Bedienings- en servicehandleiding Viesmann · 2016-07-19 · Monstername van water en stoom ... *1...

48
Bedienings- en servicehandleiding voor de vakman Viesmann Vitomax HS type M73B type M75B Hogedrukstoomketel VITOMAX HS 5775 278 NL 9/2015 Bewaren a.u.b.!

Transcript of Bedienings- en servicehandleiding Viesmann · 2016-07-19 · Monstername van water en stoom ... *1...

Bedienings- en servicehandleidingvoor de vakman

Viesmann

Vitomax HStype M73Btype M75B

Hogedrukstoomketel

VITOMAX HS

5775 278 NL 9/2015 Bewaren a.u.b.!

2

Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurigop ter voorkoming van lichamelijk letsel enmateriële schade.

Toelichting bij veiligheidsvoorschriften

GevaarDit teken waarschuwt voor persoonlijk letsel.

! OpgeletDit teken waarschuwt voor materiële schade enschade aan het milieu.

OpmerkingGegevens met het woord "Opmerking" bevatten aan-vullende informatie.

Doelgroep

Deze handleiding is uitsluitend bedoeld voor erkendeinstallateurs.■ Werkzaamheden aan gasinstallaties mogen alleen

door erkende en bevoegde installateurs worden uit-gevoerd.

■ Elektrische werkzaamheden mogen alleen door elek-tromonteurs worden uitgevoerd.

■ De eerste ingebruikneming moet door geïnstrueerden vakkundig personeel worden uitgevoerd op basisvan de bedienings- en servicehandleiding vanViessmann.

In aanmerking te nemen voorschriften

■ richtlijn inzake drukapparatuur■ bedrijfsveiligheidsverordening en aanvullende TRBS

(D)■ nationale veiligheidsbepalingen van de installatie-

plaats■ nationale installatievoorschriften■ de ARBO voorschriften,■ de wettelijke milieuvoorschriften.

Veiligheidsinstructies voor werkzaamheden aan deinstallatie

Werkzaamheden aan de installatie

■ Brandstofafsluitkraan sluiten en tegen onbedoeldopenen beveiligen.

■ Installatie spanningsvrij schakelen (bijvoorbeeld metde afzonderlijke zekering of een hoofdschakelaar) enop aanwezige spanning controleren.

■ Installatie tegen opnieuw inschakelen beveiligen.

GevaarHete oppervlakken kunnen brandwonden ver-oorzaken. Hete oppervlakken niet aanraken,bijv. ■ stoomleidingen,■ warmwaterleidingen,■ reinigingsopeningen en afsluitingen aan kete-

linstallaties,■ keteldeuren en daarachter liggende onderde-

len.Denk om uw veiligheid, evt. geschikte bescher-mende kleding dragen.

! OpgeletDoor elektrostatische ontlading kunnen elektro-nische modules worden beschadigd.Voor de werkzaamheden geaarde objecten, bijv.verwarmings- of waterbuizen, aanraken om destatische lading af te leiden.

Reparatiewerkzaamheden

! OpgeletDe reparatie van onderdelen met een veilig-heidstechnische functie brengt de veilige wer-king van de installatie in gevaar.Defecte onderdelen moeten door origineleonderdelen van Viessmann worden vervangen.

Extra componenten, reserveonderdelen en slijtage-gevoelige onderdelen

! OpgeletReserveonderdelen en slijtagegevoelige onder-delen die niet met de installatie zijn getest, kun-nen de werking nadelig beïnvloeden. De mon-tage van componenten die niet zijn toegestaan,evenals wijziging en ombouw zonder toestem-ming, kunnen de veilige werking nadelig beïn-vloeden en de garantie beperken.Bij vervanging uitsluitend originele onderdelenvan Viessmann of door Viessmann goedge-keurde onderdelen gebruiken.

Veiligheidsvoorschriften

Veiligheidsinstructies

5775

278

NL

3

Veiligheidsinstructies voor de werking van deinstallatie

Wat te doen bij olielekkage en een gaslucht

GevaarOntsnappende brandstof kan explosies veroor-zaken met zeer ernstige verwondingen alsgevolg.■ Niet roken! Vermijd open vuur en vonkvor-

ming. Druk nooit op schakelaars van verlich-ting en elektrische toestellen.

■ Sluit de snelsluitende brandstofklep en debrandstofafsluitkraan.

■ Ontlucht en verlucht het ketelhuis.■ Personen verwijderen uit de gevarenzone.■ Gas en elektriciteitsbedrijf van buiten het

gebouw informeren.■ Stroomvoorziening naar het gebouw vanaf

een veilige plaats (buiten het gebouw) latenonderbreken.

Wat te doen bij een rookgasgeur

GevaarRookgas kan levensbedreigende vergiftigingveroorzaken.■ Installatie buiten bedrijf stellen.■ Installatieplaats ventileren.

Afvoer van warm water

! OpgeletHet slib- en zouthoudend afval van ketelinstalla-ties kan temperaturen van 100 °C en meerbereiken.De installatie zodanig opstellen dat dit waterwordt gekoeld tot een temperatuur van < 35 °Cvoordat het in het riool komt. Eventueel overleg-gen met het lokale waterschap of de desbetref-fende gemeentelijke autoriteiten.

Afvoer van optredend condensaat aan rookgas-zijde

! OpgeletBij het starten van de ketelinstallatie resp. onderbepaalde bedrijfsomstandigheden kan er con-densvorming in de rookgasafzuigkanalen, in derookgasverzamelkast en de erachter geplaatsterookgasleidingen, inclusief schoorsteen, optre-den.De installateur van de installatie moet passendeinrichtingen aanbrengen om dit condensaatgevaarloos af te voeren.

Afhankelijk van de nationale wetgeving moet optre-dend condensaat worden geneutraliseerd. In dit gevalmoet u overleggen met de verantwoordelijke waterau-toriteiten of de desbetreffende nationale keuringsin-stanties.

Algemene aanwijzingen

Ketel bij veiligheidsrelevante schade onmiddellijkbuiten werking stellen.De veiligheidstechnische aanwijzingen naleven.Bij schade mag u voorafgaand aan het onderzoek deontstane toestand niet veranderen, behalve om perso-nen te redden of verdere schade te vermijden.Het ketelhuis mag enkel door bevoegd personeel wor-den betreden. Ketelhuis schoon houden. Geen voor-werpen opslaan. Uitgangen vrijhouden. Ketelhuis enonderdelen van de installatie niet gebruiken als droog-plaats.

Het bedieningspersoneel moet het volgende protocol-leren:■ instelwaarden■ afgelezen waarden■ storingen■ vervanging van reserveonderdelen■ reparaties

Defecten moeten onmiddellijk vakkundig worden ver-holpen, bijv. ■ opvallende plekken aan lasnaden,■ lekken,■ hevige corrosie,■ foutieve indicaties op instrumenten,■ geluid in de ketel.

Fouten en gebreken die niet zelf kunnen worden ver-holpen, moet u aan de fabrikant melden. Ketelonder-delen en regelinrichtingen tegen regen, lekwater envrijkomende stoom beschermen.

Veiligheidsvoorschriften

Veiligheidsinstructies (vervolg)

5775

278

NL

4

1. Informatie Symbolen ............................................................................................... 5Let op ..................................................................................................... 5Gebruik conform de regelgeving ............................................................ 5

2. Bedieningsinstructies Instructies voor gebruik .......................................................................... 7■ Eerste inbedrijfstelling ........................................................................ 7■ Installaties met werkingstemperaturen > 110 °C ................................ 7

3. Functies Functies ................................................................................................. 8■ Beschrijving van geselecteerde componenten van een stoomopwek-

kingsinstallatie .................................................................................... 9■ Niveau-elektroden qP tot qW ............................................................... 9■ Veiligheidsklep wP ............................................................................... 10■ Afsluitklep ontluchting wQ (optioneel) .................................................. 10■ Afsluitklep stoom wW ........................................................................... 10■ Slibafvoer wT en wZ ............................................................................ 11■ Ontziltingsinstallatie wU en wI ............................................................ 11■ Waterniveaumeter rP ......................................................................... 11■ Drukcontrole-inrichtingrQ tot rR ......................................................... 12■ Monsterkoeler rZ ................................................................................ 13

4. Buitenbedrijfstelling enconservering

Buitenbedrijfstelling en conservering ..................................................... 14■ Buitenbedrijfstelling ............................................................................ 14■ Kortstondige onderbreking van de werking ≤ 3 dagen ....................... 14■ Langere onderbreking van de werking > 3 dagen .............................. 15■ Behandeling van de waterzijde ........................................................... 15■ Behandeling van de rookgaszijde ....................................................... 16Onderhoudsinstructies ........................................................................... 17■ Verhoogde rookgastemperatuur verhinderen ..................................... 17

5. Waterkwaliteit Richtwaarden voor de waterkwaliteit ..................................................... 18Waterkwaliteit van stoomketelinstallaties - stoomketel .......................... 18■ Conditionering .................................................................................... 20■ Monstername van water en stoom ..................................................... 22■ Monsteranalyse .................................................................................. 22

6. Installatie en inbedrijfstel-ling

Voorbereiding en installatie .................................................................... 24Advies voor de inbedrijfstelling van een stoomketelinstallatie ............... 25■ Eerste inbedrijfstelling ........................................................................ 25■ Inbedrijfstelling na ketelstilstand ......................................................... 27

7. Gebruik en werking Advies voor de bewaking van een stoomketelinstallatie ....................... 29

8. Onderhoud en inspectie Onderhoud ............................................................................................. 30Inspectie ................................................................................................ 30

9. Eerste inbedrijfstelling,inspectie, onderhoud

Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud .................... 31

10. Slijtagegevoelige onderde-len

Slijtagegevoelige onderdelen en pakkingen .......................................... 41■ Bestelfiches ........................................................................................ 41

11. Bijlage Advies voor bediening, onderhoud, controle volgens DIN EN 12953-6 43■ Checklist voor ketelinstallatie (stoom- en heetwaterketel) .................. 43

12. Protocollen Protocol voor eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud .............. 45

13. Index ................................................................................................................ 46

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

5775

278

NL

5

Symbool BetekenisVerwijzing naar ander document met bijko-mende informatie

1. Stap in afbeeldingen:de nummering komt overeen met de volg-orde van de stappen.

Waarschuwing voor materiële schade enschade aan het milieu Bereik onder spanning Goed voor opletten. ■ Onderdeel moet hoorbaar inklikken.

of■ Akoestisch signaal■ Nieuw onderdeel plaatsen.

of■ In combinatie met gereedschap: Opper-

vlakte reinigen.Onderdeel deskundig als afval verwijderen. Onderdeel bij geschikt verzamelpunt afge-ven. Onderdeel niet met het huisvuil mee-geven.

De werkwijze voor eerste inbedrijfstelling, inspectie enonderhoud zijn in het hoofdstuk ”Eerste inbedrijfstel-ling, inspectie en onderhoud” samengevat en als volgtaangeduid:

Symbool Betekenisbij de eerste inbedrijfstelling vereiste han-delingenniet vereist bij eerste inbedrijfstelling

bij de inspectie vereiste handelingen

niet vereist bij inspectie

bij onderhoud vereiste handelingen

niet vereist bij onderhoud

Let op

Alle afbeeldingen in dit drukwerk zijn schematischeweergaven.

Gebruik conform de regelgeving

Het toestel mag volgens de regelgeving enkel geïnstal-leerd en gebruikt worden in gesloten verwarmingssys-temen conform EN 12953 en EN 14394, rekening hou-dend met de bijbehorende montage-, service- engebruiksaanwijzingen en met de gegevens in hetgegevensblad. Het is uitsluitend bedoeld voor destoomopwekking en verwarming van water volgensEN 12953 en AGFW-toelichtingenblad FW510(VdTÜV-toelichtingenblad TCh 1466).

Het gebruik in bedrijven of industrie voor een anderdoel als voor de stoomopwekking resp. verwarmingvan water geldt als niet volgens de voorschriften.

Ieder ander gebruik is niet volgens de voorschriften.Daaruit voortvloeiende schade valt niet onder de aan-sprakelijkheid.

Ieder ander gebruik moet door de fabrikant per gevalworden goedgekeurd.

Informatie

Symbolen57

75 2

78 N

L

Info

rmat

ie

6

Gebruik van het toestel volgens de regelgeving impli-ceert dat een stationaire installatie in combinatie metvoor het gebruik toegelaten componenten werd uitge-voerd.

Tot het reglementaire gebruik behoort ook de nalevingvan de onderhouds- en testintervallen.

Informatie

Gebruik conform de regelgeving (vervolg)

5775

278

NL

Info

rmat

ie

7

Eerste inbedrijfstelling

De eerste inbedrijfstelling moet door geïnstrueerd envakkundig personeel worden uitgevoerd op basis vande bedienings- en servicehandleiding van Viessmann.Er moet een bevoegde deskundige aanwezig zijn.De instelwaarden moeten genoteerd worden.

Het meetprotocol moet ondertekend worden door:■ de installateur van de installatie,■ de officiële deskundige,■ de installatiebeheerder.

De eerste inbedrijfstelling (zie pagina 25) moet bin-nen 4 weken aan de erkende schoorsteenveger wor-den gemeld.

