Beleidsplan 2016 Pensioenfederatie
Transcript of Beleidsplan 2016 Pensioenfederatie
Beleidsplan 2016 Pensioenfederatie
Voor u ligt het beleidsplan 2016 van de Pensioenfederatie. Het beschrijft op
welke dossiers de Pensioenfederatie zich in 2016 met name zal inzetten.
Volledigheid is daarbij zeker niet beoogd. Beoogd is wel om met name die
dossiers te benoemen waarop de Pensioenfederatie aan zet wil zijn, waarop
we zelf proactief de agenda willen beïnvloeden. Het jaar 2016 wordt uitermate
belangrijk voor de pensioensector. De uitdagingen waar we voor staan zijn
ongekend en doen een groot beroep op het bestuur, de commissies en het
bureau van de Pensioenfederatie. Om dit beleidsplan te kunnen uitvoeren, is
dan ook een extra inzet van mensen bij de Pensioenfederatie nodig. Dat wordt
zichtbaar in de begroting die naast dit beleidsplan wordt gepresenteerd.
De tien topprioriteiten voor 2016 (in willekeurige volgorde)
1. De Pensioenfederatie zal in 2016 een uiterste inspanning plegen om er
toe bij te dragen dat de keuze voor een nieuwe pensioenovereenkomst
realiteit wordt.
2. De Pensioenfederatie zal in 2016 blijven pleiten voor zorgvuldige, eerlijke
en uitvoerbare transitie, zowel bij het afschaffen van de doorsneepremie
als bij de keuze om over te stappen op de nieuwe pensioenovereenkomst.
3. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om eraan bij te dragen dat per
1 juli 2016 het wetsvoorstel Wet variabele pensioenuitkering van kracht
wordt met een inhoud die voor pensioenfondsen uitvoerbaar is.
4. De Pensioenfederatie wil in 2016 een wezenlijke bijdrage leveren aan het
creëren van mogelijkheden voor iedereen die werkt om in de tweede pijler
pensioen op te bouwen.
5. De Pensioenfederatie zal er vol op inzetten om op 1 januari 2017 het
openstellen van het APF voor verplichtgestelde
bedrijfstakpensioenfondsen te hebben gerealiseerd.
6. De Pensioenfederatie wil in 2016 actief uitdragen dat de Nederlandse
pensioenfondsen op punten als verantwoord beleggen en beheersing van
en transparantie over kosten nationaal en internationaal koploper zijn.
7. De Pensioenfederatie zal zich in 2016 inzetten om de reputatie van de
pensioensector en het vertrouwen van de deelnemers in het
2
pensioenstelsel te verbeteren. Met name bij jongere deelnemers valt nog
een wereld te winnen.
8. De Pensioenfederatie zal in 2016 aan de hand van onderzoek een
concreet voorstel doen over effectieve communicatie over pensioen en de
onzekerheid die daar bij hoort, op een manier die beter aanslaat bij de
deelnemers.
9. De Pensioenfederatie zal in 2016 op de ‘Brusselse’ dossiers stimuleren
dat tweede pijler oudedagsvoorzieningen (aanvullend pensioen) breed
gesteund worden in Europa en dat de rol van pensioenfondsen als lange
termijn investeerders bevorderd wordt binnen het wet- en
regelgevingskader van de Europese Unie.
10. De Pensioenfederatie zal in 2016 investeren in het verdiepen van de
relatie met de leden, onder meer door het stimuleren van Kringen en het
meer op de behoeften van de leden inrichten van de website. Daarnaast
blijft er aandacht voor het ‘in de lucht houden’ van organisaties en
initiatieven die van belang zijn voor het functioneren en het imago van de
sector als geheel.
Bijna al deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor de marktordening. Het is
duidelijk dat het speelveld tussen verzekeraars en pensioenfondsen in
beweging is. Daar is permanent aandacht voor. Een ander aandachtspunt is de
fiscaliteit. De vormgeving van fiscale wet –en regelgeving is van
doorslaggevende betekenis voor ons stelsel en de ontwikkeling van nieuwe
contracten. Bovendien hebben de leden van de Pensioenfederatie in de
praktijk ook te maken met belastingvraagstukken en de fiscus. Om gerichte
actie te kunnen ondernemen en een coördinerende rol te vervullen, ontvangt
de Pensioenfederatie graag signalen vanuit de leden over knelpunten met
betrekking tot fiscaliteit.
In het vervolg van dit beleidsplan worden de prioriteiten nader toegelicht.
Ad 1: Nieuwe pensioenovereenkomst
In juli 2015 heeft staatssecretaris Klijnsma haar brief ‘Hoofdlijnen van een
toekomstbestendig pensioenstelsel’ aan de Tweede Kamer gestuurd. In de
brief geeft de staatssecretaris aan langs welke hoofdlijnen en onderdelen zij
de toekomst van het pensioenstelsel verder wil verkennen en uitwerken. In de
hoofdlijnennotitie staat dat het kabinet de ontwikkeling van een nieuwe
3
pensioenovereenkomst ondersteunt. Het gaat om een pensioenovereenkomst
die is gebaseerd op de opbouw van een persoonlijk pensioenvermogen
waarbij risicodeling mogelijk is. De SER heeft deze variant als ‘interessant
maar onbekend’ omschreven en is in 2015 gestart met het verkennen hoe een
dergelijke pensioenovereenkomst eruit zou kunnen zien. Ook de
Pensioenfederatie wil inzetten op het mogelijk maken van innovatieve en
transparante pensioenovereenkomsten en het creëren van draagvlak hiervoor
onder jong en oud. De Pensioenfederatie participeert daarom als
onafhankelijke adviseur in dit verkenningstraject.
De behoefte om te kunnen kiezen voor de nieuwe pensioenovereenkomst is
groot. We worden vandaag de dag steeds nadrukkelijker geconfronteerd met
de nadelen van het op nominale uitkeringen gerichte FTK. Het is de ambitie
van de Pensioenfederatie om als pensioenfondsen gezamenlijk tot een
substantiële bijdrage aan een goede uitwerking van deze nieuwe
pensioenovereenkomst te komen. Daartoe worden vanuit de leden en het
bureau extra mensen en middelen ingezet.
Veel van de discussie over de toekomst van het pensioenstelsel vindt plaats
over de hoofden van de deelnemers heen. De Pensioenfederatie vindt het
belangrijk om de Nederlandse werkenden bij de discussie te betrekken en
naar hun mening te vragen. Hoe kijken zij naar pensioen? Wat kunnen
pensioenfondsen doen om de deelnemer het vertrouwen te geven dat er in de
toekomst pensioen voor hem is? Welke vormen van collectiviteit en
risicodeling worden als positief ervaren? Het onderzoek om hier beter zicht
op te krijgen start in het najaar van 2015 en de uitkomsten zijn er in het
voorjaar van 2016.
