Bewust zijn van Brandveilig Leven...“Je hebt natuurlijk twee partijen nodig voor communicatie. En...

36
Bewust zijn van Brandveilig Leven Onderzoeksverslag “het bereiken van de Poolse bewoners van de wijk Laak” Franco Albanese 10054839 | Methoden en Technieken | IVK DT-3 | Haagse Hogeschool 4 februari 2013

Transcript of Bewust zijn van Brandveilig Leven...“Je hebt natuurlijk twee partijen nodig voor communicatie. En...

Bewust zijn van Brandveilig Leven

Onderzoeksverslag “het bereiken van de Poolse bewo ners van de wijk Laak”

Franco Albanese 10054839 | Methoden en Technieken | IVK DT-3 |

Haagse Hogeschool 4 februari 2013

Voorwoord In jaar drie van de opleiding Integrale Veiligheidskunde is er voor het vak Methoden&Technieken een onderzoek gedaan. In de twee voorgaande jaren zijn er regelmatig onderzoeken verricht en rapporten geschreven voor de diverse vakken. Dit onderzoek kenmerkt zich door de doelmatige aanpak, waarin het volgen van de juiste stappen om het rapport te schrijven centraal staat. Meerdere keren heb ik mijzelf het hoofd gestoten hoe hier mee om te gaan. Na de vaste feedbackmomenten was ik meer dan eens murw geslagen en zag ik door de bomen het bos niet meer. Door vol te houden en veel documentatie er op na te lezen ben ik er in geslaagd om dit rapport naar eigen tevredenheid op te stellen. Franco Albanese 4 februari 2013 Den Haag

Inhoudsopgave

Voorwoord ............................................................................................................. 2

1. Inleiding ............................................................................................................. 4

2. Beschrijving van het onderzoek .......................................................................... 5 2.1. Probleemstelling ........................................................................................................................................ 5 2.2. Doelstelling .................................................................................................................................................. 5 2.3. Onderzoeksvragen .................................................................................................................................... 5 2.4. Deelvragen ................................................................................................................................................... 5 2.5. Afbakening ................................................................................................................................................... 6 2.6. Onderzoeksmethodiek ............................................................................................................................ 6 2.7. Obstakels van het onderzoek ............................................................................................................... 9

3. Theoretisch Kader ............................................................................................ 10 3.1. Theoretische benadering Cultuur..................................................................................................... 10

3.1.1. De vijf dimensies van Geert Hofstede ............................................................................................. 11 3.1.2. Uiting geven aan cultuur ..................................................................................................................... 14 3.1.3. De individuele waardetheorie van Shalom Schwarz .............................................................. 15 3.1.4. De lagenstructuur van Fons Trompenaars ................................................................................. 16 3.1.5. Zeven aspecten van cultuur ................................................................................................................ 16

3.2. Het besluit: welke theorie wordt gekozen .................................................................................... 17 3.3. Verandermodel Keuning en Eppink ................................................................................................ 18

4. Analyse van de culturele verschillen/overeenkomsten en communicatie tussen

de (veiligheids)diensten ....................................................................................... 21 4.1. Model van Hofstede toegepast op de doelgroep ........................................................................ 21

4.1.1. De culturele dimensies van Polen .................................................................................................... 22 4.2. Beantwoording van de onderzoeksvragen ................................................................................... 23

4.2.1. In hoeverre worden in Polen machtsafstanden tussen mensen geaccepteerd volgens

de theorie van Hofstede? .................................................................................................................................. 23 4.2.2. Hoe kijken de Polen aan tegen onbekende situaties en het nemen van risico’s? ....... 24 4.2.3. Zijn de Polen individueel of collectivistisch ingesteld en hoe komt dit tot uiting? .... 24 4.2.4. Hoe kijken de Polen aan tegen gezag? .......................................................................................... 24

4.3. Conclusie van deelvraag één ............................................................................................................... 25 4.4. Communicatie tussen de (veiligheids)partners ......................................................................... 26 4.4.1. Beantwoording van de onderzoeksvragen ............................................................................... 26

4.4.2. Hoe communiceren de (veiligheids)partners onderling? ..................................................... 27 4.4.3. Hoe communiceren de (veiligheids)partners met de doelgroep? ..................................... 27 4.4.4. Wisselen de (veiligheids)partners informatie uit over de doelgroep? ............................ 28 4.4.5. Neemt de doelgroep zelf ook initiatief om contact te leggen met de

(veiligheids)partners? ....................................................................................................................................... 28 4.4.6. De communicatie vanuit het model Keuning en Eppink ....................................................... 29

4.5. Conclusie van de tweede deelvraag ................................................................................................. 30

5. Conclusie van de hoofdvraag ............................................................................ 32

6. Aanbevelingen ................................................................................................. 33

Literatuur ............................................................................................................. 34

Bijlage A – Vragenlijst literatuuronderzoek en interviews ..................................... 35

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 4

1. Inleiding De brandweer heeft in haar toekomstverkenning “De brandweer over morgen, strategische reis voor vernieuwingen” de richting geschetst voor een nieuw bedrijfsmodel (NVBR, 2010). Van oudsher heeft de brandweer het redden van mens en dier hoog in het vaandel staan, wat vandaag de dag nog steeds geldt. Sinds 2010 is op basis van die toekomstverkenning een veranderingsproces gaande bij de brandweer. Een betere verdeling van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid is een van de belangrijke onderdelen van de visie. Centraal in de nieuwe visie staat het versterken van het veiligheidsbewustzijn van verschillende risicogroepen, zoals bewoners van aandachtswijken, wat moet leiden tot meer brandveilig gedrag (Naar: NVBR, 2010). Het bereiken van deze groepen is niet iets wat als vanzelfsprekend gevonden wordt. Uit de gehouden interviews blijkt dat één van de (veiligheids)diensten moeite heeft met het communiceren met de specifieke doelgroep die centraal staat in dit rapport, zoals blijkt uit het volgende citaat;

“Je hebt natuurlijk twee partijen nodig voor communicatie. En je kan als politie van alles willen, maar als de andere partij daar niks in ziet of daar geen belang bij heeft, dan kan je op je kop gaan staan, of doen wat je wilt, maar dan bereik je vaak nog

niks.” Bovenstaand citaat geeft het dilemma weer van één van de respondenten die in haar dagelijkse werk te maken heeft met de Polen uit Laak. In de wijk Laakkwartier wonen relatief veel mensen uit Polen en zij vormen een gemeenschap welke sterk in opkomst is (Den Haag, 2012). De doelstelling van dit rapport is te onderzoeken hoe de overige (veiligheids)diensten contact leggen en onderhouden met deze doelgroep. Hier kan de brandweer van leren en een strategie ontwikkelen of overnemen om de Polen te bereiken. In hoofdstuk drie wordt de cultuurtheorie beschreven en de cultuurverschillen tussen Nederlanders en de Polen worden in hoofdstuk vier aan de hand van de theorie benoemd. In iedere cultuur hanteert men ander normen en waarden en het is een voordeel in de communicatie als je hier vooraf rekening weet te houden. Tevens zal in dit hoofdstuk de samenwerking tussen de (veiligheids)diensten geanalyseerd worden. In de conclusie wordt de hoofdvraag uit dit onderzoek beantwoord eventueel gevolgd door aanbevelingen.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 5

2. Beschrijving van het onderzoek

2.1. Probleemstelling De brandweer stimuleert in haar nieuwe visie het brandveiligheidbewustzijn en de eigen verantwoordelijkheid. Brandveilig Leven is een van de pijlers die beschreven is in de visie van de brandweer. Op dit moment is de Brandweer Haaglanden bezig om contact te leggen met de bewoners in de wijk om ze bewuster te maken van Brandveilig Leven. Dit contact leggen is niet eenvoudig, alleen al door de verscheidenheid aan nationaliteiten in Laakkwartier (Den Haag, 2008). Het te onderzoeken probleem in dit onderzoek is het ‘moeizaam’ bereiken van een specifieke doelgroep in de wijk Laakkwartier, namelijk de Poolse bewoners. Volgens Kramer (2011) komen in de wijk Laakkwartier statistisch gezien veel binnenbranden voor. Over de periode 2005-2010 hebben er zich volgens gegevens uit het meldkamersysteem Brandweer Haaglanden in totaal 353 binnenbranden voorgedaan in de wijk (Kramer, 2011). De wijk Laakkwartier staat hiermee op de tweede plaats van alle wijken in Den Haag voor wat de betreft de kans op binnenbranden. De achtergronden van de bewoners (o.a. sociale economische status) kan verband houden met de oorzaak (bijvoorbeeld minder geld voor onderhoud, verkeerd gebruik apparatuur en materialen) van branden, maar kan ook handvatten geven voor de manier van benaderen. De gemeente Den Haag heeft bijna alle wijken een achterstandscore gegeven. Hierin komt tot uitdrukking of wijken een sociaal-economische voorsprong of achterstand hebben. Laakkwartier is een van de veertien wijken met een positieve achterstandscore, wat meer achterstand dan gemiddeld inhoudt.

2.2. Doelstelling De doelstelling van dit rapport is, het onderzoeken op welke wijze de brandweer de Polen in Laak het beste kan bereiken. Door middel van het houden van interviews zal geanalyseerd worden hoe de andere (veiligheids)diensten contact zoeken met de doelgroep. Het uiteindelijke resultaat moet zijn dat met ‘de Polen’ in Laak gecommuniceerd kan worden volgens een hanteerbare methode. Als blijkt dat de resultaten uit dit onderzoek positief van invloed zijn op het bereiken van deze doelgroep kunnen er lessen voor de toekomst uit getrokken worden. Dit onderzoek kan als voorbeeld gaan dienen om onderzoek te doen naar andere bevolkingsgroepen die de Brandweer wil bereiken.

2.3. Onderzoeksvragen

Hoofdvraag: Op welke wijze kan de Brandweer Haaglanden, in samenwerking met de overige (veiligheids)partners, de Poolse bewoners in de wijk Laak bereiken om zo het bewustzijn op het gebied van Brandveilig Leven te vergroten? De centrale vraag is te splitsen in een inhoudelijke en een praktische vraag. De inhoudelijke vraag ‘het vergroten van het bewustzijn op het gebied van Brandveilig Leven is een subdoel van dit onderzoek. De praktische vraag ‘de Poolse bewoners in de wijk Laak bereiken’ is het hoofddoel wat in dit onderzoek onderzocht wordt.

2.4. Deelvragen

• Wat zijn de globale cultuurverschillen/-overeenkomsten tussen Polen en Nederland volgens Hofstede?

• Op welke wijze verloopt de communicatie tussen de (veiligheids)partners op dit moment met deze doelgroep?

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 6

De deelvragen worden ontleed in een aantal onderzoeksvragen welke hieronder staan uitgeschreven; Onderzoeksvragen bij de eerste deelvraag

• In hoeverre worden in Polen machtsafstanden tussen mensen geaccepteerd volgens de theorie van Hofstede?

• Hoe kijken de Polen aan tegen onbekende situaties en het nemen van risico’s?

• Zijn de Polen individueel of collectivistisch ingesteld en hoe komt dit tot uiting? • Hoe kijken de Polen aan tegen gezag?

Onderzoeksvragen bij de tweede deelvraag

• Hoe communiceren de (veiligheids)partners onderling? • Hoe communiceren de (veiligheids)partners met de doelgroep? • Wisselen de (veiligheids)partners informatie uit over de doelgroep? • Neemt de doelgroep zelf ook initiatief om contact te leggen met de

(veiligheids)partners?

2.5. Afbakening Om het onderzoek uitvoerbaar/beheersbaar te houden in de beschikbare tijd is de hoofdvraag scherp afgebakend.

• De doelstelling is om een doelgroep in de wijk Laak te bereiken. De focus ligt in dit onderzoek op de Poolse bewoners in de wijk Laak. Er zijn geen gegevens bekend waarin wordt gesteld dat het bewustzijn van Brandveilig Leven bij deze groep minder ontwikkeld is. De keuze is op deze groep gevallen door een aantal incidenten waarbij deze doelgroep betrokken was.

• Het beeld van de doelgroep wat uit de literatuurstudie komt zal een algemeen beeld zijn tussen de cultuurkenmerken van de Poolse bewoners in vergelijking met die van de Nederlanders. Het is gezien het tijdspad van dit blok niet haalbaar om specifiek voor de groep Polen in Laak een cultuuronderzoek te doen.

• Er is gekozen om specifiek in een wijk onderzoek te doen, namelijk de wijk Laakkwartier. Dit zorgt voor een gebiedsafbakening wat het onderzoeksgebied behapbaar maakt.

• Het aantal interviews zal maximaal vijf zijn. Dit om het onderzoek binnen de planning te kunnen uitvoeren.

