BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw...

45
22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De 22 ste infanteriecompagnie, kortweg 22 INCO genaamd was in de begin jaren 60 van de vorige eeuw gelegerd in “De West”, Curaçao en Aruba wel te verstaan. Zij had daar als taak de defensie van de Nederlandse Antillen te verzekeren en kon daar in tijden van spanning redelijk snel aangevuld worden met versterkingen uit Nederland. Een neventaak van de compagnie was, om in geval van noodzakelijkheid, een oproepbare eenheid QPO2 genaamd van personeel en materieel te voorzien. In feite was het zo dat vrijwel alle personeel van 22 INCO deel uit maakte van de oproepbare QPO 2. QPO 1 die ook bestond kon worden geformeerd uit personeel wat in Nederland diende. Begin maart 1962 vond de toenmalige Nederlandse regering het noodzakelijk, dat met spoed versterkingen gezonden moesten worden naar Nederlands Nieuw Guinea, omdat daar de spanningen opliepen. Al jarenlang waren er op onregelmatige tijden infiltraties geweest van (semi) militaire eenheden uit Indonesië, die veelal per prauw of klipper in de nacht op de onbewoonde en verlaten kusten van het gigantische eiland landden. In januari ’62 echter was er een infiltratiepoging geweest met 3 MTB’s die echter onderschept werden door de fregatten Evertsen, Kortenaer en de jager Gelderland bij de Vlakke Hoek, in de buurt van de Etna baai. Een korte “zeeslag” volgde waarop 80 infiltranten sneuvelden of gevangen werden genomen. Bij de gesneuvelden hoorde de flottieljescommandant, een commandeur van de ALRI de Indonesische marine. Eén MTB werd vernietigd, de andere twee keerden met hoge snelheid terug naar hun land. Gezien ook de inlichtingen die de Militaire inlichtingendiensten in handen kregen en de dreigende taal van Soekarno, besloot de Nederlandse regering om versterkingen te sturen en de keus viel op QPO 2, omdat deze zich in “de West” bevond en “dus” tropenbestendig waren. Op dinsdag 23 maart 1962 ten 13.00 lt loeide de alarmsirene op de marinierskazerne “Suffisant” te Curaçao, en ging de slagboom dicht. Niemand mocht er meer uit en via een “Alle Hens” werd de consignatie aangekondigd. Later in de middag besloot de leiding, dat gehuwde walplaatsers met gezin op Curaçao, even naar huis mochten om snelle regelingen te treffen en afscheid te nemen. In rap tempo werden in de sportzaal van Suffisant bakstafels neergezet en werden voorraden kleding tevoorschijn gehaald, waar niemand ooit nog van gehoord had. Het waren burgerkledingstukken die uitgedeeld werden. Achter de tafels stonden botteliers. De eerste nam de maat van de langstrekkende colonne militairen, de volgende gaf een “passende” broek en daarna een passend shirt uit. Er waren van elk drie soorten, en doordat wat door elkaar te husselen kwam er een wat verschillend gekleed burgergezelschap te voorschijn. De kwaliteit van de verstrekte burgerkleding was uitermate slecht. Sommigen scheurden al gauw bij het zitten gaan uit hun broek, die dan met noodvoorzieningen gerepareerd werd.

Transcript of BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw...

Page 1: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962

Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO

De West. De 22ste infanteriecompagnie, kortweg 22 INCO genaamd was in de begin jaren 60 van de vorige eeuw gelegerd in “De West”, Curaçao en Aruba wel te verstaan. Zij had daar als taak de defensie van de Nederlandse Antillen te verzekeren en kon daar in tijden van spanning redelijk snel aangevuld worden met versterkingen uit Nederland. Een neventaak van de compagnie was, om in geval van noodzakelijkheid, een oproepbare eenheid QPO2 genaamd van personeel en materieel te voorzien. In feite was het zo dat vrijwel alle personeel van 22 INCO deel uit maakte van de oproepbare QPO 2. QPO 1 die ook bestond kon worden geformeerd uit personeel wat in Nederland diende. Begin maart 1962 vond de toenmalige Nederlandse regering het noodzakelijk, dat met spoed versterkingen gezonden moesten worden naar Nederlands Nieuw Guinea, omdat daar de spanningen opliepen. Al jarenlang waren er op onregelmatige tijden infiltraties geweest van (semi) militaire eenheden uit Indonesië, die veelal per prauw of klipper in de nacht op de onbewoonde en verlaten kusten van het gigantische eiland landden. In januari ’62 echter was er een infiltratiepoging geweest met 3 MTB’s die echter onderschept werden door de fregatten Evertsen, Kortenaer en de jager Gelderland bij de Vlakke Hoek, in de buurt van de Etna baai. Een korte “zeeslag” volgde waarop 80 infiltranten sneuvelden of gevangen werden genomen. Bij de gesneuvelden hoorde de flottieljescommandant, een commandeur van de ALRI de Indonesische marine. Eén MTB werd vernietigd, de andere twee keerden met hoge snelheid terug naar hun land. Gezien ook de inlichtingen die de Militaire inlichtingendiensten in handen kregen en de dreigende taal van Soekarno, besloot de Nederlandse regering om versterkingen te sturen en de keus viel op QPO 2, omdat deze zich in “de West” bevond en “dus” tropenbestendig waren. Op dinsdag 23 maart 1962 ten 13.00 lt loeide de alarmsirene op de marinierskazerne “Suffisant” te Curaçao, en ging de slagboom dicht. Niemand mocht er meer uit en via een “Alle Hens” werd de consignatie aangekondigd. Later in de middag besloot de leiding, dat gehuwde walplaatsers met gezin op Curaçao, even naar huis mochten om snelle regelingen te treffen en afscheid te nemen. In rap tempo werden in de sportzaal van Suffisant bakstafels neergezet en werden voorraden kleding tevoorschijn gehaald, waar niemand ooit nog van gehoord had. Het waren burgerkledingstukken die uitgedeeld werden. Achter de tafels stonden botteliers. De eerste nam de maat van de langstrekkende colonne militairen, de volgende gaf een “passende” broek en daarna een passend shirt uit. Er waren van elk drie soorten, en doordat wat door elkaar te husselen kwam er een wat verschillend gekleed burgergezelschap te voorschijn. De kwaliteit van de verstrekte burgerkleding was uitermate slecht. Sommigen scheurden al gauw bij het zitten gaan uit hun broek, die dan met noodvoorzieningen gerepareerd werd.

Page 2: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Ook injecties werden nog even stel uitgedeeld. Iedereen moest een plunjezak pakken met voorgeschreven kledingstukken en privé artikelen. De plunjezak mocht de 30 kilo niet te boven gaan. De reden van deze verkleedpartij was, dat Nederland op het internationale politiek terrein bijna alleen stond. De reis van Curaçao naar NNG was een zeer lange reis waarbij 3 tussenlandingen gemaakt moesten worden. De VS en Engeland gaven geen toestemming voor een dergelijke tussenlanding, ook al reisden de militairen in burger. Slechts Peru en Frankrijk gaven toestemming, mits het reizenden niet herkend konden worden als militairen en er geen militaire uitrusting of wapens meegevoerd zouden worden. Op die middag werd het eerste contingent razendsnel samengesteld en voorzien van kleding. De KLM zou voor het transport zorgen en al voor de consignatie werd afgekondigd, was de eerste DC 8, pas nieuw ingevoerd bij de KLM, al uit Nederland vertrokken. Betreurenswaardig was, dat bij het eerste contingent een korporaal zat, Wennekens genaamd, wier gezin net uit Nederland aangekomen was. Enige uren later zou hij vertrekken naar de andere kant van de aardbol en vrouw en kinderen moesten het maar verder zelf uitzoeken op zo’n vreemd tropisch eiland. Om 18.00 vertrok de eerste DC 8 van Hato, het vliegveld van Curaçao. De reis ging naar Lima, in Peru, vandaar naar Papeete de hoofdstad van Tahiti en daarna naar Numea, op Frans Caladonië, ten noordoosten van Australië. Een reis van ongeveer 32 uur met de tussenstops meegerekend. De troepen moesten zich tegenover de onvermijdelijke journalisten uitgeven voor een voetbalclub met supporters. In de praktijk bleek dat nonsens want de aanwezige journalisten te Lima wisten luidkeels te verkondigen dat het mariniers waren en ze met Indonesië zouden gaan vechten. Na de start van de 3e tussenstop te Numea, vanaf een landingsbaan die eigenlijk niet geschikt was voor straalvliegtuigen, kwam er te Curaçao een spoedbericht aan waarin de opdracht werd gegeven om iedereen 5 kg uit zijn plunjezak te laten halen, omdat de DC 8 op Numea moeite had met de start over de boomtoppen van het regenwoud te komen. Gedurende de dagen daarna vetrok er dagelijks een DC 8 van Curaçao op weg naar NNG. De eenheden van QPO2 welke op Aruba gelegerd waren moesten daarvandaan eerst vervoerd worden naar Curaçao. Nederland had in de West zoals altijd nauwelijks mogelijkheden voor transport van grotere groepen. Vliegtuigen had men er nauwelijks en die er waren, waren niet geschikt voor vervoer van personeel. De enige mogelijkheid was vervoer met het stationsschip. Het fregat van Amstel die daar ook eigenlijk niet geschikt voor was. De bekende armtierigheid van Nederland speelde daar een belangrijke negatieve rol, en dat gebrek aan transportfaciliteiten is tot op de dag van vandaag gecontinueerd. De troepen van Curaçao moesten dus een plunjezak van 25 kg pakken en de rest van hun spullen op hun bedden neerleggen of dumpen in de afvalcontainers. De spullen die op hun bed lagen zou door toedoen van de marine naar Nederland getransporteerd worden, en dat is ook daadwerkelijk zo gebeurd, al mocht dat even duren…. Op 28 maart ging het laatste vliegtuig, waarmee de staf van 22 INCO (QPO 2) naar NNG gebracht werd. Curaçao en Aruba waren vrijwel leeg. Welgeteld bevonden zich nog 23 militairen van de Kon Marine op Curaçao om de zaak daar draaiende te houden. Uit Nederland kwam spoedig enige aanvulling, al was dat bij lange na niet genoeg om de open plaatsen aan te vullen.

Page 3: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

De reis van de vliegtuigen verliep vlot. De KLM vliegers waren niet bekend met de route en waren onderweg voortduren druk met het uitvouwen en bestuderen van grote kaarten en met de radio, om met de luchtverkeersleiding op de atollen beneden zich, in zoverre aanwezig, te communiceren. Maar alles verliep verder zoals gepland en 22 INCO kwam per vliegtuig aan op Biak, een eiland in de Geelvinkbaai op NNG waar een behoorlijk vliegveld was wat straalvliegtuigen kon ontvangen. Vanaf het vliegveld Biak werden de troepen naar de marinekazerne Sorido vervoerd en in grote tenten gelegerd. Daar werd de burgerkleding weer ingenomen, en werd eenieder voorzien van de nodige organieke uitrusting en wapens, zo uit de voorraadloodsen en allemaal splinternieuw. Het klimaat bleek goed tegen te vallen het was er veel warmer dan in de West en veel vochtiger. Nadat de troepen hun spullen gekregen hadden en deze ingepakt en ingeschoren hadden werden op de schietbaan de persoonlijke wapens ingeschoten en werden een serie lessen opgestart door instructeurs die al op NNG verbleven. Land en volk, hygiëne, overlevingskunst, taal, en zoveel mogelijk gegevens over de te verwachten vijand. Voorlopig was het nog onbekend waar de compagnie ingezet zou gaan worden, maar dat werd spoedig duidelijk…… Wordt vervolgd.

Page 4: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Hoofdstuk 2

Een week heeft 22 INCO doorgebracht op Biak. De tijd werd geheel gevuld met een druk opwerkprogramma en eindeloze lessen en praktijkoefeningen. De manschappen hadden veel last van de warmte, omdat het op Biak een stuk warmer is als in “de West” en vooral veel vochtiger wat benauwend werkt. Maar gewerkt werd er, en iedereen was behoorlijk ijverig en serieus bezig. Op de 5e dag na aankomst werd er alle hens gehouden in een soort filmzaal, waar een zekere kolonel de Roos een orderuitgifte deed, en wel persoonlijk wat normaal niet des kolonels is. Hij deelde ons mede, dat de compagnie binnen enkele dagen en misschien zelfs wel binnen een beperkt aantal uren naar een nog onbekende plaats aan de Zuidkust van NNG zou vertrekken omdat er daar voor infiltraties werd gevreesd. Men had hierover inlichtingen binnen gekregen van de MARID. Later bleek dat de MARID uitermate goed op de hoogte was van het doen en laten van de Indonesische potentiële tegenstander, omdat men daar de oude Nederlandse marine code van voor de WO II gebruikte. Men was goed op de hoogte van wie waar verwacht werd, met als gevolg dat “men” veelal op de infiltranten stond te wachten. Het in het vorige hoofdstuk beschreven zeegevecht was ook op die wijze beïnvloed. Er lagen n.b. 3 moderne oorlogsbodems te wachten op de Indonesische MTB’s. De kolonel vertelde nog wel tot onze geruststelling dat de al gelande infiltranten erg slecht konden schieten en dat het daarom een “makkie” zou worden…. Op de 7e dag na aankomst vertrokken de eerste pelotons naar de Zuidkust. Dit transport werd uitgevoerd met Dakota’s (C47) van de Kon Luchtmacht. Die op en neer pendelden naar een voor de nog op Biak verblijvenden onbekende bestemming. Daar schrijver dezes bij de staf hoorde, als compagnies automonteur, ging ik met de laatste “shift” mee. Deze shift bestond uit 2 C47’s een voor personeel en een voor materieel. Al onze barang en wapens gingen in de materieelkist, welke 10 minuten eerder vertrok dan de personeelskist. Voor vertrek vernamen we zijdelings dat we naar Kaimana gingen, een klein plaatsje ergens tussen Fak Fak en de Etnabaai in aan de Arafoera zee

In een druilerige warme regen vertrok de “kludak”zoals de C47 genoemd werd, voor een vlucht van 1½ uur over de Geelvinkbaai en de smalle nek van de Vogelkop. Door de kleine rechthoekige raampjes konden we onder ons eerst de zee en later het oerwoud zien liggen wat overkwam als een veld boerenkool wat stond te dampen. Onderweg begon een van de motoren te sputteren en te hoesten, doch op een ongeruste vraag hieromtrent aan een

Page 5: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

luchtmacht smjr die naar achteren moest, kwam het geruststellende antwoord, dat de kist wat verkouden was en dat het zo wel over zou gaan. Dat deed hij vaker, aldus de majoor. Dat er duidelijk zichtbaar tussen de vleugels en de scharnierende vleugelkleppen een grote dot poetskatoen lag werd afgedaan met: “tja, da’s slordig, inderdaad, maar het waait er zo wel uit”. (denk ik) In de buurt van het reisdoel aangekomen begon er flink beweging in het vliegtuig te komen vanwege opkomend slecht weer. Buiten was het aan de gigantische stapelwolken te zien, dat het een forse onweersbui betrof. Het regende onder de wolken enorm, zoals gebruikelijk in dat land. De kist begon te cirkelen buiten het onweersgebied in afwachting van weersverbetering. Helaas gebeurde het laatste niet en ons werd medegedeeld dat ze nog 10 minuten konden rondcirkelen en dan terug moesten naar Biak omdat men anders nooit meer terug kon komen vanwege de brandstofvoorraad. En zo gebeurde het dat we na 10 minuten terug gingen naar Biak en weer afgeleverd werden in de marinekazerne. We hadden echter niets meer bij ons, nog geen tandenborstel, want die zat in de materieelkist en die was net vóór de bui geland op Kaimana. De volgende dag werd er weer een poging gewaagd om op Kaimana te landen en deze keer lukte het wel. Vanaf het vliegveld, wat niet meer was dan een door de Japanners aangelegde vliegstrip, weliswaar geasfalteerd, maar verder zonder enige faciliteiten, werden we langs een nagenoeg onverharde weg die gedeeltelijk langs de zee liep ergens in het oerwoud uit de truck gezet en konden we een bosbivak betrekken. Dat was natuurlijk wel een bivak wat eerst opgebouwd moest worden voor het betrokken kon worden. Er werd met z.g.n. pondokjes gewerkt, optrekjes voor ploegen van 2 personen. Een dakje van 2 tentzeiltjes, daaronder twee stretchers (veldbedden) met klamboe. De zijkanten werden dichtgemaakt met materiaal wat voorhanden was, een stuk golfplaat of gevlochten takken met bladeren of een stuk plastic. Later werd men bijzonder vindingrijk om het verblijf in het pondokje zo geriefelijk mogelijk te maken.

