Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het...

72
Academiejaar 2007-2008 Eerste examenperiode Bevorderende en belemmerende factoren voor participatie aan inburgeringsinitiatieven voor anderstalige nieuwkomers Scriptie ingediend tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Pedagogische Wetenschappen, optie Sociale Agogiek Amber Luyten Promotor: Prof. Dr. Martin Valcke

Transcript of Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het...

Page 1: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Academiejaar 2007-2008 Eerste examenperiode

Bevorderende en belemmerende

factoren voor participatie aan inburgeringsinitiatieven voor

anderstalige nieuwkomers

Scriptie ingediend tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Pedagogische Wetenschappen, optie Sociale Agogiek

Amber Luyten

Promotor: Prof. Dr. Martin Valcke

Page 2: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd
Page 3: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

ABSTRACT Deze scriptie situeert zich binnen de problematiek van de uitval van nieuwkomers bij de inburgeringscursussen. Vlaanderen reageert hier op in de vorm van sanctionering. Het is echter zinvol en constructief ook de oorzaken van het afhaken te bekijken en welke maatregelen dit mogelijk (hadden) kunnen voorkomen. Deze scriptie heeft dan ook tot doel diverse belemmerende en bevorderende factoren voor de participatie aan inburgeringsinitiatieven, meer specifiek de cursus maatschappelijke oriëntatie, door anderstalige nieuwkomers in kaart te brengen. Daartoe werd de literatuur en het Vlaamse en internationale beleid grondig verkend, en werd aanvullend een kwantitatief exploratief onderzoek uitgevoerd in onthaalbureau Kom-Pas (Gent). Door middel van een survey bij cursisten maatschappelijke oriëntatie (n = 65) werd gepoogd om een antwoord te formuleren op volgende onderzoeksvragen: (1) In welke mate verklaren persoons- en trajectgerelateerde aspecten verschillen in de beleving van een cursus maatschappelijke oriëntatie?; (2) Welke factoren zijn prioritair voor het afronden van de cursus maatschappelijke oriëntatie?; en (3) Welke factoren belemmeren het doorlopen van de cursus maatschappelijke oriëntatie? Uit de resultaten komt naar voren dat het behalen van een certificaat de meest bevorderende factor is voor het succesvol doorlopen van de cursus, ook motivatie blijkt een rol te spelen. Belemmerende factoren blijken meestal betrekking te hebben op randvoorwaarden, cursisten geven immers aan tevreden te zijn over de inhoud van de cursus. Mogelijke zaken ter verbetering zijn: toegankelijkheid, mogelijkheid om de cursus te combineren met andere cursussen of werk, mogelijkheid tot kinderopvang en groepsgrootte.

Scriptietitel: Bevorderende en belemerende factoren voor participatie aan inburgeringsinitiatieven voor anderstalige nieuwkomers

Promotor: Prof. dr. Martin Valcke Amber Luyten 3de licentie pedagogische Wetenschappen (afstudeerrichting: sociale agogiek) Academiejaar 2007-2008

Page 4: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

INHOUD Inhoud I Woord vooraf III Inleiding IV Hoofdstuk 1: Literatuuronderzoek 1

1. Inburgering in Vlaanderen 1

1.1 Het concept inburgering 1

1.2 Historiek van het inburgeringsbeleid 2

1.3 Doelgroep 4

1.4 Organisatie van het inburgeringstraject 6

1.4.1 Het primaire inburgeringstraject 6

1.4.2 Het secundaire inburgeringstraject 8

1.4.3 Sanctionering 8

1.5 Betrokken actoren 9

1.5.1 Gemeente 9

1.5.2 Onthaalbureau 10

1.5.3 Huis van het Nederlands 11

1.5.4 VDAB 12

1.5.5 Vlaams Minderhedencentrum 12

1.6 Inburgering in andere landen 12

1.6.1 Frankrijk 13

1.6.2 Duitsland 13

1.6.3 Nederland 14

2. Maatschappelijke oriëntatie 16

2.1 Conceptuele situering 16

2.2 Praktische organisatie 16

2.3 Bevorderende en belemmerende factoren 17

2.3.1 Invloedrijke factoren 18

2.3.1.1 Belemmerende factoren 18

2.3.1.2 Bevorderende factoren 21

2.3.2 Aanbevelingen 22

I

Page 5: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

II

Hoofdstuk 2: Empirisch onderzoek 24

2.1 Situering 24

2.2 Onderzoeksvragen 24

2.3 Steekproef 24

2.4 Instrumenten 26

2.5 Analysetechniek 27

2.6 Resultaten 28

2.7 Besluit 38

Hoofdstuk 3: Conclusie en discussie 39

1. Implicaties onderzoeksresultaten 39

2. Beperkingen van het scriptieonderzoek 43

3. Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek 44

Bibliografie 46 Bijlagen 52

Page 6: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Woord vooraf Een scriptie ontstaat vanuit de fascinatie voor en door een bepaald thema; in mijn geval was dat inburgering. Dankzij een boeiende stage bij het onthaalbureau Kom-Pas kon ik dit scriptie-idee uitwerken tot een concept in concrete vorm. Bovendien werd mijn onderzoek ook bij Kom-Pas uitgevoerd. Om deze scriptie tot een goed einde te kunnen brengen, heb ik de hulp gehad van verschillende mensen. Graag wil ik hen bedanken voor hun bijdrage. Eerst en vooral wil ik de mensen van Kom-Pas bedanken voor hun vertrouwen in mij, meer specifiek Marian Ceupens en de MO-docenten. Uiteraard wil ik ook graag een woord van dank richten aan de inburgeraars die de vragenlijst hebben ingevuld en er op die manier voor zorgden dat dit onderzoek kon slagen. Verder ben ik de mensen die de vragenlijsten vertaald hebben zeer erkentelijk voor hun tijd en moeite. Mijn promotor, prof. dr. Valcke, ben ik eveneens zeer dankbaar voor zijn begeleiding. Daarnaast wil ik mijn vriendinnen danken voor de ondersteuning: het nalezen, hun geloof in mij en hun meeleven. Deze scriptie had hier niet gelegen zonder hun steun. Tot slot wil ik ook mijn ouders, broers en zus bedanken voor hun vele aanmoedigingen.

III

Page 7: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Inleiding Tijdens verschillende academiejaren van mijn opleiding, liep ik stage in een onthaalbureau. Aanvankelijk maakte ik kennis met de werking van de inburgeringssector in onthaalbureau PINA (Antwerpen): ik woonde zowel enkele trajectbegeleidingsessies als lessen maatschappelijke oriëntatie bij en mocht aanwezig zijn op overlegmomenten. Vervolgens kreeg ik de kans mijn kennis en vaardigheden te verdiepen binnen Kom-Pas (Gent). Ik raakte gefascineerd door de inrichting van de inburgeringscursussen, en voerde een kleinschalig kwalitatief onderzoek uit naar hoe anderstalige nieuwkomers de cursus Maatschappelijke Oriëntatie (MO) - na een periode van minstens 6 maanden - evalueren. Van hieruit ontstond de idee om me verder te verdiepen in het onderwerp binnen het kader van mijn afstudeerscriptie. Elk jaar komen immers duizenden nieuwe immigranten naar België. Het opbouwen van een nieuw bestaan is voor hen niet zo eenvoudig. Vanuit de idee dat de maatschappij de ogen niet kan sluiten voor de komst van migranten en de plicht heeft hen goed op te vangen, zodat ze een volwaardige plaats kunnen innemen in onze samenleving en er zelfstandig kunnen functioneren, worden integratie- en inburgeringinitiatieven georganiseerd. Nieuwkomers kunnen gebruik maken van deze initiatieven die hen op weg helpen een goede plaats te vinden in de nieuwe samenleving waarin zij terechtkomen (Keulen, 2004a). Het inburgeringsbeleid heeft als doel een grotere zelfredzaamheid op te bouwen bij de nieuwkomer en uiteindelijk een volwaardige participatie van de nieuwkomer aan de Vlaamse samenleving (Vlaamse Regering, 2003). Het is de bedoeling dat de nieuwkomer zich ontplooit op sociaal en cultureel vlak. Er is sprake van een geheel van interventies, namelijk cursussen Nederlands als tweede taal, cursussen maatschappelijke oriëntatie (MO), loopbaanoriëntatie en trajectbegeleiding (cf. infra). Als voorbereiding op het inburgeringsdecreet liet de Vlaamse overheid enkele onderzoeken uitvoeren, naar onder meer de rol van het aanbod maatschappelijke oriëntatie en de plaats ervan in het inburgeringstraject (Verstraete et al., 2000). De resultaten wezen erop dat het enorm belangrijk is dat de nieuwkomers actuele en concrete informatie aangeboden krijgen over hun nieuwe omgeving. Deze informatie handelt over een brede waaier van thema’s die rechtstreeks met hun inburgeringsproces te maken hebben: stad en land, mobiliteit, publieke dienstverlening/verzorgingsstaat, verblijfssituatie, tewerkstelling, gezinssituatie en school, volwassenenonderwijs, gezondheidszorg, wonen, consumptie, vrije tijd (Vlaamse Regering, 2004b). Nieuwkomers krijgen tijdens de lessen maatschappelijke oriëntatie informatie over hun rechten en plichten, ze leren hoe onze samenleving functioneert en maken kennis met de basiswaarden en basisnormen die gelden in onze samenleving. Verder is het voor hen belangrijk dat ze deze informatie ook kunnen inoefenen (Vlaamse Regering, 2004b). Enkele vaardigheden zijn: informatie verwerven en selecteren, netwerken uitbouwen en

IV

Page 8: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

gebruiken, communiceren en in onderhandeling gaan. Er wordt tijdens de lessen geprobeerd de ‘theoretische’ informatie zoveel mogelijk in de praktijk te bekijken: er worden regelmatig uitstappen gemaakt naar verschillende organisaties zodat de nieuwkomers ook in werkelijkheid kunnen ervaren wat er tijdens de lessen wordt gezegd. Deze bezoeken hebben als doel de nieuwkomers vertrouwd maken met de organisaties en op die manier de drempel verlagen voor de nieuwkomer om er een volgende keer zelfstandig naar toe te stappen. Deze scriptie zal zich daarom verder toespitsen op het onderdeel maatschappelijke oriëntatie (MO); meer specifiek is ze gesitueerd binnen de problematiek van de uitval van nieuwkomers bij de cursus MO. In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd voor een belangrijk deel van de doelgroep van het inburgeringsbeleid het volgen van integratiecursussen verplicht gemaakt. Ondanks het feit dat de verplichting in voege is getreden, of net daardoor, zijn er nog steeds een aantal nieuwkomers dat afhaakt tijdens hun inburgeringstraject. Sinds 2004 kunnen zij hiervoor worden gesanctioneerd (De Cuyper & Wets, 2007). In plaats van enkel sancties op te leggen, is het interessanter om eerst de oorzaken van het afhaken te bekijken en welke maatregelen dit mogelijk (hadden) kunnen voorkomen. Deze scriptie heeft dan ook tot doel diverse belemmerende en bevorderende factoren voor de participatie aan inburgeringsinitiatieven, meer specifiek de cursus maatschappelijke oriëntatie, door anderstalige nieuwkomers in kaart te brengen. Daartoe werd de literatuur en het Vlaamse en internationale beleid grondig verkend, en werd aanvullend een kwantitatief empirisch onderzoek uitgevoerd in onthaalbureau Kom-Pas (Gent). Deze scriptie is opgebouwd uit drie hoofdstukken, waarvan het eerste de uitkomst van een literatuuronderzoek tweeledig presenteert. In het eerste deel wordt er een uitgebreide kijk op inburgering in Vlaanderen geboden. Zowel het concept inburgering als de historiek van het inburgeringsbeleid worden hier uit de doeken gedaan. Daarnaast worden ook de doelgroep en de betrokken actoren van het inburgeringsbeleid geduid. Tot slot wordt er een blik geworpen op het verloop en de organisatie van inburgering in buurlanden Frankrijk, Duitsland en Nederland. In het tweede deel van de literatuurstudie wordt dieper ingegaan op maatschappelijke oriëntatie als onderdeel van het inburgeringstraject, dat de focus vormt van het gevoerde scriptieonderzoek. De conceptuele situering wordt gevolgd door een uiteenzetting over de praktische organisatie van maatschappelijke oriëntatie. Daarna volgt een cruciaal onderdeel, namelijk het bespreken van bevorderende en belemmerende factoren die in de literatuur naar voren komen. Het tweede hoofdstuk is voorzien voor het bespreken van het empirisch onderzoek. Een korte situering wordt gevolgd door de onderzoeksvragen en een bespreking van de steekproef. Ook de gehanteerde instrumenten en analysetechniek worden geëxpliciteerd. De uitvoerige bespreking van de onderzoeksresultaten wordt afgerond met een besluit.

V

Page 9: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

VI

Het derde en tevens laatste hoofdstuk behandelt de conclusie en discussie. De resultaten van dit scriptieonderzoek worden geconfronteerd met elementen uit het onderzoeksveld en de literatuurstudie, en er worden mogelijke aanbevelingen geformuleerd om uitval te belemmeren. Met een kritische blik worden beperkingen van het uitgevoerde het scriptieonderzoek aangegeven. Ter afrondingen worden suggesties voor toekomstig onderzoek geformuleerd.

Page 10: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Hoofdstuk 1: Literatuuronderzoek 1 Inburgering in Vlaanderen 1.1 Het concept inburgering Het begrip inburgering duikt voor het eerst op in een officiële beleidsintentie in Vlaanderen in 1999, namelijk in het regeerakkoord van de Vlaamse Regering van juli 1999 (Verstraete et al., 2001). Voordien werd er telkens gesproken over het onthaal(beleid) van nieuwkomers. Het onthaalbeleid (cf. infra), dat onderdeel uitmaakte van het minderhedenbeleid, werd opgericht om “te voorkomen dat nieuwkomers in een maatschappelijke achterstandspositie verzeilen omdat ze niet beschikken over de noodzakelijke kennis en/of vaardigheden om op voet van gelijkheid aan onze samenleving te participeren” (Taels, 2002, 5). De term inburgering werd ingevoerd vanuit Nederland, waar hij in 1992 door Entzinger en Van der Zwan geïntroduceerd werd (De Cuyper & Wets, 2007). De definitie van inburgering die in het inburgeringsdecreet van 2003 in Vlaanderen wordt gehanteerd, luidt: “Inburgering is een interactief proces waarbij de overheid aan vreemdelingen een specifiek programma aanbiedt, dat hun (hen?) enerzijds de mogelijkheid biedt om zich eigen te maken met de nieuwe sociale omgeving en anderzijds ertoe bijdraagt dat de samenleving de personen van de doelgroep als volwaardige burgers gaat erkennen, met als doel een volwaardige participatie van die personen in de samenleving.” (Vlaamse Regering, 2003). In de decreetswijziging van 2006 is een aangepaste definitie terug te vinden, namelijk: “Inburgering is een interactief proces waarbij de overheid aan inwijkelingen een specifiek programma aanbiedt, dat hun enerzijds de mogelijkheid biedt om hun zelfredzaamheid te verhogen en anderzijds ertoe bijdraagt dat de samenleving die personen als volwaardige burger erkent, met als doel een volwaardige, actieve participatie en een gedeelde burgerschap van eenieder en het verkrijgen van een voldoende sociale samenhang.” (Vlaamse Regering, 2006). De eerste verandering slaat op de term vreemdelingen die in het aangepaste decreet vervangen wordt door de term inwijkelingen. Deze verandering is een gevolg van de uitbreiding van de doelgroep die in dit aangepaste decreet opgenomen wordt. Het inburgeringsbeleid richt zich op nieuwkomers en op oudkomers - dit zijn personen die reeds langer legaal in Vlaanderen of Brussel verblijven, ongeacht of ze over de Belgische nationaliteit beschikken, die zelf buiten België geboren zijn en waarvan ten minste één van de ouders geboren is buiten België (Vlaamse Regering, 2006). Verder werden de kerndoelstellingen in de definitie gewijzigd. Naast emancipatie van de inburgeraar - zelfredzaamheid verhogen - wordt er gestreefd naar een actief en gedeeld burgerschap. Daarnaast wordt sociale cohesie eveneens als doelstelling opgenomen: door de samenleving als volwaardige burgers erkend worden waardoor een voldoende sociale samenhang ontstaat (Carels, 2007).

1

Page 11: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

1.2 Historiek van het inburgeringsbeleid Doorheen de geschiedenis heeft België vele immigranten onthaald (Raes, 2005). In de jaren ’50-’60 doet de Belgische staat zelf een oproep om vreemdelingen naar België te laten komen omdat een tekort aan ongeschoolde arbeidkrachten op te vangen. Deze oproep wordt gedaan vanuit de idee dat het verblijf van de immigranten tijdelijk zou zijn (Verstraete et al., 2000). Door de oliecrisis en de bijhorende economische crisis in de jaren ’70 vaardigt België - net zoals andere West-Europese landen - een immigratiestop uit (Moulart, 2006). Het aantal immigranten blijft wel nog stijgen door onder andere gezinsherenigingen en gezinsvorming (Moulart, 2006; Wets, 2001). Tijdens de staatshervorming van 1980 krijgt de Vlaamse Gemeenschap bevoegdheid voor het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen, en de vestiging van vreemdelingen wordt met de Vreemdelingenwet van 15 december 1980 juridisch erkend (VMC, 2001). Voortaan wordt de klemtoon gelegd op de zorg voor de integratie van immigranten en hun gezinnen in plaats van op de begeleiding van tewerkstelling van geïmmigreerde arbeiders (VMC, 2001). Tijdens de gemeenteverkiezingen van 1988 behaalt extreem rechts een forse stijging en als reactie hierop wordt het migrantenthema een volwaardig en prioritair beleidsthema (Verstraete et al., 2000). De eerste onthaalprojecten voor nieuwkomers zijn terug te vinden in het begin van de jaren negentig. Integratiecentra in de grootsteden experimenteren door naar de Nederlandse aanpak te kijken en die aan te vullen met hun eigen visie. Zowel maatschappelijke oriëntatie, Nederlandse taallessen en trajectbegeleiding komen aan bod tijdens dergelijke onthaalprojecten. Buiten de grootsteden duiken er later ook onthaalinitiatieven op georganiseerd door lokale integratiediensten. De integratiecentra eigenen zich al snel de functie toe om de lokale onthaalprojecten meer te laten samenwerken (Janssen, 2007). Het inburgeringsbeleid van de Vlaamse overheid bouwt volgens Janssen (2007) in grote mate verder op dit pionierswerk van de integratiesector. 1996 Strategisch Plan voor het Vlaams Minderhedenbeleid 1998 onthaalbeleid voor nieuwkomers als onderdeel van het minderhedenbeleid 1999 experimentele fase aangekondigd 28 februari 2003 inburgeringsdecreet gestemd in het Vlaamse Parlement 1 april 2004 inburgeringsdecreet in uitvoering juli 2004 Marino Keulen wordt benoemd tot Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering 14 juli 2006 decreet gewijzigd 1 januari 2007 nieuw decreet in werking 1 februari 2008 aanpassingsdecreet goedgekeurd 2 maart 2008 aanpassingsdecreet treedt in werking

Figuur 1: Beleidsoverzicht inburgering in Vlaanderen De Vlaamse overheid besteedt voor het eerst aandacht aan nieuwkomers in het Strategisch plan voor het Vlaams Minderhedenbeleid van 1996. In dit document erkent

