AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne...

81
1 Opleiding tot Leraar Basisonderwijs Hogeschool Inholland Domein Onderwijs, Leren en Levensbeschouwing AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN HET EFFECT VAN SAMENWERKEND LEREN OP HET SPELEN MET KLASGENOTEN Autism and Cooperative Learning Effects of Cooperative Learning on playing with classmates BACHELOR THESIS - RAPPORTAGE VAN EEN AFSTUDEERONDERZOEK, UITGEVOERD IN HET KADER VAN HET BEHALEN VAN DE TITEL BACHELOR OF EDUCATION Suzanne Lor Studentnummer 493912 Pabo - VDT2 InHolland Haarlem 22 mei 2012 Scriptiebegeleider Jan Willen Crabbendam Studieloopbaanbegeleider Wim van Beek

Transcript of AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne...

Page 1: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

1

Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

Hogeschool Inholland

Domein Onderwijs, Leren en Levensbeschouwing

AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN

HET EFFECT VAN SAMENWERKEND LEREN OP HET SPELEN MET KLASGENOTEN

Autism and Cooperative Learning

Effects of Cooperative Learning on playing with classmates

BACHELOR THESIS - RAPPORTAGE VAN EEN AFSTUDEERONDERZOEK, UITGEVOERD IN HET KADER

VAN HET BEHALEN VAN DE TITEL BACHELOR OF EDUCATION

Suzanne Lor

Studentnummer 493912

Pabo - VDT2

InHolland Haarlem

22 mei 2012

Scriptiebegeleider Jan Willen Crabbendam

Studieloopbaanbegeleider Wim van Beek

Page 2: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

2

Het gaat niet om groots en meeslepend

maar om klein en betekenisvol

Page 3: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

3

VOORWOORD

Voor u ligt mijn afstudeerscriptie waarin ik onderzoek of coöperatief leren ervoor zorgt dat kinderen

met autisme frequenter met andere kinderen gaan spelen. Naar mijn idee een waardevol en

leerzaam onderwerp om mijn studie mee af te sluiten en mijn loopbaan als leerkracht mee te

beginnen.

Vanaf het moment dat het idee voor het onderwerp ontstond was ik er enthousiast over, niet in de

laatste plaats omdat het om een praktisch probleem gaat dat elke leerkracht in zijn klas kan

tegenkomen. Maar ook omdat ik een werkvorm zou onderzoeken die ik helemaal niet kende maar

wel graag wilde leren kennen, namelijk coöperatief leren. En, wat ik toen nog niet kon weten maar

waar ik spoedig achter zou komen, omdat het meisje om wie het ging zo’n bijzonder kind is. Dank je

wel!

Een scriptie schrijven, het blijft altijd een hele opgave. Maar het is weer gelukt, met dank aan veel

mensen in mijn omgeving. Alle collega’s van de Dr. H. Bavinckschool in Haarlem, dank voor de

gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren

Clementine en Elly, de leerkrachten van groep 5. Ik wil ook graag de moeder van de leerling

bedanken voor het gesprek met haar en het vertrouwen dat ik kreeg om het onderzoek uit te voeren.

Natuurlijk ook bedankt: alle docenten aan de Pabo Inholland, in het bijzonder mijn

studieloopbaanbegeleider Wim van Beek en mijn scriptiebegeleider Jan Willem Crabbendam. En niet

te vergeten mijn medestudenten: het waren twee pittige jaren maar dat schept een band…

Maar dan de mensen die echt hebben moeten afzien omdat ik zo nodig mijn jeugddroom wilde

najagen. Alle familie en vrienden die me gesteund hebben. (Barbara, die me drie jaar geleden een

pdfje mailde waarin stond dat je deze opleiding al in twee jaar kunt doen.)

En vooral mijn ouders en schoonouders, voor alle steun: collegegeld, oppasdagen, logeerpartijtjes...

(Ook bedankt namens de jongens!). En liefste Gert-Jan, je had het niet beter kunnen doen! Zonder

jou…

In mijn afstudeerportfolio schrijf ik het volgende:

‘Ik wil dat de kinderen in mijn klas met plezier naar school gaan, het fijn

hebben met elkaar en ook nog enthousiast zijn over wát en hóé ze leren.’

Ambitieus? Vast en zeker. Er zitten zo veel verschillende kinderen in de klas met allemaal hun eigen

talenten en behoeften. In het kader van mijn onderzoek kijk ik optimistisch naar de toekomst,

waarbij ik graag nog even terugkom op het motto voorin deze scriptie: Het gaat niet om groots en

meeslepend, maar om klein en betekenisvol.

Haarlem, mei 2012

Suzanne de Haas-Lor

Page 4: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

4

SAMENVATTING

Dit afstudeeronderzoek richt zich op de volgende onderzoeksvraag: Heeft coöperatief leren een

positief effect op het spelen met klasgenoten? Het onderzoek heb ik uitgevoerd in groep 5 van de Dr.

H. Bavinckschool, Haarlem. In de groep zit X, een meisje met autisme. X vindt steeds moeilijker

aansluiting met haar klasgenoten en vindt dit zelf vervelend. Het spelen op het plein gaat moeizaam.

Voor dit onderzoek heb ik spelen gedefinieerd als: spelen op school, op vrije momenten (in de pauze

en tijdens het overblijven). Vriendschap heb ik gedefinieerd als: ‘vriendschap in de klas’, met

klasgenoten spelen op school.

Uit de literatuur blijkt dat kinderen met autisme veel moeite hebben met het sluiten van

vriendschappen. Ze hebben deze vriendschappen nodig om zich verder te ontwikkelen op sociaal

gebied, maar zijn tegelijkertijd minder in staat die vriendschappen te sluiten doordat ze slechts

beperkt rekening kunnen houden met een ander. Op school ligt een belangrijke taak voor de

leerkracht om kinderen met autisme te begeleiden in sociale vaardigheden (o.a. Delfos, 2011 en

Baltussen, Clijsen, & Leenders, 2003).

De onderzoeksmethode bestaat uit de volgende onderdelen:

- Observaties op het plein en tijdens het overblijven

- Sociogram

- Gesprek met moeder van X

- Evaluatie-instrument voor X

- Uitvoeren van werkvormen coöperatief leren en observeren en aanleren van sociale vaardigheden.

Daarbij maak ik gebruik van een lijst van sociale vaardigheden van Förrer, Kenter en Veenman (2000).

Bij coöperatief leren wordt uitgegaan van vijf basisprincipes die samenwerkend leren effectief

maken: 1. positieve wederzijdse afhankelijkheid; 2. individuele verantwoordelijkheid; 3. directe

interactie; 4. samenwerkingsvaardigheden; 5. evaluatie van het groepsproces (Förrer, Kenter, &

Veenman, 2000).

Er zijn verschillende manieren om samenwerkend leren vorm te geven.

- De leerkracht kan regels voor samenwerken aanleren.

- Er kunnen werkvormen worden geselecteerd die geschikt zijn voor een bepaalde taak. Daarbij kan

gebruik worden gemaakt van materiaal dat de taak structureert.

- De leerkracht kan rollen en taken verdelen.

- Er kan gebruik worden gemaakt van T-kaarten die houvast bieden bij een bepaalde vaardigheid.

- Er kan gebruik worden gemaakt van rollenspelen en demonstraties.

Als er een kind met autisme in de klas zit, moet de leerkracht rekening houden met bepaalde zaken:

- Het kind zou moeten samenwerken met een sociaal vaardig kind.

- Het is raadzaam om te beginnen in tweetallen en met een beperkt aantal werkvormen. Daarna kan

ook in grotere groepjes gewerkt worden.

- Sociale vaardigheden moeten expliciet worden aangeleerd, eventueel individueel, waarbij

voorbeelden gebruikt kunnen worden.

Page 5: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

5

Bij de observaties van het coöperatief leren bleek dat X en de klas verschillende vaardigheden nog

moeten ontwikkelen. X moet inbreng durven hebben en vriendelijk op de andere kinderen reageren.

De anderen moeten elkaar gelegenheid geven om mee te doen, de inbreng van een ander

accepteren, elkaar laten uitpraten en om de beurt praten.

Ik kan concluderen dat er tijdens dit korte onderzoek op sommige vlakken verbeteringen zijn waar te

nemen en kleine veranderingen zijn opgetreden. Als ik naar het evaluatie-instrument van X kijk, zie ik

een verbetering: X lijkt meer plezier te ervaren in het spelen en samenwerken. Met het spelen na

schooltijd is er ook ontwikkeling. X heeft twee keer afgesproken met meisjes uit haar klas.

Op andere vlakken is er minder verbetering opgetreden en zouden, naast coöperatief leren, andere

interventies kunnen plaatsvinden. Bij het spelen in de pauze heb ik geen grote verbeteringen

waargenomen in het spel. X speelt met anderen als haar leerkracht intervenieert en vraagt wie met

haar wil spelen. Bij het overblijven zit X meestal alleen. Toch is wel te zien dat X zich ontwikkelt: als

ze eenmaal aan een kind of groepje is gekoppeld, blijft ze meer bij het groepje staan en doet ze

pogingen om mee te doen met het spel.

Zodra de klas (en de leerkracht) meer ervaring hebben met het samenwerkend leren, zal het steeds effectiever ingezet kunnen worden. Mijn conclusie is dat coöperatief leren heel waardevol kan zijn voor kinderen met autisme en dat het belangrijk is om structureel aandacht te besteden aan sociale vaardigheden.

Page 6: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

6

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord .............................................................................................................................................................. 3

Samenvatting .......................................................................................................................................................... 4

Inhoudsopgave ........................................................................................................................................................ 6

1. Inleiding ............................................................................................................................................................... 7

1.1 Aanleiding tot het onderzoek ....................................................................................................................... 7

1.2 Doel van het onderzoek ................................................................................................................................ 7

1.3 Theoretisch kader ......................................................................................................................................... 8

1.3.1 Autisme ................................................................................................................................................. 8

1.3.2 Autisme en vriendschappen .................................................................................................................. 9

1.3.3 Coöperatief leren ................................................................................................................................ 13

1.3.4 Coöperatief leren en autisme .............................................................................................................. 17

1.3.5 Hypothese ........................................................................................................................................... 19

1.4 Onderzoeksvraag ........................................................................................................................................ 20

2. Onderzoeksmethode ......................................................................................................................................... 22

2.1 Onderzoeksstrategie ................................................................................................................................... 22

2.2 Analysemethoden ....................................................................................................................................... 23

3. Resultaten ......................................................................................................................................................... 25

3.1 Achtergrondgegevens van leerling ............................................................................................................. 25

3.2 Sociogram ................................................................................................................................................... 27

3.3 Coöperatief leren ........................................................................................................................................ 28

3.4 Evaluatie-instrument voor X ....................................................................................................................... 40

3.5 Observaties ................................................................................................................................................. 46

4. Conclusie en discussie ....................................................................................................................................... 49

4.1 Probleemstelling ......................................................................................................................................... 49

4.2 Doel van het onderzoek .............................................................................................................................. 49

4.3 conclusie ..................................................................................................................................................... 49

4.5 Discussie en aanbevelingen ........................................................................................................................ 57

Bibliografie ............................................................................................................................................................ 60

Bijlagen .................................................................................................................................................................. 61

Bijlage 1- Aanvraagdocument met onderzoeksvoorstel ................................................................................... 62

Bijlage 2 - Classificatie Autistische stoornis (DSM IV) ....................................................................................... 75

Bijlage 3 - Overzicht vaardigheden coöperatief leren ...................................................................................... 76

Bijlage 4 - Rollen binnen coöperatief leren ...................................................................................................... 77

Bijlage 5 – Sociogram van november 2011 en april 2012 ................................................................................. 78

Bijlage 6 - Observatie sociale vaardigheden coöperatief leren - maart 2012 ................................................... 80

Bijlage 7 - Observatie sociale vaardigheden coöperatief leren – eind april 2012 ............................................ 81

Page 7: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

7

1. INLEIDING

1.1 AANLEIDING TOT HET ONDERZOEK

In mijn laatste studiejaar heb ik achtereenvolgens stage gelopen in twee verschillende groepen van

dezelfde basisschool; eerst groep 8, daarna groep 5. Aan het begin van het jaar heb ik gevraagd of er

voor een scriptieonderzoek wensen waren vanuit het bovenbouwteam of de school.

Door de leerkrachten van groep 5 werd een onderwerp aangedragen voor mijn onderzoek. In de klas

zit X, een meisje met autisme. De sfeer in de groep is heel positief en de leerlingen zijn aardig voor

elkaar. Toch valt X er een beetje buiten met spelen, zowel op school als na schooltijd. Voor het

meisje zelf en de klas wordt steeds duidelijker dat X anders is dan de anderen. In groep 1 tot en met

4 was dit minder een probleem. Het zou in de hogere groepen steeds erger kunnen worden en dat

wil de school zoveel mogelijk voorkomen.

1.2 DOEL VAN HET ONDERZOEK

Ik wil onderzoeken hoe X een betere aansluiting kan vinden met haar klasgenoten, zodat zij vaker

met hen kan spelen (zowel op school als erbuiten). Ik ga dat onderzoeken door me te richten op

samenwerken. Ik wil dus een antwoord vinden op de vraag:

Bevordert samenwerking het spelen?

Als die vraag positief beantwoord wordt, kan dat X helpen in de toekomst. Bovendien kan de

uitkomst nuttig zijn voor andere kinderen met autisme binnen de school. (Er zijn al enkele kinderen

met autisme op de school waar mijn onderzoek plaatsvindt, met de komst van de Wet Passend

Onderwijs zal dit aantal in de toekomst mogelijk toenemen.)

Als de vraag negatief beantwoord wordt, wil ik beschrijven waarom dat het geval was en wat verdere

aanbevelingen zouden zijn.

Voor het aanvraagdocument met onderzoeksvoorstel verwijs ik naar bijlage 1.

Page 8: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

8

1.3 THEORETISCH KADER

1.3.1 AUTISME

Voor dit onderzoek is het nodig om eerst een korte beschrijving te geven van autisme. Ik wil hier niet

ingaan op hoe autisme ontstaat of op specifieke aspecten die voor het onderzoek niet van belang

zijn. Wel ga ik dieper in op enkele kenmerken van leerlingen met autisme en op de theorie achter

samenwerkend (of coöperatief) leren.

WAT IS AUTISME?

Autisme is een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Dat wil zeggen: de stoornis is van invloed op de

hele ontwikkeling van een persoon. Er zijn verschillende uitingsvormen van autisme, afhankelijk van

de ernst van de stoornis en de intelligentie. Zo zijn sommige mensen met autisme erg in zichzelf

gekeerd en andere juist erg naar buiten gericht. Vanwege de verschillende vormen wordt daarom

gesproken over een stoornis uit het autismespectrum (ASS) (Baltussen, Clijsen, & Leenders, 2003).

In de literatuur worden verschillende kenmerken genoemd die voorkomen bij kinderen met autisme.

Volgens Baltussen, Clijsen & Leenders (2003) zijn er ondanks het feit dat elk kind anders is toch

enkele overeenkomsten in het gedrag en denken van álle kinderen met autisme te noemen:

- kwalitatieve beperkingen in sociaal contact;

- tekortkomingen in communicatie;

- beperkingen in het verbeeldend vermogen;

- abnormale prikkelgevoeligheid.

Volgens Lieshout (2009) hebben autismespectrumstoornissen als belangrijke kenmerken ernstige

problemen op het gebied van sociale interactie en verbale en non-verbale communicatie.

Maar autisme is ook een stoornis in de informatieverwerking. Voor kinderen met autisme is het

bijvoorbeeld erg lastig om de samenhang te zien tussen afzonderlijke waarnemingen. Situaties

kunnen daardoor voor die kinderen een andere betekenis krijgen.

Een ander belangrijk kenmerk is dat mensen met ASS moeite hebben om zich in een ander te

verplaatsen, waardoor sociaal gedrag moeizaam tot ontwikkeling komt en ze sociale situaties vaak

niet goed aanvoelen (Baltussen, Clijsen, & Leenders, 2003).

Ook Wing (2000) constateert dat er veel gemeenschappelijke kenmerken te zien zijn bij kinderen met

autisme. Zij deed onderzoek naar een grote groep kinderen met autisme en concludeerde dat alle

kinderen tekortkomingen lieten zien in:

- sociale relaties

- communicatie

- de verbeelding

Dit wordt ook wel de Triade van Wing genoemd. Deze drie kenmerken spelen een doorslaggevende

rol in de diagnose van autisme. Autisme wordt door een kinderpsychiater gediagnosticeerd aan de

hand van de DSM-IV (American Psychiatric Association) uit 1994. (Zie voor het schema bijlage 2.)

Page 9: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

9

VERSCHILLENDE VORMEN VAN AUTISME

Binnen het spectrum vallen:

- het autistisch syndroom (ook wel ‘klassiek autisme’ of ‘kernsyndroom autisme’)

- het syndroom van Asperger

- PDD-NOS, de pervasieve ontwikkelingsstoornis, niet anderszins omschreven.

Onder PDD vallen twee andere, weinig voorkomende stoornissen: het syndroom van Rett en de

‘desintegratieve stoornis’.

Kinderen met het syndroom van Asperger hebben een normale begaafdheid. Ze vallen op door een

goed taalgebruik, dat soms wel formeel aan kan doen. De sociale interactie laat ernstige tekorten

zien en de interesses, gedragspatronen en activiteiten zijn vaak beperkt en stereotiep.

Kinderen met PDD-NOS voldoen niet helemaal aan de criteria van de andere stoornissen binnen het

autismespectrum. Toch hebben zij ernstige problemen met sociale interactie en communicatie en

kunnen ze stereotiepe gedragspatronen en interesses vertonen.

In de DSM V, die naar verwachting in 2013 zal verschijnen, komt voor de verschillende vormen één

categorie: Autisme Spectrum Stoornis. Er wordt dan gekeken naar de hevigheid van ASS en dus naar

de ernst van de stoornis (Delfos, 2011). In deze scriptie ga ik echter uit van de DSM IV.

Volgens Baltussen, Clijsen, & Leenders (2003) zien we in het regulier onderwijs vaak kinderen met

autisme met minder ernstige belemmeringen om onderwijs te kunnen volgen, zoals kinderen met

Asperger of PDD-NOS. Kinderen met ‘klassiek autisme’ kunnen deelnemen aan regulier onderwijs als

ze kunnen praten, normaal begaafd zijn en het vermogen hebben een zekere sociale interactie te

ontwikkelen.

1.3.2 AUTISME EN VRIENDSCHAPPEN

Zoals eerder al beschreven hebben mensen met autisme veel problemen op het gebied van sociale

interactie. Dit aspect wil ik in deze paragraaf nader bekijken, en dan vooral wat de gevolgen daarvan

zijn voor kinderen met autisme.

Het besef dat andere mensen in je omgeving iets anders kunnen voelen of denken dan jijzelf wordt

‘theory of mind’ genoemd. Kinderen met autisme kunnen zich onvoldoende inleven in de gedachten

en gevoelens van anderen. Hun ‘theory of mind’ (ook wel TOM) is slecht of helemaal niet ontwikkeld.

Dit heeft grote invloed in sociale interactie en vriendschappen (Baltussen, Clijsen & Leenders, 2003).

Delfos (2011) noemt de manier van omgaan met anderen het meest problematisch aan een kind met

autisme. Delfos noemt verschillende vormen:

- Teruggetrokken kinderen die in hun eigen wereld lijken te leven. Dit komt veel voor bij ‘klassiek’

autisme.

- Sociaal onhandige kinderen, die bijvoorbeeld altijd de verkeerde opmerking op het verkeerde

moment maken. Dit komt veel voor bij Asperger.

- Kinderen die regelmatig in woede uitbarsten. Dat kan kinderen met PDD-NOS overkomen.

SOCIALE VAARDIGHEDEN

Kinderen met autisme hebben niet voldoende sociale vaardigheden (helpen, luisteren, problemen

oplossen etc.). Die sociale vaardigheden ontstaan normaal vanuit een sociaal inzicht. En dat hebben

Page 10: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

10

kinderen met autisme niet, volgens Delfos vanwege een gebrekkige ik-anderdifferentiatie. Zij bedoelt

daarmee dat als je weet dat er een ‘ik’ of een ‘zelf’ is, je ook het verschil kunt ontdekken met het

‘niet-ik’ en ‘de ander’. Iemand die een zwakke ik-anderdifferentiatie heeft (h)erkent de gevoelens die

hij zelf niet heeft of kent ook niet bij een ander. Normaal gesproken begint het proces waarbij het ‘ik’

onderscheiden raakt van het ‘ander’ al op vroege leeftijd.

Kinderen zonder stoornis leren van hun omgeving hoe je met elkaar omgaat. Van hun ouders, maar

ook door het contact van anderen met henzelf en door het zien van het contact van anderen

onderling. Dat begint al heel vroeg. Een kind met autisme is vooral sterk op zichzelf gericht, loopt

achter in het contact met leeftijdgenoten en mist dus al vanaf jongs af aan de informatie over sociale

contacten die andere kinderen wel meekrijgen.

Door deze beperkte sociale kennis en het beperkte sociale inzicht heeft het kind geen innerlijke

structuur om sociaal gedrag te interpreteren en plaatsen. Om sociaal gedrag te legitimeren heeft het

kind het denken nodig (Delfos, 2011).

Delfos (2011) noemt de basisschooltijd voor kinderen met autisme een ingrijpende en angstige tijd.

Er wordt wel veel aandacht besteed aan leerstoornissen, maar er is weinig hulp op het gebied van

sociale interactie, juist de kwetsbare plek.

Het is volgens Delfos belangrijk om kinderen met ASS sociale vaardigheden aan te leren. Zij merkt wel

op dat die vaardigheden vooral trucjes worden als er geen basis is in sociaal inzicht en theory of

mind. Volgens haar is het dus belangrijk om sociaal inzicht te trainen, niet alleen maar de sociale

vaardigheden.

We zagen al bij Wing (2000) dat kinderen met autisme moeite hebben met de verbeelding en dus

met doen-alsof-spel. Omdat jonge kinderen vaak dit type spel vertonen en autistische kinderen daar

minder in participeren, oefenen zij weer minder hun sociale vaardigheden.

