Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat

109
Eefje van der Werf Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat

Transcript of Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat

Eefje van der Werf

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat2

Naam Studienummer

Hoofdmentor

Tweede mentor

Stagebegeleider

Gecommitteerde

Afstudeerlab

Master

Universiteit

Datum

Eefje van der Werf

1212354

Anke van Hal

Eric van den Ham

Jan Willem van de Groep

Karel Vollers

Sustainable Housing Transformation

Real Estate & Housing

TUDelft

27 juni 2011

3

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat4

5 Voorwoord

VoorwoordVoor u ligt mijn afstudeerscriptie waarmee mijn studie bouwkunde aan de TU Delft afgerond wordt. Op mijn vijftiende had ik bedacht dat ik misschien wel architect wilde worden omdat dit me wel een mooie combinatie leek tussen toepassing van exacte vakken waar ik goed in was, iets creatiefs en sociaals en mijn interesse voor woningbouw, die er door mijn vader al van kleins af aan heb meegekregen. Op het moment dat ik mijn studie bouwkunde begon in 2004 dacht ik al niet meer dat ik architect wilde worden, maar dat mijn interesse zou liggen bij het meest technische deel, de bouwtechniek.

Eenmaal aan de studie begonnen bleek deze anders te zijn dan ik verwachtte. Ik vond het niet technisch genoeg en te veel zweverig. Vooral het ontwerponderwijs had prioriteit waarbij er vanuit werd gegaan dat iedereen architect wilde worden. Bij het ontwerpen lag het zwaartepunt op hoe een gebouw eruit zag, terwijl ik juist de functionaliteit het belangrijkst vond. Hier-door twijfelde ik in mijn eerste twee jaar van mijn studie erg of dit de juiste studie was. Toch bleef ik overtuigd dat bouwkunde het best bij mijn interesses past.

Aan het eind van mijn tweede jaar werden door mijn ontwerpdocent Fokke Wind thema’s aan de orde gebracht die voor mijn gevoel wél belang hechten aan functionaliteit. Door hem ben ik na gaan denken over sociale veiligheid in de gebouwde om-geving (geen dode plinten ontwerpen), overgang tussen openbaar en privé (tot waar komt de postbode), relaties van ruimte (je wil toch niet als tiener de woonkamer door langs je ouders als je te laat thuiskomt en stiekem naar je kamer wilt glippen) en gebruik van ruimte (balkons waar je de saté over je schouder moet doorgeven omdat je niet in een kring kunt zitten). Dit waren thema’s waar ik iets mee kon en mee door wilde.

Ook heb ik in die periode mijn eerste lezing van Anke van Hal gehad over het Wallisblok. Door deze lezing werd op twee punten mijn interesse aangewakkerd, enerzijds die van renovatie en herstructurering, dat er vele mogelijkheden liggen in de bestaande bouw en anderzijds het punt van woningen ontwerpen totaal naar de wensen van de bewoner. Door deze invloeden begon mijn interesse uit te gaan naar de masterrichting Real Estate & Housing, waarnaar ik eerst helemaal niet neigde.

Al vroeg in mijn studie heb ik besloten om in het derde jaar een pauze in te lassen. In dit jaar heb ik bestuur gedaan van open jongerenvereniging De Koornbeurs, wat op vele punten erg leerzaam was. Ook was dit jaar goed om me te bezinnen en te besluiten dat ik toch echt wel door wilde gaan met mijn studie bouwkunde.

Na mijn bestuursjaar ben ik weer met volle moed begonnen aan mijn studie. Voor de keuze van mijn master was ik nog wel aan het twijfelen tussen RMIT (Renovatie, Modificatie, Interventie en Transformatie) vanuit de interesse voor renovatie en het meer technische, Dwelling, omdat mijn voorkeur voor het ontwerpen van gebouwen uitgaat naar woningen, en Housing, waarvan ik bang was dat het teveel managementachtig zou zijn. Mijn uiteindelijke voorkeur ging uit naar Housing terwijl ik mijn bacheloreindwerkstuk nog wel bij RMIT heb gedaan.

In september 2009 ben ik begonnen met het eerste semester van de master RE&H die ik wel interessant vond, maar nog niet wild enthousiast van werd. Dit kwam gelukkig wel in het tweede semester. Een plan van aanpak maken voor een transformatie van een woningblok sloot helemaal aan bij mijn interessegebied. In eerste instantie dacht ik dat ik het tweede kwartaal, over Housing Policy minder interessant zou vinden, maar ook hierin raakte ik erg geïnteresseerd. Bij de afdeling Housing voelde ik me dan ook eindelijk helemaal op mijn plek binnen de opleiding bouwkunde.

Voor mijn afstuderen wilde ik een onderwerp kiezen dat een zo goed mogelijke combinatie zou zijn van mijn interesses: ge-bruik van de bestaande woningvoorraad, renovatiemogelijkheden en ontwerpen voor de gebruiker. Aangezien deze interesses deels zijn ontstaan door de lezing van Anke van Hal ben ik dan ook blij dat zij mij wilde begeleiden met mijn afstudeeronder-zoek.

Met mijn tweede begeleider, Eric van den Ham van de afdeling bouwfysica, kwam ik toch weer enigszins terug bij de technische aspecten van gebouwen. Voor mij leek dit dus de beste combinatie die ik zou kunnen wensen.

Anke en Eric, hierbij wil ik jullie hartelijk bedanken voor jullie grote enthousiasme voor het onderwerp, de vele input en het vertrouwen dat jullie in me hadden dat het allemaal ging lukken. Na begeleidingen kwam ik altijd blij en vol goede ideeën thuis, maar een paar uur later wel beseffend dat ik hiervoor wel weer veel moest doen.

Het grootste deel van mijn onderzoek heb ik uitgevoerd bij de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting. Hierdoor bevond in me in het hart van het Energiesprong programma en het Sim&Snel project, waarbinnen ik mijn onderzoek heb uitgevoerd. Dit

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat6

gaf mij de mogelijkheid om de verschillende case studies die ik wilde doen, uit te kunnen voeren. Daarnaast heb ik bij de SEV vele input gekregen door gesprekken met medewerkers die me hebben geholpen in mijn denkwijze en zienswijze over renova-tie. Hierbij wil ik Jan Willem bedanken voor de begeleiding en algemene input die je hebt gegeven, Annoesjka voor de hulp het contact leggen van de projecten, het gehele Energiesprongteam: Ivo, Jasper, Claudia, Sanne, Marrit en daarnaast ook Han-neke en Karien voor de algemene ondersteuning en gesprekken. Van jullie allemaal is wel iets in dit afstudeerwerk verwerkt.

Naast dat ik mijn afstuderen heb uitgevoerd bij de SEV behoorde ik ook tot het netwerk Slim&Snel. Hierdoor heb ik de kans gekregen te praten en input te krijgen van vele verschillende professionals uit verschillende branches die allemaal bezig zijn met de verduurzaming van de woningvoorraad. Door mijn afstuderen niet enkel op de TU uit te voeren maar bij de SEV en te behoren tot dit netwerk had ik tijdens het afstuderen niet het gevoel dat ik slechts door twee mensen begeleid werd, maar door tientallen.

Voor mijn onderzoek heb ik medewerking gekregen van veel verschillende mensen, zoals bewoners van projecten, geënquê-teerde woningeigenaren, medewerkers van woningbouwcorporaties, Vereniging Eigen Huis, de Woonbond, Bouwbedrijven, participatiebureau’s en nog meer. Totaal opgeteld kom ik boven de 1700 man. Allemaal heel erg bedankt, zonder jullie had ik nooit tot dit resultaat kunnen komen.

Tot slot wil ik mijn vrienden bedanken die me ondersteund hebben door gesprekken. Daarnaast wil ik specifiek Wytske be-danken voor het uitlenen van haar laptop toen die van mij er in de laatste maand ermee opgehouden was, Helmer voor de hulp bij de statistiek, Sarah voor het nakijken van het gehele rapport en uiteraard mijn vriend Eelse-jan voor elke avond het aanhoren van mijn belevenissen en bevindingen uit mijn onderzoek van die dag.

Ik wens u veel leesplezier,

Eefje van der Werf

7 Summery

SummeryThe interest of residents when renovating dwellings which are in use

IntroductionThe largest part of the Dutch housing stock is built after World War II. A third of the current dwellings are still from the six-ties and seventies (VROM, 2009b). The calculated economical lifespan of dwellings in the Netherlands is fifty years, however in practice the houses should stand much longer (Thomsen, 2002). Not only the calculated economical lifespan, but also the functional and technical lifespans come to their end. The quality of these dwellings is very low as a result of the shortage of both building materials and experienced constructors in the years of their construction (Andeweg, 2009). Furthermore the use of dwellings and the wishes regarding living quality have changed a lot due to the increase of welfare of the population and many technical developments (Vreeze, 2001). A turning point has come to do something with these dwellings from the sixties and seventies. Aside from these reasons to renovate these dwellings, it is important to focus on energy reduction by improving them as the energy costs are rising fast; they have doubled since 2000 (Luijten, 2010). A large part of these house belong to the social rental sector and have poor insulation, which can make these cheap dwellings expensive to live in.

Aim of the researchTo renovate the dwellings a housing association needs agreement of 70% of the tenants of the estate and house-owners must take the initiative to renovate their own dwellings. Both tenants and owner-occupiers are sometimes averse to renovation or other bottlenecks prevent making this choice. Regarding this problem the following main question is researched: How can the process, the technical solution and the realisation of a renovation be adapted so hindrances for residents to choose for a renovation will be reduced?

This graduation research has been done as part of the larger project ‘Smart and Speedy’ which has the aim to improve the larger part of the housing stock built in series. The aim is to obtain concepts for serially built housing of the sixties and the seventies that may reduce energy use by at least 45% at an affordable rate and without much hindrance for the residents. One of the conditions is that the residents will not need to leave their house for longer than five days, whilst the preference goes to avoiding necessary vacation entirely (Van Hal, 2011).

Research designThe research is divided in to three parts. The first part starts by answering the research question with knowledge from existing literature. Consecutively seven renovation projects are evaluated. The last part of the research consists of a survey held by an association for house owners. The results of these three parts lead to the recommendations and an approach for high level renovation where residents do not need to leave their dwellings.

Characteristics of the dwellingsA large part of the dwellings from the sixties and seventies has been built in series, which gives the opportunity to renovate these dwellings also in a standard serial way. Because the dwellings have been built before energy regulation was imple-mented, the dwellings have a very low energy label. The housing stock from the sixties and seventies can be divided into three main house types; the rowhouses, the portico dwellings and the gallery flats. The dwellings are relatively small, especially the bathrooms do no longer comply to today’s standards.

The main focus of the technical improvements should be on the reduction of the heat loss. This can be managed by insula-tion, installations with a better return and mechanical ventilation with heat recovery installations. Furthermore installations for generation of energy can be applied. Measures should be taken to reduce the noise between the dwellings. In gallery flats the capacity of the elevators should be improved. It is highly advisable to add elevators to portico dwellings. In all cases the general appearance should be improved to reduce the degeneration.

Several innovative technical concepts have been developed for fast and high level renovation. For instance, techniques to combine rooms, insulation on the inside with box-in-box systems and 3-D elements which can be hung on the outside of an apartment to replace the old facade and create more living space.

Interest of residentsThe residents of the dwellings care less about the technical characteristics of a dwelling, but more about the use and the perception. Their interests in a renovation can be keeping living expenses low, living comfortably, a healthier indoor climate,

Research questions

Study of literature technique

Study of literatureresidents

Interviews

Temporary answering research questions

Evaluation renovation projects

interview residents

interviewhousing

associations

interview otherexperts in process

interview constructor

Experians of project in initial

phase

Experians of oth-erwise interesting

projects

Accentuating answering research questions

Refining and generalizing for owner-occupiers

survey at the association for house-owners

Theory

Recommendations

Research design

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat8

redivision of the dwelling, expanding living space, a safer neighbourhood, an improvement living environment, a rise in value of the dwelling and making the dwelling suitable for the elderly.

Residents that are averse to a renovation are sometimes not interested in renovating and decreasing their energy use or lack knowledge about it. Also, they can find the plans too complex and do not have an overview of the possibilities and conse-quences. Some people think the investment costs too high or the payback time too long. The renovation itself can give too much work, or too much inconvenience during construction. The result can have unwanted side-effects, give new technical inadequacy or be unsightly. Finally, the residents can be negatively influenced through bad experiences.

Resident take more of an interest in a renovation when looking after their interests is taken as a starting point or if they recog-nize the problems in their dwellings and the need of energy reduction. Residents are more likely to be in favour of a renovation when they are given options, certainty, a chance to experience the improvements in advance and if other residents are already participating. For tenants the trust in the housing association is important.

The following aspects influence the choice for a renovation:

• situation and characteristics of the dwelling• situation and characteristics of the resident• change for the dwelling• fulfilment of living wishes• influence in the process• social influence• how much work• how much inconvenience• financial aspects

Currently, most home-owners only make small improvements on their dwellings. Renovations by housing associations are missing an integral approach. The improvements mostly consist of separate measures. Usually, the improvement in energy performance is at most to energy label B. The currently known problems are the starting point for the solution. Residents are involved through small resident committee, which represents all people from an estate.

Experience from case studiesFor the research seven projects are evaluated. The experience of all these project will be discussed succinctly.

In the neighbourhood the Kroeven in Roosendaal rowhouses from the sixties have been renovated according the ‘passive house’ principle. To this end, the total outer wall and the roof of the dwellings have been removed and replaced with prefab-ricated elements in one day. For the residents the renovation meant that they had to leave their dwelling for one day and there had be worked inside the dwelling for fifteen days. After the renovation the tenants are satisfied with the end result, but there are complaints about the high temperature inside. Also, they find it a pity that nothing has been done about the noise between the dwellings.

The Prinses Beatrixlaan is a complex in Voorburg with portico dwellings, which are turned into gallery apartments during the renovation. This renovation gave a lot of inconvenience for the residents as one in two dwellings had to sacrifice one bedroom for the new entrance and got a new bedroom in another place in return. The renovation had a realization period of one and a half year and much of the planning went wrong. The residents are dissatisfied about the bad workmanship in the dwelling. Also, not everybody is satisfied with the new gallery, mainly because of long walking distances and the new side-stairs that cannot be used due to the noise.

In the renovation of the rowhouses in the centre of Biddinghuizen not much could be changed on the outside, because there were also owner-occupied dwellings in some blocks. To get the energy reduction extra emphasis was put on trying out new installations. To prevent overheating of the dwellings constructional awnings have been placed. The tenants think these awn-ings ugly and find them ineffective. The dwellings for the elderly had their first floor enlarged using a dormer. Some of the residents think it unnecessary and only more cleaning work. The small rowhouses could probably better use an enlargement, but here it was not considered. The improvements of the dwellings did not come with an increase in the rent. The tenants have the feeling that the project was done for the benefit of the housing association and not to benefit them.

9

In the renovation of the Rembrandtflat, a gallery flat in Zwolle, a large investment has been made in installations for energy generation. Aside from the renovation an energy campaign has been held to decrease the use-bound energy use. This project shows that the largest inconvenience for a resident in a gallery flat is the work on the concrete construction. This gives noise, which can be heard in the whole flat. The flat is close to a highway. The renovation lessened the noise from the highway, but as a result the residents hear their neighbours now, which is more annoying.

The Blue Print dwellings in Heerhugowaard are an example that a good implementation of the facade is very important. Ten years after these dwellings were built it was already necessary to replace the facade. Despite that most of these dwellings were owner occupied, it was not difficult to get everybody to agree with a renovation. The renovation of this project shows that it is easy to replace a whole facade in one day, but that it is important that prefab elements are flexible enough to be adaptable to a different situation. The situation always differs from the drawings.

The renovation of the Koningsvrouwen van Landlust in Amsterdam could not be realized without the people moving out, but in the residents were involved as much as possible. The wishes of the tenants were combined with energy ambitions. This project shows that technical objectives and the way the residents want to use the dwelling do not need to work against each other but can reinforce each other.

The last project the Wandelmeent in Hilversum is not renovated yet. The plan is to renovate the roof. The tenants see this as a moment to make their whole complex more sustainable. However, the housing association wants only to do the normal work and is not interested in investigating other possibilities. When asking for advise at a tenants interest association the tenants get stuck in a conservative approach where only the current problems are addressed instead of looking at the possibilities.

Quantitative information home-ownersTo get extra information on how important the different factors are when considering a renovation or energy saving measures a survey is held under home-owners. This survey showed that many people deem a renovation or energy saving measure-ments unnecessary. Other obstacles were mainly the long pay back times, the high investment costs and the ineffectiveness of the measures. The people who had implemented energy-saving measures indicated that the influence on the comfort and indoor climate was their most important motive. Positive influences to implement energy-saving measures are, in order of importance: direct compensation of the investment costs through the decrease of the energy bill, a collective initiative of the neighbourhood, a heat picture of the dwelling, getting subsidy, an offer from the municipality with different options for energy-saving measures have been taken, good experiences of others, an energy performance advice for free, a visit to a dwelling were energy-saving measurements and a rise of the energy prices. Offers from a builder or a housing association, general information leaflets and an offer of a vacation during the working period have little effect on the decision.

An acceptable payback time for energy-saving measures seems to be between the five and ten years. More than ten years is only acceptable for few people. Notable is that in the group of people who have already taken some energy-saving measure or have short-term plans a payback time of ten years is the most common answer. People who have no plans generally choose shorter pay back times. This is also holds for the acceptability of the renovation time. Here the acceptance is spread between a week and a month. A large group of the people without plans hold to a maximum of two weeks.

The work in de house which gives the most inconvenience is having no gas, water or electricity. A significant group find it completely unacceptable and most people can only accept it for just one day. Also, people have a low acceptance for having no normal use of the toilet.

Conclusions and recommendations an approach for taking interest of residents with renovation Technical innovations are important for better integration of the interests of the residents in a renovation, but with more focus on the process big improvements can be made. Residents are less interested in the technical improvements themselves than in their living experience. For this reason, it is important that the work is executed with good workmanship, especially on the inside of the dwelling. Wherever possible prefabrication should be used to minimize the inconvenience to the residents.

The largest improvement opportunity for tackling renovation appears to be other ways of thinking on how to approach to project. When renovating the current problems of the housing are adhered to. Solving these is important, but to achieve bet-ter solutions the current and future needs of all parties should be taken in to account. The main focus should not be on the objective energy-saving, but energy-saving should be used as a way to achieve other interests. Housing associations should not be afraid to involve tenants and ask for a rent increase. If no rent increase is requested it is easier to get their agree-ment with the renovation, but it seems that residents feel less involved and are also less satisfied with the final result. Lastly,

Summery

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat10

housing associations should not only strive for the minimum of 70% approval for a renovation, but take 100% agreement as a starting point. It seems this way both the housing association and the tenants will strive to have all interests addressed in the renovation.

During the process it is important for the residents that they know what can be done, and when what will happen. The success of a renovation depends mostly on good communication, good planning and timely service. For home-owners default renova-tion solutions should be offered which fulfil their wishes and have an integrated energy use reduction. There should be multiple options and the technical solutions should be easy to compare. Clarity is very important. If there is an initiative to collectively take energy saving measures, much more home-owners are likely to do so.

11 Inhoudsopgave

InhoudsopgaveVoorwoord �������������������������������������������������������������������������������������������� 5Summery ���������������������������������������������������������������������������������������������� 71 Inleiding ������������������������������������������������������������������������������������ 13

Deel I - Het onderzoek 14

2 Introductie ��������������������������������������������������������������������������������� 162.1 Aanleiding ................................................................................162.2 Probleemgebied ........................................................................162.3 Onderzoeksgebied .....................................................................172.4 Afstudeerorganisatie SEV ...........................................................182.5 Relevantie ................................................................................182.6 Leerdoelen ...............................................................................19

3 Onderzoeksopzet������������������������������������������������������������������������ 203.1 Probleemstelling ........................................................................203.2 Doelstelling ..............................................................................203.3 Onderzoeksvragen .....................................................................203.4 Onderzoeksopzet .......................................................................20

Deel II - De theorie 24

4 Literatuurstudie techniek ����������������������������������������������������������� 264.1 Inleiding ..................................................................................264.2 Kenmerken woningen.................................................................264.3 Renovatiemogelijkheden .............................................................284.4 Conclusies ................................................................................31

5 Literatuurstudie bewonersbelangen ������������������������������������������� 335.1 Inleiding ..................................................................................335.2 De bewoners van jaren ’60 en ’70 woningen .................................335.3 Participatie & Voorbereiding ........................................................345.4 Houding van bewoners ...............................................................365.5 Uitvoerbaar in bewoonde staat? ..................................................405.6 Financiële belangen ...................................................................435.7 Factoren voor instemming bewoners ............................................45

6 Conclusies theorie ���������������������������������������������������������������������� 496.1 Renovatiebehoefte .....................................................................496.2 Huidige aanpakken ....................................................................496.3 Belangen bewoners bij een renovatie ...........................................496.4 Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie ............................50

6.5 Uitvoerbaar in bewoonde staat ....................................................506.6 Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoer ...51

Deel III - De praktijk 52

7 Renovatieprojecten �������������������������������������������������������������������� 547.1 Project selectie .........................................................................547.2 Onderzoeksaanpak ....................................................................557.3 De Kroeven - Roosendaal ...........................................................567.4 Prinses Beatrixlaan - Voorburg ....................................................587.5 Centrum Biddinghuizen ..............................................................607.6 Rembrandtflat - Zwolle ...............................................................627.7 Blue Print woningen - Heerhugowaard ..........................................647.8 De Koningsvrouwen van Landlust - Amsterdam .............................667.9 Wandelmeent - Hilversum ..........................................................687.10 Vergelijking projecten ................................................................70

8 Landelijke enquête woningeigenaren ����������������������������������������� 718.1 Inleiding ..................................................................................718.2 Tevredenheid over woningen .......................................................718.3 Uitgevoerde en geplande woningverbeteringen ..............................718.4 Belemmeringen voor energiebesparende maatregelen ....................738.5 Kansrijke mogelijkheden ............................................................748.6 Acceptatie van renovatie en energiebesparingsmaatregelen ............74

9 Bevindingen praktijk ������������������������������������������������������������������ 769.1 Renovatiebehoefte .....................................................................769.2 Huidige aanpakken ....................................................................769.3 Belangen bewoners bij een renovatie ...........................................779.4 Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie ............................789.5 Uitvoerbaar in bewoonde staat ....................................................789.6 Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoer ...79

Deel IV - Conclusies en aanbevelingen 80

10 Toepassing theorie in praktijk ���������������������������������������������������� 8210.1 Mogelijkheid toepassing renovatieconcepten .................................8210.2 Aanbevelingen per project ..........................................................8310.3 Conclusie .................................................................................84

11 Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staat���������������������� 8511.1 Verbeterde aanpak renovatieproject De Kroeven ............................8511.2 Algemene aanpak hoog niveau renovatie ......................................87

12 Conclusies ���������������������������������������������������������������������������������� 91

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat12

12.1 Focusverschuiving in onderzoek...................................................9112.2 Technische renovatiebehoefte .....................................................9112.3 Huidige aanpakken ....................................................................9212.4 Belangen bewoners bij een renovatie ...........................................9212.5 Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie ............................9312.6 Uitvoerbaar in bewoonde staat ....................................................9312.7 Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoering 9412.8 Eindconclusie ............................................................................94

13 Aanbevelingen ��������������������������������������������������������������������������� 9614 Reflectie ������������������������������������������������������������������������������������� 97

14.1 Gebruikte methoden en technieken ..............................................9714.2 Persoonlijke nabeschouwing ........................................................98

Literatuur ����������������������������������������������������������������������������������������� 100Bijlage - Enquêtevragenlijst ������������������������������������������������������������� 103

Enquête Vereniging Eigen Huis ............................................................ 103

13 Inleiding

1 InleidingIn dit afstudeeronderzoek is onderzoek gedaan naar bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat. Dit onderzoek maak-te deel uit van het Slim&Snel project - Duurzaam renoveren van seriematig ontwikkelde woningvoorraad in bewoonde staat en is uitgevoerd bij de SEV binnen het programma Energiesprong, dat samen met Nyenrode Business Universiteit de initiatief-nemer en uitvoerder van dit project is.

Het eerste deel van dit rapport gaat in op de algemene vormgeving van het onderzoek, hieronder valt de aanleiding van het onderzoek, de onderzoeksvragen die beantwoord dienen te worden, de opzet van het onderzoek om tot beantwoording te komen, de relevantie van het gehele onderzoek en de doelen die met dit afstudeerwerk behaald dienden te worden.

In het tweede deel van het rapport worden aan de hand van kennis bij al bestaande literatuur de onderzoeksvragen zover mogelijk beantwoord.

Het derde deel gaat in op de vraag welke lessen er kunnen worden getrokken uit de praktijk. Hiervoor zijn verschillende renovatieprojecten geanalyseerd en is een landelijke enquête gehouden onder woningeigenaren. Met deze kennis wordt de beantwoording van de onderzoeksvragen aangescherpt.

Tot slot wordt in het laatste deel van het rapport de link gelegd tussen de mogelijkheden uit de literatuur en de praktijk. Er wordt hiermee een aanpak gegeven voor hoog niveau renovatie in bewoonde staat. Daarmee kan gekomen worden tot de definitieve beantwoording van de gestelde onderzoeksvragen. Als laatste worden nog aanbevelingen gedaan en wordt een reflectie gegeven op het gehouden onderzoek.

14 Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat14

Deel I Het onderzoek

15Deel I Het onderzoek 15

In dit eerste deel van het rapport wordt de aanleiding geven voor het uitvoeren van het onderzoek naar bewonersbe-langen bij renovatie in bewoonde staat� Welke problematiek er speelt en wat het veld is van dit onderzoek� Hierbij zal ook ingegaan worden wat de relevantie is van dit onderzoek voor zowel maatschap-pelijk als wetenschappelijk gebied�

In hoofdstuk 3 is de probleemstelling, de doelstelling en worden de onderzoekvra-gen weergegeven� Daarna zal uitgeweid worden hoe het onderzoek ingericht en welke methoden worden gebruikt voor beantwoording van de onderzoekvragen en behalen van de doelstelling�

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat16

2 Introductie

2�1 Aanleiding

Het grootste deel van de Nederlandse woningvoorraad is gebouwd na de Tweede Wereldoorlog, met de grootste piek tussen de jaren 1960-1980. Een derde van de huidige voorraad stamt uit deze periode (VROM, 2009b). Echter, we zijn op het punt gekomen dat er nagedacht moet worden wat er de komende jaren met deze woningen gedaan moet worden. Een groot deel van deze naoorlogse woningvoorraad is aan het eind gekomen of begint aan het eind te komen van haar geplande levensduur van vijftig jaar, maar als er gekeken wordt naar het aantal onttrekkingen en de nieuwbouwproductie zullen woningen veel langer mee moeten gaan en is het niet mogelijk al deze woningen te slopen en vervangen door nieuwbouw (Thomsen, 2002). Niet alleen de economische, maar ook de functionele en bouwtechnische levensduur van deze woningen begint af te lopen. De woningen hebben vaak een matige kwaliteit aangezien na de oorlog een tekort was aan bouwmaterialen en geschoolde werknemers (Andeweg, 2009). Door stijgende welvaartsniveau en technische ontwikkelingen is het woongebruik en de wen-sen daaraan aanzienlijk veranderd (Vreeze, 2001).

Naast de noodzaak om woningen uit de jaren ’60 en ’70 te renoveren uit het oogpunt van levensduurverlenging en aanpassing aan de huidige woonbehoeften, is het vanuit woonlastenoogpunt ook belangrijk dat de energieprestatie van deze woningen verbeterd wordt. De woningen zijn niet tot matig geïsoleerd en hebben veelal een energielabel E, F of G (SenterNovem, 2007 en VROM, 2009a). Door de stijgende energieprijzen worden de energielasten voor deze woningen steeds groter en zijn zij, zoals in Figuur 2 te zien is, in de afgelopen tien jaar al verdubbeld.

Een groot deel van deze woningen valt binnen de sociale huursector en huisvest de lagere inkomensgroepen. De energielasten hebben een steeds groter aandeel in de woonlasten voor deze woningen, waardoor de betaalbaarheid van deze ‘goedkope’ woningen minder wordt.

Grootschalige woningverbeteringen en energiebesparingen komen nog onvoldoende van de grond (Straub, 2001, Thomsen, 2002 en Van de Groep, 2010). Er vindt al wel op verschillende plekken in Nederland herstructurering van wijken plaats met op kleine en projectmatige schaal renovatie of transformatie van de bestaande woningen. Bij deze huidige renovaties moeten de bewoners hun woningen vaak voor langere tijd verlaten waardoor ze vaak niet meer teug komen. Hierdoor worden sociale verbanden in de wijk worden verbroken. Bij de renovatie of transformatie van het woningblok gaat eerst een periode van wei-nig of geen onderhoud en hoge leegstand vooraf en ook gedurende de renovatie is er overlast voor de buurt wat een negatief effect kan hebben voor de leefbaarheid. Vanuit dit oogpunt kan renovatie in bewoonde staat een goede oplossing zijn om de woningen te verbeteren zonder extra negatieve sociale effecten voor de wijk.

Er zijn al verschillende slimme oplossingen bedacht en uitgevoerd voor renovatie in bewoonde staat, maar dit blijft bij ex-perimentele projecten. Omdat renovaties nu projectmatig worden aangepakt, wordt het wiel steeds opnieuw uitgevonden, waardoor het als duur en complex wordt bestempeld (Thomsen, 2002 en Van de Groep, 2010).

2�2 Probleemgebied

Ondanks het feit dat de jaren ‘60 en ‘70 woningvoorraad steeds slechter voldoet en de huidige en toekomstige woonbehoefte en de energierekening een steeds groter aandeel uitmaakt van bewoners hun woonlasten is er nog vaak sprake van weer-stand van huurders tegen hoog niveau renovatieplannen van de woningbouwcorporatie en brengen woningeigenaren nog niet massaal grote woningverbeteringen aan. Het ontwikkelen van renovatieoplossingen, maar ook de insteek van het gehele voorbereidings- en renovatieproces en de uitvoering, wordt slecht gedaan vanuit technisch en financieel oogpunt. Hierdoor blijft een deel van de belangen van bewoners en factoren die meespelen in de keuze voor een renovatie buiten beschouwing.

Figuur 1: Samenstelling woningvoorraad (Blijie, 2009)

Figuur 2: Ontwikkelingen in energielasten voor huishoudens sinds 2000 (Luijten, 2010)

Deel I Het onderzoek - Introductie 17

2�3 Onderzoeksgebied

Om te komen tot een soepeler verloop van het verkrijgen van instemming van huurders, een groter aantal woningeigenaren die voor renovatie kiezen en renovatieoplossingen die beter aansluiten op de wensen van bewoners zal in dit onderzoek een combinatie gemaakt worden van enerzijds de technische verbeteringen die noodzakelijk zijn en gedaan kunnen worden om de levensduur en de energieprestatie van de woning te verbeteren en anderzijds hoe bewoners voor een renovatie geënthousias-meerd kunnen worden en welke belangen zij behartigd willen zien met een renovatie. Daarnaast moet de renovatieoplossing aansluiten bij het bewonersgedrag en vise versa. Door deze technische belangen en woonbelangen samen te nemen kan er gekomen worden tot succesvolle renovaties. De overlap van deze belangen zullen voornamelijk voortkomen uit de verbeterde bouwfysische kenmerken waarmee het comfort, de gezondheid van het binnenklimaat en het energiegebruik verbeterd kan worden.

Hoog niveau woningrenovatie wordt veelal geïnitieerd door woningbouwcorporaties. Deze renovaties worden daardoor ge-structreerde georganiseerd, maar het houdt ook in dat er meer partijen betrokken zijn met verschillende belangen. In Figuur 4 zijn van de belangrijkste partijen de belangen weergegeven ten opzichte van de woningrenovatie, maar ook de onderlinge belangen. Om de belangen van de verschillende partijen samen te brengen is voor een hoog niveau renovatie in bewoonde staat niet alleen meer een technische integrale benadering nodig, maar ook een integrale procesaanpak met een goede bewo-nersbenadering. Voor de bewoners is het proces voor, tijdens en na de renovatie vaak belangrijker dan de renovatieoplossing zelf. Deze moet niet alleen voor de huidige situatie geschikt en betaalbaar zijn, maar moet ook een levensduurverlenging van vijftig jaar met zich meebrengen, waardoor hij problemen in de toekomst moet voorkomen en voor deze gehele periode economische modelering nodig is.

Bewoners-belangen

Technische oplossingen

ComfortEnergiebesparing

Gezond binnenklimaat

Lost het alle technische problemen opBelemmeringen tussen oplossing en woning

Financiële haalbaarheidLevensduurverlengingWaardeontwikkelingEnergiebesparing

Verbetering wooncomfortGelijk blijven woonlasten

Overlast bewoner

Uitvoerbaar in bewoonde staat

Sluit het aan bij bewonerswensen

Sluit het aan bij bewonersgedrag

Uitvoerbaar als niet alle woningen meedoen

Bewonersenthousiasmeren

Omgaan metverkochte woningen

Past oplossing bij budget en tijdsplanning

woningrenovatie

woningbouw-corporatie

(standaard) technische oplossingsconcepten

bewoners

Figuur 3: Onderzoeksgebied combinatie van bewonersbe-langen en technische oplossingen

Figuur 4: Onderzoeksgebied samenspel tussen bewoners, woningbouwcorporatie en technische oplossing voor de bes-te woningrenovatie

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat18

2�4 Afstudeerorganisatie SEV

Dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd binnen het programma Slim&Snel dat een gezamenlijk initiatief is van de SEV (Stuur-groep Experimenten Volkshuisvesting) en de Business Universiteit Nyenrode. Slim&Snel valt onder de Energiesprong, een programma van de SEV, waarbinnen in de periode februari 2011 tot en met juni 2011 het onderzoek is uitgevoerd.

EnergiesprongHet SEV-programma Energiesprong is een innovatieprogramma dat gericht is op het tot stand laten komen van een ener-gietransitie in de gebouwde omgeving. Hierbij gaat het om het wezenlijk anders gaan denken en handelen in relatie tot het energiegebruik in en rond woningen, gebouwen en gebieden. Het gaat bij Energiesprong, zoals de naam al zegt, om een grote sprong in energiebesparing (minimaal 45% reductie van energie uit fossiele bronnen) en om de mogelijkheid om die sprong op te schalen naar heel Nederland. Om dit te verwezenlijken worden er zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde samen met marktpartijen experimenten uitgevoerd.

Energiesprong is het programma dat de SEV, de Rotterdamse organisatie die innovatieve antwoorden ontwikkelt voor maat-schappelijke vraagstukken op het gebied van wonen, uitvoert in opdracht van het ministerie van BZK naar het idee van het Platform voor Energie in het Gebouwde Omgeving (PEGO). Energiesprong ondersteunt concrete bouwprojecten, zowel finan-cieel als procesmatig. Die ondersteuning betreft niet zozeer de technische aspecten, maar vooral de innovatie in het proces, omdat we daar de grootste sprong verwachten. De ervaringen uit deze projecten brengen we naar bestaande en nieuwe netwerken. Het einddoel is de toepassing van marktrijpe concepten die op landelijk niveau in 2030 een halvering van het energiegebruik in de gebouwde omgeving ten opzichte van 1990 bewerkstelligen (SEV, 2011).

Slim&SnelHet programma Slim&Snel wil er voor zorgen dat de ontwikkeling van slimme, duurzame en betaalbare renovatieoplossingen sneller van de grond komt. Hiervoor moet de noodzaak van verbetering en verduurzaming van de woningvoorraad hoger op de agenda komen en wil het programma aantonen dat er slimme en betaalbare oplossingen zijn voor een groot deel van de woningmarkt. Doordat in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw grote hoeveelheden (standaard)woningen seriematig zijn neergezet moet het nu ook mogelijk zijn deze woningen seriematige te renoveren met standaard oplossingen.

Het project Slim&Snel bestaat uit twee sporen. Het eerste spoor bestaan uit onderzoek en analyse van uitgevoerde systeem-renovaties waaruit kansen en belemmeringen afgeleid worden. Van hieruit zal een regelpaneel ontwikkeld worden waarin de factoren opgenomen zijn die van invloed zijn op de renovaties.

Het tweede spoor bestaat uit grootschalige renovatieprojecten waarbij marktpartijen de kans krijgen concepten voor syste-matisch renoveren te ontwikkelen. Met deze concepten wordt geprobeerd de wensen van de gebruiker (gezondheid, comfort, energieverbruik, woontechnische factoren) en de eigenaar (financieel haalbare investering) te combineren. Een voorwaarde voor de renovatie is dat deze uitgevoerd wordt in bewoonde staat, maar dat de bewoner tijdens de renovatie wanneer dat nodig is maximaal vijf dagen uit de woning moet.

2�5 Relevantie

Maatschappelijke relevantieZoals voorafgaand beschreven is helpt dit onderzoek mee aan een versnelde verduurzaming van de woningvoorraad uit de jaren ’60 en ’70. Hierdoor werkt dit onderzoek mee aan de oplossing voor het toekomstige huisvestingsvraagstuk van de ver-oudering en betaalbaarheid van de voorraad. Doordat woningen langer mee kunnen gaan is er geen waarde vernietiging en komt er minder afval vrij. Daarnaast dient er bij de woningen een CO2-reductie van 45% gerealiseerd te worden. Hierdoor is er een minder grote milieubelasting. Voor de bewoners is dit echter vooral een bijeffect. Door de renovatie kunnen zij in de woning blijven wonen, wordt het comfort en binnenklimaat verbeterd en wordt er bespaard op hun energielasten.

Met dit onderzoek wordt er specifiek ingegaan op welke factoren voor bewoners van belang zijn bij een renovatie. Door deze kennis kan er bij renovatie beter afgestemd worden op hun belangen waardoor ze eerder zullen instemmen met een renovatie, er een minder lang en moeizaam proces aan de renovatie voorafgaat en de renovatie voor zowel woningbouwcorporatie als bewoners succesvol kan uitpakken.

Figuur 5: Programma Slim&Snel heeft twee sporen

Deel I Het onderzoek - Introductie 19

Wetenschappelijke relevantieEr is al veel onderzoek gedaan naar woningverbetering en energiebesparing. Wat uniek is aan het Slim&Snel project is dat het ingaat op hoog niveau renovatie in bewoonde staat. Dit afstudeeronderzoek behandelt de bewonersbelangen bij de reno-vaties. Ook zijn op dit gebied al verschillende onderzoeken gedaan zoals de vele woonwensenonderzoeken, onderzoeken naar antwoord op de vraag wanneer mensen willen betalen voor energiebesparende maatregelen aan hun woningen en hoe er met bewoners gecommuniceerd kan worden bij woningverbetering. Waar dit onderzoek probeert bij de dragen aan wetenschap-pelijke kennis is door een koppeling te maken tussen de kennis uit de techniek en de gedragswetenschappen. Hierdoor wordt er niet alleen naar de zakelijk of rationele factoren gekeken die voor de bewoner van invloed zou moeten zijn op zijn keus voor renovatie, maar ook naar sociale factoren en gedragsfactoren. Een groot deel van de factoren en de conclusies die uit dit onderzoek komen zullen logisch en normaal lijken, maar zijn nog nooit goed in kaart gebracht en er is, belangrijker nog, nooit rekening mee gehouden bij het ontwikkelen van renovatieoplossingen en het inrichten van renovatieprocessen.

2�6 Leerdoelen

Met dit afstudeeronderzoek wilde ik een aantal doelen behalen:

• het kundig worden in het uitvoeren van een wetenschappelijk onderzoek• kennis vergaren over de problematiek van de Nederlandse woningvoorraad• kennis vergaren over integrale renovatiemogelijkheden• kennis vergaren over woninggebonden en gebruiksgebonden energiebesparingsmogelijkheden• kennis vergaren over bewonersbelangen bij renovatie• het ontwikkelen van nieuwe aanpakken voor renovatie

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat20

3 Onderzoeksopzet

3�1 Probleemstelling

Voor het uitvoeren van hoog niveau renovatie is bij huurwoningen instemming nodig van 70% van de huurders en bij koopwo-ningen moeten de bewoners de renovatie zelf wensen en hiervoor het initiatief nemen om deze uit (te laten) voeren. Bij zowel huurders als woningeigenaren bestaat niet altijd de wens om te renoveren of zijn er belemmeringen om voor een renovatie te kiezen. Dit leidt tot de volgende probleemstelling:

Voor hoog niveau renovatie met een grote energieambitie is het moeilijk om de benodigde 70% instemming van huurders te krijgen en eventueel verkochte huurwoningen uit het te renoveren complex mee te nemen.

3�2 Doelstelling

In dit onderzoek wordt ervan uitgegaan dat een deel van de belemmering van de bewoners voortkomt uit de technische be-nadering van het proces en de renovatiemogelijkheden, waarbij de belangen van bewoner te weinig zijn meegenomen. Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in enerzijds de kwaliteit van de woning en de renovatiemogelijkheden en anderzijds de belangen van bewoners omtrent een mogelijke renovatie van hun woning, zodat het renovatieproces, het ontwerp en de uitvoering beter op de belangen van de bewoner afgestemd kunnen worden en uiteindelijk het proces om bewoners mee te krijgen voor een hoog niveau renovatie met een grote energieambitie versoepeld wordt.

3�3 Onderzoeksvragen

Voor het behalen van boven gestelde doelstelling is de volgende centrale onderzoeksvraag geformuleerd:

Hoe kan het proces, de technische oplossing en de uitvoering van de renovatie aangepast worden zodat belemmeringen om te kiezen voor een renovatie voor bewoners worden verminderd?

Voor het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag zijn de volgende (deel)onderzoeksvragen gesteld:

• Welke punten van seriematig gebouwde woningen uit de jaren ‘60 en ‘70 dienen verbeterd te worden om deze te laten voldoen aan de huidige woonwensen, minimaal 45% energiebesparing en een levensduurverlenging?

• Welke aanpakken worden nu gehanteerd om jaren ’60 en ’70 woningen te verbeteren?• Welke belangen hebben de bewoners bij een renovatie?• Welke factoren, en in welke mate, zijn van invloed op de keuze van bewoners voor een renovatie?• Onder welke omstandigheden wil en kan een bewoner in de woning blijven wonen en wanneer gaat de voorkeur uit

naar (tijdelijk) verhuizen?• Hoe kunnen belangen van bewoners in het renovatieproces, de oplossing en de uitvoering worden meegenomen

zodat bewoners eerder instemmen met een renovatie?

3�4 Onderzoeksopzet

Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen worden verschillende aanpakken gehanteerd die schematisch zijn weerge-geven in Figuur 6.

Voor het onderzoek is gestart met het beantwoorden van de onderzoeksvragen aan de hand van bestaande literatuur. Hierbij is een tweedeling gemaakt, één naar de functionele, bouwtechnische en woontechnische tekortkomingen van de jaren ’60 en ’70 woningen en welke innovatieve renovatieconcepten er al voor zijn om deze op te lossen en een tweede literatuurstudie naar welke factoren voor bewoners van belang zijn bij een renovatie. Voor het literatuuronderzoek naar de technische staat en mogelijke renovatiesystemen is naast literatuur ook gebruik gemaakt van input uit interviews met experts op het gebied van renovatiesystemen. Uit deze literatuuronderzoeken zijn de eerste voorlopige antwoorden op de onderzoeksvragen gekomen. In de volgende fasen van het onderzoek is deze beantwoording verder uitgediept en aangescherpt.

Deel I Het onderzoek - Onderzoeksopzet 21

Onderzoeksvragen

Literatuurstudietechnische aspecten woningen en

renovatie oplossingen

Literatuurstudiebewonerswensen, belangen en

gedrag

Interviews experts

renovatie-systemen

Voorlopige beantwoording onderzoeksvragen

Evaluatie uitgevoerde renovatieprojecten

interview bewoners

interviewwoningbouwcorporatie

interview andereexperts in proces

interview uitvoerer

Bevindingen uit projecten in voorfase renovatie

Bevindingen uit anderzins interessante projecten

Aanscherping beantwoording onderzoeksvragen

Verfijnen en generaliseren bij woningeigenaren

Vereniging Eigen Huislandelijke enquête woningeigenaren

Theorie

Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staatHoe bewonersbelangen in het renovatieproces, het ontwerp en de uitvoering meegenomen kunnen worden zodat er minder belemmeringen zijn voor bewoners en ze eerder kiezen voor een renovatie

Figuur 6: Onderzoekopzet

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat22

In de tweede fase van het onderzoek zijn de onderzoeksvragen beantwoord aan de hand van casussen uit de praktijk. Hierbij zijn verschillende uitgevoerde renovatieprojecten geëvalueerd waarbij de opdrachtgever, veelal de woningbouwcorporatie, en bewoners zijn geïnterviewd. Aanvullend zijn indien het mogelijk was ook de uitvoerder of eventueel andere experts die belang-rijk waren in het proces geïnterviewd. Naast de evaluatie van uitgevoerde projecten, is gekeken naar renovatieprojecten die in de initiatieffase zitten en projecten die niet direct gaan om een renovatie in bewoonde staat van jaren ’60 of ’70 woningen, maar wel bruikbaar en interessant zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Met de bevindingen uit de verschil-lende projecten kan de beantwoording van de onderzoeksvragen verder aangevuld en aangescherpt worden.

Waar van fase één naar fase twee in het onderzoek de stap van algemene theorie naar specifieke praktijksituaties is gemaakt, wordt in de derde fase weer uitgezoomd naar de algemene Nederlandse situatie. In deze fase is door middel van een landelijke enquête gekeken of de bevinden uit de literatuur en de specifieke casussen te generaliseren zijn en is de beantwoording van de onderzoeksvragen nog verder verfijnd.

Met de bevindingen uit de drie fasen van het onderzoek is er gekomen tot aanbevelingen als het gaat om hoe bewonersbelan-gen in het renovatieproces, het ontwerp en de uitvoering meegenomen kunnen worden zodat er minder belemmeringen zijn voor bewoners en ze eerder kiezen voor een renovatie.

Door het onderzoek naar bewonersbelangen in bewoonde staat op verschillende manieren aan te pakken zal de betrouwbaar-heid vergroot worden.

Zoals de onderzoeksopzet hier vooraf is geschetst lijkt het of de verschillende fasen afgebakende gebieden zijn, waarbij pas aan de volgende begonnen is als de voorgaande geheel is afgerond. Dit was echter niet het geval. Wel is deze volgorde voor een groot gedeelte aangehouden en is fase één wel voor het grootste gedeelte uitgevoerd zijn voordat aan fase twee werd be-gonnen enzovoort. Hiervoor is gekozen omdat elke fase wel voortbouwt op de kennis van de vorige fase, zodat de beantwoor-ding steeds aangescherpt kon worden en om uiteindelijk tot een zo volledig en generaliseerbaar mogelijk antwoord te komen.