2

Page 12: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

ze - hoogstwaarschijnlijk geïnspireerd door de verschillende onthaalprojecten die in de integratiesector verschenen - de noodzaak van een onthaalbeleid voor nieuwkomers (Fermont, 2002). Twee jaar later, in 1998, verschijnt het minderhedenbeleid waarin het onthaalbeleid voor nieuwkomers als één van de drie beleidssporen opgenomen wordt (Wets, 2007). Vrij snel hierna ontwikkelt de overheid in “samenspraak met het werkveld een concept voor het onthaalbeleid, waarin onder andere trajectbegeleiding, Nederlandse taallessen en maatschappelijke oriëntatie een prominente plaats innamen” (Fermont, 2002, 7). De regering kondigt een experimentele fase aan en financiert 26 onthaalbureaus - dit zijn op dat moment projecten die zich op nieuwkomers richten -gedurende drie jaren (ICEM, 2003). Later zal er een schaalverkleining optreden en worden er acht onthaalbureaus officieel erkend (cf. infra). Tijdens deze periode bieden de onthaalbureaus inburgeringstrajecten aan gericht op meerderjarige nieuwkomers enerzijds en worden er pilootprojecten voor minderjarige nieuwkomers opgestart anderzijds (ICEM, 2003). Op 28 februari 2003 werd dan het eerste inburgeringsdecreet goedgekeurd in het Vlaamse Parlement. Dit decreet wordt opgesteld op basis van de verworven ervaringen en kennis uit de experimentele fase. Het inburgeringsdecreet gaat op 1 april 2004 in uitvoering. Sommige nieuwkomers worden vanaf nu verplicht in te burgeren. Met de aantreding van de nieuwe Vlaamse Regering in 2004 verschuift het inburgeringsbeleid van de bevoegdheid van Welzijn naar deze van Binnenlands Bestuur (Devillé & Vermeyen, 2007). Bijna twee jaar later, op 14 juli 2006, stemt het Vlaams Parlement over een wijziging van dit inburgeringsbeleid. Concreet gaat het over een uitbreiding van de (verplichte) doelgroep en een betere afdwingbaarheid van het decreet (De Cuyper & Wets, 2007). Deze wijziging wordt goedgekeurd en het nieuwe decreet treedt op 1 januari 2007 in werking. Een half jaar later worden er grote veranderingen ingevoerd in de verblijfswetgeving voor vreemdelingen. Er treedt een nieuwe asielprocedure in werking, waardoor er noodzaak ontstaat aan een nieuwe afbakening van de doelgroepen van het inburgeringsbeleid. Het Vlaams Minderhedencentrum wordt om advies gevraagd en op 16 januari 2008 wordt er een nieuw aanpassingsdecreet - waarin de adviezen van het Vlaams Minderhedencentrum worden verwerkt - goedgekeurd door het Vlaamse Parlement (VMC, 2008a). Allereerst hebben asielzoekers voortaan recht op inburgering vanaf het moment dat hun asielaanvraag meer dan vier maanden geleden werd aangevraagd. Meer zelfs: vanaf dat moment zijn ze verplicht om de cursus maatschappelijke oriëntatie te volgen. De andere onderdelen van het traject - cursus Nederlands en loopbaanoriëntatie – mogen ze naar eigen keuze volgen (Fermont, 2008). Ten tweede wordt de definitie van verplichte inburgeraar gewijzigd. Voortaan zijn alle vreemdelingen in het Vlaamse gewest verplicht om in te burgeren wanneer ze voor het eerst met een verblijfstitel van meer dan drie maanden ingeschreven worden in het rijksregister en een verblijfsstatuut hebben dat hen wel recht geeft op inburgering maar hen niet vrijstelt (VMC, 2008a). Verder wordt er in het decreet gesproken over een flexibel traject voor werkende inburgeraars, dat hen de kans geeft om werk en inburgering te combineren. Daarnaast

3

Page 13: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

geldt er niet langer een vervaldatum op de inburgeringsplicht; een inburgeraar die voor het eerst verblijfspapieren krijgt voor meer dan drie maanden, blijft verplicht zolang hij niet voldaan heeft aan de verplichtingen (Fermont, 2008, 18). Personen die de Belgische nationaliteit verwerven in het buitenland zonder eerst naar België te komen - zogenaamde ‘nieuwe Belgen’ – vallen voortaan ook onder de verplichting wanneer ze naar België komen (Fermont, 2008). Tot slot wordt er in het aanpassingsdecreet een link gelegd tussen de sociale huurreglementering en inburgering: “Wie onder de inburgeringsplicht valt, kan alleen nog een sociale woning krijgen als hij een inburgeringstraject volgt” (VMC, 2008a, 31). 1.3 Doelgroep In het Strategisch Plan (1998) (cf. supra) wordt voor het eerst het begrip ‘nieuwkomers’ gebruikt. Men omschrijft deze doelgroep als volgt: (a) gezinsherenigers, (b) gezinsvormers, (c) ontvankelijk verklaarde asielzoekers, en (d) geregulariseerde. Sindsdien zijn er een heel aantal aanpassingen gebeurd. In dit deel is er voor gekozen om enkel de belangrijkste veranderingen en de huidige situatie weer te geven, zodanig dat het overzichtelijk blijft. In 2003 wordt door het Vlaams Parlement het eerste inburgeringsdecreet goedgekeurd en dit decreet breidt meteen ook de doelgroep ‘nieuwkomers’ uit. Concreet betekent dit dal alle meerderjarige vreemdelingen die zich maximaal één jaar geleden voor de eerste keer ingeschreven in een Vlaamse of Brusselse gemeente en zicht hebben op een langdurig verblijf, tot de doelgroep behoren. Het gaat hier dan – bovenop de reeds bestaande doelgroep – onder andere over: slachtoffers van mensenhandel die ingeschreven zijn in het Rijksregister; onderdanen van de Europese Unie of landen als Noorwegen, IJsland en Liechtenstein en arbeidsimmigranten. In 2004 treedt dit goedgekeurde inburgeringsdecreet dan in werking, maar er wordt nog één belangrijke aanpassing gedaan voor de doelgroep: het principe verplichte inburgering werd ingevoerd. Vanaf dit moment is er een onderscheid te maken tussen nieuwkomers die verplicht zijn om het volledige inburgeringstraject te volgen enerzijds en nieuwkomers die recht hebben op een inburgeringstraject anderzijds. Door internationale wetgevingen is het immers niet mogelijk om alle personen te verplichten. Zo hebben EER-onderdanen (en hun huwelijkspartner, hun kinderen jonger dan eenentwintig jaar en hun ouders) niet de plicht maar wel het recht om deel te nemen aan een inburgeringstraject (Vlaamse Regering, 2004). Nieuwkomers die zich in Brussel vestigen kunnen eveneens niet verplicht worden door het aparte institutionele karakter van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest (De Cuyper & Wets, 2007). Daarnaast worden nieuwkomers die vijfenzestig jaar of ouder zijn en nieuwkomers die ernstig ziek zijn of een handicap hebben, vrijgesteld van de verplichting (Vlaamse Regering, 2004). In figuur 2 is schematisch weergegeven welke vragen er gesteld kunnen worden, om te bepalen of iemand al dan niet verplicht is om het inburgeringstraject te volgen.

4

Page 14: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Doelgroep

Figuur 2: Verplichte of rechthebbende nieuwkomers (gebaseerd op De Cuyper & Wets, 2007)

In 2007 wordt het decreet nogmaals gewijzigd, met implicaties voor de doelgroep. Het inburgeringsbeleid is niet enkel meer gericht op nieuwkomers, maar voortaan ook op bepaalde groepen oudkomers - vreemdelingen die hier al langer verblijven maar nooit een inburgeringstraject gevolgd of voltooid hebben (Amar, 2006). Voortaan wordt vooral de term inburgeraar gebruikt die verwijst naar zowel nieuwkomers als oudkomers (Amar, 2006). De term nieuwkomer wordt nog gebruikt om een specifiek deel van de inburgeringspopulatie te duiden en zo een onderscheid te maken met de mensen die al langer in België verblijven. In de loop van deze scriptie zal zowel het begrip inburgeraar als het begrip nieuwkomer gehanteerd worden. Verder wordt er door de wijziging van het decreet de doelgroep ‘verplichte inburgeraars’ uitgebreid. Om dit alles overzichtelijk te houden, worden de inburgeraars volgens drie vragen gerangschikt:

1) Heeft de inburgeraar recht op een inburgeringstraject? 2) Is de inburgeraar verplicht om het inburgeringstraject te volgen? 3) Behoort de inburgeraar tot de prioritaire doelgroep?

Uitgezonderd de asielzoekers en de anderstalige minderjarige nieuwkomers die achttien jaar worden, behoren alle verplichte inburgeraars in het Vlaamse gewest tot de prioritaire doelgroep in Vlaanderen. Ook een bepaalde groep gezinsherenigers die niet verplicht kan

Bent u ingeschreven in het rijks-register van een gemeente die behoort tot het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest?

Bent u een EER-onderdaan?

Bent u gehuwd of gezinslid van een Belg of EER-onderdaan?

Bent u 65 jaar of ouder?

ja

nee ja nee

Rechthebbend Verplicht

ja

nee

ja

nee

Heeft u een ernstige ziekte of handicap en kan u een medisch attest

voorleggen? nee ja

5

Page 15: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

worden1, krijgt voorrang. De oudkomers voor wie de verplichting voorzien is in het decreet maar nog niet in werking getreden is, krijgen wel al voorrang (VMC, 2008b). Wat het Brusselse gewest betreft geldt er geen verplichting maar krijgen sommige inburgeraars wel voorrang. De prioritaire doelgroep is gelijk aan de Vlaamse, maar daarnaast behoren in Brussel ook asielzoekers na 4 maanden asielprocedure tot de prioritaire doelgroep (VMC, 2008). Tot slot wordt er recentelijk (maart 2008) nog een laatste maal een verandering inzake doelgroep doorgevoerd. Door de veranderende verblijfswet voor vreemdelingen, worden voortaan asielzoekers die minstens vier maanden geleden hun asielaanvraag indienden, verplicht om de cursus maatschappelijke oriëntatie te volgen. Wat betreft de andere delen van het inburgeringstraject zijn ze rechthebbend maar niet verplicht. Asielzoekers wiens aanvraag nog geen vier maanden geleden werd ingediend hebben geen recht op inburgering (Fermont, 2008). Mensen die de Belgische nationaliteit gekregen hebben in het buitenland, zonder eerst naar België te komen - omdat hun ouders bijvoorbeeld al in België wonen en de Belgische nationaliteit hebben - worden ook verplicht zich in te burgeren wanneer ze naar België komen (Fermont, 2008). Personen die in aanmerking komen voor inburgering en zich voor het eerst in het Rijksregister laten inschrijven met een verblijfstitel van meer dan drie maanden, worden eveneens verplicht een inburgeringstraject te volgen, tenzij ze tot één van de vrijgestelde categorieën behoren. Dit houdt in dat bepaalde mensen die vroeger niet verplicht waren, dit nu wel zijn en omgekeerd dat sommige mensen voortaan aan de inburgeringsverplichting ontsnappen (VMC, 2008a). 1.4 Organisatie van het inburgeringstraject Het inburgeringstraject bestaat uit twee delen: een primair traject en een secundair traject. Beide trajecten verschillen van elkaar in vorm, op vlak van de beoogde doelstellingen en ook de verantwoordelijke instanties zijn verschillend. 1.4.1 Het primaire inburgeringstraject Het primaire inburgeringstraject is het meest uitgebreide traject en heeft als doel ”de personen van de doelgroep tot een grotere zelfredzaamheid laten komen. Deze persoon is in staat actief zijn levensloopbaan2 uit te bouwen en hiertoe voldoende Nederlands te beheersen. Hiermee bedoelt men dat de nieuwkomers in staat moeten zijn hun levensloopbaan actief uit te bouwen en hiervoor de Nederlandse taal voldoende dienen te beheersen” (De Cuyper & Wets, 2007, 5). Dit traject bestaat uit een vormingsprogramma

1 Een niet-EU+-onderdaan (= niet behoren tot EU, EER of Zwitserland) die zich bij een EU+-onderdaan (uitgezonderd Belg) voegt in teken van gezinshereniging (VMC, 2008b) 2 Onder levensloopbaan wordt verstaan: “het volledige traject dat een individuele natuurlijke persoon kan doorlopen gedurende zijn leven en waarbij de verschillende rollen zoals die van onder meer kind, student, burger, werkende, vrijetijdsmens, echtgeno(o)t(e), gezinsverzorger, ouder of gepensioneerde, afwisselend aan bod kunnen komen.” (Vlaamse regering, 2006, 2).

6

Page 16: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

– dat maatschappelijke oriëntatie, Nederlands als tweede taal en loopbaanoriëntatie omvat – en trajectbegeleiding. Tijdens de cursus maatschappelijke oriëntatie (cf. infra) wordt er lesgegeven over het leven in België, over de rechten en plichten van de nieuwkomer en over de waarden en normen die aan de grondslag van onze samenleving liggen. Het doel van deze cursus is het verhogen van het zelfstandig functioneren van de nieuwkomer (Vlaamse Regering, 2003). Het pakket Nederlands als tweede taal (NT2) heeft tot doel in een zo kort mogelijke tijd een basistaalvaardigheid van het Nederlands aan te reiken aan de nieuwkomers als opstap naar een vervolgcursus (Vlaamse Regering, 2003). Om te bepalen - voornamelijk op basis van niveau - wat het meest geschikte aanbod NT2 is voor elke individuele nieuwkomer, wordt deze nieuwkomer doorverwezen naar het Huis van het Nederlands. Tijdens de intake in het Huis van het Nederlands wordt een test afgenomen om zo op basis van de scholingsgraad te bepalen aan welke institutie - centrum voor basiseducatie, centrum voor volwassenenonderwijs of universitair talencentrum - de nieuwkomer best zijn cursus NT2 volgt. In het primaire traject volgen laaggeschoolden 180 uur Nederlands, hooggeschoolden krijgen 120 Nederlands aangeboden. Het Huis van het Nederlands geeft informatie over het aanbod Nederlands als tweede taal in de gemeente of regio (Fermont, 2002). Het doel van de loopbaanoriëntatie wordt als volgt verwoord in het inburgeringsdecreet: “Een individueel proces te ondersteunen en te begeleiden waarbij de nieuwkomer de eigen levensloopbaan uittekent en daarbij inzicht verwerft in de arbeidsmarkt en het onderwijssysteem. Het is hierbij de bedoeling dat de reeds aanwezige competenties van de nieuwkomer vertaald worden naar onze samenleving” (Vlaamse Regering, 2003). Bij loopbaanoriëntatie vormt het perspectief van de nieuwkomer het vertrekpunt, de nieuwkomer kan kiezen of hij een traject wil volgen dat gericht is op werk, het behalen van een diploma of maatschappelijke participatie. Het eerste traject - dat zich focust op een professioneel perspectief - wordt in het Nederlands aangeboden door de VDAB op het einde van hun primair traject. Inburgeraars die voor de andere twee perspectieven kiezen, krijgen loopbaanoriëntatie in hun eigen taal op het onthaalbureau (De Cuyper & Wets, 2007). Trajectbegeleiding zorgt voor de ondersteuning van de inburgeraar gedurende dit vormingsprogramma. Het ministerieel besluit van 12 maart 2004 omschrijft de taken die tot de trajectbegeleiding behoren: het onthaal, de intake, de trajectbepaling, het sluiten van het inburgeringscontract, de voortgangscontrole van het traject en de uitreiking van het attest van inburgering (Vlaamse Regering, 2004b). Wanneer een nieuwkomer zich aanmeldt op het onthaalbureau zal hij door een trajectbegeleider in zijn moeder- of contacttaal ontvangen worden. Deze trajectbegeleider stelt op basis van informatie van de inburgeraar en in samenspraak het inburgeringsprogramma op. De nieuwkomer kan zich tijdens het volgen van dit inburgeringsprogramma tot zijn trajectbegeleider wenden wanneer hij problemen heeft. De trajectbegeleider houdt het overzicht op het traject van

7

Page 17: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

de inburgeraar en zorgt ook mee voor de overgang van het primaire naar het secundaire inburgeringstraject. 1.4.2 Het secundaire traject Als de nieuwkomer het primaire traject heeft afgesloten, kan hij doorstromen naar een vervolgprogramma in functie van werk, diploma of maatschappelijke participatie. Dit vervolgprogramma is het secundaire traject en wordt georganiseerd door reguliere voorzieningen3. Inburgeraars die kiezen voor een traject met een professioneel perspectief - werk - starten een inwerkingstraject dat voorzien wordt door de VDAB (De Cuyper & Wets, 2007). Dit traject bevat een intensieve, individuele begeleiding aan de hand van een stappenplan waarbij gestreefd wordt naar duurzame tewerkstelling (Moulart, 2006). In de inwerkingstrajecten zijn ook schakelpakketten Nederlands voorzien, aangezien de nieuwkomer volgens de beleidsnota 2004-2009: “de kans moet krijgen zijn basiskennis Nederlands verder uit te diepen” (Keulen, 2004a, 14). Voorlopig werden enkel de trajecten naar werken in een decreet georganiseerd; aan de secundaire trajecten met een educatief - diploma - en sociaal-cultureel perspectief - maatschappelijke participatie - wordt momenteel volop gesleuteld (De Cuyper & Wets, 2007). Het Vlaams Minderhedencentrum kreeg een experimentele projectsubsidie toegekend om een aanbod voor deze trajecten uit te werken. In het jaarverslag van het Vlaams Minderhedencentrum (2008) staat vermeld dat inburgeraars die willen voort studeren nood hebben aan een intensief taaltraject en studieadvies. Het Vlaams Minderhedencentrum zou graag het educatieve traject in onthaalbureaus uittesten in samenwerking met universiteiten, hogescholen en centra voor volwassenenonderwijs. Ook voor de inburgeraars die op een sociaal perspectief gericht zijn - dit zijn vooral thuiswerkende vrouwen die kinderen verzorgen en opvoeden - wordt er een module ontwikkeld (VMC, 2008a). Zowel voor inburgeraars die kiezen voor het professioneel als het educatief perspectief speelt een versnelde erkenning en gelijkwaardigheidverklaring van buitenlandse diploma’s en de erkenning van eerder verworven competenties een belangrijke rol (Keulen, 2004a; Verstraete et al., 2001; VMC, 2008a). Het is belangrijk voor het behoud van de eigenwaarde van de nieuwkomers en eveneens belangrijk als maatschappelijk belang omdat de kennis en ervaring van de inburgeraars sneller benut en ingeschakeld kan worden in onze samenleving (Keulen, 2004a). Bovendien wordt het belangrijk geacht dat ze zo snel mogelijk weten of hun buitenlands diploma erkend zal worden. 1.4.3 Sanctionering In zijn beleidsnota 2004-2009 schrijft de bevoegde minister Keulen dat “inburgering primair de verantwoordelijkheid van de nieuwe Vlaming zelf is” (Keulen, 2004a, 13). De Vlaamse overheid wordt wel verantwoordelijk gesteld voor het aanbieden van goede,

3 Een voorziening, inzonderheid in de sectoren onderwijs, tewerkstelling, welzijn en cultuur, die: hetzij als Vlaamse voorziening wordt georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschapscommissie; hetzij binnen het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (Vlaamse Regering, 2003).

8

Page 18: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

toegankelijke en voldoende inburgeringscursussen, maar wanneer hieraan voldaan wordt, is het de verantwoordelijkheid van de nieuwkomer om het inburgeringstraject ook af te maken (Keulen, 2004a). Aangezien er een inburgeringsplicht heerst, worden er in het decreet ook sancties vermeld voor de verplichte nieuwkomers die zich niet aanmelden op het onthaalbureau of het vormingsprogramma niet regelmatig volgen (De Cuyper & Wets, 2007). De verantwoordelijkheid om dit te controleren ligt bij de onthaalbureaus (Vlaamse Regering, 2006). In het beginstadium van het inburgeringsbeleid was er sprake van strafrechterlijke sanctie, maar door de grote rompslomp die hiermee gepaard ging werd er zelden effectief gesanctioneerd. Het aangepaste decreet voorziet echter effectieve sanctionering: wie zich niet aan het opgelegde traject houdt, riskeert een administratieve boete van vijftig tot vijfduizend euro (Amar, 2007; Vlaamse Regering, 2006). Dit systeem van administratieve geldboetes moet het mogelijk maken snel en effectief in te spelen op inbreuken op de inburgeringsplicht (Keulen, 2007). Ook wie niet verplicht is een inburgeringstraject te volgen, maar op vrijwillige basis start, kan zo een administratieve boete krijgen als het traject afgebroken wordt, behalve in Brussel (Amar, 2007). 1.5 Betrokken actoren Hieronder worden de verschillende actoren - gemeente, onthaalbureau, Huis van het Nederlands, VDAB en Vlaams Minderhedencentrum - besproken die een rol spelen binnen het inburgeringstraject. 1.5.1 Gemeente De gemeente komt meestal als eerste in contact met de nieuwkomer, wanneer deze zich laat inschrijven in het bevolkingsregister. Hierdoor heeft de gemeente een informatie- en doorverwijzingsplicht ten opzichte van de inburgeraars (Amar, 2007; De Cuyper & Wets, 2007; Fermont, 2002; Keulen, 2004a). Nieuwkomers die zich voor het eerst met een verblijfstitel van langer dan drie maanden inschrijven in het Rijksregister, worden door de gemeente geïnformeerd over het inburgeringbeleid (De Cuyper & Wets, 2007; Fermont, 2008). De gemeente licht de (verplichte) inburgeraars in over mogelijke sancties en verwijst hen door naar het onthaalbureau. Daarnaast stuurt de gemeente maandelijks de adressenlijsten van de personen die zich de voorbije maand hebben ingeschreven en tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid behoren, naar het onthaalbureau (Raes, 2005; Vlaamse Regering, 2003). Op die manier kan het onthaalbureau nagaan of een inburgeraar die tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid behoort, zich ook komt aanmelden op het onthaalbureau. Als de inburgeraar zich niet heeft aangemeld binnen de termijn van drie maanden na de inschrijving, geeft het onthaalbureau dit door aan de gemeente. De gemeente zorgt ervoor dat de betrokkene opnieuw geïnformeerd wordt en verwijst hem vervolgens terug door naar het onthaalbureau (Raes, 2005; Vlaamse Regering, 2003).