Ad 2: Transitie
Het spreekt voor zich dat als er een nieuwe pensioenovereenkomst wordt
ontwikkeld, daarbij ook het vraagstuk van de transitie naar de nieuwe
pensioenovereenkomst wordt betrokken. In de eigen toekomstvisie zegt de
Pensioenfederatie daarover: “Het verbeteren van ons stelsel zal ingewikkeld
worden. Dat moeten we daarom op een goede manier aanpakken. De
problemen en zeker ook de kosten die zo’n overgang met zich mee kan
brengen, moeten we kunnen verantwoorden aan de huidige én toekomstige
generaties. We moeten daar over nadenken vóórdat er knopen worden
4
doorgehakt. Niet uit conservatisme, maar uit voorzichtigheid en uit zorg voor
de mensen die het aangaat.” Het betreft een belangrijk vraagstuk dat zowel
economisch als juridisch complex is. Toch zal dit goed moeten worden
uitgewerkt. Simpele oplossingen zijn er niet en de transitieperiode mag ook
niet te lang duren.
Doorsneepremie
Het kabinet wil ook voor die pensioenfondsen die geen transitie naar een
nieuwe pensioenovereenkomst willen, toch een transitie afdwingen. Daarbij
gaat het om de afschaffing van de doorsneepremie. De Pensioenfederatie wil
ook op dit punt voorkomen dat er onrealistische of te langdurige
transitiepaden worden opgelegd. Als het al wenselijk wordt geacht om bij de
uitkeringsovereenkomst in de toekomst niet meer te werken met een
doorsneepremie, dan zal op weg daar naartoe in ieder geval op een
evenwichtige manier rekening moeten worden gehouden met de belangen van
degenen die al aanspraken hebben opgebouwd en zij die nog gaan
opbouwen.
Fiscale vereenvoudiging
Ons pensioenstelsel is in de loop der jaren een complex geheel van juridische
en fiscale regeltjes geworden. Vereenvoudiging zal het sleutelwoord zijn voor
de aanpassingen in de pensioenregelingen en de daarvoor opgestelde wet- en
regelgeving. De fiscaliteit is daar een belangrijk onderdeel van. Het kabinet
heeft weliswaar aangegeven in deze kabinetsperiode de fiscaliteit rondom
pensioenen niet meer te willen wijzigen, maar dit ontslaat de pensioensector
er niet van om zelf te inventariseren welke vereenvoudigingen in het fiscale
kader mogelijk en wenselijk zijn. De Pensioenfederatie zal hiervoor het
initiatief nemen.
Keuzevrijheid (wonen en zorg)
De noodzakelijke veranderingen in ons pensioenstelsel zijn mede nodig
vanwege de veranderende voorkeuren van de deelnemers. Deelnemers willen
geen keurslijf. Er is behoefte aan pensioen op maat en keuzevrijheid. In onze
toekomstvisie is aangegeven dat keuzevrijheid wat ons betreft zich moet
afspelen binnen de contouren van de collectiviteit. Overigens ziet de
Pensioenfederatie binnen die contouren zeker mogelijkheden om meer
individuele keuzemogelijkheden te bieden. Het kabinet staat positief
5
tegenover het idee om de risico’s van hoge woningschuld te verlagen en de
woningmarkt vlot te trekken. Gelet hierop heeft het kabinet onderzoek
gedaan naar de mogelijkheden om pensioenpremie dan wel opgebouwde
pensioenaanspraken (via afkoop) voor aflossing van de woningschuld te
gebruiken. Op dit moment wordt pensioen nog volledig genoten in de vorm
van een levenslange uitkering. De Pensioenfederatie wil in 2016 de
mogelijkheid onderzoeken om een gedeelte van het pensioen in één keer uit
te keren op het moment van pensionering. Op die manier krijgen deelnemers
meer keuzemogelijkheden over de aanwending van hun pensioen voor hun
woning.
Ad 3: Wet variabele pensioenuitkering
In de zomer van 2015 heeft de Pensioenfederatie gereageerd op de
consultatie van het Wetsvoorstel over variabele pensioenuitkering van
staatssecretaris Klijnsma. Deze nieuwe wetgeving brengt belangrijke
verbeteringen aan in premie- en kapitaalovereenkomsten, die kunnen leiden
tot betere pensioenresultaten. In het wetsvoorstel zijn een individuele en een
collectieve variant uitgewerkt en zijn mogelijkheden gecreëerd om na
pensioeningang door te beleggen, risico’s met anderen te delen en
tegenvallers in de tijd te spreiden. De reactie van de Pensioenfederatie was op
hoofdlijnen positief. Het wetsvoorstel bevat ook heikele punten. De
voornaamste is dat er voor de collectieve en de individuele variant een
verschillend projectierendement wordt voorgeschreven. Dit verschil leidt ertoe
dat de uitkering bij pensionering voor de beide varianten in het begin
aanzienlijk kan verschillen en dat zet de collectieve variant en dus
pensioenfondsen in de beeldvorming op achterstand. Wij zullen er vol op
inzetten om het wetsvoorstel doorgang te laten vinden zodat de wetgeving in
werking kan treden per 1 juli 2016. Ook zullen wij onze leden ondersteunen
bij de implementatie van de nieuwe wetgeving.
Ad 4: Tweede pijler pensioen voor alle werkenden
Eén van de uitkomsten van de Nationale Pensioendialoog over de versterking
van het pensioenstelsel is dat rekening moet worden gehouden met de
veranderende arbeidsmarkt. Door die veranderende arbeidsmarkt komen er
steeds meer werkenden die geen aanvullend pensioen opbouwen.
