begrippenlijst_ib

download begrippenlijst_ib

of 11

Transcript of begrippenlijst_ib

Begrippenlijst tentamen deel I

JACKSON/SORENSEN, VAN DER PIJL, HC

Soevereiniteit: Voor Staten betekent het zowel interne autoriteit als externe erkenning. Intern heeft het de hoogste autoriteit over zijn volk en binnenlandse zaken. Extern krijgt het erkenning van de internationale gemeenschap, dat wil zeggen: de interne soevereiniteit wordt gerespecteerd, de claim op het territorium wordt niet betwist. Momenteel wordt soevereiniteit het meest bedreigt door de opkomst van interdependentie: internationale organisaties (IGOs, NGOs) en de wereldeconomie (mondialisering in het algemeen) zorgen voor een wederzijdse afhankelijkheid die interne autoriteit soms in het gedrang brengt. Lockeaans kerngebied: Het Lockeaanse kerngebied staat volgens Van der Pijl tegenover Hobbesiaanse Randstaten. Het Lockeaanse kerngebied, dat zich uitdrukt in een flexibele zelfregulerende maatschappij (een zogezegd sterke staat), heeft zich sinds de vorming van het gemenebest, vanuit de Angelsaksische wereld over het internationale systeem verbreidt en aan de randen in aanraking komt met hobbesiaanse staten. Statensysteem: een organisatie van onafhankelijke staten waarin soevereiniteit over en weer wordt gerespecteerd; relaties zijn onderworpen aan het internationale recht en diplomatische praktijken. Tussen staten bestaat er een balans in de machtsverhoudingen. Historisch gezien is het geopolitieke resultaat van de Vrede van Westfalen het eerste (europese) statensysteem in de moderne zin van het woord. Tegenwoordig spreken we van een mondiaal statensysteem, daar het bewoonbare gebied op de wereld nu vrijwel volledig bedekt wordt door staten en hun territoriale aanspraken. Er zijn nu bijna tweehonderd staten in het statensysteem. Hobbessiaanse randstaten: staat tegenover het Lockeaanse kerngebied. zwakke staten. Geen zelfregulering, verandering wordt van bovenaf ingevoerd. Kenmerkt zich door: Absolute soevereiniteit van een sterk centraal gezag, en de exclusieve nationaliteit daarvan Machtsevenwicht: concept uit het Realisme. De balans tussen verschillende staten. Sommige theorien gaan er van uit dat er in een systeem altijd gezocht wordt naar een machtsevenwicht. Een gat wordt altijd opgevuld. Dit kan bipolair of multipolair gebeuren. Anderen zijn het hier niet mee eens en noemen de huidige wereld, waar de VS de enige hegemoniale macht lijken te zijn, een unipolaire wereld. Machtsevenwichtpolitiek is het zorgen dat de balans in het eigen voordeel blijft of gaat werken. Beheersconceptie: een raamwerk waarin een objectieven economische en politieke situatie in een strategische visie wordt gedealiseerd. Het beheren van een bepaalde nationale en internationale constellatie van krachten wordt door het verheffen van de daarbij betrokken bijzondere belangen tot een verondersteld algemeen belang een instrument in het beheersen van die constellatie vb v/d pijl: doordat de in Engeland ontwikkelde beheersconceptie van deze periode, het liberaal internationalisme, tot ver buiten de Britse grenzen als het algemeen belang werd aanvaard, kon het bijzondere belang van de Britse bourgeoisie zich doorzetten in een algemeen klimaat van acceptatie. -> leidt tot (in dit geval Britse) Hegemonie. Veiligheidsdilemma: een belangrijke paradox inherent aan het statensysteem. Een fundamentele reden voor het bestaan van staten is om hen een veilige omgeving te garanderen waar interne en externe dreiging afwezig zijn, maar aangezien staten zich bewapenen om dit doel te bereiken, vormen ze zo een dreiging voor anderen en uiteindelijk dus ook hun eigen veiligheid.