2.6. Onderzoeksmethodiek De centrale vraag is te splitsen in een praktische en inhoudelijke vraag. Voor dit onderzoek zal het praktische deel gebruikt worden: ‘de Poolse bewoners in de wijk Laak bereiken’. Deze vraag zal vanuit de praktijk onderzocht gaan worden door middel van interviews. Ik zal in gesprek gaan met vertegenwoordigers van de (veiligheids)partners en bewoners die ik voor dit onderzoek zal benaderen. Met de resultaten van de interviews in combinatie met het literatuuronderzoek zal de centrale vraag beantwoord worden. Het literatuuronderzoek richt zich op het benoemen van het verschil van de cultuur van de doelgroep en die van de Nederlandse. Om iets te vinden van een bepaalde cultuur moet je deze vergelijken met een andere. Ook wordt de sociaal-economische positie van de doelgroep toegelicht. De interviews zullen met de (veiligheids)partners gehouden worden om zo tot een compleet beeld te komen op welke wijze er op dit moment richting de doelgroep gecommuniceerd wordt. Met de resultaten ga ik in gesprek met een collega van de afdeling Brandveilig Leven om te

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 7

kijken hoe we de resultaten kunnen gebruiken. De methode zal zowel vanuit een empirisch-analytisch (sociaal-economische status) als een interpretatief (verklaren doelgroep) oogpunt benaderd worden in dit onderzoek. Er zal zowel sprake zijn van een kwantitatief als kwalitatief gericht onderzoek. Het kwalitatieve gedeelte zal door interviews bepaald worden (gedragingen (veiligheids)partners en doelgroep) en het kwantitatieve deel zal bestaan uit de gegevens over hun sociaal-economische status. Er wordt specifiek ingezoomd op het bereiken van de doelgroep. Het gaat om kennis te vergaren om er achter te komen hoe de (veiligheids)partners op dit moment de doelgroep benaderen. Uit deze gegevens kan de brandweer lering trekken om zo zelf de doelgroep te kunnen bereiken. De onderzoekstechnieken toegepast in dit onderzoek zijn de volgende: Literatuuronderzoek De gekozen doelgroep wordt vanuit literatuurstudie toegelicht om zo een compleet beeld te krijgen over de positie, standpunten, gedragingen en omgangsnormen in de wijk. Deze informatie is van belang bij het kiezen van de aanpak van de Brandweer Haaglanden voor deze doelgroep. Met behulp van onder andere een cultuurtheorie zal in dit verband een beeld geschetst worden van de culturele verschillen en kenmerken van de doelgroep. Dit beeld wordt vergeleken met die van de Nederlandse cultuur. Met de antwoorden uit de vragen van het literatuuronderzoek zal deelvraag één beantwoord worden. De antwoorden die uit de tweede deelvraag komen zullen vergeleken worden met de antwoorden van deelvraag één. Op deze manier wordt het mogelijk de resultaten uit het literatuuronderzoek te toetsen en te kijken of zij overeen komen met de ervaringen van de (veiligheids)partners in hun relatie met de doelgroep. Met het toepassen van de tweede theorie, het verandermodel van Keuning en Eppink, worden de werkwijzen van de (veiligheids)partners geanalyseerd. Welk onderdeel van deze theorie precies van belang is voor dit onderzoek zal gedurende het onderzoek bekend worden. Het verandermodel zal gebruikt worden bij de beantwoording van deelvraag twee. In bijlage B zijn de vragen voor het literatuuronderzoek uitgeschreven. Half gestructureerde interviews Om de centrale vraag te beantwoorden zullen er interviews afgenomen worden met vertegenwoordigers van de (veiligheids)partners om hun werkwijzen te achterhalen. Deze werkwijze, met betrekking op het bereiken van specifieke groepen in de wijk, zal gebruikt worden om een advies te geven hoe de gekozen doelgroep bereikt kan worden. In totaal worden er vijf interviews afgenomen bij de verschillende (veiligheids)partners. Tijdens deze interviews wordt er gebruik gemaakt van een topiclijst (zie bijlage B), waardoor er over onderwerpen doorgevraagd wordt indien nodig. De hoofdpunten van deze topiclijst zijn afgeleid van de deelvragen en onderzoeksvragen uit het onderzoeksplan. De keuze van de geselecteerde respondenten in dit onderzoek is niet volgens een vooraf bepaalde strategie gedaan. De respondenten zijn vertegenwoordigers van de (veiligheids)partners en de Poolse wijkhulp die te maken hebben in hun dagelijkse werk met de doelgroep uit dit onderzoek. De wijkhulp staat in direct contact met de Poolse bewoners in Laakkwartier en werkt samen met de politie in Laakkwartier als het gaat om diverse aangelegenheden wat de doelgroep betreft. Verdeling Interviews – Voor het afnemen van de interviews is er contact gezocht met enkele vertegenwoordigers van de (veiligheids)partners. De respondenten zijn:

- Wijkagenten: Bob van Emmerik, Richard Beekman, Eric Borst en Monique Roos.

- Poolse wijkhulp: Kasia

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 8

In bijlage C zijn de uitgewerkte interviews bijgevoegd, één is in zijn geheel uitgeschreven en van de andere vier zijn samenvattingen gemaakt. Bijlage B geeft een overzicht van de vragen die tijdens de interviews zijn gesteld. Met de resultaten van zowel het literatuuronderzoek en de interviews ga ik in gesprek met een vertegenwoordiger van de afdeling Brandveilig Leven. In dit gesprek worden de resultaten verder geanalyseerd en zal er een advies geformuleerd worden met betrekking tot de keuze van een juiste benadering van de doelgroep. Tenslotte zal er een advies/aanbeveling geschreven worden hoe de Brandweer Haaglanden de doelgroep moet benaderen. Onderzoeksobjecten, eenheden en hun kenmerken - De begrippen in de onderzoeksvraag worden in deze alinea ontleed. Aan de hand van de deelvragen worden er onderzoeksvragen gedefinieerd welke een diepgang in het onderwerp zullen bewerkstelligen. Als eerste worden de begrippen uit de onderzoeksvraag verklaard. Op welke wijze kan de Brandweer Haaglanden, in samenwerking met de overige (veiligheids)partners, de Poolse bewoners in de wijk Laak bereiken om zo het bewustzijn op het gebied van Brandveilig Leven te vergroten? De eenheden uit dit onderzoek zijn de Poolse bewoners en de (veiligheids)partners. Kenmerken uit de centrale vraag zijn, de wijk Laakkwartier, omgangsnormen en communicatie. De eerste deelvraag, kenmerken van de doelgroep, richt zich op de culturele achtergrond van de doelgroep en de wijze waarop zij tegen de (veiligheids)diensten aan kijken. Hoe gedraagt de doelgroep zich en wat zijn de verschillen in cultuur tussen Poolse en Nederlandse mensen. De partners communiceren met elkaar en dit komt terug in de beantwoording van deelvraag twee (communicatie onderling tussen de partners. Het onderzoek is gestart aan het begin van blok negen met het opstarten van een onderzoeksplan en zal tot het einde van blok tien duren, wanneer het onderzoeksverslag ingeleverd wordt. De (veiligheids)partners Brandweer Haaglanden Maakt onderdeel uit van de Veiligheidsregio Haaglanden en er werken zo’n 1200 brandweermannen en –vrouwen, zowel vrijwilligers als beroepskrachten. Politiebureau Laak Verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid, verlenen van hulp en het opsporen van daders van strafbare feiten in onder andere de wijk Laakkwartier. Stadsdeelkantoor Laak Centraal aanspreekpunt voor de bewoners uit Laakkwartier voor burgerzaken. Wijkberaad Laakhavens, Wijkberaad Laak Centraal, Bewonersorganisatie Laakkwartier Noord Vrijwilligers die zich inzetten vanuit het wijkberaad voor de belangen van de bewoners van Laakkwartier. De wijkberaden en bewonersorganisatie overleggen met gemeentelijke instanties en houden zich bezig met samenlevingsopbouw, leefbaarheid en veiligheid. Bewustzijn Volgens de van Dale is het bewustzijn ‘het beseffen en kennen van het bestaan van iets of van zichzelf’.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 9

Brandveilig Leven Omvat de activiteiten die tot doel hebben de fysieke en sociale veiligheid van verschillende doelgroepen in hun eigen omgeving te verbeteren. Dit gebeurt door het veiligheidsbewustzijn, hun rol in het organiseren van de (eigen) veiligheid en de zelfredzaamheid te vergroten in samenwerking met andere partijen in hun omgeving (Bussel, 2010).

2.7. Obstakels van het onderzoek In blok negen is er een start gemaakt met het onderzoeksplan voor dit rapport. In dit onderzoeksplan wordt er uitgegaan van een bepaalde werkwijze voor wat betreft de verschillende respondenten, soort onderwerp, planning en hiermee de afbakening van de opdracht. Er zijn momenten geweest dat er door de docenten feedback gegeven is op deelopdrachten van dit onderzoek. Gaandeweg het proces bleek dat er een aantal uitgangspunten, welke in het onderzoeksplan beschreven staan, niet gehaald zouden worden. In deze paragraaf zijn deze ‘verschillen’ uiteengezet en is de reden aangegeven waarom er afgeweken moest worden van het eerdere voorgenomen plan. Na aanleiding van eerdere feedback is de probleemstelling aangepast. Om het te onderzoeken probleem concreter te beschrijven is er gekozen voor ‘het te onderzoeken probleem in dit onderzoek is het moeizaam bereiken van een specifieke doelgroep in de wijk Laakkwartier, namelijk de Poolse bewoners’. Als tweede is het aantal deelvragen tot twee teruggebracht en is deelvraag één aangepast. Door het aanpassen van de eerste deelvraag wordt de vraagstelling meer ingekaderd. Deelvraag drie is overbodig geworden, omdat de beantwoording ervan in deelvraag twee wordt meegenomen. Het is een onderdeel van de tweede deelvraag en daarom hoeft dit niet apart beschreven te worden. Door de aanpassingen van de deelvragen zijn de onderzoeksvragen die hieraan verbonden zijn ook gewijzigd. Er wordt op deze wijze specifieker naar een aantal cultuurelementen gekeken om zo meer in te kunnen zoomen op de doelgroep. Het is tenslotte niet reëel, gezien het tijdspad, om een compleet cultuuronderzoek in deze opdracht te verwerken. De theoretische benadering voor dit onderzoek is uitgebreid met een tweetal extra cultuurtheorieën. In het onderzoeksplan was in eerste instantie uitgegaan van één theorie (Hofstede). Door het inpassen van deze extra theorieën, en de verschillen tussen deze en de theorie van Hofstede te beschrijven, krijg je een breder kader voor wat betreft het onderwerp cultuur en krijgt de keuze voor de theorie van Hofstede meer validiteit. Voorafgaande aan dit onderzoek is er van uitgegaan dat er met een vijftal (veiligheids)partners en twee bewoners een gesprek zou plaatsvinden. Na een hoop moeite van mijn kant is het niet gelukt om met deze bewoners en vertegenwoordigers van iedere (veiligheids)partner om de tafel te gaan zitten. Dit had vooral te maken, aan de ene kant, met de bereidheid tot medewerking van deze respondenten en aan de andere kant de periode waarin het was gepland. Uiteindelijk hebben er wel vijf gesprekken plaatsgevonden, waarvan vier werkzaam zijn bij dezelfde (veiligheids)partner. De gesprekken hebben plaatsgevonden met vier wijkagenten van bureau Laak en ook heeft er een gesprek plaatsgevonden met de Poolse wijkhulp. Van te voren is vrijwel niet te bepalen wat de invloed hiervan zou zijn op de beantwoording van de hoofdvraag uit dit onderzoek. In de conclusie wordt hier verder op ingegaan. Het aspect van veiligheid in dit onderzoek moet gevonden worden in het op de juiste wijze kunnen bereiken van de doelgroep. Door dit te verwezenlijken kan de doelgroep bewust gemaakt worden van brandveilige aspecten in hun leefomgeving, waardoor het uiteindelijk veiliger wordt. Deze laatste verklaring is gegeven naar aanleiding van eerdere feedback van de docent.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 10

3. Theoretisch Kader In dit onderzoek komen een aantal theorieën naar voren die raakvlakken hebben met de hoofdvraag. Om een goed beeld te krijgen van begrippen en elementen uit de hoofdvraag worden deze theorieën hier beschreven.