Zelfstandigen zijn niet verplicht om pensioen op te bouwen, en vaak doen zij
dat dan ook niet. Het aantal zelfstandigen, en dus ook het aantal werkenden
6
zonder pensioenopbouw, neemt toe. Ook flexwerkers vormen een groep op
de arbeidsmarkt die de afgelopen decennia sterk is gegroeid. Flexwerkers
bouwen vaak kleine stukjes pensioen op bij verschillende pensioenfondsen,
die in een later stadium vanwege de hoge uitvoeringskosten die dit met zich
meebrengt door pensioenuitvoerders worden afgekocht. Maar ook een deel
van de werknemers bouwt geen pensioen op (‘witte vlekken’). Dat werkenden
onvoldoende of geen pensioen opbouwen is niet alleen een probleem voor
henzelf, maar ook voor de maatschappij als geheel. De Pensioenfederatie
vindt dat iedere werkende in staat moeten worden gesteld te kunnen
profiteren van de collectiviteit en risicodeling die de tweede pijler te bieden
heeft. Het is aan de politiek om te besluiten of er al dan niet een bredere
verplichtstelling moet komen voor deelname van iedereen aan de tweede
pijler. De Pensioenfederatie wil graag meedenken over hoe we er nu al voor
kunnen zorgen dat mensen die hun werknemersstatus verliezen, toch tegen
een redelijke prijs pensioen kunnen blijven opbouwen in de tweede pijler. Wat
zou daarvoor moeten worden gewijzigd in de reglementen bij de
pensioenfondsen en in welke mate staat wet- en regelgeving dat in de weg?
We willen in 2016 laten zien hoe, zonder te raken aan de fundamentele
discussie over de verplichte deelname voor alle werkenden, de participatie in
de tweede pijler van alle werkenden kan worden verhoogd.
Representativiteit
De veranderende arbeidsmarkt leidt niet alleen tot grotere groepen
werkenden die vroeger in loondienst onder een pensioenregeling vielen en nu
als zelfstandige weinig of geen pensioen opbouwen, maar brengt ook met
zich mee dat er in beroepsgroepen die zich voorheen kenmerkten door het
ondernemerschap juist weer meer mensen in loondienst toetreden.
Arbeidsvormen (voornamelijk het onderscheid wel of niet in loondienst) lopen
steeds meer door elkaar heen. Het feitelijke werk dat door deze zelfstandigen
en/of werknemers wordt verricht is vaak gelijk.
Dat er vervolgens in de dekking van risico’s en pensioenopbouw wel
onderscheid op arbeidsvorm gemaakt wordt in deze
sectoren/beroepsgroepen, is dan ook steeds minder passend. Juist in de
betreffende sectoren wordt er dan ook vaak geen onderscheid gemaakt en
valt de hele bedrijfstak of beroepsgroep onder de verplichte deelname.
Formeel moet er echter ook bij deze sectoren nog wel onderscheid worden
7
gemaakt. Volgens de wet moeten beroepspensioenfondsen een
minimumpercentage van de arbeidsvorm ‘zelfstandige ondernemer’
vertegenwoordigen. Deze onnodige en gedateerde eis kan worden aangepast
aan de bestaande werkelijkheid door deze simpelweg te laten vervallen.
Immers, bij beroepsgenoten is doorgaans het draagvlak door het
lidmaatschap bij de beroepspensioenvereniging op individueel niveau
geborgd en op hoog niveau aanwezig.
Ad 5: APF ook voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen
Naar verwachting zal op 1 januari 2016 de wet op het Algemeen
Pensioenfonds (APF) van kracht zijn. Van het APF wordt veel verwacht: het
wordt gezien als hét alternatief voor pensioenfondsen om samen verder te
gaan. We kunnen voor een belangrijk deel van onze achterban dan ook blij
zijn met het resultaat. We moeten echter ook constateren dat de
verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen met lege handen staan. We
hebben voor 2016 dan ook twee ambities. Ten eerste zullen we het proces
richting een APF faciliteren. Daartoe gaat de Pensioenfederatie bijeenkomsten
beleggen waarin pensioenfondsen met elkaar in contact kunnen komen om de
mogelijkheden van een APF te verkennen. Voor die bijeenkomsten worden
grote ondernemingspensioenfondsen en pensioenuitvoeringsorganisaties
uitgenodigd om te vertellen wat zij kunnen bieden. Bijzondere aandacht zal
uitgaan naar ‘slapende’ pensioenfondsen (die dat nu al zijn of binnenkort
worden). Dit zijn pensioenfondsen waarin het collectief uitsluitend bestaat uit
gewezen deelnemers (slapers of pensioengerechtigden). Slapende
pensioenfondsen staan – vooral gegeven de druk van DNB op zulke
pensioenfondsen – met de rug tegen de muur. Er kan worden gewerkt aan een
APF gevuld met ‘slapende’ collectiviteiten.
De tweede ambitie voor 2016 is om het APF ook toegankelijk te maken voor
verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen.
Er zijn de nodige verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen die op zoek
zijn naar schaalvoordelen en het verminderen van de governance last. Onder
de huidige wet Bpf is een fusie alleen mogelijk als de dekkingsgraden vrijwel
gelijk zijn. Bij een samengaan onder de paraplu van een APF kan worden
gewerkt met het gescheiden houden van de collectiviteitskringen en behoeft
een verschil in dekkingsgraad geen probleem te zijn. Het onderzoek dat op
8
verzoek van de staatssecretaris van SZW is verricht naar de mogelijkheden
voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen bij het APF, zal de basis
zijn van waaruit kan worden doorgedacht. Onze inzet is om dit nog in 2016 te
hebben gerealiseerd.
Ad 6: Verantwoord beleggen, kostenbeheersing en -transparantie
Pensioenfondsen vormen de enige sector in de Nederlandse economie met
wettelijke bepalingen voor verantwoord beleggen / verantwoord ondernemen.
Dat komt voort uit initiatief van de sector zelf. De Pensioenfederatie heeft de
Code Pensioenfondsen opgesteld, die in 2013 van kracht is geworden en
vanaf 1 juli 2014 wettelijke nalevingskracht heeft gekregen. Eén van de
elementen in de Code betreft verantwoord beleggen. In de Code is
opgenomen dat het bestuur van een pensioenfonds zijn overwegingen
omtrent verantwoord beleggen vastlegt, ervoor zorgt dat deze beschikbaar
zijn voor belanghebbenden en er bovendien voor zorgt dat onder
belanghebbenden draagvlak bestaat voor de gemaakte keuzes over
verantwoord beleggen. Daarnaast is, ook met ingang van 1 juli 2014, in de
Pensioenwet de verplichting opgenomen dat pensioenfondsen in hun
jaarverslag vermelden hoe zij in hun beleggingsbeleid rekening houden met
milieu, klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. Een onafhankelijke
commissie monitort de naleving van de Code Pensioenfondsen waaronder dus
de naleving van de verplichtingen rond verantwoord beleggen.