9

Page 19: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

1.5.2 Onthaalbureau De uitvoering van het inburgeringsdecreet van 28 februari 2003 (Vlaamse Regering, 2003) zorgt er voor dat het aantal onthaalbureaus teruggeschroefd wordt van 26 tot 8. Er zijn vijf provinciale onthaalbureaus erkend - één voor elke provincie - en drie stedelijke onthaalbureaus - Kom-Pas in Gent, PINA in Antwerpen en BON in Brussel (Keulen, 2004c-j). Het onthaalbureau heeft de opdracht het primaire inburgeringstraject uit te bouwen en vorm te geven (Vlaamse Regering, 2003). Binnen het primaire inburgeringstraject organiseert het onthaalbureau de cursus maatschappelijke oriëntatie en verzorgt het de trajectbegeleiding (De Cuyper & Wets, 2007). Verder volgt het onthaalbureau de trajectresultaten op van het secundaire traject in overleg met de organiserende instanties. Het onthaalbureau zorgt ook voor een overzicht van het inburgeringstraject en rapporteert de bevindingen hieromtrent aan de Vlaamse Regering en de betrokken gemeenten (Vlaamse Regering, 2006). De nieuwkomer meldt zich aan bij het onthaalbureau - in principe na doorverwijzing van de gemeente - en het onthaalbureau gaat op zijn beurt na of de nieuwkomer tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid behoort (Raes, 2005). Een trajectbegeleider zal een intakegesprek voeren met de persoon om gegevens te verzamelen voor registratie en voor het uitstippelen van een inburgeringstraject en hij zal ook nagaan of de persoon nood heeft aan trajectbegeleiding. De nieuwkomer wordt dan doorverwezen naar het Huis van het Nederlands, indien van toepassing, om te bepalen welke cursus NT2 het best geschikt is voor de nieuwkomer (De Cuyper & Wets, 2007). Nieuwkomers met een professioneel perspectief gaan ook nog bij de VDAB langs - meestal met tolk - waarbij de VDAB de mogelijkheid bekijkt om eventueel meteen naar de arbeidsmarkt over te stappen en eveneens peilt of de nieuwkomer behoefte heeft aan loopbaanoriëntatie (Moulart, 2006). Om deze verschillende doorverwijzingen en screeningen vlot op elkaar te laten volgen, is de één-loket-functie in het leven geroepen (Keulen, 2004b). In de meeste onthaalbureaus zijn de mensen van de VDAB en het Huis van het Nederlands op bepaalde uren aanwezig in het onthaalbureau, zodat de nieuwkomer maar op één plaats aanwezig moet zijn (De Cuyper & Wets, 2007). Op basis van de resultaten van de verschillende screeningen zal de trajectbegeleider in samenspraak met de nieuwkomer de inhoud van zijn individuele inburgeringsprogramma vastleggen. De afspraken die gemaakt worden tussen beide partijen, worden in een inburgeringscontract neergeschreven (Vlaamse regering, 2004b). De trajectbepaling binnen het primaire traject, de opvolging van het traject, het afleveren van de attesten en de (administratieve) opvolging van het secundaire traject behoren allemaal tot het takenpakket van een onthaalbureau (De Cuyper & Wets, 2007). Tot slot is er nog een belangrijke taak weggelegd voor het onthaalbureau op vlak van de cursus maatschappelijke oriëntatie. Het onthaalbureau is verantwoordelijk voor de organisatorische aspecten omtrent de cursus en ook de inhoudelijke kant aangezien de docenten van het onthaalbureau de lessen geven.

10

Page 20: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Kom-Pas Het onthaalbureau Kom-Pas is verantwoordelijk voor de inburgering van anderstalige nieuwkomers die zich in Gent en of deelgemeenten gevestigd hebben (Kom-Pas, 2008). Kom-Pas is ontstaan uit het allereerste onthaalproject voor anderstalige nieuwkomers, dat georganiseerd werd door het Gentse integratiecentrum ‘De Poort-Beraber’ (Janart, 2000). Kom-Pas bestaat ondertussen al meer dan 10 jaar en is recent, na lange tijd onder de Stad Gent gefunctioneerd te hebben, een vzw geworden. Het onthaalbureau Kom-Pas bestaat uit vier teams: trajectbegeleiding, maatschappelijke oriëntatie (MO), administratie & financiën, beleid & ontwikkeling en tijdsbesteding. Elk team heeft zijn eigen coördinator en aan het hoofd van de gehele organisatie staat de directeur. De gebouwen van Kom-Pas bevinden zich in de Kongostraat 42, in Gent. In deze gebouwen is ook het Huis van het Nederlands ondergebracht en worden er lessen NT2 gegeven. Het VDAB-gebouw bevindt zich aan de overkant van de straat. 1.5.3 Huis van het Nederlands Vanaf september 2004 werden er in Vlaanderen acht “Huizen van het Nederlands” geopend: een Huis van het Nederlands in elke Vlaamse provincie en een Huis van het Nederlands in Antwerpen, Brussel en Gent (Vlaamse Regering, 2004c). Deze Huizen van het Nederlands organiseren zelf geen cursussen Nederlands als Tweede taal (NT2), maar zijn samenwerkingsverbanden tussen onder andere de aanbodsverstrekkers NT2, de VDAB en de onthaalbureaus (Vlaamse Regering, 2004b). Het Huis van het Nederlands is verantwoordelijk voor het screenen en eventueel doorverwijzen van de inburgeraar naar een gepast aanbod Nederlands als tweede taal en eventueel de verdere opvolging van dit aanbod (Moulart, 2006). Dit screenen gebeurt door middel van een intakegesprek en een eventuele testing, waarna het Huis van het Nederlands bekijkt welk aanbod het geschiktste is voor die specifieke nieuwkomer (Vlaamse Regering, 2006). De nieuwkomer wordt meestal doorverwezen naar een centrum voor basiseducatie wanneer hij laaggeschoold is. De tweede mogelijkheid zijn de centra voor volwassenenonderwijs. Hooggeschoolden ten slotte kunnen worden doorverwezen naar een universitair talencentrum. Het Huis van het Nederlands is in 2004 wel opgericht in functie van het inburgeringsbeleid, maar de doelgroep van het Huis van het Nederlands is groter dan enkel inburgeraars. Het Huis van het Nederlands houdt zich bezig met alle anderstaligen die Nederlands wensen te leren, te screenen en door te verwijzen naar een gepast aanbod (De Cuyper & Wets, 2007). Een tweede taak die hen is toegewezen, is het optimaliseren van het aanbod. Dit houdt in dat ze: 1) de knelpunten, behoeften en oplossingen signaleren aan de overheid; 2) de afstemming van het aanbod NT2 tussen verschillende centra optimaliseren; 3) objectief, meet- en registratie-instrumentarium ontwikkelen en opvolgen (De Cuyper & Wets, 2007).

11

Page 21: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

1.5.4 VDAB De VDAB is verantwoordelijk voor de loopbaanoriëntatie van de inburgeraar naar de arbeidsmarkt. Aangezien het onthaalbureau de coördinerende functie heeft over het inburgeringstraject werd er een samenwerkingsprotocol afgesloten tussen de VDAB en het onthaalbureau (Vlaamse Regering, 2006). De VDAB screent de nieuwkomers op arbeidsmarktrijpheid en diegenen die kiezen voor een professioneel perspectief krijgen in het primaire traject loopbaanoriëntatie. Inburgeraars hebben immers recht op bijzondere opleiding en begeleiding met betrekking tot duurzame tewerkstelling (De Cuyper & Wets, 2007). Het inwerkingstraject - secundair traject gericht op werk - wordt bepaald op grond van een screening die de “wensen, behoefte, vaardigheden en competenties van de betrokkene in kaart brengt” (De Cuyper & Wets, 2007, 10). In het aangepaste decreet van 2006 (Vlaamse Regering, 2006) werd besloten dat VDAB de loopbaanoriëntatie voor mensen met een professioneel perspectief organiseert. De andere nieuwkomers zullen ook loopbaanoriëntatie kunnen volgen maar dan georganiseerd door het onthaalbureau. Daarnaast ontwikkelde VDAB schakelcursussen in het kader van het secundaire traject. In het nieuwe decreet (Vlaamse Regering, 2006) krijgt de loopbaanoriëntatie een andere plaats toegewezen. Het onthaalbureau zal loopbaanoriëntatie organiseren voor nieuwkomers die na het primaire traject niet doorstromen naar de VDAB. Wie wel doorstroomt naar de VDAB, krijgt daar loopbaanoriëntatie (De Cuyper & Wets, 2007). 1.5.5 Vlaams Minderhedencentrum Het Vlaams Minderhedencentrum is onder andere verantwoordelijk voor de ondersteuning van de onthaalbureaus. Het Vlaams Minderhedencentrum doet dit door enerzijds overleg te organiseren en door vorming aan te bieden anderzijds. Het overleg dient om ervaringen te delen, knelpunten te signaleren en de visies en de manier van werken van de verschillende onthaalbureaus op elkaar af te stemmen. Overleg vindt voor verschillende groepen plaats, zo is er overleg voor de algemene coördinatoren van de onthaalbureaus, de verantwoordelijken maatschappelijke oriëntatie, de coaches trajectbegeleiding en de werking rond minderjarigen. Het Vlaams Minderhedencentrum organiseert ook vormingen voor medewerkers van onthaalbureaus, soms zijn deze voor specifieke medewerkers bedoeld andere keren staan deze vormingen open voor alle medewerkers (VMC, 2008a). 1.6 Inburgering in andere landen In dit onderdeel wordt een korte schets weergegeven van hoe inburgering verloopt in de buurlanden Frankrijk, Duitsland en Nederland. De situatie in de eerste twee landen wordt beknopt besproken, de Nederlandse situatie zal uitgebreider behandeld worden aangezien het Vlaamse inburgeringsbeleid hier op gebaseerd is.

12

Page 22: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

1.6.1 Frankrijk Tot eind 2006 hadden nieuwkomers die voet aan land zetten in Frankrijk de keuze of ze een inburgeringscontract afsloten of niet (Haut conseil à l’intégration, 2004). Indien ze hiervoor kozen, moesten ze verplicht deelnemen aan taallessen en een korte cursus maatschappelijke oriëntatie (De grenzen van de Europse Unie, 2005). Sinds 1 januari 2007 is elke nieuwkomer verplicht het ‘Contract d’Accueil et d’Intégration’ te tekenen. Dit contract representeert een wederzijds engagement tussen de Staat enerzijds en de nieuwkomer anderzijds. Het inburgeringsprogramma is gratis en duurt een jaar. Het Franse inburgeringsbeleid richt zich vooral op nieuwkomers die zicht hebben op een permanent verblijf (Carrerra, 2006). De nieuwkomer volgt een ‘formation civique’; dit is een vormingsdag waarop de inburgeraars informatie krijgen over de Franse instituties, de waarden van de Republiek en de politieke en administratieve organisatie van Frankrijk. Deze vorming wordt altijd vertaald naar de moedertaal van de inburgeraar. Daarnaast is er een informatiesessie van maximaal zes uur voorzien over het leven in Frankrijk waarin de nieuwkomer kennismaakt met de gang van zaken in het dagelijkse leven. Tot slot wordt de Franse taalkennis van de inburgeraar getest. Wanneer deze ontoereikend is, wordt de inburgeraar ingeschreven in een taalcursus die maximum 400 uren duurt. De inburgeraar wordt verplicht een taalexamen af te leggen waarmee hij ‘le Diplôme Initial de Langue Française’ kan behalen. Wanneer de nieuwkomer zich niet aan de in het contract vastgelegde engagementen houdt, heeft dit gevolgen voor zijn verblijfsvergunning (ANAEM, 2008). 1.6.2 Duitsland Het inburgeringsbeleid in Duitsland wordt gestuurd volgens de - in 1 januari 2005 vernieuwde - wetten: Zuwanderungsgesetz en de Aufentgesetz. Deze wetten regelen de toegang en het verblijf van immigranten in Duitsland (Carrerra, 2006). Door de vernieuwing van de wetten worden de immigratiemogelijkheden aangepast aan de mogelijkheden die Duitsland - volgens het Federaal Gouvernement - kan bieden voor integratie, maar de staat biedt alle immigranten in Duitsland basisintegratiemogelijkheden om de inspanningen die ze leveren om deel uit te maken van de Duitse samenleving, te ondersteunen (Bundesministerium des Innern, 2008). Het inburgeringsprogramma richt zich op immigranten die een ontoereikende kennis van het Duits hebben en op diegenen die al langer in Duitsland verblijven maar die nog nood hebben aan integratie (Carrerra, 2006). Het programma bestaat uit een tweedelige taalcursus en een cursus oriëntatie. Kennis van de Duitse taal wordt beschouwd als de sleutel tot integratie, daarom evalueert de lokale vreemdelingenautoriteit in welke mate de immigrant de taal beheerst en verwijst hem indien nodig door naar de taalcursus. De taalcursus is onderverdeeld in twee periodes: 300 uren voor het aanleren van de basis van het Duits en 300 uren voor gevorderd taalgebruik (Carrerra, 2006). Het beoogde doel is dat “deelnemers in staat zijn zichzelf verstaanbaar te maken in dagdagelijkse situaties in Duitsland” (Bundesamt für Migration und Flüchtlinge, 2008). Als nieuwkomers de taalcursus afgerond hebben,

13

Page 23: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

kunnen ze deelnemen aan een taalexamen dat hen recht geeft op een officieel Zertificat Deutsch indien ze slagen (Bundesministerium des Innern, 2008). Na de taalcursus worden de nieuwkomers geacht een oriëntatiecursus te volgen. Deze cursus duurt 45 uren en wordt ingericht met het oog op het verhelderen van het gouvernementeel systeem en de staatsadministratie in Duitsland. De oriëntatiecursus behandelt politiek en democratie, een overzicht van de recente Duitse geschiedenis, samenleving en dagelijkse cultuur, basiswaarden van de Duitse samenleving zoals vrijheid van godsdienst, tolerantie en gelijke rechten. Met deze cursus wil men de inburgeraars helpen om makkelijker hun weg te vinden in de nieuwe samenleving en hen iets aanbieden waarmee ze zich kunnen identificeren. Als de inburgeraars slagen op het taalexamen en een test die volgt op de cursus oriëntatie, ontvangen ze een certificaat dat aangeeft dat ze hun integratiecursus succesvol hebben beëindigd (Bundesamt für Migration und Flüchtlinge, 2008). 1.6.3 Nederland Nederland kent sinds 1996 het inburgeringsbeleid, aanvankelijk alleen voor nieuwkomers, maar vanaf 1999 ook voor oudkomers. Op 30 september 1998 trad de Wet inburgering nieuwkomers (WIN) in werking, hierdoor zijn nieuwkomers verplicht aan een door de gemeente vast te stellen inburgeringsprogramma deel te nemen. Voor oudkomers is er sprake van een vrijwillige deelname in plaats van een wettelijke verplichting. De doelgroep bestaat uit vreemdelingen van 16 tot 65 jaar die als nieuw- of oudkomer duurzaam in Nederland mogen verblijven (Ministerie voor Vreemdelingenzaken en Integratie, 2005). Het inburgeringsprogramma voor nieuwkomers in Nederland omvat trajectbegeleiding en een educatief traject. Het educatieve traject bestaat uit: Nederlands als tweede taal (NT2), Maatschappij Oriëntatie (MO) en Beroepenoriëntatie (BO), waarbij MO geïntegreerd wordt in de cursus NT2. Het traject neemt ongeveer 600 uur in beslag en dient binnen twaalf maanden afgerond te worden (Schedler & Glastra, 2002). De onderdelen Nederlands als tweede taal en Maatschappij Oriëntatie worden afgesloten met een toets. Nieuwkomers die de eindtoets hebben afgelegd, ontvangen een certificaat. Er worden drie eindniveaus onderscheiden: ‘sociale zelfredzaamheid’, ‘educatieve zelfredzaamheid’ en ‘professionele zelfredzaamheid’ (Schedler & Glastra, 2002). Het traject wordt ondersteund door maatschappelijke begeleiding. Het sluitstuk van het inburgeringstraject wordt gevormd door de doorgeleiding naar verdere educatie of naar de arbeidsmarkt (Vissers, 2002). Bij de evaluatie van dit inburgeringsbeleid is de regering tot de conclusie gekomen dat de gewenste resultaten van het beleid tot nog toe zijn uitgebleven. De regering is overtuigd van de noodzaak aan een nieuw inburgeringsstelsel dat een meer verplichtend en resultaatsgericht karakter draagt (Ministerie voor Vreemdelingenzaken en Integratie, 2005). Op 1 januari 2007 treedt daardoor de nieuwe Wet Inburgering in werking. Vanaf dit moment worden naast bepaalde groepen nieuwkomers die al verplicht waren, ook oudkomers verplicht in te burgeren; in 1999 werden deze toegevoegd aan de beoogde doelgroep maar waren ze enkel rechthebbend en niet verplichtend. Aan de

14

Page 24: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

inburgeringsplicht is pas voldaan wanneer men slaagt in het inburgeringsexamen (Immigratie- en natuaralisatiedienst, 2008). Vanaf het moment dat de inburgeringsplicht is vastgesteld, heeft de inburgeringsplichtige een maximale termijn van vijf jaar om het examen te halen. Er is dus sprake van een resultaatsverbintenis in plaats van een inspanningsverplichting. Voortaan behoren ook uitkeringsgerechtigden, ouders - met ouderlijk gezag over een in Nederland verblijvend minderjarig kind - en geestelijk bedienaren tot de verplichte doelgroep (inburgering.net, 2006). In dit vernieuwde stelsel is de inburgeraars zelf verantwoordelijk voor de voorbereiding op het examen, hij heeft dus de keuze of hij hiervoor een cursus volgt of niet. Eigen verantwoordelijkheid betekent ook dat de inburgeraar zelf de kosten van inburgering betaalt (Immigratie- en naturalisatiedienst, 2008). De spilfunctie van deze wet werd toegekend aan de gemeente. De gemeente “verstrekt informatie en advies en beoordeelt wie via de gemeente een aanbod kan ontvangen voor een inburgeringstraject” (Groenestein et al., 2007, 5). Daarnaast stelt de gemeente vast welke personen een vrijstelling van de inburgeringsplicht krijgen en is de gemeente verantwoordelijk voor de handhaving van de wet (Groenestein et al., 2007). Sinds 15 maart 2006 geldt er ook een inburgeringsplicht in het buitenland voor alle nieuwkomers. Vreemdelingen die zich voor langere tijd in Nederland willen vestigen in teken van gezinshereniging en gezinsvormer of vreemdelingen met een geestelijk beroep, moeten voordat ze naar Nederland komen, beschikken over een basiskennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving (HANDIG, 2008). Als de inburgeraar het inburgeringsexamen in het buitenland succesvol aflegt dan kan hij een verblijfsvergunning krijgen. Eens in Nederland aangekomen, wordt de verdere inburgering geregeld door de Wet Inburgering in Nederland (Immigratie- en naturalisatiedienst, 2008). De Wet Inburgering in Nederland geldt dus voor oudkomers, nieuwkomers die moesten slagen op het inburgeringsexamen in het buitenland om een verblijfsvergunning te krijgen én nieuwkomers die een verblijfsvergunning kregen zonder dit examen te moeten afleggen. Er zijn heel wat gelijkenissen tussen Nederland en Vlaanderen te vinden onder andere de verschillende onderdelen van het inburgeringsprogramma en de uitbreiding van de doelgroep. Toch zijn er ook duidelijke verschilpunten op te merken. In Nederland wordt de cursus maatschappelijke oriëntatie geïntegreerd in NT2 - en verloopt dus in het Nederlands - waar dit in Vlaanderen een aparte cursus vormt die gegeven wordt in de moeder- of een contacttaal van de inburgeraar. Daarnaast heerst er in Nederland een resultaatsverplichting, inburgeraars moeten slagen voor hun inburgeringsexamen. In Vlaanderen gaan er gelijkaardige stemmen op om een proef te organiseren om zo te kunnen bepalen of inburgeraars hun doelen behaald hebben, maar momenteel blijft dit slechts een idee (Beersmans & Fermont, 2004). Een derde belangrijk verschilpunt is de verantwoordelijkheid voor de vormgeving van het inburgeringstraject, die in Nederland volledig bij de inburgeringsplichtige wordt gelegd (Ministerie voor Vreemdelingenzaken en Integratie, 2005). In het Vlaamse inburgeringsbeleid ligt deze verantwoordelijkheid bij de onthaalbureaus. De inburgeraar kan dus niet kiezen hij een cursus volgt of niet en indien wel, zelf bepalen welke cursus. Een laatste verschilpunt is het beleidsperspectief.