Deel I Het onderzoek - Onderzoeksopzet 23

Deel II De theorie

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat24

Deel II gaat in op de bevindingen uit de literatuur waarmee voor zover mogelijk een voorlopig antwoord wordt gegeven op de onderzoeksvragen�

In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de kenmerken op de jaren ‘60 en ‘70 won-ingen en vooral aan welke eisen ze niet meer voldoen om zo te voorzien in de huidige en toekomstige woonbehoefte� Ook worden in dit hoofdstuk integrale renovatieconcepten gegeven waarmee deze voorraad ingrijpend verbeterd kan worden�

Aangezien dit onderzoek een fusie is van techniek en bewonersbelangen zal in Hoofdstuk 5 vooral uitgeweid worden over wat deze belangen zijn� Wat zijn hun kenmerken? Wat willen ze graag? Waarom vertonen ze weerstand? Waar-door zullen ze wel gaan instemmen met een renovatie? Hoe gaat dit proces in zijn werk? Welke overlast is acceptabel? Tot slot zijn alle factoren in kaart gebracht die van invloed kunnen zijn op de keus van een bewoner voor of tegen een reno-vatie�

Vanuit de literatuur zal aan het eind van dit deel van het verslag een eerste aan-zet worden gegeven voor beantwoording van de onderzoeksvragen�

25Deel II De theorie

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat26

4 Literatuurstudie techniek

4�1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de literatuurstudie naar de technische kwaliteit van jaren ‘60 en ‘70 woningen en renovatiemogelijkheden gegeven. Hierbij zullen de verschillende veel voorkomende woningtypen beschreven worden en op welke punten deze woningen verbeterd kunnen worden. Daarna worden verschillende integrale renovatieconcepten behan-deld die wellicht een oplossing kunnen bieden om deze woningvoorraad weer aantrekkelijk te maken voor de komende 50 jaar.

4�2 Kenmerken woningen

Binnen het Slim&Snel programma is er voor gekozen om de woningen uit de industriële bouwgolf aan te pakken, oftewel de seriematig gebouwde woningen uit de jaren ‘60 en ‘70. Deze woningen zijn voor een groot deel toe aan renovatie. De groot-schalige bouwproductie uit deze periode, met vaak veroordeelde seriematig geproduceerde woningen met weinig differenti-atie, biedt nu de mogelijkheid van het seriematig renoveren. Doordat veel van het zelfde is gebouwd, kunnen er standaard renovatieoplossingen bedacht worden, waardoor deze voorraad, die een derde is van de gehele Nederlandse woningvoorraad, als een geheel benaderd en aangepakt kan worden. Hierdoor kan veel geld en tijd bespaard worden en kan in één keer een grote sprong gemaakt worden in de verbetering van de Nederlandse woningvoorraad (Van de Groep, 2010).

Functionele kwaliteitBinnen de jaren ‘60 en ‘70 woningvoorraad zijn drie hoofdtypen te onderscheiden: de rijtjeswoning, de portiekwoning en de galerijwoning. Na de tweede wereldoorlog werd er zo efficiënt mogelijk gebouwd, wat zich uitte in plattegronden met mini-male afmetingen voor vertrekken. De eengezinswoningen die in de jaren ’60 en ’70 zijn gebouwd vallen meestal binnen het type doorzonwoning. De woningen bestaan uit een smalle en brede beuk. Op de begane grond is in de smalle beuk de entree, toilet en keuken gesitueerd en de woonkamer in de brede beuk. Op de verdieping zijn drie, wat vaak in de jaren ’60 voorkomt, of vier slaapkamers gesitueerd. Tot 1970 is de zolderetage uitsluitend te bereiken met een vlizotrap, daarna wordt een vaste trap naar zolder meer gebruikelijk.

De portiekwoningen stammen veelal uit het begin van de jaren ‘60. Deze woningblokken zijn drie of vier verdiepingen hoog met voor de ontsluiting trappenhuizen waar per verdieping twee woningen worden ontsloten. De woningen zijn meestal opge-bouwd uit een brede beuk, waarin de woonkamer en de hoofdslaapkamer zich bevinden, een smalle beuk, waarin een slaapka-mer, de keuken en het sanitair is gesitueerd en één van de twee woningen heeft een derde slaapkamer achter het trappenhuis.

De galerijflats zijn vaak een slag groter dan portiekwoningen. Een galerijwoning bestaat meestal uit twee beuken, één voor de woonkamer en hoofdslaapkamer en een tweede voor de entree, keuken, sanitair en twee kleinere slaapkamers. In de ga-lerijflat komt een grotere variatie in plattegronden voor dan bij portiekflats. Er bestaan bijvoorbeeld ook varianten, zoals ERA, waar de gehele woning maar één beuk inneemt. Deze hebben gehele vrijheid met (her)indeling van de woningplattegrond. Galerijflats hebben over het algemeen een woningbreed balkon. De diepte van het balkon laat echter vaak te wensen over, waardoor de functionele kwaliteit ervan laag is.

Alle drie de woningtypen zijn in het geheel genomen relatief klein voor de huidige maatstaven, specifiek de badkamer, die vaak enkel plaats bood aan een wastafel en een lavet, die later vaak vervangen is door een douche. Daarnaast is de keuken krap, vooral de breedte van 1,80m en het oppervlakte van gemiddeld 6 à 7 m2. Van de meergezinswoningen is de buitenruimte voor huidige maatstaven klein en ondiep.

Technische kwaliteitNaast de functionele kwaliteit laat ook de technische kwaliteit te wensen over naar huidige maatstaven. De vloeren zijn meestal van beton, maar tot 1970 komen ook nog houten vloeren voor. Voor de woningscheidende wanden is de geluidsisolatie vaak niet voldoende. Ook is er geluidshinder tussen slaapkamers als de scheidingswand uitgevoerd is als kastenwand. Al begin jaren ’60 ontstaat het begrip ‘flatneurose’ als gevolg van geluidshinder (Thijssen, 1990).

Figuur 7: Vierkamer doorzonwoning

Figuur 8: Vijfkamer doorzonwoning

Figuur 9: Portiekwoning

Deel II De theorie - Literatuurstudie techniek 27

Het overgrote deel van de eengezinswoningen is nog traditioneel gebouwd, maar in de hoogbouw is veelvuldig gebruik ge-maakt van nieuwe bouwmethoden die onder te verdelen zijn in niet-traditionele stapelbouwmethode, gietbouw en grote elementenmethode. De nieuwe bouwmethoden en woninggebouwen zoals hoogbouwflats leverden echter systeemgebreken op, die voortkomen uit het gebruik van materialen en arbeidsmethoden waarmee nog niet eerder ervaring was opgedaan, of waarvoor de vereiste theoretische kennis nog ontbrak (Thijssen, 1990).

Doordat isolatie en de regelgeving eromheen pas na de oliecrisissen op de agenda kwam te staan zijn de woningen tot 1975 niet, tot zeer matig geïsoleerd. De ‘60 en ‘70er-jaren woningvoorraad heeft dan ook een energielabel variërend tussen E en G label. Naast de gebrekkige thermische isolatie van de woning moet er aandacht besteed worden aan koudebruggen. Deze kun-nen voorkomen bij lateien en gevelbanden, op plaatsen waar vloeren zonder gevelband aan de gevel grenzen, doorgestorte balkons of consoles voor galerijen. Koudebruggen kunnen ook voor komen bij geprefabriceerde gevels.

Vanaf halverwege de jaren ’60 werden bijna alle nieuwbouwwoningen in Nederland aangesloten op centrale verwarming. Dit kon collectief zijn of individueel, waarbij de ketel vaak op zolder of in de keuken geplaatst werd. Vóór die tijd werd uitslui-tend verwarmd door kachels in de woonkamer. Voor warmwaterverwarming wordt meestal gebruik gemaakt van een geiser of boiler. Vanaf 1972 kwam een combiketel voor. Mechanische ventilatie wordt pas eind jaren ’60 voor het eerst toegepast, voornamelijk in flats, en dan blijft dit soms beperkt tot de keuken en de badkamer.

Woontechnische kwaliteitNaast de functionele en technische kwaliteit is een woning te beoordelen op woontechnische kwaliteit. Hierin komen alle factoren samen waarmee het gebruik van een woning te bepalen is. Door Straub (2001) is een lijst samengesteld waarop de prestaties van woningen beoordeeld kunnen worden (zie kader).

De prestaties met betrekking tot veiligheid, gezondheid en bruikbaarheid zijn in principe door het bouwbesluit geregeld. Toch zal hier nog enige aandacht aan besteed moeten worden. Houten vloeren, voornamelijk in meergezinswoningen, zorgen voor een slechte brandveiligheid. Een koudebrug kan leiden tot betonschade (constructieve veiligheid) en condensatie en schimmel in de woning (gezondheid en binnenmilieu). Ook slechte ventilatie en open verbrandingsketels in de woning kunnen een nega-tieve invloed hebben op de gezondheid en het binnenmilieu. Zoals al eerder is opgemerkt zijn de woningen slecht geïsoleerd. Dit heeft een negatief effect op het thermisch comfort, maar er kan hierdoor ook tocht en koudeval optreden. De bewoners krijgen hierdoor te maken met een steeds hogere energierekening, waardoor de betaalbaarheid van gebruik van de woning in het geding komt.

Naast het thermisch comfort is veelal het akoestisch comfort van de woning matig. Vooral in meergezinswoningen is dit een probleem. Door leidingdoorvoeren en onvoldoende massa van de verdiepingsvloeren is de geluidsisolatie tussen de woningen geregeld onvoldoende.

De bruikbaarheid van een woning is veelal gerelateerd aan de afmetingen van ruimten en hun onderlinge relatie. Zoals al is aangegeven bij de functionele kwaliteit verdienen de woningen hier enige aandacht. Aangezien jaren ‘60 en ‘70 rijtjeswonin-gen een breedte hebben van zes meter of meer en op relatief diepe percelen met een voor- en achtertuin staan is er een grote potentie voor uitbreiding van deze woningen. Ook heeft bruikbaarheid te maken met toegankelijkheid. Eengezinswoningen zijn minder geschikt voor minder validen. Bij portiekwoningen is er veelal geen lift aanwezig en zijn van oorsprong de portie-ken niet afsluitbaar. Galerijwoningen zijn met een kleine ingreep wel geschikt te maken voor minder validen. Hier speelt echter een probleem met de capaciteit van de liften.

Door de seriematige productie zijn vaak monotone wijken ontstaan wat een negatief effect heeft op de belevingswaarde van de woningen. Daarnaast speelt bij meergezinswoningen de sociale veiligheid vaak een grote rol, door de blinde plinten van de bouwblokken en de grote hoeveelheid publieke ruimte.

Figuur 10: Galerijflat

Woontechnische kwaliteitsfactoren• constructieve veiligheid • gebruiksveiligheid • brandveiligheid • sociale veiligheid • gezondheid (en binnenmilieu) • bruikbaarheid • bedieningsgemak (en regelbaarheid) • toekomstwaarde • flexibiliteitenveranderbaarheid• uitbreidbaarheid • toegankelijkheid • energiebesparing • thermisch comfort • waterbesparing • akoestisch comfort • inbraakpreventie • wooncomfort • belevingswaarde • onderhoudbaarheid

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat28

4�3 Renovatiemogelijkheden

Voor het verbeteren en renoveren van woningen zijn al vele verschillende technieken en methoden. Bij Slim&Snel worden echter integrale hoog niveau renovatieconcepten gevraagd om in één keer de grote sprong te maken om de woningen weer aantrekkelijk te laten zijn voor de komende vijftig jaar en daarbij een hoge energiereductie te bewerkstelligen. Voor het in-tegraal aanpakken van woningen zijn vele experimenten en studies gedaan en verschillende renovatieconcepten ontwikkeld. Hieronder zullen er een aantal worden besproken die als uitgangspunt gebruikt worden voor wat er zoal mogelijk is voor snelle hoogwaardige renovatie. Per concept zal kort een beschrijving gegeven worden van wat deze inhoud. Daarna wordt bekeken welke verbetering ze opleveren en of ze uitvoerbaar zijn in bewoonde staat. Er zal hierbij ook worden aangegeven of deze concepten toepasbaar zijn met de eisen die het Slim&Snel project stelt aan haar experimenten, dus een energiereductie van minimaal 45%, uitvoerbaarheid in bewoonde staat en een levensduurverlenging van vijftig jaar.

Woninggerichte aanpakBij deze aanpak wordt gericht op het individueel aanpassen van woningen en met name de indeling, in een beperkte tijd (2-3 weken) en met een beperkt budget (tussen € 10.000 - € 13.000,-; doorbraak kost € 14.000,- meer) en weinig overlast voor de buren (SenterNovem, 2008). Hierbij worden de volgende maatregelen genomen:

• doorbraak in dragende wand om betere indelingsmogelijkheden te creëren• sloopfase door gespecialiseerd bedrijf• zaagtechnieken in plaats van breken• IFD-techniek• nauwkeurige planning

De woninggerichte aanpak is eigenlijk niet gericht op renovatie in bewoonde staat maar op renovatie tussen mutatie. Wel zou door de renovatietijd nog verder in te perken of door deels de renovatie uit te voeren tijdens bewoning deze uitgevoerd kunnen worden in bewoonde staat waarbij bewoners maximaal vijf dagen uit de woning gaan. Daarnaast wordt met dit concept enkel de woning intern aangepakt en eigenlijk alleen de indeling. Een hoog niveau renovatie met een grote energiebesparing waar-naar bij dit onderzoek gestreefd wordt niet bewerkstelligd. Ook wordt het comfort en geluidsisolatie niet aangepakt. Hierdoor is enkel en alleen dit concept niet voldoende voor de ambities die zijn gesteld in dit onderzoek.

Om dit wel te bewerkstelligen zou dit concept wel als onderdeel van een renovatie toegepast kunnen worden. Er zal bijvoor-beeld een combinatie gemaakt kunnen worden met een schilrenovatie. Hierbij kan gedacht worden aan een gevelrenovatie die aan het woningblok als geheel wordt uitgevoerd en waarbij de overlast voor de bewoners in de woning zoveel mogelijk beperkt wordt en daarnaast aan een interne renovatie volgens dit concept waarbij de woningen één voor één worden aangepakt en bewoners voor een paar dagen naar een wisselwoning gaan die bij voorkeur in hetzelfde complex is gelegen.

Dit concept is opgezet voor portiekwoningen met een betonskelet. Aangezien deze woningen tegenwoordig vaak als hokkerig worden beschouwd is dit wel een goede oplossing om meer ruimtelijkheid in de woning te krijgen en ruimten samen te voegen. Ook kan dit concept toegepast worden bij andere typen woningen waarbij samenvoeging van ruimten gewenst is, bijvoorbeeld bij een doorzonwoning tussen de woonkamer en de keuken.

Flexibele doorbraakDe flexibele doorbraak maakt het mogelijk ruimten samen te voegen waartussen een dragende wand staat, wat vaak voor-komt in portiekwoningen. Bij deze methode wordt een dragende wand vervangen door een stalen portaal waarin ook nieuwe installaties zijn geïntegreerd, zoals leiding- en afvoerwerk.

Dit concept lijkt op de woninggerichte aanpak, maar is meer een totaalconcept. Waar bij het woninggerichte concept enkel de woningindeling werd aangepakt, wordt hierbij ook de geluidsisolatie en het leidingwerk aangepakt. Doordat het portaal hoger is dan de bestaande vloer, wordt deze in combinatie met een zwevende dekvloer toegepast. Hierin kan vloerverwarming worden verwerkt en al het leidingwerk kan opgenomen worden in het portaal en loopt niet meer door de benedenwoning.

Deze renovatie is erg ingrijpend. Voor het verwijderen van de oude dragende muur en plaatsen van het portaal dient het ge-hele dak verwijderd te worden zodat de muur en het portaal uit dan wel in de woning gehesen kan worden. Dit biedt wel de mogelijkheid om direct een nieuw, beter geïsoleerd, dak te plaatsen, want het verbeteren van de energieprestatie komt bij dit concept niet voor en verdient dan zeker ook nog aandacht.

Figuur 11: Flexibele doorbraak

Figuur 12: Flexibele doorbraak

Deel II De theorie - Literatuurstudie techniek 29

Een ander punt waardoor dit concept moeizaam kan voldoen aan de eisen gesteld in dit onderzoek aan renovatie is dat van uitvoerbaarheid in bewoonde staat. Er zal niet aan de eis van maximaal vijf dagen uit de woning voldaan kunnen worden.

Plug & Play 2D-gevelDit is een renovatieconcept dat toegepast kan worden op woningen met gevelvullende elementen, welke vaak voorkomen in de jaren ’60 en ’70. Naast een gehele nieuwe geprefabriceerde gevelpui kan hierin ventilatierooster, regeling voor ventilatie, domotica en verlichting verwerkt worden (van Nunen, 2006).

Dit concept is erg geschikt voor de specifieke woningvoorraad waarbij in dit onderzoek gedoeld wordt aangezien bij de serie-matig geproduceerde woningen vaak gevelvullende elementen voorkomen. Dit concept is echter niet genoeg om de ambities voor renovaties uit dit onderzoek te behalen. De gevelvullende elementen beslaan dan wel een groot deel van de gevel, maar niet geheel, waardoor er na uitvoeren veelal nog steeds koudebruggen zijn. Daarnaast dient om de beoogde energiereductie van 45% te verwijzelijken, veelal ook de energieprestatie van het dak, de vloer en de installaties verbeterd te worden. In bewoonde staat kan dit concept wel uitgevoerd worden aangezien het hier gaat om een geprefabriceerd element dat vrij snel gemonteerd kan worden.

Innovatieve schilverbetering: 3D-gevelDit zijn driedimensionale modules die op een eigen nieuwe fundering aan één of beide zijden aan de woning aangebracht kunnen worden. Hiermee wordt de woning vergroot en kan deze beter geïsoleerd worden en kunnen koudebruggen opgelost worden. Daarnaast krijgt de woning een geheel vernieuwd uiterlijk (SenterNovem, 2008).

Dit concept is niet enkel een 3D variant van de Plug & Play 2D-gevel. Waar bij de Plug & Play 2D-gevel enkel de oude geve-lopening vervangen wordt door een nieuwe gevelvullend element, komt de 3D-gevel voor de gehele oude gevel waardoor koudebruggen beter opgelost kunnen worden.

Dit concept lijkt dan ook meer op de uitbuikmodule van Reflex, al is daar veelal geen extra fundering nodig en zijn daar ook nog verwarmingsinstallaties in opgenomen. Dit concept is echter beter toepasbaar voor rijtjeswoningen, maar kan ook ge-bruikt worden voor uitbreiding van galerij en portiekwoningen of voor toevoeging van liften bij portiekwoningen.

Voordelen van dit concept zijn een verbeterde thermische isolatie, comfort, uitstraling en een vergroot woonoppervlak. Ook is het bij dit concept mogelijk de renovatie uit te voeren in bewoonde staat.

ReflexUitbuikmoduleReflex is een consortium van kennisinstituten, woningcorporaties en industriële partijen (SenterNovem, 2008). Binnen Reflex wordt gezocht naar integrale renovatieoplossingen, die een hoge mate van comfort kunnen bieden. Hierbij proberen ze com-plete bouwdelen te ontwikkelen waarmee op verschillende punten de kwaliteit van een woning verbeterd kan worden (van Nunen, 2006).

Zo is binnen het project Reflex de uitbuikmodule ontwikkeld. Dit is een driedimensionale module welke aan de bestaande con-structie van (met name meergezins-) woning bevestigd kan worden. Door deze module kan de woon- en buitenruimte van de woning vergroot worden. Daarnaast zijn in de module installaties en leidingkoker voor verwarming, warm tapwater, ventilatie, elektra en domotica opgenomen (Bouma, 2007).

De uitbuikmodule voorziet in een groot deel in de ambities van de renovaties waarop dit onderzoek ingaat. Door (een deel van) de gevel te vervangen door deze module zal de thermische isolatie van de woning verbeteren. Daarnaast vervangt het ook de installaties voor verwarming en warm tapwater. Dit samen kan een grote energiereductie betekenen. Daarnaast wordt hierdoor ook het comfort in de woning verbeterd. Deze module is voornamelijk ontwikkeld voor portiekwoningen en kan het gebruiksoppervlak van deze woning vergroten, wat vaak zeer gewenst is bij dit woningtype (en voldoet daarmee aan bewo-nerswensen). Ook kan dit concept uitgevoerd worden in bewoonde staat. De module wordt voor een groot deel geprefabri-ceerd en de gehele renovatie geeft vaak maar enkele dagen direct overlast voor de bewoners.

Bij dit concept worden echter niet alle klachten bij deze woningen opgelost. Zo zijn er intern in de woningen geen verbeterin-gen en wordt de veel voorkomende klacht van bewoners over geluidsoverlast tussen en in de woning niet opgelost.

Figuur 13: Mogelijkheid 2D-gevelelementen

Figuur 14: 3D-gevel

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat30

Box-in-box systemenBij dit concept wordt de woning beter geïsoleerd door een doos-in-doos constructie te realiseren door middel van voorzetwan-den, -plafonds en –vloeren. Doordat ruimten omsloten zijn door thermische en akoestische isolatie is de woning energiezuini-ger en heeft deze betere geluidswering (SenterNovem, 2008).

Met dit concept wordt zeker wel een grote stap in de energieverbetering van de woning gedaan. Om dit nog verder te verbete-ren kan er nog gekeken worden naar vernieuwing van de installaties. In tegenstelling met andere schilverbeteringsconcepten levert dit concept niet een nieuw gevelbeeld op wat vaak wel zeer op prijs wordt gesteld bij standaard jaren ’60 en ’70 wo-ningen. Wel is dit concept een goede oplossing voor isolatie als er sprake is van een karakteristieke gevel. Een ander nadeel van dit concept is dat de isolatie ten koste gaat van woonoppervlak. Ook al gaat er maar een paar cm af van de ruimtes, voor veel niet al te ruime woningen, waar het hier geregeld gaat, kan dit wel een groot punt zijn. Ook is het box-in-box systeem moeilijk toepasbaar in bewoonde staat. Er zou wel overwogen kunnen worden elke ruimte afzonderlijk en na elkaar uit te voeren en bijvoorbeeld een container naast de woning te plaatsen die als vervangende kamer gebruikt kan worden. Ook kan overwogen worden dit systeem enkel uit te voeren voor één ruimte zoals bij de rugzakbadkamer van Heijmans wordt gedaan (www.heijmans.nl).

Comfort+Het Comfort+ concept is een uitbreiding op het box-in-box systeem. Bij dit concept wordt de gehele binnenbouw van de woning gestript. Daarna wordt een box-in-box constructie gerealiseerd met in de voorzetwanden wandverwarming en koe-ling. Ook kunnen andere installaties in de voorzetwanden aangebracht worden waarna de woning flexibel indeelbaar is (Sen-terNovem, 2008).

Doordat dit concept een uitbreiding is van het box-in-box systeem wordt het hierbij nog moeilijker deze uit te voeren in be-woonde staat. Wel kan overwogen worden dit systeem toe te passen in éénbeukige woningen met zeer dunne scheidingswan-den, zoals voorkomt bij het ERA bouwsysteem. Ook met prefabricage van alle elementen blijft het waarschijnlijk lastig dit uit te voeren binnen vijf dagen.

ComponentenrenovatieDe componentenmethode gaat uit van verschillende componenten waarmee eenvoudig, goed en goedkoop een woning verbe-terd kan worden. Bij dit concept wordt uitgegaan van het feit dat een steeds groter deel van de woningvoorraad in particulier bezit is. Hierdoor mist er bij renovatie vaak de schaal van een grote serie woningen en het overzicht tussen alle partijen die bij een renovatie betrokken zijn, waardoor het voor de eigenaar duur en complex wordt. Daarnaast laat een bewoner zich bij de keus voor een renovatie meer leiden door smaak en comfort dan de noodzaak voor technische verbeteringen. Door de verschillende onderdelen van de woning als standaard component aan te bieden kan het aantal partijen dat bij een renovatie betrokken is gereduceerd worden. Daarnaast kan op productniveau het serie-effect gerealiseerd worden, waardoor het goed-koper wordt, en kan op klantniveau de component op smaak worden afgesteld. Er wordt op dit moment uitgegaan van zeven onderdelen of componenten (Liebregts, 2010):

• dak• gevel• casco (uitbouw)• woninginstallaties• uitrusting keuken, douche en toilet• woning intern• buitenruimte

Door uit te gaan van verschillende onderdelen van de woning waarvoor een standaard component wordt aangeboden welke zoveel mogelijk geprefabriceerd is en enkel gemonteerd dient te worden kan er binnen dit concept tot snelle en relatief goed-kope renovaties gekomen worden die uitgevoerd kunnen worden in bewoonde staat. Om tot een echte hoog niveau renovatie te komen dient er wel op gelet te worden dat (bijna) alle componenten aan bod komen en ook zo uitgevoerd worden dat een grote energiebesparing behaald wordt. Door van elke component verschillende modules aan te bieden kan de renovatie beter aansluiten bij de verschillende woonwensen.

Figuur 15: Uitbuikmodule

Figuur 16: Componentenrenovatie

Deel II De theorie - Literatuurstudie techniek 31

De componentenrenovatie gaat uit van de standaard Nederlandse rijtjeswoning, zoals deze eerder ook in het literatuuronder-zoek is beschreven, maar men kan ook denken aan aanpassingen aan de standaard portiek of galerijwoning.

InschuifwoningDe Inschuifwoning is een concept waarbij de gehele inbouw, het dak en de voor- en achtergevel van een woning gestript wordt en voorzien van nieuwe (goed geïsoleerde) demontabele elementen. Dit concept is vooral geschikt voor eengezinswoningen met houten vloeren. Met deze methode kunnen woningen binnen 22 werkdagen van energielabel E naar A getild worden (Fraanje, 2010).

Met dit concept kan wel gemakkelijk de gevraagde energiebesparing gerealiseerd worden, aangezien de gehele woning op de fundering en woningscheidende wanden na vervangen wordt. Ook is dit systeem goed toepasbaar als verkochte woningen uit het blok niet meedoen. Het verhuizen van de bewoners voor een aantal dagen naar een wisselwoning is echter wel een heikel punt, waardoor dit concept niet is zijn geheel toepasbaar is voor de gestelde eisen aan renovatie voor dit onderzoek. Wel zou er gedacht kunnen worden aan een minder ingrijpende renovatie, waarbij vloeren en scheidingswanden niet worden vervangen zodat de renovatie verkort kan worden.

Vergelijking conceptenOp de volgende pagina is de vergelijking van de verschillende concepten weergegeven. Er is gekeken voor welk woningtype ze gebruikt kunnen worden, of ze een energiebesparing en levensduurverlenging zoals bedoeld in dit onderzoek zouden kunnen bewerkstelligen en of ze uitvoerbaar zijn in bewoonde staat. Tot slot is gekeken wat voor aanpassingen nodig zijn om deze concepten wel aan de drie voorgenoemde doelen te laten voldoen.

4�4 Conclusies

De woningen uit de jaren ‘60 en ‘70 voldoen op vele punten niet meer. De woningen zijn relatief klein, voornamelijk de bad-kamer en in mindere mate de keuken zijn als krap te bestempelen. Technisch gezien scoren de woningen met gemiddeld een energielabel van E tot G slecht op thermische kwaliteit. Geen tot matige isolatie, de aanwezigheid van vele koudebruggen bij deze woningen en kieren en naden leidt tot een matig wooncomfort, last van koudeval en tocht, vocht en schimmeloverlast in combinatie met slechte ventilatie en een hoge energierekening voor deze vaak ‘goedkope’ woningen. Naast de slechte warmte-isolatie scoren de woningen ook laag op geluidsisolatie, wat voornamelijk bij meergezinswoningen tot problemen kan leiden. Door het gebruik van nieuwe woningtypen en bouwmethoden is er bij de meergezinswoningen geregeld sprake van systeemgebreken. Naast de technische problemen bij de meergezinswoningen spelen hier ook problemen omtrent toeganke-lijkheid en sociale veiligheid.

Voor het up-to-date maken van deze woningvoorraad zijn al verschillende innovatieve integrale oplossingen bedacht. Voor de randvoorwaarden die bij het Slim&Snel project zijn gesteld, een energiereductie van 45%, een levensduurverlenging van vijf-tig jaar en uitvoering in bewoonde staat, voldoet geen van deze concepten echter totaal. Wel hebben een aantal oplossingen potentie om deze deels, of in combinatie binnen een totaal aanpak te gebruiken om de gehele jaren ‘60 en ‘70 woningvoorraad slim en snel aan te pakken.

Figuur 17: Inschuifwoning

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat32

Woningtype Energiebesparing Levensduurverlenging Uitvoerbaar in bewoonde staat

Nodige aanpassingen voor concept

Woninggericht aanpak Bedoeld voor portiekwonin-gen, maar kan ook op andere typen worden toegepast

Geen Deels door aanpassing indeel-baarheid

Nu niet, maar mogelijk Energieprestatie en comfort van de woning dienen ook nog aangepakt te worden

Flexibele doorbraak Bedoeld voor portiekwonin-gen, maar kan ook op andere typen worden toegepast

Geen Ja deels, doordat indeelbaar-heid en bij toepassing op de woningscheidende wand ook de grootte van de woning ver-beterd wordt

Nee In combinatie uitvoeren met een schilverbetering

Plug & Play 2D-gevel Alle woningen met gevelvul-lende puien

Ja, maar levert nog niet ge-noeg op

Klein beetje door comfortver-betering, maar nog niet ge-noeg

Ja Er is een totaal aanpak nodig voor de woning, dit is enkel (deels) voor de gevel

3D-gevel Alle woningen Ja Ja, het vergroot de woning en verbeterd comfort en energie-prestatie

Ja, maar kan veel overlast veroorzaken

Naast aanpak voor gevel ook dak en vloer isoleren en in-stallaties verbeteren

Uitbuikmodule Bedoeld voor portiekwonin-gen maar kan ook op galerij-woning worden toegepast

Ja, kan groot zijn door nieuwe thermische schil aan voor en achterzijde van de woning en vernieuwde installaties

Ja, door vergroting van het woonoppervlak, comfort en energieprestatie zijn verschil-lende kwaliteiten van de wo-ning verbeterd

Ja, maar kan veel overlast veroorzaken

Nog akoestische isolatie tus-sen woningen vergroot de kwaliteit van de woning nog meer

Box-in-box systemen Alle Ja Ja deels, door energiepresta-tie en comfortverbetering

Nee, en zal moeilijk zijn om concept aan te passen om dat wel te doen

Concept uitvoeren met een woning-uitbreiding

Comfort+ Alle Ja, groot Ja, door energieprestatie en comfort-verbetering en ver-beterde indeelbaarheid

Nee, en zal heel moeilijk zijn om concept aan te passen om dat wel te doen

Uitvoeren in combinatie met woninguitbreiding

Componentenrenovatie Bedoeld voor rijtjeswoningen, maar kan ook op andere ty-pen worden toegepast

Ja, maar alleen bij toepassing op bijna alle onderdelen van de woning

Ja, maar alleen bij toepassing op bijna alle onderdelen van de woning

Ja Om doelen te halen zijn op bijna alle onderdelen reno-vatie nodig, waardoor betaal-baarheid wel in geding kan komen

Inschuifwoning Nu voor rijtjeswoningen met houten vloeren, maar kan ook voor andere typen

Ja, groot Ja, alleen veranderd het woonoppervlak niet maar is wel mogelijk

Nee, maar door minder in-grijpend (geen vloeren) zit er misschien wel potentie in

Iets minder grote ingreep zo-dat meer van de oude woning gebruikt wordt en de renova-tietijd verkort kan worden

Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen 33

5 Literatuurstudie bewonersbelangen

5�1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal vanuit bestaande literatuur gezocht worden naar de verschillende belangen die bewoners hebben bij een renovatie. Om een renovatie zo goed mogelijk op de bewoners af te stemmen zal eerst een beeld worden geschetst van de type bewoners die in de jaren ’60 en ’70 woningen wonen. Voor op welke punten van seriematig gebouwde woningen verbe-terd zouden moeten worden zal ingegaan worden op de vraag wat de belangen van de bewoners zijn bij de renovatie. Daarna wordt ingegaan op het huidige renovatieproces en wanneer, hoe en in welke mate bewoners tijdens het proces invloed kunnen uitoefenen op het ontwerp en de uitvoering van de renovatie. Het beantwoorden van de vraag welke factoren van invloed zijn op de keuze van bewoners voor een renovatie is echter niet in één paragraaf te beschrijven. Hiervoor zal er eerst ingegaan wordt op de houding van bewoners tegenover renovatie en hoe deze beïnvloed kan worden. Hierbij zal eerst worden nagegaan waaruit de weerstand van bewoners tegen een renovatie voortkomt. Daarna wordt ingegaan op hoe bewoners overtuigd, ver-leid en zelfs geënthousiasmeerd kunnen worden voor een renovatie, maar ook welke belemmeringen zich hierbij nog zullen voordoen waarmee rekening gehouden moet worden. Aangezien een groot deel van de houding van bewoners ook bepaald wordt door hoeveel overlast ze te verduren zullen krijgen, wordt hier een afzonderlijk deel aan gewijd waarin wordt behandeld wat overlast is en welke maatregelen zoal genomen kunnen worden om de overlast te beperken. Hiermee wordt al geprobeerd een antwoord te geven op de vraag onder welke omstandigheden bewoners in hun woning kunnen blijven wonen. Aangezien de financiële gevolgen grote invloed op de keus van bewoners hebben, zal er in een aparte paragraaf ingegaan worden op welke financiële aspecten er voor huurders en woningeigenaren meespelen. Hierna wordt tot slot teruggekomen op de vraag welke factoren invloed hebben op de houding van bewoners wat leidt tot een overzicht van alle factoren die voortkomen uit de literatuur.

5�2 De bewoners van jaren ’60 en ’70 woningen

De seriematig geproduceerde woningen uit de jaren ’60 en ‘70 zijn gebouwd om aan de grote woningbehoefte te voldoen. Hierbij was voornamelijk vraag naar ruime lichte woningen voor de middenklas gezinnen. In die tijd was een koopwoning nog lang niet voor iedereen weggelegd, waardoor gemeentelijke woningbedrijven en woningbouwcorporaties het grootste deel van de productie voor hun rekening namen. Ruim vijftig procent van de gebouwde woningen in de jaren ‘60 waren sociale huurwoningen en nog vijftien procent viel onder de particuliere huur (Den Otter, 2009). Door de stijgende welvaart is in de loop der jaren de kwalitatieve woningbehoefte toegenomen en is een groot deel van de oorspronkelijke doelgroep (middenklas gezinnen) doorgestroomd naar grotere eengezinswoningen in nieuwe wijken. Degenen die deze stap niet konden of noodza-kelijk vonden om te maken zijn de ouderen van nu. Daarnaast is er een instroom gekomen van etnische minderheden (veelal grote gezinnen) en jonge starters (veelal tweeverdieners zonder kinderen) die beide afkwamen op de goedkope, veelal sociale huurwoningen. Deze transformatie van een middenstandswijk met een vrij eenzijdige bevolkingssamenstelling naar een meer gemêleerde doorstroomwijk met vele verschillende groepen bewoners is het beste te zien bij wijken met meergezinswoningen. Wijken met voornamelijk eengezinswoningen hebben deze transformatie ook wel ondergaan, maar in mindere mate aangezien deze woningen beter bleven voldoen aan de woonbehoefte van gezinnen (Marissing, 2008).

Voor het verbeteren van woningen stellen bewoners maatregelen die ze zien het meest op prijs. Zo investeren ze liever in een nieuwe keuken of badkamer, dan in isolatie (Dijkstra, 2010). Ook denken bewoners bij energiebesparingsmaatregelen niet in termen van techniek (HR++ glas, HR-ketel, EPC, R-waarden), maar in termen van comfort (het tocht in de gang, de badkamer is altijd vochtig, ’s avonds last van koude voeten), gebruiksgemak (zo’n moderne cv-thermostaat is zo ingewikkeld) en proces (wat nog kunnen doen tijdens de renovatie).

Als de renovatie aansluit bij de woonwensen en behoeften van de bewoners, zullen ze bij de renovatie ook meer belang heb-ben. Door de belangen als uitgangspunt te nemen gaan bewoners hun eigen doelen nastreven en kan dit gehaald worden door middel van een renovatie met een hoge energieambitie. Om beter bij de verschillende belangen van bewoners aan te kunnen sluiten is voor dit onderzoek gebruik gemaakt van verschillende doelgroepen. Voor typering van verschillende doelgroepen is het segmentatiemodel MOSAIC van Experian gebruikt (Experian, 2004). Het model onderscheid tien verschillende groepen huishoudens, die weer onderverdeeld zijn in verschillende typen zoals te zien is in Figuur 18. Hierna volgt kort een beschrijving van de groepen die vooral in seriematig gebouwde jaren ’60 en ’70 woningen wonen. In de rest van het onderzoek zal van deze vijf doelgroepen worden uitgegaan. Figuur 18: MOSAIC Huishoudensgroepen (Experian, 2004)

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat34

De Vrije Geesten hebben over het algemeen geen vaste baan. Deze groep bestaat voor een groot deel uit studenten, maar ook uit mensen die startend zijn op de arbeidsmarkt of minder geslaagd ondanks hun opleidingsniveau. De Vrije Geesten hebben (nog) een laag inkomen, maar wel een hoog opleidingsniveau. Ze hebben veel vrije tijd die ze zelf graag invullen. Een groot deel van de groep is jonger dan 25 jaar, maar kan ook variëren tot 45 jaar. Ze zijn over het algemeen alleenstaand. De Vrije Geesten wonen vooral in grote steden. De keus voor een jaren ’60-’70 flat is puur functioneel en financieel, ze hebben een goedkoop dak boven hun hoofd nodig. Ze voelen zich dan ook weinig betrokken met de buurt en hebben een individualistische levenshouding.

De Knokkers hebben geen hoge opleiding en vaak een beneden modaal inkomen. De Knokkers zijn over het algemeen jonger dan 35 jaar, maar ook een deel van deze groep is rond de 50 jaar. Over het algemeen zijn de Knokkers eenpersoonshuis-houdens maar het kunnen ook gezinnen zijn. Deze groep bestaat uit zowel autochtonen als allochtonen. De Knokkers wonen voornamelijk in het westen van Nederland in naoorlogse hoogbouwwijken, vanwege de lage woonlasten.

De Modale Burgers zijn gezinnen van middelbare leeftijd met kinderen. Ze hebben een laag tot middelbaar opleidingsniveau en beneden modaal tot modaal inkomen. De Modale Burgers wonen in het westen van het land. Aangezien de woningen daar duur zijn, zijn ze aangewezen op de sociale woningbouw. Ze wonen dan ook vooral in rijtjeswoningen in uitbreidingswijken uit de jaren ’60 en ’70 van de stad of naastgelegen plaatsen. Deze wijken zijn erg uniform, maar door de diversiteit aan be-woners, de vele kinderen en de weinige waarde die de bewoners hechten aan de verzorging van hun huizen kan het er soms rommelig uitzien.

De Traditionalisten bestaan voornamelijk uit gezinnen met kinderen van allerlei leeftijden. Ze zijn laag tot middelbaar opgeleid en behoren tot de middelklasse. Ze wonen over het algemeen buiten de Randstad in grotere rijtjeswoningen of twee onder een kap woningen in buurten uit de jaren ’60 en ’70. Het grootste deel van deze groep heeft zijn huis gekocht. De jonge Traditiona-listen hebben hier net een huis gekocht om een gezin te starten. De oudere Traditionalisten wonen al jaren in hun woning en willen dat zo houden. In de wijken is weinig doorstroming. De huizen en tuinen zien er netjes onderhouden uit en de bewoners zijn vooral gesteld op de veilige en rustige buurt. Hierin zien ze het liefst zo weinig mogelijk verandering.

De Pensioengenieters hebben voornamelijk een laag opleidingsniveau, zijn inmiddels niet meer actief op de arbeidsmarkt en genieten nu met een AOW en een klein pensioen van hun welverdiende rustige leventje. De pensioengenieters zijn overal in Nederland te vinden en wonen voornamelijk in een sociale woningbouw appartement uit de jaren ’60 en ’70, maar het kan ook een rijtjeswoning zijn. Vaak wonen ze al jaren in hun huidige woning en komen ze niet veel buiten hun eigen buurt. Ze zijn erop gesteld dat hun buurt net, rustig en veilig is, maar dit is niet altijd het geval.

Bij de afstemming op bewonersbelangen bij renovatie van seriematig geproduceerde woningen moet er rekening mee gehou-den worden dat de bewoners grotendeels tot de lagere sociale klassen behoren. Door hun vaak geringe financiële middelen zijn ze beperkt in hun keus voor een woning en aangewezen op de goedkope (sociale huur-) woningen. Hierdoor zullen niet al de woonwensen vervuld zijn met hun woning, maar zullen ook hun woonwensen aangepast zijn aan de mogelijkheden. Voor al de bewoners zal het van belang zijn dat de woonlasten na de renovatie laag blijven. Daarnaast zullen de bewoners belangen hebben bij een renovatie zoals verbetering van het comfort van de woning, een gezonder binnenmilieu, herindeling van de woning, vergroting van het woonoppervlak, verbetering van de veiligheid, verbetering leefomgeving, waardevermeerdering van de woning en de woning levensloopbestendig maken. De belangen voor verbetering zullen per huishoudenstype verschil-len en zijn weergegeven in Figuur 19.

5�3 Participatie & Voorbereiding

Om de belangen van bewoners op te nemen in de planvorming is het van belang dat tijdens de voorbereidingen de bewoners gehoord worden, kunnen meedenken en invloed kunnen uitoefenen. In deze paragraaf zal ingegaan worden op wat bewo-nersparticipatie in theorie inhoudt en welke aanpak hierbij gehanteerd wordt bij grootschalige woningverbeteringen.

Participatie in theorieOm belangen van bewoners mee te kunnen nemen bij de renovatie is het belangrijk dat de bewoners participeren, wat in-houdt: “allerlei vormen van deelname van de burger aan de besluitvorming, variërend van een geringe tot een zeer grote deelname aan en invloed op de besluitvorming” (Nelissen, 1980). Bewoners kunnen beschouwd worden als deskundigen die over waardevolle informatie beschikken, maar ze kunnen ook worden gezien als noodzakelijke partner om het draagvlak voor een plan te vergroten. Daarnaast kan door deelname aan en invloed op de besluitvorming het gevoel van de bewoner dat het

De

Vrije

Gee

sten

De

Kno

kker

s

De

Mod

ale

Bur

gers

De

Trad

ition

alis

ten

De

pens

ioen

geni

eter

s

Lage woonlasten x x x x x

Hoger comfort x x x

Gezonder binnenmilieu x x

Herindeling woning x x x

Uitbreiding woonoppervlak x x

Grotere Veiligheid x

Betere leefomgeving x x x

Waardevermeerdering x

Levensloopbestendig x

Figuur 19: Belangen bij renovatie naar doelgroep

Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen 35

besluit van boven opgelegd wordt, wat zich kan uiten in weerstand, weggenomen worden.

In welke mate bewoners invloed kunnen uitoefenen is afhankelijk van de gradatie van participatie, het moment van partici-patie en de manier van participatie in het besluitvormingsproces. Arnstein (1969) heeft in ‘A Ladder of Citizen Participation’ de verschillende niveaus van participatie beschreven. Deze gaan van manipuleren naar informeren tot samenwerken. Hofman (2000) bepleit dat aan de verschillende niveaus van zeggenschap bij participatie ook verschillende niveaus van verantwoor-delijkheid voor de bewoners hoort zoals te zien is in Figuur 20. Hoe hoger de bewoner op de ladder staat, hoe grotere de invloed van de bewoner is op het plan. Dit zorgt ervoor dat er onder bewoners meer draagkracht is voor het plan en de kans van slagen hierdoor ook vergroot wordt. Toch heeft participatie naast voordelen ook nadelen, zowel voor bewoners als voor professionals (Van Marissing, 2008). Zoals door Hofman (2000) wordt opgemerkt komt bij meer zeggenschap voor de be-woners ook meer verantwoordelijkheid. Daarnaast kost participatie voor alle partijen, zowel bewoners als professionals, veel tijd. Tegenstanders van participatie beweren dat het proces onnodig wordt vertraagd en op kosten wordt gejaagd, wanneer bewoners uitvoerig worden geraadpleegd. Daarnaast hebben de bewoners niet altijd genoeg kennis om mee te kunnen praten, met name wanneer het problemen betreft die op hoger ruimtelijk schaalniveau spelen of een lang tijdsbestek kennen, anders gezegd, processen die hun dagelijkse ervaringen overstijgen (Van Marissing, 2008). Hierbij is ook de gevleugelde uitspraak van Henry Ford van toepassing: “If I had asked people what they wanted, they would have said faster horses”. Zo wordt bij de hoog niveau renovaties waar dit onderzoek over gaat gestreefd naar een levensduurverlenging van de woningen van minimaal vijftig jaar. De ambities van de professionals zijn hierop afgestemd, terwijl bewoners enkel een kortetermijnvisie hebben. Hierdoor kan het niet altijd wenselijk zijn voor het hoge ambitieniveau en de lange termijn om de bewoners volledig mee te laten beslissen.

De mate waarin bewoners invloed uit kunnen oefenen is ook afhankelijk van het moment van participatie. Als bewoners al van het begin betrokken worden bij het ontwikkelen van de plannen hebben ze doorgaans meer invloed, dan als ze pas aan het eind van het traject participeren. Doorgaans worden er vier fasen onderscheiden: de formatiefase, de verkenningsfase, de visie- of planfase en de uitvoeringsfase (Van Marissing, 2008). Zo blijkt uit onderzoek van Bexkens (2010) dat het niet betrekken van bewoners in de voorfase kan leiden tot verharding van standpunten en machteloosheid onder bewoners. Daar-entegen kan een lange doorlooptijd weer tot onbegrip leiden (Bexkens, 2010). Daarnaast is bij een zeer vroege betrokkenheid de kans dat het project toch niet doorgaat of dat de oplevering te lang op zich laat wachten ook groter. De bewoners kunnen hierdoor voortijdig afhaken (Crone, 2004). Aan te raden is om daarom al een haalbaarheidsstudie te hebben uitgevoerd voor de bewoners bij de planvorming worden betrokken. Crone raadt ook aan de procestijd kort te houden, waarbij een streeftijd van twee jaar van initiatief (punt van betrekken bewoners) tot realisatie gebruikt zou kunnen worden.

Participatie bij renovatieprojecten van woningbouwcorporaties Door woningbouwcorporaties wordt vaak op drie lagen gebruik gemaakt van bewonersparticipatie voor de planvorming. Voor het huurbeleid en het strategisch voorraadbeleid is het verplicht, volgens de Overlegwet, de huurders hierbij te betrekken (www.woonbond.nl). Hierbij kunnen bewoners al invloed uitoefenen op het energie- of duurzaamheidsbeleid voor de alge-hele, of een deel van de, voorraad van de woningbouwcorporatie. De woningbouwcorporatie kan het algemeen belang van ambitieuze energiebesparingen en de voordelen voor bewoners hierbij uitdragen, waardoor er al meer draagvlak kan ontstaan voor woningverbeteringen met een grote energiebesparing. Als bij concrete renovatieprojecten de steun van bewoners moet worden verkregen, is steun van de centrale belangenorganisatie zeer waardevol (Weevers, 2010). Deze participatie vindt enkel plaats op een formele manier door een kleine, selecte groep bewoners in de vorm van vergaderingen door een centrale belangenorganisatie van bewoners of door de verschillende bewonerscommissies. In theorie zouden deze bewonerscommis-sies een representatieve afspiegeling moeten vormen van alle bewoners, maar in de praktijk blijkt dit niet het geval te zijn. In het onderzoek van Bexkens (2010) wordt aangegeven dat doorgaans de (hoger opgeleide) blanke, oudere Nederlander participeren en dat het lastig is om niet westerse allochtonen en jongeren te bereiken.