Aanbevolen werkingsomstandigheden■ Ketelwerking niet onderbreken, ook niet bij tijdelijk

ontbrekende warmteafname.■ De voorgeschreven werkingsdruk steeds naleven.■ Door de aanbevolen werkingsomstandigheden te

respecteren, spaart u de ketelinstallatie.

Voor installaties met meerdere ketels met con-stante reserveketel geldt:Een bedrijfsomschakeling slechts na een langere peri-ode uitvoeren, bijv. bij de jaarlijks vereiste revisie vande hele installatie.

Installaties met werkingstemperaturen > 110 °C

Ketelinstallaties van categorie IV conform richtlijn inzake drukapparatuur 97/23/EG

Voorwaarde voor eerste inbedrijfstelling■ De plaatsing van de installatie is goedgekeurd door

de autoriteiten.■ Een officiële deskundige heeft de installatie gekeurd.

Voorwaarde inzake personeel■ De installatie mag enkel worden gebruikt, gecontro-

leerd en onderhouden worden door bevoegd perso-neel.

Voorwaarde voor werking zonder continu toezicht■ De ketelinstallatie is uitgerust volgens EN 12953-6.■ Hiervoor is een goedkeuring van de autoriteiten

voorhanden.

Werking van de installatie controleren

GevaarOppervlakken van stoom- en warmwateropwek-kers en andere installatieonderdelen kunnenheet worden. Gevaar voor letsels!Tijdens de werking deze onderdelen enkel metbescherming aanraken.

De omvang van de controle moet conform EN 12953-6worden genoteerd.

Bedieningsinstructies

Instructies voor gebruik57

75 2

78 N

L

Bed

ieni

ng

8

Installatietekening

AZ

OC

rR

1

rZ

Z

AO

C

6 2 wTwZ

rT

4

3wP

wUwI

wWwQqQqW

rE

qPqW

rW rQ

rR

qT

wR

wE

rP

Afb. 1 Volgens CE toegelaten ketel met door deinstallateur te monteren accessoires. Order-specifieke afwijkingen van de leveringsom-vang zijn mogelijk.

1 Ketelbedieningsbordes met ladder (optioneel)2 Schakelkast (zie aparte documentatie)3 Geïntegreerde ECO*1 (afhankelijk van het ketel-

type) (optioneel)4 Verbindingsleiding ECO - ketel (optioneel)6 BranderqP Niveau-elektrode (WR: waterniveauregelaar)qQ Niveau-elektrode (HW: hoogste waterpeil)qW Niveau-elektrode (NW: laagste waterpeil)qT GeleidbaarheidselektrodewP Veiligheidsklep*2

wQ Afsluitklep ontluchting (optioneel)wW Afsluitklep stoom

wE Afsluitklep voedingswaterwR Terugslagklep voedingswaterwT Afsluitklep slibwZ SlibafvoerklepwU Afsluitklep ontzoutingwI OntzoutingsregelkleprP Waterniveaumeter*2

rQ ManometerrW MaximumdrukbegrenzerrE DrukomvormerrR Doorgangsafsluitklep met kap (optioneel)rT Temperatuurindicatie voor voedingswaterrZ Monsterkoeler

OpmerkingWeergave van de armaturenstang geldt voor de modu-lerende werking. Voor getrapte werking in plaats vande drukmeetomvormer het vereiste aantal pressosta-ten voorzien.

*1 ECO - Economiser*2 Aantal kan per land verschillen.

Functies

Functies

5775

278

NL

Func

ties

9

Beschrijving van geselecteerde componenten van een stoomopwekkingsinstallatie

Gedetailleerde informatieDocumentatie van de fabrikant van de afzonder-lijke componenten

Niveau-elektroden qP tot qW

Niveaucontrole steeds modulerend qP

Niveau-elektrode voor continu en lastafhankelijk vullenvan de stoomketel.

Functie Werkwijze BedieningsinstructiesContinue waterniveauregeling, bestaande uit:■ Niveau-elektrode■ Niveauregelaar

Waterniveau wijkt af vangewenste waarde.

Regelaar geeft impuls aan de re-gelklep voor voedingswater ofaan de toerentalgeregelde pomp.

Continue regeling van het ketelwaterniveau viaregelklep voor voedingswater of toerentalgere-gelde pomp.

Stoomketel wordt continu en las-tafhankelijk gevuld.

Tab. 1

Niveaubewaking hoogste waterniveau (HW-elektrode qQ)

Niveau-elektrode voor beveiliging tegen overmatig vul-len

Functie Bedrijfstoestand BedieningsinstructiesAutomatisch werken-de beveiliging tegenovermatig vullen, be-staande uit:■ Niveau-elektrode■ Analysetoestel

Normaalwaterpeil

Elektrode duikt niet in het geleidende ketelwater en registreerteen hoge weerstand.Werking van de voedingswaterpomp vrijgegeven.Voedingswaterpomp werkt.Stoomketel wordt continu en lastafhankelijk gevuld.

Hoogwaterpeil

Elektrode duikt in het geleidend ketelwater en registreert eengeringe weerstand.Voedingswaterpomp wordt via het pomprelais uitgeschakeld.Voedingswatertoevoer naar de stoomketel onderbroken.

Het niveau daalt weer Voedingswaterpomp schakelt in volgens behoefte.Tab. 2

OpmerkingRekening houden met de nationale voorschriften.

Functies

Functies (vervolg)

5775

278

NL

Func

ties

10

Niveaubewaking laagste waterniveau (NW-elektrode/Low Water Level LWL qW)

Niveau-elektrode voor beveiliging tegen watergebrek

Functie Bedrijfstoestand BedieningsinstructiesAutomatisch werken-de beveiliging tegenwatergebrek, be-staande uit:■ 2 niveau-elektrodes■ Analysetoestellen

Normaalwaterpeil

Branderwerking is vrijgegeven.Veiligheidscircuit is gesloten.Elektrode duikt in het geleidende ketelwater en registreert eenlage weerstand.

Te laagwaterpeil

Elektrode duikt niet in het geleidende ketelwater en registreerteen hoge weerstand.Veiligheidscircuit en branderwerking permanent onderbroken.

Minimale ketelwaterin-houd bereikt

Veiligheidscircuit weer vrijgeven.Branderblokkering is opgeheven.

Tab. 3

Veiligheidsklep wP

Functie■ Fysische beveiliging van de stoomketel tegen druk

boven de toegestane werkingsdruk PS.■ Aanspreekdruk klep = toegestane werkingsdruk

stoomketel

■ Afblaascapaciteit klep ≥ maximale stoomproductie(stoomketel)

■ Maximale drukstijging tot volledig openen van de SIV(bij maximale afblaascapaciteit) = PS + 10 %

■ Sluitdruk is bij PS - 10 %

Test/controle BedieningsinstructiesBedrijfscontrole in regelmatige intervallen of conform nationaal voor-schrift

Hendel kort beluchten - hendel niet vrijloslaten (zie bedieningshandleiding vande fabrikant).

Regelmatige controle door geconcessioneerde firma of teststand Loodjes niet verwijderen.Tab. 4

Afsluitklep ontluchting wQ (optioneel)

Functie Bediening BedieningsinstructiesOntluchting van de stoomketel bij hetvullen of na het opnieuw starten vande installatie in drukloze toestand

Klep tijdens verwarmingopenen. Van zodra stoomontsnapt, weer sluiten.

Hete lucht/stoom zonder gevaar afvoeren.

Tab. 5

GevaarHete lucht/stoom kan zware brandwonden ver-oorzaken.Hete lucht/stoom zonder gevaar afvoeren.Rekening houden met de veiligheidsvoorschrif-ten.

Afsluitklep stoom wW

Functie Bediening BedieningsinstructiesHoofdafsluiter van de stoomketelnaar de stoomvoorziening

Stoomvrijgave of schuiversvan de stoomketel

Langzaam openen om stoomslag te ver-mijden.

Tab. 6

Functies

Functies (vervolg)

5775

278

NL

Func

ties

11

Slibafvoer wT en wZ

Functie■ Periodiek verwijderen van afzettingen uit de ketel

Werkwijze BedieningsinstructiesRegelmatige, automatische slibafvoervia programma-automaat.

Programmaschakelaar opent via de regelklep van de slibafvoerklep. Laateven ketelwater af. Door de ontstane zuigkracht wordt slib uit de stoom-ketel verwijderd. Handmatige ingreep op ieder moment mogelijk.

Regelmatig manuele slibafvoer. Re-kening houden met de nationalevoorschriften.

Veiligheidshendel slibafvoerklep naar de zijkant draaien.Bedieningshendel slibafvoerklep gedurende twee tot drie seconden naarbeneden drukken.

Tab. 7

GevaarAls de hendel terugslaat, is er gevaar voor ver-wondingen.Hendel niet vrij loslaten.

Ontziltingsinstallatie wU en wI

Functie■ Continue meting en regulering van het zoutgehalte

door temperatuurgecompenseerde geleidbaarheids-elektrode

■ Ontzilting via de ontziltingsklep■ Klep werkt binnen de voorgeschreven grenzen

Werkwijze BedrijfstoestandGeleidbaar-heid

daalt Debiet wordt gereduceerd.overstijgt de ingestelde gewenstewaarde

Klep wordt verder geopend.

overschrijdt maximumwaarde Veiligheidscircuit wordt onderbroken.Branderwerking wordt onderbroken.

Tab. 8

Waterniveaumeter rP

Functie■ Optische en directe weergave van het waterniveau

Werkwijze BedieningsinstructiesOptische controle van het waterniveau Klep stoom- en waterzijde: Afsluiting is ”OPEN”.

Spoelklep: Afsluiting is ”DICHT”.Bij afwezigheid van het bedieningspersoneel Klep ”GESLOTEN” houden.

Functies

Functies (vervolg)

5775

278

NL

Func

ties

12

Werkwijze BedieningsinstructiesRegelmatige controle van de werking. Rekening hou-den met de nationale voorschriften.

■ Klep aan water- en stoomzijde aansluiten.■ Spoelklep openen, aftappen en dichtheid van de klep-

pen controleren.■ Klep aan waterzijde openen; let op uitblaasgeluiden.■ Klep aan waterzijde sluiten.■ Klep aan stoomzijde openen; let op uitblaasgeluiden.■ Klep aan stoomzijde open laten.■ Spoelklep sluiten.■ Klep aan waterzijde openen.

Waterkolom stijgt snel naar het juiste niveau. Controleren of er een verstopping is als de waterkolomlangzaam stijgt.

Tab. 9

Drukcontrole-inrichtingrQ tot rR

Drukcontrole-inrichting via armaturenstang direct metstoomketel verbonden.

Onderdeel Functie Bedieningsinstructies■ Manometer rQ Indicatie werkdruk Regelmatige controle van de werking. Rekening hou-

den met de nationale voorschriften.■ Drukbegrenzer rW Als maximale druk wordt

overschreden: zekering vande stoomketel tegen over-druk

Controle met geijkte testmanometer uitsluitend door ge-concessioneerde firma of teststandVeiligheidscircuit is door openen van een contact in dedrukbegrenzer onderbroken.Branderwerking wordt onderbroken.■ Veiligheidscircuit door toets in de schakelkast en aan

de drukbegrenzer weer ontgrendelen.■ Keteldruk via ontluchtings- of hoofdstoomklep vermin-

deren: ca. 1 bar onder het schakelpunt van de max.drukbegrenzer

■ Max. drukbegrenzer ontgrendelen.■ Brander start opnieuw.

■ Drukmeetomvormer rE Lastafhankelijke reguleringvan de ketelstookinstallatieals functie van de bedrijfs-druk

■ Doorgangsafsluitklepmet kap rR

Maakt vervanging defecteonderdelen mogelijk

Uitsluitend door gespecialiseerde firma

Tab. 10

Functies

Functies (vervolg)

5775

278

NL

Func

ties

13

Monsterkoeler rZ

Functie BedieningsinstructiesAfname van watermon-sters voor vergelijkendemeting

De volgende waarden meten en in het logboek documenteren:■ pH-waarde■ Resthardheid■ p-waarde (waarde voor vaststelling van de vrije alkaliteit)■ m-waarde (waarde voor vaststelling van de totale alkaliteit)■ Fosfaat■ Sulfiet

Bovendien overige waarden volgens nationale voorschriften meten en documente-ren.

Tab. 11

Functies

Functies (vervolg)

5775

278

NL

Func

ties

14

Buitenbedrijfstelling

Buitenbedrijfstelling betekent het uitschakelen van deinstallatie via de contactschakelaar op de schakelkast.De duur van de buitenbedrijfstelling bepaalt ook demaatregelen voor conservering, die zijn beschreven indit hoofdstuk.Een kortstondige buitenbedrijfstelling is afgeraden,aangezien iedere opstartprocedure extra belastingenvoor de ketel met zich meebrengt. Ook voor een peri-ode van maximaal 72 uur, bijv. tijdens het weekend,moet de ketel in bedrijf blijven.Wanneer een drukverlaging via een extra drukregelaarvoorhanden is respectievelijk via de PLC mogelijk is,kan de ketel met max. 2 bar onder de werkingsdrukworden gebruikt. Uitsluitend de stoomklep na uitgangvan de thermische waterbehandeling (TWA) moet wor-den gesloten.