3.1. Theoretische benadering Cultuur Over culturele verschillen bestaan verschillende definities. Bijna elke auteur houdt er zijn persoonlijke definitie op na. De definiëring van cultuur is ook afhankelijk van de context waarin men cultuur plaatst. Zo denken de meeste mensen bij het woord cultuur in de eerste plaats aan kunst, muziek, godsdienst of geschiedenis. Maar men kan cultuur ook in een andere context plaatsen. Cultuur heeft verschillende betekenissen die allemaal afgeleid zijn uit het Latijn. In het Latijn betekent cultuur het bewerken van de grond. “In de meeste Westerse talen betekent cultuur in de eerste plaats beschaving en dan speciaal de vruchten van die beschaving, zoals onderwijs, kunst, literatuur” (Hofstede, 2005). Hofstede beschouwt dit als de enge versie van cultuur. Volgens Hofstede bestaat er ook een breder begrip. Men spreekt dan over cultuur als mentale programmering. Vele van ons hebben op de een of andere manier culturen kunnen ervaren. Of het nu is door op vakantie te gaan buiten de landgrenzen, of bijvoorbeeld door een ontmoeting met iemand afkomstig uit een ander land. Zelfs door deze kortstondige en meestal oppervlakkige ervaringen, ontstaan er bewuste en onbewuste constateringen van iets wat ons vreemd en ongewoon is. Maar het intensiever en vaker blootstaan aan verschillende culturen komt steeds vaker voor, zowel in het privéleven als in het zakenleven. Hierdoor neemt de noodzaak toe om die vreemde cultuur snel eigen proberen te maken om conform en adequaat te kunnen handelen. Vele wetenschappers hebben om die redenen zich al ontfermd over het onderwerp cultuur, en kent daarmee een rijke onderzoeksgeschiedenis. Zo zijn er talloze definities van cultuur. Deze definities zijn in bepaalde mate een herformulering van de definitie die geïntroduceerd is door Edward B. Tylor in 1871. In zijn boek Primitive Culture luidt de openingszin: “Cultuur of civilisatie, binnen de etnografische context, is een complex geheel dat is samengesteld uit kennis, geloof, kunst, morele beginselen, gebruiken, wetgeving en andere gewoontes verworven door een individu als een lid van een gemeenschap”. Oneindig veel literatuur die toegewijd is aan het onderwerp cultuur, leverde een even grote hoeveelheid aan definities en conceptualiseringen van cultuur op. Peterson (1979) heeft de meeste definities van cultuur bestudeerd en geconcludeerd dat de meerderheid grofweg uit twee elementen is opgebouwd:

- Het eerst element houdt in dat cultuur leidt, beïnvloedt en/of gedrag bepaalt. - Het tweede element benadrukt dat cultuur sociaal overdraagbaar is. Het stelt

ook dat cultuur gezien kan worden als een handleiding of een kaart/map voor gedrag (Peterson, 1979).

Er kan dus gesteld worden dat iedere cultuur gebaseerd is op door de groep gedeelde waarden en daaruit vloeiende normen voor het gedrag. Tevens zegt dit dat cultuur grotendeels zichtbaar is via gedrag en dus meetbaar is. Deze afbakening en de meeste bestaande benaderingen van cultuur zijn gerelateerd aan het bekijken van cultuur als meta-gedrag. Meta-gedrag kan gezien worden als een verzameling sociale aspecten die gedrag aansturen. Het bevat taal, ideeën, waarden, normen, instituties en regels. Meta-gedrag mag gerust een basisgedachte genoemd worden binnen de meeste onderzoeken naar cultuur. Het is onze cultuur die bepaalt hoe we de wereld aanschouwen, die bepaalt wat we als goed of slecht aanzien.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 11

Met culturele verschillen worden de verschillen tussen de culturen bedoeld. Meer specifiek tussen de culturen van Nederland en Polen.

3.1.1. De vijf dimensies van Geert Hofstede Onderstaande beschrijving van de cultuurtheorie van Geert Hofstede is volledig gebaseerd op zijn boek; “Allemaal andersdenkenden, omgaan met cultuurverschillen” (2005). Geert Hofstede is een Nederlandse organisatiepsycholoog die vijf dimensies van cultuur heeft ontwikkeld. Deze vijf dimensies dienen als graadmeter voor culturele verschillen en moeten helpen bij het overbruggen van deze verschillen tijdens de interculturele communicatie tussen partijen van verschillende culturen. De cultuurdimensies van Hofstede geven een methode aan waarmee verschillende culturen gekarakteriseerd kunnen worden om op die manier verschillen in cultuur te kunnen begrijpen (Hofstede, 2005). Het denken, doen en laten van de mens wordt voor een deel bepaald door, wat we noemen, de mentale programmering. Deze programmering komt tot stand door de opvoeding en de sociale context waarin ervaringen worden opgedaan. Cultuur vormt een deel van deze programmering. Cultuur is volgens Hofstede een collectief verschijnsel en is als volgt te definiëren: “Cultuur is de collectieve mentale programmering, die de leden van een groep of categorie mensen onderscheidt van die van een andere”. Deze definitie sluit aan bij de populaire definitie van Tylor en de samenvattende conclusie van Peterson. Cultuur wordt overgedragen via onze sociale omgeving en niet via erfelijkheid. Cultuur wordt dus aangeleerd en is niet aangeboren. Het is vooral in de vroege kindertijd dat deze mentale programmering plaatsvindt. In de vroege kindertijd is men namelijk meer open en ontvankelijk voor invloeden vanuit de omgeving. Mentale programmering, cultuur dus, wordt overgedragen door de sociale omgeving. Cultuur is dus een collectief verschijnsel. Het onderscheidt individuen van een bepaalde samenleving of groep van een andere samenleving of groep. Cultuur bestaat uit de ongeschreven regels van het sociale spel (Hofstede, 2005). Cultuur staat in tussen de menselijke natuur (dat wat alle mensen gemeen hebben) en de persoonlijkheid (dat wat iedere mens tot een uniek wezen maakt). Hofstede heeft op grond van empirisch onderzoek een aantal dimensies gedefinieerd op grond waarvan hij de cultuur van verschillende landen kon indelen. Hij noemde dit, Culturele Dimensies. Eén van de onderzoeken van Hofstede was een groot wetenschappelijk onderzoek in 1966. Dit onderzoek naar de waarden van mensen bestond uit het invullen van een uitgebreide enquête door 116000 medewerkers van een groot multinational bedrijf (IBM) in 70 verschillende landen. Het belangrijkste verschil tussen de respondenten was de cultuur. Er was naar gestreefd een zo goed mogelijke doorsnee per land te krijgen van leeftijden, sekse en type functie. Hierdoor verkreeg Geert Hofstede een onderzoekspopulatie waarbij het mogelijk was om verschillen in nationale waardesystemen te ontdekken. De mensen uit de populatie waren allen gelijkwaardig, enkel hun nationaliteit was verschillend. Een analyse van de resultaten leidde tot de volgende conclusie: In alle landen komen gemeenschappelijke problemen voor maar in ieder land zoekt men oplossingen, die verschillen met betrekking tot de volgende punten:

• Maatschappelijke ongelijkheid, waaronder de houding ten opzichte van gezag • De verhouding tussen individu en groep • De gewenste rolverdeling tussen mannen en vrouwen; de maatschappelijke

gevolgen van het geboren worden als jongen of als meisje • Manieren van omgaan met onzekerheid, waaronder de wenselijkheid van het

beheersen van agressie en van het uiten van emoties Op grond van deze resultaten konden de volgende culturele dimensies worden onderscheiden:

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 12

Machtsafstand Machtsafstand verwijst naar de mate van sociale ongelijkheid in een samenleving. Cultuur bepaalt onder meer hoe mensen omgaan met machtsverhoudingen en hoe leden van een samenleving deze machtsverhoudingen respecteren. Hofstede (2005) geeft de volgende definitie voor machtsafstand: “De mate waarin de minder machtige leden van instituties of organisaties in een land verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.” In maatschappijen met een relatief grote machtsafstand ervaren en accepteren de mensen een grotere afstand tussen chefs en ondergeschikten, politici en burgers, rijk en arm, gewone mensen en ‘mediasterren’. De onderlinge afhankelijkheid tussen ondergeschikten en hun leider zijn groot. De emotionele afstand tussen hen is groot en ondergeschikten zullen hun leider niet snel benaderen of tegenspreken. Bij landen met een geringe machtsafstand is er minder ‘autoriteitenvrees’, wordt er minder opgekeken tegen ‘hoger geplaatsten’. Ondergeschikten zijn in dit geval minder afhankelijk van hun leider, is er een voorkeur voor overleg en is de emotionele afstand tussen ondergeschikten en hun leider relatief klein. Individualistisch versus collectivistisch De rol van het individu tegenover de rol die de groep speelt is fundamenteel verschillend in iedere samenleving. Men dient er dan ook rekening mee te houden. Hofstede meet deze dimensie aan de hand van de individualisme-index. Een land dat een hoge score heeft is dus sterk individualistisch en een land met een lage score is dus sterk collectivistisch. Binnen een sterk individualistische cultuur worden waarden aangetroffen als onafhankelijkheid, vrijheid en zelfontplooiing. Ieder individu wordt geacht voor zichzelf op te komen. In individualistische landen is een schuldgevoel een individueel gevoel. In een individualistische samenleving gaan de belangen van het individu boven die van de groep. In deze samenleving wordt men verwacht te zeggen wat men denkt en bedoelt. Je ware gevoelens tonen is een kenmerk van een eerlijk en oprecht persoon. Volgens Hofstede (2005) kan het aangaan van een confrontatie heilzaam werken. In een collectivistische samenleving daarentegen is een directe confrontatie aangaan ongehoord en onbeschoft. Cultuur bepaalt dus hoe mensen zichzelf zien. Het is in een collectivistische cultuur eigen dat de leden van een groep weten wat er van hen verwacht wordt. Veel zaken die vanzelfsprekend zijn

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 13

in een collectivistische cultuur, moeten in een individualistische samenleving expliciet weergegeven worden (Hofstede, 2005). In een collectivistische cultuur zijn mensen opgenomen in sterke, hechte groepen of organisatie-eenheden. Als iemand uit de groep regels heeft gebroken, dan zal de hele groep zich schamen. Masculien versus feminien Samenlevingen hebben verschillende verwachtingen betreffende het gedrag van mensen. Men noemt een samenleving dan ofwel masculien of feminien. Masculien (‘hard’) versus feminien (‘zacht’), verwijst naar de mate waarin gestreefd wordt naar prestaties en materiele zaken in het leven, dan wel gezorgd wordt voor de zwakkeren en achterblijvers in de samenleving. Een bijkomend kenmerk met betrekking tot deze dimensie betreft de verdeling van de geslachtsrollen. In masculiene samenlevingen zijn er grote maatschappelijke verschillen tussen mannen en vrouwen. Mannen horen assertief, competitief en hard te zijn en veel belang te hechten aan materieel succes. Vrouwen worden echter verondersteld de zachte rol te vervullen en teder en bescheiden te zijn en belang te hechten aan de kwaliteit van het bestaan (Hofstede, 2005). In een feminiene cultuur komt de emotionele rol van mannen en vrouwen overeen. Er is een overlapping tussen beide. Zowel mannen en vrouwen horen teder en bescheiden te zijn en zowel mannen als vrouwen streven allereerst naar de kwaliteit van het bestaan. Onzekerheidsvermijding In welke mate voelen leden van een organisatie zich bedreigd door onzekere of onbekende situaties. Iedere cultuur gaat anders om met onzekerheid. In zeer angstige culturen waar onzekerheid sterk vermeden wordt, is ‘wat anders is gevaarlijk’. Mensen in deze samenleving hebben een hekel aan onduidelijkheid. Dit kan zich uiten in stress en in behoefte aan voorspelbaarheid. In dit geval streeft men er naar de problemen te lijf te gaan door onder andere veel regels uit te vaardigen. Intolerantie ten opzichte van het onbekende is een andere bekende uiting in dit verband. angstige culturen zijn vaak veel expressiever, er zijn veel handgebaren en emoties aanwezig (Hofstede, 2005). Men mag onzekerheidsvermijding echter niet verwarren met het vermijden van risico’s. Een risico is gericht op iets specifieks, een gebeurtenis. Bij een risico zijn één of meerdere uitkomsten gekend, maar niet alle uitkomsten zijn gewenst. Bij onzekerheid weet men niet wat de uitkomst gaat zijn, men weet niet wat te verwachten. Onzekerheid is aanwezig bij situaties waarbij men niet weet wat te verwachten. Onzekerheidsvermijding leidt niet zozeer tot het beperken van risico’s als wel tot het reduceren van onduidelijkheid (Hofstede, 2005). Samenlevingen die een hoge onzekerheidsvermijding hebben, worden meestal wel gekenmerkt door een zekere risico aversie. Wanneer de onzekerheidsvermijding gering is, beschouwt men iets onbekends als iets spannends of iets interessants. Kortetermijngerichtheid versus langetermijngerichth eid De vijfde dimensie is gebaseerd op het confucianisme, een geloof gebaseerd op de leer van Confucius, de meest invloedrijke Chinese filosoof die leefde rond 500 vóór Chr. Het confucianisme vindt men dan ook voornamelijk in het Oosten (Hofstede, 2005). Door deze dimensie wordt er vaak een onderscheid gemaakt tussen Oosterse en Westerse samenlevingen. Toch zijn de waarden uit deze dimensie ook van toepassing in Westerse samenlevingen. Een samenleving die vooral op de lange termijn gericht is, zal streven naar succes in de toekomst. Deze samenleving wordt gekenmerkt door volharding en spaarzaamheid. Hier wordt veel geïnvesteerd in het opbouwen van een sterke machtspositie. Langetermijngerichtheid gaat vaak samen met economische groei. Het tegenovergestelde is kortetermijngerichtheid. In dit soort samenlevingen zal men belang hechten aan beloningen in het verleden en het heden. Deze samenlevingen hechten veel belang aan tradities, proberen gezichtsverlies te vermijden en stellen alles in het werk om aan de sociale verplichtingen te voldoen

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 14

(Hofstede, 2005). Hofstede meet deze dimensie aan de hand van de langetermijngerichtheidsindex een hoge score wil dus zeggen dat een cultuur op de lange termijn gericht is, een lage score betekent een cultuur gericht op de korte termijn.

