bezwarende titel (artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek ... · 7.2.2. Belastingplichtigen die geen...

58
Eigenschappen Titel Titel : : Circulaire 2019/C/19 betreffende de gelijkstelling van een werk in onroerende staat met een dienst onder bezwarende titel (artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek) Samenvatting Samenvatting : : Toelichting bij de gelijkstelling met een dienst onder bezwarende titel van de uitvoering door een belastingplichtige van een werk in onroerende staat voor de doeleinden van zijn economische activiteit of, om niet, voor zijn privédoeleinden of deze van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit. Trefwoorden Trefwoorden : : dienstprestatie, gelijkstelling dienstprestatie onder bezwarende titel, werk in onroerende staat, doeleinden van de economische activiteit, privédoeleinden Datum van het document Datum van het document : : 01/03/2019 Publicatiedatum Publicatiedatum : : 01/03/2019 Datum van inwerkingtreding Datum van inwerkingtreding : : 16/12/2017 Datum Fisconet Datum Fisconet plus plus : : 01/03/2019 Circulaire 2019/C/19 betreffende de gelijkstelling van een werk in onroerende staat met een dienst onder bezwarende titel (artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek) Toelichting bij de gelijkstelling met een dienst onder bezwarende titel van de uitvoering door een belastingplichtige van Toelichting bij de gelijkstelling met een dienst onder bezwarende titel van de uitvoering door een belastingplichtige van een werk in onroerende staat voor de doeleinden van zijn economische activiteit of, om niet, voor zijn privédoeleinden of een werk in onroerende staat voor de doeleinden van zijn economische activiteit of, om niet, voor zijn privédoeleinden of deze van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit deze van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit . Artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek ; werk in onroerende staat FOD Financiën, FOD Financiën, 01 01 .0 .0 3 .2019 .2019 Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde Inhoudstafel Inhoudstafel 1. Inleiding 2. Wettelijke bepaling 3. Het begrip werk in onroerende staat 4. De uitvoering door een belastingplichtige, voor eigen rekening, van een werk in onroerende staat voor de doeleinden van de economische activiteit (artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek) 4.1. Toepassingsvoorwaarden 4.2. Overzicht in functie van de uitvoerder 4.2.1. Belastingplichtige met volledig recht op aftrek 4.2.2. Belastingplichtige die uitsluitend handelingen verricht die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Btw-Wetboek en hem geen recht op aftrek verlenen 4.2.3. Gemengde belastingplichtige 4.2.4. Btw-eenheid 4.2.5. Niet-belastingplichtige rechtspersoon 4.2.6. Gedeeltelijke belastingplichtige 4.2.7. Belastingplichtige die de bijzondere regeling geniet van artikel 56bis van het Btw-Wetboek

Transcript of bezwarende titel (artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek ... · 7.2.2. Belastingplichtigen die geen...

  • Eigenschappen

    TitelTitel : : Circulaire 2019/C/19 betreffende de gelijkstelling van een werk in onroerende staat met een dienst onder bezwarende titel(artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek)

    SamenvattingSamenvatting : : Toelichting bij de gelijkstelling met een dienst onder bezwarende titel van de uitvoering door een belastingplichtigevan een werk in onroerende staat voor de doeleinden van zijn economische activiteit of, om niet, voor zijn privédoeleinden of dezevan zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit.

    TrefwoordenTrefwoorden : : dienstprestatie, gelijkstelling dienstprestatie onder bezwarende titel, werk in onroerende staat, doeleinden van deeconomische activiteit, privédoeleinden

    Datum van het documentDatum van het document : : 01/03/2019

    PublicatiedatumPublicatiedatum : : 01/03/2019

    Datum van inwerkingtredingDatum van inwerkingtreding : : 16/12/2017

    Datum FisconetDatum Fisconet plus plus : : 01/03/2019

    Circulaire 2019/C/19 betreffende de gelijkstelling vaneen werk in onroerende staat met een dienst onderbezwarende titel (artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek)

    Toelichting bij de gelijkstelling met een dienst onder bezwarende titel van de uitvoering door een belastingplichtige vanToelichting bij de gelijkstelling met een dienst onder bezwarende titel van de uitvoering door een belastingplichtige vaneen werk in onroerende staat voor de doeleinden van zijn economische activiteit of, om niet, voor zijn privédoeleinden ofeen werk in onroerende staat voor de doeleinden van zijn economische activiteit of, om niet, voor zijn privédoeleinden ofdeze van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteitdeze van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit..

    Artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek ; werk in onroerende staat

    FOD Financiën, FOD Financiën, 0101.0.033.2019.2019Algemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waardeAlgemene Administratie van de Fiscaliteit – Belasting over de toegevoegde waarde

    InhoudstafelInhoudstafel

    1. Inleiding2. Wettelijke bepaling3. Het begrip ꞌwerk in onroerende staatꞌ

    4. De uitvoering door een belastingplichtige, voor eigen rekening, van een werk in onroerende staat voor de doeleinden vande economische activiteit (artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek)

    4.1. Toepassingsvoorwaarden4.2. Overzicht in functie van de uitvoerder

    4.2.1. Belastingplichtige met volledig recht op aftrek4.2.2. Belastingplichtige die uitsluitend handelingen verricht die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Btw-Wetboeken hem geen recht op aftrek verlenen4.2.3. Gemengde belastingplichtige4.2.4. Btw-eenheid4.2.5. Niet-belastingplichtige rechtspersoon4.2.6. Gedeeltelijke belastingplichtige4.2.7. Belastingplichtige die de bijzondere regeling geniet van artikel 56bis van het Btw-Wetboek

    https://gcloudbelgium.sharepoint.com/sites/minfin-fisconet_public/search/Pages/results.aspx?ql=nl#k=%22dienstprestatie%22#l=1043https://gcloudbelgium.sharepoint.com/sites/minfin-fisconet_public/search/Pages/results.aspx?ql=nl#k=%22gelijkstelling%20dienstprestatie%20onder%20bezwarende%20titel%22#l=1043https://gcloudbelgium.sharepoint.com/sites/minfin-fisconet_public/search/Pages/results.aspx?ql=nl#k=%22werk%20in%20onroerende%20staat%22#l=1043https://gcloudbelgium.sharepoint.com/sites/minfin-fisconet_public/search/Pages/results.aspx?ql=nl#k=%22doeleinden%20van%20de%20economische%20activiteit%22#l=1043https://gcloudbelgium.sharepoint.com/sites/minfin-fisconet_public/search/Pages/results.aspx?ql=nl#k=%22priv%C3%A9doeleinden%22#l=1043

  • 4.2.8. Belastingplichtige die een bijzondere regeling geniet waardoor hij geen recht op aftrek heeft4.2.9. Belastingplichtigen die de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen van artikel 57 van het Btw-Wetboek genieten

    4.3. Handelingen die altijd worden uitgesloten (artikel 19, § 2, tweede lid, van het Btw-Wetboek)4.3.1. De oprichting van een gebouw door een beroepsoprichter4.3.2. Herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerk

    4.3.2.1. Begrip herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerk

    4.3.2.2. Situatie vóór 16.12.2017

    4.3.2.3. Situatie vanaf 16.12.20174.4. Maatstaf van heffing4.5. Belastbaar feit en opeisbaarheid4.6. Recht op aftrek

    5. De uitvoering door een belastingplichtige, voor eigen rekening, van een werk in onroerende staat voor anderedoeleinden dan deze van de economische activiteit (artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek)

    5.1. Toepassingsvoorwaarden5.2. Overzicht in functie van de uitvoerder

    5.2.1. Belastingplichtige natuurlijke persoon5.2.2. Belastingplichtige rechtspersoon5.2.3. Btw-eenheid5.2.4. Niet-belastingplichtige rechtspersoon5.2.5. Gedeeltelijke belastingplichtige rechtspersoon

    5.3. Maatstaf van heffing5.4. Belastbaar feit en opeisbaarheid5.5. Recht op aftrek

    6. De goederen die worden gebruikt voor het verrichten door een belastingplichtige, voor eigen rekening, van een werk inonroerende staat

    6.1. Het werk in onroerende staat wordt door artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek gelijkgesteld met een dienst onderbezwarende titel

    6.1.1. Goederen die hij aankoopt voor het verrichten van eigen werk in onroerende staat6.1.2. Goederen die hij aan zijn bedrijf onttrekt voor het verrichten van eigen werk in onroerende staat

    6.2. Het werk in onroerende staat wordt niet door artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek gelijkgesteld met een dienstonder bezwarende titel

    6.2.1. Goederen die hij aankoopt voor het verrichten van eigen werk in onroerende staat6.2.2. Goederen die hij aan zijn bedrijf onttrekt voor het verrichten van eigen werk in onroerende staat

    7. Verplichtingen7.1. Stuk dat de handeling vaststelt7.2. Voldoening van de belasting

    7.2.1. Belastingplichtigen die periodieke aangiften moet indienen7.2.2. Belastingplichtigen die geen periodieke aangiften moet indienen

    8. Inwerkingtreding en opheffing

    1. 1. InleidingInleiding1. 1. Overeenkomstig artikel 2 van het Btw-Wetboek is een dienst slechts belastbaar met btw voor zover deze:

    - wordt verricht door een als zodanig handelende belastingplichtige- onder bezwarende titel wordt verricht (er moet dus sprake zijn van een tegenprestatie)- in België plaatsvindt.

    2. 2. In principe is er niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 2 van het Btw-Wetboek, wanneer een belastingplichtigezelfzelf (bijvoorbeeld  persoonlijk, met behulp van personeel, via de zaakvoerder …) een werk in onroerende staat:

    - verricht voor de doeleinden van zijn economische activiteitdoeleinden van zijn economische activiteit (hij verricht de prestatie als het ware voor zichzelf)- gratis verricht voor zijn privédoeleindenprivédoeleinden of deze van zijn personeeldeze van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere doeleindenandere doeleinden

    dan deze van zijn economische activiteitdan deze van zijn economische activiteit (hij verricht de prestatie als het ware voor zichzelf of voor iemand anders,zonder dat hij daarvoor een tegenprestatie krijgt).

  • 3. 3. Evenwel worden dergelijke werken in onroerende staat in bepaalde gevallen aan de btw onderworpen zodat met name:

    - er een correctie kan plaatsvinden van de btw die de belastingplichtige oorspronkelijk heeft afgetrokken- de verstoring van de mededinging wordt voorkomen.

    4. 4. Daarom bepaalt artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek onder welke voorwaarden en in welke situaties dergelijke werkenin onroerende staat, worden gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titelgelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel, zodat zij toch aan de btw wordenonderworpen overeenkomstig artikel 2 van het Btw-Wetboek als ze in België plaatsvinden:

    - artikel 19, § 2, eerste lid, 1°,1°, van het Btw-Wetboek betreft de uitvoering door een belastingplichtige van een werk inonroerende staat voor de doeleinden van zijn economische activiteit

    - artikel 19, § 2, eerste lid, 2°,2°, van het Btw-Wetboek betreft de gratis uitvoering door een belastingplichtige van eenwerk in onroerende staat voor zijn privédoeleinden of die van zijn personeel of, meer algemeen, voor andere doeleindendan die van zijn economische activiteit.