OpmerkingDe TWA en de ketel moeten bij kortstondige buitenbe-drijfstelling onder druk worden gehouden.

Handelingen voor het buiten bedrijf stellen

1. De verbranding buiten bedrijf stellen en de brand-stofklep sluiten.

2. Ketel tot aan het regelwaterniveau voeden.3. Stoom- en voedingswaterklep sluiten (zie opmerking

over TWA).4. Contactschakelaar in de schakelkast op ”UIT” zet-

ten.

Soort conservering EffectNatte conservering Zuurstof wordt uit de buurt van de ketelinstallatie gehoudenDroge conservering Het vochtniveau in de ketelinstallatie wordt laag gehoudenTab. 12

Reden van de conserveringAls er geen druk in de ketelinstallatie is, dreigt corrosiedoor stilstand. Conservering vermijdt deze corrosie.Oppervlakken aan rookgas- en waterzijde van ketelin-stallaties worden geconserveerd. Het soort conserve-ring is afhankelijk van het soort en de duur van deonderbreking.

OpmerkingAdvies vragen aan fabrikanten van chemicaliën overmethodes met andere dan de hier vermelde chemica-liën.

Basisvoorschrift:VdTÜV-toelichtingenblad TC 1465 ”De conserveringaan waterzijde van stoomketels”

Duur van de onderbreking■ ≤ 3 dagen

AdviesKetelinstallatie incl. alle aggregaten voor de ketel(thermische waterbehandeling enz.) onder druk hou-den.

■ > 3 dagenAdviesConserveringsmethode kiezen.

Kortstondige onderbreking van de werking ≤ 3 dagen

Behandeling van de waterzijde

■ Als ketels uitgeschakeld worden:1 uur voor het uitschakelen zuurstofbindmiddelaan het voedingswater toevoegen. (Dosering: 2- tot3-voudige van de normale doseerhoeveelheid)

■ Als ketels ingeschakeld blijven:ketelinstallatie op druk en temperatuur houden.

Conservering met ammoniak of stikstof.■ Beide conserveringsmethodes vereisen veel techni-

sche kennis.■ Voor gebruik overleggen met fabrikant van de chemi-

caliën.■ De installatiebeheerder moet installatiespecifieke

gebruiksaanwijzingen opstellen.

Behandeling van de rookgaszijde

■ Verwarmingsoppervlakken droog houden.■ Grote verontreinigingen binden vocht en moeten ver-

wijderd worden.

Buitenbedrijfstelling en conservering

Buitenbedrijfstelling en conservering

5775

278

NL

Bed

ieni

ng

15

Langere onderbreking van de werking > 3 dagen

Behandeling van de waterzijde

Droge conservering

OpmerkingGeen nieuwe inbedrijfstelling op korte termijn mogelijk.

Toepassingen:■ langdurige ketelstilstand■ Vorstgevaar*3

Toepassing:

1. ■ stoomketel aftappen■ Stoomketel met een hoog zoutgehalte in het

spoelwater (> 5000 S/cm) nogmaals aan water-zijde spoelen.

! OpgeletWanneer heet water in de riolering terecht-komt, leidt dat tot milieuschade.Water voordien tot < 35 °C afkoelen. Evt. inverzamelbakken opvangen.

2. Afsluitingen aan waterzijde openen. Onderdelenzoals ECO moeten afzonderlijk gedroogd worden.

3. Ketelinstallatie volledig drogen.

4. Droogmiddel (Silicagel) volgens informatie van defabrikant in de ketelinstallatie aanbrengen.

OpmerkingDirect contact tussen droogmiddel en ketelmateri-aal vermijden.

5. Ketelinstallatie sluiten.

6. Doeltreffendheid van het droogmiddel regelmatigcontroleren.

Natte conservering

Toepassing:

1. ketelinstallatie inclusief ECO (indien aanwezig) tothet hoogste punt met behandeld voedingswatervullen.

2. ■ Om zuurstofcorrosie zuurstofbindmiddel, te ver-mijden bijv. . natriumsulfiet volgens informatievan de fabrikant in het ketelwater mengen.

■ Zuurstofbindmiddel bij. door thermische ofmechanische circulatie grondig met het ketelwa-ter mengen.

3. Concentratie van het zuurstofbindmiddel regelma-tig, minstens maandelijks, controleren en evt. aan-vullen.

Conservering met natriumsulfiet

Toepassing:

1. natriumsulfiet in opgeloste vorm in de vollediggeleegde stoomketel via de voedingswaterpomptoevoegen.

OpmerkingTijdens conservering alle armaturen gesloten hou-den.

2. De stoomketel moet volledig worden gevuld. OokECO (indien aanwezig) vullen.

3. pH-waarde van 11 tot 12 instellen.

4. Conserveringsoplossing wekelijks laten circuleren.

Circulatie■ Het sulfietoverschot aanvankelijk vaker en dan min-

stens maandelijks controleren. Als het gehalte daalten de vastgelegde richtwaarden niet bereikt worden,nogmaals laten circuleren en evt. aanvullen.

■ Voor niet ontgast, koud bereid water geldt: telkens80 g (watervrij) of 160 g (gekristalliseerd) natriumsul-fiet per 1 m3 toevoegen.

*3 Zie hoofdstuk ”Gebruik van antivriesmiddelen in ketelinstallaties” in de ontwerphandleiding

Buitenbedrijfstelling en conservering

Buitenbedrijfstelling en conservering (vervolg)

5775

278

NL

Bed

ieni

ng

16

Overschot van natriumsulfietSoort vulwater voor stoomke-tel

Stilstandsduur Gehalte natriumsulfietNa2So3 in conserveringsop-

lossing

Extra aan natriumsulfietWatervrij Gekristalliseerd

mg/l g/m3 g/m3

Zoutarm, volledig ontzilt ofcondensaat

1 week 20 - 50 20 - 50 40 - 1001 maand 100 - 200 100 - 200 200 - 400

> 1 maand 200 - 500 200 - 500 500 - 1000Zouthoudend, bijv. onthardwater of ketelwater

1 week 40 - 100 40 - 100 80 - 100> 1 week 400 - 1000 400 - 1000 800 - 2000

Tab. 13

! OpgeletFilmvormende amines kunnen schade aan deketel veroorzaken.Geen filmvormende amines gebruiken!

Geldende voorschriften:■ voor het aftappen van conserveringsoplossingen:

rekening houden met de voorschriften inzake deafvoer van afvalwater in de riolering.

■ Voor het gebruik van conserveringsmiddelen:rekening houden met de werkvoorschriften en veilig-heidsbladen van de productfabrikant.

Conservering door fysisch-technische maatregelen

De hierna vermelde fysich-technische conserverings-methodes kunnen ook gebruikt worden:■ behoud van een stoomoverdruk in de stoom- of heet-

waterketel■ debietconservering van stoomketels

Delen van een installatie met meerdere ketels con-serverenGeselecteerde afzonderlijke ketels worden geconser-veerd door ketelwater uit de overige ketelinstallatieerdoor te laten stromen en deze zo op temperatuur tehouden.

Corrosiebescherming voor het volledige ketelli-chaamEen volledig gevuld ketellichaam wordt tegen corrosiebeschermd door het met stikstof, speciaal stikstof 5.0,op een druk van 0,1 tot 0,2 bar te houden.

! OpgeletVorst kan de ketel beschadigen.Geen natte conservering bij vorstgevaar!*3

AdviesDe maatregelen voor conservering aan waterzijde metde fabrikant van het conserveringsmiddel afstemmen.

Behandeling van de rookgaszijde

1. Verwarmingsoppervlakken aan rookgaszijde reini-gen. Waswater alkalisch houden bij pH 8 tot 9,voor ammoniak bij pH 10.

2. Verwarmingsvlakken aan rookgaszijde drogen(voor normale luchtdoorstroming zorgen).

3. Verluchtingsproces door ventilator met warme luchtversnellen. Evt. rookgas-afsluitkleppen openen envervolgens weer sluiten.

4. Conserveringsolie, bijv. grafiet of vernis, op wan-den van de vlampijp en rookgaspijpen sproeien ofmet borstel aanbrengen.

5. Keteldeur(en) open laten. Keteloppervlakken tij-dens de stilstandstijd droog houden.

6. Droogmiddel (silicagel) aanbrengen.

7. Droger met ventilator gebruiken.

*3 Zie hoofdstuk ”Gebruik van antivriesmiddelen in ketelinstallaties” in de ontwerphandleiding

Buitenbedrijfstelling en conservering

Buitenbedrijfstelling en conservering (vervolg)

5775

278

NL

Bed

ieni

ng

17

AdviesGeen droogconservering in gebieden met hogeluchtvochtigheid (tropen of aan de kust) omwille vande daar geldende bijzondere plaatsingsvoorwaarden.

Gedetailleerde informatie■ Bedrijfsvoorschrift voor conservering aan

water- en stookgaszijde■ Toelichtingenbladen van de VdTÜV nr. MB

TECH 1466 van 2014-01 en van de VGB nr.R116H van 2009

Onderhoudsinstructies

■ Enkel bevoegde firma's opdracht geven:– Viessmann Industrieservice– Andere gespecialiseerde firma's

■ Voorgeschreven onderhoudsintervallen (zie checklistin bijlage) naleven

AdviesEen onderhoud volgens de voorschriften draagt bij toteen storingsvrije, efficiënte en milieuvriendelijke wer-king van de ketelinstallatie.

Verhoogde rookgastemperatuur verhinderen

Een te hoge rookgastemperatuur veroorzaakt eenslechter rendement van de installatie.

Oorzaken van een hogere rookgastemperatuur:■ gewijzigde branderinstelling■ vuile ketelinstallatie

Maatregelen voor een vermindering:■ ketelinstallatie reinigen■ Brander volgens de voorschriften instellen

Bedieningshandleiding brander

AdviesTijdens de werking met een rookgasthermometer derookgastemperatuur van de installatie controleren.

Buitenbedrijfstelling en conservering

Buitenbedrijfstelling en conservering (vervolg)

5775

278

NL

Bed

ieni

ng

18

Voordelen door naleving van de richtwaarden(tabel 14 en 15)■ Langere levensduur van de ketel■ Minder kosten voor reparatie en onderhoud

Voordelen door gebruik van een chemische water-behandeling■ De voorgeschreven richtwaarden en watereigen-

schappen worden nageleefd■ Geen bijkomende corrosiebescherming vereist

– Als de installatie als corrosietechnisch geslotenwarmwater-verwarmingsinstallatie is uitgevoerd en

– als aan alle andere elementen uit hoofdstuk ”Richt-waarden voor de waterkwaliteit” is voldaan

AdviesChemische waterbehandeling in de ketelinstallatie toe-passen.Offerte van Viessmann aanvragen

OpmerkingOnze garantie is niet van toepassing als niet aan dehierna genoemde vereisten wordt voldaan. De garantiegeldt niet voor waterschade en schade als gevolg vanketelsteenvorming. Voorkomen van schade door ketel-steenvorming

Waterkwaliteit van stoomketelinstallaties - stoomketel

Onbehandeld water

Is in geleverde toestand meestal niet geschikt alsketelvoedingswater en moet behandeld worden. Hetsoort ketelvoedingswaterbehandeling wordt op dekwaliteit van het onbehandelde water afgestemd. Aan-gezien de waterkwaliteit kan veranderen, zijn regelma-tige controles vereist.

Toegevoegd water

In de watertoevoerleiding naar de ketelvoedingswater-behandeling moet een geschikte watermeter wordeningebouwd. Deze registreert de hoeveelheid toege-voegd water die aan het teruggevoerde condensaatwordt toegevoegd. Indirect wordt zo ook de weggeno-men hoeveelheid stoom gecontroleerd.

Condensaatretour

Condensaat indien mogelijk zonder verlies naar hetvoedingswaterreservoir terugleiden. Om aan de eisenvan het ketelvoedingswater (tabel 15) te voldoen,moet het condensaat evt. behandeld worden.

Waterbereidingsinstallatie

Afhankelijk van de kwaliteit van het onbehandeldewater en de hoeveelheid toegevoegd water moetenhet onbehandelde en toegevoegde water op de eisenvan het ketelwater (tabel 14 en 15) worden ingesteld.

Daartoe is de plaatsing van een geschikte chemischeen thermische waterbehandelingsinstallatie vereist.

AdviesOfferte voor een waterbehandelingsinstallatie vanViessmann opvragen.

In het voedingswaterreservoir of in de toevoerleidingnaar het voedingswaterreservoir moeten zuurstofbind-middelen (evt. stabiliseringsmiddelen voor de resthard-heid, alkaliseringsmiddelen en fosfaten) kunnen toege-voegd worden.Afhankelijk van de modus (24 of 72 uur) en nationalevoorschriften wordt de naleving van de eisen metgepaste toestellen gecontroleerd.

Notering in het logboek■ Meetwaarden■ Hoeveelheid toegevoegd water■ Chemicaliënverbruik■ Vereist onderhoud

Dankzij het logboek kunnen de werkingsomstandighe-den altijd opgezocht worden.