15

Page 25: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

In Vlaanderen is het inburgeringsbeleid gegroeid vanuit lokale initiatieven (bottum-upperspectief), waar er in Nederland veel meer sprake is van een top-downperspectief. In Nederland ontstaat het beleid voornamelijk van bovenaf: beleidsmakers ontwikkelen een beleidsplan en uitvoerders dien zich dan aan de doelen en intenties van het beleid te houden (Vissers, 2002). 2 Maatschappelijke Oriëntatie 2.1 Conceptuele situering Maatschappelijke Oriëntatie is een cursus, georganiseerd door onthaalbureaus, die anderstalige nieuwkomers volgen als onderdeel van hun inburgeringstraject. Deze cursus heeft als doel het zelfstandig functioneren van de nieuwkomer te verhogen (ICEM, 2003). Deze verhoogde zelfstandigheid wil men bekomen door kennis te verschaffen over de rechten en plichten van de nieuwkomer en over de werking van de samenleving waarin ze wensen te integreren. Ook wordt er aandacht geschonken aan de waarden en normen waarop in casu de Vlaamse maatschappij steunt (De Cuyper & Wets, 2007). Naast kennis is het ook belangrijk om bepaalde vaardigheden - zoals informatieverwervende vaardigheden - aan te leren om de kennis in praktijk te kunnen omzetten (Kom-Pas, 2008). 2.2 Praktische organisatie

Onthaalbureaus bieden de cursus ‘maatschappelijke oriëntatie’ in verschillende talen aan, zodat de inburgeraars les kunnen volgen in hun eigen moedertaal of in een contacttaal. Contacttaal is een taal die de inburgeraar voldoende beheerst om met het onthaalbureau te communiceren wanneer dit niet mogelijk is in de moedertaal. Maatschappelijke oriëntatie wordt zo snel mogelijk aangeboden aan de nieuwkomers - vaak starten de nieuwkomers al aan de cursus voordat ze lessen Nederlands volgen - zodat ze zo snel mogelijk hun weg vinden in hun nieuwe samenleving. De cursus Maatschappelijke Oriëntatie is gericht op alle nieuwkomers, zowel laaggeschoolden als hooggeschoolden. Deze laatste groep werd door de Vlaamse Regering tijdelijk niet toegelaten tot de cursus: hooggeschoolden kregen een vorm van maatschappelijke oriëntatie tijdens hun lessen Nederlands en werden geacht zelf aan de benodigde informatie te raken. Deze doelgroepbeperking is sinds eind 2005 weer afgeschaft (Cuyper & Wets, 2007). Sommige onthaalbureaus bieden afzonderlijke cursussen aan voor analfabete nieuwkomers. De thema’s die aan bod komen tijdens de cursus zijn: België, leven in België, transport, verblijfsrecht, België is een verzorgingsstaat, gezondheid, geld, wonen, milieu en consumptie, studeren, werken, gezin en kinderen, vrije tijd (Vlaamse Regering, 2004b). Dit zijn centraal opgelegde thema’s, maar elk onthaalbureau en elke docent legt zijn eigen klemtonen. Veel van de docenten Maatschappelijke Oriëntatie zijn zelf ex-

16

Page 26: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

nieuwkomers, wat als voordeel heeft dat zij uit ervaring weten welke problemen nieuwkomers ondervinden en op basis daarvan nuttige informatie selecteren binnen de diverse thema’s (Verstraete, 2001). De cursisten beschikken over een handboek - eveneens in hun moedertaal of contacttaal - dat ze na beëindiging van de cursus als naslagwerk kunnen gebruiken. Uit bevraging van nieuwkomers blijkt dat zij het handboek vaak hanteren om informatie door te geven aan vrienden of familie (Fermont, 2007). Sinds 2006 wordt er gewerkt aan een gemeenschappelijk handboek voor alle Vlaamse onthaalbureaus, maar tot heden is de eindversie hiervan nog niet vrijgegeven. In dit handboek zullen normen en waarden, die voordien ook al in de cursus aan bod kwamen, explicieter worden opgenomen (Amar, 2005; Daelemans & Beersmans, 2007). De docenten maken naast het handboek gebruik van zoveel mogelijk ondersteuningsmateriaal zoals video’s, posters, voorwerpen. De aangeboden informatie wordt op een zo praktisch mogelijk niveau weergegeven. Verder worden er sprekers uitgenodigd of wordt er op uitstap gegaan om de opgedane kennis ook in de realiteit te kunnen ervaren en toepassen (Daelemans & Beersmans, 2007; Kom-Pas, 2008). In 2006 besliste de Vlaamse Regering dat de cursus maatschappelijke oriëntatie een gemiddelde 60 uren zou omvatten (Keulen, 2007) maar een onthaalbureau heeft zelf de keuze op welke manier ze deze uren organisatorisch indeelt. Hierbij geldt wel dat er ook een avond- of weekendaanbod moet worden georganiseerd voor cursisten die omwille van werk of opleiding niet op andere momenten kunnen komen (Keulen, 2007). In onthaalbureau Kom-Pas worden er cursussen gegeven op twee halve dagen, één volledige dag of op één avond (voor de werkende nieuwkomers) per week (Kom-Pas, 2008). Cursussen van onthaalbureaus, waaronder Maatschappelijke Oriëntatie, behoren niet tot het officiële volwassenenonderwijs maar kunnen beschouwd worden als een bijzondere vorm hiervan. De setting is dezelfde in die zin dat er vooraan een docent staat die aan een groep volwassen cursisten les geeft over een bepaald onderwerp. Het grootste verschil met bijvoorbeeld een cursus NT2 is dat er wel vastligt welke inhoud gegeven wordt, maar niet op welke manier er zal worden nagegaan of de cursisten deze inhoud effectief kennen. Onthaalbureaus hebben wel eigen evaluatie-initiatieven, maar hier bestaan geen richtlijnen over van de regering uit. In 2004 schreef de regering einddoelen uit - ook kenmerkend voor het volwassenenonderwijs - waarop de docent zich kan richtten bij het lesgeven (Vlaamse Regering, 2004). Er werd een onderscheid gemaakt tussen kennisdoelen enerzijds en vaardigheidsdoelen - waaronder informatieverwervende vaardigheden en het herkennen van diversiteit - anderzijds (cf. bijlage 2). 2.3 Bevorderende en belemmerende factoren

In de literatuur wordt in beperkte mate gerapporteerd over de resultaten van empirisch onderzoek naar verschillende uitval- en blijffactoren in inburgeringsgerelateerde

17

Page 27: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

cursussen. Bij de weergave van dergelijke aspecten wordt in het kader van dit afstudeerwerk de indeling ‘belemmerende’ en ‘bevorderende’ factoren gebruikt, naar analogie met de scriptietitel. Enkele auteurs formuleren ook aanbevelingen om de soms hoge uitval te beperken. Dit wordt afzonderlijk besproken. De voornaamste bronnen met betrekking tot belemmerende en bevorderende factoren zijn gepubliceerd door Vlaamse of Nederlandse onderzoeksgroepen, en zijn vaak gericht op verschillende doelgroepen. Visser (2002) identificeert uitvalfactoren binnen inburgerings- en oudkomerstrajecten in het algemeen, terwijl Berben (2003) invloedrijke factoren in cursussen NT2 onderzoekt. Een ander Nederlands evaluatieonderzoek peilde door middel van diepte-interviews naar de ervaringen van de nieuwkomers zelf en kreeg op die manier een beeld op voorkomende beïnvloedingsfactoren (Directie Strategie en Projecten, 2001). Het meest recente onderzoek dat voorhanden is betreft een onderzoek gevoerd door HIVA - een onderzoeksgroep van de K.U.Leuven - naar de evaluatie van het inburgeringsbeleid. Dit onderzoek bekijkt het concept ‘inburgering’ van naderbij (Wets, 2007), voert een evaluatie uit over de vormgeving, efficiëntie en effectiviteit (De Cuyper & Wets, 2007) - met andere woorden een institutionele evaluatie - en onderzoekt de evaluatie van het inburgeringsbeleid vanuit het perspectief van de nieuwkomers (Geets et al., 2007). 2.3.1 Invloedrijke factoren Er zijn enerzijds factoren wiens beïnvloeding ervoor zorgt dat mensen uitvallen –belemmerende factoren - en anderzijds factoren die stimulerend werken om de cursus te blijven volgen – bevorderende factoren. 2.3.1.1 Belemmerende factoren Er zijn verschillende cursisten die afhaken of zelfs niet starten wegens persoonlijke gezondheidsproblemen (Berben, 2003; Geets et al., 2007; McGivney, 2004; Visser, 2002). Dit gaat zowel over fysische als psychische problemen; sommige vluchtelingen hebben traumatische ervaringen opgedaan waardoor ze zich niet kunnen concentreren of zijn bezorgd over mensen die ze hebben achtergelaten en zijn helemaal niet bezig met het volgen van cursussen. In verschillende onderzoeken (Directie Statistiek en Projecten, 2001; Geets et al., 2007; Visser, 2002) wordt zwangerschap vermeld als uitvalfactor. Sommige vrouwen haken af naar het einde van een zwangerschap of ervaren het niet haalbaar om het inburgeringstraject te blijven volgen met een pasgeboren baby of kleine kinderen in huis. Visser vermeldt in zijn onderzoek dat zwangerschap een tijdelijk karakter bevat en dus eerder als uitstel beschouwd kan worden dan als uitval (Visser, 2002). Naast persoonsgerelateerde gezondheidsfactoren, zijn er ook heel wat elementen in de omgeving van de inburgeraars te onderscheiden die het doorlopen van de cursus maatschappelijke oriëntatie kunnen belemmeren. Het gaat dan meer specifiek over de beperkingen van andere bezigheden – thuis of werk – om de cursus te combineren en het gebrek aan steun door naasten uit de omgeving.

18

Page 28: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Een reden om niet te starten met een cursus of af te haken blijkt de combinatie met de thuissituatie (Directie Strategie en Projecten, 2001; Geets et al., 2007)., in het onderzoek van Visser (2002) blijkt dit zelfs de meest voorkomende uitvalreden te zijn. Enkele respondenten uit het onderzoek “Hoe wordt het inburgeringsbeleid geapprecieerd?” geven aan dat ze niet naar de cursus komen door intrafamiliaal geweld of omdat hun echtgenoot dit verbiedt (Geets et al., 2007; McGivney, 2004). Heel wat mensen besluiten vanwege gezondheidsproblemen van een gezinslid om niet in te stappen of af te haken. De zorg van het familielid is voor hen belangrijker dan het volgen van een cursus die veel van hun tijd opeist (Geets et al., 2007). Ook het hebben van jonge kinderen kan een invulling van de thuissituatie zijn die ervoor zorgt dat de combinatie zwaar wordt (Directie Strategie en Projecten, 2001). Vooral voor vrouwen met kinderen en alleenstaande ouders blijkt kinderopvang het grootste probleem te vormen om de cursus te volgen (Berben, 2003; Directie Strategie en Projecten, 2001; Geets et al., 2007; McGivney, 2004; Visser, 2002). McGivney geeft aan dat vrouwen vooral familieverplichtingen en het gebrek aan of kosten van kinderopvang vernoemen als redenen om af te haken (McGivney, 2004). Werk vormt op verschillende vlakken een belemmerende factor (Berben, 2003; Directie Strategie en Projecten, 2001; Geets et al., 2007; McGivney, 2004; Visser, 2002). Allereerst blijkt de combinatie van werk met het volgen van een cursus voor moeilijkheden te zorgen. Wanneer de cursist werkt vindt, primeert dit voor hem op het volgen van een cursus (Berben, 2003). De mannelijke respondenten verwijzen naar hun verantwoordelijkheid als man om voor het gezin te zorgen; er rust zowel een financiële als een sociale druk op hun schouders (Geets et al., 2007). McGivney (2004) geeft aan dat mannen meer geldgerelateerde of werkgerelateerde redenen opgeven voor uitval. De onthaalbureaus organiseren wel avond- of weekendcursussen voor werkenden, maar zelf als de inburgeraar in een werksysteem zit waardoor hij de lessen in de avond kan volgen, blijkt de combinatie van een baan en een inburgeringsprogramma in de avonduren toch vaak te belastend te zijn (Visser, 2002). In het onderzoek van Geets werd zelfs een verbod van de werkgever genoemd als uitvalreden (Geets et al., 2007). Naast de combinatie werk-cursus die eerder vernoemd werd, zijn er ook mensen die een opleiding combineren met het volgen van een andere cursus. In deze situatie zijn er eveneens mensen die afhaken omdat het combineren - in dit geval bijvoorbeeld NT2 en MO - hen te zwaar valt (Geets et al., 2007; Visser, 2002). De steun van partner en/of familieleden is erg belangrijk voor cursisten; als die steun er niet is dan is de kans heel groot dat de cursist voortijdig afhaakt (Directie Strategie en Projecten, 2001; Geets et al., 2007; McGivney, 2004). Die steun kan op verschillende manieren geboden worden: zowel mentaal als fysisch namelijk het oppassen van de kinderen door de partner of andere opvangmogelijkheden, hulp bij het maken van huiswerk en het in staat gesteld worden de lessen bij te wonen (Directie Strategie en Projecten, 2001). Enkele eerder pragmatische belemmerende factoren kunnen eveneens uit de literatuur worden afgeleid. Tijd, geld en bereikbaarheid zijn daar concrete voorbeelden van.

19

Page 29: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Het volgen van een inburgeringstraject vraagt tijd, vaak is dit haalbaar voor inburgeraars binnen hun situatie (Geets et al., 2007). Wanneer er echter veranderingen plaatsvinden zoals het vinden van werk of het krijgen van kinderen, heeft de persoon minder tijd. Hij moet nu meer doen in minder tijd en die tijdsdruk zorgt er voor dat velen afhaken (Geets et al., 2007). Financiële problemen vormen ook een factor die een invloed heeft op het stopzetten van de cursus (Geets et al., 2007; McGivney, 2004). Dit kan zowel gaan over kosten van de cursus, vervoerskosten als kosten voor kinderopvang. Uit het artikel van McGivney (2004) blijkt dat één derde van de respondenten de kosten had onderschat. Bereikbaarheid blijkt eveneens een factor te zijn waardoor cursisten het niet (langer) haalbaar vinden om de cursus te volgen (Directie Strategie en Projecten, 2001: Geets et al., 2007; McGivney, 2004). Cursisten hebben geen vervoersmogelijkheden, de kosten van het vervoer lopen op of de reistijd duurt te lang. Er zijn ook enkele respondenten (Directie Strategie en Projecten, 2001) die aangeven dat ze afhankelijk zijn van hun partner om op de cursusplaats te raken omdat ze niet alleen mogen gaan van hun partner. In het onderzoek van Visser (2002) wordt een extremere vorm van bereikbaarheidsproblemen vermeld, namelijk verhuis als reden voor het stopzetten van de cursus. Visser (2002) nuanceert dit als eerder een vorm van uitstroom dan van uitval. Daarnaast komt in het onderzoek van uitval in NT2 naar voren dat een aantal cursisten afgehaakt zijn door de terugkeer naar het land van herkomst (Berben, 2003). Bovendien kan ook het onthaalbureau zelf een belangrijke rol spelen; zowel op het niveau van de lessen als op het coördinerende niveau zijn belemmerende factoren te onderscheiden. Het niveau van de lessen - ofwel te hoog ofwel te laag - kan ervoor zorgen dat inburgeraars afhaken (Berben, 2003; Geets et al., 2007; Visser, 2002). Een verkeerd lesniveau zorgt voor demotivatie wat op zijn beurt weer leidt tot uitval. In het artikel van McGivney (2004) komt naar voren dat wanneer de cursisten eenmaal een aantal lessen gemist hebben, ze het niet meer de moeite waard vinden te komen omdat ze in hun ogen niet meer zullen kunnen volgen. Eerdere afwezigheid kan dus leiden tot uitval. Een andere institutiegerelateerde factor die uitval beïnvloedt, is het ontvangen van gebrekkige informatie en begeleiding voor de start van de cursus (Geets et al., 2007; McGivney, 2004). Volwassenen zijn ook vaak ontmoedigd wanneer de docenten hen niet leren kennen en maar weinig interesse tonen in hun werk of persoonlijk leven (McGivney, 2004; Visser, 2002). Bovendien is eenzaamheid en het ontbreken van vriendschappen met medecursisten of leraren een vaak voorkomende reden om af te haken (McGivney, 2004; Visser, 2002). Uit onderzoek blijkt dat cursisten niet starten of afhaken omdat ze geen interesse hebben, vaak zijn ze al via een andere weg aan de nodige informatie geraakt (Berben, 2003; Geets et al., 2007). Ook het volgen van een alternatief traject wordt vermeld als reden om niet te starten (Geets et al., 2007).

20

Page 30: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

2.3.1.2 Bevorderende factoren De literatuur onderscheidt eveneens diverse factoren die het volhouden en afronden van een inburgeringscursus positief beïnvloeden. Een eerste factor die invloed heeft op het verderzetten van de cursus is motivatie (Berben, 2003; McGivney, 2004; Visser, 2002). Uit het onderzoek van Visser blijkt zelfs dat een hoge intrinsieke integratiemotivatie de belangrijkste reden is om het inburgeringstraject af te ronden, maar dat uitval niet verklaard kan worden door een gebrek aan intrinsieke integratiemotivatie (Visser, 2002). Er zijn verschillende mogelijke redenen die een rol spelen bij deze motivatie: men wil de cursus al lang volgen, men heeft opofferingen gedaan om te cursus te kunnen volgen, men wil aan anderen en zichzelf bewijzen dat ze in staat zijn te leren en men heeft het nodig om te kunnen studeren of voor het werk (McGivney, 2004). In de literatuur is bovendien te vinden dat motivatie samenhangt met een steunende familie of partner (McGivney, 2004). Wanneer cursisten gesteund worden door hun partner of familie zullen ze gemotiveerder zijn om de cursus te vervolledigen. De waarde van belangrijkheid van cursus en leerstof is een factor die eveneens wijst op volhoudersgedrag (Visser, 2002). Wanneer de inhoud van de cursus belangrijk wordt geacht voor de toekomst - bijvoorbeeld om verder te studeren of om te kunnen werken - zal de cursist een grotere kans vertonen om de cursus te voltooien (Visser, 2002). Uit onderzoek blijkt dat cursisten die een financiële ondersteuning krijgen, minder geneigd zijn om uit te vallen (McGivney, 2004). Door de financiële ondersteuning hoeven zij zich geen zorgen te maken over de kosten die het volgen van de cursus met zich meebrengt. Een onthaalbureau kan een belangrijke rol spelen in het succesvol doorlopen van inburgeringscursussen door de deelnemers. Wanneer de cursist vooraf goed en volledig ingelicht wordt over de cursusinhoud, de vereiste werkbelasting en de kosten, zal er een grotere kans zijn dat hij de cursus volhoudt (Geets et al., 2007; McGivney, 2004). Daarnaast zorgt ook een ondersteunende leraar ervoor dat cursisten niet afhaken maar de cursus blijven volgen. Vriendelijk, behulpzame en geïnteresseerde leraren die zorgen voor ondersteuning en regelmatige feedback zijn van cruciaal belang voor de lerende (McGivney, 2004; Visser, 2002). Het onmiddellijk opvolgen van risicogedrag wordt eveneens genoemd als een blijffactor; ondanks het feit dat instituties soms weinig kunnen doen aan de ervaren druk bij de studenten, kan ondersteuning op cruciale momenten volledige uitval beperken. De opvolging blijkt het effectiefst te zijn wanneer dit zo snel mogelijk gebeurd en liever telefonisch dan per brief. Het opsturen van nota’s en samenvattingen bij meerdere gemiste lessen wordt erg gewaardeerd, vooral door studenten die angst hebben niet meer te kunnen volgen (McGivney, 2004).