Het was een beste klus om deze onderkomens te maken, want het was heet en vochtig in de bush en je werd verslonden door enorme muggen. Later had je daar minder erg in, maar aanvankelijk was het een kwelling. Ook gemeenschappelijke projecten moesten aangepakt worden zoals het graven van drinkwaterputten en latrines en het inrichten van verdedigingsopstellingen, schuttersputten en een centrale wachtpost. Ook het kombuis werd niet vergeten uiteraard. Het was er behoorlijk hard werken. De eerste nacht was er een om nooit te vergeten. Bij het snel vallen van de duisternis brak er een kakofonie van geluiden los, van krekels,vogels, kalongs en wat er nog meer voor insecten en dieren rondvlogen kropen en zaten. Dat ging de hele nacht door, om dol van te worden.

Page 6: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Het ergste was, dat de geluiden af en toe geheel ophielden, alsof er een concertmeester een teken gegeven had. Doodstil was het dan om enkele seconden later weer tegelijk in alle hevigheid los te barsten. Oerwoud geluiden zijn uiterst indringend en ongewoon voor de westerse mens die dat niet gewend is. Maar alles went, zelf dat gepiep en getjilp, gebrom en geknor en wat er allemaal voor geluiden te horen waren. Maar de eerste nacht kwam er heel weinig van slapen, ook omdat het zeer benauwd was en geen zuchtje wind stond. Af en toe barstte er een gigantische regenbui los. Dan regende het zo hard, dat het leek of er een massieve zuil water naar beneden kwam, die je bijna de adem benam. De ervaring en uiteraard de waarschuwingen tijdens de voorafgaande lessen gegeven, zorgden er voor dat iedereen bij het opstaan na de nachtrust of voor het doen van zijn nachtelijke wachtdienst zorgvuldig zijn veldschoenen uitschudde. Soms gebeurde het namelijk dat een van de onder de stracher (veldbed) geparkeerde veldschoenen de tijdelijke behuizing was geworden van een schorpioen of een duizendpoot. Die tropische duizendpoten kunnen 30 cm lang worden en zijn giftig. Je zult er niet aan overlijden maar een steek (beet) doet hevig pijn en bezorgd je een opgezwollen voet of lichaamsdeel wat getroffen is door de beet van een dergelijk insect. Bovendien zijn het buitengewoon weerzinwekkende schepsels, die een gigantisch schrikeffect geven. Ook werden soms slangen aangetroffen onder of zelfs in de veldbedden. Slangen zijn er in NNG legio. Er zijn veel pythons maar ook giftige boomslangen en ander gebroed. Het was voortdurend oppassen en waakzaam blijven om je geen ongeluk te schrikken of gewond te raken. Vanuit dit bivak werden er diverse activiteiten ondernomen, doch allereerst werd de compagnie opgesplitst over diverse locaties. Een peloton werd er gelegerd in een bivak bij de Ajer tiba brug, een z.g.n. baileybrug over een riviermonding genaamd Ajer Tiba die de weg van het vliegveld Utarom naar de plaats Kaimana doorkruist. Een ander peloton werd gelegerd op het vliegveld zelf ter verdediging van het veld tegen paralandingen. De inlichtingen die verkregen werden gaven aan dat Indonesië een oogje had op de vliegvelden en daar mogelijk para’s zou laten landen teneinde deze vliegvelden te bezetten en veilig te stellen voor het aanvoeren van versterkingen door de lucht. Een deel van de staf verhuisde naar de Landmachtkazerne te Kaimana in de wandeling de “tangsi”genoemd, omdat dat het Maleise woord is voor “kazerne”. Zo werd 22 INCO verdeeld over een aantal locaties om vandaar uit patrouilles te maken in het binnenland, langs de kust en varend van eiland naar eiland. Te Kaimana waren ook nog gelegerd, en wel in de tangsi een deel van het 6e infanteriebataljon van de KL, en Kaimana werd regelmatig bezocht door LCPR’s ( Landing Craft Personal Ramp) een soort communicatie – landingsscheepje wat eigenlijk gebouwd was al moederschip voor Zodiac rubberboten met buitenboordmotor, de z.g.n. LCR’s (landing Craft Rubber) Deze vaartuigjes werden door 4 personen bemand, een officier/commandant, een kwartiermeester/matroos een machinist en een radioman. Tevens was er een kok aan boord in de persoon van een meestal jonge Papoea die een beetje koken had geleerd. Op de scheepjes was plaats voor 35 man troepen waarvoor er kooien aan boord waren (bedden) en een kombuis. Deze LCPR’s waren bewapend met 2 punt 50, en een punt 30 mitrailleur. Ze konden 2 rubberboten vervoeren in vaarklare toestand, hangende in davits, en nog een aantal opgevouwen exemplaren. Aan boord was een compressor met persleidingen om de LCM’s snel op te kunnen pompen. Deze LCPR’s speelden een zeer belangrijke, schier onontbeerlijke rol in de totale militaire inzet langs de gehele kust van NNG. Er waren er nooit genoeg van hoewel de marine er een zevental ter beschikking had.

Page 7: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Verder waren er nog 2 MAPI bootjes, een soort motorbarkassen, van het gouvernement welke veelvuldig gebruikt werden voor allerlei varende hand – en spandiensten. Het is inmiddels de tweede week van april 1962 geworden en iedereen is in spanning wat er allemaal gaat gebeuren. 22 INCO wordt echter door zijn commandant, de majoor T.A.M. van der Vaart niet gespaard en hij geeft hen nauwelijks rust. Er moet gewerkt worden er moeten patrouilles gemaakt worden en de verdediging moet steeds beter opgezet worden. Intussen went men aan de nieuwe omstandigheden, wordt men vindingrijker en meer vertrouwd met de omgeving. Per eenheid mocht er ook gepassagierd worden te Kaimana. Dat passagieren gebeurde in gevechtskleding, (dungaree) en met persoonlijk wapen, koppel en handgranaten op de man. Men liet niets aan het toeval over. Het persoonlijke wapen had je altijd bij je, het lag naast je veldbed, stond naast je op het toilet of latrine, en zelfs als er een film gedraaid werd in de tangsi had iedereen het wapen tussen de knieën geklemd. Je werd er zeer vertrouwd mee, alleen zij die als persoonlijk wapen een BAG hadden (Browning Automatisch Geweer) een lichte mitrailleur, hadden behoorlijk pech aan dezelfde discipline onderworpen te zijn. De bijbehorende koppel met munitie woog heel wat kilo’s. Wat er te passagieren was in Kaimana beschrijf ik in het volgende hoofdstuk. -------------------------------------------------------------

Page 8: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Hoofdstuk 3

Het slaperige plaatsje Kaimana bestond en bestaat nu mogelijk nog, uit 2 parallel lopende straten, destijds onverhard, maar volgens een recente foto inmiddels wel geasfalteerd. Een van deze straten was de z.g.n. hoofdstraat waar een paar Chineesche toko’s (winkeltjes) gelegen waren en een café, annex boekingskantoortje van de nationale luchtvaartmaatschappij “De Kroonduif”.

Zicht op het Westelijke eind van de hoofdstraat met de moskee. (1962) Dit café waar men ook soms wat te eten kon kopen, was het eigendom van een blanke Nederlander met de naam van Vooren. Het café heette: “De Casuaris” vandaar dat de eigenaar en diens café in de wandeling bekend stonden als “De Cas”. Geruchten gingen, dat van Vooren een gedeporteerde NSB figuur was, maar daar was nimmer zekerheid over te krijgen. Cas liep doorgaans gehuld in een sarong, als een inlander, en nam het niet zo nauw met normen & waarden. Hij had een gedienstige, een papoeavrouw die luisterde naar de naam Adriana. Adriana was ongehuwd maar had wel een kind wat sterke “blanke” trekken vertoonde. Als bezoekende militairen wat balorig aan de tap hun biertje zaten te hijsen (Tiger bier uit Singapore) vroegen ze wel eens aan Adriana hoe dat kwam, dat ze een (semie) blank kind had. Het lag er aan wie het vroeg, als het militairen waren van de Kon. Landmacht, wat Adriana feilloos wist, dan gaf ze steevast ten antwoord: “Anak marinier, bakus, toch” m.a.w. <dit is een kind van een marinier, mooi toch>.

Page 9: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Hoofdstraat nu (2002) de oostelijke kant op gezien. Het verhoogde dak, rechts is de plaats waar de Casuaris stond, misschien is het nog steeds hetzelfde bouwwerk. Cas had ook achter zijn café enkele kooien met pythons er in die hij af en toe voerde met vleesafval of een heel enkele keer met een oude levende kip. Was een dergelijke python dan verzadigd en daardoor rustig, dan werden ze ‘s avonds wel eens getoond in het café en kon je zo’n beest om je nek leggen om een z.g.n “ari-foto”te laten maken voor thuis. Ari-foto’s zijn foto’s, genomen in een krijgshaftige positie en dito entourage. Het hoeft geen betoog dat het café Casuaris de enige plaats was waar men zich kon verpozen. Natuurlijk kon men ook shoppen bij de Chineesche toko’s maar dat was hooguit iets kopen om het nogal eenzijdige menu wat afwisseling te geven b.v. door een blik gemengd fruit op sap in te slaan. Dat was in die omstandigheden een laving van de tong. In de gevechtsrantsoenen zaten ook piepkleine blikjes fruit op sap maar die werden lang voor het uitreiken van de rantsoenen al uit de dozen gestolen door onbekende sapliefhebbers die meer met zichzelf te doen hadden dan met hun collegae die deze rantsoenen moesten gebruiken op patrouille. Ook was er in Kaimana een kerkje en uiteraard een moskee. Het kerkje werd bij toerbeurt gerund door een missionaris die verlof had. Deze mensen woonden en werkten een lange tijd diep in het binnenland, vaak bij woeste, primitieve stammen, en dan kregen ze van tijd tot tijd een paar weken verlof. Zij moesten dan vele dagreizen te voet door het oerwoud maken om op Kaimana te komen alwaar ze in hun eentje parochiewerk moesten doen als verzetje waarna ze weer te voet terug reisden. Het kerkje werd voornamelijk bezocht door autochtone inwoners van Kaimana en een hoogst enkele keer door een Nederlandse militair. Het plaatsje werd bewoond door Papoea’s, Keiezen met doorgaans de Indonesische nationaliteit of ze waren sterk verbonden met de Kei- eilanden of ook met de Aroe-eilanden. Verder woonden er nogal was etnische Chinezen. Er was een ziekenhuisje wat dienst deed als streek medisch centrum en werd gerund door Nederlandse artsen en verpleegsters. Een bron van zorg vormden de Keiezen en andere etnische Indonesische burgers. Zij werden sterk verdacht van betrokkenheid bij Indonesië en met bindingen met dat land en achter het Indonesische streven tot veroveren van Papoea Barat de inlandse naam voor Nederlands Nieuw Guinea. Vlak buiten de tangsi, de landmachtkazerne, was een heuveltje waarop een huis stond. In dat huis woonde een Keiees die het vak van kapper uitoefende. Later bleek, dat de MARID de

Page 10: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Marine Inlichtingen Dienst deze verdenking terecht koesterde omdat bleek dat deze kapper over een radiozender beschikte en geconstateerd werd dat de man radiocontact had met Indonesische diensten.

Huidige aanblik (2002) van de toegangspoort tot de voormalige tangsi. De kapper woonde op een heuveltje wat voor de kijker rechts lag maar net niet op deze foto staat. De kapper wiens naam schrijver dezes niet bekend is, verzamelde voortdurend andere Keiezen om zich heen waarmee voortdurend gesmoesd werd, vooral als er militairen langsliepen of reden. De man gedroeg zich zichtbaar vijandig. Toch maakte de sluwe commandant van 22 INCO, Majoor der mariniers T.A.M. van der Vaart gebruik van de diensten van de kapper om Indonesië op het verkeerde been te zetten, met een list. Op Pasen van het jaar 1962 kregen alle eenheden van 22 INCO de opdracht om een marsoefening te houden, van een 10 kilometer. Groot was de consternatie onder de manschappen want het leek natuurlijk van de zotte om in een actiegebied, op Pasen, in de tropenhitte een op het oog volstrekt zinloze en energievretende marsoefening te gaan houden. Men ging toch echt aan het verstand van v.d. Vaart twijfelen. Maar het was een dienstorder en die werd ondanks het gemor uitgevoerd. Per peloton werd een model mars gelopen, niet op tactische wijze links en rechts van de weg, maar gewoon in het gelid alsof men voor de vierdaagse aan het oefenen was. De route ging vanaf de strip (Vliegveld) en vanaf de bivaklocaties langs de weg naar Kaimana. Er was maar één weg en die voerde langs de tangsi en dus ook langs het kappersdomein. En dat was precies wat TAM v.d. Vaart op het oog had. De pelotons marcheerde door de kota (stad) naar de aanlegsteiger waar een grote klep (LCT) gereed lag, klep 7, 8 of 9.Daar werd op ingescheept. Als de klep vol was voer hij de baai over met een grote westelijke boog, zodat hij buiten zicht van de kust was en voer dan naar het vliegveld om de troepen daar weer te ontschepen. Daarna werd de marsroute nogmaals over gedaan met wederom 10 KM en weer werd men verscheept naar de strip alwaar het daarna naar de bivakken gereden werd met Unimogs. Het bleek later, dat met deze actie een plaatje werd voorgeschoteld aan de kapper die haarscherp noteerde hoeveel troepen er langs kwamen en dat per radio doorgaf aan z’n Indonesische bazen. Deze werden daarmee geïnformeerd over een veel groter aantal troepen dan dat er in werkelijkheid op Kaimana waren. Een sluwe zet dus van de C22INCO die in de