De tweede laag die veelal gebruikt wordt, is participatie bij de planvorming van het specifieke renovatieproject. Ook hiervoor wordt vaak enkel overleg met de bewonerscommissie gebruikt (Van Nunen, 2011). Om inzicht te krijgen in de wensen van de bewoners wordt daarnaast vaak door de woningbouwcorporatie een enquête onder de bewoners gehouden. Op dit niveau is participatie van groot belang om de belangen van de bewoners in het plan te verwerken en om draagkracht te krijgen voor het belang van de renovatie. Draagkracht kan vergroot worden door een grotere en meer representatieve groep bewoners bij de planvorming te betrekken. Dit kan gedaan worden door meer informele activiteiten onder verschillende groepen bewoners. Iets doen spreek meer bewoners aan dan vergaderen (Bexkens, 2010) en bewoners zijn eerder overtuigd als ze het met eigen ogen kunnen zien dan wanneer het ze wordt verteld. Bij het renovatieproject ‘De Koningsvrouwen van Landlust’ in Amsterdam zijn bewoners zelf onder begeleiding van een bouwfysicus op ‘ontdekkingsreis’ gegaan door een demontage van de proefwo- Figuur 20: Tweezijdige participatieladder (Hofman, 2000)

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat36

ning, waarbij ze er zelf achter kwamen wat er met de woning mis was, zoals de asbestgolfplaten onder de douchevloer. In dit zelfde project werd voor het ontwerp van de nieuwe plattegronden de input gebruikt van een workshop en plattegrondwed-strijd met kinderen van de basisschool waarbij de kinderen zelf aangaven hoe hun woning gebruikt werd en wat zij zagen als ideale indeling (De Groene Speld, 2009).

Op het derde niveau van participatie die bij renovatieprojecten te onderscheiden is moet gezorgd worden dat al de bewoners geïnformeerd worden over de renovatieplannen voor hun woning en dat minimaal 70% hiermee instemt om het te kunnen uitvoeren. De plannen voor de renovatie zijn (grotendeels) klaar en worden door de woningbouwcorporatie op informatie-bijeenkomsten en huis-aan-huis bezoeken aan de bewoners voorgelegd. Al de bewoner participeren (als het goed is) nu in de planvorming, maar kunnen geen invloed meer uitoefenen op de plannen zelf. De bewoners wordt informatie voorgelegd waarop ze moeten reageren (de eerste stap op de participatieladder): wel of niet instemmen met de renovatie. Enkel op heel gedetailleerd of persoonlijk niveau kunnen ze nog invloed uitoefenen op de uitvoering.

Uit deze paragraaf blijkt dat goede participatie tot een soepeler proces en betere resultaten voor alle partijen kan leiden. Als er wederzijds begrip is voor elkaars belangen zal dit bij bewoners tot minder weerstand leiden dan wanner de renovatie van boven opgelegd is en kunnen de belangen van bewoners beter worden meegenomen in de planvorming. Op de vraag hoe de verschillende bewoners overtuigd kunnen worden van het algemene belang van de renovatie met een hoge energieambitie zal in de volgende paragraaf verder worden ingegaan.

5�4 Houding van bewoners

Ondanks dat de noodzaak er is dat woningen gerenoveerd moeten worden en veel mensen dit ook inzien, staan veel bewoners negatief tegenover een renovatie als hun woning aangepakt moet worden. Bij de huidige aanpak van ingrijpende woningver-betering moeten bewoners vaak geheel of voor langere tijd hun woning verlaten. Een enkeling ziet dit als kans om zonder jarenlang op een wachtlijst te staan een andere woning te krijgen, maar het grootste deel van bewoners staat niet positief tegenover een verplichte verhuizing. Verhuizen wordt als één van meest stressvolste momenten in iemands leven beschouwd, zeker voor ouderen. Het brengt voor de bewoners een hoop geregel en werk met zich mee met daarnaast de onzekerheid of ze wel een nieuwe woning kunnen vinden voor dezelfde huurprijs, onzekerheid over de nieuwe buurt en buren. Renovatie in bewoonde staat lijkt dus positiever voor bewoners. Toch blijkt dat bewoners hier ook niet altijd positief tegenover staan. “Huurders komen zelf al helemaal niet naar de woningcorporatie met de vraag hun woning ingrijpend te laten verbeteren” (Jacobs, 2010). Hierbij moet opgemerkt worden dat dit waarschijnlijk niet alleen met willen te maken heeft, maar ook dat de stap te groot lijkt voor bewoners om deze vraag te stellen. Daarnaast is het moeilijk om particulieren mee te krijgen als delen van een woonblok door een woningcorporatie zijn verkocht. Particulieren komen zelf ook niet vaak met het initiatief voor een ingrijpende renovatie om de energieprestatie van hun woning te verbeteren. Zoals uit de voorgaande paragraaf naar voren komt zijn de bewoners uit jaren ’60 en ’70 wijken die hun woning hebben gekocht in te delen in twee groepen die vallen on-der de Modale Burgers en de Traditionalisten. De eerste groep zit niet heel ruim bij kas. Ze hebben maar net een hypotheek kunnen afsluiten, maar houden niet meer genoeg geld over om extra grote investeringen aan hun woning te doen. De andere groep die wat ruimer bij kas zit, woont al jaren naar tevredenheid in hun huidige woning en heeft er niet echt behoefte aan deze aan te passen. Grote ingrepen aan een woning worden voornamelijk net na de aankoop gedaan. Een ander moment kan zijn als mensen wel in hun woning willen blijven wonen, maar deze hiervoor aangepast moet worden aan hun huidige woonbe-hoefte, bijvoorbeeld een uitbouw of opbouw als er behoefte is aan meer ruimte door een wijziging in de gezinssituatie. Kleinere ingrepen worden voornamelijk gedaan als iets aan vervanging toe is, bijvoorbeeld het vervangen van de verwarmingsketel en het plaatsen van dubbelglas als de kozijnen geschilderd of vervangen moeten worden. Hieronder zal verder ingegaan worden op de vraag waarom bewoners negatief staan tegenover een renovatie.

Weerstand van bewoners tegenover een renovatieBij de eerste aankondiging van een woningbouwcorporatie voor renovatie van woningen kunnen bewoners direct al negatief reageren. Vaak is weerstand tegen renovatie niet direct gericht op de renovatie zelf, maar tegen de verandering. Verandering leidt tot gevoelens van onzekerheid waar de meeste bewoners niet van houden (Dijkstra, 2010). Daarnaast vergt een renova-tie veel tijd en energie van alle partijen. Voor de woningbouwcorporatie en aannemer is dit hun werk en krijgen ze daarvoor betaald, maar voor bewoners gaat het van hun vrije tijd af en ze hebben hier helemaal geen behoefte aan. Vooral als bewoners vinden dat ze al een druk bestaan leiden, zoals bijvoorbeeld de Modale Burgers, of denken niet lang meer in hun woning te blijven wonen, wat bij de Vrije Geesten vaak het geval is, kan dit een grote rol spelen.

Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen 37

Naast de weerstand an sich tegen elke verandering kunnen bewoners tegen de renovatieoplossing zelf weerstand bieden. Dijkstra (2010) onderscheidt vijf punten waardoor weerstand kan komen tegen het beleid:

• De bewoner kan twijfelen aan de ernst van het probleem, hij vindt niet dat er een verbetering hoeft plaats te vin-den

• De bewoner kan moeite hebben met het accepteren van de noodzaak van de gekozen oplossing, hij ziet het pro-bleem in maar denkt dat het gemakkelijker opgelost kan worden

• De bewoner vindt de gekozen maatregel of oplossing niet effectief, hij denkt niet dat dit de beste oplossing is om de woning te verbeteren

• De bewoner vindt de gekozen maatregel niet realistisch en niet inpasbaar, hij vindt bijvoorbeeld de kosten en over-last te groot in verhouding tot de baten

• De bewoner vindt het beleid niet rechtvaardig, hij vindt het bijvoorbeeld niet eerlijk dat er huurverhoging tegen-over staat

Middelen om te verleiden, overtuigen en enthousiasmerenZoals is paragraaf 5.3 beschreven is kan weerstand voorkomen worden door bewoners te betrekken bij de planvorming van de renovatie. Hierdoor kunnen en zullen bewonersbelangen meer worden meegenomen in het renovatieproces, waardoor de kans wordt vergroot dat bewoners instemmen met een renovatie. Toch zal voor een deel de bewoners ook overtuigd moeten worden van de renovatie met de hoge ambities qua energiebesparing.

Voor het overtuigen van bewoners kan kennis gebruikt worden uit gedragswetenschappen en met name wat betreft gedrags-beïnvloeding en gedragsverandering. Voor het veranderen van gedrag worden door Green en Kreuter (1999) drie hoofdgroe-pen factoren of stappen genoemd: motiverende factoren (gericht op het ‘willen’), in staat stellende factoren (gericht op het ‘kunnen’) en versterkende factoren (gericht op het ‘doen en volhouden’). Als dit vertaald wordt naar de bewoners bij hoog niveau renovaties zou hun ‘gedrag’ veranderd moeten worden zodat ze zelf graag een gerenoveerde energiezuinige woning willen, meewerken aan de realisatie van de renovatie en tot slot de woning zo bewonen dat er zo weinig mogelijk energie verloren gaat. De gedragsbeïnvloedende factoren van Green en Kreuter (1999) worden hiernaast in meer detail beschreven en wordt nagegaan op de de vraag hoe dit van toepassing kan zijn op de bewoners.

Motiverende factoren hebben betrekking op weten, voelen, vinden, waarderen en zelfvertrouwen. Ze moeten er toe leiden dat de bewoner een hoog niveau renovatie met een grote energieambitie wil. Nadat een bewoner de renovatie graag wil, zal er ook voor gezorgd moeten worden dat de bewoner kan meewerken met de renovatie. Ten slotte dient er voor gezorgd te worden dat bewoners nadat ze de renovatie willen en in staat zijn tot de renovatie en energiebesparing, niet voortijdig afhaken door lange procestijd, te veel overlast of te veel moeite.

Als er aan al deze punten voldaan is, zuller er desondanks voor bewoners nog belemmeringen zijn om in te stemmen met een renovatie. Door Schillemans (2006) worden er enkele belemmeringen voor bewoners genoemd binnen dit model van Green en Kreuter om niet over te gaan op energiebesparingsmaatregelen aan hun woning:

Belemmeringen Willen• basale desinteresse doordat energieprijs als ‘niet hoog’ wordt gepercipieerd, relatieve welvaart bij woningbezitters• desinteresse door geringe aandacht voor het milieu• onwil door verwachte overlast als stof en/of tijdelijk andere woning• ontsierende effecten (o.a. dubbel glas en ventilatiekasten)• vrees voor onvolkomenheden ventilatievoorzieningen (met gevolgen voor het binnenmilieu)• ongewenste effecten ventilatie (lawaai)• investering voor woningeigenaar is onrendabel of heeft een te lange terugverdientijd

Belemmeringen Kunnen• ontbreken kennis over het milieuprobleem• onbekendheid eigen energiegebruik• onbekendheid met duurzame en energiebesparende oplossingen• ontbreken van voldoende financiële middelen voor woningeigenaren

Motiverende factoren (willen)

• Awareness (bewustzijn) en kennis: als eerste moet de bewoner op de hoogte zijn dat er een hoogniveau renovatie met een grote energiebesparing gewenst is. Daarna heeft de bewoner kennis nodig waarom een renovatie en energiebesparing noodzakelijk zijn, wat de achterliggende belangen zijn en welke belangen de bewoner zou hebben bij een renovatie en energiebesparing

• Sociale invloed: de bewoner kan beïnvloed worden door sociale normen en opvattingen van andere personen

• Attitude (houding): een inschatting van de bewoner wat de voor- en nadelen voor hem zullen zijn bij een renovatie

• Ingeschatte bekwaamheid: de opvatting van de bewoner over zijn vermogen om mee te werken met een renovatie en te leven in een energiezuinige gerenoveerde woning

In staat stellende factoren (kunnen)

• Financieel: de bewoner moet de investering of huurverhoging kunnen betalen. Hierbij kunnen subsidies, woonlastenwaarborg, da-lende energielasten meespelen

• Technisch: de renovatie moet technisch uit-voerbaar zijn, maar ook gebruiks- en bedie-ningsgemak bieden waardoor energiezuinig gedrag uitgevoerd kan worden

• Organisatorisch: het renovatieproces moet zo ingericht worden dat bewoners er kunnen blijven wonen en het minste overlast hebben

Versterkende factoren (bevorderen)

• Sociale ondersteuning: begeleiding tijdens het renovatieproces

• Advies: hoe bewoners zelf ook bij kunnen dragen tot energiebesparing

• Feedback: wat er door de renovatie en aan-passing van gedrag bereikt is (aan energie-besparing)

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat38

Belemmeringen Versterken• traagheid en onduidelijkheid van subsidieverstrekkers• traagheid en onduidelijkheid van gemeentelijke regelgeving (aanvraag vergunningen)

Het model van Green en Kreuter gaat er echter vanuit dat als mensen voldoende kennis hebben, in staat zijn en bevorderd worden ook hun gedrag hierop aanpassen. Het overgrote deel van het menselijk handelen bestaat echter uit automatische handelingen die plaatsvinden door imitatie en routine (Schillemans, 2006). Mensen proberen complexiteit, zoals het beslis-sen over een renovatieoplossing, beheersbaar te maken door het te simplificeren wat resulteert in gedrag met een begrensde rationaliteit (Schillemans, 2006). Dit resulteert meestal niet in een eenvoudige kosten/baten-afweging, maar in gewoonte- of overname gedrag. Door dit niet-rationeel denken blijken financiën van minder grote invloed dan vaak wordt gedacht (Tie-meijer, 2009). Een groot deel van de keuzes die mensen maken worden bepaald door emoties, mensen kunnen bijvoorbeeld het gevoel hebben dat de renovatie wordt opgelegd en dat zij geen invloed en controle hebben op wat er gaat gebeuren. Het wordt daarom erg op prijs gesteld dat er opties zijn waartussen bewoners kunnen kiezen. De keuzemogelijkheid moet echter wel inzichtelijk blijven. Zo blijkt ook uit het onderzoek van Tiemeijer (2009) dat mensen graag willen kiezen, maar uiteindelijk niet noodzakelijk blijer zijn als ze meer keuze hebben. Het blijkt zelfs dat meer keuze wel leidt tot grotere aandacht, maar dat mensen minder snel overgaan tot het kiezen van een product. Bewoners nemen niet altijd de moeite om systematisch uit te zoeken wat de beste optie is. Mensen nemen vaak genoegen met een voldoende resultaat, ook al is dit niet het beste resul-taat, aangezien komen tot het beste resultaat teveel moeite is (Tiemeijer, 2009). Dit kan er toeleiden dat bewoners bij veel keuze eerder in hun oude situatie willen blijven. Ook kunnen bewoners door te grote keus het overzicht kwijtraken, waardoor ze onzeker worden en eerder neigen tot hun oude en zekere situatie.

Financiën hebben daarnaast een veel minder grote rol dan vaak wordt gedacht doordat de meeste mensen financiële analfa-beten zijn (Boerbooms, 2010). Dit blijkt ook uit ervaringen van professionals met het overhalen van bewoners. In een bijeen-komst voor de programma-aanpak Slim&Snel (2011) werden onder andere de volgende dingen gesteld:

Huurders zijn vaak totaal niet geïnteresseerd in energierenovaties. Ze geloven er niks van dat ze in een gereno-veerde of nieuwe ‘duurdere’ woning goedkoper af zijn dan in hun huidige situatie. Met mooie cijfertjes en tabel-letjes gaan ze dat ook echt niet geloven. Ze kijken enkel naar de lage huur. Er moet hierbij een omslag gemaakt worden van denken in huurlasten naar denken in woonlasten.

Daarnaast worden de gekste redeneringen gemaakt zoals: als we minder energie gaan gebruiken hebben ener-giebedrijven en overheid minder inkomsten, waardoor ze de prijs gaan verhogen om dit te compenseren. Hierdoor gebruiken we straks wel minder energie, maar betalen we straks nog steeds hetzelfde als nu, terwijl we ondertus-sen wel een huurverhoging door onze maag gesplitst hebben gekregen.

Het denken in woonlasten wordt vaak moeilijk gevonden. Hiervoor moet een optelling gemaakt worden van verschillende re-keningen. Sommige rekeningen zijn maandelijks, andere per kwartaal. Daarbij gaat het ook niet om wat er echt is gebruikt, maar om een voorschot. Als mensen bij de jaarrekening geld terugkrijgen of moeten bijbetalen betekent dat niet dat ze het goed of slecht hebben gedaan, enkel dat het voorschot te hoog of laag was. Door deze constructie raken mensen het inzicht kwijt wat ze nu werkelijk verbruiken en betalen aan energielasten en dus totale woonlasten. Daarnaast hebben mensen ook geen zicht in waar energie en dus geld naar verdwijnt, oftewel, welk deel van de rekening gebouwgebonden is en welk deel gebruiksgebonden.

Door het bieden van een woonlastengarantie kan aan de bewoner zekerheid geboden worden dat de woonlasten niet omhoog-gaan. In deze overeenkomst wordt gegarandeerd dat de energiebesparing door de renovatie groter is dan de huurverhoging. Als dit achteraf niet het geval blijkt te zijn, zal de woningbouwcorporatie een deel van de (hogere) huur terug moeten betalen. Dit middel kan gebruikt worden om meer mensen over de streep te halen bij een renovatie aangezien de huurder hierdoor zekerheid heeft. Er dienen echter wel heldere afspraken gemaakt te worden over verschillende risico’s zoals stijgende ener-gieprijzen, het tegenvallen van energiebesparing door een koude winter of door verandering in woongedrag (Weevers, 2010). Er worden echter ook argumenten tegen een woonlastengarantie genoemd. Door een woonlastengarantie aan te gaan wordt enkel een huurverhoging gevraagd voor de energiebesparende maatregelen. Hierdoor wordt de renovatie een zakelijk contract over de financiële voordelen, waardoor blijven andere waarden zoals comfortverbetering en een gezonder binnenmilieu buiten beschouwing (COP-bijeenkomst, 2010). Ook Boerbooms (2010) geeft aan dat veel kansen onbenut worden gelaten als ervan uitgegaan wordt dat geld de doorslaggevende factor is.

Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen 39

Meerdere studies erkennen dat duurzaamheidsmaatregelen de grootste kans van slagen hebben als de belangen van alle betrokken partijen als uitgangspunt wordt genomen (Boerbooms, 2010). De betrokken partijen en daarmee ook bewoners streven daarom niet een algemeen (voor hen minder belangrijk) doel na, maar hun eigen belangen, waardoor de betrokken-heid en enthousiasme voor de plannen vergroot wordt. Zo wordt er bij de People, Planet, Profit benadering ook deze volgorde nagestreefd. Door te beginnen bij de belangen van de mensen en hier de term duurzaamheid aan te koppelen worden mensen enthousiaster over duurzaamheid en zijn daarna ook meer bereid hiervoor te betalen.

Naast het gevoel van invloed en controle te hebben over wat er tijdens renovatie met hun woning gaat gebeuren, hechten bewoners ook veel belang aan rechtvaardigheid bij het maken van hun keuze (Tiemeijer, 2009). Als bewoners het gevoel hebben dat ze in het verleden niet rechtvaardig zijn behandeld door de woningbouwcorporatie zal de kans kleiner zijn dat ze willen meewerken met een renovatie. Het is daarom van groot belang dat de woningcorporatie een goede band heeft met haar huurders en als een betrouwbare partner en adviseur overkomt. Als dit minder het geval is kan er een onafhankelijke partij ingeschakeld worden, die wel als een betrouwbare partner en adviseur gezien zal worden (Dijkstra, 2010).

Voor een betrouwbare partner kunnen ook andere bewoners als ambassadeurs functioneren. Zoals al eerder is gesteld wordt het gedrag en de keuzes van bewoners ook grotendeels bepaald door overname. Hiervoor kunnen mensen die snel een po-sitieve stelling nemen over renovatie, of daar ervaring mee hebben gebruikt worden als trekker om de rest mee te nemen. Hierbij kan gebruikt gemaakt worden van het feit dat keuzes en gedrag van mensen sterk worden beïnvloed door het gedrag van de groep. Zo blijkt de belangrijkste voorspeller van iemands energiegebruik niet zijn overwegingen rond milieu of kost-prijs, maar het energiegebruik in de buurt (Tiemeijer, 2009).

AcceptatiegraadDe tijd dat het duurt totdat bewoners overtuigd zijn over de noodzaak van een renovatie en hiermee instemmen verschilt van bewoner tot bewoner. Rogers (1962) heeft hiervoor een verdeling gemaakt waarbij vijf groepen mensen onderscheiden worden die beschreven zijn in het kader.

Voor grootschalige renovatieprojecten wordt aangeraden de communicatie te richten op de Zeer snelle overnemers en de Vroege overnemers. Zij zijn welwillend en maken gemiddeld bijna 50% van de bewoners uit. Vernieuwers lopen vaak te ver voor de andere bewoners uit en worden daarom niet serieus genomen. De Trage overnemers en de Achterblijvers bieden vaak een langdurig weerstand tegen verandering, maar toch zal ook een groot deel van deze groep overtuigd moeten worden om de 70% benodigde instemming te behalen. Voor deze overtuiging kunnen de zeer snelle overnemers en wellicht de vroege overnemers meehelpen (Dijkstra, 2010).

ConclusieAankondiging van renovatie kan weerstand bij bewoners opleveren doordat het zorgt tot verandering, wat tot onzekerheid kan leiden. Daarnaast kan de bewoner het niet nodig vinden dat de woning (ingrijpend) verbeterd wordt, het een te grote impact hebben en niet realistisch vinden, niet effectief vinden of de verdeling van lasten niet rechtvaardig vinden.

Om bewoners te overtuigen om in te stemmen met een renovatie kan het model van Green en Kreuter (1999) gebruikt wor-den. In dit model wordt er vanuit gegaan dat als bewoners bewust zijn van het probleem, de kennis hebben van de oplossing en er goede sociale invloed is, de bewoners zelf de afweging maken van de voor- en nadelen en bij zichzelf geen belemme-ringen zien, ze tot de conclusie kunnen komen dat ze deze renovatie willen. Als er daarnaast gezorgd wordt dat de renovatie voor de bewoner technisch, organisatorisch en financieel mogelijk is en er sociale ondersteuning, advies en feedback wordt geleverd zal de bewoner instemmen met de renovatie. Er zijn echter een aantal belemmeringen waardoor bij toepassing van dit model bewoners niet tot de instemming met de renovatie zullen komen. Ten eerste zal door desinteresse de bewoner zich niet altijd bewust zijn van het probleem en de voordelen van de renovatie. Om bewoners wel bewust te laten worden is het aan te raden bewoners fysiek het probleem (energetisch slechte woning en stijgende energielasten) te laten ervaren. Daarnaast kan desinteresse weggenomen worden door niet de energetische verbetering als doel te stellen, maar belangen van bewoners als startpunt te nemen en de energetische verbetering als middel te gebruiken om deze belangen te behartigen. Als tweede belemmering in het model kan aangemerkt worden dat de voordelen, een betere woning, niet altijd zullen opwegen tegen de nadelen zoals overlast, hogere huur en lange procestijd. Daarbij komt dat verlies zwaarder weegt dan winst (Boerbooms, 2010), de nadelen eerder komen dan de voordelen en de bewoners zekerheid hebben over nadelen, maar onzeker zijn over de voordelen. Een andere belemmering is dat bewoners niet een rationele kosten en baten analyse voor zichzelf maken voor hun afweging over de renovatie. Het geheel is vaak te complex om dit te doen, en daarnaast wordt een groot deel van het besluit bepaald door emoties. Degene die bewoners wil overtuigen om mee te gaan met een renovatie moet betrouwbaar overkomen.

AcceptatiegroepenVernieuwers (innovators): willen als eerste zijn, zijn altijd op zoek naar het nieuwste van het nieuwste. Het zijn trendzetters, maar haken af als het gemeengoed is geworden

Zeer snelle overnemers (early adopters): zijn snel overtuigd door initiatiefnemers en werken graag mee. Ze kunnen fungeren als opinieleiders voor een project. Ze kijken naar de strategische voordelen en zijn visie-gedreven. Ze worden gemotiveerd door kansen in de toekomst, nemen risico’s, zijn intuïtief en kijken vooral naar zichzelf. Tot slot zijn ze op zoek naar de beste technologie

Vroege overnemers (early majority): wachten even af en maar zijn daarna vrij snel overtuigd. Ze wor-den vooral gedreven door pragmatisme, zijn in voor innovaties en nieuw gedrag voor zover zij bijdragen aan de oplossing van problemen. Ze gaan pas mee als opinieleiders dat ook gedaan hebben en vergelijken zich met anderen

Trage overnemers (late majority): staan sceptisch tegenover verandering, eerst zien dan geloven, maar werken uiteindelijk wel mee. Stemmen pas in als de meeste anderen dat ook gedaan hebben en vermijden risico’s

Achterblijvers (laggards): zijn tegen elke verande-ring en veranderen pas als ze gedwongen worden of wanneer het handhaven van de oude situatie onmo-gelijk lijkt

Figuur 21: Acceptatiecurve (Rogers, 1962)

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat40

Sociale invloed is van groot belang. Volgens Rogers (1962) kan er een klokvorm worden onderscheiden in de snelheid waar-mee mensen vernieuwing overnemen. Vroege overnemers kunnen dus gebruikt worden om het grote deel de bewoners mee te nemen in de beslissing voor renovatie.

5�5 Uitvoerbaar in bewoonde staat?

Een grote beperking voor het kiezen van de technische oplossing en de uitvoering van de renovatie is de eis om de renovatie in bewoonde staat uit te voeren. De vraag die hierbij oprijst is: wat kan nog in bewoonde staat uitgevoerd worden? Welke belemmeringen geeft het voor bewoners, welke zijn nog overkomelijk en wanneer is het teveel. Voor de bewoner zal dit ook zwaar meewegen in zijn keus voor of tegen een renovatie. In deze paragraaf zal ingegaan worden op de onderzoeksvraag ‘Onder welke omstandigheden wil en kan een bewoner in de woning blijven wonen en wanneer gaat de voorkeur uit naar (tijdelijk) verhuizen?’

OverlastAangezien de omstandigheden waaronder een bewoner in zijn woning wil en kan blijven wonen tijdens de renovatie groten-deels bepaald worden door de hoeveelheid overlast, zal hier ingegaan worden op de vraag wanneer overlast ervaren wordt en wat overlast dan precies inhoudt.

Wanneer en in welke mate iets overlast is verschilt van bewoner tot bewoner. Desalniettemin hebben vele woningbouwcorpo-raties definities voor overlast proberen te geven door maatregelen te beschrijven waar volgens hen een ongemakkenvergoe-ding tegenover staat. Hieronder vallen onder andere de volgende werkzaamheden:

• vernieuwing van de complete inrichting van de badkamer• vernieuwing van de complete inrichting van het toilet• vernieuwing van de complete inrichting van de keuken• vervanging van complete puien of gevel(s)• plaatsing van een aanbouw aan de woning of een extra verdieping op de woning• vervanging van de complete dakconstructie van de woning• asbestsanering waardoor de woning of een deel ervan afgesloten wordt gedurende uitvoering

Ongemakkenvergoedingen worden meestal per dag, en vaak pas na een paar dagen gegeven. Hieruit blijkt dat de mate van overlast afhankelijk is van de tijd. Daarnaast wordt er ook onderscheid gemaakt tussen bewoners. Vaak wordt er bij grote mate van overlast voor specifieke groepen, zoals ouderen, chronisch zieken of mensen met nachtdienst, vervangende woon-ruimte aangeboden in de vorm van wisselwoningen om hier gebruik te maken van sanitaire voorzieningen en rustruimte. Deze groepen bewoners ervaren dus meer overlast bij een renovatie.

Ten slotte lijken alle werkzaamheden of een deel hiervan in de woning plaats te vinden. Hieruit kan afgeleid worden dat over-last pas ervaren wordt als iets in de woning gebeurt. Dit komt ook naar voren uit het interview met Haico van Nunen (januari 2011). Hij onderscheidt overlast in twee soorten overlast, rommel en last. Als er werkzaamheden aan de buitenzijde van de woning plaatsvinden ondervinden bewoners enkel rommel. Zodra de gevel open is of er werkzaamheden in de woning plaats-vinden hebben bewoners direct last. “Rommel mag en kan de bewoner in principe tijden aan, maar last moet zoveel mogelijk beperkt worden” (Van Nunen, 2011). Uit deze maatregelen waar ongemakkenvergoeding voor gegeven wordt kan worden afgeleid dat overlast bij renovatie kan bestaan uit verschillende aspecten die te zien zijn in het kader hiernaast.

In het empirisch deel van dit onderzoek zal worden ingegaan op de vraag of deze punten inderdaad de overlast beschrijven die zij ervaren bij een hoog niveau renovatie. Hierbij zal verder worden ingegaan op de vraag in welke mate bewoners de verschillende onderdelen als overlast aanduiden en wanneer het niet meer aanvaardbaar is.

Extra voorzieningen en maatregelen tegen overlastOm de overlast voor de bewoners te beperken kunnen extra maatregelen of voorzieningen getroffen worden. Hieronder zullen de punten, die hier voorafgaan zijn vastgesteld als overlast, worden besproken, hoe de overlast beperkt kan worden en welke extra maatregelen of voorziening getroffen kunnen worden zodat de bewoners minder last hebben van de overlast.

Geen of beperkt gebruik van ruimtenDoordat er werkzaamheden in de woning plaats vinden zullen één of meerdere ruimten niet of beperkt bruikbaar zijn. Afhan-

Definitie overlast

• inperking van de bewoonbaarheid en bruikbaarheid van de woning voor de bewoner door: ◦ geen of beperkt gebruik van ruimten ◦ geen of beperkt gebruik van gas, water

of elektriciteit ◦ geen of beperkt gebruik van woningge-

bonden installaties ◦ beperkt of hinder in gebruik door vuil ◦ beperkt of hinder in gebruik door geluid ◦ beperkt of hinder in gebruik door in de

weg staand materieel • inperking van eigen tijdsindeling

◦ beperkt door op gezette tijden thuis zijn of iemand regelen om toegang te ver-schaffen tot woning

◦ beperkt door tijd die nodig is om ruimte vrij te maken en weer terug te brengen in gebruiksstaat

• inbreuk in de privacy van de bewoner ◦ onbekenden toelaten tot privéterrein

• inperking veiligheid ◦ beperkt in veiligheid doordat onbeken-

den in zekere zin vrij toegang hebben tot persoonlijke eigendommen

Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen 41

kelijk van de tijdsduur, welke ruimte, de mate waarin de ruimte minder gebruikt kan worden en de gebruiksbehoefte van de bewoner kan het noodzakelijk zijn om extra maatregelen te nemen zodat de bewoner minder beperkt wordt in zijn normale woongebruik. Hieronder zullen enkele voorbeelden van maatregelen of voorzieningen worden genoemd die hiervoor genomen kunnen worden.

Door KAW architecten en adviseurs is voor werkzaamheden in de keuken en badkamer de woonbox ontwikkeld. De woonbox bestaat uit een mobiele keuken en badkamer, die door de geringe grootte en installatietijd, gemakkelijk voor tijdelijk gebruik in elke woning te plaatsen is (www.kaw.nl).

Bij renovatie in de wijk Noordveen in Zutphen is een leegstaande woning ingericht als ‘toevluchtsoord’. Bewoners gebruikten deze woning als gezamenlijke huiskamer om onder de overlast in hun eigen woning uit te komen en konden hier hun verhaal kwijt. Ook konden de bewoners van de douchegelegenheid van deze woning gebruik maken, als aan hun eigen badkamer gewerkt werd (Dijkstra, 2010).

Bij de renovatie van drie flats in de wijk Palenstein in Zoetermeer is in vier containers, genoemd de eetkeet, een rust- en ontmoetingsruimte voor de bewoners gecreëerd. In deze ruimte werden ’s avonds warme maaltijden geserveerd. Bewoners konden hier als compensatie voor beperkt gebruik van hun keuken hier twee maal gratis komen eten. Buiten de gratis maal-tijden konden de bewoners ook tegen betaling van de kostprijs van circa vijf euro in het ‘containerrestaurant’ komen eten. De eetkeet werd ook gebruikt als maatschappelijk project, doordat de werkzaamheden in het ‘restaurant’ werden vervult door stagiairs van een nabijgelegen middelbare school. De eetkeet bleek zo’n succes dat hij na de renovatie nog een tijd is blijven staan, waarbij hij naast ontmoetingspunt voor de wijk ook gebruikt is voor andere activiteiten zoals workshops, kunstateliers en activiteiten van de brede school (www.palensteinvernieuwt.nl).

Bouwbedrijf EBU gaat verder in het aanbieden van service. Tijdens de renovatie biedt het bouwbedrijf een verblijf in een vakantiewoning aan. De bewoners hebben hierdoor geen overlast en doordat tijdens de renovatie niet meer rekening gehou-den hoeft te worden met het bewoonbaar houden van de woning kan er efficiënter gewerkt worden, waardoor kosten en tijd bespaard worden (Van Dijck, 2010).

Geen of beperkt gebruik van gas, water of elektriciteitOm de overlast te beperken van het niet hebben van gas, water of elektriciteit kunnen er met de bewoners afspraken gemaakt worden over tijden wanneer de bewoners hier het minst last van hebben, zodat de werkzaamheden hieraan indien mogelijk aangepast kunnen worden. Als de werkzaamheden aan gas, water of elektra langer dan een dag duren kan overlast voor be-woners beperkt worden door deze aan het eind van de dag weer tijdelijk aan te sluiten.

Geen of beperkt gebruik van woninggebonden installatiesVoor geen of beperkt gebruik van verwarming kunnen afhankelijk van het seizoen en de behoefte extra maatregelen geno-men worden door het verstrekken van mobiele verwarmingsunits. Voor warmwater voorziening kunnen zoals hierboven is beschreven afspraken gemaakt worden over tijden zodat het voor bewoners ’s ochtends of ’s avonds nog wel mogelijk is om te douchen. Als er meerdere dagen geen gebruik gemaakt kan worden van warm water kunnen er vervangende sanitaire voorzieningen aangeboden worden. Overige installaties zoals mechanische ventilatie, ruimtekoeling, duurzame energieopwek-king zullen vaak enkel in een woning aanwezig zijn voor meer woongerief en energiebesparing. Hier zouden bewoners tijdelijk zonder kunnen zonder grote overlast te hebben door gebruik te maken van natuurlijke of traditionele toepassing. In jaren ’60 en ’70 woningen zullen deze installaties vaak niet eens aanwezig zijn en zullen hiervoor ook geen extra maatregelen getroffen hoeven te worden.

Beperkt of hinder in gebruik door vuilRenovatiewerkzaamheden brengt in en om de woning rommel en vuil met zich mee. Overlast kan beperkt worden door ener-zijds de plaats van werkzaamheid zoveel mogelijk af te schermen van de rest van de woning en anderzijds door de goederen die wel op de plaats van werkzaamheid plaats vinden te beschermen. Voor overlastbeperking zal er aan de bewoner informatie moeten worden gegeven wanneer in welke ruimte hoeveel vuil en rommel ze kunnen verwachten. Hierbij is aan te raden nog wel een ‘schone zone’ in de woning te behouden waar de bewoner zelf kan verblijven en spullen heen verplaatst kunnen wor-den die niet vies mogen worden. Ook kan buiten de woning voor deze spullen extra opslagruimte worden aangeboden. Voor afscherming en bescherming kunnen afdekzeilen worden gebruikt. Hierbij dienen duidelijke afspraken te worden gemaakt welke delen door de uitvoerder worden afgeschermd en waarvoor de bewoner zelf voor afdekking of bescherming dient te zor-gen. Hiervoor kunnen als extra maatregel wel beschermingsmiddelen als afdekzeilen worden uitgedeeld. Voor het opruimen

Figuur 22: Woonbox (www.kaw.nl)

Figuur 23: Eetkeet Palenstein

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat42

van vuil kunnen er afspraken gemaakt worden over de vraag hoe schoon de uitvoerder aan het eind van iedere werkdag de woning oplevert. Tot slot kan er (om overlast van vuil te beperken) een schoonmaakservice ingesteld worden.

Beperkt of hinder in gebruik door geluidVoor het beperken van geluidshinder kunnen er ook afspraken gemaakt worden over de vraag op welke tijden er werkzaam-heden met grote geluidsoverlast mogen plaatsvinden. Daarnaast kunnen er om de hinder te beperken oordoppen uitgedeeld worden of rustruimte buiten de woning worden aangeboden.

Beperkt of hinder in gebruik door in de weg staand materieelMaterieel is nu eenmaal nodig om werkzaamheden bij renovatie uit te voeren. Om overlast hiervan te beperken dienen afspra-ken gemaakt te worden zodat dat materieel direct weer opgeruimd wordt als het niet meer nodig is en dat de uitvoerder aan het eind van elke werkdag rommel opruimt en gereedschap bij elkaar gezet wordt waar het zo weinig mogelijk in de weg staat.

Inperking van eigen tijdsindelingTijdens de renovatie dient de bewoner toegang te verschaffen tot de woning. Door geruime tijd van de voren afspraken met de bewoner te maken wanneer dit plaats kan en zal vinden kan de bewoner hier zijn activiteiten en periodes van afwezigheid zoals vakantie op afstemmen. Als er sprake is van zeer groot vertrouwen kan het mogelijk zijn dat de bewoner zijn huissleutel afgeeft zodat hij minder beperkt is in zijn tijdsindeling (door toegang verschaffen tot de woning).

De activiteiten en het tijdstip ervan die de bewoner in de woning kan doen worden beperkt door de renovatie. Door de werk-zaamheden in de woning zoveel mogelijk af te stemmen met het standaard woongebruik van de bewoner en de werkzaamhe-den zo kort mogelijk te houden kan overlast beperkt worden.

Tot slot dient de bewoner zelf tijd vrij te maken zodat de werkzaamheden plaats kunnen vinden, door benodigde ruimte vrij te maken. Om te zorgen dat bewoners dit efficiënt kunnen doen kunnen hiervoor extra middelen uitgedeeld worden zoals opbergboxen en zakken voor afval. Daarnaast kan extra bergruimte aangeboden worden buiten de woning. Ook kan er bij het vrij maken van ruimte extra hulp worden geboden bij het verplaatsen van (zware) spullen.

Inbreuk privacyInbreuk op de privacy van de bewoner kan bij de renovatie zoals in dit onderzoek wordt nagestreefd niet worden voorkomen. Voor schending van privacy zit er wel vaak een duidelijke scheiding tussen werkzaamheden die buiten en binnen de woning plaats vinden. In de woning is duidelijk privé, waar onbekenden normaal gesproken niet kunnen komen, terwijl de buitenkant van de woning in zekere mate wel toegankelijk is voor buitenstaanders. Voor een deel van de uitvoering van de renovatie zal toegang verschaft moeten worden tot de woning (en plaats vinden in de woning). Om overlast te beperken zal daarom de tijd dat werkzaamheden in de woning plaats vinden zo kort mogelijk gehouden moeten worden. Dit kan gedaan worden door gebruik te maken van een strakke planning waarbij de verschillende werkzaamheden zoveel mogelijk op elkaar aansluiten (Dijkstra, 2010), gebruik te maken van zoveel mogelijk prefabricage waardoor er minder werkzaamheden en werktijd in de woning plaats hoeft te vinden, en tot slot waar mogelijk de werkzaamheden zoveel mogelijk aan de buitenzijde van de woning te laten plaats vinden.

Inperking veiligheidDe inbreuk op de privacy van de bewoner kan ook verband houden met het gevoel van veiligheid die de bewoner normaal gesproken in zijn woning heeft. Om veiligheid van persoonlijke bezittingen te waarborgen kunnen er afspraken gemaakt wor-den in welke ruimten geen werkmannen zullen komen, zodat deze afgesloten kunnen worden en als extra maatregel kunnen bijvoorbeeld kluisjes worden aangeboden om waardevolle bezittingen in de bewaren.

Van doe-het-zelven tot ontzorgenZoals hiervoor al is aangegeven zal het van bewoner tot bewoner verschillen wat en hoeveel hij als overlast ervaart en welke maatregel daartegen gewenst is. Voor de een zal het puur overlast zijn, maar voor de ander kan het ook het moment zijn om zijn woning eens mooier te maken en te voorzien van een nieuw likje verf. Hierboven is ingegaan op wat als overlast er-varen kan worden en hoe dit zoveel mogelijk ingeperkt kan worden. Hier zal ingegaan worden op het onderscheid tussen de verschillende huishoudenstypen, wat zij waarschijnlijk het meest ervaren als overlast en hoe hiermee omgegaan kan worden.

Doe-het-zelven Ontzorgen

Overlast beperken

Vrije Geesten

Modale Burgers

Knokkers

Traditionalisten

Pensioengenieters

Figuur 24: Overlastbeperkende strategie per huishouden

Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen 43

ConclusieOnder welke omstandigheden een bewoner in zijn woning kan en wil blijven wonen wordt voornamelijk bepaald door de hoeveelheid overlast die hij zal ervaren bij de renovatie. De mate waarin iemand overlast ervaart is grotendeels afhankelijk van de tijdsduur. De hoeveelheid overlast kan dus beperkt worden door de tijdsduur van de werkzaamheden in de woning te verkorten. Daarnaast kunnen vele overlast beperkende maatregelen genomen worden. De mate waarin overlast wordt ervaren verschilt per bewoner. In Figuur 24 zijn de verschillende huishoudensgroepen in schema gezet. Voor Pensioengenieters zal de overlast door een renovatie het grootst zijn gevolgd door de Knokkers. De Vrije Geesten zullen het minste overlast ervaren. Bij Modale Burgers kan op hun handigheid ingespeeld worden. Ze kunnen de overlast en de renovatie aangrijpen om zelf ook veranderingen aan de woning uit te voeren of zelf een deel van de werkzaamheden voor de renovatie uitvoeren om kosten te besparen. Bij de Pensioengenieters is er daarentegen juist extra hulp gewenst om hen te ontzorgen bij de renovatie. Bij Tra-ditionalisten kan het ontzorgen nog verder gaan door ze hiermee te verleiden als een extra luxe. Hierbij kan gedacht worden om tijdens de renovatie ook de service aan te bieden de woning intern opnieuw te verven en behangen of een vakantie aan te bieden tijdens de renovatieperiode.

5�6 Financiële belangen

Een belangrijk overwegingspunt voor bewoners om te kiezen of in te stemmen met een renovatie zijn de financiële gevolgen. Tussen huurders en woningeigenaren ligt een groot verschil in welke aspecten hierbij meespelen.

Aangezien bij een renovatie van huurwoningen de woningbouwcorporatie de investering doet, maar de bewoners hiervan pro-fiteren door een betere woning en lagere energielasten, zal de woningbouwcorporatie de bewoners mee willen laten betalen aan de investeringslasten door een hogere huur. Een huurverhoging levert vaak grote weerstand op bij huurders. In deze paragraaf zal ingegaan worden hoe de huur opgebouwd is, hoeveel en voor welke maatregelen huurverhoging gevraagd mag worden, en wat dit tot voor gevolgen zal hebben voor de woonlasten van de huurder.

Bij eigenaar-bewoners speelt dit split incentive probleem niet, zij hebben direct te maken met de financiële lusten als de las-ten. Hierdoor zal na de financiële gevolgen die een renovatie voor huurders heeft de financiële factoren besproken worden die voor eigenaar-bewoners meespelen.

WoningwaarderingstelselOm de betaalbaarheid en kwaliteit van sociale huurwoningen te garanderen wordt er in Nederland gebruik gemaakt van het Woningwaarderingstelsel (WWS). Het doel van het WWS is om op objectieve wijze de maximaal vraagbare huur voor een woning te berekenen op basis van de kwaliteit van de woning en de woonomgeving (Weevers, 2010). Er worden onder andere punten toegekend voor het gebruiksoppervlak, type woning, technische aspecten van de woning, voorzieningen in de woning en voorzieningen in de omgeving. Ieder punt staat voor ongeveer €4,50 aan huur. De energetische kwaliteit van de woning komt nu in het WWS alleen tot uiting in de warmte-isolatie waar maximaal vijftien punten voor te krijgen zijn en de verwar-mingsinstallatie, maximaal vijf punten. In het nieuwe WWS, die per 1 juli 2011 ingevoerd zal worden, zullen deze punten vervangen worden door punten voor het energielabel van de woning zoals te zien is in tabel in Figuur 25.

HuurverhogingNadat voor een huurder een huur is vastgesteld mag een woningbouwcorporatie deze alleen verhogen bij de jaarlijkse huur-verhoging, die gemaximeerd is door het BBSH en de laatste jaren gelijk aan de inflatie, en bij een woningverbetering die bij-draagt aan een verhoogd woongerief. Een huurverhoging voor woningverbetering moet ‘redelijk’ zijn, waarbij op twee punten een maxima wordt gesteld (Weevers, 2010):

• De huurverhoging mag niet hoger zijn dan wat volgens een financiering met annuïteitenhypotheek en een redelijk afschrijvingstermijn benodigd is voor de investering

• De eindhuur mag niet boven de maximale huur conform WWS uitkomen

Aangezien de landelijke vraaghuur gemiddeld maar rond de 70% van maximaal op basis van WWS ligt (Weevers, 2010), heb-ben woningbouwcorporaties gemiddeld nog een wettelijke ruimte om de huur met 40% te verhogen, buiten wat ze voor de verbetering kunnen vragen. Voor het berekenen van de huurverhoging bij renovatie worden verschillende methoden gebruikt, waarvan op de volgende bladzijde een aantal benaderingen worden beschreven (Weevers, 2010).

Energielabel Eengezinswoning Meergezinswoning

A++ 44 40

A+ 40 36

A 36 32

B 32 28

C 22 15

D 14 11

E 8 5

F 4 1

G 0 0

Figuur 25: Punten voor energielabel in het nieuwe woning-waarderingstelsel

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat44

• De huurverhoging is gerelateerd aan de investering voor de verbetering• De huurverhoging is een percentage van de energielastenverlaging• De huurverhoging is het aantal punten voor verbetering volgens het WWS vermenigvuldigd met de puntprijs en het

streefhuurpercentage• De huurverhoging is een vast normbedrag per maatregel

Bij de eerste benadering wordt uitgegaan van het belang van de woningbouwcorporatie en sluit aan op de eerste leidraad van de huurcommissie, maar kan niet altijd op begrip rekenen van de huurder. De tweede benadering is meer vanuit de huurder geredeneerd, om de woonlasten voor hem niet te laten stijgen. Hiervoor kan dan ook de woonlastenwaarborg van de woon-bond gebruikt worden om dit te garanderen. Een nadeel hiervan is echter dat er alleen vanuit gegaan wordt dat de bewoner er niet financieel slechter van moet worden, terwijl de bewoner naast de lagere energielasten ook een betere woning krijgt. Deze krijgt hij dan als het ware gratis. De derde benadering gaat uit van de formele WWS regelgeving. Op het moment zijn door de opstelling van de WWS niet voor alle energetische verbeteringen aan de woning direct punten te geven. Met invoering van de nieuwe WWS met daarin het energielabel van de woning, zal dit wellicht beter worden. De laatste benadering wordt nu vaak toegepast, waarbij het vaste normbedrag per maatregel meestal gebaseerd is op (oude) berekeningen gerelateerd aan de gemiddelde investering per maatregel.