    5. 5. De vervanging van artikel 19, § 2, eerste lid, van het Btw-Wetboek door een nieuw eerste en tweede lid, heeft deheeft dedraagwijdte van artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek aanzienlijk ingeperktdraagwijdte van artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek aanzienlijk ingeperkt:

    - artikel 19, § 2 eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek is enkel nog van toepassing voor zover de belastingplichtige geengeenvolledig recht op aftrekvolledig recht op aftrek van de btw zou hebben ingeval een andere belastingplichtige dergelijke werken voor hem zouhebben uitgevoerd

    - herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerken worden altijd uitgesloten van de toepassing van artikel 19, § 2, eerstelid, 1°, van het Btw-Wetboek.

    6. 6. Artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek is eveneens aangepast met het oog op een nauwgezette omzettingvan artikel 26, lid 1, b), van richtlijn 2006/112/EG. Deze aanpassing betreft een louter tekstuele aanpassing, die geenbelangrijke inhoudelijke wijziging tot gevolg heeft.

    7. 7. Deze circulaire licht artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek toe, zoals het van toepassing is met ingang van 16.12.2017.

    2. 2. Wettelijke bepalingWettelijke bepaling

    8. 8. Met ingang van 16.12.2017 luidt artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek als volgt (1):

    ꞌ§ 2. Met een dienst verricht onder bezwarende titel wordt eveneens gelijkgesteld de uitvoering door een belastingplichtigevan een werk in onroerende staat:1° voor de doeleinden van zijn economische activiteit, wanneer, ingeval dergelijk werk wordt verricht door een anderebelastingplichtige, hij geen volledig recht op aftrek van de belasting zou hebben;2° om niet, voor zijn privédoeleinden of deze van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere doeleinden dandeze van zijn economische activiteit.In afwijking van het eerste lid, 1°, worden het werk dat bestaat in de oprichting van een gebouw door een in artikel 12, § 2,bedoelde belastingplichtige, alsook het herstellings-, onderhouds- en reinigingswerk niet gelijkgesteld met een dienstverricht onder bezwarende titel.Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder werk in onroerende staat het bouwen, het verbouwen, hetafwerken, het inrichten, het herstellen, het onderhouden, het reinigen en het afbreken, geheel of ten dele, van een uit zijnaard onroerend goed, en de handeling die erin bestaat een roerend goed te leveren en het meteen op zodanige wijze aante brengen aan een onroerend goed dat het onroerend uit zijn aard wordt.ꞌ

    (1) Zie artikel 5 van de wet van 29.11.2017 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over detoegevoegde waarde, met betrekking tot de opeisbaarheid van de belasting, de met dienstengelijkgestelde handelingen, de regeling van actieve veredeling bij invoer en de vrijstelling van debelasting voor de levering van schepen voor de vaart op volle zee (BS 06.12.2017).

    9.9. Deze bepaling vormt de omzetting van artikelen 26, lid 1, b), en 27 van richtlijn 2006/112/EG.

  • 3. 3. Het begrip Het begrip ꞌwerk in onroerende staatwerk in onroerende staatꞌ

    10. 10. Overeenkomstig artikel 19, § 2, derde lid, van het Btw-Wetboek moet worden verstaan onder werk in onroerendestaat:

    - het bouwen, het verbouwen, het afwerken en het inrichten, geheel of ten dele, van een uit zijn aard onroerend goed- het herstellen, het onderhouden en het reinigen, geheel of ten dele, van een uit zijn aard onroerend goed (er wordt

    verwezen naar de omschrijving onder punt 4.3.2.1. hieronder)- het geheel of ten dele afbreken van een uit zijn aard onroerend goed- prestaties die erin bestaan een roerend goed te leveren en het meteen op zodanige wijze aan te brengen aan een

    onroerend goed dat het onroerend uit zijn aard wordt.

    11. 11. Ingeval van levering daarentegen van een roerend goed dat niet wordt ingelijfd in een gebouw, maar dat op eenvoudigewijze wordt vastgemaakt (aangehecht) aan een gebouw (bijvoorbeeld bevestigd met schroeven of bouten aan demuur/plafond/vloer, toestellen die louter worden aangesloten op het elektriciteitsnetwerk …), blijft dat goed in beginselroerend of wordt ten hoogste onroerend door bestemming.

    12. 12. Evenmin wordt de uitvoering van intellectueel werk met betrekking tot een onroerend goed uit zijn aard als een werk inonroerende staat beschouwd.

    Het betreft bijvoorbeeld studiewerk en toezicht (opmaken van plans, toezicht op de werken …) met betrekking tot deoprichting van een gebouw in een onderneming, verricht door technici van die onderneming, die door een arbeidscontractmet deze laatste zijn verbonden. 

    4. 4. De uitvoering door een belastingplichtige, voor eigenDe uitvoering door een belastingplichtige, voor eigenrekening, van een werk in onroerende staat voor de doeleindenrekening, van een werk in onroerende staat voor de doeleindenvan de economische activiteit (artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, vanvan de economische activiteit (artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, vanhet Btw-Wetboek)het Btw-Wetboek)

    4.1. Toepassingsvoorwaarden4.1. Toepassingsvoorwaarden

    13. 13. De gelijkstelling van artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van Btw-Wetboek is van toepassing onder volgende voorwaarden:

    - De handeling wordt verricht door een belastingplichtigebelastingplichtige in de zin van artikel 4 of artikel 6, tweede en derde lid, van hetBtw-Wetboek. De belastingplichtige handelt als natuurlijke persoon of bijvoorbeeld via:* de zaakvoerder, de bestuurders* het personeel dat door een arbeidscontract verbonden is met de belastingplichtige of dat aan de belastingplichtige

    wordt ter beschikking gesteld (2)* personen die kunnen worden verondersteld in een band van ondergeschiktheid te staan tegenover de

    belastingplichtige zoals de echtgeno(o)t(e) en zijn familieleden* derden die al dan niet tegen vergoeding handelen, anders dan in de uitoefening van de economische activiteit van

    belastingplichtige, maar onder zijn leiding, toezicht of verantwoordelijkheid.(2) Hiermee wordt een terbeschikkingstelling bedoeld in de zin van artikel 18, § 1, 2°, van het Btw-Wetboek en dus niet de situatie waarbij de partijen het contract interpreteren als eenaannemingscontract bedoeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, van het Btw-Wetboek. 

    Voor zover de andere voorwaarden zijn vervuld, is artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek van toepassingongeacht of de belastingplichtige een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is.

    - De handeling betreft een werk in onroerende staatwerk in onroerende staat (zie titel 3 hierboven).- De belastingplichtige verricht de handeling voor de doeleinden van zijn economische activiteitvoor de doeleinden van zijn economische activiteit. Hij verricht als het ware

    een dienst voor zichzelf.

  • - De belastingplichtige zou geen volledig recht op aftrekgeen volledig recht op aftrek hebben indien dergelijk werk voor hem zou zijn verricht door eenandere belastingplichtige.

    14. 14. Er moet geen onderscheid worden gemaakt naargelang de belastingplichtige de eigendom of het genot heeft van hetonroerend goed uit zijn aard waarop het werk betrekking heeft.

    Wanneer de belastingplichtige een natuurlijke persoon is en het werk betrekking heeft op een onroerend goed van dehuwelijksgemeenschap, is artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek van toepassing voor het geheel en niet voorde helft, aangezien het huwelijksstelsel dat de belastingplichtige heeft aangenomen in geen geval een invloed kan hebbenop de toepassing van voornoemd artikel.

    15. 15. Er werd reeds opgemerkt dat twee types van handelingen altijdaltijd zijn uitgeslotenuitgesloten van de toepassing van artikel 19, § 2,eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek, met name:

    - de oprichting van een gebouw door een beroepsoprichter in de zin van artikel 12, § 2, van het Btw-Wetboek- herstellings-, onderhouds- en reinigingswerken.

    Deze uitsluitingen worden besproken onder punt 4.3.

    16. 16. Uit voorgaande kan worden afgeleid dat de draagwijdte van artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek, in depraktijk beperkt wordt.

    17. 17. Tenslotte wordt nog opgemerkt dat een werk in onroerende staat bedoeld in artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek, slechts aan de btw kan onderworpen worden als het betrekking heeft op een onroerend goed uit zijn aard dat inBelgië is gelegen.

    4.2. Overzicht in functie van de uitvoerder4.2. Overzicht in functie van de uitvoerder

    18. 18. In de hieronder besproken situaties wordt verondersteld dat er geen sprake is van:

    - de oprichting van een gebouw door een beroepsoprichter in de zin van artikel 12, § 2, van het Btw-Wetboek- herstellings-, onderhouds- en reinigingswerken.

    4.2.1. Belastingplichtige met volledig recht op aftrek4.2.1. Belastingplichtige met volledig recht op aftrek

    19. 19. Een belastingplichtige die uitsluitend handelingen verricht die hem volledig recht op aftrek van de voorbelastingverschaffen en die zelf een werk in onroerende staat uitvoert voor de doeleinden van zijn economische activiteit, zouvolledig recht op aftrek hebben van de btw indien hij dergelijk werk zou afnemen van een andere belastingplichtige.

    20. 20. In die situatie zal artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek bijgevolg nooitnooit van toepassing zijn.

    21. 21. Voorbeeld

    Vennootschap A, een groothandel in gereedschappen, is een btw-belastingplichtige met volledig recht op aftrek van devoorbelasting.

    Zij richt zelf een opslagplaats op ten behoeve van de activiteit als groothandel (belaste activiteit).

    Mocht A voor de oprichting van het magazijn beroep gedaan hebben op een andere belastingplichtige (bijvoorbeeld eenaannemer), dan zou zij de btw over de oprichting volledig in aftrek hebben kunnen brengen overeenkomstig artikel 45, § 1,van het Btw-Wetboek.

    Artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek is bijgevolg niet van toepassing.

    De administratie zal, ten aanzien van de belastingplichtige met volledig recht op aftrek, de toepassing van artikel 19, § 2,eerste lid, 1°, OUD, van het Btw-Wetboek niet meer eisen voor de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding(16.12.2017) van de nieuwe bepaling (zie circulaire 2018/C/20 van 12.02.2018, randnummer 15).

  • De opname uit de voorraad van het nodige materiaal valt onder de toepassing van artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van hetBtw-Wetboek (zie titel 6 hierna).

    4.2.2. Belastingplichtige die uitsluitend handelingen verricht die vrijgesteld zijn4.2.2. Belastingplichtige die uitsluitend handelingen verricht die vrijgesteld zijndoor artikel 44 van het Btw-Wetboek en hem geen recht op aftrek verlenendoor artikel 44 van het Btw-Wetboek en hem geen recht op aftrek verlenen

    22. 22. Belastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die door artikel 44, van het Btw-Wetboek zijn vrijgesteld engeen recht op aftrek verlenen, die zelf een werk in onroerende staat uitvoeren voor de doeleinden van hun economischeactiviteit, zouden geen recht op aftrek hebben van de btw indien zij beroep zouden hebben gedaan op een anderebelastingplichtige.

    23. 23. In die situatie is artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek altijdaltijd van toepassing.

    24. 24. Voorbeelden

    - Een technische school uit het vrije onderwijsnet die als belastingplichtige uitsluitend handelingen verricht dievrijgesteld zijn door artikel 44 van het Btw-Wetboek, bouwt met eigen personeel een nieuw schoolgebouw op haarcampus.

    Dit werk wordt gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel in de zin van artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van hetBtw-Wetboek.

    Wat betreft de voldoening van de btw wordt verwezen naar punt 7.2.2. hieronder.