Het doel dat pensioenfondsen nastreven met beleggen, is om op de
pensioenpremies een goed rendement te behalen tegen een verantwoord
risico. Bij de afwegingen voor hun beleggingsbeleid zijn pensioenfondsen zich
in de loop der jaren steeds meer bewust geworden van effecten op milieu,
klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. Dit bewustzijn geven
pensioenfondsen vorm in hun beleid voor verantwoord beleggen. Een
dergelijk beleid verschilt van pensioenfonds tot pensioenfonds, afhankelijk
van onder meer omvang, aard en ambities van het pensioenfonds.
In 2016 versterkt de Pensioenfederatie langs drie lijnen haar activiteiten voor
verantwoord beleggen.
1. Versterken van de gezamenlijke communicatie, zowel proactief als (indien
nodig) reactief.
9
2. Ontwikkelen van een servicedocument Verantwoord beleggen.
Pensioenfondsen worden daarmee ondersteund bij het invulling geven
aan de verplichtingen die zij met de Code zijn aangegaan. Het
servicedocument zal worden ontwikkeld in samenspraak met de fondsen
en de stakeholders. Doel ervan is om pensioenfondsen handvatten te
geven voor het vormgeven en versterken van hun beleid voor verantwoord
beleggen. Het document zal naar verwachting in het voorjaar van 2016
beschikbaar komen voor de pensioenfondsen.
3. Versterken van de contacten en de lobby rond verantwoord beleggen met
departementen (zoals SZW, Financiën, EZ, Buza), verschillende
commissies in de Tweede Kamer, niet gouvernementele organisaties
(NGO’s) en milieuorganisaties.
Uitvoeringskosten
De Nederlandse pensioensector loopt nationaal en internationaal voorop als
het gaat om kostentransparantie. Eind 2015 presenteert de Pensioenfederatie
een herziene versie van de Aanbevelingen uitvoeringskosten. Het met
regelmaat actualiseren van de aanbevelingen op dit terrein is nodig, ook om
tegemoet te komen aan de blijvende interesse vanuit de maatschappij, de
politiek en de media voor uitvoeringskosten en de informatieverstrekking
daarover. De aandacht voor prestatie-afhankelijke vergoedingen binnen
alternatieve beleggingen zal hoogstwaarschijnlijk leiden tot nieuwe
internationale rapportagestandaarden. Vermogensbeheerders zullen meer en
meer hun systemen aanpassen om de door de klant gevraagde
kostentransparantie te kunnen geven.
Toezichtkosten
Het toezicht op de financiële markten en op pensioenfondsen wordt
uitgeoefend door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche
Bank (DNB). De Wet bekostiging financieel toezicht regelt de financiering van
de kosten van AFM en DNB. Tot 1 januari 2015 was sprake van een vaste
overheidsbijdrage aan de kosten van het toezicht. Per 1 januari 2015 is de
overheidsbijdrage afgeschaft.
Dit betekent dat sindsdien alle toezichtkosten moeten worden opgebracht
door de onder toezicht staande sectoren. Dit heeft in 2015 geleid tot een
forse stijging van de toezichtkosten voor pensioenfondsen met in totaal ruim
10
30 procent. Los van deze ontwikkeling blijkt ook dat DNB en AFM steeds
vaker een beroep doen op pensioenfondsen om mee te werken aan
onderzoeken, die geïnitieerd worden door de toezichthouders. Dit is zeer
tijds- en arbeidsintensief voor de sector. Dit betekent dat niet alleen de
directe toezichtkosten zijn gestegen, maar dat ook de indirecte
toezichtkosten steeds verder toenemen.
Van pensioenfondsen wordt verwacht dat zij de uitvoeringskosten zoveel
mogelijk terugdringen. Zowel DNB als AFM vragen hier met regelmaat
aandacht voor, omdat de kosten (veel) impact hebben op de hoogte van het
pensioen van de deelnemers. Het is niet wenselijk dat pensioenfondsen er
enerzijds alles aan doen om de uitvoeringskosten te beperken, maar
anderzijds worden geconfronteerd met een stijging van deze kosten vanwege
het steeds verdergaande toezicht op de sector. De Pensioenfederatie is
daarom voornemens om in kaart te brengen wat de impact op de
uitvoeringskosten is van de onderzoeken die de toezichthouders uitvoeren bij
pensioenfondsen. Vervolgens zullen wij met AFM en DNB in gesprek gaan over
onze bevindingen. Doel is de indirecte kosten van het toezicht waar mogelijk
te beperken.
Btw-kosten
In 2016 zullen wij het dossier btw nauwgezet volgen en op relevante
momenten onze inzichten met de Tweede Kamer en/of het ministerie van
Financiën delen. Door overheidsmaatregelen nemen de btw- en daarmee de
uitvoeringskosten voor pensioenfondsen steeds verder toe. Om alle
pensioenfondsen in deze van dienst te zijn zetten wij in op het vergroten van
de politieke bewustwording voor dit issue. Daarbij zullen wij ook de
rechtmatigheidsvraag van de btw-afdracht aan de orde stellen. Zowel op
nationaal niveau (door het kabinet gemaakt onderscheid tussen DB- en DC-
regelingen) als op Europees niveau (met name het ATP-arrest van maart
2014) is de situatie allerminst helder. Verder neemt Nederland ten opzichte
van de landen om ons heen steeds meer een uitzonderingspositie in als het
gaat om de btw-afdracht over geleverde diensten aan pensioenfondsen.
Voorts is relevant dat de politiek beseft dat btw-lasten voor pensioenfondsen
uitvoeringskosten zijn, die door de pensioenfondsen bij de werkgevers en
werknemers worden neergelegd in de vorm van (extra) pensioenpremie en
11
dus ten laste zullen komen van de loonruimte. Dit is niet in het belang van de
Nederlandse economie.
Ad 7: Werken aan vertrouwen
Het vertrouwen in pensioenfondsen is laag. Dat is zorgelijk, want de
pensioensector heeft het vertrouwen van de samenleving nodig om haar werk
te kunnen blijven doen. Er is daarom permanente inzet nodig om sectorbreed
aan dit vertrouwen te werken. Dat heeft uiteraard pas kans van slagen als ook
de verbeterpunten – zoals onvoldoende transparantie – worden geanalyseerd
en aangepakt. De eerste stap is dat de Pensioenfederatie de verbeterpunten
inventariseert, bespreekt met haar leden en aanpakt. Belangrijk daarbij is ook
het op eigen initiatief naar buiten brengen van de zaken die pensioenfondsen
goed doen.