HuurtoeslagDe huurverhoging is niet één op één te vertalen met een lastenstijging voor de bewoner. Als eerste moet een renovatie zoals in dit onderzoek bedoeld een energielastenverlaging met zich meebrengen. Daarnaast kunnen huurders huurtoeslag krijgen. Hoeveel huurtoeslag een huurder krijgt is afhankelijk van zijn inkomen, zijn eigen vermogen, de gezinssamenstelling en de hoogte van de huur. Een hogere huur kan dus leiden tot meer huurtoeslag. Voor het bepalen van de huurtoeslag geldt het volgende: de huurder betaalt tenminste een basishuur, die afhankelijk is van zijn inkomen, gezinsgrootte en leeftijd. Voor een huurder met voldoende inkomen of eigen vermogen zal de basishuur gelijk zijn aan de gevraagde huur en zal hij geen huurtoeslag krijgen. Als de huur hoger is dan de basishuur, maar lager dan de kwaliteitskortingsgrens (€361,66 prijspeil 2011) zal de huurder voor het verschil totaal huurtoeslag krijgen. Voor het deel huur tussen de kwaliteitskortingsgrens en de aftop-pingsgrens (€517,64 voor één- en tweepersoonshuishoudens en €554,76 voor drie en meerpersoonshuishoudens) wordt 75% huurtoeslag gegeven. Voor het deel tussen de aftoppingsgrens en de maximum huurgrens (€652,52) wordt voor éénpersoon-shuishoudens en huurders boven de 65 nog 50% huurtoeslag gegeven, maar voor andere huishoudens wordt er geen extra huurtoeslag meer gegeven. Als de huur boven de maximum huurgrens is kan er helemaal geen huurtoeslag gekregen worden. Een overzicht hiervan is te zien op de volgende pagina. Voor verhuurders is het raadzaam om de huur onder de maximum huurgrens te houden, aangezien de kans klein is dat huurders nog instemmen als deze er boven komt. Vaak wordt door de verhuurders ook de aftoppingsgrens als maximum voor de huur gebruikt.

Eigenaar-bewonersVoor bewoners van koopwoningen spelen andere financiële factoren mee dan bij huurders. Hieronder zijn de verschillende financiële factoren genoemd die meespelen:

• de invloed op de energierekening • de hoogte van de investering• de lengte van de terugverdientijd• de invloed op de waarde van de woning• de invloed op de maandelijkse lasten• de huidige subsidies en regelgeving• de mogelijkheid van financieringsconstructies

Door stijgende energieprijzen denkt iets minder dan de helft van de eigenaar-bewoners iets aan energiebesparing te willen gaan doen om de energierekening te verlagen (Meijer, 2009).

Volgens Bogerd (2009) zijn eigenaar-bewoners meer gevoelig voor kostenbesparing dan huurders, maar schrikken ze terug door de hoogte van de investering. Bijna de helft van de woningeigenaren wil de komende vijf jaar investeren in energiebespa-rende maatregelen aan zijn woning (Bogerd, 2009). Echter blijft het bij relatief lage investeringen. Slecht 7% denkt meer dan €10.000 te willen investeren, terwijl voor een renovatie met een grote energieambitie een grote investering nodig is. Echter blijkt uit onderzoek naar gevelisolatie dat woningeigenaren slecht zijn in het inschatten van de investeringskosten. Gemiddeld gezien overschatten de respondenten de investeringskosten voor gevelisolatie.

1 persoon 2 personen 3 en meer personen

€652,52

max huur-grens 23 jaar en ouder

50% HT

50% HT voor 65+ en gehan-dicapten

geen extra HT voor 65-

50% HT voor 65+ en gehan-dicapten

geen extra HT voor 65-

€554,76

aftoppings-grens 3 en meerper-

soonshuis-houdens

75% HT€517,64

aftoppings-grens 1 en 2 persoon-shuishou-

dens75% HT 75% HT

€361,66kwaliteits-kortings-

grens

100% HT 100% HT 100 HT

basis-huur baishuur

geen HT geen HT geen HT

Figuur 26: Huurtoeslag (Weevers, 2010)

Rekenvoorbeeld woonlastenEen renovatie met een grote energetische verbetering aan de woning kan leiden tot een lastenverlichting voor de bewoner.

Oude huur €400,-

Energiebesparing - €50,- Huurverhoging (80% van energiebesparing)

+ €40,-

Extra huurtoeslag - €30,-

Verandering woonlasten - €40,-

Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen 45

De terugverdientijd van een investering dient echter niet te lang te zijn. In het onderzoek van Bogerd (2009) geeft 92% van de respondenten aan een terugverdientijd van maximaal zeven jaar te willen, 6% vindt het nog acceptabel tot veertien jaar, maar een langere periode lijkt onacceptabel.

Subsidieregelingen kunnen invloed hebben op de bereidheid van eigenaren om te investeren in een renovatie van de woning, doordat hiermee de lasten verlaagd worden. Echter blijkt uit onderzoek van Schalwijk (2009) dat huiseigenaren vaak niet be-kend zijn met de vele verschillende vormen van subsidie en regelgeving. De energiesubsidiewijzer kan hierbij uitkomst bieden (www.energiesubsidiewijzer.nl).

ConclusieEen woningbouwcorporatie mag een huurverhoging vragen voor een woningverbetering. Hoe deze huurverhoging berekend wordt mag de corporatie zelf bepalen, maar deze moet redelijk zijn in verhouding met de investering en de eindhuur mag niet boven de maximum huur conform de WWS komen. Voor lagere inkomens kan de lastenverzwaring beperkt blijven door huurtoeslag. De totale woonlasten van bewoners kunnen zelfs dalen door energiebesparing gerelateerde verbeteringen aan de woning. Voor woningeigenaren spelen andere financiële factoren mee wat er voor zorgt dat voor hen de lange termijn van groter belang is.

Financiële voordelen zijn een belangrijk motief voor renovatie, echter kan een te lage inschatting van de energiebesparing, te hoge (inschatting van) investeringskosten, te lange terugverdientijd en te weinig inzicht in de waardestijging, de maandelijkse lasten, huidige subsidies, regelgeving, leningsmogelijkheden en financieringsconstructies belemmerend werken.

5�7 Factoren voor instemming bewoners

Na het beschrijven van de type bewoners van jaren ’60 en ’70 woningen, hun wensen en belangen, hun houding ten opzichte van renovatie en hoe deze houding beïnvloed kan worden, wat bewoners als overlast ervaren en welke middelen gebruikt kunnen worden om deze overlast te beperken en tot slot welke financiële belangen bewoners hebben kan gestart worden met de volledige beantwoording van de onderzoeksvraag “Welke factoren, en in welke mate, zijn van invloed op de keuze van bewoners voor een renovatie?”.

Aspecten voor beoordeling renovatie-ingreep Voor de keuze tot een ingreep in de woning spelen verschillende aspecten mee voor bewoners. Door Schalkwijk (2009) zijn er voor de keuze voor gevelisolatie verschillende aspecten geformuleerd die ook voor andere energiebesparende ingrepen kun-nen gelden. In het kader hiernaast zijn de verschillende aspecten van Schalkwijk geformuleerd waarbij een onderverdeling is gemaakt in vier groepen.

Deze lijst is opgesteld voor huiseigenaren, maar zal voor een groot deel ook van toepassing zijn op huurders. Uit de vorige paragraaf 5.6 bleek al dat de financiële factoren verschillen tussen huurders en woningeigenaren. De aspecten voor woon-comfort zullen hetzelfde zijn en de uitvoeringsaspecten spelen ook voor beide mee op de “waar en hoe moet ik beginnen met de aanleg” na.

Uit het onderzoek van Schalkwijk (2009) blijkt dat financiële aspecten en comfort belangrijke punten zijn voor de afweging voor gevelisolatie. De invloed op de energierekening heeft grote invloed op de houding van mensen te opzichte van geve-lisolatie, daarna worden de invloed op de maandelijkse lasten en de lengte van de terugverdientijd genoemd als belangrijke aspecten. Voor wooncomfort zijn de invloed die de maatregel heeft op het comfort van de woning en de invloed op het bin-nenklimaat van de woning motieven voor gevelisolatie. Over het risico met vochtproblemen zijn de meningen verdeeld. 30% vindt dit een reden om voor isolatie te zijn, terwijl 44% dit juist een tegenargument vindt. Dit komt voornamelijk doordat in de jaren ’80 toepassing van gevelisolatie wel eens leidde tot extra of nieuwe vochtproblemen in de woning. Men vindt uitvoering minder van belang bij de keuze voor de maatregel. Daarnaast heeft de effectiviteit van de maatregel ook grote invloed op de keuze van de bewoners en heeft de mate waarin het goed is voor het milieu ook een relatief grote invloed in de afweging. De tijd die bewoners van plan zijn in hun woning te blijven wonen lijkt nauwelijks van belang. Alleen voor bewoners die zeker weten dat ze binnenkort gaan verhuizen is dit een aspect dat van belang is. Dit zou anders kunnen zijn voor huurders. Hier zal dan ook in het vervolg van dit onderzoek op in worden gegaan. Ook uit onderzoek van Meer Met Minder (Boerbooms, 2010) blijkt dat de meerderheid van bewoners energiebesparing (zeer) belangrijk vindt, met geldbesparing als belangrijkste motief, gevolgd door milieubesparing en comfort.

Aspecten bij keuze energiebesparende maatregelen (Schalwijk, 2009)

• financiëleaspecten ◦ de invloed op de energierekening ◦ de invloed op uw maandelijkse lasten ◦ de hoogte van de investering ◦ de lengte van de terugverdientijd ◦ de invloed op de waarde van de woning ◦ de huidige subsidie voor gevelisolatie

• wooncomfort ◦ de invloed op het comfort van uw wo-

ning ◦ het risico van vochtproblemen ◦ de invloed op het binnenklimaat van uw

woning• uitvoeringsaspecten

◦ de hoeveelheid moeite qua tijd en in-spanning

◦ de hoeveelheid overlast en rommel bij aanleg

◦ waar en hoe ik moet beginnen met de aanleg

• overige aspecten ◦ de invloed op geluidsoverlast ◦ de mate waarin het goed is voor het

milieu ◦ de invloed op het uiterlijk aan de buiten-

kant van uw woning ◦ de mate waarin uw woning al geïsoleerd

is ◦ de effectiviteit van de maatregel ◦ de tijd die u van plan bent in uw woning

te blijven wonen

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat46

Overzicht factoren die van invloed zijn op de keuze van bewonersDe factoren die door Schalwijk (2009) worden beschreven gaan enkel in op de gevolgen van een renovatie. Deze zullen hier aangevuld worden met degene die uit voorgaand literatuuronderzoek voortkomen, waarbij ook de factoren worden meege-nomen die niet direct van invloed zijn op de beoordeling van de renovatieoplossing, maar wel meespelen in de keus van de bewoner. Er zullen hier eerst vanuit de voorgaande kennis hoofdfactoren beschreven worden, welke in de tabel op blz. 47 en 48 zijn uitgewerkt met hun verschillende deelfactoren.

Uitgangsituatie woningDe verwachting is dat bewoners eerder zouden instemmen met een woningverbetering als hun woning in een slechte staat is dan wanneer deze in een goede staat is en ze geheel tevreden zijn over de woning. De uitgangsituatie zal daarom van invloed zijn op de keuze van bewoners. In het vorige hoofdstuk zijn de factoren gegeven waardoor de woontechnische kwaliteit van de woning bepaald wordt.

Uitgangsituatie bewonerNaast de huidige staat van de woning, is de bewoner zelf een uitgangsituatie, met zijn specifieke kenmerken, gebruiken, hou-ding en waarden, die invloed hebben op zijn keus. De bewonerskenmerken zijn opgenomen in de vijf huishoudenstypen. De factoren die de houding van bewoners bepalen komen voort uit paragraaf 5.4 Houding van bewoners.

Verandering aan woningWelke invloed de renovatie op de woning heeft zal invloed hebben op de houding van bewoners. Dit kan zowel positieve als negatieve invloed hebben, afhankelijk van hoe effectief de bewoners de maatregelen vinden, de maatregelen daadwerkelijke verbeteringen opleveren voor de bewoners en of ze ook negatieve effecten met zich meebrengen.

Vervulling woonwensenOf bewoners een maatregel als positief beschouwen hangt ook af van in hoeverre hun woonwensen met de renovatie in ver-vulling gaan.

Invloed van bewoner in procesDoor grotere betrokkenheid van bewoners in het proces kunnen bewonersbelangen beter worden meegenomen en is er min-der weerstand, waardoor bewoners eerder zullen instemmen met een renovatie.

Sociale invloedUit literatuur blijkt dat gedrag en keuzes van bewoners ook grotendeels bepaald wordt door sociale invloed. Zo kan een goede band tussen woningbouwcorporatie en bewoner ervoor zorgen dat huurders eerder instemmen met een renovatie, maar het kan ook de andere kant opwerken.

Uitvoering en regelwerkBewoners kunnen beperkt worden doordat ze moeite hebben het gehele proces en de gevolgen te overzien. Ze kunnen geen gedoe willen, en er geen of geringe moeite en tijd in stoppen. Daarnaast kunnen ze beperkt worden door zelf niet te weten hoe het aan te pakken. Of ze weten niet op welke subsidies woningeigenaren aanspraak kunnen maken, of worden beperkt door de snelheid waarmee subsidies of vergunningen verstrekt worden.

Overlast en overlastbeperkingDe hoeveelheid verwachte overlast kan er voor zorgen dat bewoners niet voor een renovatie kiezen. Extra maatregelen of voorzieningen kunnen dit negatieve effect deels beperken of compenseren.

Financiële factorenDe financiële gevolgen van de renovatie hebben invloed op de vraag of bewoners deze kunnen of willen dragen. Hierbij kunnen ze echter ook beperkt worden door een totaal inzicht in de gevolgen.

Verwachte mate van invloed Voor de verschillende huishoudenstypen zullen verschillende aspecten van belang zijn. Om dit inzichtelijk te maken is in de tabel hiernaast, naast de weergave van alle factoren die meespelen in de keus van bewoners voor een renovatie, de verwach-ting weergegeven in welke mate ze meespelen voor de vijf type huishoudens. Voor de Modale Burgers en de Traditionalisten is er ook onderscheid gemaakt tussen bewoners van koopwoningen en huurwoningen. De mate van invloed is aangegeven op een 7 puntsschaal.

heel grote belemmering om te kiezen voor renovatienegatieve invloed op keuzekleine negatieve invloed op keuzegeen invloed op keuze of kan zowel negatieve als

positieve invloed hebbenkleine positieve invloed op keuzepositieve invloed op keuzevan groot belang om te kiezen voor renovatie

Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen 47

Factoren deelfactoren

Vrije

Gee

sten

Kno

kker

s

Mod

ale

Bur

gers

(hu

ur)

Mod

ale

Bur

gers

(ko

op)

Trad

ition

alis

ten

(huu

r)

Trad

ition

alis

ten

(huu

r)

Pens

ioen

geni

eter

s

Uitgangsitua-ties woning

huidige constructieve veiligheid

huidige gebruiksveiligheid

huidige brandveiligheid

huidige sociale veiligheid

huidige gezondheid (en binnenmilieu)

huidige bruikbaarheid

huidige bedieningsgemak (en regelbaarheid)

huidige toekomstwaarde

huidige flexibiliteit en veranderbaarheid

huidige uitbreidbaarheid

huidige toegankelijkheid

huidige energiegebruik

huidige thermisch comfort

huidige watergebruik

huidige akoestisch comfort

huidige inbraakpreventie

huidige wooncomfort

huidige belevingswaarde

huidige onderhoudbaarheid

Uitgangsitu-atie bewoner

leeftijd

gezinssamenstelling

opleidingsniveau

inkomen

etniciteit

gezondheid

huidige woonduur

verwacht woonduur

Factoren deelfactoren

Vrije

Gee

sten

Kno

kker

s

Mod

ale

Bur

gers

(hu

ur)

Mod

ale

Bur

gers

(ko

op)

Trad

ition

alis

ten

(huu

r)

Trad

ition

alis

ten

(huu

r)

Pens

ioen

geni

eter

s

aantal uren thuisactiviteiten in huis

binding met de buurt

in voor verandering

bekendheid eigen energiegebruik

bekendheid duurzame en energiebesparende op-lossingen

milieubewustzijn

ontzorging

zelf klussen

Verandering aan woning

invloed op het comfort

invloed op het binnenklimaat

invloed op ruimtegebruik

invloed op geluidsoverlast

invloed op het uiterlijk

vrees voor nieuwe onvolkomenheden

ongewenste bijeffecten

ontsierende effecten

effectiviteit van de maatregel

Vervulling woonwensen

hoger wooncomfort

gezonder binnenmilieu

herindeling woning

uitbreiding woonoppervlak

grotere veiligheid

betere leefomgeving

waardevermeerdering

levensloopbestendig

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat48

Factoren deelfactoren

Vrije

Gee

sten

Kno

kker

s

Mod

ale

Bur

gers

(hu

ur)

Mod

ale

Bur

gers

(ko

op)

Trad

ition

alis

ten

(huu

r)

Trad

ition

alis

ten

(huu

r)

Pens

ioen

geni

eter

s

Invloed van bewoner in proces

betrokkenheid vanaf voorfase

mate van zeggenschap

workshops ed

bewust van problemen

keuzemogelijkheid

Sociale in-vloed

publieke opinie

betrouwbare partner als zender

goede band met woningbouwcorporatie

hoeveelheid en wijze van voorlichting

oordeel andere bewoners in de buurt

andere bewoners die het ook doen

invloed voorbeeldprojecten

verbetering van tevoren kunnen ervaren

zekerheid over verloop en reslutaat

Uitvoering en regelwerk

hoeveelheid moeite qua tijd en inspanning

hoeveelheid zelf te doen

ontzorging

bekendheid hoe aan te pakken

overzicht mogelijkheden en gevolgen

bekendheid met uitvoerder

bekendheid subsidies

snelheid verstrekking van subsidies

bekendheid regelgeving

snelheid verstrekking vergunningen

tijdsduur uitvoering

geen of beperkt gebruik van ruimten

Factoren deelfactoren

Vrije

Gee

sten

Kno

kker

s

Mod

ale

Bur

gers

(hu

ur)

Mod

ale

Bur

gers

(ko

op)

Trad

ition

alis

ten

(huu

r)

Trad

ition

alis

ten

(huu

r)

Pens

ioen

geni

eter

s

Overlast en overlastbe-perking

geen of beperkt gebruik van gas, water of elektri-citeit

geen of beperkt gebruik van woninggebonden in-stallaties

beperkt of hinder in gebruik door vuil

beperkt of hinder in gebruik door geluid

beperkt of hinder in gebruik door materieel

beperkt door op gezette tijden thuis zijn

beperkt door tijd/moeite die nodig is om ruimte vrij te maken

onbekenden toelaten tot privéterrein

beperkt in veiligheid

inperking van overlast door beschermende maat-regelen

invloed op tijdsindeling uitvoer werkzaamheden

vervangende woonruimte of faciliteiten

Financiële factoren

invloed op de energierekening

huurverhoging

mogelijke huurtoeslag

invloed op uw maandelijkse lasten

hoogte van de investering

lengte van de terugverdientijd

invloed op de waarde van de woning

subsidies

financieringsmogelijkheden

woonlastengarantie

financiële vergoedingen

verwachte energieprijsstijging

Deel II De theorie - Conclusies theorie 49

6 Conclusies theorieIn dit hoofdstuk zullen de gestelde onderzoeksvragen uit Hoofdstuk 3 aan de hand van de bevindingen uit de literatuur die beschreven is in de twee voorafgaande hoofstukken zo veel mogelijk beantwoord worden.

6�1 Renovatiebehoefte

De kwaliteit van de jaren ‘60 en ‘70 woningvoorraad is over het algemeen laag door het tekort aan bouwmaterialen en ge-schoolde werknemers ten tijde van de bouw. Daarnaast zijn door de stijgende welvaart en technische ontwikkelingen de le-vensstandaarden toegenomen. Met de stijgende energieprijzen is ten slotte de behoefte van energiebesparende maatregelen voor deze woningen steeds groter.

Hierdoor is er grote behoefte de thermische schil van de woning te verbeteren om het comfort te verhogen en het energie-gebruik te verlagen, huidige installaties te vervangen en aan te vullen met energiebesparende of opwekkende installaties om het energiegebruik te verlagen en daarnaast het binnenklimaat te verbeteren. Koudebruggen dienen te worden opgelost om warmtelekken, problemen in de constructie en schimmel en vocht in de woning weg te nemen. Vooral in de meergezinswonin-gen verdient geluidsoverlast tussen woningen aandacht. Bij gelijk blijvende doelgroep is algehele vergroting van het woonop-pervlak gewenst en specifiek vergroting van de badkamer en in mindere mate verbreding van de keuken.

6�2 Huidige aanpakken

Voor het renoveren van koopwoningen moet de eigenaar-bewoner zelf het initiatief nemen. Bij de aanpak van huurwoningen ligt het initiatief bij de woningbouwcorporatie, die de plannen maakt. Een bewonerscommissie die alle bewoners zou moeten vertegenwoordigen heeft meestal inspraak bij het vormen van de plannen. De huidige formele vorm van het raadplegen van een bewonerscommissie leidt voor huurders vaak onvoldoende tot het hebben van invloed op de plannen en het meenemen van bewonersbelangen bij de renovatie. Wanneer de plannen definitief zijn worden deze gepresenteerd aan alle bewoners waarvan 70% moet instemmen om het door te kunnen laten gaan. Na de renovatie kan huurverhoging worden gevraagd welke redelijk is in verhouding met de investering en waarmee de eindhuur niet boven de maximale huur conform het WWS uitkomt.

Bij het ontwikkelen van renovatieoplossingen worden vanuit technische oogpunt zo goed mogelijk de huidige (technische) problemen van de woning opgelost binnen een zo laag mogelijk budget. Ook voor de uitvoer wordt gezocht naar techisch en financieel de meest gunstige situatie. Integrale aanpakken waarmee 45% energiereductie en een levenduurverlening wordt behaald en die daarnaast ook uitvoerbaar zijn in bewoonde staat zijn nog niet aanwezig om standaard uit te voeren.

6�3 Belangen bewoners bij een renovatie

Bewoners hebben geen direct belang bij technische verbeteringen van hun woning, maar wel bij verbeteringen die ze zien of anderszins direct merkbaar zijn. Er zijn de volgende belangen van bewoners bij een renovatie te onderscheiden:

• behouden lage woonlasten• hoger wooncomfort• gezonder binnenmilieu• herindeling woning• uitbreiding woonoppervlak• vergroting veiligheid• verbetering leefomgeving• waardevermeerdering woning• levensloopbestendig maken woning

De belangen van bewoners verschillen per doelgroep, waarbij een onderscheid is gemaakt in de vijf doelgroepen Vrije Gees-ten, Knokkers, Modale Burgers, Traditionalisten en Pensioengenieters.

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat50

6�4 Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie

Financiële aspecten zijn erg belangrijk voor bewoners, toch spelen ze vaak een minder grote rol in de besluitvorming van mensen dan vaak wordt aangenomen. Mensen zijn namelijk geen rationele denkers. Voor een besluit zoals de keus voor een renovatie worden de voors en tegens niet rationeel afgewogen. Daarnaast spelen sociale of gewoontegedragsaspecten ook een rol. Voor alle factoren die bij de keus van bewoners meespelen is een onderscheid gemaakt in de volgende groepen:

• uitgangsituatie woning• uitgangsituatie bewoner• verandering aan de woning• vervulling woonwensen• invloed van bewoner in het proces• sociale invloed• uitvoering en regelwerk• overlast en overlastbeperking• financiële factoren

Het gehele overzicht van alle factoren die mogelijk in de keus van bewoners meespelen en de verwachte invloed ervan zijn in het schema op pagina 47 en 48 weergegeven. Over het algemeen kan wel geconcludeerd worden dat bewoners eerder tot een renovatie besluiten als:

• het behartigen van hun belangen als uitgangspunt wordt genomen• ze de technische problemen en noodzaak van energiebesparing inzien• ze zekerheid hebben• ze keuzemogelijkheid hebben• de keuzemogelijkheid inzichtelijk (en niet te uitgebreid) is• er een goede band is met de woningbouwcorporatie (als die de initiatiefnemer is)• er andere bewoners zijn die het ook doen• ze de verbeteringen van tevoren kunnen ervaren

Bewoners kunnen belemmerd worden om te besluiten tot renovatie door:

• desinteresse en het ontbreken van kennis over de noodzaak en voordelen van renoveren• complexiteit en ontbreken van overzicht en de gevolgen• te grote hoeveelheid overlast• teveel moeite en tijd die ze verwachten dat het kost• het niet financieel kunnen of willen dragen• te lange terugverdientijd• nieuwe ongewenste bijeffecten• vrees voor nieuwe technische onvolkomenheden• ontsierende effecten • traagheid en onduidelijkheid regelgeving en subsidies• slechte ervaringen (met woningbouwcorporatie, renovatie bij anderen etc.)

6�5 Uitvoerbaar in bewoonde staat

Of een project uitvoerbaar is hangt voornamelijk af met hoeveel overlast een bewoner te maken zal krijgen. Onder overlast kan het volgende worden verstaan:

• inperking van de bewoonbaarheid en bruikbaarheid van de woning voor de bewoner door: ◦ geen of beperkt gebruik van ruimten ◦ geen of beperkt gebruik van gas, water of elektriciteit ◦ geen of beperkt gebruik van woninggebonden installaties ◦ beperkt of hinder in gebruik door vuil ◦ beperkt of hinder in gebruik door geluid

Deel II De theorie - Conclusies theorie 51

◦ beperkt of hinder in gebruik door in de weg staand materieel • inperking van eigen tijdsindeling

◦ beperkt door op gezette tijden thuis zijn of iemand regelen om toegang te verschaffen tot woning ◦ beperkt door tijd die nodig is om ruimte vrij te maken en weer terug te brengen in gebruiksstaat

• inbreuk in de privacy van de bewoner ◦ onbekenden toelaten tot privéterrein

• inperking veiligheid ◦ beperkt in veiligheid doordat onbekenden in zekere zin vrij toegang hebben tot persoonlijke eigendommen

Onder welke omstandigheden een bewoner nog in een woning kan blijven wonen kan vanuit de literatuur nog niet beantwoord worden. Hierop zal in het volgende deel van het onderzoek daarom verder worden ingegaan. Over het algemeen kan wel geconcludeerd worden dat hoeveel overlast iemand aanvaardbaar vindt afhankelijk is van de persoon. De verwachting is dat de doelgroep Pensioengenieters de grootste voorkeur heeft voor (tijdelijk) verhuizen in plaats van een renovatie ondergaan, gevolgd door de Knokkers. De Vrije Geesten zullen naar verwachting het snelst overlast aanvaarden.

Uit de theorie volgen wel vier strategieën om de overlast voor bewoners te verminderen:

• de tijdsduur van de werkzaamheden in de woning in te korten• de overlast zelf zoveel mogelijk in te perken, door bijvoorbeeld afscherming• de werkzaamheden op tijden uit te voeren wanneer er zo weinig mogelijk last is• zorgen dat bewoners hun woonactiviteiten elders kunnen uitvoeren

6�6 Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoer

Door bewoners eerder te betrekken in het renovatieproces, en ze niet alleen te raadplegen, maar ook te laten meedenken en beslissen, kunnen hun belangen beter worden meegenomen. Enkel een (bestaande) bewonerscommissie te betrekken vormt vaak niet een voldoende en representatieve afspiegeling van alle bewoners belangen. Door meer informele bijeenkomsten kan een grotere groep bewoners bereikt worden en kunnen bewoners beter zicht krijgen in het belang van een renovatie en de mogelijke oplossingen en gevolgen. Activiteiten waardoor bewoners dit echt kunnen ervaren werken hierbij beter dan alleen schriftelijke of verbale overdracht.

Bij het ontwikkelen van een renovatieoplossing moet niet alleen ingezet worden op een oplossing waarmee de technische problemen opgelost worden binnen een zo laag mogelijk budget. De renovatieoplossing moet ook kansen bieden voor het vervullen van woonwensen van bewoners en aansluiten op hun leefgedrag. Ook moet de renovatieoplossing zo ontwikkeld zijn dat het zo weinig mogelijk overlast geeft voor de bewoner tijdens de uitvoering. Daarom is het aan te raden zoveel mogelijk met prefab onderdelen te werken, waardoor de werkzaamheden in de woning zoveel mogelijk beperkt kunnen worden en de uitvoeringstijd voor de bewoner kort blijft.

Deel III De praktijk

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat52

Deel III De praktijk

In Deel III zullen de bevindingen vanzeven verschillende renovatieprojectengegeven worden die beschreven zijn inHoofdstuk 7�

Hoofdstuk 8 gaat in op de uitkomstenuit de landelijk gehouden enquête onderwoningeigenaren� Hierbij is vooral inge-gaan op de vraag wat belemmeringenzijn om te gaan renoveren, door welkeaanbiedingen of veranderingen bewonerwel geneigd zijn hun woning energie-zuinig te maken en hoeveel overlast zeacceptabel zouden vinden�

Met deze bevindingen uit de praktijkwordt in Hoofdstuk 9 de beantwoordingvan de onderzoeksvragen aangescherpt�

53Deel III De praktijk

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat54

7 Renovatieprojecten

7�1 Project selectie

Voor de evaluatie zijn projecten geselecteerd die zoveel mogelijk voldoen aan de volgende criteria of er bij enkele er uitsprin-gen:

• bouwjaar 1960-1980• grote energiebesparing door renovatie• verbetering voor huidige woonwensen• uitvoer in bewoonde staat• verschil in initiatiefnemer• intensieve bewonersbegeleiding

Vanuit de SEV was voor evaluatie het mogelijk gebruik te maken van de UKR NEW renovatieprojecten (Unieke Kansenrege-ling ‘Naar energieneutraal wonen’) die grotendeels aan de criteria voldeden omdat het om projecten gaat met een grote energiebesparing en een vernieuwende manier van aanpak. Tot de overige projecten is gekomen door het bijwonen van een inspiratielezing voor het Slim&Snel netwerk, een tip vanuit de SEV en door een dag mee te gaan met de Woonbond. Dit heeft geresulteerd in de volgende projecten.

De Kroeven in Roosendaal is één van de UKR NEW projecten en komt het dichtst in de buurt van de Slim&Snel ambities. Jaren ‘60 rijtjeswoningen zijn in bewoonde staat in drie weken tijd gerenoveerd, waarbij de woning slechts één dag geheel open was. De renovatie zorgt voor een CO2 reductie van 60%. De uitvoering lijkt voor de bewoners op het toelaatbare te zit-ten wat mogelijk is te doen in bewoonde staat. De uitvoering van de renovatiewerkzaamheden zijn in april 2011 afgerond.

Prinses Beatrixlaan in Voorburg zijn portiekwoningen die gerenoveerd zijn om een grote energiebesparing te halen en te voldoen aan de huidige woonwensen door liften toe te voegen. Ook dit project leek op de rand te zitten op van uitvoerbaar in bewoonde staat, mede vanwege een ingrijpende plattegrondswijziging en de lange uitvoeringstijd van anderhalf jaar. Het project is al in 2008 opgeleverd.

Centrum Biddinghuizen gaat ook over jaren ‘60 rijtjeswoningen waarbij energiebesparing centraal stond en gerenoveerd is in bewoonde staat. Bij de renovatie zijn verschillende wijze van uitvoer en installaties uitgeprobeerd. Hierdoor heeft iedere straat zijn eigen uitstraling gekregen en kan na evaluatie tot de beste oplossing voor zowel de corporatie als de bewoners gekomen worden voor volgende projecten. Dit project viel ook binnen de UKR NEW regeling en zijn in 2009 opgeleverd.

De RembrandtflatinZwolleis een galerijflat uit de jaren ‘60 waarbij zowel geprobeerd is de flat als de bewoners energie-zuinig te maken. Het is ook één van de UKR NEW projecten en is in 2009 opgeleverd.

De Blue Print woningen in Heerhugowaard vallen buiten de bouwperiode 1960-1980 en zijn nog maar tien jaar oud. Door slechte uitvoer van deze rijtjeswoningen en portiekappartementen was het nu al nodig de gehele gevel te vervangen. Ze zijn meegenomen in dit onderzoek omdat ze als voorbeeld kunnen dienen voor de mogelijkheden van snel renoveren, maar ook als voorbeeld van wat een slechte uitvoer voor gevolg kan hebben. Daarnaast is het project bijzonder omdat het hier grotendeels om koopwoningen gaat waarbij iedereen met de renovatie meedoet. De renovatie is in mei 2011 klaar.

De Koningsvrouwen van Landlust in Amsterdam is geselecteerd omdat dit project eruit springt door de intensieve bewo-nersbegelijding en dient als voorbeeld wanneer het niet meer mogelijk is om in bewoonde staat te renoveren. Deze vooroor-logse woningen zijn in een te slechte bouwtechnische en woontechnische staat om de woningen ingrijpend in bewoonde staat te renoveren. Ondanks de renovatie blijven de sociale banden toch behouden en worden erdoor zelf verbeterd, waardoor 50% van de bewoners terugkeert. Dit project valt ook binnen de UKR NEW en is op het moment in uitvoering.

Wandelmeent in Hilversum is een buitenbeentje in de lijst bezochte projecten aangezien hier (nog) niet gerenoveerd gaat worden Toch is dit project meegenomen aangezien hier de huurders zelf graag willen dat deze jaren ‘70 rijtjeswoningen duur-zaam gerenoveerd worden met een grote energiereductie. Ze lopen echter aan tegen de standaard, niet ingrijpende aanpak.

Onderzoeksvragen

Literatuurstudietechniek

Literatuurstudiebewoners

Interviews

Voorlopige beantwoording onderzoeksvragen

Evaluatie uitgevoerde renovatieprojecten

interview bewoners

interviewwoningbouw-

corporatie

interview andereexperts in proces

interview uitvoerer

Bevindingen uit projecten

in voorfase renovatie

Bevindingen uit anderzins interes-

sante projecten

Aanscherping beantwoording onderzoeksvragen

Verfijnen en generaliseren bij woningeigenaren

Vereniging Eigen Huis

Theorie

Aanbevelingen

Figuur 27: Fase binnen het onderzoek

Deel III De praktijk - Renovatieprojecten 55

De

Kro

even

Prin

ses

Bea

trix

laan

Bid

ding

huiz

en

Rem

bran

dtfla

t

Blu

e Pr

int

Won

inge

n

Koni

ngs-

vrou

wen

Wan

delm

eent

Bouwjaar 1960-1980

Rijtjeswoningen

Portiekwoningen

Galerijflat

Grote energiebesparing

Verbetering woonwensen

Uitvoering in bewoonde staat

Woningbouwcorporatie opdrachtgever

Initiatief bewoner

Intensieve bewonersbegeleiding

Korte uitvoeringstijd

Huur

Huur en een klein deel koop

Voornamelijk koop

7�2 Onderzoeksaanpak

De projectevaluatie moet zorgen voor verdiepende en aanvullende informatie op de literatuur voor het beantwoorden van de algemene onderzoeksvragen. Voor de evaluatie van de projecten zijn verschillende interviews gehouden, waarbij is ge-probeerd bij ieder project te spreken met de opdrachtgever, in de meeste gevallen de woningbouwcorporatie, en enkele be-woners. Daarnaast is afhankelijk van het project en de mogelijkheden gesproken met de uitvoerder of anderzins betrokken professionals zoals de architect, installatiespecialisten en een onafhankelijke woonkwaliteitadviseur.

Voor het interview met de woningbouwcorporatie was vooraf besloten om dit enkel te houden met de projectleider van het renovatieproject. Bij de uitvoering is hier echter meer variatie in gekomen. De sociale projectleider wist vaak meer te vertellen over hoe de bewoners en hun belangen betrokken waren bij de renovatie, de projectleider had het meeste zicht op de techni-sche uitvoering en uit de projectmanager of directeur was de meeste kennis te halen over de voorfase van het renovatieproject en de algemene doelstelling. Voor de meest volledige informatie zou het optimaal zijn geweest al deze mensen gesproken te hebben, maar dit was gezien de tijd en op organisatorisch gebied niet mogelijk.

Voor het interviewen van bewoners zijn ook meerdere aanpakken gehanteerd:

• aanbellen bij mensen voor een gestructureerd interview• het stellen van een paar korte vragen op straat• gesprek met de voorzitter van de bewonerscommissie/VVE• meelopen met energiebusbezoek van de Woonbond

De interviewvragen zijn gerelateerd aan de algemene onderzoeksvragen en komen voort uit de bevindingen of ontbrekende kennis van uit het literatuuronderzoek.

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat56

7�3 De Kroeven - Roosendaal

De renovatie van de Kroeven bestaat uit twee complexen met in totaal 264 rijtjeswoningen uit het begin van de jaren ‘60. De woningen zijn volgens het passiefhuis-concept gerenoveerd. Hierbij is voor de twee complexen een verschillende aanpak gehanteerd. Complex 506 is volgens een traditionele aanpak gerenoveerd en bij complex 505 is gebruik gemaakt van zoveel mogelijk geprefabriceerde onderdelen met daarbij integratie van de installaties.

Samenvatting case studieVoor evaluatie van de renovatie van de Kroeven is met de projectleiders van de woningbouwcorporatie en de hoofduitvoerder gesproken. Daarna is nog een interview gehouden met de projectmanager en de projectleider van de woningbouwcorporatie. Tot slot zijn acht bewoners geïnterviewd.

Voorlopige conclusiesDe eerste plannen die door de woningbouwcorporatie waren gemaakt moesten zorgen voor een kleine verbetering van de woningen zodat ze weer voor tien jaar doorgeëxploiteerd konden worden. Bij presentatie leverde dit echter grote weerstand op onder bewoners, ze wilden voor langere tijd zekerheid en dat het hoge energiegebruik van de woningen aangepakt zou worden. Vanuit de fascinatie van de projectmanager van de woningbouwcorporatie is toen besloten tot een renovatie op pas-siefhuisniveau. Om bewoners te overtuigen is een excursie geörganiseerd naar een project in Duitsland.

De woningbouwcorporatie geeft aan bij dit soort projecten de begeleiding van bewoners hoog in het vaandel te hebben staan, niet alleen voor en tijdens de renovatie, maar ook erna. Zo had bij dit project vooraf een sociale kaart gemaakt moeten wor-den. Bij het project is een woonlastengarantie ingezet om alsnog de instemming van minimaal 70% van de bewoners te be-halen. De Woonbond had hiertoe ook een rekenmodel ontwikkeld zodat iedereen de gevolgen voor zijn individuele woonlasten kon berekenen. Hier werd echter weinig gebruik van gemaakt.

Bij de uitvoer van complex 506 zijn de woningen op een traditionele wijze aan de buitenzijde geheel ingepakt, wat vier tot vijf weken aan werkzaamheden en directe overlast in de woning opleverde. Bij complex 505 is het buitenspouwblad verwijderd en is in één dag een geheel nieuwe prefab gevel en dak geplaatst inclusief installaties. Deze ene dag was de woning compleet onbewoonbaar. In totaal duurden hier de werkzaamheden in de woning drie weken. Bij complex 506 waren er beduidend meer klachten over overlast. Hier was ook vaker sprake van uitloop op de planning.

Na de renovatie zijn de bewoners van complex 506 tevreden over het eindresultaat, maar niet over het verloop. Volgens hun had de begeleiding vanuit de woningbouwcorporatie en de planning beter gemoeten. Bewoners vinden het onrechtvaardig dat er geen gelijke behandeling is geweest in het krijgen van een nieuwe keuken, badkamer of gebruik van een wisselwoning. Onder de bewoners van complex 505 is een hogere tevredenheid onder de bewoners over de uitvoer en de begeleiding. Hier werd naast de kortere bouwtijd ook beter aan de planning gehouden en had de woningbouwcorporatie meer wisselwoningen beschikbaar gesteld. De bewoners van 505 zijn over het algemeen tevreden over het eindresultaat, maar er zijn wel klachten dat het binnen nu te warm is. Daarnaast vinden de bewoners het jammer dat nu de woningen van buiten geheel als nieuw zijn, terwijl het intern nog steeds de oude gehorige woning is. De keuken, badkamer en toilet is, indien oud genoeg, naar keuze van de bewoner vervangen. De bewoners hadden ook graag gezien dat de binnendeuren van de woningen vervangen werden. De voortuinen zijn allemaal opnieuw aangelegd, wat voor een net straatbeeld zorgt. De bewoners vinden het echter jammer dat de achtertuinen niet ook weer in orde zijn gemaakt of dat er iets is gedaan aan de erfafscheidingen tussen de woningen.

Het renoveren tot passiefhuis leek voor alles te gaan. Het vergroten van de woning door bijvoorbeeld een dakkapel was niet mogelijk, aangezien dit moeilijk inpasbaar was binnen het passiefhuisniveau. Dit was waarschijnlijk wel wenselijk geweest voor de vierkamerwoningen, aangezien er veel grote gezinnen wonen en wel 60% tegen een huurverhoging van €15 per maand een vaste trap heeft laten plaatsen naar zolder. Op het gebied van de installaties zijn de bewoners nog wantrouwig. Ze missen de stralingswarmte aangezien gebruik is gemaakt van lage temperatuur verwarming en bovendien vertrouwen ze de binnenluchtkwaliteit niet.

Figuur 28: De Kroeven - oude situatie

Figuur 29: De Kroeven - buitenspouwblad verwijderd

Figuur 30: De Kroeven - woning geheel open

Deel III De praktijk - Renovatieprojecten 57

(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangenHieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen.

match tussen renovatie en bewonersbelangen mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen

verbetering uitstraling geen oplossing voor gehorigheid

verlaging energiegebruik te warm binnenklimaat

verlenging exploitatieduur van minimaal 25 jaar intern nog oude woning

nieuwe keuken en badkamer geen vergroting woonoppervlak

missen stralingswarmte verwarming

niet een wisselwoning voor iedereen beschikbaar

gevoel van onrechtvaardigheid over wat bij wie is gedaan

Aanbevelingen uit dit projectNaar aanleiding van De Kroeven is het aan te bevelen bewoners eerst te betrekken bij de planvorming voordat de plannen worden gepresenteerd. Bij een vergaande renovatie met grote overlast voor bewoners is goede begeleiding van de bewoners van groot belang. Goede communicatie, duidelijkheid wat wanneer gaat gebeuren en een gevoel van gelijke behandeling tus-sen bewoners zijn basisvoorwaarden voor een goed verloop van het proces.

Bij een vergaande hoog niveau renovatie zoals De Kroeven zou niet alleen aandacht besteed moeten worden aan thermische isolatie, de warmtevraag en het energiegebruik, maar ook aan gehorigheid, de gewenste woonbehoefte en sociale veiligheid van de leefomgeving. Bij toepassing van passiefhuis dient er extra gelet te worden op oververhitting van de woningen.

Een aanpak met zoveel mogelijk geprefabriceerde onderdelen leidt niet alleen tot een kortere uitvoertijd, wat vooral in het belang is van bewoners, maar ook tot minder uitloop, lagere kosten en een hogere kwaliteit. Nog verdere prefabricage kan het aantal werkzaamheden en de uitvoertijd in de woning nog verder verkleinen en daarmee de overlast voor bewoners. Drie weken lang zowel zonder keuken als badkamer leven vonden bewoners niet acceptabel. Bewoners wilden dit liever opgesplitst hebben en als het mogelijk is een kortere uitvoertijd. Verdere overlast vinden bewoners vooral de vele werkmensen die overal in de woning rondlopen en het stof en vuil.

Figuur 31: De Kroeven - complex 506

Figuur 32: De Kroeven - complex 505

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat58

7�4 Prinses Beatrixlaan - Voorburg

Het complex aan de Prinses Beatrixlaan is gebouwd in 1962 en bestaat uit 104 portiekwoningen, die bij de renovatie in 2008 in bewoonde staat zijn omgevormd tot galerijwoningen. De renovatie had tot doel de bewoners in hun sociale structuur te laten, de woningen geschikt te maken voor ouderen zodat deze langer in de woning kunnen blijven wonen en de energielasten voor de bewoners omlaag te brengen door de toepassing van duurzame energieopwekking en hoogwaardige isolatiemaatregelen.

Om dit te realiseren is de gehele buitenschil van het complex ingepakt. De oude doorgestorte balkons zijn afgezaagd en ver-vangen door een nieuwe apart gefundeerde stalen constructie, waardoor ze ook groter konden worden. Aan de achterzijde zijn galerijen toegevoegd die ontsloten worden door een centrale entree met liften. Door de entreewijziging vond er een plattegrondswijziging plaats waarbij in één van de bestaande slaapkamers een nieuwe entree is gemaakt en na verwijdering van de oude portiek op deze plaats een nieuwe slaapkamer is gerealiseerd. Voor verwarming en warm water is over gegaan van individuele ketels naar een collectief systeem, waarbij één eenkamerwoning is opgeofferd voor het realiseren van een ketelhuis. Voor verbetering van het binnenmilieu is een mechanisch ventilatiesysteem toegevoegd en in de woningen is het reguliere groot onderhoud uitgevoerd waarbij de bewoners ervoor konden kiezen om de badkamer te vergroten door verwij-dering van inbouwkasten.

Samenvatting case studieVoor het verkrijgen van de informatie zijn drie bewoners in hun woning geïnterviewd, is de projectleider van de woningbouw-corporatie geïnterviewd en is de uitslag van de door de woningbouwcorporatie gehouden, evaluatie-enquête gebruikt.

ConclusiesDe bewoners wilden graag dat er gerenoveerd ging worden omdat het complex er verpauperd uitzag en ze graag liften toe-gevoegd zagen. Dit is bij de renovatie ook aangepakt en hierover zijn ze erg tevreden. Tijdens de planvorming hebben de bewoners weinig tot geen inspraak gehad. Voor het behalen van voldoende instemming voor de renovatie zijn bewoners die zelf graag wilden dat er gerenoveerd ging worden, voornamelijk vanuit de bewonerscommissie, actief bezig geweest overige bewoners over te halen.

Over de uitvoer van de renovatie zijn de bewoners niet tevreden. Bij de instemming met de plannen hadden de bewoners geen idee hoe dit uitgevoerd ging worden en wat dit in zou houden. De renovatie had een lange uitvoeringstijd van anderhalf jaar. Doordat het complex als één geheel is aangepakt en de uitvoering was verdeeld in drie fasen, buitenrenovatie, portiekwisse-ling, binnenrenovatie, waren de werkzaamheden per woning ook verspreid over de anderhalf jaar. Hierdoor hebben de bewo-ners het gevoel dat ze anderhalf jaar in de rommel hebben gezeten, terwijl er soms tussentijden van enkele maanden waren waarbij niks aan hun woning werd gedaan.

Doordat er geen goede woningopnamen waren gedaan, ervan uitgegaan was dat alle woningen gelijk zouden zijn, sommige uitvoeringstijden te kort waren ingeschat, er problemen waren met levering van materiaal en er een personeelstekort was kon er niet goed gehouden worden aan de planning, waardoor de bewoners niet goed meer wisten waaraan ze toe waren.

Uitvoeringsvolgorde was bij dit project erg belangrijk om de woningen bewoonbaar te kunnen houden tijdens de uitvoering. Zo beseften ze tijdens de uitvoering dat ze de nieuwe voordeuren nog niet tegelijk konden plaatsen met de andere kozijnen, aangezien deze ruimte nog drie maanden in gebruik zou zijn als slaapkamer.

Overlast was vooral het vele stof en vuil in de woning, het lawaai, het gebrek aan sanitair en dat ze overal in de woning tegelijk bezig waren, zodat geen enkele of weinig ruimten gewoon gebruikt kon worden. Dit was vooral voor gezinnen met (kleine) kinderen een probleem. De noodvoorzieningen voor koken, het toilet en douches werden wel gewaardeerd, al werd het vaker opgelost door naar vrienden of familie elders in het complex of de buurt te gaan doordat het behelpen bleef en gemeenschap-pelijke voorzieningen als douches niet schoongehouden werden.