Volgens Baltussen, Clijsen, & Leenders (2003) ligt er op school een belangrijke taak voor de

leerkracht om kinderen met autisme te begeleiden in sociale vaardigheden. De sociale vaardigheden

moeten expliciet aangeleerd worden, eventueel individueel, maar in elk geval waar mogelijk in de

dagelijkse gang van zaken. Daarbij moeten de vaardigheden specifiek en concreet zijn en bovendien

ook functioneel. Daardoor ontstaat er een grotere motivatie om de vaardigheid toe te passen.

De leerkracht zou de leerling met autisme moeten ondersteunen in de interactie met klasgenoten. Ze

kan het kind bijvoorbeeld leren hoe het aansluiting vindt met de klasgenoten tijdens het

buitenspelen. Dat kan door eenvoudige en concrete aanwijzigen te geven over wat het kind moet

doen, zeggen of vragen. Maar het is ook belangrijk dat de klasgenoten begrip leren krijgen voor de

communicatieproblemen van het kind met autisme. En dat zij leren op welke manier zij ermee om

kunnen gaan. Dat een kind met autisme anders is hebben de klasgenoten al snel in de gaten. Een

kind met autisme wordt dus regelmatig door de groep buitengesloten, omdat de groep niet goed

weet hoe ze met het anders-zijn moeten omgaan. De leerkracht zou de klas moeten leren om het

kind te accepteren. Dat kan door een groepsgesprek, het voorlezen van een kinderboek over

autisme, een spreekbeurt of film, of door een of twee maatjes aan te wijzen (Baltussen, Clijsen, &

Leenders, 2003).

Page 11: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

11

Petersen (2010) noemt verschillende methoden en handreikingen om iemand met autisme te

begeleiden. Hij merkt op dat meerdere studies bevestigen dat de sociale vaardigheden vooruitgaan

als een kind al op jonge leeftijd heel intensief begeleid wordt. De aangeleerde vaardigheden moeten

wel specifiek en functioneel zijn en leiden tot verbondenheid met anderen. Een manier om dat te

doen is het gebruik van social stories of social scripts: het in detail navertellen van situaties uit het

dagelijks leven, waarbij de nadruk wordt gelegd op sociale richtlijnen en mogelijke reacties in

dergelijke situaties.

BASISSCHOOL EN VRIENDSCHAPPEN

Op de basisschool krijgt een kind met autisme er een nieuwe ontwikkelingstaak bij, namelijk het

sluiten van vriendschappen. Het kind heeft deze vriendschappen nodig om zich verder te

ontwikkelen op sociaal gebied, maar het is dus tegelijkertijd minder in staat die vriendschappen te

sluiten doordat het slechts beperkt rekening kan houden met een ander.

Een kind gaat (op basis van een ‘ik’) een relatie aan met een ander die zijn eigen gedachten of

wensen heeft. Daarbij gaat het egocentrisch denken over in empathisch denken. Voor een autistisch

kind dat moeilijk empathisch denkt, is het vormen van vriendschappen op basis van wederzijdsheid

een moeizaam proces dat zijn anders-zijn benadrukt (Delfos, 2011). En hoewel kinderen met ASS

meer op zichzelf zijn gericht en minder op anderen, hebben ze wel degelijk behoefte aan contact met

leeftijdgenoten.

We kunnen concluderen dat vriendschap sluiten vaak moeilijk is voor kinderen met autisme. Ze

willen wel, maar missen de intuïtie om de informele regels in de omgang met anderen te begrijpen.

De interactie met anderen is vaak onvoorspelbaar, waardoor het samenspelen bedreigend is voor

kinderen met autisme. Tijdens het spel proberen de kinderen de regie te houden, zodat het spel voor

hen voorspelbaar blijft. Dit gedrag vinden andere kinderen vaak niet leuk, waardoor het spel dus niet

soepel verloopt (Baltussen, Clijsen, & Leenders, 2003).

Hoe ouder een kind met autisme wordt, hoe duidelijker het verschil met andere kinderen. Het wordt

steeds moeilijker om mee te doen met het spel. Dat komt doordat er bij de interactie met anderen

bij het samenspelen een hoog tempo van wisselingen in contact of perspectief bestaat.

Als het steeds niet lukt om vrienden te maken of een kind wordt afgewezen, wordt het zelfbeeld

ernstig aangetast. Het kan zijn dat een kind daardoor minder goed gaat presteren op intellectueel

niveau, maar het kan ook schadelijk zijn op emotioneel niveau.

HOE ONTWIKKELT VRIENDSCHAP ZICH?

Delfos geeft een overzicht van de ontwikkeling van vriendschappen op basis van het werk van

Selman (Delfos, 2011, p. 277).

De eerste fase, in de voorschoolse periode, is die van speelmaatje, bijvoorbeeld een kind uit de

buurt.

In de vroege schoolperiode is er sprake van eenzijdige hulp; een vriend is dan iemand die je wat

beter kent en die weet wat je leuk vindt en wat niet.

In de latere schoolperiode wordt de vriendschap sportieve coöperatie genoemd: er is dan o.a. meer

bewustzijn van wederzijdsheid in relaties en meer wil om wederzijdse wensen aan te passen.

Page 12: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

12

In de late kindertijd en vroege adolescentie is er sprake van intieme wederzijds delende relaties. Er is

bewustzijn van continuïteit, vriendschap betekent een mogelijkheid tot intimiteit (en is niet alleen

iets om je niet te hoeven vervelen).

Kinderen met autisme bevinden zich langer in de eerste fase. Ze zijn zich minder bewust van anderen

in hun omgeving, wat het samen spelen niet bevordert. Daarnaast is ook het soort spel dat kinderen

met autisme aantrekt anders. Ze houden van spel waarbij de zintuigen en de beweging het

belangrijkst zijn (het zogenaamde sensomotorische spel) (Delfos, 2011).

Als een kind met autisme naar de basisschool gaat, sluiten bepaalde aspecten (namelijk de manier

waarop het kind contact heeft met anderen en de spelvormen) niet goed aan bij de leeftijdgenoten.

Dit belemmert het samenspelen.

Je zou een kind kunnen helpen door het kind te begeleiden naar de volgende ontwikkelingsfase.

Daarvoor moet je wel eerst onderkennen in welke fase het kind nu zit (Delfos, 2011). Je kunt het kind

dus helpen van de eerste fase (een toevallig speelkameraadje) naar de tweede fase van eenzijdige

hulp, waarbij een kind leert dat een ander het spel leuker kan maken en dat die ander materiaal

heeft dat leuk is om mee te spelen. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan het spel zelf,

vooral aan doen-alsof-spel.

Bij de derde fase, sportieve coöperatie, gaat het vooral om wederzijdsheid. Zoals gezegd is dit erg

moeilijk voor kinderen (en ook volwassenen) met autisme. Bovendien komen anderen vaak rond de

prepuberteit in deze fase, terwijl een kind met autisme daar dan wat betreft sociaal-emotionele

ontwikkeling nog lang niet aan toe is.

Volgens Delfos spelen kinderen met autisme dan ook vaak of met veel jongere kinderen, of met veel

oudere kinderen. Het is volgens haar beter om ze met jongere kinderen te laten spelen, omdat de

ontwikkeling dan niet geforceerd wordt.

WELBEVINDEN OP SCHOOL

We hebben hiervoor gezien dat het sluiten van vriendschappen voor kinderen met autisme niet

eenvoudig en vanzelfsprekend is. Toch is het belangrijk dat hier aandacht voor is. Illustratief hiervoor

is de piramide van Maslow. In de piramide van Maslow geeft de humanistische psycholoog Abraham

Maslow (1908-1970) aan wat volgens hem de basisbehoeften zijn voor elk mens (zie figuur

hieronder).

(Wikipedia, 2006)

Page 13: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

13

De basisbehoeften zijn in een piramide weergegeven, die als volgt gelezen moet worden: een

bepaalde behoefte kan pas worden bevredigd als aan de behoefte eronder is voldaan. Een kind kan

pas sociaal contact maken, wanneer het zich veilig voelt en er voorzien is in de lichamelijke

behoeften. Die behoefte aan veiligheid en vertrouwen blijft essentieel; als dat niet in orde is, kan een

kind achterblijven ten opzichte van klasgenoten, ook al heeft het voldoende bagage (Eijkeren, 2009).

Het is voor kinderen met autisme dus belangrijk dat ze zich veilig en zeker voelen. Dan pas kan het

verder met de behoefte aan sociaal contact (en eventueel met de erbovenliggende ‘lagen’ in de

piramide). Het kind moet zich dus goed voelen in de klas, met de leerkracht en de andere

klasgenoten. Hoe meet je dat welbevinden van een kind in de klas? De hulpwaaier voor Autisme in de

klas (Brewer & Mueller, 2011) noemt een systeem voor zelfmanagement. De leerkracht kan een

methode voor zelfmanagement ontwerpen, bijvoorbeeld een tabel waarop de leerling zijn gedrag

gedurende een bepaalde les of de hele dag bijhoudt. Vervolgers worden er bekrachtigers

(bijvoorbeeld een compliment of een sticker) gekozen en wordt aan de leerling uitgelegd hoe hij/zij

die kan verdienen. Dit systeem gaat uit van Positive behavior support.

1.3.3 COÖPERATIEF LEREN

Om te onderzoeken of samenwerkend leren effectief is voor het spelen met klasgenoten bestudeer

ik eerst de beginselen van coöperatief leren en de aandachtspunten daarbij voor kinderen met

autisme.

ACHTERGROND VAN SAMENWERKEND LEREN

Samenwerkingsvormen vinden hun grondslag in het (sociaal-)constructivisme (Hoogeveen & Winkels,

2009). Het constructivisme gaat ervan uit dat leren een actief, instructief, cumulatief, zelfregulerend

en doelgericht proces is, waarin de lerende zelf de centrale rol speelt. Dat betekent: leren is het

voortbouwen op al aanwezige kennis. De leerling wordt benaderd als een actief, zelfstandig en

zelfverantwoordelijk persoon. Maar leren is ook een sociaal proces: kennis wordt ontwikkeld en

gedeeld met anderen (Veen & Wal, 2008).

Kennis ontstaat pas als de lerende iets met de informatie doet. De leraar kan dus niet alleen kennis

overdragen, er moet nog betekenis aan worden gegeven. In deze visie, waarbij wordt uitgegaan van

een activerende didactiek en een leerling-gerichte aanpak, wordt kennis als een sociaal product

gezien. Leerlingen met meer kennis op een bepaald gebied helpen de leerlingen met minder kennis:

peer tutoring. Het gaat om een interactieproces van kennis delen en creëren.

Deze visie sluit aan bij de sociaalconstructivistische ideeën van de Russische onderwijspsycholoog

Vygotsky, die van mening was dat het mentale proces van denken zich ontwikkelt door sociale

interactie. Leren moet vanuit die visie dus gericht zijn op samenwerkend of collaboratief leren (Veen

& Wal, 2008).

WAAROM SAMENWERKEND LEREN?

Waarom zou je in de klas aandacht besteden aan samenwerkend (of coöperatief) leren? Veenman

(2001) noemt daar verschillende redenen voor.

Uit onderzoek blijkt dat ten eerste dat coöperatief leren een positieve invloed heeft de cognitieve en

sociale ontwikkeling van de leerlingen. Hierbij kun je denken aan leerprestaties, zelfvertrouwen,

Page 14: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

14

inter-etnische vriendschappen en acceptatie van gehandicapte klasgenoten. Het heeft een positieve

uitwerking op de vriendschapsrelaties in de klas.

Ten tweede is er in de onderwijswereld steeds meer aandacht voor actief leren. Vanuit die visie

moeten de leerlingen leren problemen op te lossen, kennis toepassen en actief mondeling met de

leerstof bezig zijn. Dit kan heel goed worden uitgevoerd bij de werkvormen van coöperatief leren.

Als derde noemt Veenman het feit dat je met coöperatief leren beter kunt omgaan met individuele

verschillen in de klas. Scholen gaan steeds meer over tot heterogeen samengestelde groepen, omdat

uit onderzoek blijkt dat homogene leergroepen nadelig zijn voor de leerprestaties (zie ook verderop).

Als vierde noemt Veenman een onderzoek van Stevens en Slavin uit 1995 waaruit blijkt dat leerlingen

met leerachterstanden betere prestaties halen als hun school werkt met coöperatief ingerichte

leergroepen dan vergelijkbare leerlingen die op een traditionele school met speciale

onderwijsprogramma’s aan de gang gaan.

Op de vijfde plaats is een recente opvatting dat leren niet alleen bepaald wordt door cognitieve

factoren, maar evenzeer door sociale factoren. En sociaal leren kan bereikt worden met

samenwerkend leren.

Hoogeveen en Winkels (2009) pleiten daarnaast voor samenwerken omdat er niet veel

beroepssituaties zijn waarin communicatie en samenwerken niet belangrijk zijn. Verder gaan

leerlingen bij samenwerkend leerlingen volgens hen gerichter te werk.

Förrer, Jansen, & Kenter (2004) noemen vier redenen waarom zijn coöperatief leren waardevol

vinden. Het daagt uit tot actief en constructief leren, het stimuleert interactie, je gebruikt de

verschillen tussen kinderen juist als kansen om van elkaar te leren en het levert een bijdrage aan een

goed pedagogisch klimaat in de klas.

Vugt (2007) noemt naast veel eerder genoemde voordelen nog het feit dat samenwerkend leren

bijdraagt aan de verstandelijke ontwikkeling door het inzetten van de taal. Om kennis en begrip te

laten ontstaan is actief gebruik van taal nodig.

In een artikel op de website Onderwijs Maak Je Samen (2011) wordt getracht een voorspelling te

doen over het onderwijs in de 21ste eeuw. In het artikel wordt gesteld dat veel scholen nog

traditioneel lesgeven, een model dat toepasselijk society 1.0 wordt genoemd. Versie 2.0 gaat meer

uit van de kracht van het individu, het internet speelt een belangrijke rol en de leerkracht begeleidt

meer in het leerproces dan dat hij vertelt. Sommige leerlingen zijn al toe aan versie 3.0, ‘waarin

wereldwijde en continue communicatie, netwerken en cocreatie centraal staan. Het gaat niet alleen

om het gebruik van ICT maar om wat we met elkaar kunnen creëren.’ (Onderwijs Maak Je Samen,

2011). In deze blik op de nabije toekomst wordt ook het belang van samenwerken onderstreept.

SAMENWERKEN = SAMENWERKEND LEREN?

Niet al het samenwerken valt onder samenwerkend (of coöperatief) leren. Als kinderen in een

groepje zitten en iets aan elkaar mogen vragen of af en toe even overleggen, zijn ze vooral met hun

eigen werk bezig. Coöperatief leren bevat een aantal belangrijke voorwaarden en spelregels. Ik zal

hier niet de hele werkwijze van coöperatief leren uiteenzetten, daarvoor verwijs ik naar onder

Page 15: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

15

anderen Förrer, Kenter, & Veenman (2000), Förrer, Jansen, & Kenter (2004) en Hoogeveen & Winkels

(2009). Wel begin ik met het noemen van enkele basisprincipes.

Om coöperatief leren in te zetten en er zoveel mogelijk profijt van te hebben, worden 5

basisprincipes genoemd om het succesvol te maken:

1) positieve wederzijdse afhankelijkheid

2) individuele verantwoordelijkheid

3) directe interactie

4) samenwerkingsvaardigheden

5) evaluatie van het groepsproces

(Förrer, Kenter, & Veenman, 2000).

Het belangrijkste aspect van coöperatief leren is het eerste punt van ‘Positieve wederzijdse

afhankelijkheid’. Daarbij weten de leerlingen dat ze elkaar nodig hebben om de taak met succes uit

te kunnen voeren. De leerkracht kan deze positieve afhankelijkheid op verschillende manieren tot

stand brengen, bijvoorbeeld door het inzetten van:

Doelafhankelijkheid: de groepsleden hebben elkaar nodig om de leertaak met succes uit te voeren.

Beloningafhankelijkheid: iedereen in de groep wordt beloond of niemand.

Rolafhankelijkheid: de groepsleden nemen verschillende rollen aan tijdens het werken in de groep,

bijvoorbeeld tijdbewaker, materiaalman, stiltekapitein (zie bijlage 4).

Externe factorenafhankelijkheid: hierbij maakt de leerkracht gebruik van onderlinge competitie

tussen groepen of het feit dat leerlingen hun vorige prestatie willen verbeteren.

Materiaalafhankelijkheid: de groepsleden moeten het benodigde materiaal delen, waardoor ze

gedwongen worden om samen te werken.

Identiteitafhankelijkheid: daarmee vormen de leerlingen een eenheid, bijvoorbeeld door een motto

of logo voor de groep te bedenken (‘wij horen bij elkaar’).

Vooral het gemeenschappelijke doel is belangrijk (Förrer, Kenter, & Veenman, 2000).

De leerlingen zijn bij coöperatief leren dus verantwoordelijk voor hun eigen leerproces, maar ook

voor dat van de ander. Als de leerlingen een bepaald onderwerp bestuderen helpen ze elkaar. De

leerkracht kan van tevoren aangeven dat elk groepslid bij het maken van het werkblad of de toets

minstens een bepaald aantal vragen goed moet hebben. Dit zorgt ervoor dat de leerlingen de

anderen ook echt helpen.

Het tweede punt, individuele verantwoordelijkheid, houdt in dat iedere leerling een zichtbare

bijdrage levert aan het werk en dat hij/zij daar ook op aangesproken kan worden.

Directe interactie, de derde voorwaarde voor coöperatief leren, houdt in dat er veel kinderen tegelijk

aan het werk zijn. Als je in tweetallen werkt, is 50% van de leerlingen aan het werk. Volgens Förrer,

Kenter en Veenman betekent vooral die interactie leerwinst: leerlingen komen met elkaar tot betere

denkwijzen en oplossingen.

Page 16: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

16

Het vierde punt waar het om draait zijn samenwerkingsvaardigheden. Bij het coöperatief leren is het

de bedoeling dat de leerkracht daar expliciet aandacht aan besteedt. (In bijlage 3 staat een overzicht

van belangrijke sociale vaardigheden voor coöperatief leren.)

Het vijfde belangrijke kenmerk van coöperatief leren is evalueren; je bespreekt het groepsproces en

het product dat de leerlingen gemaakt hebben.

HET VORMEN VAN DE GROEPEN

Bij coöperatief leren is het belangrijk om te werken met heterogeen samengestelde groepen. De

verschillende niveaus leren op een ander vlak van elkaar.

Zwakke en middelmatige leerlingen hebben er veel aan om samen te werken met goede leerlingen.

Ze leren van de leerstrategieën van de goede leerlingen.

Goede leerlingen presteren meer als ze samenwerken met zwakke en middelmatige leerlingen dan

als ze alleen werken. Zij leren nieuwe leerstrategieën doordat ze de stof uitleggen aan de andere

leerlingen. Daardoor moeten ze de leerstof in een ander perspectief zien en opnieuw doordenken.

Studies over het interactiegedrag in de coöperatieve leergroep laten zien dat de leerlingen die uitleg

geven het meest leren (Förrer, Kenter, & Veenman, 2000; Veenman, 2001). De leerlingen moeten

wel echt met elkaar over de leerstof praten. Van alleen het goede antwoord voorzeggen leren de

zwakkere leerlingen niet.

Illustratief is hier ook de piramide van Sousa, een in het onderwijs veel aangehaald model (Eijkeren,

2009).

We onthouden: 10% van wat we lezen

20% van wat we horen

30% van wat we zien

50% van wat we zien en horen

70% van waarover we hebben gediscussieerd

80% van wat we zelf hebben ervaren

90 % van wat we uitleggen aan anderen

Volgens dit model doe je er als leerkracht goed aan diverse werkvormen in je onderwijs aan te

bieden en de leerlingen actief bij je onderwijs te betrekken. Maar ook samenwerkend leren, waarbij

de leerlingen discussiëren en uitleggen aan anderen, is dus heel geschikt.

WERKVORMEN

Bij coöperatief leren kun je gebruik maken van verschillende werkvormen voor tweetallen of

groepjes. Sommige activiteiten duren slecht een paar minuten, andere wat langer. In de Verenigde

Staten is cooperative learning een veelgebruikte methode. Kagan heeft veel werkvormen voor

coöperatief leren ontwikkeld, waarvan een aantal is opgenomen in het boek van Förrer, Kenter, &

Veenman (2000). Daarnaast zijn er tal van andere bronnen voor geschikte werkvormen, bijvoorbeeld

Coöperatief leren binnen adaptief onderwijs (Vugt, 2007).

Page 17: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

17

1.3.4 COÖPERATIEF LEREN EN AUTISME

Volgens Baltussen, Clijsen, & Leenders (2003) is samenwerkend leren een centraal element in de

ontwikkeling van kinderen. Een kind met autisme wil uit zichzelf vaak niet samenwerken omdat dit

veel moeite kost (o.a. door het gebrek aan inlevingsvermogen). Toch zou een leerkracht juist het

samenwerkend leren moeten inzetten om het kind sterker en weerbaarder te maken op het gebied

van sociale interactie.

Ook Förrer, Jansen, & Kenter (2004) wijzen op het belang van samenwerken. Omdat de vaardigheden

die daarvoor nodig zijn door een kind met autisme niet automatisch worden opgepikt, moet de

leerkracht de sociale interactie stimuleren. Door te observeren moet de leerkracht bekijken wat het

kind kan en waarin het nog begeleid moet worden.

Delfos (2011) benadrukt dat de sociale omgang in groepen voor mensen met een autistische stoornis

nog moeilijker is dan individuele contacten. Groepsgerichte activiteiten vermijden ze daarom vaak.

Door gebrek aan invoelingsvermogen is bijvoorbeeld beurt verdelen lastig, iets wat juist bij

samenwerken erg belangrijk is. Bij de beurt geven of nemen kan het ook gebeuren dat een kind met

autisme onvoldoende door heeft dat een leerkracht of klasgenoot een reactie verwacht (Baltussen,

Clijsen, & Leenders, 2003).