Waterkwaliteit

Richtwaarden voor de waterkwaliteit

5775

278

NL

Bed

ieni

ng

19

Eisen aan het zouthoudende ketelvoedingswaterToegelaten werkingsdruk bar 0,5 ≤ PS ≤ 20 PS > 20Algemene eisen kleurloos, zuiver, vrij van onopgeloste stoffenpH-waarde bij 25 °C > 9 Geleidbaarheid bij 25 °C µS/cm Uitsluitend richtwaarden voor ketelwater doorslaggevendSom aardalkaliën (Ca2+ + Mg2+) mmol/liter < 0,01Zuurstof (O2) mg/liter < 0,05 < 0,02

Koolzuur (CO2) gebonden mg/liter < 25

IJzer (Fe), totaal mg/liter < 0,2 < 0,1Koper (Cu), totaal mg/liter < 0,05 < 0,01Oxideerbaarheid (Mn VII → Mn II)als KMnO4 mg/liter < 10Olie, vet mg/liter < 1 Tab. 14

Organische stoffen

In het algemeen zijn organische stoffen mengsels vanverschillende verbindingen. De samenstelling van der-gelijke mengsels en het gedrag van hun componententijdens de werkingsomstandigheden van de ketel zijnmoeilijk te voorspellen.Organische stoffen kunnen uiteenvallen tot in koolzu-ren en andere zure producten. Deze verhogen degeleidbaarheid en veroorzaken corrosie en afzettin-gen.

Bovendien kunnen ze tot schuim- en aanslagvormingleiden, die zo gering mogelijk moet worden gehouden.Ook het TOC-gehalte (Total Organic Carbon) moet zoklein mogelijk worden gehouden.

Eisen aan het ketelwaterVoedingswaterleiding > 30 µS/cm ≤ 30 µS/cmToegelaten werkingsdruk bar 0,5 ≤ PS ≤ 20 PS > 20 PS > 0,5Algemene eisen kleurloos, zuiver, vrij van onopgeloste stoffenpH-waarde bij 25 °C 10,5 tot 12 10,5 tot 11,8 10 tot 11*4*5

Zuurcapaciteit (KS 8,2) mmol/liter 1 tot 12 1 tot 10 0,1 tot 1,0*4

Geleidbaarheid bij 25 °C µS/cm < 6000 Zie afb. 2. < 1500Fosfaat (PO4) mg/liter 10 tot 20 6 tot 15

Kiezelzuur (SiO4)*6 mg/liter Afhankelijk van de druk, zie afb. 2 en 3Tab. 15

Gedetailleerde informatieEN 12953-10

*4 Gedemineraliseerd water met mengbedkwaliteit (geleidbaarheid < 0,2 µS/cm) kan zonder geïnjecteerd fosfaat worden ge-bruikt. Alternatief kan de AVT-methode worden toegepast. Conditionering met vluchtige alkaliseringsmiddelen: pH-waardevan het voedingswater pH ≥ 9,2 en pH-waarde van het ketelwater pH ≥ 8,0. In dat geval moet de geleidbaarheid achter eensterk zure kationenwisselaar < 5 µS/cm bedragen.

*5 Basisinstelling pH-waarde: Injecteren van Na3PO4, bijkomend injecteren van Na OH (als de pH-waarde < 10)*6 Als met alle andere waarden wordt rekening gehouden, zijn bij het gebruik van fosfaat hogere PO4-concentraties toegela-

ten. Dat geldt bijv. met een evenwichtige of gecoördineerde fosfaatbehandeling (zie hoofdstuk ”Conditionering”).

Waterkwaliteit

Waterkwaliteit van stoomketelinstallaties -… (vervolg)

5775

278

NL

Bed

ieni

ng

20

Toegestaan direct geleidingsvermogen van het ketelwater afhankelijk van de druk, geleidingsvermogenvoedingswater > 30 S/cm

2000

4000

6000

Dire

ct g

elei

ding

sver

mog

en in

µS/

cm

0 10 20 30 40Werkdruk in bar

7000

Afb. 2 Direct geleidingsvermogen

Omrekening:1 mol/m3 = 5,6 °dH1 °dH = 0,179 mol/m3

1 mval/kg = 2,8 °dH

AdviesFosfaatdosering gebruiken, hoewel niet altijd vereist.

0 10 20 30 4020

40

60

80

100

120

140

160

Werkdruk in bar

Kiez

elzu

urge

halte

(SiO

2) in

mg/

l

15 B

10 B

5 B

0,5B

A

Afb. 3 Kiezelzuurgehalte

A Dit niveau van de alkaliteit is > 20 bar en niet toe-gestaan.

B KS 8,2 -waarde in mmol/liter

AdviesAls alternatief voor zouthoudend ketelvoedingswater isook een werking met zoutvrij ketelvoedingswatermogelijk.

Conditionering

Algemene opmerkingen

Bepaalde voedings- en ketelwatereigenschappenmoeten worden verbeterd (geconditioneerd) doorbehandeling met chemicaliën.

Doel van de conditionering:■ bijdragen aan de vorming van magnetietlagen of

andere oxidebeschermlagen,■ minder corrosie aangezien de pH-waarde geoptimali-

seerd wordt,

Waterkwaliteit

Waterkwaliteit van stoomketelinstallaties -… (vervolg)

5775

278

NL

Bed

ieni

ng

21

■ stabilisering van de hardheid en verhindering of mini-malisering van ketelsteen en afzettingen,

■ Chemische binding van restzuurstof

Onderdelen van traditionele conditioneringsmiddelen:bijv. natrium- en kaliumhydroxide, natriumfosfaat,natriumsulfiet, ammoniak en hydrazine

OpmerkingHet gebruik van sommige van deze chemicaliën kan inenkele landen of productieprocessen beperkt zijn.

Geleidbaarheid

■ Zouthoudend:– voedingswater met een elektrische geleidbaarheid

van > 30 µS/cm (bijv. na onthardingsinstallaties).■ Zoutarm:

– voedingswater met een elektrische geleidbaarheidvan 0,2 - 30 µS/cm (bijv. na ontziltingsinstallaties).

■ Zoutvrij:– voedingswater met een elektrische geleidbaarheid

van < 0,2 µS/cm en kiezelzuurconcentratie< 0,02 mg/l

– Condensaat met een elektrische geleidbaarheidvan < 5 µS/cm (bijv. na volledige ontziltingsinstal-laties met mengbedkwaliteit).

Zuurcapaciteit KS 8,2

Uit een verhoogde zuurcapaciteit in het voedingswaterkan men een teveel aan gebonden koolzuur conclude-ren.Dat leidt tot een hogere alkalisering van het ketelwater,wat vervolgens een hoger corrosierisico aan de stoom-ketels inhoudt, maar ook aan het erachter geplaatstestoomnet door afsplitsing van dampvluchtige koolzuur.

Alkaliteit instellen

De keuze van het alkaliseringsmiddel is afhankelijkvan onder andere het gebruik van de stoom, destoomdruk en het soort waterbehandeling. Er zijnvaste en vluchtige alkaliseringsmiddelen. Organischeconditioneringsmiddelen zijn gebruikelijk.Hierbij moeten de te gebruiken hoeveelheden, metho-des en analysevoorschriften door de leverancier vande chemische toelatingen worden aangegeven.

Zuurstof en kooldioxide of zuurstofbindmiddel

Kooldioxide en zuurstof worden door thermische volle-dige ontgassing uit het voedingswater verdreven.Als in de praktijk het zuurstofgehalte van het voedings-water niet onder de toelaatbare waarden gehoudenkan worden, bijv. door meer stilstandstijden, is het ver-plicht zuurstofbindmiddelen te gebruiken.Deze ”correctiechemicaliën” worden via de doseerin-richting aan het voedingswater toegevoegd.

OpmerkingFilmvormende amines zijn geen zuurstofbindmiddel.Het gebruik is niet toegestaan.Bij het gebruik ervan vervalt de garantie.

Spanningsscheurcorrosie

Bij schade kan door verdamping een concentratie vande opgeloste niet-vluchtige ingrediënten van het ketel-water (zouten, vaste conditioneringsmiddelen) plaats-vinden. Daarbij kan een lokale alkaliconcentratie ont-staan, die tot corrosie door spanningsscheuren leidt.

Spanningsscheurcorrosie voorkomen*7

Als het aanbevolen pH-bereik met natriumfosfaatalleen niet wordt bereikt, is natriumhydroxide als alkali-seringsmiddel bij uitzondering toegelaten. Daarbij tre-den er bij een laag natriumhydroxidegehalte plotse-linge schommelingen van de pH-waarde op.

Afwijking bij de conditionering

Mogelijke oorzaken voor afwijking van de vermeldewaarden bij continue werking:■ gebrekkige behandeling van het suppletiewater,■ onvoldoende conditionering van het voedingswater,■ voortschrijdende corrosie van bepaalde installatieon-

derdelen,■ Contaminering van het water: binnendringen van

verontreinigingen uit andere systemen, bijv. conden-saattank, warmteoverdragers

Correcte werking onverwijld weer instellen:■ onmiddellijk geschikte maatregelen treffen.■ Teruggevoerd condensaat mag de kwaliteit van het

voedingswater niet beïnvloeden.■ Teruggevoerd condensaat moet evt. behandeld wor-

den.■ De chemische samenstelling van het ketelwater con-

troleren:– door gedoseerde toevoeging van bepaalde chemi-

caliën– Door continue of discontinue gedeeltelijke slibaf-

voer van het watervolume

AdviesOpgeloste en zwevende verontreinigingen verwijderen.

Conditionering en garantie

OpmerkingVerval van de garantie■ Bij gebruik van filmvormende amine■ Bij gebruik van niet in de richtlijnen vermelde doseer-

middelen

*7 Bij gering gebufferd voedingswater, elektrische geleidbaarheid < 30 µS/cm

Waterkwaliteit

Waterkwaliteit van stoomketelinstallaties -… (vervolg)

5775

278

NL

Bed

ieni

ng

22

Monstername van water en stoom

Richtlijnen■ Uitvoering volgens ISO 5667-1■ Voorbereiding van de monstername en hantering

van de monsters volgens ISO 5667-3

Monsterkoeler

Dient voor de monstername

Verloop

Bedieningshandleiding monsterkoeler

Voor een bruikbaar monster moet de monsternamelei-ding over een voldoende lange tijd worden gespoeld.Troebel of verontreinigd monsterwater moet vóór hetbegin van de meting worden gefilterd.De monsterkoeler koelt het watermonster tot ca. 25 °C.

Monsternamelocaties

Deze moeten zich op representatieve plaatsen in hetsysteem bevinden.

Typische monsternamelocaties voor ketelwater:■ inlaatklep ketelvoedingswater■ valschacht of continue spuileiding■ naar de behandelingsinstallatie voor suppletiewater

of de opslagtanks■ bij de uitlaat van de condensaattank (indien voorhan-

den)

OpmerkingHet monster zo dicht mogelijk bij de voedingswater-tank nemen.

Monsteranalyse

Onmiddellijk na het nemen moet het monster geanaly-seerd worden, aangezien door langdurig staan dewaarden kunnen veranderen.

Algemeen

De overeenstemming van de ketelwaarde-eigenschap-pen met de waarden, vermeld in tabel 15 en 16, moetdoor analyses aangetoond worden.Als de ketelwaarde-eigenschappen volgens anderenormen of met indirecte methodes worden geanaly-seerd, moeten deze methodes gekalibreerd worden.

Verloop

Voor de analyse moet een schone werkplek met water-aansluiting en rioolafvoer gekozen worden. Op dezewerkplek moet ook het vereiste gereedschap in eenkast worden bewaard.

OpmerkingBij enkele watersoorten kan de hoeveelheid opgelostestoffen worden geschat aan de hand van de geleid-baarheid. Bovendien bestaat er een verband tussen depH-waarde en beide geleidbaarheden.

AdviesVoor continue bewaking van de O2- en pH-waarden envoor de hardheidscontrole bij de firma Viessmann eenofferte aanvragen.

Testinstrumenten en genormeerde analysemetho-des

Testinstrumenten

Volstaat voor metingen in continue ketelwerking.

Genormeerde analysemethodes

Bij sterke afwijking moeten de waarden via de gepastegenormeerde analysemethodes bevestigd worden. Deoorzaken van de afwijkingen moeten worden verhol-pen.

Ionenwisselaar

1. Het monster moet een sterk zure ionenwisselaarmet een volume van 1.5 l doorlopen.

2. Continu de zuurstofgeleidbaarheid (waterstofionen-concentratie) meten.

3. Continu de geleidbaarheid in waterstofvorm meten.De wisselaar wordt in een cilinder met een diameter/hoogteverhouding van 1/3 of minder geplaatst. Hetwisselmedium neemt minstens ¾ van het cilindervo-lume in. De ionenwisselaar moet vernieuwd wordenwanneer hij voor ⅔ leeg is.

AdviesEen ionenwisselaar met kleurindicatie en transparantecilinder gebruiken. Zo wordt de toestand van hetmedium bepaald.