    - De economische activiteit van belastingplichtige B bestaat in het opkopen van oude huizen, om ze zelf te verbouwenen ze vervolgens te verkopen met toepassing van de vrijstelling van artikel 44, § 3, 1°, a), van het Btw-Wetboek(verkoop onder registratierechten).

    De verbouwingswerken worden verricht voor de doeleinden van de economische activiteit van B. Mocht B voor dezewerken beroep gedaan hebben op een andere belastingplichtige, dan zou hij de btw over die prestatie niet kunnenaftrekken aangezien de verkoop van die huizen vrijgesteld is.

    De afwijkingen van artikel 19, § 2, tweede lid, van het Btw-Wetboek zijn niet van toepassing (zie punt 4.3 hieronder).

    De verbouwingswerken worden bijgevolg gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel overeenkomstig artikel19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek. Indien de voorwaarden zijn vervuld, kan het verlaagd tarief van 6 %worden toegepast bedoeld in rubrieken XXXI of XXXVIII van de bijlage bij koninklijk besluit nr. 20 van 20.07.1970 (zieook randnummer 76 van aanschrijving nr. 6/1986 van 22.08.1986). De btw over het met een dienst onder bezwarendetitel gelijkgestelde werk in onroerende staat is niet aftrekbaar in hoofde van B.

    25. 25. Er wordt opgemerkt dat een natuurlijk persoon die één of meerdere gebouwen verhuurt in bepaalde omstandighedenwordt aangemerkt als btw-belastingplichtige.

    Wanneer dergelijke verhuur een van btw vrijgestelde activiteit vormt, zijn de werkzaamheden bestaande in de oprichtingof renovatie met betrekking tot de verhuurde gebouwen die door deze persoon worden verricht aldus aan de btwonderworpen overeenkomstig artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek.

    Om de rechtszekerheid te waarborgen, worden de personen voor wie deze problematiek van belang zou kunnen zijn en dieoverwegen om dergelijke werkzaamheden te verrichten, uitgenodigd om daaraan voorafgaand contact op te nemen metde bevoegde dienst inzake btw (3) in functie van hun woonplaats of met de Dienst Voorafgaande beslissingen in fiscalezaken (zie beslissing nr. E.T.125.229 van 28.05.2014).

    (3) In principe het KMO-centrum dat bevoegd is voor zijn/haar woonplaats.

    4.2.3. Gemengde belastingplichtige4.2.3. Gemengde belastingplichtige

    26. 26. Een gemengde belastingplichtige (4) die zelf een werk in onroerende staat uitvoert voor de doeleinden van zijneconomische activiteit, zal artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek moeten toepassen wanneer hij geenvolledig recht op aftrek van de belasting zou hebben, mocht hij dergelijk werk afnemen bij een andere belastingplichtige.

  • (4) Een belastingplichtige die zowel handelingen verricht die hem recht op aftrek verschaffen alshandelingen die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Btw-Wetboek en hem geen recht op aftrekverschaffen.

    27.27. Bijgevolg zal de gemengde belastingplichtige die zijn recht op aftrek uitoefent via de methode van het algemeenalgemeenverhoudingsgetalverhoudingsgetal (zie artikel 46, § 1, van het Btw-Wetboek) altijdaltijd artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboekmoeten toepassen wanneer hij een werk in onroerende staat uitvoert voor de doeleinden van zijn economische activiteit.

    28. 28. De gemengde belastingplichtige die zijn recht op aftrek uitoefent via de methode van het werkelijk gebruikwerkelijk gebruik (zie artikel46, § 2, van het Btw-Wetboek) zal artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek moeten toepassen wanneer hij zelfeen werk in onroerende staat uitvoert voor de doeleinden van zijn economische activiteit, behalve wanneer die handelingvolledigvolledig en uitsluitenduitsluitend toewijsbaar is aan de activiteit die hem recht op aftrek verleent.

    29. 29. Voorbeelden

    - Personeelsleden van gemengde belastingplichtige C voeren een verbouwing uit aan een gebouw dat hij exclusiefgebruikt voor de activiteit waarvoor hij volledig recht op aftrek heeft.

    Situatie 1: C oefent zijn recht op aftrek uit op basis van de methode van het algemeen verhoudingsgetal (artikel 46, § 1,van het Btw-Wetboek). Mocht hij dit werk laten uitvoeren door een andere belastingplichtige (bijvoorbeeld eenaannemer) dan zou hij slechts een gedeeltelijk recht op aftrek hebben (ten belope van het algemeen verhoudingsgetal).Artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek is van toepassing op de verbouwing.

    Situatie 2: C oefent zijn recht op aftrek uit op basis van de methode van het werkelijk gebruik (artikel 46, § 2, van hetBtw-Wetboek). Mocht hij dit werk laten uitvoeren door een andere belastingplichtige (bijvoorbeeld een aannemer), danzou hij volledig recht op aftrek hebben, aangezien het werk, op basis van het werkelijk gebruik, uitsluitend kan wordentoegewezen aan de activiteit waarvoor hij volledig recht op aftrek heeft. Artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek is niet van toepassing op de verbouwing.

    - De economische activiteit van belastingplichtige D bestaat enerzijds in aannemingswerken en anderzijds in hetopkopen van oude huizen, om ze zelf te verbouwen en vervolgens te verkopen met toepassing van de vrijstelling vanartikel 44, § 3, 1°, a), van het Btw-Wetboek (verkoop onder registratierechten). D is derhalve een gemengdebelastingplichtige. Hij verricht zijn recht op aftrek van de voorbelasting volgens de methode van het werkelijk gebruik(artikel 46, § 2, van het Btw-Wetboek).

    De verbouwingswerken die D verricht in de huizen die hij heeft gekocht met het oog op verbouwing en verkoop onderregistratierechten, betreffen handelingen die worden verricht voor de doeleinden van zijn economische activiteit. MochtD voor deze werken beroep gedaan hebben op een andere belastingplichtige, dan zou hij de btw over die prestaties nietkunnen aftrekken aangezien de verkoop van die huizen vrijgesteld is.

    De afwijkingen van artikel 19, § 2, tweede lid, van het Btw-Wetboek zijn niet van toepassing (zie punt 4.3 hieronder).

    De verbouwingswerken worden bijgevolg gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel overeenkomstig artikel19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek. Indien de voorwaarden zijn vervuld, kan het verlaagd tarief van 6 %worden toegepast bedoeld in rubrieken XXXI of XXXVIII van de bijlage bij koninklijk besluit nr. 20 van 20.07.1970 (zieook randnummer 76 van aanschrijving nr. 6/1986 van 22.08.1986). De btw over het met een dienst onder bezwarendetitel gelijkgestelde werk in onroerende staat is niet aftrekbaar in hoofde van D.

    4.2.4. Btw-eenheid4.2.4. Btw-eenheid

    30. 30. Een btw-eenheid kan naargelang het geval vallen onder de categorieën bedoeld in de punten 4.2.1., 4.2.2. of 4.2.3.

    Afhankelijk van de categorie waaronder de btw-eenheid valt, zijn de onder dat punt uiteengezette principes vantoepassing in hoofde van de btw-eenheid.

    31. 31. Er wordt in herinnering gebracht dat de diensten die verricht worden tussen leden van dezelfde btw-eenheid buiten dewerkingssfeer vallen. Die diensten kunnen enigszins vergeleken worden met handelingen die worden verricht tussen deverschillende afdelingen van éénzelfde rechtspersoon.

    Niettemin zal artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek in hoofde van de btw-eenheid van toepassing zijnwanneer een lid van de btw-eenheid een werk in onroerende staat verricht (tegen een vergoeding (zie randnummer 61) ofom niet) voor de doeleinden van de economische activiteit van een ander lid, voor zover de btw-eenheid geen volledig

  • recht op aftrek zou gehad hebben, mocht zij de prestatie afnemen van een andere belastingplichtige (onderneming buitende btw-eenheid).

    32. 32. Voorbeeld

    NV D en BVBA E zijn beiden lid van een btw-eenheid die zowel handelingen verricht die haar recht op aftrek verlenen alshandelingen die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Btw-Wetboek welke haar geen recht op aftrek verlenen (gemengdebelastingplichtige). De btw-eenheid oefent haar recht op aftrek uit volgens de methode van het werkelijk gebruik (artikel46, § 2, van het Btw-Wetboek).

    D richt een kantoorgebouw op voor E, dat door laatstgenoemde zal worden verhuurd (aan belastingplichtigen buiten debtw-eenheid) met toepassing van de vrijstelling van artikel 44, § 3, 2°, van het Btw-Wetboek (zonder toepassing van deoptie voor btw-heffing op de onroerende verhuur van artikel 44, § 3, 2°, d), van het Btw-Wetboek). De oprichting is eenwerk in onroerende staat dat wordt verricht tussen leden van dezelfde btw-eenheid. Het betreft een interne handeling diein principe buiten de werkingssfeer valt.

    Niettemin is artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek van toepassing, aangezien:

    - de btw-eenheid zelf een werk in onroerende staat uitvoert voor de doeleinden van zijn economische activiteit- zij geen recht op aftrek zou hebben als dergelijk werk zou worden uitgevoerd door een andere belastingplichtige- de afwijkingen van artikel 19, § 2, tweede lid, van het Btw-Wetboek niet van toepassing zijn:

    * de btw-eenheid wordt voor de verhuuractiviteit niet beoogd door artikel 12, § 2 van het Wetboek (zie punt 4.3.1.)* het betreft geen herstellings-, onderhouds- of reinigingswerk.

    4.2.5. Niet-belastingplichtige rechtspersoon4.2.5. Niet-belastingplichtige rechtspersoon

    33. 33. Artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek beoogt slechts de belastingplichtigen en is bijgevolg niet vantoepassing ten aanzien van werk in onroerende staat verricht door een niet-belastingplichtige rechtspersoon met behulpvan eigen personeelsleden.

    34. 34. Worden onder meer aangemerkt als een niet-belastingplichtige rechtspersoon:

    - de staat, de gemeenschappen en de gewesten van de Belgische Staat, de provincies, de agglomeraties, de gemeentenen de openbare instellingen die niet als belastingplichtige worden aangemerkt overeenkomstig artikel 6 van het Btw-Wetboek

    - passieve holdings.

    35. 35. Voorbeeld

    Een openbaar lichaam F (beoogd door artikel 6, eerste lid, van het Btw-Wetboek) verricht geen activiteiten die hem dehoedanigheid van belastingplichtige geven. F beschikt als niet-belastingplichtige rechtspersoon wel over een btw-identificatienummer omdat het gedurende huidig of vorig kalenderjaar de drempel van 11.200 euro inzakeintracommunautaire verwervingen van goederen heeft overschreden (zie artikelen 25ter, § 1, tweede lid, 2°, en 50, § 1,eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek).

    Personeelsleden van F metselen een aantal extra tussenmuren in een gebouw dat door hem gebruikt wordt voor zijnactiviteit buiten de werkingssfeer.

    Dit werk in onroerende staat wordt niet gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel in de zin van artikel 19, § 2,eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek.

    In dit kader is het trouwens van geen enkel belang dat F:

    - over een btw-identificatienummer beschikt omwille van zijn intracommunautaire verwervingen van goederen- omwille van dat btw-identificatienummer, overeenkomstig artikel 21, § 1, van het Btw-Wetboek als ꞌbelastingplichtigeꞌ

    wordt aangemerkt voor de toepassing van artikel 21 en 21bis van het Btw-Wetboek.