Voor álle kinderen in de klas is een veilig pedagogisch klimaat de basis om te kunnen leren, of ze nu

een sterke of een zwakke leerling zijn, of ze specifieke leerbehoeften hebben of niet. Pas als de

leerlingen zich veilig voelen in de klas kunnen ze zich ontwikkelen. Stevens noemt drie

basisbehoeften van kinderen: competentie, autonomie en relatie (CAR) (Eijkeren, 2009). Niet alleen

de leerkracht is van invloed op het pedagogisch klimaat in de klas, ook de andere leerlingen hebben

daarin een grote rol. Daarom dus de aandacht voor samenwerkend leren. Want daardoor kan aan de

drie basisbehoeften worden voldaan. Competentie: ik doe mee en dat wordt gewaardeerd;

autonomie: we zijn met elkaar verantwoordelijk voor het groepsgevoel; relatie: ik maak deel uit van

de groep. (Förrer, Jansen, & Kenter, 2004).

Soms moet een coöperatieve werkvorm wat aangepast worden om tegemoet te komen aan

specifieke leerbehoefte van kinderen, bijvoorbeeld kinderen met autisme. Je kunt het (cognitieve)

doel van de opdracht aanpassen, de hoeveelheid werk, de criteria voor het te leveren werk, etc.

Daarnaast is het belangrijk om ruim aandacht te besteden aan groeps- en klasvormingsactiviteiten

(Förrer, Jansen, & Kenter, 2004).

Dugan, Kamps, & Leonard (1995) hebben onderzoek gedaan naar leerlingen met autisme op een

reguliere basisschool en hoe zij konden meedoen aan samenwerkingsopdrachten. De uitkomsten van

dit onderzoek waren dat de kinderen met autisme tijdens coöperatief leren meer interactie lieten

zien en op hun klasgenoten reageerden. Er waren wel samenwerkingsvaardigheden die minder

ontwikkeld waren bij kinderen met autisme, zoals complimenten geven en anderen helpen. Om die

groepsgedragingen te stimuleren zouden de leerlingen daar volgens het onderzoek gericht mee

moeten oefenen.

Ook Förrer, Jansen & Kenter halen verschillende onderzoeken aan waaruit blijkt dat coöperatief leren

goed is voor het zelfbeeld van kinderen met specifieke leerbehoeften. De interpersoonlijke relaties

Page 18: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

18

verbeteren doordat er bij coöperatief leren meer contact en communicatie is tussen leerlingen dan in

andere onderwijssituaties.

AANDACHTSPUNTEN

Förrer, Jansen, & Kenter (2004) noemen aandachstpunten voor de leerkracht bij het cooperatief

leren met een kind met autisme in de klas. Voorbeelden daarvan zijn:

- Begin met tweetallen. Het is voor kinderen met autisme belangrijk om te starten in tweetallen en

niet meteen in grotere groepjes. Bij een tweetal is de kans op succes groter, want de

communicatielijn is beperkter.

- Maak gebruik van de rollen. Als de leerling een rol krijgt (stiltekapitein, materiaalbaas etc.) weet

hij/zij wat hij moet doen.

- Laat het kind met autisme samenwerken met een sociaal vaardig kind.

- Zorg ervoor dat het kind weet wat hij kan verwachten: wanneer doen we de werkvormen, wat moet

ik doen als ik een vraag heb, wat doe ik als ik klaar ben?

Voor leerlingen met autisme moet de leerkracht steeds bekijken wat haalbaar is. Door gericht te

observeren en vooral in gesprek te gaan met de leerling, achterhaalt de leerkracht de behoeften en

mogelijkheden van het kind.

Page 19: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

19

1.3.5 HYPOTHESE

Uit de literatuur blijkt dat samenwerkend leren voor kinderen met autisme een positief effect kan

hebben op de ontwikkeling van hun sociale vaardigheden. Daarbij is de kwaliteit van de

samenwerkingsactiviteiten en de manier waarop die vaardigheden worden aangeleerd wel

belangrijk.

Bovendien blijkt wel dat een leerkracht steeds in de gaten moet houden dat het ontwikkelen van

samenwerkingsvaardigheden een proces is. Het vereist tijd en oefening om erin te groeien.

Ik verwacht dat het samenwerken voor X een positief effect zal hebben. Daarbij houd ik wel rekening

met het feit dat het onderzoek maar drie maanden duurt, van begin februari tot eind april. Ik

verwacht dat in deze relatief korte periode een begin kan worden gemaakt met het aanleren van de

basisvaardigheden voor samenwerken en dat de klas in die tijd kan wennen aan de principes van het

coöperatief leren.

Ik hoop dat er een verbetering zal optreden voor X tijdens de ‘vrije momenten’ op school en dat zij

gemakkelijke contact zal maken met haar klasgenoten. Ik kan nog moeilijk voorspellen of dit in deze

korte tijd ook lukt.

Page 20: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

20

1.4 ONDERZOEKSVRAAG

HOOFDVRAAG

Heeft samenwerken in de klas een positief effect op spelen met klasgenoten en bevordert het

vriendschappen?*

DEELVRAGEN

Sociale interactie

Hoe verloopt het contact tussen X en haar klasgenoten op dit moment? (spelen etc.)

Hoe was dit in groep 1 t/m 4?

Hoe zijn de sociale verhoudingen binnen de klas (sociogram)?

Wat wordt verstaan onder vriendschap (in relatie met autisme)?

Wat wordt verstaan onder spelen (in relatie met autisme)?

Samenwerken

Welke samenwerkingsvaardigheden bezit X?

Welke samenwerkingsvaardigheden moet X zich eigen maken?

Welke samenwerkingsvaardigheden bezit de groep wel en niet?

Welke samenwerkingsvaardigheden moet de klas bezitten om met X goed te kunnen samenwerken?

Methode van aanleren

Op welke manieren kun je samenwerken aanleren?

Welke vaardigheden die nodig zijn voor samenwerken zijn moeilijk voor een leerling met autisme?

Welke instrumenten kunnen we daarvoor goed gebruiken? (Regels voor samenwerken, werkvormen,

taken verdelen.)

Resultaat/Conclusie

Is er verbetering zichtbaar (met spelen op plein en na school)?

Is het nuttig om samenwerken in te zetten om de sociale interactie te verbeteren?

Hoe heeft X het ervaren (gewaardeerd)?

*Definitie van vriendschappen

Ik denk dat ik hier de verwachtingen reëel moet houden: het uitgangspunt is dat X op school met

kinderen kan spelen, op het plein of tijdens een pauze die binnen wordt gehouden. Dat is op dit

moment lastig en daar zou verbetering in kunnen optreden. Als er hechtere vriendschappen ontstaan

waarbij ook thuis gespeeld wordt, zou dat een bijzonder resultaat zijn.

LEESWIJZER

De onderzoeksresultaten bevatten veel beschrijvingen van de manier waarop ik het samenwerkend

leren in de klas heb vormgegeven. Het is voor een goed begrip van het onderzoek niet noodzakelijk

om alle werkvormen te lezen.

PERSOONLIJKE MOTIVATIE

Page 21: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

21

Ik heb voor dit onderwerp gekozen omdat het met de komst van de Wet Passend Onderwijs meer en

meer zal voorkomen dat een kind met autisme (of een andere stoornis) op een reguliere basisschool

terechtkomt.

Ik weet niet veel van samenwerkend leren en ik heb er nog helemaal geen ervaring mee in de

praktijk. Ik denk, mede op basis van wat ik tegenkom in de literatuur, dat er in de toekomst steeds

meer aandacht zal zijn voor samenwerkend leren. Dat is een competentie waar steeds meer waarde

aan wordt gehecht.

Ik was extra gemotiveerd voor het onderzoek omdat het onderwerp voorkwam uit een probleem uit

de praktijk. Ik hoop dan ook een waardevolle bijdrage te kunnen leveren voor mijn stageschool.

Page 22: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

22

2. ONDERZOEKSMETHODE

2.1 ONDERZOEKSSTRATEGIE

Het feit dat X het moeilijk vindt om aansluiting te vinden met haar klasgenoten en dit zelf ook een

steeds groter probleem gaat vinden is de aanleiding voor dit onderzoek. Het probleem ligt vooral bij

de vrije momenten, namelijk de pauze en het overblijven.

De onderzoeksgroep is groep 5a van Dr. H. Bavinckschool in Haarlem, de groep waar X in zit.

Ik ga vooraf en na afloop na of er (weliswaar in een korte tijd) een intensivering is waar te nemen van

‘vriendschap’. Ik moet vriendschap daarvoor wel goed definiëren, ik zou het op verschillende niveaus

kunnen beschrijven:

- bij elkaar thuis gaan spelen

- samen naar huis lopen

- elkaar op de speelplaats opzoeken om te kletsen of te spelen

De onderzoeksinstrumenten bestaan uit: observaties, het sociogram, gesprekken met de moeder van

X, het beoordelen van de samenwerkingsvaardigheden van de klas, het evaluatie-instrument voor X

en gesprekjes met haar. Daarnaast heb ik regelmatig gesprekken met de leerkrachten uit de groep.

OBSERVATIES TIJDENS DE PAUZE OP HET PLEIN EN TIJDENS HET OVERBLIJVEN IN DE KLAS

Hoe de vrije momenten verlopen, kan ik bekijken door observaties te doen. In eerste instantie

observeer ik op het plein en tijdens het overblijven. (Is X alleen, zoekt ze contact, zoeken anderen

contact met haar? Is er een interventie van de leerkracht?) Dat observeren kan ik gedurende het hele

onderzoek doen, aan het begin bij wijze van 0-meting, tijdens het onderzoek, en aan het eind, om te

zien of er een verandering is waar te nemen.

SOCIOGRAM

Tijdens de eerste helft van het schooljaar is een sociogram afgenomen, waarmee duidelijk wordt wie

het liefst met wie speelt en samenwerkt. Voor het sociogram noemt elke leerling één kind met wie

hij/zij graag samenwerkt en één kind met wie hij/zij graag speelt. Een dergelijk sociogram geeft

enigszins inzicht in hoe de verhoudingen liggen, al geeft het wel een beperkt beeld. Het zegt niets

over alle groepjes die graag met elkaar spelen en werken.

Tegen het eind van het onderzoek zal ik nog een sociogram afnemen.

SAMENWERKINGSVAARDIGHEDEN

Voor het samenwerken ga ik aan de slag met coöperatieve werkvormen. De leerlingen en ik hebben

daar nog geen ervaring mee. Het is lastig om precies te meten hoe het samenwerken gaat, maar er

zijn wel samenwerkingsvaardigheden opgesteld vanuit coöperatief leren (zie bijlage 3).

Het is niet mogelijk om voor elk kind individueel te bekijken welke vaardigheid hij/zij bezit, maar er is

wel een algemeen beeld te schetsen voor deze groep 5. Het ene kind zal wat meer sociaal vaardig

zijn, het andere wat minder.

Page 23: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

23

Het is dus geen echte ‘0-meting’ die ik aan het begin doe, maar ik bepaal globaal hoe het staat met

de samenwerkingsvaardigheden van de klas. Ik kan dan zien welke vaardigheden de leerlingen al wel

bezitten en welke nog ontwikkeld moeten worden voor een goed verloop van het samenwerken.

Tijdens het coöperatief leren observeer ik hoe het in de klas gaat tijdens het samenwerken, en dan

vooral in de groep waar X zit. Ik kijk of er in de hele groep veranderingen zijn waar te nemen met het

samenwerken.

Bij het aanleren van het samenwerken, zal ik me beperken tot het stellen van eenvoudige regels. De

regels zullen niet alleen instrumentele regels voor samenwerking worden, maar ook regels die

aansturen op interactiepatronen tussen twee of meer leerlingen. Zo zal ik de leerlingen rollen geven

(stiltekapitein, tijdbewaker etc.), maar ook bepaalde vaardigheden benomen en er voorbeelden bij

geven. Door specifieke coöperatieve werkvormen te introduceren worden sommige vaardigheden

min of meer automatisch toegepast, bijvoorbeeld beurt nemen en beurt geven, of individuele

verantwoordelijkheid).

Verder wil ik ook ‘leuke’ opdrachten invoeren, zodat de leerlingen plezier hebben met het

samenwerken. (Daar ligt de voedingsbodem voor vriendschap!)

EVALUATIE-INSTRUMENT VOOR X

X voelt zich niet fijn in de klas omdat ze weinig met andere kinderen omgaat. Ik vind het heel

belangrijk om ook te onderzoeken hoe X zelf vindt dat het gaat. Daarvoor heb ik een soort evaluatie-

instrument ontwikkeld. Er zijn 4 ‘meters’ die X steeds aan het eind van de dag met mij invult.

Spelen: is het gelukt? (Dit houdt in: heb je in de pauze met iemand kunnen spelen?)

Spelen: was het leuk? (Dit houdt in: had je plezier tijdens de pauze?)

Samenwerken: is het gelukt? (Dit zegt iets over de kwaliteit van het samenwerken)

Samenwerken: was het leuk? (Dit houdt in: vond je de samenwerkingsopdracht die we vandaag

hebben gedaan leuk?)

2.2 ANALYSEMETHODEN

Hoe ga ik alle gegevens analyseren? Het doel van het samenwerken in de klas is dat er voor X in de

vrije momenten op school (en liefst ook na school) een intensivering van vriendschappen is waar te

nemen.

Dit kan ik beoordelen aan de hand van observaties van X bij het overblijven en op het plein. Verder

kan ik bekijken hoe het bij het samenwerken gaan, of er een verbetering optreedt in de

samenwerkingsvaardigheden van de klas en van X.

Page 24: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

24

PLANNING VAN HET ONDERZOEK

Meteen aan het begin van mijn stage, eind januari, start ik met de observaties van X tijdens de

pauzes. Half februari start bekijk ik de beginsituatie van het samenwerken en start ik met de

coöperatieve werkvormen. Een paar weken later introduceer ik het meetinstrument (het evaluatie-

instrument) bij X.

Tot ongeveer het eind van april ga ik door met observeren, het uitvoeren van coöperatieve

werkvormen en het meetinstrument. Daarna zal ik heel snel alle data moeten bekijken en

interpreteren om het onderzoek af te ronden.

Page 25: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

25

3. RESULTATEN

De gegevens voor dit onderzoek heb ik verzameld tijdens de stagedagen in mijn stageklas. De

stagedagen waren maandag en donderdag. Deze twee dagen verschilden op diverse vlakken en zijn

daarom behoorlijk representatief voor hoe de week verloopt:

Op maandag, aan het begin van de week, geeft leerkracht E. les. Het is een dag met ’s ochtends veel

cognitieve vakken als taal, rekenen, spelling. In de middag wordt er begrijpend lezen en

handvaardigheid gegeven.

Op donderdag geeft leerkracht C. les. De klas heeft dan naast taal, rekenen en geschiedenis ook gym

en muziek.

Het voordeel van deze twee dagen is ook dat het gaat om een dag aan het begin en een dag tegen

het eind van de week. Op maandag moet X altijd even opstarten na het weekend.

De gegevens die ik heb verzameld zijn:

a) Achtergrondgegevens van de leerling (scores van toetsen en gesprekken met moeder)

b) Beschrijvingen van de samenwerkingsactiviteiten (de coöperatieve werkvormen)

c) Het evaluatie-instrument van X (meetinstrument)

d) Observaties tijdens vrije momenten (op het plein en tijdens het overblijven)

Omdat de samenwerkingsactiviteiten een belangrijk middel zijn in dit onderzoek, beschrijf ik ze hier

wel. De lezer kan dan zien welke activiteiten ik met de klas heb uitgevoerd en aan welke

samenwerkingsvaardigheden ik aandacht heb besteed. De lezer hoeft niet alle

activiteitenbeschrijvingen te lezen en kan ook zonder de beschrijvingen de rode draad van het

onderzoek volgen.

3.1 ACHTERGRONDGEGEVENS VAN LEERLING

De bronnen voor deze gegevens zijn het leerlingvolgsysteem, rapporten en een gesprek met de

moeder van X.

CITO-SCORES

X is goed in lezen, taal en spelling. In rekenen is ze niet zo goed, daarbij heeft ze een eigen leerlijn en

gebruikt ze een eigen boekje. Ze werkt bij de rekenmethode in het boek van groep 4.

Rekenen/wiskunde niveau V (score 38)

Laag werktempo, weinig inzicht. Is door extra hulp weer gemotiveerd om te rekenen. Gaat steeds

beter en zelfstandiger.

Taal goed

Spelling goed niveau I (score 141)

Lezen

DMT niveau I (score 91)

Page 26: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

26

Avi-lezen niveau M8 (avi-plus)

Begrijpend lezen niveau II (score 29)

STERKTE/ZWAKTE-ANALYSE

Sterkte: X is bereid en in staat zelf afspraken en tijd te onthouden. Ze geniet van goede resultaten en

de complimentjes. X heeft een enorm vermogen om over zaken na te denken en te praten, ook over

zichzelf. Ze kan bepaalde gebeurtenissen goed analyseren. Ze is goed in lezen, spelling, begrijpend

lezen en taal.

Zwakte: Verandering van tijd of omgeving brengt verwarring. X is vaak ziek. Te veel verschillende

opdrachten geven mindere resultaten.

AANPASSINGEN

X heeft een eigen rekenboekje, ze volgt een eigen leerlijn.

Ze schrijft niet aan elkaar, maar in blokletters. Dit betekent dat zij geen werkboek van Pennenstreken

(methode schrijven) heeft, maar een eigen schrijfschrift.

Voor X is een persoonsgebonden budget dat de ouders in overleg met het zorgteam kunnen

besteden. Zo krijgt X MRT en er is speciaal spelmateriaal aangeschaft om in de pauze mee te spelen.

In de pauze doet leerkracht E. vaak een interventie: ze vraagt van tevoren met wie X wil spelen. Als X

iemand gekozen heeft mag zij samen met dat klasgenoX speelgoed pakken dat speciaal voor X is

aangeschaft. Soms vergeet de leerkracht het in de klas te vragen en dan loopt ze op het plein met X

rond om iemand te zoeken om mee te spelen.

GESPREK MET MOEDER (MAART 2012)

Als ik de moeder van X spreek, vertelt ze dat er een heel team rond X staat. Elke 2 à 3 maanden is er

een groot intern overleg met leerkracht, IB-ers, ouders en de ambulant begeleider. De ambulant

begeleider (van Mytylschool De Regenboog) fungeert voor de ouders als aanspreekpunt en is er voor

vragen en ondersteuning van de leerkrachten.

De ouders van X beschikken over een PGB (persoonsgebonden budget), waarmee ze zorg voor X

kunnen inkopen. Het is maart als ik de moeder van X spreek, ze vertelt me dat X vanaf volgende week

MRT zal krijgen.

Toen X net op school zat, had ze een schaduwbegeleider in de klas. Die zat achter haar en hielp haar

met schoolse taken, zoals je vinger opsteken als je wat wilt zeggen. Of even iets influisteren wat X

moest doen. Ook thuis besteden de ouders veel aandacht aan het inslijpen van gewoontes door

imitatiegedrag. (‘Wie een toetje wil, moet zijn vinger opsteken.’)

Als er meerdere zintuigen worden aangesproken vindt X het soms moeilijk om te bepalen wat nou

het belangrijkste is. X kan bijvoorbeeld moeite hebben om geluid en taal uit elkaar te houden, ze

wordt dan afgeleid door externe geluiden en gaat daarnaar luisteren in plaats van naar het gesprek.

Page 27: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

27

Sinds november is het echt een ernstig probleem aan het worden dat X ziet dat ze anders is dan de

anderen. Alle ‘vrije tijd’ op school (pauze en overblijven) vindt ze vervelend en dan is ze verdrietig.

Het is niet leuk om nooit gevraagd te worden om te komen spelen. X zegt ook thuis dat ze geen

vriendinnen heeft op school. Dat vindt ze heel jammer. Maar ze heeft niet echt interesse in

klasgenoten. Ze weet ook niet goed wat je met die ander kunt doen, wat je kunt vragen. En voor de

kinderen in de klas geldt: wat kan je met X doen? (Want X fietst niet, schaatst niet etc.)

De moeder van X heeft het idee dat ze heel intensief begeleid zou moeten worden op het plein.

Want uit zichzelf gaat het niet lukken. X is wel veel getraind op het gebied van schoolse

vaardigheden, maar er zijn nog zoveel andere belangrijke dingen. Kunnen spelen, bijvoorbeeld.

In groep 4 ging het wel iets beter. Toen was het verschil minder duidelijk. Er werd toen een

gezelschapsspel gespeeld. In plaats van de weektaak mochten dan een paar kinderen op de gang een

spel spelen met X. Dat maakte het ook aantrekkelijk om iets met X te doen. Bovendien leert X daar

bepaalde vaardigheden van: op je beurt wachten, samen spelen. Een geschikt spel is Mimiq. Het idee

is om dit ook af en toe in groep 5 weer te gaan doen.

GESPREK TUSSEN LEERKRACHT EN DE MOEDER X (EIND VAN ONDERZOEK, APRIL 2012)

Eind april bespreken de leerkracht en de moeder van X het nieuwe voornemen om in de klas te

vertellen over autisme en wat het hebben van autisme voor X betekent. Eerst zal moeder een

informatieboekje over autisme met X doornemen. Rond dezelfde tijd start X met de IB-er met het

maken van een poster over haar sterke kanten en de zaken waar ze minder goed in is. Die poster zal

X in de klas laten zien en dat zal het startpunt zijn voor de leerkracht om in de klas een gesprek over

autisme te hebben.

Leerkracht en moeder zullen nog verder bespreken hoe ze dit gaan vormgeven.

3.2 SOCIOGRAM

Er is in het schooljaar 2011-2012 twee keer een sociogram afgenomen (zie bijlage 5).

Aan het begin van het jaar zitten er 25 kinderen in de klas, halverwege komt er een jongen bij. Groep

5a is wel een echte meidenklas, die bestaat uit 17 meisjes en 9 jongens. De klas wordt heel sociaal en

aardig genoemd, al zorgt het hoge aantal meisjes wel voor een speciale dynamiek. Daar zal ik in dit

onderzoek verder niet op ingaan.