Waterkwaliteit

Waterkwaliteit van stoomketelinstallaties -… (vervolg)

5775

278

NL

Bed

ieni

ng

23

Normen voor de controle van de parameters:Zuurcapaciteit EN ISO 9963-1Geleidbaarheid ISO 7888Koper ISO 8288IJzer ISO 6332Zuurstof ISO 5814pH-waarde ISO 10523Fosfaat ISO 6878–1Kalium ISO 9964–2Kiezelzuur*8 –Natrium ISO 9964–1TOC*9 ISO 8245Totale hardheid als calcium (Ca) +magnesium (Mg)

ISO 6059

*8 Momenteel bestaat nog geen Europese of internationale norm. Zie bijv. DIN 38405-21 (Deutsche Einheitsverfahren zurWasser-, Abwasser- und Schlammuntersuchung, Anionen (Gruppe D), Photometrische Bestimmung von gelöster Kiesel-säure (D 21)).

*9 Als alternatief kan bij welbepaalde waarden de bepaling van de permanganaat-index volgens ISO 8467 worden gemeten.

Waterkwaliteit

Waterkwaliteit van stoomketelinstallaties -… (vervolg)

5775

278

NL

Bed

ieni

ng

24

Opmerkingen vooraf

De handleiding omvat algemene opmerkingen voor■ Installatie■ Inbedrijfstelling■ Werking■ Onderhoud■ Inspectie

De handleiding moet samen met de nationale voor-schriften worden aangevuld en uitgevoerd. Alle mee-geleverde handleidingen voor accessoires en bijko-mende installaties van de ketel horen bij deze handlei-ding. De installatie mag enkel door vakkundig geïnstru-eerd en opgeleid personeel worden bediend.

Installatie

Eisen aan de bouwkundige installaties richten zichaltijd naar de voorschriften van het land waar de instal-laties worden opgesteld.

Eisen aan de opstelling

Stoomketelinstallaties moeten zodanig worden opge-steld dat alle delen vakkundig kunnen worden bediend,onderhouden, gerepareerd en gecontroleerd. Daarbijmoet de naleving van de ARBO-voorschriften van dewerknemer zijn gegarandeerd.Stoomketel en de bij de stoomketelinstallatie beho-rende inrichtingen moeten ten aanzien van de schok-,trillings- en geluidsbescherming, maar ook tegen ove-rige gevaren zodanig zijn opgesteld dat wordt beant-woord aan veiligheidstechnische oogpunten.Armaturen van de stoomketel en de installatie, incl.veiligheids- of ontspanningsinrichtingen, moeten zon-der gevaren afgelaten en bediend kunnen worden. Hetontspanningsproces moet duidelijk merkbaar zijn.

Vrije ruimte voor bediening en onderhoud

Begaanbare delen voor de bediening en het onder-houd van de stoomketelinstallatie:■ Vrije hoogte: ≥ 2 m■ Vrije bredte: ≥ 1 m

De vrije breedte kan door afzonderlijke ketelarmaturenworden vernauwd tot 0,8 m.In de overige bereiken is een doorgangsbreedte van0,5 m voldoende. Bij cilindrische ketellichamen kan dedoorgangsbreedte aan één zijde worden verkleind tot0,3 m.Als tussen het keteldek en de bovenste omsluitingbediening of onderhoud nodig is, moet de afstand indat bereik minstens 0,75 m bedragen.Alle revisieopeningen van de stoomketelinstallatiemoeten toegankelijk zijn of gemakkelijk toegankelijkgemaakt kunnen worden.

Toegang tot de ketelopstellingsruimte

■ Onbevoegden moet de toegang tot de stoomketelin-stallatie worden verboden.

■ Aan de ingangen naar de ketelopstellingsruimtemoeten zodanig verbodsborden worden aange-bracht, dat ze altijd zichtbaar en goed leesbaar zijn.

■ Personen die niet aan de stoomketelinstallatie moe-ten werken, mogen zich niet in de ketelopstellings-ruimte bevinden.

■ In de ketelopstellingsruimte mogen geen inrichtingenvoorhanden zijn waarvoor onbevoegde personentoegang moeten hebben.

■ De exploitant van de ketel moet de groep vanbevoegde personen vastleggen.

Reddingswegen en nooduitgang

Aantal, plaats, type en toestand van de reddingswegenmoeten aan de wettelijke bepalingen en de plaatselijkevereisten voldoen. Op elk moment moet de mogelijk-heid bestaan om de stoomketelinstallatie snel enonbelemmerd te verlaten.Reddingswegen moeten kort en rechtstreeks uit hetgevarengebied leiden. De uitgangen moeten gemar-keerd zijn.Ketelopstellingsruimten moeten twee liefst tegenover-gestelde uitgangen hebben, waarvan er één als nood-uitgang moet zijn uitgevoerd.Reddingswegen en de uitgang ervan moeten vrijge-houden worden. Ze moeten een vrije breedte van ≥0,6 m en een vrije hoogte van ≥ 2 m hebben.Deuren op de reddingsweg moeten van binnenuitgemakkelijk en in vluchtrichting geopend kunnen wor-den.

Ventilatie

De ketelopstellingsruimte moet voldoende kunnen wor-den gelucht. Daartoe moeten op een geschikte plaatsopeningen aanwezig zijn.Bij de verbranding wordt verbrandingslucht uit deketelruimte gehaald. De onderdruk die zo in de ketelopstellingsruimte ont-staat, mag niet hoger worden dan 0,5 mbar.

Platforms, leuningen en ladders

Armaturen die dagelijks of om de 3 dagen gecontro-leerd of gebruikt worden, moeten zonder gevarenbereikt kunnen worden. Daartoe moeten trappen oftreden, ladders met voetstuk en uitstekende boom ofplatforms met trappen, vast gemonteerde ladders ofgewone ladders voorhanden zijn.Begaanbare platforms of keteldekken van meer dan1 m hoogte boven de vloer en trappen met meer danvijf treden moeten voorzien zijn van leuningen.Platforms, werkplatforms en dergelijke mogen geeninvloed hebben op de ventilatie van de ketelopstel-lingsruimte.

Installatie en inbedrijfstelling

Voorbereiding en installatie

5775

278

NL

Inbe

drijf

stel

len

25

Rookgasafvoer

GevaarRookgas van stoomketelinstallaties kan giftigzijn en daardoor de gezondheid ernstig scha-den.Rookgas moet zodanig worden afgevoerd datniemand gevaar loopt.

Verlichting

De stoomketelinstallatie, met name in het bereik vande armaturen, bedieninrichtingen en veiligheidsinrich-tingen, maar ook de toegangs- en reddingswegenmoeten voldoende worden verlicht.Voor de reddingswegen en hun uitgangen moet eennoodverlichting aanwezig zijn. De verlichting moetaltijd goed functioneren.

Advies voor de inbedrijfstelling van een stoomketelinstallatie

Eerste inbedrijfstelling

Voor de inbedrijfstelling en controle is de fabrikant vande stoomketelinstallatie verantwoordelijk. De volgendeeisen zijn een advies.

Bevoegd voor de eerste inbedrijfstelling:■ Viessmann Industrieservice■ fabrikant van de installatie■ Een door de fabrikant van de installatie genoemde

bevoegde deskundige of instantie

Een deskundige van een bevoegde controle-instantiemoet aanwezig zijn.

Handleidingen voor inbedrijfstelling van allehierna vermelde modules

Voorbereidingen voor de eerste inbedrijfstelling

De uitvoering van de volgende stappen onder de ver-antwoordelijkheid van de fabrikant voor het 1e startenvan de ketel is een minimumeis.

Controleren:■ Uitvoering van alle leidingen volgens het project:

– houders en uitzetmogelijkheden,– aftappingen en ledigingen– ontluchtingen

■ Juiste keuze en montage van alle armaturen:– juiste drukniveau en materialen– stromingsrichting en bedieningsmogelijkheid– correcte flensverbindingen

■ Veilige bediening van alle inrichtingen in het ketel-huis:– vrije toegang tot (werk)platforms– leuningen en isolatie– verwarming en ventilatie

■ Verlichting■ Materiaal voor brandbestrijding en ”eerste hulp”■ Wirbulatoren (indien voorhanden) en verwijdering

van de transportbeveiliging■ Telefoon

Verloop van de eerste inbedrijfstelling

■ Afhankelijk van de uitvoering van de ketel en hetsoort bijkomende installaties

■ Moet voor de desbetreffende installatie concreetvastgelegd worden

De volgende weergave van het standaardverloopgebeurt aan de hand van een BosB-72-uur-installa-tie■ Inbedrijfstelling van de chemische waterbehandeling

conform de gebruikshandleiding van de fabrikant vande installatie; instelling van de veiligheidsinrichtingenter bewaking van de vereiste waterkwaliteit

■ Voedingswaterreservoir met behandeld water vullenen voedingswaterleidingen spoelen

■ Inbedrijfstelling van de doseerinrichting voor de voe-dingswaterconditionering

■ Inbedrijfstelling van de schakelkast■ Inbedrijfstelling van de voedingswaterpompen■ Ketel met voedingswater vullen tot het waterniveau

in het kijkglas zichtbaar wordt■ Instellen van de waterniveauregulering■ Controle van de inrichtingen voor de waterniveaube-

grenzing■ Inbedrijfstelling van de brander■ Functiecontrole veiligheidsdrukbegrenzer (VDB)■ Functiecontrole veiligheidsklep■ Instellen ontziltingsregelaar■ Controle van de afsluitingen aan waterzijde

Inbedrijfstelling van de schakelkast

■ Visuele controle■ Hoofdschakelaar inschakelen■ Afzonderlijke regelingszekeringen bijschakelen■ Afzonderlijke functies controleren■ Functie van de indicatie controleren■ Draairichtingen van de motoren en stelregelaars

controleren■ ”NOODSTOP”-werking controleren

Installatie en inbedrijfstelling

Voorbereiding en installatie (vervolg)

5775

278

NL

Inbe

drijf

stel

len

26

Inbedrijfstelling van de voedingswaterpompen

■ Pompen met transportmedium bijvullen■ Pompen inschakelen en draairichting controleren■ Wanneer de ketel voor de eerste keer wordt gevuld,

op werkingsdruk pompen inregelen. Aanvoerdrukmoet lager zijn dan maximale werkingsdruk

■ Activiteit en werking van de droogloopbeveiligingcontroleren

Ketel met voedingswater vullen

Controleren:■ Aftap (slibafvoerklep) is gesloten■ Ontziltingsklep is in positie ”DICHT”■ Ontluchtingsklep is geopend (optioneel)■ Stoomklep is gesloten■ Alle inspectie-openingen in het waterbereik dicht.

Beschadigde pakkingen vervangen■ Ontluchting is open en aftap gesloten (als ECO voor-

handen)■ Waterniveaumeters zijn open. Eventueel aan de

waterzijde doorspoelen

Waterniveauregulering inregelen

1. 2-traps regeling■ Controle van de schakelpunten Pomp ”AAN ”en

Pomp ”UIT ”via de waterniveaumeter

2. Permanente regeling1. Van zodra het waterniveau is bereikt, op de NW-

markering het 0-punt instellen.2. Ketel tot aan bovenkant kijkglas vullen en 100%-

punt aan de regelaar instellen.3. Voedingswaterklep via regelaar in de

stand ”DICHT” plaatsen en het nulpunt van de klepaan de regelaar instellen.

4. Voedingswaterklep via regelaar in destand ”OPEN” plaatsen en het 100%-punt aan deregelaar instellen.

5. Eindschakelaar aan de doorgangs-voedingswater-klep voor pomp ”UIT ”instellen.

6. Tijdens het opstarten met gesloten stoomklepschakelpunten pomp ”AAN” en pomp ”UIT” voorafaan de regelaar instellen

7. Voedingspompenschakelaar aan de schakelkastop 'Automatisch' zetten en de werking van dewaterniveauregeling controleren.

8. Deze stappen moeten herhaald worden nadat debrander in gebruik genomen en de ketel onderdruk gezet werd. Op basis van de opwarming vanhet ketelwater en daarmee verbonden uitzettingvan het water moet u de NW- en HW-markeringennogmaals controleren.

9. Waterniveau boven de slibafvoerklep weer tot 0-punt laten zakken en op de regelaar instellen.

10. Ketel op gewenste waterniveau brengen en aan deregelaar instellen.

Controle van de inrichtingen voor de waterniveau-begrenzing

■ Van zodra de NW-markering (LWL) is bereikt, water-niveaubegrenzer in de schakelkast via de ontgrende-ling van het ketelveiligheidscircuit ontgrendelen

■ Aan de hand van de gebruiksaanwijzing van de fabri-kant in werkingsomstandigheden controleren of dewaterniveaubegrenzers geactiveerd worden. Daartoede toevoer buiten bedrijf stellen en door stoomafgifteof door slibafvoer het waterniveau in de ketel tot opNW verlagen.

OpmerkingBeide begrenzers moeten reageren.

Inbedrijfstelling van de brander

Voorwaarde■ Brandstofvoorziening is vrijgeschakeld.■ Bij gasverwarming:

– vrijgave van de gastoevoer door de plaatselijkegasleverancier.

– De gassnelsluitklep bij de toegang tot het gebouwmoet goed functioneren.

– Gasleidingen in het ketelhuis controleren en doorde fabrikant schriftelijk voor inbedrijfstelling latenvrijgeven.

■ Bij olieverwarming:– De oliesnelsluitklep in de tank functioneert goed.