Zowel Visser als McGivney vermelden de ondersteuning van medecursisten als een doorslaggevende factor om de cursus te voltooien (McGivney, 2004; Visser, 2002). Vooral voor werkenden - voor wie het moeilijk is om andere sociale activiteiten te

21

Page 31: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

ondernemen - blijken sociale contacten met medecursisten belangrijk. Ook bij het behouden van motivatie spelen de medecursisten een rol (McGivney, 2004). Tot slot wordt het uitreiken van een waardevol diploma eveneens als een blijffactor beschouwd (Geets et al., 2007; Visser, 2002). 2.3.2 Aanbevelingen In de geciteerde onderzoeken over belemmerende en bevorderende factoren worden alvast enkele aanbevelingen gedaan om het succesvolle verloop van inburgeringscursussen te bevorderen. Deze suggesties kunnen opgedeeld worden volgens macroniveau, mesoniveau en microniveau. Op macroniveau kan er geïnvesteerd worden in de nascholing van leerkrachten als bijdrage tot een kwalitatief hoogstaand aanbod (Berben, 2003). Daarnaast raadt men aan na te denken over een zo optimale afstemming van de cursus op het werk of de studie (Berben, 2003). Een mogelijke oplossing hiervoor kan liggen in het creëren van een avondaanbod of een weekendaanbod (Geets et al., 2007; Visser, 2002). Een andere oplossing is het ontwikkelen van een MO-pakket dat ruimte biedt voor zelfstudie en doe-opdrachten en waarbij de docent meer begeleider is dan onderwijzer (Geets et al., 2007). Visser (2002) raadt aan het verplichtende karakter van de inburgering ook te handhaven en te sanctioneren. Veel inburgeraars zijn afkomstig uit een herkomstland waar de staat minder tolerant is ten opzichte van het overtreden van regels en wetten. In het onderzoek van Geets et al. (2007) wordt het sanctioneren eveneens vernoemd; wel gevolgd door de vraag of deze maatregel zal leiden tot meer gemotiveerde deelnemers. Volgens de auteurs zou een positieve maatregel meer effect hebben. Een dergelijke positieve maatregel die belangrijk wordt geacht, is het uitreiken van een betekenisvol diploma (Geets et al., 2007; Visser, 2002). Dit diploma zou dan kunnen uitgereikt worden tijdens een feestelijke afsluiting en toont respect voor de inburgeringsprestatie (Visser, 2002). Op het niveau van de onderwijsinstelling - het mesoniveau - wordt er allereerst gepleit voor een verbetering van de intake, waarbij er meer aandacht dient te worden besteed aan de thuis- en werksituatie van de inburgeraar (Berben, 2003; Visser, 2002). Tijdens de intake dienen cursisten goed ingelicht te worden over de cursus en is het eventueel interessant om een aantal bijkomende gegevens te registreren zoals werk- en studeeractiviteiten of eventuele gezondheidsproblemen. Op basis van die extra registratiegegevens is het beter mogelijk een passend aanbod te zoeken qua tijdstip, intensiteit en duur van de cursus (Berben, 2003). Verder moet er aandacht besteed worden aan niveaubepaling en is het zinvol na te denken over remediëringsmateriaal (Berben, 2003). Berben raadt aan om de cursussen inhoudelijk te variëren zodat er beter kan worden ingespeeld op de behoeften van de cursist; een cursist met kinderen bijvoorbeeld meer geïnteresseerd zijn in het thema gezin en kinderen (Berben, 2003; Vlaamse Regering, 2004b). Een andere aanbeveling voor het mesoniveau is het variëren

22

Page 32: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

in cursussen wat betreft tijdstip van de les, intensiteit en duur van de cursus (Berben, 2003; Visser, 2002). Voor het microniveau - het niveau waarop de leerkracht functioneert - raadt men aan om de cursisten beter in te lichten over de vorm en de inhoud van de cursus en oog te hebben voor uitval (Berben, 2003). Daarnaast is het interessant als de leerkracht zich opstelt als begeleider van de cursisten - men gaat er van uit dat een betere begeleiding kan bijdragen aan een vroegtijdig opsporen van uitvalfactoren - en differentieert in werkvormen en methodes (Berben, 2003; Visser, 2002).

23

Page 33: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Hoofdstuk 2: Empirisch onderzoek 2.1 Situering Bij het onthaalbureau Kom-Pas (Gent) werd een onderzoek uitgevoerd dat, vanwege het gebrek aan voorgaande empirische ondersteuning, exploratief van aard is. Concreet werd er een vragenlijst opgesteld in verschillende talen waarmee gepeild werd naar de mening van nieuwkomers die de cursus maatschappelijke oriëntatie volgen, over negatieve en positieve invloeden om de cursus te (blijven) volgen. 2.2 Onderzoeksvragen Door middel van het survey werd, aansluitend bij het voorgaande literatuuronderzoek, gepoogd om een antwoord te formuleren op onderstaande onderzoeksvragen:

1. In welke mate verklaren persoons- en trajectgerelateerde aspecten verschillen in de beleving van een cursus maatschappelijke oriëntatie?

2. Welke factoren zijn prioritair voor het afronden van de cursus maatschappelijke

oriëntatie?

3. Welke factoren belemmeren het doorlopen van de cursus maatschappelijke oriëntatie?

2.3 Steekproef In totaal werden 65 nieuwkomers uit het onthaalbureau Kom-Pas bevraagd door middel van een vragenlijst tijdens de maanden februari en maart 2008. Tabel 1 geeft een overzicht van de achtergrondkenmerken van deze steekproef. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds een aantal persoonsgerelateerde kenmerken en anderzijds trajectgerelateerde kenmerken. Daaruit blijkt dat de mannelijke nieuwkomers (n = 39) meer zijn vertegenwoordigd dan hun vrouwelijke medecursisten (n = 26). Als vooropleiding van de respondenten werd voornamelijk het hoger secundair onderwijs succesvol afgewerkt (n = 33). Enkele cursisten hebben ook een voortraject in het hoger onderwijs (n = 17), in tegenstelling tot 13 cursisten waarvan het lager onderwijs of lager secundair onderwijs de hoogste diplomagraad beslaat. De meeste respondenten zijn relatief jong (meer dan 70 % is jonger dan 40 jaar) en verblijven pas sinds kort in België (bijna 80 % van de steekproef is maximaal 18 maanden als nieuwkomer aanwezig). Minder dan de helft van de bevraagde cursisten volgt de cursus maatschappelijke oriëntatie op vrijwillige basis (n = 26), de overigen volgen de cursus in het kader van een verplicht traject (n = 38).

24

Page 34: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Vijf verschillende taalversies van de vragenlijst werden verspreid, waarbij de Turkse (n = 24), Arabische (n = 16) en Engelse (n = 15) versie het vaakst werden ingevuld. Zowel de Franse als Russische taalgroep werd in beperktere mate bereikt (beiden n = 5). Het beperkt aantal Spaanstalige cursisten dat ook aan de cursus MO deelnam, was niet bereid tot medewerking aan de bevraging; de mening van deze taalgroep is dan ook niet in het onderzoek opgenomen. De groep half-intensief4 en de avondgroep5 varieert sterk in grootte in vergelijking met de vrijdaggroep6, bovendien participeerde de vrijdaggroep op basis van vrijwilligheid aan het onderzoek; dit kan mogelijks de wanverhouding van de verschillende groepen in de steekproef verklaren.

Tabel 1: Achtergrondkenmerken van de steekproef n % Geslacht (n = 65) Man 39 60,0 Vrouw 26 40,0 Geboortejaar (n = 64) 1990-1981 26 40,6 1980-1971 24 37,5 1970-1961 10 15,6 1960-… 4 6,3 Diploma (n = 63) Lager onderwijs 8 12,7 Lager secundair 5 7,9 Hoger secundair 33 52,4 Hoger onderwijs 17 27,0 Taal (n = 65) Arabisch 16 24,6 Engels 15 23,1 Frans 5 7,7 Russisch 5 7,7 Turks 24 36,9 Verblijfsduur (n = 63) 3-6 maanden 14 22,2 7-12 maanden 12 19,0 13-18 maanden 13 20,6 19-24 maanden 2 3,2 25-36 maanden 4 6,3 37-48 maanden 6 9,5 >48 maanden 12 19,0 Verplichting (n = 64) Ja 38 59,4 Nee 26 40,6 Groep (n = 65) Vrijdaggroep 5 7,7 Half-intensief 23 35,4 Avondgroep 37 56,9

4 Half-intensieve groep: De cursus maatschappelijke oriëntatie wordt gegeven op twee halve dagen per week. 5 Avondgroep: De cursus maatschappelijke oriëntatie wordt gegeven op één avond per week (op werkende mensen gericht). 6 Vrijdaggroep: De cursus maatschappelijke oriëntatie wordt gegeven op één volledige dag per week, namelijk vrijdag.

25

Page 35: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

De steekproef uit dit scriptieonderzoek is matig representatief te beschouwen voor de cursistenpopulatie die tijdens de periode februari-maart 2008 een cursus maatschappelijke oriëntatie volgde in het onthaalbureau Kom-Pas. Op vlak van geslacht, leeftijd en verblijfsduur bestaan weinig opvallen de verschillen met de populatie. Wat betreft de taalgroep is vast te stellen dat er een lichte oververtegenwoordiging Arabische respondenten is versus een lichte ondervertegenwoordiging Turkse respondenten. Over representativiteit op vlak van verplichting kunnen er geen uitspraken gedaan worden, aangezien literatuur (De Cuyper & Wets, 2007) duidt dat vele nieuwkomers zelf geen zicht hebben op het feit of ze verplicht al dan rechthebbend zijn. Als er naar de respondenten uit de verschillende types cursusgroepen wordt gekeken, blijkt de verhouding van het aantal respondenten uit de avondgroep overeen te stemmen met de klassenpopulatie. Er is sprake van een ondervertegenwoordiging van respondenten van de vrijdaggroep (cf. supra) en hier tegenover staat een oververtegenwoordiging van half-intensieve respondenten. 2.4 Instrumenten Op basis van een aantal voorafgaande onderzoeken (Berben, 2003; De Baere, 2007; Demol, 2005; Geets et al., 2007; Vissers, 2002) werd een vragenlijst opgemaakt in het Arabisch, Engels, Frans, Russisch en Turks. Deze onderzoeken handelen allen over evaluatie van het inburgeringtraject, maar zijn niet specifiek gericht op de populatie nieuwkomers en de cursus maatschappelijke oriëntatie. De eigenlijke vragenlijst bestaat uit drie globale delen:

1. Persoonsgegevens: hierbij wordt aan de nieuwkomer gevraagd om een aantal kenmerken aan te geven met betrekking tot zijn persoon (geslacht, geboortejaar, geboorteland, moedertaal en hoogst behaalde diploma) en zijn inburgeringstraject (verblijfsduur in België, groep waarin de cursus maatschappelijke oriëntatie wordt gevolgd, en het eventuele verplichtingsaspect van de inburgeringscursussen).

2. Beleving van de cursus: aan de hand van 32 vragen geven nieuwkomers op een

vijfpunten-Likertschaal (1=helemaal niet akkoord, 5=helemaal akkoord) hun mening omtrent volgende aspecten van de cursus maatschappelijke oriëntatie: inhoud, toegankelijkheid, mogelijkheid tot combineren, uurregeling, leeraspecten, ervaren steun, extrinsieke en intrinsieke motivatie. Bij sommige vragen is er eveneens een zesde antwoordmogelijkheid aanwezig wanneer het niet voor iedereen mogelijk is om de vraag te beantwoorden (Billiet, 1991). Elk antwoord kan kort worden toegelicht door middel van een open antwoordmogelijkheid.

Na het weglaten van een aantal items en het spiegelen van negatief geformuleerde items, werden 6 inhoudelijk psychometrisch aanvaardbare schalen bekomen met een goede Cronbach’s alpha (Tabel 2). Naar analogie met Nunnally (1967) en Ware et al. (1980) werd hiervoor een criterium van > .60 gehanteerd. Eén subschaal – met name steun – voldeed niet aan deze cut-off score, maar

26

Page 36: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

werd toch in de analyses meegenomen in navolging van Vékony, van Aggelen-Gerrits, van Aken en Goudena (2004) die een lagere alfawaarde van >.50 aanvaardden. De items met betrekking tot combinatiemogelijkheden van de cursus en intrinsieke motivatie werden onvoldoende betrouwbaar bevonden. Daarom werd beslist om in verdere analyses de constituerende items afzonderlijk in de analyses op te nemen, om de inhoudelijk waardevolle informatie niet te verliezen. Twee aspecten aangaande de cursusgroep werden eveneens afzonderlijk opgenomen.

Tabel 2: Interne consistentie van belevingsfactoren

aantal items α

Inhoud 4 .63 Toegankelijkheid 5 .63 Combineren 3 .25 Uurregeling 3 .72 Leren 3 .68 Steun 3 .51 Groep 2 -- Extrinsiek 2 .89 Intrinsiek 3 .23

3. Redenen om te volharden/stoppen: de vragenlijst wordt besloten met twee vragen waarbij de cursist één tot vijf redenen kan selecteren uit een lijst waarvan hij ervaart dat dit een cruciale invloed kan hebben op het volharden of stoppen in de cursus maatschappelijke oriëntatie; deze aspecten kunnen worden geordend naar de mate van belangrijkheid.

Vóór de eigenlijke afname van de vragenlijst werd in elke groep een korte introductie gegeven waarin uitgelegd werd wat het doel van het onderzoek was en waarin de respondenten opgeroepen werden om mee te werken. Deze introductie verliep in het Nederlands en werd door docenten getolkt. Tussentijds werd enkele malen een mondelinge herinnering en motivator door de onderzoeker verspreid om een betere respons te bekomen. In een enkele klas werd de mogelijkheid geboden om de vragenlijsten tijdens het lesmoment te laten invullen. Dit had een duidelijk positieve invloed op de respons. 2.5 Analysetechniek De gegevens uit het survey werden ingevoerd in SPSS versie 15.0. Sporadisch ontbrekende antwoorden werden op basis van het reeksgemiddelde ingevuld in het databestand. Om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvragen, werden zowel beschrijvende als causaal-analytische technieken (t-test, ANOVA, MANOVA) gebruikt.

27

Page 37: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

2.6 Resultaten Achtereenvolgens zal een antwoord worden geformuleerd op basis van de vooropgestelde onderzoeksvragen (cf. supra).

In welke mate verklaren persoons- en trajectgerelateerde aspecten verschillen in de beleving van een cursus maatschappelijke oriëntatie?

Univariate toetsen

Aan de hand van t-toetsen en univariate variantieanalyses werd vooreerst nagegaan in welke mate persoons- en trajectgerelateerde aspecten elk afzonderlijk een invloed hebben op de beleving van de cursus maatschappelijke oriëntatie. De resultaten hiervan zijn samengevat in tabel 3. Geslacht blijkt geen differentiërende factor voor de ervaring van de cursus MO. Mannen en vrouwen beleven de inhoud, de toegankelijkheid, de uurregeling, het leerproces, eventuele steun en extrinsieke motivatie niet significant (p >.05) verschillend. Ook de mogelijkheid om de cursus te combineren – met gezin, werk of andere cursussen en met kinderopvang – en aspecten omtrent intrinsieke motivatie en de cursusgroep (p > .05) worden niet verschillend ervaren op basis van geslacht. De leeftijd van de respondenten werd niet als kwantitatieve variabele opgenomen. Vier verschillende leeftijdsgroepen werden aangemaakt voor analyse. Uit de ANOVA-resultaten blijkt dat enkel de beleving van de cursusgroep significant verschilt overheen de leeftijdsgroepen (F(3,60)=4.50; p=.01); Post hoc resultaten (op basis van Bonferroni) geven aan om welke groepen het precies gaat. De respondenten die geboren werden in de periode 1980-1971 (M=3.89) hebben een significant minder positieve groepsbeleving dan de respondenten die geboren zijn tussen de jaren 1990 tot 1981 (M=4.24). Leeftijd is geen significant beïnvloedende factor voor wat betreft de beleving van de inhoud, de toegankelijkheid, de uurregeling en het leeraspect van de cursus maatschappelijke oriëntatie, noch voor de ontvangen steun, combinatiemogelijkheden, extrinsieke en intrinsieke motivatie (p > .05). De persoonsgerelateerde variabele diplomagraad - bestaande uit vier categorieën - heeft blijkbaar geen significante invloed (p >.05) op de beleving van de inhoud van de cursus MO noch op de constructen toegankelijkheid, uurregeling, leren en extrinsieke motivatie. Er bestaat wel een verband tussen het diploma dat nieuwkomers behaalden en de steun die zij krijgen vanuit de omgeving (F(3,59)=3.08; p=.03). Nieuwkomers die als hoogste onderwijsniveau het lager onderwijs hebben gevolgd, ervaren significant meer steun (M=4.78) dan nieuwkomers die het lager secundair, hoger secundair of hoger onderwijs succesvol hebben afgerond (respectievelijk M=3.93, M=4.20, M=3.98). Ook het combineren met kinderopvang blijkt een significante samenhang (F(3,26)=5.48; p=.01) te vertonen met het diploma. Respondenten die een diploma hoger onderwijs bezitten, geven aan dat ze moeilijkheden ondervinden om kinderopvang te vinden (M=4.00). Een lager diploma blijkt veel minder samen te hangen met problemen in het

28

Page 38: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

vinden van kinderopvang. De andere combinatiemogelijkheden gaven, net als de groepfactoren, intrinsieke motivatie en de losse variabele extrinsieke motivatie (verplichting), geen significante verbanden (p > .05) weer met het behaalde diploma.