1 Daniel Hogendoorn Internationale Betrekkingen

Begrippenlijst tentamen deel I

JACKSON/SORENSEN, VAN DER PIJL, HC

Passieve revolutie: Passieve revolutie is de doorwerking van een oorspronkelijke revolutie in staten die zich er tegen verzetten, maar die om zich te kunnen handhaven, een revolutie van bovenaf moeten doorvoeren, die elementen van de oorspronkelijke revolutie bevat. De hobbesiaanse randstaat is bij uitstek het toneel van passieve revolutie, zowel van de revolutie van bovenaf als van [] het moleculaire proces van sociale verandering dat zich onder de oppervlakte voltrekt en op den duur de machtigste staat ondermijnt. Juridical statehood: maakt deel uit van de externe basis van de soevereiniteit van een staat. Een staat moet kunnen worden gezien als een formele of legale institutie door andere staten. Daarnaast brengt Juridical statehood het recht mee om te kunnen participeren in internationale organisaties. Ideologie: een systeem van politieke en filosofische principes en ideen dat het gedrag van mensen, politieke leiders, staten, enz., richt en stuurt (of dat beoogt te doen). (Leidraad die n aspect van de werkelijkheid als realiteit presenteert en de relatie tussen dat aspect en de totaliteit verduistert, Mamdani 1981:49). Ideologien zijn subjectief en normatief. Ze trachten orde te scheppen, te beheersen. Empirical statehood: maakt deel uit van de externe basis van de soevereiniteit van een staat. Een staat moet kunnen worden gezien als een politiek-economische factor. In hoeverre heeft de staat greep op politiek-economische zaken? Een succesvolle staat heeft zijn politieke macht genstitutionaliseerd, weet zich zeker van een nationaal gevoel bij de bevolking en heeft een solide economische basis. Machtspolitiek: Carr -> Politiek is altijd machtspolitiek (macht over meningen). De kern van Carrs denken is dat geen enkele staat een beter recht heeft dan een ander. Machtspolitiek is een praktische (machiavelliaanse of hobbesiaanse) kostenbatenafweging. Vrede n oorlog (collectieve veiligheid en machtsevenwichtpolitiek) zijn altijd vormen van machtspolitiek. Sterke staten Wereldorde: Orde bij de mensheid in zijn geheel. Meer fundamenteel dan internationale orde, aangezien de eenheden hier individuen zijn en niet staten. Strong powers Feodalisme: Voortkomend uit het getrapte vazallensysteem van Karel de Grote, die, om zijn rijk bijeen te kunnen houden, land gaf aan hertogen, markiezen en kerkleiders. Deze tributaire productiewijze zorgt er voor dat de dorpsgemeenschap schatplichtig is aan zijn leenman, in ruil voor protectie. Quasi-states: Een staat die wel de juridische dimensie van de externe soevereiniteit bezit, maar weinig in de empirische dimensie. Veel staten in de derde wereld kunnen zo bezien worden: ze worden als staten erkend en kunnen participeren in het statensysteem, maar ze hebben zwakke of corrupte politieke instituties, onderontwikkelde economien en weinig of geen nationale eenheid.

2 Daniel Hogendoorn Internationale Betrekkingen

Begrippenlijst tentamen deel I

JACKSON/SORENSEN, VAN DER PIJL, HC

Wilsonian idealism: Utopisch liberalisme. Veertien punten: Open diplomatie, Open Door, beperking van de bewapening. Vrede doormiddel van internationale organisaties en nationale zelfbeschikking voor volkeren. Uitspraak: making the world safe for democracy. Bourgeoisie: Een classificatie die gebruikt wordt bij het analyseren van menselijke samenlevingen om een klasse te omschrijven die in de middenklasse zit en wier status en macht voortkomen uit werk, opleiding en welvaart, in plaats van uit een aristocratische achtergrond. V/d Pijl ziet de opkomst van de bourgeoisie samenvallen met het verdwijnen van het feodalisme, en de winsten die gemaakt konden worden tijdens de kruistochten. Crisis van het feodalisme Briand-Kellogg Pakt: Ook wel Pakt van Parijs genoemd, waar het in augustus 1928 werd bezegeld. Het was een internationaal verdrag dat oorlog wilde afzweren als een middel van nationaal beleid, en dan in het bijzonder tussen de twee verdragspartners, de VS en Frankrijk. Daarnaast moest het verdrag veilig stellen dat de VS Frankrijk te hulp zouden schieten bij een nieuwe Europese oorlog. Het faalde in zijn opzet, maar was belangrijk voor de ontwikkeling van het internationale recht. Aristide Briand was de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Frank B. Kellog de Amerikaanse Secretary of State. The High Contracting Parties solemnly declare in the names of their respective peoples that they condemn recourse to war for the solution of international controversies, and renounce it, as an instrument of national policy in their relations with one another. (bron: Wikipedia) Utopisch liberalisme: focus op internationale instituties. Vrede behoeft democratische waarden. De menselijke natuur is redelijk en de rede zal voor vooruitgang zorgen. Kant, Bentham en Locke. Oorspronkelijke accumulatie: Stadium in de marxistische theorie. Begin van de kapitalistische fase. Klassiek realisme: Focus op politieke leiders en hun vaardigheid om politiek te overleven. Politieke ethiek staat tegenover private moraal. Thucydides, Machiavelli en Hobbes. Mercantilisme: Mercantilisme is een economische theorie die veronderstelt dat de welvaart van een natiestaat afhangt van de hoeveelheid kapitaal dat het binnenbrengt, en dat het totale, mondiale volume van kapitaal en handel onveranderlijk is. Edelmetalen zijn de vertegenwoordigers voor kaptiaal. Wanneer men meer exporteert dan importeert verkrijgt men een positieve handelsbalans en dus een groter stuk van de taart. De taart wordt verdeeld door staten en politiek is de wijze waarop dit gebeurt. Het doel is de macht van de staten te vergroten. (IPE theorie.) Behaviorisme: Filosofie gebaseerd op de aanname dat alles wat organismes doen moet worden gezien als gedrag en dat het op die manier ook wetenschappelijk verklaard kan worden zonder terug te hoeven vallen op interne psychologische gesteldheden. In IB tracht het de voorspellende en verklarende kracht te verbeteren en preciezer te maken. Behavioristen geloven in de eenheid van alle kennis: uiteindelijk is de sociale wetenschap niet veel anders dan de natuurwetenschap. Dezelfde (kwantitatieve methodes kunnen worden toegepast en er kan interdisciplinair worden samengewerkt Zelfregulerende maatschappij: de civiele maatschappij die zichzelf in stand houdt en waarin veranderingen van onder komen. 3 Daniel Hogendoorn Internationale Betrekkingen