Page 11: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

maanden daarop ook niet terugdeinsde voor andere sluwe opzetjes, waarover meer in het volgende hoofdstuk. Intussen werd er voor 22INCO een patrouille systeem opgezet. Patrouilles werden gehouden te voet, door de jungle, van kampong naar kampong, in het begin van korte duur, meestal waren het dagpatrouilles, meer van nut om het gezicht te laten zien in de verschillende kampongs teneinde de inwoners blijk te geven van de militaire aanwezigheid. Patrouilles werden ook gevaren, met LCPR’s waarbij dan de kampongs werden aangedaan die langs de kustlijn lagen of daar kort bij. Tijdens deze patrouilles werd medische hulp gegeven aan dorpelingen die verwondingen of zweren hadden of ander medisch ongemak. Regelmatig, tenminste éénmaal per dag kwam er een luchtpatrouille langs in de vorm van een Neptune van de MLD, die gestaag z’n kustpatrouilles uitvoerde langs de gigantisch lange kustlijn met z’n talloze baaien, inhammen en zeearmen. Deze Neptune vloog een vast patroon, langs diverse kampongs. Er was met de kepalla kampong (dorpshoofd) afgesproken dat er een sein te zien zou zijn voor de vliegers. 2 palmboomstammen die evenwijdig naast elkaar lagen betekende: alles rustig, geen bijzonderheden. Lagen de boomstammen gekruist dan betekende het dat er moeilijkheden waren en dat er een voet – of vaarpatrouille op af moest om het probleem te onderzoeken. Een simpel maar doeltreffend waarschuwingssysteem wat echter alleen werkte als de betreffende kampong Nederlands gezind was. Aan de Westkust was dat niet altijd het geval. Sommige kampongs stonden bekend al rood-wit d.w.z. Indonesisch gezind. Dat waren er niet veel, maar vormden toch een bron van zorg. Vaak was een dergelijke Indonesische gezindheid ontstaan doordat er Keiezen in het dorp woonden of ook vaak omdat de bewoners islamiet waren en dus gemene zaak maakten met Indonesië. Islamitisch bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan. Het was nog een redelijk rustige tijd, tot 17 mei 1962, toen er een militaire dimensie aan de situatie werd toegevoegd door een infiltratie van Indonesische zijde. In die nacht werden er op Onin schiereiland bij Fak Fak voor het eerst parachutisten gedropt, en het zouden bepaald niet de laatste zijn. Het afwerpen van para’s werd in de toen geldende militaire doctrines niet gezien als een optie in een gebied wat bedekt is met regenwoud. Men hield in Hollandia waar de staf van COSTRING (Commandant Strijdkrachten Nieuw Guinea) genesteld zat wel rekening met mogelijke parachutistendroppings, maar dan uitsluitend boven de diverse vliegvelden omdat je daar nu eenmaal gemakkelijk para’s afwerpt die een redelijke kans hebben op een geslaagde landing en bovendien waren vliegvelden aantrekkelijke militaire doelen. Maar men ging er niet van uit dat para’s afgeworpen zouden worden boven oerwoud. Dat was ondenkbaar en onmogelijk, in de ogen van de militaire leiding. Een doctrine die wereldwijd gold. Indonesië was het eerste en tot nog toe enige land wat parachutisten heeft ingezet boven oerwoudgebied en nog wel bij duisternis. Deze afgeworpen para’s hadden vaak een lange rol touw bij zich om uit hun boom te kunnen klimmen. Dat werd ook wel gedaan, maar men klom ook wel naar beneden aan de reserveparachute die opengetrokken werd en dan naar beneden bengelde. Men klom ook wel langs de vele lianen en andere slingerplanten naar beneden. Er werden echter ook vele para’s gedood of zwaar gewond bij hun neerkomen in bomen van soms wel 50 meter hoogte. Nabij Fak Fak waren ongeveer 30 para’s geland die zich na hun landing schuilhielden op Onin schiereiland en gezien waren door bevolking die op hun kostgrondjes werken of er naar onderweg waren. De sprong zelf was ‘s nachts uitgevoerd dus op zich niet gezien. De staf te Hollandia wilde eerst de meldingen over een paralanding niet geloven en het duurde enige tijd om hen te overtuigen dat het echt zo was.

Page 12: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

In de overige delen van Nieuw Guinea gaf de paralanding die ‘s avonds gemeld werd in de nieuwsberichten van de RONG een schokgolf in de gelederen van alle krijgsmacht delen, en men vroeg zich af wanneer de volgende landing zou plaats vinden, en waar. Dat werd al gauw duidelijk, want de volgende landing kwam enkele nachten later in de bergen ten Oosten van Kaimana, waar een peloton van 30 man van de Banteng Raiders afsprong onder commando van een kapitein met de voornaam Hiro. Deze Banteng Raiders waren een legeronderdeel wat hoorde bij het regiment paracommando’s. Ze droegen camouflagepakken en hadden een groene baret op met als embleem een stierenkop (banteng=stier) Hun bewapening bestond uit een allegaartje van Kalasjnikovs AK47, Tompsons, en mitrailleurs van Russische makelij, maar wel alles splinternieuw en voorzien van grote hoeveelheden munitie. Ze bleken later afgesprongen te zijn met door Engeland geleverde parachutes en vervoerd door Amerikaanse C130 Hercules toestellen die, wat ook later bleek, deels gevlogen werden door Amerikaanse piloten. Van je NATO vrienden moet je het maar hebben.

-------------------------------------------------------------------

Page 13: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Hoofdstuk 4

Er werden vrijwel onmiddellijk patrouilles op pad gestuurd om de afgesprongen eenheid op te sporen en gevangen te nemen of op andere wijze uit te schakelen. Men kreeg echter ondanks dagenlang speuren in de jungle ten oosten van Kaimana geen contact met de groep. Wel kwamen er meldingen binnen van bevolkingsgroepen die hen gezien hadden en er gingen geruchten rond dat hongerige para’s zich tegoed hadden gedaan aan voedsel uit de kostgrondjes (tuinen) van de kampongbewoners. Ook waren er enkele papoeavrouwen aangerand en deze geruchten werden steeds heftiger. Patrouilles die in de streek waar de geruchten speelden, poolshoogte gingen nemen, kwamen echter onverrichter zake terug. Wel vond men een enkele keer sporen in de vorm van achtergelaten uitrustingstukken en parachutes die soms nog in de kruinen van de bomen hingen. Een enkele keer vond men ook een verlaten bivak met resten van een kampvuur en ook weer slordig achtergelaten uitrustingstukken. Op Kaimana en omstreken gebeurde er onderhand ook allerlei dingen. Er arriveerde een LCT, in de wandeling klep 9 genoemd, met twee grote Caterpillar bulldozers. Deze Caterpillars moesten op het kleine strandje naast de aanlegsteiger van de kota over de landingsklep die op het strandje werd neergelaten van boord rijden.

Klep 9 Toen de eerste bulldozer halverwege de klep en het strand was gekomen sloeg de motor af en wilde niet meer starten. Het duurde vele uren, voordat de automonteur van 22 INCO die er bij geroepen was een speciaal onderdeel gemaakt had en daarmee de bulldozer weer aan de praat kreeg. Intussen was het eb geworden en ook weer vloed hetgeen een vreemd gedrag van klep 9 die met de klep onder de bulldozer vast zat ten gevolge had, in de vorm van rijzen en dalen van het achterschip wat met het tij mee ging. Beide bulldozers werden door de cdt van 22 INCO ingezet, om de kuststrook tussen de weg van Kaimana naar het vliegveld Utarom en de zee van alle begroeiing te ontdoen. Alle bomen en struiken, kortom een strook jungle, werd door de bulldozers, die bestuurd werden door een papoeachauffeur de zee in geschoven om schootsveld te krijgen en om in zee een barrière tegen landingsvaartuigen op te werpen i.v.m. met een te verwachten Indonesische invasie.

Page 14: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Ze begonnen bij het vliegveld en in rap tempo werd de kuststrook in westelijke richting schoongeveegd. Beide chauffeurs werkten lange dagen en de klus vlotte snel. Tot een smjr der mariniers, genaamd Gielen, zich er mee ging bemoeien. Deze smjr die ooit transportonderofficier was geweest zou een van de papoea’s wel eens even demonstreren hoever je een schuif bush de zee in kon drukken. Eigenhandig reed hij met de dozer een lading junglepuin de zee in en ja, inderdaad goed ver; te ver zelfs want bij het achteruitrijden om weer terug naar de kust te gaan, groef de Caterpillar zich in de zeebodem in en zakte steeds dieper weg. Hij kreeg ‘m niet meer terug. Wat men ook probeerde, de stalen rupsbanden maalden zich steeds dieper in de zeebodem en de bulldozer begon al schuin over te hellen. Er werden krasse maatregelen genomen om tot redding van het kostbare werktuig te komen. 4 Mercedes Unimogs, met frontlier werden opgesteld, alle 4 met hun lier aan de bulldozer gehaakt trokken tegelijkertijd en de bulldozer maalde met z’n rupsbanden achteruit. Het gevaarte kwam geen millimeter in beweging en de Unimogs trokken zichzelf met stilstaande wielen naar de bulldozer toe. Er werd vervolgens een heel peloton mariniers opgemand die met schoppen een sleuf groeven naar de bulldozer toe, om een geleidelijke helling te creëren. Daarna weer een aantal pogingen met de 4 Unimoglieren en de dozer zelf en de 40 mariniers die hielpen trekken en duwen, maar het mocht niet meer baten. De Caterpillar moest als verloren worden beschouwd.

Graaf marinier, graaf….want zweet spaart bloed…. Toen enkele maanden later schrijver dezes al laatste van de compagnie van Kaimana vertrok met een Dakota van de luchtmacht, was de half verzonken Caterpillar in zee als laatste object te zien als een stalen eilandje voor de kust. De bivakken tussen Utarom en Kaimana werden wel steeds meer professioneel van opzet. De pondokjes werden met allerhande her en der gesnaaide materialen verbeterd en ook het persoonlijke comfort werd met de meest inventieve vondsten opgevoerd. Stukken golfplaat werden gebruikt om de pondokjes wind en regen dicht te maken. Er werden centraal kantine tenten gebouwd en kerktenten en iedereen begon te wennen aan het leven in een bosbivak, voor zover men thuis was tenminste, want de patrouillegang werd alsmaar intensiever.

Page 15: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

junglecomfort Het ergerde cdt van der Vaart behoorlijk dat er geen vat gekregen werd op de in de jungle verblijvende parachutisten, en hij besloot een list te gebruiken. Hij liet een KLU Dakota komen en deze werd in een uithoek van Utarom met Indonesische kleuren en kentekens geschilderd. Op de flank stond een vijfhoek geschilderd, het kenmerk van de Ind. Luchtmacht en daaronder de letters AURI wat de afkorting is van Angatan Udara Republik Indonesia ofwel Luchtmacht van Indonesië. Er werd nauwkeurig voor gezorgd, dat er verder niemand in de buurt kwam die er niet bij betrokken was en dat er ook van grote afstand geen foto’s genomen werden want een dergelijk plan is in strijd met het internationaal recht en kon grote gevolgen hebben voor alle betrokkenen. Het vliegtuig ging vervolgens de lucht in en ging cirkelen boven het gebied waar de para’s vermoed werden, in de hoop dat men er in zou trappen en contact zou maken met een eigen toestel omdat vermoed werd dat zij (de para’s) hevig leden onder gebrek aan voedsel en andere zaken. Hiro trapte echter niet in de val, of hij verbleef met zijn mannen elders want er volgde geen enkele reactie. De Dakota verliet uiteindelijk het doelgebied en vloog op enkele honderden meters hoogte over de Argoendibaai terug naar Kaimana. Daar ging het echter mis. In de Argoendibaai voer namelijk op dat moment een Nederlandse LCPR die daar met een missie bezig was. De bemanning was uiteraard niet op de hoogte van de krijgslist van TAM van der Vaart en schrokken van het feit dat daar plotseling een vijandelijk transporttoestel om hen heen cirkelde. De deur van het toestel was open en in de deur stond een lid van de bemanning foto’s te maken van de onder hem varende LCPR

Page 16: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Nederlandse LCPR in Nieuw Guinea De bemanning van de LCPR, overwonnen acuut hun schrik, trokken de hoezen van de punt 50 mitrailleurs af en openden het vuur op de Dakota, geheel volgens het boekje. Tot geluk van de Dakotabemanning weigerde het wapen na een eerste salvo door een knijploper en kon de Dakota ontkomen, met enige kogelgaten in de romp, maar zonder gewonden. Hij landde op Utarom, waar juist ochtendappel gehouden werd. Het baksgewijs stoof op het zien van een Indonesische Dakota uiteen en rende zo hard ze konden naar hun opstellingen waar het een en ander aan luchtdoelwapens opgesteld stond. De Dakota liep uit op de landingsbaan en gelijkertijd klonk overal door de veldtelefoons bij de stukken het commando “Niet vuren” en dit werd een aantal malen herhaald. Gelukkig raakte verder niemand in paniek en werd er geen schot gelost. Aan het eind van de landingsbaan kwam de Dakota tot stilstand en sprong de bemanning er rap uit gevolgd door enig schildersmateriaal en een paar ladders. Men begon onmiddellijk de Indonesische beschildering over te verven en er weer Nederlandse kentekens op te zetten. Daarna, de verf kon nog niet eens droog zijn, werd het toestel afgetankt en vertrok, met kogelgaten naar Biak terug. De gebeurtenis is nooit in de publiciteit geweest. COSTRING besloot dat Kaimana een belangrijk object zijnde, versterkt moest worden. Er werden 2 Hawker Hunter straaljagers van Biak gestuurd en deze moesten een proeflanding maken op Utarom. Dat deden ze ook, en het kon maar net. Als de piloot de kist neerzette helemaal aan het begin van de strip en hij ging vol in de remmen dan stond hij helemaal aan het eind van de strip stil. De eerst proeflanding mislukte bijna. De jager schoot door z’n remmen en reed nog uit toen hij het eind van de betonnen strip naderde. Op de kop van de strip waren prikkeldraadversperringen aangelegd en deze waren juist op dat moment weggehaald om verbeterd te kunnen worden. De piloot dankte de mariniers die met de prikkeldraadversperring doende waren dan ook uitbundig want het was zijn redding dat op dat moment het baaneinde vrij was van versperringen. Vanaf dat moment waren er constant 2 straaljagers op Utarom aanwezig en klep 9 bracht een baanveegmachine en een speciale rolbare trap om de vliegers in hun toestel te kunnen krijgen, en nog wat onontbeerlijke materialen. Aftanken was problematisch. Kerosine werd aangevoerd in 200 ltr drums en moest met een handpomp met houten steel in de Hunters gepompt worden. De jagers vlogen regelmatig patrouilles in het gebied en de papoea’s keken hun ogen uit. Zulke herrie makende en snelle vliegtuigen hadden ze nog nooit gezien en men was vol ontzag voor de Nederlandse macht die zoiets kon regelen. Op een dag in juli verschenen er 2 witte condensstrepen in de lucht boven Utarom en verrekijkers toonden onmiskenbaar aan dat het twee Indonesische MIG 19 of 21 toestellen