Publiekscampagne Detijdvanjeleven
Najaar 2014 is de website detijdvanjeleven.nl ‘live’ gegaan. De
Pensioenfederatie is deze website gestart omdat de sector het belangrijk vindt
dat jonge Nederlanders weten dat er ook voor hen straks nog pensioen is. In
2014 is de website 275.000 keer bezocht, voor 2015 worden pakweg 425.000
bezoekers verwacht. In 2015 is ervoor gekozen om meer te investeren in
terugkerende bezoekers en minder in eenmalig bezoek. Deze lijn wordt in
2016 doorgetrokken. Het onderhouden van de Facebook en website
community is hierbij het primaire doel. In 2016 zal verder worden gewerkt
aan het versterken van het contact met de doelgroep via emailnieuwsbrieven
en het uitbouwen van de content op de website. Ook het optimaliseren van de
samenwerking met pensioenfondsen en pensioenuitvoeringorganisaties op dit
vlak is komend jaar een belangrijk doel.
Ad 8: Pensioencommunicatie: communiceren over onzekerheid
Pensioen is onzeker. Niet dát een deelnemer straks pensioen krijgt is
onzeker, maar wel hoevéél pensioen hij krijgt. Tal van oorzaken spelen hierbij
een rol. Het gaat daarbij om externe factoren zoals wet- en regelgeving en de
situatie op de financiële markten, maar ook om de gebeurtenissen in het
leven van de deelnemer zélf.
Onvoldoende duidelijk is dat de risico's van de toenemende onzekerheid
vooral door de deelnemer worden gedragen. Het is zaak dat daar helder over
12
wordt gecommuniceerd, zonder dat deelnemers versterkt worden in de
misvatting 'dat er straks voor hen niets meer is'. Bij de totstandkoming van de
Wet pensioencommunicatie is veel aandacht aan het onderwerp onzekerheid
besteed. Diverse onderzoeken zijn gedaan naar hoe de boodschap kan
worden overgebracht dat het bedrag van het te bereiken pensioen een
schatting is, en geen zekerheid. De uitkomsten van de onderzoeken hebben
geen vastomlijnd beeld opgeleverd. Voor pensioenfondsen is het cruciaal
zowel de boodschap over te brengen dat pensioen onzeker is, als de
boodschap dat er straks wel degelijk pensioen is. Vertrouwen van de
deelnemer is essentieel. Daarom heeft de Pensioenfederatie het initiatief
genomen om een project te starten dat moet leiden tot een positief geteste
aanpak(ken) om deze beide boodschappen voor het voetlicht te brengen. Dit
project, waarbij de Pensioenfederatie de fondsen en de stakeholders
nadrukkelijk zal betrekken, sluit aan op de bepaling in de Wet
pensioencommunicatie dat deelnemers drie scenario's te zien krijgen in het
Pensioenregister als het gaat om hun te bereiken tweede pijler pensioen.
Pensioenvergelijker
De Pensioenvergelijker heeft tot doel pensioenregelingen onderling
vergelijkbaar te maken. Dit kan van belang zijn voor potentiële en nieuwe
deelnemers, maar uiteraard ook voor bestaande deelnemers. De Wet
pensioencommunicatie stelt dat er een format voor de Pensioenvergelijker
moet komen. De ontwikkeling hiervan is niet eenvoudig, zeker ook omdat
laag 1 van Pensioen 1-2-3 al impliciet in de vergelijking van de regeling
voorziet. Een eerste versie, ontwikkeld in overleg met SZW en AFM, kwam als
onvoldoende uit een consumententest. Gewerkt wordt aan een tweede versie
die in 2016 moet zijn afgerond.
UPO 2017
Het UPO is wettelijk verplicht sinds 2008. Een modernisering is op zijn plaats,
zeker ook gezien de huidige communicatie-inzichten en ICT-mogelijkheden.
Daarom staat in de Wet pensioencommunicatie dat het UPO-model vanaf
2017 moet zijn aangepast. In de eerste plaats moet het UPO korter en meer
aanzetten tot actie als dat nodig is.
Daarom moet er een duidelijke oproep in staan om op
mijnpensioenoverzicht.nl te kijken, waar de totale opbouw van de eerste en
13
tweede pijler wordt getoond. Het te bereiken pensioen hoeft niet op het UPO
te staan, maar het mag wel. In de tweede plaats kan het UPO worden
aangepast aan de ruime mogelijkheden om digitaal te communiceren.
Hierdoor kunnen gelaagdheid - van korte teksten in de eerste laag doorlinken
naar meer uitleg in de verdiepende lagen - en het gebruik van iconen, zoals
in Pensioen 1-2-3, in het UPO een plek krijgen. De herkenbaarheid van
pensioeninformatie wordt hierdoor verder verbeterd. De pensioendeelnemer
ziet dezelfde gelaagdheid en onderwerpen, gekoppeld aan de visueel
aantrekkelijke iconen, dan terug in Pensioen 1-2-3, op het UPO en ook in
mijnpensioenoverzicht.nl. In de Wet pensioencommunicatie staat dat de
Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars het model ontwikkelen.
Dit gebeurt in nauwe afstemming met de leden van beide koepels. Belangrijk
onderdeel van de ontwikkeling van model 2017 is een goede uitkomst uit een
consumentenpanel. SZW en AFM zijn van meet af aan betrokken. SZW stelt het
definitieve model vast. Het streven is om het model 2017 medio 2016 aan de
leden te kunnen aanbieden.
Pensioenregister
In 2015 heeft het Pensioenregister een grote stap voorwaarts gezet. De
website is vernieuwd en op basis van de Wet pensioencommunicatie zijn
nieuwe functionaliteiten aan de website toegevoegd. De wet schrijft voor dat
uiterlijk 1 juli 2016 de nieuwe functionaliteiten voor alle deelnemers zichtbaar
moeten zijn. Om het bezoek aan mijnpensioenoverzicht.nl te stimuleren
wordt in 2015/2016 campagne gevoerd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij
de Pensioendriedaagse.
Voor het Pensioenregister zal de eerste helft van 2016 vooral in het teken
staan van bezinning op de toekomst. Wat is de behoefte van de deelnemers
waar het gaat om overzicht en inzicht in hun totale pensioeninkomen? Hoe
kan de website mijnpensioenoverzicht.nl zo goed mogelijk in de behoefte van
de deelnemers voorzien? Hoe kan de bekendheid van de website worden
vergroot? Wat is de toekomst van het Pensioenregister in het licht van de
veranderingen in de pensioensector? De antwoorden op deze vragen zullen
voor de stichting Pensioenregister in belangrijke mate bepalend zijn bij het
initiëren van nieuwe ontwikkelingen.