Begrippenlijst tentamen deel I

JACKSON/SORENSEN, VAN DER PIJL, HC

Neoliberalisme: Liberalisme zonder de utopische dimensie. Wel wordt er nog vanuit gegaan dat vooruitgang en verandering mogelijk is, maar idealisme is afgezworen. Balancer: Land dat zich altijd aansluit bij de coalitie tegen de dominante macht zodat er een machtsevenwicht ontstaat. Engeland is dit lange tijd geweest. Complex interdependence: term van Robert Keohane and Joseph Nye. Eeuwenlang zijn staten de belangrijkste actoren geweest in het wereldsysteem. Diplomaten verzorgden het gros van de internationale interactie en dicteerden de richting van de internationale betrekkingen. Maar met de komst van o.a. telecommunicatie en betere transportmiddelen, zijn er nieuwe verbindingspunten over de hele aardbol tot stand gekomen. Mensen kunnen nu als nooit tevoren met elkaar van gedachten wisselen en NGOs, Multinationale bedrijven en verdragsorganisaties zijn door de nieuwe technologische ontwikkelingen mogelijk geworden. Al deze nieuwe ontwikkelingen zorgen voor een complexe wederzijdse afhankelijkheid en afbreuk van de staatssoevereiniteit. Colbertisme: Franse Versie van het mercantilisme en de politiek van staatsopdrachten. (v/d Pijl). Neorealisme: Waltz. Analyseert hoe de gedecentraliseerde en anarchistische structuur van het statensysteem werkt. Vooral de relatieve verdeling van macht over staten is een centraal punt. Structuren dicteren min of meer de handelingen. Internationale veranderingen komen voor wanneer wereldmachten opkomen en ineenstorten en de machtsbalans daarmee ook verschuift. Een typisch middel om dit te bereiken is een oorlog tussen grote machten. Actoren zijn minder belangrijk, omdat de structuren hen dwingen om op een bepaalde manier te handelen. Ethiek voor staten is dus onnodig. Concert van Europa: Na de val van Napeolontisch Frankrijk werd er door de grote Europese mogendheden een systeem van congressen ontworpen teneinde er voor te zorgen dat er nooit meer een (franse) mogendheid het europese continent kon bedreigen. Het was het begin van de moderne diplomatie en was redelijk succesvol: het was ongeveer een halve eeuw vredig binnen europa, de zogenaamde Pax Brittanica: Grootbrittanie had de macht op zee, en werkte als balancer voor het continentale systeem van congressen. Dwarfing of Europe: Het verlies van de overzeese kolonien en de opkomst van de nieuwe wereldorde, betekende het einde van europese hegemonie in de wereld. The English School: International society. Verwierp het behaviorisme en wilde weer naar begrip van mensen en hun psychologie, geschiedenis en ethiek toe. Verwierpen ook een strikte scheiding tussen het liberalisme en het realisme. BULL en WIGHT. Zien de staat als combinatie van machtsstaat en rechtsstaat (order & justice) . World order, International order, order in social life. Liberaal internationalisme: beheersconceptie uit midden negentiende eeuw. Algemeen werden de belangen van de britse bourgeoisie geaccepteerd en gediend. Laissez faire. 4 Daniel Hogendoorn Internationale Betrekkingen