Brander volgens de handleiding ervan in bedrijf stellen.Vereiste waarschuwingsinrichtingen voor gas moetengoed functioneren. In de inbedrijfstellingsfase van debrander mogen zich geen onbevoegde personen in hetketelhuis bevinden.Na stabiele werking van de verbranding moet destoomketel onder laag brandervermogen of brander-trap 1 tot op een werkingsdruk van circa 3 bar wordengebracht. Van zodra deze waarde is bereikt, het bran-dervermogen vrijgegeven voor nominaal vermogen.Daarna de stoomklep langzaam openen en de ontluch-tingsklep (optioneel) sluiten. Volgens de instructies vande exploitant de stoomleidingen reinigen (uitblazen).Voor een toereikende waterafvoer van de stoomsyste-men zorgen.Bij stabiele stoomafname de fijne instelling van de ver-branding uitvoeren. In overleg met de exploitant vande installatie de werkingsdruk afhankelijk van de veilig-heidsdruk bepalen.

Functiecontrole veiligheidsdrukbegrenzer (VDB)

Vereiste instelling VDB: De VDB moet de ketel op sto-ring schakelen voordat de veiligheidsklep wordt geacti-veerd. De insteldruk is afhankelijk van de installatieen moet afhankelijk van de veiligheidsdruk en wer-kingsdruk worden ingesteld. De insteldruk ligt onder deaanspreekdruk van de veiligheidsklep.

Installatie en inbedrijfstelling

Advies voor de inbedrijfstelling van een… (vervolg)

5775

278

NL

Inbe

drijf

stel

len

27

De functiecontrole vindt plaats bij gesloten stoomklepen door overbruggen (sleutelschakelaar of testknop opde schakelkast) van de drukregelaar.De brander kan met laag vermogen worden gebruikt.Na de activering van de VDB en bijgevolg een uitscha-keling van de ketel door storing, moet de ketel ont-grendeld worden als de druk is gedaald.Daarna kan de ketel in normale werking weer in bedrijfgesteld worden. Na de succesvolle functiecontrolemoet de SDB met een loodje worden beveiligd tegenverkeerd instellen.

Functiecontrole veiligheidsklep

De functiecontrole dient om de insteldruk te controle-ren en als bewijs dat de veiligheidsklep in staat is omde hoeveelheid stoom bij vollast af te blazen.

Voordien controleren:■ Afblaasleiding is correct geplaatst en bevestigd■ Waterafvoerleiding is op de veiligheidsklep aange-

sloten■ Uitmonding is vrij

Controleren of zich in die zone niemand bevindt.

Controle van de veiligheidsklep:■ Stoomklep sluiten■ Drukregelaar overbruggen (sleutelschakelaar of test-

knop op de schakelkast)■ VDB in de schakelkast overbruggen■ Brander op vollast zetten

De veiligheidsklep moet open gaan van zodra deinsteldruk bereikt is. De insteldruk moet gelijk of kleinerzijn dan de toegelaten werkingsdruk van de ketel.De druk in de ketel mag tot aan het volledig openenvan de veiligheidsklep 10% boven de toegelaten wer-kingsdruk stijgen.Als de druk in de ketel onder deze waarde blijft, werktde veiligheidsklep zonder problemen.De ketel kan daarna uitgeschakeld worden. De functie-controle mag uitsluitend onder toezicht van een des-kundige plaatsvinden. Daarbij moet zijn gegarandeerddat de ketel altijd onmiddellijk via de ”NOODSTOP”buiten bedrijf kan worden gesteld.

Instelling ontziltingsregelaar

De instelling gebeurt volgens de instructies van defabrikant.De max. mogelijke geleidbaarheid van het ketelwateris vastgelegd in de waternormen, bijv. EN 12953-10 ofhoofdstuk ”Richtwaarden voor de waterkwaliteit” oppagina 18.De waternormen kunnen variëren. Als maximumwaar-den mogen 6000 µS/cm tot 20 bar niet worden over-schreden. De regelwaarde moet met de exploitant worden afge-stemd. De functie van de grenswaardeschakelaar voorde maximale geleidbaarheid moet worden getest doorde gewenste waarde te verlagen.

Waterafsluitingen

Tijdens de inbedrijfstelling moeten alle afsluitingen aanwaterzijde en flensen op lekkage worden gecontro-leerd en volgens punt 18 op pagina 32 aangehaaldworden.

Uitkoken

Het uitkoken van de ketel vóór inbedrijfstelling is uitproces- en veiligheidstechnisch oogpunt niet verplichtvoor grootwaterruimketels.

Bewijs

De eerste inbedrijfstelling moet geprotocolleerd wor-den door de vastgestelde en ingestelde waarden tenoteren.De opdrachtgever moet dit protocol ondertekenen.

Instructies

Het bedieningspersoneel moet na de eerste inbedrijf-stelling onderricht worden.De eerste inbedrijfstelling moet geprotocolleerd wor-den.

Inbedrijfstelling na ketelstilstand

De inbedrijfstelling na stilstand moet in principe doorbedieningspersoneel ter plaatse worden uitgevoerd.Opstarten vanaf de externe regelkamer is niet toege-staan.

Deze volgorde aanhouden:1. De installatie betreden om de correcte toestand te

controleren.2. Inbedrijfstelling schakelkast – contactschake-

laar ”AAN”

3. Inbedrijfstelling van de voeding4. Controle van het waterniveau en de functie van de

waterniveaumeter en de waterniveauregeling5. Inbedrijfstelling van de verbranding bij gesloten

stoomklep6. Vermogensregeling op laag vermogen of 1e trap7. Controle van het waterniveau en bij bereiken van

hoogwater, het waterniveau verlagen door slibaf-voer

Installatie en inbedrijfstelling

Advies voor de inbedrijfstelling van een… (vervolg)

5775

278

NL

Inbe

drijf

stel

len

28

8. Wanneer de keteldruk tot 3 bar onder de toegela-ten werkingsdruk is gestegen, de stoomklep lang-zaam openen.

9. Verdere controles zie hoofdstuk ”Gebruik en wer-king” op pagina 29

10. Voor installaties zonder tijdelijk toezicht geldt: nahet begin van de inbedrijfstelling moet de installatie1 uur door het bedieningspersoneel wordenbewaakt.

Installatie en inbedrijfstelling

Advies voor de inbedrijfstelling van een… (vervolg)

5775

278

NL

Inbe

drijf

stel

len

29

Gebruik en werking

De bewakingsperioden richten zich naar de gegevensvan de exploitant en de nationale voorschriften van hetland waar de ketel is geplaatst. Aan de bediener wor-den de in de installatie vanaf pagina 43 vermeldebedienings-, onderhouds- en controlewerkzaamhedenals minimumeisen voorgesteld.

Controle-intervallen:

■ per ploeg/dag/week/maandVerrichting door de bediener: De periode ”dag” moetbij installaties met een toezichtvrije werking vanmeer dan 72 uur worden gezien als ”om de driedagen”.

■ Per 6 maanden/12 maandenDeze controles indien mogelijk door de servicedienstvan een gespecialiseerde firma laten uitvoeren, bijv. de Viessmann Industrieservice of de fabrikant van deketelinstallatie, van de verbranding of door de water-behandelingsfirma.

Alle testresultaten moeten aantoonbaar worden geno-teerd.

Logboek

Het logboek moet bij iedere controle aan de bevoegdebewakingsinstantie worden voorgelegd.

In het logboek moet het volgende worden genoteerd:■ bevestigingsnotitie door de ketelwachter met handte-

kening voor de verrichte inspectiewerkzaamheden,■ bevestigingsnotitie van een deskundig persoon over

de halfjaarlijkse inspectie- en onderhoudswerkzaam-heden aan regel- en begrenzinginrichtingen,

■ resultaat van de regelmatig verrichte wateronderzoe-ken,

■ alle storingssituaties en bijzondere vaststellingeninzake de inspectie- en onderhoudswerkzaamhedenaan de stoomketelinstallatie.

Gedrag bij bedrijfsstoringen

De bedieningshandleiding verstrekt informatie over hetgedrag bij bedrijfsstoringen. Hieronder wordt op enkeleaspecten gewezen, die uit algemene bedrijfservaringnaar voren kwamen.Wanneer er ondichte plekken ontstaan aan stoomlei-dingen, armaturen en overige bedrijfsinrichtingen vande stoomketelinstallatie en niet onmiddellijk wordenverholpen, moeten deze worden afgegrensd, gemar-keerd en bewaakt.Gevaarlijke zones mogen pas na de instructies vandaartoe bevoegde personen worden betreden ennadat de gevaarlijke zone voldoende is beveiligd.

Uitgeschakelde onderdelen van de installatie mogenenkel op bevel van de daartoe bevoegde persoonweer worden ingeschakeld. Voordien moeten de oor-zaken voor de uitschakeling verholpen zijn en deonderdelen van de installatie ter plaatse gecontroleerdworden.De stoomketelinstallatie moet onmiddellijk buitenbedrijf worden gesteld en de chef moet onmiddellijkworden ingelicht, wanneer een vermoeden van eengevaarlijke toestand van de stoomketel bestaat.

Gevaarlijke momenten zijn in het bijzonder bijv. ■ als een beginnend gloeien of vervormen van de ver-

hitte ketelwanden duidelijk wordt,■ de veiligheidsklep niet wordt geactiveerd,■ een correcte werking van de regelaar, begrenzer of

vlambewaker niet is gegarandeerd,■ uitlopende brandstof zichtbaar is,■ een explosie is opgetreden of onregelmatigheden in

de verbranding voorkomen,■ er vrijkomend medium waarneembaar is aan het

keteldrukdeel.

Wanneer er voor ketels gevaarlijke toestandenbestaan (zie pagina 3), moeten ze worden afgeslotenvan parallel geplaatste ketels.Wanneer om bedrijfsredenen een noodwerking nodigis, moeten de vereiste maatregelen worden afgestemdmet de bevoegde bewakingsinstantie en de fabrikant.

Contactgegevens Viessmann IndustrieserviceTelefoon: +49 30 6602-389Fax: +49 30 6602-136E-mail: [email protected]

Gebruik en werking

Advies voor de bewaking van een stoomketelinstallatie57

75 2

78 N

L

Bed

ieni

ng

30

Algemene eisen

Met onderhoudswerkzaamheden mag pas wordenbegonnen nadat de daartoe verantwoordelijke persoonde vereiste veiligheidsmaatregelen heeft vastgelegd,hun uitvoering heeft gecontroleerd en de werkplekheeft vrijgegeven. Na voltooiing van de werkzaamhe-den mogen veiligheidsmaatregelen uitsluitend op aan-wijzing van de daartoe verantwoordelijke persoon wor-den opgeheven. De afdichtingen in afsluitingen, bijv.deuren, moeten schoon en droog zijn. Hulpmiddelen,zoals kit of oplosmiddelen, mogen meestal niet wordengebruikt. Uitzonderingen vereisen de toestemming vande pakkingproducent. Afdichtingen mogen uitsluitendin originele toestand en conform de montage- engebruikshandleiding van de fabrikant worden gebruikt.

Werkzaamheden aan de ketelinstallatie

GevaarInstallaties of delen ervan (bijv. stoomleidings-armaturen) staan evt. onder druk of/en transpor-teren een heet medium. Het ongecontroleerdvrijkomen van het medium kan ernstige verwon-dingen veroorzaken.Werkzaamheden aan ketelinstallaties pas uit-voeren nadat deze drukloos en afgekoeld zijn.

Bij werking staan ketelinstallaties onder druk en trans-porteren ze hete media.

Werkzaamheden in de gevarenzone mogen pasaangevat worden, nadat■ de installaties of installatie-onderdelen op betrouw-

bare wijze drukloos gemaakt werden en ook nietvacuüm zijn,

■ de drukloze toestand beveiligd is,■ een door de exploitant daartoe aangesteld persoon

zich van de uitvoering van deze maatregel heeft ver-gewist en de werkplek schriftelijk heeft vrijgegeven.

Dat geldt ook voor onderdelen van de leiding, die voorhet buiten bedrijf stellen van de installatie wordenafgescheiden.De exploitant moet de vereiste, van het type installatieafhankelijke maatregelen schriftelijk vastleggen inbedrijfsinstructies.

Inspectie

De stoomketel betreden

Voordat u de stoomketel betreedt, moeten de buisver-bindingen (stoom-, voedings- en aftapinrichtingen)naar de nog in bedrijf zijnde stoomketel veilig en zicht-baar worden gescheiden. Daartoe worden stukkenbuisleiding gedemonteerd of blinde flenzen geplaatst.Als buisleidingen met aan- of dichtgelaste armaturendoor 2 achter elkaar liggende afsluitorganen wordenonderbroken, moet de daartussen liggende inrichtingvoor verbinding met de buitenlucht worden geopend.Deze afsluitorganen moeten worden vergrendeld metbehulp van geschikte mechanismen en worden bevei-ligd tegen onbevoegd bedienen. Het verwijderen vande handwielen van deze afsluitorganen is niet vol-doende. Waarschuwingsborden ”Gevaar! Personen in destoomketel” moeten op de afsluitorganen goed zicht-baar gemonteerd worden, zodat ze niet verwijderdkunnen worden. De waarschuwingsborden mogen enkel met toestem-ming van de chef verwijderd worden. De stoomketel ende pijpen moeten goed worden geventileerd. Het beginvan het betreden van de stoomketel moet uitdrukkelijkworden gevraagd door een daartoe verantwoordelijkpersoon.