Bij het eerste afgenomen sociogram koos X (nummer 16) bij spelen voor meisje J. en bij

samenwerken voor jongen G.

Bij het tweede afgenomen sociogram, aan het eind van mijn onderzoek, koos X (nummer 6) bij spelen

voor meisje E. en bij samenwerken voor jongen G.

X is zelf niet gekozen.

Page 28: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

28

3.3 COÖPERATIEF LEREN

BEGINSITUATIE SAMENWERKEN

Wat wordt er al gedaan aan samenwerken?

Spelling

Met spelling is er vaak een opdracht die je met je groepje mag doen. Je kiest zelf woorden, daarna

lees je de woorden aan elkaar voor en kies je samen woorden om op te schrijven. Dan kijk je de

woorden van elkaar na.

Taal

Soms is er met een taal een opdracht die je samenwerkend mag doen. Dat gebeurt niet altijd. Met je

weektaak mag je soms samenwerken.

Voorbeeld observatie aan begin van onderzoek: maandag 23 januari taalles met samenwerken. Gaat

vooral over taakverdeling. De leerlingen mogen het werk in hun projectschrift schrijven. De opdracht

was: bedenk vier dingen die je moet doen als er lekkage is. Eerst individueel, daarna met je groepje

bespreken en tot een gezamenlijk antwoord komen.

Nabespreken: hoe ging het in elk groepje? Hoe ging het in het groepje van X? X neemt het woord.

Het ging wel goed. Ze waren het niet over alles eens, maar uiteindelijk kozen ze samen wat dingen.

Begrijpend lezen

Met begrijpend lezen is er een groepje met een ander werkboek (spoor 1). Zij werken in een groepje

samen op een andere plek.

Rekenen:

Met rekenen mag het routeboekjesgroepje soms op een andere plek werken.

Met uitzondering van enkele opdrachten taal en spelling vallen de meeste samenwerkingsvormen

niet echt onder de voorwaarden van coöperatief leren.

Ik kies werkvormen en ideeën uit de boeken Coöperatief leren (Förrer, Kenter, & Veenman, 2000) en

Coöperatief leren binnen adaptief onderwijs (Vugt, 2007). Verder maak ik gebruik van de

handreikingen uit Coöperatief leren in het passend onderwijs die gegeven worden voor het werken

met kinderen met autisme (Förrer, Jansen, & Kenter, 2004).

START COÖPERATIEF LEREN

Het is belangrijk om even stil te staan bij de manier waarop ik aan het werk ga. Ik onderzoek immers

iets waar ik zelf deel van uitmaak. Ik introduceer en begeleid immers de coöperatieve werkvormen.

De leerlingen zijn nog niet gewend aan coöperatief leren en ikzelf ook niet. Ik zal het mezelf en de

leerlingen dus stukje bij beetje moeten aanleren.

Hoe bereid ik de lessen voor, welke werkvormen kan ik wel en niet toepassen? Hoe maak ik groepjes,

met daarbij de verschillende onderwijsbehoeften van de leerlingen in gedachte?

Page 29: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

29

Bij het samenwerkend leren probeer ik in eerste instantie in te zetten op succeservaringen van de

kinderen en plezier. Ze moeten namelijk gemotiveerd raken om samen te werken.

Ik heb een gesprekje met de klas over samenwerken.

GESPREKJE SAMENWERKEN MAANDAG 13 FEBRUARI

Ik vraag de leerlingen wat belangrijk is als je gaat samenwerken. De kinderen komen met de

volgende opmerkingen:

- Je moet niet kletsen, maar werken

- Je mag niet voorzeggen, je moet het aan de ander uitleggen

- Niet 1 kind moet al het werk doen, je moet het samen doen

- Je moet met elkaar overleggen wat het goede antwoord is

- Je moet een beetje stil zijn

Ik vind dat de leerlingen in één keer al een heleboel goede samenwerkingsvoorwaarden noemen. Ik

geef de klas een compliment.

Vandaag werken de leerlingen bij een opdracht van spelling in tweetallen. Ze schrijven samen

woordjes op uit het woordpakket. X werkt samen met J. Eerst werken ze even alleen, maar daarna

gaan ze aan elkaar voorlezen en elkaars werk ook nakijken.

MANIER VAN BESCHRIJVEN

Ik bepaal steeds het lesdoel en het doel voor samenwerkend leren (een sociale vaardigheid, een rol)

en een werkvorm die past bij de les. Ik zal een aantal keer de hele les en werkvorm, inclusief

reflectie, compleet beschrijven. Naarmate het onderzoek verder vordert, wordt de beschrijving

beknopter.

Behalve dat ik geschikte werkvormen selecteer, bekijk ik ook welke vaardigheden de leerlingen

bezitten en welke vaardigheden X bezit.

Daarnaast vraag ik aan X hoe zij vond dat het ging. Dat doe ik door de ‘meter’ in te vullen met haar,

waarbij ik in een klein gesprekje om opheldering kan vragen of wat dingen kan nabespreken.

DONDERDAG 16 FEBRUARI

Werkvorm: Placemat

Klassenmanagement: Er zijn 2 groepjes van 3 kinderen. Uit het groepje van 6 haal ik 2 kinderen die ik

verdeel over de groepjes van 3.

X was vanmiddag ziek.

Doel vakinhoudelijk: Ieder kind bedenkt individueel 3 à 4 lievelingsboeken. Daarna moeten in het

midden van de placemat 3 boeken worden genoteerd die door de hele groep zijn geselecteerd.

Doel samenwerken: Met elkaar overleggen, bereiken van overeenstemming, luisteren.

Page 30: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

30

Beschrijving hoe het ging: Dit was een vrij moeilijke werkvorm om mee te beginnen. Maar ik had hem

toch gekozen als startvorm, omdat hij wel heel leuk is. De kinderen waren enthousiast over de

opdracht, gingen meteen goed aan de slag.

Het individueel bedenken ging goed, al waren er wel kinderen die in eerste instantie niets konden

bedenken.

Het kiezen van drie boeken voor de groep was moeilijk, omdat er vier kinderen in de groepjes zaten.

Niet elk kind kon een boek op schrijven, ze moesten echt overleggen. In twee groepjes ging dit heel

goed maar in de andere vier groepjes was dit moeilijk.

Het werd druk, maar voor de eerste keer was ik tevreden.

+ iedereen deed serieus mee

+ iedereen heeft iets opgeschreven

+ sommige griepjes werkten al heel rustig en vriendelijk samen

- moeilijk tot overeenstemming komen

- vrij lawaaiig

- veel leerlingen wilden eigenlijk hun eigen zin krijgen

Aandachtspunten voor de volgende keer: Een opdracht in tweetallen kiezen, omdat dat wat minder

moeilijk is. Let op heterogene samenstelling.

MAANDAG 20 FEBRUARI

Werkvorm: Duo’s

Klassenmanagement: tweetallen gevormd, heterogeen naar niveau spelling, dus in elk geval geen 2

zwakke spellers bij elkaar.

X weer ziek, doet dus weer niet mee.

Page 31: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

31

Doel vakinhoudelijk: Het leren herkennen van de uitgangen -ig, heid en lijk. Het was het eerste

woordpakket over die groep woorden. Daar wilde ik op een speelse manier mee oefenen.

Doel samenwerken: Met elkaar overleggen, bereiken van overeenstemming, aanmoedigen, op elkaar

wachten, hulp geven.

Beschrijving hoe het ging: Elk tweetal kreeg een klein blaadje. Ik las een woord voor. Leerling 1

schreef het woord op, leerling 2 bekeek het en overlegde eventueel als hij/zij dacht dat het woord

anders geschreven moest worden. Daarna schreef leerling 2 het volgende woord op en keek leerling

1 het na enz. Samen verantwoordelijk voor het eindproduct, samen het resultaat vieren.

We keken het gezamenlijk na. Ik vroeg welk groepje 0 fout had (bijna alle groepjes). Ook vroeg ik hoe

het was om samen een dictee te maken. Dat vonden ze heel leuk. Sommige tweetallen vertelden dat

ze echt hun voordeel met deze werkvorm hadden gedaan.

Aandachtspunten voor de volgende keer: weer werken in tweetallen.

Komende 2 weken wil ik de vaardigheden meten, doelen stellen voor de komende tijd en meten hoe

X zich voelt (hoe ging de pauze, het samenwerken?)

MAANDAG 5 MAART

Met taal laat ik de leerlingen samenwerken. Ze gaan een invulles doen waarbij ze om de beurt een

antwoord moeten bedenken. De ander moet steeds kijken of het goed is, en als ze het erover eens

zijn dat het klopt, schrijven ze het op. Zo zijn ze er samen verantwoordelijk voor dat de les goed is

gemaakt.

Ik heb de rol van de stiltekapitein ingevoerd. Dat werkte wel, al gaven sommige tweetallen aan dat

het nog wel wat stiller had gekund.

Hoe ging het samenwerken? Bij de meeste groepjes goed. Ik heb doorgevraagd wat dan goed ging.

Groepjes gaven antwoorden als: Het om de beurt werken of het eens zijn over het antwoord. Wat

nog lastig was in sommige groepjes: de stiltekapitein.

Bij X en J. ging het ook goed.

Volgende keer weer aandacht voor stiltekapitein.

DONDERDAG 8 MAART

Werkvorm: Duo’s

Klassenmanagement: tweetallen gevormd, heterogeen naar niveau taal (woordenschat en

uitdrukkingen). Paar tweetallen veranderd: X wilde graag samenwerken met G., J. heb ik bij L. gezet

(J. sterk, L. zwak), P. bij E.

Doel vakinhoudelijk: Het leren van uitdrukkingen als: hij heeft lange tenen, hij kletst uit zijn nek.

Verder woordenschat.

Page 32: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

32

Doel samenwerken: Met elkaar overleggen, bereiken van overeenstemming.

Stiltekapitein: zorgen dat andere groepjes geen last van jullie hebben.

Beschrijving van hoe het ging: De leerlingen maken een invulles waarbij ze moeten overleggen of om

de beurt een antwoord moeten bedenken. Ze moeten het er in elk geval over eens zijn dat het klopt.

(Zo zijn ze er samen verantwoordelijk voor dat de les goed is gemaakt.)

Ik heb de rol van de stiltekapitein nog eens uitgelegd. Dat werkte wel, sommige tweetallen gaven wel

dat het rustig werken beter kon.

Niet alle tweetallen werkten echt samen en er waren ook kinderen die echt niet willen. Die waren

gewoon alleen aan het werk en overlegden af en toe even iets of stelden de ander een vraag. Dat is

geen coöperatief leren (zie ook evaluatie en aandachtspunten volgende keer).

X werkte samen met G. omdat zij hem erg aardig vindt. Ze gingen op een gegeven moment aan de

tafel in de gang zitten werken. Ze hebben ook samen bij de steropdracht een verhaaltje gemaakt.

Als doel heb ik in elk geval behaald dat X veel plezier had in het samenwerken (al was ze wel een

beetje zenuwachtig omdat ze G. leuk vindt).

Evaluatie: De leerlingen vonden zelf dat het wel goed ging.

Ik merkte op dat ik zag dat er op sommige plekken heel goed werd samengewerkt en dat het werk er

ook allemaal goed uit zag. Maar bij andere tweetallen zag ik ook dat de een bij opdracht 3 was,

terwijl de ander nog bij opdracht 1 was. Dat moet eigenlijk niet kunnen, want dan ben je niet samen

aan het werk, maar gewoon alleen.

Aandachtspunten voor de volgende keer: Ik zal het enthousiasme voor samenwerken een beetje

moeten aanwakkeren. Volgende keer wil ik een niet-schoolse samenwerkingsopdracht doen

(rotonde) met het hele groepje.

Ik moet daarvoor ook duidelijk de positieve wederzijdse afhankelijkheid invoeren, zodat iedereen

meedoet.

Verder als doelen:

Elkaar vriendelijk toespreken

Om de beurt praten

Rol stiltekapitein

MAANDAG 12 MAART

Werkvorm: Rotonde (in groepjes van 4)

Materiaal: Alle leerlingen krijgen 2 duploblokjes. Als ze iets willen zeggen, leggen ze een duploblokje

in het midden van de groep.

Doel inhoudelijk: Dit is een groepsvormingsactiviteit met als doel elkaar beter leren kennen en

plezier krijgen in het werken met een groepje (‘funfactor’).

Page 33: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

33

Doel samenwerken: Om de beurt praten, naar elkaar luisteren.

Inhoud: Vertel elkaar wat je lievelingssmaak ijs is en waarom (n.a.v. opening ijswinkel in de buurt) en

met welk speelgoed je graag speelt en waarom. Ik vertelde dat ik na afloop zou rondvragen om te

kijken wat de leerlingen over elkaar wisten.

Evaluatie: Het ging goed met de beurtverdeling. Het werd wel erg lawaaiig. De leerlingen hebben

goed opgelet wat de anderen vertelden en wisten zich veel ijssmaken van elkaar te herinneren toe ik

ernaar vroeg.

Link naar meetinstrument X: ze gaf samenwerken vandaag een 8 en een 9, samen spelen twee keer

een 7. Ze vond de rotonde-opdracht erg leuk.

MAANDAG 19 MAART

Werkvorm: Delen – denken – uitwisselen (in groepjes van 4)

Doel vakinhoudelijk: woorden op alfabet zetten (de namen uit je groepje), eerst individueel op een

blaadje, daarna als groepje bespreken.

Doel sociaal: dit is een groepsvormingsactiviteit met als doel leren samenwerken en plezier krijgen in

het werken met een groepje.

Verder is het sociale doel: om de beurt praten, elkaar vriendelijk toespreken (en meer algemeen:

ervoor zorgen dat andere groepjes geen last van je hebben).

Inhoud:

Page 34: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

34

De leerlingen gingen eerst individueel op een blaadje de namen van de kinderen in hun groepje op

alfabet zetten. Daarna bespraken ze de uitkomst. Heeft iedereen hetzelfde?

Daarna heb ik elk groepje naar voren geroepen en mochten ze in de goede volgorde gaan staan. De

klas bekeek of het goed op alfabet was. Ik heb de situatie bij 1 groepje uitgebuit om verder te gaan,

daar hadden we twee namen met een R. Allebei met een R, hoe doe je dat? En als eentje nou Rambo

had geheten, hoe doe je het dan? (Begin van de naam ‘Ra’ hetzelfde, dan kijk je naar de derde letter

voor de juiste alfabetische volgorde.)

Evaluatie:

Het samenwerken ging goed, nog steeds vrij druk. Maar de leerlingen vonden het leuk, waren

tevreden. De volgende keer kan het wel wat uitdagender.

Link naar meetinstrument X:

X geeft vandaag samenwerken gelukt een 5 en leuk een 5. (Ze vond het eigenlijk wel leuk, maar

buitenspelen was leuker, kreeg 2 keer een 8. En het samenwerken was wat minder leuk ‘dus dan is

het niet eerlijk om hetzelfde cijfer te geven’.)

MAART - TUSSENTIJDSE EVALUATIE WERKEN IN TWEETALLEN

Welke vaardigheden bezitten de meeste leerlingen en aan welke vaardigheden wil ik meer aandacht

besteden? Welke vaardigheden bezit X en aan welke vaardigheden moet zij nog werken? Op basis

van open observaties heb ik de lijst vaardigheden voor samenwerken ingevuld (zie bijlage 6.)

WAT WORDEN DE GROEPSDOELEN:

- Meewerken aan de groepsopdracht (niet alle kinderen willen in tweetallen werken, saboteren het

samenwerken soms)

- Rustig praten en werken

- Vriendelijk op elkaar reageren

Om te kunnen samenwerken met X:

- Elkaar gelegenheid geven om mee te doen

Doel voor X:

- Inbreng durven hebben

- Vriendelijk op elkaar reageren

In het groepje van X is vooral Jelle erg vriendelijk naar X, hij legt soms ook de opdracht nog even uit

of structureert wat ze moeten doen. X werkt ook graag samen met Glenn.

26 MAART

Werkvorm: Puzzels (in groepjes van 4, een groepje van 6)

Doel vakinhoudelijk: individueel rekensommen uitrekenen (adaptief qua niveau: eigen sommen voor

X die een eigen leerlijn volgt, sommen voor het basisniveau en sommen voor de kinderen die in

Page 35: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

35

routeboekje werken). Daarmee samen een puzzel oplossen (positieve wederzijdse afhankelijkheid).

De uitkomst van de puzzel was: Wij hebben heel goed samengewerkt.

Doel sociaal:

Voor deze keer had ik voor elk groepje een kaart gemaakt waarop de rol van stiltekapitein stond en

daaronder had ik nog 2 extra aandachtspunten geschreven: elkaar vriendelijk toespreken en allemaal

meedoen.

Als ze die drie doelen zouden behalen, zou de groep een sticker verdienen, dus of iedereen uit het

groepje een sticker of niemand (positieve wederzijdse afhankelijkheid).

Inhoud:

De leerlingen rekenen eerst individueel op een blaadje vier sommen uit. Daarna geef ik ze een lege

kruiswoordpuzzel en een antwoordsleutel (van beide dus een per groepje).

Het is opvallend dat in sommige groepjes twee leerlingen de bladen pakken en samen de puzzel gaan

oplossen, terwijl het de bedoeling is om het met z’n vieren te bespreken. Ik observeerde bij het

groepje van X. Toen J. en X er een beetje bij stonden heb ik een beetje geholpen. Ik heb gezegd dat

de twee andere meiden hen ook even konden laten puzzelen of dat ze elkaar konden helpen. Ik heb

tegen X gezegd dat zij vast een bepaalde letter bij een uitkomst kon opzoeken. Als ze die gevonden

had, kon ze de uitkomst laten weten aan de kinderen die de puzzel hadden, zodat zij het konden

invullen. Zo vullen ze op het eind toch de puzzel met zijn vieren in.

Evaluatie:

Het samenwerken ging goed. Ik heb nog rondgevraagd of iedereen meedeed, dat bleek lastig te zijn.

De kinderen waren gemotiveerd om een sticker te verdienen.

Link naar meetinstrument X:

X geeft vandaag samenwerken een 7 (voor ‘gelukt’) en een 6 (voor ‘leuk’).

Wat moet de groep leren:

Elkaar erbij betrekken, ervoor zorgen dat iedereen meedoet.

Wat moet X leren:

Zelf actief meedoen, ervoor zorgen dat ze gehoord wordt.

DONDERDAG 29 MAART

Ik had geen tijd voor de werkvorm die ik had geselecteerd, maar bij taal zat een

samenwerkingsopdracht die ik heb uitgevoerd en geobserveerd.

Werkvorm: samenwerkingsopdracht van taalmethode

Doel vakinhoudelijk: met de groep zoveel mogelijk typisch Nederlandse dingen verzinnen.

Doel sociaal: rollen verdelen (iemand maakt aantekeningen, iemand bekijkt of iedereen het ermee

eens is, iemand bekijkt of alle leerlingen aan de beurt komen, iemand vertelt na afloop de uitkomst

aan de klas).

Page 36: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

36

Hoe ging het? Ik heb bij het groepje van 6 geobserveerd. Zij deden er heel lang over om de rollen te

verdelen. Uiteindelijk was ook niet iedereen even tevreden. Toen het eenmaal liep ging het

inhoudelijk goed.

X was niet zo tevreden over hoe het in haar groepje ging. De anderen lieten haar te weinig zeggen,

vond ze. J. had de rol ‘opletten of iedereen aan de beurt komt’. Hij vertelt bij de evaluatie dat ze wel

tegen X zeiden dat zij aan de beurt was. X reageert daarop dat ze niet wist dat ze bedoelden dat zij

iets moest zeggen.

Ik heb besproken dat de groep goed duidelijk moet maken dat X aan de beurt is. X moet aangeven

dat zij ook iets wil zeggen. Zij moet dus leren eigen inbreng te hebben).

Let op: taalmethode is ook in groepjes, met veel rollen. Misschien te onoverzichtelijk voor X.

Volgende keer bij dit groepje extra op letten.

MAANDAG 2 APRIL

Werkvorm: Geheugenspel

X was ziek.

Uitvoering en evaluatie: Ik had een dienblad met 10 dingen erop (geodriehoek, lippenstift, nepspin

etc.) De kinderen kregen het blad kort te zien. Ze moesten daarna in hun groepje zo veel mogelijk

dingen opschrijven.

Hoe ging het? Geen van de groepjes had 10 dingen opgeschreven, het hoogste was 8. De kinderen

hadden er vooral plezier in, er zaten geen grote ‘samenwerkingsvaardigheden’ in deze opdracht.

Funfactor hoog. Jammer dat X ziek was.

DONDERDAG 5 APRIL

Werkvorm: Puzzels

Doel vakinhoudelijk: ieder kind krijgt een alinea van een verhaal. Samen de goede volgorde van het

verhaal bepalen. Wat is begin, kern, einde? Daarna tekstverklarende vragen beantwoorden.

Doel sociaal: naar elkaar luisteren, ervoor zorgen dat iedereen meedoet. Rollen: stiltekapitein en

aanmoediger (die laatste was nieuw). Positieve wederzijdse afhankelijkheid doordat iedereen één

alinea van een compleet verhaal kreeg.

Inhoud: ik was bang dat de opdracht te gemakkelijk was, maar dat was helemaal niet het geval. Ik

had het verhaal geprint; het bestond uit 2 pagina’s. Vervolgens had ik de alinea’s losgeknipt. De

kinderen lieten zich misleiden door de bladspiegel en keken naar de boven- en onderkant van de

pagina (waar ze de witruimte zagen). Daarbij gingen ze ervan uit dat het verhaal op één pagina stond,

maar het waren er dus twee. Dit zorgde nog voor heel wat hoofdbrekens. Ook de tekstverklarende

vragen vonden de leerlingen vrij lastig, omdat ze uiteindelijk niet allemaal het hele verhaal hadden

gelezen.