Begrippenlijst tentamen deel I

JACKSON/SORENSEN, VAN DER PIJL, HC

International society: Vindt ruimte voor zowel liberale als realistische elementen. Conflict en Samenwerking komen beide voor; er zijn staten en er zijn individuen. Deze elementen kunnen niet worden teruggebracht tot een enkele theorie van macht. IS-theoretici behartigen een benadering die de gelijktijdige aanwezigheid van al deze elementen respecteert. andere naam voor English School. Verwierp het behaviorisme en wilde weer naar begrip van mensen en hun psychologie, geschiedenis en ethiek toe. Verwierpen ook een strikte scheiding tussen het liberalisme en het realisme. BULL en WIGHT. Zien de staat als combinatie van machtsstaat en rechtsstaat. (order & justice) World order, International order, order in social life Financierskapitaal: Hilferding. Winststreven is machtsstreven. Kapitaal is vloeibaar en steeds inzetbaar. De vervlechting tussen banken en industrien via netwerken van commissariaten en directiezetels. Nationaal karakter, en banden met productieve apparaat nauw. Hobson: internationale entiteit, los van productieve apparaat. Lenin: Grote verbonden van monopolisten hebben de wereld onderling verdeeld (vd pijl, p.73) Neomarxist IPE: IPE gaat over welvaart en internationale armoede; over wie wat krijgt in het internationale systeem. Als economie gaat over het streven naar welvaart en politiek over het streven naar macht, dan tracht IPE te bestuderen hoe de twee in elkaar vervlecht zijn. Dit complexe spel in een internationale context tussen politiek en economie, tussen staat en markt, is het hart van IPE. Staatsmonopolistische tendens: beheersconceptie. Hilferding. Het financierskapitaal wil gezag, geen vrijheid. Lijnrecht tegenover het liberalisme. Gaat uit van sterke staat en georganiseerde industrie. Het is een tendens aangezien het kapitalisme niet te verenigen is met een staatsmonopolie. Sociaal-imperialisme: het doormiddel van nationalisme inzetten van de volksmassas als wapen in de imperialistische strijd. Liberal IPE: IPE vanuit een liberalistisch oogpunt. Nationale zelfbeschikking: Wilson: ieder volk is vrij om over zijn eigen regeringsvorm en ontwikkelingsgang te beschikken. Oost-Europa onverkort en de kolonin onpartijdig. Ook het bolsjewisme bood iets soortgelijks. Wilson zorgde dus voor een alternatief op de revolutie. Realist IPE Open Deur politiek: verwijdering van economische beperkingen. Alle naties moeten gelijke commercile en industrile handelsrechten hebben. Post-positivisme: methodologie die ontwikkelt is als reactie op positivistische claims. Postpositivisme gaat uit van de verscheidenheid tussen mensen onderling: wezens die met elkaar moeten leven om een menselijk bestaan te kunnen hebben. Post-positivisme gaat er van uit dat mensen hun eigen realiteit bedenken en er naar leven. Ook de internationale realiteit is bedacht door mensen en is dus niets meer dan een gedachteconstructie. Sociale wetenschappen zijn bijna niet te vergelijken met natuurwetenschappen. corporate liberalism: beheersconceptie voortkomend uit de progressive movement in Amerika. Toen de verenigde staten de rol van Engeland als crediteur van de wereld overnamen. 5 Daniel Hogendoorn Internationale Betrekkingen