Over het eindresultaat zijn de bewoners tevreden, waarbij de uitstraling van het gebouw het belangrijkst is. Daarnaast vin-den de bewoners de toevoeging van de liften en het vergroten van de badkamer een grote verbetering. Een enkeling noemt de energiebesparing of plaatsing van dubbelglas, maar voor een groot aantal speelt dit geen rol. Als negatief gevolg wordt genoemd de lange loopafstand over de galerijen, geen gebruik kunnen maken van de noodtrappen door geluidsoverlast, lei-dingen voor de verwarming die in het zicht lopen en minder privacy al is dit geprobeerd te beperken door de galerijen van de gevel af te plaatsen. De afwerking in de woning is vaak snel en slordig gedaan, wat nu nog steeds tot onvrede leidt. De nieuwe verwarmingsinstallatie wordt niet als een verbetering gezien, omdat deze niet goed ingesteld is en de bewoners voor

Figuur 33: Prinses Beatrixlaan - oude situatie voorgevel

Figuur 34: Prinses Beatrixlaan - nieuwe situatie straatzijde

Figuur 35: Prinses Beatrixlaan - nieuwe situatie achterzijde

Deel III De praktijk - Renovatieprojecten 59

hun gevoel zelf minder kunnen regelen. De mechanische ventilatie vinden ze geen toegevoegde waarde hebben, maar wordt ook niet negatief beschouwd.

(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangenHieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen.

match tussen renovatie en bewonersbelangen mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen

uitstraling langere looproutes door galerijen

toevoeging lift minder privacy door galerijen

vergroten badkamer geluidsoverlast van nieuwe noodtrappen

vergroten balkon leidingen van verwarming in het zicht

vermindering energieverbruik minder licht in de hal door afdichten bovenlichten voor ver-laagd plafond

Aanbevelingen uit dit projectNaar aanleiding van dit project is vooral aan te bevelen een heel goede planning te maken en daar ook aan vast te houden zodat bewoners zekerheid hebben. Dit kan gedaan worden door van tevoren de woningen en haar bewoners goed in kaart te brengen. Aan te bevelen is eerst een proefwoning of portiek te doen, zodat er beter zicht is op de huidige situatie van de woning, wat er mogelijk met de uitvoering en of het het gewenste resultaat oplevert. Het zorgt naast de kans om uit te pro-beren wat de beste werkwijze is voor de uitvoering, ook voor meer inzicht voor de bewoners wat hen te wachten staat, wat de mogelijkheden zijn en wat het op zal leveren.

Voor de uitvoering is het aan te raden de fasering niet in te delen op werkzaamheden, maar per woning of groep woningen. Hierdoor is de uitvoeringsduur per woning korter, waardoor de renovatie voor minder lange tijd directe impact heeft op de bewoners.

Tijdens de uitvoering werd er nu geregeld op verschillende plekken tegelijk in de woning iets gedaan. Hierdoor hadden de bewoners het gevoel dat ze geen plek meer hadden om te leven. Het is daarom aan te bevelen of de werkzaamheden steeds te beperken tot één ruimte, of alle werkzaamheden tegelijk in de woning in zeer korte tijd uit te voeren zodat bewoners maar voor even een ‘vluchtplek’ hoeven te zoeken.

Doordat er uitloop was in planning en men overlast in de woning probeerde de beperken werden de werkzaamheden in de woning vaak snel en daarom vaak niet netjes uitgevoerd of afgewerkt. Ook al wordt het erg op prijs gesteld dat er maar voor korte tijd in de woning wordt gewerkt, bewoners stellen het meer op prijs dat het goed en netjes wordt uitgevoerd en ze wat persoonlijke aandacht krijgen. Als dit niet gebeurt blijven dit elke dag kleine ergenissen.

Geef de bewoners ook de keus en mogelijkheid om voor een kleine vergoeding een deel van de afwerkingswerkzaamheden in de woning zelf uit te voeren. Een deel van de bewoners zal dit zeer op prijs stellen en krijgen zo de kans om er meer van zijn eigen woning van te maken. Hierdoor kunnen voor beide partijen kosten uitgespaard worden.

Figuur 36: Prinses Beatrixlaan - oude plattegrond

Figuur 37: Prinses Beatrixlaan - nieuwe plattegrond

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat60

7�5 Centrum Biddinghuizen

Het renovatieproject Centrum Biddinghuizen bestaat uit 85 rijtjeshuizen, waarvan twaalf seniorenwoningen, die de derde en laatste fase is van de herstructurering van Centrum Biddinghuizen. Dit project had, met het streven naar minimaal een label A, voor de woningbouwcorporatie OFW een hogere duurzaamheidsambitie. Het project is onderverdeeld in zeven woningtypes, welke allemaal een eigen uitstraling hebben. De woningen zijn allemaal voorzien van vloer-, gevel- en dakisolatie, hebben een nieuwe HR-ketel gekregen en de badkamer, keuken en het toilet zijn gerenoveerd. Daarnaast zijn verschillende installatiesys-temen toegepast zoals vraaggestuurd ventilatiesysteem met ventilatieroosters of WTW-installatie, een ClimaRad (een radiator gecombineerd met intelligente gebalanceerde ventilatie), een zonneboiler met dakcollector of een Ecoplay (hergebruik dou-chewater voor toilet). Deze systemen zijn verdeeld toegepast over de verschillende woningtypen en zullen de komende tien jaar gemonitord worden om het rendement in beeld te krijgen.

Samenvatting case studieVoor de evaluatie is gesproken met de woonconsulent van woningbouwcorporatie OFW, zijn drie bewoners op straat voor hun huis aangesproken en is gebruik gemaakt van de gehouden evaluatie-enquête van OFW.

ConclusiesOFW had voor de renovatie met een grote kwaliteitsverbetering en energielastenverlaging voor de woningen gekozen om geen huurverhoging te vragen om zo weinig problemen te krijgen met instemming van de bewoners en vooral omdat de bewoners al te maken kregen met grote overlast. Dit heeft echter tot gevolg dat bewoners ook minder betrokken zijn met de renovatie en of dit voor hun ook de beste oplossing is. Ze hebben het gevoel dat de renovatie ze opgelegd is en zien niet direct de grote voordelen, maar ook niet grote nadelen aangezien ze geen huurverhoging hoefden te betalen.

OFW heeft wel geprobeerd de bewoners te betrekken door gebruik te maken van een wijkpanel voor de algehele herstructu-reringsplannen en door een bewonerscommissie op te laten richten om mee te beslissen tijdens de definitieve ontwerpfase. Bij het vormen van de bewonerscommissie is geprobeerd een goede afspiegeling te maken van de bewoners door tenminste uit iedere straat en woningtype een bewoner zitting te laten nemen. Dit leidde tot zes bewoners die samen alle huishoudens vertegenwoordigden. Zij konden invloed uitoefenen op detailniveau zoals de raamindeling en kleurstelling. Daarnaast kon iedere bewoner kiezen voor een verplaatsing of vergroting van de badkamer en een nieuwe badkamer en keuken uit het as-sortiment van de woningbouwcorporatie.

Door zowel OFW als enkele bewoners is aangegeven dat het niet gaat om hele grote eengezinswoningen. Er is door de woning-bouwcorporatie echter nooit de mogelijkheid overwogen de woningen bij renovatie te vergroten, terwijl ze de komende veertig jaar wel geschikt moeten blijven voor gezinnen. De enige normering die ze hiervoor hanteren is grondgebonden woning met minimaal drie slaapkamers. Uitbreiding van het woonoppervlak zou volgens de woningbouwcorporatie te ingrijpend zijn. Ook gaf de woningbouwcorporatie aan dat bewoners nooit met deze vraag naar ze toe zijn gekomen. Het blijft echter in het midden wanneer dat had gekund. Tijdens de beheerfase kunnen bewoners enkel een reparatieverzoek indienen. Bij de planvorming werd de bewonerscommissie alleen betrokken op detailniveau en individuele huurders konden hun wensen kenbaar maken tijdens de warme opname van hun woning die na de presentatie van het definitief ontwerp plaats vond.

De badkamer werd wel te klein gevonden voor de eisen van deze tijd. Voor vijfkamerwoningen kon deze verplaatst worden-naar een kleine slaapkamer. Voor de vierkamerwoningen was dit niet mogelijk aangezien het dan volgens de normen geen gezinswoning meer is. Wel kon de badkamer vergroot worden door het bijtrekken van vaste kasten.

Voor de seniorenwoningen is wel de keus gemaakt deze te vergroten op de verdieping, zodat de woningen in de toekomst ook geschikt zijn voor starters. Door een deel van de bewoners is dit gewaardeerd verwege de extra hobby of logeerruimte die ze nu hebben. Anderen vonden het niet nodig, aangezien ze al geheel op de begane grond leven en het alleen maar extra schoonmaakwerk met zich meebrengt.

Voor een deel van de woningen is vanuit het duurzaam bouwen principe bouwkundige zonwering toegepast. In de informa-tiebrochure voor de bewoners en tijdens de informatieavond kregen de bewoners een artist impression en een maquette te zien. Tijdens de uitvoer bleken de bewoners het toch niet te waarderen qua uitstraling en werkt het volgens hen niet of on-voldoende.

Op proef is bij vijf woningen het buitenspouwblad geheel vervangen in plaats van de spouw enkel na te isoleren. Dit leverde wel meer geluidshinder op voor de bewoners, maar hierdoor kan wel een betere kwaliteit behaald worden die langer behouden

Figuur 38: Biddinghuizen - seniorenwoningen

Figuur 39: Biddinghuizen - geroveerde huur naast koop

Figuur 40: Biddinghuizen - koopwoning niet gerenoveerd

Deel III De praktijk - Renovatieprojecten 61

bijft. Om deze reden wordt dit door OFW in het vervolg waar mogelijk bij alle renovaties toegepast.

Voor de uitvoer is bewust gekozen voor spreiding van de werkzaamheden, zodat de bewoners niet teveel overlast tegelijk hebben, bewoners tussen de werkzaamheden weer even op adem kunnen komen en als er door weersomstandigheden geen werkzaamheden buiten plaats kunnen vinden er nog voldoende werk is in de woning. De woningbouwcorporatie gaf aan dat bewoners dit over het algemeen het prettigst vinden. Enkele bewoners gaven echter aan dat ze soms niet begrepen dat er niet direct doorgegaan werd met de werkzaamheden.

Over de verschillende installaties hebben de bewoners tijdens een informatieavond uitleg gekregen. Hierbij was echter niet iedereen aanwezig en bewoners gaven aan dat er teveel installaties in een te grote groep werden besproken. Over de instal-laties is niet iedereen tevreden. Sommige systemen werkten in het begin niet goed of het nut ervan wordt in twijfel getrokken.

Andere klachten zijn er over de lange tijdsduur voor afhandelen van schade en het niet krijgen van vergoedingen. De lange tijdsduur kwam voort uit de tijd om na te gaan of de schademelding terecht was.

(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangenHieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen.

match tussen renovatie en bewonersbelangen mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen

uitstraling wijk uitstraling bouwkundige zonwering

geen tocht geen vergroting eengezinswoningen

geen huurverhoging extra schoonmaakwerk seniorenwoningen

verlaging energielasten

extra hobby/logeerruimte seniorenwoningen

vergroting badkamer eengezinswoningen

Aanbevelingen uit dit projectDoor geen huurverhoging te vragen kan eerder instemming worden gekregen van de bewoners. Het gevolg is echter, in com-binatie met bewoners alleen mee te laten beslissen op detailniveau, dat ze zich minder bij de renovatie betrokken voelen en er een grotere mismatch is tussen de renovatieoplossing en de belangen van bewoners.

Een artist impression en een maquette blijkt voor bewoners onvoldoende om een beeld te krijgen van de nieuwe situatie. Het zou daarom aan te raden zijn hierin bewoners beter te voorzien of een proefwoning te maken.

Als er te maken is met een lange bouwperiode is het aan te raden de werkzaamheden te spreiden. Als de verschillende werk-zaamheden niet tegelijk worden uitgevoerd blijft bijna altijd de woning continu bruikbaar voor de bewoner en hebben ze een adempauze tussen de werkzaamheden.

Het vervangen van het buitenspouwblad in plaats van het naïsoleren van de spouw zal, ook voor de bewoner ondanks de extra geluidshinder, zwaarder wegen doordat er betere kwaliteit geleverd kan worden, er niet na een aantal jaar weer naïsolatie plaats hoeft te vinden en de uitstraling van de gevel ook aangepakt kan worden.

Het is aan te bevelen het verwijderen van het buitenspouwblad niet in de winter plaats te laten vinden doordat er grotere kans is dat de bouw stilvalt en de bewoners tijdens de vervanging meer moeite en kosten hebben hun woning warm te houden.

Figuur 41: Biddinghuizen - bouwkundige zonwering

Figuur 42: Biddinghuizen - voordeurkleur naar keuze

Figuur 43: Biddinghuizen - nieuwe buitenspouwblad

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat62

7�6 Rembrandtflat-Zwolle

De Rembrandtflat is een galerijflat uit 1968 met 99 vierkamerwoningen. Bij de renovatie van de flat is gebruik gemaakt van de liggende groot onderhoudsplannen waaraan later duurzaamheidsambities zijn toegevoegd. Deze zijn voornamelijk in uitdruk-king gekomen in de extra investeringen in de installaties voor centrale energieopwekking en een campagne om het gebruiks-gebonden energiegebruik van bewoners te verlagen.

Samenvatting case studieVoor de evaluatie is de directeur van woningbouwcorporatie Openbaar Belang geïnterviewd en is een bezoek gebracht aan de flat.

ConclusiesDe renovatie van de Rembrandtflat maakt onderdeel uit van het groot onderhoud van drie dezelfde flats. Bij de eerste flat zijn alleen de standaard groot onderhoudwerkzaamheden uitgevoerd. Bij de Rembrandtflat, die als tweede aan de beurt was, is extra ingezet op duurzaamheid en energiebesparing, waar de grootste verbeterslag is gemaakt in de toegepaste installaties voor verwarming en warm tapwater. Bij de derde flat is nog verder gegaan. Hier is ook een WTW installatie toegepast, krijgen de bewoners centrale feedback van de opgewekte energie en zijn de woningen aangepast aan de bewonersbelangen door deze levensloopbestendig te maken. Bij de Rembrandtflat is naast de renovatie waardoor het gebouwgebonden energiegebruik omlaag gaat ook ingezet op een campagne ‘Gebruik je energie’ om het gebruiksgebonden energiegebruik van de bewoners te verlagen. Hieruit kwamen drie succesfactoren:

• startpunt goed definiëren door middel van een bewonersfeest, wat leidt tot positieve adaptatie• zorgen dat het gesprek met bewoners niet te technisch wordt• bewoners niet onderschatten en gebruik maken van initiatieven vanuit de bewoners

Door de campagne kwamen bewoners zelf met het idee de gasaansluiting in de woning weg te laten halen, aangezien deze enkel nog noodzakelijk was voor koken. Ook leidde de actie tot het wegdoen van een waterbed bij een bewoner.

Aangezien de Rembrandtflat naast een drukke snelweg ligt, vinden de bewoners de grootste verbetering aan de flat dat ze in de woning niet meer last hebben van het verkeerslawaai. Daarnaast vinden ze de isolatie zorgen voor extra comfort in de woning. Een negatief effect is echter dat er nu vaker klachten zijn van geluidsoverlast tussen de woningen.

Naast het wegnemen van het verkeerslawaai waren de grootste verbeteringen gewenst buiten de woning in de centrale ruim-ten. Voor de bewoners was het belangrijk dat de sociale veiligheid en uitstraling van de entree en de capaciteit van de liften werd verbeterd. Eén van de bestaande liften is vervangen en er is een lift aan de buitenzijde bijgeplaatst. De centrale hal is lichter gemaakt en voorzien van een kunstwerk waaraan bewoners samen met een kunstenaar hebben gewerkt om de hal meer persoonlijk te maken. Ook de eigen voordeur is verpersoonlijkt door bewoners zelf te laten kiezen welke kleur ze wilden.

In en direct aan de woning zijn de standaard groot onderhoudwerkzaamheden uitgevoerd zoals plaatsing van dubbel glas, nieuwe keuken, badkamer en toilet. Bewoners konden er ook voor kiezen een kleine slaapkamer bij de keuken te laten trek-ken. Aangezien indivivuele installaties te duur waren en ruimte innemen in de woning is er gekozen voor centrale installaties die tevens een hoger rendement kunnen halen. Het leidingwerk voor de verwarming is vervangen en de geisers in de wonin-gen zijn verwijderd. Door toepassing van een dubbelpijpssysteem is er naast minder warmteverlies ook minder geluidsoverlast van de leidingen. Door vervanging van de geisers is de waterdruk hoger, wat vooral tot meer comfort bij het douchen leidt.

De renovatiewerkzaamheden in de woning duurden twee weken per woning, waarbij de bewoners geen gebruik van keuken en badkamer konden maken. Dit werd echter niet als de grootste overlast ervaren, dit was het geluidsoverlast. De gehele reno-vatie duurde een jaar, wat een jaar lang lawaai opleverde. Daarnaast leverde ook het vervangen van de lift veel overlast op.

Tijdens de renovatie van de Rembrandtflat was één woning in de flat beschikbaar gesteld als huiskamer en rustwoning. Bij de derde flat is vanwege het renovatielawaai gekozen voor een rustwoning in een gebouw buiten de flat. Aangezien in de derde flat veel ouderen woning is de bewoners hier ook de keus gegeven gebruik te maken van een wisselwoning. Hiervan mochten alle bewoners gebruik maken, wat dan ook 38 van de 99 huishoudens hebben gedaan.

Figuur 44: Rembrandtflat - oude situatie aan snelweg

Figuur 45: Rembrandtflat - nieuwe situatie

Figuur 46: Rembrandtflat - zonnecollectoren op het dak

Deel III De praktijk - Renovatieprojecten 63

(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangenHieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen.

match tussen renovatie en bewonersbelangen mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen

verhoogd comfort geluidsoverlast tussen woningen

geen geluidsoverlast snelweg 1 jaar lang veel geluidsoverlast

snellere liften

verbeterde uitstaling en sociale veiligheid

verpersoonlijking entree (hal + voordeur)

lagere energierekening

hogere waterdruk douche

minder geluidsoverlast leidingen

bijtrekken kleine slaapkamer

Aanbevelingen uit dit projectBij galerijflats lijken algehele verbeteringen aan de flat zoals verbeteringen omtrend sociale veiligheid, vuil en rommel, uitstra-ling entree en capaciteit liften belangrijker dan verbeteringen in de woningen zelf. Voor hogere energieambities bij flats is gro-tere winst te behalen in installaties dan in isolerende verbeteringen. De stap erna zijn maatregelen om het gebruiksgebonden energiegebruik te verlagen en aanpassingen aan de woonbehoeften van mensen.

Voor woningen in rumoerige omgevingen, zoals naast een snelweg, wordt het zeer op prijs gesteld dat er maatregelen worden ondernomen qua geluidsisolatie. Hierbij moet echter ook gelet worden op de geluidsisolatie tussen de woningen. Doordat het omgevingsgeluid weggenomen is, overstemt dit niet meer de geluidsoverdracht tussen de woningen.

Bij flats is de overlasttijd niet de tijd van werkzaamheden in de woning, maar de gehele tijdsduur van de renovatie. Werk-zaamheden aan de betonconstuctie leveren de grootste overlast door lawaai die de gehele flat doorklinkt. Aan te bevelen is deze overlast te beperken.

Voor gebruik van wisselwoningen of rustwoning is het bij een renovatie van een galerijflat aan te raden deze buiten de flat ter beschikking te stellen, zodat ook geluidsoverlast en werkzaamheden aan algemene ruimten gemeden kunnen worden. Indien mogelijk dienen wisselwoningen niet alleen aan ouderen of mensen met een doktersverklaring aangeboden te worden, maar aan iedereen. Er kunnen ook andere goede redenen zijn en dit voorkomt gevoel van oneerlijkheid.

Figuur 47: Rembrandtflat - nieuwe lichte entreehal

Figuur 48: Rembrandtflat - kunstwerk van bewoners

Figuur 49: Rembrandtflat - uitstraling galerij

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat64

7�7 Blue Print woningen - Heerhugowaard

De Blue Print woningen zijn in 2001 gebouwd voor starters. Het project bestaat uit 22 eengezinswoningen en 24 appartemen-ten. Twaalf woningen worden verhuurd en de overige woningen zijn in particulier bezit. Doordat bij de bouw de gevelconstruc-tie en met name de dampdichte laag niet goed is uitgevoerd zijn er vochtproblemen in de woningen ontstaan met als gevolg de onverkoopbaarheid van de woningen.

Bij de renovatie is de gehele gevel van de woningen vervangen. Door deze vervanging te beperken tot één dag kon er be-spaard worden in herhuisvestings- en herinrichtingskosten. Met de nieuwe gevel is ook de isolatiewaarde en de uitstraling van de woningen verbeterd waardoor er een waardestijging van de woningen is ontstaan.

Samenvatting case studieVoor de evaluatie van dit renovatieproject is gesproken met de uitvoerder, de voorzitter van de VVE die tevens de projectleider is bij de uitvoering en twee bewoners.

ConclusiesDe bewoners waren al georganiseerd in een VVE. Hierdoor kon één bewoner die voldoende kennis had en tijd wilde stoppen in het regelen dit voor de rest doen. Ondanks dat de problemen zich niet in alle woningen voordeden, maar hiervoor wel de angst bestond en de verkoopbaarheid van alle woningen was verslechterd, waren alle bewoners direct overtuigd van de plan-nen. Na jaren van problemen wilden ze dit zo snel mogelijk opgelost hebben. Met de bewoners zijn niet de technische details en de precieze financieringsconstructie besproken. Wel is er over het uiterlijk beslist en is met iedereen persoonlijk de wensen over de afwerking aan de binnenzijde besproken en wat de bewoners zelf moesten doen zodat de uitvoering plaats kon vinden.

Weerstand tijdens het proces was er van de woningbouwcorporatie en gemeente. De woningbouwcorporatie wilde zo weining mogelijk risico nemen en daarom liever een traditionele aanpak met hun vaste uitvoerder, maar heeft zich uiteindelijk moeten schikken in de wens van de VVE. De bouwtoezicht van de gemeente moet de plannen goedkeuren, maar doordat het niet gaat over standaard dingen kost dit veel tijd en hebben ze sneller de neiging het af te keuren.

Omdat de VVE de opdrachtgever was en de voorzitter ook de projectleider die tijdens de uitvoering aanwezig was konden problemen van bewoners direct gesignaleerd worden en door huisbezoeken worden opgelost. Ook bood de VVE hulp bij het verplaatsen van spullen in de woning.

Tijdens de uitvoering werd er naar gestreefd de werkzaamheden per woning zo snel mogelijk voltooid te hebben. Doordat maar één dag de gehele woning open was, konden de bewoners alleen die dag overdag geen normaal gebruik maken van hun woning. In de dag ervoor en erna waren er nog wel werkzaamheden aan de woning, maar dit werd niet direct als overlast ervaren.

Tijdens de uitvoer bleek de fundering op een andere plek te zitten dan volgens de bestektekeningen was aangegeven. Dit was ook niet bij alle woningen gelijk. De nieuwe gevelelementen waren wel zo gemaakt dat ze ook opgehangen konden worden aan de woningscheidende muren in plaats van te staan op de fundering. Hiervoor moesten er voor de vergunning van de gemeente wel nieuwe berekeningen gedaan worden voor de constructie. Over de snelle uitvoer met prefab elementen is onderschat dat de werkmensen hierin eerst routine moeten krijgen.

Voor de keuze van de renovatie was voor de bewoners het belangrijkst dat binnen hun financiële middelen de vochtproble-men in de gevel werden opgelost en de woningen weer verkoopbaar zouden zijn. Hiervoor wilden zij graag de kleurstelling afstemmen op de rest van de wijk, zodat het hierin op zou gaan en zijn slechte naam kwijt zou raken. De welstandscommissie wilde het wel een opvallend project houden, maar heeft uiteindelijk de wens van de bewoners gevolgd. De keuze voor extra isolatie kwam niet vanuit de bewoners, maar de voorkeur van voorzitter van de VVE ging wel uit naar een milieuvriendelijke oplossing met weinig afval. De bewoners zijn wel blij met een daling van de energierekening. De uiteindelijke keuze voor het systeem en isolatiemateriaal komt vanuit de uitvoerder. Hij is ervan overtuigd dat dit op dit moment het beste materiaal is en denkt dat door de hogere energetische waarde de verkoopwaarde van de woningen ook hoger is, waarmee deze renovatie gefinancierd wordt.

Figuur 50: Blue Print - oude situatie appartementen

Figuur 51: Blue Print - oude situatie appartementen

Figuur 52: Blue Print - nieuwe gevelelementen

Deel III De praktijk - Renovatieprojecten 65

(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangenHieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen.

match tussen renovatie en bewonersbelangen mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen

oplossen vocht en schimmelproblemen uitloop werkzaamheden (bij één bewoner)

verbeteren verkoopbaarheid en ontdoen slechte naam (lichte) waterschade (bij enkele bewoners)

verbeteren uitstraling

geen directe investeringslasten

daling energielasten

Aanbevelingen uit dit projectAls de staat van een woning zo slecht is dat de bewoners hier direct last door ondervinden blijkt dat ze erg graag een reno-vatie willen. Voor een totale aanpak van een blok koopwoningen werkt het goed als de bewoners verenigd zijn in een VVE. Voor woningeigenaren is het aantrekkelijk als (een deel van) de investeringskosten gefinancieerd kunnen worden door een toekomstige waardestijging van de woningen en de verlaging van de energielasten.

Voor de informatievoorziening naar de bewoners toe is het niet belangrijk dat ze alle technische details weten. Waar ze wel over willen beslissen zijn de uiterlijke en gebruikskenmerken, zoals de kleurstelling, grootte en draairichting van ramen. Over de uitvoering is belangrijk wat het voor hun inhoud. Wat kan vies worden of beschadigen, wat moeten ze aan de kant zetten of afdekken en welke ruimten kunnen ze wanneer niet gebruiken. Bewoners moeten goed geïnformeerd worden dat de werk-zaamheden uit kunnen lopen, vooral bij de eerste woningen of niet door kunnen gaan bij bepaalde weersomstandigheden. Daarnaast moeten ze beseffen dan aansluitingen van bijvoorbeeld een nieuwe gevel op de bestaande muur nooit precies en netjes is en hiervoor afwerkingslatten nodig zijn.

Raadzaam voor de informatievoorziening naar en begeleiding van de bewoners is om (ook) enkele deskundige bewoners in te zetten. Deze bewoners kunnen als betrouwbare partner gezien worden doordat ze vertrouwd zijn en met de zelfde belangen te maken hebben. Daarnaast kunnen deze bewoners eerder problemen signaleren en direct op een meer informele wijze de problemen oplossen.

Eén dag de gehele woning open wordt niet als zeer grote overlast beschouwd, aangezien mensen voor één dag overdag wel een ander heen komen willen zoeken. Meer dagen zou wel grote overlast opleveren. Belangrijk is wel dat mensen ‘s nachts hun woning weer normaal kunnen gebruiken.

Het gebruik van prefeb-elementen zorgt naast een hogere kwaliteit en kortere bouwtijd ook voor minder overlast voor de bewoners door het verminderen van de werkzaamheden in en aan hun woning en een kostenreductie, aangezien er bespaard kan worden op herhuisvestings en herinrichtingskosten van de woningen.

Prefab-elementen moeten wel flexibel zijn om ook te kunnen gebruiken als de situatie net iets anders is dan gedacht, wat niet alleen bij oude, maar ook standaard of nieuwbouwwoningen. Zo is aan te raden dat de elementen op meerdere mogelijkhe-den gemonteerd kunnen worden. Bij de bouwaanvraag moeten de verschillende optie ook aangegeven en doorberekend zijn.

Figuur 53: Blue Print - woningen geheel open

Figuur 54: Blue Print - nieuwe gevel

Figuur 55: Blue Print - nieuwe situatie voorzijde

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat66

7�8 De Koningsvrouwen van Landlust - Amsterdam

Het complex De Koningsvrouwen van Landlust waren twee blokken met 243 portiekwoningen uit 1938 die indertijd gebouwd zijn als experiment en voorbeeld voor veel portiekwoningen in de jaren ‘60. Tijdens de renovatie, die nu in uitvoering is, wordt er gestreeft naar een grote betrokkenheid van bewoners, duurzame energievoorziening, respect voor de monumentale status, kwalitatief goede sociale huurwoningen en een vitale wijk. Doordat het complex een monument is en de stalen constructie door de gevel steekt is er gekozen voor isolatie met een box-in-box systeem. Mede hierdoor, de noodzaak de badkamervloeren te verwijderen wegens asbest en de wens woningen te vergroten door samenvoegen, was het bij dit project niet mogelijk in bewoonde staat te renoveren.

Samenvatting case studieVoor de evaluatie van deze renovatie is een projectbezoek bezocht die gehouden was door de projectleider van de woning-bouwcorporatie waarbij onder andere de verschillende partijen aanwezig waren die zich bezig hebben gehouden met de tech-nische aspecten van deze renovatie. Daarnaast is de sociaal projectleider geïnterviewd en is de oplevering van de eerste vier woningen bijgewoond waarbij verschillende bewoners kort zijn gesproken.

ConclusiesOm weerstand onder bewoners te voorkomen is bij dit project geprobeerd 100% participatie te krijgen. Hierdoor is volgens de bewoners ook hun gevoel van wantrouwen naar de woningbouwcorporatie overgegaan naar vertrouwen. Dit is gedaan door in de voorfase enkel een paar ruime kaders te stellen zoals het gebruik van duurzame energieopwekking en terugbrengen energiegebruik, het maken van dertig ruime woningen en door de buitenzijde terugbrengen naar de oorspronkelijke uitstra-ling. Voor de planvorming binnen deze kaders zijn de bewoners zoveel mogelijk betrokken in het ontwerp en de besluiten.

Om verschillende doelgroepen te betrekken is er ingezet op verschillende werkgroepen, zoals een aparte groep voor (veelal moslim-)vrouwen en is de buurtschool betrokken. Om bewoners op verschillende punten beter inzicht te geven zijn er ver-schillende excursies georganiseerd. Er is een proefportiek gemaakt waarin de bewoners eerst zelf de problemen van de woning konden zien, zoals de aanwezigheid van asbest, en later de nieuwe gerenoveerde woningtypen.

Het grootste probleem met de woningen vonden de bewoners de gehorigheid en ze waren het meest ontevreden over de doucheruimte. Aangezien de woningen geheel gestript zijn was het mogelijk een geheel nieuwe indeling te maken. De bewo-ners vonden het hierbij belangrijk dat er een ruimere badkamer kwam, er ruimte was voor een (kleine) zitplek in de keuken, de keuken kan worden afgesloten wegens kookgeuren en zodat (moslim)vrouwen zich vrij in de woning kunnen bewegen, er meer slaapkamers kwamen voor grote gezinnen en het schoenenprobleem in de portiek werd opgelost. De kleine woonkamer werd niet als negatief beschouwd. Naast de dertig samenvoegingen van twee naar één woning, wilden de bewoners ook heel graag dat er een aantal samenvoegingen van drie naar twee woningen kwamen.

Tijdens de planvorming is er direct al gewerkt aan kleine klachten en leefbaarheid, zoals het oplossen van de muizenoverlast en het schoonmaken van de portieken.

De uitvoering is gefaseerd per portiek. Hierdoor hoeven niet alle bewoners tegelijk uit hun woning en kunnen bewoners door-stromen van hun huidige woning naar een nieuwe woning elders in het complex. Doordat er woningen zijn samengevoegd was het niet mogelijk dat iedereen een nieuwe woning in het complex kon krijgen. Een deel van de bewoners zag dit ook als kans om met urgentie door te stromen naar veelal een eengezinswoning. Voor de bewoners uit woningen die als eerste zijn aangepakt of die terug wilden keren naar hun oude woning zijn wisselwoningen gezocht in de wijk. Uiteindelijk komt 50% van de oude bewoners terug in het complex.

De renovatieoplossing met een box-in-box systeem moet er niet alleen voor zorgen dat het energieverbruik van de woningen omlaag gaat, maar dat hierdoor ook de akoestische isolatie en de brandwerendheid tussen de woningen wordt verbeterd. De woningen worden collectief verwarmd door middel van een WKO systeem, waardoor de woningen ook gekoeld kunnen wor-den. Eerst zou hiervoor gebruik worden gemaakt van vloerverwarming, maar omdat veel bewoners vloerkleden hebben is er gekozen voor plafondverwarming en -koeling.

Voor de aanvullende warmtevraag en het tapwater zou gebruik worden gemaakt van een collectieve pelletketel op de plaats van de oude kolengestookte installatie en opslagruimte. Uiteindelijk is deze komen te vervallen omdat hij nog niet gelabeld kon worden in een computermodel, en niet geldde als duurzaam.

Figuur 56: KvL - voorzijde met gerenoveerde proefportiek

Figuur 57: KvL - achterzijde oude en nieuwe situatie

Figuur 58: KvL opbouw box-in-box systeem

Deel III De praktijk - Renovatieprojecten 67

(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangenHieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen.

match tussen renovatie en bewonersbelangen mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen

grote woningen voor gezinnen twee keer verhuizen en naar wisselwoning (voor deel van de bewoners)

grote badkamer hoge huren voor middeninkomens

grote afsluitbare keuken

bergruimte voor schoenen buiten de voordeur

plafondverwarming wegens vloerkleden

WTW-installatie buiten woning: geen geluid, schoonmaken filters en onderhoudsoverlast

koeling van de woning

beperking energielasten

Aanbevelingen uit dit projectDoor brede kaders te stellen met daarin wat financieel mogelijk, wat minimaal te behalen en algemene regelgeving, en daarbinnen bewoners te laten meedenken en beslissen over de oplossing kan er zonder weerstand gekomen worden tot een zo goed mogelijke vervulling van de woonwensen en hoge energiebesparingseisen bij een renovatie. Bewoners moeten wel duidelijk hebben wat kan en wat niet, en wat hun beslissingen voor gevolg hebben waarbij huurverhoging een belangrijk on-derwerp is.

Door de participatie sociaal breder te trekken kan er een groter draagvlak ontstaan met meer betrokken bewoners en uitein-delijk lagere beheerkosten. Hierbij zijn verschillende aanpakken per doelgroep aan te raden en blijft persoonlijke benadering en maatwerk belangrijk.

Om bewoners inzicht te geven in wat een renovatie inhoudt is het raadzaam excursies te organiseren zodat bewoners het zelf kunnen zien en ervaren en daarnaast proefwoningen te maken zodat ze zien wat het eindresultaat gaat worden.

Bij een renovatie waarbij uitvoering in bewoonde staat niet mogelijk is, is het raadzaam de uitvoering te faseren in kleine groepen woningen, zodat mensen ook door kunnen verhuizen naar een nieuwe woning elders in het complex en er niet veel wisselwoningen tegelijk nodig zijn. Er is zelfs geopperd iedereen één portiek te laten opschuiven en de huisnummers mee te verschuiven zodat bewoners nog minder overlast en regelwerk hebben.

Voor nieuwe indelingen voor woningen is het belangrijk goed inzicht te krijgen in het woongebruik en de wensen van de be-woners. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met verschillende gebruiken van verschillende culturen. Raadzaam is het juist vrouwen die veel thuis zijn bij het ontwerpen van de plattegronden te betrekken. Opvallende wensen uit dit project waren bijvoorbeeld de extra gewenste ruimte voor ritueel wassen, een afgesloten keuken met hierin een (kleine) zitplek en bergruimte voor schoenen buiten de woning.

Figuur 59: KvL - kinderen maken nieuwe plattegronden

Figuur 60: KvL - vrouwen maken nieuwe plattegronden

Figuur 61: KvL - uitreiking eerste sleutel

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat68

7�9 Wandelmeent - Hilversum

De Wandelmeent in Hilversum bestaat uit vijftig eengezinswoningen (huur) uit 1978, die variëren in grootte van tweekamer- tot vijfkamerwoningen met een gemiddeld oppervlakte van 75m2. Het gaat om een centraal wonen project waarbij de bewo-ners zelf de nieuwe huurders uitzoeken. Alle woningen zijn iets kleiner uitgevoerd dan normaal, maar hebben dan wel per vijf woningen een gemeenschappelijk eetkeuken en wasgelegenheid. Per tien woningen is er een stookhuis voor verwarming en warm tapwater.

Voor de woningen staat een dakrenovatie gepland. De bewoners wilden deze gelegenheid graag aangrijpen om duurzaam-heidsmaatregelen te laten toepassen bij hun woningen. Met het klimaatstraatfeest hadden de bewoners een bezoek van de Energiebus van de Woonbond gewonnen. Ze wilden dit bezoek aangrijpen om de mogelijkheden van duurzaamheidsmaatre-gelen te bespreken en dit bij de woningbouwcorporatie voorleggen.

Samenvatting case studie De dag van het bezoek van de Energiebus is er meegelopen met een adviseur woningkwaliteit van de Woonbond. Hierbij is met verschillende bewoners gesproken en zijn enkele woningen bezocht.

ConclusiesDoor deze bijzondere woonvorm zijn de bewoners erg betrokken en trots op hun leefgemeenschap en omgeving. Vanuit hun over het algemeen wat meer idealistische instelling willen ze hun woningen duurzamer en energiezuiniger maken. Met de aanstaande dakrenovatie, waarbij de schimmel en vochtproblemen opgelost zouden moeten worden door het aanpakken van de koudebruggen, willen ze kansen benutten om hun complex duurzamer te maken. Daarnaast willen ze graag de energie-kosten voor het warm water verlaagd zien. Ze zien een woonlastenwaarborg juist als een financieringsmiddel om vanuit hun eigen energiebesparing bij te kunnen dragen aan de investeringskosten die de woningbouwcorporatie zou moeten doen voor de extra duurzaamheidsmaatregelen. De bewoners zien het aankomend noodzakelijk onderhoud als kans om ook hun duur-zaamheidswensen te realiseren.

Met het Energiebus advies hoopten de bewoners deskundig advies te krijgen voor energiebesparingsmaatregelen en duurza-me mogelijkheden voor de dakrenovatie. De Energiebus werkt echter niet vanuit de mogelijke (niet standaard) kansen, maar vanuit de bestaande problemen. Zo zijn een aantal woningen niet goed warm te stoken, zijn er vocht- en schimmelproblemen, en werkt de mechanische ventilatie niet altijd naar behoren. Uit het Energiebus bezoek komen de volgende aanbevelingen:

• collectieve verwarmingsysteem beter instellen• individuele bemetering warm tapwater• spouw naïsoleren op plekken met een spouw van meer dan 4 cm (enkel bij de borstwering van voor en achterge-

vel)• bij vervanging van ruiten HR++ glas toepassen• over het dak wordt geen advies gegeven, want er liggen al plannen• betere leidingisolatie als kruipruimte in de winter warm blijkt te zijn• ventilatie beter afstellen

De woningen zouden na vergelijking met refentiewoningen een energielabel van C of D hebben. Na aanbevolen verbeteringen zouden de woningen op energielabel C uitkomen.

Natuurlijk wilden de bewoners heel graag dat de problemen opgelost worden, met name de vocht- en schimmelklachten en het warm stoken van de woning, maar ze wilden met dit advies juist inzicht in extra mogelijkheden, voornamelijk over het dak om een betere onderhandelingspositie met de woningbouwcorporatie te hebben. Hierop is totaal niet ingegaan. Ook de woning-bouwcorporatie gaf geen reactie en wil waarschijnlijk alleen de standaard onderhoudsplannen uitvoeren. Uit dit bezoek blijkt dat wanneer bewoners zelf ambities hebben voor innovatieve duurzaamheidsmaatregelen zij moeilijk hun ideeëen verwezelijkt kunnen krijgen. Zelfs bij vraag naar hulp van bewonersbelangenorganisaties stranden ze in een conservatieve denkwereld met standaard, niet ingrijpende oplossingen.

Figuur 62: Wandelmeent - vijfkamerwoning

Figuur 63: Wandelmeent - twee- en vierkamerwoningen

Deel III De praktijk - Renovatieprojecten 69

(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangenHieronder een overzicht waarin de renovatieaanbevelingen en plannen voorzien in de bewonersbelangen en punten waar de voorgenomen renovatieaanpak niet voorziet in bewonersbelangen.

match tussen renovatieplannen en bewonersbelangen mismatch tussen renovatieplannen en bewonersbe-langen

aanpak schimmel en vochtproblemen geen (extra) duurzaamheidsambities

zorgen dat woningen beter warm te stoken zijn probleemaanpak in plaats van kansenaanpak

individuele afrekening warm water verzanden in standaard en conservatief denkwereld profes-sionals

Aanbevelingen uit dit projectWaar de woningbouwcorporatie op de ene plaats tegen weerstand van bewoners aanloopt, kan op een andere plek juist een wens voor renovatie zijn vanuit bewoners. Een woningbouwcorporatie moet deze wensen aangrijpen. Dit zijn juist de plekken waar innovatief en vooruitstrevend gewerkt kan worden met hogere ambities. Daarvoor moet wel de denkwijze binnen de organisatie, maar ook over het algemeen bij ‘standaard’ professionals, aangepast worden en minder gewerkt worden binnen de vaste structuur en meerjarenonderhoudsplanningen. Er zou flexibeler omgegaan moeten worden met initiatieven vanuit de bewoners.

Bij de ontwikkeling van de renovatieoplossing zouden niet de huidige problemen als uitgangspunt genomen moeten worden, maar de behoeften en kansen zodat er gewerkt kan worden naar een oplossing waarmee de belangen van nu en van die in de toekomst van zowel de bewoners als de woningbouwcorporatie behartigd kunnen worden.

Figuur 64: Dakrand vormt een koudebrug

Figuur 65: Met als gevolg schimmel aan de binnenzijde

Figuur 66: Isolatie vloer en verwarmingsbuizen

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat70

7�10 Vergelijking projecten

Hieronder een vergelijkingsoverzicht van de verschillende bezochte projecten.

De Kroeven Prinses Beatrixlaan

Biddinghui-zen

Rembrandt-flat

Blue Print Woningen

Koningsvrou-wen

Wandelmeent

Type woning rijtjes portiek rijtjes galerij rijtjes/portiek portiek rijtjes

Bouwjaar 1958-1966 1962 1960-1970 1968 2001 1938 1977

Oude ener-gielabel

F/G E/F label E/F/G label E/F label F/G label C/D label

Nieuw ener-gielabel

A++ label A label A label A label A/A+ label -

Investerings-kosten

€125.000 €85.900 €70.000 €110.000 €35.000 €122.000 -

Uitvoerings-tijd per wo-ning

15 dagen 1 jaar 13-14 weken 10 dagen 3 dagen -

Uitvoerings-tijd project

1 jaar 1½ jaar 1 jaar 1 jaar -

Huurverho-ging

€65,- €50,- geen geen - €185,- -

Ene rg i ebe -sparing be-woner

€65,- €30,-/€40,- €50,- €90,- -

Grootste ver-betering voor bewoners

goede isola-tie, uitstra-ling

Liften, uit-straling

Comfort en energielasten

Verkeersla-waai, entree

Vocht en schimmel en verkoopbaar-heid

Grootte en indeling wo-ning

-

Deel III De praktijk - Landelijke enquête woningeigenaren 71

8 Landelijke enquête woningeigenaren

8�1 Inleiding

Door middel van een landelijke enquête onder woningeigenaren is informatie vergaard over de vraag waarom bewoners wel of niet hun woning renoveren met daarbij toepassing van energiebesparende maatregelen. Daarnaast is achterhaald welke uitvoeringstijd en welke terugverdientijd mensen acceptabel vinden. Tot slot is gemeten wat mensen overlast vinden. De vra-genlijst met daarbij behorende gegeven antwoorden is te zien in de bijlage.

Aangezien een groot deel van de vragen relevant is voor alle woningeigenaren is er voor gekozen om de enquête niet alleen te houden onder de doelgroep seriematig gebouwde woningen uit de jaren ‘60 en ‘70. Hierdoor kon een groter aantal respon-denten gehaald worden, waardoor de betrouwbaarheid van de uitkomsten vergroot werd. De enquête is ingevuld door 1581 respondenten. De doelgroep is echter jammergenoeg ondervertegenwoordigd zoals te zien is in Figuur 67. Naast afbakening bij bouwjaar is de doelgroep afgebakend door woningtype. Voor seriematig gebouwde woningen zijn alleen de appartemen-ten, tussenwoningen en hoekwoningen meegenomen. Dit leidde tot 183 respondenten die tot de doelgroep voor Slim&Snel behoorden.

8�2 Tevredenheid over woningen

Alle woningeigenaren zijn bevraagd over hun huidige tevredenheid over verschillende aspecten van hun woning, die te zien zijn in Figuur 68, gesorteerd naar ontevredenheid. De respondenten blijken het meest ontevreden over de toegankelijkheid van hun woning, gevolgd door de gehorigheid en de mogelijkheid dat ze er kunnen blijven wonen bij verandering van (gezins)situatie. Bij de doelgroepwoningen blijken ook toegankelijkheid en gehorigheid bovenaan te staan, maar wordt het aansluitend gevolgd door schimmel- en vochtoverlast en de hoeveelheid onderhoud dat de woning nodig heeft.

Tussen tevredenheid over de toegankelijkheid van de woning blijkt een significant verschil te zitten tussen verschillende woningtypen. Respondenten uit rijtjeswoningen bleken het minst tevreden (21,1% zeer ontevreden of ontevreden) gevolgd door respondenten uit appartementen. Hoe ouder een woning is, hoe minder tevreden de respondenten blijken te zijn over de gehorigheid. Dit probleem blijkt zich ook significant vaker voor te doen bij rijtjeswoningen (17,0% ontevreden) dan bij ap-partementen (14,0% ontevreden). Over de toekomstwaarde en de verkoopbaarheid zijn mensen uit appartementen het minst tevreden (23,9%). Opvallend daarentegen is dat respondenten uit woningen uit de ‘60er en ‘70er jaren hier significant minder een probleem in zien dan de andere respondenten (5,7% is er ontevreden over, tegen 9,1% uit woningen voor 1960 en 15,0% uit woningen na 1980). Over tevredenheid naar het energiegebruik is zoals te verwachten een correlatie met de leeftijd van de woning. Hoe groter de woning, hoe vaker respondenten hier ook minder tevreden over zijn. Over de uitbreidbaarheid van de woning is gemiddeld maar 6,0% ontevreden, maar hier is wel een groot verschil in woningtype. 35,3% van de mensen uit een appartement zien dit wel als een probleem. Tot slot zijn respondenten uit jaren ‘60 en ‘70 woningen vaker ontevreden over schimmel en vocht dan gemiddeld.

De tevredenheid over de mogelijkheid om de woning uit te kunnen breiden en over schimmel en vocht springen eruit aange-zien een deel van de respondenten dit niet van toepassing vindt. Bij uitbreidbaarheid kan dit erop duiden dat het niet mogelijk is bij de woning, maar de respondent er ook niet over nagedacht heeft of hij of zij het wenst. De tevredenheid die respon-denten niet van toepassing vonden over schimmel en vocht duidt er waarschijnlijk op dat er geen schimmel en vochtklachten bestaan in de woning. Logischerwijs zullen mensen hierover niet ontevreden zijn waardoor dit antwoord opgevat kan worden als tevreden.

