BESCHOUWING AAN DE GRENZEN VAN DE KLASSIEKE OUDHEID … · ring van de wereld was al sinds jaar en...

2
10 DE VOLKSKRANT WOENSDAG 15 JANUARI 2020 Geschiedenis Niet alleen ‘onze’ Renaissance, maar ook de middeleeuwse Arabische cultuur (Duizend-en-een-nacht!) is in één vloeiende lijn verbonden met de Klassieke Oudheid. We delen in West-Europa dan ook meer dan we denken met Marokkanen, Turken en Syriërs. Door Koen Ottenheym en David Rijser Illustraties Ralph Zabel I n het begin van de eeuwenoude Midden-Oos- terse raamvertelling Duizend-en-een-nacht zit een scène waarin fijnzinnig de thematiek van zelfbe- heersing wordt neergezet. Een kruier, overtuigd vrijgezel, leunt op zijn mand in de bazaar van Bagdad. Er verschijnt een jongedame van stand, zijden mantel met goud en brokaat gebor- duurd, prachtige schoenen, die haar sluier oplicht en met fonkelende ogen beveelt: ‘Mand oppakken en meekomen.’ ‘Allah is groot, een gezegende dag’, mompelt de kruier en gehoorzaamt. De dame leidt hem langs alles wat mooi en rijk is in het labyrint van de bazaar – en dat is heel, heel veel: wijn van de Nazarener, Syrische appels, perzik uit Oman, jasmijn uit Aleppo, geparfumeerde mirtebessen, bloedrode ane- monen, lamsvlees verpakt in bananenblad, amandelen. Van alles moet wat in de mand. ‘Had u dat gezegd, dan zou ik een ezel hebben meegenomen!’, roept de kruier. De dame glimlacht en tikt tegen zijn nek: ‘Optillen en door- zetten.’ Ze arriveren bij een huis achter een hof, de met ivoor en goud beslagen deuren zwaaien open en een schoonheid verschijnt, ‘elegant en fijn gebouwd, het voor- hoofd leliewit, de ogen van een gazelle, de mond als het zegel van Suleyman, en wenkbrauwen als de maansikkel aan het begin van de Ramadan’. De maansikkel is een verwijzing naar de vastenmaand en daarmee de ironische climax van een opsomming van de veelzijdige verlokkingen van de Arabische markt, de soek, of op zijn Marokkaans de medina. Omdat men (uit zin of tegenzin) scherp de allereerste verschijning van het eerste streepje maan in het oog hield waarmee de vasten- maand begint, is dat eerste streepje uitzonderlijk dun, en sierlijk, als de wenkbrauwen van de dame die opendoet. Maar de kruier komt bij haar verschijning natuurlijk juist niet in de stemming voor onthouding. Zo ook vervlechten de Duizend-en-een-nacht-verhalen die op deze inleiding volgen juist die twee thema’s: dat je niet altijd kunt krijgen wat je wilt aan de ene kant, en dat van weelde, overvloed, bonte veelheid aan de andere. Mind you: het oudste fysieke spoor van de Duizend-en- een-nacht is een stukje papier dat rond 850 is beschreven met op de ene kant een juridisch contract; de achterkant bevat titel en fragmenten van de beroemde verhalenverza- meling. Zo’n stukje papier laat zien hoe intens beschaafd de Arabische wereld in de 9de eeuw was; hetzelfde tijdvak waarin in Noordwest-Europa de ‘duistere eeuwen’ aan de gang waren, analfabetisme de norm was, en in plaats van Syrische appels en jasmijn uit Aleppo slechts ui, kool en spek voorhanden waren. Boeken van papier bestonden niet eens. Daartegenover staan de enorme rijkdom, veelzijdigheid, gevatheid en ele- gantie van de Arabische cultuur in die tijd. Dat verschil is tegenwoordig niet aan ieder meer duidelijk. Maar Duizend- en-een-nacht is er een van de schitterende bewijzen van. De plot van heel wat van de verhalen uit Duizend-en- een-nacht is later terechtgekomen in de Decamerone van Boccaccio. Daarmee kwamen ze dus terecht in het Floren- ce van de 14de eeuw, dat de bakermat is van de ‘Renaissan- ce van de Klassieke Oudheid’, waarop we in het Westen zo trots zijn. Dat geldt ook voor de opzet van een verzameling verhalen die wordt gepresenteerd als raamvertelling: ook die deelt de Decamerone met Duizend-en-een-nacht. Liet Boccaccio zich dan door Arabische voorbeelden even graag inspireren als door klassieke? Inderdaad. Maar de verwantschap zit nog dieper: ook die Arabische voorbeel- den zelf hadden alles te maken met de klassieke traditie. De tegenstelling uit Duizend-en-een-nacht tussen de volheid van het leven en de noodzaak tot zelfbeheersing loopt ook als een rode draad door de literatuur van de Grieken en Romeinen. Sterker nog: de bloeiende, prach- tige Arabische cultuur, die tegenwoordig wordt afgedaan met de termen ‘middeleeuws’ en ‘islamitisch’, vormde een organisch geheel met de antieke wereld in de Late Oudheid. En zoals de Duizend-en-een-nacht toont, was die wereld niet alleen maar religieus. Zo is er een beroemde verzuchting van een middeleeuwse Arabische dichter, Abu Nawas (756-814), tegen religieus fanatisme, die in de Nederlandse vertaling door J.H. Leopold (1865-1925) dan ook ‘klassiek’ heidens klinkt: Christenen, Joden, Parsen, Moslemin,/ zij dolen allen; voor wie toe wil zien/ vervalt de ganse mensheid slechts in tweeën/ twee soorten slechts worden er ontdekt:/ intelligente mensen zonder Zo Berber, zo Batavier BESCHOUWING AAN DE GRENZEN VAN DE KLASSIEKE OUDHEID ةيادبلا يف LEES VERDER OP PAG V12