Begrippenlijst tentamen deel I

JACKSON/SORENSEN, VAN DER PIJL, HC

Het was een pragmatische combinatie van staatsinterventie en liberalisme. Met de New Deal kwam de conceptie tot hegemonie. Animus Dominandi: Morgenthau. Menselijke Lust/Honger naar macht. Mensen proberen zo veel mogelijk macht te verzamelen om vrij te blijven van de invloed van anderen. Dit effect vindt zijn ultieme politieke dimensie op het niveau van de staat. Veiligheid buiten de staat is onmogelijk. Wereldorde-idealisme: Streven naar wereldorde. Strategisch realisme: Schelling. Analyseert hoe een staat macht kan inzetten om rivalen te laten doen wat het wil door middel van dwang in plaats van brute kracht, wat altijd inefficint is en gevaarlijk. Strategisch Realisme maakt geen normatieve claims, zoals klassiek en neoklassiek realisme dat wel doet: waarden worden genomen zoals ze gegeven zijn en maken geen onderdeel uit van de analyse. De theorie probeert analytisch gereedschap te verschaffen voor diplomatie en buitenlandpolitiek, die als instrumenteel worden gezien en het laat zich het best bestuderen aan de hand van de speltheorie. Internationale anarchie: Realistische notie. Staten hebben geen soeverein. In de internationale orde is er geen baas en heerst er dus anarchie. Verwant aan Bulls Anarchical Society, waar toch gemeenschappelijke belangen worden onderscheiden Containment-politiek: Geduldige maar krachtige indamming van Russische expansietendenzen. Verschil met rollback. Neorealist stability theory: Waltz. Het neorealisme is een theorie die analyseert hoe het gedecentraliseerde en anarchistische statensysteem, en dan in het bijzonder de relatieve distributie van macht over staten, de centrale focus is. Structuur domineert min of meer handelingen. Mearsheimer. Stability theory: verbonden aan de koude oorlog. Bipolair, multipolair. Bipolaire situaties zijn beter, vrediger en stabieler: minder oorlogen tussen grote machten. Makkelijker om oorlog af te schrikken. Makkelijker te berekenen hoe de toekomst zal lopen, leidt tot stabiliteit. Massieve vergelding: Massive retaliation. Garantie dat er massaal zal worden teruggeslagen wanneer een land aangevallen wordt. (1954 VS) Dulles: more fundamental freedom for lesser costs. Defensiedoctrine. Klassiek liberalisme: Locke, Kant, Mill. Vrijheid geleid door ratio leidt tot vooruitgang. Systeemtheorie: neopositivistisch. Het strategische gedrag van afzonderlijke staten heeft een eigen dynamiek tot gevolg van de verzameling staten die het afzonderlijke gedrag van de staten tot op grote hoogte determineert. Men kan dit op een aantal analyseniveaus bestuderen: niveau van het individu, de staat of het systeem (de eigen dynamiek). Variabelen en verschillende waarden geven het systeem verschillende gedaantes (bijv. oorlog of vrede). Het aantal uitkomsten kan via terugkoppelingsmechanismen (feedback) beperkt worden. Conflict is niet slechts gegeven, maar probleem en dient te worden opgelost. (vd Pijl 186-189) Sociologisch liberalisme: Een tak van het liberalisme die benadrukt dat IB niet alleen over de relaties tussen staten gaan; het gaat ook over transnationale relaties, d.w.z. relaties tussen mensen, groepen en organisaties die tot verschillende landen behoren. De focus ligt op de 6 Daniel Hogendoorn Internationale Betrekkingen

Begrippenlijst tentamen deel I

JACKSON/SORENSEN, VAN DER PIJL, HC

samenleving en de staat, op verschillende soorten actoren, wat sommigen er toe heeft bewogen om de term pluralisme op het liberalisme te plakken. Flexible response: In de systeemtheorie. Opvolger van massale vergelding. Door president kennedy werd een schaal ingesteld met op elke aanval een passend antwoord. Escalatieladder. Interdependence liberalisme: Complex interdependence is per definitie liberaal . Staten zijn niet de enige invloedrijke actoren en voor deze anderen is een conflictsituatie slecht nieuws. Staat dus niet op de agenda, en deze actoren streven dus naar vrede Militair-industrieel complex: de symbiotische relatie tussen het leger van een land, het bedrijfsleven en de gedeelde commercile en politieke belangen. In een dergelijk systeem is het leger afhankelijk van industrie om materiaal en andere steun te geven, terwijl de defensie industrie afhankelijk is van de regering die orders plaatst. In zijn afscheidsspeech waarschuwde president Dwight D. Eisenhower voor de MIC, of Iron Triangle: een genstitutionaliseerde symbiose die als Kartel tegen het publieke belang werkt, in zijn zucht naar winst. Institutional liberalism: Benadrukt de algemene liberale gedachte dat instituties belangrijk zijn voor vooruitgang. Eerst was de gedachte om de internationale orde van een jungle aan chaos en gevaar naar een zoo van gekooide orde te veranderen, maar na het mislukken van de volkenbond heeft het optimisme van de liberalen een deuk opgelopen. Instituties worden nu gezien als een soort smeerolie naar vrede en samenwerking, niet als garantie dat de machine gaat werken. Machtige staten laten zich niet knevelen, althans niet geheel en niet gemakkelijk. Toch is de realistische visie dat instituties onbelangrijke paperassenmachines in dienst van machtige staten zijn, volgens hen verkeerd: ze zijn belangrijk in zichzelf en promoten samenwerking tussen staten. Republican liberalism: Liberale democratien zijn vrediger en rechtsvrezend dan andere politieke systemen. Het is niet zo dat democratien geen oorlogen voeren, maar ze doen het niet of zelden onderling. Immanuel Kant zag dit al in de late achtiende eeuw. Dean Babst groef het argument in de jaren zestig van de twintigste eeuw weer op en sindsdien wordt het veelvuldig in academische papers getaleerd. COLLEGESTOF Beschaving (bij Huntington): Grootste culturele eenheid. Na oorlogen tussen naties en daarna ideologien is de enige vorm van conflicten nu tussen beschavingen. Huntington onderscheid zeven (of, met afrika, acht) beschavingen. Modernisering: Italiaanse renaissance. Opkomst individualisme, kapitalisme, secularisering, verlichting, toetreding tot Hegemoniale cycli: Wallerstein: primaat van de economie.Technologische superioriteit > Commercile superioriteit > Financiele Superioriteit > Hegemonie. Modelski: primaat van de politiek: Elke eeuw een fundamentele herverdeling van de macht: opkomst en ondergang van hegemonien volgens vaste patronen. Mondiale oorlog > opkomst van een wereldmacht > fase van de-legitimering wereldmacht > deconcentratie macht > nieuwe mondiale oorlog en nieuwe cyclus.