Page 17: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

waren die het rechtsgebied van Ned. Nw Guinea binnen vlogen. De op dat moment stand by staande Klu vliegers renden naar hun Hunters, de motoren werden gestart en zonder dralen, zelfs zonder hun motor warm te laten draaien taxieden ze naar het begin van de strip en stegen vol gas op om achter de MIG’s aan te gaan. Dat duurde wel even want de indringers zaten wel op ongeveer 8 km hoogte. Terwijl de Hawker Hunters hoogte wonnen om de MIG’s aan te vallen wat op zich toch een staaltje van moed is, want de MIG 19 of 21 is veel moderner dan de Hunter en laatstgenoemde is in feite geen partij voor een dergelijke straaljager, was er een intensief radioverkeer gaande. De verbindingsdienst zag kans enerzijds een “flashverbinding” te maken met COSTRING in Hollandia en het incident daar te melden en anderzijds zag men kans om af te stemmen op de frequentie van de beide MIG’s. Men hoorde de twee Indonesische piloten op de radio met elkaar praten en ook met hun grondstations. Een van de verbindelaars was van Indische afkomst en sprak en verstond het Indonesisch uitstekend. Hij hoorde dat een van de vliegers hun grondcontrole melde, dat ze aangevallen werden door vier Nederlandse Hunters en vroeg instructies. In feite waren er maar twee Hunters. Tegelijk kwam er een order van COSTRING dat de aanval afgebroken moest worden en de Hunters terug moesten. Dat was een voor betrokkenen onbegrijpelijke en politiek gearrangeerde opdracht die heel wat frustraties veroorzaakte. Zoiets is trouwens vaker gebeurd In Juni kreeg een patrouillerende Neptune van de Marine nabij Fak Fak een Indonesische Dakota in zicht die juist bezig was om para’s af te werpen. De commandant van de Neptune aarzelde niet en zette zijn boordwapens in, 4 x 20 mm oerlikons in een neusopstelling. Een salvo was genoeg om de Dakota naar beneden te schieten en in zee te doen belanden met nog niet afgesprongen para’s aan boord. Bemanning en para’s werden gered door een in de nabijheid varende Nederlandse onderzeebootjager, de “Limburg”. Echter de commandant van de Neptune kreeg ernstige problemen met COSTRING omdat hij het vuur geopend had zonder eerst toestemming aan Hollandia te vragen (waar kennen we dat toch van? Even Coevorden bellen!!) Men was doodsbenauwd om Indonesië te tarten en om voor het oog van de wereld te strijdlustig voor te komen. En zo zijn er nog wat gebeurtenissen geweest in dezelfde sfeer, die behoorlijk frustrerend werkte op de militairen in het actiegebied die ernstig gehinderd werden door politieke besluiten welke ernstig botsten met de nodige militaire acties. ================================================================

Page 18: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Hoofdstuk 5

Op een datum ergens in begin juni werd de staf van 22 INCO gewaarschuwd dat er para’s gesignaleerd waren in de buurt van de bevolkingstuinen van de kampong Sisir 2 Deze kampong bestaat uit 2 kernen, Sisir 1 en Sisir 2 die gescheiden zijn door een brede riviermond, aan de kop van de Bitjarabaai. Een gezamenlijke patrouille van mariniers en landmacht onder leiding van een luitenant KL werd er met een LCPR en Zodiac’s op afgestuurd om de zaak te onderzoeken. Varend in de riviermonding ter hoogte van Sisir 2 zagen zij op het rivierstrand plotseling twee para’s lopen, in de lengterichting van het strand naar de baai toe. De zodiac rubberboten werden snel bemand met een gevechtspatrouille en gingen volle kracht op het strand af. Terwijl de zodiacs het strand naderden, zetten de beide infiltranten het op een lopen en draafden in kalm tempo, naar het eind van het strand waar dit overging in de begroeiing van de jungle. Voorin een van de zodiacs had de marinier Briggeman positie genomen met zijn BAG (licht machinegeweer) en vroeg aan de patrouillecommandant, de KL luitenant Jansen, of hij het vuur mocht openen. De luitenant gaf ten antwoord: “Neen, niet vuren, we gaan ze pakken”. De Zodiac’s bereikten het strand en de patrouille rende het zand op achter de beide para’s aan. Dit ging niet echt zoals gebruikelijk is bij het ontplooien van een aanvallende eenheid, waarbij omzichtig en zichzelf uitspreidend een aanvallende eenheid voor zijn eigen veiligheid zorg draagt. De KL sergeant Kevelam liep voorop, direct gevolgd door soldaat Faber en daarachter de eerder genoemde marinier Briggeman. Het leek een beetje op een wedstrijd wie het hardst kon lopen. Beide Indonesiërs verdwenen in de jungle en de Nederlandse patrouille was nog aan hun sprint bezig op een kaal strand. Op dat moment begon er vanuit de bosrand een automatisch wapen te vuren, wat later een mitrailleur van Russische makelij bleek te zijn. Mogelijk was de hele opzet van de op het strand kuierende para’s een valstrik. Sgt Kevelam die voorop liep sneuvelde onmiddellijk door een schot in het hoofd, en sld Faber werd neergeschoten met een schot in de maagstreek waarop hij kort daarna bezweek. Marinier Briggeman zocht zo goed mogelijk dekking achter enkele kleine koraalbultjes op het strand en opende met zijn BAG het tegenvuur. Terwijl hij aldoende de overige patrouilleleden, achter hem door zijn vuren de gelegenheid gaf om zich terug te trekken (Men wordt niet geacht tegen het vuur van een mitrailleur in te stormen) werd hij zelf getroffen aan zijn duim en zijn oor. Terwijl overige patrouilleleden het tegenvuur overnamen kon Briggeman zich terugtrekken. Terwijl hij opsprong en zich omdraaide om terug te rennen werd hij herhaaldelijk getroffen door schampschoten die enkele voren trokken links en rechts over zijn borstkas, zeven treffers totaal. Dit hele gebeuren werd waargenomen door de bemanning van de LCPR die rap hun .50 in stelling brachten en het mitrailleursnest in de junglerand onder vuur namen wat spoedig resulteerde in het tot zwijgen brengen van het Indonesische vuur, waardoor de patrouille zich met de Zodiacs terug kon trekken naar de LCPR. Briggeman klom hevig bloedend uit tal van wonden zelfstandig aan boord en mopperde daar dat een door het thuisfront gestuurde zakje met snoepjes uit zijn borstzak was geschoten, met een hem kenmerkend dialect “Dat ze mien veur mien flikker schiet’n vind ik nog nie zo erg, maar nu bin ‘k mien snoepies kwiet”. Zeemiliciën marinier Briggeman kreeg later voor zijn betoonde moed een hoge onderscheiding, het Bronzen kruis. Een van een tiental in NNG uitgereikte dapperheid -onderscheidingen.

Page 19: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

De lichamen van de 2 gesneuvelden werden later door een andere patrouille met een andere LCPR geborgen en naar Kaimana gebracht, alwaar ze de andere dag met militaire eer begraven werden op het plaatselijke kerkhof in een tijdelijk graf. Later zijn de stoffelijke overschotten alsnog opgegraven en naar Nederland getransporteerd.

Tijdelijke graf van Kevelam en Faber De Indonesiërs die betrokken waren bij het gevecht op het strand bij Sisir 2 hoorden bij de groep para’s van Hiro welke nog steeds rondzwierven in de jungle ten Oosten van Kaimana. Na een andere bevolkingsmelding van vijandelijke activiteiten in de buurt van het Siwikimeer, dat gelegen is ten Zuiden van de Argoendibaai, ging ook hier een gecombineerde patrouille van mariniers en KL op af. Deze patrouille moest een lange tocht maken, eerst per LCPR, en daarna met prauwen van de plaatselijke kampongbewoners door een vloedbos om in het doelgebied te komen. De gemengde patrouille naderde het vijandelijke bivak ongemerkt en ging frontaal tot de aanval over. Hierbij werd de Indonesische eenheid volkomen verrast en was niet in staat te vluchten of weerstand te bieden. Er sneuvelden een 20 tal para’s en de overigen vluchtten alsnog de jungle in en enkelen werden gevangen genomen en meegevoerd naar Kaimana. Onder hen was de opvolgend commandant van de groep van Hiro, een eerste luitenant.

Page 20: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Gevangen opvolgend cdt van de groep “Hiro”. Langzamerhand werden er door de vele gevechts – en patrouilleactie heel wat gevangenen in Kaimana verzameld. Deze gevangenen werden zonder uitzondering overgedragen aan de locale politie die geheel uit daartoe opgeleide en uitgeruste Papoea’s bestond. Deze politieagenten hadden een Nederlandse opleiding gehad, hoewel aangepast aan land, volk en cultuur, doch wel c.f. dezelfde wetboeken die een Nederlandse politieopleiding gebruikte. Er was te Kaimana een politie tangsi welke enkele honderden meters verwijderd lag van de KL tangsie. Hier werden de gevangenen verzameld en bewaard omdat zij niet de status hadden van krijgsgevangenen. Nederland verkeerde officieel niet in staat van oorlog met Indonesië. De gevangenen hadden dan ook de status: “Ongewenste vreemdelingen die gewapenderhand, heimelijk het Nederlandse rechtsgebied binnen gedrongen waren”. De gevangenen werden door de plaatselijke Papoea-politie slecht behandeld. Dagelijks werden zij op de binnenplaats van de tangsi gelucht en werden daar onderworpen aan behandelingen die op z’n zachtst gezegd niet stroken met de manier waarop een rechtstaat omgaat met ongewenste gevangen vreemdelingen. Als buiten dienst zijnde Papoea-agenten in de kota een biertje hadden gedronken en in hun tangsi terug kwamen sloegen ze uit balorigheid met bamboestokken in op de gevangenen waarbij het gejammer van de mishandelden in de KL tangsi te horen was. Toen de groep gevangenen te groot werd werden zij bij tijd en wijlen per Dakota van de KLu afgevoerd naar Biak. Vlak bij Biak was een klein eilandje, Woendi genaamd, waar een gevangenen kamp ingericht werd. Op het hoogtepunt van de NNG crisis zaten daar ongeveer 500 Indonesische gevangenen die daar naar verluid wel behoorlijk behandeld weren. Het veelvuldig gevangennemen van Indonesische infiltranten, doordat vaak bij verrassing hun bivakken werden overvallen, bracht tevens met zich mee dat een groot aantal wapens met bijbehorende munitie en andere uitrustingstukken werden buitgemaakt. Al in een vroeg stadium van de acties werden de eerste buitgemaakte wapens in gebruik genomen door de mariniers in organiek verband. Organiek was een geweergroep van 13 man, onderverdeeld in ag ploegen van 4 man, elke ploeg met een BAG en de overigen waren bewapend met een M1 Garand geweer. Alleen de geweergroepscdt was bewapend met een uzi.

Page 21: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Al spoedig werd er in elke ag-ploeg een 2e BAG opgenomen. Alle wapens werden standaard voorzien van pantsermunitie met zwarte punt hoewel ook dit bij de Conventie van Genève verboden is. Nadat Indonesische wapens in groten getale werden buitgemaakt werden de geweren M1 Garand stuk voor stuk vervangen door AK 47 Kalasjnikof en Tomson pistoolmitraileurs. Uiteindelijk kreeg men de opmerkelijke situatie, dat er in een geweergroep nog maar één geweer aanwezig was, en deze diende om met behulp van een speciale adapter geweergranaten “Energa” te kunnen verschieten, waar vaak gebruik van werd gemaakt. Dat de organieke geweergroepen vrijwel geheel bewapend waren met automatische wapens kwam de vuurkracht zeer ten goede. Munitie voor de “vreemde” wapens was er genoeg, b.v. op het strand, zelfs om vóór de patrouillegang het wapen op z’n gemak in te kunnen schieten. Een ander opmerkelijk feit was dat de mariniers hun tenue op patrouille geheel naar eigen inzicht mochten aanpassen evenals de mee te nemen uitrusting. Als het maar allemaal bij droeg tot verhoging van de gevechtskracht en mobiliteit. Helmen werden nooit gedragen, ook niet al men bewust naar een gepland vuurcontact op weg ging. Daar heb je alleen maar last van en draagt niet bij aan de veiligheid. Men droeg een vechtpet, een groene zakdoek of helemaal niets op het hoofd. De uitrusting was minimaal. Een mestin (etenspannetje) lucifers, een zelfgesneden houten lepeltje, reservesokken en ondergoed, voetpoeder, een regenzeiltje, wat andere zaken van persoonlijk belang, en dit alles in een pack ofwel een zeer kleine rugzak die zo licht mogelijk was, en 2 veldflessen, en veel reservemunitie. De 2 veldflessen waren absoluut noodzakelijk omdat men tijdens een patrouille in het hete vochtige bos maximaal zweet verloor. De twee veldflessen moesten dan ook bij letterlijk elke gelegenheid gevuld worden. Gelukkig stroomden er vele soms heel kleine, maar zeer helder water bevattende beekjes door de jungle. BAG schutters hadden het moeilijk. Zij droegen een dubbele koppel met gevulde houders en soms nog wat losse houders in hun pack. Daarbij had iedereen nog een handgranatentas met enkele verdedigingshandgranaten. Soms, als tijdens een zware vermoeiende tocht door de jungle een AG schutter kwam te vallen moest hij geholpen worden om overeind te komen vanwege het te torsen gewicht aan munitie. Scheerspullen gingen niet mee, iedereen liet gewoon zijn baard groeien. Als een patrouille na enkele weken de bush uitkwam was dat een onvoorstelbaar gezicht. Wassen kon men zich ook vrijwel nooit, men liet zweet en regen gewoon opdrogen en soms, bij het vaak voorkomende doorwaden van een snelstromende kali (riviertje) spoelde men gelijk een beetje schoon. Eten voor onderweg werd meegenomen “op de man” en gedeeltelijk door papoeadragers. De voeding bestond uitsluitend uit rijst, gedroogde soeptabletten met geperste gesneden groente en gedroogde vis, de z.g.n. “stokvis” dit at men 2 x daags. ‘smorgens als ontbijt thee met witte rijst, ‘smiddags was er geen tijd om te eten of althans het werd nooit gedaan, en ‘savonds was er meestal een volle maaltijd van rijst opgeleukt met gesnipperde groente en vis. De maaltijd werd gekookt in holle bamboekokers die onderweg door papoea’s in de bush gekapt werden. Vrijwilligers of lieden die het koken een beetje in de vingers hadden fungeerden als kok. De papoeadragers en politieagenten, en soms ook de aanwezige PVK soldaten (PVK staat voor Papoea Vrijwilligers Korps). Dit waren papoeamilitairen die door marinierskader opgeleid waren tot volwaardige soldaten. Hun opleiding stond, op het amfibische aspect na op gelijk niveau als zeemilicien mariniers.) deelden uiteraard ook in de maaltijden. Het probleem was echter dat m.n. de dragers enorme hoeveelheden voedsel verorberden wat regelmatig tot tekorten leidde. De dragers sjouwden de hele dag met soms 40 kg materiaal door het oerwoud en verbrandde daardoor veel energie. Het was dus vrij logisch dat deze mensen veel wilden eten. De papoeapatrouille leden zagen af en toe kans om onderweg een vogel of ander dier te verschalken als zeer welkome aanvulling op hun rantsoen. Een kroonduif of paradijsvogel of wat ze ook vingen werd met knuppels doodgeslagen en gelijk geplukt, waarna ze rauw

Page 22: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

verslonden werden door de Papoea’s. Hoe meer de honger ging knagen hoe bruusker ze bij het slachten te werk gingen, waarbij hun primitieve aard zeer duidelijk tevoorschijn kwam. Gevechtsrantsoenen werden sporadisch gebruikt en hoofdzakelijk uitgereikt als een patrouille ergens gestationeerd werd dus statisch was. Aan boord van LCPR’s was altijd een papoeakok, meestal een jonge knul van 16 of 17 jaar oud aanwezig, die voor het koken van de gezamenlijke pot zorgde. Vrijwel altijd was dat nasi goreng, echter van doorgaans goede kwaliteit. Een heel enkele keer werd er door een van de kaderleden die daar goed in was een wild varken geschoten, welke dan onmiddellijk verwerkt werd tot saté en vlees voor de nasi. Dit soort zaken kon alleen op een statische post. Op een daadwerkelijke patrouille was het niet mogelijk dieren te schieten omdat het geluid van het schot de veiligheid van de patrouille in gevaar kon brengen. Bovendien was er op patrouille geen gelegenheid om uitgebreid een dier te slachten en te bereiden.