    4.2.6. Gedeeltelijke belastingplichtige4.2.6. Gedeeltelijke belastingplichtige

    36. 36. Het is mogelijk dat niet-belastingplichtige rechtspersonen, naast handelingen buiten de werkingssfeer van de btw,eveneens activiteiten verrichten die hen de hoedanigheid van belastingplichtige verlenen. De handelingen die in het kadervan die activiteit worden verricht, kunnen vrijgesteld of belast zijn.

  • 37. 37. Om te bepalen of artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek van toepassing is, moet men als volgt te werkgaan:

    STAP 1STAP 1: het werk in onroerende staat dat wordt verricht voor de doeleinden van de belastbarebelastbare activiteit (5) moet wordenafgezonderdafgezonderd van het werk dat betrekking heeft op de activiteit buiten de werkingssfeer buiten de werkingssfeer van de btw.

    (5) Het betreft de leveringen van goederen of diensten die belastbaar zijn overeenkomstig artikel 2 vanhet Btw-Wetboek, waarvoor de persoon de hoedanigheid van btw-belastingplichtige heeft. Dezeleveringen of diensten kunnen belast (er is effectief btw over verschuldigd) of vrijgesteld zijn. 

    Op het deel van de werken dat betrekking heeft op de activiteit buiten de werkingssfeer is artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, vanhet Btw-Wetboek niet van toepassing. De wijze waarop dat deel wordt bepaald hangt af van de feitelijke omstandigheden.

    - Hiervoor moet in de eerste plaats worden gekeken naar het werkelijk gebruik.

    Eerste voorbeeld

    Arbeiders van gemeente G verrichten een grondige verbouwing in een onroerend goed dat uitsluitend wordt gebruikt vooreen activiteit waarvoor de gemeente belastingplichtige is met recht op aftrek.

    Dit werk in onroerende staat kan zeer gemakkelijk op basis van het werkelijk gebruik worden toegewezen aan de activiteitwaarvoor de gemeente belastingplichtige is.

    - Wanneer het werk in onroerende staat niet kan worden toegewezen op basis van het werkelijk gebruik, kan detoewijzing gebeuren op basis criteria zoals oppervlakte, volume … Het spreekt voor zich dat het bepalen van eendergelijk verhoudingsgetal een feitenkwestie vormt die geval per geval moet worden beoordeeld.

    Tweede voorbeeld

    Arbeiders van gemeente H, bouwen een loods die zowel zal gebruikt worden voor activiteiten die buiten de werkingssfeervan de btw vallen als voor een activiteit die de gemeente de hoedanigheid van belastingplichtige geeft, maar dievrijgesteld is door artikel 44 van het Btw-Wetboek.

    Na analyse blijkt dat een toewijzing op basis van de gebruikte oppervlakte het meest geschikt is.

    Als bijvoorbeeld 45 % van het gebouw wordt gebruikt voor de belastbare (vrijgestelde) activiteit, dan moet 45 % van hetwerk aan die activiteit worden toegewezen.

    STAP 2STAP 2: Wanneer de toewijzing is gebeurd van het werk (of een gedeelte daarvan) dat betrekking heeft op de belastbareactiviteit, moet voor dat (gedeelte van het) werk worden nagegaan of artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboekvan toepassing is. In feite is dezelfde redenering als onder punten 4.2.1 tot 4.2.3. van toepassing op dat (gedeelte van het)werk.

    - Als de belastbare activiteit volledig recht op aftrek van de voorbelasting verschaft, zal artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, vanhet Btw-Wetboek niet van toepassing zijn.

    Er kan dus worden gesteld dat artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek nooit van toepassing zal zijn tenaanzien van een gedeeltelijke belastingplichtige die naast een activiteit buiten de werkingssfeer een activiteit verrichtwaarvoor hij volledig recht op aftrek heeft.

    Eerste voorbeeld (vervolg)

    We hernemen het eerste voorbeeld onder STAP 1. De verbouwing die gemeente G met eigen personeel verricht, wordt nietgelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel in de zin van artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek.

    Laten we een situatie nemen waarbij de toewijzing op basis van het werkelijk gebruik niet mogelijk is. Stel bijvoorbeeld datdie verbouwing betrekking heeft op het gehele onroerend goed dat ten belope van 20 % wordt gebruikt voor activiteitenbuiten de werkingssfeer en voor 80 % op activiteit waarvoor G belastingplichtige is met recht op aftrek.

    In dat geval moet de 20 % die betrekking heeft op een activiteit buiten de werkingssfeer worden genegeerd en moet tenaanzien van die 80 % worden nagegaan of artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek van toepassing is.

    De conclusie blijft dezelfde. Artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek is niet van toepassing.

    Mocht G het werk laten uitvoeren door een aannemer, dan zou ze de btw over de gehele bouw slechts gedeeltelijk kunnenaftrekken (in dit geval logischerwijs ten belope van 80 %).

    Dit is echter geen grond om toch artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek toe te passen, wanneer de gemeentede werken verricht met eigen personeel.

  • Zoals gezegd moet het gedeelte van de handeling dat betrekking heeft op de activiteit buiten de werkingssfeer (de 20 %)worden genegeerd.

    Ten aanzien van de 80 % die wordt aangewend voor de belastbare activiteit (binnen de werkingssfeer) zou G een volledigrecht op aftrek hebben, mocht de handeling door een aannemer worden verricht. Bijgevolg is artikel 19, § 2, eerste lid, 1°,van het Btw-Wetboek niet van toepassing.

    - Als de belastbare activiteit bestaat uit handelingen die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het btw-Wetboek, zal artikel19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek steeds van toepassing zijn.

    Tweede voorbeeld (vervolg)

    We hernemen het tweede voorbeeld onder STAP 1. De oprichting van de loods die gemeente H met eigen personeelverricht, heeft ten belope van 45 % betrekking op de belastbare activiteit die vrijgesteld is door artikel 44 van het Btw-Wetboek.

    Met betrekking tot die 45 % zou H geen recht op aftrek hebben. Op dat gedeelte van het werk moet artikel 19, § 2, eerstelid, 1°, van het Btw-Wetboek worden toegepast.

    - Als de belastbare activiteit bestaat uit handelingen die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Btw-Wetboek enhandelingen die recht op aftrek verschaffen (gemengde activiteit), zal artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek van toepassing zijn, voor zover er geen volledig recht op aftrek zou ontstaan, mocht het werk dat betrekkingheeft op de belastbare activiteit worden verricht door een andere belastingplichtige.

    Tweede voorbeeld (vervolg)

    We gaan verder op het tweede voorbeeld onder STAP 1.

    Stel nu dat gemeente H, naast haar activiteiten buiten de werkingssfeer, een activiteit verricht waarvoor zijbelastingplichtige is met recht op aftrek en een door artikel 44 van het Btw-Wetboek vrijgestelde activiteit waarvoor zebelastingplichtige is zonder recht op aftrek.

    Arbeiders van de gemeente H bouwen een loods die zal gebruikt worden voor de drie activiteiten.

    Aangezien een rechtstreekse toewijzing aan de activiteit binnen en de activiteit buiten de werkingssfeer niet mogelijk is opbasis van het werkelijk gebruik, wordt een ander criterium gebruikt (bijvoorbeeld op basis van oppervlakte, volume …).

    Op basis van dergelijk criterium is de loods bestemd ten belope van:

    - 25 % voor de activiteit waarvoor de gemeente belastingplichtige is met recht op aftrek- 30 % voor de activiteit waarvoor ze belastingplichtige is zonder recht op aftrek- 45 % voor de activiteit die buiten de werkingssfeer van de btw valt.

    De 45 % die aangewend wordt voor de activiteit die buiten de werkingssfeer van de btw valt, wordt buiten beschouwinggelaten.

    Wat betreft de overige 55 % die wordt aangewend voor haar activiteiten als belastingplichtige, zal artikel 19, § 2, eerste lid,1°, van het Btw-Wetboek wel degelijk van toepassing zijn.

    Mocht de loods niet door eigen personeel worden gebouwd, maar door een aannemer (een andere belastingplichtige), danzou de gemeente met betrekking tot die 55 % slechts een gedeeltelijk recht op aftrek hebben. Dit zou het geval zijn zowelbij toepassing van de methode van het algemeen verhoudingsgetal (artikel 46, § 1, van het Btw-Wetboek) als bij demethode van het werkelijk gebruik (artikel 46, § 2, van het Btw-Wetboek). Bij laatstgenoemde methode zou immers eenbijzonder verhoudingsgetal moeten worden bepaald.

    4.2.7. Belastingplichtige die de bijzondere regeling geniet van artikel 56bis van4.2.7. Belastingplichtige die de bijzondere regeling geniet van artikel 56bis vanhet Btw-Wetboekhet Btw-Wetboek

    38. 38. Het incidentele werk in onroerende staat dat een belastingplichtige onderworpen aan de bijzondere regeling voorkleine ondernemingen (artikel 56bis van het Btw-Wetboek) verricht voor de doeleinden van zijn economische activiteit, endat in principe gelijkgesteld wordt met een dienst onder bezwarende titel door artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek, is niet uitdrukkelijk uitgesloten van die bijzondere regeling (zie artikel 56bis, § 3 van het Btw-Wetboek).

    39.39. Bijgevolg wordt aangenomen dat artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek niet van toepassing is tenaanzien van deze categorie belastingplichtigen.

  • 4.2.8. Belastingplichtige die een bijzondere regeling geniet waardoor hij geen4.2.8. Belastingplichtige die een bijzondere regeling geniet waardoor hij geenrecht op aftrek heeftrecht op aftrek heeft

    40. 40. Deze categorie betreft belastingplichtigen die geen recht op aftrek hebben omdat zij een bijzondere regeling genietenwaardoor zij geen periodieke btw-aangiften bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek moetenindienen zoals bijvoorbeeld:

    - de bijzondere regeling voor recuperatiestoffen en -producten van aanschrijving nr. 88 van 15.12.1970- de bijzondere regeling voor wasserij, ververij, stomerij of stoppageondernemingen van aanschrijving nr. 28 van

    19.11.1975- de bijzondere regeling voor schippers die niet meer dan 5 boten exploiteren van aanschrijving nr. 109 van 31.12.1970.

    41. 41. Als deze belastingplichtigen zelf een werk in onroerende staat uitvoeren voor de doeleinden van hun economischeactiviteit, zouden zij geen recht op aftrek hebben van de btw indien zij dergelijk werk zouden afnemen van een anderebelastingplichtige.

    42. 42. In die situatie is artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek altijdaltijd van toepassing.

    4.2.9. Belastingplichtigen die de bijzondere regeling voor4.2.9. Belastingplichtigen die de bijzondere regeling voorlandbouwondernemingen van artikel 57 van het Btw-Wetboek genietenlandbouwondernemingen van artikel 57 van het Btw-Wetboek genieten

    43. 43. Er wordt nog opgemerkt dat de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de bijzondere regeling voorlandbouwondernemingen van artikel 57 van het Btw-Wetboek, een indirect recht op aftrek van de voorbelasting genietendoor middel van een forfaitaire compensatie.

    Met betrekking tot het eigen werk in onroerende staat dat zij verrichten ten behoeve van hun in artikel 57 van het Btw-Wetboek bedoelde economische activiteit, dient artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek niet te wordentoegepast, omdat zij middels de forfaitaire compensatie (zij het indirect) recht op aftrek van de voorbelasting zoudenhebben, mochten zij voor dat werk op een andere belastingplichtige beroep hebben gedaan.