7 Daniel Hogendoorn Internationale Betrekkingen

Begrippenlijst tentamen deel I

JACKSON/SORENSEN, VAN DER PIJL, HC

Wereldsysteem: Een wereldsysteem is een sociaal systeem, dat gekarakteriseerd wordt door het feit dat het leven binnen dit systeem op zichzelf staat, zelfvoorzienend is en dat de ontwikkelingsdynamiek van zon systeem grotendeels intern is World Order. Het internationale systeem dat bestaat uit het internationale recht, IGOs, NGOs en traditionele internationale betrekkingen tussen staten. Wereldrijk: Totale dominantie. Bijv. Romeinse rijk. Bekende wereld wordt (grotendeels) door supermacht bezet. Tegenwoordig niet meer aan de orde. Wereldeconomie: Politiek diversiteit binnen n economisch systeem, waarbij het niet langer mogelijk is om nog als natie zelfstandig te functioneren. Unipolair statensysteem: Hegemoniale systeem. Een overheersende staat (hegemonie): Verenigde Staten na 1990 of Groot Brittanie tijdens de Pax Brittanica. Bipolair statensysteem: Twee machtsblokken (staten) die elkaar in evenwicht houden. Door sommige realisten gezien als veiliger dan multipolaire optie: minder conflicten, minder factoren, minder complexiteit > stabielere, meer voorspelbare wereld. Vb: koude oorlog >VS en USSR. Multipolair statensysteem: collectieve hegemonie. Drie of meer wereldmachten. 20e eeuw voor en na de koude oorlog. Stabiel of niet? een wapenwedloop is onwaarschijnlijk, want je weet niet tegen wie je moet gaan verdedigen. Italiaanse Renaissance: opkomst van het humanisme, individualisme en de seculiere manier van denken. De handel kwam op, de kunsten bloeiden. Het realisme kreeg met het werk van Machiavelli een flinke duw in de rug. Staatsvorming: Macht van de vorst werd bekleed met goddelijke sancties, de taalgebieden werden uitgebreid, het gezag werd gecentraliseerd en gebureaucratiseerd. Het feodale leenstelsel verdween. De staat claimt het exclusieve recht op geweld en zal alles in het werk stellen om haar gezag (legitiem) zeker te stellen. Imperial overstretch: Paul Kennedy Wanneer de ogen van een hegemoon groter worden dan zijn maag. Het territorium wordt zo sterk uitgebreid dat het centrum van de macht niet meer aan zijn economische en politieke verplichtingen kan doen. Voorbeelden: Het Spaanse rijk, Romeinse rijk. Kapitalisme: economisch systeem waarbij productiemiddelen in private handelen zijn en ingezet worden om winst te maken op een min of meer vrije markt door middel van productie, distributie en verkoop van goederen. Theoretisch kader ontstond in de context van de Industrile revolutie. Door het ontstaan van lange afstandhandel kon er een internationale arbeidsverdeling ontstaan in (massaconsumptie)goederen. Economische eenheid en politieke diversiteit worden als gunstig gezien voor het kapitalisme. Industrile revolutie: midden 19e eeuw begonnen proces van industrialisering en modernisering in Engeland. Nieuwe technologische mogelijkheden, verbeterde landbouwtechnieken, demografische veranderingen, toename van de handel, aanwezigheid van arbeidskapitaal, grootgrondbezit, en geest van de vooruitgang (Mill, Smith etc.) waren elementen die elkaar over en weer benvloeden en voor een revolutie zorgden in de manier 8 Daniel Hogendoorn Internationale Betrekkingen