2 kpl’s van het PVK Eind juni kwam de militaire inlichtingendienst met de mededeling dat op een bepaald coördinaat op een bepaalde nacht versterkingen voor de groep “Hiro”zou worden ingevlogen. De inlichtingendienst was zeer goed op de hoogte van het Indonesische doen en laten doordat zij (de inlichtingendienst) de code kende waarin het Ind. Berichtenverkeer opgesteld was. Indonesië gebruikte n.m.l. de oude vooroorlogse marinecode en dat was dus simpele taal voor de Ned. Inlichtingenjongens. De versterking werd inderdaad gedropt op het gemelde coördinaat en op het geplande tijdstip. Helaas voor hen stond er een flinke gevechtspatrouille van de mariniers op hen te wachten en ze werden ter plaatse gevangen genomen. Toch gebeurde het ook wel dat er paralandingen plaats vonden op onverwachte plaatsen en tijden.

Page 23: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Begin juli was er een bevolkingsmelding dat er sporen gevonden waren van ongeveer 15 man en er waren parachutes en uitrustingstukken gevonden, ongeveer 4 kilometer ten Oosten van Sisir 2. Een patrouille mariniers ter grootte van 1 geweergroep, (12 man) versterkt met enkele politieagenten en dragers werd er heen gestuurd. Op de plaats van bestemming aangekomen, tegen het eind van de middag, vond men echter een groot aantal sporen. De papoeapolitie constateerde, dat het hier ging om de sporen van zeker 80 man en de patrouillecdt de luitenant Heineman, besliste dat hij voor zo’n overwicht geen mankracht genoeg ter beschikking had. De radio bleek defect en daarom werd een z.g.n. runner terug gestuurd naar Sisir 2 om instructies te halen en een verzoek om versterking in te dienen. Een runner is iemand die het land goed kent, heel snel kan lopen en die naar alle waarschijnlijkheid wel kans zal zien z’n doel te bereiken en dan ook nog eens een zinnig verhaal te vertellen. Hiervoor werden meestal mariniers 1e klas gebruikt met van Indonesisch/Nederlandse afkomst, de z.g.n. “blauwe jongens”. In dit geval betrof het de marinier I Cudding die tegen donker worden aan op pad gestuurd werd, geheel alleen door de NNG jungle. Een zeer moeilijke, in feite vrijwel onuitvoerbare opdracht. Cudding kon het stuk dat nog bij daglicht afgelegd kon worden redelijk snel belopen, omdat het pad al door de patrouille gekapt was. Hij kreeg het echter niet voor elkaar om voor de echte nacht inviel te Sisir 2 te bereiken en moest noodgedwongen de nacht doorbrengen in het oerwoud, temidden van miljarden hongerige muggen, gifslangen en bloedzuigers. De nachten in de jungle zijn volstrekt donker, men ziet letterlijk geen hand voor ogen en het is onmogelijk je in het oerbos te verplaatsen, zonder licht te gebruiken, wat in deze omstandigheden uiteraard niet kon. De patrouille zelf bleef ter plaatse om maakte een schuilbivak en wachtte op de terugkeer van Cudding, de andere dag. De instructies luidde dat de patrouille moest terug keren naar Sisir 2 en daar versterking zou krijgen. Op het moment dat Cudding de patrouillecdt z’n nieuwe orders gaf klonk er een luid vliegtuig lawaai vlak boven de bomen rond het schuilbivak van de patrouille. Door de sporadische open stukjes tussen de kruinen van de bomen werden 2 Mitchell bommenwerpers begeleid door 2 Mustang P51 jagers waargenomen, met Indonesische kentekens. Vermoed werd, dat deze bommenwerpers voorraden af zouden werpen of mogelijk al afgeworpen hadden, voor de groep op wiens sporen de patrouille gestuit was, of al misschien al afgeworpen hadden. Het vermoeden was dan ook dat de grote vijandelijke groep wel heel dichtbij zat. Heineman liet opbreken en marcheerde met zijn patrouille terug door de jungle naar Sisir 2. Hier was intussen een LCPR aangekomen uit Kaimana met versterkingen. 2 geweergroepen, een aantal dragers, en uiteraard meer voorraden werden aan de patrouille toegevoegd die na een nachtrust opnieuw vertrok naar het gebied waar de vijand vermoed werd en waar de grote hoeveelheid sporen waren aangetroffen. De Papoeadragers waren ook nog eens aangevuld met verkenners. Deze droegen geen bepakking maar waren wel (als burgers) uitgerust met een geweer. Dat was niet uniek, want het gebeurde in NNG op grote schaal. Deze geweren waren van het merk “Mauser” en waren afkomstig van het verslagen Duitse leger in 1945. Er was door de wapenfabriek ‘Hembrug”een aanpassing op gedaan waardoor er van standaard NATO munitie gebruik kon worden gemaakt. PVK soldaten en politieagenten waren uitgerust met Mauser karabijnen, die ook dezelfde NATO munitie gebruikten. De verkenners, in feite gewone dorpelingen die echter zeer goed thuis waren in de jungle en de functie van verkenner met verve uit konden voeren, waren zeer trots op hun vuurwapens en koesterden en poetsten ‘m dagelijks en lieten niet af om zeer krijgshaftige mimiek te tonen en

Page 24: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

dito taal uit te slaan. Als men niet beter wist, dan zou men geloven dat deze Papoea’s zeer krijgshaftig waren en zeer onbevreesd. De Indonesische tegenstander leek niets te lachen te hebben. In de praktijk lag dat toch even anders, maar daarover meer in hoofdstuk 6. Het bewapenen van burgers is altijd een dubieuze zaak geweest. In feite waren deze bewapende Papoea’s z.g.n. “frank tireurs” en vielen buiten het “oorlogsrecht”. Maar daar Nederland niet officieel in oorlog was met Indonesië was het allemaal rechtspositioneel heel erg twijfelachtig. Gelukkig is geen van deze bewapende burgers ooit in vijandelijke handen gevallen. Er is nooit een Nederlander of Papoea gevangen genomen door Indonesiërs. De algemene verwachting, mocht dit onverhoopt toch gebeuren, was dat de gevangen Nederlander of Papoea beter de hand aan zichzelf kon slaan voor hij gemarteld zou worden. De overlevering van verhalen uit de tijd van de politionele acties tussen ’45 en ’50 door kaderleden die het meegemaakt hadden, spraken van de meest afschuwelijke behandelingen door de Indonesische vrijheidsstrijders met altijd de dood als eindresultaat, en er was geen reden om aan te nemen dat deze mentaliteit t.o.v. gevangenen in die jaren verbeterd zou zijn. Vrijwel elke marinier had ergens in zijn kleding of uitrusting twee patronen verstopt van zijn persoonlijk wapen om voor zichzelf te gebruiken als hij op punt zou staan gevangen genomen te worden. Dit voor het geval hij bij een gevecht zonder munitie zou komen te zitten. Dit klinkt allemaal heel melodramatisch, maar het was kille werkelijkheid. Schrijver dezes heeft de twee bewuste patronen nog steeds in zijn bezit. ===================================================================

Page 25: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Hoofdstuk 6

De patrouille werd te Sisir 2 aangevuld tot de sterkte van een peloton, en voorzien van extra dragers. De politieagenten haakten af en kregen een andere taak te verrichten. Na het nuttigen van een gevechtsrantsoen werd diezelfde dag nog vertrokken, over het inmiddels goed gangbare zelfgehakte pad, in de richting van de plek waar 2 dagen tevoren de vele voetsporen waren aangetroffen. Deze verplaatsing ging nu veel vlotter dan de eerste keer en voor donker werd de plek bereikt alwaar in bivak werd gegaan. Een bivak voor één nacht opzetten duurde meestal ongeveer een uur en moest per sé voltooid zijn voor de duisternis inviel, omdat in het donker geen mogelijkheden zijn om ook maar iets te ondernemen. Het opzetten van een dergelijk bivak bestond uit het fabriceren van een baleh-baleh dat is een platformpje van stevige maar liefst enigszins buigbare takken die op dwarstakken liggen die op hun beurt weer rusten in gevorkte takken die verticaal gezet worden. Het geheel is samengebonden met touw en als er geen touw is met talie, dat zijn lianen of andere slingerplanten die als touw gebruikt kunnen worden. Men kan zoiets bouwen per persoon of voor meerdere personen. De bedoeling is dat men er op kan slapen en zodoende van de grond af ligt. De grond is altijd nat of bestaat uit modder of er lopen mieren rond of andere bodemkruipers. Slangen zijn geen uitzondering. Boven het hoofd maakt men een afdakje (pondok) met een regenzeiltje of dakpansgewijs gestapelde palmbladeren als die aanwezig zijn. Het regent ‘s nachts altijd wel minstens een keer. Op den duur ontwikkelt men een zekere handigheid om zo’n nachtleger te maken en als men dan ook nog de beschikking heeft over een parang (manchete/kapmes) dan is het werk redelijk snel gedaan. Elk schuilbivak moet ook beveiligd zijn en er wordt ook altijd een of meerdere luisterpostopstellingen gecreëerd. In het midden van het bivak zit de centrale wachtpost, een korporaal of sergeant. Vanaf die centrale opstelling maakt men nog bij daglicht een leidraad van tali naar de luisterposten omdat degenen die op post of van post komen deze in het donker nooit zouden kunnen vinden. Met de talie door de hand glijdend kan men voetje voor voetje naar of van de post komen. Het is onmogelijk om iets te zien in de nachtelijke jungle. Men zit op luisterpost of als onderofficier op de centrale wachtpost met een helmklamboe over het hoofd getrokken en een stel wollen sokken over de handen om geen stukje huid onbedekt te laten vanwege de grote agressieve muggen die de hele nacht aanvallen plegen. In feite zit de luisterpost ook volkomen voor joker, want de vijand heeft dezelfde nachtelijke beperkingen, maar wacht moet nu eenmaal altijd gelopen, of in dit geval gezeten worden, al is het alleen maar voor het veiligheidsgevoel. Degene die op post zit moet eerst leren te wennen aan de nachtelijke geluiden die bij de jungle horen. Tussen het irritante, voortdurende gezoem van de muggen door is er van alles te horen. Zijn het geen krekels of cicaden dan zijn het wel andere geluiden, niet in het minst het gesnurk van sommige patrouilleleden. Soms, hoort men een luid gekraak gevolgd door een enorme dreun, al of niet in de verte, weer gevolgd door een enorm gekrijs van vogels. Als men dit als baru (nieuweling) voor het eerst hoort is het toch wel even slikken. Bij het aflossen, terugkerend naar de centrale wachtpost vertelt de meer ervaren onderofficier die daar zit, desgevraagd dat het geluid veroorzaakt werd door het omvallen van een boom. Oerwoudbomen zijn enorm groot, soms wel zo’n 50 meter hoog en vele meters dik ze staan met hun kruinen verstrengeld met collega-bomen en een grote hoeveelheid lianen. Eens komt er een einde aan het leven van zo’n boom en enige tijd later is hij zo verrot dat hij omvalt. Alle vogels die in zo’n boom die daar zitten te slapen worden door de val opgeschikt en vliegen krijsend weg; grote paniek dus. Voor de Nederlandse luisterpost is dit de eerste keer een zeer angstaanjagend en alarmerend gehoor.

Page 26: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

De volgende dag werd het bivak opgebroken, het rijstontbijt genuttigd en de patrouille ging op pad. Groot was de verbazing, toen bleek dat slechts enkele honderden meters verder de resten werden aangetroffen van een vijandelijk bivak. Het was kort geleden pas opgebroken want de vuurtjes branden nog en er was geen moeite gedaan om sporen uit te wissen. De hele nacht was dus doorgebracht op een steenworp afstand van een Indonesische eenheid. Dit zou zich trouwens later nog enkele keren herhalen. De opdracht van de patrouille was een doorsteek te maken van Sisir 2 naar Warmoera aan de Argoendibaai alwaar de patrouille door een LCT opgepikt zou worden. Onderweg moest gezocht worden naar de groep “Hiro”en andere vijandelijke elementen en deze moesten vernietigd worden. Let wel de opdracht was niet hen onschadelijk te maken door gevangenname, maar expliciet vernietigen. De reden was dat door de te verwachten lange tocht door de jungle er maar net genoeg voeding meegenomen kon worden voor de patrouille zelf en er onmogelijk nog eens een aantal gevangenen aan toe gevoegd konden worden die daarmee de voedselvoorziening zouden frustreren. Een afstand van hemelsbreed ongeveer 40 kilometer die afgelegd zou moeten worden was voor junglebegrippen behoorlijk lang waarbij als extra moeilijkheidfactor het geaccidenteerde terrein kwam. De route liep dwars door een stevige bergkam en er lagen diverse woeste bergbeken op de route. Het terrein was altijd modderig door de vaak vallende regen. De vele steile berghellingen beklimmen was door de modder een zeer moeilijke opgave. Men moest zich aan de wortels van struiken en andere begroeiing omhoog trekken en de inspanning veroorzaakte weer veel zweet wat weer aangevuld moest worden met water, veel water. Een enkele keer had men een beetje geluk doordat er een grote oerwoudboom over een diep dal gevallen was. Deze reuzenbomen konden dan prima als brug gebruikt worden om over een kloof of dal heen te komen zonder eerst helemaal af te moeten dalen en weer omhoog te moeten klauteren. Eens, toen de patrouille op voorbeschreven wijze over zo’n natuurlijke brug een dal overstak bleek er midden op de “boombrug” een reusachtige slang opgerold te liggen slapen. Goede raad was duur. Er kon vanwege het geluid geen gebruik worden gemaakt van een vuurwapen. Een “blauwe jongen” Marinier Voll genaamd werd naar voren geroepen en klaarde de klus. Hij daagde met een parang de slang uit waardoor deze zich oprichtte en aanvallende bewegingen maakte met het eerste stuk van zijn lange lichaam. Op precies het juiste moment hakte Voll toe en sloeg de slang de kop af. Ogenblikkelijk ontrolde het slangenlichaam zich in woeste, uiteraard ongecontroleerde bewegingen en Voll hakte de rest van het slangenlijf in hapklare brokken die al bewegend van de boom afrolden de diepte in. Zo kon de patrouille over de boom de andere berghelling bereiken, langs de overgebleven nog na bewegende resten van de slang heen. Contact maken met de vijand leek na die eerste overnachting niet al te moeilijk. Papoeaverkenners liepen voorop en deze mensen verstonden die kunst zeer goed. Zij roken vaak letterlijk dat er andere mensen in de buurt waren en konden redelijk goed inschatten waar dat ongeveer zou zijn. Toch duurde het nog 3 dagen voor er daadwerkelijk contact gemaakt werd. Eerst liep de patrouille toevallig een DZ (droppings zone) binnen. Een plek in ’t woud waar para’s geland waren. De plek lag bezaaid met achtergelaten uitrustingstukken. Er hingen diverse parachutes in de kruinen van de bomen. Er was ook een vluchtig graf van een omgekomen para. Daar stond een pionierschop rechtop in de grond met een helm er op en een herkenningsplaatje er aan. De PC tekende op de kaart het vermoedelijke coördinaat aan waar het graf zich bevond en liet het verder ongemoeid. Even verderop op de DZ hing nog hoog in een van de bomen een omgekomen Indonesiër, nog in het harnas van zijn parachute.