    44. 44. Als de belastingplichtige naast een werkzaamheid die onderworpen is aan de bijzondere regeling van artikel 57 van hetBtw-Wetboek, ook een activiteit uitoefent in een tweede sector die onderworpen is aan de bijzondere regeling voor kleineondernemingen van 56bis van het Btw-Wetboek, zal hij evenmin artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, Btw-Wetboek moetentoepassen als het door hem verrichte eigen werk in onroerende staat geheel of gedeeltelijk is bestemd voor de doeleindenvan die tweede sector (zie punt 4.2.7 hierboven). 

    4.3. Handelingen die altijd worden uitgesloten (artikel 19, § 2, tweede4.3. Handelingen die altijd worden uitgesloten (artikel 19, § 2, tweedelid, van het Btw-Wetboek)lid, van het Btw-Wetboek)

    4.3.1. De oprichting van een gebouw door een beroepsoprichter4.3.1. De oprichting van een gebouw door een beroepsoprichter

    45. 45. Net zoals voorheen wordt de oprichting van een gebouw door een beroepsoprichter, voor de doeleinden van zijneconomische activiteit, niet gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel.

    46. 46. Met een beroepsoprichter wordt de belastingplichtige bedoeld in de zin van artikel 12, § 2, van het Btw-Wetboek.

    Dit is de belastingplichtige wiens geregelde economische activiteit erin bestaat de goederen beoogd door artikel 1, § 9, 1°,van het Btw-Wetboek (6) die hij heeft opgericht of laten oprichten of met voldoening van de btw heeft verkregen uiterlijkop 31.12 van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste inbezitneming, onderbezwarende titel te vervreemden of ze met een zakelijk recht bedoeld in artikel 9, tweede lid, 2°, van het Btw-Wetboek (7)

  • te bezwaren of het met voldoening van de btw te zijnen bate gevestigde of aan hem overgedragen bedoelde zakelijk rechtbinnen dezelfde termijn, onder bezwarende titel over te dragen of weder over te dragen.

    (6) Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, met andere woorden ieder bouwwerk dat vast metde grond is verbonden.(7) De andere zakelijke rechten dan het eigendomsrecht die aan de rechthebbende de bevoegdheidverschaffen om een onroerend goed te gebruiken met uitsluiting van het recht van erfpacht dat dooreen onderneming die gespecialiseerd is in onroerende financieringshuur wordt gevestigd ofovergedragen in het kader van onroerende financieringshuur in de zin van artikel 44, § 3, 2°, b), van hetBtw-Wetboek.

    47.47. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat artikel 12 van het Btw-Wetboek een aantal situaties bepaalt waarbij hetdoor de beroepsoprichter opgerichte gebouw geacht wordt het voorwerp uit te maken van een levering onder bezwarendetitel die aan de btw is onderworpen.

    Dit is bijvoorbeeld het geval voor het door een beroepsoprichter opgericht gebouw of gedeelte van een gebouw:

    - dat aanvankelijk voor de verkoop was bestemd en dat hij als bedrijfsmiddel in gebruik neemt (toepassing van artikel12, § 1, eerste lid, 3°, van het Btw-Wetboek)

    - dat aanvankelijk voor de verkoop was bestemd en dat hij aan zijn bedrijf onttrekt om het gratis te verstrekken(toepassing van artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek)

    - dat uiterlijk 31.12 van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste inbezitnemingnog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een ingebruikneming als bedrijfsmiddel of van een vervreemding onderbezwarende titel (toepassing van artikel 12, § 2, van het Btw-Wetboek).

    48. 48. Voorbeelden

    - Een beroepsoprichter heeft een nieuw gebouw met 10 afzonderlijke wooneenheden opgericht die bestemd zijn om teworden verkocht.

    De initiële oprichting betreft een werk in onroerende staat dat niet wordt gelijkgesteld met een dienst onderbezwarende titel in de zin van artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek omdat het de oprichting betreft vaneen gebouw door een beroepsoprichter.

    Een jaar na de voltooiing van oprichting staat er nog één wooneenheid te koop.

    De beroepsoprichter beslist om zijn administratieve zetel te vestigen in de overblijvende eenheid.

    De ingebruikneming van deze eenheid als bedrijfsmiddel door de beroepsoprichter, wordt overeenkomstig artikel 12, §1, eerste lid, 3°, van het Btw-Wetboek gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel die onderworpen is aande btw.

    - Een beroepsoprichter richt zelf een appartementsgebouw op met het oog op de verhuur van de appartementenbestemd voor bewoning. Dit betreft een activiteit die wordt vrijgesteld door artikel 44, § 3, 2°, van het Btw-Wetboeken de belastingplichtige geen enkel recht op aftrek verschaft.

    Er wordt in dit verband op gewezen dat een belastingplichtige die een met toepassing van de btw opgericht gebouwvan in het begin als bedrijfsmiddel bestemt (8), in die matein die mate niet beoogd wordt door artikel 12, § 2, van het wetboek endus in die mate niet handelt als beroepsoprichter.

    (8) Dit is inzonderheid het geval voor een gebouw dat hij bestemt voor de verhuur of om te wordengebruikt als kantoor. 

    Artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek is van toepassing, aangezien:* de belastingplichtige zelf een werk in onroerende staat uitvoert voor de doeleinden van zijn economische activiteit* hij geen recht op aftrek zou hebben als dergelijk werk zou worden uitgevoerd door een andere belastingplichtige* de afwijkingen van artikel 19, § 2, tweede lid, van het Btw-Wetboek niet van toepassing zijn:

    ● de belastingplichtige wordt voor de verhuuractiviteit niet beoogd door artikel 12, § 2 van het Wetboek● het betreft geen herstellings-, onderhouds- of reinigingswerk.

    49. 49. Wanneer een beroepsoprichter zelf (bijvoorbeeld door middel van personeel), zonder tegenprestatie, een werk inonroerende staat uitvoert voor zijn privédoeleinden of voor de privédoeleinden van zijn personeel of, meer in hetalgemeen, voor andere doeleinden dan die van zijn economische activiteit, dan wordt die handeling gelijkgesteld met eendienst onder bezwarende titel op grond van artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek (zie titel 5 hieronder).

  • 4.3.2. Herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerk4.3.2. Herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerk

    4.3.2.1. Begrip herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerk4.3.2.1. Begrip herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerk

    50. 50. Met herstellings-, onderhouds- en reinigingswerk worden werkzaamheden bedoeld die er enkel toe strekken deeconomische waarde van een bestaand bedrijfsmiddel te behouden. Het gaat over werk dat noodzakelijk is om eendergelijk bedrijfsmiddel te kunnen blijven gebruiken, zonder dat dit werk de waarde van het bedrijfsmiddel verhoogt, watrendement of capaciteit betreft (vooral door gebruik van beter geschikte of duurzamere materialen), of zonder dat hetdoor zijn omvang in feite de vernieuwing of zelfs maar de gedeeltelijke verbouwing van een bedrijfsmiddel tot gevolgheeft.

    51. 51. Het maken van een onderscheid tussen de handelingen die strekken of bijdragen tot de totstandkoming, hetomvormen of het verbeteren van bedrijfsmiddelen en de handelingen die strekken of bijdragen tot de herstelling of hetonderhoud van bedrijfsmiddelen kan, in grensgevallen, een moeilijk te beoordelen feitenkwestie vormen.

    52. 52. De Minister van Financiën heeft ter zake een aantal voorbeelden gegeven (zie Kamer, Integraal verslag,Plenumvergadering 19.12.2006 namiddag, CRIV 51 PLEN 252, p. 36):

    ꞌZijn met name herstellings-, onderhouds-, en reinigingswerkzaamheden:

    1. de reiniging van een huisgevel met inbegrip van de levering van diverse producten en het gebruik van een stelling2. het schilderen van een huisgevel met inbegrip van de levering van de noodzakelijke materialen (verf, stopverf ...)3. het vegen van de schoorsteen4. het ontstoppen van aflopen, het ruimen en onderhoud van toezichtputten5. het onderhouden en aanleggen van een tuin, met inbegrip van de levering van bomen, struiken, bloemen, zaaigoed, grint…6. het onderhoud van een lift, met inbegrip van de benodigde onderhoudsproducten of onderdelen ter vervanging vangebroken of defecte onderdelen7. de vervanging van een ruit, met inbegrip van de levering van het glas en andere bijkomstige materialen (stopverf, nagels,houten latten …)8. het uitstrooien van grint, zout en calciumchloride op de wegen9. het reinigen en onderhouden van kantoorruimten (muren, ramen, plafonds, en vloeren van een kantoorgebouw)10. het begieten en besproeien van in de grond ingewortelde planten11. het snoeien van bomen op stam.ꞌ.

    4.3.2.2. Situatie vóór 16.12.20174.3.2.2. Situatie vóór 16.12.2017

    53. 53. Vóór de inwerkingtreding van artikel 4 van de voornoemde wet van 29.11.2017, werd de uitvoering van eenherstellings-, onderhouds- of reinigingswerk aan een uit zijn aard onroerend goed door een belastingplichtige zelf (of doorzijn personeel) voor de doeleinden van zijn economische activiteit, gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel,voor zover dergelijk werk verricht door een andere belastingplichtige geen of geen volledig recht op aftrek van de belastingzou doen ontstaan.

    54. 54. Bij verschillende administratieve toleranties werd de toepassing van artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek ten aanzien van zulke herstellings-, onderhouds- of reinigingswerken verder ingeperkt, tot de minister hadbeslist de toepassing in geen enkel geval meer te eisen (zie beslissing nr. E.T.130.422 van 05.07.2016 en circulaire2018/C/20 van 12.02.2018, randnummer 22).

    55. 55. De administratie zal de toepassing van artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, OUD, van het Btw-Wetboek niet meer eisen tenaanzien van het werk dat bestaat in het herstellen, het onderhouden of het reinigen van een uit zijn aard onroerend goed,dat een belastingplichtige zelf of met eigen personeel verricht voor de doeleinden van zijn economische activiteit, wat deperiode betreft voorafgaand aan de inwerkingtreding van de nieuwe bepaling (16.12.2017).

  • 4.3.2.3. Situatie vanaf 16.12.20174.3.2.3. Situatie vanaf 16.12.2017

    56. 56. Met ingang van 16.12.2017 bepaalt artikel 19, § 2, tweede lid, van het Btw-Wetboek uitdrukkelijk dat de uitvoeringvan herstellings-, onderhouds-, of reinigingswerk aan een uit zijn aard onroerend goed uitgevoerd door eenbelastingplichtige zelf (bijvoorbeeld door zijn personeel) voor de doeleinden van zijn economische activiteit niet wordtgelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel.

    57. 57. Voorbeeld

    De economische activiteit van vennootschap NV I bestaat uit de verhuur van woningen, bedrijfsgebouwen enopslagplaatsen.

    In één van de woningen die NV I verhuurt, vervangt haar personeelslid een gebarsten ruit (de verhuur van de woning isvrijgesteld door artikel 44, § 3, 2°, van het Btw-Wetboek).

    Aangezien het een herstellings-, onderhouds- of reinigingswerk betreft, zal artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek niet van toepassing zijn.

    58. 58. Als de belastingplichtige zelf of door middel van personeel, zonder tegenprestatie, herstellings-, onderhouds-, ofreinigingswerk aan een uit zijn aard onroerend goed verricht voor zijn privédoeleinden of voor de privédoeleinden van zijnpersoneel of, meer in het algemeen, voor andere doeleinden dan die van zijn economische activiteit, dan wordt diehandeling (zoals vroeger ook al het geval was) wel gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel, maar dan op grondvan artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek (zie titel 5 hieronder).