Page 37: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

37

Het samenwerken ging wel goed, de leerlingen moesten echt bekijken welke tekst iedereen had. Ik

zag in sommige groepjes dat twee kinderen alle teksten verzamelden. Ik heb de anderen

aangemoedigd om ook actief mee te doen. Ik kon dit een beetje sturen door de vragen aan de

andere kinderen te geven die niet met de stukken van het verhaal bezig waren.

PUNTEN WAAR IK TIJDENS DE ACTIVITEITENCYCLUS AANDACHT AAN WIL BESTEDEN:

Vriendelijk op elkaar reageren

Elkaar gelegenheid geven om mee te doen

Eigen inbreng durven hebben

Materiaal met elkaar delen

Aan de taak werken tot deze af is

Elkaar een complimentje geven

Reageren op wat de ander zegt

DONDERDAG 12 APRIL

Start activiteitencyclus, thema De uitgeverij. Tijdens de activiteitencyclus doen we deels klassikale

activiteiten, maar de leerlingen gaan ook veel zelfstandig in groepen werken en dingen opzoeken en

verwerken.

De groepjes zijn nu niet per se heterogeen samengesteld. De leerlingen hebben voor het project iets

meer zelf mogen uitkiezen welke rol ze willen uitvoeren (team van schrijvers, illustratoren,

vormgeving of reclame/marketing) en met wie. In de klas zitten veel meisjes, er zijn nu een paar

echte meisjesgroepen en er is een groepje met vooral jongens.

Beschrijving:

Ik heb een brief gekregen van een redacteur van een uitgeverij. Zij vraagt of we kunnen helpen bij

het bedenken van een nieuwe boekenserie voor kinderen van 8 tot 10 jaar. De leerlingen kozen zelf

in welk team ze gingen werken. We gingen eerst klassikaal brainstormen en bespreken wat we

allemaal konden doen. Daarna mochten ze nog even kort in hun groepje overleggen. Opgewekte

sfeer in de groep, veel enthousiasme: de leerlingen hebben zin in het thema.

Opmerking: er zijn nieuwe tafelgroepjes gevormd in de klas, X zit nu met 3 anderen aan tafel. Een van

hen is G., een jongen die ze erg aardig vindt.

X ziek

DINSDAG 17 APRIL

’s Ochtends werd er vanuit de taalmethode een samenwerkopdracht aangeboden. Was een variant

op de werkvorm denken, delen, uitwisselen.

Dat ging wel goed. X deed actief mee in de groep, haar groepje bereikte op een rustige manier

overeenstemming.

In de middag ging ik verder met de activiteitencyclus (thema De uitgeverij). X was de vorige keer al

ziek, nu moest aan het begin van de middag naar MRT. Ook heel belangrijk voor haar, maar daardoor

Page 38: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

38

miste ze weer een stuk van het thema. Ik heb haar zelf een groepje laten kiezen, ze koos de

vormgevers. Ze kon aardig meedoen, maar miste toch een beetje waar we mee bezig waren. Ze deed

wel haar best.

Ik heb gewerkt aan identiteitafhankelijkheid. De leerlingen kregen allemaal een witte button van

papier en mochten met stift de button kleuren. Elk team moest een gemeenschappelijk element in

het ontwerp stoppen, bijvoorbeeld een bepaalde kleur, letter of tekening.

Vooraf heb ik de punten waaraan ik alle punten die ik belangrijk vind op het digibord geschreven, bij

wijze van herhaling. Hierna kan ik dan weer aandacht besteden aan 2 of 3 vaardigheden.

Beschrijving:

X ging met team van vormgevers werken. De klas vindt het heel leuk om aan het project te werken,

maar de opdracht die ik had gegeven was te open. Elk team bestaat uit 6 leerlingen, dat is eigenlijk te

veel om met zijn allen goed aan het werk te gaan en dingen uit te zoeken. Voor de volgende keer wil

ik ervoor zorgen dat de teams meer structuur van mij krijgen om aan het werk te kunnen en wil ik ze

in kleinere subgroepen laten werken.

X mist eerste helft van de middag.

Page 39: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

39

DONDERDAG 19 APRIL

In de middag gaan we aan het werk met het project. We kijken eerst klassikaal naar een filmpje van

Klokhuis (over illustraties maken bij sprookjes). Daarna gaan de leerlingen in tweetallen vragen bij

het filmpje maken. Dit gaat goed en rustig.

Vervolgens gaan ze met hun team werken. Ik heb het werk wat meer gestructureerd: ik deel grote

bladen uit met opdrachten, zodat de leerlingen wat meer gestuurd worden in wat ze allemaal

kunnen doen. Ik laat ze wel vrij, en als een groepje even wat anders wil doen mag dat (bijvoorbeeld

iets opzoeken op internet of een tekening ergens van maken).

X zit bij het groepje van de vormgevers in de gang. Ze zit naast Z. Haar inbreng is aan het begin niet

zo groot, maar ze geniet zichtbaar. Ik vraag haar of ze even bij een ander groepje wil kijken, maar dat

wil ze niet.

Later gaan de groepjes aan elkaar laten zien wat ze gemaakt hebben. X heeft ook iets bedacht en

opgeschreven en ze vertelt dit opgetogen en trots aan de klas.

Aan het eind van de dag spreekt X af om met E. te spelen. Ze is daar heel blij mee. Ze hebben nog

niet eerder samen afgesproken.

MAANDAG 23 APRIL

Bij de afsluiting van de activiteitencyclus is er wel wat aan samenwerking gedaan, maar niet echt

volgens de basis van coöperatief leren. Ik heb geen specifieke werkvorm toegepast.

Wel voor de hele klas een demonstratie papier maken gedaan waarbij de kinderen mochten helpen.

EIND APRIL EVALUATIE SAMENWERKINGSVAARDIGHEDEN

Eind april stop ik met het verzamelen van onderzoeksgegevens. Tijdens de activiteitencyclus hebben

de leerlingen veel in teams samengewerkt. Ik heb de samenwerkingsvaardigheden volop kunnen

analyseren. In bijlage 7 staat een overzicht van de vaardigheden die een groot deel van de klas

toepast en de vaardigheden die X toepast.

Page 40: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

40

3.4 EVALUATIE-INSTRUMENT VOOR X

Op 8 maart heb ik voor X een meetinstrument ingevoerd. Ze krijgt een geplastificeerd blad waar ze

met stift een soort grafiek kan invullen. Ze geeft aan hoe bepaalde dingen die dag zijn verlopen. Het

gaat om aspecten waarbij interactie met andere kinderen belangrijk is, namelijk het spelen en het

samenwerken.

Samenwerken gaat over de samenwerkopdrachten (coöperatief leren) die door de leerkracht worden

aangeboden. Samen spelen gaat om vrije situaties: de pauze (buitenspelen) en het overblijven (eten

en drinken in de klas en buitenspelen).

X vult in of het leuk was en of het gelukt is. Daarmee wordt bedoeld: heeft X er plezier aan beleefd

en is hoe ging het samenspelen of samenwerken dan?

X begreep meteen wat de bedoeling was. Ze gaf de eerste dag het buitenspelen een 3 (beide

categorieën), maar voor het samenwerken gaf ze een 7 (beide categorieën). Hieronder volgen

grafieken van de dagen dat ik stage liep, vanaf het moment dat ik het meetinstrument heb ingevoerd

tot het eind van de metingen (23 april).

Page 41: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

41

8 maart 2012

12 maart 2012

15 maart 2012

Op 15 maart geeft X samenspelen een 3, in beide categorieën. Dit ondanks het feit dat ze op het

plein uit eigen initiatief naar een groepje leerlingen liep. Daar heeft ze ook echt een beetje mee

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Samen spelen Samen werken

Leuk?

Gelukt?

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Samen spelen Samen werken

Leuk?

Gelukt?

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Samen spelen Samen werken

Leuk?

Gelukt?

Page 42: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

42

‘gespeeld’, dat wil zeggen meegelachen, -gelopen, ze hoorde echt even bij het groepje. Als verklaring

voor het lage cijfer gaf ze dat het wel heel kort was.

19 maart 2012

Op 19 maart heeft X met R. op het plein gespeeld (met paardentouw). Ging heel goed, ze vonden het

allebei leuk. Het samenwerken (namen van groepje op alfabet) ging goed, vond X ook leuk. Maar

minder leuk dan het spelen, en dus gaf ze een lager cijfer.

26 maart 2012

X heeft in de pauze met P. gespeeld. Ze hebben allerlei oefeningen op het hinkelpad gedaan. Verder

mocht X tijdens de weektaak 20 minuten met 2 leerlingen die ze zelf gekozen had het spelletje Mimiq

spelen. (Dat spel heb ik op aanraden van Xs moeder aangeschaft. X kent dat spel goed en vindt dat

heel leuk.)

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Samen spelen Samen werken

Leuk?

Gelukt?

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Samen spelen Samen werken

Leuk?

Gelukt?

Page 43: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

43

29 maart 2012

In de taalmethode zat een samenwerkingsopdracht: bedenk allemaal typisch Nederlandse dingen. X

kwam naar eigen zeggen te weinig aan bod (zie ook beschrijving samenwerken).

2 april X ziek

5 april 2012

Paasontbijt en samenwerken met paasverhaal. X vindt het een hele gezellige dag.

12 april X ziek

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Samen spelen Samen werken

Leuk?

Gelukt?

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Samen spelen Samen werken

Leuk?

Gelukt?

Page 44: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

44

17 april 2012

19 april

Op 19 april werken we weer aan het thema. X zit bij het groepje van de vormgevers in de gang.

Tijdens de observatie zie ik dat ze het heel leuk vindt.

Als ik de dag met haar nabespreek zegt ze: ‘Ik geef alles een 9 en als het kan nog hoger.’ Ze vond het

samenwerken heel leuk, had ook echt even meegedaan en iets gezegd tijdens de presentatie.

Aan het eind van de dag spreekt X af met E.

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Samen spelen Samen werken

Leuk?

Gelukt?

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Samen spelen Samen werken

Leuk?

Gelukt?

Page 45: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

45

23 april

X vond het samenwerken vooral heel leuk. Verder heeft ze in de pauze gespeeld met R.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Samen spelen Samen werken

Leuk?

Gelukt?

Page 46: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

46

3.5 OBSERVATIES

Ik heb X tijdens mijn stage regelmatig geobserveerd tijdens het buitenspelen en het overblijven.

Daarvoor gebruikte ik een observatieformulier. Hieronder beschrijf ik kort de belangrijkste zaken

ervan.

Maandag 23 januari

Pauze plein 10.10-10.25

Leerkracht loopt naar X toe om te kijken ze kan regelen of er één of meer kinderen met X kunnen

spelen. Er komen twee meisjes met wie ze gaat spelen (hinkelen).

Maandag 6 februari

Leerkracht vraagt voor de pauze met wie X wil spelen. Ze kiest T. Ze mogen samen materiaal kiezen.

Ze kiezen de schijven voor op de grond (met structuur). Uiteindelijk spelen C. en D. ook mee. Er

wordt wel in de gaten gehouden of X er niet buiten valt. X heeft plezier.

Donderdag 9 februari

Geen echte pauze i.v.m. gym.

Bij het overblijven tussen de middag zit X alleen. Ze gaat nergens bij zitten en niemand bij haar. Geen

interventie van leerkracht. Ik ga even bij haar zitten. (Dat vindt ze gezellig. ‘Ja, want ik zit alleen. Ik zit

wel vaker alleen.’)

Maandag 13 februari

Pauze: X gaat naar buiten met noppenmateriaal. Leerkracht en X zoeken iemand die wil spelen. Duurt

even, sommige kinderen willen niet. Vandaag speelt ze met C., D. en J. Aan het begin doet X niet echt

mee. Ze staat er een beetje bij. Maar dat verandert op een gegeven moment. X heeft wel plezier.

Donderdag 16 februari

Geen echt pauzemoment (i.v.m. gym) en X bleef niet over.

Maandag 5 maart (na vakantie)

Eerst speelt X niet echt. Ze komt naar mij toe en praat over de vakantie en verliefdheid. Ik vraag of ze

niet met de anderen wil spelen. X vertelt dat ze niet echt vrienden en vriendinnen heeft op school. Ze

vertelt wel dat ze een paar kinderen heel aardig vindt, bijvoorbeeld G. Daarna loopt X alleen over het

plein.

Vervolgens zoekt ze wel even contact met andere leerlingen op het plein en lacht even. Staat daarna

een beetje dromerig alleen op het plein.

Donderdag 8 maart

X bleef over, zat alleen. Ik ben bij haar gaan zitten, heb haar het meetinstrument laten zien. Daar is

ze enthousiast over.

Bij het spelen was X vooral alleen op het plein.

Maandag 11 maart

Page 47: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

47

X ging tijdens de pauze samen spelen met I. (interventie leerkracht E., die van tevoren vroeg met wie

X wilde spelen en waarmee).

Ze kozen een soort dartbord van klittenband waarop tennisballen blijven kleven. Ze speelden leuk, X

had zichtbaar plezier. Het was wel vooral om de beurt de bal gooien, weinig interactie. In de loop van

de pauze kwamen er nog andere kinderen uit een andere klas bij hen spelen.

Donderdag 15 maart

Eerst staat X alleen. Dan zoekt ze toenadering bij een groepje. Ze staat erbij, loopt mee, zegt dingen,

lacht erbij. Aan het eind van de pauze staat X nog even alleen.

Tijdens het overblijven zit X alleen aan tafel, ik ga bij haar zitten. Na het eten speelt ze nog even met

kinderen buiten.

Donderdag 19 maart

X speelt na een interventie van haar leerkracht samen met R. met het paardentouw dat de moeder

van X heeft meegegeven. Ze hebben zichtbaar plezier. Bij dit spel is niet veel interactie: de een is

paard, de ander rent erachteraan. Ze zijn hard en fanatiek aan het rennen en spelen.

Maandag 26 maart

In de pauze speelt X met P. (Als juf vraagt met wie ze wil spelen kiest ze P. en die wil wel.) Ze gaan

samen op het hinkelpad spelen. Hebben zichtbaar plezier.

Juf deelt mee dat er ook nieuw speelgoed in de speelgoedkist van X zal komen.

Tijdens de weektaak mag X twee kinderen kiezen (die hun werk af hebben) om samen het spel Mimiq

te spelen dat ik heb meegenomen. Ze kiest J en P.

X blijft niet over.

Donderdag 5 april

X komt even bij mij en een meester staan. Ze zegt dat ze gewoon even wat wil kwebbelen. Ze maakt

grapjes en ziet er vrolijk uit. Ze vraagt een handtekening aan de meester. Die reageert daar heel leuk

op. Hij loopt naar binnen en komt terug met een tekening van de omtrek van zijn hand. X zegt: ‘Haha,

dat bedoel ik helemaal niet. Begrijpt meester me niet? Of zou hij een grapje maken? Volgens mij

maakt hij een grapje!’ Ze lacht. X en ik geinen wat.

R. komt er ook bij staan. Dan zeggen we dat de meesters en juffen weer even gaan praten. Ik stel

voor dat R. en X even samen bij het hinkelpad gaan spelen. Dat doen ze.

Bij het overblijven ga ik bij X aan tafel zitten. Ze zegt dat ze dat altijd zo gezellig vindt. Ik stel voor dat

we misschien de volgende keer samen bij een ander groepje gaan zitten. Dat vindt X een heel goed

idee. Ze herhaalt het plan nog even.

12 april: X ziek

Dinsdag 17 april

X speelt na een interventie van de juf buiten met R. Ze spelen met het grote dartbord. Op een

gegeven moment gaat R. binnen even naar de wc. Er komen een paar meisjes bij X staan. Ze willen

ook wel even met het dartbord. De juf loopt er even heen en laat de andere meisjes ook even

Page 48: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

48

gooien. X vindt eigenlijk dat ze even op R. moeten wachten, maar lijkt de aandacht wel leuk te

vinden. X heeft plezier tijdens de pauze.

Donderdag 19 april

Er is i.v.m. gym geen buitenspelen.

Maandag 23 april

Er is geen interventie van de leerkracht geweest om iemand voor X te zoeken om mee buiten te

spelen. Het is slecht weer dus we gaan alleen even een frisse neus halen. Het is druk op het plein;

i.v.m. een toets zijn er meer groepen tegelijk aan het spelen.

X loopt wat rond op het plein, is op zichzelf. Ze speelt niet met andere kinderen. Wel loopt ze twee

keer naar een groepje toe om wat te zeggen. De andere kinderen zeggen dan ook wat terug. X lijkt

tevreden.

Page 49: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

49

4. CONCLUSIE EN DISCUSSIE

4.1 PROBLEEMSTELLING

In groep 5a van de Dr. H. Bavinckschool zit een meisje met autisme. Dit meisje valt er steeds meer

buiten, zowel op school als na schooltijd. Ze spreekt niet af met kinderen in de klas en ook tijdens het

buitenspelen in de pauze staat ze vaak alleen. Voor de klas en ook voor X zelf wordt steeds

duidelijker dat X anders is dan de andere kinderen.

4.2 DOEL VAN HET ONDERZOEK

Het doel van het onderzoek was om te kijken in hoeverre X een betere aansluiting kan vinden met

haar klasgenoten, zodat zij frequenter met hen kan spelen (zowel op school als erbuiten). Ik heb dat

onderzocht door me te richten op samenwerken. Ik wilde dus een antwoord vinden op de vraag:

bevordert samenwerken het spelen? Daarbij gaf ik aan dat ik een reëel doel wilde stellen, gezien de

korte looptijd van mijn onderzoek. Ik heb gesteld dat het mooi zou zijn als X op school met kinderen

uit haar klas kan spelen, op het plein of bij een pauze binnen. Als er echte vriendschappen ontstaan,

zou dat voor deze korte tijd een bijzonder resultaat zijn.

Hieronder ga ik de deelvragen en de hoofdvraag beantwoorden aan de hand van de resultaten en

observaties tijdens mijn onderzoek.

4.3 CONCLUSIE

SOCIALE INTERACTIE

Hoe verloopt het contact tussen X en haar klasgenoten aan het begin van het onderzoek? (Begin

februari 2012, halverwege het schooljaar in groep 5.)

Uit observaties en gesprekken met de leerkrachten en de moeder van X blijkt dat X niet automatisch

aansluiting heeft met de kinderen uit haar klas. In de pauze speelt ze niet mee in een groepje, tijdens

het overblijven zit ze vaak alleen en na school speelt ze niet met klasgenoXs. X heeft het gevoel dat

ze geen vrienden heeft en ziet dit als een gemis.

X vindt niet elk spel leuk, ze houdt bijvoorbeeld niet van kingen, een populair balspel dat veel

klasgenoten spelen. Daarom helpen de leerkrachten van groep 5 X om tijdens de pauze met iemand

te spelen. Ze koppelen haar aan een klasgenoot of een groepje en zorgen ervoor dat ze leuk

materiaal mee naar buiten nemen om te spelen.

Hoe was dit in groep 1 t/m 4?

In groep 1 t/m 4 ging het beter met X in de groep. Het verschil tussen X en de anderen was nog niet

zo duidelijk of kreeg in elk geval niet veel nadruk omdat de kinderen jonger waren. In groep 4

speelde X wel eens een gezelschapsspelletje met een paar kinderen. Dat werd tijdens de weektaak

op de gang gedaan.

Hoe zijn de sociale verhoudingen binnen de klas (sociogram)?

Page 50: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

50

Het sociogram is twee keer afgenomen dit jaar, een keer aan het begin en een keer in april (zie

bijlage 5). De vragenlijst bestond uit twee vragen: met wie speel je graag en met wie werk je graag?

(Het sociogram geeft geen zicht op de vriendengroepjes die er binnen de klas zijn.)

De eerste keer koos X bij spelen voor meisje J. en bij samenwerken voor jongen G.

De tweede keer koos X bij spelen voor meisje E. en bij samenwerken voor jongen G.

In haar keuze voor samenwerken is ze dus constant, de keuze voor spelen was twee keer anders.

Haar tweede keuze is april is gemakkelijk te duiden. De week voordat de vragenlijst was afgenomen

had X na school afgesproken met E.

X is zelf niet gekozen. In alle vier de diagrammen is te zien dat er vrij veel kinderen zijn die zelf niet

worden gekozen en enkele kinderen die twee of drie keer worden gekozen. E. is bij het tweede

sociogram (april) bij de vragenlijst ‘spelen’ overigens het populairste meisje, zij wordt in totaal vier

keer gekozen.

Wat wordt verstaan onder vriendschap (in relatie met autisme)?

In het theoretisch kader wordt duidelijk dat kinderen met autisme veel moeite hebben met het

sluiten van vriendschappen. Kinderen met autisme hebben deze vriendschappen nodig om zich

verder te ontwikkelen op sociaal gebied, maar zijn dus tegelijkertijd minder in staat die

vriendschappen te sluiten doordat ze slechts beperkt rekening kunnen houden met een ander.

Vriendschap ontwikkelt zich naarmate een kind ouder wordt. Kinderen met autisme blijven langer in

de eerste fase dan hun leeftijdgenoten, wat de aansluiting bemoeilijkt (Delfos, 2011).

Voor een autistisch kind is het vormen van vriendschappen op basis van wederzijdsheid een

moeizaam proces dat zijn anders-zijn benadrukt. En hoewel een kind met ASS meer op zichzelf is

gericht heeft hij wel degelijk behoefte aan contact met leeftijdgenoten. Als dat niet goed lukt, tast dit

het zelfbeeld aan (Delfos, 2011). Bij X zien we dit heel sterk terug: meer en meer valt het anders-zijn

op, terwijl zij wel graag vriendjes zou willen hebben en erbij wil horen.

Voor dit onderzoek heb ik vriendschap gedefinieerd als ‘vriendschap in de klas’, waarbij X onder

schooltijd met klasgenoten kan spelen in de pauzes.

Wat wordt verstaan onder spelen (in relatie met autisme)?

Uit de literatuur blijkt dat het soort spel dat kinderen met autisme aantrekt anders is dan het spel

waar hun leeftijdgenoten de voorkeur aan geven. Ze houden van spel waarbij de zintuigen en de

beweging het belangrijkst zijn (het zogenaamde sensomotorische spel) (Delfos, 2011). Dat zie ik ook

terug bij X.