Transcript of BESCHOUWING AAN DE GRENZEN VAN DE KLASSIEKE OUDHEID … · ring van de wereld was al sinds jaar en...

Page 1: BESCHOUWING AAN DE GRENZEN VAN DE KLASSIEKE OUDHEID … · ring van de wereld was al sinds jaar en dag een handels-merk van de Arabische wereld. Onze relatie met de Klassieke Oudheid

10DE VOLKSKRANTWOENSDAG 15 JANUARI 2020

Geschiedenis

Niet alleen ‘onze’ Renaissance, maar ook de middeleeuwse Arabische cultuur

(Duizend-en-een-nacht!) is in één vloeiende lijnverbonden met de Klassieke Oudheid. We delenin West-Europa dan ook meer dan we denken met Marokkanen, Turken en Syriërs.Door Koen Ottenheym enDavid Rijser Illustraties Ralph Zabel

In het beginvan de eeuwenoude Midden-Oos-terse raamvertelling Duizend-en-een-nachtzit eenscène waarin fijnzinnig de thematiek van zelfbe-heersing wordt neergezet. Een kruier, overtuigdvrijgezel, leunt op zijn mand in de bazaar vanBagdad. Er verschijnt een jongedame van stand,zijden mantel met goud en brokaat gebor-

duurd, prachtige schoenen, die haar sluier oplicht en metfonkelende ogen beveelt: ‘Mand oppakken en meekomen.’ ‘Allah is groot, een gezegende dag’, mompelt de kruier engehoorzaamt. De dame leidt hem langs alles wat mooi en rijk is in het

labyrint van de bazaar – en dat is heel, heel veel: wijn vande Nazarener, Syrische appels, perzik uit Oman, jasmijnuit Aleppo, geparfumeerde mirtebessen, bloedrode ane-monen, lamsvlees verpakt in bananenblad, amandelen.Van alles moet wat in de mand. ‘Had u dat gezegd, dan zouik een ezel hebben meegenomen!’, roept de kruier. Dedame glimlacht en tikt tegen zijn nek: ‘Optillen en door-zetten.’ Ze arriveren bij een huis achter een hof, de metivoor en goud beslagen deuren zwaaien open en eenschoonheid verschijnt, ‘elegant en fijn gebouwd, het voor-hoofd leliewit, de ogen van een gazelle, de mond als het zegel van Suleyman, en wenkbrauwen als de maansikkelaan het begin van de Ramadan’.De maansikkel is een verwijzing naar de vastenmaand