Tabel 3: Univariate t- en F-toetsen: significante verbanden (* = p < .05; ** = p < .01)7

ges

lach

t

leef

tijd

dip

lom

agra

ad

taal

verb

lijfs

duur

verp

lichting

curs

usg

roep

inhoud 1.36

2.25 .42 2.42 .84 .31 5.05**

.14

toegankelijkheid 1.09 .51 .52 .05 .27 1.82 2.23

uurregeling 1.04 .07 1.08 1.42 .59 .99 3.58*

.10

leren .46 1.87 .97 1.92 .96 1.48 3.87*

.11

steun 1.12 .14 3.08*

.14

.14 .21 .45 1.76

extrinsieke motivatie .85 1.55 1.44 .32 .55 .47 .07

intrinsieke motivatie_soortgenoten .49 .51 .63 3.69**

.20

.53 .54 1.28

intrinsieke motivatie_leergierig .33 .28 1.86 2.90*

.16

.66 1.23 .13

intrinsieke motivatie_info België .62 2.09 2.06 3.53*

.19

1.56 1.11 .13

combineren_cursus/werk .79 .71 1.64 .92 1.30 .66 2.12

combineren_gezin .14 .33 .29 1.23 1.75 .24 .49

combineren_kinderopvang .92 2.47 5.48**

.39

2.55 2.31 .89 .49

groep_grootte 1.40 1.17 1.35 15.91**

.52

.49 .76 11.77**

.28

groep_beleving .96 4.50**

.18

.88 2.65*

.15

1.45 1.09 1.99

7 Bij significante verbanden wordt de effect size(partiële η²) in kleur vermeld.

29

Page 39: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Wat de invloed van taal op de antwoorden van de respondenten betreft, is vast te stellen dat dit significant gerelateerd is aan de groepsfactoren grootte (F(4,60)=15.91; p=.00) en beleving (F(4,60)=2.65; p=.04). Wat betreft de groepsgrootte, geven Russische respondenten aan dat ze met zeer weinig cursisten (M=1.40) zijn versus de andere taalgroepen die het totale gemiddelde (M=2.87) meer benaderen. De tweede groepsfactor (beleving van de cursusgroep) geeft een lichtjes ander resultaat. De personen uit de Russische groep geven aan dat ze maximaal tevreden zijn over hun cursusgroep (M=5.00), waar de mensen uit de Arabische en de Engelse taalgroep een meer negatief beeld schetsen, respectievelijk (M=3.96) en (M=4.16). De Franse en Turkse taalgroep blijken ook enthousiaster (respectievelijk M=4.40 en M=4.54). Met een totaal gemiddelde van 4.33 (SD=.79) blijkt dat de cursusgroep over het algemeen erg positief wordt beleefd. Daarnaast blijkt er ook een significante samenhang te bestaan tussen de taalgroep en de intrinsieke motivatie. Nieuwkomers uit de Arabische cursus MO (M=4.40) kiezen er significant meer voor naar de cursus te komen om soortgenoten te ontmoeten (F(4,60)=3.69; p=.01) dan nieuwkomers uit de Engelse (M=3.07) en Turkse (M=3.00) cursus MO. Uit de analyse blijkt eveneens dat de Turkse respondenten (M=4.21), meer dan de Arabische respondenten (M=3.05), naar de cursus komen om nieuwe dingen te leren (F(4,60)=2.90; p=.03). Tot slot is er sprake van een significant verband (F(4,60)=3.53; p=.01) tussen de taal en de interesse in informatie over België: Turkse nieuwkomers (M=4.83) blijken significant meer het ontvangen van informatie over België als motivatiereden te hebben om de cursus te volgen in vergelijking met de nieuwkomers uit de Engelse cursus MO (M=4.27). De taal blijkt geen onderscheidende factor te zijn voor belevingsaspecten van de cursus maatschappelijke oriëntatie. De invloed van de trajectgerelateerde variabele verblijfsduur werd eveneens onderzocht. Deze van oorsprong kwantitatieve variabele werd getransformeerd tot een categorische variabele bestaande uit zeven categorieën. Uit de resultaten komt naar voren dat er geen significante verbanden vast te stellen zijn tussen de tijd die de respondent al in België verblijft en zijn mening over de verschillende belevingsaspecten van de cursus maatschappelijke oriëntatie. Uit t-testen komt naar voren dat de eventuele verplichting van inburgeringscursussen geen significante samenhang vertoont met de beleving van de inhoud van de cursus maatschappelijke oriëntatie. Er is evenmin een significant verband met de beleving van de toegankelijkheid, de uurregeling, het leren, steun en extrinsieke motivatie van en bij de cursus maatschappelijke oriëntatie. De resultaten geven aan dat er wel een significant verschil (t(60) = 4.49; p = .00) bestaat tussen inburgeraars met de status verplicht en diegenen die rechthebbend zijn betreffende de vraag8 of de respondenten ook naar de cursus zouden gaan indien ze niet verplicht9 waren. De rechthebbenden (M=4.23) zijn logischerwijze eerder geneigd om de

8 Deze vraag behoort eigenlijk tot de cluster extrinsieke motivatie, maar werd verwijderd om de interne consistentie te verhogen. De vraag werd wel apart in de analyses meegenomen. 9 De rechthebbenden die zich engageren om de cursus te volgen, zijn verplichtend vanaf het moment dat ze instemmen om de cursus te volgen en een inburgeringscontract tekenen waarop MO vermeld staat.

30

Page 40: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

cursus vrijwillig te volgen dan de verplichte respondenten (M=2.78). Verplichting blijkt geen invloed te hebben op het combineren van de cursus met respectievelijk andere cursus/werk, gezin, kinderen, noch op de variabelen gerelateerd aan de groep en intrinsieke motivatie (p>.05). De trajectgerelateerde variabele cursusgroep tenslotte blijkt op verschillende constructen een significante invloed uit te oefenen. Allereerst beoordelen de respondenten afkomstig uit de vrijdaggroep de inhoud (F(2,62)=5.05; p=.01) van de cursus MO meer positief (M=4.80) dan de respondenten die de cursus op twee halve dagen (=half-intensief) (M=4.05) volgen. Wat betreft de uurregeling (F(2,62)=3.58; p=.03) wordt aangegeven dat de vrijdaggroep (M=4.80) hier significant minder problemen mee ondervindt dan de half-intensieve groep (M=3.98) en de avondgroep (M=4.05). Leren (F(2,62)=3.87; p=.03) wordt anders ervaren door de laatstgenoemde groepen - namelijk de half-intensieve groep en de avondgroep - dan door de vrijdaggroep. De gemiddelden geven aan dat inburgeraars uit de vrijdaggroep (M=4.80) vinden dat ze veel leren tijdens de cursus, dat deze belangrijk is en aan hun verwachtingen voldoet, meer dan in vergelijking met inburgeraars die tot de half-intensieve groep (M=3.98) of tot de avondgroep (M=3.96) behoren. Over het algemeen wordt het leeraspect van de cursus MO relatief positief (M=4.00) beoordeeld. Als laatste wordt er een significant verband (F(2,62)=11.77; p=.00) opgemerkt tussen de vrijdaggroep enerzijds en de andere twee groepen anderzijds voor wat betreft de beleving van de groepsgrootte. De respondenten die op vrijdag les volgen (M=1.80) vinden de grootte van hun groep kleiner dan de respondenten uit de half-intensieve groep (M=3.05) en de avondgroep (M=2.92); wat overeenstemt met de werkelijke grootte van de groepen.

Multivariate toetsen Nadat univariate analyses werden uitgevoerd voor elk van de belevingsfactoren afzonderlijk, werd ook nagegaan in welke mate persoons- en trajectgerelateerde kenmerken verschillen kunnen verklaren in het samengaan van de diverse belevingsfactoren. Hiervoor werden multivariate variantie-analyses uitgevoerd met elke onafhankelijke variabele uit het model (Tabel 3) afzonderlijk. De gerapporteerde F-waarden in de tabel zijn gebaseerd op Wilks’ Lambda. De resultaten van de Levene-test voor homogeniteit van de varianties zijn in deze studie meestal niet significant voor de verschillende afhankelijke variabelen (p > .00). De resultaten van de multivariate testen moeten echter toch met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien aan een aantal belangrijke assumpties voor een MANOVA toch niet werd voldaan. De assumptie van homogeniteit van variantie-covariantie matrices kon niet getoetst worden met Box’s M, wegens een te kleine steekproef en de ongelijke verdeling van de groepen. Het aantal personen in de cellen is niet altijd groter dan het aantal afhankelijke variabelen. Wanneer een cel meer afhankelijke variabelen heeft dan scores, wordt de cel op zichzelf staand en kan de assumptie voor homogeniteit van variantie-covariantie

31

Page 41: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

matrices niet getoetst worden (Tabachnick & Fidell, 2001). Bij een kleine steekproef wordt de power van de toets verlaagd (Tabachnick & Fidell, 2001). Een kleine power betekent dat de kans op het zien van een significant effect, dat in werkelijkheid aanwezig is, kleiner wordt. Het beperkt aantal significante resultaten (zie Tabel 4) in deze studie kan hier mogelijk door worden verklaard. De assumptie van gecorreleerde afhankelijke variabelen wordt gedeeltelijk geschonden, aangezien een significante correlatie vaak afwezig is (zie Tabel 6). De power van een multivariate toets is het grootst wanneer de correlatie tussen de afhankelijke variabelen hoog en negatief is (Tabachnick & Fidell, 2001). Enkel tussen de beleving van de cursusinhoud en de mogelijkheid tot combineren met kinderopvang bestaat een significante negatieve correlatie (r= -.41), tussen extrinsieke motivatie en de mogelijkheid tot combineren met kinderopvang (r= -.48), en tussen de mogelijkheid om soortgenoten te ontmoeten en de mogelijkheid tot het combineren met kinderopvang (r= -.362). Opnieuw blijkt dat de resultaten met grote voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd vanwege een kleine steekproef en ongelijke groepen. De resultaten van deze multivariate variantieanalyse (Tabel 4) duiden op een significant effect van de taalgroep waartoe nieuwkomers behoren (F(56, 41.07) = 1.77, p= .03) en van het diploma van de inburgeraars (F(42, 33.40) = 2.01; p= .02) op alle afhankelijke variabelen uit het model samen genomen. De andere afhankelijke variabelen uit het model (zie Tabel 3) worden niet duidelijk voorspeld door de opgenomen persoons- en trajectgerelateerde kenmerken. Het effect van de variabelen ‘taalgroep’ en ‘diploma’ op de afhankelijke variabelen afzonderlijk werd reeds geschetst bij de resultaten van de univariate testen. Daarom wordt hier niet meer nader op ingegaan.

Tabel 4: Multivariate toetsen F df p geslacht 0.50 (14, 13) .90 geboortejaar 1.19 (42, 33.40) .30 verblijfsduur 1.07 (84, 50.97) .40 verplichting 1.01 (14, 13) .49 taalgroep 1.77 (56, 41.07) .03* diploma 2.01 (42, 33.40) .02* cursusgroep 1.37 (28, 24) .22

De multivariate variantie-analyse geeft ook een beeld van de mate waarin de geselecteerde factoren de variantie in de afhankelijke variabelen kunnen verklaren. Deze proportie verklaarde variantie blijkt algemeen hoog te liggen (>75%), bij sommige factoren (combineren_cursus/werk en groep_beleving) wordt de variantie zelfs volledig verklaard. De sterkte van de relatie tussen de 7 persoons- en trajectgerelateerde factoren, en elk van de afhankelijke variabelen is opgenomen in Tabel 5.

32

Page 42: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

33

Tabel 5: Verklaarde variantie in de afhankelijke variabelen

R² inhoud .919 toegankelijkheid .898 uurregeling .891 leren .968 steun .904 extrinsieke motivatie .995 intrinsieke motivatie_soortgenoten .901 intrinsieke motivatie_leergierig .869 intrinsieke motivatie_info België .772 combineren_cursus/werk 1.000 combineren_gezin .782 combineren_kinderopvang .988 groep_grootte .788 groep_beleving 1.000

Page 43: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Tabel 6. Correlaties tussen afhankelijke variabelen (n = 65)

inhoud

toeg

anke

lijkh

eid

ure

n

lere

n

steu

n

extr

insi

ek

intr

insi

ek_so

ort

gen

ote

n

intr

insi

ek_le

ergie

rig

intr

insi

ek_in

fo B

elgië

com

bin

eren

_cu

rsus/

wer

k

com

bin

eren

_gez

in

com

bin

eren

_ki

nder

opva

ng

gro

ep_bel

evin

g

gro

ep_gro

ott

e

inhoud 1 .26* .36** .45** .32** .28* .26* .04 .29* .13 .47** -.41* .20 -.18

toegankelijkheid 1 .49** .24 .36** .22 -.01 .16 .15 .17 .40** -.03 .17 -.12

uren 1 .53** .47** .29* -.10 .06 .09 .07 .44** -.08 .21 -.07

leren 1 .49** .37** .09 .22 .22 .19 .22 .11 .35** -.27*

steun 1 .10 -.01 .22 .11 .19 .26* .06 .29* -.12

extrinsiek 1 .27* .15 .20 .05 .18 -.48** .01 .12

intrinsiek_soortgenoten 1 .04 .29* .08 .07 -.36* -.09 -.10

intrinsiek_leergierig 1 .08 -.07 -.20 -.19 .11 -.17

intrinsiek_info België 1 .02 .11 -.24 .28* -.14

combineren_cursus/werk 1 .38** .23 .28* -.11

combineren_gezin 1 .12 .11 .01

1 .22 .22

1 .18

1

-

combineren_kinderopvang -

groep_beleving -

groep_grootte

* p < .05; ** p < .01.

34

Page 44: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

In het derde deel van de vragenlijst wordt expliciet gepeild naar factoren die cursisten beoordelen als mogelijke bevorderende of belemmerende factoren voor het afwerken van de cursus maatschappelijke oriëntatie. Voor elke van beide aspecten konden nieuwkomers maximaal vijf aspecten selecteren en ordenen naar de sterkte van hun mogelijke invloed. Om de laatste twee onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden werd gebruik gemaakt van wegingsfactoren.

Welke factoren zijn prioritair voor het afronden van de cursus maatschappelijke oriëntatie?

In Figuur 3 zijn 15 factoren opgenomen die door de cursisten werden gescoord naar de mate waarin zij het afronden van de cursus maatschappelijke oriëntatie bevorderen. Hieruit blijkt dat anderstalige nieuwkomers de cursus vooral tot een goed einde proberen brengen omwille van de waarde van het certificaat dat het oplevert (63). Dit sluit goed aan bij de resultaten van de univariate toetsten (cf. supra), waaruit bleek dat minder hoog opgeleide cursisten significant meer steun ervaren van hun omgeving. Het belang om het ‘te maken’ in de samenleving en goede kansen te verwerven is van groot belang bij lager opgeleide nieuwkomers en hun omgeving. Ook ‘andere’ factoren spelen een invloedrijke rol (56): voorbeelden hiervan zijn meer leren over het leven in België en bruikbare informatie. Daarnaast blijkt ook de grote motivatie van de cursisten (36), de tijd die ze ter beschikking hebben (34) en het zorgen voor familie (33) voor een positieve invloed te zorgen. Vooral deze laatste factor is moeilijk te interpreteren: op welke manier bevordert het zorgen voor een familielid het voltooien van de cursus maatschappelijke oriëntatie? Een mogelijke interpretatie ligt in de mogelijkheid om bv. vlugger werk te vinden na het afronden van het inburgeringstraject, waardoor met de inkomsten van een job de zorg voor de familie gemakkelijker kan worden opgenomen. Gezien de resultaten uit de univariate resultaten mogen we veronderstellen dat de grote motivatie van de cursisten vooral betrekking heeft op nieuwkomers die de cursus op vrijwillige basis starten. De groep die verplicht deelneemt geeft immers aan significant minder de cursus maatschappelijke oriëntatie te zullen volgen indien het niet moest. Uit de resultaten blijkt ook dat de beperkte onkosten van de cursus minder impact hebben op de volharding van de cursisten. Dit kan als evident worden beschouwd, aangezien de cursus maatschappelijke oriëntatie nu reeds gratis is. Ook het lestempo – zowel laag (15) als hoog (15) – wordt als minder belangrijk aangeduid voor het voltooien van de cursus.

Welke factoren belemmeren het doorlopen van de cursus maatschappelijke oriëntatie?

In Figuur 3 zijn eveneens 15 factoren – waarvan 14 gelijklopend met de bevorderende factoren – opgenomen die door de cursisten werden gescoord naar de mate waarin zij het volbrengen van de cursus maatschappelijke oriëntatie belemmeren.

35

Page 45: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

36

Na het toekennen van gewichten, blijkt dat medische problemen (150) duidelijk de meest doorslaggevende reden is om te cursus vroegtijdig te stoppen. Andere belangrijke factoren zijn: zwanger worden/zijn (84), het vinden van ander werk (81), verhuizen (73), de combinatie met werk/studies (58) en de zorg voor familie (54). Ook hier bleken de factoren onkosten (0), lage tempo (9) en hoge tempo (2) het minst belangrijk. Zoals eerder aangegeven is de cursus maatschappelijke oriëntatie in de meeste gevallen gratis, waardoor onkosten niet doorwegen als belemmerende factor. Verrassend is dat ook het lestempo weinig invloed heeft: wanneer de lessen relatief traag verlopen zouden de meeste cursisten niet geneigd zijn af te haken, noch wanneer het lestempo de hoogte in zou gaan. Dit wijst duidelijk op een hoge motivatie om te volharden. Wanneer we deze informatie aanvullen met een aantal descriptieve gegevens over de afhankelijke variabelen (zie Tabel 7), krijgen we nog een duidelijker en uitgebreider beeld op deze resultaten. Wat de inhoud van de cursus maatschappelijke oriëntatie betreft, duidt 96.9 % van de respondenten hoger dan antwoordcategorie 3 (maximaal 5) aan. Dit betekent dat bijna alle respondenten tevreden tot zeer tevreden zijn over de inhoud van de cursus (inhoud, moeilijkheidsgraad, begrijpbaarheid en volledigheid). Over de toegankelijkheid zijn anderstalige cursisten relatief minder tevreden (M=3.85), net als over de mogelijkheid om de cursus te combineren met andere cursussen of werk (M=3.15). Kinderopvang vinden blijkt ook niet evident (M=2.81): slechts 26.7% van de cursisten ondervindt hiermee weinig tot geen problemen. De groepsgrootte wordt over het algemeen ook als een mogelijk belemmerende factor ingeschat. Minder dan 10% van de cursisten schat de cursusgroep als eerder klein in. Tabel 7: Gemiddelden, standaarddeviaties en cumulatieve frequenties van de afhankelijke variabelen

M SD

Cumulatief % > antwoordmogelijkheid 3

inhoud 4.27 .55 96.9 % toegankelijkheid 3.85 .61 89.1% uurregeling 4.08 .66 92.3 % leren 4.00 .71 87.7 % steun 4.20 .67 92.3 % extrinsieke motivatie 4.07 .98 87.7 % intrinsiek_soortgenoten 3.46 1.34 60.0 % intrinsiek_leergierig 3.78 1.16 72.3 % intrinsiek_info België 4.63 .53 96.9 % combineren_cursus/werk 3.15 1.09 44.3 % combineren_gezin 3.62 1.00 52.4 % combineren_kinderopvang 2.81 1.20 26.7 % groep_grootte 2.87 .61 7.9 % groep_beleving 4.33 .79 90.8 %

Page 46: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Figuur 3: Belemmerende en bevorderende factoren

0 20 40 60 80 100 120 140 160

verhuis

zwangerschap

medische problemen

waardevol diploma

andere job

zorgen voor familie

tijd

vervoersmogelijkheden

steun uit de omgeving

motivatie

onkosten

combineren met werk/studies

combineren met gezin

moeilijk/hoog tempo

gemakkelijk/laag tempo

andere

gewicht van de factor

bevorderende factorenbelemmerende factoren

37

Page 47: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

2.7 Besluit Uit de onderzoeksresultaten kan afgeleid worden dat het behalen van een certificaat de meest bevorderende factor is voor het succesvol doorlopen van de cursus maatschappelijke oriëntatie. Daarnaast speelt de motivatie van de cursisten ook een doorslaggevende rol. Dit geldt wel enkel voor de cursisten die de cursus op vrijwillige basis volgen. Een significant deel van de cursisten die de cursus maatschappelijke oriëntatie verplicht volgen, geeft immers aan dat ze niet zo snel geneigd zouden zijn om de cursus vrijwillig te volgen. Uit de t-testen komt echter naar voren dat de eventuele verplichting van inburgeringscursussen geen significante samenhang vertoont met de beleving van de inhoud van de cursus maatschappelijke oriëntatie. Uit de onderzoeksresultaten kan dus geen duidelijk pro of contra worden afgeleid voor wat betreft het al dan niet verplichten van de cursus maatschappelijke oriëntatie. Aangezien de cursus maatschappelijke oriëntatie gratis is, zijn de onkosten geen belemmerende factor. Opvallend is wel de vaststelling dat het lestempo geen invloed heeft op de beslissing om de cursus vol te houden dan wel te beëindigen. De bevraagde respondenten geven aan dat medische problemen de meest doorslaggevende reden was om de cursus te beëindigen. Er kan dus geconcludeerd worden dat de belemmerende factoren meestal betrekking hebben op randvoorwaarden. De cursisten geven immers aan tevreden te zijn over de inhoud van de cursus. Mogelijke zaken ter verbetering zijn: de toegankelijkheid, de mogelijkheid om de cursus te combineren met andere cursussen of werk, mogelijkheid tot kinderopvang en de groepsgrootte. Wat de beleving van de cursus maatschappelijke oriëntatie betreft, is er geen significant verschil merkbaar tussen cursisten die nog maar pas in België verblijven en cursisten die er al gedurende een langere periode verblijven.