3.1.2. Uiting geven aan cultuur Om te beschrijven hoe een samenleving uiting geeft aan zijn cultuur, onderscheidt Hofstede het gebruik van symbolen, helden, rituelen en waarden. Hofstede (2005) heeft dit samengevat in het Ui-model. Onderstaand diagram toont deze cultuuruitingen zoals de schillen van een ui.

Figuur 2: Het ui-diagram: cultuuruitingen van oppervlakkig naar diep (Hofstede, 2005)

Symbolen vertegenwoordigen de meest oppervlakkige laag van cultuur. Onder symbolen verstaat Hofstede woorden, gebaren, afbeeldingen of voorwerpen waarvan de betekenis alleen begrepen worden door de leden van een bepaalde cultuur. Een voorbeeld van een symbool is het taalgebruik. De volgende schil van het model zijn de helden. Helden zijn personen, dood of levend, echt of fictief, die eigenschappen bezitten waar een bepaalde cultuur veel belang aan hecht. De helden vervullen in die bepaalde cultuur een gedragsmodel. In vele Oosterse landen wordt Boeddha gezien als een held die men verafgoodt. Een held hoeft niet noodzakelijk een religieuze betekenis te hebben. Op een nog dieper niveau van cultuur bevinden zich rituelen. Dit zijn collectieve activiteiten die binnen een cultuur als essentieel worden beschouwd voor het sociale leven. Onder rituelen behoren onder meer sociale en religieuze ceremonieën of manieren om elkaar te groeten of respect te tonen aan elkaar. symbolen, helden en rituelen worden samengebracht onder de term praktijken. Praktijken zijn zichtbaar en kunnen geobserveerd worden. De kern van cultuur wordt echter gevormd door waarden, het diepste niveau van cultuur. Hofstede (2005) definieert waarden als volgt: “Een waarde is een collectieve neiging om een bepaalde gang van zaken te verkiezen boven andere. Waarden zijn gevoelens met een pijlrichting: een positieve en een negatieve pool. Waarden worden vroeg in ons leven aangeleerd”. Bij waarden hoort ook de manier hoe men de medemens ziet en hoe men met deze omgaat. Dit kan zich dan uiten in de gastvrijheid van een bepaald volk. Het onderzoek van Hofstede berust in de kern gezien op bewezen inzichten. Zijn cultuurbenadering en dimensies die hij gebruikt zijn niet geheel onbekend en vertegenwoordigen door veel wetenschappers gesteunde inzichten. Met andere woorden, in de kern volgt ook Hofstede het concept van cultuur dat gedeeld, complex, divers en meetbaar is. Naast Hofstede zijn er talloze andere benaderingen van cultuur die ofwel een overlap hebben of op punten iets verschillen.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 15

3.1.3. De individuele waardetheorie van Shalom Schw arz Zo heeft Shalom Schwartz in zijn onderzoek metingen verricht aan de hand van tien menselijke basiswaarden. Deze tien basiswaarden zijn terug te vinden in zijn universele waardetheorie. Volgens hem kunnen waarden inhoudelijk onderscheiden worden volgens het doel of de motivatie die ze bevatten. Hij identificeerde tien types van waarden: zelfbepaling, stimulatie, hedonisme, prestatie, macht, veiligheid, conformisme, traditie, altruïsme en universalisme (figuur 2). Elk waardentype bestaat uit een aantal individuele waarden die drie universele behoeften weerspiegelen, namelijk:

- behoeften van personen als biologisch organisme - vereisten voor gecoördineerde sociale interacties en - behoeften met betrekking tot de overleving en het welzijn van groepen

(Weghe, 2008) Zijn theorie omschrijft waarden als: “Gewilde, transsituationele doelen, variërend in mate van belangrijkheid, die dienen als leidende principes in een mensenleven”. Gedeelde waarden zijn een centraal onderdeel van cultuur, maar daarnaast wordt cultuur ook bepaald door attitudes, betekenisgeving, opvattingen, kennis en gedragspatronen. Uit het onderzoek van Schwartz blijkt dat de tien waardentypes worden herkend binnen en over culturen (landen) heen (Schulte, 2010).

Figuur 3: tien waardentypes en bijbehorende individuele waarden volgens Schwartz

Volgens Schwartz zijn er vijf waarden die individuele belangen dienen (macht, prestatie, hedonisme, stimulatie en zelfbepaling) en drie waarden die de collectieve belangen (altruïsme, traditie en conformiteit) behartigen (Weghe, 2008). Universalisme en veiligheid dienen beide belangen en bevinden zich dan ook op de grens van de twee groepen. Er kan gesteld worden dat er vele overeenkomsten zijn

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 16

met minstens drie van de genoemde dimensies en de dimensie ‘individualistisch versus collectivistisch’ van Hofstede.

3.1.4. De lagenstructuur van Fons Trompenaars Dan is er nog het model van Fons Trompenaars dat vergelijkbaar is met dat van Hofstede. Ze stellen beide dat cultuur opgebouwd is in lagen en beide onderscheiden ze verschillende cultuurdimensies. Ook Trompenaars gaat er vanuit dat cultuur uit meerdere lagen bestaat, de ene beter waarneembaar dan de andere. Hij beschouwt cultuur als de manier waarop een groep mensen problemen oplost. Deze problemen onderscheiden zich in drie verschillende types. Zo zijn er problemen die horen bij menselijke relaties, problemen die te maken hebben met het voortschrijden van de tijd en problemen die inherent zijn aan de omgeving. Net als Hofstede meent Trompenaars dat cultuur opgebouwd is uit meerdere lagen, maar toch zijn er enkele verschillen tussen beide. Trompenaars stelt dat de buitenste laag bestaat uit cultuurproducten, zoals architectuur, taal of kleding. Deze laag geeft uitdrukking aan waarden en normen die zich bevinden op de tweede laag. Deze waarden en normen zijn niet zichtbaar en zijn moeilijk te identificeren. Normen geven weer wat een groep als juist of fout beschouwt. Ze zijn dus bepalend voor het gedrag van personen die tot deze groep behoren. De diepste en binnenste laag van cultuur zijn de basisassumpties. Het is de kern van cultuur. Als de groep een probleem oplost, en dit gebeurt steeds op dezelfde manier, dan verdwijnt de manier van oplossen uit het bewustzijn, men doet dit onbewust. Na een bepaalde tijd zal deze oplossing gezien worden als een basisaanname van de groep. Deze basiswaarden bepalen welke betekenis de dingen krijgen voor een bepaalde groep van mensen (Trompenaars, 2004).

3.1.5. Zeven aspecten van cultuur Zoals eerder werd gesteld, onderscheidt het oplossen van problemen zich volgens Trompenaars op drie gebieden, namelijk op het vlak van menselijke relaties, tijd en natuur. Als het aankomt op het oplossen van problemen die te maken hebben met menselijke relaties, verschillen culturen op de volgende zeven dimensies. Universalisme versus particularisme In een universalistische samenleving gelden regels altijd en voor iedereen. Er is altijd een definitie en een toepassing van wat juist en fout is die strikt nageleefd wordt. In een particularistische samenleving echter houdt men rekening met de situatie of de relaties bij de toepassing van regels (Trompenaars, 2004). Individualisme versus collectivisme Cultuur bepaalt of het individu of de groep als belangrijkste wordt gezien. In een individualistische cultuur hecht men meer belang aan persoonlijke vrijheid en aan zijn persoonlijke belangen. In een collectivistische cultuur primeren de belangen van de groep boven die van het individu (Trompenaars, 2004). Neutraal versus emotioneel In elke cultuur wordt anders omgegaan met emoties. In een neutrale cultuur zijn relaties zakelijk en afstandelijk en worden emoties niet getoond. Omdat men vreest dat emoties de zaken wel eens kunnen verstoren, wordt er vooral met het verstand geredeneerd. In een emotionele cultuur is het wel toegelaten om te lachen of zijn woede te tonen (Trompenaars, 2004). Specifiek versus diffuus In een specifieke cultuur zijn de verschillende terreinen van leven gescheiden. Men beperkt persoonlijke contacten tot een specifieke context. In deze samenlevingen zullen zakelijke relaties beperkt zijn tot enkel het contractuele. In diffuse

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 17

samenlevingen bestaat er geen scheiding tussen de verschillende aspecten van het leven. In deze culturen is het best mogelijk dat er met de mensen waarmee men een zakelijke relatie heeft, ook nog een persoonlijke verstandhouding heeft (Trompenaars, 2004). Prestatie versus toeschrijving In bepaalde culturen kan men status en positie verwerven omwille van persoonlijke prestaties. In andere culturen daarentegen wordt status toegeschreven aan afkomst, leeftijd, geslacht of relaties. In een prestatie-status cultuur is wat men heeft gestudeerd belangrijker dan waar men heeft gestudeerd. Waar men heeft gestudeerd is dan weer belangrijker in een toegeschreven-status cultuur (Trompenaars, 2004). Chronologisch versus synchronisch Als tijd in een cultuur gezien wordt als een rechte lijn, dan spreekt men van een chronologische cultuur. Verleden, heden en toekomst worden gezien als een lineaire opeenvolging. In deze culturen houdt men zich aan strakke tijdschema’s. Het tegenovergestelde is een synchronische tijdsbeleving. Hier wordt tijd gezien als een cirkel. Verleden, heden en toekomst zijn in deze maatschappij met elkaar verbonden. Het belang dat gehecht wordt aan het verleden, heden en toekomst verschilt wel binnen chronologische en synchronische samenlevingen (Trompenaars, 2004). Internalisme versus externalisme Internalisten vinden dat de omgeving dient overheerst te worden en dat ze zelf actie kunnen ondernemen. Externalisten daarentegen aanvaarden de omgeving en spelen in op invloeden van buitenaf. De omgeving is sterker dan het individu (Trompenaars, 2004).

3.2. Het besluit: welke theorie wordt gekozen Er zijn hierboven een aantal auteurs besproken die allen een verschillende visies er op nahouden. Wel valt er een rode draad te herkennen in de visies, waardoor ze wel bij elkaar aansluiten. Zoals eerder benoemd is het vrijwel onmogelijk om een éénduidige definitie van cultuur te geven. We kunnen vaststellen dat de meeste auteurs het er over eens zijn dat cultuur zich uit in het gedrag van mensen, dat cultuur aangeleerd is en niet aangeboren is. Hofstede stelt dat cultuur de mentale programmering is van leden die tot eenzelfde groep behoren. Cultuur is volgens hem een collectief verschijnsel. Hofstede onderscheidt de verschillende culturen met behulp van vijf dimensies. Het is deze theorie die in dit rapport centraal zal staan, omdat Hofstede namelijk als enige grootschalige empirische data in de vorm van nationale scores op zijn culturele dimensies levert. In het geval van Hofstede zijn er meervoudige toetsingen van de Poolse cultuur beschikbaar aan de hand van zijn culturele dimensies. Schwarz deelt de universele behoeften van mensen aan de hand van tien basiswaarden in. Elk waardentype bestaat uit een aantal individuele waarden die drie universele behoeften weerspiegelen. De theorie van Trompenaars sluit goed bij die van Hofstede aan. Ook hij zegt dat er verschillende lagen van cultuur bestaan, en ook hij deelt culturen op basis van zeven verschillende dimensies in. Deze zeven dimensies groepeert hij in drie categorieën waarin mensen tegen de wereld aankijken, namelijk relaties, tijd en natuur. We kunnen dus stellen dat de theorie van Trompenaars gebaseerd is op die van Hofstede. Voor dit onderzoek is gekozen om de cultuur te gaan schetsen aan de hand van de dimensies van Hofstede. Hoewel Schwartz in zijn latere onderzoek tevens internationaal een onderzoek heeft uitgevoerd op het gebied van zijn interculturele waarden, vertonen zijn universele waarden veel overlap met de culturele dimensies van Hofstede.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 18

In de beantwoording van de eerste deelvraag komen de culturele kenmerken van zowel Poolse als Nederlandse mensen naar voren. Een kanttekening bij het gebruik van het onderzoek van Hofstede is dat het theoretisch nooit mogelijk is om een nationale cultuur te meten. Dit vanwege het feit dat vrijwel alle moderne samenlevingen vaak uit een verscheidenheid van culturele groeperingen bestaan. Ook kunnen de dimensies van Hofstede maar een beperkt deel van een cultuur in kaart brengen, dit omdat cultuur een zeer omvangrijk onderwerp is. Te denken valt dan aan religieuze invloeden binnen de twee landen en wat het effect daarvan is op het gedrag van de bevolking. Het operationaliseren van cultuur in dit onderzoek zal gebeuren door het beschrijven van de Nederlandse en de Poolse culturen aan de hand van de culturele dimensies van Hofstede. De kern van zijn internationale onderzoeken naar cultuur is opgevangen in de definitie van mentale programmering. Mentale programmering van Hofstede omvat naast “geestelijke beschaving” ook gewone alledaagse zaken als groeten, eten en gevoelens tonen. Hofstede ziet cultuur als een complex verschijnsel bestaande uit meerdere lagen. De lagen variëren van oppervlakkige en waarneembare elementen tot diepliggende, verborgen waarden en ideeën. Cultuur binnen dit onderzoek wordt grotendeels gelijk gesteld aan de culturele dimensies van Hofstede en de gedachten verborgen achter de scores op zijn dimensies. Naast het feit dat in dit onderzoek een doelgroep centraal staat met bepaalde gedragingen en overtuigingen, zal er gekeken worden naar de (veiligheids)diensten die te maken hebben met deze doelgroep. Voor deze partners is het van belang hoe zij de doelgroep benaderen. Niet ieder individu kan op dezelfde wijze benaderd worden. Dit hangt onder andere af van de ‘hoofdcultuur’ waar diegene door is beïnvloed. Binnen de organisaties van de verschillende partners wordt er op een bepaalde wijze gekeken naar de doelgroep. Aan de hand van de informatie die zij verzamelen, ontwikkelen zij een strategie om de doelgroep te benaderen. Het is van belang om een gezamenlijke strategie te ontwikkelen om zo eenduidig en effectief een doelgroep te benaderen. Een theorie die hierover iets kan zeggen staat in de volgende paragraaf beschreven.