en daarmee de ironische climax van een opsomming vande veelzijdige verlokkingen van de Arabische markt, desoek, of op zijn Marokkaans de medina. Omdat men (uitzin of tegenzin) scherp de allereerste verschijning van heteerste streepje maan in het oog hield waarmee de vasten-maand begint, is dat eerste streepje uitzonderlijk dun, ensierlijk, als de wenkbrauwen van de dame die opendoet.Maar de kruier komt bij haar verschijning natuurlijk juistniet in de stemming voor onthouding. Zo ook vervlechtende Duizend-en-een-nacht-verhalen die op deze inleiding volgen juist die twee thema’s: dat je niet altijd kunt krijgenwat je wilt aan de ene kant, en dat van weelde, overvloed,bonte veelheid aan de andere.

Mind you: het oudste fysieke spoor van de Duizend-en-een-nacht is een stukje papier dat rond 850 is beschrevenmet op de ene kant een juridisch contract; de achterkantbevat titel en fragmenten van de beroemde verhalenverza-

meling. Zo’n stukje papier laat zien hoe intens beschaafdde Arabische wereld in de 9de eeuw was; hetzelfde tijdvakwaarin in Noordwest-Europa de ‘duistere eeuwen’ aan degang waren, analfabetisme de norm was, en in plaats vanSyrische appels en jasmijn uit Aleppo slechts ui, kool enspek voorhanden waren. Boeken van papier bestonden niet eens. Daartegenover

staan de enorme rijkdom, veelzijdigheid, gevatheid en ele-gantie van de Arabische cultuur in die tijd. Dat verschil istegenwoordig niet aan ieder meer duidelijk. Maar Duizend-en-een-nacht is er een van de schitterende bewijzen van.

De plot van heel wat van de verhalenuit Duizend-en-een-nacht is later terechtgekomen in de DecameronevanBoccaccio. Daarmee kwamen ze dus terecht in het Floren -ce van de 14de eeuw, dat de bakermat is van de ‘Renaissan -ce van de Klassieke Oudheid’, waarop we in het Westen zotrots zijn. Dat geldt ook voor de opzet van een verzamelingverhalen die wordt gepresenteerd als raamvertelling: ookdie deelt de Decameronemet Duizend-en-een-nacht. LietBoccaccio zich dan door Arabische voorbeelden evengraag inspireren als door klassieke? Inderdaad. Maar deverwantschap zit nog dieper: ook die Arabische voorbeel-den zelf hadden alles te maken met de klassieke traditie.De tegenstelling uit Duizend-en-een-nacht tussen de

volheid van het leven en de noodzaak tot zelfbeheersingloopt ook als een rode draad door de literatuur van deGrieken en Romeinen. Sterker nog: de bloeiende, prach-tige Arabische cultuur, die tegenwoordig wordt afgedaanmet de termen ‘middeleeuws’ en ‘islamitisch’, vormdeeen organisch geheel met de antieke wereld in de LateOudheid. En zoals de Duizend-en-een-nacht toont, was diewereld niet alleen maar religieus. Zo is er een beroemdeverzuchting van een middeleeuwse Arabische dichter,Abu Nawas (756-814), tegen religieus fanatisme, die in deNederlandse vertaling door J.H. Leopold (1865-1925) danook ‘klassiek’ heidens klinkt:

Christenen, Joden, Parsen, Moslemin,/ zij dolen allen; voor wietoe wil zien/ vervalt de ganse mensheid slechts in tweeën/ tweesoorten slechts worden er ontdekt:/ intelligente mensen zonder

Zo Berber,zo Batavier

BESCHOUWING AAN DE GRENZEN VAN DE KLASSIEKE OUDHEID

ةيادبلا يف

n LEES VERDER OP PAGV12

Page 2: BESCHOUWING AAN DE GRENZEN VAN DE KLASSIEKE OUDHEID … · ring van de wereld was al sinds jaar en dag een handels-merk van de Arabische wereld. Onze relatie met de Klassieke Oudheid