38

Page 48: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Hoofdstuk 3: Conclusie en discussie 1. Implicaties van onderzoeksresultaten Uit de resultaten gevoerd in het kader van deze scriptie komt naar voren dat de respondenten het behalen van een certificaat beschouwen als meest bevorderende factor. Deze bevorderende factor wordt ook in andere onderzoeken aangehaald (Geets et al., 2007; Visser, 2002). Momenteel ontvangen inburgeraars in Vlaanderen een diploma wanneer ze hun inburgeringstraject succesvol hebben afgerond; in het onthaalbureau Kom-Pas krijgen de inburgeraars eveneens een certificaat als ze de lessen maatschappelijke oriëntatie hebben gevolgd. Toch zijn er heel wat kritische opmerkingen te plaatsen bij dit certificaat. Geets stelt dat “verschillende sleutelfiguren opmerken dat het diploma of het certificaat dat de nieuwkomer op het einde van het traject ontvangt, geen meerwaarde biedt” (Geets et al., 2007, 187). Er is dus wel sprake van een inburgeringscertificaat, alleen is het van weinig betekenis voor de verdere integratie in de samenleving. Wanneer dit diploma opgewaardeerd zou worden door een bepaald voordeel, of een goede aansluiting op de arbeidsmarkt zou kunnen garanderen voor cliënten met een inburgeringsdiploma (Geets et al., 2007), zullen inburgeraars ook meer moeite willen doen omdat het eindresultaat hen iets oplevert. In het scriptieonderzoek werd onder andere gepeild naar de tevredenheid over de groepsgrootte en daaruit blijkt dat de meerderheid aangeeft dat hun groep meestal uit veel cursisten bestaat. Uiteraard moet hier wel opgemerkt worden dat groepsgrootte een subjectief gegeven is en samenhangt met eerdere onderwijservaringen. Iemand die in zijn herkomstland les kreeg in een klas van vijftig mensen, vindt een groep van twintig mensen waarschijnlijk klein terwijl iemand anders dit net een grote groep kan vinden. Er zijn echter voor- en nadelen aan zowel een kleine als een grote groep. Zo is het eenvoudiger om meer op maat van de verschillende cursisten te werken wanneer het aantal cursisten beperkt is, in een grotere groep zijn er dan weer meer ervaringen om te delen. McGivney en Visser geven aan dat cursisten een ondersteunende leergroep beschouwen als een bevorderende factor (McGivney, 2004; Visser, 2002). Bovendien geeft McGivney aan dat eenzaamheid en het ontbreken van vriendschappen met medecursisten vaak voorkomende redenen zijn om af te haken (McGivney, 2004). Wanneer een groep uit meer cursisten bestaat is de kans op vriendschap groter, ook de kans op ondersteuning van één van de medecursisten stijgt. Uit de antwoorden van de respondenten komt ook een grote tevredenheid over de inhoud van de cursus maatschappelijke oriëntatie naar voren. Het beperkte kwalitatief onderzoek dat vorig jaar bij enkele ex-cursisten maatschappelijke oriëntatie werd afgenomen (Luyten, 2007), geeft dezelfde tendens aan. Een antwoord van één van de respondenten luidde: “Moest ik de kans krijgen, ik zou het zeker opnieuw doen. Zeker iedere nieuwkomer zou er behoefte aan hebben, want als nieuwkomer schieten we overal een beetje tekort en dit soort cursussen kunnen juist onze tekorten aanvullen.”

39

Page 49: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Bij cursisten die de cursus vrijwillig volgen (rechthebbend) blijkt uit dit scriptieonderzoek dat motivatie een doorslaggevende rol speelt om de cursus te voltooien. Een significant deel van de cursisten die de cursus maatschappelijke oriëntatie verplicht volgen, geeft aan dat ze niet zo snel geneigd zouden zijn om de cursus vrijwillig te volgen. In de literatuurstudie wordt aangehaald dat sommige mensen geen interesse vertonen in de cursus omdat ze de informatie al ergens anders gehaald hebben (Berben, 2003; Geets et al., 2007). Het kan ook zo zijn dat de rechthebbenden die deelnemen aan de cursus minder last van belemmerende factoren hebben, zij konden vooraf inschatten of het voor hun haalbaar was om de cursus te volgen. Verplichte inburgeraars hebben geen keuze, zelfs al zijn er een aantal belemmerende factoren, zij moeten in eerste instantie aan hun inburgeringsplicht voldoen. Een opvallende vaststelling is dat het lestempo noch bevorderend noch belemmerend wordt gevonden door de respondenten uit dit scriptieonderzoek. In de literatuur komt er een enigszins ander beeld naar voren. Het niveau van de lessen - ofwel te hoog ofwel te laag - wordt zowel door Berben, Geets als Visser vermeld als uitvalfactor (Berben, 2003; Geets et al., 2007; Visser, 2002). Het niveau is uiteraard niet hetzelfde als tempo, maar er bestaat wel een samenhang tussen beiden. Wanneer cursisten het tempo te hoog vinden, heeft dit meestal te maken met het feit dat ze de inhoud van de les moeilijk vinden. Anderzijds als cursisten het niveau te makkelijk vinden is er een grote kans dat zij het tempo in de les als (te) traag zullen beoordelen. Uit de resultaten van dit scriptieonderzoek blijkt dat de respondenten tevreden zijn met het niveau van de cursus en dus is het logischer dat het tempo dan ook geen belemmering vormt. De bevraagde cursisten uit Kom-Pas geven aan dat medische problemen als meest belemmerende factor wordt ervaren. Deze factor wordt ook in de literatuur vernoemd (Berben, 2003; Geets et al., 2007; McGivney, 2004; Visser, 2002). Een mogelijkheid is het inburgeringstraject tijdelijk op te schorten. Een andere mogelijkheid wat betreft de cursus maatschappelijke oriëntatie is een zelfstudiepakket MO aan te bieden. Op die manier is het toch mogelijk om essentiële informatie over België te verwerven. Kinderopvang wordt zowel in de literatuur (Berben, 2003; Directie Strategie en Projecten, 2001; Geets et al., 2007; McGivney, 2004; Visser, 2002) als door de respondenten van dit scriptieonderzoek genoemd als beïnvloedende factor om af te haken. Er zijn verschillende mogelijkheden om aan dit probleem tegemoet te komen. Het is interessant te bekijken in welke mate het mogelijk is een kinderopvanginitiatief te laten doorgaan in de eigen gebouwen van het onthaalbureau. Dit kan eventueel door te werken met vrijwilligers, een andere optie is het kinderopvanginitiatief uit te bouwen in functie van het professioneel perspectief dat inburgeraars kunnen kiezen in het secundaire traject. Inburgeraars kunnen er dan in functie van hun opleiding stage lopen. Het is ook mogelijk om inburgeraars in te schakelen die moeilijk aan werk raken en interesse hebben in het opvangen van kinderen; het zouden dan een soort onthaalouders kunnen worden. Het is zeker raadzaam eens bij de andere onthaalbureaus, nationaal en internationaal, te kijken naar welke maatregelen zij treffen omtrent kinderopvang.

40

Page 50: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Meer dan de helft van de bevraagde cursisten maatschappelijke oriëntatie geeft aan moeilijkheden te hebben om de cursus te combineren met andere cursussen of werk. Dit stemt overeen met de bevindingen die in de literatuur aan bod komen (Berben, 2003; Directie Strategie en Projecten, 2001; Geets et al., 2007; McGivney, 2004; Visser, 2002). In de literatuur is eveneens de aanbeveling te vinden om avond- of weekendcursussen te organiseren. De onthaalbureaus zijn vandaag de dag verplicht een aanbod voor werkende inburgeraars te voorzien; onthaalbureau Kom-Pas heeft geopteerd voor avondcursussen. Uit antwoorden van de Kom-Pascursisten blijkt dat de meerderheid het niet ziet zitten om lessen tijdens het weekend te volgen, dus de avondcursussen blijken te voldoen. Toch zijn avondlessen niet ideaal aangezien deze nog steeds voor een zware combinatie zorgen. In de aanpassing van het inburgeringsdecreet is opgenomen dat de verplichte inburgeraars die werk hebben, recht hebben op een flexibel traject dat combineerbaar is met hun job (Amar, 2007) Deze flexibiliteit kan zorgen voor “een afwijking van de duur van het traject of een aanpassing van aanmelding of regelmatige deelname” (Amar, 2007, 7). Deze maatregels kunnen er misschien voor zorgen dat er minder werkende inburgeraars afhaken, maar dat kan maar op langere termijn beoordeeld worden. Momenteel blijkt het financiële aspect niet belemmerend te werken om de cursus maatschappelijke oriëntatie te volgen. Aangezien er in de literatuur (Geets et al., 2007; McGivney, 2004) aangegeven wordt dat hoge kosten wel degelijk verantwoordelijk kunnen zijn voor afhaakgedrag is het belangrijk ervoor te waken dat de kosten om de cursus te volgen betaalbaar blijven. Bovendien vallen onder kosten niet enkel de inschrijvingskost en de kost van eventueel cursusmateriaal, er moet ook rekening gehouden worden met vervoerskosten en eventuele kosten voor kinderopvang. Wanneer deze verschillende kosten samengeteld worden, kan het bedrag oplopen en zien we dat de financiële last bij sommige mensen hoger is dan op het eerste zicht verwacht. In het nieuwe decreet is er een maatregel ingevoerd waardoor verplichte nieuwkomers een waarborg moeten betalen bij het begin van hun inburgeringstraject en deze terugkrijgen wanneer ze hun traject afronden (Amar, 2007). Volgens bevoegd minister Keulen kan dit systeem van waarborg en vergoeding inburgeraars overtuigen hun inburgeringstraject te voltooien (Keulen, 2007). Rechthebbenden moeten voortaan zelf voor hun kosten instaan (Amar, 2007). Voor mensen met een inkomen lager of gelijk aan het leefloon blijft het traject kosteloos. Sommige inburgeraars kunnen niet verplicht worden om het inburgeringsprogramma te volgen, bijvoorbeeld omdat ze afkomstig zijn uit een land dat tot de Europese Unie behoort. Nochtans is het goed mogelijk dat zij wel een grote nood hebben aan het inburgeringsprogramma. Doordat rechthebbenden zelf voor de kosten moeten instaan, zijn ze misschien minder geneigd om in het inburgeringsprogramma in te stappen. De kostenmaatregel kan er dus voor zorgen dat er een Matteüseffect optreedt: namelijk diegenen die een grote nood hebben, vallen uit de boot (Bouverne-De Bie, 2004). McGivney beklemtoont dat afhaken een complex onderwerp is waarbij er meestal sprake is van combinatie van interagerende redenen. Nog belangrijker is de vaststelling dat de echte redenen voor het afhaakgedrag soms niet gezegd worden. Respondenten

41

Page 51: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

vernoemen meestal enkel redenen die ze zelfacceptabel vinden en die hun zelfachting niet bedreigen (McGivney, 2004). In de literatuurstudie werden nog enkele aanbevelingen - zowel op macro-, meso-, als microniveau - vernoemd om uitval tegen te gaan. Zowel de beleidsactoren als het Vlaams Minderhedencentrum behoren tot het macroniveau. Een eerste maatregel op het macroniveau, het bijscholen van docenten (Berber, 2007), gebeurt in Kom-Pas door regelmatig docentenoverleg en door het volgen van vormingen georganiseerd door het Vlaams Minderhedencentrum. Naast het aanbieden van avond- of weekendcursussen, wordt ook een zelfstudie MO-pakket gezien als een mogelijke oplossing (Geets et al., 2007). In Kom-Pas worden er reeds zelfstudiepaketten en een aantal begeleidingssessies voorzien voor sommige hooggeschoolde inburgeraars. Het nadeel van zelfstudie is dat er minder of geen mogelijkheid is om ervaringen te delen en er geen sociale contacten aanwezig zijn. In het onderzoek van Geets et al. (2007) wordt het sanctioneren vernoemd; wel gevolgd door de vraag of deze maatregel zal leiden tot meer gemotiveerde deelnemers. Bovendien bestaat er een contradictie in het sanctioneringsbeleid: enerzijds dient het inburgeringsprogramma om de nieuwkomer te laten inburgeren en anderzijds hanteert het beleid regels die er vanuit gaan dat de inburgeraars de waarden al kennen (De Cuyper & Wets, 2007). Stiptheid en afspraken naleven zijn voor sommige nieuwkomers echt nieuwe waarden. Op mesoniveau wordt er gepleit voor een verbetering van de intake (Berber, 2003; Visser, 2002). Tijdens de trajectbegeleiding moet er gepoogd worden een zo goed mogelijk overzicht te krijgen van de situatie van de inburgeraar zodat er naar een cursus maatschappelijke oriëntatie gezocht kan worden die voor de minste belemmeringen zal zorgen. Verder heeft de trajectbegeleider ook de functie om de inburgeraars te motiveren om de cursus te volgen (Geets et al., 2007). Wat betreft tijdstip van de les, intensiteit en duur van de cursus (Berben, 2003; Visser, 2002) biedt Kom-Pas momenteel verschillende soorten cursussen waar met deze drie elementen wordt gevarieerd. De leefomgeving van de inburgeraar zou de waarde van het inburgeringstraject moeten erkennen, aangezien het voor inburgeraars belangrijk is dat ze zich gesteund voelen (Geets et al., 2007). Een initiatief om hier aan tegemoet te komen is het uitnodigen van familie op het onthaalbureau om een les bij te wonen en kennis te maken met wat het onthaalbureau doet en hoe de cursus verloopt die het familielid daar volgt. Berber en Visser raden aan om de docent de rol van begeleider op zich te laten nemen en te differentiëren in werkvormen en methodes (Berben, 2003; Visser, 2002); de docent kan ook bepaalde onderwerpen meer beklemtonen wanneer dit belangrijk blijkt voor de specifieke groep cursisten. Voor beide zaken kunnen de overlegmomenten - die het docententeam regelmatig inlast - een goede manier zijn om ideeën hieromtrent uit te wisselen. Verder is het belangrijk dat de docent een duidelijk beeld geeft van wat de cursus inhoudt; als de cursisten een duidelijker beeld hebben van wat de cursus inhoudt, kunnen ze hun verwachtingen hieraan aanpassen. De docent wordt ook beschouwd als een actor die oog moet hebben voor uitval, de trajectbegeleider dient hier ook op te letten; door samenwerking tussen beiden is het mogelijk om uitval vroegtijdig op te

42

Page 52: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

vangen. In Kom-Pas bestaat er een systeem waarbij de docent aan de trajectbegeleider laat weten wanneer een cursist afwezig is, de trajectbegeleider kan dan contact opnemen met de inburgeraar om te zien wat de reden is. Afrondend is het interessant om de - binnen de sociale agogiek heersende - idee dat voorzieningen aan een aantal criteria - de zogenaamde 5 B’s - dienen te voldoen om van een recht op maatschappelijke dienstverlening te kunnen spreken, te betrekken op de situatie van het onthaalbureau Kom-Pas (Bouverne-De Bie, 2004). Het eerste criterium ‘bereikbaarheid’ wijst op het feit dat voorzieningen zich op een goede locatie moeten bevinden en makkelijk toegankelijk dienen te zijn (Bouverne-De Bie, 2004). De locatie van het onthaalbureau Kom-Pas bevindt zich dicht tegen het centrum van de stad en is inderdaad makkelijk toegankelijk. ‘Beschikbaarheid’ verwijst naar een continue relatie met mensen die hulp vragen (Bouverne-De Bie, 2004). Kom-Pas heeft ruime openingsuren enerzijds en anderzijds kunnen mensen met hun vragen steeds terecht bij de trajectbegeleiders. Als derde criterium wordt ‘betaalbaarheid’ vooropgesteld, dit gaat over het vermijden van in eerste plaats financiële drempels maar ook andere drempels zoals privacy (Bouverne-De Bie, 2004). Voorlopig blijkt er niet echt sprake te zijn van een financiële drempel, maar het is raadzaam om hier blijvend aandacht aan te schenken. Daarnaast moet Kom-Pas ook goed in de gaten houden dat ze niet onbewust andere drempels creëren. Een voorziening dient ook aan te sluiten bij de vragen die vanuit de concrete situatie gesteld worden, dit wordt onder de noemer van ‘bruikbaarheid’ gevat (Bouverne-De Bie, 2004). Het is belangrijk dat Kom-Pas aandacht blijft besteden aan het luisteren naar de inburgeraars en samen te zoeken naar mogelijke oplossingen. Er moet dus naar gestreefd worden zoveel mogelijk op maat van elke inburgeraar te werken. ‘Begrijpbaarheid’ tot slot wil zeggen dat het voor de mensen duidelijk moet zijn welk engagement de betreffende voorziening in een concrete situatie zal opnemen (Bouverne-De Bie, 2004). Het moet voor de inburgeraars duidelijk zijn voor welke zaken ze terecht kunnen in het onthaalbureau en welke inspanningen het onthaalbureau naar hen toe doet. 2. Beperkingen van het eigen onderzoek Het uitgevoerde onderzoek bracht een aantal beperkingen met zich mee. Allereerst was het oorspronkelijke idee om de cursisten bij het begin van de cursus te bevragen, tijdens de tweede les. Op die manier was er meer kans om zowel antwoorden te krijgen van mensen die de cursus voltooien als van mensen die de cursus vroegtijdig stopzetten. Het nadeel hiervan was dat de cursisten sommige vragen moeilijk kunnen beantwoorden omdat ze nog maar net met de cursus gestart zijn. Uiteindelijk werd geopteerd om de vragenlijst maar af te nemen naar het einde van de cursus en dus te werken met de cursisten die bijna 100% zeker de cursus voltooien. Gegevens over mensen die afhaken zijn wel terug te vinden in enkele onderzoeken die in de literatuurstudie worden aangehaald. Een tweede item is dat het enerzijds om een zeer specifieke populatie en een anderzijds slechts beperkte steekproef gaat. De steekproef is wel representatief voor het

43

Page 53: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

onthaalbureau Kom-Pas, maar dit is niet noodzakelijk het geval voor de andere onthaalbureaus. Elk (stedelijke) context trekt immers bepaalde etnische groepen in meer of mindere mate aan. Het is dus onmogelijk om de verkregen resultaten te generaliseren. De resultaten hebben uiteraard wel hun waarde wanneer ze binnen hun context bekeken worden en zijn in het bijzonder voor het onthaalbureau Kom-Pas waardevol. De inburgeraars volgen de cursus maatschappelijke oriëntatie in eigen taal, hierdoor was het noodzakelijk de vragenlijst te vertalen. De kwaliteit van de vertalingen was in orde, enkel bij de Turkse vertaling gaven de respondenten zelf aan dat de vragenlijst fouten bevatte. Het is dus mogelijk dat sommige respondenten daardoor één of meerdere vragen niet of foutief hebben ingevuld. De meeste inburgeraars die de cursus volgen zijn niet gewend om vragenlijsten in te vullen, daarom werd er geopteerd om de vragenlijst zo kort mogelijk te maken. Dit bracht wel met zich mee dat er bepaalde onderwerpen maar aan bod kwamen in één of twee vragen. Voor de statistische analyses was het voor een aantal factoren niet mogelijk om met de somfactoren verder te werken aangezien de interne consistentie te laag lag, dit hangt waarschijnlijk samen met het feit dat er maar een beperkt aantal vragen per schaal gesteld werd. Doordat de vertalingen niet tijdig ter beschikking konden gesteld worden, werden de cursisten uit de vrijdaggroep gevraagd op een later afgesproken moment de vragenlijst te komen invullen. Ondanks de instemming van verschillende cursisten, draaide dit uiteindelijk uit op een hoge non-respons. Hier valt uit te besluiten dat het interessanter is de vragenlijst tijdens de lesuren uit te delen en op te halen om een zo hoog mogelijke respons te bereiken. Er blijkt eveneens sprake te zijn van een veel hogere respons wanneer de cursisten de gelegenheid kregen om de vragenlijst in te vullen tijdens de lesuren. De aanwezigheid van de docenten had dus een positieve invloed. De docente Russisch gaf aan dat er veel mensen uit de Russische groep de vragenlijst niet invulden nadat de docent negatief antwoordde op de vraag of het invullen verplicht was. 3. Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek Er blijkt niet zoveel literatuur voorhanden te zijn over belemmerende en bevorderende factoren bij inburgering. Nochtans is dit een belangrijk element sinds de invoering van de verplichte inburgering. Aangezien nieuw- en oudkomers verplicht zijn om een inburgeringstraject te volgen, is het niet meer dan logisch dat de voorwaarden om dit traject te kunnen volgen - zoals bereikbaarheid, kinderopvang,… - van naderbij bekeken worden. Bovendien is het door het specifieke inburgeringsbeleid in de verschillende landen zeer moeilijk om resultaten uit internationale onderzoeken te generaliseren naar de Vlaamse context. De inburgeringssector is een relatief jonge sector in Vlaanderen en er bestaat nog niet echt een onderzoekstraditie. Er zijn dus slechts een beperkt aantal Vlaamse inburgeringsonderzoeken (Geets et al., 2007; Verstraete et al., 2000a, 2000b, 2001). Daarnaast wordt het inburgeringsbeleid regelmatig bijgestuurd, hierdoor is er steeds nood aan recente onderzoeken. Het is enerzijds interessant om onderzoek te voeren in de individuele onthaalbureaus en anderzijds een aantal grootschaligere onderzoeken te organiseren waarbij de resultaten kunnen gelden voor elk onthaalbureau. Bij eerstgenoemd onderzoek is het mogelijk een goed beeld te krijgen op de eigen

44

Page 54: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

populatie en context, grootschaligere onderzoeken zijn zinvol om de bredere Vlaamse inburgeringscontext in beeld te krijgen. Wanneer er nog verder onderzoek zou worden gevoerd naar de uitval binnen de cursus maatschappelijke oriëntatie is het interessant om een onderscheid te maken tussen niet-starters en afvallers, zoals in het HIVA-onderzoek (Geets et al., 2007). Niet-starters zullen waarschijnlijk niet afvallen vanwege de inhoud van de cursus maar eerder om een aantal factoren die hen belemmeren om naar de les te komen. Bij afvallers zijn er meer factoren die een rol spelen bij het nemen van de beslissing om niet meer te komen opdagen, ook de inhoud van de cursus, de ondersteuning van de docent, het lesmateriaal,… kunnen een invloed hebben. Wanneer beide groepen goed in kaart gebracht worden is het mogelijk om maatregelen op maat van elke groep te zoeken en uit te voeren. Voor het onthaalbureau Kom-Pas zou het interessant zijn - indien zij de tijd en middelen kunnen voorzien - om de vragenlijst te laten invullen door alle nieuwkomers bij het starten van de cursus (2de les) gedurende één jaar. Er moet hierbij ook voor gezorgd worden dat alle taalgroepen bevraagd kunnen worden. Op die manier is het mogelijk om een uitgebreider beeld te krijgen op de uitval binnen de cursus maatschappelijke oriëntatie. Het is ook nuttig om te weten te komen wat de reden is dat de inburgeraars afhaken, het zou interessant zijn wanneer er een overzicht kan gemaakt worden waarbij voor elke afhaker ook de reden vermeld staat. Op die manier krijgt men een goed overzicht van welke redenen effectief voor het stopzetten van de cursus zorgen en kan men hier oplossingen voor zoeken. Daarnaast is het interessant om ook aan de afvallers te vragen welke zaken geregeld kunnen worden zodat ze wel naar de cursus kunnen komen. Zij hebben misschien zelf wel oplossingen in gedachten maar kunnen ze alleen niet uitvoeren.