Er zijn verschillende belemmeringen in het samen spelen. Kinderen met autisme zijn zich minder

bewust van anderen en kunnen zich minder inleven in een ander, ze hebben een voorkeur voor

andere spelvormen en hebben steeds meer moeite om mee te doen met het spel. Dat komt doordat

er bij de interactie met anderen bij het samenspelen een hoog tempo van wisselingen in contact of

perspectief bestaat (Baltussen, Clijsen, & Leenders, 2003). Dat heb ik ook waargenomen op het plein.

Als X bij een groepje staat, heeft ze soms moeite om het bij te benen. Twee kinderen uit het groepje

stuiven een kant op, rennen weg voor andere kinderen, en X blijft staan.

Page 51: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

51

Het spel dat ik op school heb geobserveerd is voornamelijk het spelen tijdens de pauze. Er worden op

school verschillende interventies gedaan: de leerkracht vraagt soms aan X met wie zij wil spelen in de

pauze. Als X een kind heeft gekozen kunnen ze uit speciaal spelmateriaal (aangeschaft uit het

persoonsgebonden budget) kiezen wat ze gaan doen.

Volgens Baltussen, Clijsen, & Leenders (2003) ligt er op school een belangrijke taak voor de

leerkracht om kinderen met autisme te begeleiden in sociale vaardigheden. De leerkracht kan het

kind bijvoorbeeld leren hoe het aansluiting vindt met de klasgenoten tijdens het buitenspelen.

Voor dit onderzoek heb ik spelen gedefinieerd als: spelen op school, op vrije momenten (dus in de

pauze en tijdens het overblijven).

SAMENWERKEN

Voor het samenwerken hebben Förrer, Kenter, & Veenman (2000) een lijst sociale vaardigheden

opgesteld (zie bijlage 3).

Welke samenwerkingsvaardigheden bezit X?

X bezit al enkele vaardigheden die belangrijk zijn bij samenwerken. Ik heb regelmatig de volgende

vaardigheden waargenomen:

- Luisteren naar elkaar

- Elkaar gelegenheid geven mee te doen

- Vriendelijk op elkaar reageren (mag wat meer)

- Zo duidelijk praten dat anderen je verstaan

- Meewerken aan de groepsopdracht (mag wat meer)

- Aan de taak doorwerken tot deze af is

Naarmate we meer met coöperatief leren hebben gedaan, heb ik de volgende vaardigheden ook af

en toe waargenomen:

- Elkaars naam gebruiken

- Elkaar aanbieden iets uit te leggen

- Elkaar aankijken tijdens het praten

- Rustig praten en werken

- Hulp vragen aan een ander

Welke samenwerkingsvaardigheden moet X zich eigen maken?

- Inbreng durven hebben

Dit is een heel belangrijke basisvaardigheid voor X. Daartegenover staat de basisvaardigheid die de

groep zich moet eigen maken: elkaar gelegenheid geven mee te doen. Tijdens een

samenwerkopdracht (29 maart) was er een misverstand binnen het groepje van X: X dacht dat zij niet

aan de beurt was gekomen, terwijl haar groepje juist dacht dat X niks wilde zeggen.

Uit de literatuur blijkt dat het bij de beurt geven of nemen kan gebeuren dat een kind met autisme

onvoldoende door heeft dat een leerkracht of klasgenoot een reactie verwacht (Baltussen, Clijsen, &

Page 52: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

52

Leenders, 2003). X moet dus leren aan te geven dat zij ook iets wil zeggen. Ze moet leren eigen

inbreng te hebben, actief meedoen en ervoor zorgen dat ze gehoord wordt.

- Vriendelijk op elkaar reageren.

Hoewel X dit al regelmatig doet, is ook dit belangrijk voor haar. Als X vriendelijk reageert, ziet de

groep dat ze graag meedoet en zal de groep haar inbreng gemakkelijker accepteren en haar

misschien meer aanmoedigen om mee te doen.

Welke samenwerkingsvaardigheden bezit de groep wel en niet?

De klas bezit zeker al bepaalde vaardigheden om te kunnen samenwerken:

- Elkaars naam gebruiken

- Inbreng durven hebben

- Zo duidelijk praten dat anderen je kunnen verstaan

- Naar elkaar luisteren

- Elkaar aanbieden iets uit te leggen

- Hulp vragen aan een ander

De hele klas moet werken aan een paar basisvaardigheden voor het samenwerken:

- Meewerken aan de groepsopdracht (niet alle kinderen willen in tweetallen werken, saboteren het

samenwerken soms)

- Rustig praten en werken

- Vriendelijk op elkaar reageren

- De inbreng van een ander accepteren

- Bij je groepje blijven

- Elkaar gelegenheid geven mee te doen (doen nog niet alle kinderen)

Als ik de samenwerkingsvaardigheden van begin maart met die van eind april vergelijk, zie ik wel

verbetering. Het is niet zo dat de klas de genoemde vaardigheden ineens altijd vertoont, maar je ziet

bepaalde vaardigheden vaker toegepast worden dan eerst.

Toch is dit iets wat vaak geoefend en toegepast moet worden met praktijkopdrachten en

werkvormen. Structureel aandacht besteden aan de vaardigheden en ze ook echt benoemen (of op

het bord schrijven) is naar mijn idee essentieel.

Welke samenwerkingsvaardigheden moet de klas bezitten om goed met X te kunnen

samenwerken?

Alle vaardigheden in het overzicht zijn belangrijk, maar om met X te kunnen samenwerken zijn er een

paar extra belangrijk. Daarvoor moet de klas:

- Elkaar gelegenheid geven om mee te doen

- De inbreng van een ander accepteren

- Elkaar laten uitpraten

- Om de beurt praten

Van de voortgezette vragen zijn de volgende belangrijk, al zijn die moeilijker, dus beter aan te leren

als de klas meer ervaring heeft met samenwerken:

Page 53: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

53

- Reageren op wat een ander zegt

- Elkaar aanmoedigen mee te doen

- Vragen stellen aan elkaar

Het is belangrijk dat de klasgenoten begrip leren krijgen voor de communicatieproblemen van X en

dat zij leren op welke manier zij ermee om kunnen gaan. Het voornemen van de leerkracht en ouders

om hier stappen in te ondernemen zal naar mijn idee ook voor het samenwerken een positieve

uitwerking hebben.

METHODE VAN AANLEREN

Welke vaardigheden die nodig zijn voor samenwerken zijn moeilijk voor een leerling met autisme?

Voor kinderen met autisme is het lastig om zich te verplaatsen in een ander. Dit maakt het

samenwerken moeilijker. Verder is het proces van beurtverdeling en weten wanneer je iets moet

zeggen moeilijk. In het geval van X was er op dit vlak soms een misverstand in haar groepje. Inbreng

durven hebben is een vaardigheid waar vaak aandacht aan besteed moet worden.

Een andere factor is de grootte van de groepen: in tweetallen werken is rustiger, duidelijker en

overzichtelijker voor kinderen met autisme. Het is het best om pas in groepjes van vier te werken als

het werken in tweetallen goed gaat en als de leerling zich veilig voelt.

Op welke manieren kun je samenwerken aanleren?

Kinderen zonder stoornis leren van hun omgeving hoe je met elkaar omgaat. Al van jongs af aan is

dat een min of meer automatisch proces (Delfos, 2011). Bij X is dat niet het geval. Zij moet het zich

bewust eigen maken, door te oefenen met haar ouders, door een ‘schaduw’ in de klas die haar

aanwijzingen geeft en door veel te herhalen.

Volgens Baltussen, Clijsen, & Leenders (2003) zouden sociale vaardigheden expliciet aangeleerd

moeten worden in de dagelijkse gang van zaken. De vaardigheden moeten specifiek, concreet en

functioneel zijn, zodat de leerling gemotiveerd is om ze toe te passen. Dit kan worden aangeleerd bij

het samenwerkend leren.

Als je uitgaat van de methode van coöperatief leren (o.a. Förrer, Kenter, & Veenman, 2000 en Vugt,

2007), zijn er stappen om het samenwerken aan te leren.

In de eerste plaats moeten de leerlingen de werkvormen leren kennen. Aanbevolen wordt om in

tweetallen te beginnen en later in heterogene groepjes te werken.

Bij het coöperatief werken moet de leerkracht altijd de 5 basisprincipes voor de leerlingen in de

gaten houden: positieve wederzijdse afhankelijkheid, individuele verantwoordelijkheid, directe

interactie, samenwerkingsvaardigheden, evaluatie van het groepsproces (Förrer, Kenter, & Veenman,

2000). Ik vond het lastig om alle 5 de basisprincipes steeds goed toe te passen. Dat is ook de

uitdaging voor de leerkracht als hij wil werken met coöperatief leren.

De samenwerkingsvaardigheden zijn nodig voor de coöperatieve werkvormen maar worden er

tegelijkertijd door ontwikkeld. De vaardigheden kunnen worden aangeleerd in stappen.

Page 54: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

54

Tijdens het samenwerken kan de leerkracht de leerlingen verantwoordelijk maken door ze een rol te

geven, zoals stiltekapitein, schrijver, tijdbewaker, materiaalbaas etc.

Behalve werkvormen invoeren om lesstof te kunnen oefenen, is het belangrijk om wekelijks aan

groeps- en klasvorming te doen. Kenmerkend voor die activiteiten is dat ze leuk en gemakkelijk zijn

en los staan van de leerstof. Dit heb ik ook regelmatig gedaan.

In mijn stageklas wordt vooral klassikaal of zelfstandig gewerkt. Hoeveel tijd reserveer je als

leerkracht voor samenwerkend leren? Dat is natuurlijk afhankelijk van de ervaring van de leerlingen

en de leerkracht. In mijn geval probeerde ik steeds in elk geval één werkvorm per dag te doen (twee

dagen per week). Als het een nieuwe werkvorm was, duurde het langer om hem te introduceren.

Als we naar X kijken valt op dat zij het moeilijk vindt om inbreng te hebben en de beurt te nemen.

Dan kun je als leerkracht iemand aanwijzen die de rol heeft om te kijken of iedereen aan de beurt is

gekomen. Of je kunt een werkvorm toepassen waarbij elke leerling een eigen kleur fiche krijgt en

steeds als hij/zij aan de beurt is een fiche in het midden legt. Zo zien alle leerlingen precies wie nog

niet aan de beurt is geweest.

Welke instrumenten kunnen we gebruiken voor het aanleren van samenwerken?

In de literatuur worden diverse manieren genoemd om samenwerken aan te leren:

- De leerkracht kan regels voor samenwerken aanleren.

- Er kunnen werkvormen worden geselecteerd die geschikt zijn voor een bepaalde taak.

- De leerkracht kan rollen en taken verdelen.

- Er kan gebruik worden gemaakt van T-kaarten die houvast bieden bij een bepaalde vaardigheid

(hoe ziet rustig werken eruit, wat kun je zeggen).

- Er kan gebruik worden gemaakt van rollenspelen en demonstraties.

Deze manieren zijn geschikt voor alle leerlingen. Voor kinderen met autisme kan de leerkracht

eventueel nog gebruiken maken van individueel voorbespreken of evalueren. Bovendien is het

verstandig een sociaal vaardige leerling aan een kind met autisme te koppelen en tijdens het werken

te bekijken of er begeleiding nodig is.

Eind april bespreken de leerkracht en de moeder van X dat ze graag in de klas willen bespreken dat X

autisme heeft. X zal een soort presentatie geven aan de hand van een poster die zij zelf maakt bij de

IB-er van school. Daarnaast is er een boekje dat in de klas kan worden voorgelezen of dat als leidraad

kan worden gebruikt bij een klassengesprek. De ouders van X zullen het boekje thuis ook met X

doornemen, zodat X zelf al wat meer weet dan de klas.

Als de klas begrip krijgt voor X en haar situatie, kan dat ook een positief effect hebben op het

samenwerken.

RESULTAAT

Is er verbetering zichtbaar (met spelen op plein en na school)?

Page 55: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

55

Om te bepalen of er verbetering is opgetreden moet ik teruggrijpen naar de probleemstelling van het

onderzoek: het feit dat X weinig aansluiting vindt met haar klasgenoten, geen vriendinnen of

vrienden heeft, in de pauzes weinig samenspeelt en zich over dit alles verdrietig voelt.

Ik heb onderzocht of er verbetering optreedt door aandacht te besteden aan samenwerkend leren in

de klas. Voor samenwerkend leren zijn sociale vaardigheden nodig, maar de vaardigheden worden er

ook door ontwikkeld. De ontwikkeling van de sociale vaardigheden zijn hierboven al in de conclusie

besproken. Daar gaf ik aan dat er meer sociale vaardigheden werden vertoond bij het samenwerken

en ik heb ook benoemd welke vaardigheden X en de klas zich nog eigen moeten maken.

Als ik tegen het eind van het onderzoek naar de pauze-observaties kijk, zie ik geen grote verbetering.

X zit meestal alleen met het overblijven en ze speelt met anderen als haar leerkracht vraagt wie met

haar wil spelen. Tegelijkertijd constateer ik dat X zich ontwikkelt. Dat uit zich in kleine dingen: bij het

buitenspelen blijft ze meer bij een groepje staan, rent eens mee, doet pogingen om erbij te blijven.

Met het spelen thuis is er wel een verbetering waar te nemen. Aan het eind van het onderzoek

spreekt X een keer af met een meisje. X gaf aan dat ze het heel leuk vond. Ook in de vakantie heeft X

een keer met een ander meisje gespeeld.

Als ik naar het evaluatie-instrument kijk, zie ik ook verbetering. Vooral aan het eind, als we in

groepjes aan een thema werken, heeft X het erg naar haar zin. Het onderling vergelijken van de

grafieken is overigens wel lastig, omdat het een subjectieve meter is.

In het theoretisch kader heb ik aandacht besteed aan de drie basisbehoeften zoals Stevens die heeft

geformuleerd: competentie, autonomie en relatie (Eijkeren, 2009). Met samenwerkend leren kun je

als leerkracht aan de drie basisbehoeften werken (Förrer, Jansen, & Kenter, 2004). Ik heb tijdens mijn

observaties van het samenwerken gezien dat X voelde dat ze meetelde en dat ze ook een inbreng

had in het geheel (competentie). En ze voelde zich onderdeel van de groep (relatie), zeker naarmate

de klas meer ervaring kreeg met het samenwerken.

Is het nuttig om samenwerken in te zetten om de sociale interactie te verbeteren?

Uit de literatuur over autisme en coöperatief leren (Dugan, 1995 en Förrer, Jansen, & Kenter, 2004)

blijkt dat kinderen met autisme tijdens coöperatief leren meer interactie laten zien en op hun

klasgenoten reageren. De interpersoonlijke relaties verbeteren doordat er bij coöperatief leren meer

contact en communicatie is tussen leerlingen. Verder blijkt dat coöperatief leren goed is voor het

zelfbeeld van kinderen met specifieke leerbehoeften.

In dit onderzoek heb ik dat ook waargenomen bij X. Zeker toen de leerlingen bij het project mochten

werken in teams, voelde X zich competent en een deel van de goep.

Ik ben van mening dat coöperatief leren meerwaarde heeft in combinatie met klassikaal en

individueel (zelfstandig) leren. Bij samenwerken wordt vanuit een schoolse situatie een beroep

gedaan op sociale vaardigheden. Alle leerlingen worden gedwongen om met elkaar te werken. X

wordt zo in de gelegenheid gesteld om sociale vaardigheden te oefenen en de kinderen uit haar klas

moeten haar erbij betrekken.

Hoe heeft X het ervaren (gewaardeerd)?

Page 56: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

56

Hoe X het spelen in de pauze of het samenwerken ervoer, kan ik afmeten aan de hand van het

meetinstrument. Het invullen ervan was een vast onderdeel van de dag. X herinnerde me er vaak aan

‘dat we zo nog het blad moeten invullen met de roze stift’. Een voordeel van het samen invullen is

dat er automatisch een moment is om met X te kijken hoe de verschillende onderdelen

(samenwerken en samen spelen) die dag gingen. Het feit dat X zelf vaak aan het invullen dacht, geeft

aan hoe stipt zij is met dit soort dingen, hoe verantwoordelijk ze omgaat met ‘afspraken’ en hoe

goed zij vaart bij structuur en regelmaat.

Hoewel X het samenwerken niet altijd even leuk vond, gaf ze vaak redelijk hoge ‘cijfers’ aan het

samenwerken. Daarbij moet ik wel opmerken dat er ook groeps- of klasvormingsactiviteiten tussen

zaten of leuke opdrachten (samen puzzels oplossen). Het is begrijpelijk dat leerlingen dat leuke

opdrachten vinden.

HOOFDVRAAG BEANTWOORD

Heeft samenwerken in de klas een positief effect op het spelen met klasgenoten en bevordert het

vriendschappen?

Als ik kijk naar hoe het aan het begin van mijn onderzoek ging en hoe het nu ongeveer 3,5 maand

later gaat, is er wel wat veranderd. Die verandering werd goed zichtbaar rond half april. Toen vielen

verschillende dingen samen.

- X genoot erg van het samenwerken in teams

- X sprak af met een klasgenoX

- Ouders en leerkrachten besloten om X te laten vertellen in de klas en om een klassengesprek te

houden, eventueel aangevuld met het voorlezen van een kinderboek over het onderwerp autisme.

(Dit moet nog plaatsvinden.)

Je ziet meer van een kind in de klas dan alleen de meetmomenten in een onderzoek. Ik wil hier toch

een subjectieve waarneming beschrijven van buiten de observaties. Ik heb het idee dat X de

afgelopen drie maanden sociaal gegroeid is. Het lijkt erop dat ze beter in haar vel zit, meer plezier

heeft. Ze gaat gemakkelijker met haar klasgenoten om, durft een grapje te maken en iets te zeggen

bij een presentatie en komt zelfverzekerder over.

Ik denk dat de ontwikkeling van kinderen altijd in sprongen gaat en dat lang niet altijd te zeggen is

wat nou precies de ontwikkeling bevorderde. Ik vind het lastig om de uitkomst van dit onderzoek te

‘claimen’ met het feit dat er aan coöperatief leren is gewerkt, om de volgende redenen:

- Het onderzoek duurde maar korte tijd.

- X was niet altijd aanwezig bij de werkvormen (wegens andere activiteiten op school of ziekte).

- De voorwaarden voor coöperatief leren waren nog niet altijd optimaal.

Toch durf ik hier wel te beweren dat het structureel werken met coöperatief leren zeker een

positieve uitwerking heeft en dat het belangrijk is om specifiek aandacht te besteden aan de sociale

vaardigheden die ervoor nodig zijn.

Page 57: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

57

4.5 DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN

DISCUSSIE BIJ HET ONDERZOEK

Er zijn verschillende kanttekeningen te maken bij mijn onderzoek, daar ben ik me terdege van

bewust.

1. Ik heb maar één kind onderzocht. In een ander geval heb je weer te maken met een ander kind

met andere eigenschappen (qua karakter en leervermogen) en wellicht een andere vorm van

autisme. X is bijvoorbeeld verbaal sterk, goed in taal, spelling en lezen, en ze wordt bovendien erg

aardig gevonden. Al dat soort zaken spelen mee; als ik een vergelijkbaar onderzoek zou uitvoeren in

een andere klas en bij een ander kind, dan zou de uitkomst weer anders zijn.

2. X is regelmatig ziek, daardoor mist ze dingen. Ze gaat naar de IB-er en heeft MRT met een eigen

begeleider. Dit benadrukt automatisch dat X anders is dan de rest. En het betekent ook dat ze soms

net iets leuks mist. Activiteiten voor groepsvorming of klasvorming zouden dus ook bij voorkeur zo

gepland moeten worden dat X wel aanwezig is in de klas en kan meedoen.

3. Een ander belangrijk punt van aandacht is mijn eigen rol binnen het onderzoek: ik was niet alleen

onderzoeker maar ook ontwerper en uitvoerder van het onderwijs (het coöperatief leren). Ik ben dus

van grote invloed geweest op de resultaten van het onderzoek. Als iemand anders de lessen had

gegeven, was er misschien een andere uitkomst geweest. Ik heb nog weinig ervaring als leerkracht,

laat staan in de uitvoering van coöperatief onderwijs.

Ik heb zelf moeten leren werken met de principes van samenwerkend leren en hoe dit in de klas in te

voeren.

4. Ook de klas had nog niet veel ervaring met samenwerkend leren; dat is echt iets wat je moet

opbouwen. Hier geldt dus hetzelfde als bij het punt hiervoor: een andere klas zou kunnen betekenen:

andere resultaten.

5. Het meetinstrument van X geeft haar gevoel weer. Dit is natuurlijk geen objectief gegeven. Dat

hoeft ook niet, want het gaat om haar gevoel, maar het was wel afhankelijk van verschillende

factoren. Soms ging een bepaalde opdracht best goed, maar dan gaf X toch een laag cijfer. Of het

samenwerken was wel leuk, maar minder leuk dan het spelen, waardoor het een laag cijfer van X

kreeg.

X heeft aan het begin van de stage al laten merken dat ze mij aardig vindt. Dat is een fijne basis om

vanuit te werken. Daardoor heb ik vrij snel een goede relatie met haar kunnen opbouwen. Ik denk

dat het een positief effect heeft gehad op bepaalde activiteiten en Xs welbevinden.

Uit de bovengenoemde punten blijkt eigenlijk al het hele punt bij dit soort kleinschalig onderzoek:

alles hangt af van wie er participeert en om het extremer te trekken: misschien zelfs van het humeur

van en de klik tussen de onderzoeker/leerkracht, leerling en klasgenoten.

Page 58: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

58

AANBEVELINGEN

Samenwerkend leren

Een aanbeveling is om structureel te (blijven) werken aan samenwerkend leren, bijvoorbeeld door

elke week steeds twee vaardigheden centraal stellen, zoals je ook met schoolregels doet.