Voor de Pensioenfederatie is met name van belang hoe de ontwikkelingen van
het Pensioenregister overeenkomen met de communicatiestrategie van
14
pensioenfondsen. De rol van het Pensioenregister in deze
communicatiestrategie verschilt van fonds tot fonds; de Pensioenfederatie
streeft ernaar dat het Pensioenregister voor alle fondsen een maximale
toegevoegde waarde kan behouden. De Pensioenfederatie wil dat de website
mijnpensioenoverzicht.nl zich ontwikkelt om de deelnemer beter van dienst te
zijn, en niet op basis van wat technisch mogelijk is. Ook mogen cijfers die het
Pensioenregister toont geen geval afwijken van cijfers die de pensioenfondsen
zelf communiceren.
Ad 9: Europese dossiers
In Brussel wordt 2016 iets “Nederlandser” dan normaal: van januari tot juli is
Nederland voorzitter van de Raad van Ministers van de EU. Dit houdt in dat
Nederland in onderhandelingen een dubbele taak heeft. Niet alleen moet ons
land de eigen belangen behartigen, maar als voorzitter ook het belang van de
EU. Deze dubbelrol maakt de geplande onderhandelingen over de IORP-
richtlijn onder Nederlands voorzitterschap des te belangrijker. Wederom zal
de invloed op ons stelsel vanuit Europa groot zijn. Gezien de topprioriteiten
die de Europese Commissie zich onder voorzitter Juncker heeft gesteld,
namelijk groei, investeringen en banen, zijn er voor onze lobby kansen. In
2015 hebben wij kunnen ervaren dat de Europese Commissie heeft gekozen
voor directer contact met belangenbehartigers zoals de Pensioenfederatie. Zo
hebben wij, op zijn verzoek, gesproken met Lord Hill, Eurocommissaris voor
Financiële diensten, markten en Capital Markets Union (CMU), en kwam het
ook tot een gesprek met Marianne Thyssen, Eurocommissaris voor Sociale
Zaken. Ons stelsel is op twee manieren interessant voor de Europese Unie.
Ten eerste is ons belegd vermogen € 1300 miljard, wat ons tot een
belangrijke speler maakt in de ontwikkeling van het Investment Plan for
Europe en de ontwikkeling van de CMU. Ten tweede heeft Nederland een sterk
ontwikkeld tweede pijler pensioensysteem dat als goed voorbeeld kan
fungeren voor andere lidstaten. Ook onze hervormingen worden vanuit
Brussel met interesse gevolgd. Nederland durft kwetsbaarheden te benoemen
en aan te pakken. Ons doel voor 2016 is om alle lopende wetgevingstrajecten
tot een goed resultaat te brengen en de opgestarte dialoog met de Europese
Commissie rondom de ontwikkeling van de tweede pijler in Europa en rondom
de CMU verder te verdiepen.
15
De richtlijn voor pensioeninstellingen, IORP
De lobby rond de voorgestelde herziening van de IORP-richtlijn, die zich
specifiek richt op pensioenfondsen, blijft ten minste in de eerste helft van
2016 nog belangrijk. Wij gaan ervan uit dat het Europees Parlement zijn
positie eind 2015 zal hebben bepaald. Dat betekent dat de richtlijn dan onder
Nederlands Raadsvoorzitterschap in de triloog-onderhandelingen afgehamerd
wordt. Tijdens de triloog proberen de Europese Commissie, het Europees
Parlement en de Raad tot overeenstemming te komen over een wetvoorstel.
Het feit dat de Nederlandse regering als voorzitter een redelijk neutrale
(honest broker) positie wil innemen, betekent dat we meer met onze Europese
partners moeten samenwerken om tot een goed eindresultaat te komen.
Gezien de sterke coalitie tussen de IORP-landen lijkt het erop dat dit in 2016
zal gaan lukken.
Quantitative Assessment en Stress Test
Naar verwachting zal de Europese toezichthouder EIOPA de uitkomsten van de
Stress Test eind 2015 publiceren. Met het oog daarop ontwikkelen wij een
gedeelde communicatielijn voor de sector. Ook in 2016 zal het inspanning
vergen om te voorkomen dat de uitkomsten van de Stress Test zullen leiden
tot een afbreuk van het vertrouwen in de sector. In april 2016 zal EIOPA de
resultaten van het Quantitative Assessment publiceren. Dat houdt in dat
EIOPA nog niet volledig afziet van haar plannen om solvabiliteitseisen voor
pensioenfondsen op te stellen. In 2016 zal daarom worden gewerkt aan het
voorbereiden van een position paper en andere lobby activiteiten. Onze
doelstelling is EIOPA ervan te overtuigen dat er geen nut en noodzaak bestaat
voor de introductie van Europese solvabiliteitseisen. Daarnaast zijn wij van
mening dat er betere toezichtsmethoden zijn dan de Holistic Balance Sheet
(HBS) waar EIOPA aan werkt.
Personal Pensions
EIOPA is in 2015 gestart met een consultatie over Personal Pensions. EIOPA
wil de mogelijkheden bekijken voor de introductie van een Europees
individueel (derde pijler) product, dat mensen tot sparen aanzet en
spaarkapitaal genereert dat gebruikt kan worden voor investeringen in het
kader van de Capital Markets Union. De Pensioenfederatie beziet het project
met scepsis en stelt vraagtekens bij het nut en de noodzaak ervan.
16
Omdat er geen precieze afbakening is van wat tweede en derde pijler is in
Europa, bestaat er een kans dat er spill-over effecten op onze tweede pijler
kunnen ontstaan. Op lange termijn zou dit ertoe kunnen leiden dat wettelijke
eisen aan informatie en governance voor tweede pijler pensioenvoorzieningen
worden aangescherpt. EIOPA zal de Europese Commissie in 2016 adviseren
over haar bevindingen, en is voornemens te adviseren om het plan als een
verordening voor te stellen. Dat zou inhouden dat de wetgeving uniform en
rechtstreeks geïmplementeerd moet worden door de lidstaten. De
Pensioenfederatie monitort dit advies nauwlettend en onderneemt waar nodig
actie.