45

Page 55: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Bibliografie

Agentschap voor Binnenlands Bestuur (2008). Geraadpleegd op 28 december 2007 op het World Wide Web: www.inburgering.be Amar, M. (2006). Nieuw inburgeringsdecreet in werking op 1 januari 2007. Divers, 7, (5), 24-25. Amar, M. (2007). Meer inburgering voor meer mensen. Nieuw inburgeringsdecreet in werking sinds 1 januari 2007. Terzake, (1), 6-7. ANAEM (2008). Geraadpleegd op 17 februari 2008 op het World Wide Web: www.anaem.fr Beermans, D & Fermont, I. (2004). De mono-cultuur komt nooit terug: interview met Marino Keulen, Vlaams minister van inburgering. Divers, 5, (6), 22-26. Berben, M. (2003). Uitval: waarom? Een analyse van omvang en oorzaken. Onuitgegeven onderzoeksrapport, K.U.Leuven, Centrum voor Taal en Migratie. Billiet (1991). Research on Question Wording Effects in Survey Interviews. Graduate Management Research, 5, (4), 66-80. Bouverne-De Bie, M. (2004). Sociale agogiek. Gent: Academia Press. Brace, N., Kemp, R. & Snelgar, R. (2006). SPSS for Psychologists. Hampshire: Palgrave Macmillan. Brink, M., van Rossum, S., Visser, T. & van den Berg, N. (1997). Evaluatie inburgeringsbeleid voor nieuwkomers. Eindrapport. Amsterdam: Regioplan Onderzoek Advies en Informatie. Brinkman, J. (2000). De vragenlijst. Groningen: Wolters-Noordhoff. Bundesamt für Migration und Flüchtlinge (2008). Geraadpleegd op 20 februari 2008 op het World Wide Web: www.integration-in-deutschland.de/SubSites.Integration Bundesministerium des Innern (2008). Geraadpleegd op 20 februari 2008 op het World Wide Web: www.zuwandering.de Carels, I. (2007) Belemmerende factoren binnen het primaire inburgeringstraject. Onuitgegeven bachelorproef. Hogeschool Gent, Departement Sociaal-Agogisch Werk. Carrera, S. (2006). A typology of different integration programmes in the EU. Brussel: Centre for European Policy Studies.

46

Page 56: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Daelemans, B & Beersmans, D (2007). Het gaat vaak over kleine dingen. Inburgering in Halle-Vilvoorde. Terzake, (1), 8-10. De Baere, C. (2007). Volwasseneneducatie: niet voor iedereen? : Een onderzoek naar belemmerende en bevorderende factoren tot deelname aan opleidingen door de ogen van Turkse en Maghrebijnse volwassenen. Onuitgegeven licentiaatsthesis. UGent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. De Cuyper, P. & Wets, J. (2007). Diversiteit in integratie: een evaluatie van de vormgeving, efficiëntie en effectiviteit van het Vlaamse inburgeringsbeleid. Leuven: Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA). Demol, M. (2005). Een exploratief onderzoek naar mogelijke oorzaken van uitval in de basiseducatie in Vlaanderen. Onuitgegeven licentiaatsthesis. UGent, Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen. Devillé, A. & Vermeyen, D. (2007). Het nieuwe inburgeringsdecreet onder de loep. Sociaal, 28, (2), 4-7. Dijkstra, W. & Smit, J. (1999). Onderzoek met vragenlijsten. Een praktische handleiding. Amsterdam: VU Uitgeverij. Directie Strategie en Projecten (2001). Evaluatie Inburgering Nieuwkomers. Nijmegen: Directie Strategie en Projecten, Afdeling Onderzoek en Statistiek. Fermont, I. (2002). Ambitieuze timing voor inburgeringstrajecten. Het inburgeringsdecreet van a tot z. Divers, 3, (3), 7-12. Fermont, I. (2007). “Evalueren hoort bij elke leerproces”. Divers, 8, (2), 7-11. Fermont, I. (2008). Inburgeringsdecreet opnieuw aangepast. Divers, 9, (1), 18. Geets, J., Van den Eede, S., Wets, J., Timmerman, C. & Lamberts, M. (2007). Hoe wordt het inburgeringsbeleid geapprecieerd?: evaluatie vanuit het perspectief van de nieuwkomers. Leuven: Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA). Groenestein, P., Matulessy, B. & Oomens, M. (2007). Inburgering en verder - in 7 stappen. Utrecht: FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling. HANDIG (2008). Geraadpleegd op 5 februari 2008 op het World Wide Web: www.handreikinginburgeringgemeenten.nl Haut conseil à l’intégration (2004). Le contrat et l’intégration: rapport à Monsieur le Premier ministre. Paris : La Documentation Française.

47

Page 57: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

ICEM (2003). Vlaams beleid t.a.v. etnisch-culturele minderheden. Jaarrapport 2002-2003. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Immigratie- en naturalisatiedienst (2008). Geraadpleegd op 5 februari 2008 op het World Wide Web: www.ind.nl/nl/inbedrijf/actueel/wet_inburgering_info.asp Inburgering.net (2008). Geraadpleegd op 4 februari 2008 op het World Wide Web: www.inburgering.net Isaac., P.E., Guy, T. & Valentine, T. (2001). Understanding African American Learners’ Motivations to Learn in Church-Based Adult Education. Adult Education Quarterly, 52, (1), 23-38. Janart, M. (2000). Kom-Pas regisseert het Gents inburgeringsbeleid. Terzake, (6), 4-5. Janssen, P. (2007). De vinger aan de pols. Een terugblik op veertig jaar integratiesector. Divers, 8, (1), 16-19. Keulen, M. (2004a). Beleidsnota Inburgering 2004-2009, door Vlaams Minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2004b). Ministerieel Besluit van 29 maart 2004 betreffende de registratie en de uitwisseling van gegevens in het kader van het inburgeringsbeleid (B.S.6.VII.2004). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2004c) Ministerieel Besluit van 11 juni 2004 tot erkenning van Provinciaal Integratiecentrum Minderheden Antwerpen (Pricma) v.z.w. als onthaalbureau voor de provincie Antwerpen, met uitzondering van de stad Antwerpen (B.S.6.VII.2004). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2004d). Ministerieel Besluit van 11 juni 2004 tot erkenning van het Stedelijk Onthaalbureau PINA als onthaalbureau voor de stad Antwerpen (B.S.6.VII.2004). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2004e). Ministerieel Besluit van 11 juni 2004 tot erkenning van Onthaalbureau Vlaams-Brabant als onthaalbureau voor de provincie Vlaams-Brabant (B.S.6.VII.2004). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2004f). Ministerieel Besluit van 11 juni 2004 tot erkenning van Onthaalbureau Limburg als onthaalbureau voor de provincie Limburg (B.S.6.VII.2004). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2004g). Ministerieel Besluit van 11 juni 2004 tot erkenning van Onthaal Nieuwkomers Oost-Vlaanderen (ONOV) v.z.w. als onthaalbureau voor de provincie Oost-

48

Page 58: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Vlaanderen, met uitzondering van de stad Gent (B.S.6.VII.2004). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2004h). Ministerieel Besluit van 11 juni 2004 tot erkenning van het Centrum voor Anderstalige Nieuwkomers Kom-Pas als onthaalbureau voor de stad Gent (B.S.6.VII.2004). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2004i). Ministerieel Besluit van 11 juni 2004 tot erkenning van Provinciaal IntegratieCentrum West-Vlaanderen (Pric) v.z.w. als onthaalbureau voor de provincie West-Vlaanderen (B.S.6.VII.2004). Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2004j). Ministerieel Besluit van 13 augustus 2004 tot erkenning van Brussels onthaalbureau inburgering Nieuwkomers v.z.w. als onthaalbureau inburgering met werkingsgebied Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2005). Beleidsbrief Inburgering. Beleidsprioriteiten 2005-2006. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2006). Beleidsbrief Inburgering. Beleidsprioriteiten 2006-2007. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Keulen, M. (2007). Beleidsbrief Inburgering. Beleidsprioriteiten 2007-2008. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Kom-Pas (2008). Geraadpleegd op 10 januari 2008 op het World Wide Web: www.kom-pas.be Lamberts, M., De Cuyper, P., Geets, J., Struyven, L., Timmerman, C., Van den Eede, S. & Wees, J. (2007). Het Vlaamse inburgeringsbeleid geëvalueerd: synthese. Leuven: Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA). Luyten, A. (2007). Sociaalagogische stage III. Onuitgegeven stageverslag. UGent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. McGivney, V. (2004). Understanding persistence in adult learning. Open Learning, 19, (1), 33-46. Ministerie voor Vreemdelingenzaken en Integratie (2005) Nader rapport voorstel van wet houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering). Den Haag: Ministerie voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Moulart, E. (2006). Het onthaalbeleid voor anderstalige nieuwkomers in Vlaanderen. Een kwalitatief onderzoek naar de evaluatie van de cursus Maatschappelijke Oriëntatie in het Gentse onthaalbureau Kom-Pas. Onuitgegeven masterproef. UGent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen.

49

Page 59: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Neuckens, D. (2007). Inburgering: nu ook voor Belgen en oudkomers. Doelgroep inburgering grondig aangepast. Divers, 8, (2), 19-21. Nunnally, J. C. (1967). Psychometric Theory. New York: McGraw-Hill. Raes, E. (2005). Verplichte inburgering in Vlaanderen. Onuitgegeven licentiaatsthesis, UGent, Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen. Schedler, P. & Glastra, F. (2002). Culturele assimilatie, arbeidsintegratie en taalbeheersing. Ontwikkelingen in het Nederlandse inburgeringsbeleid. Samenleving en politiek, 9, (2), 4-11. Tabachnick, B. G. & Fidell, L., S. (2001). Using Multivariate Statistics. Fourth Edition. Needham Heights, MA: Allyn & Bacon. Taels, W. (2002). “Introductie doorheen het minderhedendecreet”. Brussel: VMC. van Keken, H. (2006). Voor het onderzoek. Het formuleren van de probleemstelling. Amsterdam: Boom Onderwijs. Vékony, A., van Aggelen-Gerrits, M., van Aken, M. & Goudena, P. (2004). De relatie tussen zelfwaardering en gehechtheid aan ouders bij zevenjarige kinderen. Pedagogiek, 24, (2), 124-137. Verstraete, G., Haertjens, M., Demoor, N., Donceel, V., Taelman, A., P., Verbist, T. & Cornelis, M. (2001). Onderzoek naar de finaliteit van het Vlaamse inburgeringsbeleid. Gent: CICI. Verstraete, G., Pyliser, C. & Cornelis, M. (2000a). Onderzoek naar het profiel en de verwachtingen van enkele specifieke doelgroepen van het onthaalbeleid in het kader van het Vlaamse minderhedenbeleid, met name erkende vluchtelingen en ontvankelijk verklaarde asielzoekers enerzijds en volgmigranten andere dan Turkse en Marokkaanse anderzijds. Gent: CICI. Verstraete, G., Verbruggen, N. & Cornelis, M. (2000b). Onderzoek naar plaats, rol en organisatie van maatschappelijke oriëntatie en trajectbegeleiding binnen het onthaaltraject voor nieuwkomers als doelgroep van het Vlaamse Minderhedenbeleid. Gent: CICI. Vissers, S. (2002). Nederlands leren in het kader van inburgering. Een wereld van verschil tussen Nederland en Vlaanderen? Samenleving en politiek, 9, (2), 12-18. Visser, W. (2002). Inburgeren en uitvallen. Oorzaken, oplossingen, instrumenten. Lienden: Bureau InterCulturele Evaluatie.

50

Page 60: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Vlaamse Regering (2003). Decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid (B.S.8.V.2003). Brussel: Vlaamse Regering. Vlaamse Regering (2004a). Besluit van de Vlaamse Regering van 12 maart 2004 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid (B.S.26.IV.2004). Brussel: Vlaamse Regering. Vlaamse Regering (2004b). Besluit van de Vlaamse Regering van 12 maart 2004 betreffende de richtlijnen voor maatschappelijke oriëntatie en trajectbegeleiding in het kader van het Vlaamse inburgeringsbeleid (B.S.14.VI.2004). Brussel: Vlaamse Regering. Vlaamse Regering (2004c). Decreet van 7 mei 2004 betreffende de Huizen van het Nederlands (B.S.19.XI.2004). Brussel: Vlaamse Regering. Vlaamse Regering (2006). Decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaams inburgeringsbeleid gewijzigd bij decreet van 14 juli 2006 (B.S.9.XI.2006). Brussel: Vlaamse Regering. Vlaamse Regering (2008). Decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaams inburgeringsbeleid gewijzigd bij decreet van 1 februari 2008 (B.S.21.II.2008). Brussel: Vlaamse Regering. VMC (2001). Juridische afbakening van de doelgroepen van het Vlaamse inburgeringsbeleid in de experimentele fase. Brussel: VMC. VMC (2008a). Jaarverslag 2007. Brussel: VMC. VMC (2008b) Brochure. Doelgroep inburgering 18+ in Vlaanderen en Brussel vanaf 2/3/2008. Juridische afbakening. Brussel: VMC. VMC (2008c). Geraadpleegd op 9 april 2008 op het World Wide Web: www.vmc.be VMC (2008d). Geraadpleegd op 15 april 2008 op het World Wide Web: www.vreemdelingenrecht.be Ware, J. E., Brook, R.H., Ross Davies, A., Williams, K. N., Stewart, A. L., Rogers, W. H. (1980). Conceptualization and measurement of health for adults in the Health Insurance Study. Vol. I: Model of health and methodology. Doc. no. R-1987/1-HEW. Santa Monica, CA: RAND Corporation. Wets, J. (2001). Migratie en Asiel: vluchten kan niet meer. Syntheserapport van een onderzoeksproject inzake het migratie- en asielbeleid in België. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

51

Page 61: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Wets, J. (2007). Wat is inburgering in Vlaanderen?: conceptnota ‘inburgering’ in het kader van het VIONA-onderzoek ‘Evaluatie van de inhoudelijke en financiële aspecten van het Vlaamse inburgeringsdecreet’. Leuven: Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA). Z.N. (2005). De grenzen van een Europese Unie. Europa over migratie en integratie. Terzake, (1), 30-32.

52

Page 62: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

53

Bijlagen

Bijlage 1: 0verzicht doelgroep Bijlage 2: Einddoelen MO Bijlage 3: Inhoud consistentieschalen

Page 63: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Bijlage 1: 0verzicht doelgroep (Vlaamse Regering, 2006)

Page 64: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Bijlage 2: Einddoelen MO (Agentschap voor Binnenlands Beleid, 2008). (Geraadpleegd op 10 januari op het World Wide Web:

http://binnenland.vlaanderen.be/inburgering/regelgeving/pdf/einddoelen%20MO.pdf)

Einddoelen Maatschappelijke Oriëntatie

1. Einddoelen voor maatschappelijke oriëntatie De kennisdoelen uitgewerkt per leeromgeving Leeromgeving: verblijfsituatie - De inburgeraar is globaal op de hoogte van de asielprocedure, de procedure van gezinshereniging, de nationaliteitsverwerving en de terugkeerprocedure. - De inburgeraar is globaal op de hoogte van zijn rechten en plichten die voortvloeien uit de verblijfsrechterlijke status en weet waar hij terecht kan voor meer informatie en hulp. De inburgeraar kent de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) van zijn gemeente, doelgroeporganisaties en de diensten waar hij terecht kan voor juridische bijstand. - De inburgeraar heeft zicht op de geschiedenis van de migratie, het migratiebeleid en het beleid van België ten opzichte van vreemdelingen en op verschillende bevolkingsgroepen in België. Leeromgeving: publieke dienstverlening - De inburgeraar weet

Page 65: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd
Page 66: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd
Page 67: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd
Page 68: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd
Page 69: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd
Page 70: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd
Page 71: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Bijlage 3: Inhoud consistentieschalen Inhoud (4 items; α = .637)

Wat vindt u van de inhoud van de cursus? Wat vindt u van het niveau (de moeilijkheidsgraad) van de cursus? Ik vind de cursus begrijpbaar. Ik vind de cursus volledig. Toegankelijkheid (5 items; α = .632)

Vindt u het onthaalbureau bereikbaar? Wat vindt u van de wachttijd om de cursus te volgen? Wat vindt u van de plaats waar de lessen doorgaan? Wat vindt u van de openingsuren van het onthaalbureau? Het is lastig voor mij om naar school te gaan omdat ik vervoersproblemen heb.* Uren (3 items; α = .717)

Wat vindt u van het aantal lesuren dat u heeft per week? Wat vindt u van het totaal aantal lesuren van de cursus? Wat vindt u van uw lestijden (het cursusmoment)? Leren (3 items; α = .678)

Vindt u dat u veel leert gedurende één les? Vindt u het belangrijk wat u leert in de cursus? Voldoet de cursus aan uw verwachtingen? Steun (3 items; α = .678)

Vindt u dat uw leerkracht u helpt als u iets niet begrijpt? Wat vindt u van het lesmateriaal (zoals boeken, computer,…)? Wordt u gesteund door medecursisten of familie en vrienden? Extrinsiek (2 items; α = .868)

Mijn man/vrouw vindt de cursus inburgering belangrijk? Mijn familie en vrienden vinden de cursus inburgering belangrijk.

Page 72: Bevorderende en belemmerende factoren voor …...In het verlengde van deze motivering voor het belang van de cursus maatschappelijke oriëntatie voor anderstalige nieuwkomers, werd

Figuur drie geeft een recentelijk, schematisch overzicht van de rechthebbende, verplichte en prioritair geachte categorieën inburgeraars.