Daarnaast de vijf basisprincipes van coöperatief leren nog beter toepassen en meer leren gebruiken

als leerkracht. Verder is het belangrijk om meer tijd vrij te maken voor evaluatie.

Ik zou zeker blijven inzetten op samenwerkend leren, omdat de hele klas daar van profiteert.

Begeleiding op het plein

Het coöperatief leren zou ik aanvullen met het nog intensiever begeleider van X op het plein en

tijdens het overblijven. Niet alleen een speelmaatje zoeken, maar ook aanleren hoe X zelf stappen

kan maken. Dat kan door eenvoudige en concrete aanwijzigen te geven over wat het kind moet

doen, zeggen of vragen.

Meetinstrument X

Het lijkt me nuttig om het meetinstrument vaker in te zetten. Het voordeel is dat het snel en

gemakkelijk is in te vullen en goed zichtbaar maakt hoe het ging. Het visuele aspect ervan is een

voordeel voor kinderen met autisme.

Het invullen van het meetinstrument geeft je ook een dagelijks moment om even te bespreken hoe

het ging, nog even te evalueren of iets duidelijk te maken.

Spelletje voor sociale vaardigheden

Tijdens de weektaak zou de leerkracht X wat vaker een spelletje kunnen laten doen met een paar

klasgenoten. Zoals gezegd is Mimiq een geschikt spel.

Eventuele invoering van andere maatregelen:

- Buitenspelen beter structureren

- Maatje in de klas

- Gesprek met de klas over X en autisme. (Zoals gezegd gaat dit als het goed is voor de zomervakantie

nog gebeuren).

- Bij de theoretische achtergrond kwam naar voren dat kinderen met autisme vaak óf met veel

jongere kinderen, óf met veel oudere kinderen spelen (Delfos, 2011). Delfos beveelt aan om ze met

jongere kinderen te laten spelen, omdat de ontwikkeling dan niet geforceerd wordt. Deze maatregel

zou niet geschikt zijn om X meer met haar klasgenoten te kunnen laten spelen. Maar het zou

aanvullend, dus buiten schooltijd, misschien wel een idee kunnen zijn om dit eens uit te proberen.

- Het gebruik van social stories: voor wat oudere kinderen is de website www.sociaalbijdehand.nl

heel nuttig. Daarin wordt kort een gebeurtenissen in verschillende stappen beschreven en de manier

waarop je in een bepaalde situatie kunt reageren. Dit alles aangevuld met pictogrammen.

- Een ouderavond beleggen om ouders ook te informeren. Je kunt ouders dan vragen X eens uit te

nodigen om te spelen of voor een feestje. Overeenkomstige hobby’s, bijvoorbeeld paardrijden.

Page 59: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

59

WAT HEB IK ZELF GELEERD

Zelf heb ik het coöperatief leren van nul af aan moeten leren, vanuit verschillende bronnen. Dat was

niet gemakkelijk maar wel heel leerzaam en vooral enorm inspirerend en enthousiasmerend.

Regelmatig blader ik door een van mijn ‘handboeken’ ( (Förrer, Kenter, & Veenman, 2000 en Vugt,

2007). Steeds kom ik dan weer op werkvormen die ik graag zou willen uitproberen in de klas.

Ik weet dat er nog veel te leren is om een veel groter rendement uit het samenwerken te halen en ik

weet ook dat ik in mijn klas veel met coöperatief leren zou willen doen. Dat kan al met kleine

opdrachten, die maar een paar minuten duren. Ook zijn veel coöperatieve werkvormen ideaal voor

de klassenvorming. Goed voor het klimaat in de klas en ‘grip op de groep’. En een bijkomend

voordeel is dat de kinderen er vaak veel plezier aan beleven, het is net even wat anders dan anders,

een welkome afwisseling.

Het onderzoek heeft me kennis laten maken met enkele onderwerpen waar ik nog niet zo veel van

wist. Het heeft me veel geleerd zowel op het gebied van autisme als op het vlak van samenwerkend

leren.

MOTTO BIJ HET ONDERZOEK

Ik wil hier graag teruggrijpen naar het motto van het begin van deze scriptie: Het gaat niet om groots

en meeslepend, maar klein en betekenisvol. In een klas gaat het om kleine, betekenisvolle

gebeurtenissen. En ik denk zeker voor kinderen met autisme. Iets kleins kan een wereld van verschil

maken. Of dat een interventie is van de leerkracht, het aanleren van een vaardigheid of een keer

uitgenodigd worden om bij een klasgenoX te komen spelen.

Page 60: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

60

BIBLIOGRAFIE

Baltussen, M., Clijsen, A., & Leenders, Y. (2003). Leerlingen met autisme in de klas. Den Haag: Landelijk Netwerk

Autisme.

Brewer, R. D., & Mueller, T. G. (2011). Hulpwaaier Autisme in de klas. Huizen: Uitgeverij Pica.

Delfos, M. F. (2011). Een vreemde wereld. Amsterdam: SWP.

Dugan, E., Kamps, D., & Leonard, B. (1995). Effects of Cooperative Learning Groups during Social Studies for

Students with Autism and Fourth-grade Peers. Journal Of Applied Behavior Analysis , 175-188.

Eijkeren, M. v. (2009). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Baarn: HB Uitgevers.

Förrer, M., Jansen, L., & Kenter, B. (2004). Coöperatief leren binnen passend onderwijs. Amersfoort: CPS

onderwijsontwikkeling en advies.

Förrer, M., Kenter, B., & Veenman, S. (2000). Coöperatief leren in het basisonderwijs. Amersfoort: CPS

onderwijsontwikkeling en advies.

Hoogeveen, P., & Winkels, J. (2009). Het didactische werkvormenboek. Assen: Van Gorcum.

Landelijk Netwerk Autsime. (2012, April 25). Landelijk Netwerk Autisme. Opgeroepen op April 25, 2012, van

Landelijk Netwerk Autisme: http://www.landelijknetwerkautisme.nl/index.php

Lieshout, T. v. (2009). Pedagogische adviezen voor speciale kinderen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Onderwijs Maak Je Samen. (2011, December 12). Beschouwing op onderwijs in de 21ste eeuw - Onderwijs Maak

Je Samen. Opgeroepen op maart 5, 2012, van Onderwijs Maak Je Samen:

http://www.onderwijsmaakjesamen.nl/actueel/beschouwing-op-onderwijs-in-de-21ste-eeuw/

Petersen, H. (2010, Mei). Steunpunt Autisme REC Flevoland. Over autisme: methodes voor ondersteuning en

begeleiding . Flevoland, Nederland.

Veen, T. v., & Wal, J. v. (2008). Van leertheorie naar onderwijspraktijk. Groningen/Houten: Noordhoff

Uitgevers.

Veenman, S. (2001, September). Coöperatief leren; Simon Veenman - Onderwijs maak je samen. Opgeroepen

op Maart 1, 2012, van Onderwijs maak je samen:

http://www.onderwijsmaakjesamen.nl/thema/leren/cooperatief-leren-simon-veenman-2/

Vugt, J. M. (2007). Coöperatief leren binnen adaptief onderwijs. Baarn: HB Uitgevers.

Wikipedia. (2006, januari 06). Piramide van Maslow - Wikipedia. Opgeroepen op februari 25, 2012, van

Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Piramide_van_Maslow.png#filelinks

Page 61: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

61

BIJLAGEN

Page 62: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

62

BIJLAGE 1- AANVRAAGDOCUMENT MET ONDERZOEKSVOORSTEL

VERSIE 1 INCLUSIEF OPMERKINGEN VAN STUDIELOOPBAANBEGELEIDER

Het onderzoek (werktitel)

Autisme in de klas – het effect van samenwerken op de omgang/interactie met klasgenoten

(voorlopig)

Probleembeschrijving:

Door de leerkrachten van de klas waar ik de tweede helft van dit jaar ga stagelopen werd

een onderwerp aangedragen voor een scriptieonderzoek. In de klas, groep 5, zit een

autistisch meisje. De groep is heel positief en de leerlingen zijn aardig voor elkaar. Toch valt

dit meisje er een beetje buiten met spelen, zowel op school als na schooltijd. Voor het

meisje O zelf en de klas wordt steeds duidelijker dat O anders is dan de anderen. In groep 1

t/m 4 was dit minder een probleem. Het zou in de hogere groepen steeds erger kunnen

worden, en dat wil je natuurlijk voorkomen. Wat zou je daaraan kunnen doen?

Kinderen met autisme kunnen zich onvoldoende inleven in de gedachten en gevoelens van

anderen (‘theory of mind’) (Baltussen, Clijsen & Leenders, 2003). Vriendschap sluiten is vaak

moeilijk voor kinderen met autisme. Ze willen wel, maar missen de intuïtie om de informele

regels in de omgang met anderen te begrijpen. De interactie met anderen is vaak

onvoorspelbaar, waardoor het samenspelen bedreigend is voor kinderen met autisme.

Het idee is om door in te zetten op samenwerken te kijken of dit een positief effect heeft op

het spel.

Top dit is helder

Zou het samenwerken in de klas drempelverlagend zijn om ook buiten de klas samen te

spelen.

Volgens Baltussen et al (2003) is samenwerkend leren een centraal element in de

ontwikkeling van kinderen. Een kind met autisme wil uit zichzelf vaak niet samenwerken

omdat dit veel moeite kost (o.a. door het gebrek aan inlevingsvermogen). Volgens de

auteurs zou een leerkracht juist het samenwerkend leren moeten inzetten om het kind

sterker en weerbaarder te maken op het gebied van sociale interactie.

Delfos (2001) noemt de basisschooltijd voor kinderen met autisme ook een ingrijpende en

angstige tijd. Er is weinig hulp op het gebied van sociale interactie, juist de kwetsbare plek.

Er is ook een verschil tussen de intellectuele en sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook

Page 63: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

63

bevestigt zij wat ik hierboven al beschreef: hoe ouder een kind met autisme wordt, hoe

duidelijker het verschil met andere kinderen. Het wordt steeds moeilijker om mee te doen

met het spel, omdat alles in hoog tempo gebeurt. Hier noem je 2 factoren nl.

alles en wat is dat dan allemaal?

Hoog tempo MAW ZOU BIJ EEN LAAG TEMPO EEA NIET OF MINDERE VERSCHIL

MAKEN?

Ik kan ook de theorie over de ontwikkeling van vriendschappen bestuderen (Delfos). Hoe

verloopt die ontwikkeling gewoonlijk en wat is er anders aan bij autistische kinderen. Hoezo

zou je dat doen; beperk je tot het samenwerken. Dat kan je onderzoek-technisch makkelijk

organiseren en is een reële oplossing voor de prakrijksituatie!

Hoe ik het samenwerken aanleer, weet ik nog niet precies. Ik moet de literatuur van

Coöperatief leren in het basisonderwijs nog bestuderen. Beperk je hierin ook tot het stellen

van eenvoudige regels (waarbij ik wel denk dat de regels moeten aansturen op interactie

patronen tussen de 2 of meer leerlingen en dat het niet alleen instrumentele regels voor

samenwerking worden!) Wel denk ik dat de methode van Colette de Bruin, geef me de 5,

bruikbaar zou kunnen zijn. Daarmee wordt voor het kind visueel duidelijk gemaakt welke

puzzelstukjes nodig zijn voor een bepaalde taak, door middel van de vragen Wat, hoe

wanneer, waar wie. Bijvoorbeeld: wat = samenwerken. Hoe moet ik iets aan iemand vragen

of iets zeggen. Waar: welke plek kiezen we daarvoor? (bijvoorbeeld een vaste tafel). Etc.

vergeet niet dat ze ook een beetje lol moeten hebben met dat samenwerken ! daar ligt de

voedingsbodem voor vriendschap!

Overige ideeën, nog uit te werken:

Heeft de leerling al een spreekbeurt gegeven over autisme?

Boeken over autisme in de klas voor kinderen?

Voor samenwerken > kaartjes maken die kunnen helpen en structureren (volgens de 5:

wanneer, wie, wat, waar, hoe?) + regels voor samenwerken.

Allemaal niet doen; in de beperking toont zich de “juf”!

Meten:

- De samenhang in groep, door middel van een sociogram (aan begin en eind).

- Een thermometer maken voor O, waarop zij kan aangeven hoe zij zich die dag voelde en

een schriftje waarin zij kort kan opschrijven met wie ze gespeeld of gewerkt heeft en hoe dat

ging (een week aan het begin en een week aan het eind?). Kijk ook eens naar de PAD-

kaarten die in het speciaal onderwijs veel worden gebruikt om de emoties tot uitdrukking te

brengen.

- Samenwerken leren > vaardigheden scoren

- Pleinobservaties?

Page 64: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

64

Zou het samenwerken in de klas drempelverlagend zijn om ook buiten de klas samen

te spelen.

Als dit je onderzoeksvraag is; moet je je meetinstrument daar ook op richten! Dus ga vooraf

en na afloop na of er (weliswaar in een korte tijd) een intensivering is waar te nemen van

“vriendschap”. Vriendschap moet je wel goed gaan definieren; betekent dat bv bij elkaar

thuis gaan spelen of ook samen naar huis lopen of op de speelplaats elkaar opzoeken om te

kletsen of enz enz

Theorie

Naar aanleiding van een workshop van het Steunpunt autisme tijdens de studiedag van

InHolland heb ik geprobeerd praktisch toepasbare literatuur te vinden. Natuurlijk moet er

een theoretisch kader komen, maar die wil ik graag zo dicht mogelijk bij de probleemstelling

van de scriptie houden. Daarbij denk ik aan een korte beschrijving van autisme, en dan door

naar literatuur die past bij het probleem van het meisje O dat ik beschrijf. (Dus geen

uitgebreide beschrijvingen om autisme ter verklaren en dergelijke.) je theoretisch deel van

je scriptie bepaal je samen met je onderzoek docent maar ook dan geldt weer dat de

beperking …..

Doel van onderzoek:

Het doel van het onderzoek is om te kijken in hoeverre O een betere aansluiting kan vinden

met haar klasgenoten, zodat zij frequenter met hen kan spelen (zowel op school als

erbuiten). Hier is al een eerste begin van een definitie mooi! Ik wil dat onderzoeken door

me te richten op samenwerken. Ik wil dus een antwoord vinden op de vraag: bevordert

samenwerking het spelen? Ok

Als die vraag positief beantwoord wordt, kan dat O helpen in de toekomst. Bovendien kan de

uitkomst misschien ook nuttig zijn voor andere kinderen.

Als de vraag negatief beantwoord wordt, wil ik beschrijven waarom het niet werkte.

Hoofdonderzoeksvraag en deelvragen:

Hoofdvraag

Heeft samenwerken in de klas een positief effect op spelen/de interactie met klasgenoten en

bevordert het vriendschappen?

Tja nu maak je het weer moeilijker door maar liefst 3 kriteria te noemen nl;

Spelen

Interactie met klasgenoten

Vriendschappen

Page 65: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

65

Ik snap dat je in je onderzoek, middels observaties bv de interactie kan meten maar dat zat

niet in je onderzoeksvraag. Het mag wel maar dan moet je een logische relatie leggen tussen

interactie en vriendschap.

Deelvragen

Sociale interactie

- Hoe verloopt het contact tussen O en haar klasgenoten op dit moment? (spelen etc.)

- Hoe was dit in groep 1 t/m 4?

- Hoe zijn de sociale verhoudingen binnen de klas (sociogram)?

Samenwerken

- Welke samenwerkingsvaardigheden bezit O?

- Welke samenwerkingsvaardigheden moet O zich eigen maken?

- Evt.: welke samenwerkingsvaardigheden bezit de groep wel en niet?

- Welke samenwerkingsvaardigheden moet de klas bezitten om met O goed te kunnen

samenwerken?

- Wat wordt verstaan onder vriendschap (in relatie met autisme)/

- Wat wordt verstaan ondr spelen (in relatie met autisme)/

Methode van aanleren

- Op welke manieren kun je samenwerken aanleren?

- Welke vaardigheden die nodig zijn voor samenwerken zijn moeilijk voor een leerling

met autisme?

- Welke instrumenten kunnen we daarvoor goed gebruiken? (regulatiekaartjes voor

wie, wat waar, regels voor samenwerken)

Resultaat/Conclusie

Is er verbetering zichtbaar (met spelen op plein en na school)? Is het nuttig om

samenwerken in te zetten om de sociale interactie te verbeteren?

Onderzoeksstrategie: Globaal; bv ga je interviews afnemen of bepaalde metingen verrichten

etc. Moet globaal beschreven worden! Zie hiervoor het boek Ontwikkeling door onderzoek

(J. Onstenk et. al.)

Observaties doen (maar wat ga je observeren; hangt af van hoe je vriendschap gaat

definiëren!)

-sociogram afnemen

- interactiewijzer voor O invullen

- O zelf een gevoelsthermometer laten invullen: hoe ging het vandaag, wel wie heb ik

gespeeld, wat heb ik gedaan?

Page 66: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

66

- samenwerkingsvaardigheden in kaart brengen (eerste meting en tweede meting). Daarvoor

moet ik eerst een lijst opstellen van relevante samenwerkingsvaardigheden voor deze

leeftijd. Ik heb een lijst uit Coöperatief leren in het basisonderwijs.

Planning (ik weet eerlijk gezegd niet wat gebruikelijk is, wat haalbaar, hoe vaak ik moet

meten):

Januari: verder inlezen, aanwezig zijn bij gesprek met ouders en ambulant begeleider?

Theoretisch kader over autisme schrijven en over de specifieke onderwerpen

vriendschappen en samenwerken.

Februari: sociogram, samenwerkingsvaardigheden ‘selecteren’ en eerste metingen

(samenwerkingsvaardigheden en gevoelsthermometer O), interview met leerkrachten,

ouders, IB-er. Hoe ging het in groep 1-4? Met wie speelt O nu wel eens? Ook bij haar of een

ander thuis?

In de tussentijd werken aan samenwerkingsvaardigheden.

Maart: eind maart tweede meting? (Wat is goede timing, hoe vaak meten?)

April (en mei): gegevens verwerken eind mei moet het geheel af zijn!

Een vraag van mij is nog:

Zou ik ook nog iets moeten doen op het gebied van spel (bijvoorbeeld in de pauze), omdat

het uiteindelijk om spel/contact gaat. Of is dit te breed binnen het onderzoek? Daar gaat

mijn opmerking over mbt het definiëren van “vriendschap. Stel: O loopt nu altijd alleen op

de speelplaats (gemeten door observaties –videomateriaal) en na jouw interventies zie je

dat O toenadering zoekt bij klasgenoten of andersom dat klasgenoten toenadering zoeken

tot O dat heb je iets te pakken (ik weet nog niet wat maar er is kennelijk wel iets gebeurd).

Bronnen:

Boeken

Bruin, C. de. (2004). Geef me de 5 (druk 2). Doetinchem: Graviant.

Delfos, M.F. (2001). Een vreemde wereld (druk 9). Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Baltussen, M., Clijsen, A. & Leenders, Y. (2003). Leerlingen met autisme in de klas. Den Haag:

LNA

Förrer, M., Kenter, B. & Veenman, S. (2000). Coöperatief leren in het basisonderwijs.

Amersfoort: CPS.

Page 67: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

67

Förrer, M., Kenter, B., & Veenman, S. (2008) Coöperatief binnen passend basisonderwijs ( 2e

druk). Amersfoort: CPS.

Geurtsen, A. & Huyben, I. (2003). Toch op een gewone basisschool. Autistische

spectrumstoornissen in de klas. JSW. Jaargang 88, nummer 4.

Hoogeveen, P. & Winkels, J. (2009). Het didactische werkvormenboek. Assen: Van Gorcum.

Websites

www.landelijknetwerkautisme.nl, geraadpleegd op 29 november 2011

http://autisme.yurls.net/nl/page/645405, geraadpleegd op 2 december 2011

Scripties

Hermans, J. (2011). Autisme en coöperatief leren. Scriptie Master SEN van Fontys

Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg.

Berg, A. van den. (2011). Passend onderwijs en autisme. Een onderzoek naar het

welbevinden van kinderen met autisme in het reguliere basisonderwijs en in het SBO, met

het oog op Passend Onderwijs. Scriptie Christelijke Hogeschool Ede.

Page 68: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

68

onderzoeksplan en inhoudelijk begeleider

Het aanvraagformulier moet aan alle genoemde criteria voldoen.

Criteria

Voldaan Niet voldaan

1. De omvang van de opdracht is in overeenstemming met 10 EC

2. De uitvoering gebeurt in opdracht van een (externe) opdrachtgever

3. De opdracht ligt binnen het profiel van de leraar basisonderwijs

4. De opdracht kan zelfstandig worden uitgevoerd

5. Uitvoering van het onderzoek garandeert samenwerking binnen de school

6. Het probleem is eenduidig beschreven

7. De onderzoeksvragen zijn logisch afgeleid van de probleemstelling

8. De gekozen methodologie is adequaat

9. Het geplande onderzoek is haalbaar

10. Uit motivatie blijkt duidelijk welke leerdoelen de student wil bereiken

Je voorstel is in orde. Zie de bijgevoegde email van Wim van Beek

De inhoudelijk begeleider wordt: Zie bijgevoegde email van Bart de Haan

Je kunt met inhoudelijk begeleider contact opnemen om e.e.a. verder af te stemmen.

Succes!

Page 69: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

69

VERSIE 2 BIJGEWERKTE VERSIE VAN ONDERZOEKSAANVRAAG

Het onderzoek (werktitel)

Autisme in de klas – het effect van samenwerken op vriendschappen met klasgenoten

(voorlopig)

Probleembeschrijving:

Door de leerkrachten van de klas waar ik de tweede helft van dit jaar ga stagelopen werd

een onderwerp aangedragen voor een scriptieonderzoek. In de klas, groep 5, zit een

autistisch meisje. De groep is heel positief en de leerlingen zijn aardig voor elkaar. Toch valt

dit meisje er een beetje buiten met spelen, zowel op school als na schooltijd. Voor het

meisje X zelf en de klas wordt steeds duidelijker dat X anders is dan de anderen. In groep 1

t/m 4 was dit minder een probleem. Het zou in de hogere groepen steeds erger kunnen

worden, en dat wil je natuurlijk voorkomen. Wat zou je daaraan kunnen doen?