8�3 Uitgevoerde en geplande woningverbeteringen

Ruim de helft van de respondenten heeft afgelopen jaar verbeteringswerkzaamheden aan zijn woning uitgevoerd en/of is dit van plan het komende jaar dit te doen. Een groot deel van de werkzaamheden bestaat uit regulier onderhoud of kleine verbeteringen (weergegeven als Anders in Figuur 69). Eigenaren van seriematig gebouwde jaren ‘60 en ‘70 woningen voeren relatief vaker isolatiewerkzaamheden uit, maar verder zijn er geen significante verschillen. Een derde van de respondenten die werkzaamheden aan zijn woning heeft uitgevoerd of dit van plan is, voert energiebesparende maatregelen uit, zoals isoleren

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

Respondenten

Nederland

Figuur 67: Verdeling bouwjaar woningen respondenen en Nederland in totaal

0% 20% 40% 60% 80% 100%

ToegankelijkheidGehorigheid

Flexibiliteit en veranderbaarheidVerkoopbaarheid

EnergiegebruikHoeveelheid onderhoud

UitbreidbaarheidSchimmel en vocht

Grootte van de kamersBehaaglijkheid

Bouwkundige staatInbraakpreventie

Aantal kamerIndeling woning

UiterlijkWatergebruik

niet van toepassing weet ik nietzeer ontevreden ontevredenniet tevreden, niet ontevreden tevredenzeer tevreden

Figuur 68: Tevredenheid over eigen woning

0%5%

10%15%20%25%30%35%40%45%50%

totaal

jaren '60/'70

Figuur 69: Uitgevoerde en geplande woningverbeteringen

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat72

of het plaatsen van energiebesparende of -opwekkende installaties. De voornaamste reden voor uitvoer van energiebespa-rende maatregelen is het comfort, gevold door de energielasten. Bij de doelgroepwoningen blijkt comfort nog belangrijker te zijn zoals te zien is in Figuur 70. Bij Anders hadden de meeste respondenten ingevuld dat het een combinatie was van voorge-noemde redenen. Ander genoemde redenen waren dat het mee was genomen in algemene verbeteringen, tegen gehorigheid, wegens subsidies en het verkrijgen van een beter energielabel.

De respondenten die energiebesparende maatregelen hebben uitgevoerd of dit van plan zijn, 273 in totaal, is ook gevraagd of verschillende aspecten een rol hebben gespeeld in hun keuze. Bij verbeteringen aan de Slim&Snel doelgroep woningen heeft voor meer dan 90% de invloed die de energiebesparingsmaatregel heeft op het comfort en binnenklimaat meegespeelt. Opvallend is dat binnen de jaren ‘60 en ‘70 woningen het comfort en binnenklimaat vaker een rol heeft gespeeld dan totaal onder de respondenten. De rol die comfort heeft in de keuze verschilt significant naar leeftijd van de woning. Dit geldt voor het binnenmilieu, maar ook voor huishoudens zonder kinderen en voor respondenten met een appartement speelt dit vaker een rol. Mensen met een grotere woning of van middelbare leeftijd geven minder vaak het binnenmilieu als factor aan in hun keuze voor energiebesparende maatregelen. Opvallend is dat uit de tevredenheid van de respondenten bleek dat mensen met een nieuwere woning tevredener zijn over het energiegebruik, maar dit wel vaker als aspect aangeven om energiebesparende maatregelen te nemen. Bij 92,4% van de respondenten uit woningen na 1980 heeft dit een rol gespeeld tegen 77,8% bij jaren ‘60 en ‘70 woningen. De effectiviteit van de maatregel is over het algemeen het vaakst aangeven als een rol die meespeelt. Het blijkt ook hoe ouder de respondent is, des te vaker het aangeven wordt als factor die meespeelt in de keuze. Dit geldt ook voor de hoogte van de investering. De maandelijkse lasten blijken significant vaker mee te spelen bij jongere responde-nen en voor gezinnen met kinderen. Dit geldt ook voor de verwachte woonduur. De waardestijging speelt vaker een rol voor oudere woningen. De terugverdientijd speelt vaker een rol voor mensen met een nieuwere woning. 80% Van de mensen met woningen van na 1980 heeft dit aangegeven tegen 52,5% voor jaren ‘60 en ‘70 woningen en 40,5% voor woningen van voor 1960. Ook speelt de terugverdientijd vaker een rol voor gezinnen met kinderen en mensen met een twee onder één kap of vrijstaande woning. Voor respondenten boven de 65 jaar is de terugverdientijd minder belangrijk. Algemene energiecampag-nes blijken nog wel degelijk een rol te hebben gespeeld bij een deel van de respondenten. Hierbij kan geconcludeerd worden dat ze vaker een rol spelen als iemand ouder is. 50% Van de respondenten boven de 65 jaar geeft dit aspect aan. Ook heeft het vaker meegespeeld voor mensen met een jaren ‘60 of ‘70 woning (39,0%) en voor gezinnen met kinderen (41,2%). Ook al zijn mensen met een rijtjeswoning het meest ontevreden over geluidsoverlast, voor respondenten met een appartement heeft dit vaker een rol gespeeld (45,5% voor appartementen en 33,8% voor mensen met een rijtjeswoning). Voor mensen met een jaren ‘60 of ‘70 woning speelde geluidsoverlast vaker een rol (bij 43,8%) dan voor mensen met een oudere of jongere woning. Tot slot geven mensen zonder kinderen significant vaker aan dat invloed op geluidsoverlast een rol heeft gespeeld. Financie-ringsconstructies speelden vaker een rol bij oudere mensen. Ervaring van anderen speelde vaker bij mensen met een woning uit de jaren ‘60 of ‘70 een rol. Ook de invloed op het uiterlijk werd het vaakst aangegeven bij jaren ‘60 en ‘70 woningen. Een verwachte energieprijsstijging speelt minder vaak een rol bij de seriematig gebouwde jaren ‘60 en ‘70 woningen, hoe jonger een woning, hoe vaker een het een rol speelt. Een EPA advies werd daarentegen weer vaker meegenomen door mensen met een woning uit de jaren ‘60 of ‘70 en speelde ook vaker een rol voor oudere mensen. Subsidies blijken dan weer belangrijker voor respondenten met een nieuwe woning. 25,6% Geeft dit aan bij een woning voor 1960, 35,3% bij een woning tussen 1960 en 1980 en 55,2% bij woningen na 1980. Tot slot heeft een warmefoto significant vaker een rol gespeeld bij appartementen, 25,6% gaf hierbij aan dat het meespeelde tegen gemiddeld 3,6%.

Bij de vraag wat de grootste rol heeft gespeeld zijn er grote verschillen te zien tussen de seriematig gebouwde jaren ‘60 en ‘70 woningen en totaal (Figuur 72). De invloed op het binnenklimaat blijkt veel vaker de belangrijkste rol te hebben gespeeld dan gemiddeld voor de respondenten. De effectiviteit van de maatregel, de invloed op de energierekening, een verwachte energieprijsstijging, de hoogte van de investering en subsidies bleken voor de doelgroepwoningen veel minder vaak of niet als belangrijkste geeft aangemerkt te worden.

Voor het energiezuinig maken van de woning heeft het grootste deel van de respondenten minder dan €5000,- uitgegeven of denk dit uit te gaan geven. Een overzicht van de uitgaven of verwachte uitgaven aan energiebesparende maatregelen is te zien in Figuur 73.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

Energielasten Comfort Milieu Anders

totaal

jaren '60/'70

Figuur 70: Reden voor energiebesparende maatregelen

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Invloed op comfortInvloed op binnenklimaat

Invloed op energierekeningEffectieviteit maatregel

Hoogte investeringInvloed op maandelijkse lasten

Verwachte woonduurWaardeontwikkeling woning

TerugverdientijdEnergiecampagne

Invloed uit geluidsoverlastFinancieringsconstructie

Ervaringen kennissen/burenInvloed op uiterlijk

Verwachte energieprijsstijgingEPA advies

SubsidieInvloed op ruimtegebruik

Bezoek voorbeeldwoningenWarmtefoto

Woonlastengarantie

totaal jaren '60/'70

Figuur 71: Aspecten die een rol hebben gespeeld in de keuze van respondenten voor energiebesparende maatregelen

Deel III De praktijk - Landelijke enquête woningeigenaren 73

8�4 Belemmeringen voor energiebesparende maatregelen

Aan de respondenten die niet hebben aangegeven energiebesparende maatregelen te hebben getroffen en dit ook niet op korte termijn van plan te zijn is gevraagd wat de redenen en belemmeringen zijn dit niet te doen. Het overgrote deel, ruim 70%, blijkt het niet noodzakelijk te vinden. Er blijkt geen significant verschil te bestaan tussen de doelgroepwoningen en de totale respons. Wel is er een significant verschil te vinden tussen het bouwjaar van de woningen. Bij woningen na 1980 wordt deze reden het vaakst aangedragen (73,9%), gevolgd door jaren ‘60 en ‘70 woningen (68,8%) en minder vaak door woningen van voor 1960 (53,8%). Een aantal respondenten merkt op dat hun woning al goed geïsoleerd is. Naast het niet noodzakelijk vinden, vinden veel respondenten de lange terugverdientijden een grote belemmering. Deze reden geldt vaker voor mensen in rijtjeswoningen (57,5%) en minder vaak voor mensen uit woningen na 1980 (46,2%). De hoogte van de investering blijkt voor 42,9% van de respondenten een belemmering te zijn. Ook hier vinden mensen uit een rijtjeswoning dit vaker een belem-mering met 47,2% tegen 26,7% voor mensen met een appartement. Respondenten uit rijtjeswoningen vinden met 38,1% de maatregelen nog niet effectief genoeg. De verwachte woonduur speelt zoals te verwachten significant vaker een rol voor men-sen boven de 65 jaar met 36,0% tegen 24,5% gemiddeld. De hoeveelheid moeite blijkt voor 24,4% van de respondenten een belemmering te zijn. Hoe ouder een woning is, hoe meer mensen dit aangeven als reden. Ook bewoners van rijtjeswoningen geven dit vaker op. Het ontbreken van kennis van woningverbeteringsmogelijkheden blijkt vaker voor de doelgroepwoningen een belemmering te zijn met 23,7% tegen 15% gemiddeld. Het regelwerk blijkt vooral voor oudere mensen een belemmering te zijn (26,9%), maar speelt ook significant vaker een rol voor rijtjeswoningen of oudere woningen. De verwachte hoeveelheid overlast speelt voor mensen uit de doelgroepwoningen vaker een rol dan gemiddeld met 22,7% tegen 13,8% gemiddeld. De aanvraagprocedures blijken significant vaker een belemmering te vormen als de woning ouder is dan vijftig jaar (31,5%), als het gaat om rijtjeswoningen (28,8%), hoe oud de respondent is en of ze kinderen hebben. Het aanvragen van vergunningen blijkt iets minder vaak een belemmering te zijn. De vrees voor nieuwe onvolkomenheden blijkt vooral voor oudere woningen een belemmering te vormen (21,6% voor woning van voor 1960 tegen 16,7% voor jaren ‘60 en ‘70 woningen en 11,9% voor woningen na 1980). Het hebben van onvoldoende kennis over energiebesparingsmaatregelen blijkt voor 14,7% van de res-pondenten een belemmering te zijn. Hier zijn geen significante verschillen tussen verschillende doelgroepen geconstateerd. De verwachte uitvoertijd wordt het vaakst als belemmerend gezien voor mensen boven de 65 jaar (21,5%) en door mensen uit jaren ‘60 en ‘70 woningen (18,1%). Ongewenste bijeffecten zien voornamelijk respondenten met een appartement als een belemmering (28,1%). Daarnaast blijkt hoe ouder iemand is, hoe vaker deze reden is genoemd (5,6% van respondenten onder de 45 jaar, 13,9% van de respondenten tussen de 45 en 65 jaar en voor 21,9% van de respondenten boven de 65 jaar). Het niet weten hoe het aan te pakken blijkt vooral een probleem voor mensen met een woning voor 1960 (19,0%). Ook zijn ontsierende effecten vaker een belemmering voor mensen met een oude woning. Tot slot noemt nog een klein deel het hebben of kennen van slechte ervaringen als reden, waarbij oudere mensen dit vaker aankaarten. Als extra opmerking gaven nog een aantal respondenten met een appartement aan dat ze de VVE als belemmerend ervaren.

Naast de vraag wat de respondenten als belemmering ervaren om energiebesparende maatregelen uit te voeren is ook ge-vraagd wat voor hen de belangrijkste reden is. Voor ruim een derde bleek dit het niet noodzakelijk vinden van de maatrege-len de reden, gevolgd door de lengte van de terugverdientijd die als belangrijkste aangemerkt werd door een vijfde van de mensen. De hoogte van de investering geldt voor ruim 15%. Ook de verwachte woonduur en het niet effectief vinden van de maatregel werden nog relatief vaak als belangrijkst aangegeven.

De respondenten die wonen in een seriematig gebouwde woning uit de jaren ‘60 of ‘70 geven vaker de hoogte van de inves-tering op (26,2%). Ook de lengte van de terugverdientijd is vaker aangegeven met 24,7%. Het niet noodzakelijk vinden is echter minder vaak de belangrijkste reden (25,5%).

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%

Invloed op binnenklimaatInvloed op comfort

Effectieviteit maatregelVerwachte woonduur

EPA adviesInvloed op energierekening

Invloed op maandelijkse lastenFinancieringsconstructie

TerugverdientijdInvloed uit geluidsoverlast

Verwachte energieprijsstijgingHoogte investering

SubsidieWarmtefoto

totaal jaren '60/'70

Figuur 72: Belangrijkste rol in keuze voor energiebespa-ringsmaatregel

Figuur 73: (verwachte) uitgaven aan energiebesparende maatregelen

Figuur 74: Belemmeringen energiebesparingsmaatregelen

0%10%20%30%40%50%

< €5000 €5000 -€10.000

€10.000 -€25.000

€25.000 -€50.000

€50.000 -€100.000

> €100.000

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%

Niet noodzakelijkLengte terugverdientijd

Hoogte investeringMaatregelen niet effectief

Verwachte woonduurTeveel moeite qua tijd/inspanning

Kennis woningverbeteringenTeveel regelwerk

Verwachte overlastAanvraagprocedure subsidies

Aanvraagprocedure vergunningenVrees nieuwe onvolkomenheden

Kennis energiebesparingenVerwachte uitvoeringstijd

Ongewenste bijeffectenNiet weten hoe aan te pakken

Ontsierende effectenSlechte ervaringen

totaal jaren '60/'70

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat74

8�5 Kansrijke mogelijkheden

Na het vragen naar belemmeringen voor mensen voor het nemen van energiebesparende maatregelen is gevraagd waardoor ze wel maatregelen gaan overwegen. De respondenten lijken het meest enthousiast te worden als de investering direct ge-compenseerd wordt door een verlaging van de energierekening. Mensen met een appartement zeggen het vaakst hiertegen ja (37,1%), mensen met een rijtjeswoning overwegen het, het vaakst (90,7%). Oudere mensen zijn er wat negatiever over (33,3%). Ruim 70% van de mensen zegt geen nee tegen een collectief initiatief vanuit de buurt. Mensen met een appartement en gezinnen met kinderen zijn het positiefst. Mensen uit jaren ‘60 en ‘70 woning zeggen er het minst vaak nee tegen (17,5%). 65+ers zijn ook hier weer negatiever (38,8%). Het nemen van een maatregel na een warmtefoto wordt door 70% (misschien) overwogen. Hier blijken jonge mensen positiever (35,8% ja), maar maakt het minder uit voor mensen met een appartement (42,9% nee). Ook als het om subsidie gaat lijkt er op dat het hoe jonger iemand is, hoe eerder hij het zou overwegen. Over een aanbod van de gemeente zijn mensen uit woningen voor 1960 het positiefst. Respondenten met een rijtjeswoning zeggen vaker ja (28,8%). Onder een leeftijd van 45 jaar overweegt slechts 16,4% het niet. Na het horen van goede ervaringen van kennissen of buurtbewoners denkt een groot deel van eigenaren van jaren ‘60 of ‘70 woningen het toch niet te gaan over-wegen (47,8% nee). Ook huishoudens zonder kinderen of mensen met een appartement denken minder beïnvloed te zullen worden door anderen. Ook hier geldt weer hoe jonger iemand is, hoe opener hij staat voor de optie (tot 45 jaar zegt slechts 10,9% nee, van 45-65 jaar 34,1% nee en boven de 65 jaar zegt 51,7% nee). Een EPA advies blijkt minder interessant te zijn voor mensen met een oudere woning, een appartement of oudere mensen. Door bezoek aan een voorbeeld woning zullen 65-plussers het snelst geneigd zijn om energiebesparende maatregelen te overwegen. Mensen met een woning van voor 1960 zijn het positiefst (42,9% ja). Een stijging in de energieprijs zal vooral invloed hebben op mensen met een oudere woning, een rijtjeswoning en gezinnen met kinderen. Een aanbod van een aannemer is voor jongere mensen interessanter. Mensen met een appartement zijn hier ook negatiever (65,5%), zo ook huishoudens zonder kinderen (50,8% nee) en mensen met een woning uit de jaren ‘60 of ‘70 (59,6%). Echter zeggen ze wel vaker direct ja (11,5%). Over het aanbod van een woning-bouwcorporatie zijn respondenten met een jaren ‘60 of ‘70 woning het positiefst (slechts 28,9% nee). Informatiebrochures blijken het meeste invloed te hebben op jongere mensen en eigenaren van een rijtjeswoning. Tot slot wordt een aanbod van een week vakantie waar binnen de woning wordt gerenoveerd nog door 28,1% van de respondenten (misschien) overwogen. Respondenten met een woning van voor 1960, een rijtjeswoning of een gezin met kinderen zijn het positiefst over dit voorstel. De meeste ouderen zien het niet zitten (89,8% nee).

8�6 Acceptatie van renovatie en energiebesparingsmaatregelen

Aan het eind van de enquête zijn een aantal vragen gesteld over de acceptatie omtrend energiebesparingsmaatregelen en renovatie. Hierbij is ingegaan op de terugverdientijd, de uitvoeringstijd en overlast.

TerugverdientijdAan de respondenten is gevraagd welke terugverdientijd ze acceptabel vinden voor energiebesparende maatregelen. Het grootste deel van de respondenten (57,2%) vindt een terugverdientijd tussen de vijf en tien jaar acceptabel. Langer dan tien jaar vindt nog maar een klein deel van de respondenten acceptabel (11,8%). Opvallend is dat mensen die net energiebe-sparingsmaatregelen hebben uitgevoerd of het binnenkort van plan zijn een hogere acceptatie hebben. Van deze groep vindt 29,0% een terugverdientijd van tien jaar acceptabel. Voor mensen die nog geen plannen hebben liggen ligt de acceptatie veel meer verspreid tussen de vijf en tien jaar zoals te zien is in Figuur 76.

UitvoeringstijdNa de vraag over terugverdientijd is aan de geënquêteerden gevraagd welke tijdsduur ze voor een verbouwing van hun woning acceptabel vinden. Hieruit blijkt dat ruim 80% van de respondenten een verbouwing maximaal in een maand tijd uitgevoerd zou willen zien. Ook hier blijkt weer een verschil te zitten in respondenten die al net verbeteringen aan hun woning hebben uitgevoerd of het binnenkort van plan zijn en mensen die nog geen plannen hebben. Voor mensen die nog geen plannen hebben mag het grotendeels maximaal twee weken duren. Voor mensen die wel al wel plannen of ervaring hebben zit er een grotere spreiding van maximaal een week tot maximaal een maand.

0% 20% 40% 60% 80% 100%

aanbod vakantieinformatiebrochures

aanbod wocoaanbod aannemer

stijging energieprijzenbezoek voorbeeldwoning

gratis EPA adviesgoede ervaringen anderen

aanbod gemeentesubsidie

warmtefotocollectief initiatief buurt

directe compensatie investering

ja misschien nee weet ik niet

Figuur 75: Kansrijke aanpakken

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

1 ja

ar2

jaar

3 ja

ar4

jaar

5 ja

ar6

jaar

7 ja

ar8

jaar

9 ja

ar10

jaar

11 ja

ar12

jaar

13 ja

ar14

jaar

15 ja

ar16

jaar

17 ja

ar18

jaar

19 ja

ar20

jaar

21 ja

ar22

jaar

23 ja

ar24

jaar

25 ja

arw

eet i

k ni

et

al plannen geen plannen

Figuur 76: Acceptabele terugverdientijd

0%5%

10%15%20%25%30%35%

Al plannen Geen plannen

Figuur 77: Acceptabele uitvoeringstijd

Deel III De praktijk - Landelijke enquête woningeigenaren 75

OverlastAls laatste is de geënquêteerden situaties voorgelegd die eerder in dit onderzoek als overlast gedefinieerd zijn. Hierbij is ge-vraagd hoe lang men de situatie dan acceptabel vindt. De respondenten blijken het geen gebruik hebben van gas, water of elektriciteit het minst acceptabel te vinden. 20,1% Vindt het helemaal niet acceptabel en 56,0% vindt het slechts voor één dag acceptabel. Woningeigenaren van een jaren ’60 of ‘70 woning blijken wel een iets grotere acceptatie te hebben over geen gas, water of elektriciteit. Daarnaast blijkt hoe ouder iemand is, hoe minder acceptabel deze overlast is. Geen toilet te hebben en gebruik te moeten maken van een chemisch toilet of een gedeelde voorziening blijkt voor een kwart van de respondenten geheel niet acceptabel. Over het algemeen blijkt het minder acceptabel voor gezinnen met kinderen en voor mensen boven de 65 jaar. Geen gebruik kunnen maken van de badkamer lijkt of voor oudere mensen meer een probleem, maar voor jaren ‘60 en ‘70 woning weer meer geaccepteerd. Het geen gebruik kunnen maken van de keuken is het meest acceptabel voor mensen met een rijtjeswoning. Gezinnen met kinderen vinden het grotendeels (81,5%) acceptabel om één tot twee weken geen ge-bruik te kunnen maken van hun keuken. Thuis moeten blijven voor de werkzaamheden of iemand regelen om toegang tot de woning verschaffen blijkt voor 5% van de respondenten zelfs geheel niet acceptabel, terwijl dit bij renovatie van huurwoning vaak wel gevraagd wordt� De groep tussen de 18 en 45 jaar oud wil grotendeels één tot twee weken ervoor vrij nemen. 50% van de 65+ers vindt het acceptabel voor een maand of langer. Mensen met kinderen vinden het over het algemeen minder acceptabel. Geen gebruik kunnen maken van twee en of meer kamers in de woning vinden mensen onder de 45 jaar minder acceptabel. Ook voor rijtjeswoningen en jaren ‘60 en ‘70 woningen is het minder geaccepteerd. Het last hebben van lawaai van de werkzaamheden vindt ruim tweederde van de respondenten acceptabel voor één tot twee weken. Respondenten met een woning van voor 1960 hebben gemiddeld een grotere acceptatie. Voor respondenten uit jaren ‘60 en ‘70 woningen hebben daarentegen de grootste problemen met geluidsoverlast. Dat overal werkmensen in de woning rondlopen is minder geaccep-teerd in appartementen. Ook is dit minder acceptabel bij gezinnen zonder kinderen en in de leeftijdsgroep van 45 tot 65 jaar. In de groep mensen boven de 65 jaar blijkt de grootste acceptatie te zijn voor werkmensen in de woning. Deze groep vindt het daarentegen wel een groter probleem dan gemiddeld dat er vuil en rommel in de woning is door de werkzaamheden. Ook is dit minder acceptabel voor huishoudens zonder kinderen. Hoe groter de woning is, hoe meer het geaccepteerd wordt. Tot slot vinden de respondenten het geen gebruik kunnen maken van één kamer het minste overlast geven. Hierin zitten ook geen significante verschillen tussen de verschillende groepen respondenten.

Figuur 78: Acceptabele overlast

0% 20% 40% 60% 80% 100%

gas/water/elektriciteit

toilet (wel chemisch/gedeeld)

badkamer

keuken

op gezette tijden thuis zijn

2 of meerdere kamers

geluidsoverlast

overal werkmensen in woning

vuil en rommel

1 kamer

niet acceptabel 1 dag 1 week 2 weken

1 maand maakt niet uit weet ik niet

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat76

9 Bevindingen praktijkIn dit hoofdstuk worden aan de hand van de bevindingen uit de praktijk conclusies getrokken waarmee de onderzoeksvragen verder beantwoord kunnen worden. Hierbij is voornamelijk gekeken naar bevindingen die afwijken met de bevindingen uit de literatuur.

9�1 Renovatiebehoefte

Om de woningen weer jaren door te kunnen exploiteren is naast het groot onderhoud, zoals vervangen van keuken, badkamer en toilet, ingezet op verbeteringen aan de woning waarbij voornamelijk is gewerkt aan punten waardoor het gebouwgebonden energiegebuik omlaag gaat. Om een grote energiebesparing te behalen is alleen isoleren door middel van spouwmuurisolatie, HR++ glas, vloer en dakisolatie en kierdichting vaak onvoldoende voor de 45% energiereductie. Hiervoor dient er ook geïn-vesteerd te worden in installaties voor verwarming, mechanische ventilatie met warmteterugwinning en anderzins energieop-wekkende of besparende installaties.

Huuders hebben vaak geen (grote) vraag naar technische verbeteringen. Zij hebben wel de wens dat de uitstraling van de woningen verbeterd wordt. Hierbij gaat het vaak niet alleen om de woning zelf, maar om de gehele leefomgeving rond de woning. Bij meergezinswoningen ligt vooral de wens bij het verbeteren van de uitstraling van de algemene ruimten en de toe-gankelijkheid van het gebouw en naar de woning en hiermee de sociale veiligheid rondom de entree. In de woning is door de bewoners een vernieuwing en vergroting van de badkamer gewenst. Om het comfort te verhogen is er de wens om tocht en koudeval bij de ramen tegen te gaan, schimmel, vocht en condensatieproblemen op te lossen en te zorgen dat de woningen beter te verwarmen zijn. Voor gezinnen met kinderen in portiekwoningen of eengezinswoningen uit begin jaren ‘60 is vaak extra woonruimte gewenst, voornamelijk in het aantal en de grootte van de slaapkamers. De keuken van jaren ‘60 en ‘70 woningen wordt geregeld als smal beschouwd en hier bestaat de wens voor een kleine zitplek. Gehorigheid tussen de wonin-gen blijkt niet alleen een groot probleem bij meergezinswoningen, maar komt nog vaker voor bij eengezinswoningen door de slechtere kwaliteit van de woningscheidende muren.

Woningeigenaren zijn het meest ontevreden over de toegankelijkheid en gehorigheid van hun woning. Bij jaren ‘60 en ‘70 wo-ningen spelen daarnaast veel klachten over schimmel en vocht. De werkzaamheden die woningeigenaren uitvoeren zijn naast de normale onderhoudwerkzaamheden voornamelijk het isoleren van de woning en het plaatsen van een nieuwe badkamer of keuken.

9�2 Huidige aanpakken

Voor hoog niveau renovatie van woningen kunnen verschillende aanpakken gehanteerd worden. In de case studies in voorna-melijk gekeken naar vernieuwende aanpakken. Bij de huidige standaardaanpak van woningbouwcorporaties worden plannen gemaakt die gebaseerd zijn op bestaande binnengekomen klachten en die volgens de woningbouwcorporatie zo goed mogelijk aansluiten op de wensen van de bewoners zodat woningen weer voor vijftien jaar doorgeëxploiteerd kunnen worden. Een bewonerscommissie wordt gebruikt als inventarisatie voor draagkracht en mag meebesluiten op detailniveau. Veelal wordt er aan de huurders geen huurverhoging gevraagd zodat er weinig moeite nodig is om 70% instemming van de bewoners te krijgen. Alle bewoners worden geïnformeerd door een brief en informatieavond waarbij definitieve plannen gepresenteerd worden. De renovatieplannen bestaan voornamelijk uit:

• vernieuwen keuken, badkamer en toilet• plaatsen dubbel glas• nieuwe (individuele) HR-ketel• naïsoleren spouw of inpakken gevel• aanbrengen vloerisolatie• aanbrengen dakisolatie

De verschillende werkzaamheden aan de woning worden verspreid uitgevoerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van veel ver-schillende onderaannemers. De gehele renovatieduur van de woningen en het totale complex of buurt neemt vaak ongeveer een jaar in beslag.

Deel III De praktijk - Bevindingen praktijk 77

Met deze huidige aanpak worden de hoge doelstellingen van 45% energiereductie, vijftig jaar levensduurverlenging en mee-name van bewonersbelangen niet behaald. Vernieuwende aanpakken welke toegepast zijn in de geëvalueerde projecten die wel lijken te werken zijn onder meer:

• verlenging exploitatieduur met veertig tot vijftig jaar• bewoners grotere invloed geven over plannen en besluitvorming• niet alleen gebruik maken van bewonerscommissie, maar zoveel mogelijk bewoners proberen te betrekken• informele informatievoorziening voor bewoners naar gelang hun behoefte, zoals excursies, workshop e.d.• betrokkenheid van bewoners afstemmen op verschillende doelgroepen• participatie niet alleen gebruiken voor renovatie, maar ook om sociale banden te versterken in de wijk en sociale

problemen op te lossen• wel huurverhoging vragen, hierdoor moet de renovatie voor bewoners ook wel degelijk van belang zijn en kan hun

betrokkenheid ook vergroot worden• alle werkzaamheden tegelijk zo snel mogelijk per woning uitgevoerd hebben• gebruik prefab-elementen voor korte bouwtijd• vervangen buitenspouwblad of gehele gevel voor betere kwaliteit thermische schil• energiebesparende installaties zoals:

◦ zonnepanelen met zonneboiler ◦ warmtepomp ◦ wko-installatie ◦ pellet-ketel ◦ lage temperatuurverwarming ◦ pv panelen ◦ mechanische (gebalanseerde) ventilatie met WTW-installatie ◦ vraaggestuurde ventilatiesystemen ◦ hergebruik douchewater voor toilet

• collectieve verwarmingsinstallaties voor portiek of galerijwoningen met voordelen ◦ grotere mogelijkheden en rendement ◦ geen ruimteinname in de woning ◦ schoonmaak filters hoeft niet door bewoners ◦ bewoners geen overlast bij onderhoud

• consortium van enkele uitvoerders in plaats van hoofdaannemer met veel verschillende onderaannemers

9�3 Belangen bewoners bij een renovatie

Bewoners van huurwoningen hebben er belang bij dat de problemen in, maar vooral ook rondom hun woning opgelost wor-den. Hierbij gaat het om de sociale veiligheid en de verloedering in het algemeen. In de woning willen de bewoners gewoon een fijn huis. Hieronder valt het niet continu horen van de buren, geen last van tocht, vocht en schimmel. Daarnaast zit het in kleine dingen zoals het het krijgen van brede vensterbanken. Ergernissen zitten vooral in slechte communicatie voor en tijdens de renovatie en slechte afwerking in de woning. Het verlagen van de energierekening is wel in belang van de bewoner, maar speelt een veel minder grote rol.

Voor en tijdens de renovatie is het voor de huurder van belang dat er duidelijkheid is in wat wel en niet uitgevoerd kan worden, waarop ze invloed kunnen uitoefenen, wat het voor invloed heeft op de huur, wanneer wat gaat gebeuren, wat ze nog wel en wat niet meer kunnen doen in de woning tijdens de renovatie en wat ze vooraf moeten afdekken of weghalen zodat de werk-zaamheden plaats kunnen vinden. Als alles voor de bewoner duidelijk is, heeft hij meer zekerheid wat tot groter vertrouwen en acceptatie leidt. Hiervoor is zowel vooraf als tijdens de uitvoering persoonlijke aandacht nodig. Tijdens de renovatie is het voor de bewoner van belang dat de afwerking in de woning na werkzaamheden zo snel mogelijk wordt uitgevoerd, zodat hij weer in een normale situatie kan leven. Daarnaast is het van belang dat schadegevallen snel worden afgehandeld.

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat78

9�4 Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie

Huurders blijken bij instemming met een renovatie voornamelijk de volgende punten te hebben overwogen:

• vinden de renovatie nodig• hoogte van huurverhoging• gevoel dat ze wel moeten• opzien tegen renovatie, of ze het wel aan kunnen en wat ze zelf moeten doen• verwachte invloed op maandlasten (huurverhoging - verwachte energiebesparing - extra huurtoeslag)• woonlastengarantie• overgehaald door andere bewoners(commissie)

Bij woningeigenaren spelen voornamelijk de volgende punten een rol bij de overweging voor een renovatie of energiebespa-rende maatregelen:

• huidige slechte staat woningen• de invloed op het comfort en binnenklimaat• de invloed op de energierekening• de effectiviteit van de maatregel• de hoogte van de investering en invloed op de maandelijkse lasten• de verwachte woonduur• de verwachte waardeontwikkeling van de woning• de terugverdientijd

9�5 Uitvoerbaar in bewoonde staat

Bewoners lijken veel aan te kunnen, ze ervaren een renovatie als zwaar, maar eigenlijk altijd vinden ze het de moeite waard geweest. Alle renovatie die met dit onderzoek zijn bekeken die in bewoonde staat uitgevoerd zijn door woningbouwcorpora-ties, worden door de woningbouwcorporatie beschouwd als het uiterste wat je van bewoners kunt vragen. Echter zit er veel verschil tussen de uitvoer van deze renovaties. Opvallend is ook het verschil in antwoord tussen woningbouwcorporatie en bewoner op de vraag wat overlast voor de bewoner is tijdens de renovatie. De woningbouwcorporatie noemt veelal de in-breuk op de privacy van bewoners en de schade die kan ontstaan. Voor bewoners in portiek- en galerijwoningen is het lawaai de grootste overlast. Bij werkzaamheden aan de betonconstructie klinkt dit in het gehele blok door. Daarna wordt door alle bewoners genoemd het niet normaal kunnen gebruiken van de woning, overal stof en vuil, geen gebruik van keuken en bad-kamer en tot slot het feit dat de werkzaamheden al vroeg beginnen. Er zijn twee aanpakken te onderscheiden om bewoners zo weinig mogelijk last te laten ondervinden van de renovatie.

Traditionele aanpak:

De werkzaamheden aan de woning vinden zoveel mogelijk verspreid over de gehele renovatietijd plaats, zodat zo weinig mo-gelijk tegelijk in de woning gebeurt en de bewoners zoveel mogelijk normaal kunnen doorleven.

Snelle aanpak per woning:

De werkzaamheden worden zo snel mogelijk per woning afgerond. De bewoners hebben hierdoor veel meer overlast, maar wel voor een veel kortere tijd. Het lijkt acceptabel om één dag te gebruiken voor alle grote werkzaamheden aan de woning plaats-vinden, waardoor deze dag de woning overdag totaal onleefbaar is. Enkele dagen ervoor en erna kunnen voorbereidings- en afwerkingswerkzaamheden plaats vinden in de woning.

Voor beide situaties geldt dat de woning ‘s avonds en ‘s nachts weer bruikbaar moet zijn voor de bewoner, wat inhoudt dat ze gebruik kunnen maken van een toilet in de woning en er normaal kunnen slapen. Een rustruimte waar mensen zich even terug kunnen trekken als de werkzaamheden teveel worden in hun eigen woning wordt erg gewaardeerd. Al is de sociale func-tie hiervan het meest belangrijk. Om overlast aanvaardbaar te laten zijn helpt het voor bewoners veel om er over te kunnen praten op elk moment dat er behoefte aan is.

Deel III De praktijk - Bevindingen praktijk 79

Tijdelijke voorzieningen voor koken en douchen worden door bewoners wel gewaardeerd, maar er wordt niet heel veel gebruik van gemaakt. Vaak wordt dit wel opgelost met buren, kennissen of familie.

Door ouderen en gezinnen met jonge kinderen kan een hoog niveau renovatie als te zwaar worden beschouwd. Voor ouderen geldt voornamelijk dat ze opzien tegen de werkzaamheden en onzeker zijn of ze het wel aankunnen en wel zelf de gevraagde voorbereidingen kunnen treffen. Voor gezinnen met jonge kinderen geldt voornamelijk een te grote inperking op hun leef-ruimte, leefgewoonten en leefritme.

Het zijn voornamelijk de standaard groot onderhoudwerkzaamheden in de woning, zoals vernieuwing van badkamer en keu-ken, die voor veel overlast zorgen voor de bewoner. Dit zijn vaak ook de werkzaamheden die de bewoners het liefts willen, waardoor de acceptatie van de overlast hiervan groter is. Daarnaast kan voor een deel van deze werkzaamheden de keuze aan de bewoners overgelaten worden of ze het uitgevoerd willen hebben.

De acceptatie van overlast verschilt tussen woningeigenaren en huurders. De acceptatie is bij woningeigenaren veelal groter doordat ze er zelf voor hebben gekozen en het ze niet is opgelegd. Daarnaast gaat het om hun eigendom, waar ze trots op zijn. Hierdoor accepteren ze ook meer qua overlast voor verbeteringen eraan.

Onder huurders bleek dat mensen het drie weken achter elkaar zowel geen badkamer als keuken hebben niet meer acceptabel vinden. Uit de enquête voor woningeigenaren bleek dat voor zowel keuken als badkamer de meeste mensen één week accep-tabel vinden. Uit de enquête bleek verder dat het geen gebruik hebben van gas, water of elekriciteit en geen normaal gebruik van toilet als minst acceptabel beschouwd wordt. Dit wordt veelal niet of voor slechts één dag als acceptabel beschouwd.

Renovatie in bewoonde staat lijkt niet meer mogelijk als vloeren vervangen dienen te worden, er gebruik gemaakt wordt van box-in-box isolatiesystemen of er meerdere weken verschillende ruimten tegelijkertijd van de woning (beperkt) onbruikbaar zijn door werkzaamheden. Om de huidige bewoners wel in het complex te houden kan gebruik gemaakt worden van wissel-woningen of kunnen steeds enkele woningen gerenoveerd worden, waarna bewoners kunnen verhuizen van een oude woning naar een gerenoveerde woning elders in het complex.

9�6 Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoer

Om de belangen van bewoners beter mee te nemen dienen bewoners, zoals al geconcludeerd was na de literatuurstudie, eer-der en meer betrokken worden tijdens de planvorming en dienen hier ook meer invloed op uit te kunnen oefenen. Bewoners dienen vooral betrokken te worden en mee te kunnen beslissen over het gebruik van de woning, de uitstraling en de afwer-king. Hier zijn zij de experts in en zij zijn degenen die dit dagelijks zullen ervaren. Over de techniek en installaties hebben de bewoners veelal te weinig kennis en belang. Op deze punten dienen ze voornamelijk enkel geïnformeerd te worden.

Om beter te kunnen aansluiten op de woonbehoefte van de bewoners dienen de verschillende doelgroepen beter in kaart gebracht te worden en ook de vraag hoe ze hun woning gebruiken. Enkel werken vanuit bestaande klachten geeft te weinig informatie. Dit zijn vaak klachten van enkele bewoners en geeft geen representatieve afspiegeling. Daarnaast gaat het hier om (kleine) reparatieverzoeken. Huurders bellen als er iest stuk is gegaan, bijvoorbeeld als het dak lekt, maar niet om structurele problemen zoals de gehorigheid van de woningen. Tot slot is uit de klachten niet de wensen en behoeften van bewoners te halen zoals de wens voor vergroting van de badkamer.

Bewoners lijken meer betrokken te zijn met de renovatie als er wel huurverhoging is gevraagd. Als ze meer moeten betalen willen ze dat het ook een echte verbetering voor hun is. Hierdoor lijken ze er meer naar te streven dat er wat wordt gedaan met hun belangen. Als een woningbouwcorporatie vraagt om 70% instemming zien veel bewoners dat het een algehele ver-betering is voor alle woningen, maar voelen ze zichzelf vaak de specifieke situatie waarvoor het niet geldt. Pas als de woning-bouwcorporatie streeft naar 100% instemming lijkt het dat wordt ingezien dat het voor iedereen een verbetering moet zijn. Sterk verondersteld wordt dan dat zowel de bewoner als de woningbouwcorporatie meer gaat streven naar het mee laten nemen van alle belangen van de bewoners.

Deel IV Conclusies en aanbevelingen

80 Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat

In het laatste deel van dit rapport wordt vanuit de kennis uit Deel II en Deel III een aanpakbeschrijving gegeven voor de uitvoer van hoog niveau renovaties in bewoonde staat�

Hiervoor wordt in Hoofdstuk 10 gekeken of de renovatieconcepten uit de literatu-ur toepasbaar zouden zijn geweest voor de onderzochte projecten� Aansluitend wordt een korte aanbeveling per project gegeven hoe deze beter uitgevoerd had kunnen worden�

In Hoofdstuk 11 wordt voor één van de onderzochte renovatieprojecten een uit-gebreide verbeterde aanpak gegeven hoe de belangen van de bewoners beter vertaald hadden kunnen worden in het proces, het renovatieconcept en de uit-voer� Daarna wordt een algehele aanpak gegeven�

In Hoofdstuk 12 worden de algehele conclusies van het onderzoek gegeven waarmee de onderzoeksvragen beant-woord worden�

In Hoofdstuk 13 worden nog aanbevelin-gen gegeven voor gebruik van dit onder-zoek en waarvoor nog vervolgonderzoek mogelijk is�

In Hoofdstuk 14 wordt een algehele re-flectie en een persoonlijke nabeschou-wing gegeven�

81Deel IV Conclusies en aanbevelingen

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat82

10 Toepassing theorie in praktijkIn dit hoofdstuk wordt gekeken of de innovatieve renovatieconcepten uit de theorie ook toepasbaar zouden zijn geweest in de bekeken projecten en of dit toegevoegde waarde had gegeven. Daarna worden er kort per project aanbevelingen gedaan hoe het beter uitgevoerd had kunnen worden.

10�1 Mogelijkheid toepassing renovatieconcepten

Woninggerichte aanpakDe woninggerichte aanpak, die voornamelijk bestaat uit het aanpassen van de indeling van de woning door doorbraken te maken in dragende muren is in geen van de projecten op een vergelijkbare manier toegepast. Wel was dit, vooral vanuit bewo-nerswensen, waardevol geweest bij een aantal projecten. Doordat alle woningen niet heel groot zijn, bestaat er wel geregeld de wens van bewoners om de ruimten samen te voegen zodat ruimte flexibeler indeelbaar zijn en ruimten vergroot worden. Bij De Kroeven en Biddinghuizen had deze aanpak gebruikt kunnen worden om de keuken en kamer samen te voegen, waardoor er geen smalle keuken meer is.

Bij de Prinses Beatrixlaan, portiekwoningen waarvoor dit concept in oorsprong was bedacht, zou het voor een aantal bewoners heel aantrekkelijk zijn geweest als tijdens de renovatie ook de kleine slaapkamer bij de woonkamer was getrokken. De tech-nieken van de woninggerichte aanpak hadden hier niet geheel toegepast hoeven te worden, aangezien de scheidingsmuren hier niet als dragende muren waren uitgevoerd. Dit maakt het gemakkelijker om kamers samen te voegen naar wens van de bewoners, wat zelfs al in de loop van de jaren gedaan is bij enkele woningen in dit complex.

Bij de Koningsvrouwen van Landlust zijn wel alle scheidingswanden verwijderd. Dit was mogelijk omdat het niet in bewoonde staat werd uitgevoerd en dit complex een staalskelet had. Doorbraken in dragende wanden waren hier daarom niet nodig. Wel lag hier inderdaad de wens van de bewoners om de keuken te verbreden en ruimere slaapkamers te maken.

De Blue Print woningen en Wandelmeent bestaan beide uit éénbeukige woningen waardoor hier geen wens bestaat voor doorbraken in dragende muren. Daarnaast was bij beide projecten vanuit de bewoners geen wens voor verandering van de woningindeling.

Flexibele doorbraakDe flexibele doorbraak is zoals ook al eerder was gemeld geen optie voor uitvoering in bewoonde staat. Deze techniek is wel bruikbaar voor samenvoegen van portiekwoningen. Bij de uitvoer van de Koningsvrouwen van Landlust, waar sprake was van samenvoeging en verandering van plattegrond was deze techniek van flexibele doorbraak echter niet nodig of van toege-voegde waarde aangezien hier sprake was van een staalskelet in plaats van dragende wanden.

Plug & Play 2D en 3D-gevelBij een aantal projecten is een tussenvariant van de Play & Play 2D en 3D-gevel uitgevoerd. Waar het 2D-gevel concept alleen de gevelvullende pui vervangt, is bij de Kroeven de gevelvullende pui samen met de nieuwe isolatielaag en het buitenspouw-blad als één prefab-onderdeel aan de bestaande woning bevestigd. Daarnaast is ook het dak ‘geplay&played’ met prefab dakdelen waarin al de installatie van de zonnepanelen was opgenomen. Als vervolg stap wil de uitvoerder VDM onderzoeken of in deze prefab geveldelen ook de installaties voor de ventilatie zijn op te nemen, zodat deze niet door de bestaand woning aangelegd hoeft te worden, wat uitvoeringstijd en een hoop overlast voor de bewoners scheelt. Een 3D-gevel is nu niet toe-gepast, maar had bij deze woningen een grote toegevoegde waarde kunnen hebben, vooral voor de extra ruimtevraag van grotere gezinnen. Hiervoor zou echter wel het binnenspouwblad ook verwijderd moeten worden.

Bij de Prinses Beatrixlaan is de oude gevelvullende pui van de entreepartij vervangen voor een Plug & Play 2D-gevel voor de nieuwe slaapkamer. De rest van de gevel is aan de buitenzijde geïsoleerd. Aan de voor- en achterzijde is een nieuwe construc-tie op een eigen fundering gemaakt voor toevoeging van galerijen en nieuwe balkons. Dit had ook gebruikt kunnen worden om de woningen te vergroten met een 3D-gevel. Vooral voor gezinnen zou de vergroting van de woningen erg wenselijk zijn.

Bij de Blue print woningen is nu de gehele gevel vervangen door nieuwe prefab-gevels. Aangezien het starterswoningen zijn, met niet al te grote afmetingen en waarbij de renovatie jaren op zich heeft laten wachten waardoor de woningen niet verkoop-baar waren, zullen nu veel gezinnen vertrekken naar een ruimere woning. Het zou daarom zeker de moeite waard geweest

De

Kro

even

Prin

ses

Bea

trix

laan

Bid

ding

huiz

en

Rem

bran

dtfla

t

Blu

e Pr

int

Won

inge

n

Koni

ngsv

rouw

en

Wan

delm

eent

woninggerichte aanpak

flexibele door-braak

plug & play 2D-gevel

3D-gevel

Uitbuikmodule

Box-in-box sys-teem

Comfort+

Componenten-renovatie

Inschuifwoning

Figuur 79: Renovatieconcepten versus projecten

toegepast

gedeeltelijk toegepast

had toegepast kunnen worden

had gedeeltelijk toegepast kunnen worden

had niet toegepast kunnen worden

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Toepassing theorie in praktijk 83

zijn de bewoners ook het aanbod te doen om met deze renovatie in plaats van de achtergevel te vervangen, een uitbouw te plaatsen. Zeker ook met de kennis die De Verbouwshop op dit gebied heeft is dit een gemiste kans geweest.