    4.4. Maatstaf van heffing4.4. Maatstaf van heffing

    59. 59. Voor de werken in onroerende staat bedoeld door artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek, is de maatstafvan heffing de overeenkomstig artikel 32, van het Btw-Wetboek vastgestelde normale waardenormale waarde van de dienst (artikel 33, §1, 3°, van het Btw-Wetboek).

    60. 60. Als normale waarde wordt beschouwd het volledige bedrag dat een afnemer in de handelsfase waarin de dienst wordtverricht, bij eerlijke concurrentie zou moeten betalen aan een onafhankelijke dienstverrichter om de diensten op dattijdstip te verkrijgen.

    61. 61. Wanneer artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek van toepassing is op een werk in onroerende staat dateen lid van een btw-eenheid verricht voor een ander lid van die btw-eenheid, kan de prijs die het lid vraagt voor het werkdat hij uitvoert, geacht worden overeen te stemmen met de normale waarde van het werk, voor zover uiteraard die prijsovereenstemt met de prijs die gewoonlijk wordt gehanteerd door het lid voor dit type van werken (anders dient toch denormale waarde te worden genomen).

    4.5. Belastbaar feit en opeisbaarheid4.5. Belastbaar feit en opeisbaarheid

    62. 62. Het belastbare feit is het feit waardoor de wettelijke voorwaarden worden vervuld die vereist zijn voor het opeisbaarworden van de belasting (artikel 1, § 12, 1°, van het Btw-Wetboek).

    63. 63. De opeisbaarheid van de belasting is het recht dat de Schatkist heeft om krachtens de wet de belasting vanaf eenbepaald tijdstip te vorderen van de persoon die de belasting moet voldoen, ook al kan de betaling daarvan wordenuitgesteld (artikel 1, § 12, 2°, van het Btw-Wetboek).

    64. 64. Wanneer een werk in onroerende staat overeenkomstig artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek wordtgelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel, vindt het belastbare feit met betrekking tot die handeling plaats enwordt de belasting opeisbaar op het tijdstip waarop het werk in onroerende staat is verricht (namelijk wanneer het werk inonroerende staat is voltooid) (zie artikel 22, § 1, van het Btw-Wetboek).

  • 65. 65. De administratie aanvaardt evenwel dat de belasting opeisbaar wordt op het tijdstip waarop het document bedoeld inartikel 3 van koninklijk besluit nr. 1 van 29.12.1992 wordt opgesteld.

    De tolerantie houdt in dat de belasting in elk geval opeisbaar wordt op de vijftiende dag van de maand volgend op demaand waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden wanneer voornoemd document niet werd opgesteld vóór dezedatum.

    4.6. Recht op aftrek4.6. Recht op aftrek

    66. 66. De belastingplichtige die een werk in onroerende staat verricht waarop artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek van toepassing is, verricht een handeling die onderworpen is aan de btw.

    67. 67. Bijgevolg kan hij in voorkomend geval de btw geheven van de aankoop van de materialen die hij bij de uitvoering vandie werken gebruikt, in aftrek brengen (9).

    (9) Dit geldt ook voor de belastingplichtigen die geen periodieke btw-aangiften moeten indienen omdatze uitsluitend handelingen verrichten die worden vrijgesteld door artikel 44, van het Btw-Wetboek enhun geen recht op aftrek verlenen of een bijzondere regeling genieten. Voor de uitoefening van hetrecht op aftrek wordt verwezen naar punt 7.2.2.

    68.68. De btw die hij moet voldoen over het werk in onroerende staat zelf, zal hij niet of slechts gedeeltelijk in aftrek kunnenbrengen overeenkomstig de regels van artikel 45 en 46, van het Btw-Wetboek en koninklijk besluit nr. 3 van 10.12.1969.

    5. 5. De uitvoering door een belastingplichtige, voor eigenDe uitvoering door een belastingplichtige, voor eigenrekening, van een werk in onroerende staat voor andererekening, van een werk in onroerende staat voor anderedoeleinden dan deze van de economische activiteit (artikel 19, §doeleinden dan deze van de economische activiteit (artikel 19, §2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek)2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek)

    5.1. Toepassingsvoorwaarden5.1. Toepassingsvoorwaarden

    69. 69. De gelijkstelling van artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van Btw-Wetboek is van toepassing onder volgende voorwaarden:

    - de handeling wordt verricht door een belastingplichtigebelastingplichtige in de zin van artikel 4 of artikel 6, tweede en derde lid, van hetBtw-Wetboek. De belastingplichtige handelt als natuurlijke persoon of bijvoorbeeld via:* de zaakvoerder, bestuurders* personeel dat via een arbeidscontract verbonden is met de belastingplichtige of dat aan de belastingplichtige wordt

    ter beschikking gesteld (10)* personen die kunnen worden verondersteld in een band van ondergeschiktheid te staan tegenover de

    belastingplichtige zoals de echtgeno(o)t(e) en zijn familieleden* derden die al dan niet tegen vergoeding handelen, anders dan in de uitoefening van de economische activiteit van de

    belastingplichtige, onder zijn leiding, toezicht of verantwoordelijkheid.

    (10) Hiermee wordt een terbeschikkingstelling bedoeld in de zin van artikel 18, § 1, 2°, van het Btw-Wetboek en dus niet de situatie waarbij de partijen het contract interpreteren als eenaannemingscontract bedoeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 1°, van het Btw-Wetboek.

    Rekening houdend met de formulering van de bepaling, de economie van het Btw-Wetboek en met artikel 2, van hetBtw-Wetboek, moet het bedoelde werk door de belastingplichtige worden verricht in het kader van zijn belastbareactiviteiten.

  • Wanneer de belastingplichtige een natuurlijke persoon is, zal de gelijkstelling bijgevolg slechts van toepassing zijn alshij het werk verricht in het kader van zijn belastbare activiteiten (zie 5.2.1 hieronder).

    Voor de toepassing van de gelijkstelling is het op zich van geen belang dat:* de belastingplichtige onderworpen is aan de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen van artikel 57, van

    het Btw-Wetboek* de belastingplichtige een bijzondere regeling geniet waardoor hij geen periodieke btw-aangiften zoals bedoeld in

    artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek moet indienen (zoals bijvoorbeeld de bijzondere regeling voorrecuperatiestoffen en -producten van aanschrijving nr. 88 van 15.12.1970, de bijzondere regeling voor wasserij,ververij, stomerij of stoppageondernemingen van aanschrijving nr. 28 van 19.11.1975 …)

    * de belastingplichtige uitsluitend handelingen verricht die vrijgesteld zijn door artikel 44, van het Btw-Wetboek enhaar geen enkel recht op aftrek verlenen

    * het om een gemengde belastingplichtige gaat.

    Het incidentele werk in onroerende staat dat een kleine vrijgestelde onderneming (zie artikel 56bis, van het Btw-Wetboek) gratis verricht voor andere doeleinden dan die van zijn economische activiteit, en dat in principe gelijkgesteldwordt met een dienst onder bezwarende titel door artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek, is evenwel nietuitdrukkelijk uitgesloten van die vrijstellingsregeling (zie artikel 56bis, § 3 van het Btw-Wetboek). Bijgevolg wordtaangenomen dat artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek niet van toepassing is ten aanzien vanbelastingplichtigen die onderworpen zijn aan de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen van artikel 56bis, vanhet Btw-Wetboek.

    - de handeling betreft een werk in onroerende staatwerk in onroerende staat. Er wordt verwezen naar titel 3 voor een omschrijving van het begripwerk in onroerende staat. Er wordt tevens verwezen naar punt 4.3.2.1. voor een omschrijving van het begripherstellings-, onderhouds-, en reinigingswerken, die nietniet uitgesloten zijn van de toepassing van artikel 19, § 2, eerstelid, 2°, van het Btw-Wetboek.

    - de handeling wordt verricht voor:* de privédoeleindenprivédoeleinden van de belastingplichtigebelastingplichtige** de privédoeleindenprivédoeleinden van het personeelpersoneel van de belastingplichtige* meer in het algemeen, andere doeleindenandere doeleinden dan deze van de economische activiteit van de belastingplichtige.

    - De handeling wordt verricht zonder tegenprestatie (om niet)zonder tegenprestatie (om niet).

    70. 70. Tenslotte wordt nog opgemerkt dat een werk in onroerende staat bedoeld in artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek, slechts aan de btw kan onderworpen worden als het onroerend goed, waarop het werk betrekking heeft, inBelgië is gelegen.

    5.2. Overzicht in functie van de uitvoerder5.2. Overzicht in functie van de uitvoerder

    5.2.1. Belastingplichtige natuurlijke persoon5.2.1. Belastingplichtige natuurlijke persoon

    71. 71. Als de belastingplichtige een natuurlijke persoonnatuurlijke persoon is (een zelfstandige) en hij zélf in eigen persoonzélf in eigen persoon een werk inonroerende staat verricht zonder tegenprestatie, voor privédoeleinden, voor privédoeleinden van zijn personeel en, meerin het algemeen, voor andere doeleinden dan die van zijn economische activiteit, is artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van hetBtw-Wetboek slechts van toepassing voor zover dit werk behoort tot de economische activiteit die hem de hoedanigheidvan belastingplichtige verleent. Alleen dan wordt hij voor dat werk geacht in het kader van zijn belastbare activiteiten tehandelen.

    72. 72. Voorbeelden

    - Een zelfstandige wiens economische activiteit bestaat uit de uitbating van een kledingwinkel, voert herstellingen uitaan zijn privéwoning. Dit werk valt niet onder de toepassing van artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek.

    - Een loodgieter die voor zijn privédoeleinden een woning opricht, moet artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek slechts toepassen op de loodgieterswerken die hij verricht.

    - Een aannemer van algemene bouwwerken die voor zijn privédoeleinden een woning opricht, moet artikel 19, § 2,eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek toepassen voor al het door hem uitvoerde werk in onroerende staat.

    - Een zelfstandige stukadoor verricht gratis pleisterwerken in de nieuwbouwwoning van zijn broer. Artikel 19, § 2, eerstelid, 2°, van het Btw-Wetboek is van toepassing in hoofde van de stukadoor op het werk dat hij verricht.

    - Een zelfstandige tandarts verricht gratis pleisterwerken in de nieuwbouwwoning van zijn broer. Vermits dit werk nietbehoort tot de economische activiteit die hem de hoedanigheid van btw-plichtige verleent, is artikel 19, § 2, eerste lid,2°, van het Btw-Wetboek niet van toepassing in hoofde van de tandarts.

  • Indien artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek van toepassing is, is de maatstaf van heffing voor de berekeningvan de verschuldigde btw gelijk aan de gedane uitgaven (zie punt 5.3. hieronder). Het gratis werk op zichzelf dat door debelastingplichtige natuurlijke persoon wordt gepresteerd, wordt niet in de maatstaf van heffing opgenomen en wordt dusniet belast met btw.

    73. 73. Als een belastingplichtige natuurlijke persoon personeelsledenpersoneelsleden gebruikt voor de uitvoering van werk in onroerendestaat voor bovengenoemde doeleinden, moet het werk dat wordt verricht door die personeelsleden altijd worden geachtte zijn verricht in het kader van zijn belastbare activiteiten als belastingplichtige. Artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek is dan zonder onderscheid van toepassing.