12DE VOLKSKRANTWOENSDAG 15 JANUARI 2020

vroomheid/ en vrome mensen zonder intellect.De continuïteit tussen ‘Klassieke Oudheid’ en ‘islamiti-

sche Middeleeuwen’ blijkt uit vele overeenkomsten: datde ‘raamvertellingen’ in de Odysseevan Homerus of de Metamorfosenvan Ovidius een sprekende spiegel zijn vande Duizend-en-een-nachtbijvoorbeeld, of dat de atmosfeervan antieke liefdespoëzie terugkeert in de distantie vaneen Arabische meesterdichter als Abu Nawas. Eigenlijkmoeten we ons eens herbezinnen op het gebruik van determen ‘klassiek’, ‘Oudheid’, ‘islamitisch’ en ‘Middel -eeuwen’. De continuïteit wordt immers niet veroorzaaktdoordat de Arabieren de Oudheid wilden doen herleven,of de klassieke literatuur ‘nabootsten’. Het zit hem in hetfeit dat ze direct en naadloos uit de Klassieke Oudheidvoortkwamen. Arabieren in de Vroege Middeleeuwen leef-den gewoon door op de manier waarop ze voor de komstvan de profeet hadden geleefd.Wie dus het Suikerfeest viert, of welke indrukwekkende

Marokkaanse partij ook die aan de Duizend-en-een-nachtdoet denken, stapt in een traditie van gastvrijheid en levensgenot die is ontwikkeld in wat wij de Klassieke Oud-heid noemen. Een op de Klassieke Oudheid geïnspireerdlevensgenieten en rationaliteit mag dan het motto van‘onze’ Renaissance zijn geworden, maar zowel een ‘hei-dens’ levensgenieten als een wetenschappelijke benade-ring van de wereld was al sinds jaar en dag een handels-merk van de Arabische wereld.Onze relatie met de Klassieke Oudheid maakt ons dus

eigenlijk een verre verwant van de ‘wereld van de islam’.Ook wij komen sinds jaar en dag immers met de KlassiekeOudheid op de proppen, die vooral als de herinnering aanhet Romeinse Rijk nog steeds een rol speelt bij de beeld-vorming van onszelf. In Nederland beschouwen we onsgraag als nazaten van de heldhaftige Batavieren, ‘vriendenen bondgenoten van de Romeinen’, die in de Romeinsetijd dit deel van Europa bewoond zouden hebben. In feiteis dat een mythe die in de 16de eeuw door Erasmus en zijncollegae is ‘uitgevonden’ om de Nederlanden een eigenplaats en identiteit te geven binnen de ruime kring vanwould-be-erfgenamen van de antieke beschaving. In andere voormalige perifere grensgebieden van het uit -gestrekte Romeinse Rijk gebeurde iets vergelijkbaars. Zobezien zijn Marokkaanse Berbers en Hollandse Batavierenverre achterneven, met een gedeeld verleden als grens -bewoners van de antieke wereld.

Wie voor het eerst in Marrakesh of Fes rond-loopt, of in een van de andere oude koningsste-den van Marokko, raakt onvermijdelijk betoverd

door de exotische, vervreemdende atmosfeer. In een laby-rint van straten, steegjes en onverwachte pleinen wordenwe getroffen door de oriëntaalse geuren, allerhandenieuwe geluiden, een krioelende mensenmassa en bela-den ezels of brommers die zich een weg banen. Het pitto-

reske beeld van de Duizend-en-een-nachtkortom, van on-eindig veel kleine werkplaatsen en winkeltjes in één, zijaan zij ondergebracht in een ondiepe ruimte die alleennaar de straatzijde is geopend, bij elkaar gegroepeerd vol-gens ambacht. Ertussen de voormalige hotels voor hande-laren op doorreis, de fondoeks, hier en daar fonteinen enwasplaatsen in een nis langs de weg. Verspreid door destad vinden we gebedshuizen, koranscholen, badhuizenen wat grotere paleizen van de oude stedelijke elite. Metname die moskeeën, heiligdommen en scholen onder-scheiden zich als architectonische juwelen van de eenvou-dige stedelijke architectuur. Van de paleizen is aan destraat alleen het ingangsportaal zichtbaar (dat wat dekruier ziet opengaan), façades hebben deze uitgestrektecomplexen doorgaans niet: het hele gebouw gaat schuilachter de keten van kleine neringdoenden aan de straat.Eerst denk je: uniek! Maar na een paar dagen bekruipt