Begrippenlijst tentamen deel I

JACKSON/SORENSEN, VAN DER PIJL, HC

waarop de samenleving in elkaar zat. Er kwam een nieuwe klasseverdeling met de arbeidersklasse als nieuw fenomeen. Proces van urbanisatie kwam goed op gang. Internationale arbeidsdeling: Absolutisme: autocratie. Alleenheerschappij. De beheersconceptie dat het huidige gezag het absolute recht heeft, soms door op goddelijk mandaat te wijzen. Passieve revolutie: revolutie van bovenaf. Zie boven bij v/d pijl. Sterke staat: Empirical statehood is hoog. Civil society (maatschappelijk middenveld) is grootMaar ook: hoe groot is de ruimte die een staat zijn ondernemers biedt? In welke mate kan de staat (publieke) financiele middelen mobiliseren? Hoe groot is de (eventueel militaire) macht van de staat om de concurrentiekracht van andere landen te benvloeden? Hoe groot is de effectieve bureaucratie? Maar bovenal: hoe reflecteren de politieke mechanismen van beheersing de belangen van de bezittende en producerende klassen (politics of class struggle)? Colbertisme: Vorm van mercantilisme waarbij de staat een belangrijke rol speelt in de economie. De interventie in de markt is groot: Importen worden beperkt. Overheidsbedrijven worden opgericht en nieuwe technologie wordt uit het buitenland gekopieerd, gemporteerd en gencorporeerd. De productie wordt gereguleerd en onder toezicht geplaatst. Nationalisme: politieke ideologie die de natie centraal stelt voor het menselijk leven en belangrijker dient te zijn dan andere sociale en politieke principes. Vanuit dit punt redeneren nationalisten dat elke natie (volk) het recht hebben op een eigen staat en dat de grenzen van de staat dienen samen te vallen met die van de natie. Een nogal succesvolle ideologie: vrijwel de hele wereld is verdeeld in natiestaten. Kan door slaan in verheerlijking van de staat. Sociaal imperialisme: het doormiddel van nationalisme inzetten van de volksmassas als wapen in de imperialistische strijd. Zo kan het creren van een vijandbeeld er voor zorgen dat de legitimiteit om ingrepen in de binnenlandse politiek te doen groeit. Bankschroefmodel (Zwickmhle): Duitsland (en europa) als centrale macht bekneld door de opkomende machten aan west en oostzijde: de Verenigde staten en het tsaristische Rusland. Angst om kapot te worden gedrukt. Fordisme: De productiviteit moest omhoog en de lopende band bracht verlossing. De lonen konden omhoog en het bedrijfsleven en de overheid traden veelvuldig in overleg. De keynesiaanse politiek bracht met zich mee dat de overheid de economie de ruimte liet, maar de lacunes aanvulde en bij een tekortschieten de touwtjes in handen nam. De orientatie is internationaal: open door. De beheersconceptie is corporate liberalism. Progressive movement. Keynes. Taylorisme: iedereen onderdeel van een groter product. Arbeidsverdeling on steroids: Modern Times (1936, Charles Chaplin) Corporate liberalism: Smith abroad (Internationale vrijhandel, sterkere handelsvervlechting Europa en VS, liberalisme) Keynes at home (overheid steeds centraler in economisch proces, corporate). Zie ook boven bij v/d Pijl.