UitbuikmoduleDe uitbuikmodule is zeer geschikt voor meergezinswoningen. Hij had dan ook bij de Prinses Beatrixlaan toegepast kunnen worden aan de voorzijde, in plaats van de stalen balkonnen. Dit had zeker meerwaarde opgeleverd, aangezien het naast een groter balkon ook had kunnen resulteren in een groter woonoppervlak. Hierin hadden ook de verwarming en buizen wegge-werkt kunnen worden, die nu in the zicht zijn en slecht afgewerkt zijn waardoor ze een ergenis zijn voor de bewoners.

De uitbuikmodule zou bij de Rembrandtflat niet mogelijk zijn geweest, aangezien er aan de voor- en achtergevel al de galerij en het balkon ‘hangen’. Ook bij de Koningsvrouwen van Landlust was het niet mogelijk aangezien dit complex een momument is en de buitenzijde niet van uitstraling mocht veranderen.

Box-in-box systeem en Comfort+Bij de Koningsvrouwen van Landlust is een box-in-box systeem toegepast. Hierdoor kon er goed geïsoleerd worden zonder het aanzicht van de buitengevel te veranderen en was het geen probleem meer dat de stalen balken door de gevel naar buiten steken, aangezien de ‘box’ hier onder zit. In het box-in-box systeem zijn ook nieuwe installaties opgenomen zoals de pla-fondverwarming. Dit renovatieproject laat wel duidelijk zien dat bij het toepassen van een box-in-box systeem het niet meer mogelijk is in bewoonde staat te renoveren.

ComponentenrenovatieDe componentenmethode gaat uit van meerdere onderdelen van de woning met elk een eigen levensduur en waar aan be-woners binnen een standaardaanbod, hun eigen invulling kunnen geven. Dit had toegepast kunnen worden bij de Blue Print woningen. Nu is alleen de gevel vervangen aangezien die hieraan toe was. In de toekomst kan er gezamenlijk een andere component worden vervangen. Zo zijn er nu al plannen voor vervanging van het dak en de installaties. Er is echter nu niet van de kans gebruik gemaakt, zoals de componentenrenovatie die wel biedt, om variatie in het gevelbeeld aan te brengen al naar gelang de wens van de bewoner.

InschuifwoningDe inschuifwoning heeft te grote impact om in bewoonde staat uit te laten voeren. Bij het niet aanpakken van de vloeren en scheidingsmuren, zou alleen het plug & play van de gevel overblijven.

10�2 Aanbevelingen per project

Prinses Beatrixlaan - VoorburgIn de voorbereidingsfase van de renovatie van de Prinses Beatrixlaan hadden de bewoners beter betrokken kunnen worden. Een groot deel van de bewoners wilde graag dat het complex opgeknapt werd om de verloedering tegen te gaan en dat er liften bijgeplaatst zouden worden om de toegankelijkheid van de woningen te verbeteren. Over de gekozen techniek met toe-voeging van galerijen en de uitvoering zijn ze niet geheel tevreden. Door de bewoners mee te laten denken over mogelijke oplossingen voor toevoeging van liften en wat de gevolgen daarvan zouden zijn, had weerstand tegen de galerijen voorkomen kunnen worden of zou tot een andere, betere oplossing voor de bewoners gekomen kunnen worden.

Voor de uitvoering van de renovatie had een veel betere planning gemaakt moeten worden. Dit had gekund door eerst een proefportiek uit te voeren naast het nieuw uit te voeren trappenhuis. Hiermee hadden ze beter inzicht kunnen krijgen over de situatie en uitvoer, waardoor uitloop tijdens de gehele renovatie grotendeels voorkomen had kunnen worden.

Centrum BiddinghuizenBij de renovatie van het centrum van Biddinghuizen had een grotere betrokkenheid en tevredenheid onder bewoners gerea-liseerd kunnen worden door wel huurverhoging te vragen en de bewoners niet alleen mee te laten beslissen op detailniveau. Om de bewoners een goed beeld vooraf te kunnen geven over de bouwkundige zonwering, had beter gebruik gemaakt kunnen worden van een fotorealistisch impressie of beeld van projecten waar het al toegepast is. Wat ook tot veel weerstand leidde tegen de bouwkundige zonwering is dat het er uitziet als iets dat voor de oude gevel is geplaatst. Als de gehele uitstraling van de gevel was aangepast, werd het veel minder als ‘lelijk’ bestempeld.

Figuur 80: Biddinghuizen - impressie bouwkundige zonwe-ring

Figuur 81: Biddinghuizen - resultaat

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat84

Bij een deel van de woningen is het gehele buitenspouwblad vervangen. Dit leidde tot betere resultaten. Als er ook nog ge-bruik gemaakt was van een geprefabriceerd buitenspouwblad had de kwaliteit nog hoger kunnen zijn en de overlast voor de bewoners minder.

Bij de vierkamerwoningen zou het aan te bevelen zijn geweest de badkamer wel te verplaatsen naar één van de slaapkamers. De grootte van de badkamer en het ontbreken van een toilet boven voldoet nu al niet meer aan de meeste woonwensen, laat staan bij die van de komende decennia. Om de woningen wel voor de doelgroep gezinnen geschikt te houden had de zolder-ruimte vergroot kunnen worden zodat hier een extra slaapkamer gerealiseerd kon worden. Dit had net als bij de seniorenwo-ningen gedaan kunnen worden door een dakkapel, of door het dak te verhogen. Bij deze woningen had er ook voor gekozen kunnen worden het woonoppervlak niet te vergroten, waardoor er een andere doelgroep zou ontstaan. Door de steeds verdere daling in gezinsgrote en het stijgende aantal één- en tweepersoonshuishoudens hadden de woningen ook geschikt kunnen zijn voor deze doelgroep.

Rembrandtflat-ZwolleNa de renovatie van de Rembrandtflat is al een verbeterde aanpak gehanteerd bij de Wanningflat. Bij de renovatie van deze flat zijn betere installaties toegepast, werd er feedback aan de bewoners gegeven over de opgewekte energie, werden de woningen aangepast aan de woonbehoefte door ze levensloopbestendig te maken en werd er beter geprobeerd overlast te voorkomen door rustruimte buiten de flat en voor iedereen wisselwoningen aan te bieden. Naast deze verbeteringen was het bij de Rembrandtflat ook aan te bevelen de gehorigheid in de woningen aan te pakken.

Blue Print woningen - HeerhugowaardBij de renovatie van de Blue Print woningen is nu enkel de gehele gevel vervangen. Doordat het gaat om starterwoningen, wat inhoud dat het relatief kleine eengezinswoningen zijn, en door de renovatie de woningen weer verkoopbaar zijn zullen veel bewoners na de renovatie de woning verkopen en vertrekken naar een grotere woning. Bij het vervangen van de gehele gevel had daarom ook gebruik gemaakt kunnen worden van de mogelijkheid om niet enkel een nieuwe gevel te plaatsen, maar een gehele aanbouw zodat de vraag naar meer woonruimte al bij deze woning vervuld kon worden.

Koningsvrouwen van Landlust - AmsterdamBij de renovatie van de Koningsvrouwen van Landlust is ingezet op maximale bewonersparticipatie en begeleiding. Het pro-bleem bij deze renovatie is voor de bewoners dat ze hun woning (tijdelijk) moeten verlaten. Aangezien uitvoering in bewoonde staat echt niet mogelijk was en er al is ingezet op maximale persoonlijke begeleiding van de bewoners zijn bij dit project geen aanbevelingen meer te doen voor een betere aanpak.

Wandelmeent - HilversumVoor een mogelijke renovatie is het aan te bevelen gebruik te maken van het bestaande initiatief en betrokkenheid van de bewoners bij de ontwikkeling van oplossingen. De acceptatie van overlast zal voor het Wandelmeent complex groter zijn dan gemiddeld, aangezien de bewoners het zelf al willen en er al extra voorzieningen aanwezig zijn zoals logeerkamers, gedeelde keukens en dergelijke. Voor de renovatieoplossing zou gelet moeten worden op verbeteringen van de thermische schil en de installaties. Het buitenspouwblad zou vervangen kunnen worden en het dak dient geïsoleerd te worden waarbij vooral gelet moet worden op het oplossen van koudebruggen. Voor de ventilatie zou ingezet moeten worden op een systeem met warmte terugwinning. Voor verwarming wordt nu gebruik gemaakt van collectieve VR ketels. Deze kunnen vergangen worden door installaties met een hoger rendement.

De Kroeven - RoosendaalDe renovatie van de Kroeven lijkt qua techniek het beste te voldoen aan de Slim&Snel doelstellingen van 45% energiebespa-ring en maximaal vijf dagen uit de woning. In het volgende hoofdstuk zal voor dit project een uitgebreide verbeterde aanpak worden beschreven hoe dit project ook qua bewonersbelangen aan de Slim&Snel doelstellingen had kunnen voldoen.

10�3 Conclusie

Geen van de technieken noch de geëvalueerde projecten uit de praktijk lijken geheel te voldoen aan alle doelstellingen van Slim&Snel en dit afstudeeronderzoek. Om te laten zien dat het wel zou kunnen wordt in het volgende hoofdstuk een verbe-terde aanpak van het project de Kroeven gegeven en een algemene aanpak voor hoog niveau renovatie in bewoonde staat.

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staat 85

11 Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staatIn dit hoofdstuk zal een verbeterde aanpak worden gegeven voor één van de onderzochte projecten, te weten de renovatie van De Kroeven. Hierbij zal beschreven worden hoe bewoners beter betrokken hadden kunnen worden en de techniek aan-gepast had kunnen worden om ook beter de belangen van de bewoners in te willigen en er voor minder overlast tijdens de uitvoering had kunnen worden gezorgd. Daarna wordt een algemene aanpak beschreven waarmee de seriematig gebouwde jaren ‘60 en ‘70 woningvoorraad op een slimme en snelle wijze in het belang van de bewoner verduurzaamd kan worden.

11�1 Verbeterde aanpak renovatieproject De Kroeven

Voor de verbeterde aanpak wordt uitgegaan van de aanpak welke gehanteerd is bij complex 505 met de geprefabriceerde gevelelementen, aangezien deze aanpak al leidde tot minder overlast voor de bewoners, hogere kwaliteit en lagere kosten ten aanzien van de uitvoering van complex 506.

Betrekken bewoners in voorfaseVoor aan de planvorming begonnen was had al gewerkt kunnen worden aan de betrokkenheid van de bewoners. Hierbij had naast een aanstaande renovatie vooral gewerkt moeten worden aan het oplossen van de sociale problematiek welke in de wijk heerst. Voor het betrekken van bewoners had dezelfde strategie als het project de Koningsvrouwen van Landlust gebruikt kun-nen worden. Door het beter betrekken van bewoners hadden beter de structurele problemen van de woning en de behoeften van de bewoners achterhaald kunnen worden. Bewoners hadden door het nastreven van hun eigen belangen eerder kunnen instemmen met de renovatie en waarschijnlijk de overlast meer geaccepteerd.

In de wijk zijn voor complex 506 twee proefwoningen gemaakt en voor complex 505 één proefwoning om de twee systemen voor uitvoering van renovatie tot passiefhuis ‘uit te proberen’. Deze woningen werden ook gebruikt om de bewoners te laten zien wat het eindresultaat zou worden. Om dit beter te gebruiken hadden de woningen ook intern verbeterd moeten worden, zodat de bewoners hier al de verbeteringen en extra opties konden ervaren.

Oplossing structurele problemen woningVooral de hoge energielasten zijn aangepakt met de renovatie. Alhoewel dit probleem wel bestond, leefde het niet heel erg onder de bewoners. Een structureel probleem van de woningen waar de bewoners wel last van hebben is de gehorigheid van de woningen. Dit is echter niet aangepakt met de renovatie. De grootste bron van overlast is van het geluid van gebruik van de trap en de wasmachine die vaak in de keuken staat. De gehorigheid had relatief eenvoudig aangepakt kunnen worden door het plaatsen van voorzetwanden in de woonkamer en in de twee grote slaapkamers voor de woningscheidende wand. De werkzaamheden hiervoor zouden wel voor extra overlast zorgen tijdens de uitvoering en een klein deel van het woonoppervlak wordt ervoor opgeofferd. De keuze voor toepassing had daarom, het beste aan de bewoner zelf overgelaten kunnen worden.

Voorkomen overlastTijdens de renovatie was de woning één dag overdag onbewoonbaar. Tijdens deze dag werden oude kozijnen verwijderd en werd het dak van de woning gehaald. Volgens Rob van der Hoek van de uitvoerder VDM had het verwijderen van het dak emotioneel gezien grote impact op de bewoners. VDM had daarom dan ook voorgesteld het dakbeschot te laten zitten zodat de bewoners minder overlast zouden ondervinden. Hierdoor kon wel minder goed de aansluiting gemaakt worden op de woning-scheidende muur, wat invloed had op de luchtdichtheid van de woning. Echter is de woningscheidende wand zelf ook geheel niet luchtdicht en is de aansluiting op de bestaande muur rafelig. Als het dak er toch af ging had beter voor de woningschei-dende wand een voorzetwand geplaatst kunnen worden. Hiermee had zowel de thermische als de akoestische isolatie naar de naastgelegen woning verbeterd kunnen worden en zou er een recht vlak zijn waarop de dakelementen konden aansluiten.

In de woning waren, naast de groot onderhoudwerkzaamheden zoals vernieuwing van keuken, badkamer en toilet waarvoor de bewoners konden kiezen, vooral werkzaamheden voor de aanleg van het mechanische ventilatiesysteem. Dit gaf veel overlast omdat er door meerdere mensen aan gewerkt werd en op verschillende plaatsen in de woning. De werkzaamheden zorgden voor stof en geluidsoverlast in de woning en uiteindelijk voor minder woongenot in woonruimte, aangezien er ruimte voornamelijk in vaste kasten van de slaapkamer voor opgeofferd werd. Om al deze problemen te voorkomen zouden de buizen van het ventilatiesysteem ook in de geprefabiceerde gevelelementen verwerkt kunnen worden. VDM is al samen met de ande-re partijen uit het consortium bezig om dit te ontwikkelen. Voor de nieuwe schil wordt een isolatiepakket van 400 mm gebruikt. Hier kunnen op verschillende plaatsen buizen voor de ventilatie doorlopen van 90 mm. Doordat er geen werkzaamheden meer

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat86

in de woning worden uitgevoerd wordt het goedkoper en zorgt het voor minder overlast voor de bewoner. De installateur hoeft alleen op zolder de installatie aan te koppelen en in de ruimten waarop de buizen uitmonden een rooster te plaaten.

Voorzien in woonbehoefteDe vijfkamerwoningen worden door de bewoners als ruim beschouwd, maar bij de vierkamerwoningen is dit niet altijd het geval. De bewoners kregen al de keuze om een vaste trap naar zolder te laten plaatsen zodat ze deze ruimte ook als gebruiks-ruimte konden gaan gebruiken. Een mogelijkheid voor vergroting van de woning is om deze zolderruimte te vergroten. Dit zou naar keus van de bewoner gedaan worden door het plaatsen van een dakkapel. Dit zorgt echter wel voor een groter schi-loppervlak van de woning, wat tot meer warmteverlies kan leiden. Voor het passiefhuisconcept is dit niet optimaal, maar het kan wel. Een andere mogelijkheid voor vergroting van de zolder is om het dak te verhogen. Als er, zoals hiervoor beschreven, gebruik wordt gemaakt van voorzetwanden waarop de dakelementen kunnen rusten is het relatief eenvoudig deze hoger uit te voeren. De meest ideale vorm voor een passiefhuis zou een bolvorm zijn, aangezien daarbij de oppervlakte-inhoud verhouding het gunstigst is. Hierdoor zou zelfs overwogen kunnen worden het dak niet schuin, maar als een halve cilinder uit te voeren. Waardoor er onder het dak meer gebruiksruimte ontstaat en is er in verhouding minder verliesoppervlak is. Of dit technisch, praktisch en economisch eenvoudig uitvoerbaar is, is nog niet naar gekeken. Er is niet bekend of dit eenvoudig te maken is, goed te vervoeren en of hierop ook simpel de zonnecollectoren te bevestigen zijn.

Net als in veel andere woningen uit deze tijd is in de woningen slechts een kleine badkamer aanwezig. Voor verbetering kon-den de bewoners kiezen uit drie opties: de badkamer verbeteren, de badkamer verbeteren en de douchehoek vergroten te koste van naastgelegen slaapkamer of naast de badkamer een toilet laten aanleggen te koste van de slaapkamer. De derde optie was enkel mogelijk voor de vierkamerwoningen. Voor een echte vergroting naar een badkamerformaat naar huidige maatstaven had de bewoners ook de optie gegeven kunnen worden om de badkamer te laten verplaatsen naar een kleine slaapkamer. Voor de vijfkamerwoningen was het dan ook mogelijk geweest om een toilet boven te creëren. De opgeofferde slaapkamer zou dan gecompenseerd kunnen worden door de extra gebruiksruimte die op zolder is gekomen. Hier kunnen één of twee slaapkamers gecreëerd worden vooral als deze ruimte ook vergroot wordt.

In de woonkamer zijn de bewoners zeer tevreden over de nieuwe brede vensterbanken. Veel bewoners vinden het jammer dat er geen nieuwe binnendeuren zijn geplaatst aangezien deze al er veelal vanaf de bouw in zitten en door de renovatie vaak ook extra beschadigingen hebben opgelopen.

Algemene verbeteringen in techniek, uitvoering en procesVDM gaf aan dat ze pas na een aantal woningen goed in de vingers hadden hoe ze de woningen het best luchtdicht konden maken. Dit zat vooral in de detaillering en het juiste materiaal. Door betere logistiek en verdere prefabricage kunnen faalkos-ten voorkomen worden. Voor bewoners zorgt dit voor minder overlast tijdens de uitvoeren, minder uitloop en dat er beter aan afspraken voldaan wordt wat weer leidt tot een grotere tevredenheid van bewoners over de uitvoering.

Door gebruik te maken van een consortium van een beperkt aantal partijen is voor de bewoner duidelijker wie wat doet en waarvoor verantwoordelijk is dan wanneer er gebruik gemaakt wordt van een hoofdaannemer met vele verschillende onder-aannemers.

Ronde dakvorm

voorzetwand

oude woning-scheidende muur

Figuur 82: Meest ideale dakvorm voor passiefhuisrenovatie?

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staat 87

11�2 Algemene aanpak hoog niveau renovatie

Hieronder zal een aanpak worden beschreven waarvan verondersteld wordt, naar aanleiding van de geëvalueerde projecten en verschillende gesprekken met professionals, dat het beter zal werken om bewoners mee te krijgen voor een renovatie en de oplossing aan te laten sluiten op de belangen van bewoners.

Voorbereidingsproces huurwoningenDoor de behoeften van de bewoner als uitgangspunt te nemen en daaraan de energiebeparings- en woningverbeteringsmaat-regelen te laten aansluiten zullen niet alleen de bewoners eerder instemmen met een renovatie, maar ook de trots op de reno-vatie en zal het gevoel dat het iets van hen zelf is vergroot worden, wat in de beheerfase kan leiden tot lagere onderhouds- en aanpassingskosten. Als de bewoners de renovatie zelf wensen omdat het voorziet in hun belangen, zal ook de acceptatie van de overlast groter zijn, waardoor er weer bespaard kan worden op herhuisvestingskosten.

Voor de aanpak van huurwoningen zal een woningcorporatie eerst de algemene doelen en mogelijkheden vast moeten stellen. Hieronder vallen de volgende vragen: voor wie de woningen de komende vijftig jaar geschikt moeten blijven, wat de financiële mogelijkheden zijn en wat er mogelijk is binnen de huidige regelgeving omtrend de woningen? Bij een voorgenomen renova-tie van huurwoningen waarmee een levensduurverlenging van vijftig jaar wordt nagestreeft is het logisch dat deze gepaard gaat met een forse energiereductie om de woonlasten in de toekomst betaalbaar te houden. Daarnaast zal de renovatie een grote kwaliteitsverbetering van de woning met zich meebrengen. Hierdoor is het mogelijk huurverhoging aan de bewoners te vragen. De woningbouwcorporatie moet hiervoor dan ook niet bang zijn. Door dit juist te vragen moet de renovatie ook van direct belang zijn voor de bewoner en zal hij ook meer moeite doen om zijn belangen gerealiseerd te zien worden. Als er geen huurverhoging gevraagd wordt blijft de renovatie voor het gevoel van de bewoner vaak alleen iets van de woningbouwcorpo-ratie, waarmee alleen de doelen van de laatste worden nagestreeft.

Wettelijk gezien moet de corporatie 70% instemming hebben voor uitvoer van de renovatie. Maar door niet de 70% als uit-gangspunt te nemen voor instemming, maar 100% is er opeens een heel andere instelling. Bij deze situatie ga je ervan uit dat alle partijen er beter van worden. Hierdoor zal er ook veel beter omgegaan moeten worden met alle belangen van alle bewoners.

Om de belangen van al de bewoners goed mee te nemen zal al in een zeer vroeg stadium van de planvorming begonnen moe-ten worden met het betrekken van de bewoners. Aan de ene kant zullen de behoeften van de bewoners achterhaald moeten worden en aan de andere kant zullen de bewoners zelf moeten (gaan) wensen dat hun woning gerenoveerd wordt. Werken vanuit de bestaande klachten is slechts de eerste stap, maar laat te veel kansen liggen. Op een formele wijze vragen naar tevredenheid en wensen levert al meer informatie, maar voor een bewoners is het moeilijk een vraag te beantwoorden als je niet weet wat er allemaal mogelijk is. Hierdoor zal er ook is kaart gebracht moeten worden hoe de bewoners hun woningen gebruiken en wat hun achterliggende behoeften zijn, waarbij informele aanpakken het beste werken om dit te achterhalen.Naast de behoeften in kaart brengen, zullen de bewoners ook de renovatie zelf moeten gaan wensen zodat ze er mee in zul-len stemmen. Hiervoor zullen ze eerst inzicht moeten krijgen in wat er mis is met hun woning. Zelf zullen ze vaak al klachten hebben, maar daarnaast kunnen warmtefoto’s, inzicht in de stijging van hun energierekening over de afgelopen jaren en het openbreken van een proefwoning om te laten zien hoe slecht de isolatie is helpen dit inzicht te vergroten.

Om alle belangen te betrekken en 100% instemming te halen is werken met alleen een (bestaande) bewonerscommissie on-voldoende. Deze is vaak maar beperkt in omvang en geen goede afspiegeling van alle bewoners. Om een grote groep bewo-ners en verschillende doelgroepen te bereiken is het raadzaam verschillende aanpakken te gebruiken. Hierbij kan de volgende structuur worden gebruikt:

• één kleine vaste groep, die een representatieve afspiegeling is en die meebeslist in de planvorming• verschillende meedenkgroepen, waaruit alle input moet komen, zoals de behoeften en mogelijke oplossingen• workshops en projectbezoeken voor generen van oplossingen en inzicht voor bewoners in mogelijke oplossingen• informatiebijeenkomsten om alle bewoners op de hoogte te houden

Belangrijk bij het betrekken van bewoners is dat dit op een informele manier gebeurt, op tijdstippen die passen bij de leefritme van bewoners en dat rekening wordt gehouden met ouders van kinderen.

Het ontwikkelen van de renovatieoplossing moet een combinatie zijn van het behartigen van de belangen en behoeften van bewoners nu, die in de toekomst en de algemene doelen en mogelijkheden, zoals financiële en regelgevingstechnische. Bewo-

Voorbereidingsproces huurwoningen

• stel algemene doelen en kaders vast• vraag huurverhoging• vraag 100% instemming• betrek bewoners vanaf initiatieffase• achterhaal behoeften aan de hand van:

◦ bestaande klachten ◦ huidige woongebruik ◦ wensen

• bewoners het inzicht laten krijgen dat reno-vatie gewenst is door het te laten zien door bijvoorbeeld: ◦ warmtefoto’s ◦ stijgende energierekening van afgelopen

jaren ◦ het openbreken van één proefwoning

• werk niet alleen met (bestaande) bewoners-commissie

• betrek bewoners op informele wijze en stem dit af op hun leefritme

• gebruik meerdere aanpakken en project-groepen om verschillende (moeilijk te berei-ken) doelgroepen te bereiken

• werk samen met bewoners aan oplossingen• laat bewoners vooral meedenken over uit-

straling en gebruik (door workshops)• informeer bewoners over technische oplos-

singen door het te laten zien en ervaren ◦ hoe het eruit ziet ◦ hoeveel ruimte het inneemt ◦ hoeveel geluid het maak (bij installa-

ties) ◦ effect op comfort ◦ effect op binnenluchtkwaliteit ◦ effect op energierekening

• gebruik andere bewoners die al een HNR hebben ondergaan als betrouwbare bron

• bied persoonlijke keuzemogelijkheden op het gebied van uitstraling en aanpassingen in de woning

• wees helder in wat wel en niet kan en wat voor gevolgen dit heeft (in huurverhoging)

• geef bij bewoners duidelijk aan wat wanneer gaat gebeuren ◦ wat voor voorbereidingen ze hiervoor

moeten treffen ◦ hoe lang het duurt ◦ wat ze nog wel en niet meer in de wo-

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat88

ners hebben vaak het grootste belang bij de uitstraling en hoe de woning straks gebruikt kan worden. Laat ze vooral hier in meedenken en beslissen. Wat betreft de technische mogelijkheden en oplossingen hebben de bewoners geen direct belang bij wat het technisch in houdt en doet. Hierover zullen ze voornamelijk geïnformeerd moeten worden wat het voor ze betekent. Alleen woordelijk of schriftelijk overbrengen is vaak onvoldoende. Het werkt beter als bewoners daadwerkelijk kunnen zien en ervaren hoe het eruit ziet, hoeveel ruimte het inneemt, of installaties geluid maken, wat het effect is op comfort, de energie-rekening en de kwaliteit van het binnenmilieu. Hiervoor kunnen bewoners meegenomen naar voorbeeld projecten, kan een proefwoning in het complex gemaakt worden of kunnen andere bewoners, waarvan de woningen al gerenoveerd zijn, vertellen over hun bevindingen en ervaringen.

Naast het kunnen meedenken en meebeslissen over de algehele renovatieoplossing wordt het door bewoners zeer op prijs gesteld dat ze ook keuzemogelijkheden op individueel woningniveau hebben wat betreft aanpassingen in de woning en de kleurstelling en de uitstraling daarvan.

Tijdens de gehele renovatie is voor bewoners het meest belangrijk dat er helder en duidelijk is wat allemaal kan en wat niet en wat dat voor gevolgen voor hen heeft. Dit houdt in dat er goede comminicatie vooraf is, geen verwachtingen geschapen worden die niet waargemaakt kunnen worden, aangegeven wordt waar ruimte is voor invulling van bewoners, wat de huur-verhoging wordt en wat het voor gevolgen heeft voor de totale woonlasten. Tijdens de renovatie moet er duidelijk zijn wat wanneer bij wie gebeurt, wat de bewoner zelf voor voorbereidingen moet treffen, hoe lang het duurt en wat hij gedurende deze tijd nog wel en niet meer kan.

Na communicatie van de geplande werkzaamheden en wat dit inhoudt voor de bewoners kunnen bewoners samen een ‘over-levingsplan’ opstellen. Vooral oudere bewoners kunnen opzien tegen een renovatie. Dit kan hierbij geïnventariseerd worden waarbij afspraken gemaakt worden wie wie helpt met bijvoorbeeld het verplaatsen en afdekken van spullen. Ook kan hierbij geïnventariseerd worden welke extra voorzieningen mensen wenselijk vinden.

Een belangrijke component om de acceptatie van overlast te vergroten is de mogelijk voor mensen om hun verhaal kwijt kun-nen. Het is daarom raadzaam dat bewoners dit tijdens de uitvoering altijd kunnen als het ze even teveel wordt. Hiervoor kan een professional worden ingezet, maar kunnen ook andere bewoners ingezet worden. Zo kan er een ‘woonkamer’ ingericht worden waar mensen er over kunnen praten met anderen. Daarnaast wordt het erg op prijs gesteld als er een rustruimte is, voor als de drukte of het lawaai teveel wordt. Als de overlast heel ingrijpend is, is het aan te raden een aantal wisselwoningen beschikbaar te stellen voor wie denkt dat ze het niet aan kunnen. Hierbij moet geen onderscheid gemaakt worden tussen be-woners, bijvoorbeeld alleen op medisch advies. Voor iedereen is wel een goede reden te bedenken om het niet aan te kunnen.

Aanpak koopwoningenVoor eigenaarbewoners is de hoogte van de investering voor energiebesparende maatregelen en de lange terugverdientijd een grote belemmering. Door gebruik van financieringsmodellen waarbij de eigenaar veel lagere of geen investeringskosten heeft, maar de kosten voor de maatregelen betaald worden uit de maandelijkse besparing op de energierekening worden deze belemmeringen verholpen. Een andere belemmering voor toepassing is dat veel woningeigenaren geen energiebesparende maatregelen nodig vinden. Door ze te integreren met andere maatregelen die bewoners wel wensen waarbij de energiebe-sparende maatregel een extra voordeel geeft zal het wel afgenomen worden. Een voorbeeld hiervan is het integreren van een warmtepomp in een standaard uitbouw van de woning zoals de verbouwshop toepast in de hybride aanbouw. De extra kosten van de warmtepomp kunnen gefinancierd worden uit de energiebesparing, waardoor het geen nadelen heeft voor de bewoner. Op de lange termijn zal het zelfs extra voordelen voor de bewoners opleveren.

Collectieve initiatieven uit de buurt hebben grote potentie voor woningeigenaren, aangezien ze zelf geen uitzoek- en regelwerk hoeven te doen. Bovendien zorgen de collectieve initiatieven er voor dat de sociale druk hoger is om het ook te doen. Om dit te bewerkstelligen zou gewerkt kunnen worden met standaardoplossingen met wellicht een beperkt aantal opties waarbij de bewoners deze op afwerkingsniveau uit kunnen laten voeren naar hun eigen smaak.

Technische oplossing

ning kunnen• laat bewoners samen een overlevingsplan

maken ◦ wat houden werkzaamheden in voor

dagelijks leven ◦ wie heeft hulp nodig ◦ wie kan hulp bieden ◦ zijn er extra voorzieningen nodig/ge-

wenst ◦ kan dit onderling geregeld worden

• woonkamer• rustruimte• wisselwoningen

Aanpak koopwoningen

• financieringsmodellen zonder directe inves-teringskosten en terugverdientijd, maar met verrekening in energielasten

• opname van energiebesparingsmaatregelen in andere woningverbeteringen

• collectieve initiatieven in de buurt• standaardoplossingen met keuzemogelijk-

heid

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staat 89

Voor het beheersbaar houden van de woonlasten en een minimale energiebesparing van 45% dienen de woningen geheel geïsoleerd te worden door te streven naar totale kierdichting en daarnaast te worden voorzien van energiebesparende en wellicht opwekkende installaties.

Zoals hiervoor al is vermeld zal de technische oplossing afgestemd moeten worden op de behoeften van de gebruikers. Dit gaat veelal om aspecten die ervaren worden, zoals ruimtegebruik, behaaglijkheid en uitstraling. Dit moet afgesteld zijn op verschillende doelgroepen. Zo kan in moslimculturen er een grotere behoefte zijn aan een afgesloten keuken, uitgebreidere wasruimte bij het toilet en schoenenopbergruimte bij de entree. Ook is vloerverwarming niet aan te raden als de bewoners graag vloerkleden hebben.

Aangezien de woningen uit de jaren ‘60 en ‘70 relatief klein zijn, is het zeker aan te raden onderzoek te doen naar vergro-tingsmogelijkheden van de woning. Dit kan zowel in de woning door samenvoeging of ander ruimtegebruik als door uitbreiding buiten het huidige woonoppervlak. Een groot knelpunt is vaak de kleine badkamer. Dit kan veelal intern opgelost worden, door vergroting ten koste van vaste kasten, een deel van een andere kamer of door verplaatsing naar een andere kamer. De grootste ruimtevraag ligt bij gezinnen in portiekwoningen. Deze zouden aan de buitenzijde uitgebreidt kunnen worden door een uitbuikmodule of 3D-gevel. Bij galerijwoningen is uitbreiding aan de buitenzijde zeer lastig. Balkons zouden bij de woning worden getrokken, maar dan is er geheel geen privé buitenruimte meer. En dat terwijl deze nu als klein ervaren wordt. Bij eengezinswoningen zijn de mogelijkheden echter een stuk groter. Zo kan er een vaste trap naar zolder geplaatst worden, het dak verhoogd worden, een dakkapel geplaatst worden of een aan/uitbouw gerealiseerd worden aan zowel de voor- als de achterzijde. Door de vaak diepe percelen zijn hier vaak genoeg mogelijkheden voor.

Door oplossingen te ontwikkelen die grotendeels te prefabriceren zijn kan een hogere kwaliteit gehaald worden, wordt het aantal werkzaamheden in en om de woning beperkt, de uitvoeringsduur verkort en faalkosten voorkomen, wat tot minder overlast leidt voor de bewoner en voor lagere kosten voor de uitvoerder. Ook kan hiermee beter volgens planning gewerkt worden. Bij het ontwikkelen van de renovatieoplossing moet er wel vanuit gegaan worden dat de situatie vaak niet precies zo is als op tekening staat, ook kan het per woning verschillen. Prefab-elementen zullen dus flexibel genoeg ontworpen moeten worden om afwijkingen te kunnen opvangen. Zo is het raadzaam dat ze op verschillende wijzen gemonteerd kunnen worden. Dit heeft als voordeel dat het ontwerp ook voor een grotere groep woningen geschikt blijft. Als de verschillende montagewijzen invloed op de constructieberekeningen hebben, zullen deze allemaal doorgerekend moeten worden en bij de bouwvergunning goedgekeurd moeten worden zodat stilvallen tijdens de werkzaamheden voorkomen kan worden.

Naast het feit dat de renovatieoplossing moet voorzien in de behoefte van de bewoner en hiermee minimaal 45% energie be-spaard moet worden, dient het ook een comfort-, geluid- en binnenklimaatverbetering op te leveren. Er zal zeker voorkomen moeten worden dat de renovatie ongewenste bijeffecten oplevert. Zo kunnen bewoners na isoleren van de woning meer last krijgen van geluidsoverlast tussen de woningen doordat het niet meer overstemd wordt door omgevingsgeluid, vooral op ru-moerige lokaties zoals in de buurt van een snelweg. Bovendien kan een nieuw ventilatiesysteem een hinderlijk geluid maken.

Renovatieoplossing

• goede totale isolatie en energiebesparende en/of energieopwekkende installaties

• stem renovatieoplossing zoveel mogelijk af op behoeften en gebruik van bewoners

• zoek naar vergrotingsmogelijkheden badka-mer

• zoek vergrotingsmogelijkheden gehele woonoppervlak

• prefabriceer zoveel mogelijk• ga er niet vanuit dat de situatie precies zo is

als op tekening en bij iedere woning gelijk• zorg voor flexibele en/of meerdere monta-

gemogelijkheden en reken deze allemaal door en in bouwvergunning

• voorkomen ongewenste bijeffecten• zorg bij woningen in rumoerige omgeving

voor extra geluidsisolatie tussen de wonin-gen

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat90

UitvoeringVoor de uitvoering is het zeker aan te raden eerst een proefwoning te doen. Hiermee kan een groot deel van de onverwachte situaties opgevangen worden, kan geprobeerd worden of de bedachte oplossing en uitvoering inderdaad goed toepasbaar is en kunnen bewoners alvast zien en ervaren wat de renovatie inhoudt.

Voor de uitvoering van de renovatie van een complex kunnen twee strategieën gehanteerd worden:

Ten eerste kunnen de werkzaamheden in of aan de woning kunnen zoveel mogelijk gespreid worden over de gehele uitvoe-ringtijd van het complex. De bewoners hebben nooit heel veel overlast, kunnen tussen de werkzaamheden ‘op adem komen’, kunnen bijna continue hun normale ‘woonbezigheden’ blijven uitvoeren, maar hebben vaak en voor langere tijd werkmensen over de vloer.

Ten tweede, de werkzaamheden worden zo snel mogelijk per woning afgerond. De bewoners hebben hierdoor veel meer overlast, maar wel voor een veel kortere tijd. Het lijkt acceptabel om één dag te gebruiken waarin alle grote werkzaamheden aan de woning plaatsvinden, waardoor deze dag de woning overdag totaal onleefbaar is. In de dagen er voor en er na kunnen voorbereidings- en afwerkingswerkzaamheden plaats vinden in de woning.

Een woning moet ‘s nachts normaal bruikbaar zijn. Bij de planning moet er rekening worden gehouden dat werkzaamheden die nodig zijn voor een normale leefsituatie niet halverwege blijven liggen tot na het weekend, en zeker niet tot na een vakan-tie. Bij de aanpak van één woning per dag is het raadzaam vier woningen per week te doen. Hierdoor is er één dag speling, waarbinnen ook afwerkings- en voorbereidingswerkzaamheden gedaan kunnen worden.

Een groot deel van de overlast kan beperkt worden door het aantal en de tijdsduur van de werkzaamheden in de woning zo kort mogelijk te houden. De afwerking moet zo snel mogelijk volgen op de werkzaamheden, zodat mensen weer vrij direct hun woning normaal kunnen inrichten en gebruiken. Bij de afwerking moet er op gelet worden dat dit goed en zorgvuldig wordt uitgevoerd. Dit zijn dingen die bewoners elke dag zien en zich aan kunnen ergeren. Als er schade is ontstaan door werkzaam-heden in de woning moet dit direct worden opgelost of verholpen. Om geen lange procedures te krijgen over de vraag of de schademelding terecht was, dient de woning van tevoren goed opgenomen te worden.

Een aantal bewoners zal de renovatie ook aangrijpen om zelf de woning op te knappen. Hierbij zou het ook mogelijk moeten zijn voor bewoners die daar behoefte aan hebben de bewoner zelf een deel van de afwerking in de woning te laten doen.

In flats wordt de grootste overlast veroorzaakt door lawaai als gevolg van werkzaamheden aan de betonconstructie. Ook al zijn de werkzaamheden aan de woning zelf beperkt tot enkele dagen, als gedurende de hele uitvoeringstijd aan de flat werk-zaamheden zijn in of aan de betonconstructie duurt de overlast hiervan de gehele uitvoeringstijd. Een aanpak waarbij geluids- of stofoverlast bij werkzaamheden verminderd of voorkomen kan worden is aan te raden.

Uitvoering

• proefwoning• óf de werkzaamheden verspreiden, maar

dan nooit meerdere werkzaamheden tegelijk en in tussentijd normale woonsituatie

• óf in korte tijd (1 week) alle werkzaamhe-den in de woning

• één dag woning onbruikbaar is acceptabel• werkzaamheden in woning in de enkele

dagen hierom heen• woning ‘s nachts leefbaar• geen werkzaamheden over weekend of va-

kantie hevelen• direct met afwerking in woning beginnen na

werkzaamheden• afwerking zorgvuldig en goed uitvoeren• bij schade direct repareren• bewoners zelf ook kans geven een deel van

de afwerking te doen• beperken lawaaimakende werkzaamheden

aan betonconstructie in meergezinswonin-gen

• beperking stof

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Conclusies 91

12 ConclusiesDit afstudeeronderzoek is gestart uit de noodzaak om de grote woningvoorraad welke gebouwd is tussen 1960 en 1980 te verbeteren. Hiervoor is renovatie op hoog niveau nodig om de woningen voor lange tijd te kunnen blijven behouden. Het probleem dat hierbij komt kijken is dat het voor woningbouwcorporaties moeilijk is om de benodigde 70% instemming van huurders te krijgen om een renovatie uit te kunnen voeren en woningeigenaren er nog niet massaal voor kiezen om hun wo-ning verregaand te verbeteren. Bij dit onderzoek werd ervan uitgegaan dat een deel van de belemmeringen voor bewoners om te kiezen voor een renovatie voortkomt uit de technische benadering van het proces en de renovatiemogelijkheden. Vanuit deze aanname is de centrale onderzoeksvraag gesteld: Hoe kan het proces, de technische oplossing en de uitvoering van de renovatie aangepast worden zodat belemmeringen om te kiezen voor een renovatie voor bewoners worden verminderd?

In dit hoofdstuk zal deze onderzoeksvraag en daarbij de onderliggende deelvragen definitief beantwoord worden en worden de belangrijkste conclusies die uit het onderzoek getrokken kunnen worden besproken.

12�1 Focusverschuiving in onderzoek

De insteek van het onderzoek was vanuit de technische hoek. Hierbij werd gedacht dat voornamelijk de techniek verbeterd diende te worden om tot een seriematige renovatie van de jaren ‘60 en ‘70 woningen met gestelde doelen van 45% ener-giebesparing, vijftig jaar levensduurverlenging en meename van bewonersbelangen te komen. Tijdens het onderzoek bleken de mogelijke verbeteringen om te komen tot de doelstellingen minder bij de techniek te liggen, maar meer bij het proces. Technisch is het wel mogelijk om de woningen zo te verbeteren dat het energiegebruik met minimaal 45% verminderd en de levensduur van woning met vijftig jaar verlengd wordt. Voor bewoners is het wel belangrijk dat het technisch goed uitgevoerd wordt, maar is veel minder van belang wat er gedaan wordt. Woningverbeteringen om de energielasten van de bewoner te verlagen is wel in belang van de huurder, maar de hoge energierekening leeft (nog) niet als groot probleem onder de mensen. Om bewoners wel mee te krijgen is daarom vooral een andere benadering naar de bewoner toe van belang om een grote verbetering van de seriematig gebouwde woningvoorraad op grote schaal teweeg te brengen.

12�2 Technische renovatiebehoefte

Om de seriematig gebouwde woningen uit de jaren ‘60 en ‘70 te laten voldoen aan de huidige woonwensen en een energie-besparing van minimaal 45% en levensduurverlenging tot stand te brengen dienen de woningen technisch gezien verbeterd te worden om het warmteverlies zoveel mogelijk te verkleinen. Hiervoor dienen de vloer, de gevels en het dak geïsoleerd te worden, koudebruggen opgeheven te worden, warmtelekken, kieren en naden gedicht te worden. Vanwege de gezondheid dienen open verbrandingsinstallaties verwijderd te worden. Voor een beter binnenklimaat en minder warmteverlies zal er een mechanisch ventilatiesysteem met een warmte-terug-win installatie geplaatst moeten worden. Om het minimum van 45% energiereductie te behalen dienen daarnaast nog vaak extra energiebesparende en/of energieopwekkende installaties te worden aangelegd. Met deze aanpak kunnen tegelijkertijd vocht, schimmel en comfortproblemen aangepakt worden. In de woningen, voornamelijk bij slechte kwaliteit van woningscheidende muren en in gehorige omgeving, zullen maatregelen genomen moeten worden om geluidsoverdracht tussen woning te verkleinen.

Voor een levensduurverlenging van vijftig jaar en daarmee het laten voldoen van de woningen aan de huidige en toekomstige woonbehoefte zullen de woningen geschikt gemaakt moeten worden voor kleinere huishoudenstypen of het algehele woonop-pervlakte vergroot worden. Specifiek gezien dient in de woning de badkamer vergroot te worden en iets minder van belang, de keuken verbreed te worden.

Bij galerijflats dient de capaciteit van de liften vergroot te worden, door vervanging voor snellere en grotere liften of toevoe-ging van liften. Bij portiekwoningen is het zeer gewenst, maar dit is afhankelijk van locatie en doelgroep, om liften toe te voegen.

Met een renovatie dient de algehele uitstraling van de woningen verbeterd te worden om de verloedering tegen te gaan en voornamelijk bij meergezinswoningen dient de sociale veiligheid vergroot te worden.

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat92

12�3 Huidige aanpakken

Bij de huidige aanpak van woningverbetering voor huurwoningen maakt de woningbouwcorporatie plannen voor groot onder-houd of renovatie met veelal maar een verbetering naar label B, waarmee de woningen veelal weer vijftien jaar doorgeëxploi-teerd kunnen worden. Deze aanpak is niet voldoende voor minimaal 45% energiereductie en vijftig jaar levenduurverlenging. Voor inspraak van bewoners wordt gebruik gemaakt van een bewonerscommissie, die mee kan besluiten op detailniveau. Plannen zijn gebaseerd op de bestaande klachten van bewoners. Om weerstand van bewoners te vermijden en snel 70% in-stemming te behalen wordt er veelal geen huurverhoging gevraagd. De woningverbetering bestaat meestal uit:

• vernieuwen keuken, badkamer en toilet• plaatsen dubbel glas (waar mogelijk in oude kozijnen)• nieuwe (individuele) HR-ketel• naïsoleren spouw of inpakken gevel• aanbrengen vloerisolatie• aanbrengen dakisolatie

De verschillende werkzaamheden in en aan de woning worden verspreid uitgevoerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van één hoofdaannemer en vele verschillende onderaannemers. De planning van de werkzaamheden lopen vaak uit. De gehele uitvoe-ring van een renovatie van de woningen en het gehele complex neemt vaak ongeveer een jaar in beslag.

Voor de aanpak van koopwoningen dient de eigenaar zelf het initiatief te nemen. Als het gaat om verkochte huurwoningen en de woningbouwcorporatie heeft nog woningen in hetzelfde blok in zijn bezit die ze gaan verbeteren, doet de woningbouwcor-poratie de woningeigenaren een aanbod om hun woningen ook mee te laten doen met de renovatieplannen. De kosten hier-voor worden door de woningeigenaren veelal als te hoog gewaardeerd, maar ook wantrouwen naar de woningbouwcorporatie kan een reden zijn om niet mee te doen.

Als woningeigenaren zelf een ingrijpende verbetering aan hun woning laten doen bestaat deze vaak uit enkele losstaande ver-beteringen. Hier is nog geen sprake van een integrale aanpak met grote sprongen in energiereductie en levensduurverlening.

Bij het ontwikkelen van het woningverbeteringsproduct is vanaf de energiecrisissen in de jaren ‘70 ingezet op het isoleren van de woning en te voorkomen dat warmte kan ontsnappen. Bouwtechnische ontwikkeling om de thermische schil van de woning te verbeteren is onderhand bijna op het hoogst mogelijke niveau uitgekomen, waarbij bijna geheel geen warmteverlies door de schil van de woning plaatsvindt. Naast de bouwtechnische kenmerken te verbeteren wordt steeds meer ingezet op installa-tietechnische verbeteringen bij een renovatie om efficiënter van de benodigde energie gebruik te maken, maar daarnaast ook om gebruik te maken van al aanwezige energie. Na deze technische ontwikkelingen om de woning te kunnen verbeteren zijn verbeteringen nodig zodat organisatorisch de uitvoering kan en meer geaccepteerd wordt en daarnaast dat bewoners naast het te kunnen ook daadwerkelijk willen. Voor deze, voornamelijk procesmatige aanpak, is nog een grote verbetering nodig.

12�4 Belangen bewoners bij een renovatie

Voor bewoners is het dagelijks gebruik en de beleving van de woning, maar ook van de buurt, van het grootste belang. Een hoge energierekening behoort hier niet onder en leeft nog niet heel erg onder bewoners. Voor huurder zijn comfort, uitstra-ling en sociale veiligheid van de woning, het complex en de gehele buurt de thema’s waar het voor bewoners om draait. Voor bewoners van meergezinswoningen zijn verbeteringen aan de algemene ruimten vaak belangrijker dan verbeteringen aan de woning zelf.

Eigenaarbewoners hebben belang bij een renovatie ter verbetering van comfort en binnenklimaat, vernieuwing van badkamer en keuken, vergroting woonoppervlak, verlaging energierekening, waardestijging van woning en verbetering verkoopbaarheid.

