, dan blijkt tochten overvloede uit de mondelinge getuigenissen, dat 't woord zekertot het algemeen dialect van Zuid-Limburg behoorde, voordat daar

iemand op een fiets gezeten had.Verder is 't nog curieus op te merken, dat de eerste ,,fietsen"niet dienden om te rijden, maar om snel te loopen ; in hun eersten

vorm waren het loopmachines.Is na al 't bovenstaande misschien de vraag gewettigd, of wij wel-licht hier den oorsprong van fiets moeten zoeken ? Zal niet aanden persoon, die 't woord in zijn nieuwe beteekenis het eerst heelt

uitgesproken, de klank van DIT woord voor den geest gezweefd

144

Page 149: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

en naar analogie ervan 't nieuwe woord gevormd hebben ? Enligt niet in het feit, dat „fiets" aan de bewoners van een halve,

misschien een heele provincie volkomen natuurlijk moet geklonken

hebben, de reden van zijn snelle en algemeene verbreiding over

heel Nederland ? a

ROLDUC. L. LINSSEN

0 0

145

Page 150: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

OVER DE Z, G. KONKRETE EN ABSTRAKTE ZELFST.NAAMWOORDEN

In de meeste Nederlandse grammatika's, — ook de nieuwere I)-- vindt men nog altijd de z. g. verdeling in konkrete en abstraktezelfstandige naamwoorden als twee afzonderlike, op-zich-zelf-staandewoord-kategorieen.

Onder de kategorie der z. g. konkrete zelfstandige naamwoordenvindt men dan altijd opgegeven woorden als : jongen, tuin, vaandel,hond, deur, slager, enz.Als voorbeelden van abstrakte substantieven krijgt men te horenwoorden als : hoogte, breedte, geluk, kracht, ziekte, schok, eeuw e. a.Uit 'n methodies oogpunt is et zeker niet zonder nut de zelf-standige naamwoorden ook krachtens hun betekenis, tot bepaaldegroepen terug te willen brengen, maar wanneer men dan verdelingenmaakt, wordt men beleefd verzocht goede verdelingen te maken,en geen foutieve of verwarrende termen te gaan gebruiken.Uit de aangehaalde woord-voorbeelden blijkt dat men over 't alge-meen tot de z. g konkrete subst. rekent de namen van alle alleenzinnetuigelijk-waarneembare dingen ; tot de abstrakte alle namenvan alle alleen zuiver-verstandelik waarneembare dingen.Naar ook blijkt hier meteen 'n schromelike verwarring van termen.Vooreerst : Wanneer kunnen wij 'n woord konkreet noemen ? Kon-kreet is 'n woord, wanneer het benoemt of aanduidt 'n bepaaldINDIVIDUEEL ding. Of dat ding nu alleen zintuigelik-waarneembaarof alleen geestelik-waarneembaar is, doet niets ter zake : bijv. dezeMAN, die ENGEL, de BREEDTE van dit huis.Wanneer noemen wij 'n woord abstrakt ?Wanneer et iets benoemt of aanduidt ZONDER INDIVIDUELE KEN-

MERKEN. Ook hier maakt et absoluut geen verschil of het dingzuiver spiritueel of stoffelik is. Bijv. 'N i'IENS is 'n redelik WEZEN.

De PLANTEN zijn van lager orde dan de DIEREN.

Wat volgt uit dit alles ?Vooreerst dat 'n woord zonder meer, et konkrete noch et abstrakteuitdrukt. Dat hangt geheel af van 't verband waarin et voorkomt.Ja, als we streng wijsgerig willen spreken, is IEDER woord OP ZICH

ZELF, eigenlik altijd de benoeming van 'n abstrakt begrip, duszelf ABSTRAKT.