Het betreden moet worden bewaakt. De daartoe ver-antwoordelijk persoon moet garanderen dat zich nie-mand in de bovengenoemde onderdelen van deinstallatie bevindt.Pas nadien mogen de veiligheidsmaatregelen wordenopgeheven. Voor het betreden van de stoomketel ende pijpen mogen enkel elektrische bedrijfsmiddelengebruikt worden, die door de exploitant of diens gevol-machtigden ter beschikking worden gesteld. Deze bedrijfsmiddelen, inclusief de verbindingskabelsen leidingen, moeten aan de desbetreffende bepalin-gen voldoen. Lampen mogen uitsluitend met veiligelaagspanningen tot 42 V worden gebruikt.Voor elektrisch handgereedschap geldt hetzelfde voor-schrift. Als het door een scheidingstransformator wordtgevoed, zijn echter ook hogere spanningen tot 380 Vtoegelaten. Laagspannings- en scheidingstransforma-toren moeten buiten de stoomketel zijn geplaatst.

Inspecties

Het soort inspecties en de inspectie-intervallen richtenzich naar de geldende bepalingen in het land waar deinstallaties is opgesteld.

Onderhoud en inspectie

Onderhoud

5775

278

NL

Inst

andh

oudi

ng

31

Stappen voor de eerste inbedrijfstelling

Stappen voor de inspectie

Stappen voor het onderhoud Pagina

• • • 1. Installatie in bedrijf stellen................................................................................................ 32• • 2. Installatie buiten bedrijf stellen......................................................................................... 33

• 3. Brander demonteren (indien nodig)................................................................................. 33• • 4. Keteldeur(en) openen........................................................................................................ 33• • 5. Afsluitingen van de reinigingsopeningen demonteren.................................................. 34

• 6. Wirbulatoren (indien aanwezig) eruit trekken en reinigen............................................. 34• 7. Verwarmingsoppervlakken en rookgasverzamelkast reinigen...................................... 34• 8. Verwarmingsoppervlak economiser reinigen.................................................................. 35

• • • 9. Alle pakkingen en pakkingkoorden controleren• • 10. Kijkglas reinigen................................................................................................................. 35

• • • 11. Isolatie en pakkingen controleren.................................................................................... 36• • • 12. Wirbulatoren (indien aanwezig) erin schuiven en keteldeur(en) sluiten....................... 36• • • 13. Reinigingsopeningen sluiten en vastschroeven............................................................. 37• • 14. Dichtheid van de aansluitingen aan waterzijde controleren.......................................... 37• • 15. Dichtheid van de inspectie-openingen controleren........................................................ 37

• 16. Waterruimte op afzettingen controleren.......................................................................... 38• • • 17. Waterniveau en installatiedruk controleren..................................................................... 38• • • 18. Veiligheids- en regelinrichtingen controleren• • • 19. Veiligheidsklep controleren............................................................................................... 38• • 20. Waterkwaliteit controleren................................................................................................. 38

• • 21. Isolatie controleren• • • 22. Ventilatie van de installatieruimte controleren• • • 23. Dichtheid van de rookgasbuis controleren• • 24. Opmerkingen voor de branderinstelling.......................................................................... 39

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud57

75 2

78 N

L

32

Gebruiksaanwijzingen brander en accessoires

01. Controleren of de gebruikte brandstof voor de des-betreffende installatieconfiguratie toegelaten is.

02. Controleren of de wirbulatoren (indien bij de leve-ring inbegrepen) tot de aanslag in de rookgaspij-pen zijn geschoven (keteldeur(en) openen).

03. Controleren of de keteldeur(en) en de reinigings-openingen aan de ketelachterzijde zijn gesloten.

04. Controleren of de ventilatie van de installatie-ruimte open is.

05. Werking van de waterbehandeling controleren.

06. Stoomketel tot boven de laagwatermarkering metbehandeld water vullen.

OpmerkingVoor de stoomketel uitsluitend geschikt watergebruiken (EN 12953-10). Zie ”Richtwaarden voorde waterkwaliteit ”vanaf pagina 18.

07. Alle gemonteerde onderdelen (leidingen, kleppen,regelaars, pompen enzovoort) op dichtheid enwerking controleren.

08. Brandstofdruk controleren.

09. Rookgasschuif resp. -klep (indien aanwezig)openen.

10. Afsluitkleppen van de olie- resp. gasleidingopenen.

11. Schakelaars in deze volgorde inschakelen:■ Hoofdschakelaar■ Schakelaar voor de vereiste aggregaten■ Bedrijfsschakelaar voor de brander (rekening

houden met werkingsvoorschriften van de bran-derfabrikant)

12. Ketel met een nominaal thermisch vermogen vanmax. 30 % in bedrijf nemen en op een druk van20 % onder de werkingsdruk opstoken.Uitvoering met geïntegreerde ECO: Om stoomslagtijdens het opstoken te vermijden, moet bijv. deslibafvoerklep handmatig worden bediend ommeermaals doorstroming van voedingswater in deeconomiser te verkrijgen.

13. Ketel tijdens het opstoken zo lang aan de ontlucht-klep ontluchten tot er stoom uitkomt. Daarna deklep sluiten.Als de levering geen ontluchtingsklep omvat, keteltijdens het opsteken via de veiligheidsklep ont-luchten. Daarbij rekening houden met de desbe-treffende veiligheidsbepalingen.

GevaarHet vrijkomende medium is heet en kanbrandwonden veroorzaken.Zorgen voor een gevaarloze afvoer van hetmedium.

14. Na het bereiken van de gewenste stoomdruk destoomklep langzaam openen, anders bestaat hetgevaar van stoomslagen.

15. Tijdens het opstoken alle regel- en veiligheidsin-richtingen op werking controleren.

16. Druk- en temperatuurmeters in de gaten houden.

17. Aansluitleidingen eventueel aftappen en ontluch-ten.

18. Afsluitingen op dichtheid controleren en eventueelnatrekken.Bij het bereiken van de maximaal toegelaten wer-kingsdruk alle afsluitingen nogmaals natrekken.

19. Na ca. 50 bedrijfsuren de keteldeur(en) en deafsluitingen van de reinigingsopeningen op dicht-heid controleren en de bouten natrekken (aan-haalmoment ca. 20 Nm).

Aanhaalmomenten in koude en warme toe-standAfsluiting Afmeting Aanhaalmo-

mentHandgat 100 x 150 mm, M16 100 NmKopgat 220 x 320 mm, M20 200 NmMangat 320 x 420 mm, M24 350 NmTab. 16

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Installatie in bedrijf stellen

5775

278

NL

33

GevaarHet openen van ketelaansluitingen en -afsluitin-gen die aan water- en/of stoomzijde onder drukstaan, kan de gezondheid ernstig schaden.Aan- en afsluitingen aan water- en stoomzijdealleen openen als de ketel drukloos en afge-koeld is.

1. Brander uitschakelen.

2. Afsluitkleppen van de olieleidingen (aan tank en fil-ter) resp. gasafsluitkraan sluiten.

3. Installatie spanningsvrij schakelen.

4. Alle kleppen sluiten.

Brander demonteren (indien nodig)

A B

Afb. 4

1. Brandstoftoevoerleiding demonteren.

2. Schroeven A losdraaien en brander met brander-plaat B verwijderen.

! OpgeletBrander en branderplaat bij het demonterenniet kantelen.Geschikte hulpmiddelen/hefwerktuigengebruiken.

Montage- en servicehandleiding brander

Keteldeur(en) openen

A

B

Afb. 5

Bouten A losdraaien en keteldeur(en) B openen.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Installatie buiten bedrijf stellen57

75 2

78 N

L

34

E F

C D AB

Afb. 6

1. RookgaskastMoeren A verwijderen en afsluitingen van de rei-nigingsopeningen B weghalen.

2. Toegang vlambuisSchroeven C verwijderen en keteldeur/-deksel Dopenen/verwijderen.

3. ECO/rookgaskap (opties)Moeren E verwijderen en deksel F eraf nemen.

Wirbulatoren (indien aanwezig) eruit trekken en reinigen

B

A

Afb. 7

Wirbulatoren A met wirbulatorentrekken B voorzich-tig eruit trekken.

Verwarmingsoppervlakken en rookgasverzamelkast reinigen

Afb. 8

1. Pijpen A, vlambuis B en keerkamer reinigen enverbrandingsresten verwijderen.

2. Verbrandingsresten uit de rookgasbuis en rookgas-afvoer verwijderen.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Afsluitingen van de reinigingsopeningen demonteren

5775

278

NL

35

C

B A

Afb. 9

1. Verbrandingsresten via de reinigingsopeningen Averwijderen respectievelijk reinigingswater via deaftapaansluiting B op de rookgaskast aftappen.

2. Warmteoverdrachtsvlak door reinigingsopening Cbijv. met persluchtlansen of bij sterke vervuilingmet voedingswater reinigen. Bij natte reiniging moet er beslist op worden geletdat het warmteoverdrachtsvlak bijna dezelfde tem-peratuur heeft als het voedingswater om warmte-spanning en thermoshock te vermijden.

Alle pakkingen en pakkingkoorden controleren

Kijkglas reinigen

AAfb. 10

Kijkglas reinigen. Pakkingen A controleren, evt. ver-vangen.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Verwarmingsoppervlak economiser reinigen57

75 2

78 N

L

36

AA

A

B

B

Afb. 11

A

A

AAAA B

Pakkingen A en isolatie B controleren, evt. vervan-gen.

Wirbulatoren (indien aanwezig) erin schuiven en keteldeur(en) sluiten

B

A

Afb. 12

1. Wirbulatoren A tot de aanslag in 3e rookkanaalschuiven. Wirbulatorentrekker B gebruiken.

2. Keteldeur(en) sluiten.

3. Schroeven gelijkmatig met 20 Nm vastdraaien.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Isolatie en pakkingen controleren

5775

278

NL

37

E F

C D AB

Afb. 13

A BAfb. 14

Montage in omgekeerde volgorde dan beschrijving oppagina 33. Aanhaalmoment 20 Nm

Dichtheid van de aansluitingen aan waterzijde controleren

Ketelinstallatie met water vullen.

Pakkingen na elk openen van de aansluitingen ver-vangen:

1. afdichtingvlak schoonmaken.

2. Pakking vervangen (zie montagehandleiding).

3. Na de inbedrijfstelling van de installatie de aanslui-tingen aanhalen (zie tabel 16 op pagina 32).

Dichtheid van de inspectie-openingen controleren

GevaarOppervlakken van stoom- en warmwateropwek-kers en andere installatieonderdelen kunnenheet worden. Gevaar voor letsels!Tijdens de werking deze onderdelen enkel metbescherming aanraken.

Montagehandleiding voor de pakkingen

OpmerkingPakkingen na elk openen van de aansluitingen eninspectie-openingen vervangen. Enkel door de ketelfa-brikant toegelaten pakkingen gebruiken.

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Reinigingsopeningen sluiten en vastschroeven57

75 2

78 N

L

38

C

A

DC

CE

Afb. 15

Opgelet: heet oppervlak!A ReinigingsopeningenC HandgatD KopgatE Mangat

OpmerkingAls optionele isolatie voorhanden is, deze eerst verwijderen.

Waterruimte op afzettingen controleren

1. Ketelinstallatie volledig leegmaken.

2. Waterruimte door te spuiten reinigen. Afzettingenvia de aftap verwijderen.Hardnekkige afzettingen met toegelaten chemi-sche oplosmiddelen verwijderen.

3. Afdichtvlakken en schroefdraden van de inspectie-opening reinigen. Pakkingen vervangen. Schroef-draad smeren. Na inbedrijfstelling de aansluitingenvastdraaien. Na een werking van 24 uur nogmaalscontroleren en evt. opnieuw aantrekken (zie tabel16 op pagina 32).

Waterniveau en installatiedruk controleren

Zie pagina 11

Veiligheids- en regelinrichtingen controleren

Veiligheidsklep controleren

Zie pagina 10

Waterkwaliteit controleren

Aangevulde hoeveelheid en totale hardheid van hetketelwaarde protocolleren.

Zie hoofdstuk ”Richtwaarden voor de waterkwaliteit ”oppagina 18

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Dichtheid van de inspectie-openingen controleren (vervolg)

5775

278

NL

39

Ventilatie van de installatieruimte controleren

Dichtheid van de rookgasbuis controleren

Opmerkingen voor de branderinstelling

Het nominaal thermisch vermogen van de brandermag het toegelaten nominale thermische vermogenvan de ketel niet overstijgen. Het grootste gas- resp.oliedebiet van de brander op het nominale vermogenvan de ketel instellen.

OpmerkingTijdelijk begrensde werking (noodwerking) met lichtehuisbrandolie EL bij uitrusting met ECO. Bij werkingmet lichte huisbrandolie EL en uitrusting met ECO zijnkortere reinigingsintervallen aan rookgaszijde nodig.