9 Daniel Hogendoorn Internationale Betrekkingen

Begrippenlijst tentamen deel I

JACKSON/SORENSEN, VAN DER PIJL, HC

Neoliberalisme: vooruitgang en samenwerking (maar zonder het oude idealisme) via instituties en interdependentie. Het internationale economische verkeer zorgt voor afkalving van het realistische statensysteem en helpt het op weg naar een vreedzaam samenleven van liberale democratien. Bestaat uit: sociologisch liberalisme, interdependentie liberalisme, institutioneel liberalisme, en republikeins liberalisme. Idealisme: We kunnen de werkelijkheid niet zien los van ons denken er over. Ze bestaat slechts als constellatie van ideen en percepties. Vb voor IB: ook vijandschap en oorlogsverklaringen zijn ideen. Als we besluiten dat de werkelijkheid anders is, dan is ook het vijandschap weg, en ligt de oorlogsverklaring in de open haard. In IB wordt het idealisme dominant geacht in de periode 1919-1939 en hangt dus samen met Wilson en Briand-Kellogg pakt. Realisme: Goed onderscheiden: filosofische versus IB-benadering! Realisme in de filosofie: Er is een werkelijkheid onafhankelijk en buiten ons denken. Wat we weten is hooguit een benadering van de werkelijkheid. Realisten houden van de waarheid, ook als hij stinkt en hebben het idee dat de waarheid toch het best via de kritische geest te kennen valt. Plato (grot) Popper, Ayer. In IB is het Realisme vooral dominant in de periode 1939-1960. Zero sum game: concept uit de speltheorie. Het beschrijft de situatie waarin winst en verlies van de deelnemers exact tegen elkaar uit zijn gebalanceert. De n zijn brood is de ander zijn dood. Het heet zero-sum omdat het totaal aan winst tegen het totaal aan verlies kan worden weggestreept en je dus niets over houdt. Met andere woorden: de taart wordt nooit groter, er is geen groei mogelijk van de economie. > Mercantilisme. Behaviorisme: zie boven Post-behaviorisme: Mengvorm politieke theorie en positivistische wetenschappelijke aanpak behavioralisten. Er is niet echt een motto of crede: het is interdisciplinair en veel te gespecialiseerd om echt van een beweging, laat staan sluitende definitie te spreken. Post-positivisme: Karl Popper/John Dewey/Feyerabend. De metatheoretische opvolger van/reactie op het positivisme. Accepteert een hoop van de kritiek op het positivisme, maar wil ook wat misverstanden over het positivisme uit de wereld halen. Menselijke kennis niet gebaseerd op onveranderlijke, keiharde fundamenten. Het is een kwestie van conjectuur, we moeten maar aannemen dat het zo is (want we moeten toch iets?), maar we kunnen het niet zeker weten en moeten ook niet bang zijn om in het licht van nieuwe kennis onze standpunten aan te passen of te verwerpen. We zijn dus gedwongen om te interpreteren. Popper is nog iemand die dicht bij het empirisme ligt, Feyerabend zit aan de andere kant van het postpositieve spectrum (Anything goes). Postmodernisme. Sociaalconstructivisme. Histoire Probleme: Verleden kan niet uit het heden verklaard worden. Gelaagdheid van de tijd: Tijd heeft verschillende snelheden, afhankelijk van het niveau en het gebied waarop je inzoomt. Zo is een seconde een eeuwigheid op atomair niveau, maar te verwaarlozen op een mensenleven. Neorealisme: Binnen de internationale anarchie is er toch sprake van een systeem dat de handelingen van de afzonderlijke staten bepaald. Er wordt rationeel gestreefd naar machtsmaximalisering op het niveau van staten. 10 Daniel Hogendoorn Internationale Betrekkingen

Begrippenlijst tentamen deel I

JACKSON/SORENSEN, VAN DER PIJL, HC

Problem-solving theorie: Het neo-realisme biedt niets. Er wordt niet gekeken naar de toekomst, wat men toch zou moeten doen. Unilateralisme (buitenlands beleid VS): Een buitenlandbeleid dat de politieke doelen wil bereiken door eenzijdige acties (dus zonder overleg met het buitenland). Het is het antoniem van multilateralisme. Hoewel Bush jr. vaak op zoek is naar coalities valt er wat voor te zeggen dat hij zijn eigen koers vaart. Multilateralisme (idem): Verschillende landen die samen werken aan politieke doeleinden. De VS onder Clinton en Bush sr. Isolationisme (idem): Het niet interveniren in het buitenland. Thomas Paine. De VS hebben een lange geschiedenis met het isolationisme. Het rationele besluitvormingsmodel: De overheid heeft overzicht over zowel het binnenlandse als internationale speelveld en knows whats best. Helaas lijken ook staten, zeker wanneer onder druk, niet altijd de best bedenkbare handelingen te verrichten. Bureaucratic Politics model: Binnen de overheid zijn er verschillende groeperingen die verschillende belangen kunnen hebben zodat er geen eenvormig buitenlandbeleid is. Om overzicht te krijgen in het buitenlandbeleid moet men dus de interne institutionele situatie kennen. de comparative politics benadering: Beleid hangt af van verschillende factoren. Een systeem met een open economie reageert zus, gesloten z. Geografische ligging, grootte et cetera. Invloedssferenpolitiek: Realistische notie. Een invloedssfeer is de regio waarover een staat indirecte culturele, economische, militaire of politieke dominantie heeft. Het scherp in de gaten houden van de eigen invloedssfeer en die van andere machten en het bijvoorbeeld beperken van gunstige maatregelen zoals de vrijhandel tot binnen de eigen invloedsfeer of het plaatsen van militaire basissen aan de randen (zoals de VS doen in Polen en Tsjechie) zijn dan politieke middelen. Containment of rollback-politiek? Intergouvernementele Organisaties (IGOs): Organisatie waarbij soevereine staten of andere IGOs, samenwerken en op basis van unanimiteit (meestal: EU niet), beslissingen nemen. Ze bestaan om op internationaal niveau doelen na te streven door samenwerking. Worden verdeeld in universele (VN) en regionale, general purpose (VN) en Issue-specific IGOs.

11 Daniel Hogendoorn Internationale Betrekkingen