Ontwikkeling tweede pijler in Europa
In 2015 heeft de Pensioenfederatie aan de Europese Commissie voorgesteld
om een High Level Groep op te zetten die zich kan buigen over de toekomst
van Europese pensioenen. Dit idee is later overgenomen in de rapporten van
het Europees Parlement over de herziening van de IORP richtlijn. Aanvullend
hebben wij voor de Europese Commissie een stuk opgesteld over onze visie
op de manier waarop er tussen lidstaten een betere uitwisseling van kennis en
ervaring kan ontstaan als het gaat om tweede pijler pensioenen. De afgelopen
jaren heeft de Pensioenfederatie goede relaties met nationale
koepelorganisaties opgebouwd en zijn wij goed geïntegreerd in de
werkzaamheden van onze Europese koepels, PensionsEurope en AEIP. Het
doel van de Europese werkzaamheden is ook om te proberen de toegevoegde
waarde van tweede pijler – arbeidsgerelateerde - pensioenen in Europa uit te
dragen. Ons belang daarbij is ervoor te zorgen dat landen op een
vergelijkbaar niveau komen als Nederland, zodat we binnen de EU meer
gelijkgestemden hebben en Europese wetgeving in de toekomst gemakkelijker
te beïnvloeden is. In 2016 zal met de Europese Commissie en met onze
bondgenoten verder worden gewerkt aan dit doel. Onze aanwezigheid in
relevante gremia zullen wij verder trachten te versterken. Voor de
Occupational Pensions Stakeholder Group (OPSG) van EIOPA ondersteunen wij
eind 2015 weer Nederlandse kandidaten, via PensionsEurope zijn wij lid van
het Pension Forum van de Europese Commissie, en wij gaan proberen een rol
te krijgen in de High Level Groep Pensioenen, als deze daadwerkelijk wordt
opgericht.
17
CMU & Investment Plan for Europe
In 2015 zagen wij verschillende ontwikkelingen voortvloeien uit de lange
termijn financieringsagenda in Europa. De belangrijkste zijn de politieke
doelstelling van de Europese Commissie om een Kapitaalmarktunie (Capital
Markets Union, CMU) te verwezenlijken in 2019, en daarnaast om lange
termijn financiering te mobiliseren via het Investment Plan for Europe en het
daarvoor opgerichte European Fund for Strategic Investment (EFSI). Beide
richten zich onder meer op institutionele beleggers zoals pensioenfondsen.
De Pensioenfederatie zoekt proactief de dialoog om de wisselwerking die
deze initiatieven hebben op het beleggingsbeleid, uit te dragen. Onze
aandacht gaat daarbij uit naar het kenbaar maken van onze wensen en
mogelijkheden als institutionele beleggers, alsook aan te geven waar huidige
regelgeving de toename van lange termijn financiering in de weg staat. Eind
september 2015 publiceerde de Europese Commissie haar actieplan voor de
CMU. Dit is het startschot voor een aantal beleidsvoorstellen en
–aanpassingen die doorlopen in 2016 en in de jaren daarna.
Financiële markten regulering (EMIR/FTT)
Waar de CMU een overkoepelend politiek project is dat mogelijkheden biedt
om onderwerpen in Brussel op de agenda te zetten, is er onmiskenbaar een
link met bestaande dossiers die het investeringsbeleid raken. De
Pensioenfederatie blijft ook in 2016 de ontwikkelingen rondom onderwerpen
als de European Market Infrastructure Regulation (EMIR) en de Financial
Transactions Tax (FTT) monitoren, en levert waar mogelijk input op
consultaties. Belangrijkste partners zijn daarbij de uitvoeringsorganisaties en
PensionsEurope. In essentie is ons belang bij financiële markten-regelgeving
ervoor te zorgen dat onnodig hoge kosten worden voorkomen als die ten
koste gaan van de pensioenvoorziening, zonder daarbij afbreuk te doen aan
de financiële stabiliteit. Harmonisatie en standaardisatie kenmerken veel
financiële dossiers, en bieden ook onder de paraplu van de CMU kansen. Er
wordt hard gewerkt aan de noodzaak om oplossingen te vinden voor het
bijzondere karakter van pensioenfondsen binnen EMIR. De
uitzonderingspositie van pensioenfondsen binnen het FTT-proces staat in het
derde kwartaal van 2015 ter discussie. Gecombineerd met de veel geuite
kritiek op de FTT in het kader van de CMU zou dit in 2016 kunnen leiden tot
nieuwe ontwikkelingen.
18
Ad 10: relatie met de leden en sector-initiatieven
De Pensioenfederatie is een organisatie van, voor en door de leden. Bestuur
en bureau willen ervoor zorgen dat iedereen die mee wíl doen ook mee kán
doen. We moeten ons er steeds van vergewissen dat wat de Pensioenfederatie
uitdraagt, gedragen wordt door de leden en dat we naar de stakeholders toe
naar voren brengen wat de leden wensen. Uit de enquête die begin 2015
onder de leden is gehouden, blijkt dat er nog veel te winnen is bij het
aangesloten houden van de leden op de activiteiten van de Pensioenfederatie.
Voor de Pensioenfederatie als vereniging is 2016 in meerdere opzichten een
spannend jaar. We houden ons jubileumcongres omdat we vijf jaar jong zijn.
Tegelijkertijd zien we dat het aantal leden terugloopt. De reden hiervan is dat
leden fuseren of anderszins ophouden te bestaan. Tegelijkertijd heeft het
bestuur aan de algemene ledenvergadering van december 2015 voorgesteld
om het lidmaatschap van de Pensioenfederatie ook open te stellen voor
APF’en.
Congres 2016
De Pensioenfederatie viert haar eerste lustrum in het voorjaar van 2016.
Reden om een speciaal congres te organiseren, allereerst voor de leden van
de Pensioenfederatie en daarnaast voor alle relaties. Het congres vindt plaats
op 17 mei 2016 en duurt de hele dag. Het programma omvat visies op het
pensioenstelsel, actualiteiten en volop netwerkmogelijkheden. Belangrijk
thema is het bereiken en activeren van de deelnemer.
Lidmaatschap Pensioenfederatie
Het Nederlandse pensioenlandschap is in beweging. Nieuwe partijen treden
toe tot de sector of zullen dat binnenkort gaan doen. In 2015 is het
lidmaatschap van de vereniging Pensioenfederatie daarom opnieuw tegen het
licht gehouden. Uitkomst daarvan is dat het lidmaatschap vooralsnog
voorbehouden blijft aan pensioenfondsen en dat vanaf 2016 het lidmaatschap
ook wordt opengesteld voor APF’en. Met het oog op verdere ontwikkelingen in
de pensioensector blijven we volgen of ook andere, sectorverwante
organisaties een vorm van lidmaatschap kunnen krijgen. Ook zal verder
gewerkt worden aan verkenning van mogelijkheden om het lidmaatschap van
de Pensioenfederatie alleen mogelijk te laten zijn als de betreffende
pensioeninstituties zich willen committeren aan de door de algemene
ledenvergadering gedragen uitingen van zelfregulering.