Page 27: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Hij hing daar al kennelijk enkele dagen want het stonk er verschrikkelijk en het lichaam was ook niet compleet meer. Vogels hadden hun opruimingswerk al gedaan en waren nog doende. Het was een zeer gruwelijk gezicht en eens temeer kan men bewondering hebben voor het feit dat Indonesië het aangedurfd had om voor het eerst in de geschiedenis parachutisten af te werpen boven het oerwoud. Nadat de DZ verder onderzocht was op bruikbaar voedsel en wapens etc die overigens niet werden gevonden, ging de patrouille verder op haar tocht in de richting van Warmoera. ’s Middags tijdens een korte rustperiode hoorde men, uitpuffend tegen een boom zittend, strootje rokend, (sigaret rokend) het geluid van iemand die hout stond te kappen. Spechten komen er niet voor dus moest het een menselijke activiteit zijn. Snel werden er de nodige maatregelen getroffen om een gevecht aan te gaan. Het peloton waaierde uit in een hoefijzervormige opstelling rond de plek waar het geluid vandaan kwam. Dit moest heel stil gebeuren en er mocht niemand per ongeluk op een tak trappen omdat het gekraak de nadering zou verraden. Stap voor stap kwam de hoefijzervormige linie nader tot een van de verkenners zicht kreeg op de oorzaak van het geluid. De verkenner kwam stilletjes terug en meldde dat er twee Indonesiërs bezig waren een baleh baleh te maken en dat er waarschijnlijk nog veel meer waren. Het commando “voorwaarts” per geweergroep werd stilzwijgend gegeven en per geweergroep werd voorwaarts gegaan met sprongen van ongeveer 15 meter. Op een gegeven moment werd er oogcontact gemaakt met de baleh baleh bouwers en deze verstijfden van schrik. Hun wapens en uitrusting lagen iets verderop en zij waren gekleed in pendek (onderbroek) bezig met hun werkzaamheden. Een van hen liet een harde schreeuw horen en beiden zetten het op een lopen. Onmiddellijk openden de voorste geweergroep een massaal het vuur op de vluchtenden en stormden daarna voorwaarts. Hierop kwam er tegenvuur uit de jungle vandaan en de voorwaartse beweging van het peloton werd omgezet in het bekende “met vuur en beweging”voorwaarts gaan. Even later werd dat AG ploegsgewijs en daarna man voor man. Elkaar dekkend van boom tot boom tot men over het doel heen was. Tijdens deze manoeuvre bleek dat ook de Nederlandse marinier redelijk triggerhappy is, of hij wilde wel wat gewicht van munitie kwijt want het afgegeven vuur was zeer intensief en massaal. Het uiteindelijke resultaat was echter een hoeveelheid achtergelaten uitrustingstukken en dit keer ook wat wapens, maar er was geen enkele tegenstander echt buiten gevecht gesteld zij het, dat er een bloedspoor gevonden werd dat de jungle in ging. Na consolidatie van het doel werd de patrouille voortgezet, echter nu nog omzichtiger dan anders. Opmerkelijk was, dat de papoeaverkenners met hun mausers niet aan het vuurcontact meegedaan hadden. Na hun overigens perfecte verkenning gingen ze onder een struik zitten en lachten minzaam de mariniers toe. Zij deden dat zo ook in andere situaties met vuurcontacten. Het krijgshaftige gedrag verdween als sneeuw voor de zon als er daadwerkelijk gevochten ging worden. Na afloop echter waren de Papoea’s er als de kippen bij om de bomen in te klimmen om de parachutes in te pikken waar dan weer later kledingstukken van gemaakt werden. In hun kampong liepen dan spoedig volwassenen en kinderen rond in eenkleurige kleding, gemaakt van parachutestof. Ook deelden ze heel graag in ander buitgemaakt materiaal, en de mariniers moesten in geval er gevangenen gemaakt waren of als er gesneuvelden waren, deze mensen of stoffelijke overschotten in bescherming nemen tegen de Papoea’s die er geen been in zagen om hun gevangen te mishandelen, of zelfs met parangs te doden. Het vermoeden was trouwens gewettigd, dat als de papoea’s de kans kregen zij zich zouden vergrijpen aan de gesneuvelden om hun eetlust te verzadigen. Indonesiërs hadden vaak ook geld bij zich. Nederlands geld en beslist geen falsificaties. Zij hadden dat bij zich om na hun infiltratie zaken naar hun hand te kunnen zetten. Het waren

Page 28: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

soms forse bedragen in biljetten van 25 en 100 gulden. Dit feit werd spoedig bekend en na een overval op een bivak schroomden ook de Nederlandse mariniers niet om snel de gevangenen en gesneuvelden te doorzoeken op geld en andere waardevolle zaken. Heel gewild waren ook de camouflagepakken van de tegenstanders en vooral de insignes en onderscheidingstekens, regimentsemblemen etc. Een bebloed camouflageshirt met een kogelgat er is “deed” een fors bedrag bij andere militairen die niet op patrouille waren geweest voornamelijk van de KL na terugkeer op de basis in Kaimana. De patrouille werd nog dagenlang voortgezet zonder verder een spoor te vinden van de gelande parachutisten. Maar op een gegeven dag moest de PC, luitenant Heineman toegeven dat hij verdwaald was. Hij had eigenlijk geen idee meer waar hij zich met zijn mannen bevond. De oorzaak lag in het feit, dat de gebruikte kaarten zeer summier waren en er grote witte vlekken op stonden, m.a.w. gebieden die nog niet in kaart gebracht waren. Tegen het eind van de middag werd halt gehouden om een schuilbivak in te richten volgens de dagelijkse routine. Heineman zou een rondom verkenning gaan maken om te zien of hij een hoog punt kon vinden om de omgeving af te speuren teneinde zijn positie in te kunnen schatten. Heineman verdween, en nam geen papoeaverkenner mee, dat was zijn eer te na. Het gevolg was, dat hij voor donker niet meer terug kwam, blijkbaar was hij ook op deze eenmansverkenningstocht de weg kwijt geraakt. De andere ochtend, werd er beraadslaagd door de sergeanten en besloten werd, ondanks het gevaar van gehoord te worden door de vijand, een poging gedaan zou worden Heineman op te sporen. Iedereen werd verzameld en er werd een spreekkoor georganiseerd. De naam Heineman werd, gedirigeerd door de oudste sergeant gescandeerd. Uiteindelijk bleek dat een succes want Heineman kwam even later het bivak binnen, onder de muggenbeten en behoorlijk over z’n toeren. Hij was inderdaad de weg terug kwijt geraakt, maar had een eindje in een boom kunnen klimmen om de omgeving te bekijken en had in de verte water gezien, waarschijnlijk de Argoendibaai. Na deze constatering had hij noodgedwongen in zijn eentje de nacht in de jungle door moeten brengen. Een volgend probleem deed zich voor. Het eten was op. Niet bijna op, maar echt op. Het ontbijt bestond uit thee en de rest van de dag kon men water drinken wat gelukkig door de vele kalies ruim aanwezig was. De Papoea’s gingen fanatieker achter vogels aan en soms vonden ze een rat of ander bodemdier wat vrijwel rauw verslonden werd. De Nederlanders moesten het stellen met thee en water. Dit duurde 4 dagen. De honger was verschrikkelijk. De prestaties gingen fors achteruit door gebrek aan voeding en de verplaatsing bedroeg dagelijks maar één of enkele kilometers. Het hakken van een pad werd vrijwel niet meer gedaan omdat er geen energie meer voor was. De mannen kregen al lopende (en struikelend) visioenen van heerlijk eten en de kwelling werd steeds groter. Sommigen konden na een rust die elk uur werd gehouden niet meer vooruit en vooral de AG schutters en helpers met hun loodzware koppel konden niet meer. Toen, op de vierde etenloze dag werd er weer een DZ gekruist. Dit keer was het een DZ waar voorraden afgeworpen waren voor de Indonesiërs. Als een geschenk uit de hemel hingen er in de bomen 2 parachutes met daaraan een net waarin grote vierkante aluminiumkleurige blikken zaten. Rap klommen de Papoea’s de bomen is om de daar hangende Godsgeschenken te bergen. Van de blikken bleek de helft beschadigd te zijn waardoor de inhoud was bedorven, maar 5 blikken bevatten rijst, deng deng (gedroogd hertenvlees) schapenboter, sigaretten suiker en nog andere zaken. Vooral de rijst en de deng deng waren zo ontzettend welkom. Later bleek, dat de para’s zelf vreselijke honger geleden hadden en de voor hen afgeworpen voorraden niet hadden kunnen vinden. Er werd een groot feestmaal aangericht, en vooral de Papoea’s aten enorme hoeveelheden. De rijst werd in één maaltijd geheel opgegeten evenals de den deng en de suiker. Eindelijk was iedereen weer eens een moment verlost van dat vreselijke hongergevoel en na een nacht slapen en de ochtendthee kon men weer verder.

Page 29: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Er was weer geen voeding meer en langzaamaan kwam de honger weer terug wat weer 2 hongerdagen opleverde waarbij de patrouille steeds minder afstand per dag aflegde. Pikant detail was dat de radio het af liet weten, al dagen daarvoor trouwens, zodat de buitenwereld geheel onkundig was van het feit dat er een heel peloton verdwaald was en zonder voeding zat. Op de vierde dag na de vondst van de pararantsoenen, bereikte men de kust van de Argoendi baai. De verkenners hadden een kampong gesignaleerd met de naam Tangaromi. Bij het naderen van deze kampong was de bevolking van Tangaromi gevlucht. Zij hadden er op een of andere manier lucht van gekregen dat er een woeste bende militairen aankwam en hadden het zekere voor het onzekere genomen. In de kampong aangekomen werd onmiddellijk op zoek gegaan naar voedsel. Dat was er niet maar er liepen wel kippen rond. Met gevonden, gevorkte vissperen uit de kaponghutten werd daarop jacht gemaakt op de kippen die de een na de nader aan de speren ten prooi vielen. Een grote ketel water werd op een vuur gezet en nauwelijks was het water aan de kook of de kippen werden in het water gegooid om te kunnen plukken. Dat plukken ging maar half, het valt niet mee als je zo’n honger hebt en dan ook nog met je handen in het kokende water rommelen. Men liet de gedeeltelijk geplukte kippen gewoon even in het water koken, maar de honger was zo groot dat er geen geduld was op te brengen om de kippen schoon te maken of beter te koken. Van salmonella had men toen nog nooit gehoord. De half gekookte, slecht geplukte en nog van ingewanden voorzien complete kippen werden onder de mariniers en de Papoea’s verdeeld en men scheurden de kippen aan stukken en at ze op. Daarna werd het kokende water met kip en verenresten als soep opgedronken, zonder acht te slaan op alle verontreiniging zoals kippenpoep die in het water aanwezig waren. Honger doet heel zonderlinge dingen met mensen. Na deze vreselijke maaltijd werd getracht het water van de Argoendibaai beter in zicht te krijgen om te zien of er misschien een LCT aanwezig was. Na een stevige tocht door het vloedbos (mangrovebos) werd de Argoendibaai bereikt en daar bleek op grote afstand inderdaad een LCT (klep 7) te varen. Deze klep was door de leiding toch maar naar die locatie toegestuurd omdat men de patrouille al dagenlang kwijt was en de meest waarschijnlijke locatie waar men hen verwachtte de plek bij Tangaromi was, overigens nog ver verwijderd van het oorspronkelijke doel: Warmoera.

Klep 7 & 8 gezusterlijk naast elkaar te Biak

Page 30: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Nu was het de kunst om de bemanning van de LCT in de verte opmerkzaam te maken op de aanwezigheid van eigen troepen in het mangrovebos bij Tangaromi. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een geweergranaat Energa. Deze werd afgevuurd op een uit het water oprijzend rotsblok op een 100 meter afstand. De ontploffing van de granaat die het rotseilandje raakte maakte de bemanning van de LCT attent op de aanwezigheid van de patrouille en even later voer zij in de richting van Tangaromi. De LCT kon niet dicht genoeg aan de kust komen wegens ondiepte en er werden zodiacs te water gelaten waarmee de troepen en de papoeadragers en verkenners naar de LCT gependeld werden. Aan boord van de LCT had de bemanning, voornamelijk de kok in het kombuis, zorg gedragen voor een paar grote pannen nasi goreng welke samen met een biertje aan de militairen uitgereikt werd. Iedereen at het verstrekte maal in geen tijd tot de laatste korrel toe op. De papoea’s kregen in plaats van een biertje twee extra dikke boterhammen uitgereikt. Na de maaltijd gingen de nog steeds niet geheel verzadigde mannen op zoek naar nog meer voedsel en overal in en op de LCT werden mariniers gesignaleerd die naarstig op zoek waren naar voeding. Intussen voer de klep 7 terug vanuit de Argoendibaai, terug naar Kaimana en was deze patrouille weer voorbij. ================================================

Page 31: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Hoofdstuk 7

Half juni werden er versterkingen gebracht in Nieuw Guinea, in de vorm van KL eenheden. Stoottroepen uit Oirschot, LUA uit Ossendrecht waren de hoofdmoot. Deze troepen werden aangevoerd met de Zuiderkruis en de Grote Beer, originele troepentransportschepen die samen met de Waterman ook nog emigranten naar Australië gebracht hadden in de jaren ’50. De Grote Beer bracht een bataljon Stoottroepen op Kaimana aan land. Dit complete bataljon werd gelegerd in bosbivakken ten Noorden van de Ajatibabrug, en de staf kwam in de tangsie te Kaimana. Een eenheid LUA werd gelegerd op het vliegveld Utarom. Een en ander gaf een drukte van belang. Er werden ook voertuigen meegebracht en ander materiaal, waardoor het op de weg van Kaimana – Utarom behoorlijk druk werd. Echter, COSTRING had besloten, dat 22 INCO voorlopig even teruggetrokken zou worden, om hun wonden te likken en bij te komen van de enorme inspanningen van de voortdurende patrouillegang. De compagnie kreeg opdracht om hun bosbivakken op één na over te dragen aan het KL bataljon, en zich in te schepen op een van de opnemingsvaartuigen, de Luymes of de Snellius. Een deel werd per Kludak overgevlogen. De bestemming was Manokwari. Daar werd de compagnie in een soort kazernedienst gezet, want niets doen is ondenkbaar bij het korps. Al spoedig werden individuele mariniers overgeplaatst naar andere compagnieën en begon 22 INCO in feite uiteen te vallen. Er bleef één versterkt peloton van 22 INCO achter op Kaimana, voornamelijk gelegerd in een bosbivak, bedoelt als mobile reserve in een tactische groepering genaamd TU 8 (task unit 8) onder commando van de kapitein der mariniers Jens. TU 8 werd echter onder tactisch bevel gesteld van de bataljonscdt van de KL. In de praktijk werd het verpel gebruikt voor patrouillegang in moeilijk toegankelijk terrein en als snel inzetbare eenheid met ervaring. Op een dag werden er infiltranten gesignaleerd op een klein eiland dat in de Kamraubaai ligt, ter hoogte van kampong Tjowa ten Westen van Utarom, genaamd Serotte. De KL leiding besloot dat een eenheid van de KL een landing zou gaan uitvoeren op Serotte om de infiltranten aan te pakken. Daar de KL echter geen enkele ervaring had met amfibische drills, werd het verpel opdracht gegeven een aantal mariniers te leveren die zouden integreren in de te landen KL eenheid en deze ook vóór de landing wegwijs zou maken hoe een en ander in z’n werk gaat. Helemaal vlekkeloos werkte de operatie niet, door tijdgebrek en onervarenheid van het KL personeel met alles wat met boten te maken heeft. Maar toch, op D day werd een peloton ingescheept op de 2 LCPR’s die ook te Kaimana achtergebleven waren en onder bevel stonden van CTU 8 (Jens) De landing zelf werd redelijk volgens het boekje en c.f. de vooroefening uitgevoerd, met mariniers als rubberbootbestuurder en enkele mariniers in de boten als BAG schutter. Helaas was het resultaat van de inspanningen vrijwel nihil doordat op het moment dat de aanvalsgolf met zodiacs op het strand landde, de vijand er aan de andere kant van het eiland met prauwen vandoor ging. Op kaap “Semora” dat is een landtong ten Oosten van Utarom bij kampong Krooi, waarop op een in zee uitstekende 20 meter hoge rots een oude Japanse bunker stond, werd een tirailleurgroep (12 man) gelegerd als waarnemingspost in de richting van de Arafoerazee. Deze post verzorgde een 24uur/dag waarneming tegen een mogelijke landing vanuit zee. Deze waarnemingspost kon niet over de landtong bevoorraad worden, omdat het onbegaanbaar