3.3. Verandermodel Keuning en Eppink De (veiligheids)partners die in dit onderzoek voorbij komen zijn in hun samenwerking in bepaalde mate van elkaar afhankelijk als het gaat om het bereiken van de doelgroep. Ze moeten er zich van bewust zijn dat er geen definitieve eindsituaties zijn, maar dat er sprake is van een voortdurend proces van verandering waarin de aandachtspunten telkens verschillen.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 19

Figuur 4 Bron: http://www.gertjanschop.com/modellen/model_keuning_en_eppink.html

Aandachtspunten in het proces van verandering zijn: Strategische heroriëntatie Organisaties die willen overleven moeten voortdurend reageren op ontwikkelingen in de markt. In een aantal gevallen zien we dat zich fundamentele wijzigingen in een bedrijfstak voordoen die vragen om principiële keuzen. De partners moeten reageren op ontwikkelingen in de markt en moeten zo afgestemd worden op de eisen van de omgeving. Het stellen van een aantal wezenlijke vragen over functioneren, besturing en toegevoegde waarde kan deel uitmaken van een grondige analyse (Keuning, 2004). Politieke acceptatie Het maken van een scherpe analyse is belangrijk, maar het uitdragen van de resultaten hiervan en het verduidelijken van (nieuwe) doelen is minstens even belangrijk om veranderingen ook daadwerkelijk door te kunnen voeren. Voor- en tegenstanders groeperen zich. Daarom is het overtuigen van betrokkenen een voorwaarde om op lange termijn veranderingen daadwerkelijk door te kunnen voeren. Uiteindelijk blijft er altijd een aantal fervente tegenstanders. In dit proces spelen macht en overtuigingskracht een belangrijke rol. In veel gevallen blijkt verandering alleen mogelijk als er sprake is van externe dreiging, interne ontevredenheid en een wenkend perspectief. Om draagvlak te bereiken is veel onderlinge afstemming van meningen en gemeenschappelijke belangen noodzakelijk, ook als dit niet efficiënt lijkt. ‘Onder druk wordt alles vloeibaar’, zeggen managers en adviseurs ook wel eens (Keuning, 2004). Culturele verandering Een belangrijk aandachtspunt bij het heroverwegen van bestaande werkwijzen en het invoeren van nieuwe manieren van handelen is om dingen los te laten. Iets nieuws starten is tevens iets achterlaten. Belangrijk hierbij is dat duidelijk is waarom de bestaande gedragsnormen niet passen bij het nieuw ontwikkelde doel. Daarnaast

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 20

moeten nieuwe gedragswijzen ingeslepen raken. Er moet dan wel een goed beeld bestaan van die nieuwe gedragswijzen. Overigens is niet alles uit het verleden slecht. Essentiële waarden moeten behouden blijven. Als men zich ongevoelig toont voor medewerkers die hun waarden uit het verleden hebben gevormd, is veel weerstand te verwachten. Nieuwe dingen samen doen is de beste manier om veranderingen te realiseren. Hierbij is samenwerking een middel en geen doel op zich. Door samen te werken krijgt de verandering een verhoogde kans van slagen. Als aan het proces van culturele verandering onvoldoende aandacht wordt besteed, dan is het risico groot dat veranderen in de structuur ‘via de achterdeur’ worden gefrustreerd. Oude handelswijzen worden in de aangepaste structuur hervat (Keuning, 2004). Structurele aanpassing Dit is het ontwerpen, maar ook het implementeren en echt doen werken van de structurele aanpassing. Dit eist uitleg, opleiding, kritisch volgen, bijsturen en helpen (Keuning, 2004). Toepassing van het model In figuur vier komt naar voren dat aanpassing van de structuur nooit een doel op zich is, maar altijd samenhangt met andere factoren (Keuning, 2004). Het model doet voorkomen dat deze aandachtsgebieden achtereenvolgens doorlopen moeten worden. dit is niet het geval. De manager die het proces bestuurt moet zijn aandacht verdelen tussen deze punten en is soms met meerdere aandachtsgebieden tegelijkertijd bezig. Vandaar dat het centrale punt in dit model de aansturing is. Om veranderingen succesvol te implementeren, is aandacht voor alle vier de aandachtsgebieden vereist.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 21

4. Analyse van de culturele verschillen/overeenkoms ten en communicatie tussen de (veiligheids)diensten In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek besproken worden. De deelvragen worden beantwoord die tenslotte antwoord geven op de hoofdvraag uit dit onderzoek. Bij de beantwoording van de eerste deelvraag is tevens gebruik gemaakt van citaten uit de afgenomen interviews. Dit is gedaan om de theoretische resultaten te toetsen aan de praktijk om te zien of er overeenkomsten zijn. In het hoofdstuk conclusie zal verder ingegaan worden op deze relaties. Deelvraag twee heeft een koppeling naar het verandermodel van Keuning en Eppink.

4.1. Model van Hofstede toegepast op de doelgroep In deze paragraaf staat de eerste deelvraag centraal en wordt het antwoord gegeven op de vraag:

• Wat zijn de globale cultuurverschillen/-overeenkomsten tussen Polen en Nederland volgens Hofstede?

Culturele dimensies, zoals ze neergezet zijn door Hofstede, geven een aantal dimensies weer als graadmeter voor cultuurverschillen. Het zijn zogenaamd een aantal universele problematieken waar iedere samenleving op een verschillende manier een oplossing voor aandraagt. De achterliggende gedachte is dat de geldende ‘oplossing’ afhangt van de meestal onbewust geldende waarden die door de meerderheid gedeeld zijn. Het betreft de waarden die gedurende kinderjaren verworven zijn. Dat is volgens Hofstede ook de reden dat nationale culturen zo stabiel zijn en pas kunnen veranderen met de wisseling van de generaties (Hofstede, 2005). Hieronder worden de culturele dimensies van Hofstede kort geïntroduceerd (figuur 4). Daarnaast zijn deze beschikbare scores voor Nederland en Polen direct afkomstig uit het onderzoek van Hofstede. Het puur tentoonstellen van de scores geeft slechts een oppervlakkige vergelijking van beide culturen. De scores op zichzelf leveren maar een beperkte inzicht in de culturele identiteit op. Voor dit onderzoek moeten we de relatie verkennen tussen de cultuur en de gedragingen die hiermee gepaard gaan. De verklaringen van de tabellen zijn als volgt: Power distance (PDI) – Machtsafstand Individualism (IDV) – Individualistisch versus collectivistisch Masculinity (MAS) – Masculien versus feminien Uncertainty avoidance (UAI) – Onzekerheidsvermijding Long term orientation (LTO) – Kortetermijngerichtheid versus langetermijngerichtheid

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 22

Figuur 5 Bron: http://geert-hofstede.com/poland.html

Bovenstaande tabel geeft een waarde aan de culturele dimensies van Hofstede voor wat betreft Polen en Nederland. Dit geldt vanzelfsprekend niet als absolute waarheid en dient slechts om een aantal culturele verschillen inzichtelijk te maken. De scores zullen in dit onderzoek geïnterpreteerd worden als hulpmiddel om gedragingen te herkennen en hiermee rekening te houden bij het benaderen van de doelgroep.

4.1.1. De culturele dimensies van Polen Machtsafstand – Relatief hoog PO – 68 NL – 38 Machtsafstand lijkt relatief hoog te scoren binnen de Poolse samenleving in vergelijking met die van de Nederlandse samenleving. Dit houdt in dat men in Polen gemakkelijker dan in Nederland accepteert dat de één meer macht heeft dan de ander en dat de machtsverhoudingen er uitgesprokener zijn dan in Nederland. In Polen moeten bij publieke manifestaties de regionale vlaggen wat lager geplaatst worden dan het nationale dundoek, in Nederland hoeft dat niet. Ook kan macht op basis van bijvoorbeeld afkomst of leeftijd meer voorkomen in Polen. Ouderen openen vaak zakenbijeenkomsten en eind 2006 geloofde 12% van de Polen (Nederlanders 2%) dat uit een rijke familie komen helpt om het ver te schoppen (Hofstede, 2005). Collectivistisch versus individualistisch – Collect ivisme matig hoog PO – 60 NL – 80 Nederland is meer een individualistisch land dan Polen. In beide landen overheerst een schuld- en excuuscultuur. Schaamte en ontkenning uit angst voor gezichtsverlies speelt in Polen meer op dan in Nederland. In Polen koestert men helden en men heeft echt moeite om met de minder fraaie rol van een aantal Polen in de 2e Wereldoorlog of tijdens het communisme in het reine te komen. De mantelzorg functioneert sterk in Polen, met name op het platteland. Kinderen delen vaker dan in Nederland een woning met ouders en bejaarden blijven vaak bij kinderen inwonen. Het door anderen laten bepalen speelt in Polen een grotere rol dan in Nederland. Men is er gevoelig hoe de omgeving praat of denkt en men neigt naar conformisme (Hofstede, 2005). Masculien versus feminien – Relatieve hoge Masculie ne score PO – 64 NL – 14 Polen is in tegenstelling tot Nederland een masculien land. Begrippen als vrije markt mogen in Polen op relatief veel sympathie rekenen. Polen zullen niet snel een appél doen op een bijstandsuitkering. Dit kan gezien worden als een aantasting in hun trots en ze zoeken liever hun heil elders. Ze berusten zich eerder in het doen met minder en/of ze proberen op een creatieve manier aan de kost te komen. Deze relatief hoge score maakt de Polen sterker in hun gerichtheid op uiterlijke statussymbolen als vlaggen, titels, onderscheidingen, uniformen en merken. De noodzaak om contact met anderen te maken en je in te kunnen leven in andermans leven is niet groot. De Pool staat meer op zichzelf dan de Nederlander (Hofstede, 2005). Onzekerheidsvermijding – Hoog PO – 93 NL – 53 Een hoge score op deze dimensie betekent dat in Polen veel waarde wordt gehecht aan de wetten, regels en structuur. Polen hechten meer dan Nederlanders aan het

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 23

vastleggen van regels en verantwoordelijkheden en men delegeert weinig. Men wil, sterker dan Nederlanders, zekerheid over wie op welke plek hoort. Hierdoor is de voorliefde voor een planmatige aanpak, stap voor stap, opvallend aanwezig. Vaak houden ze van precieze instructies en voeren ze opdrachten nauwgezet uit, maar nemen ze naar Nederlandse maatstaven niet zoveel eigen initiatief. Het contact tussen hoger en lager geplaatsten verloopt in Polen tamelijk formeel. Wanneer er een buitenstaander bijkomt kruipt men uit angst voor ondermijning van de eigen formele positie in de rol die daarbij hoort (Hofstede, 2005). Kortetermijngerichtheid versus langetermijngerichth eid – Korte termijn hoog PO – 32 NL – 44 De onzekerheid op het gebied van economische en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat de Polen niet gericht zijn op bijvoorbeeld het spaarzaam zijn, maar genieten van hun verdiensten van dag tot dag, zo lang ze het zich kunnen veroorloven. Afwezigheid van enig geduld, terughoudendheid en lange termijn planning zou ook op het dagelijks gedrag van invloed kunnen zijn. Het tonen van emotie en wel bekende impulsiviteit zouden ook mede veroorzaakt kunnen zijn door de afwezigheid van terughoudendheid, geduld en het denken aan morgen. De “hier en nu” mentaliteit kan zeker bijdragen aan de drang bij Poolse mensen om hun emotie niet te hoeven verbergen (Hofstede, 2005). Hierboven is een enigszins algemene theoretische ondersteunde schatting gegeven van de losse dimensies volgens de theorie van Hofstede. De cultuurkenmerken (nationale cultuur) voor Polen worden bepaald door de samenhang en de verhoudingen tussen de dimensies. Bijvoorbeeld een combinatie van een hoge score op machtsafstand, onzekerheidsvermijding en een lage score op langetermijngerichtheid leveren samen een nationaal-culturele identiteit op dat sterk verschilt van tegenovergestelde combinaties. Op basis van deze gegevens kan gedrag verklaard worden die de (veiligheids)partners ervaren in het contact met de doelgroep. Op dit aspect zal in het volgende hoofdstuk ingegaan worden, hier staat de communicatie centraal tussen de doelgroep en de (veiligheids)partners. Met behulp van bovenstaande beschrijvingen van de dimensies is het mogelijk de onderzoeksvragen die bij deelvraag één horen te beantwoorden.