Kinderen met autisme kunnen zich onvoldoende inleven in de gedachten en gevoelens van

anderen (‘theory of mind’) (Baltussen, Clijsen & Leenders, 2003). Vriendschap sluiten is vaak

moeilijk voor kinderen met autisme. Ze willen wel, maar missen de intuïtie om de informele

regels in de omgang met anderen te begrijpen. De interactie met anderen is vaak

onvoorspelbaar, waardoor het samenspelen bedreigend is voor kinderen met autisme.

Het idee is om door in te zetten op samenwerken te kijken of dit een positief effect heeft op

het spel.

Zou het samenwerken in de klas drempelverlagend zijn om ook buiten de klas samen te

spelen?

Volgens Baltussen et al (2003) is samenwerkend leren een centraal element in de

ontwikkeling van kinderen. Een kind met autisme wil uit zichzelf vaak niet samenwerken

omdat dit veel moeite kost (o.a. door het gebrek aan inlevingsvermogen). Volgens de

auteurs zou een leerkracht juist het samenwerkend leren moeten inzetten om het kind

sterker en weerbaarder te maken op het gebied van sociale interactie.

Delfos (2001) noemt de basisschooltijd voor kinderen met autisme ook een ingrijpende en

angstige tijd. Er is weinig hulp op het gebied van sociale interactie, juist de kwetsbare plek.

Er is ook een verschil tussen de intellectuele en sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook

bevestigt zij wat ik hierboven al beschreef: hoe ouder een kind met autisme wordt, hoe

duidelijker het verschil met andere kinderen. Het wordt steeds moeilijker om mee te doen

met het spel. Dat komt doordat er bij de interactie met anderen bij het samenspelen een

hoog tempo van wisselingen in contact of perspectief bestaat.

Page 70: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

70

Hoe ik het samenwerken aanleer, weet ik nog niet precies. Ik moet de literatuur van

Coöperatief leren in het basisonderwijs nog bestuderen. Ik zal me hierin beperken tot het

stellen van eenvoudige regels. De regels zullen niet alleen instrumentele regels voor

samenwerking worden, maar ook regels die aansturen op interactiepatronen tussen 2 of

meer leerlingen.

De methode van Colette de Bruin, Geef me de 5, zou misschien bruikbaar zou kunnen zijn.

Daarmee wordt voor het kind visueel duidelijk gemaakt welke puzzelstukjes nodig zijn voor

een bepaalde taak, door middel van de vragen Wat, hoe wanneer, waar wie. Bijvoorbeeld:

wat = samenwerken. Hoe moet ik iets aan iemand vragen of iets zeggen. Waar: welke plek

kiezen we daarvoor? (bijvoorbeeld een vaste tafel). Etc.

Verder wil ik ook ‘leuke’ opdrachten invoeren, zodat de leerlingen plezier hebben met het

samenwerken. (Daar ligt de voedingsbodem voor vriendschap!)

Meten:

- De samenhang in groep, door middel van een sociogram (aan begin en eind).

- Een thermometer maken voor O, waarop zij kan aangeven hoe zij zich die dag voelde en

een schriftje waarin zij kort kan opschrijven met wie ze gespeeld of gewerkt heeft en hoe dat

ging (een week aan het begin en een week aan het eind?). Ik ga de PAD-kaarten bekijken die

in het speciaal onderwijs veel worden gebruikt om de emoties tot uitdrukking te brengen.

- Samenwerken leren > vaardigheden scoren (opmerking Wim van Beek: denk bv aan de

verschillende deelaspecten die bv genoemd worden binnen het coöperatief leren en die

“eenvoudig” meetbaar zijn middels observaties.)

- Pleinobservaties (daar vindt ook veel interactie plaats, daar ligt een van de problemen van

X.)

Ik moet mijn meetinstrument vooral richten op de vriendschappen.

Ik ga vooraf en na afloop na of er (weliswaar in een korte tijd) een intensivering is waar te

nemen van “vriendschap”.

Ik moet vriendschap daarvoor wel goed definiëren, ik zou het op verschillende niveaus

kunnen beschrijven:

- bv bij elkaar thuis gaan spelen

- samen naar huis lopen

- op de speelplaats elkaar opzoeken om te kletsen/spelen

Theorie

Naar aanleiding van een workshop van het Steunpunt autisme tijdens de studiedag van

InHolland heb ik geprobeerd praktisch toepasbare literatuur te vinden. Met mijn

onderzoeksdocent zal ik verder bepalen welke theorie ik bij mijn scriptie betrek.

Doel van onderzoek:

Page 71: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

71

Het doel van het onderzoek is om te kijken in hoeverre X een betere aansluiting kan vinden

met haar klasgenoten, zodat zij frequenter met hen kan spelen (zowel op school als

erbuiten). Ik wil dat onderzoeken door me te richten op samenwerken. Ik wil dus een

antwoord vinden op de vraag: bevordert samenwerking het spelen?

Als die vraag positief beantwoord wordt, kan dat X helpen in de toekomst. Bovendien kan de

uitkomst misschien ook nuttig zijn voor andere kinderen.

Als de vraag negatief beantwoord wordt, wil ik beschrijven waarom het niet werkte.

Hoofdonderzoeksvraag en deelvragen:

Hoofdvraag

Heeft samenwerken in de klas een positief effect op spelen met klasgenoten en bevordert

het vriendschappen?

Definitie van vriendschappen:

Ik denk dat ik hier de verwachtingen reëel moet houden: het zou al heel mooi zijn als X op

school met kinderen kan spelen, op het plein of bij een pauze die binnen wordt gehouden.

Daar is op dit moment lastig en het zou fijn zijn als hier verbetering in optreedt. Als er echt

vriendschappen ontstaan, waarbij ook thuis gespeeld wordt, zou dit natuurlijk helemaal

mooi zijn. (Opmerking Wim van Beek: en eenvoudig te meten! Hoe is het nu en hoe is het

straks?)

Deelvragen

Sociale interactie

- Hoe verloopt het contact tussen X en haar klasgenoten op dit moment? (spelen etc.)

- Hoe was dit in groep 1 t/m 4?

- Hoe zijn de sociale verhoudingen binnen de klas (sociogram)?

Samenwerken

- Welke samenwerkingsvaardigheden bezit X?

- Welke samenwerkingsvaardigheden moet X zich eigen maken?

- Welke samenwerkingsvaardigheden bezit de groep wel en niet?

- Welke samenwerkingsvaardigheden moet de klas bezitten om met X goed te kunnen

samenwerken?

- Wat wordt verstaan onder vriendschap (in relatie met autisme)

- Wat wordt verstaan onder spelen (in relatie met autisme)

Methode van aanleren

- Op welke manieren kun je samenwerken aanleren?

- Welke vaardigheden die nodig zijn voor samenwerken zijn moeilijk voor een leerling

met autisme?

Page 72: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

72

- Welke instrumenten kunnen we daarvoor goed gebruiken? (Regels voor

samenwerken)

Resultaat/Conclusie

Is er verbetering zichtbaar (met spelen op plein en na school)?

Is het nuttig om samenwerken in te zetten om de sociale interactie te verbeteren?

Hoe heeft X het ervaren (gewaardeerd)?

Onderzoeksstrategie:

Observaties doen > uiteraard bij samenwerkingsactiviteiten, maar ook: wat gebeurt er op

het plein of in andere vrije situaties? (Is X alleen, zoekt ze contact, zoeken anderen contact

met haar, is er een interventie van de leerkracht?)

-sociogram afnemen, eventueel interactiewijzer invullen

- X zelf een evaluatie-instrument laten invullen: hoe ging het vandaag, wel wie heb ik

gespeeld, wat heb ik gedaan? PAD-kaarten voor emoties.

- samenwerkingsvaardigheden in kaart brengen (eerste meting en tweede meting). Daarvoor

moet ik eerst een lijst opstellen van relevante samenwerkingsvaardigheden voor deze

leeftijd. Ik heb een lijst uit Coöperatief leren in het basisonderwijs.

Planning:

Januari: verder inlezen, aanwezig zijn bij gesprek met ouders en ambulant begeleider?

Februari: sociogram, samenwerkingsvaardigheden ‘selecteren’ en eerste metingen

(samenwerkingsvaardigheden en gevoelsthermometer O), gesprekken met leerkrachten,

ouders, IB-er. Hoe ging het in groep 1-4? Met wie speelt X nu wel eens? Ook bij haar of een

ander thuis?

Theoretisch kader over autisme schrijven en over de specifieke onderwerpen

vriendschappen en samenwerken.

In de tussentijd werken aan samenwerkingsvaardigheden.

Maart: eind maart tweede meting? (Wat is goede timing, hoe vaak meten?)

April: gegevens verwerken, scriptie in ver gevorderd stadium.

Mei: alles verwerken in scriptie. Eind mei moet alles af zijn!

Bronnen:

Boeken

Bruin, C. de. (2004). Geef me de 5 (druk 2). Doetinchem: Graviant.

Delfos, M.F. (2001). Een vreemde wereld (druk 9). Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Page 73: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

73

Baltussen, M., Clijsen, A. & Leenders, Y. (2003). Leerlingen met autisme in de klas. Den Haag:

LNA

Förrer, M., Kenter, B. & Veenman, S. (2000). Coöperatief leren in het basisonderwijs.

Amersfoort: CPS.

Förrer, M., Kenter, B., & Veenman, S. (2008) Coöperatief binnen passend basisonderwijs ( 2e

druk). Amersfoort: CPS.

Geurtsen, A. & Huyben, I. (2003). Toch op een gewone basisschool. Autistische

spectrumstoornissen in de klas. JSW. Jaargang 88, nummer 4.

Hoogeveen, P. & Winkels, J. (2009). Het didactische werkvormenboek. Assen: Van Gorcum.

Websites

www.landelijknetwerkautisme.nl, geraadpleegd op 29 november 2011

http://autisme.yurls.net/nl/page/645405, geraadpleegd op 2 december 2011

Scripties om me in te lezen

Hermans, J. (2011). Autisme en coöperatief leren. Scriptie Master SEN van Fontys

Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg.

Berg, A. van den. (2011). Passend onderwijs en autisme. Een onderzoek naar het

welbevinden van kinderen met autisme in het reguliere basisonderwijs en in het SBO, met

het oog op Passend Onderwijs. Scriptie Christelijke Hogeschool Ede.

Film over cooperatief leren

http://www.leraar24.nl/video/3132

Page 74: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

74

Onderzoeksplan en inhoudelijk begeleider

Het aanvraagformulier moet aan alle genoemde criteria voldoen.

Criteria

Voldaan Niet voldaan

1. De omvang van de opdracht is in overeenstemming met 10 EC

2. De uitvoering gebeurt in opdracht van een (externe) opdrachtgever

3. De opdracht ligt binnen het profiel van de leraar basisonderwijs

4. De opdracht kan zelfstandig worden uitgevoerd

5. Uitvoering van het onderzoek garandeert samenwerking binnen de school

6. Het probleem is eenduidig beschreven

7. De onderzoeksvragen zijn logisch afgeleid van de probleemstelling

8. De gekozen methodologie is adequaat

9. Het geplande onderzoek is haalbaar

10. Uit motivatie blijkt duidelijk welke leerdoelen de student wil bereiken

Je voorstel is in orde. Zie de bijgevoegde email van Wim van Beek

De inhoudelijk begeleider wordt: Zie bijgevoegde email van Bart de Haan

Je kunt met inhoudelijk begeleider contact opnemen om e.e.a. verder af te stemmen.

Succes!

Page 75: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

75

BIJLAGE 2 - CLASSIFICATIE AUTISTISCHE STOORNIS (DSM IV)

In de onderstaande tabel staat welke criteria de DSM-IV hanteert voor de autistische

stoornis (vrij naar Lieshout, 2009).

Er moet aan een totaal van 6 of meer criteria voldaan worden, met ten minste 2 symptomen

uit categorie 1, één symptoom uit 2 en één symptoom uit 3.

1. Kwalitatieve tekortkomingen in sociale interactie

- Opvallende tekortkomingen in het gebruik van verschillende vormen van non-verbaal

gedrag, zoals oogcontact, gelaatsuitdrukking, lichaamshoudingen en gebaren om de sociale

interactie te bepalen.

- Onvermogen om met leeftijdsgenoten tot relaties te komen, die passen bij het

ontwikkelingsniveau.

- Tekort in het spontaan proberen met anderen plezier, bezigheden of prestaties te delen.

- Afwezigheid van sociale of emotionele wederkerigheid.

2. Kwalitatieve tekortkoming in communicatie

- Achterstand in of volledige afwezigheid van de ontwikkeling van de gesproken taal (niet

samengaand met een poging dit te compenseren met alternatieve communicatiemiddelen

zoals gebaren of mimiek).

- Als er wel sprake is van adequate spraakontwikkeling zijn er duidelijke beperkingen in het

vermogen een gesprek met anderen te beginnen of te onderhouden.

- Stereotiep en herhaald taalgebruik of eigenaardig taalgebruik.

- Afwezigheid van gevarieerd spontaan fantasiespel of sociaal imitatiespel, passend bij het

ontwikkelingsniveau.

3. Beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten

- Sterke preoccupatie met één of meer stereotiepe en beperkte patronen van belangstelling

die abnormaal is ofwel in intensiteit ofwel in richting.

- Duidelijk rigide vastzitten aan specifieke, niet-functionele routines of rituelen.

- Stereotiepe en zich herhalende motorische maniërisme, bijvoorbeeld fladderen met de

armen.

- Voortdurende preoccupatie met delen van voorwerpen.

Naast de in de bovenstaande tabel genoemde kenmerken kan de diagnose autisme ook

worden gesteld als voor de leeftijd van 3 jaar vertraging in ontwikkeling of abnormaal

functioneren op het gebied van sociale interactie, sociaal taalgebruik of functioneel en

symbolisch spel (fantasiespel) is opgetreden (Lieshout, 2009).

Page 76: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

76

BIJLAGE 3 - OVERZICHT VAARDIGHEDEN COÖPERATIEF LEREN

(Förrer, Kenter, & Veenman, 2000)

Basisvaardigheden Voortgezette vaardigheden Vaardigheden voor gevorderde

groepen

- elkaars naam gebruiken

- elkaar aankijken tijdens

het praten

- vriendelijk op elkaar

reageren

- elkaar gelegenheid geven

mee te doen

- een inbreng durven

hebben

- zo duidelijk praten dat

anderen je kunnen

verstaan

- meewerken aan de

groepsopdracht

- luisteren naar elkaar

- elkaar uit laten praten

- de inbreng van een ander

accepteren

- bij je groepje blijven

- rustig praten en werken

- materiaal met elkaar

delen

- om de beurt praten

- aan de taak doorwerken

tot deze af is

- vragen stellen aan elkaar

- reageren op wat een ander

zegt

- af en toe herhalen wat

iemand zegt

- elkaar vragen hardop te

denken

- elkaar aanmoedigen mee

te doen

- elkaar een complimentje

geven

- ondersteunende

opmerkingen maken

- met alle groepsleden

samenwerken

- elkaar aanbieden iets uit

te leggen

- hulp vragen aan een ander

- elkaar helpen zonder voor

te zeggen

- het werk plannen

- richting geven aan de

uitvoering van de taak

- af en toe de voortgang

samenvatten

- elkaar herinneren aan de

opdracht

- je in het standpunt van

een ander verplaatsen

- verschil van mening

accepteren

- ook op langere termijn

een goede relatie

behouden

- overeenstemming met

elkaar bereiken

- kritiek formuleren op

ideeën, niet op personen

- met elkaar problemen

oplossen

- op een vriendelijke

manier zeggen dat je het

ergens niet mee eens bent

- verschillende ideeën

integreren

- ideeën verder uitbouwen

- de groep stimuleren,

motiveren

Page 77: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

77

BIJLAGE 4 - ROLLEN BINNEN COÖPERATIEF LEREN

Sociale rollen zijn taken die je de leerlingen tijdens een bepaalde taak of gedurende een

bepaalde periode kunt geven. De leerkracht kiest rollen uit die passen bij de opdracht of

taak. Hij verdeelt deze taken binnen een groepje van meestal vier kinderen.

Enkele voorbeelden van rollen zijn: tijdbewaker, beurtverdeler, schrijver/verslaggever,

materiaalbaas, stiltekapitein en aanmoediger. Door gebruik te maken van de rollen worden

de kinderen medeverantwoordelijk gemaakt voor hun leerproces en voor een goed verloop

van de samenwerking. De leerkracht evalueert aan het eind van een taak hoe de uitvoering

van de verschillende rollen verliep.

Hieronder noem geef ik een paar voorbeelden van sociale rollen die je kunt inzetten bij het

coöperatief leren. Förrer, Kenter, & Veenman (2000) hebben rollenkaartjes gemaakt met

een tekening erbij. Hieronder geef ik letterlijk de tekst weer, zonder illustraties.

Materiaalbaas

•Je let goed op welke materialen jullie nodig hebben en waar je ze kunt halen.

•je haalt de materialen snel op zodat je groep aan het werk kan.

•Als tijdens het werk nog materiaal nodig is, mag jij alleen dat gaan halen.

*Als het werk klaar is lever je het werk in bij de leraar en ruim je de materialen die jullie hebben

gebruikt op.

Tafelbaas

•Je zorgt dat je weet hoe de tafels moeten staan.

•Je geeft je groepsgenoten aanwijzingen voor het plaatsen van de tafels

*Je zorgt ervoor dat dit snel en zachtjes gebeurt.

Stiltekapitein

•Je houdt in de gaten of je groepsgenoten niet te hard praten.

•Als de groep te hard praat, zeg je bijvoorbeeld: 'We moeten iets zachter praten´

•Als jouw groep last heeft van een andere groep mag jij hen waarschuwen en vragen wat zachter

te doen.

Schrijver

•Zorg ervoor dat je pen en papier voor je hebt.

•Als de groep een antwoord geeft, vraag dan of iedereen het ermee eens is.

•Schrijf het antwoord van je groep goed leesbaar op.

Tijdbewaker

•Je zorgt ervoor dat je de klok kunt zien of een horloge hebt.

•Je vertelt aan het begin van de opdracht hoeveel tijd jullie hiervoor hebben.

•Wanneer de groep erg lang bij een vraag blijft hangen waarschuw je, bijvoorbeeld door te

zeggen: ‘We moeten aan de volgende vraag beginnen, anders krijgen we het niet af.’

•Af en toe vertel je je groep hoeveel tijd er nog over is.

•Je geeft aan wanneer de tijd bijna voorbij is en jullie echt moeten stoppen.

(Förrer, Kenter, & Veenman, 2000)

Page 78: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

78

BIJLAGE 5 – SOCIOGRAM VAN NOVEMBER 2011 EN APRIL 2012

November 2011

Page 79: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

79

April 2012

Page 80: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

80

BIJLAGE 6 - OBSERVATIE SOCIALE VAARDIGHEDEN COÖPERATIEF LEREN - MAART 2012

Basisvaardigheden De klas (in elk

geval

meerderheid)

X

elkaars naam gebruiken

elkaar aankijken tijdens het praten

vriendelijk op elkaar reageren x (Maar mag

meer)

elkaar gelegenheid geven mee te doen Niet iedereen x

inbreng durven hebben x Mag meer

zo duidelijk praten dat anderen je kunnen verstaan x x

meewerken aan de groepsopdracht Niet iedereen x

luisteren naar elkaar x x

elkaar uit laten praten

de inbreng van een ander accepteren Niet iedereen

bij je groepje blijven Niet iedereen

rustig praten en werken Nog moeilijk

materiaal met elkaar delen Nvt (nog niet)

om de beurt praten

aan de taak doorwerken tot deze af is x x

Voortgezette vaardigheden

vragen stellen aan elkaar

reageren op wat een ander zegt

af en toe herhalen wat iemand zegt

elkaar vragen hardop denken

elkaar aanmoedigen mee te doen

elkaar een complimentje geven

ondersteunende opmerkingen geven

met alle groepsleden samenwerken

elkaar aanbieden iets uit te leggen Regelmatig Regelmatig

hulp vragen aan een ander Soms

elkaar helpen zonder voor te zeggen

het werk plannen Soms

richting geven aan de uitvoering van een taak

af en toe de voortgang samenvatten

elkaar herinneren aan de opdracht

Page 81: AUTISME EN COÖPERATIEF LEREN - leernetwerkeducatie.nl€¦ · gastvrije ontvangst op jullie fijne school, jullie hulp en vertrouwen. In het bijzonder mijn mentoren Clementine en

81

BIJLAGE 7 - OBSERVATIE SOCIALE VAARDIGHEDEN COÖPERATIEF LEREN – EIND APRIL

2012

Basisvaardigheden De klas (in elk

geval

meerderheid)

X

elkaars naam gebruiken x x

elkaar aankijken tijdens het praten Soms Soms

vriendelijk op elkaar reageren Kan nog beter Kan nog beter

elkaar gelegenheid geven mee te doen Niet iedereen x

inbreng durven hebben x Kan nog beter

zo duidelijk praten dat anderen je kunnen verstaan x x

meewerken aan de groepsopdracht Niet iedereen x

luisteren naar elkaar x x

elkaar uit laten praten

de inbreng van een ander accepteren Niet iedereen

bij je groepje blijven Niet iedereen x

rustig praten en werken Nog moeilijk x

materiaal met elkaar delen x x

om de beurt praten

aan de taak doorwerken tot deze af is x x

Voortgezette vaardigheden

vragen stellen aan elkaar

reageren op wat een ander zegt x x

af en toe herhalen wat iemand zegt

elkaars vragen hardop denken

elkaar aanmoedigen mee te doen

elkaar een complimentje geven

ondersteunende opmerkingen geven

met alle groepsleden samenwerken

elkaar aanbieden iets uit te leggen x x

hulp vragen aan een ander Soms

elkaar helpen zonder voor te zeggen

het werk plannen Soms

richting geven aan de uitvoering van een taak

af en toe de voortgang samenvatten

elkaar herinneren aan de opdracht Meer vertoond Meer vertoond