Page 32: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

terrein was, gedeeltelijk vloedbos (mangroven) TU 8 kreeg de taak om vanuit Kaimana (tangsi) dagelijks met een zodiac voor de bevoorrading te zorgen. Dat betekende een tocht van een half uur over open zee. Ook met slecht weer. Soms, als de wind hard en de zeegang hoog was, was het een barre tocht voor een zodiac met spullen of personeel om kaap Semora te bereiken. De deining was dan soms zo hoog dat de zodiac geheel in een golfdal wegzakte en niet meer waargenomen kon worden. Het was ook niet mogelijk om in een rechte koers op kaap Semora af te varen wegens tussenliggende koraalbanken. Er werd dus altijd met een grote boog naar zee om gevaren. Aangekomen bij de kaap, kwamen dan enkele KL- ers via een uitgehouwen trap naar beneden naar het korte smalle strandje. De zodic wendde dan en voer langzaam achteruit naar het standje, met de boeg op de deining. De naar beneden gekomen KL-ers waadden dan te water en een paar man hielden dan de zodiac vast en anderen zorgden dan voor de ontlading van spullen en belading van b.v. lege jerrycans en gamellen. Zodoende hoefde de motor van de zodiac niet uitgeschakeld te worden en kon het vaartuig zo snel mogelijk terug naar Kaimana. Na verloop van tijd, verminderde de aandacht van de waarnemingspost aanzienlijk. Het draaide er op een gegeven moment op uit, dat als de zodiac kaap Semora naderde, de marinier zodiacbestuurder de aandacht van de waarnemingspost moest trekken om te zorgen dat er tijdig mensen naar beneden zouden komen. Hij gebruikte daar zijn Uzi voor, waarmee hij een salvo afvuurde (in veilige richting) waarna een slaperig hoofd over de rand van de bunker loerde om te zien wat er aan de hand was. Half juli werden er in de bergen ten Noorden van Utarom 200 para’s gedropt door 3 Herculessen. De bergrug was geheel wit gespikkeld van de in de bomen hangende parachutes. Zowel KL als TU 8 werden onmiddellijk ingezet om de para’s aan te vallen. De Indonesische eenheid bleek te behoren tot de Siliwangi divisie. Om een of andere reden was het moreel van de vers gedropte troepen zeer laag. Men had weinig of geen voedsel bij zich en er waren veel zieken. Gevangen genomen para’s verklaarden dat ze tot op het moment van springen in de waan gelaten waren dat ze voor een oefening zouden springen boven het eiland Ceram. Ze hadden scherpe munitie meegekregen omdat ze mogelijk rebellen van de Daroel Islam zouden kunnen ontmoeten. Op het moment van de dropping kregen ze echter te horen dat het Irian Barat was waar ze afsprongen. Het slechte moreel, gebrek aan voedsel en ziekten brachten hen er toe zich massaal over te geven aan de Nederlandse militairen. De LCPR’s hadden dan ook druk werk om gevangenen over te varen van Sisir 1 naar Kaimana. Daar werden ze zoals gebruikelijk overgedragen aan de Papua politie die hen in de politietangsie onderbracht. De eerder gemelde slechte behandeling die de gevangenen moesten doorstaan noopten de militaire leiding om hen zo snel mogelijk per Kludak over te brengen naar Biak en vervolgens naar het gevangenen eiland Woendi. Eind juli kreeg CTU 8 opdracht, om zijn verpel compleet in te schepen op de beide LCPR’s, voorzien van zoveel mogelijk voeding en munitie en uiteraard de organieke zodiacs. Het verpel moest zich verplaatsen langs de Zuidkust van Nieuw Guinea naar het Oostelijk gelegen Kokanao, en zich daar ophouden in een verscholen positie. De reden hiervoor was, dat de MARID inlichtingen ontvangen had, dat er een grootscheepse vijandelijke invasie op til was. Er waren in Indonesische havens een groot aantal schepen en 13000 man troepen verzameld voor een grote aanval op Biak en Sorong. Kaimana was een reservedoel. COSTRING had het plan om TU 8 op een afgelegen plaats in reserve te houden voor een mogelijke verrassende tegenaanval. Een stoutmoedig plan om een verpel van 66 man in te zetten tegen een invasiemacht zoals hiervoor genoemd.

Page 33: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Echter de opdracht werd uitgevoerd, en de beide LCPR’s beladen met verpel en materieel vertrokken naar het Oosten.

Eén van de beide LCPR’s varend in de richting van Kokanao, de doodskopvlag gehesen. Na twee dagen varen bereikten de beide vaartuigen de monding van de Mimika rivier waar een grote kampong ligt genaamd Kekwa. Deze plaats is gelegen enkele kilometers ten Oosten van Kokanao en de enige transportmogelijkheid tussen Kekwa en Kokonao is per vaartuig door de ontelbare kreken en modderrivieren temidden van uitgestrekte vloedbossen. De zodiacs deden dan ook uitstekende diensten, daar waar geen wegen of paden zijn. Het vliegveld van Kokanao was gelegen ten Oosten van Kekwa en bestond uit een graslandingsbaan, die met oliedrums ontoegankelijk was gemaakt. Beide LCPR’s verscholen zich zo goed mogelijk tegen het vloedbos aan en werden met takken gecamoufleerd. Het verpel legerde zich in kamponghutten te Kekwa.

Page 34: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Een van de LCPR’s met de neus in het vloedbos om personeel en materieel te ontschepen. De tijd werd gebruikt om te patrouilleren in de omgeving, maar ook om op jacht te gaan. Er verbleven wilde varkens op en rond het vliegveld en deze zwijnen vormden een noodzakelijke en aangename aanvulling op de meegenomen rantsoenen. Een van de groepscommandanten, sgtmarns de Vletter was zeer bedreven in de jacht. Deze militair was getrouwd met een Javaanse vrouw en sprak vloeiend Maleis en Javaans. Van deze vaardigheid werd ook veelvuldig gebruik gemaakt. De jachtvaardigheid van deze sergeant was al gauw bekend onder de papua bevolking van Kekwa en men verdrong zich om met de Vletter mee te mogen op jacht, omdat deze altijd met buit terug kwam en altijd wat vlees ter beschikking van de plaatselijke bevolking stelde. De andere leden van het verpel probeerde vaak, na verkregen toestemming om hun jachtvaardigheid te tonen, maar niemand kreeg het ooit voor elkaar om met buit terug te komen. Een varken schieten is een zeer grote kunst, die voornamelijk stilte en geduld inhoudt. In de tweede week van augustus kwam per radio de opdracht om terug te keren naar Kaimana. De reden daarvoor is nooit duidelijk geworden, omdat later bleek, dat de voornoemde invasiemacht juist in de tweede week van augustus daadwerkelijk uit hun havens vertrokken was en koers zette naar hun doelen in Nieuw Guinea. De oorspronkelijke reden voor het verblijf van TU 8 te Kokanao/Kekwa was dus juist helemaal niet uit de verf gekomen. Niettemin scheepte het verpel zich in en zette koers naar het Westen, richting Kaimana. Onderweg kwam een radiobericht binnen dat Marilyn Monroe zelfmoord gepleegd had, en dat er een crisis dreigde rond Cuba wat met raketten te maken had. Nog voor het bereiken van Kaimana, ter hoogte van de Bitsarabaai kwam het bericht dat Nederland en Indonesië het “plan Bunker” aanvaard hadden en daarmee een op handen zijnde amfibische aanval afgeblazen werd. We schrijven 15 augustus 1962.

Page 35: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

TU 8 werd ontscheept en betrok weer het eigen bosbivak ten Noorden van de Ajertibabrug. Vrijwel onmiddellijk werd het weer ingezet voor patrouillegang, maar dit keer werden het varende patrouilles met de LCPR’s. Op 16 augustus ‘s morgens om 06.00 lt. werd het algemene commando “staakt het vuren” van kracht en kwam er een eind aan de gevechtspatrouilles. De dagen daarna werden er pogingen ondernomen, om door het afwerpen van pamfletten de Indonesische militairen die nog in het oerwoud verbleven, in kennis te stellen van het bereikte akkoord en het daarop gevolgde “staakt het vuren”. Het werkte inderdaad, en in kleine groepen meldde de para’s zich te Sisir 1 en 2, te Morana en te Kaimana om daar in bivak te gaan. Ook de beruchte Hiro kwam uit de jungle tevoorschijn, in keurig camouflagepak en zonnebril op. Hij wist te vertellen aan de aanwezige UN officieren die inmiddels gearriveerd waren dat hij constant bezig was geweest al die maanden met zich schuilhouden en voortdurend de Nederlandse militairen geobserveerd had. Hij had met zijn groep o. a. boven op de bergrug gezeten die pal achter de tangsi lag en ongeveer 100 meter hoog was. Vanaf deze positie had hij dagenlang de kazernebewegingen gevolgd.

Vanaf dit punt heeft Hiro de tangsi geobserveerd. OP Utarom landde een Hercules van de AURI die UN officieren bracht uit Zweden en Pakistan. Men was altijd van mening geweest dat het vliegveld niet geschikt was voor vliegtuigen die zwaarder waren dan een Dakota, waardoor er ook nooit een Neptune op Uratom geland was. De Indonesiërs trokken zich niets aan van toelaatbaar gewicht en zette de C-130 er zonder scrupules neer. Doordat er nu een eind kwam aan de patrouillegang en er in feite niet veel meer te doen was in het bosbivak dan routinewacht en hygiëneklusjes zoals latrines graven en weer dichtgooien, begonnen de leden van het verpel zich duidelijk te vervelen en werden alternatieve activiteiten verzonnen en uitgevoerd. Een van de belangrijkste objecten was de omvangrijke KL troepenmacht die in de andere bivakken gelegerd waren. Er werden allerlei dingen verzonnen om leven in de brouwerij te brengen waaronder veelvuldig uitlokken van ruzie met KL eenheden en individuen. Een groot bord met het embleem van het 6 IB wat op het vliegveld stond, werd in een raid gekidnapt en in het eigen bivak verstopt, gewoon om te plagen en te provoceren. Men genoot van de ophef die de kidnap teweeg bracht en het onderzoek wat volgde en nog meer van het feit dat men het bord niet tevoorschijn kon brengen. Ook werd een raid met zodiacs uitgevoerd op een voedselopslagplaats naast de tangsi waar KL schildwachten liepen, met scherp in het wapen. Een groot aantal dozen met conserven werd buitgemaakt, niet omdat men honger had, maar gewoon voor de kick. Het gaf veel voldoening om de gewapende schildwacht angst aan te jagen en om de tuin te leiden.

Page 36: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Uiteindelijk in de 3e week van augustus kwam het verlossende bevel van COSTRING om TU 8 te ontbinden en het verpel over te brengen naar Manokwari. Het bosbivak werd opgebroken, sporen uitgewist en het verpel werd in afwachting van de Kludaks gelegerd in de romney hutten op Utarom.

Dezelfde Romneyhutten staan er nog steeds. Deze foto is gemaakt in 1991 Op Utarom heerste een vliegenplaag. Dit klinkt heel simpel, maar om in een vliegenplaag te moeten verblijven is een ware kwelling. Men kan nauwelijks eten omdat het vrijwel niet te doen is om een hap zonder vliegen naar binnen te krijgen. De enige verlichting is de nacht. ’s Nachts zijn de vliegen niet actief. De vliegenplaag was ontstaan doordat de KL bezetting van Utarom zijn afval niet begraven had, maar gewoon in de open lucht gedumpt had. Het wachten op de Kludaks duurde daarom extra lang. Het bericht kwam dat de Klu niet in het weekend vloog, dan was men n.m.l. vrij. Hierdoor moest de vliegenplaag 2 dagen langer doorstaan worden. Wat de Klu niet in dank afgenomen werd. Uiteindelijk was het dan zover, het verpel werd afgevlogen van Kaimana naar Manokwari om daar ontbonden te worden. Het laatste wat uit de raampjes van de Dakota te zien was, was de achtergelaten bulldozer, die als een geel eilandje voor het strand in zee stond. Waarschijnlijk staat het ding er nu nog… Te Manokwari aangekomen kon iedereen zich eindelijk een uitgebeid douchen en het daagse kaki tenue aantrekken wat maanden geleden was. Handgranaten en scherpe munitie werden ingeleverd en na enkele dagen werden de manschappen opgesplitst naar andere compagnieën en een deel werd met een van de jagers of fregatten naar Biak vervoerd om daar de repatriëring af te wachten. Voorrang werd gegeven aan officieren en onderofficieren die bij hun vertrek uit de West hun gezin daar hadden achtergelaten. Deze militairen werden als eersten via Nederland terug gevlogen naar de West om daar hun term af te maken. Hiermee is dan in feite de geschiedenis van 22 INCO verhaald, rest nog stil te staan bij de belevenissen van het personeel wat overgeplaatst werd naar andere eenheden op andere plaatsen in Nieuw

Page 37: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Guinea, en hoe de afwikkeling van het militaire gedeelte van het Nederlandse gezag op Nieuw Guinea verliep.

Mariniers van het verpel in de marinierskazerne te Manokwari, na het douchen en omkleden ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Page 38: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Hoofdstuk 8 (slot)

In de tweede helft van augustus werd 22 INCO ontbonden. Dat ging niet officieel, maar het was min of meer een stilzwijgend ontbindingsproces. Zoals eerder gemeld werden de kaderleden met gezin in de West daarheen terug gevolgen. De miliciens werden met een van de jagers of fregatten naar Biak gebracht, om daar nog enige tijd door te brengen in afwachting van repatriëring. Beroepspersoneel werd overgeplaatst naar andere compagnieën, zoals 42 INCO die zich te Sorong bevond. Sorong is een wat grotere plaats op de westpunt van de Vogelkop. Op 40 km afstand van Sorong ligt het plaatsje Klamono wat bekend is omdat dat de enige plek in Nieuw Guinea waar aardolie gewonnen wordt. De wijde omgeving van Sorong was ook een doel geweest van paralandingen en er zwierven nog groepen rond waarvan men niet zeker wist of zij wel van de wapenstilstand vernomen hadden. Ook het westelijk gelegen uitgebreide eilandengebied genaamd Radja Ampat was het doel geweest van meestal per prauw aangevoerde infiltranten. Te Sorong was een vroegere marinierskazerne die echter naar de KL overgegaan was. 42 INCO had men ingekwartierd in huisjes van het SHELL personeel wat inmiddels gerepatrieerd was. Deze keurige bungalowtjes waren gegroepeerd in woonkernen genaamd Kladamak I & II. Het personeel van 22 INCO wat naar Sorong overgeplaatst werd deed die verplaatsing met het fregat HrMs Kortenaer.