4.2. Beantwoording van de onderzoeksvragen De antwoorden op de onderzoeksvragen worden, naast het literatuuronderzoek, gegeven door de informatie die in de interviews naar voren is gekomen. Op deze manier ontstaat er een completer beeld van de culturele kenmerken en verschillen van de doelgroep.

4.2.1. In hoeverre worden in Polen machtsafstanden tussen mensen geaccepteerd volgens de theorie van Hofstede?

Vanuit de theorie van Hofstede kan gesteld worden dat er een relatief hoge machtsafstand heerst bij Poolse mensen. Ze kijken op tegen mensen die hoger geplaatst zijn of een uniform dragen. In het interview met de Poolse vrijwilligster kwam het volgende citaat naar voren; “Poolse mensen zijn niet gewend dat de politie langskomt aan de deur om ze te helpen of zo maar vragen te stellen. Vroeger in het communistische tijdperk was bijna iedereen bang voor mensen met een uniform. We hadden het gevoel dat we in de gaten werden gehouden en we wisten niet wie we konden vertrouwen” (Kasia). In dit interview geeft de vrijwilligster wel aan dat dit zeer langzaam, wat betreft de Poolse bewoners in Laak, op een positieve manier aan het veranderen is. In de andere interviews komt het zelfde beeld naar voren, dat de Poolse bewoners die met de politie in aanraking komen; “Het is zo dat ze niet zo’n

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 24

positief beeld hebben van de politie. De combi van eigen ervaring in Nederland en met de Poolse politie” (Monique Roos). Een andere respondent zegt het volgende; “De groep kijkt anders tegen de politie aan, waarschijnlijk komt dit door hun ervaringen met de politie in Polen. Die treedt toch op een andere manier op, wat ervoor zorgt dat de groep hier erg terughoudend is naar ons toe. Er is zogezegd te weinig vertrouwen in de politie” (Eric Borst). Deze afzonderlijke citaten zeggen iets over de wijze waarop de doelgroep aankijkt tegen mensen met een machtspositie. Het is een feit dat in de relatie met de doelgroep dit een rol speelt.

4.2.2. Hoe kijken de Polen aan tegen onbekende situ aties en het nemen van risico’s?

Het nemen van risico’s is iets wat de Polen wat minder makkelijk afgaat, uitzonderingen daargelaten. De hoge score op de dimensie onzekerheidsvermijding geeft aan dat ze veel waarde hechten aan regels, afspraken en structuur. Ze werken het liefst volgens een vooraf opgezet plan en voeren dit strak uit. Uit één van de interviews komt naar voren dat; “De doelgroep neemt niet zo snel uit eigen initiatief contact op met de politie. Alleen als het echt niet anders kan zal er contact worden gezocht. De Poolse mensen zijn zelfstandig of laten in ieder geval niet blijken dat ze afhankelijk zijn. Ze doppen het liefst hun eigen bonen en alleen in de uiterste gevallen zullen ze een beroep doen op de hulpdiensten. Ze hebben een bepaalde terughoudendheid om in onbekende situaties te geraken” (Bob van Emmerik). In het gesprek met de vrijwilligster kwam naar voren dat de Polen ook vaak niet weten waar ze terecht kunnen met vragen over huisvesting en gemeentelijke onderwerpen. Ze nemen veel als vanzelfsprekend aan; “als ze horen dat 800 euro huur normaal is om te betalen zullen ze niet snel bij de gemeente navraag doen om te checken of dit wel normaal is. Vaak laten ze het hierbij en betalen ze dus erg veel geld voor slechts een paar kamertjes. Vaak laten ze het hierbij en betalen ze dus erg veel geld voor slechts een paar kamertjes. Ze denken dat dit normaal is en gaan niet snel aan de bel trekken. Ze zijn bang dat ze dan het huis verliezen en op straat belanden.” (Kasia).

4.2.3. Zijn de Polen individueel of collectivistisc h ingesteld en hoe komt dit tot uiting?

De Poolse bewoners van de wijk Laakkwartier weten elkaar te vinden en er komen steeds meer Poolse winkels en ondernemingen bij. De groep doet ook de boodschappen bij deze zaken en je kan zeggen dat de groep hechter is dan in vergelijking met Nederlandse mensen. In het interview geeft Kasia aan dat; “de Poolse groep hier trekt wel veel naar elkaar toe in de Poolse winkels in de buurt. Ze zijn alleen minder vriendelijk tegen elkaar, iets wat bv bij de moslims wel anders is. Een turk zal bijna altijd een andere turk helpen. De Polen helpen elkaar niet zo snel als het erop aankomt”. Ze stappen niet makkelijk naar de gemeente of de politie, wat beaamt wordt in de interviews. Zo zegt één van de wijkagenten; “De Polen zijn zeer op zichzelf en zullen niet snel contact met ons opnemen. Alleen in gevallen waarin het echt nodig is zullen ze ons benaderen. Het is een ‘trots’ volkje wat hier aanwezig is” (Richard Beekman). Bovenstaande geeft wel aan dat ondanks ze als groep in de wijk wonen ze niet altijd als groep opereren en dat veel Poolse bewoners bezig zijn met hun eigen leven. Een andere wijkagent heeft het volgende citaat; “De Poolse mensen zijn zelfstandig of laten in ieder geval niet blijken dat ze afhankelijk zijn. Ze doppen het liefst hun eigen bonen en alleen in de uiterste gevallen zullen ze een beroep doen op de hulpdiensten” (Bob van Emmerik).

4.2.4. Hoe kijken de Polen aan tegen gezag? In deze vraag zit wel een relatie met de eerste onderzoeksvraag, waar het over machtsafstand gaat. Het valt de respondenten wel op dat de Polen liever hun eigen boontjes doppen en de politie liever niet tegenkomen. “De Polen zijn zeer op zichzelf en zullen niet snel contact met ons opnemen. Alleen in gevallen waarin het echt nodig

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 25

is zullen ze ons benaderen.” Aan de andere kant profiteren ze wel eens van het feit dat de politie, in hun ogen, minder hard is dan die in Polen; “Cultuurverschillen zijn er uiteraard. Personen afkomstig uit Polen zijn politie mensen gewend die harder optreden dan de Nederlandse politie. Het kan voorkomen dat Poolse mensen een loopje willen nemen met de Nederlandse politie, omdat zij weten dat ze in Nederland anders worden behandeld dan in Polen. Duidelijkheid en concrete grenzen stellen helpt in de omgang met Poolse mensen (gevoelig voor autoriteit). Als zij iemand in uniform zien stellen zij zich wat terughoudender op, dat is wel iets wat opvalt” (Bob van Emmerik). In wat voor situatie de Polen zich bevinden zorgt er, in bepaalde gevallen, voor hoe de Polen omgaan met gezag. De antwoorden op de onderzoeksvragen omvatten slechts een minimale dekking voor wat betreft de culturele kenmerken en verschillen van de doelgroep. Van de groep Polen in Laak heeft maar een klein percentage contact met de (veiligheids)partners en kan er wat gezegd worden over de onderlinge communicatie tussen hen. In de interviews is ook naar voren gekomen dat er al snel vooroordelen in de wijk ontstaan over de Polen. Monique Roos geeft aan “…dat er een hoop Poolse arbeiders en mensen uit Polen die hier zijn en waarbij het niet gelukt is, die het dan toch verpesten voor de mensen die het wel voor elkaar hebben. Het zijn op zich hard werkende mensen, het zijn alleen mensen die ’s avonds en in de weekenden voor overlast kunnen zorgen door alcoholmisbruik.” Eric Borst vat het als volgt samen; “De meerderheid van de Polen doet het goed in de wijk, maar een aantal die wat problemen hebben vallen op door negatief gedrag.” In de conclusie zal er antwoord gegeven worden op de deelvraag die bij bovenstaande onderzoeksvragen hoort. Verder in dit hoofdstuk zal er antwoord worden gegeven op de vraag hoe de verschillende (veiligheids)partners communiceren over deze doelgroep. Van te voren moet hier wel een kanttekening bij geplaatst worden. In dit rapport wordt er gesproken over meerdere partners, dit was voorafgaande aan het onderzoek wel het streven. Zoals in hoofdstuk twee aangegeven is het niet gelukt om met meerdere partners af te spreken. De antwoorden op de tweede deelvraag moeten dan gezien worden vanuit het oogpunt van de wijkagenten.

4.3. Conclusie van deelvraag één Beantwoording van deelvraag één Zoals eerder in het rapport gesteld wordt cultuur bepaald door ervaringen die opgedaan zijn in de kinderjaren van ieder mens. Aan de hand van deze waarden gedraagt men zich op een manier welke voor de cultuur wenselijk en gewoon is. Men wordt als het ware geprogrammeerd met de waarden van die groep en verschilt hiermee van de waarden van een andere groep of individu. Als onderdeel van een groep wordt hier aan geconfirmeerd en treedt men op als één groep met dezelfde normen en waarden. Ook voor de Polen zijn er globale cultuurverschillen/-overeenkomsten te benoemen in tegenstelling tot de Nederlandse cultuur. Na de bevindingen in het voorgaande hoofdstuk kunnen we de eerste deelvraag als volgt beantwoorden.

• Wat zijn de globale cultuurverschillen/-overeenkomsten tussen Polen en Nederland volgens Hofstede?

Om deze deelvraag te beantwoorden zijn binnen dit onderzoek de culturele dimensies van Hofstede en de antwoorden uit de interviews geanalyseerd. Als eerste zijn er verschillen op te merken zoals, geografisch, linguïstisch, historisch en economisch. De scores van Hofstede van Nederland en Polen staan op een aantal

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 26

dimensies haaks tegenover elkaar. Er is een tendens zichtbaar, wat ook blijkt uit de interviews, dat de Polen het nastreven van West-Europese geldende waarden meer nastreven. Er zijn gezinnen in de wijk die mee doen aan het maatschappelijke leven en volledig zijn geïntegreerd met de overige bewoners. De grootste en meest stabiele verschillen zijn te vinden in de scores van de dimensies, machtsafstand, masculien versus feminien en onzekerheidsvermijding. Daarmee kan er gesteld worden dat Nederland en Polen nog steeds uiteenlopende kenmerken bezitten. In de termen van Hofstede en de auteurs die op zijn werk voortborduren, kunnen we stellen dat er op verschillende manieren invulling wordt gegeven aan de dimensies die de kernwaarden van de samenleving vertegenwoordigen. In het theoretisch kader is er kort iets gezegd over het religieuze aspect binnen cultuur. De twee landen zijn door de geschiedenis heen mede gevormd door waarden die meegegeven werden uit de religie, wat ook terug te herleiden is in de dimensies. In dit rapport is er voor gekozen om dat aspect niet uit te lichten, maar het heeft wel degelijk een invloed in het vormen van beide culturen. We kunnen wel vaststellen dat Nederland vooral burgers heeft die gelijkheid in het algemeen hoog waarderen. Er is sprake van gevestigde gelijke kansen voor iedereen ongeacht afkomst en geslacht. Het is ook een samenleving waar ieder voor zich is, zijn privacy waardeert en verwacht dat het gerespecteerd wordt. Terughoudendheid en spaarzaamheid zijn ook kenmerkend voor Nederland. Economische en politieke stabiliteit en regelmaat bieden daar alle mogelijkheden toe. Polen staat bekend als een land waar de mensen zich trots over en verbonden mee voelen. Hoewel individualisme in opmars is, blijft het onderdeel uitmaken van een beperkte groep. Gevolgen van autoritair leiderschap blijven een belangrijk onderdeel van de Poolse identiteit. De dimensies van Hofstede leveren een logische verklaring van het feit dat Poolse mensen opkijken tegen hoger geplaatsten, hechten aan duidelijkheid d.m.v. het stellen regels en afspraken, meer een ‘hier en nu’ mentaliteit hebben en meer op zichzelf staan in vergelijking met Nederlanders. Door een hogere score op de dimensie collectivisme is men in het algemeen meer begaand met het welzijn en welbevinden van anderen. Waar in Nederland de zorgtaken voor ouderen en jongeren steeds meer in handen van de staat lijken te vallen, blijft dit in Polen toegewezen aan de (naaste) omgeving. Hiermee zijn de grootste en meest opvallende kenmerken van de beide landen in kaart gebracht. Daaruit kan geconcludeerd worden dat de landen meer verschillen dan overeenkomsten kennen.