de historisch geïnteresseerde bezoeker het gevoel dat ditpre-industriële stadsbeeld eigenlijk helemaal niet zovreemd en onbekend is. Dat je dit al eens eerder, relatiefdichter bij huis hebt ervaren. Want het lijkt sprekend ophet straatbeeld in de Klassieke Oudheid, zoals de bezoekervan Ostia Antica bij Rome of Pompeï bij Napels zich datvoorstelt. Nu niet als ruïne. maar in vol bedrijf: Fes en Meknes tonen het antieke straatbeeld ‘gewoon’ in gebruik,niet als openluchtmuseum, living historyof ingeblikte opgraving. En dat in de 21ste eeuw, met internet cafés enhet onvermijdelijke plastic zwerfafval en al. Alles sluit aanbij de traditie van de antieke stad: de kleine ambachten,winkels en koffiehuizen bestaan elk uit één groot vertrek,alleen naar de straat toe geopend voor licht, lucht en klan-dizie. De talrijke openbare badhuizen hebben de rol vande antieke thermencomplexen overgenomen, de tempelszijn vervangen door moskeeën. Er is ook een vorstelijk paleiscomplex, beschermd door een kashba, de ommuur -de kazernestad van de lijfwacht, vergelijkbaar met de castra praetoriavan de Pretoriaanse garde in Rome. Zelfsin de opzet van de stadspaleizen van de hoge functionaris-sen van de sultan lijkt de antieke traditie voort te leven,met een ordening van de vertrekken rondom binnen-plaatsen, vaak met een tuin in het midden, het antieke peristyle. Aan deze binnenplaats ligt dan ook het groteontvangstvertrek waar de heer des huizes op de divan zijngasten ontving, net zoals de Romeinse senatoren in huntriclinium.Die parallellen met de antieke wereld zijn volkomen

logisch. Marokko maakte immers net als de andere landen van Noord-Afrika eeuwenlang deel uit van het Romeinse Rijk. Ook hier vormt de antieke beschaving eenvan de grondvesten van de huidige beschaving, net zoalswe dat in de noordelijke streken van het voormalige rijkook graag zien. In Nederland staat momenteel de limes,de voormalige grensstrook van het Romeinse Rijk langsde grote rivieren, vol in de aandacht van lokale overhedenen publiek, vanwege de lopende aanvraag om deze ketenvan archeologische overblijfselen tot werelderfgoed teverklaren. De limes liep vanaf de Noordzee langs de Rijntot in Zuid-Duitsland. Daarna nam de Donau deze rol over,tot aan de Zwarte Zee. Dat weet menigeen nog.

Maar er was natuurlijk ook een zuidelijke limes, langsde rand van de Sahara. Omdat er vanuit de eindeloze woes-tijn niet direct een invasie te verwachten viel, werd die zuidelijke grens alleen veel minder zwaar verdedigd. Eengroot deel van het huidige Marokko lag zo binnen de gren-zen van het Romeinse Rijk en vormde samen met Algerijede Romeinse provincie Mauretania. Een van de belangrijk-ste steden hier was Volubilis, nog steeds een van de bestbewaarde Romeinse opgravingen, met indrukwekkendeoverblijfselen van tempels, een basilica, een triomfboogen vele paleizen met prachtige mozaïeken.Noord-Afrika was al van enorm economisch en cultu-

reel belang in de Griekse wereld na Alexander de Grote(356-323 v.Chr.). Het werd nog belangrijker in de Romeinsetijd. Mede daarom speelt koningin Dido van Carthagozo’n belangrijke rol in het nationale epos van de Romei-nen, Vergilius’ Aeneis. Rond het begin van onze jaartelling

liep in Rome de Mauretaanse koning Juba rond, die doorde fameuze Romeinse veelweter Plinius maar liefst 65 keermet bewondering als wetenschappelijke autoriteit wordtgeciteerd. Onder Caesar naar Rome gebracht leerde hij erLatijn en Grieks, schreef boeken over archeologie en taal-kunde en gold als grootste erudiet van Rome – alleen iszijn werk niet overgeleverd. Schrijvers die van wezenlijkbelang zijn geweest voor de ‘klassieke traditie’, zoals Terentius en Apuleius, waren Noord-Afrikanen. Op wat welhet hoogtepunt van de welvaart en beschaving van het Romeinse Rijk is genoemd, het einde van de 2de eeuw naChristus, leverde Noord-Afrika een dynastie van keizers,de Severi, en een leger bestuurders. En dan hebben we hetnog niet eens over de belangrijkste filosoof uit de LateOudheid, Augustinus, die geboren werd en stierf in hethuidige Tunesië.