Servicehandleiding brander

Informatie over het gebruik van Low-NOx-brandersVerkeerd ingestelde Low-NOx-branders veroorzakenbij werking meer trillingen en resonantie. Dat kanschade veroorzaken aan de isolatie bij de ketel-deur(en), de aansluitingen van de reinigingsopeningenen van de rookgaskast.

Om trillingen en resonanties te vermijden:■ brander volgens de voorschriften instellen.■ ”Harde vlam” vermijden.■ Werking van de brander in tijdens het 1e jaar aan-

dachtig volgen.■ Functiestoringen onmiddellijk verhelpen.

Randvoorwaarden

Tabelwaarden en gegevens hebben betrekking op devolgende randvoorwaarden:■ O2-gehalte

– bij aardgas 3,0 %– olie HBO I/II 3,0 %

■ Voedingswatertemperatuur 102 °C

■ 100 % Last■ Opstelhoogte < 500 m boven zeeniveau■ Verbrandingsluchttemperatuur 25 °C

Rookgasweerstand

Type M73BKetelafmetingen 1 2 3 4 5 6 7 8 9bij aardgas E*10 ■ Met ECO 2 mbar 3,4 4,1 7,4 8,9 9,6 10,8 10,1 11,5 14,0■ Met ECO 1 mbar 3,5 4,0 7,4 8,8 9,4 10,0 9,8 10,9 12,3■ Zonder ECO mbar 3,7 4,2 9,1 10,8 11,4 12,7 13,1 14,2 13,8Bij lichte huisbrandolie EL*10 ■ Met ECO 2 mbar 3,1 3,8 6,8 8,2 9,0 8,0 9,4 10,7 13,2■ Met ECO 1 mbar 3,2 3,7 6,8 8,0 8,6 9,4 9,2 10,3 11,7■ Zonder ECO mbar 3,3 3,7 8,2 9,6 10,2 11,4 11,8 12,8 12,4Tab. 17

*10Bij 11 bar werkingsdruk

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Isolatie controleren57

75 2

78 N

L

40

Type M75BKetelafmetingen 1 2 3 4 5 6 7 8bij aardgas E*10 ■ Met ECO 2 mbar 13,7 18,0 15,7 16,8 17,0 19,3 16,4 15,3■ Met ECO 1 mbar 11,4 16,1 17,2 18,5 15,2 17,2 14,9 13,5■ Zonder ECO mbar 14,9 18,2 18,4 19,1 17,8 17,6 16,9 16,8Bij lichte huisbrandolie EL*10 ■ Met ECO 2 mbar 12,8 16,9 14,5 15,6 15,9 17,9 15,2 14,2■ Met ECO 1 mbar 11,2 15,3 16,4 17,7 14,4 16,2 14,0 12,8■ Zonder ECO mbar 13,3 16,3 16,4 17,1 15,9 15,6 14,9 14,9Tab. 18

Type M75B - vervolgKetelafmetingen 9 A B C D E Fbij aardgas E*10 ■ Met ECO 2 mbar 14,8 16,3 16,4 17,5 18,5 18,5 17,6■ Met ECO 1 mbar 14,3 15,6 15,6 16,5 17,5 17,7 16,8■ Zonder ECO mbar 17,4 17,7 18,0 16,8 17,4 17,9 17,0Bij lichte huisbrandolie EL*10 ■ Met ECO 2 mbar 13,7 15,0 12,6 11,0 9,9 8,5 7,0■ Met ECO 1 mbar 13,1 13,8 11,3 9,9 8,9 7,7 6,3■ Zonder ECO mbar 15,4 14,1 11,7 8,8 7,8 6,9 5,6Tab. 19

*10Bij 11 bar werkingsdruk

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud

Opmerkingen voor de branderinstelling (vervolg)

5775

278

NL

41

6

5

9 7

qP

8

Afb. 16

1 8

3

4

2

Opmerkingen voor de bestellingSerienummer, type en vereist aantal opgeven.Gewone onderdelen via de plaatselijke vakhandelkopen.

Bestelfiches

Vitomax HS, type M73B, afmetin-gen*11

1 2 3 4 5 6 7 8 9

Pos. Onderdeel Aan-tal

Aan-tal

Aan-tal

Aan-tal

Aan-tal

Aan-tal

Aan-tal

Aan-tal

Aantal

1 Pakking per keteldeur 2 Pakking per keteldeur 3*12 Isolatiering (optioneel) 4*12 Pakking branderaansluiting 5*12 Pakking reinigingsdeksel 6*12 Pakking ketelbodem achter 7*12 Pakking per reinigingsope-

ning

8 Handgatpakking100 x 150 mm

Mangatpakking325 x 425 mm

9 Pakkingringset 10 Kopgatafdichting

225 x 325 mm

*11 Het laatste cijfer van het bestelnummer geeft de ketelgrootte aan.*12Er wordt een voldoende hoeveelheid montagelijm meegeleverd.

Slijtagegevoelige onderdelen

Slijtagegevoelige onderdelen en pakkingen57

75 2

78 N

L

Ond

erde

len

42

Vitomax HS, type M75B, afmetin-gen*11

1 2 3 4 5 6 7 8

Pos. Onderdeel Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal1 Pakking per keteldeur 2 Pakking per keteldeur 3*12 Isolatiering (optioneel) 4*12 Pakking branderaansluiting 5*12 Pakking reinigingsdeksel 6*12 Pakking ketelbodem achter 7*12 Pakking per reinigingsopening 8 Handgatpakking 100 x 150 mm Mangatpakking 325 x 425 mm 9 Pakkingringset 10 Kopgatafdichting 225 x 325 mm

Vitomax HS, type M75B, vervolg afme-tingen *11

9 A B C D E F

Pos. Onderdeel Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal1 Pakking per keteldeur 2 Pakking per keteldeur 3*12 Isolatiering (optioneel) 4*12 Pakking branderaansluiting 5*12 Pakking reinigingsdeksel 6*12 Pakking ketelbodem achter 7*12 Pakking per reinigingsopening 8 Handgatpakking 100 x 150 mm Mangatpakking 325 x 425 mm 9 Pakkingringset 10 Kopgatafdichting 225 x 325 mm

*11 Het laatste cijfer van het bestelnummer geeft de ketelgrootte aan.*12Er wordt een voldoende hoeveelheid montagelijm meegeleverd.

Slijtagegevoelige onderdelen

Slijtagegevoelige onderdelen en pakkingen (vervolg)

5775

278

NL

Ond

erde

len

43

Checklist voor ketelinstallatie (stoom- en heetwaterketel)

(O = bewaking*13T = controle van de werking)

Bedienings-, onderhouds- entestwerkzaamheden per:

72 uur

Week

1 3 6 12 Soort controle (voorbeelden)Maand(en)

Veiligheidskleppen O T Controleren op lekkage*14

Waterstand-indicatie-inrichting T T Doorblazen enkel bij ketel metp < 32 bar*14

Aftap- en ontziltingsinrichtingen T T Door bediening*14

Ketelarmaturen O T Door bediening*14

Waterniveauregelaar O T Doorblazen en soepelheid*14

Waterniveaus op afstand O Vergelijking van de weergave met di-recte waterniveaumeter

Monsterkoeler T Soepelheid en doorgangWaterniveaubegrenzer O T Doorblazen of dalen tot schakelpuntTemperatuur- of drukmeter (mano-meter)

O Controle met precisiethermometer/nulpuntcontrole

Temperatuurbegrenzer O T Wijziging van de gewenste waarde/testdrukknop

Max. drukbegrenzer O T Wijziging van de gewenste waarde/testdrukknop

Toestellen voor de controle van hetketelwater op vreemde stoffen

O Bediening van de controletoets

Beveiligingssystemen (begrenzeren aansluitleidingen ervan)

O Elektrische en mechanische controlevan de begrenzingssystemen

Onderdelen onder druk (buizen, in-spectie-openingen, flenzen, pakkin-gen, verbindingen, enz.)

O T Op dichtheid controleren

Temperatuur- of drukregelaar O T Vergelijkende meting*14

Voedings- en circulatie-inrichtingen O T Door wisselende werkingOnderzoek van voedings- en ketel-water

O T Analytische controle volgensEN 12953-10

Branderregeling (stelorganen voorlucht en brandstof)

O Soepelheid

Verbrandingsluchtventilator, ontste-kingsventilator, koelluchtventilator

O T Rustige loop, krachtoverbrenging (bijv.V-riemen)*14

Indicatie luchtdruk T Onderbreking van de impulsleiding*14

Brandstof-blokkeerinrichting O T Soepelheid*14

Brandstofreservoir, -leidingen/-ar-maturen

O Soepelheid, dichtheid

Meter brandstofdruk O T Visuele controle*14

Veiligheidsblokkeerinrichting voorde brander, bij 72 uur werking ookin de retourleiding

O T Soepelheid, dichtheid*14

Controle-inrichting dichtheid of tus-sentijdse ontluchting

O T Visuele controle*14

Brander-eindstandschakelaar Brander uitdraaien, trekken aan bran-derlans

*13Controle op ongewone geluiden, geuren e.d.,*14Bij halfjaarlijkse controle

Bijlage

Advies voor bediening, onderhoud, controle volgens DIN EN 12953-657

75 2

78 N

L

Aan

hang

sel

44

Bedienings-, onderhouds- entestwerkzaamheden per:

72 uur

Week

1 3 6 12 Soort controle (voorbeelden)Maand(en)

Gevarenschakelaar T T BedieningOntsteking O Visuele controleVentilatie O T Werkingscontrole*14

Vlambewaker O T Sensoren verduisteren Beoordeling van de verbranding O Visuele controleBeoordeling van de branderruimtesen rookgaspijpen

T Visuele controle*14

*14Bij halfjaarlijkse controle

Bijlage

Advies voor bediening, onderhoud, controle… (vervolg)

5775

278

NL

Aan

hang

sel

45

Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/service Onderhoud/service op: door:

Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service op: door:

Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service op: door:

Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service op: door:

Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service op: door:

Protocollen

Protocol voor eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud57

75 2

78 N

L

Aan

hang

sel

46

AAansluitingen aan waterzijde..................................... 37Afsluitklep ontluchting................................................ 10Afsluitklep stoom........................................................ 10Ammoniak.................................................................. 16

BBedrijfsstoringen........................................................ 29Bewijzen.....................................................................27Binnendringende zuurstof, zuurstofcorrosie...............15Brander................................................................ 26, 39

CChemische waterbehandeling....................................18Conditionering............................................................ 20Conservering..............................................................14Conservering aan rookgaszijde............................14, 16Conservering aan waterzijde......................................15Controle van de werking.............................................. 7Corrosie, bescherming tegen..................................... 16

DDe stoomketel betreden............................................. 30Droge conservering..............................................14, 15Droogconservering.....................................................17Droogmiddel...............................................................15Drukcontrole-inrichting............................................... 12

EEerste inbedrijfstelling ................................................. 7Eisen aan de opstelling.............................................. 24

GGebruik en werking.................................................... 29

IInspectie-openingen controleren................................37Installatie met meerdere ketels.............................. 7, 16Installaties van categorie IV......................................... 7Installatietekening........................................................ 8Instructies...................................................................27Isolatie........................................................................36

KKetels met voedingswater vullen................................26Ketelwater.................................................................. 38Kijkglas reinigen......................................................... 35

LLogboek..................................................................... 29Low-NOx-brander– "Harde vlam"........................................................... 39Low-NOx-branders.....................................................39

Mmeetprotocol................................................................ 7Monstername............................................................. 22Monsternamekoeler................................................... 13

NNatriumsulfiet............................................................. 15Natte conservering............................................... 14, 15Niveaucontrole ............................................................ 9

OOnderbreking van de werking.............................. 14, 15Ontziltingsinstallatie....................................................11Ontziltingsregelaar..................................................... 27

PPakkingen.................................................................. 36Platforms en leuningen.............................................. 24

RReddingswegen, nooduitgangen................................24Reinigingsdeksel........................................................ 37Rookgasafvoer........................................................... 25Rookgastemperatuur..................................................17

SSlibafvoer....................................................................11Stikstof....................................................................... 16

UUitkoken..................................................................... 27

VVeiligheidsdrukbegrenzer (VDB)................................ 26Veiligheidsklep............................................... 10, 27, 38Verlichting...................................................................25Voedingspompen....................................................... 26Vorstbescherming................................................ 15, 16Vrije ruimte voor bediening en onderhoud................. 24

WWaterafsluitingen........................................................27Waterkwaliteit.............................................................18Waterniveaubegrenzing............................................. 26Waterniveaumeter...................................................... 11Waterniveauregulering .............................................. 26Waterruimte................................................................38Werkingsomstandigheden............................................7Wirbulatoren ........................................................34, 36

ZZuurstofbindmiddel.....................................................15

Index

Index

5775

278

NL

47

5775

278

NL

48

Fabricant: Viessmann Industriekessel Mittenwalde GmbHBerliner Chaussee 3D-15479 MittenwaldeTelefoon: +49 33764 83-0Telefax: +49 33764 83-202www.viessmann.com

Vertegenw. door: Viessmann Nederland B.V.Lisbaan 82908 LN Capelle aan den IJsselTelefoon: +31 10-4584444Telefax: 31 10-4587072www.viessmann.nl 57

75 2

78 N

LTe

chni

sche

wijz

igin

gen

voor

beho

uden

.