4.4. Communicatie tussen de (veiligheids)partners Communicatie is een essentieel onderdeel in het werk dat de (veiligheids)partners verrichten in de wijk Laakkwartier. Wil je iets op de juiste manier gedaan krijgen is het zaak dat je de boodschap duidelijk kan overbrengen naar de ontvanger. De verschillende partners die in de wijk actief zijn hebben allen verschillende doelen en belangen bij het contact met de doelgroep uit dit onderzoek. Uiteindelijk hebben de partners met elkaar overleg aangaande de verschillende vormen van problematiek die in de wijk optreden. Een duidelijke en effectieve communicatie tussen deze partners is cruciaal om problemen aan te pakken en op te lossen in de wijk. Op welke wijze deze communicatie verloopt wordt in deze paragraaf geanalyseerd. In deze paragraaf staat de tweede deelvraag centraal welke aan het eind van dit hoofdstuk wordt beantwoord:

• Op welke wijze verloopt de communicatie tussen de (veiligheids)partners op dit moment over deze doelgroep?

4.4.1. Beantwoording van de onderzoeksvragen De respondenten uit dit onderzoek werken samen met de verschillende partners in hun dagelijkse werk. De focus ligt op de manier van samenwerken met als doel om te

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 27

kijken wat de brandweer daarin zou kunnen betekenen. Is het mogelijk voor de brandweer om hier aansluiting bij te vinden en op welke manier moet dit dan gebeuren. De antwoorden op de onderstaande onderzoeksvragen komen voornamelijk uit de interviewen die met de wijkagenten en de vrijwilligster zijn afgenomen.

4.4.2. Hoe communiceren de (veiligheids)partners on derling? Volgens Monique Roos overleggen de veiligheids(partners), in dit geval de politie, niet op structurele basis met elkaar over de Poolse gemeenschap, alleen als dat met overbewoning te maken heeft. Zij zegt dat er in het wijkcentrum geregeld een spreekuur is waar de Poolse mensen terecht kunnen met vragen. Dit is niet iets waar zij zelf bij is, maar haar collega Eric Borst heeft hier zijn spreekuur. Eric Borst heeft regelmatig contact met de partners, zoals de gemeente en de wijkorganisatie, wat gericht is op MOE-Lander problematiek. Hij geeft wel aan dat er partners met regelmaat niet op komen dagen, wat erg nadelig is voor de aanpak van de problemen. Zonder een goede overlegstructuur komen ze er niet en lopen ze achter de feiten aan. Eén van de overlegstructuren is het OPO (Overlast Panden Overleg) welke wordt voorgezeten door de gemeente. Het gaat hier voornamelijk over overlast panden. Dit wil niet zeggen dat dit alleen de Poolse bewoners betreft, maar er komen wel met regelmaat panden over tafel waar deze groep een aandeel in heeft. Verder wordt er op een ander niveau over arbeidsmigranten gesproken. Hier zijn taakaccenthouders van de diverse organisaties bij aanwezig. Richard Beekman geeft aan dat ze wel overleg met andere partners hebben over deze doelgroep. Voornamelijk is het de gemeente en een hulporganisatie waar wij contact mee hebben. Deze hulporganisatie, Barka geheten, helpt dakloze Polen bij het regelen van de noodzakelijk dingen om weer terug te keren naar Polen. Hier in de wijk zijn er veel daklozen, ook Polen, die doordat ze geen werk en woning meer hebben op straat belanden. Met Barka hebben wij een convenant afgesloten waarin de samenwerking is uitgewerkt en er staat in hoe we informatie met elkaar uitwisselen. Met de gemeente delen we algemene en bestuurlijke informatie, zoals zaken over bewoning en papierwerk. Strafrechtelijke informatie wordt gedeeld met het Openbaar ministerie, dit in het geval er strafbare feiten zijn gepleegd.

4.4.3. Hoe communiceren de (veiligheids)partners me t de doelgroep? Communicatie is altijd essentieel en de politie onderneemt veel om de doelgroep te bereiken. Zo hebben zij contact met een Poolse vrijwilligster die op verzoek en gepland mee gaat naar overlast meldingen. Samenwerking met verschillende instanties waaronder het Leger des Heils heeft ervoor gezorgd dat de politie een betere kijk heeft op de doelgroep. De politie heeft stukken opgesteld in de Poolse taal om zaken duidelijk te maken. Het is een wederzijds belang, de politie wil een veiligere samenleving en daarnaast worden onduidelijkheden weggenomen door zaken in de eigen taal uit te leggen. Eric Borst gaat regelmatig op pad met de Poolse wijkhulp Kasia, een vrijwilligster die zelf ook uit Polen komt, om zo huisbezoeken af te leggen bij zogenoemde overlast meldingen. Dit betreft dan geregeld situaties waarbij bewoners wat onenigheid met elkaar hebben en waarbij bemiddeld moet worden. Het komt dan goed uit dat er iemand bij is die de taal kan spreken. Kasia geeft aan dat het gebruik van folders en brochures in de moedertaal een manier van communicatie is wat goed zou kunnen werken. Voornamelijk ontstaat dit contact als er zich problemen voordoen, zowel bestuurlijk al strafrechtelijk. Een voorbeeld van een probleem is overlast door openbare dronkenschap. Ook is er regelmatig contact bij huiselijk geweld. Richard Beekman wordt ook regelmatig gevraagd om, in het geval van problemen, op te treden als mediator om zo tot een oplossing te komen welke voor de betrokkenen het beste uitpakt. Alle respondenten zijn het eens dat door dicht bij de groep te staan zaken eerder opvallen en zijn de mensen genegen om eerder contact te zoeken met de politie. Wel is er enige frustratie te proeven bij de

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 28

wijkagenten als het gaat om de groep die overlast veroorzaakt. Monique Roos benadrukt dit door te zeggen dat; “we hebben wel eens zo’n verveelbek aan het bureau zitten die je eigenlijk maar weer zo snel mogelijk weg wil hebben omdat ie zo vervelend is en waar alleen maar “curva” uitkomt tien keer achter elkaar. En daar ben je dan wel heel snel klaar mee. Eigenlijk is dat wel verkeerd, je zou eigenlijk daar wel meer in moeten investeren, maar ja aan de andere kant moet je je afvragen of dat een taak van de politie is.” Dit wordt gevolgd door; “maar wij hebben daar dan weer geen zin in en dan is het wegwezen als we klaar zijn met ze. Dus er is toch best wel strijd tussen die mensen en de politie. Eigenlijk een oplossing is er niet. Eigenlijk hebben die mensen gewoon hulp nodig, maar wie gaat dat doen?” Uit bovenstaand antwoord kan er gesteld worden dat er wel enig verschil zit tussen de ervaringen, met de doelgroep, van de respondenten uit dit onderzoek.

4.4.4. Wisselen de (veiligheids)partners informatie uit over de doelgroep?

Voor wat betreft het delen van informatie over de doelgroep is dit aan regels gebonden. Je hebt te maken met privacywetgeving, waardoor je niet alles zo maar kan doorspelen naar een andere partner. Zo vertelt Monique dat er wel convenanten zijn met de partners waarin beschreven staat hoe er met informatie wordt omgegaan. Niet iedere Pool staat ingeschreven bij de gemeente en van degenen die bij een huisjesmelker terecht komen heb je totaal geen overzicht. Dan is dat moeilijk te delen, je moet wel wat hebben om over te communiceren. Eric heeft zelf regelmatig contact met de partners (gemeente, wijkorganisaties) wat gericht is op MOE-Lander problematiek. MOE zijn Midden en Oost-Europeanen. Wel is het een slechte zaak dat er structureel partners niet op komen dagen bij overleggen. Dit is tenminste iets wat Eric wel eens meemaakt als hij bij overleggen aanwezig is. Verder heeft de politie overleg met de hulporganisatie Barka, die helpt dakloze Polen bij het regelen van de noodzakelijke zaken om weer terug te keren naar Polen. Met Barka heeft de politie een convenant afgesloten waarin de samenwerking is uitgewerkt en er staat in hoe we informatie aan elkaar uitwisselen. Met de gemeente deelt de politie algemene en bestuurlijke informatie, zoals zaken over overbewoning. Strafrechtelijke informatie wordt gedeeld met het OM, dit in het geval er strafbare feiten zijn gepleegd. De wijkagenten staan verder in contact met de wijkcentra en het Poolse centrum, waar zij regelmatig langs gaan om informatie te delen.

4.4.5. Neemt de doelgroep zelf ook initiatief om co ntact te leggen met de (veiligheids)partners?

Een deel van de doelgroep hebben hun contacten met de (veiligheids)partners. Deze (veiligheids)partners verwijzen de mensen door naar de politie als dat nodig is. Onder andere is er in het wijkcentrum geregeld een Pools spreekuur en worden er via de volgende organisaties Poolse mensen doorverwezen; IDHEM (Integratie in Den Haag van Europese Migranten), het Leger des Heils en Barka (een Pools centrum). Over het algemeen nemen de Polen niet snel contact met ons op. Zij zijn dit vanuit hun achtergrond niet echt gewend denkt Eric Borst om redenen, zoals cultuur, gewoontes, die eerder genoemd zijn. Zijn collega’s gaan hier in mee en stellen dat alleen in uiterste gevallen er contact gezocht wordt met de politie. Het komt meer dan eens voor dat er collega’s naar een vechtpartij moeten die totaal escaleren, dat gaat volgens Monique echt hard tegen hard, waar gewoon ook doden bij vallen. Daar komt vaak wel drank bij kijken, maar het geeft wel aan dat ze harder in de maatschappij staan dan de Nederlanders. Dit komt waarschijnlijk door de overlevingsdrang en het meer voor zichzelf moeten opkomen. Verder nemen zij het initiatief als ze door ons worden aangehouden omdat ze zich misdragen in de wijk en een strafrechtelijk feit hebben gepleegd. Het komt bijna nooit voor dat ze het politiebureau in stappen voor advies. Er woont in Laak een groep Polen die hier voor bepaalde tijd zijn. Zij zijn hier heen gekomen om geld te verdienen, waarna ze weer terug keren naar Polen. Met de

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 29

komst van het Polen hotel, wat volgens Monique onderdak biedt aan ongeveer 200 Polen is er een aandachtspunt bijgekomen in de wijk. Er zijn afspraken gemaakt met de beheerder van het complex om informatie te delen over de wijk, zodat de mensen in het hotel weten waar ze terecht kunnen als ze de politie een keer nodig hebben. Ook krijgen ze dan voorlichting over het parkeerbeleid en dat ze niet overal en nergens de auto moeten neerzetten in de wijk. Op deze manier wordt de afstand naar de groep die in het hotel verblijft verkleint met als doel de overlast te beperken.

4.4.6. De communicatie vanuit het model Keuning en Eppink In het model van Keuning en Eppink staan een viertal aandachtsgebieden centraal binnen het proces van communicatie. In dit onderzoek ligt de focus op de samenwerking van de politie met de andere partners. De bevindingen uit de interviews zullen geplaatst worden binnen de vier aandachtsgebieden uit dit model om te beschrijven op welke wijze de communicatie op dit moment verloopt. Strategische heroriëntatie De politie heeft de laatste jaren te maken met een doelgroep uit Oost-Europa die sterk in opkomst is. Als organisatie moet de politie hier adequaat op reageren en haar beleid op aanpassen. Het beleid moet aangepast worden aan de eisen van de omgeving. De politie heeft het onderwerp hoog op de agenda staan en werkt aan de hand van werkgroepen met de andere (veiligheids)partners samen. Er is een plan van aanpak om de problematiek van de doelgroep te bestrijden. Politieke acceptatie Om het proces tot een goed einde te brengen is er medewerking nodig van alle partijen binnen het geheel. Het komt meer dan eens voor dat er bij overleggen partners niet op komen dagen. Dit zorgt voor onbegrip en heeft als resultaat dat de doelen moeizaam behaald worden. Als de partners er niet gezamenlijk voor gaan zal het lastig zijn om veranderingen daadwerkelijk door te voeren. Er moet een gemeenschappelijk belang zijn en het blijkt dat dit niet altijd bij iedere partner aanwezig is. Culturele verandering De wijkagenten staan in het dagelijkse werk in contact met de doelgroep en krijgen zo te maken met een verscheidenheid aan problematiek. De komst van deze groep in de wijk vraagt een nieuwe aanpak, omdat men te maken krijgt met nieuwe gedragsnormen. Als deze nieuwe normen niet goed in beeld zijn kan er irritatie ontstaan in de relatie met deze doelgroep. Elkaar kunnen begrijpen is essentieel en het blijkt dat er meer dan eens irritaties bij de respondenten optreden in het contact met deze doelgroep. Vanuit de organisatie moet hier wel oog voor zijn en de werknemers moeten voorbereid worden op het communiceren met deze doelgroep. Als men over de werkwijze op één lijn zit heeft dit voordelen in de samenwerking met de andere partners. Op deze manier krijgt die samenwerking een verhoogde kans van slagen. Binnen de culturele verandering staat het ‘omgaan met weerstanden’ centraal, wat het dagelijkse werk voornamelijk inhoudt voor de respondenten. Eén van de grootste weerstanden wat uit het onderzoek is gekomen is de taalbarrière. Door met de bewoners samen te werken, een goed voorbeeld is de Poolse vrijwilligster, wordt het begrip en de draagvlak vergroot bij de bewoners en zal dit een positief effect hebben op de relatie met de doelgroep. Het bereiken van de doelgroep in de moedertaal is een mogelijkheid om de groep te bereiken. De vrijwilligster geeft in het interview aan dat er vanaf januari 2013 een Poolse krant te koop is. Deze krant is volledig in het Pools geschreven, maar probeert de Nederlandse en Poolse cultuur met elkaar te verbinden. Dit is bij uitstek een goed medium om te gebruiken voor de partners in het contact met de doelgroep.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 30

Structurele aanpassing Er zal voortdurend oog moeten zijn op het proces van verandering. De politie is een dienst die in haar werk inspeelt op veranderingen. De politiemensen moeten goed voorbereid worden op het werk dat zij in de wijk verrichten. Een gedegen opleiding en voorlichting over de doelgroep helpt hierbij en zal een eenduidige werkwijze tot gevolg kunnen hebben. De sturing van dit geheel is een continue proces en dient vanuit een centraal punt gestuurd te worden. Bij welke partner de regie moet liggen is nog niet duidelijk, maar er kan wel gesteld worden dat dit noodzakelijk is om een goede samenwerking op te kunnen bouwen. Eenduidige werkwijzen en doelen bij alle diensten met betrekking tot de doelgroep zal het proces ten goede komen en op deze manier worden de problemen in de wijk op een effectieve manier aangepakt.