Ook de Marokkaanse sultans waren zich heelgoed bewust van deze antieke erfenis. Net als deEuropese vorsten van de 16de en 17de eeuw ont-

leenden zij een deel van hun prestige aan verwijzingennaar de glorieuze Oudheid. Bij de bouw van nieuwe palei-zen werden bewust antieke zuilen ingezet. Sultan Ahmad Ial-Mansur liet in 1578 voor de bouw van het immense Badi-paleis in Marrakesh marmeren zuilen en andere bouwele-menten in de stijl van de Oudheid uit Genua aanvoeren,zodat zijn paleis waarlijk Romeinse grootsheid, symme-trie en luxe kon uitstralen. Naar het schijnt werd het mar-mer betaald met suiker, gewoon uitgeruild op basis vanhet gewicht: een pond marmer voor een pond suiker. Een eeuw later liet sultan Moulay Ismael bij Meknes een

geheel nieuwe paleisstad bouwen, met uitgestrekte tui-nen, diverse paleizen voor de sultan zelf, zijn uitgebreidefamilie en voor gasten – en met megalomane watertanksen voorraadkamers. Het paleis in Marrakesh werd ont-daan van zijn marmeren onderdelen die hier opnieuwwerden gebruikt. De verwijzing naar de architectuur vande Klassieke Oudheid was hier nog directer: een deel vande zuilen was direct afkomstig uit het antieke Volubilis,dat 20 kilometer verderop lag. Het hele complex is omge-ven met kilometerslange muren, van een maat en schaaldie een westerse bezoeker alleen van ouderwetse Holly-woodfilms kent – of van de Romeinen. De toverachtige toegangspoort van het complex ligt aan het plein dat depaleisstad van de ‘gewone’ stad met de medina scheidt.Wij delen dus meer dan je zou denken met Marokka-

nen, maar ook met Turken, Syriërs en anderen met eenachtergrond uit het Middellandse Zeegebied. Toch bestaater ook een fascinerend verschil in ‘stijl’ tussen de uitwer-king van het klassieke erfgoed in West-Europa en die in dewereld die nu de islamitische wordt genoemd. Dat kun jenergens beter zien dan in de parels aan de kroon van Marokko, de koranscholen of medersa’s. Wie ze bezoekt,ziet een elegantie van de hoogste orde, waarin verschil-lende media (architectuur, stucdecoratie, kalligrafie, tegelmozaïek) een wervelend spel van in elkaar op- enovergaan spelen. Abstractie wint het er van ‘vertellen’: inde medersa’s geen grote, lange verhalen, zoals dat in deSixtijnse Kapel van Schepping tot Laatste Oordeel, maargestileerde frasen uit de Koran, ‘pirouettes’ die zich in elkaar draaien als de ‘verhaaltjes’ of novellen in Duizend-en-een-nacht. En toch zijn de vormen die je ziet, de bogen,lijsten, zuilen, in oorsprong klassiek. Alleen lijkt het ge-bruik ervan als het ware een andere kant te zijn opgegaan.Op schitterende wijze laat een Marokkaanse medersa

niet zozeer zien dat de islam anders is dan het christendom,alswel dat dezelfde wortels uit de Klassieke Oudheid dieop onze gymnasia wordt bestudeerd in de twee traditiesop een andere manier zijn uitgewerkt. Het loont de moeitedie verschillen en overeenkomsten tussen onze cultuuren die van onze achterneven te bestuderen. Wie dat doet,leert fascinerende dingen over ‘de ander’ én over zichzelf.

Advertentie

n VERVOLG VAN PAG V10

ةرم�لوأل

Wie in Fes ofMarrakeshrondloopt,herkent hetstraatbeelduit deKlassiekeOudheid. Nuniet als ruïne,maar in volbedrijf

ةبراغملا�نيطالسلا