Hr Ms Kortenaer in de baai van Manokwari voor vertrek naar Sorong Daar het fregat geen enkele accommodatie had voor passagiers moest het marinierspersoneel aan dek verblijven, ook gedurende de nacht. Daar het schip een redelijk hoge vaart liep stond

Page 39: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

er een behoorlijke wind aan dek. Het was dan ook een zeer koude nacht voor de aan dek verblijvende manschappen die slechts in hun dungaree gekleed waren. Na een nacht en een dagdeel varen werd Sorong gelukkig bereikt en kon het ex 22 INCO personeel ontschepen en werd per Unimog naar Kladamak gebracht waar het in 42 INCO ingedeeld werd. De taak van deze compagnie bestond voornamelijk uit het bezetten van hoog gelegen uitkijkposten vanwaar men de Radja Ampat deels kon overzien en de omgeving van Sorong. Veel stelde deze wachtdiensten echter niet meer voor. Langzamerhand begon men de locatie af te breken en er verschenen in Kladamak grote vuren waarin alles wat niet meer direct nodig was, en brandbaar was verbrand werd. Intussen begon vanuit Sorong de repatriëring van de KL troepen op gang te komen. De jager Overijssel fungeerde als troepenschip en bracht telkens een zo groot mogelijke KL groep naar Biak. Daar dit een langere afstand was kon men het KL personeel niet op het dek laten bivakkeren dus werd er in het schip op alle denkbare plaatsen plek gemaakt voor zoveel mogelijk passagiers. De Overijssel voer verscheidene keren tussen Biak en Sorong heen hen weer. Ook het transportschip Grote Beer kwam te Sorong aan om de grootste groep KL te laten embarkeren.

Overijssel meert af te Sorong Intussen werden de nog resterende troepen te Sorong, KL en mariniers bezig gehouden. Er kwam een groep artiesten aan die enkele avonden entertainment brachten in een grote zaal op een heuveltop midden in Sorong. Op een van deze avonden liep het in de zaal uit op een forse massale vechtpartij tussen KL en mariniers, die eigenlijk nergens over ging. Er was wat irritatie ontstaan over een KL officier die een marinier de zaal uitgestuurd had wegens incorrect tenue (z’n stropdas zat los) Ook later werden deze ruzies die veelal geprovoceerd werden voortgezet waarbij zelfs met een geweer geschoten werd. Een marinier vond het nodig om een wasmachine van de KL die buiten het door hen bewoonde bungalowtje stond lek te schieten. Ook op straat ontstonden hier en daar kleinere schermutselingen. Een en ander zorgde voor een broeierige, licht ontvlambare atmosfeer te Sorong. In September was na de KL, 42 INCO aan de beurt om naar Biak te vertrekken. Ook nu fungeerde o.a. de Overijssel als troepentransportschip. Groot materieel zoals voertuigen werd naar Biak overgebracht met een forse coaster die door de Marine gecharterd was, genaamd “Mare Altum”. Hiermee kwam er een eind aan de aanwezigheid van Nederlandse militairen in de Vogelkop. De kazerne te Sorong werd overgedragen aan gearriveerde UN troepen uit Pakistan.

Page 40: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Op Biak werden nu alle militairen geconcentreerd voor repatrieering, ook die uit Merauke, Fak Fak en Hollandia. Dat waren er heel wat en de KLM vloog af en aan om de stroom repatters op gang te houden. De troepen werden gelegerd in de kazerne Sorido, deels in tenten deels in barakken. Alle werkplaatsen, bureau’s magazijnen etc op Biak waren druk bezig om voorraden welke naar Nederland terug moesten in te pakken en in te schepen op vrachtschepen van de Rotterdamse Loyd. Er moest echter ook veel materiaal overgedragen worden aan de UN troepen die het later weer aan Indonesië zouden overdragen. Voertuigen jonger dan een bepaalde datum gingen naar Nederland terug. Enorme hoeveelheden munitie, nog nieuw in fabrieksverpakking moest gedumpt worden. Deze munitie werd met de hand in LCA’s (landingsvaartuigjes) geladen. Deze vaartuigen voeren dan naar de rand van het rif wat om Biak ligt, en daar werd de munitie in zee gestort, over het rif dus waar de zee honderden meters diep is. 1200 ton munitie werd er zo gedumpt. De vliegtuigbommen werden allemaal per schip teruggebracht naar Nederland. Ook het voorraadschip Pelikaan werd afgeladen met materiaal o. a, grote voorraden prikkeldraad. Uitrusting, meetapparatuur en gereedschappen uit diverse werkplaatsen werden allemaal in zee gedumpt. Vrachtwagens welke niet naar Nederland terug gingen werden aan de UN overgedragen, nadat de gele nummerplaat blauw geschilderd was. De kleppen 7 & 8 en alle LCPR’s werden aan de Pakistani overgedragen.

HrMs Pelikaan op de rede van Biak voor anker (rechts) Het luchtmacht logementschip Keerkring werd vaarklaar gemaakt en verkocht. Er kwam een Chinese bemanning en het schip voer op eigen kracht richting Singapore. De Neptunes vlogen paarsgewijs terug naar Nederland waar ze na modernisering en ombouw nog vele jaren dienst gedaan hebben. De Hawker Hunter straaljagers werden per schip terug gebracht.

Page 41: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Er ontstonden irritaties en ergernis over het gedrag van de Pakistaanse UN troepen. Deze lieden hadden merkwaardige denkbeelden over hygiëne en over hoe met de burgerbevolking diende te worden omgegaan. Pakistani die op kwamen lopen in Sorido deden door onwetendheid over het bestaan van toiletten hun behoeften in een hoek van de slaapzalen. Passagierend in de Kampongs vergrepen ze zich aan plaatselijke meisjes. De Pakistani werden als zeer onprettig volk ervaren die bovendien nog eens openlijk op de hand van de Indonesiërs waren. Ook hier op Biak ontstonden in de legeringbarakken en in de kantine grote knokpartijen tussen nog overgebleven KL en mariniers. Deze laatsten lokten deze vechtpartijen echter vaak zelf uit. De laatste Nederlandse militairen in Nieuw Guinea welke nog organiek functioneerden waren de kaderleden welke geplaatst waren bij de PVK. Deze zijn tot 31 december 1962 in Nieuw Guinea gebleven tot zij terug naar Nederland moesten i.v.m. de bepalingen in het akkoord “Bunker”. Op 15 november vertrok het laatste contingent militairen 36 man van ex 42 INCO met de Overijssel naar Nederland. Het afscheid van Biak was erg emotioneel. Op de kade stonden vele Papoea’s te huilen, omdat men zich verraden en alleen gelaten voelde door de Nederlandse overheid. Tot overmaat van ramp stonden er ook Indonesische officieren lachend te kijken naar het afscheids gebeuren.

Hr Ms Overijssel vlak voor vertrek, aan de steiger te Biak

Page 42: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

De ingescheepte mariniers vonden allen een plek op de reguliere slaapplaatsen in de bemanningsverblijven en werden ook zoveel mogelijk ingedeeld in de scheepsdienst. De Chef d’ Equipage bepaalde echter, dat in verband met de zware tijd die de mariniers in Nieuw Guinea achter de rug hadden, zij geen zeewacht hoefden te lopen. De reis van de Overijssel ging naar de eerste tussen stop Palau Batum, een eilandje bij Singapore om olie te laden. De etappe van Biak naar Singapore was 5 dagen varen waarbij de Overijssel hoge vaart liep, 24 knots Er moest gevaren worden tussen Borneo en de Filippijnen door omdat men niet kon of mocht varen tussen de eilanden van de Indonesische archipel door. Er werd dag en nacht oorlogswacht gelopen. Hoog in de lucht zag men regelmatige de condensstrepen van de Indonesische luchtverkenning. 5 dagen varen met een 24 mijlsvaart gebruikt een dermate hoeveelheid brandstof dat deze etappe de tanks geheel opnieuw gevuld moesten worden.

Zog van de Overijssel. Links aan de horizon het Zuidelijkste stukje Filippijnen. Te Singapore aangekomen (Palau Batum) mocht er tijdens de korte olielaad tussenstop gepassagierd worden door de bemanning. De Cdt van de Overijssel. KLTZ v.d. Moer bepaalde echter dat er altijd 5 man bij elkaar moesten blijven wat er ook gebeurde. Deze maatregel bleek geen overdaad te zijn. De bevolking van Palau Batum bestond voor het grootste deel uit Chinezen maar ook uit Maleisiërs. Vooral de laatste groep was er Indonesisch gezind en de passagierende bemanningsleden werden voortdurend geprovoceerd met anti Nederlandse en pro Indonesische kreten. Het feit dat er voortdurend minstens 5 man bij elkaar waren voorkwam lijfelijk geweld. Van Singapore ging de reis naar Cochin in India. Hier werd weer na 5 dagen varen de brandstofvoorraad aangevuld. Tijdens deze etappe werd de smalle straat Singapore doorgevaren waarbij voor het laatst een stukje van de Indonesische kust werd gezien, en m.n.

Page 43: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

het eilandje Sabang vanwaar het kustlicht de Overijssel opriep met “What ship”. Het antwoord was: “Dutch destroyer Overijssel”, waarmee een eind kwam aan de lichtenconversatie. Toen enige weken daarvoor het fregat Kortenaer langs Sabang voer werd ook dit schip opgeroepen met de vraag “What ship”. De Kortenaer gaf slechts ten antwoord: “kort en naar”. De Overijssel had op een of andere manier een aantal buitgemaakte Indonesische wapens aan boord, met een grote hoeveelheid bijbehorende munitie. Tijdens de vaart van Singapore naar Cochin, door de Golf van Bengalen werden met deze wapens uitgebreide schietoefeningen gehouden door alle opvarenden. “s Avonds werden in het cafetaria, wat tevens kantine was de lege bierblikjes verzameld, en dat waren er heel wat!! De afvalzakken met blikjes werden dan op de voorplecht neergezet met een man er bij. Deze wierp met regelmatige tussenpozen een blikje zo ver mogelijk in zee. Het schip voer daar dan langs en de schutter, die met het wapen gereed stond op het halfdek kon dan met automatisch vuur trachten het blikje te raken. Er was zoveel munitie aan boord dat iedereen zich uitstekend kon oefenen om in één keer raak te schieten vanaf de heup. Begon het wapen slijtageverschijnselen te vertonen of andere gebreken, dan werd het nummer genoteerd en werd het vervolgens in zee gegooid. Dit duurde zolang er wapens en munitie voorhanden waren. Te Cochin binnenvarend ging juist de Pelikaan weer naar zee die ook daar gebunkerd had. Cochin is een typisch Indiase stad met z’n scherpe contrasten van arm en rijk. Er kon op “normale”wijze gepassagierd worden en het verblijf was lang genoeg om flink wat van stad en land te zien. Hier geen provocerend gedrag van de bevolking, maar voortdurend aangeklampt worden door ontelbare bedelaars, al of niet voorzien van alle ledematen. Van Cochin ging de reis naar Djibouti in Frans Somaliland. Hier bleef de Overijssel drie dagen liggen om te bunkeren en te passagieren. De mariniers werden hier ingezet als walpatrouille en toegevoegd aan eenheden van het vreemdelingenlegioen die hier de scepter zwaaide. Deze samenwerking ging overigens voorbeeldig. Er reden in jeeps gemeenschappelijke patrouilles om de passagierende marinemannen in het gareel te houden. Het was opmerkelijk hoe razendsnel een aantal van hen de weg vonden naar nachtclubs ver in het woestijnachtige achterland van Djibouti. Er gebeurde echter geen schokkende dingen. Wel was het vreemd om te zien hoeveel ontzag de plaatselijke bevolking had voor de legionairs. Men stak er de straat voor over om ze maar niet dichtbij te hoeven passeren. Van Djibouti stak de Overijssel de Rode Zee in en werd het Suezkanaal gepasseerd, waarna de Middellandse zee afgelegd werd om Gibraltar binnen te lopen. Ter hoogte van Alexandrië kwam het bericht binnen dat Prinses Wilhelmina overleden was en werd de vlag op het halfdek halfstok gehesen. Als er een koopvaarder passeerde, werd er altijd door deze koopvaarder met de vlag een groet gegeven. Men deed dat door de vlag te strijken. Deze bleef dan beneden totdat het passerende oorlogsschip ook z’n vlag streek en weer hees. Tijdens het varen met de vlag halfstok werd dat iets ingewikkelder. De Overijssel hees dan eerst de vlag in top, streek deze, hees ‘m weer in top en ging dan weer half stok. Op 10 december, varend ter hoogte van Algiers werd door de mariniers aan boord de traditionele korpsverjaardag gevierd. Zij kregen een speciale uitgebreide maaltijd aangeboden. Doordat het stormachtig weer was bleef een groot deel van de mariniers weg van het diner en veiligheidshalve te kooi. Op 12 december werd Gibraltar binnen gelopen. Het was er bar koud, slechts 2° boven nul. Daar de geëmbarkeerde mariniers slechts dungarees en lang kaki als kleding hadden werd er op radioaanvraag te Gibraltar per vliegtuig truien en lang ondergoed bezorgd. Men mocht in Gibraltar passagieren in lang kaki met daaronder lang

Page 44: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

ondergoed en een trui, onzichtbaar te dragen. Een zonderling en zeer uniek tenue wat waarschijnlijk nog nooit vertoond was en ook nooit meer vertoond zal worden. Na Gibraltar werd de laatste etappe begonnen, de vaart naar Den Helder, echter via Weymouth in Engeland om onbekende reden. Ter hoogte van de Algarve ontmoette de Overijssel de Luymes die daar lag te wachten op de Overijssel. Men had dringend een speciale olie nodig voor een hydraulisch systeem. Het vat met olie werd met een motorsloep van de Overijssel op volle zee overgevaren naar het opnemingsvaartuig, wat daar weer mee geholpen was en verder kon. Aangekomen op de rede van Weymouth werd er post bezorgd en werd er een officier naar land gebracht, om onbekende reden. Van Weymouth ging de reis naar de kust van Scheveningen alwaar een helikopter een vlagofficier van de KM aan boord bracht die het laatste stuk naar Den Helder mee voer. Op 19 december arriveerde de Overijssel op de rede van Den Helder waar men voor de nacht voor anker ging. ’s Morgens in alle vroegte kwam er een sleepboot langszij die een OVA bracht (Officier van Administratie) Deze officier had een grote tas met geld bij zich om de bemanning uit te betalen voor ze naar huis zouden gaan. Opmerkelijk was, dat deze tas voorzien was van een aantal opgeblazen reddingsvesten om bij eventueel ontglippen uit de handen van de OVA te kunnen blijven drijven. De bemanning en de mariniers, zover niet daadwerkelijk op post stonden bij het binnenlopen van Den Helder aangetreden volgens paradeerrol, de mariniers in dungaree. Kaki mocht niet meer omdat het geen tropen was. Een handdoek omgeknoopt fungeerde als sjaal en jas. Het was koud en guur. De andere dag, 21 december viel de zeer strenge winter ’62 – ’63 in, de strengste sinds mensheugenis. Het verschil met Nieuw Guinea bedroeg 50°………. Nederlands Nieuw Guinea werd van 1 januari 1963tot 1 mei 1963 bestuurd door de UNTEA en na 1 mei werd door de UN het gezag overgedragen aan Indonesië. In 1969 moest volgens het Bunker akkoord Indonesië een referendum houden in Irian Barat zoals het voormalige Nederlandse deel van het eiland nu heette. Dit referendum werd gehouden, maar hevig gemanipuleerd door de Indonesische overheid om de uitslag ten gunste van Indonesië te laten zijn +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ Aanbevolen boeken over de campagne rond Nieuw Guinea: Afscheid van Nieuw Guinea van Martin Elands e.a. Het 6e Infanterie Bataljon, van J. Nortier en J. de Leeuw De marinierskant van het verhaal, door kolmarns b d de Roos

Page 45: BIAK - 22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw …...22 INCO en haar inzet in Nederlands Nieuw Guinea in 1962 Door: Ton de Zwart, Marinier 1, automonteur van 22 INCO De West. De

Onderzeebootjager Hr Ms Overijssel