4.5. Conclusie van de tweede deelvraag Beantwoording deelvraag twee De (veiligheids)partners hebben onderling overleg over de doelgroep uit dit onderzoek. In de interviews komt een beeld naar voren dat het contact tussen de (veiligheids)diensten onderling soms wat te wensen overlaat. Er is volgens één van de respondenten geen structureel overleg aangaande de Polen in de wijk. Zij vraagt zich af wie er tenslotte verantwoordelijk is voor problematiek aangaande de Polen in Laak. Na de bevindingen in het voorgaande hoofdstuk kunnen we de tweede deelvraag als volgt beantwoorden.

• Op welke wijze verloopt de communicatie tussen de (veiligheids)partners op dit moment over deze doelgroep?

De overleggen vinden plaats tussen een aantal betrokken partners en volgens verschillende overlegstructuren. Er zijn overleggen met de gemeente waar het probleem van overbewoning besproken wordt. Centraal in deze overleggen staat dan op welke wijze kan de gemeente en de politie samenwerken om dit probleem aan te pakken. Vanuit het politiebureau Laak is één wijkagent die specifiek met de doelgroep bezig is. Eric Borst heeft zich erop toegelegd om te zorgen dat er een veilige en leefbare leefomgeving ontstaat in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is. Zo is er vanuit de politie een plan van aanpak opgesteld waarin beschreven staat wat de werkwijze is aangaande de problematiek in de wijk. Eric heeft overleg met de gemeente en het Polen steunpunt, zodat hij weet waar hij mensen naar door kan verwijzen. Er is geregeld in het wijkcentrum een Pools spreekuur, waar de wijkagent beschikbaar is voor de Polen uit de wijk. Het komt voor dat hier Poolse mensen komen die doorverwezen zijn door andere organisaties, zoals IDHEM (Integratie in Den Haag van Europese Migranten), het Leger de Heils en Barka. De politie werkt aan de hand van werkgroepen, waarin het doel is om er achter te komen welke soorten van problematiek er gaande is. Het komt meer dan regelmatig voor dat er partners niet op komen dagen bij overleggen, wat erg nadelig is voor het aanpakken van de problematiek. Eén van de overlegvormen is het OPO (Overlast Panden Overleg), welke wordt voorgezeten door de gemeente. In dit overleg wordt er gesproken over deze groep en zijn er taakaccenthouders van de diverse organisaties bij aanwezig. Voornamelijk heeft de politie contact met de gemeente en een hulporganisatie. Deze hulporganisatie, Barka geheten, is een Pools centrum die dakloze Polen helpt bij het regelen van de nodige zaken om weer terug te keren naar Polen. Met deze organisatie heeft de politie een convenant afgesloten, waarin de afspraken over deze samenwerking staan beschreven. Met de gemeente wordt ook gesproken over zaken zoals bewoning en ander papierwerk waar de doelgroep mee

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 31

te maken heeft. Een bijzonder partner in de samenwerking is de Poolse vrijwilligster Kasia die geregeld samen met de wijkagenten huisbezoeken aflegt bij landgenoten. Zij spreekt de taal en weet op deze manier de mensen te overtuigen dat de politie er ook is om de mensen te helpen. Het onderzoek naar de wijze van communiceren van de (veiligheids)partners heeft zich beperkt tot de ervaringen van de politie met de andere partners. De tweede ‘partner’ van dit onderzoek, de Poolse vrijwilligster Kasia, is in beperkte mate een (veiligheids)partner. Zij is niet werkzaam bij één van de (veiligheids)partners, maar werkt samen met de politie Laak, omdat zij haar landgenoten wilt helpen. Op deze manier weten ze waar ze terecht kunnen en met wie ze contact op kunnen nemen als ze vragen hebben over bijvoorbeeld woning- of burgerzaken.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 32

5. Conclusie van de hoofdvraag Met de beantwoording van de twee deelvragen kan de hoofdvraag van dit onderzoek beantwoord worden. Hoofdvraag: Op welke wijze kan de Brandweer Haaglanden, in samenwerking met de overige (veiligheids)partners, de Poolse bewoners in de wijk Laak bereiken om zo het bewustzijn op het gebied van Brandveilig Leven te vergroten? In dit onderzoek is de samenwerking van de politie geanalyseerd met de overige (veiligheids)partners. Het beantwoorden van de hoofdvraag beperkt zich tot de ervaringen die de wijkagenten hebben opgedaan in deze samenwerking. Eindconclusie

• De brandweer moet gebruik maken van Poolse vrijwilligers om met de doelgroep te communiceren. Door het afleggen van geplande huisbezoeken samen met deze vrijwilligers kunnen bewoners voorgelicht worden.

• Door deel te nemen aan het spreekuur in het wijkcentrum worden vragen van bewoners beantwoord over onderwerpen zoals brandveiligheid.

• Door het voorlichten van de doelgroep d.m.v. folders en brochures in de moedertaal wordt er informatie verschaft over brandveiligheid.

• Een vaste rubriek in de Poolse weekkrant geeft de brandweer de mogelijkheid om de doelgroep te bereiken en hen voor te lichten over brandveiligheid.

• De brandweer moet in overleggen met de gemeente en de politie, aangaande de problematiek van de doelgroep, een vaste gesprekspartner worden. Een goed voorbeeld is een aandeel in het OPO, waar zogenoemde ‘overlastpanden’ worden besproken. Deze panden hebben te maken met onder andere de doelgroep alsmede brandveiligheidsaspecten en de brandweer kan hier, door deel te nemen aan de overleggen, vroegtijdig op inspringen.

• Een vaste inbreng van de brandweer in de werkgroepen bij de politie is een mogelijkheid om gezamenlijk een aanpak op te stellen.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 33

6. Aanbevelingen Het onderzoek heeft zich beperkt tot de werkwijze van de wijkagenten en de vrijwilligster. Het is voor het onderzoek niet haalbaar gebleken om meerdere (veiligheids)partners te interviewen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek worden de volgende aanbevelingen gedaan:

• Dit onderzoek moet eigenlijk herhaald worden bij de andere (veiligheids)partners. Op deze manier ontstaat er ene completer beeld van de samenwerking tussen deze partners.

• Het uitvoeren van dit onderzoek bij de andere organisaties draagt bij aan de betrouwbaarheid van de conclusies.

• Een onderzoek naar het gebruik van eigen vrijwilligers in de wijk zal voor de brandweer interessant zijn.

• Bij het benaderen van een specifieke doelgroep moet er gekeken worden wat de kenmerken zijn van deze doelgroep om zo tot een juiste aanpak te komen.

• Ga op zoek naar personen, instellingen en organisaties in de wijk die aanzien genieten en maak gebruik van de invloed of de rol die zij hebben binnen een groep.

• Verdiep je in de bevolkingsgroepen die woonachtig zijn in de wijk en maak aan de hand hiervan een plan van aanpak.

• Door het inzichtelijk maken van verschillen tussen groepen mensen in een wijk ontstaat een compleet beeld van de bewoners van een wijk. De brandweer moet onderzoek doen naar deze verschillen. De focus moet komen te liggen op de wijken waar Brandveilig Leven een grotere rol moet krijgen.

• Onderzoek of er via werknemers bij de brandweer contact gezocht kan worden met specifieke doelgroepen in de wijk.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 34

Literatuur Bussel, L. H. (2010). Brandveilig Leven Evolutie of Revolutie. NVBR. Den Haag. (2012). Monitor EU arbeidsmigranten 2011. Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. Gemeente Den Haag. Den Haag. (2010). Monitor Midden- en Oost-Europeanen in Den Haag. Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. Gemeente Den Haag. Den Haag. (2008). Stadsdeelanalyse Laak. Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. Gemeente Den Haag. Hofstede, G. H. (2005). Allemaal andersdenkenden, omgaan met cultuurverschillen. Amsterdam/Antwerpen: Contact. Keuning, D. e. (2004). Management & Organisatie. Groningen/Houten: Wolters-Noordoff. Kramer, J. (2011). Brandveilig gedrag in aandachtswijken. TU Delft, Rijswijk. Kuipers, J. (2001). De brandweer en de multiculturele samenleving, allochtonen en brandveiligheid. Vlaardingen. NVBR. (2010). De brandweer over morgen, strategische reis voor vernieuwingen. NVBR. Peterson, R. (1979). Revitalizing the Culture Concept. Annual Review of Sociology 5. Schulte, A. (2010). Is bevlogenheid gerelateerd aan de mate waarin de waarden van een persoon overlappen met die van de organisatie waarin de persoon werkt? Open Universiteit Nederland. Snel, E. v. (2011). Arbeidsmigranten uit Polen, Roemenie en Bulgarije in Den Haag: Sociale leefsituatie, arbeidspositie en toekomstperspectief. Erasmus Universiteit, Sociologie. Rotterdam: Nicis Institute. Trompenaars, C. H.-T. (2004). Over de grenzen van cultuur en management. Amsterdam/Antwerpen: Business Contact. Weghe, J. v. (2008). De rol van waarden in het aanvaardingsproces en in de levenskwaliteit bij mensen met een niet-aangeboren hersenletsel. Gent: Universiteit Gent.

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 35

Bijlage A – Vragenlijst literatuuronderzoek en inte rviews Vragen Literatuuronderzoek Cultuurkenmerken

1) In hoeverre worden in Polen machtsafstanden tussen mensen geaccepteerd volgens Hofstede?

2) Hoe kijken de Polen aan tegen onbekende situaties en het nemen van risico’s?

3) Zijn de Polen individueel of collectivistisch ingesteld en hoe komt dit tot uiting? 4) Hoe kijken de Polen aan tegen gezag?

Interviews hulpdiensten Communicatie

1) Op welke manier staat u in contact met de doelgroep? 2) Op welke manier staat uw organisatie in contact met de doelgroep? 3) Wat is het hoofddoel en het belang in uw communicatie met de doelgroep? 4) Welke doelen en belangen heeft uw organisatie bij het communiceren met de

doelgroep? 5) Tegen welke weerstanden loopt u aan tijdens het communiceren met de

doelgroep en hoe worden deze opgelost? 6) Op welke manieren neemt de doelgroep zelf het initiatief om contact met u of

uw organisatie op te nemen? Samenwerking hulpdiensten

1) Heeft u overleg met de andere (veiligheids)partners over de doelgroep? Zo ja, welke informatie wordt er op welke manier gedeeld over de doelgroep? Zo nee, waarom wordt er geen informatie gedeeld over deze doelgroep?

2) Waar is er volgens u winst te behalen in de manier van benaderen van deze doelgroep?

3) Op welke manier gaat de doelgroep volgens u om met haar of zijn veiligheid? Vragen aan de bewoners

1) Op welke manier heeft u contact met de vrijwilligster? 2) In welke situaties neemt de vrijwilligster contact met u op? 3) Over wat voor onderwerpen praat u met de vrijwilligster? 4) Op wat voor manier wilt u het liefst benaderd worden door:

- de vrijwilligster - politie - gemeente - brandweer?

5) Wat vindt u van de werkwijze van de: - politie - brandweer - gemeente?

6) Wat betekent (brand)veiligheid voor u en hoe zou u over dit onderwerp voorgelicht willen worden?

Methoden en Technieken blok 10

Bewust zijn van Brandveilig Leven 36