19
Tot slot zal er een nieuwe contributiesystematiek worden uitgewerkt met als
doel te voorkomen dat bij fusie tussen twee fondsen de inkomsten van de
Pensioenfederatie al te zeer teruglopen.
Kringen
Deelname aan Kringen biedt vertegenwoordigers uit de pensioensector de
mogelijkheid om buiten de formele bestuurs- en commissiestructuur van de
Pensioenfederatie in een ongedwongen setting van gedachte te wisselen over
relevante pensioenonderwerpen. Zowel vanuit de Kringen als vanuit de
Pensioenfederatie is er behoefte om de relatie tussen de leden en de
Pensioenfederatie te versterken door de rol van de Kringen te verbreden, te
verstevigen en meer inhoud te geven. Vanaf het vierde kwartaal 2015 en in
2016 zal op verschillende manieren geïnvesteerd worden in de relatie met de
Kringen. Doel is om geluiden en informatie uit de achterban beter bij het
bureau en het bestuur terecht te laten komen - en andersom - en om het
gevoel van verbondenheid met de Pensioenfederatie bij pensioenfondsen te
vergroten. Het motto “Van, voor en door de sector” kan op die manier verder
versterkt worden en meer inhoud krijgen.
Website
De Pensioenfederatie heeft recentelijk al haar uitingen onder de loep
genomen. In dat kader zijn de verschillende mailings (Mail Actueel,
Nieuwsflits, OverZicht, ledenmails) geüniformeerd voor wat betreft afzender
en lay-out. Een volgende stap is het aanpassen van de website.
Op de website zullen in 2016 diverse verbeteringen worden doorgevoerd.
Daarbij wordt gekeken naar inhoud, navigatie en look & feel. Als eerste zullen
de themapagina’s onder de loep worden genomen. Er komen tien
hoofddossiers die allemaal een vergelijkbare indeling krijgen. Belangrijk is
ook het verbeteren van de vindbaarheid van de documenten op de site. Verder
krijgt het ledennet een metamorfose: de indeling wordt logischer en er wordt
duidelijker aangegeven wat leden aan extra informatie krijgen die buiten het
ledenbestand niet wordt gedeeld. Dit maakt de meerwaarde van het
lidmaatschap beter zichtbaar.
20
Financiering Ombudsman en Monitoringcommissie
Tot op heden wordt een aantal sectorverantwoordelijkheden gefinancierd uit
de begroting van de Pensioenfederatie. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht
worden aan de Ombudsman Pensioenen en de Monitoringcommissie Code
Pensioenfondsen. Aangezien niet alle pensioenfondsen lid zijn van de
Pensioenfederatie betekent dit dat de pensioenfondsen die wél lid zijn op dit
moment alle kosten dragen. Omdat het hier om sectorverantwoordelijkheden
gaat, acht de Pensioenfederatie het continueren van deze situatie ongewenst.
De financiering van dit soort verantwoordelijkheden zal dan ook buiten de
Pensioenfederatie geplaatst worden.
PensioenLab
Sinds 2012 is Nederland op het gebied van pensioenen een waardevol
initiatief rijker: PensioenLab. Verrassend is niet eens zozeer de focus op het
onderwerp pensioenen, maar vooral het feit dat PensioenLab uit louter
jongeren bestaat. Het geluid dat zij verkondigen is niet alleen maar kritisch,
maar ook energiek en constructief meedenkend naar de toekomst toe. Een
club die vandaag het verschil wil en kan maken voor de dag van morgen.
Naast het gegeven dat de plannen van PensioenLab vrijwel onuitputtelijk
lijken, zetten de aangesloten jongeren zich inmiddels ook in om de diversiteit
in de organen van de pensioenfondsen te promoten en te faciliteren. De
Pensioenfederatie gelooft in het organiseren van kritische geluiden en gelooft
in diversiteit, en heeft daarom groot vertrouwen in PensioenLab. Dat
vertrouwen leidt er ook toe dat de Pensioenfederatie heeft besloten om in
2016 en de jaren daarna PensioenLab financieel te ondersteunen.
Pensioenen in ontwikkelingslanden
Het Nederlandse pensioenstelsel is zeker niet vrij van problemen en
uitdagingen, maar vergeleken met het pensioensysteem in veel andere landen
is ons stelsel riant. Sinds 2011 werkt de Pensioenfederatie daarom, samen
met het Verbond van Verzekeraars, aan mogelijkheden om mensen in
ontwikkelingslanden in staat te stellen om een (micro)pensioen op te bouwen.
Dat gebeurt binnen de Stichting Duurzame (Micro)pensioenen
Ontwikkelingslanden (SDMO). Het ministerie van Buitenlandse Zaken
ondersteunt dit initiatief. Het primaire doel van SDMO is de levenskwaliteit
van ouderen in ontwikkelingslanden door het creëren van duurzame
aanvullende pensioenvoorzieningen te verbeteren.
21
De ondersteuning die de Nederlandse pensioensector met SDMO levert, richt
zich in eerste instantie op kennisoverdracht en ondersteuning van het
opzetten van (micro)pensioenprojecten in ontwikkelingslanden. Indien er
financiële ondersteuning nodig is, gebeurt dit in eerste instantie niet via de
koepelorganisaties zelf, maar via de aangesloten organisaties die een bijdrage
willen leveren aan een specifiek project. De Pensioenfederatie vindt de
activiteiten van SDMO een goede manier om als sector blijk te geven van onze
maatschappelijke betrokkenheid in brede zin. De pensioensector heeft in
totaal vier zetels in het bestuur van SDMO, waarvan er twee worden ingevuld
door het bureau van de Pensioenfederatie.
Het eerste project dat SDMO onder haar hoede heeft genomen, betrof een
micropensioenproject in het zuiden van India. Het doel was om in 2016 in
totaal 25.000 deelnemers te hebben. Eind 2014 was dit aantal al bereikt. In
2014 heeft SDMO een haalbaarheidsstudie gesteund voor een mogelijk
micropensioenproject in Ghana. Enkele Nederlandse
pensioenuitvoeringsorganisaties en verzekeraars hebben via SDMO en met
hulp van het ministerie van Buitenlandse Zaken en ontwikkelingsorganisatie
Cordaid de haalbaarheidsstudie gefinancierd. De komende tijd zal het bestuur
van SDMO op basis van de resultaten van de haalbaarheidsstudie bepalen hoe
de stichting in 2016 betrokken wil zijn bij het initiatief in Ghana.