    Voorbeeld

    Een zelfstandige loodgieter die personeel in dienst heeft, richt een woning op voor zijn privédoeleinden. Hij gebruikt éénvan zijn werknemers bij de bouwwerken. Artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek is van toepassing voor hetdoor dat personeelslid uitgevoerde werk in onroerende staat, met inbegrip van het werk dat niet behoort tot dewerkzaamheid van de loodgieter.

    74. 74. Wanneer een belastingplichtige natuurlijke persoonnatuurlijke persoon werken in onroerende staat uitvoert, zowel voor zijnprivédoeleindenprivédoeleinden als voor de doeleinden van zijn economische activiteitdoeleinden van zijn economische activiteit, bepaalt hij onder controle van de administratie inwelke mate het werk betrekking heeft op:

    - zijn privédoeleinden: hierop past hij artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek toe- zijn economische activiteit: hierop past hij artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek toe, voor zover hij geen

    volledig recht op aftrek zou hebben wanneer dat gedeelte werk voor hem zou verricht zijn door een anderebelastingplichtige en het geen situatie betreft zoals bedoeld in artikel 19, § 2, tweede lid (zie titel 4).

    Voorbeeld

    Een zelfstandige schrijnwerker (natuurlijke persoon) installeert een nieuwe trap in een gebouw dat hij gebruikt voor zijnzelfstandige zaak en als privéwoning. Hij haalt de nodige materialen uit zijn voorraad. Het volledige gebouw is opgenomenin zijn bedrijfsvermogen.

    68 % van dit werk wordt toegewezen aan de privéwoning. Hierop past hij artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek toe.

    Ten aanzien van het gedeelte dat wordt toegewezen aan de economische activiteit (32 %) zou hij volledig recht op aftrekhebben, indien het werk door een andere belastingplichtige zou zijn uitgevoerd. Bijgevolg is artikel 19, § 2, eerste lid, 1°,van het Btw-Wetboek niet van toepassing. Ten belope van dat gedeelte (32 %) maakt de opname uit zijn voorraad van hetnodige materiaal het voorwerp uit van een ingebruikneming in de zin van artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het Btw-Wetboek (zie titel 6 hierna).

    5.2.2. Belastingplichtige rechtspersoon5.2.2. Belastingplichtige rechtspersoon

    75. 75. Aangezien de belastingplichtige rechtspersoon steeds geacht wordt in het kader van zijn belastbare activiteiten tehandelen, is artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek altijd van toepassing wanneer hij, gratis, werk inonroerende staat verricht voor de privédoeleinden van zijn personeel en, meer in het algemeen, voor andere doeleindendan deze van zijn economische activiteit.

    76. 76. Voorbeelden

    - De zaakvoerder van schildersbedrijf BVBA K laat een werknemer de gevel van de woning van zijn moederherschilderen, zonder dat zij hiervoor iets moet betalen.

    Dit werk in onroerende staat wordt door artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek gelijkgesteld met eendienst onder bezwarende titel in hoofde van BVBA K. De verschuldigde btw dient te worden berekend over de door deBVBA K gedane uitgaven (zie punt 5.3. hieronder), waaronder het werk dat wordt gepresteerd door de betrokkenwerknemer.

    - Dhr. L, bestuurder van NV M, een aannemingsbedrijf van algemene bouwwerken, richt in het weekend zijn eigenprivéwoning op, waarbij hij gebruik maakt van bouwmateriaal en gereedschap van die vennootschap.

  • In dit geval is het wel degelijk de vennootschap die dient te worden beschouwd als de uitvoerster van de werken inonroerende staat. Zij kan immers slechts optreden door middel van fysieke personen die haar vertegenwoordigen (incasu dhr. L). Het door de vennootschap verrichte werk is dan ook belastbaar op grond van artikel 19, § 2, eerste lid, 2°,van het Btw-Wetboek.

    De maatstaf van heffing van deze prestatie wordt berekend over de gedane uitgaven (zie punt 5.3. hieronder). In deveronderstelling dat de bestuurder normaal niet wordt vergoed door de vennootschap voor dat werk, is er dus geenbtw verschuldigd over het werk gepresteerd door de bestuurder zelf.

    - NV N legt door middel van 3 werknemers gratis (dus niet bijvoorbeeld in het kader van een sponsoringsovereenkomst)een nieuw grasveld aan op het terrein van een lokale sportvereniging.

    Dit werk in onroerende staat wordt door artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek gelijkgesteld met eendienst onder bezwarende titel in hoofde van NV N.

    De verschuldigde btw dient te worden berekend over de door de NV N gedane uitgaven (zie punt 5.3. hieronder),waaronder het werk dat wordt gepresteerd door de betrokken werknemers.

    5.2.3. Btw-eenheid5.2.3. Btw-eenheid

    77. 77. Een btw-eenheid kan bestaan uit zowel natuurlijke personen (hun onderneming) als rechtspersonen, maar wordt alséén btw-belastingplichtige beschouwd.

    78. 78. De uitvoering van een gratisgratis werk in onroerende staat door een lid van een btw-eenheid kan de toepassing van artikel19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek met zich meebrengen in hoofde van de btw-eenheid, in hoofde van de btw-eenheid, als dat werk wordtverricht:

    - voor de privédoeleinden van een lid van de btw-eenheid. Het kan daarbij gaan om een werk verricht door:* een lid van de btw-eenheid die de hoedanigheid van een natuurlijke persoon heeft en voor zijn eigen

    privédoeleinden handelt* een lid van de btw-eenheid voor de privédoeleinden van een ander lid van dezelfde btw-eenheid die de

    hoedanigheid heeft van een natuurlijke persoon

    - voor de privédoeleinden van het personeel van een lid van de btw-eenheid. Het kan daarbij gaan om een werk verrichtdoor:* een lid van de btw-eenheid voor de privédoeleinden van zijn eigen personeel* een lid van de btw-eenheid voor de privédoeleinden van het personeel van een ander lid van dezelfde btw-eenheid

    - voor andere doeleinden dan deze van de economische activiteit van de gehele btw-eenheid (waarbij niet uitgesloten isdat de dienst wordt verricht tussen leden van dezelfde btw-eenheid of voor een derde die geen lid is van de btw-eenheid).

    79. 79. Wanneer een gratis werk in onroerende staat bedoeld in artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek wordtverricht door een natuurlijke persoon wiens onderneming deel uitmaakt van een btw-eenheid, zijn de principes besprokenonder punt 5.2.1 van toepassing, met dat verschil dat:

    - er moet worden gekeken of het werk behoort tot de economische activiteit van de btw-eenheidtot de economische activiteit van de btw-eenheid indien de natuurlijkepersoon het werk zelf in eigen persoon uitvoert (11)

    - het werk in onroerende staat altijd moet worden geacht te zijn verricht in het kader van de belastbare activiteiten,wanneer de natuurlijke persoon voor de uitvoering van dat werk gebruik maakt personeelsleden van de btw-eenheidpersoneelsleden van de btw-eenheidwaartoe hij behoort.

    (11) Als blijkt dat het werk niet behoort tot de economische activiteit van de btw-eenheid, blijft detoepassing van artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek in hoofde van de btw-eenheidmogelijk, in de mate dat de natuurlijke persoon optreedt in de hoedanigheid van zaakvoerder ofbestuurder van een rechtspersoon die deel uitmaakt van die btw-eenheid.

    80.80. Wanneer een gratis werk in onroerende staat bedoeld in artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek wordtverricht door een rechtspersoon die deel uitmaakt van een btw-eenheid, wordt verwezen naar punt 5.2.2.

    81. 81. Voorbeelden:

  • - De onderneming van ingenieur O (zelfstandige natuurlijke persoon) maakt deel uit van een btw-eenheid. O schildertgratis de gevel van een personeelslid van een ander lid van de btw-eenheid.

    Situatie 1:Het werk maakt deel uit van de economische activiteit van de btw-eenheid. Dit werk in onroerende staat wordt doorartikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel in hoofde vande btw-eenheid. De verschuldigde btw dient te worden berekend over de gedane uitgaven (zie punt 5.3. hieronder).

    Situatie 2:Het werk maakt geen deel uit van de economische activiteit van de btw-eenheid. Dit werk in onroerende staat wordtniet door artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel inhoofde van de btw-eenheid.

    - NV P legt door middel van 3 werknemers gratis (dus niet bijvoorbeeld in het kader van een sponsoringsovereenkomst)een nieuw grasveld aan op het terrein van een lokale sportvereniging. P maakt deel uit van een btw-eenheid.

    Dit werk in onroerende staat wordt door artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek gelijkgesteld met eendienst onder bezwarende titel in hoofde de btw-eenheid. De verschuldigde btw dient te worden berekend over degedane uitgaven (zie punt 5.3. hieronder), waaronder het werk dat wordt gepresteerd door de betrokken werknemers.

    5.2.4. Niet-belastingplichtige rechtspersoon5.2.4. Niet-belastingplichtige rechtspersoon

    82. 82. Er wordt benadrukt dat artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek slechts de belastingplichtigen beoogt enaldus in geen geval van toepassing is ten aanzien van werk in onroerende staat, van welke aard ook verricht door een niet-belastingplichtige rechtspersoon met behulp van eigen personeelsleden.

    5.2.5. Gedeeltelijke belastingplichtige rechtspersoon5.2.5. Gedeeltelijke belastingplichtige rechtspersoon

    83. 83. Ten aanzien van een rechtspersoon die zowel handelingen binnen als buiten de werkingssfeer van de btw verricht,wordt verwezen naar punt 5.2.2. Hij wordt bij de uitoefening van het werk in onroerende staat bedoeld in artikel 19, § 2,eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek steeds geacht in het kader van zijn belastbare activiteiten te handelen.

    5.3. Maatstaf van heffing5.3. Maatstaf van heffing

    84. 84. Voor de werken in onroerende staat bedoeld door artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek, is de maatstafvan heffing de door de belastingplichtige gedane uitgavengedane uitgaven (artikel 33, § 1, 2°, van het Btw-Wetboek).

    85. 85. De uitgaven die specifiek voor dat werk werden gedaan, worden dus in de maatstaf van heffing opgenomen, zoals:

    - aangekochte materialen- materialen die uit de voorraad van de belastingplichtige worden genomen- de afschrijvingswaarde van gereedschap rekening houdend met de duurtijd van het gebruik- het werk dat wordt gepresteerd door personeelsleden die worden ingeschakeld door de belastingplichtige (hetgeen

    altijd een gedane uitgave uitmaakt die tot de maatstaf van heffing van de btw behoort).

    86. 86. Voor de in artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek bedoelde handelingen is er geen btw verschuldigd op hetwerk gepresteerd door:

    - de belastingplichtige natuurlijke persoon zelf- de bestuurder of zaakvoerder van de belastingplichtige vennootschap wanneer deze niet door de vennootschap voor

    dat specifiek werk wordt vergoed.

    5.4. Belastbaar feit en opeisbaarheid5.4. Belastbaar feit en opeisbaarheid

  • 87. 87. Het belastbare feit is het feit waardoor de wettelijke voorwaarden worden vervuld die vereist zijn voor het opeisbaarworden van de belasting (artikel 1, § 12, 1°, van het Btw-Wetboek).

    88. 88. De opeisbaarheid van de belasting is het recht dat de Schatkist heeft om krachtens de wet de belasting vanaf eenbepaald tijdstip te vorderen van de persoon die de belasting moet voldoen, ook al kan de betaling daarvan wordenuitgesteld (artikel 1, § 12, 2°, van het Btw-Wetboek.