Alle bewoners hebben er groot belang bij dat bij renovatiewerkzaamheden de afwerking in de woning goed en zorgvuldig wordt uitgevoerd en dat schadegevallen snel worden afgehandeld. Zeer belangrijk voor bewoners is dat ze duidelijkheid heb-ben over wat de mogelijkheden zijn en wat het voor gevolgen heeft. Als er met de renovatie wordt voldaan aan de verwachting of deze zelfs overtreft, afspraken zijn nagekomen en er duidelijk gecommuniceerd is, heeft dit grote invloed op de tevreden-heid van de bewoners over de renovatie. Bij huurders is dit soms zelf belangrijker dan het eindresultaat zelf.

Bouwtechnische verbeteringen

Installatietechnische verbeteringen

Procesverbeteringen en meename woon-behoeften

Tijd

Effe

ctie

ve r

enov

atie

Figuur 83: Focusverschuiving bij renovatie

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Conclusies 93

12�5 Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie

De keus van de bewoner wordt maar deels, en niet geheel zoals rationeel gedacht wel zo zou moeten zijn, bepaald door wat het voor de bewoner in zijn geheel oplevert. Een groot deel van de keuze van de bewoner wordt bepaald door sociale facto-ren. Huurders stemmen voornamelijk in met een renovatie omdat ze vinden dat de woningen opgeknapt dienen te worden. Daarnaast bestaat nog vaak het gevoel dat ze wel moeten. Ze willen graag dat verschillende problemen worden aangepakt en als ze niet instemmen zijn ze bang dat er niks wordt gedaan. Hierdoor stemmen ze in ook al zijn ze het niet eens met de voorgestelde aanpak. Belemmerend voor huurders is voornamelijk de voorgestelde huurverhoging. Oudere bewoners kunnen zich vaak belemmerd voelen doordat ze opzien tegen de renovatie en niet weten of ze het wel aankunnen.

Bij woningeigenaren spelen vooral de vraag hoeveel invloed een maatregel heeft op het comfort en binnenklimaat en financi-ele factoren een grote rol in de keuze voor een renovatie. De grootste belemmering voor woningeigenaren is dat ze de nood-zaak van aanpassingen niet zien. Daarnaast hebben de hoogte van de investering, de lange terugverdientijd en het niet effec-tief vinden een grote negatieve invloed. Woningeigenaren zullen zeker geïntereseerd zijn als er financieringsconstructies zijn waarbij de investering direct gecompenseerd wordt en als er collectieve initiatieven vanuit de buurt worden georganiseerd.

12�6 Uitvoerbaar in bewoonde staat

Onder welke omstandigheden wil en kan een bewoner in de woning blijven wonen en wanneer gaat de voorkeur uit naar (tijdelijk) verhuizen?

Onder welke omstandigheden een bewoner in zijn woning wil en kan blijven wonen hangt voor een groot deel van de hoeveel-heid overlast af. In welke mate dit mag voorkomen om de renovatie nog in bewoonde staat uit te voeren hangt heel erg af van de persoon en de omstandigheden. Hoe meer men de renovatie wenst, hoe grotere overlast men accepteert. Hierdoor zullen woningeigenaren vaak grotere overlast accepteren dan huurders aangezien een renovatie geheel hun eigen keuze was. Daar-entegen zijn woningeigenaren steeds meer te verleiden door aanbiedingen van service waardoor de overlast tot het minimum beperkt wordt zoals uitvoering in één dag, afwerking tot en met stoffering, schoonmaakservice, een week vakantie etc. Naast de splitsing in huurders en woningeigenaren kan er een splitsing gemaakt worden in huishoudenstype. Pensioengenieters zien over het algemeen het meest op tegen overlast en of vragen zich af of ze het wel aan kunnen. Knokkers laten het over zich heen komen, maar naast de problemen van alle dag kan het voor deze groep huishoudens het al snel teveel worden. De Mo-dale Burgers en de Vrije Geesten kunnen waarschijnlijk het meeste overlast hebben, zij zullen ook van de gelegenheid gebruik maken om zelf klussen aan de woning te doen. Gezinnen met kleine kinderen, dus zowel bij de Knokker, de Modale Burgers en de Traditionalisten, zullen over het algemeen overlast minder acceptabel vinden, aangezien het gevaarlijke of tot onleefbare situaties voor kleine kinderen kan opleveren.

Opvallend is dat bewoners en woningbouwcorporaties allebei iets anders verstaan onder overlast. Naast rommel, vuil en la-waai ziet een woningbouwcorporatie overlast voornamelijk iets als inbreuk in de privacy van bewoners en schade die ze kun-nen ondervinden. Bewoners meten het vooral af aan hoe leefbaar ze de woonsituatie nog vinden.

Voor bewoners wordt overlast veel meer acceptabel als ze er over kunnen praten als het ze even teveel wordt en als ze nog wel een plek hebben waar ze kunnen zijn zonder last te hebben van overlast.

Over het algemeen kan gesteld worden dat:

• één dag overdag de woning onleefbaar acceptabel is• werkzaamheden in de woning die direct van invloed zijn op het leefbaar zijn van de woning beperkt moeten worden

tot enkele dagen• de woning ‘s avonds en ‘s nachts gewoon bruikbaar moet zijn voor de bewoner• er geen werkzaamheden die de leefbaarheid van de woning zeer beperken half afgerond mogen zijn voor het week-

end of een vakantie• werkzaamheden aan de buitenzijde van de woning wel lang mogen duren

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat94

Het minst acceptabel vinden bewoners werkzaamheden waardoor ze geen gebruik meer hebben van een toilet of gas, water of elektriciteit. Deze overlast moet zeker zoveel mogelijk beperkt worden, het liefst tot maximaal één dag. Ook vrij moeten nemen voor werkzaamheden wordt soms als onacceptabele overlast beschouwd. Rommel en stof wordt wel als grote overlast beschouwd, maar vinden mensen vaak wel gedurende lange tijd acceptabel. In meergezinswoningen wordt geluidsoverlast vaak als de grootste overlast beschouwd.

Renovatie is bewoonde staat is geheel niet meer mogelijk als de bewoners zeer grote weerstand vertonen die niet op te lossen lijkt, er vloeren in de woning vervangen moeten worden, er een box-in-box systeem toegepast wordt of er gedurende meer-dere weken werkzaamheden die het woongebruik verstoren plaats vinden in verschillende ruimten tegelijk.

12�7 Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoering

Bewonersbelangen kunnen beter meegenomen worden als bewoners meer betrokken zijn bij de renovatie. Uit het onderzoek komen sterke aanwijzingen naar voren dat er een grotere betrokkenheid van bewoners ontstaat als er wel huurverhoging wordt gevraagd en als de insteek 100% instemming is, in plaats van minimaal 70%.

De belangen van bewoners kunnen in een renovatie beter meegenomen worden als het behartigen van de belangen als uit-gangspunt wordt genomen. Als daarbij de hoge algemene ambities en energieambities worden aangesloten, zullen ze eerder instemmen met een renovatie, meer overlast accepteren, meedenken over creatieve oplossingen zowel technisch, financieel als sociaal en tot slot trotser en zuiniger zijn op hun woning en woonomgeving.

Bij renovatie van huurwoningen kunnen belangen van bewoners beter meegenomen worden als de bewoners al in een zeer vroeg stadium betrokken worden. Hierbij moet niet alleen gebruik gemaakt worden van de bewonerscommissie, maar ook van een grotere en diversere groep bewoners. Om goed de behoeften van de bewoners te achterhalen zal men zich moeten verdiepen in hun woongebruik. Bij het ontwerp zouden de bewoners vooral een grote invloed moeten hebben op de uitstra-ling en hoe het gebruikt moet of kan worden. Om bewoners beter inzicht te geven zou vooral ingezet moeten worden op een informele aanpak waarmee bewoners het zelf kunnen zien en ervaren. De technische oplossing moet niet beperkt worden door het woongebruik. Deze zal hierop aangepast moeten worden en daarnaast kan het woongebruik van de bewoner beïnvloed worden. Voor de technische oplossing en de uitvoering zou zoveel mogelijk gekozen moeten worden voor prefacricage, zodat de werkzaamheden in de woning, en daarmee overlast, tot een minimum beperkt blijven.

12�8 Eindconclusie

Het verminderen van belemmeringen van bewoners om te kiezen voor een renovatie zit voornamelijk in veranderingen van het proces en de wijze van aanpak. Om dit te realiseren zal voornamelijk een verandering van denken voor plaats moeten vinden.

Om belemmeringen voor huurders weg te nemen dient in de eerste plaats de aanpak van het voorbereidingsproces van de woningbouwcorporatie te veranderen. De angst bij woningbouwcorporaties voor weerstand van bewoners moet verdwijnen. Ook kunnen er wel degelijk hoge ambities worden gehaald als de bewoners veel invloed hebben. Door de woningbouwcorpo-ratie huurverhoging te laten vragen moet de bewoner inzien dat het ook een kwaliteitsverbetering oplevert en zal hijdaardoor harder ‘vechten’ voor het behartigen van zijn belangen. De instelling van de woningbouwcorporatie van minimaal 70% in-stemming behalen moet veranderen naar het behalen van 100% instemming. Om dit te bereiken zullen ze veel beter met alle belangen van alle bewoners moeten omgaan. De energiebesparing moet niet als middel gebruikt worden om de huurverhoging recht te praten, maar als middel om andere doelen en kwaliteitsverbetering te behalen.

Bij het ontwikkelen van de oplossing moeten niet (alleen maar) de huidige klachten als uitgangspunt genomen worden maar de mogelijkheden om de behoeften van alle partijen nu en in de toekomst te behartigen. Voor de renovatie zullen integrale oplossingen bedacht moeten worden waarmee zowel in de behoeften van de bewoners voorzien wordt, als de algemene doelen behaald worden. Techniek en woongebruik moeten niet in conflict met elkaar zijn, maar elkaar aanvullen.

Voor woningeigenaren moeten er standaardoplossingen zijn die overzichtelijk worden aangeboden waarbij integraal hun wensen worden vervuld als het energiegebruik kan worden verlaagd. Hierbij moet keuzemogelijkheid worden geboden en technische oplossingen moeten te vergelijken zijn. Zeer kansrijk voor woningeigenaren zijn initiatieven waarbij buurtbewoners kunnen aansluiten.

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Conclusies 95

De technische oplossing zelf moet zoveel mogelijk prefabriceerbaar zijn. Hierdoor kunnen de werkzaamheden in de woning en de uitvoeringstijd beperkt worden, en daarmee de overlast. Afwerking in de woning moet zo snel mogelijk gebeuren, zodat de woning weer normaal gebruikt kan worden. De afwerking in de woning is zeer belangrijk voor bewoners. Hieraan moet meer aandacht worden besteed zodat dit goed en zorgvuldig wordt uitgevoerd.

Tot slot om een renovatie aan te passen aan de belangen van bewoners moet niet alle aandacht worden besteed aan de vraag hoe het technisch werkt en wat het technisch inhoudt, maar hoe het eruit ziet en wat het betekent voor het dagelijks gebruik.

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat96

13 AanbevelingenDit onderzoek heeft zich gericht op een groot spectrum van bewonersbelangen bij renovatie, waardoor al tot nieuwe inzichten is gekomen. Ook toont het onderzoek juist aan dat er nog een groot deel van het rekening houden met belangen van bewoners voortkomt vanuit intuïtie en gewoonte. Het zou zeker aan te bevelen zijn verder onderzoek naar te doen naar de vraag welke aanpakken wel en niet goed werken. Ook zijn er tijdens het onderzoek een aantal sterke vermoedens ontstaan dat ander wijze van instelling kan leiden tot een hogere instemming en grotere tevredenheid van bewoners. Te onderzoeken hypothesen voor vervolgonderzoek kunnen zijn:

• Als er bij een renovatie huurverhoging aan de bewoners wordt gevraagd zullen ze zich meer betrokken voelen bij de renovatie, wat kan leiden tot een grotere meename van bewonersbelangen en een hogere tevredenheid en ac-ceptatie van de renovatie

• Als niet de huidige klachten, maar de wensen en behoeften van bewoners als uitgangspunt worden genomen kan de renovatie beter aansluiten bij de belangen van bewoners waardoor eerder instemming wordt bereikt.

• Als vanaf het begin 100% instemming van de bewoners wordt gevraagd in plaats van 70%, kan er beter alle belan-gen van alle bewoners worden meegenomen en kunnen hogere ambities verwezelijkt worden.

• Als bewoners zich meer betrokken voelen met een renovatie met een hoge energieambitie zullen hierna zelf ook energiezuinig gedrag vertonen.

Daarnaast zou het zeer interessant zijn om de enquête die nu is uitgevoerd onder woningeigenaren in een soortgelijke vorm ook uit te voeren onder huurders.

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Reflectie 97

14 ReflectieTot slot van dit afstudeerwerk is dit laatste hoofdstuk gewijd aan een reflectie. Hierbij wordt ingegaan op de vraag of de ge-bruikte aanpak van onderzoek ook heeft geleid tot de gewenste resultaten. Hierbij wordt gekeken of de gebruikte methoden voldoende informatie hebben opgeleverd. Daarnaast wordt nog een persoonlijke terugblik op het verloop van het proces van het onderzoek gegeven.

14�1 Gebruikte methoden en technieken

Voor het onderzoek naar bewonerslangen bij renovatie in bewoonde staat zijn verschillende aanpakken gebruikt om tot de doelstelling en het beantwoorden van de onderzoeksvragen te komen. In de beginfase van het onderzoek is een onder-zoeksopzet gemaakt die het gehele onderzoek vrijwel hetzelfde is gebleven. De drie hoofddelen van dit onderzoek: de litera-tuurstudie, de projectevaluaties en de landelijke enquête zullen hier kort geëvalueerd worden in hoeverre ze goed toepasbaar waren voor het onderzoek.

LiteratuurstudiesBij het onderzoek is gestart met een literatuurstudie om voor mezelf algemene informatie te vergaren over de technische kwaliteit van jaren ‘60 en ‘70 woningen en wat voor mogelijkheden er zijn voor renovatie. In het begin van het onderzoek, waarbij vooral vanuit de technische hoek is ingeschoten en verondersteld werd dat voornamelijk de techniek aangepast diende te worden om beter aan belangen van bewoners te voldoen, stond alleen deze literatuur studie in de planning. Naar mate de focus van het onderzoek meer verschoof naar de bewoner is besloten ook een literatuurstudie te verrichten naar bewonersbe-langen. Dit was geheel logisch omdat zo de bewonersbelangen en de techniek samen te kunnen smelten.

De literatuurstudie naar bewonersbelangen duurde langer dan verwacht. Dit kwam onder andere door de grote hoeveelheid literatuur, het feit dat ik voor mezelf slecht had afgebakend wat ik ermee wilde bereiken en ik op dit gebied als bouwkundige nog een leek was.

ProjectevaluatiesDe projectevaluatie is een tijd uitgesteld aangezien ik de vragen voor de interviews bij de projecten wilde laten voortvloeien uit de literatuurstudies. Hiervoor dienden deze eerst zoveel mogelijk afgerond te zijn. De evaluatie van de projecten waren in eerste instantie namelijk voornamelijk bedoeld als bevestiging van de literatuur, maar zijn uiteindelijk meer gebruikt als aanvulling en verfijning voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. Hierdoor kon beter het verschil tussen de praktijk en de standaardaanpak onderzocht worden zodat gekomen kon worden tot een vernieuwde aanpakbeschrijving.

Tijdens het onderzoek waren negen projecten geselecteerd welke ik wilde gebruiken voor evaluatie. Hierbij was ervan uit-gegaan dat het niet bij alle projecten mogelijk was. Uiteindelijk hebben zeven projecten meegewerkt, wat achteraf gezien misschien een te groot aantal is geweest om me helemaal goed te verdiepen in alle projecten. Wel waren er grote verschillen tussen de projecten en leken er geen twee op elkaar, waardoor er wel een breed beeld is ontstaan voor een totale aanpak en deze toepasbaar is voor verschillende situaties. Ook leverde elk project weer nieuwe nuttige informatie op en is het hierdoor geen verspilling geweest al deze projecten te evalueren.

Het project De Kroeven stond al vanaf de beginfase van het onderzoek op de planning om te evalueren aangezien dit project het dichtst in de buurt komt van de Slim&Snel doelstellingen. Ook was vanuit de SEV aangegeven dat dit project gemakkelijk gebruikt kon worden, omdat ze er zelf ook een learning history van lieten maken. De woningbouwcorporatie hield echter in het begin de boot af aangezien ze zelf wilden kijken wat ze wilden evalueren over de renovatie. Ook zagen ze eerst een korte ondervraging van verschillende bewoners niet zitten aangezien na de klachten van bewoners over de renovatie er ook klach-ten binnenkwamen dat het project teveel aandacht kreeg en de bewoners zich een toeristische atractie voelden. Na een paar gesprekken met de woningbouwcorporatie was afgesproken dat zij contactgegevens van een aantal bewoners zouden geven die geïnterviewd konden worden. Na verschillende malen van het kastje naar de muur te zijn gestuurd zijn nooit de contact-gegevens gekregen, maar werd het goed gevonden dat ik bewoners zou ondervragen. Dit is gedaan door bij verschillende woningen aan te bellen met een kort lijstje met vragen.

Het regelen van de andere projecten ging een stuk soepeler. Hier hebben zich geen moeilijkheden met het ondervragen van bewoners voorgedaan. Bij de eerste evaluatie, die uitgevoerd was over het project Prinses Beatrixlaan, kostte het interviewen

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat98

van de bewoners vrij veel tijd, aangezien ik door de bewoners binnen werd gelaten en ze graag alles over de renovatie wilden vertellen en laten zien. Daarom was besloten bij de andere projecten bewoners enkel kort te ondervragen op straat. Voor de ondervraging van de bewoners van De Kroeven, die als laatste was uitgevoerd, is er toch wel weer gekozen om bij mensen aan te bellen. Ik had bij de andere projecten achteraf het gevoel dat ik toch te weinig uit de bewoners had gekregen, en juist bij De Kroeven vond ik dit extra van belang. Hier is echter wel beter voorbereid op korte interviews, door middel van een kortere vragenlijst en de wens te temperen om alles van de bewoners te willen weten over de renovatie.

Enquête woningeigenarenDe enquête bij Vereniging Eigen Huis was als laatste deel van het onderzoek ingepland. Door gebruik te maken van het leden-panel van Vereniging Eigen Huis konden veel mensen bereikt worden. Hiermee kon goed inzicht verkregen worden waardoor de doorsnee woningeigenaar (nog) geen renovatie en energiebesparende maatregelen uitvoerd, waardoor hij eerder geneigd is dit wel zou doen en wat er meespeelt in zijn keus als hij wel kies voor energiebesparende maatregelen. Ook kon door de antwoorden uit de enquête verfijnd worden wat acceptabel is qua overlast.

Onderschat is echter de moeilijkheid om de juiste informatie uit de juiste mensen te halen. De enquête was eerst enkel gericht op bewoners van jaren ‘60 en ‘70 woningen. Later is besloten om wel de enquête voor te leggen aan alle leden, aangezien een groot deel van de vragen niet afhankelijk is van het bouwjaar van de woning. Een deel van de vragen was wel minder relevant voor nieuwe woningen. Er was vanuit gegaan dat deze groep niet heel groot zou zijn, maar het bleek dat een kwart van de respondenten juist een woning bezat van na 2000. De doelgroep was jammergenoeg ondervertegenwoordigd. Ook had in de enquête naast de vraag over de tevredenheid over hun woning ook de in welke staat de woning is moeten worden opgeno-men. Gedeeltelijk is dit af te leiden uit het bouwjaar en woningtype, maar lang niet helemaal. Ook had naar de respondenten gecommuniceerd kunnen worden dat deze informatie over hun woning al wel bekend was.

Met de gegevens uit de enquête is nog wel gekeken naar significante verschillen tussen antwoorden. Hier had nog wel meer uitgehaald kunnen worden, maar hier was jammergenoeg te weinig tijd voor ingepland om dit goed en volledig te doen.

Conclusie gebruikte methoden en techniekenOver het geheel gezien was de onderzoeksopzet en methode adequaat om tot beantwoording van de onderzoeksvragen te komen. Door gebruik te maken van verschillende methoden is inzicht verkregen vanuit verschillende invalshoeken, waardoor het eindresultaat betrouwbaarder is.

14�2 Persoonlijke nabeschouwing

Als vervolg op mijn zeer persoonlijk voorwoord hoe ik tot dit onderzoek ben gekomen, hier nog een korte nabeschouwing van mijn persoonlijke beleving van het afstudeerproces.

Waar ik mijn studie begonnen ben vanuit een technische insteek en langzaam steeds meer naar de sociale hoek van bouw-kunde opgegaan ben, is deze kanteling ook tijdens mijn afstudeeronderzoek gemaakt. Ook hier ben ik begonnen vanuit de fascinatie om woningen op een technische en innovatieve manier te verbeteren, maar ben geëindigd bij meer sociale en pro-cesmatige oplossingen.

Bij de start van het afstuderen was het de bedoeling dat we zelf twee onderzoeksonderwerpen bedachten. Hiervoor had ik de onderwerpen ‘leefbaarheid tijdens het proces van herstructurering’ en ‘hoog niveau renovatie in bewoonde staat’ voorgesteld. Aangezien het tweede onderwerp erg aansloot bij het Slim&Snel project van Anke van Hal, welke ze net had opgestart, was door de afstudeercoördinator van Housing, Kees van der Flier, voorgesteld met haar te praten. Uiteindelijk heeft dit geleidt tot mijn afstudeeronderzoek ‘bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat’, wat eigenlijk een combinatie is van beide voorgestelde onderwerpen.

Met dit onderzoek binnen het Slim&Snel project heb ik de kans gekregen gebruik te maken van een groot netwerk van profes-sionals en mijn onderzoek uit te voeren bij de SEV. Dit is zeker een zeer grote verrijking geweest voor het onderzoek.

Aangezien het onderzoek binnen het Slim&Snel project is uitgevoerd leek het erop dat het hierdoor zeer afgebakend zou worden. Ik heb achteraf juist het gevoel van het tegenovergestelde. Ik voelde me volledig vrij gelaten in wat ik zelf wilde onderzoeken. Ook is het onderwerp vrij breed gebleven. Dit zorgde er voor mij voor dat het onderzoek gedurende de gehele periode interessant bleef.

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Reflectie 99

Het breed houden van het onderzoek had wel als nadeel dat ik het soms moeilijk vond mijn focus te vinden en houden. Lange tijd had ik voor mezelf niet geheel het eindproduct helder. Er werd me vanuit de begeleiding daarom aangeraden om al in een vroeg stadium van het onderzoek te beginnen met het schrijven van mijn laatste hoofdstuk, zodat ik daar naar toe kom werken. Ik bleef hier echter tegen aan hikken. Aan de ene kant was dit een belemmering in mijn onderzoek, maar het is achteraf eigenlijk juist een heel sterk punt geweest. Hierdoor werkte ik niet naar een bevestiging van iets bestaan, maar naar de ontwikkeling van nieuwe inzichten. In het ‘anders denken’ bleek de sleuteloplossing te zitten. Dit had tijd nodig om zich langzaam te ontwikkelen zodat ik het concreet vorm kon geven. Uiteindelijk is het denk ik wel gelukt.

Waar ik net al sprak dat het breed houden van mijn onderzoek ervoor gezorgd heeft dat ik het continu leuk bleef vinden heeft het er ook voor gezorgd dat ik het gevoel het dat ik nog lang niet klaar ben met dit onderwerp. Ook omdat ik met dit onder-zoek andere terreinen van kennis buiten de bouwkunde heb aangeraakt zie ik nog zoveel mogelijkheden om mijn kennis op dit gebied te kunnen uitbreiden dat ik dit graag wil doorzetten in een promotie onderzoek.

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat100

LiteratuurAndeweg, M. T. (2009). State of the arts in the Netherlands, in: Reader Housing Management, TUDelft, Delft

Arkel, W.G. van, Jeeninga, H., Menkveld, M. en Ruig, G.J. (1999). Energieverbruik van gebouwgebonden energiefuncties in woningen en utiliteitsgebouwen, ECN

Arnstein, S.R. (1969). A Ladder of Citizen Participation, Journal of the American Planning Association

Blijie, B., Hulle, R. van, Poulus, C. en Hooimeijer, P. (2009). Het wonen overwogen – De resultaten van het WoonOnderzoek Nederland 2009, Ministerie van VROM/WWI en CBS, Den Haag

Boermans, M., Diepenmaat, H. en Hal, A. van (2010). Kansrijke aanpakken in gebouwgebonden energiebesparing – De parti-culiere eigenaar, Meer met Minder, Zoetermeer

Bogerd, A. (2009). Energiebesparing in bestaande woningvoorraad, TUDelft, Delft

Bouma, P., Donkervoort, R., Geurts, G. en Luiten, B. (2007). Uitbuiken als nieuwe manier van renoveren, in: Renovatie – vak-blad voor bestaande bouw, nr 1 2007

COP-bijeenkomst (2010). Discussie Woonlastenwaarborg Woonbond, 20 januari, Atrivé, Houten

Crone, J. en Noorman, A.W. (2004). Woningcorporaties en zeggenschap – ruimte voor bewoners als opdrachtgever, ICEB Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, Rotterdam

Dijck, F. van (2010). Als de bewoners op vakantie zijn is het lekker verbouwen, De Pers, 29 juli 2010

Dijkstra, A. en Brouwer, J. (2010). Bewonerscommunicatie bij duurzame woningverbetering – Praktisch handboek voor pro-jectleiders en hun medespelers, Æneas, uitgeverij van vakinformatie BV, Boxtel

Dongen, J. en Vos, H. (2007). Gezondheidsaspecten van woningen in Nederland, TNO, Delft

Egmond, C. (2009). De kunst van het veranderen – Gedrag van doelgroepen, SenterNovem, Utrecht

Elk, R.S.F.J. van en Priemus, H. (1971). Niet-traditionele woningbouwmethoden in Nederland, Stichting Bouwresearch, Sam-som uitgeverij nv, Alphen aan den Rijn

Experian (2004). MOSAIC Huishoudens, Experian Nederland B.V., Den Haag

Fraanje, P. (2010). Het Nieuwe Renoveren, In: Stedenbouw & Architectuur – 6 oktober 2010

Green, L.W. en Kreuter, M.W. (1999). Health Promotion Planning, Mayfield, Mountain View, California

Groene Speld, de (2009). De Koningsvrouwen van Landlust: Integratie door renovatie, De Groene Speld Bijlage oktober 2009

Groep, J.W. van de (2010). Programmaplan Slim&Snel, Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting en Nyenrode Business University

Hal, J.D.M. van (2008). Uitdagend en waardevol – Intreerede, Publikatieburo Bouwkunde, Delft

Hal, J.D.M. van, Steen, L. van der, Werf, E.M.N. van der (2011). Approaches towards a Smart & Speedy improvement of the in series developed post war housing stock, MISBE2011, Amsterdam

Hofman, J. (2000). De autocipatieladder en de achterkant van de participatieladder. www.kei-centrum.nl

Jacobs, D. (2010). Presentatie Ymere tijdens Workshop Slim en Snel van 26 november 2010, Nyenrode

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Literatuur 101

Liebregts, M. (2009). Ruimer denken over portiekflats, in: Renovatie – vakblad voor bestaande bouw, nr 2 2009

Liebregts, M. en Bergen, Y. van (2010). Op zoek naar nieuwe vormen van onderhoud en renovatie, in: Renovatie – vakblad voor bestaande bouw, special maart 2010

Luijten, A., Griendt, B. van de, Estrik G. van, Bontkes, I. (2010). Onderzoek ‘Baat het niet, dan gaat het niet’, Bouwfonds ontwikkeling

Lysen, E.H. (1996). The Trias Energica: Solar Energy Strategies for Developing Countries, Eurosun Conference, Freiburg

Nunen, H. van (2006). Serie bouwlokalen – Sneller renoveren, BouwhulpGroep BV

Otter, H.J. den (2009). Woningvoorraadgegevens Syswov 2008, ABF RESEARCH, Delft

Ouwehand, A., Adriaanse, C. en Doff, W. (2010). Leefstijlen en woonvoorkeur, Onderzoeksinstituut OTB, Delft

PeGO werkgroep innovatie (2007). EnergieTransitie-Plan PeGO – Een innovatieplan energie-efficiency nieuwbouw en renova-tie, Æneas, uitgeverij van vakinformatie BV, Boxtel

Marissing, E. van (2008). Buurten bij beleidsmakers – Stedelijke beleidsprocessen, bewonersparticipatie en sociale cohesie in vroeg-naoorlogse stadswijken in Nederland, Utrecht: A-D Druk b.v., Zeist

Meijer, F., Visscher, H., Kloosterman, W. en Guerra Santin, O. (2009). Perspectieven voor energiebesparing in de particuliere woningvoorraad, onderzoeksinstituut OTB/TUDelft, Delft

Nelissen, N.J.M. (1980). Geïnstitutionaliseerde beweging: De verstening van de participatie op het terrein van de ruimtelijke ordening. In: E. Marissing, 2008, Buurten bij beleidsmakers, Utrecht: A-D Druk b.v., Zeist

Nunen, H. van (2011). Interview Haico van Nunen – Bouwhulp, Interviewer E.N.M. van der Werf, 5 januari 2011

Rogers, E.M. (1962). Diffusion of innovations, Simon & Schuster Inc.

Schalkwijk, M. en Mulder, S. (2009). Gevelisolatie in Nederland – Kansen en barrières voor gevelisolatie in oudere woningen, TNS NIPO, Amsterdam

Schillemans, R., Rooijers, F. en Benner, J. (2006). Belemmeringen binnen en buiten de muren – Inventarisatie knelpunten en belemmeringen energiebesparingsmaatregelen Gebouwde omgeving, CE, Delft

Scholte, W. en Damen, T. (1998). Kleine woning meest kwetsbare catergorie – Nadere analyse van de aandachtsvoorraad, in: Renovatie en onderhoud, juni 1998

SenterNovem (2007). Voorbeelwoningen bestaande bouw 2007, SenterNovem, Sittard

SenterNovem (2008), Renovatie: duurzaam omgaan met de bestaande bouw, SenterNovem, Sittard

SEV (2011). Meerjarenplan Energiesprong - Update 2011, SEV, Rotterdam

Straub, A. en Vijverberg, G. (2001). Verbeteren van de woontechnische kwaliteit van de sociale huurwoningvoorraad, DGW/Nether Partnership, Utrecht

Thijssen, C.C.F. (1990). Technische kwaliteit van etagewoningen. Dl. B. Bouwconstructieve analyse van naoorlogse meerge-zinshuizen in de non-profit huursector 1946-1980; bijzonderheden en gegevens uit openbare bronnen, Delft University Press, Delft

Thijssen, C.C.F. (1999). Bouwconstructieve analyse van naoorlogse eensgezinshuizen in de non-profit huursector 1946-1980; bijzonderheden en gegevens uit openbare bronnen, Delft University Press, Delft

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat102

Thomsen, A. (2002). De waarde van het bestaande, 10 redenen voor renovatie, Toedracht gehouden op VIBA Jubileum Sym-posium 28 februari 2002, Utrecht

Thomsen, A. en Flier, K. van der (2006). Life Cycle of Dwellings; a Conceptual Model based on Dutch Practice, TUDelft, Delft

Tiemeijer, W.L., Thomas, C.A. en Prast, H.M. (2009). De menselijke beslisser – over de psychologie van keuze en gedrag, Amsterdam university press, Amsterdam

Vreeze, A.S.G. (1993). Woningbouw, inspiratie & ambities: kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland, Nationale Woningraad, Almere

Vreeze, A.S.G. (2001). 6,5 Miljoen woningen – 100 jaar woningwet en wooncultuur in Nederland, Uitgeverij 010, Rotterdam

VROM (2003). De kwaliteit van de Nederlandse woning en woonomgeving rond de millenniumwisseling, Ministerie van VROM, Den Haag

VROM (2007). Duurzaamheidsakkoord, Ministerie van VROM, Den Haag

VROM (2008). Convenant energiebesparing bestaande gebouwen – meer met minder, Ministerie van VROM, Den Haag

VROM, Aedes en Woonbond (2008). Convenant Energiebesparing corporatiesector, Ministerie van Vrom, Aedes vereniging van woningcorporaties en Vereniging Nederlandse Woonbond, Ede

VROM (2009a). Kernpublicatie WoON Energie 2006, Ministerie van VROM, Den Haag

VROM (2009b). Cijfers over wonen, wijken en integratie 2009, Ministerie van VROM, Den Haag

VROM (2010). Strategieën voor duurzaam bouwen, In: Dossier Duurzaam Bouwen en Verbouwen, Ministerie van VROM, Den Haag

Weevers, L. en Go, S.T.K. (2010). Energiebesparing en huurverhoging – De barrières voorbij, BuildDesk, Arnhem

Internetpagina’shttp://www.cradletocradle.nl geraadpleegd 6 januari 2011

http://energiesprong.nl geraadpleegd 18 november 2010

www.energiesubsidiewijzer.nl geraadpleegd 22 maart 2011

www.heijmans.nl geraadpleegd 4 januari 2011

www.kaw.nl/projecten/Woonbox.html geraadpleegd 8 maart 2011

www.palensteinvernieuwt.nl geraadpleegd 8 maart 2011

http://statline.cbs.nl geraadpleegd 17 november 2010

www.woonbond.nl geraadpleegd 3 maart 2011

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage - Enquêtevragenlijst 103

Bijlage - Enquêtevragenlijst

Enquête Vereniging Eigen Huis

Achtergrondinformatie respondenten (al aanwezig) 1581 respondenten

QI� Bent u een man of vrouw?

0%20%40%60%80%

100%

man vrouw

QII� Wat is uw geboortejaar?

0%

1%

2%

3%

4%

5%

1901

1926

1929

1932

1935

1938

1941

1944

1947

1950

1953

1956

1959

1962

1965

1968

1971

1974

1977

1980

1983

1986

QIII� Wat is uw huidige gezinssituatie?

0% 10% 20% 30% 40% 50%

alleenstaandeenoudergezin

gezin zonder kinderengezin met kinderen

inwonendgeen opgave / anders

QIV� Wat is uw hoogstgenoten opleiding?

0% 10% 20% 30% 40% 50%

Postdoctorale opleidingWetenschappelijk Onderwijs

Hoger BeroepsonderwijsMiddelbaar Beroepsonderwijs

Lager BeroepsonderwijsVWO, HBS

HAVOMAVOVMBO

Lager OnderwijsGeen opgave

QV� In welk type woning woont u?

0%

5%

10%

15%

20%

25%

QVI� In welke categorie valt het bouwjaar van uw woning?

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

Respondenten

Nederland

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat104

Enquêtevragen

De volgende vragen worden u gesteld door Eefje van der Werf, student bouwkunde aan de TU Delft� Vereniging Eigen Huis biedt graag ruimte aan studenten als zij een scriptie schrijven waar-van wij denken dat deze toegevoegde waarde heeft voor de leden van de vereniging� Uw antwoorden stellen haar in staat om een goed onderbouwd onderzoek te doen� Over enkele maanden laat zij in de terugkoppeling, die u altijd aan het einde van de vragenlijst kunt vinden, weten wat zij met de resultaten gedaan heeft�

Q1� Wilt u meer achtergrondinformatie over Eefje van der Werf en dit onder zoek?

□ Ja□ Nee

Ik ben Eefje van der Werf en ik studeer bouwkunde aan de TU Delft. De eerste drie jaar van deze studie leer je woningen, gebouwen, wijken en steden te ontwerpen. Daarna kan je een richting kiezen waarin je je verder wilt specialiseren. Ik wilde me hierbij vooral verdiepen in wat er nog mogelijk is met de huidige woningen en wijken en om deze ook geschikt en leef-baar te houden of maken voor de toekomstige generatie. In het laatste jaar van mijn studie is het de bedoeling dat je zelfstandig een onderzoek uitvoert. Ik heb gekozen om mijn af-studeeronderzoek te richten op bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat. Hierbij wil ik kijken waardoor mensen kiezen voor een ingrijpende verbouwing aan hun woning of wat belemmeringen zijn om het niet te doen. Ook wordt er voor huurders gekeken waar-door ze weerstand hebben tegen groot onderhoud en wanneer ze wel willen instemmen met de plannen. Daarnaast probeer ik te inventariseren wat mensen nou echt overlast vinden, zodat renovatieoplossingen en uitvoermethodes hierop aangepast kunnen worden.

Deze enquête is een onderdeel van mijn afstudeeronderzoek en ik hoop dat zoveel mo-gelijk mensen hem in willen vullen, zodat ik zo’n goed mogelijke informatie heb voor mijn onderzoek, maar daarnaast ook kan meehelpen aan het bedenken van oplossingen voor verbouwingen die veel beter op uw wensen zijn afgesteld en zo weinig mogelijk overlast veroorzaken.

Na deze enquête ben ik bijna klaar met mijn gehele onderzoek en hoop ik eind juni, nog net voor de zomervakantie, mijn afstudeerpresentatie te houden. Dit betekent ook dat ik al snel de resultaten uit deze enquête naar u kan terugkoppelen.

Alvast heel erg bedankt,

Eefje van der Werf

Q2� Welke situatie is op u van toepassing?

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

Full-time werkendPart-time werkend

WerkzoekendNiet werkend

GepensioneerdStuderend

Q3� Hoe lang woont u al in uw huidige woning? Als u het niet zeker weet, wilt u dan een schatting maken?

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

Korter dan 2 jaar2 tot 5 jaar

5 tot 10 jaar10 jaar of langer

Q4� Hoe lang verwacht u nog in uw huidige woning te blijven wonen?

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35%

minder dan 2 jaar2 tot 5 jaar

5 tot 10 jaarLanger dan 10 jaar

Ik wil hier nooit meer wegWeet ik echt niet

Q5� In welke mate bent u het eens of oneens met de volgende stellingen?

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Ik breng veel vrije tijd in en rond mijn woning door

Ik heb een grote binding met de buurt waarin ik woon

Ik stel een nette en rustige buurt op prijs

Ik hou van verandering en vernieuwing

Ik klus graag in en rond mijn woning

Ik weet welke energiebesparingsmaatregelen ik kan…

helemaal mee oneens mee oneens niet mee eens, niet mee oneens mee eens helemaal mee eens

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage - Enquêtevragenlijst 105

At random zeven stellingen laten zienQ6� Als u denkt aan uw woning, in hoeverre bent u dan tevreden of ontevre-den over…

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

ToegankelijkheidGehorigheid

Flexibiliteit en veranderbaarheidVerkoopbaarheid

EnergiegebruikHoeveelheid onderhoud

UitbreidbaarheidSchimmel en vocht

Grootte van de kamersBehaaglijkheid

Bouwkundige staatInbraakpreventie

Aantal kamerIndeling woning

UiterlijkWatergebruik

niet van toepassing weet ik niet zeer ontevreden

ontevreden niet tevreden, niet ontevreden tevreden

zeer tevreden

Q7� Heeft u uw woning in de afgelopen 12 maanden verbeterd of heeft u plan-nen dit te doen in de aankomende 12 maanden?

0% 10% 20% 30% 40% 50%

Ja, ik heb mijn woning verbeterdJa, ik wil mijn woning gaan verbeteren

Ja, verbeterd en ik wil nog meer…Nee

Weet ik nog niet

Q7=1 OR Q7=2 OR Q7=3Q8� U geeft aan dat u uw woning net heeft verbeterd of plannen heeft om uw woning te verbeteren� Kunt u aangeven wat er is uitgevoerd of welke plannen u heeft? U kunt meer dan één antwoord geven op deze vraag�

0%5%

10%15%20%25%30%35%40%45%50%

totaal

jaren '60/'70

Q8_1=1 OR Q8_3=1Q9� Wat was voor u de reden om uw woning te isoleren of een energieopwek-kende- of besparende installatie te plaatsen?

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

Energielasten Comfort Milieu Anders

totaal

jaren '60/'70

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat106

Q8_1=1 OR Q8_3=1Q10� U leest hier een aantal punten die mee kunnen spelen in een keuze om uw woning te isoleren of een energieopwekkende- of besparende installatie te plaat-sen� Kunt u aangeven welke van deze voor u een rol hebben gespeeld in uw keuze voor energiebesparende maatregelen?

U kunt meer dan één antwoord geven op deze vraag�

0% 20% 40% 60% 80% 100%

Invloed op comfortInvloed op binnenklimaat

Invloed op energierekeningEffectieviteit maatregel

Hoogte investeringInvloed op maandelijkse lasten

Verwachte woonduurWaardeontwikkeling woning

TerugverdientijdEnergiecampagne

Invloed uit geluidsoverlastFinancieringsconstructie

Ervaringen kennissen/burenInvloed op uiterlijk

Verwachte energieprijsstijgingEPA advies

SubsidieInvloed op ruimtegebruik

Bezoek voorbeeldwoningenWarmtefoto

Woonlastengarantie

totaal

jaren '60/'70

Alleen als bij Q10 bij meerdere items antwoord 1 is gegevenQ11� Kunt u aangeven wat voor u de belangrijkste rol heeft gespeeld in uw keuze voor energiebesparende maatregelen?

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%

Invloed op binnenklimaatInvloed op comfort

Effectieviteit maatregelVerwachte woonduur

EPA adviesInvloed op energierekening

Invloed op maandelijkse lastenFinancieringsconstructie

TerugverdientijdInvloed uit geluidsoverlast

Verwachte energieprijsstijgingEnergiecampagne

Bezoek voorbeeldwoningenHoogte investering

Waardeontwikkeling woningInvloed op ruimtegebruik

Invloed op uiterlijkWarmtefoto

WoonlastengarantieErvaringen kennissen/buren

Subsidie

totaal

jaren '60/'70

Q8_1=1 OR Q8_3=1Q12� Hoeveel geld heeft u besteed of denkt u te gaan besteden om uw woning te isoleren of een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen?

0%

10%

20%

30%

40%

50%

< €5000 €5000 -€10.000

€10.000 -€25.000

€25.000 -€50.000

€50.000 -€100.000

> €100.000

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage - Enquêtevragenlijst 107

Iedereen die niet Q8_1=1 en Q8_3 =1 heeft gekozenQ13� De scriptie waarvoor uw antwoorden gebruikt worden gaat in op woningverbeteringen waardoor het energieverbruik van de woning wordt ver-laagd, zoals bijvoorbeeld isoleren of door een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen�

U hebt aangegeven nu geen plannen te hebben om uw woning te isoleren of een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen� U leest hier een aantal redenen die u kunt hebben om niet uw woning te isoleren of een energieopwek-kende- of besparende installatie te plaatsen� Kunt u aangeven in welke mate deze redenen voor u gelden?

0% 20% 40% 60% 80%

Niet noodzakelijkLengte terugverdientijd

Hoogte investeringMaatregelen niet effectief

Verwachte woonduurTeveel moeite qua tijd/inspanning

Onvoldoende kennis…Teveel regelwerk

Verwachte overlastAanvraagprocedure subsidies

Aanvraagprocedure vergunningenVrees nieuwe onvolkomenheden

Onvoldoende kennis…Verwachte uitvoeringstijd

Ongewenste bijeffectenNiet weten hoe aan te pakken

Ontsierende effectenSlechte ervaringen

totaal

jaren '60/'70

Alleen als bij Q13 bij meerdere items antwoord 1 is gegevenQ14� Kunt u aangeven wat voor u de belangrijkste reden is in uw keuze om uw woning niet te isoleren of een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen?

0% 10% 20% 30% 40%

Hoogte investeringNiet noodzakelijk

Lengte terugverdientijdVerwachte woonduur

Maatregelen niet effectiefTeveel regelwerk

Vrees nieuwe onvolkomenhedenTeveel moeite qua tijd/inspanning

Onvoldoende kennis…Niet weten hoe aan te pakken

Ongewenste bijeffectenOnvoldoende kennis…

Aanvraagprocedure subsidiesOntsierende effecten

Aanvraagprocedure vergunningenVerwachte overlast

Verwachte uitvoeringstijdSlechte ervaringen

totaal

jaren '60/'70

Iedereen die niet Q8_1=1 en niet Q8_3=1 heeft gekozen. De volgende vraag drie keer voorleggen met at-random gekozen items.Q15� Stel dat [item uit onderstaande lijst]� Zou u dan overwegen om energiebe-sparende maatregelen aan uw woning te nemen?

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

aanbod vakantieinformatiebrochures

aanbod wocoaanbod aannemer

stijging energieprijzenbezoek voorbeeldwoning

gratis EPA adviesgoede ervaringen anderen

aanbod gemeentesubsidie

warmtefotocollectief initiatief buurt

directe compensatie investering

ja

misschien

nee

weet ik niet

Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat108

Q8_1=1 OR Q8_3=1Q16� Als u uw woning te isoleert of een energieopwekkende- of bespar-ende installatie plaatst, dan kunt u de kosten hiervan terugverdienen doordat uw energiekosten lager worden� Stel dat u uw woning isoleert of een energieopwekk-ende- of besparende installatie plaatst, wat vindt u dan een acceptabele terugver-dientijd?

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

1 ja

ar2

jaar

3 ja

ar4

jaar

5 ja

ar6

jaar

7 ja

ar8

jaar

9 ja

ar10

jaar

11 ja

ar12

jaar

13 ja

ar14

jaar

15 ja

ar16

jaar

17 ja

ar18

jaar

19 ja

ar20

jaar

21 ja

ar22

jaar

23 ja

ar24

jaar

25 ja

arw

eet i

k ni

et

al plannen

geen plannen

Iedereen die niet Q8_1=1 en niet Q8_3=1 heeft gekozenQ17� U hebt aangegeven niet van plan te zijn in de komende 12 maanden uw woning te isoleren of om een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen� Desondanks wil ik u toch de volgende vraag voorleggen�

Stel dat u uw woning gaat isoleren of dat u een energieopwekkende- of bes-parende installatie gaat plaatsen, dan kunt u de kosten hiervan terugverdienen doordat uw energiekosten lager worden� Stel dat u uw woning isoleert of een en-ergieopwekkende- of besparende installatie plaatst, wat vindt u dan een accepta-bele terugverdientijd?

Zie vraag Q16

Q7=1 OR Q7=2 OR Q7=3Q18� De volgende vraag gaat over verbouwen in het algemeen� Wat vindt u een acceptabele tijdsduur voor een verbouwing?

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

Al plannen

Geen plannen

Q7=4 OR Q7=5Q19� U hebt aangegeven geen plannen te hebben om uw woning in de komende 12 maanden te verbeteren, of dit nog niet zeker te weten� Desondanks willen wij u de volgende vraag stellen�

Wat vindt u een acceptabele tijdsduur voor een verbouwing?

Zie vraag Q18

Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage - Enquêtevragenlijst 109

De volgende vraag één keer voorleggen met at-random gekozen item.Q20� Stel dat u gaat verbouwen, hoe lang vindt u het dan acceptabel dat u [item uit onderstaande lijst]?

0% 20% 40% 60% 80% 100%

toilet (wel chemisch/gedeeld)

badkamer

keuken

1 kamer

gas/water/elektriciteit

2 of meerdere kamers

geluidsoverlast

op gezette tijden thuis zijn

overal werkmensen in woning

vuil en rommel

niet acceptabel

1 dag

1 week

2 weken

1 maand

maakt niet uit

weet ik niet

Q21� Dit waren de vragen van Eefje van der Werf� Als u nog opmerkingen hebt over haar onderzoek, of als u haar een vraag wilt stellen, dan kan dat hier� Eefje zal over een paar maanden in haar terugkoppeling aan u een aantal van uw vragen beantwoorden�[open vraag]