1) h. v. in : Nederlandse Taal. Proeve van Nederlandse Spraakleer door J. G. Talen.R. A. Kollewijn en E. Buitenrust-Hetterna bl. 21. o146

Page 151: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

En ten twede volgt hieruit, dat alle als z g. abstrakt opgegeven

substantiva, konkreet, en alle z.g. konkreta als abstrakt gebruikt

kunnen worden, uitgezonderd natuurlik de Eigennamen als zodanig,die alleen en uitsluitend als konkreet kunnen voorkomen.Even 'n paar voorbeelden ter illustratie.In dit zinnetje : „De hoogte van dat huis bedraagt zeven meter"

is hoogte KONKREET ; immers 't gaat over 'n bepaalde individueele

hoogte. Dat de hoogte hier ook zintuigelik waarneembaar is, isiets zuiver akcidenteels. Maar nu et volgende zinnetje : „Er zijnmannen en vrouwen in de wereld." Hier zijn mannen en vrouwenabstrakt. Eenvoudig omdat we van alle z,g. individualezerendekenmerken abstraheren.We komen nu voor de vraag : wat blijft er nu over van de z.g.verdeling in abstrakte en konkrete zelfst. naamw. als twee afzonder-like vaststaande kategorieën ?Er bestaat geen vaste groep van konkrete, en evenmin 'n vastegroep van abstrakte zelfst. naamw.De twee soorten van woord-groepen, die men gewoonlik als zodanigen nog wel foutief betitelt, zouden wij beter kunnen onderscheiden-- als men de onderscheiding wil vasthouden — in woorden vanzintuigelik waarneembare dingen en in woorden van verstandelikwaarneembare dingen.En wat moet er nu gebeuren met de z.g. verdeling van abstraktaen konkreta ?'t Schijnt mij toe, dat we deze — trouwens voor kinderen wat tegeleerde verdeling, -- gerust konden wegbergen op de taalkundigevliering.Hoogstens zouden wij ons kunnen bepalen tot deze formulering :Alle zelfstandige naamwoorden, uitgezonderd de echte Eigennamen,kunnen gebruikt worden in 'n BEPAALDE en in 'n ONBEPAALDE zin.In 't eerste geval noemen wij ze konkreet, in 't twede geval abstrakt.

0

147

Page 152: BIJBLAD VOOR TAAL EN LETTEREN · 2011-09-02 · int hemeirike 1) 11. Die enghel in der middernacht tot Joseph quam : Joseph vrient, staet op ghereet, schaffet u van' dan ! Herodes

.

ontleende

'n nieuw

Bu.5

13

20

23

25

27

29

38

49

66

74

81

90

108

118

0000 INHOUD 00

00

TH. DE JAGER. „Wadi horen singen" .

DRS. L. C. MICHELS. 'N nieuw middel voor de woordgeslachten.

JOH. VAN DINTER, S. J. Regen . .

J. J. VERBEETEN. Over de definitie van een zin .

JAC. VAN ALPHEN. Over 't rechte begrip der Wundtsche

zindefinitie

.DR. H. W. E. MOLLER. Nederlandse woordelijst van Kollewijn,

Buitenrust Hettema en Salverda de Grave

H. LINNEBANK, KRUISHEER. Vondel's Jaergetijde" .

Dboeck van den Houte . .

Breero's Spaensche Brabander . . . .

Kleine fragmenten in handschrift uit den

Rijmbijbel van Jacob van Maerlant . .

Vondel's „Kinderlyck" en „Uitvaert van

myn Dochterken" . .

Een aantal aan de liturgie

woorden en uitdrukkingen .

Van den vos Reijnaerde ..

Van Jonitas en Rosafiere (met

fragment) . ..

Van Dale's Groot Woordenboek . .

P. MAXIMILIANUS, KAP.

W. GOVAART, S. C. J.

P. ROGERIUS, KAP.

P. MAXIMILIANUS, KAP.

D. E. HASLINGHUIS.

W. GOVAART, S. C. J.

P. MAXIMILIANUS, KAP.

H. M.

P. VAN LUIJK, S. J.

W. GOVAART, S. C. J.

C. KOPS, 0. F. M.

J. HEEREN.

L. LINSSEN.

C. KOPS, 0. F. M.

0

Alle de werken van Jan van Ruusbroec,

in nieuwere taal overgezet door Dr. H.

W. E. Moller, l e deel . .

Een kerstlied van Dirc van

Van Ginneken, Handboek

lancjsche taal . .

Is J. van Hoogstraten de

„DE KRUIJSHELD " ? .

Iets over fiets .

Over de zogenaamde konkrete

strakte zelfst. naamwoorden .

• 118.

Herren . . 121

der Neder-

. . 129

dichter van

. 139

.. . 144

en ab-

. . 146

148