    89. 89. Bij toepassing van artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek vindt het belastbare feit plaats en wordt debelasting opeisbaar op het tijdstip waarop het werk in onroerende staat is verricht (met andere woorden wanneer hetwerk in onroerende staat is voltooid) (artikel 22, § 1, van het Btw-Wetboek).

    90. 90. De administratie aanvaardt evenwel dat de belasting opeisbaar wordt op het tijdstip waarop het document bedoeld inartikel 3 van koninklijk besluit nr. 1 van 29.12.1992 wordt opgesteld.

    De tolerantie houdt in dat de belasting in elk geval opeisbaar wordt op de vijftiende dag van de maand volgend op demaand waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden wanneer voornoemd document niet werd opgesteld vóór dezedatum.

    5.5. Recht op aftrek5.5. Recht op aftrek

    91. 91. De belastingplichtige die een werk in onroerende staat verricht waarop artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, van het Btw-Wetboek van toepassing is, verricht een handeling die onderworpen is aan de btw.

    92. 92. Bijgevolg kan hij in voorkomend geval de btw geheven van de aankoop van de materialen die hij bij de uitvoering vandie werken gebruikt, in aftrek brengen.

    93. 93. De btw die hij moet voldoen over het werk in onroerende staat zelf, zal hij uiteraard niet in aftrek kunnen brengen,aangezien het werk wordt verricht voor zijn privédoeleinden of die van zijn personeel of voor andere doeleinden dan dievan zijn economische activiteit.

    6. 6. De goederen die worden gebruikt voor het verrichten doorDe goederen die worden gebruikt voor het verrichten dooreen belastingplichtige, voor eigen rekening, van een werk ineen belastingplichtige, voor eigen rekening, van een werk inonroerende staatonroerende staat

    6.1. Het werk in onroerende staat wordt door artikel 19, § 2, van het6.1. Het werk in onroerende staat wordt door artikel 19, § 2, van hetBtw-Wetboek gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titelBtw-Wetboek gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel

    6.1.1. Goederen die hij aankoopt voor het verrichten van eigen werk in6.1.1. Goederen die hij aankoopt voor het verrichten van eigen werk inonroerende staatonroerende staat

    94. 94. De belastingplichtige kan de btw, geheven van goederen die hij aankoopt voor het verrichten van een eigen werk inonroerende staat dat door artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek met een dienst onder bezwarende titel wordtgelijkgesteld, in aftrek brengen volgens de normale regels omdat hij ze gebruikt voor een belaste handeling.

  • 6.1.2. Goederen die hij aan zijn bedrijf onttrekt voor het verrichten van eigen6.1.2. Goederen die hij aan zijn bedrijf onttrekt voor het verrichten van eigenwerk in onroerende staatwerk in onroerende staat

    95. 95. Als een belastingplichtige aan zijn bedrijf goederen onttrekt voor het verrichten van werk in onroerende staat, datovereenkomstig artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek wordt gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel, gebruikthij die goederen voor het verrichten van een handeling die aan de btw is onderworpen.

    96. 96. De onttrekking van die goederen wordt dus niet gelijkgesteld met een levering van goederen onder bezwarende titel inde zin van artikel 12, § 1, eerste lid, 1°, 3° of 4°, van het Btw-Wetboek en evenmin moet de aftrek van de btw over diegoederen worden herzien.

    Voorbeeld

    BVBA Q produceert bakstenen. Q laat één van haar werknemers een tussenmuur bouwen in de privéwoning van dezaakvoerder. Hiervoor worden bakstenen gebruikt die aanwezig zijn in de voorraad van Q en waarvoor Q de btw volledigheeft kunnen aftrekken. 

    De bouw van de tussenmuur betreft een werk in onroerende staat dat overeenkomstig artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, vanhet Btw-Wetboek wordt gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel.

    Aangezien de bakstenen worden gebruikt voor een werk in onroerende staat dat wordt gelijkgesteld met een dienst onderbezwarende titel en bijgevolg aan de btw onderworpen is, kan de door P verrichte onttrekking van die bakstenen uit haarvoorraad niet worden gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel zoals bedoeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1°,van het Btw-Wetboek.

    6.2. Het werk in onroerende staat wordt niet door artikel 19, § 2, van6.2. Het werk in onroerende staat wordt niet door artikel 19, § 2, vanhet Btw-Wetboek gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titelhet Btw-Wetboek gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel

    6.2.1. Goederen die hij aankoopt voor het verrichten van eigen werk in6.2.1. Goederen die hij aankoopt voor het verrichten van eigen werk inonroerende staatonroerende staat

    97. 97. De belastingplichtige moet nagaan of hij recht op aftrek heeft van de btw geheven van de aankoop van de goederen,rekening houdend met de bestemming van de goederen en de voorwaarden van artikel 45 van het Btw-Wetboek enkoninklijk besluit nr. 3 van 10.12.1969.

    98. 98. Wanneer de goederen strekken of bijdragen tot de totstandkoming, het omvormen of het verbeteren vanbedrijfsmiddelen, zal de in aftrek gebrachte btw geheven van de aankoop, intracommunautaire verwerving of de invoervan die goederen onderworpen zijn aan herziening (zie artikel 48, § 2, van het Btw-Wetboek en artikel 7 van het koninklijkbesluit nr. 3 van 10.12.1969).

    Voorbeeld

    Belastingplichtige R richt voor eigen rekening een gebouw op dat zal worden gebruikt binnen zijn economische activiteitvoor doeleinden die een volledig recht op aftrek verlenen.

    R zal op het moment van de voltooiing van de werken niet geacht worden een dienst onder bezwarende titel te verrichtenovereenkomstig artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek (aangezien er een volledig recht op aftrek is van debtw).

    Dat neemt niet weg dat het betrokken gebouw wel degelijk een bedrijfsmiddel is. De btw die volledig in aftrek werdgebracht over de uitgaven die werden verricht om het gebouw op te richten (in het bijzonder de aankoop van dematerialen), zal dus moeten worden beschouwd als btw geheven van bedrijfsmiddelen die onderworpen is aan herzieninggedurende een termijn van 15 jaar. Deze gegevens zullen in de tabel van de bedrijfsmiddelen moeten worden opgenomenen de aankoopprijs moet worden opgenomen in rooster 83 van de periodieke aangifte.

  • 6.2.2. Goederen die hij aan zijn bedrijf onttrekt voor het verrichten van eigen6.2.2. Goederen die hij aan zijn bedrijf onttrekt voor het verrichten van eigenwerk in onroerende staatwerk in onroerende staat

    99. 99. De onttrekking door een belastingplichtige van goederen aan zijn bedrijf voor het verrichten van een werk inonroerende staat, dat niet gelijkgesteld wordt met een dienst onder bezwarende titel bedoeld in artikel 19, § 2, van hetBtw-Wetboek, kan worden gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel in de zin van artikel 12, van het Btw-Wetboek in de gevallen voorzien in dat artikel. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een belastingplichtige bij hetverrichten van zulk werk in onroerende staat een ingebruikneming als bedrijfsmiddel verricht zoals bedoeld in artikel 12, §1, eerste lid, 3°, van het Btw-Wetboek.

    Voorbeeld

    De NV S is een producent van deuren en ramen. Na een controle door de brandweerdienst, laat de NV S één van haarwerknemers een nooduitgang met buitendeur installeren in haar bedrijfsgebouw omwille van de brandveiligheid van detoonzaal. Hiervoor wordt een deur gebruikt die aanwezig is in de voorraad en waarvoor S de btw volledig heeft kunnenaftrekken.

    De installatie betreft een werk in onroerende staat voor de doeleinden van de economische activiteit van S dat niet onderde toepassing van artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het Btw-Wetboek valt, aangezien S een volledig recht op aftrek zouhebben, wanneer de installatie door een andere belastingplichtige zou worden verricht.

    De deur betreft een voorraadgoed dat werd vervaardigd door S, zonder dat het oorspronkelijk bestemd was alsbedrijfsmiddel.

    De ingebruikneming als bedrijfsmiddel van de deur, wordt gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titelovereenkomstig artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het Btw-Wetboek. S kan de btw volledig aftrekken.

    S is verplicht om een stuk op te maken die de in artikel 12, § 1, eerste lid, 3°, van het Btw-Wetboek bedoelde handelingvaststelt (zie artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29.12.1992).

    7. 7. VerplichtingenVerplichtingen

    7.1. Stuk dat de handeling vaststelt7.1. Stuk dat de handeling vaststelt

    100.100. De belastingplichtige die een handeling verricht die door artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek wordt gelijkgesteld meteen dienst, moet een stuk opmaken dat de handeling vaststelt (artikel 3 van koninklijk besluit nr. 1 van 29.12.1992).

    101.101. Dit stuk moet uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin het belastbare feit van de belasting heeftplaatsgevonden, worden opgesteld.

    102.102. Dit stuk moet de volgende vermeldingen bevatten (artikel 5, § 2, van koninklijk besluit nr. 1):

    - een opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat het stuk op eenduidige wijze identificeert, waaronder hetis ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen

    - de naam of de maatschappelijke benaming van de belastingplichtige en van het lid van de btw-eenheid in de zin vanartikel 4, § 2, van het Btw-Wetboek, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en het in artikel 50,van het Btw-Wetboek bedoelde btw-identificatienummer

    - de datum van de handeling- de gegevens die nodig zijn om de handeling te determineren en om het tarief van de belasting vast te stellen,

    inzonderheid de gebruikelijke benaming van de geleverde goederen en van de verstrekte diensten en hun hoeveelheidalsook het voorwerp van de diensten

    - per tarief, de vermelding van de maatstaf van heffing en het totaalbedrag van de verschuldigde belasting.

    De administratie aanvaardt dat de belasting opeisbaar wordt op het tijdstip waarop het in artikel 3 van koninklijk besluit nr.1 van 29.12.1992 bedoelde document wordt opgesteld.

  • 7.2. Voldoening van de belasting7.2. Voldoening van de belasting

    7.2.1. Belastingplichtigen die periodieke aangiften moet indienen7.2.1. Belastingplichtigen die periodieke aangiften moet indienen

    103. 103. Belastingplichtigen die gehouden zijn om periodieke btw-aangiften in de zin van artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van hetBtw-Wetboek in te dienen, voldoen de btw over de handeling die wordt gelijkgesteld met een dienst onder bezwarendetitel via die aangifte.

    104.104. In de periodieke aangifte worden ook de inkomende handelingen opgenomen die de belastingplichtige heeft gebruiktten behoeve van de handeling bedoeld in artikel 19, § 2, van het Btw-Wetboek.

    7.2.2. Belastingplichtigen die geen periodieke aangiften moet indienen7.2.2. Belastingplichtigen die geen periodieke aangiften moet indienen

    105.105. Belastingplichtigen zonder recht op aftrek die niet gehouden zijn tot het indienen van periodieke btw-aangiften (12)en die werken in onroerende staat verrichten welke overeenkomstig artikel 19, § 2, eerste lid, 1° of 2°, van het Btw-Wetboek worden gelijkgesteld met een dienst onder bezwarende titel, kunnen in voorkomend geval de btw geheven vande aankoop van de materialen die zij bij de uitvoering van die werken gebruiken, in aftrek brengen.

    (12) Dit zijn met name belastingplichtigen die:- uitsluitend handelingen verrichten die worden vrijges